Speelatelier De Bakermat Kinderdagverblijf · Het werken met en de werkelijkheid van kinderen in...
Transcript of Speelatelier De Bakermat Kinderdagverblijf · Het werken met en de werkelijkheid van kinderen in...
Speelatelier
De Bakermat
Kinderdagverblijf
Pedagogisch Beleidsplan
deel 1 Beleid
1 juni 2019
Versie 5 april 2018
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 1 van 30
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind
Pedagogisch beleidsplan 2018-2019
Stichting Istia
KDV De Bakermat
Dr. Albert de Vries en Anja Lammers
versie 05.04.2018
ALBERT DE VRIES ONDERZOEK IN EIGEN WERK
gelieerd aan
Academie voor Ervarend Leren
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 2 van 30
Welkom
Graag willen we ouders, pedagogisch medewerkers, schoolleiders, medewerkers GGD en
anderen mee laten kijken in hoe we in het kinderdagverblijf aan het werk zijn en wat onze
achterliggende uitgangspunten, visie en waarden zijn.
De ontwikkelingen bij de overheid vragen van ons, dat we zichtbaar maken wat we doen. Dit
zichtbaar maken ondersteunt ook een proces van bewust worden en verbeteren. Dit document
vormt dan ook een basis om in de komende twee jaar het curriculum voor de interne opleiding
van pedagogisch medewerkers verder te ontwikkelen.
Wij wensen u veel leesplezier en staan open voor uw reacties, vragen en opmerkingen.
Ans Lodder, directeur Speelatelier De Bakermat, Arnhem
Annie Storm-Schoeren, directeur Stichting Istia, Uden
1. Introductie ............................................................................................................... 3
Deel I: Visie, kwaliteit, professionaliteit ............................................................................. 5
2. Onze positie in relatie tot maatschappelijke ontwikkelingen .................................. 5
3. Aansluiten ................................................................................................................ 8
4. Inleven ................................................................................................................... 10
5. Ontwikkelingsfasen van het kleine kind, doorgaande leerlijn en ononderbroken
ontwikkeling .......................................................................................................... 14
6. Interactie-vaardigheden ......................................................................................... 17
7. Gewoontes ............................................................................................................. 19
8. Toetsen .................................................................................................................. 22
9. Observatie-instrument / individuele handelingsimpuls / SLO-doelen .................. 24
10. Lerende werkomgeving / feedback in de situatie .................................................. 27
11. Reflectie, conclusie en perspectief ........................................................................ 28
12. Projectbeschrijving 2018-2019 .............................................................................. 30
Deel II: Werkplan
Deel III: Beleidsplan Veiligheid en Gezondheid
© Albert de Vries / Onderzoek in eigen werk. Dit document mag vrijelijk gekopieerd worden. U mag dit docu-
ment of delen hieruit gebruiken voor uw eigen beleidsplan. Bronvermelding vinden wij dan vanzelfsprekend.
Een bijdrage in de ontwikkelkosten stellen wij op prijs.
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 3 van 30
1. Introductie
Methode en werkwijze in dit beleidsplan
Het werken met en de werkelijkheid van kinderen in het kinderdagverblijf beschrijven we in
dit document op een concrete wijze, door vooral ons handelen te benoemen. De begrippen die
uit deze kinderwerkelijkheid spreken, worden geduid. Zo wordt het beleid afgelezen aan wat
er gebeurt in het werk en de werkelijkheid. Bottom-up.
We koppelen daarnaast ons beleid met de begrippen zoals die in het academisch kader en de
beleidstaal van de overheid worden gebruikt. Telkens terugkomende begrippen zijn daar de
door prof. M. Riksen-Walraven verwoordde vier doelen. Met het volgende figuur zal aange-
geven worden welk van de vier doelen in dat hoofdstuk aan de orde zijn.
1 2 3 4
Doelen Riksen-Walraven
Het beleid, zoals dat op deze manier bottom-up geformuleerd wordt, kan alleen ontwikkeld
worden, omdat onze pedagogisch medewerkers de vaardigheden hebben om op de werkvloer
aan te sluiten bij de ontdekkingsvreugde van het kleine kind en tegelijkertijd, vanuit een be-
wustwording, zich door dit beleid laten inspireren om meer te zien in de werkelijkheid en zo
dit beleid dagelijks in hun handelen weten te concretiseren.
In deze werkwijze wordt er dus vanuit gegaan dat het beleid er al is. Bewustwording helpt om
meer te gaan zien van wat er al is. Door aan te sluiten op wat er is wordt ervarend geleerd.
Andere, hiermee samenhangende, methodische punten van het ervarend leren zijn:
men leert van concrete beschrijvingen en door daarin naar het handelen te kijken;
men leert door zich zelf als deel van de situatie te zien;
men leert door te kijken naar het positieve, het gelukte, de potentie;
men leert door mee te bewegen, JA te zeggen en
ervarend leren is een avontuur1.
Het beleid, ook wel basishouding genoemd, vormt de verbindende schakel tussen de visie en
ons dagelijks handelen, de techniek. Naarmate beleid, visie en dagelijks handelen meer con-
gruent zijn, neemt de professionaliteit toe.
In de opbouw van de hoofdstukken komen de volgende elementen telkens terug:
- een voorbeeld / beschrijving van de werkelijkheid
- begripsvorming erover
- relatie van deze begrippen met de omschrijvingen zoals deze vanuit andere kaders be-
noemd worden en
- vaardigheden van de pedagogisch medewerkers.
Dit beleidsplan bestaat uit drie delen. In het eerste deel staan de algemenere beleidszaken uit-
gewerkt. In het tweede deel, het werkplan, staan de meer praktische zaken. In het derde deel
zijn de aspecten rond veiligheid en gezondheid uitgewerkt. Samen bestrijken ze alle gebieden
die wettelijk2 in een pedagogisch beleidsplan benoemd moeten zijn.
1 ‘Leren is ervaren. Al het andere is informatie en geen leren.’ Prof. G. Teuchert-Noodt (Eliant conferentie
28.11.2017) 2 Zie: Modelrapport dagopvang per 1 januari 2018
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 4 van 30
Het kind tot zijn of haar recht laten komen
Voor een duurzame maatschappij en een duurzame ontwikkeling van de maatschappij is het
van belang dat ieder kind als mens volledig tot zijn recht kan komen. Dat leidt tot mensen, die
vanuit hun mogelijkheden hun bijdrage aan het geheel van de maatschappij en de aarde leve-
ren, die creatief zijn, verantwoordelijkheid nemen, besluitvaardig zijn en zich inlevend ver-
binden met de ander. Voor de kinderopvang betekent dit dat we bij het kijken en omgaan met
het kind al uitgaan van die volheid en proberen die volheid tot ontplooiing te laten komen. Het
kind tot zijn recht laten komen begint met het goed kijken naar het wezen van het kind. De
wijsheid van, door en over de mens is geïnspireerd door antroposofische gezichtspunten. Die
helpen om te zien dat de mens zowel verstandelijke vermogens heeft alsook een intuïtief han-
delend wezen is. Het denken en voelen kunnen ten dienste staan van een handelen in vrijheid.
Een mens is bij zijn geboorte geen onbeschreven blad, maar brengt al z’n eigenheid, affinitei-
ten en vaardigheden met zich mee.
We dragen met dit document en het werken met kinderen bij aan de verdere ontwikkeling van
deze antroposofische gezichtspunten.
We kijken hier naar het kind vanuit het perspectief van de hele mens. Tevens kijken we naar
de pedagogisch medewerker. Dus dit beleidsplan heeft betrekking op mensen van alle leeftij-
den, ook al is het vaak specifiek geschreven voor de voorschoolse situatie van kinderen van 0-
4 jaar, of voor de vroegschoolse situatie van kinderen van 4-7 jaar.
Vrijheid van onderwijs, VVE-programma, SLO-doelen
‘De pedagogische doelen, zoals die nader zijn uitgelegd in de wet- en regelgeving dienen vol-
doende ruimte te bieden voor een eigen pedagogische inrichting zoals bijvoorbeeld vanuit een
antroposofische inslag.’3 Met deze beschrijving onderstreept de overheid de vrijheid van in-
richting van het onderwijs. Ons inziens is die vrijheid van inrichting cruciaal voor de grond-
wettelijk vastgestelde vrijheid van onderwijs. De pedagogische doelen zijn, zoals verderop in
dit document nader wordt uitgewerkt, algemeen menselijke doelen en daarmee bieden ze in-
derdaad die ruimte voor een eigen inrichting. Vanuit onze visie is het werken aan alle vier de
doelen elk moment van de dag met elkaar geïntegreerd en staan ze bijvoorbeeld niet achter
elkaar op het programma. Er wordt bijvoorbeeld zo gesproken met het kind, dat het zich veilig
voelt, gerespecteerd voelt, passend bij de leeftijd uitgedaagd wordt, in de bejegening normen
ervaart en ook nog eens zijn woordenschat kan verrijken. Tot de eigen inrichting hoort voor
ons dan ook dat er niet met leerprogramma’s gewerkt wordt.4 De inzet, die inhoudelijk verge-
lijkbaar is met die van een programma voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE), is dan
ook niet beperkt tot 12 of 16 uur per week, maar is integraal onderdeel van alle activiteiten. In
deel II, het werkplan, staat beschreven hoe de doelen die door de Stichting Leerplan Ontwik-
keling (SLO) ontwikkeld zijn voor het moment van overgang van voorschools naar vroeg-
schools gebruikt worden in het kindvolgsysteem.
3 Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang. Besluit kwaliteit kinderopvang, artikel 2 en artikel 11 (per 1 januari
2018) 4 Dit sluit aan bij de mogelijkheid die in de wet genoemd wordt in de § Voorschools programma: ‘In de voor-
schoolse educatie is een programma vereist waarin de ontwikkeling van kinderen op het gebied van taal, reke-
nen, motoriek, en de sociaal-emotionele ontwikkeling, gestructureerd en samenhangend wordt gestimuleerd.
Indien er niet met een vve-programma wordt gewerkt, dient aangetoond te worden dat er systematisch en samen-
hangend wordt gewerkt aan de hierboven genoemde ontwikkelingsgebieden.’
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 5 van 30
Deel I: Visie, kwaliteit, professionaliteit
2. Onze positie in relatie tot maatschappelijke ontwikkelingen
1 2 3 4
Doelen Riksen-Walraven
Visie nemen wij als de beschrijving van de bijdrage die de organisatie aan de maatschappij te
bieden heeft. Vandaar dat we eerst beginnen met wat we als potentie zien in de ontwikkelin-
gen die maatschappelijk, op het vlak waar de organisatie actief is, gaande zijn.
Inspanningsverplichting
Voor de algehele ontwikkeling van het kind en voor het kunnen deelnemen in de maatschap-
pij is het beheersen van taal- en rekenvaardigheden basaal. De overheid maakt zich hierover
zorgen en heeft vanuit die zorg wetten en regelgeving opgesteld.
Zo stelt per 1 januari 2018 de overheid in de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang
(IKK)5: ‘De verschillende aspecten van verantwoorde kinderopvang vragen niet om een be-
paald resultaat te bereiken in de ontwikkeling van een kind, maar om een bepaalde inspan-
ning te leveren, bijvoorbeeld het stimuleren van de sociale vaardigheden van een kind.’ De
Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) gaat mee in deze ontwikkeling en verschuift voor het
KDV vanaf 2018 van beheersingsdoelen (‘de leerling kan …’) naar aanbodsdoelen (‘ontdek-
ken en ervaren van …’). De beheersingsdoelen worden gebruikt als oriëntatie voor de inspan-
ningsverplichting. De SLO formuleert de doelen nog concreet, zoals: ‘Het kind heeft een ac-
tieve woordenschat van gemiddeld 2.000 woorden.’. Bij de concretisering voor de voor-
schoolse situatie wordt dit doel als inspanningsverplichting uitgewerkt : ‘Door tijdens uw ei-
gen handelingen zo veel mogelijk hardop te verwoorden wat u doet en ziet, kan elke routine of
activiteit gebruikt worden om te werken aan woordenschatontwikkeling.’. Ook de program-
ma’s voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) blijken vooral over inrichting en inspan-
ningsverplichting te gaan en minder over doelen. In het ‘Veldinstrument observatie pedagogi-
sche praktijk 0-4 jaar’6 staat bij elk item als de inzet van de pedagogisch medewerker be-
noemd: ‘De beroepskrachten handelen / bespreken / sluiten aan / ….’.
Eigenheid opvang baby, dreumes en peuter
In het kader van de nieuwe Wet IKK heeft het Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK) een
document uitgebracht7, waarin voor de vier beleidsdoelen die in de wet IKK worden ge-
noemd8 een pedagogisch leerplan op hoofdlijnen wordt uitgewerkt. Een paar maanden later
5 Besluit kwaliteit kinderopvang, artikel 2 en artikel 11 (per 1 januari 2018)
6 Utrecht, 2014; GGD GOR Nederland & NJI.
7 R. Fukkink (red.) (2017): Pedagogisch curriculum voor het jonge kind in de kinderopvang. BKK, Utrecht.
8 Deze zijn door prof. M. Riksen-Walraven zo geformuleerd en overgenomen in de wet. De vier doelen zijn:
Het bieden van emotionele veiligheid.
Het bevorderen van de persoonlijke competentie.
Het bevorderen van de sociale competentie.
Het bevorderen van de morele competentie, de overdracht van normen en waarden.
Overigens is opvallend is dat dit geen doelformuleringen zijn, maar formuleringen van een inzet.
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 6 van 30
publiceert het BKK een aanvullend document9 waarin vooral een pleidooi wordt gehouden
om de Kinderopvang niet te schools te maken. ‘Het is Van Rozendaal bijvoorbeeld een doorn
in het oog dat het onderwijs nogal eenzijdig de nadruk legt op taal- en rekenvaardigheden.
Door daar op te hameren leren kinderen juist niet optimaal. In het onderwijs mag best wat
pedagogische vernieuwing plaatsvinden. Het curriculum kan daar een rol in spelen door de
didactische en pedagogische werelden van onderwijs en kinderopvang met elkaar te verbin-
den. Dat kan ook weer leiden tot nieuwe pedagogische inzichten in hoe kinderen zich ontwik-
kelen. Zo kan het pedagogisch curriculum helpen de oude kleuterschool terug te veroveren op
het onderwijs, een ideaal van Kindcentra 2020. Het gaat ons hier niet om fysiek veroveren,
maar we zien graag dat in het onderwijs voor 4- en 5-jarigen het besef doordringt dat ontwik-
kelingsgericht werken voor deze leeftijdsgroep leidend moet zijn.’
Vat vullen of vuur ontsteken
Ondanks alle interventies van de overheid van de afgelopen twintig á dertig jaar op het vlak
van taal en rekenen dalen de scores op de internationale toetsen eerder dan dat ze stijgen. Eén
van die interventies is de VVE. VVE-programma’s zijn geregistreerd en erkend en tegelijker-
tijd wordt de effectiviteit ervan soms betwijfeld, soms bevestigd, in ieder geval blijken er al-
lerlei, deels externe, factoren een rol te spelen bij het doen welslagen van die programma’s10
.
Wat zou er kunnen spelen dat ondanks alle inzet er bij leerlingen die hun schoolloopbaan af-
ronden, zo weinig effect is?
Ons vermoeden is, dat men in de politiek elk probleem, dat gesignaleerd wordt, ook wil op-
lossen. Vanuit deze maakbaarheidsoptiek krijgt de opvatting dat onderwijs een vat vullen is al
snel de overhand. De ervaring van de afgelopen jaren laat echter zien dat dat niet zo werkt.
Er zijn altijd peuter- en kleuterleidsters geweest, die in staat waren met hun enthousiasme het
vuur te ontsteken bij de kinderen. De overdraagbaarheid van hun werkwijze aan collega’s, aan
ouders en aan de overheid, als financier en kwaliteitsbewaker van kinderopvang en peuterop-
vang, blijkt tot nu toe niet voldoende te zijn om voldoende tegenwicht te bieden aan de be-
heers- en controlemaatregelen van de overheid.
De vraag of onderwijs “een vat vullen of het vuur ontsteken11
” is, lijkt echter de tegenstelling
alleen maar aan te wakkeren. Kan dit dilemma misschien ook worden vermeden? Onze inzet
is om de tegenstelling, door te kijken naar het kind, te overstijgen.
Ontdekkingsvreugde en impuls tot leren
Wat ons telkens weer opvalt, is de ontdekkingsvreugde en impuls tot leren van ieder kind. Het
vuur is al aan! Zowel kinderopvang als onderwijs hoeven slechts aan te sluiten op deze ont-
dekkingsvreugde en impuls tot leren. We hoeven deze alleen maar te ondersteunen en aan te
moedigen en er voor oppassen om ze tot stilstand te brengen of zelfs af te breken! Aansluiten
bij de inzet van het kind; niet het kind willen overrulen met onze inhouden of enthousiasme.
Dit vraagt in ieder geval aandacht om een veilige omgeving voor het kind in te richten. Wan-
neer de omgeving uitnodigend of zelfs uitdagend is, kunnen kinderen hun ontdekkingsvreug-
de en impuls tot leren uitleven. Het kinderen die kans bieden en waarderen in hun ontdek-
9 P. Slot, P. Notten & G. van Roozendaal (2017): Pedagogisch curriculum in perspectief. BKK, Utrecht.
10 zie: Geert Driessen, (2016): ‘Evidence-based VVE?’; Fukkink, Jilink en Oostdam (2015): Met de blik op de
toekomst: een meta-analyse van studies uit de. 21e eeuw naar effecten van vve op de ontwikkeling van kinderen
in Nederland. Hogeschool van Amsterdam.; Veen en Leseman (2016): Resultaten van analyses op het Pre-Cool
cohort. 11
Herakleitos (± 540-480 v. Chr.)
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 7 van 30
kingsvreugde en impuls tot leren is een belangrijk aspect voor een veilige leeromgeving. In
plaats van (programma-)gestuurd dingen aan te leren, krijgen kinderen de kans om ervaringen
op te doen waaraan ze zich ontwikkelen en waarvan ze leren.12
Een uitnodigende en uitdagende omgeving wordt, naast een verzorgde fysieke ruimte, vooral
vormgegeven door de activiteiten van de pedagogische medewerkers.
Conclusie
De concretisering van de door de overheid genoemde inspanningsverplichting is wat ons be-
treft het inrichten van een uitnodigende en uitdagende omgeving. Deze inspanningsverplich-
ting is ons inziens niet iets wat bij gebrek aan toetsbaarheid benoemd wordt, maar is richting-
gevend voor de toekomst van verantwoorde kinderopvang.
12
S. Goorhuis (2014): Taalontwikkeling bij het jonge kind. https://wij-leren.nl/jonge-kind-taal.php
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 8 van 30
3. Aansluiten
1 2 3 4
Doelen Riksen-Walraven
Het kleine kind en de ontdekkingsvreugde van dat kleine kind wordt door ons centraal gesteld
door daarbij aan te sluiten. ‘Aansluiten’ is één van de centrale begrippen die in ons beleid
steeds naar voren komt. Wat is dat, aansluiten? Hoe doe je dat als pedagogisch medewerker?
Voorbeeld
A-klank
Een meisje van negen maanden komt op de arm van mama mee op weg naar huis. Juffie is
met iemand in gesprek. Het kindje kijkt naar de mond van juffie en beweegt haar mondje,
haar handjes kringelen op de arm van mama. Juffie kijkt naar het meisje. Het meisje maakt
een A-klank. Juffie maakt een A-klank, maakt die sterker en zwakker, speelt er mee. Met haar
oogjes en mondje doet het meisje mee.
We zien hier de juffie aansluiten op wat het kind al aan het doen is. Vanuit haar vakkennis en
vaardigheid ziet ze wat het kind doet en weet ze hoe ze dat ‘thema’ kan uitbouwen. Ze sluit
aan bij het kind en het kind voelt zich thuis.
Aansluiten
Aansluiten is dus zowel meebewegen en meedoen met de ander als tegelijkertijd een eigen
inbreng hebben. Dit is het algemene principe. Voor 0- tot 7-jarigen geldt specifiek dat zij
vooral in hun eigen wereld zijn. Ze kijken niet, van buitenaf, naar wat er gebeurt, ze zijn in de
situatie, beleven die mee, nemen er deel aan. Vanaf het zevende levensjaar ontwikkelen ze
steeds meer een zekere afstand tot de dingen, waarmee ze geconfronteerd worden. Aansluiten
bij kinderen van 0-4 jaar vereist van de pedagogisch medewerkers, dat zij aansluiten en mee-
doen in de wereld van het kind. Er moet voor worden gewaakt, dat het kind op (te) jonge leef-
tijd door pedagogische interventies toeschouwer wordt van de wereld om zich heen.
Opruimen
De kinderen hebben net gespeeld. De pedagogisch medewerker ruimt zelf op en zingt tegelij-
kertijd: ‘De blokken gaan in de mand, de baby’s in hun bed, de pannen in de kast, de auto’s
op de plank, de lappen in de mand.………’. De kinderen doen mee.
Tegen de kinderen wordt niet gezegd: ‘Kinderen nu moet er worden opgeruimd’, of ‘Kinderen
het is tijd om op te ruimen’. Door zoiets te zeggen wordt er voor het kind afstand gecreëerd
tot iets, wat er nog niet is. Er wordt ook niet gezegd: ‘Stop nu met spelen.’ Daarmee wordt het
kind geremd en geblokkeerd, er wordt geen alternatief aangeboden, er verschijnt een niets,
een gat.
Al zingend en doende laat de pedagogisch medewerker het nieuwe aanwezig zijn. Kinderen
doen vanzelf mee in die nieuwe wereld van het opruimen.
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 9 van 30
Wat betekent dit aansluiten voor de pedagogisch medewerker?
Zolang het initiatief van het kind uitgaat, is de pedagogisch medewerker in staat om mee te
doen en mee te bewegen. Zij analyseert niet (van buitenaf), wat er aan de hand is, en kiest
voor een bepaalde interventie vanuit haar handelingenrepertoire. Wanneer het initiatief bij de
pedagogisch medewerker ligt, schat ze in wat er aan de orde is en acteert zij, waarbij in haar
doen en laten ‘een ergens in zijn’ tot uitdrukking komt. Bij beide bewegingen is aan de orde
dat de pedagogisch medewerker in het moment zelf ziet wat aan de orde is en wat de effecten
van haar handelen zijn, zodat ze kan bijsturen. Geplande en geprotocolleerde schoolse op-
drachten vormen niet de gereedschapskist, die zij achter de hand houdt.
Het kijken en het tegelijkertijd erin zijn, is een vaardigheid die men zich met ‘ervarend leren’
eigen kan maken13
. Voor deze kunstzinnige werkvorm is het vanzelfsprekend ondersteunend
om ook daadwerkelijk kunst te beoefenen. (Improvisatie-)theater en zang zijn bijvoorbeeld
kunstvormen die in deze beroepsgroep als vaardigheid worden toegepast.
Een speciale vorm van theater is ook het spel dat de pedagogisch medewerker met een kabou-
ter opvoert: er wordt wel gesproken, maar juffie spreekt voor de kabouter, zegt wat de kabou-
ter ziet en opvalt. Dit is iets anders dan wanneer juffie rechtstreeks tot de kinderen spreekt.
Door Riksen-Walraven verwoord
In de wetgeving14
staan als eerste twee doelen geformuleerd:
‘In het kader van het bieden van verantwoorde kinderopvang, draagt de kinderopvangonder-
nemer er in ieder geval zorg voor dat, rekening houdend met de ontwikkelingsfase waarin kin-
deren zich bevinden op een sensitieve en responsieve manier met kinderen wordt omgegaan,
respect voor de autonomie van kinderen wordt getoond en grenzen worden gesteld aan en
structuur wordt geboden voor het gedrag van kinderen, zodat kinderen zich emotioneel veilig
en geborgen kunnen voelen.
En kinderen worden spelenderwijs uitgedaagd in het ontwikkelen van hun motorische vaar-
digheden, cognitieve vaardigheden, taalvaardigheden en creatieve vaardigheden, teneinde
kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger te functioneren in een veranderende omge-
ving.’
Conclusie
Juist het koppelen van de begrippen ‘sensitief’ en ‘responsief’ maakt het tot ‘aansluiten’ met
respect voor de autonomie van het kind. Het aansluiten kan vooral omdat de kinderen tot actie
worden uitgenodigd in en met een passende rijke omgeving, zowel in plaats als in tijd. Met
die omgeving wordt een structuur gecreëerd als uitnodigende ruimte en daarmee begrenzend,
zonder te blokkeren.
13
A. de Vries (2004): Onderzoek in eigen werk. Ervaringsleren cultiveren. Eburon, Delft. 14
Wet IKK. Besluit kwaliteit kinderopvang, artikel 2 en artikel 11 (per 1 januari 2018)
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 10 van 30
4. Inleven
1 2 3 4
Doelen Riksen-Walraven
Aansluiten wordt krachtig door dat te doen op basis van een inleven in de ander. Wat is dat,
inleven? Hoe doe je dat als pedagogisch medewerker?
De grote boog van de algemeen vormende opleiding tot aan een beroepsopleiding15
Naast de ontdekkingsvreugde en impuls tot leren is aan kleine kinderen ook dikwijls waar te
nemen hoe zij zich gemakkelijk inleven en vanaf dat moment iemand anders zijn: ‘Dan was
jij vader en ik was het hondje dat niet mee wilde.’ Alledaagse voorwerpen veranderen in
vliegtuigen, boten, huizen etc.. Het kind tekent een streepje en zegt: ‘Kijk, dit is de muis’. Of
het speelt met blokken en vergeet tijdens het spelen de omgeving, begint in zichzelf te praten
en fantaseert een heel verhaal. Kleine kinderen beschikken over grote verbeeldingskracht.
Kleine kinderen zijn als het ware in de dingen.
Met het ouder worden neemt dit vanzelfsprekende vermogen ‘erin te zijn’ af. Het verliezen
van de vanzelfsprekende verbinding met de wereld, het afnemen van het verbeeldingsver-
mogen en de fantasiekracht maken een soort sprong rond het negende en tiende jaar16
. Zomaar
opeens kan het kind beleven dat de wereld kaal is. Het kan ook niet meer tekenen, want ‘het
lijkt er niet op’. Vader en moeder ‘hebben een hekel aan hem’, het kind is eenzaam. Het wordt
opstandig, dwars en zet vraagtekens bij de autoriteit van de ouders. Kinderen kunnen al eerder
natuurlijk ook eens brutaal zijn en niet ieder kind wordt op die leeftijd brutaal; sommige kin-
deren worden juist stiller. Zo zijn er altijd wel individuele verschillen.
Deze afname van het vanzelfsprekende inlevingsvermogen is een natuurlijk proces. Voor het
creatief, constructief en verantwoordelijk kunnen deelnemen in de maatschappij is het echter
een vereiste dat de volwassene, naast taal- en rekenvaardigheden, op een vrije manier weer
over dat inlevingsvermogen kan beschikken. Het is voor het onderwijs, zeker voor het laatste
deel van het basisonderwijs en voor het voortgezet onderwijs, dan ook de uitdaging om het
inlevingsvermogen als een vrij vermogen te wekken en aan te spreken. Met het bewust ‘leren
inleven’ oefenen kinderen het instrument om zich te verbinden met de werkelijkheid.
Perspectief voor de kinderopvang
Voor de opvang van baby’s, dreumesen, peuters en kleuters is het een uitdaging om dit na-
tuurlijke proces van afname niet te versnellen, door bijvoorbeeld een te intellectuele, schoolse
benadering, maar het inlevingsvermogen zo lang mogelijk te koesteren.
Door Riksen-Walraven verwoord
In de wetgeving staat als vierde doel geformuleerd:
‘Kinderen worden gestimuleerd om op een open manier kennis te maken met de algemeen
aanvaarde waarden en normen in de samenleving met het oog op een respectvolle omgang
15
Delen van deze paragraaf zijn ontleend aan: A. Machiel (1998): Inlevend leren – leren inleven. Stichting On-
derzoek je eigen werk, Arnhem. Te downloaden via www.academievoorervarendleren.nl 16 B.J.C. Lievegoed (19..): Ontwikkelingsfasen van het kind. Uitgeverij Vrij Geestesleven - Zeist.
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 11 van 30
met anderen en een actieve participatie in de maatschappij.’
De waarden en normen worden door de pedagogisch medewerkers voorgeleefd. De kinderen
maken die waarden en normen zich eigen door de manier van doen van de pedagogisch me-
dewerkers na te bootsen, wat een vorm van inleven is.
Inleven en inlevend waarnemen
In hun spel laten de kinderen zien hoe ze zich inleven en de ander zijn. Onbewust worden ze
zo de ander gewaar. Ze nemen de ander dus niet waar door naar die ander te kijken, als toe-
schouwer, maar door die ander te zijn, als deelnemer. Ze worden die ander gewaar door de
gewaarwording van hun eigen lichaam, terwijl ze die ander zijn. Ze nemen hun lichaam waar
met hun bewegingszin, evenwichtszin en levenszin.
Bewegingszin, evenwichtszin en levenszin
Met de bewegingszin neem je de beweging van je eigen lijf waar. Is de beweging traag of
snel, vertragend, versnellend, ritmisch of gelijkmatig doorgaand?
Met de evenwichtszin neem je waar hoe je je met je bewegende lijf verhoudt tot de ruimte. Zit
je in een voorwaartse beweging of juist achterwaarts, naar links of rechts, reikend naar boven
of verankerend, naar binnen gekeerd of naar buiten gericht, of een evenwicht tussen al die
uitersten.
Met de levenszin, waarmee je lichamelijke pijn en welbevinden waarneemt, word je de impuls
van de beweging gewaar. Komt die vanuit je buik of je rechtervoet, vanuit je hoofd of je rug?
Inleven in actie, in beweging
Kinderen kunnen zich inleven waar leven is, dus waar beweging en actie is. Wanneer iets stil-
staat, onbeweeglijk of vast gevormd is, wordt het kind eerder toeschouwer.
Niet waarnemen dat moeder zwanger is
Moeder is weer zwanger. Met haar oudste dochter bereidt ze enkele weken van te voren de
komst van de nieuwe baby voor. De wieg wordt opgemaakt, kleertjes worden klaargelegd, een
speelpopje wordt gemaakt …..
Verrassend is dat een kind tot het 10e jaar, bij een enkeling zelfs tot het 12
e jaar, niet ziet dat
zijn / haar moeder in verwachting is. Ze leven zich in in hun moeder, in de handelingen die
moeder altijd doet. Die veranderen niet tijdens de zwangerschap. De uiterlijke verandering
van een telkens dikkere buik wordt niet door het kind waargenomen. Moeder is moeder.
De geboorte van een broertje of zusje blijft dan ook een verrassing en ook waar die dan van-
daan komt. Al vier of vijf maanden voor de geboorte gaan uitleggen en wijzen op de dikker
wordende buik is voor het kind informatie waar het weinig mee kan en wat afstand schept tot
zijn / haar eigen moeder.
Wat betekent dit inleven voor de pedagogisch medewerker?
- Zingen Zingend is taal in beweging, zeker wanneer liedjes begeleid worden met gebaren. Gesproken
taal staat al meer stil. Wanneer het kind ook nog gecorrigeerd wordt, wordt het kind innerlijk
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 12 van 30
tot stilstand gebracht. Het kind kan dan niet meer meebewegen en hoort vaak niet wat er ge-
zegd wordt. Dat werkt ook bij volwassenen altijd nog zo….
‘Brand in Mokum …’
De dreumesen zijn moe, het is tijd voor hun eerste slaapje. Een dreumes pakt iets uit het hand-
je van een andere dreumes. Die begint direct luid te huilen. De baby, in dezelfde groep, begint
mee te huilen. Alle kinderen, van beide groepen, kijken op naar wat er gaande is. Daarop zet
één medewerkster in met: ‘Brand in Mokum, brand in Mokum, zie daar ginder, zie daar gin-
der, brand, brand, brand, brand en daar is geen water’. De andere medewerkster op de groep,
die ondertussen de huilende dreumes naar bed brengt, zet de tweede partij in van de canon. De
medewerkster bij de peuters, die via de open verbinding tussen beide groepen dit allemaal
mee krijgt, zet de derde partij in. De dreumes gaat rustig slapen, de baby kalmeert en ook
alle andere kinderen gaan weer rustig verder met waar ze gebleven waren.
Er is wat aan de hand, er wordt alarm geslagen en de pedagogisch medewerkers gaan mee in
deze beweging. Zingend, vrolijk, zonder paniek. Zingen in canon lukt alleen als je én goed
kunt luisteren én goed bij jezelf kunt blijven. Dat doen ze dan ook nog voor aan de kinderen
met het zingen in canon.
De medewerkers weten dat de betreffende dreumes moeilijk te stoppen is als ze eenmaal be-
gonnen is te huilen en dat ze zo hard huilt dat iedereen erbij betrokken raakt. In plaats van
stoppen moet er dus wel iets anders gedaan worden.
- Meebewegen en Ja-zeggen17
Ja-zeggen
Een meisje van vier snoept uit de suikerpot. Drie varianten van een mogelijke reactie:
1. Juffie zegt: ‘Dat mag niet!’ Ze gaat rustig door. Het heeft geen effect wat juffie zegt.
2. Juffie pakt de suikerpot af. Zij pakt de pot ook beet. Een paar tellen later ligt de suikerpot
in diggelen op de grond.
3. Juffie zegt: ‘Neem nog één likje (terwijl juffie dit eerste deel van de zin zegt, komt hij op
het tweede deel:) en doe dan de deksel op de suikerpot’. Ze neemt nog een likje en doet
de deksel op de pot.
Bij de derde variant gaat juffie mee in de beweging, maar laat haar streven niet los.
Als juffie durft te handelen zonder van tevoren het antwoord te weten / kennen, zegt ze Ja.
Met het ‘Ja-zeggen’ gaat ze een verbinding aan met de ander. Ze neemt deel en beweegt mee.
Ze benoemt een mogelijkheid waarin de ander zinvol actief kan zijn. Er wordt ruimte ge-
schapen om samen verder te gaan.
Met ‘Nee-zeggen’ blokkeert juffie het kind in zijn handelen; ook blokkeert ze zichzelf. ‘Nee-
zeggen’ maakt afstand.
- Aanbieden - voordoen
De kinderopvang dient een pedagogisch verantwoord aanbod te hebben. Maar wat is dat, een
aanbod hebben, iets aanbieden? Zo’n woord roept een beeld op alsof je iets op de markt aan
17
Deze paragraaf is in essentie overgenomen uit A. de Vries (2004): Ervaringsleren cultiveren. Eburon, Delft.
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 13 van 30
het verkopen bent, met veel lawaai, al aandacht trekkend. Is dat het soort aanbod dat past bin-
nen de kinderopvang?
Kijken of zingen?
Ouders komen kennismaken , met hun zoontje van 2 jaar, die al op een ander kinderdagver-
blijf was.
Ze zitten aan tafel rond 9.00 uur, in de ochtend. Hij zit op een stoeltje aan tafel. De groep
knabbelt een rijstwafel en drinkt warme sap of thee. Aansluitend zingt juffie en maakt daar
gebaren bij. De kinderen zingen, anders dan anders, nauwelijks mee, noch bewegen ze mee
met hun handen. Ze kijken naar de nieuwe ouders. Juffie nodigt die nu uit om in de gebaren
mee te doen. Juffie doet, zoals gewoonlijk, de liedjes drie keer en bij de derde keer doet ieder-
een mee.
De kinderen doen mee met de kijkende bezoekers en kijken dus. Wanneer alle volwassenen
zingen en gebaren bij de liedjes maken, zingen de kinderen en doen mee met de gebaren.
Blijkbaar is het aanbod datgene wat aanwezig is in de omgeving van de kinderen. Van die
omgeving zijn de volwassenen een belangrijk deel.
Dat is soms een harde leerschool voor een pedagogisch medewerker.
Een baby van 6 maanden in slaap wiegen
De baby is er nu voor de 4e keer en moet nog wennen. Hij heeft een droge luier, een volle
buik, ligt in de wagen, juffie heeft liedjes gezongen, zoals afgesproken met de ouders, en op
de gebruikelijke wijze. Maar de baby valt niet in slaap. Hij wrijft in de oogjes. Juffie gaat nog
eens naar hem toe, zingt en wiegt de wagen. Hij valt niet in slaap.
Een ervaren juffie suggereert: ‘Sta er eens bij als een boom, die wuift, je wortels in de aarde.
Neurie je liedje eens met ‘noe’.’ Juffie doet het en de baby valt in slaap.
Blijkbaar was juffie nog teveel bezig om de baby in slaap te krijgen, was het aanbod te direct
van haar op de baby gericht. Op het moment dat ze zelf als het ware in slaap valt, slapend
zingt, slapend staat, slaapt de baby.
Zo worden kinderen niet door woorden uitgenodigd om samen met juffie te komen spelen.
Met het ‘er zelf in zijn’ biedt juffie iets aan de kinderen aan, waarin de kinderen zich kunnen
inleven en dan als vanzelf meedoen. Er wordt aangesloten bij hun ontdekkingsvreugde, im-
puls tot leren en hun zijn. Dus dat betekent dat juffie taal en rekenen vanzelf in haar eigen
doen aanwezig laat zijn, zoals tellen of er genoeg kopjes zijn bij het dekken van de tafel, bij
het zingen van liedjes als: Eén, twee, drie, vier, hoedje van papier’ of ‘De Zevensprong’. En
dus niet in een nog zo leuk gebracht rekenverhaaltje. Kinderen doen in het vanzelfsprekende
mee en vergroten zo spelenderwijs hun taal- en rekenvaardigheid. Waar echter ‘lesjes’ worden
gegeven, gaan kinderen schuifelen, rondlopen, door elkaar heen praten en gaat de inhoud aan
hen meestal voorbij.
Van belang is dat pedagogisch medewerkers een eigen rugzak gevuld hebben, waaruit ze al
improviserend kunnen putten.
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 14 van 30
5. Ontwikkelingsfasen van het kleine kind, doorgaande leerlijn en on-
onderbroken ontwikkeling
1 2 3 4
Doelen Riksen-Walraven
Inleven is altijd een individuele aangelegenheid, van mens tot mens. Bij het aansluiten bij wat
men inlevend gewaar geworden is speelt de context een rol. Heeft men van doen met een ba-
by, een dreumes, een peuter, een kleuter. Is het een situatie thuis of op de kinderopvang. Is
men de juf of de vader. De context is te beschrijven vanuit algemene kenmerken of wetmatig-
heden, zoals de ontwikkelingsfasen van de mens18
.
We willen allemaal dat iemand niet in een fase blijft steken, dat de ontwikkeling door gaat.
Een ‘doorgaande leerlijn’ en ‘ononderbroken ontwikkeling’ zijn van belang om ervoor te zor-
gen, dat zoveel mogelijk kinderen kunnen meekomen in het onderwijs. Wat wordt nou met
die verschillende begrippen bedoeld en hoe ziet de werkelijkheid eruit waar die begrippen
betrekking op hebben?
Eerst een voorbeeld.
Stilzitten, stilstaan
De pedagogisch medewerker loopt met een groepje kinderen in het park. Ze ziet een grote
paddenstoel: ‘Kijk kinderen, wat een grote paddenstoel!’ De kinderen rennen aan haar voorbij
en staan in een kring stil rond de paddenstoel. De leidster zingt samen met de kinderen: ‘Op
een grote paddenstoel, zit kabouter Spillenbeen ……’.
De medewerker leest voor uit een prentenboek, één zin van een bladzijde en laat dan de
plaatjes aan de kinderen zien die in een kring om haar heen zitten. Leest van de volgende
bladzijde één zin, laat opnieuw de plaatsjes zien, enzovoort..
De kinderen zitten stil. Afwisselend luisteren en kijken ze, vol aandacht.
Kinderen van groep 1/2 zitten in een kring, terwijl juf een gesprekje met ze voert over welke
dag het vandaag is.
Er staat een kind op en loopt even heen en weer, dan staat er een ander kind op en gaat even
iets tegen weer een ander kind zeggen.
De kinderen worden ongedurig. Minstens de helft is met hun aandacht niet bij wat juf zegt.
In groep 3 zitten de kinderen bij aanvang van de les in hun bankjes en luisteren geconcen-
treerd naar de opdracht van de meester.
Bij de kinderen uit groep 3 (gemiddeld 7 jaar) is de leerrijpheid zover gevorderd, dat ze tij-
dens de les stil kunnen zitten in hun bankje. Dat is een nieuwe fase in hun ontwikkeling.
Daarvoor kunnen kinderen alleen stilzitten bij het eten en wanneer ze iets interessants of
spannends horen of zien. De rest van de tijd zijn ze in beweging. Het sluit niet bij hen aan om
ze stil te laten zitten voor een kring- of leergesprek, zoals de kinderen van groep 1/2 in het
18
R. Steiner (2000): De opvoeding van het kind. Uitgeverij Pentagon.: B.C.J. Lievegoed (2014): Ontwikkelings-
fasen van het kind. Uitgeverij Christofoor.
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 15 van 30
derde voorbeeld.
Om kinderen in groep 3 stil te kunnen laten zitten, moet je hen op jongere leeftijd alleen op
terechte momenten stil laten staan of zitten. Dat zijn momenten waar vanuit de aard van de
zaak stilzitten of stilstaan aan de orde is, zoals in de eerste en de tweede voorbeeld.
Het risico van het op jongere leeftijd oefenen van stilzitten voor groep 3, ook al is het maar 5
minuten, is dat kinderen zich juist het tegendeel tot gewoonte maken, zoals op momenten
waarop cognitief geleerd wordt, heen en weer door de klas te gaan lopen.
Ontwikkeling gaat in sprongen
Kenmerkend voor de ontwikkeling van kinderen is dat die sprongsgewijs gaat. Opeens kun je
iets wat je daarvoor nog niet kon. Zoals een uur stilzitten in de taalles. Je kunt dat niet voorbe-
reiden door eerst 5 minuten stil te zitten bij een cognitieve activiteit en dan 10 minuten, enzo-
voort op te bouwen. Vanaf groep 3 is cognitief leren aan de orde, daarbij hoort stilzitten en
kinderen kunnen dat dan. Blijft natuurlijk de uitdaging aan meester in groep 3 om de taalles
boeiend te geven, anders worden de kinderen alsnog ongedurig, dwalen stilzittend af en leren
niet.
Tot en met groep 2 kun je kinderen dus niet beoordelen of ze stil kunnen zitten, maar kan je
alleen jezelf beoordelen of je hen weet te boeien.
Doorgaande leerlijn
Kenmerkend voor de ontwikkeling van vaardigheden is ook dat er meestal een vanzelfspre-
kende volgorde in de leerontwikkeling zit. In de reeks voorbeelden kunnen de kinderen zich
eerst concentreren wanneer er van buiten iets interessants zich aandient oftewel een aan-
dachtspunt wordt aangereikt. Pas later kunnen de kinderen pas van binnenuit, taakgericht, zelf
concentratie opbrengen.
Bij taalverwerving is de ‘logische’ leerlijn dat kinderen eerst kunnen spreken, dan lezen en ten
slotte kunnen schrijven. Deze lijn wordt in principe bij hogere moeilijkheidsgraden in de taal
of bij het leren van een vreemde taal weer herhaald.19
Ten aanzien van het kunnen inleven is
de lijn dat dat eerst in spel aan de orde komt en later als gedachtenspel in de filosofie of als
creativiteit en verantwoordelijkheid in het werk.
Door Riksen-Walraven verwoord
In de wetgeving staat als eerste en tweede doel geformuleerd:
‘In het kader van het bieden van verantwoorde kinderopvang, draagt de kinderopvangonder-
nemer er in ieder geval zorg voor dat, bij het werken aan de doelen, rekening wordt gehouden
met de ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden.
En dat kinderen spelenderwijs worden uitgedaagd in de ontwikkeling van hun motorische
vaardigheden, cognitieve vaardigheden, taalvaardigheden en creatieve vaardigheden, tenein-
de kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger te functioneren in een veranderende omge-
ving.’
Enkele karakteristieken van de vroege ontwikkeling
De kleinsten zijn voortdurend in actie; met hun mond, hun handjes, hun voetjes. Al hun zin-
19
Overigens wordt er bij het leren van een vreemde taal wel vaak gezondigd tegen dit principe.
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 16 van 30
tuigen houden zich met (de prikkels uit) hun omgeving bezig. Zij geven zich totaal over aan
de indrukken die op hen afkomen. Hun hele doen en laten wordt gevormd door zoeken, tasten
en meedoen met de groten. De drie- tot vierjarigen bakken al taartjes, dekken de tafel, eten en
geven hun spel vorm naar wat zij thuis beleefd hebben. De vijf- tot zesjarigen daarentegen
willen iets echts, net als in het echt. Hun spel is een en al doelgericht en volhardend.
Wat betekent het ondersteunen bij ontwikkeling en werken met een doorgaande leerlijn
voor de pedagogisch medewerker?
De pedagogisch medewerker kijkt bij kinderen naar wat ze op dat moment aan kunnen, wat
bij hun ontwikkelingsfase past. Zij laat zich niet leiden door wat zij denkt dat ze straks moeten
kunnen. Ze hebben dus weet van de algemene ontwikkelingsfasen van kinderen, kijken zelf
naar de kinderen om hen heen en gaan aan de hand van eigen ervaringen na, hoe je iets van-
zelfsprekend leert en geleerd hebt.
Ook vanuit het begrip ‘doorgaande leerlijn’ is het van belang om te weten wat eerst komt en
wat in een volgende fase past. Het heeft geen zin alvast de volgende fase te vervroegen, ter-
wijl de eerdere fase nog niet doorlopen is.
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 17 van 30
6. Interactie-vaardigheden
1 2 3 4
Doelen Riksen-Walraven
Tot nu toe hebben we naar het individuele kind gekeken in interactie met volwassenen, waar-
onder de pedagogisch medewerker. Het kind heeft natuurlijk ook interactie met andere kin-
deren. En ook dat is een gebied waar het kind ontdekkingen doet, ervaart en leert. Wat zijn
interactie-vaardigheden? Al gauw denk je dan aan samen spelen. Is dat hetzelfde?
Eerst twee voorbeelden.
Blokkentoren
Een peuter bouwt aandachtig met blokken een toren. Een dreumes van anderhalf komt erbij.
Zij pakt een blok en nog een blok. Ze probeert haar eigen toren te bouwen.
Zand en water
In een grote zandbak zijn kinderen van verschillende leeftijden. Nu staan ze op het punt water
te gieten in een pas gegraven kuil. Terwijl de vijf- tot zes jarigen vakkundig leiding geven aan
het geheel en kleine onrechtmatigheden proberen te verhelpen, kijken de kleintjes geïnteres-
seerd toe. Een paar komen al met zandvormpjes aanzetten om water te scheppen voor hun
taartjes.
Op een onbewaakt ogenblik kruipt er zelfs een dreumes van één jaar bij en begint in het water
te slaan, tot de groten hem wegsjouwen van hun beschadigde kunstwerk.
In het voorbeeld van de ‘blokkentoren’ zie je dat de dreumes af gaat op daar waar de actie is.
Het zijn de blokken, die gestapeld worden. Die zijn interessant om ook zelf te pakken. Je kunt
ook zeggen dat zij het voorbeeld van de peuter volgt. Hier is sprake van interactie, maar be-
paald niet van samen spelen. Dit voorbeeld zou verder kunnen gaan met een peuter die boos is
op de dreumes, die zijn blokken afpakt.
In het voorbeeld ‘zand en water’ zien we iets vergelijkbaars. Met de actie van de één ontstaat
er een nieuwe omgeving die de ander uitnodigt om op zijn manier in actie te komen. De kin-
deren zijn wel tegelijk aan het spelen, maar niet samen. Elk kind gaat op in het eigen spel, is
zelf bezig èn er is wel degelijk interactie. Die interactie kan steeds ingewikkelder worden en
in de interactie leren de kinderen telkens meer rekening met de ander te houden.
Bij taal en rekenen zijn we ons ervan bewust, dat de tendens is om die vaardigheden steeds
vroeger aan te willen leren. Bij ‘samenspelen’ is deze tendens minstens net zo aanwezig. Zo is
in het ‘Veldinstrument observatie pedagogische praktijk 0-4 jaar’ opgenomen, dat ‘de be-
roepskrachten moedigen aan tot dialoog en uitwisseling tussen kinderen’. Dit zijn echter vaar-
digheden waar je bij kinderen pas vanaf circa 10 jaar een appèl aan kunt doen.
Door Riksen-Walraven verwoord
In de wetgeving staat als derde doel geformuleerd:
‘Kinderen worden begeleid in hun interacties, waarbij hen spelenderwijs sociale kennis en
vaardigheden worden bijgebracht, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 18 van 30
relaties met anderen op te bouwen en te onderhouden.’
Opvallend in deze beschrijving is het woord ‘spelenderwijs’. Dus gedurende het spel en niet
door het spel stil te zetten of voorafgaand aan het spel gesprekjes te voeren of uit te gaan leg-
gen.
Verticaal samengestelde groep20
Hoe meer de dag lijkt op die van een kinderrijk gezin, waar het leven zelf de meest uiteenlo-
pende stimulansen biedt - wassen, koken, bakken, schoonmaken, tafeldekken, afruimen - hoe
meer vanzelfsprekende interactie. Zoals bij het samen bakken van een appeltaart. De groten
wegen de ingrediënten af en maken het beslag, de kleintjes mogen appeltjes snijden met een
'echt' mes, als ze dat al kunnen.
Wij gaan uit van een huiselijke situatie met liefst broertjes en zusjes uit hetzelfde gezin bij
elkaar. Het kleine kind leert van de ouderen, vooral via nabootsing. De groteren leren om de
kleintjes te helpen, ze voelen zich verantwoordelijk. Ze leren te wachten op elkaar, samen te
delen.
Als er gewerkt wordt aan sociale vermogens, dan kan en hoeft er niet voortdurend harmonie
te zijn. Het kan kinderen in hun onderlinge confrontaties enorm helpen als er duidelijk is wat
er wel en niet mag. Bijten, slaan, met blokken gooien en speelgoed hardhandig afpakken mag
bijvoorbeeld niet, maar je eigen spulletjes verdedigen of veilig stellen mag wél.
Wat betekent dit interacteren voor de pedagogisch medewerker?
In voorgaande hoofdstukken kwam al geregeld naar voren dat het kind meedoet met de ande-
ren om zich heen. De pedagogisch medewerker heeft dus invloed op het kind door wat ze zelf
voorleeft. De andere kant van deze wederkerigheid is dat wanneer een kind iets doet wat de
pedagogisch medewerker niet op prijs stelt, dat dit mogelijk ook door haarzelf bewerkstelligd
is, ook al heeft ze dat zelf niet direct in de gaten. In ieder geval kan een kind ander gedrag
gaan vertonen wanneer de pedagogisch medewerker zelf ook gewenst gedrag laat zien.
20
Per locatie of moment van de dag kan de groep bestaan uit kinderen van alle aanwezige leeftijden of kunnen
groepen gevormd zijn op basis van de leeftijd. Dan is er sprake van een horizontaal samengestelde groep.
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 19 van 30
7. Gewoontes
1 2 3 4
Doelen Riksen-Walraven
De omgeving biedt kinderen kans om ervaring aan op te doen. Deze omgeving bestaat, behal-
ve de fysieke omgeving en andere kinderen en volwassenen, vooral uit de door de pedago-
gisch medewerkers vormgegeven gewoontes. Al het voorgaande is daarin ingebed.
Een voorbeeld
Op boomschijven lopen
Juffie zet stappen op de boomschijven, die buiten liggen, en zegt improviserend: ‘Stapper-de-
stap, loper-de-loop, voeten stap...’, terwijl ze in het blikveld van een dreumes probeert te ko-
men, die daar dromerig staat tijdens het buitenspelen. Ze loopt naar de dreumes toe en rijkt
hem een hand. Hij neemt de hand aan en loopt mee naar de boomschijven. Hij stapt met links
erop, rechter voet erbij. Rechts gaat op de grond, links erbij. Hij staat weer op de grond. Links
erop, rechts erbij. Even staat hij op de schijf, terwijl hij juffies hand vasthoudt. Zo stapt hij de
hele reeks van acht schijven langs. Dan gaat juffie weer over de schijven, van schijf naar
schijf.
De dreumes wacht tot juffie hem weer haar hand reikt en gaat nog een keer op zijn manier op
de schijven.
Juffie loop weer zelf, van schijf naar schijf. Juffie reikt hem daarna twee handen en neemt de
dreumes zo mee van de ene naar de volgende boomschijf, al zeggend: ‘‘Stapper-de-stap, lo-
per-de-loop’. Daarna gaat juffie weer stapper-de-stap. Ze reikt opnieuw haar hand naar de
dreumes. Na twee stappen laat ze hem los. Hij zet de volgende stappen op de volgende schij-
ven. En hij stopt, op het moment dat hij als het ware merkt dat hij loopt. Juffie legt een boom-
schijf apart en stapt erop en eraf. Een paar keer. Daarna loopt ze naar binnen. Ze kijkt en ziet
de dreumes erop stappen. En weer eraf. En nog eens. Dan loopt hij weg, luisterend naar een
vliegtuig dat overkomt.
Die middag, na de slaap en wat drinken, tijdens het binnenspelen, zingt juffie dat haar voeten
stappen en draaien. De dreumes beweegt zijn voeten mee met het liedje.
’s Ochtends staat er buitenspelen op het programma, ’s middags binnenspelen. Er liggen
boomschijven in de tuin. Juffie pakt die elementen op om iets voor te doen aan een kind,
neemt het kind mee in een actie, verzint een zingzang, zingt ’s middags opnieuw over het ge-
beurde. Het kind doet een nieuwe ervaring op en je ziet het kind daar ’s middags op voort-
bouwen.
Wanneer er iets plaats vindt, wanneer er actie is, kunnen kinderen zich inleven en kunnen
juffies zich inleven in en aansluiten bij de kinderen. De acties vormen een rijke en uitdagende
omgeving en die zijn er met een bepaalde regelmaat, vanuit bepaalde gebruiken en gewoon-
tes. Daar hoeven zowel de kinderen als de pedagogisch medewerkers niet telkens bij stil te
staan.
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 20 van 30
Vanuit die gewoontes is/zijn er:
een dagprogramma, met momenten van concentratie met rituelen en voorlezen, van
binnen- en buitenspel, van eten, van zang, van noodzakelijke huishoudelijke activitei-
ten; al naar gelang het weer en andere bijzonder zaken wordt er gevarieerd in het dag-
programma;
een jaarprogramma, met wisselende seizoentafel, met feesten;
regels voor de kinderen, over de onderlinge communicatie, het omgaan met spullen, de
hygiëne, het gebruik van de ruimtes;
regels voor de pedagogisch medewerkers, zoals het vier-ogen-beleid, het mentorschap,
deelname aan het teamoverleg/de werkplaats;
regels voor de ouders, zoals over hoe, waar en wie kinderen brengt en ophaalt, com-
municatie met de mentor, communicatie over ziekte en behoefte aan extra dagdelen
opvang, deelname aan de ouderraad, de klachtenprocedure.
Vanuit deze gewoontes is er een inbedding. Een rijke inbedding ook voor het beoefenen van
reken- en taalvaardigheden. Kinderen krijgen de kans om ervaringen op te doen waaraan ze
zich ontwikkelen, waarvan ze leren, in plaats van dat ze programma-gestuurd dingen aange-
leerd krijgen.
Inbedden in het geheel
Een banaan eten
Een tweejarig jongetje is net de eerste dag op de groep. Hij spreekt geen Nederlands. Alles is
vreemd voor hem. Hij wil niet spelen, niet eten, hij wil niet aan tafel komen zitten. Roept, zo
te horen, stoere woorden in een andere taal, gooit met spullen. Een beetje op schoot geslapen
en weer wakker. Hij wou niets.
Juffie heeft twee bananen. Ze gaat, aan tafel zittend, haar eigen banaan eten en zegt:‘Mmmm,
lekker, wil je ook …?’ Hij knikt en komt de banaan halen. Hij komt aan tafel zitten en wijst
naar de cracker, die hij daar ziet liggen.
Drie dagen later zegt hij alle namen van de kinderen.
Het kind wordt meegenomen in de gewoontes, het wordt verleid tot meedoen. Vanuit mee-
doen komt het actieve taalgebruik
Problemen worden niet opgelost door daar apart op in te gaan, maar juist door het gewone en
de gewoontes krachtig neer te zetten. En dan niet tegenover het kind (‘Kom eerst aan tafel
zitten, dan mag je je banaan eten.’) maar ruimte biedend aan het kind dat het kan mee gaan
doen.
Wanneer er blijkt dat er bij bepaalde kinderen de behoefte of noodzaak is om aan bepaalde
vaardigheden te werken, dan worden die in het geheel van activiteiten (in interactie) onderge-
bracht. Apart, afgezonderd aan vaardigheden werken haalt de kinderen uit de kracht van het
gewoonteleven. Vanuit een rijke omgeving en door de leeftijdsverschillen doen alle kinderen
vanuit hun eigen vaardigheden mee.
Door Riksen-Walraven verwoord
In de wetgeving staan de eerste twee doelen als volgt geformuleerd:
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 21 van 30
‘In het kader van het bieden van verantwoorde kinderopvang, draagt de kinderopvangonder-
nemer er in ieder geval zorg voor dat, rekening houdend met de ontwikkelingsfase waarin kin-
deren zich bevinden op een sensitieve en responsieve manier met kinderen wordt omgegaan,
respect voor de autonomie van kinderen wordt getoond en grenzen worden gesteld aan en
structuur wordt geboden voor het gedrag van kinderen, zodat kinderen zich emotioneel veilig
en geborgen kunnen voelen.
En kinderen worden spelenderwijs uitgedaagd in de ontwikkeling van hun motorische vaar-
digheden, cognitieve vaardigheden, taalvaardigheden en creatieve vaardigheden, teneinde
kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger te functioneren in een veranderende omge-
ving.’
Wat betekent dit werken en spelen met de gewoontes voor de pedagogisch medewerker?
De pedagogisch medewerker dient in ieder geval in staat te zijn om gewoontes voor te leven.
Verder is het een uitdaging om de gewoontes te vullen vanuit de eigen ontdekkingsvreugde.
Gewoontes bieden houvast, maar het zijn geen programma’s of protocollen. Dus het vraagt
ook de moed om er, daar waar het aan de orde, mee te spelen en dat kenbaar te maken.
Staan in het kringetje
Een meisje heeft haar zinnen gezet op waar ze wil zitten in het kringetje. Alleen dat stoeltje is
al bezet: ‘Dan blijf ik staan!’
Juffie: ‘Oké, dan blijf je gewoon staan in het kringetje.’ En zij gaat verder met het ritueel.
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 22 van 30
8. Toetsen
1 2 3 4
Doelen Riksen-Walraven
Na de beschrijvingen van alle lagen waarop een inzet gegeven wordt in de kinderopvang is
een moment van het beschrijven van de reflectie aangebroken. Toetsen komt dan boven. Niet
alleen wil je zelf graag effect van je inzet zien, ook anderen willen die zien. Laten we dit ge-
bied van het toetsen nader verkennen.
Een voorbeeld
Passief en actief woordgebruik = begrijpen en spreken
Er wordt vanuit gegaan dat de passieve woordenschat van een kind dat vier jaar wordt onge-
veer 4.000 woorden bevat. De actieve woordenschat bevat op dat moment circa de helft,
2.000 woorden. Dat wil dus zeggen dat kinderen op die leeftijd twee keer zoveel begrijpen
dan dat ze zelf kunnen verwoorden. Het éénjarige kind spreekt meestal nog niet, maar begrijpt
best veel van wat er gezegd wordt. Vooral als het over concrete zaken gaat, zoals boterham,
stoel, tafel, ik breng je naar bed, handen wassen. De passieve woordenschat wordt door het
kind actief tot uitdrukking gebracht in zijn handelen.
Bij volwassenen is het nog steeds zo dat we meer begrijpen dan dat we zelf actief tot uitdruk-
king kunnen brengen. Daar staan we als volwassenen zelden bij stil, maar zo beschikken we,
naast schoolse kennis die volledig onder woorden gebracht kan worden, ook over stilzwijgen-
de kennis (‘tacit knowledge’).
Bij het kleine kind zie je dat het niet anders kan, dan dat er eerst een passieve woordenschat
wordt opgebouwd en dat delen daarvan gaandeweg actief gebruikt worden. Dat is zowel een
beweging van opnemen naar uitdrukken, als een beweging van handelen naar spreken. Je zou
ook kunnen zeggen van een handelend meedoen naar een stilstaand spreken, van deelnemer
naar toeschouwer. Het is een bottom-up beweging.
Deelnemend en toeschouwend toetsen
Bij het kleine, nog niet sprekende kind kan het niet anders dan dat we aan het handelen van
het kind zien dat het ons begrijpt. Een andere vorm van het toetsen van de woordenschat kan
je uitvoeren door het kind te vragen om de lantaarnpaal aan te wijzen op het plaatje in het
prentenboek.
Naar het handelen van het kind kijken om te zien of het ons begrijpt, kan je ook als een vorm
van toetsen zien. Het is deelnemend toetsen. Met het kind zit je in dezelfde omgeving waarin
de betreffende woorden aan de orde zijn.
Wanneer je het kind gaat bevragen om te verwoorden wat jij aanwijst, doe je een appèl aan
het kind om een toeschouwersstandpunt in te nemen. Dan wordt het toeschouwend toetsen. Je
toetst dan in een schoolse omgeving. Bij deze vorm van meten wordt kinderen geleerd om
invuloefeningen te doen. Hiermee begint een vorm van onderwijs die, volgens Simons tot in
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 23 van 30
het voortgezet onderwijs, gericht is op reproductie, op herhalen van wat al bekend is, en niet
op zelfstandig, productief en creatief denken en handelen. Vanuit de ontwikkeling van het
kind gezien is het schoolse, intellectuele toetsen pas aan de orde vanaf een jaar of negen, tien.
Daarvoor is het kind nog één met zijn omgeving, zit er in en neemt van nature deel.
Voor het minder intellectueel begaafde kind werkt het schoolse toetsen demotiverend, omdat
het daar geen affiniteit mee heeft. Het remt ook de overgang van woorden van de passieve
naar de actieve woordenschat.
Ook als volwassene kennen we nog steeds de ervaring dat je bij een ‘overhoring’ dicht kunt
klappen. Daarentegen kunnen de woorden stromen, wanneer je gelegenheid krijgt te demon-
streren hoe goed je een bepaalde vaardigheid beheerst en daarbij mag vertellen. Vaak blijk je
dan veel meer te weten dan je zelf voor mogelijk had gehouden.
De manier van toetsen of meten heeft invloed op de te onderzoeken persoon. Door de wijze
van meten bewerkstellig je een bepaalde werkelijkheid.
De overheid realiseerde zich dat het afnemen van de Cito-toets in het voorjaar ertoe leidde dat
de leerlingen na de toets niet meer gemotiveerd waren voor de les. Nu is de toets naar later
verschoven, ook al kan die dan niet meer zo bepalend zijn in het schooladvies.
Wat betekent deelnemend toetsen voor de pedagogisch medewerker?
Het is al heel anders wanneer de pedagogisch medewerker naast het kind gaat staan en zegt
wat zij op het plaatje ziet en zo het kind de ruimte biedt om zelf te zeggen wat het ziet, dan
wanneer ze het kind overhoort. Dus wanneer de pedagogisch medewerker de effecten te we-
ten wil komen, start ze iets op en doet mee.
Het aanwijzende kind
De dreumes van anderhalf begint net enkele woorden te spreken, zoals kat, kip, koe. Ze wijst
in het boekje de kat aan en roept enthousiast ‘kat’.
De pedagogisch medewerker reageert: ‘Ja, de kat ligt lekker te zonnen in de zon.’
Net als dat de pedagogisch medewerker van het kind niet vraagt om haar te reproduceren, vat
zij ook de actie van het kind niet op als vraag om het kind te reproduceren. Dus niet: ‘Ja, dat
is een kat.’ De actie van het kind is aanleiding om een rijkere taalomgeving aan te bieden; en
zo leert het kind meer woorden.
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 24 van 30
9. Observatie-instrument / individuele handelingsimpuls / SLO-doelen
1 2 3 4
Doelen Riksen-Walraven
Een specifieke vorm van toetsinstrument is het observatie-instrument. Wij gaan ook bij ons
observatie-instrument uit van de gehele mens en het goetheanistische principe21
dat in elk deel
het geheel zich uitspreekt. Dat werkt omdat de pedagogisch medewerker vanuit de verant-
woordelijkheid die zij neemt en vanuit de ontmoeting en inlevende verbinding met het kind
trefzeker verschijnselen selecteert en tot spreken brengt22
. Dat is een beeldende werkwijze die
het intuïtieve handelen inspireert en daarmee de vrijheid tot handelen van de pedagogisch
medewerker ondersteunt. Door de pedagogisch medewerker wordt het geheel van het kind
aangesproken en geen (deel)problemen opgelost. Weet hebben van een normale ontwikkeling
en bijvoorbeeld van de SLO-doelen vormen de achtergrond van waaruit de waarnemingen
betekenis krijgen of bij de optredende fenomenen vragen gesteld worden.
Het individuele van elk kind komt in deze werkwijze tot zijn recht. Juist dat legt de basis voor
constructieve interacties in een samenleving23
.
Nu eerst een voorbeeld.
Ieder kind heeft een eigen handelingsimpuls / leerstijl24
Een voorbeeld van het in de spellingsles aansluiten bij de handelingsimpuls van een kind
‘Een meisje uit groep 4 kan niet zo goed schrijven. Ze schrijft alle woorden aan elkaar zonder
spatie, ze draait letters om en maakt, zelfs bij het overschrijven van een tekst, veel schrijffou-
ten. Ze kan haar eigen teksten zelf vaak ook niet lezen. Ze tekent meer willekeurige vormen
dan dat ze woorden schrijft. Ik besluit als leerkracht dat tekenen te versterken.
Bij het schrijven van een brief aan Sinterklaas moeten alle kinderen het allermooiste lettertype
gebruiken dat ze kunnen bedenken. Op het bord heb ik verschillende lettertypes voorgedaan.
Iedereen gaat ijverig aan het werk. De leerling voor wie deze les bedoeld is, kiest ervoor om
dikke, duidelijke letters te maken. Wat me direct opvalt is dat zij de letters nu op de goede
wijze schrijft en dat het duidelijk leesbaar is. Ze heeft ‘Sinterklaas’ weliswaar van het bord
overgenomen, maar ze doet dat nu goed. Normaal gesproken resulteert dat alsnog in een wir-
war van letters.
De volgende les ga ik op deze ervaring verder. Nu gewoon met het dictee. Ik geef bij elk
woord een opdracht voor een bepaald lettertype. Ik merk tijdens deze les dat de kinderen met
veel meer aandacht dan anders luisteren en werken. Ze zijn zelf ook benieuwd met welk let-
tertype ze het volgende woord moeten schrijven. Ik merk ook dat de kinderen enthousiaster
zijn dan anders bij een dictee. Er worden veel minder fouten gemaakt.’
Zie ook: https://www.youtube.com/watch?v=7cAUwOadIIA&feature=youtu.be
21
Goethe. 22
Dat is kenmerkend voor de symptomatologische werkwijze. 23
M. Februari (23.01.2018): Dat jij ik bent, en niemand anders, wordt niet beloond. NRC Handelsblad. 24
A. de Vries & T. Schiphorst (2013): GOH! Onbegrepen gedrag, bron van creativiteit. Academie voor erva-
rend leren, Arnhem; A. de Vries, red. (2014): Naar zelf denkende en zelfstandig handelende leerlingen én leer-
krachten. www.academievoorervarendleren.nl
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 25 van 30
Ieder kind heeft een eigen, individuele handelingsimpuls. Op school wordt dat ook wel leer-
stijl genoemd. Daar zijn er dus duizenden van. Wanneer aangesloten wordt bij de handelings-
impuls van dat individuele kind, dan is de wereld voor dat kind toegankelijk. Wanneer dat niet
gebeurt, dan blijft dat kind in zijn eigen wereld en dat kan botsen met de wereld van anderen.
Zoals in dit voorbeeld van de spellingles. Allerlei spellingprogramma’s en – trucs zijn ingezet,
maar die wereld bleef voor het meisje vreemd. Op het moment dat aangesloten wordt bij haar
drive van willen tekenen, kan ze opeens foutloos schrijven.
Voor de leerkracht is deze ervaring aanleiding om de leerprogramma’s voor spelling in de les
los te laten en elke spellingsles af te stemmen op de handelingsimpuls van telkens een ander
kind. Elke les is daarmee anders. Zij is en blijft enthousiast voor de spellingles en ook dat
werkt naar de kinderen toe door. In dit voorbeeld gaat de leerkracht er vanuit dat de leerling
initiatief toont en al iets aan het proberen is, en dat de schrijffouten van het meisje dus om een
creatieve inzet van haar als juf vragen. Zij wijst haar gedrag niet af, beweegt met het meisje
mee, sluit aan - en tegelijkertijd houdt zij vast aan haar eigen plan: het aanleren van spelling.
Aansluiten bij de handelingsimpuls
Door aan te sluiten bij zijn / haar handelingsimpuls voelt het kind zich gezien en gekend.
Voor het welbevinden van het kind is dat aansluiten van wezenlijk belang. In die momenten
van aansluiten doet het kind een positieve ervaring op met zijn / haar handelingsimpuls. Het
kind verbindt zich met de situatie en dat is de basis voor elke ontwikkelingsstap. Wanneer er
niet wordt aangesloten, dan zoekt de handelingsimpuls linksom of rechtsom toch een (uit-)
weg en komt er dan vaak als ongepast en storend uit.
Wat betekent dit inlevend waarnemen voor de pedagogisch medewerker?
Zonder persé een handelingsimpuls te benoemen werkt het al door naast het kind te gaan staan
in plaats van er tegenover. Voorts kun je innerlijk of eventueel ook uiterlijk meedoen. En in
dit meedoen de beweging en actie van het kind positief waarderen, bijvoorbeeld met de vraag:
‘In welk beroep is deze handeling passend?’
Een vorm, waarin de handelingsimpuls ruimte krijgt om te verschijnen is de volgende:
Waarnemingslijst / SLO-doelen en verslag
Gesprek met ouders over hun kind
Tijdens het halfjaarlijkse gesprek vullen de pedagogisch medewerkers en de ouders een waar-
nemingslijst in. Dit duurt circa vijf minuten. Vervolgens worden de waarnemingen uitgewis-
seld. Wanneer de één of de ander vragen heeft, worden die besproken. Ieder is expert en heeft
een eigen inbreng in het geheel.
Aandachtspunten zijn hoe het kind speelt, beweegt, spreekt, eet, slaapt/rust en hoe het met de
zindelijkheid gesteld is. Aangevuld met waarnemingen over het dagelijks binnenkomen op en
vertrekken van de groep en indien aan de orde het gebruik van medicijnen of andere specifie-
ke gewoontes. Het gaat niet om een uitputtende beschrijving, maar om de beschrijving van
opvallende zaken, om de afwijkingen. Bij alles wordt het kind in interactie beschreven en niet
het kind alleen op zich. Waar mogelijk worden enthousiaste momenten in de interactie naar
voren gehaald. Dat zijn momenten waarop aangesloten wordt bij het kind en dus de kracht
van zijn / haar handelingsimpuls verschijnt.
Deze waarnemingslijsten sluiten aan bij het omvattende, aan praktische, dagelijkse handelin-
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 26 van 30
gen gekoppelde en niet programma-gestuurde, aanbod.
R. (geb. 2013)
Spelen
R. sjouwt met de grote blokken. Hij brengt de blokken van de ene naar de andere plek. Hij
trekt zijn eigen plan daarin en ook een duidelijk doel wat hij met het werken wil doen. Hij is
een jongen die tijdens het spelen een echte werkman is. Wanneer juffie een klus aan het doen
is, zoals vegen of de was ophangen, dan werkt R. ijverig mee.
Eten
R. zit bij het eten recht op zijn stoel. Hij eet zijn brood en drinkt zijn sap en is stil. Wanneer
hij nog een boterham wil, dan kan hij dat goed zeggen en hij weet goed te vertellen wat hij op
zijn boterham wil. Hij is aan tafel een voorbeeld van een gezonde eter die de gewoontes kent.
Rusten
Tijdens het rusten, tussen de middag, rust hij in een roze huisje. Dit is afgeschermd met een
roze doek. Hij heeft hier zijn eigen plek. Hij heeft dan wat speelgoed om zelf mee te spelen.
Hij speelt scenes van thuis na en van het spel van de ochtend. Hij kan goed in het roze huis
zijn en wanneer juffie zegt dat hij te hard praat reageert hij direct door zachter te gaan praten.
Spreken
Bij het ophalen, aan het eind van de dag, door papa of mama wil R. alles vertellen. Alle in-
drukken, ervaringen en belevingen wil hij kwijt. Hij lijkt dan niet uit zijn woorden te kunnen
komen.
Dat was ook zo tijdens het verschonen, toen hij nog een luier droeg (februari 2017). Hij ligt
dan op het aankleedkussen en kletst veel. Het is niet altijd verstaanbaar wat hij zegt. Juffie
herhaalt dat wat ze denkt te verstaan en vult aan. R. reageert enthousiast of laat duidelijk mer-
ken wanneer juffie er naast zit.
Reflectie
Met het teveel tegelijk willen zeggen, en dan niet uit zijn woorden kunnen komen, lijkt het
alsof R. niet de bij zijn leeftijd passende spreekvaardigheid heeft. In andere situaties, met één-
duidige acties, kan hij wel heel goed uit zijn woorden komen. Dus wij leren hem te kletsen.
Wij oefenen het kletsen met hem, waarbij je van de hak op de tak hoort te springen.
Voor het overdrachtsverslag aan een school wordt uit deze lijsten een selectie gemaakt van
voor het kind sprekende momenten. Uit die momenten spreekt zijn ontdekkingsvreugde. Er
wordt een inschatting gemaakt van de te verwachten leervaardigheden in relatie tot de ver-
wachte leeromgeving. Bijvoorbeeld:
Daarnaast wordt er bij de overgang naar de basisschool een overdrachtsformulier gehanteerd.
In het werkplan staat beschreven welk formulier op het betreffende KDV gebruikt wordt en
op welke momenten. In bijvoorbeeld het Arnhems Overdracht Formulier zijn de SLO-doelen
verwerkt.
Door Riksen-Walraven verwoord
In de wetgeving staat als tweede doel geformuleerd:
‘Kinderen worden spelenderwijs uitgedaagd in het ontwikkelen van hun motorische vaardig-
heden, cognitieve vaardigheden, taalvaardigheden en creatieve vaardigheden, teneinde kin-
deren in staat te stellen steeds zelfstandiger te functioneren in een veranderende omgeving.’
Alle vaardigheden uit dit tweede doel, in zoverre ze bij de ontwikkelingsfase passen, komen
in het observatie-instrument vanzelf aan de orde.
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 27 van 30
10. Lerende werkomgeving / feedback in de situatie
1 2 3 4
Doelen Riksen-Walraven
Het verzorgen en borgen van de kwaliteiten, die in de voorafgaande hoofdstukken aan de orde
zijn geweest, is opnieuw een levend geheel. Het vindt plaats in werkplaatsbijeenkomsten en
collegiaal op de werkvloer.
Lerende werkomgeving Eens in de drie weken komen de pedagogisch medewerkers en leidinggevende(n) bij elkaar
tijdens zogenaamde werkplaats-bijeenkomsten. In de werkplaats worden cases besproken en
vindt reflectie op het eigen en op elkaars handelen plaats, steeds op eigen vraag of verzoek. Er
wordt ook gewerkt aan het zingen, het gebruik van de stem en het spel. Kortom de werkplaats
is een plek voor onderzoek in eigen werk, voor ervarend leren door de pedagogisch medewer-
kers. Het is een ruimte en gelegenheid om gezamenlijk ieders vakmanschap als pedagogisch
medewerker te versterken.
Er worden dezelfde werkwijzen gehanteerd als in dit beleidsplan.
Feedback in de situatie
Op de werkplaatsen worden visie en beleid, gebaseerd op ervaringen uit de praktijk, met el-
kaar gedeeld. Vanuit deze basis vragen medewerkers hulp aan een collega of geven pedago-
gisch medewerkers elkaar tijdens het werk aanwijzingen of nemen het even over van een col-
lega en doen iets voor. Na afloop wordt op zulke momenten met elkaar gereflecteerd. Zo on-
dersteunen de pedagogisch medewerkers elkaar in het realiseren van het beleid.
Algemeen verwoord
De Bakermat vertrekt vanuit de principes, uitgangspunten en ideeën van de Lerende organisa-
tie, zoals die in het pedagogisch curriculum worden besproken (blz. 93-94)25
:
“Kinderopvangorganisaties die het curriculum omarmen, zullen ook tijd en ruimte moeten
reserveren om de implementatie mogelijk te maken. Invoering van het pedagogisch curricu-
lum is niet van de ene op de andere dag geregeld. Het neemt al snel een half tot heel jaar in
beslag.”
“Probeer een flitsende start te maken. Neem aan het begin kleine stapjes die als succesvol
worden ervaren. Geef aandacht aan successen. Benader het curriculum niet als een zware
theoretische kwestie, maar behandel het laagdrempelig en praktisch met vrolijk- speelse toe-
passingswijzen, die appelleren aan de alledaagse werkzaamheden van beroepskrachten op de
groep.”
“Organisaties doen er verstandig aan het curriculum niet van bovenaf op te leggen. Kies niet
voor een top-downbenadering. Geef het liever samen met de praktijk van onderop vorm, bot-
tom-up. Als het goed is, geeft de inhoudelijke vormgeving van het curriculum in beleid en
praktijk verbinding, biedt het verbreding en verdieping in het pedagogisch werk en sluit het
aan bij de reguliere werkwijze op de groep.”
25
R. Fukkink (red.) (2017): Pedagogisch curriculum voor het jonge kind in de kinderopvang. BKK, Utrecht.
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 28 van 30
11. Reflectie, conclusie en perspectief
In dit beleidsplan is het beleid bottom-up beschreven. Dat wil zeggen dat het beleid niet is
bedacht, maar is afgelezen aan de bestaande werkelijkheid. Het beleid is op sommige mo-
menten al gerealiseerd. In het heden liggen dus de kiemen voor de toekomst al besloten. Met
dit document wordt het beleid mededeelbaar en overdraagbaar gemaakt. Dit document stimu-
leert om binnen de organisatie de uitvoering van het beleid te verbreden en te verdiepen. Het
schrijven van dit beleidsplan is dan ook een laatste stap in een bewustwordings- en ontwikke-
lingsproces van de afgelopen drie, vier jaar. Een proces dat verzorgd werd in werkplaatsbij-
eenkomsten, elke drie, vier weken, in wekelijks teamoverleg en in dagelijkse collegiale reflec-
tie en overdracht. Het is tevens een piketpaaltje in een voortgaand bewustwordings- en ont-
wikkelingsproces, zoals dat in het volgende hoofdstuk is aangeduid.
Hoe wordt er doorgaans met beleidsplannen omgesprongen? Die roepen vragen op als: Hoe
krijgen we dit geïmplementeerd? Hoe krijgen we de medewerkers hier enthousiast voor? Hoe
zorgen we ervoor dat het niet in de kast verdwijnt?
Dit beleidsplan laat zien dat het mogelijk is om de werkwijze om te draaien en niet de toe-
komst te willen bedenken, maar te zien waar de toekomst al gerealiseerd is. En vervolgens zo
die kiemen te doordenken dat er beleid geformuleerd kan worden.
Als derde willen we aantonen dat pedagogische medewerkers in staat zijn vanuit hun eigen
betrokkenheid en innerlijke vaardigheid VVE waardig te werken.
De pedagogische medewerkers zijn verbonden met hun taak, met de kinderen, met zichzelf.
Deze verbondenheid wordt ondersteunt en gestimuleerd met ervarend leren. Juist die verbon-
denheid bewerkstelligt een stimulerende leefomgeving waarin het jonge kind in zijn ontdek-
kingsvreugde kan zijn.
In het ervarend leren kijken we naar:
de ideeën en uitgangspunten die de mensen hebben,
wat de pedagogisch medewerkers doen en wat de kinderen doen,
hoe ze daarin verbonden zijn en
hoe de pedagogisch medewerkers zichzelf waarnemen.
Als we die vier elementen aandacht geven ontstaat vanzelf bewustwording en ontwikkeling.
Zoals in het voorbeeld ‘opruimen’ in hoofdstuk 3 (aansluiten) beschrijven de pedagogische
medewerkers hoe zij bij het opruimen in met meedoen en het zingen ‘erin zijn’ en zo aanslui-
ten bij de belevingswereld, bij de ontdekkingsvreugde van het kind. Zij bieden daarmee tege-
lijkertijd het kind de mogelijkheid ergens ‘in te zijn’, mee te doen en aan te sluiten bij wat dan
aan de orde is.
Met het bespreken van zo’n voorbeeld wordt er geleerd: het begrip ‘aansluiten’ wordt verbon-
den met de dagelijkse ervaring. Tegelijkertijd is zo’n zelf meegedacht begrip weer aanleiding
om de eigen ervaring uit te breiden en ook op andere momenten en in andere situaties te zoe-
ken naar hoe aan te sluiten bij dit kind.
Pedagogisch medewerkers hebben dus niet als leerdoel om te leren aansluiten. Nee, die vaar-
digheid is er al. In het herkennen van die eigen vaardigheid en het beleven en bewustzijn dat
juist die vaardigheid aan de orde is, wordt die vaardigheid verder verdiept en uitgebreid. In de
samenwerking met collega’s leeft vreugde en verwondering.
Een pedagogische medewerker benoemt het karakter van dit leerproces als ‘rebels en intu-
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 29 van 30
itief’. De gebruikelijke wijze om met leerdoelen te werken is top-down: zowel vanuit een hi-
erarchische organisatie- en leerstructuur, alsook vanuit het hoofd naar de handen, het hande-
len. ‘Rebels en intuïtief’ betekent dat pedagogisch medewerkers dat deel in zichzelf aanspre-
ken van waaruit ze zelf sturen. Dat vraagt een dienende wijze van leidinggeven. Het betekent
ook dat pedagogisch medewerkers niet getraind worden in het uitvoeren van VVE-
programma’s, maar gecoacht worden op de werkvloer. Het zijn de technieken van het erva-
rend leren die hen daarbij ondersteunen, waardoor zij telkens meer en beter ‘aansluiten’. De
pedagogische medewerkers leren zingen en spelen mét de kinderen, in plaats van dat ze leren
hen te overhoren.
Voor de overheid betekent deze benaderingswijze meer een vertrouwen op een actief begeleid
en vormgegeven proces, dan in het beheersen van standaarden. Daarmee komen we weer uit
bij het begin van dit document, waar de overheid juist die inspanningsverplichting onder-
streept.
In de idealen leeft de toekomstgerichtheid die mensen hebben. In protocollen leeft alleen het
verleden. Met deze bottom-up werkwijze ontstaat het beleid vanuit het zien van de verbon-
denheid van de medewerkers met hun taken. Dat stimuleert en inspireert.
Met de publicatie van dit beleidsplan willen we ook anderen uitnodigen en aansporen een
zelfde weg te gaan.
Aansluiten bij ontdekkingsvreugde van het kleine kind, versie 05.04.2018 Pagina 30 van 30
12. Projectbeschrijving 2018-2019
Dit beleidsplan is het vertrekpunt voor een traject in 2018 en 2019.
Voor:
pedagogisch medewerkers
leidinggevenden
ouders
anderen, die betrokken zijn bij de kinderopvang; bijvoorbeeld vanuit de GGD.
Er wordt eigen ervaring onderzocht en kritisch in verbinding gebracht met dit document en
met de eisen die vanuit een VVE-kwalificatie gesteld worden. Ervaringen worden gedocu-
menteerd. De zo ontstane verdieping leidt tot actieve betrokkenheid van allen bij het tot stand
brengen van kwaliteit in de kinderopvang. De neerslag daarvan verschijnt in een verbeterd
nieuw beleidsplan, waarin ook de veelkleurigheid naar voren komt hoe de in dit document
verwoordde principes kunnen verschijnen.
Met dit vervolgtraject wordt, al doende, een curriculum voor de opleiding van pedagogisch
medewerkers in deze werkwijze ontwikkeld.
Effecten worden in dit traject m.b.v. interviews en een audit gemeten.
Tevens worden in dit traject de relevante financiële kaders en perspectieven voor het functio-
neren van een kwalitatief hoogstaande kinderopvang in kaart gebracht.
Het document wordt openbaar gemaakt en zo aan anderen ter beschikking gesteld.
Speelatelier
De Bakermat
Kinderdagverblijf
Pedagogisch Beleidsplan
deel 2 Werkplan
1 juni 2019
Pedagogisch Beleid – werkplan 2 van 31
Pedagogisch Beleidsplan deel 2: Werkplan
• Dagprogramma KDV en Peuters
• Dagprogramma baby’s
• Liedjes baby dreumes dagverblijf - overzicht
• Liedjes baby dreumes dagverblijf
• Dagritme met liedjes peuters kinderdagverblijf
• Thematisch werken met peuters - Pedagogie van de Seizoenen
• Kindvolgsysteem Bakermat
• Werkplaats Bakermat – continue scholing
• Stamgroep
• Mentor
• Afwijking BKR
• Contact met ouders
• Procedure inschrijving, toelating en wennen
• Procedure wijzigen en opzeggen
• Protocol zieke kinderen
• Calamiteitenplan
• Formulier toediening medicijnen
• Toestemmingsformulier ophalen door derden
• Ruilprocedure
• Flexibele opvang
• Adressen
• Geschillenprocedure
Pedagogisch Beleid – werkplan 3 van 31
Ochtendprogramma
KDV dreumes peuters
Huishoudelijk
Schoonmaken en onderhou-
den van ruimte en inventaris.
Het strikt gescheiden houden
van voedsel en schoonmaak.
Veiligheid staat voorop.
Verzorging
Zorg dragen voor de dagelijkse
opvang; verschonen, voeden
en begeleiden van de kinderen
op de Bakermat. Hygiënisch
en veilig.
Pedagogie
De dagelijkse verzorging en
ontwikkeling van de kinderen
gebed in de filosofie van
Rudolf Steiner. In het ritme,
op de stroom.
07.30 Openen
• Spreuk spreken, Ik zie rond…
• Kaarsje in de gang aan
• Ruimte en inventaris op orde brengen.
• Stoelen en mandjes klaaar zetten
• Brood uit vriezer kaas klaar zetten
• Weektaak plannen
• Bedjes checken
• Ontvangen kinderen en ouders (tot 9.00 uur)
• Ouders spelen met op de mat Wij ondersteunen
afscheid nemen en
aankomen van de
kinderen, spelen met hen
• Sfeer zingen/neuriën
08.45 Aan tafel gaan • Crackers en warm sap
• Speelgoed opruimen
• Handen wassen
• Slab om • Zingen… Aan tafel …
09.00 Cracker eten/
Peuterkring • Smeren en warme sap
inschenken
• Eten en drinken
• Aanbieden lange vierkante en ronde , en sap aanbieden
• Zingen: Goede morgen,
geef elkaar een hand
• Zangspelletjes
09.45 Afruimen • Tafel, stoelen en vloer schoonmaken
• Toeten poetsen, eerst handjes dan snoet
• Slab aan stoel
• Peuters mogen helpen afruimen, soppen en afwassen..
• neurie
Vrij spel
• Afwassen, klaar zetten kopjes voor broodmaaltijd
• Was ophangen
• Crackers etc. bijvullen
• Fruit klaarmaken
• Baby altijd tussendoor
• Toilet- en verschoonronde
• Zingen: Aan het werk,
groot en sterk
• Sfeer zingen/neuriën
• Vrolijk spel en stroomgericht aanwezig zijn
• Werkjes met de kinderen doen
10.25 Aan tafel gaan • Fruit snijden
• Warm sap • Handen wassen
• Zingen: Opruimen … en
Aan tafel …
10.30 Fruit eten •
• Fruit aanbieden en appeltjesliedje zingen
• In iedere kleine appel, appeltjes aan de bomen;
Sfeer zingen/neuriën
10.40 Afruimen • Tafel, stoelen en vloer schoonmaken
• Toeten poetsen, eerst handjes dan snoet • Zing maar wat…
10.45 Buitenspel
• Eerst de zandbak open maken
• Dan later Speelgoed uit de schuur klaarzetten
• Bakjes Afwassen en opruimen
• Broodtafel klaarmaken, smeren…
• Nog een luiers die nodig is
• Jassen en schoenen aan op de stoel
• Of in de gansoefening naar buiten gaan
• In een rijtje
• Zingen: Pak je laarzen, pak
je jas
• Samen naar buiten k zou zo graag….
• Buiten spelen kinderen en blijft juffie ook aan het werk of
• In spel met de kinderen Sfeer zingen/neuriën
• Op ruimen ja doe maar mee….
•
11.20 Naar binnen • Kinderen zetten Speelgoed bij schuurdeur
• Speelgoed in zandbak
• Zand afkloppen
• Jassen en schoenen uit bij de tuindeur
• In de handjes naar de gang.
• Handen wassen
• Wij klappen in de handen…
• Naar binnen Met een rij-liedje k zou zo graag…
• Sfeer zingen/neuriën…
• K zou zo graag….
11.25 Aan tafel gaan • Brood met (smeer)kaas,
later met appelstroop smeren
• Warm sap, thee, melk
• Handen wassen
• Slabjes om
• We komen rustig binnen…
en Aan tafel …
• Samen eten
11.30 Brood eten • Zingend brood met (smeer)kaas, appelstroop smeren
• Eten en drinken
• Aan tafel in de stoel, de Aarde doet het groeien
• Eten in stilte
• Zangspelletjes
Pedagogisch Beleid – werkplan 4 van 31
12.15 Afruimen • Tafel schoon, stoelen worden gepoetst en op de tafel gezet
• Toeten poetsen
• Slab aan stoel of in de was
• Grote kinderen kunnen helpen met afwassen
• Vloer vegen en moppen
• Afwassen
• Toilet- en verschoonronde
• Zingen: Aan het werk,
groot en sterk
• Kinderen spelen of helpen
12.45 Ophalen en brengen •
• Overdragen ochtendkind aan ouder
• Ontvangen middag-kinderen en ouders
• Sfeer zingen/neuriën
• Juffie doet Vrolijk aanwezig zijn
13.00 Naar bed • Aankleedtafel schoonmaken
• Verschonen en omkleden
• Slaapliedjes zingen
• Grote kinderen spelen rustig, puzzelen of lezen
• Opruimen ja doe maar
mee
Middagprogramma
Huishoudelijk
Schoonmaken en onderhou-
den van ruimte en inventaris.
Het strikt gescheiden houden
van voedsel en schoonmaak.
Veiligheid staat voorop.
Verzorging
Zorg dragen voor de
dagelijkse opvang;
verschonen, voeden en
begeleiden van de kinderen
op de Bakermat. Hygiënisch
en veilig.
Pedagogie
De dagelijkse verzorging en
ontwikkeling van de kinderen
gebed in de filosofie van
Rudolf Steiner. In het ritme,
op de stroom.
13.00 Middag openen
• Ruimte en inventaris op orde brengen.
• WC’tjes schoon+dweilen
• Taken afmaken
• Aanvullen proviand Commode bijvullen en schoonmaken
• Weektaak
• Maandtaak
• Stilte verzorgen
• Baby verzorgen, pauze nemen in overleg
• Tuin verzorgen zie tuinschrift..
• onkruid altijd weg…
• Als kinderen in bed liggen praten juffies over de ochtend hoe het ging met kinderen en in samenwerking
• Kind waarnemingen opschrijven
• Pauzes nemen
15:00 Opstaan • Yoghurt klaarzetten
• Bekertjes/kopjes
• Toilet- en verschoonronde • Sfeer zingen/neuriën
15.10 Aan tafel gaan /
Yoghurt eten • • Slabbetje om
• Zingen: Opruimen … en Aan tafel
• Goeiemiddag allemaal
• Eventueel helpen met
eten yoghurt
• Zangspelletjes
15.25 Vrij spel binnen of
buiten
• Tafel en stoelen schoon maken
• Kopjes weer Afwassen en klaar zetten voor sap 17 u
• Bedden verschonen
• Eventueel lakenwas doen donderdag
• Mandjes op orde brengen
• Toeten poetsen
• Slabbetje in de was
• Overdragen kind aan ouder
• Sfeer zingen/neuriën
• Spelen binnen of buiten
• Kleuren
• Vrolijk opruimen
• Kort babbelen met ouders,
Met
16.30 Aan tafel gaan • Koekjes klaarzetten
• kopjes
• Warme sap
• Hapje of drankje naar behoefte
• Kort babbelen met ouders,
• Neurie of zing nog wat vitaal vul de
pedagogische sfeer
16.30 Ophalen / vrij spel • Tafel en Boxrand soppen • kind Overdragen aan de
ouder
• Sfeer zingen/neuriën
• Kort babbelen met ouders,
• Spelen en lezen met de laatste kinderen
18.30 Sluiten
• Ruimte en inventaris op orde brengen, ook voor de volgende dag.
• Wasmachine vullen en aanzetten
•
• Opgeruimd
• Geschreven, kind en je uren.
• Vuilniszak meenemen
•
• Alles afsluiten
Pedagogisch Beleid – werkplan 5 van 31
Ochtendprogramma
baby’s
Overgangsliedjes
Sfeerliedjes
Zangspelletjes
Huishoudelijk
Schoonmaken en onderhouden van
ruimte en inventaris. Het strikt
gescheiden houden van voedsel en
schoonmaak. Veiligheid staat
voorop.
JUFFIE ZIT NOOIT OP DE GROND MET
BABY
Verzorging
Zorg dragen voor de dagelijkse
opvang; verschonen, voeden en
begeleiden van de kinderen op de
Bakermat. Hygiënisch en veilig.
ANDERE KINDEREN MOGEN NIET
AAN DE BABY, NIET KUSSEN AAIEN
JUFFIE WEL.
Pedagogie
De dagelijkse verzorging en
ontwikkeling van de kinderen gebed
in de filosofie van Rudolf Steiner. In
het ritme, op de stroom.
07:30-
08:45 Openen .
• Je checkt en bespreekt white board programma met ouder
• De groep klaar maken zie tricolore
• Boxkleden baby’s klaarleggen
• Water koken voor in thermoskan
• Flessenwarmer vullen en aanzetten
• Baby’s en ouders ontvangen
• Baby aannemen van ouder
• Even op schoot, dan in de box op eigen kleed.
• Wij ondersteunen afscheid
nemen en aankomen van de
kinderen, spelen met hen
• Sfeer zingen/neuriën
08:00-
10:00 Naar bed
• De Bently klaar maken; Hydrofiele luier dwars over het matras in de wagen leggen, op plek van het hoofd van de baby Wol onderlegger onder laken. Laken boven Zijden doek als deken
• Bedenkt eventueel zon-maatregelen als kindje buitenstaat in wagen
• Kan het kind rollen, NIET meer in de Bentley. Bedje klaarmaken.
• Schriftje baby lezen
• Luier verschonen
• Slaapzakje aan
• Zijden mutsje en eventueel wollen pak/broek/shirt op
• (eventueel) Inbakeren alleen met toestemming van ouders
• Baby in armen wiegen op rustige plek
• Baby in bedje/ wagen leggen
• Baby in de wagen in slaap wiegen als je alleen bent in de groep, anders in de slaapkamer
• Als baby slaapt controleer je regelmatig of het nog ademt…
• Je bedenkt welke voeding wanneer klaar moet staan, en je doet dat.
• Zelf rustig worden aan je zingen
• Je zingt eigenlijk vertrouwvol bij t verschonen
• Goede oefening voor zijn alleen maar zijn in je zingen
• De rest van de groep loslaten er helemaal voor de baby zijn.
• Slaapliedjes zingen
• Slaap kindje slaap, eigen
slaapliedje , Suze Nanne
Wees gegroet maria; engel van
mij;
• Met de groepsbeweging mee doen
08:45 Fruithap &
Afruimen
• Potjes klaarzetten en crackers + warm water/thee
• Tafel, stoelen en vloer schoonmaken
• Fruithap geef je op schoot als het nieuw en wennen is/aan tafel bij de anderen. Of in de wipstoel
• Als het kind zelf kan zitten tijdens het spelen kan het kind in de stoel zitten en eten.
• Slabbetjes om
• Toeten poetsen, eerst handjes dan snoet
• Ora viva
• Tafelliedjes
10:00-
11:30 Opstaan
• Je haalt de wagen tevoorschijn
• Maakt de wagen/bed weer klaar voor de volgende slaap.
• Als je de baby hoort neem je eerst ‘t kindje even paar minuten van contact bij je
• en pas na een paar minuten als het voelt, ga je de luier verschonen.
• Kleren aan doen, warm omhullend
• Hallo lieve kind, je zingt, je
spreekt kalme woordjes, in
contact.
• Tijdens het zitten en verschonen…
09:15 Spel
• Baby in kleine box boven als het nog niet kan staan.
• Je ondersteunt spelsfeer, of huishouden van de groep
• Zit op de bank met baby op schoot voordat de voeding komt.
• Je bent een voorbeeld voor de kinderen die gaan met hun pop jou nabootsen..
• Sfeer zingen/neuriën
• 8 mnd als het bewegen in contact fijn gaat vinden zing
Schootspelletjes
• Hop hop paardje; klap en in je handjes; schuitjevaren 3x rustig
zelfde liedje
• Bij spel en opruimen
sfeerliedjes…of schootliedjes
Pedagogisch Beleid – werkplan 6 van 31
09:30-
11:30 Fles
• Gekookt water staat klaar (s ochtends gemaakt)
• Je maakt de flesvoeding (aangegeven hoeveelheid poeder en water)
• Mengen gekookt en koud (gekookt water) water
• Als het mag van ouders alleen warm water uit de kraan voor in de fles
• Na het voeden zelf de doekjes en lege fles spoelen en opruimen. (hoeft niet uitgekookt, doen ouders)
• Voeden: Op rustige plek, In grote stoel of op bank geef je de fles.
• Baby wikkelen in eigen wollen deken. Handjes in de deken.
• Uitbuiken: Op schoot of wipstoel als jij in de buurt bent. Wipstoel in de box, niet op het kleed.
• Andere kinderen mogen niet aan de baby komen. Zij hebben hun pop.
• Tijdens de flesvoeding ben je bij
de flesvoeding.
• Weer voel je je zitten op de stoel, jouw buik
• Contact met je zelf en vandaar uit je kindje in je schoot…
• Als jij rustig bent is het kind rustig,
• Je neuriet in jezelf of met
stem.
10:00-
11:30 Spel
• Zijden mutsje blijft op het hoofdje
• Baby speelt alleen in kleine box als juffie in de omgeving doet.
• Juffies speelt ook even bij het kindje aan de hoge box…
• Samen naar buiten met grote kinderen wandelen in de Bentley,
• Bij warmte in evacuatiebedje
• Naar buiten met juffie in draagdoek dan kan juffie aanvegen en harken.
• Sfeer zingen/neuriën
• Schootspelletjes
10:00-
11:30 Naar bed
• De wagen zet je in de rode slaapkamer of op de groep
• De groep assisteren zie tricolore
• Bedje open leggen, kindje erin
• Bedenkt eventueel zon-maatregelen als kindje buitenstaat in wagen
• Lief de luier verschonen
• Lichaam gewoon in contact aanraken dat het kind je weet.
• Je doet slaapzakje aan
• Zijden mutsje op
• (eventueel) inbakeren
• Baby in armen wiegen op rustige plek
• Je legt het kindje in de wagen
• Volle buik voor het slapen
• Suze nanna, slaap kindje slaap,
Slaapliedjes zingen
13:00-
15:00 Opstaan
• Je haalt de wagen tevoorschijn
• Maakt de wagen/bed weer klaar voor de volgende slaap.
• Bedenkt eventueel zon-maatregelen
• Als je de baby hoort neem je eerst t kindje even paar minuten van contact bij je
• en pas na een paar minuten als het voelt, ga je
• Luier verschonen
• Kleertjes aan doen, warm omhullend
• Hallo lieve kind, je zingt JE
Spreekt kalme woordjes, in
contact.
• Tijdens even zitten en
verschonen…
13:15 Spel
• Je helpt tussen/ tijdens verzorgen van de baby de groep met verzorgende huishoudelijke acties waarbij kinderen niet helpen kunnen.
• Afwassen, vloer stoelen tafel maken.
• Maak nieuw gekookt water in witte thermoskan om te laten afkoelen
• Zijden mutsje blijft op het hoofdje
• Baby speelt alleen in kleine box als juffie in de omgeving doet.
• Juffies speelt ook even bij het kindje aan de hoge box…
• Sfeer zingen/neuriën
• Schootspelletjes
13:00 -
14:30 Fles
• Gekookt water staat klaar (s ochtends gemaakt)
• Je maakt de flesvoeding (aangegeven hoeveelheid poeder en water)
• Mengen gekookt en koud (gekookt water) water
• Als het mag van ouders alleen warm water uit de kraan voor in de fles
• Na het voeden zelf de doekjes en lege fles spoelen en opruimen. (hoeft niet uitgekookt, doen ouders)
• Voeden: Op rustige plek, In grote stoel of op bank geef je de fles.
• Baby wikkelen in eigen wollen deken. Handjes in de deken.
• Uitbuiken: Op schoot of wipstoel als jij in de buurt bent. Wipstoel in de box, niet op het kleed.
• Andere kinderen mogen niet aan de baby komen. Zij hebben hun pop.
• Tijdens de flesvoeding ben je bij
de flesvoeding.
• Weer voel je je zitten op de stoel, jouw buik
• Contact met je zelf en vandaar uit je kindje in je schoot…
• Als jij rustig bent is het kind rustig,
• Je neuriet in jezelf of met
stem.
Pedagogisch Beleid – werkplan 7 van 31
13:00 -
14:30 Naar bed
• De wagen zet je in de rode slaapkamer of op de groep
• De groep assisteren zie tricolore
• Bedje open leggen, kindje erin
• Bedenkt eventueel zon-maatregelen als kindje buitenstaat in wagen
• Lief de luier verschonen
• Lichaam gewoon in contact aanraken dat het kind je weet.
• Je doet slaapzakje aan
• Zijden mutsje op
• (eventueel) inbakeren
• Baby in armen wiegen op rustige plek
• Je legt het kindje in de wagen
• Volle buik voor het slapen
• Suze nanna, slaap kindje slaap,
je doet Slaapliedjes zingen
• Schriftje baby lezen
15:30-
16:30 Opstaan
• Je haalt de wagen tevoorschijn
• Maakt de wagen/bed weer klaar voor de volgende slaap.
• Bedenkt eventueel zon-maatregelen
• Als je de baby hoort neem je eerst t kindje even paar minuten van contact bij je
• en pas na een paar minuten als het voelt, ga je
• Luier verschonen Kleertjes aan doen, warm omhullend
• Hallo lieve kind, je zingt JE
Spreekt kalme woordjes, in
contact.
• Tijdens even zitten en
verschonen…
15:45 Spel
• Juffie kan de ruimte de was huishouden doen in nabijheid bij kindje
• Groentehap opwarmen in magnetron (alleen bij toestemming ouders) of flessenwarmer
• Sap en koekjes groep klaar maken en rest van dagtaken doen.
• Zijden mutsje blijft op het hoofdje
• Baby speelt alleen in kleine box als juffie in de omgeving doet.
• Juffies speelt ook even bij het kindje aan de hoge box…
• Samen naar buiten met grote kinderen wandelen in de Bently,
• Bij warmte in evacuatiebedje
• met juffie in draagdoek dan kan juffie
• werk/kabouter/Sfeer
zingen/neuriën
• Schootspelletjes
17:00 Groentehap • Voor de baby zorgen, aan tafel
bij de kinderen.
• Eventueel lepel in de hand, met andere lepel eten geven.
• Baby op schoot/in wipstoel of in de stoel (als het kan zitten) groente geven.
• Uitbuiken op schoot/wipstoel/stoel
• Rustig innerlijk rustig
17:15-
18:30 Tot ophalen
• Houten baby speelgoed poetsen
• Hydrofiele luiers in de was
• Matrashoesjes wassen box en wagen
• Babygym poetsen
• Aanrecht opruimen was erin.
• Andere dagtaken doen.
• Beetje sussen op schoot…als het te lang duurt
• Hopelijk ben je kaar met huishouden
• Je zingt met de kinderen spelliedjes,
• Dierenliedjes
• Altijd 3x herhalen en een nieuwe
Pedagogisch Beleid – werkplan 8 van 31
Liedjes baby dreumes dagverblijf
1. Beginlied van de dagelijkse momenten
2. Liedjes bij Overgangsmomenten
3. Liedjes klanken tonen bij naar bed brengen, En ontwaken
4. Liedjes bij Dagelijkse tafelmomenten – 3x zingen
5. Liedjes bij Speelmomenten
6. De liedjes voor sfeer als kinderen spelen en wij baby verzorgen..
7. bij het spelen en werken…Bouwen
8. Als er aanleiding speelt
9. Dierenliedjes, bij een prentenboek, bij vrij spel…
10. Sfeer, werk….Kabouters
11. Algemeen om lekker in je vel te blijven zitten…
12. Liedjes voor Op schoot, of vrij spel op het kleed.
13. Liedjes Voor het Seizoen
14. Liedjes voor de Aankleedtafel
15. In de slaapkamer
Pedagogisch Beleid – werkplan 9 van 31
Liedjes baby dreumes dagverblijf Bij sommige liedjes en in sommige situaties worden (euritmische) gebaren gemaakt.
1. Beginlied van de dagelijkse momenten
8:45 Cracker & Fruithap moment
‘Goedemorgen allemaal, geef elkaar een hand’
10:00 Fruit en sap moment
‘In iedere kleine appel, daar lijkt het wel een huis’
11:30 Brood moment
‘De aarde doet het groeien, de zonne doet het bloeien’
15:00 Yoghurt moment
‘Goedemiddag allemaal, geef elkaar een hand’
17:00 Cracker einde van de dag
We eten de cracker das lekker…
2. Liedjes bij Overgangsmomenten
Worden minstens drie keer gezongen met de woorden verder geneuried tot de boel opgeruimd is, en
juffies eigen opgewektheid zingt werkliedjes of mantra’s…de lijfjes van iedereen werken als de
sterken…
Opruimen
‘Opruimen opruimen ja doe maar mee’
‘Duimelot en likkepot’
Aan tafel gaan: ‘Aan tafel aan tafel aan tafel mijn kind’
Je improviseert je eigen handelingen…terwijl je een kind oppakt en in de stoel zet
Handen wassen: ‘Ora viva’
‘Dit zijn mijn wangetjes en dit is mijn kin’
Bij baby dreumes , haalt juffie jasjes, ‘Pak je laarzen pak je jas’
Je neuriet, buitenliedjes…werkliedjes, tafelliedjes…
soms gaan kinderen de gebaren dan doen…
En een voor een kleedt ze kinderen warm voor buiten.
Zet kind met jas en schoenen aan weer terug in de stoel.
Kinderen wachten tot ieder een jasje aan heeft.
Jassen aan:
3. Liedjes klanken tonen bij naar bed brengen, En ontwaken
Bij het aankleden, kiekeboe, voetkriebels, of rustige tonen…een klinker op een melodie, of een
mantra die in je op komt…Je eigen slaapliedje
4. Liedjes bij Dagelijkse tafelmomenten – 3x zingen
Pedagogisch Beleid – werkplan 10 van 31
We zingen liedjes drie keer, we merken dat bij de derde keer meer kinderen in de gebaren mee
komen..…Als je rond kijkt…kijken ze rond…
‘Draai het wieletje nog eens rond’
‘Klap eens in je handjes’
‘Wij bouwen een huis een heel mooi huis’
De mol ‘Onder de grond, onder de grond’
‘Met de vingertjes’
‘In de maneschijn’
‘Deze vuist op deze vuist’
Dikkie duim
‘Een spinnetje een spinnetje die zocht eens een vriendinnetje’
‘Visje visje in het water’
‘Zo gaat de molen de molen de molen’
Om en om en nog eens om
Twee haasjes flip en flap
5. Liedjes bij Speelmomenten Juffie speelt ook met onze spullen, soms zal ze samen met kinderen bouwen,
Soms poetst ze en dan poetsen kinderen mee…
6. De liedjes voor sfeer als kinderen spelen en wij baby verzorgen.. We zingen als kinderen spelen…sfeer en kinderliedjes…
‘De trein die ging uit rijden van Amsterdam naar Rotterdam’
‘Op een klein stationnetje’
‘Tsjoeke tsjoeke tsjoek’
‘Rije rije rije in een wagentje’
‘Klein rood autootje waar breng je ons naar toe’
we zingen Wiegeliedjes als we de baby verzorgen. We zien dat kinderen hun baby/knuffel ook graag
toedekken,
we zingen liedejs van onze eigen kindertijd, waar wij ons zelf goed bij voelen…
7. bij het spelen en werken…Bouwen
‘Blokken bouwen’
‘Wij bouwen een huis een heel mooi huis’
In holland staat een huis
8. Als er aanleiding speelt
De grote banaan als we erg uitgelaten en vrolijk zijn dan pakken we de muziekinstrumenten erbij.
Brand in Mokum…als iemand luid is…
9. Dierenliedjes, bij een prentenboek, bij vrij spel…
‘Poesje miauw’
‘Olifantje in het bos’ een rijtje maken
‘Ik zag twee beren’
‘Roodborstje tik tegen het raam tik tik tik’
‘De spin wiedewin de spin wiedewin’
‘Alle eendjes zwemmen in het water’
Pedagogisch Beleid – werkplan 11 van 31
‘Boer wat zeg je van mijn kippen’
‘Schaapje schaapje heb je witte wol’
‘Een koetje en een kalfje’
‘Witte zwanen zwarte zwanen’
Onder de grond
10. Sfeer, werk….Kabouters
‘Op een grote paddestoel’
‘Onder hele hoge bomen in een groot kabouterbos’
Opa bakkebaard, (bij werkjes…)
11. Algemeen om lekker in je vel te blijven zitten…
‘Oze wieze woze’
‘Rood rood rood zijn al mijn kleuren’
‘Elsje fiderelsje’
‘Klein klein kleutertje wat doe je in mijn hof’
‘De grote banaan uit Afrika’
Troost:
Een mantra neuriën of een klinker op een melodie..
12. Op schoot
‘Hop hop hop paardje in galop’
‘Hu hu paardje met je vlasse staartje’
‘Een dames paard een dames paard’
Een mantra….creeeren
Schuitje varen theetje drinken,
Draai het wieletje nog een rond
Ook op de vloer zingen we en bewegen we…
‘Varen varen over de baren’
‘Schuitje varen theetje drinken’
13. Liedjes Voor het Seizoen
De kleintjes doen de hand gebarenspelletjes graag mee. De seizoenen klinken in een enkel
liedje…aan tafel…
Lente lente feest….Open dag voor ouders.
‘Er liggen bolletjes in de grond’
‘Krokusbolletje’
Lammetje
Spinnetje
Zomer zomerfeest, voor ouders we maken een bloemenkrans en dansen op het plein
Vlug vlug vlindertje
Pedagogisch Beleid – werkplan 12 van 31
Herfst eind van herfst maken we een lichtje, voor lichtjes feest, uoders eten soep met ons.
Ik ben een boom
Winter Kerststemming geboorte…ouders eten soep het kersverhaal speelt..
‘Sneeuwvlokje wit rokje waar kom jij vandaan’
14. Aankleedtafel
Kriebel/vingertje/voetjes,
Kiekeboe….echt bij ieder kind voelen of ze het kent, tot het zelf het doekje weg gaat
halen…dit spelletje kun je op andere momenten in herinnering brengen, bij een gordijn, of
als het ‘wegloopt’
Komt een muisje aangelopen….
15. In de slaapkamer
‘Slaap kindje slaap’
‘Suja suja kindje’
Je eigen mantra van dat moment
Neuriën op O of OE bij naar bed brengen. Lage tonen.
Pedagogisch Beleid – werkplan 13 van 31
Dagritme met liedjes peuters kinderdagverblijf
1. Beginlied van de dagelijkse momenten
Bij binnenkomst:
“Wij zijn op de Bakermat” “(naam betreffend kind).... is op de Bakermat”
Sfeerliedjes/werkliedjes
In de kring:
Om de kring te maken, gaan de kinderen van de ruimte van binnenkomst(Isis) naar de ruimte van de peuters(Sofia). We zingen: ”De trein die rijdt op wielen” en de kinderen vormen een rij waarbij ze elkaar bij de schouders vasthouden. Onder het zingen “beweegt de trein” en de kinderen lopen naar de andere ruimte. Daar zingen we: “We maken een kringetje”. De kinderen nemen plaats in de kring bij de jaartafel.
Voor verder verloop zie pedagogie van de seizoenen, Thematisch werken met peuters.
Tijdens het vrije spel:
We zingen de kinderen naar het vrije spel vanuit de kring.
Tijdens het spel zingen we werkliedjes en sfeerliedjes afhankelijk ook van het seizoen. Zie punt 5.
“Elsje Fiederelsje”
“Opa Bakkebaard”
“De uil zat in de olmen”
“Rijden, rijden, rijden met een wagentje”
“Treintje ging uit rijden”
10:00 Fruit en sap moment
“In iedere kleine appel, daar lijkt het wel een huis”
“Appeltjes aan de bomen”
Buitenspelen
“De trein die rijdt op wielen” om zich naar de gang te begeven.
“Pak je laarzen, pak je jas” om jassen en schoenen aan te doen.
“De trein die rijdt op wielen” om zich naar buiten te begeven.
Tijdens het buitenspel zingen we ook sfeer en werkliedjes.
11:30 Brood moment
“De aarde doet het groeien, de zonne doet het bloeien”
15:00 Yoghurt moment
“Goedemiddag allemaal, geef elkaar een hand”
Pedagogisch Beleid – werkplan 14 van 31
17:00 Cracker einde van de dag
“We eten de cracker das lekker”
2. Liedjes bij overgangsmomenten
Opruimen
‘Opruimen opruimen, ja doe maar mee’
‘Duimelot en likkepot’
Aan tafel gaan
‘Aan tafel aan tafel aan tafel mijn kind’
Naar een andere ruimte gaan
'De trein die rijdt op wielen'
Handen wassen
‘Ora viva’
‘Dit zijn mijn wangetjes en dit is mijn kin’
We neuriën: buitenliedjes, werkliedjes, tafelliedjes, sfeerliedjes.
3. Liedjes, klanken, tonen bij naar bed brengen en ontwaken
Bij het aankleden rustige tonen. Een klinker op een melodie of een mantra. Een slaapliedje en een liedje om te ontwaken. “Ben je wakker”
4. Liedjes bij dagelijkse tafelmomenten – 3x zingen
We zingen liedjes drie keer. We merken dat bij de derde keer meer kinderen in de gebaren mee komen… Als jij rond kijkt, kijken zij rond…
'Toren bouwen' en dan een toren bouwen met de trommels van de crackers en de potten van het beleg.
‘Draai het wieltje nog eens rond’
‘Wij bouwen een huis een heel mooi huis’
De mol ‘Onder de grond, onder de grond’
‘Met de vingertjes’
‘In de maneschijn’
‘Deze vuist op deze vuist’
'Dikkie duim'
‘Een spinnetje een spinnetje die zocht eens een vriendinnetje’
‘Visje visje in het water’
‘Zo gaat de molen de molen de molen’
'De wielen van de bus'
Pedagogisch Beleid – werkplan 15 van 31
'Om en om en nog eens om'
'Twee haasjes Flip en Flap'
5. Liedjes bij speel en werk momenten en verschoon rondes of op de vloer tijdens het vrij spel
We zingen als kinderen spelen sfeer en kinderliedjes.
Ook wij spelen mee met de kinderen.
‘De trein die ging uit rijden van Amsterdam naar Rotterdam’
‘Op een klein stationnetje’
‘Tsjoeke tsjoeke tsjoek’
‘Rijden, rijden, rijden in een wagentje’
‘Klein rood autootje waar breng je ons naar toe’
'Opa Bakkebaard
'Elsje Fiederelsje'
‘Blokken bouwen’
‘Wij bouwen een huis een heel mooi huis’
'In Holland staat een huis'
'Op een grote paddenstoel'
'Onder hele hoge bomen in een groot kabouterbos'
'Schuitje varen, theetje drinken'
'Varen, varen over de baren'
We zingen liedjes van onze eigen kindertijd, waar wij ons zelf goed bij voelen.
8. Als er aanleiding voor is
'De grote banaan' Als we erg uitgelaten en vrolijk zijn. We pakken dan de muziekinstrumenten erbij.
'Brand in Mokum' Als een kind erg luid is of blijft huilen terwijl de aanleiding er niet (meer) naar is.
9. Dierenliedjes, bij een prentenboek of bij vrij spel
‘Poesje miauw’
‘Olifantje in het bos’
‘Ik zag twee beren’
‘Roodborstje tik tegen het raam tik tik tik’
‘De spin wiedewin de spin wiedewin’
‘Alle eendjes zwemmen in het water’
‘Boer wat zeg je van mijn kippen’
Pedagogisch Beleid – werkplan 16 van 31
‘Schaapje schaapje heb je witte wol’
‘Een koetje en een kalfje’
‘Witte zwanen zwarte zwanen’
'Onder de grond'
10. Algemeen om lekker in je vel te blijven zitten
‘Rood rood rood zijn al mijn kleuren’
‘Klein klein kleutertje wat doe je in mijn hof’
‘De grote banaan uit Afrika’
11. Bij troost
Een mantra neuriën of een klinker op een melodie.
Pedagogisch Beleid – werkplan 17 van 31
Thematisch werken met peuters: De pedagogie van de seizoenen: Seizoensgebonden hebben we de jaartafel ingericht. Liedjes, kringspelletjes, hand, en vingerspelletjes en boeken behorende bij het seizoen komen aan bod. Vooraf of aansluitend vieren we het jaarfeest (met ouders) dat bij het betreffende seizoen hoort. Herfst: jaartafel met de bijbehorende kleuren. Kastanjes, eikels, bladeren, appels en peren op de jaartafel. Kringetje met de peuters: Start met het lied: Goedemorgen allemaal Liedje: Vuurmannetje (er wordt een kaarsje aangestoken) één kind mag de lucifer uitblazen. Wakker maken van het lichaam: kloppen, wrijven, geluiden maken, stampen. Seizoensgebonden liedjes met bijbehorende gebaren, kringspelletjes en hand, en vingerspelletjes:
– Ïk ben een boom – Zie je de kastanjes aan de bomen – Herfst, herfst wat heb je te kopen – Op een grote paddenstoel – Haasje in de groeve
Kabouter Sprokkel wordt wakker gemaakt met een lied. Hij begroet alle kinderen met het lied: ”Goedemorgen … blij je weet te zien” Kinderen geven één voor één, om de beurt, een hand aan kabouter Sprokkel. Kabouter Sprokkel laat begrippen aan bod komen, praat met de kinderen, haalt af en toe gekke capriolen uit, haalt Joepie de pop erbij en gaat dan in zijn stoel zitten om te luisteren naar het boek. Eén kind haalt op uitnodiging van juffie het boek. Gebonden aan het seizoen:
– Kabouter Thijm in de herfst – Alle voetjes dansen – De kleine Engel
Het boek wordt, weer op uitnodiging van juffie, door het kind weer terug op de plaats gezet en de kring wordt afgesloten met het lied: “Stralend stijgt de zon omhoog” Het kaarsje wordt uitgeblazen door een kind. Daarna worden ze zingend naar het vrij spelen, dat volgt na de kring, begeleid met werkliedjes. In de herfst vieren we het lichtjesfeest. 's Avonds komen ouders, kinderen en juffies bij elkaar om samen soep en brood te eten. Ouders krijgen een ‘openbare les’ en er wordt ook gezongen. Herfstliedjes/ Liedjes van het lichtje:
– Ik loop hier al met mijn lantaarn – De sterren verschijnen
Winter: jaartafel met de bijbehorende kleuren. Naar de kerstperiode toe volgen de vilten poppetjes behorende bij de kribbe. De witte engel hangt er de hele tijd. Kringetje met de peuters: Start met het lied: Goedemorgen allemaal Liedje: Vuurmannetje (er wordt een kaarsje aangestoken) één kind mag de lucifer uitblazen. Wakker maken van het lichaam: kloppen, wrijven, geluiden maken, stampen. Seizoensgebonden liedjes met bijbehorende gebaren, kringspelletjes en hand, en vingerspelletjes:
– Het sneeuwt, het sneeuwt... – Daar achter de grote kerk – Sneeuwvlokje wit rokje
Kabouter Sprokkel wordt wakker gemaakt met een lied. Hij begroet alle kinderen met het lied: ”Goedemorgen … blij je weet te zien” Kinderen geven één voor één, om de beurt, een hand aan kabouter Sprokkel. Kabouter Sprokkel laat begrippen aan bod komen, praat met de kinderen, haalt af en toe gekke
Pedagogisch Beleid – werkplan 18 van 31
capriolen uit, haalt Joepie de pop erbij en gaat dan in zijn stoel zitten om te luisteren naar het boek. Eén kind haalt het boek. Gebonden aan het seizoen:
– Kan ik er ook nog bij? – Alle voetjes dansen – De kleine Engel
Het boek wordt door het kind weer terug op de plaats gezet en de kring wordt afgesloten met het lied: “Stralend stijgt de zon omhoog” Het kaarsje wordt uitgeblazen door een kind. Daarna worden ze zingend naar het vrij spelen, dat volgt na de kring, begeleid. In de winter vieren we het kerstfeest. 's Avonds komen ouders, kinderen en juffies bij elkaar om samen soep en brood te eten. Er wordt gezongen en het kerstspel wordt opgevoerd. Voor de lente en de zomer wordt ook de jaartafel in de juiste kleuren passende bij het seizoen ingericht. Lente: de jaartafel aangevuld met narcissen en krokussen. De liedjes met gebaren, kringspelletjes, hand en vingerspelletjes bij de lente:
– Krokusbolletje – Er liggen bolletjes in de grond – De mol; onder de grond – Flip en Flap die gingen samen eens op stap
De boeken passend bij de lente: – De dikke vette pannenkoek – Alle voetjes dansen – De kleine engel
In de lente vieren we het lentefeest met ouders. Ze komen 's ochtend en versieren het hek rondom de Bakermat met narcissen zodat er een gele krans ontstaat rondom. We drinken koffie en thee en eten taart. We maken een kring met ouders en kinderen en er wordt gezongen. Zomer: de jaartafel wordt ingericht met de bijbehorende kleuren. Aangevuld met (gemaakte) slakjes, een bijenkorfje en bijtjes. De liedjes met gebaren, kringspelletjes, hand en vingerspelletjes bij de zomer:
– Een slakje komt hier aangezet – Zoem, zoem, zoem een bijtje en een bloem – Vlieg, vlieg vlindertje
De boeken passend bij de zomer: – Boer Boris – Alle voetjes dansen – De kleine Engel
In de zomer vieren we het zomerfeest met ouders. We drinken koffie/thee en eten meegebrachte taart. We maken samen een bloemenkrans om op het hoofd te kunnen dragen en maken buiten een kring om te zingen met de kinderen. De zevensprong is het lied dat past bij het zomerfeest.
Pedagogisch Beleid – werkplan 19 van 31
Kindvolgsysteem Bakermat Kinderontwikkelingsgesprek Bakermat. We plannen 20 minuten - Een leidster is leiding - Noemt de spelregels bewaakt de tijd Wij gebruiken onderstaand formulier met daarop kijkrichtingen ontwikkeling….. We schrijven trefwoorden bij elke kijkrichting. Ouders en leidsters 7 minuten om te schrijven Dan wisselen we onze trefwoorden uit met elkaar. Er ontstaat een beeld…. Verschillen tussen thuis en Bakermat pakken we er even uit, als die meer aandacht nodig hebben dan maken we een aparte vervolgafspraak daarvoor. De leidster maakt een gespreksverslag, ouders ondertekenen dit.
Naam kind
Geboortedatum
Ingevuld door:
Naam en datum
Begin - Aankomen
Fysieke verschijning
Spelen
Bewegen
Eten
Slapen
Ontlasting
Spreken
Sociale houding
Medicijngebruik
Einde - Afscheid
NB1: Indien gewenst door de ouder(s) wordt bij de overgang naar de basisschool het Arnhems Overdracht Formulier (AOF) ingevuld, besproken en overhandigd.
NB2: Ieder vertrekkend kind ontvangt een rozenkwarts en een kabouterkaart met spreuk (stralend
stijgt de zon omhoog …)
Pedagogisch Beleid – werkplan 20 van 31
Gespreksverslag kinderontwikkelingsgesprek met ouders
Kinderbespreking datum
juffie Bakermat
Naam kind
geboorte datum
op de bakermat vanaf:
contract 40/48/52 aanwezig:
ouders
juffies
Waarneming volgsysteem Bakermat wordt gehanteerd in dit gesprek. Zo krijgen ouders en Bakermat
beeld van kind…
thema s van aandacht
raakvlakken verschillen
Pedagogisch Beleid – werkplan 21 van 31
Werkplaats Bakermat – continue scholing We werken met actuele ervaringen. De agenda wordt ter plekke opgesteld, zodat een levende agenda ontstaat. Op de volgende bladzijde is het agendaformat dat we hierbij gebruiken te zien. Kun je verschillende lagen ontdekken, in een ervaringsverhaal? We kijken naar verschillende lagen…Kind – Groep - Collega’s – Ouders – Management – Medewerksters – Overheid. Soms in gesprek, soms gebruiken we schrijfoefeningen. We oefenen spel en zang. Spelen, als middel voor zelfwaarneming van handelen. voor zelfkennis, bewustheid van voelen en intuïties, in de groep, in samenwerking, naar een kind of ouder. Kleine kinderen zijn een en al hallo in wezen…, en wij bewaren dat op De Bakermat zo goed als wij kunnen.. Voorbeeld van een oefensessie op de werkplaats, een speelatelier voor leidsters: 1. Klanken maken…en ademen en zitten in je zadel……in hallo voor jezelf. 2. Stil spel van handelingen… 3.Uitbeelden van beroepen en publiek raadt. 4. Geleid Inspringspel: als je idee hebt waar handeling over gaat spring je in en werk je mee. 5.Rollenspel klein maar fijn. We kunnen rollen, in beweging en geluid uitvergroten…voelen hoe dat is, we delen de ervaring.. reflecteren . essentie blijft over…voor ieder anders.
Pedagogisch beleidsmedewerker/Coach. De houder is vanaf de start de pedagogisch beleidsmedewerker en coach, zij begeleidt en coacht de leidsters tijdens de dagelijkse werkzaamheden op de vloer, tijdens de wekelijkse teambesprekingen (40 weken/jaar, 1 uur/week = 40 uur/jaar) en ook op de tweewekelijkse werkplaatsbijeenkomsten (20 weken/jaar, 1,5 uur/werkplaats = 30 uur/jaar) Dr. Albert de Vries, is 5 jaar verbonden aan de Bakermat hij vervult eveneens de rol van mede beleidsontwikkelaar en coach, we realiseren onze eigen werkscholing. Pedagogisch medewerkster Amanda Meijer is vanuit de nieuwe opleidingseisen bevoegd voor Pedagogisch beleidsmedewerker/ coach on the floor. Zij doet de dagelijkse begeleiding en coaching van de andere medewerksters. Amanda werkt 4 dagen per week en werkt gedurende de week samen met alle medewerksters. In de praktijk van de Bakermat komt dit ongeveer neer op 48 (werkweken) x 4 (dagen) x ¼ uur/dag = 48 uur/jaar. Een deel van de agendapunten op de teambesprekingen en de werkplaats zullen daarnaast ook onder deze coaching vallen. Een verslaglegging van de feitelijke coachingsinspanning is nog in ontwikkeling.
Voortgaande ontwikkelingen op De Bakermat In de bijlage Wanneer er zorgvragen zijn staat onze werkwijze bij zorgvragen uitgebreider
beschreven. Het is nu nog in conceptfase en zal na verdere bespreking in het team en met Stenden
worden opgenomen in het Pedagogisch Beleid (gedeeltelijk in deel1 en gedeeltelijk in deel 2, dit
Werkplan) en voor zover van toepassing ook in het Beleidsplan Veiligheid en Gezondheid.
Pedagogisch Beleid – werkplan 22 van 31
Datum:
Agendapunt Korte omschrijving Tijd Projectverant
woordelijke
Activiteit projectverantwoordelijke:
• advies vragen
• afstemmen
• informatie geven of verzamelen
• oefenen
Opmaat
5
1 Agenda Vaststellen agenda 10 Ans, Albert Oefenen, afstemmen
2 Mededelingen 5 informatie geven
afstemmen
3
4
5
6
7
8
9
10 Oefenen
11 Rondvraag
12 Reflectie ‘Welk moment was
voor jou een
leermoment en wat
heb je daar geleerd?’
5 oefenen
Totale tijd in minuten: 120
Pedagogisch Beleid – werkplan 23 van 31
Stamgroep Er is één verticale stamgroep (0 – 4 jaar) van maximaal 16 kinderen, in de praktijk maximaal 12 à 13. Op de ochtenden gaan de oudere kinderen (2 – 4 jaar) met een leidster naar de kabouterschool met een eigen programma voor de peuters. Op de meeste dagdelen wordt er gewerkt met twee leidsters, een voor de baby’s en dreumesen en een voor de peuters. De kind-leidster ratio is opgenomen in de software van ons kindadministratiesysteem en volgt de richtlijnen zoals die gehanteerd worden in het rekentool van de overheid, dat te vinden is op www.1ratio.nl.
Voor ieder kind een mentor en we doen het samen. Op de Bakermat is het mentorschap verdeeld over de leidsters. De mentor rol is bij ons een van begeleider en verzamelaar van ontwikkelingsgerichte gegevens, waarnemingen gebeurtenissen die we met het hele team opschrijven in het Overdracht schrift. Dit verzorgen we allen met elkaar. Waarnemingen (ook van )collega’s van kind elk persoonlijk individueel kind en rol in de leefgroep, worden in de dagelijkse overdracht opgetekend, ontwikkelingsgericht (verandering voeding, verzorging) in de kaartenbak bij gehouden door mentor. Dagelijks overdracht. We schrijven de dagelijks overdracht per dag, over groep, de activiteit, en individuele kinderen. In de overdracht worden waarnemingen van kinderen persoonlijk, en kinderen in de groepsbeweging opgeschreven. Bij kindbesprekingen met ouders is de mentor altijd samen met een collega present. Kindbespreking met ouders. Voor nieuwe kinderen is er in de eerste weken een kindbespreking met de ouders, daarna gebeurt dit twee keer per jaar (of eerder indien nodig). In de kindbesprekingen wordt aan de ouder bekend gemaakt welke beroepskracht de mentor is. De mentor zorgt dat de formulieren van de kindbesprekingen, samengevat per keer in de map zitten. Voor de oudste peuters zorgen we 4 maanden voortijds voor een gesprek met ouders, op weg naar de kleuterklas. IKK wetgeving 2018 Ieder kind in de kinderopvang krijgt een mentor. Ook de kinderen die op wisselende dagen naar de opvang gaan (flexibele opvang). De mentor is een pedagogische medewerker uit de groep van het kind die de ontwikkeling van het kind individueel en binnen de leefgroep volgt en schriftelijk verzamelt verwerkt. Zijn er bijzonderheden in de ontwikkeling van het kind, dan verwijst de mentor de ouders door voor verdere hulp. Ouders bespreken de ontwikkeling van hun kind met de mentor. . Naast de ouders, krijgen ook de basisschool en bso deze informatie. In de bso is de mentor ook het aanspreekpunt van het kind.
Afwijking BKR Op alle dagen van de week kan de BKR (Beroepskracht-Kind Ratio) afwijken gedurende het eerste en laatste uur van de dag en gedurende een uur tussen de middag: Van 07:30 – 08:30 uur, van 13:15 – 14:15 uur en van 17:30 – 18:30 uur. Van 08:30 tot 13:15 uur en van 14:15 tot 17:30 uur wordt er dus niet afgeweken van de BKR.
Contact met ouders Wij hechten veel waarde aan goede contacten met alle ouders/verzorgers om zo te komen tot een optimale samenwerking. De middelen die we hiervoor gebruiken zijn:
Intakegesprek In dit gesprek ontvangen ouders/verzorgers informatie over de gang van zaken in De Bakermat en krijgen dit pedagogisch beleidsplan toegelicht en kunnen het zelf volledig downloaden van de website. Eventuele vragen worden beantwoord, er wordt een rondleiding gegeven en er worden afspraken gemaakt over het wennen. Er wordt ouders gevraagd te vertellen over het kind in de thuissituatie en of er bijzonderheden zijn.
Whiteboard en prikbord
Pedagogisch Beleid – werkplan 24 van 31
Op de borden in de hal worden belangrijke zaken vermeld zoals bijvoorbeeld de geschillenenregeling en leden van de oudercommissie. Op het whiteboard in de leefruimte schrijven ouders bij het brengen de slaap- en eetgewoonten van de baby’s en dreumesen. De leidsters schrijven hierop de eet- en slaaptijden van die dag, zodat de praktische zaken bij het ophalen voor ouders duidelijk zijn.
Overdracht Bij het brengen is er een korte mondelinge overdracht van de ouder naar de leidster. Voor de kinderen van 0 – 2 jaar is er ook een korte schriftelijke overdracht op het whiteboard. Bij het ophalen geeft de leidster een korte overdracht aan de ouder. Voor uitgebreidere vragen van ouders wordt gevraagd om te bellen tussen 13:30 en 14:30 uur naar De Bakermat of ’s avonds tussen 19 en 20 uur naar de directie.
Kindbespreking met ouders Op aanvraag van ouders of leidsters kan er een kindbespreking plaats vinden. Bij het ophalen is er de mogelijkheid te informeren hoe de dag van het kind verlopen is. Bij een kindbespreking (20 minuten gesprek) wordt gebruik gemaakt van de signaleringslijsten die door ouders en leidsters afzonderlijk worden ingevuld. De overeenkomsten en vooral de verschillen vormen de basis voor het gesprek over het kind.
Ouderavond Minimaal een keer per jaar wordt er een ouderavond georganiseerd waarbij het volgende aan de orde kan komen: de gang van zaken in de groep, uitdieping van een thema met betrekking tot de opvoeding, ruimte voor de oudercommissie.
Oudercommissie De Bakermat heeft een oudercommissie. Wie de leden van de oudercommissie zijn staat vermeld op het whiteboard in de hal. Tevens is De Bakermat aangesloten bij BOinK (Belangenvereniging ouders in kinderopvang).
Nieuwsbrief Maandelijks komt er een nieuwsbrief uit van De Bakermat, de Bakerpraatjes.
Jaarfeesten Ieder seizoen, vier keer per jaar, vieren we gezamenlijk met ouders en kinderen de jaarfeesten. Ouders maken kennis met de pedagogische werkwijze, en beleven aan den lijve de seizoensliedjes en de bewegingsspelletjes die hun kinderen op De Bakermat doen. De kinderen laten dat graag en fier zien aan hun ouders. Op een zaterdagochtend in de lente versieren we het hek rondom De Bakermat met narcissen, en in de zomer maken we bloemenkransen en we dansen op het plein. Er is koffie en sap en ouders bakken taarten. Op een donderdagavond in de herfst en in de winter, delen we een maaltijd van brood en door ouders gemaakte soep. In de herfst zingen we van de wind, de regen en van het lichtje in de storm, in de winter zingen we traditionele liedjes en vieren we geboorte in koude donkere nacht. Naast de dagelijkse feitelijke informatie-uitwisseling en de periodieke ontwikkelingsgesprekken zijn dit belangrijke ervaringen en ontmoetingen van ouders met De Bakermat en ook van ouders onderling.
Huishoudelijke regels Er is een vast dagritme, zodat de herkenningsmomenten voor de kinderen duidelijk zijn. Ouders brengen hun kind, groeten leidster, en komen ook (7 min.) binnen, met hun kind mee. Dan neemt ouder afscheid, draagt kind over aan leidsters. Er wordt alleen aan tafel gegeten en er wordt geen snoep, koekjes e.d. van thuis meegenomen. Er wordt onder toezicht buiten op de speelplaats gespeeld. Wandelen geschiedt alleen maar in de directe omgeving van De Bakermat onder begeleiding. Bij het ophalen zorgen de ouders dat de kinderen hun jas en tas e.d. meenemen en de leidsters een groet geven ten afscheid zodat het duidelijk is dat de verantwoordelijkheid is overgedragen.
Pedagogisch Beleid – werkplan 25 van 31
Procedure inschrijving, toelating en wennen Iedere ouder/verzorger kan zich online inschrijven op de website www.SpeelatelierdeBakermat.nl. Voorafgaand aan of direct na de inschrijving wordt een kennismakingsgesprek afgesproken.
Kinderen vanaf 3 maanden oud kunnen worden geplaatst. Het einde van de opvang is i.h.a. als het kind 4 jaar wordt. Indien nodig voor het overbruggen van een periode dat het kind nog niet naar de basisschool gaat is opvang tot de leerplichtleeftijd, dus tot de 5e verjaardag in principe mogelijk. De ouder heeft dan nog steeds recht op kinderopvangtoeslag.
De minimale opvang is 3 dagdelen, dit zodat het kind een gezonde vertrouwensband kan opbouwen. Hechting, vertrouwen en herhaling zijn belangrijke elementen voor deze leeftijdsfase. Opvang gedurende slechts een dag per week is voor het kind onvoldoende voor een gezonde ontwikkeling, zo is ons gebleken.
Wanneer De Bakermat een kindplaats kan aanbieden wordt er telefonisch contact opgenomen om te overleggen welke dagen beschikbaar zijn. Daarna wordt er een contract opgestuurd en wanneer dit contract digitaal ondertekend is door de ouder(s) kan het kind op de afgesproken datum starten. Er worden afspraken gemaakt over het wennen.
De eerste keer wennen komen ouders mee om met het kind samen te spelen en te voelen. De tweede keer wennen ook, maar dan gaan de ouders na ongeveer tien minuten en komen na enkele uren weer terug. In overleg met de ouders wordt bekeken of dit ook voor hen de manier is om in te stromen. Meestal komen ouder en kind op een rustig afgesproken moment even de sfeer proeven en kennismaken.
We werken met één stamgroep in twee open, verbonden ruimtes. Het wennen van de dreumesen, die al langer op De Bakermat zijn, naar de peutergroep gaat op een natuurlijke wijze. De zangspelletjes van de peuters worden gehoord door de baby’s en dreumesen en andersom. Als de groep aan het begin of einde van de dag kleiner is worden de kinderen bij elkaar gebracht. Soms mogen grote dreumesen al naar de peuters toe om mee te doen, soms mogen grote peuters de leidster komen helpen bij de baby’s en dreumesen.
Procedure wijzigen en opzeggen Veranderingen en opzeggingen van dagen dienen via de ouderlogin vanhet kind-administratiesysteem, of als dat niet lukt per e-mail, te worden gedaan. Naast de wijzigingen ook duidelijk de ingangsdatum en einddatum vermelden. De opzegtermijn is 1 maand.
Ruilprocedure In principe komen kinderen op vaste dagen naar de kinderopvang. Dit komt de stabiliteit van de groepen, het zich veilig voelen van kinderen en daarmee de pedagogische kwaliteit van de opvang ten goede. Het kan echter voorkomen dat ouders op andere dan de vaste dagen opvang nodig hebben voor hun kind. Speelatelier De Bakermat biedt deze mogelijkheid.
Dit ruilbeleid gaat over ruildagen die tijdig zijn aangevraagd. Geplande opvangdagen die vervallen door ziekte of andere onverwachte gebeurtenissen vallen niet onder dit ruilbeleid. Ook nationale feestdagen kunnen niet geruild worden.
Pedagogisch Beleid – werkplan 26 van 31
Samengevat is de ruilregeling als volgt.
Er is geen plaatsingsgarantie op de gevraagde opvangdag. Ruilen kan alleen als er plaats is. De gevraagde opvangdag ligt tussen 2 weken en de 3 maanden vanaf de dag van aanvraag.
Tijdig betekent: Aanvraag voorafgaand aan de ruildag en de nieuwe opvangdag:
< 2 weken Crisisruil, € 7,50 administratiekosten > 2 weken gratis
Per kalenderjaar:
3 ruildagen bij 52 weken opvang + gemiste opvangdagen tijdens de kerstsluiting
2 ruildagen bij 40 weken opvang
Aanvragen worden binnen drie werkdagen in volgorde van binnenkomst behandeld en beantwoord.
Hieronder een gedetailleerdere beschrijving van het ruilbeleid.
Ruilvoorwaarden:
1. Ouders vragen het ruilen tijdig via de ouderlogin aan: minstens twee weken vooraf. Onder een ruildag wordt verstaan: ruilen van een vaste opvangdag volgens contract voor eenzelfde andere (hele, halve of korte) opvangdag. De ruildag (afwezigheid) en de uiteindelijke opvangdag worden na goedkeuring in de kindplanning en het werkrooster opgenomen. Er wordt geen tegoed aan ruildagen bijgehouden, d.w.z. ruilen is ruilen en geen sparen. Bij de aanvraag moet dan ook een gewenste opvangdag worden aangegeven, een tegoeddag is niet mogelijk. Nationale feestdagen kunnen niet geruild worden. De Bakermat is dan gesloten. Ouders betalen deze feestdagen wel, volgens de afspraken van het ministerie met de Kinderopvangbranche.
2. Er kan per jaar 2 tot 3 keer geruild worden: voor 52 weken opvang is dit 3 keer en voor 40 weken is dit 2 keer;
3. Een hele/halve/korte ruildag kan geruild worden tegen een hele/halve/korte opvangdag; 4. Als het tijdig (minstens twee weken vooraf) is aangevraagd dan is dit een gratis extra service van
de Bakermat. Er kan niet geruild worden als de aanvraag minder dan twee weken voor de ruildag of gewenste opvangdag wordt gedaan. In uitzonderingsgevallen in geval van crisis kan dit eventueel, na overleg, worden ingepland. Er wordt dan € 7,50 aan administratiekosten berekend.
5. Er is geen plaatsingsgarantie voor de gewenste opvangdag. 6. ln alle gevallen waarin deze regels niet voorzien beslist de directie van de Bakermat.
Ruilaanvraagprocedure
Aanvragen via de ouderlogin. Als dat niet lukt dan per e-mail naar [email protected] met de volgende gegevens:
Naam kind, ruildag datum en gewenste opvangdag datum.
Flexibele opvang Speelatelier De Bakermat hanteert een klantvriendelijk beleid voor flexibele opvang. In principe komen kinderen op vaste dagen naar de kinderopvang. Dit komt de stabiliteit van de groepen, het zich veilig voelen van kinderen en daarmee de pedagogische kwaliteit van de opvang ten goede. Het kan echter voorkomen dat ouders op andere dan de vaste dagen opvang nodig hebben voor hun kind. Via de ouderlogin kan losse opvang worden aangevraagd. De aanvraag wordt geaccepteerd als er plaats is op de gewenste dag. Facturering voor het losse opvangtarief gebeurt bij de eerstvolgende maandfactuur.
Pedagogisch Beleid – werkplan 27 van 31
Protocol zieke kinderen Zieke kinderen kunnen De Bakermat niet bezoeken. Dit in het belang van het kind zelf, maar ook in het belang van de in de groep aanwezige kinderen. Een kind is ziek als: • het koorts heeft (38,5 °C of hoger); • het ondertemperatuur heeft (36,0 °C of lager) • het zich niet meer kan handhaven in de groep omdat het zich niet lekker voelt; • er sprake is van een besmettelijke ziekte, zoals bof, diarree, hoofdluis, impetigo/krentenbaard,
geelzucht, loopoor, waterpokken (totdat ze zijn ingedroogd), mazelen, wormen, besmettelijke huidinfecties.
Soms wordt een kind ziek wanneer het de groep bezoekt. Om de ouders in kennis te stellen maken we gebruik van de gegevens van het calamiteitenformulier. In de meeste gevallen zullen we vragen of de ouders het kind zo spoedig mogelijk kunnen ophalen, soms zal dat direct moeten gebeuren. In het geval dat ouders niet in staat zijn om direct hun kind op te halen of niet bereikbaar zijn, wordt een tweede adres gevraagd (bijv. grootouders, buurvrouw). Deze gegevens staan ook op het calamiteitenformulier. Richtlijnen voor overleg met de ouders indien het kind: 1. hangerig is 2 opvallend ander gedrag vertoont 3. uitslag/vlekken heeft 4. diarree heeft of moet overgeven De ouders worden over eventuele heersende infectieziekten geïnformeerd door een briefje op het prikbord. De regeling voor infectieziekten wordt gehanteerd zoals opgesteld door de GGD. Van een aantal ziekten wordt melding gemaakt bij de GGD. Wanneer een kind speciaal voedsel nodig heeft (dieet, overgevoeligheid e.d.) verzoeken wij de ouders/verzorgers dit voedsel aan de groepsleiding te geven.
Pedagogisch Beleid – werkplan 28 van 31
Calamiteitenplan In geval van een calamiteit/ongeval: 1. blijf rustig en zorg voor de veiligheid van alle betrokkenen; 2. maak een inschatting van de situatie; 3. stel de kinderen gerust; 4. bepaal wat er moet gebeuren (kinderen evacueren, anderen alarmeren); 5. bel indien nodig de ouders, 112, ambulance, dokter; 6. bel indien nodig de achterwacht; 7. zorg dat achteraf iedereen (ouders, leiding) een goed verslag krijgt van het gebeurde. Het volgende moet in orde zijn: 1. aanmeldingsformulier is volledig ingevuld; 2. calamiteitenformulier is volledig ingevuld, up to date en goed bereikbaar; 3. inentingsgegevens zijn hierop bijgewerkt; 4. absentielijst is bijgewerkt aan begin van de dag; 5. ontruimingsplan hangt bij de brandhaspel; 6. EHBO doos hangt zichtbaar midden in de ruimte; 7. actuele telefoonlijst hangt op whiteboard in de groep en op kantoor; 8. alle medewerkers zijn op de hoogte van bovenstaande. In geval van een ongeval wordt als volgt gehandeld: Kleine wondjes en ongevallen worden door ons zelf verzorgd. De EHBO-doos hangt aan de muur bij de kindertoiletten. Bij een ernstig ongeval wordt het kind onmiddellijk naar de EHBO van het ziekenhuis gebracht, zo nodig met de ambulance. De leidster die achterblijft informeert zo snel mogelijk de ouders. Wanneer de nood niet zo hoog is (bijv. mogelijk gebroken arm) worden de ouders gebeld en gevraagd te komen en met hun kind naar het ziekenhuis te gaan. Als er een leidster met auto en extra persoon aanwezig is kan het kind door het personeel vervoerd worden. In een ander geval wordt een taxi gebeld. Belangrijke telefoonnummers:
• Ambulance: 112
• Centrale huisartsenpost: Huisartsendienst Regio Arnhem 0900-1598 Elderhofseweg 51, 6842 CR Arnhem
• A.B.C. Taxicentrale: 026 – 325 0000
• Spoed telefoonnummer Therapeuticum Aquamarijn 026 – 351 3719
Formulier toediening medicijnen Soms kan het wenselijk zijn dat een kind medicijnen toegediend krijgt gedurende zijn verblijf op De Bakermat. Dat is een grote verantwoordelijkheid. Er moet op toegezien worden dat het kind zijn medicijnen op tijd krijgt en ook in de juiste hoeveelheid. Tijdens een drukke dag en met de zorg voor nog zoveel andere kinderen kunnen wel eens fouten gemaakt worden. Als de leid(st)er daarvoor de verantwoordelijkheid neemt is ze hoofdelijk aansprakelijk voor de gevolgen van deze gemaakte fouten. Om te voorkomen dat een leid(st)er van De Bakermat hiermee geconfronteerd wordt, hebben wij de volgende maatregelen genomen: Door de (huis)arts voorgeschreven medicijnen kunnen alleen worden toegediend als een schriftelijke verklaring van de (huis)arts aanwezig is op De Bakermat. De leid(st)er van de groep van De Bakermat kan het toedienen van medicijnen altijd weigeren. Als de leid(st)er bereid is medicijnen te geven, wordt aan de ouders/verzorgers gevraagd dit formulier te ondertekenen, waarmee zij zelf de verantwoordelijkheid nemen. Dit formulier dient ook te worden ingevuld en ondertekend bij zogenaamde zelfmedicatie. Paracetamol wordt niet gezien als zelfmedicatie en wordt alleen toegediend als er een voorschrift van de (huis)arts aanwezig is.
Pedagogisch Beleid – werkplan 29 van 31
Hierbij geef ik toestemming om medicijnen toe te dienen aan: Naam kind: _____________________________________________ Naam medicijn: _____________________________________________ Voorschrift: _____________________________________________ Ik ben ervan op de hoogte dat De Bakermat zich niet aansprakelijk stelt voor eventuele gevolgen van het toedienen van dit medicijn. Ook nalatigheid m.b.t. het toedienen valt niet onder de verantwoordelijkheid van De Bakermat of de groepsleiding. Plaats, datum _____________________________________________ Handtekening ouder _____________________________________________
Toestemmingsformulier ophalen door derden Bij deze geeft de ouder van: Voornaam kind: _____________________________________________
Achternaam kind: _____________________________________________ Geboortedatum: _____________________________________________ toestemming aan De Bakermat dat bovengenoemd kind altijd opgehaald mag worden door: _____________________________________________ _____________________________________________ zonder dat dit van tevoren doorgegeven is aan De Bakermat. Wanneer dit eenmalig is mondeling of telefonisch doorgeven aan de betreffende groepsleiding. Plaats, datum _____________________________________________ Handtekening ouder _____________________________________________
Pedagogisch Beleid – werkplan 30 van 31
Adressen Speelatelier De Bakermat Hortensiastraat 2 6832 AZ Arnhem Telefoon: 026 – 737 0215 E-mail: [email protected] Website: www.SpeelatelierdeBakermat.nl Bruishuis Malburgen: Bruishuis Akkerwindestraat 1 6832 CR Arnhem Telefoon: 026 – 324 6470 Website: www.bruishuis.nl Volhuisvesting Arnhem: Volkshuisvesting Arnhem Kadestraat 1 6811 CA Arnhem Telefoon: 026 – 371 2712 Website: www.volkshuisvesting.nl Vrije School Arnhem: Parcivalschool Zwanebloemlaan 4 6832 HG Arnhem Telefoon: 026 – 321 3174 Website: www.parcivalschool.nl Therapeuticum Therapeuticum Aquamarijn Centrum voor Antroposofische artsen en therapeuten Onder de Linden 21-9 6822 KG in Arnhem Telefoon: 026 – 351 2712 Website: www.therapeuticumaquamarijn.nl Tandarts Antroposofisch tandarts Peter Borm Burgemeestersplein 13a 6814 DM Arnhem Telefoon: 026 – 351 5648 Website: www.tandartsborm.nl
Pedagogisch Beleid – werkplan 31 van 31
Geschillenprocedure Wij streven ernaar in moeilijke tijden bezwaren en verschillen, klachten, vragen en geschillen van ouders positief te benaderen. Het is in het belang van zowel ouders als leidsters, en daarmee van het kind en de leefgroep, om in een sfeer van overleg het geschil bespreekbaar te maken en samen naar een voor beide partijen bevredigende oplossing te zoeken. Hoe werkt de geschillenprocedure? Bij voorkeur bewandelen we eerst de weg van de interne geschillenprocedure en als deze niet naar een voor beide partijen bevredigende oplossing leidt dan gaat de externe geschillenprocedure van start. Stap 1 (Leidster) Neem contact op met degene in de organisatie die met het geschil te maken heeft. Wees openhartig over uw ontevredenheid, loop er niet mee rond maar kaart het snel aan; vaak biedt een eerlijk gesprek al een oplossing. Stap 2 (Houder) Als de eerste stap niet tot een bevredigende oplossing of antwoord leidt, zet dan uw geschil of vraag op papier en richt u tot de houder die de dagelijkse leiding heeft, Ans Lodder. Deze zal u dan uitnodigen voor een gesprek met de betreffende leidster. Stap 3 (Extern vertrouwenspersoon) Als het geschil de houder betreft dan kan dat besproken worden met de vertrouwenspersoon van De Bakermat. Mevr. Frances Nijssen fungeert als externe vertrouwenspersoon. De externe vertrouwenspersoon staat los van de organisatie zodat er geen vermenging van belangen op kan treden. Zij is bereikbaar via e-mail [email protected] of telefoon 06 - 2624 6068. Stap 4 (Extern klagen: Klachtenloket Kinderopvang en Geschillencommissie) Bent u niet tevreden over de manier waarop uw klacht binnen de opvang is behandeld? Vreest u dat de situatie zich vaker zal voordoen of verwacht u dat het indienen van een klacht geen resultaat oplevert? In die gevallen kunt u gebruik maken van de externe klachtenprocedure. U kunt uw klacht melden bij dit Klachtenloket Kinderopvang. Als u hiervoor kiest, zal een onafhankelijke medewerker van het klachtenloket uw klacht bekijken. Deze zal proberen uw klacht op te lossen via bemiddeling tussen u en de kinderopvangorganisatie. Als dit niet lukt, of als de inschatting is dat de klacht niet via bemiddeling is op te lossen, kan de medewerker u mediation aanraden of kunt u de klacht indienen bij de Geschillencommissie Kinderopvang en Peuterspeelzalen. Voor het indienen van een klacht bij De Geschillencommissie (uw klacht wordt dan een geschil) moet u een bepaalde procedure volgen, lees daarover op de site van De Geschillencommissie. Van uw klacht een geschil maken, brengt bepaalde voordelen met zich mee. Zo komt er een onafhankelijke uitspraak, die duidelijkheid schept voor u en de opvang. Als de opvangorganisatie is aangesloten bij de Geschillencommissie is de uitspraak bindend voor beide partijen. Dit is niet alleen in het belang van uw kind, maar ook in het belang van de andere kinderen in de opvang Contactgegevens: Klachtenloket Kinderopvang: Telefoon: 0900 1877; maandag t/m vrijdag 9.00 - 17.00 uur Website: https://www.klachtenloket-kinderopvang.nl/ouders/ Geschillencommissie Kinderopvang en Peuterspeelzalen Telefoon: 070 - 310 5310; maandag t/m vrijdag 9.00 - 17.00 uur Website: www.degeschillencommissie.nl