SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

40
‘Drijfveer achter Studiesucces’’ SOG-Fractie 2007-2008 Studentenorganisatie Groningen Sint Walburgstraat 22C 9712HX Groningen www.studentenorganisatie.nl [email protected]

description

SOG-notitie over studierendementen aan de RUG

Transcript of SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Page 1: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

‘Drijfveer achter

Studiesucces’’

SOG-Fractie 2007-2008

Studentenorganisatie Groningen

Sint Walburgstraat 22C

9712HX Groningen

www.studentenorganisatie.nl

[email protected]

Page 2: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

2

Inhoudsopgave

1. Inleiding

2. De 45 EC-eis: feiten en cijfers

3. Factoren die invloed hebben op studiesucces

4. Maatregelen om de rendementen aan de RUG te verbeteren

Bijlage 1 Geschiedenis van de rendementen discussie

Bijlage 2: Analyse situatie aan faculteiten

Bijlage 3: Analyse van het effect van 1,6 miljoen

Bijlage 4 : Aanbevelingen vanuit SOG notities en Rondvragen met betrekking tot

rendementen en studiesucces

Page 3: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

3

1- Inleiding

Begin Januari 2008 verscheen de Routekaart Rendementen & Studiesucces 2008 van

de zijde van het College van Bestuur. In deze Routekaart worden meerdere

maatregelen voorgesteld met als doel de rendementen aan de RUG te verbeteren en

de uitval te verminderen. Hoewel de SOG als uitgangspunt heeft dat het belangrijker is

dat een student zijn eigen verantwoordelijkheid neemt voor zijn studievoortgang,

erkennen wij de druk om de rendementen te verbeteren.

De discussie over de rendementen aan de RUG voert nu ongeveer drie jaar en de

studenten hebben vanaf het begin hun betrokkenheid getoond. Getuige niet alleen

de eerdere notities, maar ook het tot stand komen van de introductietijden regeling.

De SOG is van mening dat als er maatregelen genomen worden deze gericht moeten

zijn op het verbeteren van deze rendementen. Oftewel; het moet aantoonbaar zijn dat

de in de Routekaart genoemde maatregelen werken. Omdat in de Routekaart geen

aantoonbaar verband wordt gelegd tussen een maatregel en het effect hiervan zal

deze notitie zich als eerste focussen op de al dan niet aantoonbare effecten van de in

de Routekaart voorgestelde maatregelen.

Bij het opstellen van deze notitie is een uitgebreide analyse gemaakt van de

geschiedenis van de discussie over de rendementen aan de RUG, de huidige situatie

aan de faculteiten en de wetenschappelijke literatuur. Tevens hebben wij een enquête

onder 612 studenten gehouden waar verschillende conclusies uit getrokken kunnen

worden. De notitie richt zich met name op de hoofdlijnen en de conclusies die wij aan

bovenstaand onderzoek hebben kunnen verbinden. Hierbij verwijzen wij graag naar de

bijlagen voor de onderbouwing van onze conclusies.

In deze notitie zal eerst ingaan op feiten en cijfers over de door het College

voorgestelde 45-EC eis. Daarna zal een beschouwing worden gegeven van factoren

die wel van invloed zijn op de betrokkenheid van studenten bij hun studie en hun

studiesucces. De notitie zal eindigen met concrete aanbevelingen waarvan

aangetoond is dat deze het studiesucces positief beïnvloeden.

Page 4: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

4

2- De 45-EC eis: feiten & cijfers

In de Routekaart Rendementen van het College wordt onder andere als maatregel

genoemd het invoeren van de eis dat studenten 45 EC moeten hebben behaald

alvorens zij aan hun tweede studiejaar mogen beginnen. De SOG is van mening dat dit

een maatregel is die nauwelijks of zelfs geen effect zal hebben op de rendementen. Dit

is gebaseerd op de feiten en cijfers die wij hieronder zullen behandelen.

Faculteiten vergeleken

Een van de dingen die direct opvalt bij het analyseren van de gegevens van

faculteiten is dat twee faculteiten vrijwel alle in de routekaart genoemde punteneisen

reeds ingevoerd hebben. Het betreft hier de Faculteit Economie en Bedrijfskunde en de

Faculteit der Letteren. Aan deze Faculteiten zijn de 45-EC eis en de 15-EC knip tussen

de bachelor en master al lange tijd (de 45-EC eis al sinds begin jaren negentig) van

kracht. Verder hebben Economie en Bedrijfskunde ook al lange tijd de P na 2 jaar eis.

Deze Faculteiten hebben echter ook een van de laagste rendementen aan de RUG.

Onderstaande figuren, gebaseerd op cijfers uit de jaarverslagen 2006, geven voor de

Faculteit Bedrijfskunde en de Faculteit der Economische Wetenschappen aan welk

percentage studenten per cohort 60 EC haalde in hun eerste jaar (onderste lijn) en

welk percentage 45 EC of meer haalde (de bovenste lijn).

Page 5: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

5

Faculteit Bedrijfskunde: Faculteit der Economische

Wetenschappen:

Door het College werd de Faculteit GMW aangehaald als een Faculteit waar de 45-EC

wel effect heeft. Bij GMW is echter het percentage studenten dat 45 EC als dat 60 EC

heeft gehaald in het eerste jaar sterk gestegen vanaf 2002, terwijl de 45-EC eis pas in

het huidige collegejaar is ingevoerd. Hier is dus geen verband tussen de 45-EC eis en

het gestegen rendement.

Twee Faculteiten die de afgelopen jaren ook een stijgend rendement laten zien zijn

Wijsbegeerte en Ruimtelijke Wetenschappen. Ook deze faculteiten hadden tot dit

collegejaar geen 45-eis (FRW heeft het per dit collegejaar ingevoerd). Ter

verduidelijking hiervan wijzen we op onderstaande grafieken welke zijn gemaakt op

basis van cijfers in de jaarverslagen 2006. Wederom stelt de bovenste lijn het

percentage studenten dan 45 EC of meer haalde voor en de onderstaande het

percentage studenten dat 60 EC haalde.

2001 2002 2003 2004 2005 2006

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

50

>45 EC

60 EC

2001 2002 2003 2004 2005 2006

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

>45 EC

60 EC

Page 6: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

6

Wijsbegeerte: Ruimtelijke Wetenschappen:

Deze grafieken tonen in het bijzonder aan dat een rendementsverbetering mogelijk is

zonder punteneisen in te voeren. Dit wordt ook nog benadrukt door resultaten uit de

enquête die de SOG begin 2008 heeft afgenomen waarbij meer dan 80% van de

studenten aan heeft gegeven dat ze neutraal tot zeer oneens staan tegenover de

stelling dat blokkaderegelingen een positieve invloed hebben op studiesucces. En ook

uit ‘100 over de RUG’ 2005 blijkt dat bijvoorbeeld bij de Faculteit Letteren (met 45 EC als

ingangseis voor het tweede jaar) 48% van de studenten vindt dat het

opleidingsprogramma teveel ingangseisen bevat. Hierbij willen wij ook nog opmerken

dat in de Routekaart vermeld wordt dat het al dan niet hebben van een BSA niet

correleert met de uitval in het eerste jaar.

Feiten uit andere notities en de wetenschap

De Universitaire Commissie voor Studentenbeleid (UCS) heeft in 2006 een advies over

blokkaderegelingen uitgebracht in het licht van de rendementsdiscussie.1 Zij maken

een onderscheid tussen vakinhoudelijke ingangseisen en punteneisen. De belangrijkste

aanbeveling, na onderzoek naar verschillende ingangseisen bij vakken van

verschillende faculteiten, is dat vakinhoudelijke eisen duidelijk de voorkeur verdienen

1 Universitaire Commissie voor Studentenbeleid RUG, UCS-advies blokkaderegelingen (groningen 2006).

2001 2002 2003 2004 2005 2006

0

10

20

30

40

50

60

2000 2002 2004 2006 2008

0

10

20

30

40

50

60

70

>45 EC

60 EC

Page 7: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

7

boven punteneisen. De UCS heeft namelijk niet aan kunnen tonen dat punteneisen

zorgen voor een hoger rendement in de propedeuse. In tegenstelling juist, er komt

meer vertraging naarmate meer eisen zich opstapelen zonder

compensatiemogelijkheden te bieden. Het College en de raad hebben toen naar

aanleiding van dat onderzoek onderschreven dat vakinhoudelijke eisen de absolute

voorkeur verdienen boven punteneisen.

Ook wetenschappelijke artikelen, die ook aangehaald worden in de in 2006

verschenen Studierendement aan de RUG, feiten, verklaringen en aanbevelingen,

focussen zich volledig op andere maatregelen. Er is de afgelopen drie jaar door het

College nog geen enkel wetenschappelijk bewijs aangevoerd dat het instellen van

punteneisen een positieve invloed heeft op studierendement.

Waarneming 1:

Op basis van cijfers van de Faculteiten van de RUG kan geconcludeerd worden dat

het invoeren van een 45-EC geen enkele invloed heeft op de rendementen.

Waarneming 2:

Uit de wetenschappelijke literatuur kan geen enkel bewijs worden aangeleverd dat het

invoeren van een 45-EC eis invloed heeft op rendementen.

Waarneming 3:

Op basis van de cijfers van de Faculteiten van Wijsbegeerte en Ruimtelijke

Wetenschappen kan geconcludeerd worden dat het mogelijk is om de rendementen

enorm te verbeteren zonder punteneisen in te voeren.

Page 8: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

8

3- Factoren die invloed hebben op studiesucces

In het vorige hoofdstuk is aangetoond dat er geen reden is om aan te nemen dat het

instellen van punteneisen een positieve invloed zal hebben op de rendementen. Dit

hoofdstuk zal, wederom vanuit zowel de prakijk aan de RUG als bronnen hierbuiten,

een richting geven voor beleid op factoren die wel aantoonbaar invloed hebben op

studiesucces. Omdat bij het vormen van dit beleid gekeken moet worden naar het

totaal plaatje van factoren die relevant zijn voor de studievoortgang worden deze in

dit hoofdstuk per deelgebied behandeld.

Instroom

De samenstelling van de instroom blijkt zeer bepalend voor de rendementen. Het

aantal studenten dat 45 EC of meer behaald bij FWN, FRW en UMCG ligt structureel

een stuk hoger dan bij faculteiten als FEB, FDL en FRG. Dit is voor een deel te verklaren

door de samenstelling van de instroom. Uit de rendementsnotitie van 2006 blijkt

bijvoorbeeld dat het vwo-eindcijfer een grote voorspellende waarde voor studiesucces

heeft en ook dat scholieren met een beta-profiel succesvoller door hun studie heen

gaan. FWN en UMCG hebben qua instroom dus al een voordeel ten opzichte van

andere faculteiten.

Hoewel het van belang is bij de interpretatie van de cijfers rekening te houden met

aard van de instroom, geldt in Nederland het VWO examen als een voldoende

ingangseis; iets waar ook de SOG niet van wil afwijken. Het is echter wel belangrijk om

studenten die met een laag vwo-cijfer instromen voldoende voor te lichten en te

begeleiden.

Waarneming 4: Het rendement van een opleiding is sterk afhankelijk van de

samenstelling van de instroom.

Page 9: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

9

Voorlichting

Een van de bepalende factoren voor studiesucces is motivatie van studenten voor hun

studie. Uit studentenmotitor-onderzoeken blijkt dat 5% van de studenten al

ongemotiveerd aan de studie begint, dit percentage loopt in het eerste jaar op tot

13%.2 Studenten die bij aanvang van hun studie al ongemotiveerd zijn of dit raken

gedurende hun eerste studiejaar hebben zeer waarschijnlijk een verkeerde studiekeuze

gemaakt. Onderzoek bij de faculteit Rechtsgeleerheid maakte duidelijk dat bij

eerstejaarsstudenten de tevredenheid met de studiekeuze van invloed was op

studiesucces i.c. drop-out. Deze tevredenheid met de studiekeuze beïnvloedt de

motivatie van studenten en daarmee het studiegedrag, de academische integratie en

de studievoortgang.3

De voorlichting dus van heel groot belang om te zorgen dat studenten de juiste

studiekeuze maken. De RUG moet er voor zorgen dat aankomend studenten een

helder beeld hebben van de studie waaraan ze beginnen. Psychologie is ook veel

statistiek en als je rechten studeert leer je niet alleen om strafpleiter te worden. Wat een

studie van de studenten verwacht moet ook gecommuniceerd worden, al schrik je

daar misschien een deel van de toekomstige studenten mee af. Uit onderzoek blijkt dat

studenten zelf hun slaagkans in zullen schatten als zij een realistische inschatting kunnen

maken van wat hen te wachten staat.4

Dit kan onder andere door scholieren de mogelijkheid te geven colleges bij te wonen

en tijdens bestaande voorlichtingsactiviteiten een realistisch beeld van de studie te

schetsen.

Waarneming 5: Het rendemtent van een opleiding is afhankelijk van de kwaliteit van de

voorlichting die aan aankomende studenten gegeven wordt.

2 Werkgroep rendementen, Studierendement aan de RUG, feiten, verklaringen en aanbevelingen (groningen

2006) 23. 3 Ibidem, 24.

4 Beekhoven, S., A fair chance of succeeding: Study careers in Dutch higher education (Amsterdam 2002)

160.

Page 10: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

10

Het eerste semester

Een goede inrichting van het studieprogramma is een belangrijk onderdeel van de

algehele studeerbaarheid van de opleiding. De studeerbaarheid van een opleiding is

van grote invloed op het studiesucces. Bij de vormgeving van het studieprogramma

moet ten eerste worden meegenomen dat in verschillende rapporten, waaronder het

onlangs verschenen rapport van de Hoger onderwijsraad Succesvol starten in het

Hoger Onderwijs de nadruk gelegd op het eerste jaar. Uit onderzoeken blijkt dat

studiesucces tijdens het eerste jaar en specifiek tijdens het eerste semester bepalend is

voor de rest van de studie. De invloed van het goed doorlopen van de propedeuse of

het eerste jaar is nog meetbaar in het vierde jaar.5 Een groot deel van de maatregelen

om het studiesucces te vergroten zal zich dus moeten concentreren op dit eerste jaar.

Het College heeft het belang van het eerste semester onderschreven. Zo is

bijvoorbeeld door de introductietijdenregeling (samen met de koepel organisaties van

de studenten) een belangrijke stap gezet in het vrijmaken van dit eerste semester. Bij de

inrichting van het studieprogramma moet ook veel aandacht besteed worden aan het

eerste semester. Hierbij is de roostering van vakken van belang evenals de intensivering

van het onderwijs.

Waarneming 6: Maatregelen moeten zich met name concentreren op het eerste

semester van het eerste jaar.

Parallel lopende vakken

Ten tweede is uit onderzoek gebleken dat het aantal parallel geprogrammeerde

cursussen zo beperkt mogelijk gehouden moet worden. Dit omdat een correlatie is

aangetoont tussen het studiesucces en het aantal cursussen wat tegelijk gevolgd moet

worden. In de nota Studierendement aan de RUG, feiten, verklaringen en

aanbevelingen komt dit aspect ook aan de orde. Wanneer studenten een groter

aantal parallel geprogrammeerde vakken volgen heeft dit een negatieve invloed op

het studiesucces. De verklaring die hiervoor wordt gegeven is dat studenten hun

5 Beekhoven, S., A fair chance of succeeding (Amsterdam 2002) 161.

Page 11: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

11

aandacht slecht over verschillende cursussen kunnen verdelen. Het College heeft dit

punt meegegeven aan de faculteiten, maar in veel gevallen is hier nog niets mee

gebeurd. Het is dan ook van belang dat dit punt opnieuw onder de aandacht komt.

Daarnaast zijn de mate van samenhang in het studieprogramma en de spreiding van

de studielast factoren die van invloed zijn op de studeerbaarheid. Opleidingen moeten

deze twee zaken vertalen in de inrichting van het studieprogramma.

Waarneming 7: Een te groot aantal parallel lopende vakken heeft een negatieve

invloed op studiesucces.

Differentiatie

Wat betreft de verdere inrichting van de studieprogramma’s wijzen onderzoeken en

rapporten waaronder die van de commissie Ruim Baan voor Talent en de commissie

Hoger Onderwijs op het belang van differentiatie in het onderwijs. Differentiatie biedt

meer uitdaging aan studenten en dat draagt bij aan de studie motivatie.

Waarneming 8: Differentiatie biedt meer uitdaging aan studenten en dat draagt bij

aan de studie motivatie.

Werkvormen & interactiviteit

Het aantal contacturen, maar nog meer de inrichting van deze contacturen is van

grote invloed op de motivatie van studenten. Studenten worden door het onderwijs in

kleinere groepen meer betrokken bij de opleiding. Door deze binding zullen zij meer

gemotiveerd zijn en zal de focus meer op de studie komen te liggen. De mate van

interactie en stimulatie wordt bevorderd door het kiezen van een juiste werkvorm.

Wanneer studenten een interactieve werkvorm volgen slaagt er meer dan het dubbele

dan wanneer zij dat niet doen.6 Gezien het belang van de eerste fase van de studie

moeten dergelijke werkvormen met name in deze fase worden ingezet.

Een analyse van de huidige situatie binnen de RUG laat zien dat er grote verschillen zijn

in het aantal contacturen tussen de verschillende faculteiten. Een student bij

bijvoorbeeld de opleiding Bedrijfskunde heeft bijvoorbeeld in het eerste blok 6 uur per

6 Jansen, P. J., 'Selectie voor het hoger onderwijs' Onderzoek van onderwijs 4 (2004), 50-56.

Page 12: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

12

week college in grote hoorcolleges (met meer dan 400 studenten) en slechts 2 tot

hooguit 4 uur interactief onderwijs. Als dit vergeleken wordt met bijvoorbeeld

Scheikunde dan is dit redelijk schrikbarend; een eerstejaars Scheikunde heeft namelijk

in het eerste blok meer dan 27 contacturen verdeeld over zeer verschillende, vooral

interactieve? onderwijsvormen. Bij FWN en het UMCG is er sprake van een hogere

financiering per student waar de bedragen van bijvoorbeeld FEB schril bij afsteken.

Door deze hoge financiering is het voor deze faculteiten mogelijk om intensief onderwijs

te geven met veel contacturen in kleine groepen.

Kleinschaliger onderwijs op zichzelf heeft voordelen, maar is niet voldoende.

Kleinschalige colleges moeten ook interactief zijn en de studenten uitdagen. Daarbij

moet in de colleges aan het begin van de studie aandacht worden besteed aan

onder andere vaardigheden op het gebied van planning. In een academisch

programma wordt meer zelfstandigheid van de student verwacht, en om latere

planningsproblemen, zoals bij de scriptie, maar ook problemen bij het verdelen van de

aandacht over verschillende vakken te voorkomen dient iedere opleiding hier in zijn

eerste jaar aandacht aan te besteden.

Waarneming 9: Interactieve werkvormen hebben een positieve invloed op

studiesucces.

Waarneming 10: Een goede studieplanning heeft een positieve invloed op

studiesucces.

Interactie tussen studenten en docenten en studenten onderling wordt verder

bevorderd door het systematisch geven van feedback op te nemen als onderdeel in

de colleges. Vaak genoeg is de enige feedback die een student krijgt een

nabespreking voor alle studenten van het tentamen. Feedback past niet bij iedere

onderwijsvorm, maar wanneer er ingezet gaat worden op meer gedifferentieerd

onderwijs en meer werkcolleges dan past in een dergelijke werkvorm ook meer

feedback. Hierbij kan ook gedacht worden aan peer review van de studenten

onderling mits daarbij een goede begeleiding is. Goede feedback zal de student

stimuleren om actief te participeren en te presteren. Bovendien leert een student meer

van gedegen feedback dan van een voldoende of onvoldoende.

Page 13: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

13

Waarneming 11: Er wordt te weinig aandacht besteed aan feedback op geleverde

prestaties.

Het College heeft naar aanleiding van de rendementsnota 2006 als 1 van de 6 punten

aan de faculteiten meegegeven dat zij het opleidingen-aanbod moeten splitsen in 3

delen, namelijk een verrijkt programma, een regulier programma met extra begeleiding

en een regulier programma. Aan de RUG is de faculteit Rechten is onlangs begonnen

met een traject waarbij studenten na het eerste semester gedifferentieerde

werkvormen kunnen volgen. Studenten kunnen kiezen voor intensiever onderwijs en

worden dan ingedeeld in kleinere werkgroepen. Een zeer interessant initiatief dat

aansluit bij de aandachtspunten. Andere faculteiten zouden ook een dergelijke

differentiatie in onderwijsvormen na het eerste semester moeten aanbieden.

Waarneming 12: Een betere diversiteit aan werkvormen na het eerste semester kan een

positieve invloed hebben op studiesucces.

Verder moet er aandacht besteed worden aan geschikte werkvormen voor studenten

die een tentamen niet gehaald hebben. Met name voor de studenten die in hun

eerste jaar hun propedeuse niet helemaal gehaald hebben is het van belang dat deze

het volgend jaar goed begeleid worden bij hun propedeuse vakken. Daarom is het

naar de mening van de SOG goed als er voor deze studenten aparte werkcolleges

komen waarin zij adequate begeleiding krijgen om het tentamen deze keer wel te

halen. Deze colleges zijn dus niet slechts een herhaling van de stof, maar moeten meer

gericht zijn op het helpen van de studenten bij specifiekere problemen met het vak.

Waarneming 13: Aparte werkcolleges voor studenten die een vak niet hebben gehaald

kunnen een positieve invloed hebben op studiesucces.

Docenten

Er is een relatie aangetoond tussen docent-kwaliteit en prestaties van de studenten.

Wanneer de docent minder professioneel is leidt dit bij studenten tot minder

studiesucces. De professionele docent heeft de volgende eigenschappen; de docent

heeft een adequate vooropleiding, houdt zijn vakgebied goed bij, is op

onderwijsgebied voldoende competent en bij/nageschoold. De sterkste relaties tussen

de kwaliteit van de docent en het studiesucces van de student zijn aangetoond op de

Page 14: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

14

gebieden van; organisatie, duidelijkheid, interactie, stimulatie, manier van overbrengen

en feedback.7 Hieruit blijkt dat goede docenten in het propedeusejaar van groot

belang zijn voor een succesvolle start van de studie.

De kwaliteit van de docenten is uiteraard van groot belang gedurende de gehele

studie en daarom moeten docenten hun gehele loopbaan gemonitoord worden en

de mogelijkheid krijgen zich verder te ontwikkelen.

Waarneming 14: Het inzetten van topdocenten in het eerste blok heeft een positieve

invloed op studiesucces van studenten.Uitdaging in de studie komt onder andere voort

uit het op een aantrekkelijke en gevarieerde manier aanbieden van vakken. Daarbij

zijn colleges door gastsprekers een goed middel om studenten uit te dagen. Deze vorm

zou dan ook meer moeten worden toegepast. Ook werkvormen waarbij gebruik

gemaakt wordt van moderne technieken, zoals bij videocolleges, moeten optimaal

worden benut.

Waarneming 15: Een divers werkvormen-aanbod met onder andere gastcolleges en

videocolleges heeft een positieve invloed op studiesucces.

Begeleiding

Een van de gebieden waar volgens de rendementsnotitie van 2006 veel aandacht aan

geschonken moet worden is intensieve begeleiding van eerstejaars, met name in het

eerste semester. Het blijkt dat juist bij de faculteiten met de laagste rendementen deze

begeleiding nauwelijks of pas sinds kort in praktijk wordt gebracht. Om dit te

verduidelijken schetsen we hier een paar extreme verschillen:

• De Faculteit der Letteren heeft geen beleid op dit gebied en heeft tegenover de

Faculteitsraad ook aangegeven hier vanwege financiële redenen voorlopig ook

niets aan te gaan willen doen.

• De Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen en ook GMW kennen al wel een aantal

jaar mentorgroepjes in het eerste jaar.

7 Werkgroep rendementen, Studierendement aan de RUG (groningen 2006) 24.

Page 15: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

15

• De studies bij FWN zijn vaak kleinschalig vaak aard. Daarnaast zijn er veel onderwijs-

uren per week en bijna iedere opleiding heeft een mentorsysteem.

• De meeste intensieve begeleidingsvormen zijn te vinden bij het UMCG. Met name

bij de opleiding Geneeskunde, tevens de opleiding met het hoogste rendement

aan de RUG, zijn er zeer intensieve werkvormen in de eerste jaren van de Bachelor.

De begeleiding van studenten is met name tijdens het eerste gedeelte van de studie

van belang. In eerste instantie om te monitoren of een student op de goede plek zit,

een cruciale factor voor studiemotivatie. Een student moet van een studieadviseur of

een docent duidelijke feedback krijgen op zijn studieprogramma en studievoortgang.

Op basis van de resultaten van het eerste semester kan er met de student een gesprek

plaatsvinden, door studiebegeleider of docent, waarbij met de student besloten wordt

in welk traject de student zal instromen. Een gesprek maakt beter duidelijk of de student

gemotiveerd is en ambities heeft dan enkel afgaan op cijfers. Studenten die moeite

hebben met de academische opleiding zouden ook op zo’n moment goed

opgevangen kunnen worden en eventueel doorverwezen naar een traject met meer

begeleiding, een cursus van Studie Ondersteuning of eventueel zelfs een andere

studie.

Omdat studieadviseurs overbelast zullen worden door een te groot aantal studenten

moet er bij grote studies gewerkt worden met een mentoraat systeem. Deze rol kan

worden ingevuld door docenten en/of ouderejaars studenten. Studieadviseurs moeten

goed bereikbaar zijn en binnen een week beschikbaar voor een afspraak.

Waarneming 16: Goede feedback middels bijvoorbeeld een mentorsysteem of in

gesprekken met een studieadviseur kan een positieve invloed hebben op studiesucces.

Waarneming 17: Het leggen van een duidelijk keuze aan het eind van het eerste blok

tussen intensieve werkvormen of hoorcolleges kan een positieve invloed hebben op

studiesucces.

Page 16: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

16

Herkansingen & omvang vakken

Het herkansingsbeleid en de omvang van vakken zijn grote onderwerpen die aan bod

zijn geweest in de rendementsdiscussie de afgelopen jaren. Uit de opsomming hierover

in de bijlage blijkt dat bij veel faculteiten deze beide punten vaak pas sinds zeer kort

faculteitsbreed doorgevoerd zijn. Daarbij valt vooral op dat twee van de faculteiten

met een zeer laag rendemen, FEB en FdL, nog een beleid hebben waarbij de

herkansingen van het eerste blok in dezelfde weken vallen als de toetsen van het

tweede blok. Vervolgens zijn die van het tweede blok gelijk met het de eerste toetsen

van het derde blok, etc.

Waarneming 18: Herkansingen die overlappen met de tentamens van het volgende

blok of semester hebben een negatieve invloed op studiesucces.

Faciliteiten

Een goede werkplek voor de student in een ondersteunende sfeer is van belang voor

het studiesucces. Wanneer de student de beschikking heeft over een goede werkplek

dan heeft dit een positieve invloed op de studie.8 Aangenomen kan worden dat niet

iedere student thuis, vaak op kamers in een studentenhuis, beschikking heeft over een

goede werkplek in een ondersteunende omgeving. Dit onderstreept het belang van

het aanbieden van goede en voldoende werkplekken door de de universiteit.

Waarneming 19: Een goede studieomgeving heeft een positieve invloed op

studiesucces.

Binding en externe factoren

De aanbevelingen die in dit hoofdstuk worden gedaan vormen gezamenlijk een

totaalpakket dat bij zal dragen aan het studiesucces van studenten. Er is rekening

gehouden met de belangrijkste factoren die van invloed zijn op het studiegedrag van

studenten. Een factor die daarbij minder expliciet aan de orde is gekomen, maar

herhaaldelijk genoemd wordt in de wetenschappelijke literatuur is de binding van

8 Beekhoven, S., A fair chance of succeeding (Amsterdam 2002) 158.

Page 17: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

17

studenten aan de instelling. Deze binding wordt beïnvloed door factoren eerder

genoemd zijn in dit hoofdstuk.

Het integratiemodel van Tinto is een model wat veel gebruikt wordt bij onderzoek naar

het verklaren van studievoortgang. Op basis van dit model is er zelfs een ‘checklist

rendementen’ ingevoerd aan de Hogeschool van Amsterdam met tot nu toe positieve

resultaten. In de pilot zijn de rendementen met gemiddeld 10% gestegen .9 Het model

van Tinto gaat er vanuit dat studenten die beter geïntegreerd zijn, meer contacten

hebben met medestudenten en docenten, zich meer verbonden voelen met de

opleiding, meer kans hebben op een succesvolle afronding van hun opleiding. Een

goede academische integratie betekent dat studenten zich op een positieve wijze

identificeren met hun opleiding, dat docenten hen daarop aanspreken en hun

studenten als het ware uitnodigen om deel te nemen aan de professie.10

Groningen kent een zeer actieve studentencultuur waarbij veel studenten actief zijn

naast hun studie. De RUG heeft deze ontwikkeling altijd ondersteund aangezien het

heel belangrijk is dat studenten zich op meerdere vlakken ontwikkelen. In het kader van

de huidige discussie kan gekeken worden naar mogelijkheden om in samenwerking

met studie- en studentenverenigingen meer bewustzijn onder studenten te creëren

omtrent het belang van de studievoortgang.

Waarneming 19: Een betere samenwerking met studie- en studentenvereniging zou een

positieve invloed op het bewustzijn onder studenten van het belang van

studievoortgang kunnen hebben.

9 Hijfte J. van, ''Checklist rendementen': een succesvolle benadering?', tijdschrift voor hoger onderwijs en

management 4 (2005), 49-52. 10 Werkgroep rendementen, Studierendement aan de RUG (groningen 2006) 25.

Page 18: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

18

4- Maatregelen om de rendementen aan de RUG te

verbeteren

Uit de analyses en onderzoeken die in voorgaande hoofdstukken zijn uitgewerkt blijkt

dat er niet aannemelijk is gemaakt dat een punteneis van 45 EC om toegang te krijgen

tot de postpropedeuse het beoogde doel zal bewerkstelligen. Er is veel onderzoek

gedaan naar rendementen. Daaruit is gebleken dat er niet een maatregel is die zal

zorgen dat de RUG haar rendementen zullen verbeteren. Het is een pakket aan

maatregelen die veelal op onderwijsinhoudelijk niveau ligt maar waarbij ook

voorlichting en facilitering van belang is. De SOG komt dan ook niet met een voorstel

om de rendementen te verbeteren maar pleit voor een pakket aan maatregelen.

Enkel goede docenten zullen het studiesucces van de student waarschijnlijk niet

substantieel doen toenemen. Echter een pakket van eerlijke voorlichting, goede

indeling van het onderwijsprogramma, interactieve werkvormen, differentiatie, goede

docenten en begeleiding, aandacht voor toetsing en facilitering zal in onze ogen het

beoogde doel bewerkstelligen. Wij zijn ons ervan bewust dat een punteneis geen

additionele investeringen vergt en het pakket aan maatregelen dat wij voorstellen wel.

Wij delen echter de mening, die het College van Bestuur eerder geuit heeft, dat een

investering in de rendementen zich zal terugverdienen doordat meer studenten sneller

afstuderen. De middelen die het College haar nota ter beschikking stelt zijn in onze

ogen niet voldoende de gewenste resultaten te boeken. Berekeningen wijzen uit dat

het effect van 1,6 miljoen op de student-staf ratio minimaal is.11 Laat staan als er op

meer middelen ingezet moet worden om de rendementen daadwerkelijk te

verbeteren.

Met het totaalpakket aan maatregelen dat de SOG voorstelt zullen studenten niet

alleen sneller studeren maar zullen er naar verwachting ook minder studenten

vroegtijdig stoppen met hun studie. De uitval vermindering waar de huidige minister

van onderwijs om vraagt zal in de ogen van de SOG-fractie niet bereikt worden met

een blokkade, echter wel met een pakket aan maatregelen die ook gestaafd worden

11 Zie bijlage 3

Page 19: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

19

door onderzoek en analyses. Daarom is de SOG-fractie van mening dat het College

van Bestuur beter naar Den Haag kan gaan met een plan dat gestoeld is op

onderzoek en wat beoogt ook de uitval te verminderen dan met de voorgestelde

punteneis.

Het pakket met maatregelen waar het College van Bestuur op moet inzetten behelst

het volgende:

Voor aankomende studenten;

• Een goede en vooral eerlijke voorlichting over wat zij kunnen verwachten van de

studie en het onderwijs aan een universiteit.

Voor studenten in het eerste jaar/semester, onderwijsinhoudelijk:

� Het aantal parallel geprogrammeerde vakken moet worden terug gebracht

� Er moet differentiatie in werkvormen en in niveau worden aangeboden

� Er moeten meer interactieve werkvormen in het onderwijs worden gebruikt

� Bij een interactieve werkvorm hoort feedback, er moet meer aandacht besteed

worden aan feedback

� Er moeten goede docenten worden ingezet in het eerste jaar/semester, en bij

voorkeur komt er over de gehele linie meer aandacht voor docentkwaliteit en

de kenmerken die van invloed zijn op studiesucces

� Er moet expliciet aandacht zijn de invloed van toetbeleid op studiesucces, met

name de planning verdient aandacht.

Voor studenten in het eerste jaar/semester, studentfactoren:

• Er moet aandacht komen voor planning in het begin van de studie om

studenten te leren om zelfstandig academisch te kunnen studeren

• Recidivisten moeten aparte aandacht krijgen om het vak beter te leren

begrijpen

Page 20: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

20

• Er is begeleiding nodig in het eerste semester om studenten te helpen de juiste

keuzes te maken en de binding met de studie te krijgen

• Er moeten voldoende en goede werkplekken beschikbaar zijn voor de student

om te studeren.

Page 21: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

21

Bijlage 1 Geschiedenis van de rendementen discussie

2005: aanzet tot discussie over rendementen

Begin 2005 kwam het College van Bestuur met een discussienotitie over

studierendementen. Aanleiding hiertoe was dat het College van mening was dat er in

RUG-breed perspectief nog te weinig aandacht was voor rendementen. ‘In deze tijd

van toenemende publieke verantwoording van resultaten van onderwijsinstelling en

het grote belang dat aan kwaliteit en kwaliteitszorg wordt gehecht, dient de RUG met

grotere regelmaat en precisie dan tot dusver het geval is, rendementen onder de loep

te nemen en daarnaast – in het bijzonder – de afwegingen die leiden tot een oordeel

over rendementen: te hoog, te laag of op het goede niveau.’12 Zo omschrijft het

College het doel van de notitie. In deze notitie worden selectie aan de poort en

Bindend Studie Advies als middel afgewezen, een standpunt dat het College van

Bestuur houdt door de discussie heen. Motivatie en inzet van de student worden als

voornaamste oorzaken genoemd van studievertraging. Voorlichting, inrichting van de

studie, begeleiding, toetsing en de competenties van docenten worden aangedragen

als middelen. Tot slot spreekt het College van Bestuur uit dat een

rendementsverbetering van 5% het te behalen doel moet zijn. Met deze aanzet tot een

definitie van de aanleiding, oorzaken, middelen tot verbetering en het aangeven van

het doel opent het College van Bestuur de discussie.

Niet lang daarna gaat een werkgroep rendementen aan de slag om een notitie te

schrijven over deze problematiek. Deze werkgroep komt met de notitie

Studierendement aan de RUG, feiten, verklaringen en aanbevelingen. Voor deze

notitie heeft de werkgroep onderzoek gedaan naar de rendementscijfers van de RUG,

good practices en plannen van de faculteiten en wetenschappelijke literatuur over de

studierendementen. Deze werkgroep is met negenentwintig aanbevelingen op het

gebied van tijdsbesteding van de student, het onderwijsaanbod, differentiatie,

studeerbaarheid, toetsing en evaluatie van het onderwijs. Deze aanbevelingen zijn

telkens voorzien van een goede (cijfermatige) onderbouwing. Alle aanbevelingen naar

12 College van Bestuur Rijksuniversiteit Groningen, Discussienotitie over studierendementen, 2005, .

Page 22: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

22

aanleiding van dit omvangrijke onderzoek gaan over kwalitatieve maatregelen. Het

College van Bestuur heeft hier de acht volgende aandachtspunten uit gekozen:

• systematisch aandacht en begeleiding geven aan studenten vanaf de

allereerste dag van de opleiding in het eerste jaar: het studiegedrag en -resultaat in de

eerste maanden van de opleiding hebben zeer grote invloed op het studiesucces in de

loop van de hele opleiding.

• na enkele maanden in het eerste jaar het opleidingsaanbod splitsen:

- getalenteerde en gemotiveerde studenten volgen een verrijkt programma waarin

zij het basispakket versneld doorlopen en aanvullende stof krijgen aangeboden

met hoogwaardige begeleiding gericht op het afleveren van top-studenten in de

regulier beschikbare tijd;

- minder getalenteerde/gemotiveerde studenten volgen het reguliere programma

waarin zij extra begeleiding verkrijgen (waaronder meer actieve contacturen en

responsiecolleges);

- de minder gemotiveerde studenten volgen het reguliere programma zonder extra

begeleidingsopties.

• een facultair beloning- en sanctiesysteem introduceren voor de wel/niet

voldoende

punten behalende student:

- studenten die binnen een bepaald tijdsbestek een minimum aantal punten hebben

behaald (bijvoorbeeld binnen 16 maanden minimaal 80 punten), krijgen een

student-assistentschap aangeboden (bijvoorbeeld van minimaal 2 SAE voor een

periode van minimaal 6 maanden);

- studenten wordt een incentive geboden bij afronding van de bachelor na

Page 23: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

23

maximaal 40 maanden (bijvoorbeeld het mogen behouden van laptop;

- studenten zullen bij het behalen van minder dan een vast te stellen minimum

aantal punten na 3 maanden worden ingedeeld in de studentengroep die een regulier

dat wil zeggen niet-intensief onderwijsaanbod krijgt;

- studenten krijgen bij het niet behalen van een minimum aantal studiepunten na

het eerste semester een voorlopig studieadvies dat is gericht op het doen

veranderen van het studiegedrag (studiegedrag sterk wijzigen, andere opleiding

kiezen of anders opleiding staken).

• hetzelfde studieadvies uitbrengen op alle faculteiten en opleidingen in het

eerste jaar:

hetzelfde aantal behaalde studiepunten zal in alle gevallen dienen te leiden tot een

vergelijkbaar advies: doorgaan, onder voorwaarden doorgaan, stoppen & switchen en

stoppen & vertrekken;

• het aantal vakken per opleidingsjaar verminderen: een te groot aantal

verschillende vakken - zonder compensatiemogelijkheden - versnippert de opleiding en

heeft tegelijkertijd een heel negatief effect op het studierendement;

• deeltentamens en/of verlengde tentamens introduceren teneinde studenten

voldoende gelegenheid en eventueel compensatiemogelijkheden te geven bij een

behoorlijke inzet van hun kant tentamens te halen;

• in combinatie hiermee: het aantal volledige herkansingen drastisch reduceren

teneinde uitstelgedrag tegen te gaan, behalve bij bijzondere omstandigheden. Het

College is er vooralsnog niet van overtuigd dat alle herkansingen in augustus dienen

plaats te vinden;

• struikelblokvakken en de scriptie goed inbedden in de opleiding: een goede

voorbereiding op en begeleiding bij moeilijke onderdelen van de opleiding zijn voor

een opleiding tijdrovend, maar kunnen, als een student op deze vakken/onderdelen

Page 24: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

24

blijft 'hangen', het verschil betekenen tussen wel (de financiering van) een diploma of

niet. Praktisch gezien betaalt eventuele extra inzet zich meteen terug.

2006: beleid wordt gevormd

Tijdens de voorjaarsoverleggen met de faculteiten in 2006 worden deze

uitgangspunten voorgelegd aan de faculteiten. Het is de bedoeling dat de faculteiten

naar aanleiding daarvan komen met uitvoerbare maatregelen om de rendementen te

verhogen. In augustus 2006 komt vervolgens de notitie Stand van zaken

studierendementen. In deze stand van zaken wordt genoemd dat

rendementsverbeterende maatregelen zullen moeten worden toegepast naar gelang

het van toepassing is op de betreffende faculteit. Er wordt dus weloverwogen gekozen

voor een decentrale aanpak die centraal gemonitord wordt. Naar aanleiding daarvan

stuurt het College een brief naar alle faculteiten met de vraag of zij voor 1 januari 2007

een uitvoeringsplan opstellen met maatregelen die leiden tot resultaten op de

volgende 6 punten:

1 intensiveren van de begeleiding van studenten in het eerste opleidingsjaar.

2 het ontwikkelen van gedifferentieerde opleidingen/-opleidingsrichtingen qua

niveau en

aanpak van studenten.

3 het geven van een voorlopig studieadvies aan de studenten na het eerste

semester, naast het verplichte studieadvies aan het eind van het eerste opleidingsjaar.

4 het reduceren van het aantal vakken per opleidingsjaar.

5 het geven van twee tentamenkansen per vak per jaar.

6 ervoor zorgen dat ongewenste en onbedoelde studievertraging vanwege de

scriptie worden voorkomen.

Page 25: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

25

2008: vervolg

Over dit uitvoeringsplan zal in de bestuurlijke voorjaarsoverleggen van 2008 worden

gerapporteerd, deze rapportage heeft dus nog niet plaats kunnen vinden. Daarnaast

zijn een hoop aanbevelingen van de werkgroep rendementen door de discussie heen

afgevallen doordat, begrijpelijk, er een selectie van aanbevelingen is gekozen om de

focus te leggen.

Zoals in het oorspronkelijke doel omschreven was diende de RUG de

rendementen met grotere regelmaat en precisie onder de loep te nemen. Hier is een

goed begin mee gemaakt. Er is echter niet meer terug gekomen op de afwegingen

die leiden tot een oordeel over de rendementen. Op het moment vergelijken wij ons

met de andere (brede) universiteiten. Er is echter vastgesteld dat niet iedere universiteit

op dezelfde manier de rendementen berekent. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht

worden aan het al dan niet opnemen van verschillende groepen studenten. Dus er zijn

kanttekeningen te maken bij de waarde van deze vergelijking. Op het moment werken

de HBO-raad en de VSNU aan een nieuwe definitie van rendement.13

In januari 2008 komt het College van Bestuur met een nieuwe notitie waarin

voorgesteld wordt verregaande blokkademaatregelen in de vorm van kwantitatieve

ingangseisen centraal in te voeren. (Hierin wordt afgestapt van de onderwijskundige

onderbouwing van maatregelen die bij voorgenoemde notities wel gebruikt werd.) Een

van de redenen hiervoor zijn de uitspraken van de nieuwe minister op onderwijs. ‘Hij

benadrukt dat de prestaties van instellingen zullen worden gecontroleerd en dat op

basis van de effectiviteit van de aangekondigde maatregelen en plannen dit deel van

de rijksbijdrage zal worden toebedeeld of niet.’14 Hier wordt gedoeld op middelen voor

kwaliteitsverbetering en vermindering van de uitval. De ambitie van de minister is om

de uitval van 25% van de studenten te halveren voor 2014.

Adviezen vanuit andere gremia

13 Interstedelijk Studenten Overleg, Reactie op de Strategische Agenda voor het Hoger

Onderwijs, 2007, 8. 14 College van Bestuur RUG, Routekaart Rendementen & Studiesucces, 2008, 2.

Page 26: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

26

Naast deze adviezen vanuit het College van Bestuur heeft ook de Universitaire

Commissie voor Studentenbeleid (UCS) een advies over blokkaderegelingen

uitgebracht in het licht van de rendementsdiscussie.15 Zij maken een onderscheid

tussen vakinhoudelijke ingangseisen en punteneisen. De belangrijkste aanbeveling, na

onderzoek naar verschillende ingangseisen bij vakken van verschillende faculteiten, is

dat vakinhoudelijke eisen duidelijk de voorkeur verdienen boven punteneisen. De UCS

heeft namelijk niet aan kunnen tonen dat punteneisen zorgen voor een hoger

rendement in de propedeuse. In tegenstelling juist, er komt meer vertraging naarmate

meer eisen zich opstapelen zonder compensatiemogelijkheden te bieden. De

aanleiding voor dit onderzoek was dat studenten ontevreden zijn over ingangseisen. Uit

‘100 over de RUG’ 2005 blijkt dat bijvoorbeeld de faculteit letteren (met 45 EC als

ingangseis voor het tweede jaar) 48% van de studenten vindt dat het

opleidingsprogramma teveel ingangseisen bevat.

Adviezen vanuit landelijke organen

Op landelijke niveau zijn de afgelopen perioden een aantal onderzoeken en

rapportages verschenen die betrekking hebben op uitval en studievoortgang.

Hieronder een overzicht van de balangrijkste aanbevelingen.

De commissie Ruim baan voor talent wijst in haar rapport op het belang studenten te

ondersteunen bij hun studiekeuze en er zorg voor te dragen dat studenten op de

goede plek zitten. Matching van studenten ligt zowel in het voortraject, dus bij de

voorlichting, als in het eerste jaar. Daarnaast wordt veel aandacht besteed aan

binding van studenten aan de opleiding. Dit wordt volgens de commissie met name

bewerkstelligd door kleinschaligheid, in werkgroepen en ook in groepen met een

bepaald identiteitskader. Studenten moeten daarnaast door differentiatie in het

onderwijs meer uitdaging krijgen.

Het onlangs verschenen rapport van de Hoger onderwijsraad; succesvol starten in het

Hoger onderwijs wijst ook op het belang van uitval beperking en gaat in op het eerste

15 Universitaire Commissie voor Studentenbeleid RUG, UCS-advies blokkaderegelingen, 2006.

Page 27: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

27

jaar. Het onderwijs in het eerste jaar moet meer uitdagend en van een hoger niveau,

zodat studenten worden uitgedaagd meer tijd in hun studie te steken. Binding van

studenten is tweeledig; op professioneel en op sociaal niveau moet dit bewerkstelligd

worden. Op professioneel niveau door een benadering die gedifferentieerd wordt naar

de verschillende doelgroepen en intensivering van het onderwijs, professionalisering

van docenten, bevordering van kleinschaligheid en levens- en loopbaanbegeleiding

omvat.

Er moet differentiatie komen in het programme van de studie en op didactisch niveau.

Op sociaal niveau moet binding door activiteiten buiten het gewone curriculum

worden bewerkstelligd. De commissie wil universiteiten belonen voor de wijze waarop zij

studenten aan de instelling weten te binden.

Om te zorgen dat studenten een optimale start kunnen maken in het HO wordt ook hier

het belang van goede voorlichting onderstreept.

Tenslotte wordt in dit rapport de eigen verantwoordelijkheid van studenten

onderstreept en wordt zorg geuit over het feit dat veel studenten een baantje naast

hun studie moeten hebben.

Page 28: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

28

Bijlage 2: Analyse situatie aan faculteiten

In de Routekaart rendementen & studiesucces 2008 van het College van Bestuur valt

op dat er niet naar de rendementen per faculteit gekeken wordt. Ook wordt er geen

goed beeld geschetst van het huidige beleid van faculteit omtrent dit gebied. In dit

hoofdstuk wil de SOG aangeven welke faculteiten reeds welke maatregelen hebben

ingevoerd en welk effect deze maatregelen op de rendementen hebben gehad. Op

basis hiervan kan een beter inzicht verkregen worden in de werking van bepaalde

maatregelen.

Punteneisen & blokkades

Een van de dingen die direct opvalt bij het analyseren van de gegevens van

faculteiten is dat sommigen vrijwel alle in de routekaart genoemde punteneisen reeds

ingevoerd hebben. De belangrijkste hiervan zijn de Faculteit Economie en

Bedrijfskunde en de Faculteit der Letteren. Aan deze Faculteiten zijn de 45-EC eis, de P

na 2 jaar-eis en de 15-EC knip tussen de bachelor en master al lange tijd (bij FEB al sinds

de jaren negentig) van kracht. Deze Faculteiten zijn echter ook twee van de

Faculteiten met de laagste rendementen.

De Faculteit Rechtsgeleerdheid heeft ook vergelijkbare punteneisen. Na een jaar

moeten 40 EC worden behaald om verder te mogen en de P moet na twee jaar

behaald zijn om niet geblokkeerd te worden. Wel biedt de Faculteit studenten die

tussen de 20 en 40 EC hebben behaald in jaar een de mogelijkheid om enkele

tweedejaarsvakken te doen in hun tweede jaar.

De Faculteit der Letteren hanteert ook de 45-EC eis na het eerste jaar en de blokkade

na twee jaar bij het niet behalen van de Propedeuse. Daarnaast geldt ook hier een

knip van 15 EC tussen de bachelor en master.

De Faculteit GMW en FRW hebben dergelijke maatregelen per het huidig collegejaar

ingevoerd. FWN heeft zeer uiteenlopende regelingen per opleiding, wel geldt overal er

een 30 EC-eis na het eerste jaar en moeten studenten hun P hebben voordat ze hun

bachelor-project mogen doen. Bij de opleidingen van het UMCG zijn nauwelijks

punteneisen van kracht vanwege het blokkensysteem. De Faculteiten Wijsbegeerte en

GGGW hebben wel blokkaderegelingen maar hanteren deze niet erg strikt.

Page 29: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

29

Begeleiding

Een van de gebieden waar volgens de rendementsnotitie van 2006 veel aandacht aan

geschonken moet worden is intensieve begeleiding van eerstejaars, met name in het

eerste semester. Het blijkt dat juist bij de faculteiten met de laagste rendementen deze

begeleiding nauwelijks of pas sinds kort in praktijk wordt gebracht.

De Faculteit der Letteren heeft geen beleid op dit gebied en heeft tegenover de

Faculteitsraad ook aangegeven hier vanwege financiële redenen voorlopig ook niets

aan te gaan willen doen.

De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is dit jaar begonnen met de zogenoemde

studiesuccesgroepen. Hiervan is het effect nog niet meetbaar.

De Faculteit Rechtsgeleerdheid is dit collegejaar begonnen met het Faculteitsbreed

invoeren van zogenaamde plus-werkgroepen waarbij studenten kunnen kiezen tussen

intensieve werkvormen en hoorcolleges. Hiervan is het effect nog niet meetbaar.

De Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen en ook GMW kennen al wel een aantal jaar

mentorgroepjes in het eerste jaar.

De studies bij FWN zijn vaak kleinschalig vaak aard. Daarnaast zijn er veel onderwijs-

uren per week en bijna iedere opleiding heeft een mentorsysteem.

De Faculteit Wijsbegeerte is dit jaar begonnen met het opzetten van een

mentorsysteem. Hiervan is het effect nog niet meetbaar.

De GGGW kent zeer kleine aantallen studenten per opleiding. Dit jaar mentorsysteem

ingevoerd; effecten dus nog niet meetbaar in rendementscijfers.

De meeste intensieve begeleidingsvormen zijn te vinden bij het UMCG. Met name bij

de opleiding Geneeskunde, tevens de opleiding met het hoogste rendement aan de

RUG, zijn er zeer intensieve werkvormen in de eerste jaren van de Bachelor.

Page 30: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

30

Herkansingen & omvang vakken

� FEB kent vrijwel alleen nog maar 5 EC-vakken. Herkansingen van het ene blok

vinden tegelijkertijd plaats met de toetsen van het daaropvolgende blok.

� FRG kent vrijwel alleen nog maar 5 EC-vakken. Er zijn snelle herkansingen.

� FdL kent vrijwel alleen 5 EC of 10 EC vakken.

� Het UMCG werkt met een blokkensysteem. Ieder jaar kent 4 blokken welke

alleen in het geheel behaald kunnen worden. Ieder blok kan in de zomer

herkanst worden.

� FWN kent een zeer uiteenlopende omvang van vakken. De Faculteit kent een

systeem waarbij er per vak drie tentamen-mogelijkheden zijn waarvan er twee

gebruikt mogen worden.

� GMW kent vrijwel alleen 5 EC-vakken. Daarnaast heeft GMW sinds kort snelle

herkansingen. Daarvoor waren de herkansingen tegelijk met de toetsen van het

daaropvolgende blok (evenals bij FEB).

� FWB: tot nu toe geen gegevens bekend.

� GGGW: Tot op heden heeft de faculteit naast 5 EC-vakken ook 3 en & EC

vakken; vanaf komend jaar heeft de faculteit alleen nog 5 of 10 EC vakken. De

faculteit is dit jaar begonnen met snelle herkansingen.

� FRW: 5 EC-vakken; soms 7 soms 3 EC. 1e jaar verlengd tentamen; bij 5 een week

later herkansing. Regulier

Ontwikkelingen in de rendementen

• FEB: onderstaande grafieken geven aan welke percentages studenten per cohort

aan de nog niet gefuseerde faculteiten na hun eerste jaar meer dan 45 en 60 EC

hebben behaald.

Page 31: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

31

Faculteit Bedrijfskunde: Faculteit der Economische

Wetenschappen

� Voor FRG kan op basis van de gegevens in het jaarverslag 2006 onderstaande

grafiek gemaakt worden. Hierbij geeft de blauwe lijn het percentage van de

studenten aan dat minimaal 30 EC haalde en de rode lijn het percentage

studenten dat 60 EC haalde.

2000 2002 2004 2006 2008

0

5

10

15

20

25

30

35

40

2001 2002 2003 2004 2005 2006

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

50

>45 EC

60 EC

2001 2002 2003 2004 2005 2006

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

>45 EC

60 EC

Page 32: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

32

� FdL: het percentage studenten dat 45 EC haalt in het eerste jaar is tussen 2003

en 2005 licht gestegen; van 46,3 % naar 49,6%. Het percentage dat 60 EC haalt is

licht gedaald, van 28% naar 25,8%.

• UMCG nog geen gegevens verwerkt.

• FWN: onderstaande grafiek geeft een beeld van het percentage studenten dat

minimaal 45 EC behaalde in het eerste jaar (blauwe lijn) en het percentage dat 60

EC of meer haalde

(rode lijn).

• Bij GMW is zowel het percentage studenten dat 45 EC als dat 60 EC heeft gehaald

in het eerste jaar sterk gestegen vanaf 2002. In het jaar 2005/2006 behoort de

faculteit tot de koplopers binnen de RUG.

2003 2004 2005 2006 2007

0

10

20

30

40

50

60

Page 33: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

33

• Bij FWB zijn de rendementen de afgelopen jaren gestegen. Op basis van de cijfers in

het jaarverslag 2006 kan onderstaande diagram worden gemaakt voor de

opleiding Wijsbegeerte. Hierbij geeft de blauwe lijn per cohort het percentage

studenten aan dat 45 EC haalde en de rode lijn het percentage studenten dat 60

EC haalde.

• GGGW: nog geen gegevens verwerkt.

• FRW: onderstaande cijfers geven een beeld van de percentages studenten die

meer dan 45 EC en de studenten die 60 EC haalden per cohort.

2001 2002 2003 2004 2005 2006

0

10

20

30

40

50

60

2000 2002 2004 2006 2008

0

10

20

30

40

50

60

70

>45 EC

60 EC

Page 34: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

34

Bijlage 3: Analyse van het effect van 1,6 miljoen

tabel 1

Graf

iek

2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008

Aantal WP (voor rendement) 2316 2383 2380 2390 2269 1791 1859

Totaal ingeschreven studenten 19830 20927 22089 22686 23475

Aantal WP (na rendement) 2316 2383 2380 2390 2294,32

St - Staf ratio (voor rendement) 8,56 8,78 9,28 9,49 10,35

St - Staf ratio na rendement) 8,56 8,78 9,28 9,49 10,23

Kosten WP 63,2

Investering 1600

Aantal p/i 25,32

% Stijging WP 1,36%

Daling Stud Staf ratio 0,11

Percentage stijging 0,01

St - Staf ratio (voor rendement) St - Staf ratio na rendement)

8

8,1

8,2

8,3

8,4

8,5

8,6

8,7

8,8

8,9

Student Staf Ratio

2002

2003

Page 35: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

35

Bijlage 4 : Aanbevelingen vanuit SOG notities en Rondvragen met betrekking tot

rendementen en studiesucces

Ook de SOG heeft de afgelopen jaren aanbevelingen gedaan die in onze visie bij

zullen dragen aan de motivatie van studenten voor hun studie en de kwaliteit van de

opleidingen. Hieronder per Nota de aanbevelingen.

Docentkwalteit: 'Evalueren kun je leren' (december 2007)

Aanbeveling 1

De RUG dient een evaluatiesysteem in te voeren waarin alle relevante

onderwijsprestaties van een docent systematisch geëvalueerd kunnen worden.

Aanbeveling 2

De RUG dient de Universitaire Functie Omschrijvingen van HAY als basis te gebruiken

voor de evaluatie en beoordeling van de onderwijsprestaties van haar docenten.

Aanbeveling 3

De eisen die in de Basis Kwalificatie Onderwijs genoemd staan dienen ook

opgenomen te worden in de eisen voor alle docenten.

Aanbeveling 4

Het systeem dat ingevoerd wordt dient een 360 graden evaluatiemodel te hanteren,

waarin studenten, peers, leidinggevenden en externe deskundigen betrokken worden.

Aanbeveling 5

Voor het correct en efficiënt laten verlopen van de 360 graden evaluatie dient de RUG

en ICT systeem te gebruiken.

Aanbeveling 6

De RUG dient voor de aanschaf van dit ICT systeem kijken naar de ICT systemen die al

op de markt zijn.

Page 36: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

36

Aanbeveling 7

De docent dient ruimte te krijgen tijdens zijn reguliere werkuren om te werken aan de

doelen die gesteld zijn in het persoonlijk ontwikkelingsplan.

Aanbeveling 8

Er dient eens in de twee jaar een 360 graden evaluatie uitgevoerd te worden, in het

tussenjaar dient er een gesprek plaats te vinden tussen de docent en de

leidinggevende om de vorderingen van de docent te bespreken.

Aanbeveling 9

Het College van Bestuur dient te kijken naar de mogelijkheden om docenten te

belonen voor goede onderwijsprestaties en consequenties te verbinden aan

onderwijsprestaties die onder de maat zijn.

Onderzoek in de Bachelor: 'Ondersogt' (januari 2006)

Aanbeveling 1 In een vroeg stadium moeten studenten op de hoogte

gebrachtworden van de mogelijkheden om zich met onderzoek bezig te houden aan

de universiteit.

Aanbeveling 2 RUGbreed moeten studenten de mogelijkheid hebben om een

honourstraject te volgen, waarin onderzoek centraal staat.

Aanbeveling 3 De RUG moet een minor onderzoek aanbieden.

'Vrijheid met maat' (maart 2006)

Aanbeveling 1 De RUG erkent dat verschoolsing van het academische onderwijs geen

echte oplossing is voor het onderliggende probleem ten aanzien van studievoortgang

en motivatie.

Page 37: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

37

Aanbeveling 2 De RUG ontwikkelt een set competenties, leerdoelen en criteria voor de

curricula van academische Bachelor en Master opleidingen. In de komende jaren

worden alle opleidingen van de RUG getoetst volgens dit systeem. Waar nodig worden

gerichte ingrepen gedaan om het onderwijs op alle fronten op een academisch

niveau te brengen.

Aanbeveling 3 In onderwijs excellerende docenten worden bevorderd en op

onderwijssleutelplaatsen in een opleiding / faculteiten benoemd. (Aanbeveling

werkgroep rendementen).

Aanbeveling 4 Onderwijs en onderzoek worden daar waar mogelijk geïntegreerd.

Aanbeveling 5 Topdocenten en didactisch vaardige hoogleraren geven vaker vakken,

met name in de propedeuse.

Aanbeveling 6 Gastcolleges van Groningse, Nederlandse en buitenlandse toppers uit

de wetenschap en het bedrijfsleven zijn standaard moeten zijn in een vak.

Aanbeveling 7 In ontwikkelingsgesprekken krijgen onderwijs en onderzoek een

gelijkwaardig gewicht.

Aanbeveling 8 De opleidingsdirecteur is standaard aanwezig bij

ontwikkelingsgesprekken van een docent.

Aanbeveling 9 Het opstellen van ‘basiskwalificaties onderwijs’ waarin minimum eisen

voor didactische en andere onderwijsvaardigheden van docenten worden

vastgelegd.

Aanbeveling 10 Hoorcolleges worden gegeven door bevlogen docenten die

studenten kunnen motiveren en interesseren in het vakgebied. Hoorcolleges moeten

meer zijn dan een samenvatting van het boek. Ze moeten verdieping bieden en meer

verweven worden met onderzoek. Hoorcolleges hoeven dan ook niet meer verplicht te

worden gesteld, omdat studenten naar college wíllen.

Aanbeveling 11 Werkcolleges worden niet verplicht gesteld, zodat alleen de

gemotiveerde en voorbereide studenten naar college komen. Docenten moeten

Page 38: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

38

studenten op hun verantwoordelijkheid wijzen: óf je komt voorbereid en gemotiveerd,

óf je komt niet. De discussie moet onderdeel zijn van de toetsing.

Aanbeveling 12 Responsiecolleges zijn een goed middel om studenten uit te dagen

kritisch over de stof na te denken en worden daarom meer gebruikt.

Aanbeveling 13 Rapporten en essays zijn een goed middel voor studenten om de stof

actief tot zich te nemen. Te veel essays in één periode leiden echter tot te weinig

diepgang. Daarom zouden per vak slechts één of enkele essays moeten worden

gevraagd. Bij het maken van rapporten in groepsverband moeten er goede regels zijn

om meeliftgedrag te voorkomen.

Aanbeveling 14 Practica zijn een goede vorm van onderwijs wanneer het verkrijgen

van vaardigheden centraal staat. Practica moeten een apart onderdeel in het

studieprogramma zijn, met een apart cijfer en niet een voorwaarde om aan een

tentamen deel te nemen.

Aanbeveling 15 De zelfstudietijd voor studenten moet in beginsel gelijk blijven. Voor

studenten die moeite hebben met de stof of met zelfstudie kunnen facultatief extra

contacturen worden aangeboden.

Aanbeveling 16 Seminars zijn een goede manier om studenten te motiveren, omdat ze

met een expert in discussie kunnen gaan. Deze onderwijsvorm moet in elke fase van

het studieprogramma terugkomen.

Aanbeveling 17 Bij de inrichting van curricula wordt zoveel mogelijk flexibiliteit en

keuzevrijheid voor de studenten ingebouwd. Het is belangrijk dat de universiteit alle

mogelijkheden biedt aan studenten om accenten te leggen, binnen en buiten hun

studie, op die zaken die passen bij deze interesses en ambities. Het gaat er om dat de

RUG bovenstaande accenten aanbiedt dan wel ondersteunt en een flexibele houding

aanneemt zodat studievertraging tot een minimum wordt beperkt.

Page 39: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

39

'Videocolleges' (januari 2006)

Aanbeveling 1 De RUG moet investeren in verschillende ICT-toepassingen omdat

binnen de RUG zeer divers onderwijs wordt gegeven.

Aanbeveling 2 Het UOCG dient ervoor zorg te dragen dat de faculteiten en docenten

actief bekend worden gemaakt met de mogelijkheden en grenzen van de

verschillende ICT-toepassingen in het onderwijs.

Aanbeveling 3 Faculteiten moeten meer aandacht besteden aan de mogelijkheden

om onderwijs flexibeler aan te bieden, waarbij opgenomen videocolleges een rol

kunnen spelen.

Aanbeveling 4 Faculteiten dienen “massacolleges” op te nemen op video en

beschikbaar te stellen op Nestor.

Aanbeveling 5 Alle opgenomen avondcolleges moeten beschikbaar worden gesteld

op Nestor.

'Studieadviseurs' (2004)

Aanbeveling 1 De RUG dient als universiteit studenten de mogelijkheid te bieden actief

begeleidt te worden tijdens hun studieloopbaan. Door studenten de keuze te geven

actief begeleidt te worden tijdens hun studie kunnen de studierendementen worden

verbeterd. Hiermee zijn zowel de studenten als de RUG gebaat. Actieve

studieloopbaanbegeleiding kan een van de ‘unique selling points’ van de RUG

worden.

Aanbeveling 2 Studieadviseurs dienen in een vroeg stadium te worden betrokken bij de

invoering van onderwijsvernieuwingen. Zij dienen goed op de hoogte te zijn van de

gevolgen die deze veranderingen met zich meebrengen. Hierdoor wordt beter van de

expertise van studieadviseurs gebruikgemaakt en wordt beter studieadvies voor de

student bereikt.

Page 40: SOG 0708N127 Drijfveer Achter Studiesucces

Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”

40

Aanbeveling 3 Om te garanderen dat iedere student goede toegang tot een

studieadviseur heeft dient er een algemene minimumnorm te worden ingesteld. Deze

norm dient te worden gebaseerd op een basistakenpakket dat iedere studieadviseur

vervult. Voor overige taken kunnen eventueel aanvullende normen worden ingesteld.