Slapen boven aan de Stairway to Heaven

16
Slapen boven de Stairway to Heaven Een verslag van de beklimming van de Piz Bernina, 4049m 16 – 21 juni 2006

description

Verslag van de beklimming van de Piz Bernina, 4049m. Van 16 t/m 21 juni 2006

Transcript of Slapen boven aan de Stairway to Heaven

Page 1: Slapen boven aan de Stairway to Heaven

Slapen boven de Stairway to HeavenEen verslag van de beklimming van de Piz Bernina, 4049m

16 – 21 juni 2006

Page 2: Slapen boven aan de Stairway to Heaven

‘s Nachts vertrokken. Rond 8 uur 9 uur aangekomen in Pontresina. Alle winkels stallen hun producten buiten en zetten uitklapborden voor de zaak. Een groep grijsharige nordicwalkers op leeftijd verzamelt zich voor een hotelletje. Wij zijn op zoek naar een ontbijt. Ik voel me erg vermoeid en lam. Na wat rond lopen meen ik dat we niet zomaar even wat ontbijt kunnen regelen. Er is geen supermarkt. Nadat we gesplitst zijn gaan zoeken blijkt dat het hotel waar we bijna naast staan met de auto, ons de mogelijkheid geeft tot ontbijt.

De weersvoorspellingen zijn niet al te best: onweer en regen. Na enig rondvragen in het dorp en het hotel(ontbijt) blijkt dat de kans klein is op onweer en wanneer het al zou onweren, het alleen in de avond onweert. Tegen die tijd zitten we al lang in het winterraum, zeggen we tegen elkaar en we besluiten door te zetten.

Na het ontbijt rijden we naar het station in Pontresina vanwaar we gaan vertrekken. Aan de overkant van het water is een parkeerplaats voor langere periodes. We betalen en zetten de auto neer. Nog even de spullen ordenen, omkleden en we kunnen. Omdat mijn fotocamera stuk is en ik tijdens reizen of uitstapjes aan de lopende band foto’s maak, heb ik Pierre gevraagd of ik zijn toestel deze dagen mag lenen om zo mijn fotoleegte op te vullen. Pierre geeft me de camera en ik vraag of de foto’s die op de geheugenkaart staan er af mogen. “Ja kan eraf want alles staat op de computer”. Ik zet de camera aan: “eh Pierre? Hoeveel foto’s staan er op?”. Pierre verzekerd me dat er een stuk of 200 zeker wel op staan. Het schermpje verteld mij echter dat er geen foto’s op de kaart staan en dat er nog maar ruimte is voor 15 foto’s. Ik doe het klepje open en zie tot mijn grote schrik dat er geen geheugenkaart in zit. Vijftien foto’s; dat wordt afkicken. Zwaar afkicken. Maar goed daardoor kunnen we misschien wel wat sneller klimmen morgen en die tijd kunnen we goed gebruiken. Nadat Pierre nog even snel Pontresina in is gereden, om te concluderen dat de plaatselijk fotozaak gesloten is, vertrekken we. Op naar de ”Stairway to Heaven”.

Met een tocht van vier uur voor de kiezen lopen we op ons gemak met een zware rugzak, herstel, hele zware rugzak en zonder acclimatisatie richting de hut. Een aantal toeristen legt de helft van de weg die moeten volgen af per koets naar een hotel annex eetgelegenheid. Omdat de koetsier prijzen vraagt die “onze” gouden koets niet eens zou durven vragen nemen we een ritje niet eens in overweging. Het is erg bewolkt. We komen twee mannen tegen uit Zwitserland, ze zijn vriendelijk maar erg zakelijk. Na een korte conversatie gooien ze het tempo omhoog en verdwijnen ze al snel uit het zicht. We komen verschillende groepjes dagjesmensen tegen die licht bepakt en vrolijk naar het dal lopen. Ondertussen is het pad al een stuk steiler geworden en de lucht een stuk donkerder. De eerste druppels vallen onregelmatig op ons neer. Ik merk dat Pierre wat moeite heeft met mijn tempo en ga langzamer lopen. Na een korte pauze gaan we op pad voor het laatste uurtje naar de hut, dat alweer wat steiler is. Beiden merken we dat we de hele nacht niet geslapen hebben en onze rugzak toch wel erg zwaar is. Het begint steeds meer te druppelen en Pierre raakt achterop. Nadat ik even gewacht heb en gevraagd heb of ik te hard ga, zegt Pierre dat ik maar gewoon in mijn eigen tempo verder moet lopen. Een aantal zaken in overweging nemend besluit ik alvast vooruit te lopen naar de hut, ons aan te melden, rugzak te droppen en naar Pierre te lopen en zijn bagage over te nemen. Logisch dat Pierre zich wat minder voelt: hij heeft immers de hele weg gereden. Het is inmiddels ook opgehouden met záchtjes regenen. Op een plateautje tegen een rotswand aangeplakt kan ik de hut zien. Met de keer dat ik omkijk zie ik Pierre kleiner worden. Na een half uurtje zie ik hem zelfs helemaal niet meer. “Toch maar even wachten?” denk ik. Na een poosje zie ik een klein stipje bewegen met

Page 3: Slapen boven aan de Stairway to Heaven

de kleur van Pierre’s jas. Ok, door… Een kwartiertje later kom ik aan bij de gerenoveerde Chamanna da Tschierva. Het is weer droog. Op het terras zitten een aantal mensen. Gelukkig, we zijn niet alleen op de Bernina morgen. Snel aanmelden, snel mijn fles water vullen en nog sneller naar Pierre. Zonder mijn rugzak is er letterlijk een last van mijn schouders en ik lijk te vliegen. Binnen vijf minuten ben ik bij Pierre. Het water smaakt hem goed alleen de rugzak houdt hij op zijn rug.

Eenmaal op de hut aangekomen besluiten we een grote hoeveelheid vocht te nuttigen. Je moet immers één liter vocht te drinken per duizend meter stijging en aangezien we op 2583m zitten hebben we nog wat in te halen. We zijn erg vermoeid. De hele avond staat in het teken van verkenning voor morgen. Door rond te vragen in de hut van de andere plannen en de omstandigheden. “Morgen Gewitter?”, “Wenn es eine gibt, nur abends”. Een twintigtal mensen heeft bij de huttenwird opgegeven de Bernina op te zullen gaan morgen, in tegenstelling tot de 80 tot 90 in het hoogseizoen. Na het eten gaan we langzaam naar bed. Op de kamer alles klaar leggen en slapen maar.

4:00 gaat de wekker. Ik kleed me om en ga naar beneden en neem mijn rugzak mee. In de ontbijtzaal blijkt dat er al veel mensen ontbeten hebben en dat die zich onder in het winterraum al aan het klaarmaken zijn. Na het ontbijt staan we in hetzelfde winterraum. Handschoenen aan, jas aan, muts op, overbroek aan. Over broek aan, of toch niet.. even voelen buiten. Wanneer ik buiten sta voel ik een warme gloed in plaats van de snijdende kou die ik verwachtte. Meteen doe ik mijn jas uit en mijn muts af.

Na een kwartiertje gaan we langs de rotsen die we gister nog even verkend hebben. De route zou makkelijk te vinden moeten zijn, omdat er reflectoren geplaatst zijn die juiste weg aangeven. Toch is het moeilijker dan gedacht. Na een pad door de rots moeten we uitkomen bij een sneeuwveld van zestig graden, we zijn benieuwd. Het wordt al licht en een groepje van 6 Duitstalige alpinisten is bij ons aangesloten. Ook zij hebben moeite om de juiste weg te vinden. We zien een sneeuwveld voor ons. Stijgijzers aan en we gaan door totdat we onder het sneeuwveld van 60° staan. Er lopen diverse sporen omhoog en de sneeuw is nog hard. We besluiten nog niet aan touw te gaan. Tijdens mijn skileraar A cursus is mij verteld dat een zwarte piste vaak niet steiler is dan 35°. Eenmaal op de flank bedenk ik me dat dit best af te skiën is qua hellingshoek en zet dan ook mijn vraagtekens bij de 60°. Maar op sommige stukken ver van ons vandaan is het inderdaad behoorlijk steil. Ook vanochtend is Pierre nog niet helemaal in topvorm, op de ijsflank is hij erg traag. Ik laat onze volgelingen voor en wacht boven aan de flank om samen met Pierre naar de col te lopen, de Fuorcla Prievlussa 3430meter.

Op de col aangekomen maken de Duitsers plaats voor ons, om ons door te laten. Maar we besluiten even een slokje te drinken. Het nieuwe uitzicht geeft ons een kijkje op het eindstation van overmorgen: kabelbaanstation Diavolezza. Tot mijn grote schrik draaien onze metgezellen om. Dit groepje was voor mij een graatmeter om te zien of we snel genoeg gingen. We gingen snel genoeg; om op de col te komen.

We binden ons in en gaan beginnen aan een stuk gemengd terrein. Voor het eerst ga ik een serieus stuk klimmen met stijgijzers. Gelukkig zijn de passages niet al te moeilijk, maar er zijn niet veel haken en mijn rugzak is ontzettend zwaar. Het klimmen gaat me goed af. Ook Pierre klimt zonder moeite in het terrein omhoog. Echter duurt de klim langer dan verwacht en de Biancograat heeft zich nog niet aan ons getoond. Eindelijk komen we dan aan het einde van de klim en moeten een stukje traverseren via de sneeuw om vervolgens dan eindelijk op de graat uit te komen. Aan het begin van de

Page 4: Slapen boven aan de Stairway to Heaven

graat houden we weer even halt. We zitten nog steeds aan het touw. Ons schema is niet helemaal behaald, we liggen wat achter. Zullen we hier bivakkeren? Of toch door? Waarschijnlijk is het net zo ver terug naar de hut dan naar de top en naar de volgende hut. De lucht ziet er blauw uit met zwevende lichte wolken die soms wel, soms niet om de top blijven plakken. Van onweerswolken is geen sprake. Geen bivak. Dóór met die handel. Voordat we eenmaal echt op de graat zitten glijdt Pierre uit in de erg natte sneeuw. In een reflex duw ik mijn pikkel de sneeuw in, duik op de grond en trek het touw naar boven. Het touw staat strak en de rek is er uit. Door mijn inspanning en Pierre’s adequate reactie gaan we niet via de flank richting de gletsjer. De schrik zit er niet echt in, achteraf viel het best mee. Wel ben ik op mijn hoede.

De op menig foto zo mooi uitziende graat is vooral lang, heel lang. Er lijkt geen einde aan te komen. Pierre strompelt achter me aan en lijkt niet echt in vorm te zijn. De wolken hangen rond de top. Het liedje King of Pain van Sting hangt in mijn hoofd. Althans één zinnetje. Wanneer ik dat zinnetje hardop zing, winnen de zon en de wind het van de wolken en is de top weer vrij. Telkens wanneer er zich weer wolken rond de top samenpakken zing ik het weer: “There’s a little black spot on the sun today” en telkens weer verdwijnen de wolken. Normaal ben ik redelijk nuchter en geloof ik niet dat het zingen van een liedje wolken kan laten verdwijnen of überhaupt ook maar enige invloed heeft op de weersgesteldheid. Maar het werkt, dus ga ik er niet mee stoppen. Een helikopter vliegt over ons heen. Nadat we de col verlaten hebben zijn we geen enkele alpinist meer tegengekomen. Het begint te waaien en sommige stukken op de graat zijn verijst door de wind. Het tempo ligt nog steeds niet hoog. Naarmate ik het gevecht met mijn zinnetje en de wolken voer hoe meer ik het ga verliezen. Hoe hoger we komen hoe meer de toppen van de Bernina en de Bianco zich in nevelen hullen. De top van de Bianco! Dachten we! Een hele tijd keken we tegen het hoogste punt op de graat aan, maar nu we hier zijn blijkt dat we pas op de helft zitten. Mentaal is dit even een domper. Maar er is geen weg meer terug. Na een lange tijd bikkelen op de “Stairway to Heaven” komen we uiteindelijk dan toch op de top van de Piz Bianco (3900m). Het toneel van morgen is niet te zien door de wolken. De toppen van de Bernina en de Bianco zijn wolken vrij. Boven het dal waar we gister doorgekomen zijn vormen donkere wolken een volgend deukje op mijn mentale gesteldheid. Maar er is echt geen weg meer terug.

We zijn gescheiden van de Berninatop door een rotspassage met een aal tal torens. Klimmen, klauteren en abseilen op 4e graads gemengd terrein is de volgende opgave. Ik ga voor. Om tijd te winnen gaan we kop over kop. Pierre klimt voor, ik klim na, ik klim voor, Pierre klimt na enz. Op de een of andere manier ben ik niet meer zo zeker van mijn zaak en laat me intimideren door de route die nog volgt. Dit wordt aangesterkt door de koude wind die er is opgestoken en de wolken die ons meer en meer het zicht ontnemen. De eerste klimmer die in 1876 de top van de Bianco bereikte schrok zo van de passage naar de top dat hij omdraaide en beweerde dat deze klim onmogelijk was. Op dit moment kan ik me heel goed voorstellen hoe mensen geïntimideerd kunnen zijn van een overweldigend schouwspel van de natuur. Inmiddels zitten we midden in de wolken. Zingen helpt echt niet meer. “Nakomen!”, meen ik te horen en ik besluit te volgen. Ik heb het koud en het waait zo hard dat de wind me de adem soms ontneemt. Omdat ik alleen mijn windstopper aanheb heb ik het best koud. Tijd en positie om mijn goretex jas aan te doen heb ik niet: ik sta midden op een rotstoren en de wind waait erg hard. Het volgende obstakel is eerst een dikke 2,5 meter zakken en dan 1,5 meter horizontaal verder weer voet aan de grond krijgen. Tot overmaat van ramp voel en zie ik dat het touw vast zit in een rotsspleet op een volgende, iets kleinere, rotstoren. Doordat de wind niet is gaan liggen, eerder is aangewakkerd, is communiceren met Pierre

Page 5: Slapen boven aan de Stairway to Heaven

onmogelijk. Het zicht reikt niet verder dan vijf meter. Afgronden zie ik niet, maar ik ben me er van bewust dat ik op redelijk grote hoogte ben. Mijn pickel, die ik tussen mijn rug en rugzak heb gestoken, om er snel aan te kunnen komen, maakt een zoemend zeurderig geluid. Op de een of andere manier heeft de enigszins ongezekerde spleet die ik moet overbruggen en mijn gevoel van kou de eerste prioriteit van mijn bewustzijn. Ik laat me voorzichtig zakken aan het setje onder me. Ik hang in het luchtledige, ik moet me iets verder laten zakken en proberen rots te voelen. Als ik loslaat terwijl ik niks onder mijn voeten heb val ik in de spleet en land ik tien meter lager dan waar ik zijn moet. Waarschijnlijk wordt het touw dat vast zit alleen nog maar strakker getrokken en kom ik ergens op vijf meter te bungelen. Niet echt de bedoeling. Mijn armen trillen van vermoeidheid, spanning en inspanning. Een krassend geluid dat mijn stijgijzers op de rots maken zijn een bevrijding. Oef.. ik sta op de grond. Nu dat setje boven me nog losmaken en richting de spleet op de rotstoren, waar het touw vastzit. Plots begint een setje voor mij hetzelfde geluid te maken als mijn pickel zo-even. Heb ik dit maar heel even gehoord of toch al een langere tijd? Ik besef me dat de pickel en mijn lekistok al een tijdje dit zoemend knetterend geluid maken. Ook besef ik me dat dit weinig anders kan zijn dan een reactie op een magnetisch veld. Oftewel een onweersbui. Snel haal ik mijn pickel en mijn stok van mijn rugzak en leg deze snel op reikwijdte van mij vandaan. Het setje haal ik snel van de wand. Meteen merk ik ook dat al het ijzer alleen geluid maakt wanneer ik het in een bepaalde richting houd. Pierre schreeuw iets maar ik versta er niks van, ALLES GOED schreeuw ik terug. There’s a little black spot on the sun today”, ik zing niet omdat ik de wolken daarmee weg denk te krijgen maar meer omdat dit me wat rustiger maak. Snel het touw lospeuteren. Gelukkig, ik voel Pierre het touw weer inhalen, ik ben weer gezekerd. Telkens wanneer ik bijna niet meer bij mijn ijzerwarenhandel kan, pak ik het op en leg het zo ver mogelijk voor me. Eenmaal bij Pierre vertel ik mijn verhaal en doe zo snel mogelijk mijn jas aan. Omdat Pierre een stuk lager en meer beschut stond heeft hij niks gemerkt van de statische elektriciteit die aanwezig is in de lucht. Maar hij had wel een vermoedden van mijn niet al te prettige en koude positie.

Een abseil en een paar sneeuwveldjes zijn we van de top verwijderd. Door mijn belevenis van net ben ik helemaal uit mijn doen en vraag of Pierre voor wil gaan. Dit is geen probleem. Het verticale deel gaat redelijk snel en blijkt mee te vallen. Ondanks dat ik niet gevallen ben is mijn zelfvertrouwen flink gedaald. We staan op een soort hoefijzer van rotsen en ik zie Pierre recht tegenover mij nadat hij een bocht heeft gemaakt. Dit kan mijn mentale gesteldheid wel aan en ik besluit weer over te nemen, ondanks dat Pierre zijn oude vorm weer terug gevonden lijkt te hebben. Nadat ik ben voorgegaan en stand maak besef ik me dat ik op de top van de Bernina sta. Voor de eerste keer dat ik op een 4000er of andere top sta doet het me helemaal niks. Niet omdat ik in de wolken sta. Ook mijn 1e 4000er eindigde met mijn hoofd in de wolken, alleen toen letterlijk en figuurlijk. Maar simpelweg omdat ik me niet meer echt zeker voel. Nu ik even stilsta merk ik dat het water op is en ik me best vermoeid voel.

Hoe lang het nog duurt tot de hut kunnen we alleen maar schatten. Het begint al te schemeren voor hoe ver we dat kunnen zien in deze wolk. De wind is niet gaan liggen en raast nog voort. Het lijkt alsof we in een of andere film zitten. Tijdens mijn inventarisatie van de feiten is Pierre bij mij aangekomen. We omhelzen en feliciteren elkaar. Ik zoek naar bewijs van de top en vind een medaille die in de rots is geslagen. Na een aantal foto’s heb ik het vermoeden dat geen van deze duidelijk of scherp is. Eigenlijk maakt het me nu even niet uit of ik van deze top als een alpinist zonder bewijslast terugkeer. Naar de hut, dat wil ik. Ondanks dat de wind doorraast neemt het

Page 6: Slapen boven aan de Stairway to Heaven

zicht iets toe en we zien de Spallagraat. Mentaal ben ik nog niet helemaal zeker, maar besluit toch voor te gaan.

Het spoor loopt op en onder de graat. Telkens wanneer we met ons hoofd boven de graat uit komen of een kloof inkijken, zijn we getuige van het enorme geweld dat de wind veroorzaakt. Gelukkig zitten we aan de loefzijde van de berg. Het begint steeds donkerder te worden en van de hut is nog geen enkel teken. Tijdens het lopen breek ik ijspegels van de rotsen en eet deze alsof het “calippo cola’s” zijn. Zeker 2 uur heb ik niks gedronken. De sneeuw is erg zacht en papperig. Onder de sneeuw ligt rots of een brokkelige ijslaag. Geen garantie voor goed houvast en ik begin dan ook wat angstiger te lopen. We lopen op de flank. Op sommige plaatsen is het spoor niet meer dan een voet breed. Voorzichtig zet ik mijn ene voet voor de andere. Steeds glijden mijn stijgijzers een beetje weg. Rustig, alleen maar op mijn stijgijzers lettend, loop ik verder. Voor dat ik het door heb hebben mijn stijgijzers te weinig houvast, val ik en begin te glijden. Ik maak snelheid en voel dat het touw heel strak komt te staan en dat ik Pierre mee trek naar beneden. In paniek begin ik te denken wat ik ook alweer moet doen. In een reflex draai ik op mijn buik en probeer mijn pickel in het ijs te duwen en zo af te remmen. Het helpt niets. In een flits voel en zie ik Pierre aan me voorbij komen. Net zo plotseling als het vallen, het glijden en de verschijning met Pierre lig ik stil. Geremd door een trage schuivende massa natte sneeuw. Pierre ligt twee meter schuin onder me. “Alles OK?” Roepen we naar elkaar. “Alles OK!”. Alleen heeft Pierre wat pijn aan zijn dijbeen. Gelukkig zijn we niet verder de flank afgegleden. Wat wel de flank af is gegleden is mijn zelfvertrouwen. Waar Pierre zijn pickel heen is gegleden weet hij niet. We kunnen hem in ieder geval niet zien. Ik kijk omhoog en schat dat we een kleine 30 m zijn gevallen. Ach, nu kunnen we tenminste ook nog een stukje ijsklimmen vandaag! Want door onze val is er geen sneeuw meer over op het stuk tussen ons en de graat. Ik vraag Pierre of hij naar boven wil klimmen. Op dit moment is alles me even te veel. Gewapend met twee ijsschroeven en mijn pickel gaat Pierre naar boven. Ik zeker hem. Hoewel het waarschijnlijk niet meer is dan alleen een mentale zekering. Redelijk soepel klimt Pierre naar boven. Hij lijkt zijn slechte vorm van vanochtend en gistermiddag samen met zijn hoofdlampje en mijn zelfvertrouwen naar beneden richting de gletsjer geschoven te hebben. De rollen zijn dus omgedraaid. Van Pierre krijg ik het teken dat ik kan nakomen. Door mijn Lekistok in het ijs te meppen begin ik aan de klim. Bij iedere stap omhoog ram ik mijn stijgijzer wel tien keer de wand in voordat ik mijn voet volledig belast. Soms dreig ik weg te glijden en hak ik een holte weg die diep genoeg is om op te kunnen staan. Gelukkig sta ik weer op de graat. Ik vertel Pierre hoe ik me voel en we besluiten dat Pierre voorgaat zodat hij misschien beter houvast heeft. Stapje voor stapje volg ik Pierre. Nog geen twintig meter verder herhaalt het tafereel van zojuist zich weer. Pats en daar ga ik weer. “PIERRE”, schreeuw ik. Één voordeel heeft deze uitglijder wel: ik weet sneller hoe ik moet remmen en Pierre is erg alert. Heel erg alert! Ik voel dat het touw strak staat en dat het hier bij blijft. Pierre heeft zich staande weten te houden op de graat. Het is nu slechts een kwestie van mij omhoog zekeren in plaats van allerlei voorklim escapades. Weer verenigd vraag ik of Pierre voor wil gaan, misschien dat dit beter gaat. Zelfverzekerd gaat Pierre verder in het spoor dat mij nog niet veel plezier heeft gebracht. Mijn keel is zo droog als een grindpad en besluit nog maar wat instant callipo’s te verorberen. Iedere stap die ik zet is angstig en onzeker. Hierdoor houd ik ons twee erg op.

Het is mistig en donker en ondanks mijn hoofdlamp, die toch echt wel ver kan schijnen, kunnen we niet heel ver meer vooruit kijken. Slechts contouren geven ons een vermoeden waar we ongeveer een hut kunnen verwachten. Onbewust ben ik al aan het

Page 7: Slapen boven aan de Stairway to Heaven

kijken naar een goede bivakplaats. We hadden toch al een bivak gepland deze week alleen wel in de sneeuw en bij wat comfortabelere omstandigheden op steenworp afstand van het winterraum van de Marco e Rosahutte. Ik vermoed dat Pierre er precies hetzelfde over denkt.

De flank is nu bezaaid met rotsblokken die mij meer houvast en vertrouwen geven, hoewel dit beide voor mijn gevoel nog niet erg groot is. Een aantal plaatsen wordt in overweging genomen voor de nachtrust. De een is te winderig de ander te schuin. Totdat we bij een groot rotsblok komen met een touw eromheen. Voor het rotsblok is een plateautje dat groot genoeg lijkt om te kunnen zitten. Liever kijk ik nog even verder, maar Pierre denkt dat er niet veel meer betere plaatsen zullen komen. Toch dalen we ietsje af naar een soort gelijke situatie twee meter onder ons. Nee, te schuin en te ongelijk. Ik leg me er bij neer en besluit weer omhoog te klimmen en daar ons verblijf voor de komende nacht in te richten. Ons eerste niet geplande bivak tijdens een beklimming. Uit de gelezen boeken weet ik dat een bivak vaak niet meer is dan het wachten op het eerste zonlicht, het uitzitten van de nacht. Met dit in mijn achterhoofd besluit ik om mijn reserve kleding ook nog maar aan te doen. Omdat we later deze week toch al een bivak wilde doen beschikken we over één brander, één matje, één tweepersoons bivakzak en twee slaapzakken. Het rotsblok geeft ons redelijk beschutting tegen de wind en de plaatsen waar de rots dit niet doet hangen we onze lege rugzakken op. De inhoud van onze rugzakken hangen we aan het touw dat er al hangt en aan door ons bevestigde schlinges, friends en nuts. Het matje wordt uitgevouwen en ik ga mijzelf van wat extra kleding lagen voorzien. Een extra thermoshirt is zo gedaan. Koud is het wel om met ontbloot en zwaar vermoeid bovenlichaam in de wind te staan. Meteen zie ik op tegen het moment dat ik in mijn onderbroek moet staan om een extra lange broek aan te doen. Enkele seconden later is het dan toch zo ver. Wanneer ik buk om alles makkelijker te kunnen doen krijg ik kramp in mijn buikspieren die, wanneer ik recht op sta om het te laten stoppen, niet zo snel wegtrekt als gehoopt. De broek gaat toch redelijk snel aan. Maar dan; de sokken. Ik doe mijn vochtige sokken uit en wil mijn droge over mijn voeten doen. Bij iedere beweging die ik zittend of staand maak voel ik de kramp weer opkomen. Het duurt zeker twintig minuten voordat ik alles heb zoals ik het wil. Nog nooit heb ik kramp in mijn buikspieren gehad. Ik sta op mijn binnenschoenen, heb warme voeten en neem de brander van Pierre over zodat ook hij zijn uitrusting in orde kan maken. We staan hier inmiddels al bijna twee uur en de gesmolten sneeuw is nog niet warm. De wind en een bijna leeg gas element zijn hier debet aan. Het is inmiddels al half acht. We besluiten ons maar zitklaar te gaan maken. Een stuk cervelaat worst dat Pierre afsnijdt en aan me geeft heeft nog nooit zo lekker gemaakt als nu. Ons touw maken we vast om de rots. Hieraan bevestigen we onze gordel en stellen de lengte van het touw zo af dat we comfortabel kunnen hangen. De ongelijke ondergrond is opgevuld met het matje van Pierre en het resterende touw. Hangend in de gordel wurmen we ons in onze steeds klapperende slaapzakken. Wanneer we eindelijk in de mummiezakken hangen is de bivakzak aan de beurt. Onder ander omstandigheden was het makkelijk geweest om met zijn tweeën in de zak te kruipen. Alleen de wind maakt dit onmogelijk. Ik slaag er nog wel in om mijn slaapzak in de zak te krijgen alleen Pierre kan er maar half in. We nemen ons voor om Pierre er verder in te proppen wanneer de omstandigheden dit vragen. Mijn nieuwe slaapzak heeft een comfort temperatuur van -5, die van Pierre -15. In tegenstelling tot veel bivak verhalen die ik gelezen heb is dit tot nu toe nog een aangenaam warm bivak. OK, ik lig niet optimaal horizontaal, maar ik heb het lekker warm, is die zware rugzak toch nog ergens goed voor geweest. Het bivak vijzelt mijn gemoedstoestand weer op, hopelijk ook mijn lichamelijke toestand want die is uitgeput. Het is donker en doordat ik soms contouren van bergen en rotsen zie vermoed

Page 8: Slapen boven aan de Stairway to Heaven

ik dat de wolken zo nu en dan opklaren. Hopend een glimp op te kunnen vangen van het huttenlicht dommel ik in slaap. ’s Nachts word ik nog een paar keer halfwakker om mij zelf te “verhangen” omdat bepaalde lichaamsdelen zachtjes tintelen.

Plotseling word ik wakker. Ik kijk tegen een gecondenseerd stuk rood plastic aan. Even moet ik denken. Oh, ja Bernina! Bivak! Ik doe de bivakzak opzij en zie dat het dal zich aan ons toont. De lucht is helder en de wolken zijn weg. Op een steenworp, nou ja een behoorlijke steenworp, nou zeg maar een flinke speerworp afstand, zie ik de hut in mijn ooghoek. Maar wat een uitzicht voor me. Meteen maak ik Pierre enthousiast wakker. Pierre is beduidend minder enthousiast en wil wel even genieten maar ook van zijn slaap. Niet veel later slaap Pierre alweer verder, ik kijk nog om me heen. Imponerende gletsjers en witte bergen zie ik voor me. Met een dergelijk uitzicht ben ik nog nooit echt wakker geworden. Het Bellavistaterrase is te zien inclusief het spoor dat we morgen zullen volgen. Twee uur later staan we op en pakken alles weer in. Het rotsblok en plateau onder ons waar we gister bivak overwogen hebben lijkt iets comfortabeler voor ontbijt dan voor bivak. We laten ons iets zakken scheppen sneeuw en vervangen het gas element. De sneeuw smelt een stuk sneller dan gister, ook omdat de wind is gaan liggen. Vrolijk omdat we de hut al kunnen zien, en we er waarschijnlijk binnen een uur kunnen zijn, maken we ontbijt. Althans eten we mueslirepen met worst en drinken we thee. Veel thee. Om 9:00u beginnen we aan de afdaling naar de hut. Ik voel me mentaal alweer een stuk beter en ga voor. De eerste abseils zijn makkelijk te vinden. Alleen nu sta ik op een sneeuwflank die vergelijkbaar is met die van gister, alleen wat lager. Om het lot niet te veel te tarten besluit ik om aan het touw door te lopen om zo de traverse onder het kleine graatje gezekerd af te leggen en zo de tijd van het opnieuw stand maken te winnen. Het is wat ongemakkelijk maar het lukt. Ik sta veilig op de rots. Met een pickel zekering maak ik mezelf vast en zeker Pierre door het touw strak te houden. Met zijn tweeën bij elkaar ga ik voor naar een grote platte rots en zeker mezelf daar in een grote abseil haak en laat Pierre nakomen. Tijdens mijn gang naar de abseil haak kom ik een zestal klimmers tegen die, naar mijn idee erg laat, op pad zijn naar vermoedelijk de Piz Bernina zelf. Ze communiceren met portofoons. Erg zelfverzekerd ziet het er bij de helft niet uit maar goed wie ben ik om daar een oordeel over te hebben in mijn toestand. We passeren elkaar zonder al te veel woorden. De volgende abseil gaat Pierre voor. Het touw komt nog even klem te zitten maar dat is ook snel weer los. Nog een abseil en we staan op een gestaag afvlakkend sneeuw plateau met een spoor richting de hut. Binnen een half uur bereiken, vanaf dit punt, we de hut.

Er zijn twee gebouwen waarvan er eentje het winterraum moet zijn. Nadat we beide een rondje rond de gebouwen gelopen hebben concluderen we dat de kleinste het winterraum is. Mijn hoop op water en een toilet is snel voorbij. Gelukkig hebben we de brander en voldoende gas. Een toilet is er niet. In het hutje staat een tafeltje met wat stoelen en een noodtelefoon er licht nog oud brood en wat ander eten. Verder is de hut tot op het plafond gevuld met matrassen en dekens. Het eerste wat we doen is wat thee drinken en gaan slapen. Heerlijk warm in de slaapzak met extra dekens. Nadat de wekker ons heeft gewekt beginnen we aan onze eetachterstand en het avondeten gereserveerd voor gister wordt soldaat gemaakt. Tijdens deze, voor ons, goddelijke maaltijd komen de zes klimmers van vanochtend de hut binnen. “Toch niet alleen vanavond” denk ik bij mezelf. De klimmers zien er teneergeslagen, wanhopig en vermoeid uit. Het blijken Tsjechen te zijn die vannacht ook een bivak achter de kiezen hebben, maar iets minder comfortabel dan de onze. Op de vraag of ze vannacht ook hier blijven antwoorden ze negatief, ze moeten terug naar het dal en wijzen richting de weg die ze nog af te leggen hebben. Een flink eind de gletsjer af. Erg lang, zeker omdat

Page 9: Slapen boven aan de Stairway to Heaven

het al 15:00u is en ik geen teken van leven of beschaving zie op dezelfde gletsjer. Niet veel later vertrekken ze. Het lijkt er op dat er niet veel andere alpinisten zich in de hut zullen melden om ook de nacht door te brengen.

Het begint buiten weer donker te worden en pogingen om te bellen worden steeds verbroken door de rondzwervende wolkenmassa’s. Onze tweede maaltijd van vandaag, hamburgers, wordt bereidt. Tijdens het eten en vele drinken komen de twee Zwitsers, die we gister ontmoet hebben, de hut binnen. Ze zien er erg vermoeid uit. De twee hebben gister de Piz Morteratsch beklommen en wilden vandaag vanuit de Tsjiervahutte de Piz Bernina op en meteen door gaan naar de kabelbaan. Het weer en de omstandigheden gooiden echter roet in het eten. “Zeit ihr alleine?” vraag ik, “Nein da kommen noch zwei dazu”. Toch niet alleen vannacht. Een kleine tien minuten komt er een jong stel binnen. Oostenrijkers. Pierre en ik eten verder en delen wat met onze, bivaktechnisch niet zo goed uitgeruste, nieuwe huttenpartners. Tijdens het eten blijkt dat het Oostenrijkse duo al een aardige berg c.v. heeft en ook dezelfde tocht wilde maken als de Zwitsers. Het doet ons mentaal goed dat we niet de enige zijn die zich vergist hebben in de duur en de omstandigheden. Morgen hebben we alle zes hetzelfde eindstation en we besluiten gezien de ruime aanwezigheid van spleten gezamenlijk te klimmen morgen. Zo kan Pierre ook een pickel kan lenen van het Oostenrijkse stel. Vroeg naar bed, vroeg op.

’s Ochtend bij het eerste licht gaan we op pad, nadat iedereen van elkaar foto’s heeft gemaakt. Met een zesmans cordee gaan we op pad. Het weer en de sneeuwcondities zijn goed. We vorderen volgens schema. We lopen nu in het spoor dat ik gister tijdens mijn ontwaken heb gezien. We manoeuvreren onze touwgroep tussen spleten door en kunnen tegelijkertijd aan onze linker kant hoog boven ons de top van de Bernina en de Spallagraat zien, met daaronder veel gletsjerspleten. Steeds meer besef ik hoeveel geluk we gehad hebben gister tijdens onze uitglijders. Pierre en ik staan te wijzen en te achterhalen waar we uitgegleden zijn. Matthias en Christine, het Oostenrijkse stel vangt iets op van onze conversatie. Nadat we uitgelegd hebben wat we zoeken, vertellen ze dat ze de sporen ook gezien hebben toen ze er gister langs liepen. Ihr Habt glück gehabt, krijgen we te horen. Na het Bellavistaterrasse komen we aan bij de Fortezzagraat, een grote rotsbult die we aan lopend touw al abseilend moeten overwinnen om van daaruit de gletsjer over te steken en in de puinhelling te belanden die ons naar het eindpunt gaat brengen. De Zwitsers gaan als eerste gevolgd door het Oostenrijkse stelletje waarna wij Hollanders de rij sluiten. Tijdens het abseilen blijkt dat we, ten opzichte van onze nieuwe klimgenoten, te onhandig zijn met onze “touwopschort-“ en “abseiluithang” technieken. We lopen dan ook snel een achterstand op. Tot overmaat van ramp blijft het touw bij de laatste abseil ook nog in een spleet steken bij het uittrekken ervan. Het weer is stabiel en we hebben geen haast. Nadat we weer bij de groep zijn aangesloten nemen we een pauze.

De Zwitsers nemen een andere weg dan wij. Ze lopen met de gletsjer mee het dal in. Wij steken met zijn vieren de gletsjer over en gaan naar de Diavolezza. Er ligt een grote rotsrug tussen ons plateau en de gletsjer vele meters lager. We staan voor de keuze links om of rechts om. Pierre en ik gaan voor, Matthias en Christine gaan achter. De keuzes gezamenlijk afwegend besluiten we rechts om te gaan. Waarom? Geen idee, maar de knoop moet toch doorgehakt worden. Schravelend door rotsen en gladde platen komen we eindelijk bij de gletsjer zelf. De gletsjer is alleen op de stukken dicht bij de wanden aper. Daar waar wij nog lang niet zijn. Het zag er van boven makkelijk uit. Alleen had geen van ons vieren rekening gehouden dat sneeuw niet stevig genoeg was

Page 10: Slapen boven aan de Stairway to Heaven

om ons te dragen. Pierre zakt dan ook om de vijf passen tot zijn heupen in de sneeuw. Matthias verzoekt ons om met een hele grote boog om een spleet heen te gaan. Met zijn vieren stellen we de route bij om het wegzakken te verminderen. Althans Pierre wil een andere kant op dan Christine. Pierre wil geen ruzie en gaat Christine’s gewenste richting op. Helaas zakt Pierre bij elke pas weer weg. Ik probeer de eerste paar keer nog naast het spoor van Pierre te lopen en niet weg te zakken. Maar naar een klein aantal pogingen besluit ik gefrustreerd het spoor van Pierre maar te volgen. Na een aantal spleten overgesprongen te zijn neemt het apere gletsjerijs toe. Nu we op het ijs zijn kunnen we weer tempo maken. Wat we in een uurtje wilde doen heeft ons inclusief wegzakken, vloeken, zweten en sneeuw eten; drie uur gekost. Nu nog de gletsjerstroom oversteken, die tussen de gletsjer en de puinhelling ligt en we kunnen aan onze laatste klim beginnen. Vandaag voel ik me al weer als vanouds. Dit komt natuurlijk ook doordat de sneeuwflanken niet zo stijl en gevaarlijk waren als gister.

We doen de stijgijzers af, binden ons uit, schorten het touw op en binden de pickel op de rugzak. Een uitgebreide pauze in de zon, die door de mist heen brandt, en daarna gaan we weer op weg. Pierre die na het bikkelen door de sneeuw op de gletsjer kapot is, stijgt heel langzaam en is bekaf. Ieder van ons vieren is van mening de beste weg naar boven gevonden te hebben en we gaan dan ook via onze eigen weg naar boven. Een voor een komen we aan bij het gigantische kabelbaanstation Diavolezza. We zijn een van de laatste op het terras. Alleen nog een Nederlands stelletje zit met een verrekijker en een camera met telelens de omgeving te observeren. Ik leg mijn rugzak neer bij Matthias en Christine en ga naar Pierre toe. Als ik met Pierre terug kom worden we getrakteerd op een 0,5L bier. Het smaakt goed. We moeten ons nog haasten om de laatste lift van vandaag naar het dal te halen.

Eenmaal in het dal moeten we nog even wachten op de trein die ons naar Pontresina brengt. Dit wachten vullen we met napraten en het maken van een groepsfoto. Matthias en Christine beloven ons om hun foto’s per cd op te sturen zodat ik toch wat meer foto’s heb dan de zeventien die ik op de geheugenkaart heb weten te krijgen. Aangekomen in Pontresina bij de auto blijkt dat Matthias en Christine niet ver van ons geparkeerd staan. Matthias gaat nog douchen in de beek. Ze rijden vandaag met zijn tweeën naar Davos, naar vrienden van hun. Pierre en ik zijn te moe om vanavond terug te gaan en hebben ook geen zin om geld te besparen door in de auto of in de openlucht te slapen. We gaan terug naar het hotel waar we eergisteren ontbeten hebben. In de hotelkamer blijkt dat Pierre een flinke vlees wond heeft overgehouden aan de eerste val op de Spallagraat. Waarschijnlijk door mijn of zijn eigen stijgijzer. Op het balkon van de hotelkamer bel ik mijn doodongeruste vriendin Merijn die ik vanmiddag kort even heb kunnen bellen. Daarna ga ik douchen. Nadat we in de plaatselijke pizzeria hebben gegeten en Pierre zijn wond heeft verzorgd. Gaan we slapen. Ik ga liggen en ben meteen vertrokken.

Later dat jaar krijg ik via de media tot twee keer het gevoel dat Pierre en ik toch wel heel veel geluk hebben gehad. Tijdens de tochten op de Piz Bernina in 2006 komen er twee Nederlanders om. De twee dodelijke ongelukken brengen een naar dejavu teweeg. Over het eerste ongeluk lees ik in de volkskrant:

ROME - Een Nederlandse alpinist van 21 jaar is maandagmorgen omgekomen bij een val tijdens een bergtocht in de Zwitserse Alpen. Dat meldden de persagentschappen Adnkronos in Italië en ATS in Zwitserland.De Nederlander was bezig aan een klim van de ruim 4000 meter hoge en steile Biancograt, in het Bernina-massief, de hoogste bergketen van Oost-Zwitserland.

Page 11: Slapen boven aan de Stairway to Heaven

Volgens de persagentschappen was de Nederlander in gezelschap van twee andere bergbeklimmers. Hij zou houvast hebben gezocht op een rotsblok dat afbrak, waardoor de alpinist, die niet was gezekerd door een touw, een val van ruim 200 meter maakte.Bron: Volkskrant

Na wat research op internet blijkt dat de klimmer is gevallen op weg naar het dal op de Spallagraat. Iemand van gelijke leeftijd valt op hetzelfde stuk waar ik ook val en overleefd het niet. Snel mail ik het stuk naar Pierre, die het ook al gehoord heeft. Sommige bekenden hadden het stuk ook gelezen en hadden zelfs even gedacht: het zal toch niet Joeri zijn hè?

Tijdens het zomerkamp van de Bergvrung in het Mont Blanc massief heb ik gelukkig mentaal geen last van de gebeurtenissen op de Bernina en de berichtgeving van het dodelijke ongeluk. Twee weken na het klimmen in Frankrijk lees ik op internet het volgende bericht:

1 september 2006 Zwitsers Persbrureau ATSDe plaatselijke politie maakte afgelopen donderdag melding van een 46-jarige Nederlander die afgelopen woensdag 30 augustus is doodgevroren in de Zwitserse Alpen. De man en zijn medeklimmer daalde aan de Italiaanse kant van de 4048 meter hoge Piz Berina af, toen ze werden overvallen door mist en een sneeuwstorm. Het is onbekend om wie het gaat. De 46-jarige man overleed, terwijl zijn vriend na een tocht van uren door het slechte weer een berghut bereikte. De reddingshelikopter vond afgelopen donderdag de man op een hoogte van 3800 meter. De vriend is met bevriezingsverschijnselen naar een ziekenhuis gebracht. Hij was zo zwak dat hij zich amper kon bewegen.

Na wederom gezocht te hebben op internet bleek dat de Nederlanders ook op de Spallagraat hun bivak hadden opgeslagen. Steeds meer begin ik me te beseffen dat ik met Pierre ontzettend veel geluk heb gehad. Twee situaties die we hebben meegemaakt gebeuren bij twee landgenoten en daar hebben ze een fatale afloop. Geluk? Of helpt het zingen van een liedje toch wel….