Sectoranalyse hsao
Transcript of Sectoranalyse hsao
Sectoranalyse hsao Sociaal-agogisch en pedagogisch hoger
onderwijs
Opdrachtgever: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rotterdam, maart 2011
Sectoranalyse hsao
Sociaal-agogisch en pedagogisch hoger onderwijs
Opdrachtgever: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Karel Kans
Jos Lubberman
Rotterdam, maart 2011
Sectoranalyse hsao
2
Over Ecorys
Met ons werk willen we een zinvolle bijdrage leveren aan maatschappelijke thema’s. Wij bieden
wereldwijd onderzoek, advies en projectmanagement en zijn gespecialiseerd in economische,
maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkeling. We richten ons met name op complexe markt-,
beleids- en managementvraagstukken en bieden opdrachtgevers in de publieke, private en not-for-
profit sectoren een uniek perspectief en hoogwaardige oplossingen. We zijn trots op onze 80-jarige
bedrijfsgeschiedenis. Onze belangrijkste werkgebieden zijn: economie en concurrentiekracht;
regio’s, steden en vastgoed; energie en water; transport en mobiliteit; sociaal beleid, arbeidsmarkt,
bestuur, onderwijs, en gezondheidszorg. Wij hechten grote waarde aan onze onafhankelijkheid,
integriteit en samenwerkingspartners. Ecorys-medewerkers zijn betrokken experts met ruime
ervaring in de academische wereld en adviespraktijk, die hun kennis en best practices binnen het
bedrijf en met internationale samenwerkingspartners delen.
ECORYS Nederland BV
Watermanweg 44
3067 GG Rotterdam
Postbus 4175
3006 AD Rotterdam
Nederland
T 010 453 88 00
F 010 453 07 68
K.v.K. nr. 24316726
W www.ecorys.nl
Ecorys Arbeid & Sociaal Beleid
T 010 453 88 05
F 010 453 88 34
Inhoudsopgave
Sectoranalyse hsao
3
Voorwoord 5
Samenvatting en conclusies 7
1 Inleiding 11 1.1 Aanleiding en doel van het onderzoek 11 1.2 Opzet van het onderzoek 11 1.3 Leeswijzer 12
2 Beleidsontwikkelingen 13 2.1 Inleiding 13 2.2 Beleidsontwikkelingen hsao 13
2.2.1 Vele takken, een stam 13 2.2.2 Gesignaleerde ontwikkelingen 15
2.3 Recente aanvragen hsao-opleidingen 16
3 Het onderwijs 19 3.1 Inleiding 19 3.2 Studenten in het hsao 2005-2009 19
3.2.1 Samenstelling van de hsao-sector 20 3.2.2 Ontwikkeling in het hsao 21
3.3 Gediplomeerden in het hsao 21 3.3.1 Gediplomeerden in kernopleidingen 22 3.3.2 Gediplomeerden in aanverwante opleidingen 22
3.4 Toekomstige studentenaantallen hsao 23
4 Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt 27 4.1 Inleiding 27 4.2 Kwantitatieve criteria: het vinden van een baan, aard arbeidsovereenkomst 27 4.3 Kwalitatieve aansluiting: vereiste opleiding en benutting van capaciteiten 30 4.4 Uitwijkmogelijkheden 33
5 De arbeidsmarkt voor de hsao-sector 35 5.1 Inleiding 35 5.2 Ontwikkeling van de werkgelegenheid naar sector 35 5.3 Ontwikkeling van de werkgelegenheid naar beroep 37 5.4 Arbeidsmarktprognoses 38
Bijlage 1 Afbakening 41
Bijlage 2 Onderwijs 45
Bijlage 3 Landelijke spreiding opleidingen 47
Bijlage 4 Arbeidsmarkt 63
Sectoranalyse hsao
5
Voorwoord
Op verzoek van de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO) -en in opdracht van het
ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW )- heeft Ecorys een sectoranalyse
uitgevoerd van het hoger sociaal-agogisch onderwijs (hsao), inclusief de opleidingen pedagogiek.
Voor u ligt het resultaat van deze analyse, die voornamelijk gebaseerd is op analyse van bestaande
bronnen. Het hsao is een sector in ontwikkeling, die we bovendien als zeer veelzijdig hebben leren
kennen. Dat het opleidingskader voor het hsao de naam Vele takken, een stam heeft
meegekregen, zegt eigenlijk al voldoende.
Langs deze weg willen wij graag iedereen bedanken die een bijdrage aan het onderzoek heeft
geleverd, waaronder de leden van de begeleidingscommissie te weten Ineke Jansen (HBO-raad),
Margo Keizer en Bert Broerse (beiden werkzaam bij het ministerie van OCW). In het bijzonder gaat
onze dank uit naar Eveline Jacquemijns, Dirk Post en Peter Ubachs (allen werkzaam bij de CDHO)
voor hun constructieve bijdrage gedurende het gehele onderzoek.
Jos Lubberman
Karel Kans
Rotterdam, maart 2011
Sectoranalyse hsao
7
Samenvatting en conclusies
Doel van het onderzoek
De resultaten van deze studie bieden de CDHO de informatiebasis voor zorgvuldige advisering
over het opleidingenaanbod voor hogere sociaal-agogische en pedagogische opleidingen. Hiertoe
gaat de studie in op de volgende punten:
ontwikkelingen in het hoger sociaal-agogisch onderwijs en in de relevante sectoren van de
arbeidsmarkt in de afgelopen jaren;
de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt;
verwachte ontwikkelingen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt de komende jaren;
besluiten van het ministerie van OCW over aanvragen in de afgelopen jaren;
kwalitatieve ontwikkelingen in de sector.
Opzet van het onderzoek
Het onderzoek is gestart met het in overleg met experts en opdrachtgever afbakenen van de hsao-
sector in kern en aanverwante opleidingen (zie bijlage 1). Vervolgens bestond het onderzoek uit
een beknopte inventarisatie van relevante beleidsontwikkelingen en een secundaire analyse op
beschikbare kwantitatieve bronnen1. Met uitzondering van enkele startgesprekken met (branche)-
deskundigen heeft voor dit onderzoek dus geen eigenstandige dataverzameling plaatsgevonden.
Deze keuze zorgt ervoor dat de presentatie van gegevens in deze rapportage in sterke mate
afhankelijk is van het aggregatieniveau in de geraadpleegde bronbestanden. Dit leidt tot telkens tot
een iets andere presentatie en ordening van gegevens in de beschrijving. Op basis van de
informatie is uiteindelijk voor de afgebakende kernopleidingen (of beter enkele clusters van
opleidingen) in het hsao een inschatting gemaakt van de aanwezige groeimogelijkheden.
Meer studenten en gediplomeerden
De belangstelling voor hsao-opleidingen is groot. De laatste jaren is het aantal studenten in hsao-
opleidingen op hbo niveau bovengemiddeld gegroeid. Voor wo-opleidingen (pedagogiek) geldt dat
er wel sprake was van groei, maar deze groei was minder hoog dan de gemiddelde groei van het
aantal studenten in Nederland. In 2009 zijn er in de hsao-opleidingen zo’n 56.200 studenten,
waarvan het merendeel een hbo-opleiding volgt. Voor de periode 2009 tot en met 2020 wordt een
verdere groei verwacht van 33 procent, tot 75.000 studenten in hbo en wo samen2. Instellingen die
hsao-opleidingen aanbieden geven aan dat er op dit moment weinig mogelijkheden lijken te zijn om
de omvang van de opleidingen uit te breiden. Meestal hebben zij hier het personeel en/of de
faciliteiten niet voor.
Groei in de relevante sectoren en beroepen op de arbeidmarkt
Er is een behoorlijke vraag naar hsao’ers op de arbeidsmarkt. De sectoren waar de meeste
hsao’ers werkzaam zijn, kenden in de afgelopen jaren een bovengemiddeld groei. Het gaat om
onder andere de verzorging3 en het welzijnswerk. Ook wanneer wordt gekeken naar sociaal-
1 De voornaamste kwantitatieve bronnen zijn onderwijsgegevens van DUO en referentieramingen van het ministerie van
OCW, arbeidsmarktgegevens uit het LISA-vestigingenregister, gegevens over de aansluiting tussen onderwijs en
arbeidsmarkt en arbeidsmarktprognoses van ROA.
2 Een eerste analyse van de inschrijvingen in het hsao over de nieuwe cijfers voor 2010 laat zien dat nog steeds sprake is
van toename van het aantal studenten in deze sector (bron: http://www.hbo-raad.nl/hbo-raad/feiten-en-cijfers).
3 Verpleeghuizen, huizen voor verstandelijk gehandicapten, psychiatrische patiënten, niet-verstandelijk gehandicapten,
verzorgingshuizen.
Sectoranalyse hsao
8
agogische beroepsgroepen, los van de sector waar men werkzaam is, dan is er in de afgelopen
jaren sprake van groei.
Sterke relatie opleiding arbeidsmarkt
In de sociaal-agogische sector bestaat er een sterke relatie tussen opleiding en beroepsgroep en
zijn er als gevolg weinig substitutiemogelijkheden. Dit verschijnsel doet zich met name voor bij de
opleidingen binnen het hbo maatschappelijk werk en hulpverlening (sociaal werk) en Personeel en
arbeid4. De flexibiliteit van pedagogiek (hbo en wo) alsmede wo onderwijskunde is groter.
Deze beperkte mogelijkheden voor substitutie hebben zowel voor- als nadelen voor hsao’ers op de
arbeidmarkt. Enerzijds betekent dit dat het niet vanzelfsprekend is dat mensen met een andere
opleidingsachtergrond hsao’ers op de arbeidsmarkt kunnen vervangen. Het belang van het hebben
van een specifiek opleidingsniveau en specifieke opleidingsachtergrond is groot, waardoor hsao’ers
weinig concurrentie ervaren vanuit andere opleidingen. Anderzijds zijn hsao’ers grotendeels
aangewezen op de klassieke beroepen en sectoren waarvoor zij worden opgeleid op hun
arbeidsmarkt. De mate waarin zij in andere beroepen en sectoren terecht komen is laag.
Kansen op de arbeidsmarkt
Over het algemeen vinden hsao’ers vrij snel na hun afstuderen werk. Dit uit zich onder andere in
een laag werkloosheidspercentage onder afgestudeerden en korte tijd tussen afstuderen en het
vinden van een baan. Dit geldt in hoge mate voor opleidingen onderwijskunde, pedagogiek en
SPH. Voor deze opleidingen geldt dat zij vergelijkbaar of beter scoren dan de gemiddelde hbo-
opleiding. Afgestudeerden van andere opleidingen (hbo opleidingen uit het cluster sociaal werk en
opleidingen sport en bewegen) hebben iets meer moeite met het vinden van werk. Voor vrijwel alle
opleidingen geldt dat de zoektijd 0 tot 2 maanden bedraagt en dus over het algemeen kort is.
Bij de redelijke kwantitatieve aansluiting tussen opleiding en arbeidsmarkt kunnen kanttekeningen
geplaatst worden door te kijken naar de kwalitatieve aansluiting tussen opleiding en beroep. Komen
opleiding en beroep met elkaar overeen? Bij een aantal opleidingen valt op dat relatief veel
afgestudeerden aangeven dat zij vinden dat hun capaciteiten in hun baan onvoldoende worden
benut. Dit gaat bij sommige opleidingen gepaard met een laag aandeel van banen waarvoor de
afgeronde opleiding ook daadwerkelijk vereist werd. Onder de kernopleidingen geldt dit met name
voor CMV en sport en bewegen. Afgestudeerden van deze opleidingen komen dus wel aan het
werk, maar komen vaker dan de andere afgestudeerden terecht in een baan die minder goed
overeenkomt met hun capaciteiten.
Gelet op de sterke relatie tussen opleiding en beroepsgroep in het hsao zijn de perspectieven op
de arbeidsmarkt voor hsao’ers goed zolang er in de sociaal-agogische en pedagogische beroepen
en sectoren voldoende baanopeningen zijn. Die baanopeningen zijn er de komende jaren. De
baanopeningen ontstaan vooral als gevolg van de vervangingsvraag. De vervangingsvraag ontstaat
door uitstroom van werknemers uit de sector, bijvoorbeeld als gevolg van pensionering. De
vergrijzing op de arbeidsmarkt zorgt dus voor baanopeningen.
De vraag naar arbeidskrachten voor sociaal-culturele beroepen en activiteitenbegeleiders wordt
vrijwel geheel bepaald door vervangingsvraag. Knelpunten voor deze beroepen zijn er niet, maar
de arbeidsmarktkansen zijn toch redelijk. Vraag en aanbod lijken goed op elkaar aan te sluiten.
4 Ook de opleiding hbo (fysio)therapie springt eruit, maar dat is verklaarbaar doordat het beschermde beroep van
fysiotherapie een substantieel deel uitmaakt van deze cijfers.
Sectoranalyse hsao
9
In meer verzorgende en therapeutische beroepen en onder onderwijskundigen en pedagogen is er
naast vervangingsvraag ook sprake van een bovengemiddelde uitbreidingsvraag. Voor deze
beroepen geldt daarom dat er wel knelpunten worden verwacht. De kansen op de arbeidsmarkt in
deze beroepen zijn goed.
Prognoses en groeimogelijkheden
De verwachting is dat het aantal studenten in het hsao tussen 2009 en 2020 met ongeveer een
derde zal toenemen, terwijl in de huidige opleidingscapaciteit nauwelijks sprake van enige
elasticiteit lijkt te zijn. Indien de bestaande opleidingen er niet in slagen de opleidingscapaciteit uit
te breiden en de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt laten zien dat er meer behoefte is aan
afgestudeerden van deze opleidingen, dan kunnen we inschatten waar een eventuele uitbreiding
van het opleidingenaanbod het meest gewenst is.
In de komende jaren worden arbeidsmarktknelpunten (tekorten) verwacht op het gebied van
onderwijskunde en pedagogiek en voor beroepen die meer op het terrein van gezondheidszorg
liggen. Hier bestaat niet alleen bezien vanuit de groei van het aantal studenten voor de sector als
geheel, maar ook wat betreft de vraag uit de arbeidsmarkt behoefte aan uitbreiding. Voor de
sociaal-culturele beroepen die worden gevoed vanuit opleidingen uit het cluster sociaal werk
bestaat deze urgentie vanuit de arbeidsmarkt niet. Tabel S.1 geeft per kernopleiding een indicatie.
Tabel S.1 Indicatie van de ruimte om kernopleidingen (en onderwijskunde) uit te breiden met het oog op de
vraag vanuit de arbeidsmarkt5
Kernopleiding Indicatie
Hbo beweging educatie =
Hbo beweging therapie +
Hbo creatieve therapie =
Hbo culturele en maatschappelijke vorming =
Hbo godsdienst-pastoraal werk =
Hbo maatschappelijk werk en dienstverlening =
Hbo pedagogiek hbo ++
Hbo sociaal pedagogische hulpverlening +
Hbo sociaal werk overig +
Hbo sociaal-juridische dienstverlening =
Wo onderwijskunde ++
Wo Pedagogiek wo ++ = er zijn geen tekorten, geen overschotten, goede kwantitatieve aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt + geen knelpunten, maar afgestudeerden komen zeer goed aan het werk, of enkele knelpunten op onderdelen ++ verwachte knelpunten
Bij het interpreteren van bovenstaande tabel dient er wel rekening mee te worden gehouden dat het
ministerie van OCW de afgelopen jaren meerdere aanvragen voor pedagogiek positief heeft
beoordeeld. In hoeverre deze positief beoordeelde opleidingen de komende jaren reeds in de
aanwezige ruimte voor opleidingen voorzien, is vooralsnog onduidelijk.
5 In bijlage 3 is per cluster een landkaart opgenomen met daarin de spreiding van het opleidingsaanbod (naar aantal
studenten per hoofdvestiging).
Sectoranalyse hsao
11
1 Inleiding
1.1 Aanleiding en doel van het onderzoek
Op 1 juli 2009 is de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO) ingesteld. Deze
onafhankelijke commissie heeft onder meer tot taak de ministers van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap (OCW) en Economie, Landbouw en Innovatie (EL&I, voorheen LNV) te adviseren over
aanvragen macrodoelmatigheid hoger onderwijs. Op basis van het advies van de CDHO neemt de
minister uiteindelijk een beslissing. Bij de adviesaanvraag kijkt de CDHO niet alleen naar de
spreiding en mate van verscheidenheid in het huidige opleidingenaanbod, maar ook naar de
effecten van een nieuwe opleiding voor het totale aanbod aan opleidingen en hun maatschappelijke
wenselijkheid.
Om de minister goed te kunnen adviseren over deze aanvragen, zodat deze uiteindelijk een besluit
kan nemen, is inzicht in de trends en ontwikkelingen van diverse onderwijssectoren noodzakelijk.
Het ministerie van OCW heeft de CDHO dan ook verzocht om een diepgaande sectoranalyse uit te
voeren voor de sector hoger sociaal-agogisch onderwijs (hsao) in brede zin (inclusief pedagogiek).
1.2 Opzet van het onderzoek
Het onderzoek is gestart met het in overleg met experts en opdrachtgever afbakenen van de hsao-
sector in kern- en aanverwante opleidingen. Vervolgens bestond het onderzoek uit een beknopte
inventarisatie van relevante beleidsontwikkelingen en een secundaire analyse op beschikbare
kwantitatieve bronnen. Hieronder worden de verschillende delen nader toegelicht.
Afbakening van de sector
Het onderzoek is gestart met het komen tot een afbakening van de sector. De afbakening had
betrekking op opleidingen (hbo en wo), arbeidsmarktsectoren en beroepen. Hiervoor zijn eerst
verschillende branchespecifieke bronnen en bronnen die betrekking hebben op het hele hoger
onderwijs geraadpleegd6. Op basis daarvan is door een voorstel voor de afbakening van de sector
geformuleerd dat is voorgelegd aan verschillende deskundigen in de branche. Het ging om
vertegenwoordigers van de volgende organisaties:
Beroepsvereniging Opbouwwerkers Nederland (BON);
MOVISIE, het kenniscentrum voor de sector welzijn, zorg en sociale veiligheid;
NVMW, de beroepsvereniging van maatschappelijk werkers;
HBO-raad;
VSNU;
MO-Groep.
In overleg met de opdrachtgever is een definitieve afbakening vastgesteld van de kern- en
aanverwante opleidingen (door toewijzing van croho-codes), alsmede de kern en aanverwante
sectoren (door toewijzing van sbi-codes). De afbakening met codes is opgenomen in bijlage 1.
6 Sectorraad Hoger Sociaal Agogisch Onderwijs, Vele takken, één stam. Kader voor de sociaal-agogische opleidingen.
Amsterdam, 2008; Prismant, RegioMarge 2009. De arbeidsmarkt van verpleegkundigen, verzorgenden en sociaal-agogen
2009-2013, Utrecht, 2009; ROA, De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2014, Maastricht, 2009; Kerncijfers
schoolverlatersonderzoeken, http://um-webdotnet20.unimaas.nl/roa/sis-online/home.aspx .
Sectoranalyse hsao
12
Daarbij is geen onderscheid gemaakt tussen deeltijd, voltijd en duaal. Alle opleidingsvormen zijn in
de analyse als één geheel meegenomen.
Inventarisatie van beleidsrelevante ontwikkelingen
Er is een analyse gemaakt van de besluiten die het ministerie in de afgelopen jaren heeft genomen
over aanvragen voor opleidingen in deze sector. Daarnaast zijn op basis van interviews met
sectordeskundigen enkele ontwikkelingen in de sector geïdentificeerd die relevant zijn voor
veranderingen in het opleidingenaanbod.
Analyse kwantitatieve bronnen
Ontwikkelingen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt zijn in kaart gebracht door verscheidene
kwantitatieve bronnen te analyseren. De belangrijkste zijn onderwijsgegevens van DUO en
referentieramingen van het ministerie van OCW, arbeidsmarktgegevens uit het LISA-vestigingen-
register, gegevens over de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt en arbeidsmarkt-
prognoses van het ROA. Op basis hiervan is voor de opleidingen of enkele clusters van opleidingen
in het hsao een inschatting van de gemaakt ruimte die er is voor nieuwe opleidingen of het
uitbreiden van huidige opleidingen.
Consequentie gebruik beschikbare data
Met uitzondering van enkele startgesprekken met (branche)deskundigen heeft voor dit onderzoek
dus geen eigenstandige dataverzameling plaatsgevonden. Deze keuze zorgt ervoor dat de
presentatie van gegevens in deze rapportage in sterke mate afhankelijk is van het aggrega-
tieniveau van de geraadpleegde bronbestanden. Dit leidt tot telkens tot een iets andere presentatie
en ordening van gegevens in de beschrijving. Op basis van de informatie is uiteindelijk voor de
afgebakende kernopleidingen (of beter: enkele clusters van opleidingen) in het hsao een
inschatting gemaakt van de aanwezige groeimogelijkheden.
1.3 Leeswijzer
In dit rapport wordt eerst ingegaan op enkele relevante beleidsontwikkelingen die als vertrekpunt
hebben gediend voor de sectorstudie (hoofdstuk 2). Het gaat dan onder meer om de besluiten van
het ministerie van OCW over opleidingen in het hsao van de afgelopen jaren en de kwalitatieve
ontwikkelingen in de sector. Vervolgens kijken we naar de cijfermatige ontwikkelingen in het hoger
sociaal-agogisch onderwijs (hoofdstuk 3), zoals de ontwikkeling van de inschrijvingen en
gediplomeerde uitstroom. Daarna gaan we in op de aansluiting van deze opleidingen op de
arbeidsmarkt (hoofdstuk 4). Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en prognoses voor de komende
jaren komen in hoofdstuk 5 aan de orde. Ieder hoofdstuk begint met een uiteenzetting van de
belangrijkste conclusies van dat hoofdstuk. De overall-conclusies zijn te vinden aan het begin van
dit rapport.
Sectoranalyse hsao
13
2 Beleidsontwikkelingen
Deelconclusie
Er zijn ontwikkelingen in de sector gaande die bepaalde eisen aan de opleidingsinhoud stellen, maar die
niet per definitie in het reguliere hbo en wo hoeven te worden doorgevoerd. Meerdere partijen geven aan
dat opleidingen in de basis het best breed kunnen zijn, met meer specifieke uitstroomprofielen. Echte
specialisering kan daarna plaatsvinden, via cursussen, masters of training-on-the-job.
2.1 Inleiding
Het hoger sociaal-agogisch onderwijs stelt zich tot taak om jonge mensen op te leiden voor een
loopbaan binnen het sociaal-agogische domein, een werkveld waarin een antwoord moet worden
gevonden op complexe hulpverleningsvraagstukken. Binnen de zorg en welzijnssector wordt de
sector hoger sociaal-agogisch onderwijs dan ook als volgt gedefinieerd:
“Hoger sociaal-agogisch onderwijs leidt op tot beroepen die erop zijn gericht mensen optimaal te laten
functioneren in hun sociale omgeving en in organisaties.”7
De sector zorg en welzijn hanteert voor de sociaal-agogische beroepen als definitie:
“Alle beroepen en functies die erop gericht zijn mensen zo optimaal en volwaardig mogelijk te laten
functioneren in de eigen woon- en leefomgeving, in de sociale omgeving en in de samenleving”8
Beide definities zijn uitgangspunt geweest voor de afbakening van de sector, zoals we die in
hoofdstuk 1 hebben beschreven.
2.2 Beleidsontwikkelingen hsao
Bij de beleidsontwikkelingen zetten we eerst het document centraal dat voor de hsao-sector leiden
is geweest, te weten ‘Vele takken, een stam’9 van de sectorraad Hoger Sociaal Agogisch Onderwijs
(§2.2.1). Vervolgens zoomen we in op andere ontwikkelingen, die we gesignaleerd hebben in
gesprekken met vertegenwoordigers van de diverse in hoofdstuk 1 genoemde organisaties
(§2.2.2).
2.2.1 Vele takken, een stam
De bacheloropleidingen in de hsao hebben als taak een brede basis te bieden, maar tegelijkertijd
moet er moet ook ruimte zijn voor specialisering. Er is een opleidingenstructuur ontworpen die aan
deze eisen kan voldoen. Een kader hiervoor is door de sectorraad Hoger Sociaal Agogisch
Onderwijs vastgelegd in het document ‘Vele takken, een stam’10. Het document is een vervolg op
verschillende beroepenstructuren en beroepsprofielen in zorg en welzijn en maatschappelijk werk
en kan worden beschouwd als hét document dat de afbakening weergeeft van de sociaal-
7 http://www.thesauruszorgenwelzijn.nl/sociaalagogischonderwijs_.htm.
8 http://www.thesauruszorgenwelzijn.nl/sociaalagogischeberoepen_.htm.
9 Sectorraad Hoger Sociaal Agogisch Onderwijs, Vele takken, één stam. Kader voor de sociaal-agogische opleidingen.
Amsterdam, 2008.
10 Sectorraad Hoger Sociaal Agogisch Onderwijs, Vele takken, één stam. Kader voor de sociaal-agogische opleidingen.
Amsterdam, 2008.
Sectoranalyse hsao
14
agogische sector. Ook de minister van OCW hecht veel waarde aan dit document getuige de
afwijzing van een opleiding Social Innovation Management. Hierbij volgt de minister het advies van
de CDHO waarin wordt aangegeven dat het aanbeveling verdient de vormgeving van de
beroepenstructuur en daarmee van het onderwijsaanbod zoveel mogelijk in overeenstemming met
de lijn die in Vele takken, een stam wordt aangehouden in overeenstemming te laten zijn. De
overeenstemming met deze lijn ontbrak in de betreffende aanvraag11.
In Vele takken, een stam wordt het sociaal-agogisch handelen afgebakend langs drie
taakgebieden, te weten:
1. uitvoering in complexe situaties;
2. werken in en vanuit arbeidsorganisaties;
3. werken aan professionaliteit en professionaliseren.
Duidelijk daarbij is dat het sociaal-agogisch handelen als een continuüm gezien moet worden van
hulpverlening tot dienstverlening (zie ook Figuur 2.1). Hulpverlening verwijst daarbij “vooral naar de
aanpak van problemen; het veronderstelt een in zekere zin ongelijke relatie tussen hulpgever en
hulpontvanger, waarbij de verdeling van de verantwoordelijkheid in het teken staat van verbetering,
voorkoming en het vertragen van verergering.” (Sectorraad hsao, 2008, p. 23). Dienstverlening
staat aan het andere einde en “kan naast probleemaanpak (bijvoorbeeld schuldhulpverlening) ook
ontwikkeling als perspectief hebben (bijvoorbeeld bij het aanbieden van cursussen in een
buurthuis); het veronderstelt een meer gelijke relatie, waarbij de verdeling van verantwoordelijk-
heden meer gelijk op gaat tussen dienstverlener en dienstontvanger.” (Sectorraad hsao, 2008, p.
23).
Figuur 2.1 Sociaal-agogisch handelen naar de verschillende taakgebieden
Taakgebied Vormen van sociaal-agogisch handelen
Hulpverlening Dienstverlening 1. Uitvoering in complexe
situaties Zorg-
verlenen
Behan-
delen
Bege-
leiden
Onder-
steunen
Faciliteren
2. Werken in en vanuit
arbeidsorganisaties
onder meer netwerken
(multidisciplinair) samenwerken
3. Werken aan professionaliteit
en professionaliseren
onder meer signalering, onderzoek en innovatie
ontwerpen en leren
Hbo versus wo
Het gaat in Vele takken, een stam voornamelijk om godsdienstpastoraal werk (GPW), sociaal-
pedagogische hulpverlening (SPH), maatschappelijk werk en dienstverlening (MWD), culturele en
maatschappelijke vorming (CMV), pedagogiek en creatieve therapie (CT). Dit zijn allemaal hbo-bachelor-
opleidingen. Daarnaast lijken het beroepsveld voor hbo’ers en wo’ers weinig overlap te hebben. Hoewel
hbo- en wo-opgeleiden in het hsao in hun beroepsuitoefening veel met elkaar te maken hebben, worden zij
vanuit de originele taak van hbo en wo opgeleid voor andere functies. Hbo’ers verrichten meer uitvoerend
werk in de sociaal-agogische sector, dat geldt niet voor de wo’ers. Wo’ers komen voor een deel wel terecht
in deze sector, maar eerder op strategische, beleids- of managementfuncties. Universiteiten richten zich
daarom veel minder expliciet op de sociaal-agogische sector dan hbo-instellingen12
. Wel is in het werkveld
een ontwikkeling waarneembaar waarbij werknemers meer scholingsperspectief op hbo-plus-niveau wordt
geboden. Hogescholen spelen hierop in door hbo-masters te ontwikkelen13.
11 Besluit van de minister van OCW d.d. 19 januari 2010, Aanvraag doelmatigheid Social Innovation Management (kenmerk:
HO&S/BS/2009/168582)
12 Dit blijkt uit gesprekken met onder andere HBO-Raad en VSNU.
13 Landelijk Overleg Masters HSAO, Stardocument Landelijk Overleg Masters HSAO, juli 2010
Sectoranalyse hsao
15
2.2.2 Gesignaleerde ontwikkelingen
Opleidingen die zich richten op de genoemde vormen van hulp- en dienstverlening kunnen dus tot
het sociaal-agogisch domein worden gerekend. Dit is een terrein dat de afgelopen jaren sterk in de
belangstelling heeft gestaan. Denk bijvoorbeeld aan het instellen van een ministerie voor Jeugd en
Gezin onder het vorige kabinet en de daaruit voortvloeiende Centra voor Jeugd en Gezin.
Uit een rondgang langs de branche- en beroepsorganisaties in de hsao-sector komen meerdere
ontwikkelingen naar voren die van belang zijn voor het (gewenste) opleidingenaanbod en de
arbeidsmarkt herhaaldelijk voorbij. Hieronder passeren deze kort de revue.
Generalisering en specialisering
Op de arbeidsmarkt bestaat zowel behoefte aan meer generalisten als aan specialisten.
Generalisten zijn breed inzetbaar. Voor hen zijn er opleidingen ontwikkeld zoals social work,
waarbij er sprake is van een meer brede instroom (aansluitend bij de stam uit Vele takken, een
stam) met smallere uitstroomrichtingen. De behoefte aan specialisten heeft onder andere
betrekking op het kunnen omgaan met specifieke doelgroepen. De vraag komt in de eerste plaats
vanuit de jeugdzorg14, maar ook vanuit de geestelijke gezondheidszorg, gehandicaptenzorg en
samenlevingsopbouw. Enkele organisaties geven aan dat specialisering binnen een hbo-opleiding
moeilijk is, dit zou eerder via training on the job, hbo-masters of ander postinitieel onderwijs plaats
moeten vinden. Gevaar is dat beide bewegingen, generalisering en specialisering, leiden tot een
versnippering van het opleidingenaanbod, wat door werkgevers als een nadeel wordt ervaren.
Hbo masters en universitaire opleidingen
Hbo masters kunnen een rol vervullen in de specialisering van breed opgeleide hbo’ers, zoals
hierboven vermeld. Daarnaast kunnen deze masteropleidingen bijdragen aan het ontwikkelen van
een analytische blik, consulentfunctie, innovatie tot stand brengen, regie geven, ontwikkelingen
netwerken, integrale aanpak wijkaanpak en in het algemeen de ontwikkeling van de
professionaliteit in de sector. Een deel kan ook via universiteiten plaatsvinden, maar een breed
gedragen opvatting is dat hbo en wo elkaar “weinig in de weg zitten”, het zijn duidelijk gescheiden
werkvelden. Een verschuiving van hbo naar wo in de sector wordt niet verwacht. Het functiegebouw
is niet toegerust op academici, behalve in managementfuncties. Ook een overlap tussen universiteit
en hbo-masters wordt niet verwacht aangezien de hbo-masters zijn bedoeld voor ervaren krachten
uit het veld. Wel constateert men dat er in het werkveld een ontwikkeling gaande is om meer
masterstudenten
Overig
Andere relevante ontwikkelingen zijn15:
Voor verscheidene beroepen zijn of worden beroepsregisters en kwaliteitskeurmerken
ontwikkeld, zoals voor maatschappelijk werkers en de jeugdzorg. Dit bevordert de kwaliteit,
maar beperkt de flexibiliteit op de arbeidsmarkt. Zo hebben maatschappelijk werkers die de
opleiding MWD hebben gevolgd, toegang tot het Beroepsregister van Agogisch en
Maatschappelijk Werkers (BAMW). Momenteel is een register voor jeugdzorgwerkers in
voorbereiding. Opleiding en beroep worden hierdoor nauwer aan elkaar verbonden.
14
Voor de jeugdzorg is er een beroepsregister in oprichting. Er zijn in 2009 en 2010 verschillende publicaties verschenen gericht beroepen en opleidingen in de jeugdzorg zoals blijkt uit een overzicht van het Nederlands Jeugd Instituut www.nji.nl
15 Uiteraard heeft het advies van de Commissie Veerman ook gevolgen voor de HSAO-sector. Omdat ten tijde van deze
analyse nog onduidelijk was hoe deze gevolgen door zouden werken, is besloten dit hier verder buiten beschouwing te
laten (mede daar de uitwerking van het advies op korte termijn geen gevolgen heeft voor de arbeidsmarkt).
Sectoranalyse hsao
16
Het voorgaande is onder meer voortgekomen uit de ontwikkeling naar meer professionalisering
in de jeugdzorg, op grond van het Actieplan Professionalisering Jeugdzorg dat in 2007 door
diverse partijen in samenspraak is gelanceerd16. Naast de ontwikkeling van een beroepsregister
heeft dit actieplan onder meer geleid tot verbeterde aansluiting tussen opleiding en
beroepspraktijk en het inbedden van een (landelijk) uitstroomprofiel jeugdzorgwerker in de
sociaal-agogische opleidingen. Bovendien is via dit actieplan meer duidelijkheid geschapen
over de rol van academisch opgeleid beroepsbeoefenaars in de jeugdzorg17.
Het aandeel zorg wordt voor de sociaal-agogische beroepen belangrijker doordat de Wet
Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) zorgt voor een verschuiving van activiteiten van de
zorg naar de welzijnssector. Een van de doelen van de WMO is het stimuleren van zelfsturing
van burgers.
Verscheidene opleidingen richten zich meer op kennisuitwisseling met het buitenland
(internationalisering).
Internethulpverlening neemt toe. Dit zal deels door de bestaande beroepsgroepen worden
opgepakt, maar ook kan zich een nieuwe beroepsgroep vormen. In de opleidingen zou hieraan
aandacht kunnen worden besteed.
2.3 Recente aanvragen hsao-opleidingen
Een belangrijk inzicht in de bestaande ontwikkelingen komt voort uit de aanvragen voor hsao-
opleidingen waarover het ministerie van OCW de laatste jaren een besluit heeft genomen. In Tabel
2.1 is een overzicht opgenomen van de besluiten van het ministerie over aanvragen voor nieuwe
opleidingen in het hsao sinds november 2007.
Tabel 2.1 Besluiten ministerie van OCW over aanvragen voor nieuwe opleidingen en vestigingsplaatsen
hsao, periode van 19-11-2007 tot 31-3-2010 (excl. lerarenopleidingen, pabo en aanvragen die nog
in behandeling waren).
Opleiding Positief Negatief
Pedagogiek hbo 4 1
Pedagogiek wo 3 0
Toegepaste psychologie18 3 2
Aanverwant: (vooral verplaatsingen en nieuwe vestigingsplaatsen, o.a. Flevoland) 5 1
Pedagogisch management kinderopvang 3 0
Godsdienstige opleidingen 1 0
Sportopleidingen 3 4
Bron: CDHO, oktober 2010.
Bij het nemen van een besluit over een nieuwe opleiding, wordt de minister door de CDHO
geadviseerd. De CDHO gebruikt daarvoor als toetsingskader de Beleidsregel doelmatigheid hoger
onderwijs 200919, die luidt:
“1. Met het voornemen van het instellingsbestuur tot het verzorgen van een nieuwe opleiding wordt
ingestemd, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de opleiding draagt aantoonbaar bij aan de verdere ontwikkeling van de Nederlandse
16 HBO-raad, MOgroep, MOVISIE, NIP, NJi, NVMW/Phorza en NVO (2007). Actieplan professionalisering Jeugdzorg.
17 Berger, M. et al. (2010). Actieplan professionalisering Jeugdzorg: Eindrapportage. Utrecht: NJI. (p. 8).
18 Toegepaste Psychologie is een relatief nieuwe opleiding. In de afgelopen jaren zijn in totaal zes opleidingen toegewezen.
Een deel van de toewijzingen valt echter buiten de afgebakende periode en zijn daardoor niet in het schema opgenomen.
19 Gepubliceerd in de Staatscourant van 25 juni 2009, nr. 115.
Sectoranalyse hsao
17
kennissamenleving doordat de opleiding tegemoet komt aan een door de Minister erkende behoefte aan
nieuwe beroepen of aan door de Minister noodzakelijk geachte nieuwe ontwikkelingen, waaronder
wetenschappelijke ontwikkelingen in innovatieve sectoren, of
b. de opleiding draagt aantoonbaar bij aan een andere dan onder a genoemde en door de Minister erkende
behoefte op terreinen, waarvoor de Rijksoverheid een bijzondere verantwoordelijkheid op stelselniveau
draagt, of
c. de opleiding wordt gevestigd in een landsdeel waarover bestuurlijke afspraken met de Minister zijn
gemaakt om de kennisinfrastructuur aldaar te versterken, om daarmee gebiedsspecifieke knelpunten en
achterstandsituaties te verminderen, en
d. het realiseren van de opleiding leidt naar de mening van de Minister op langere termijn niet tot
substantieel nadelige of, indien is voldaan aan voorwaarde c, bovenmatig nadelige effecten voor de
benutting van de bestaande capaciteit en infrastructuur op het desbetreffende onderwijs- en
onderzoeksterrein, waaronder tevens moet worden begrepen het aanbod van vergelijkbaar geaccrediteerd,
niet-bekostigd onderwijs, dat de student onder vergelijkbare condities kan volgen als het onderwijs van een
bekostigde opleiding, en
e. de inbedding van de opleiding in de (regionale) kennisinfrastructuur is voldoende verzekerd.”
Vooral op het gebied van pedagogiek zijn er, zowel voor hbo als voor wo, positieve beoordelingen
van aanvragen voor nieuwe opleidingen geweest. Naar deze opleiding is inderdaad vraag vanuit de
arbeidsmarkt, zoals zal blijken uit de volgende hoofdstukken. De positieve besluiten die zijn
genomen, zijn onder andere gemotiveerd vanuit de volgende punten:
bijdrage aan de ontwikkeling van nieuwe beroepen en het vervullen van een behoefte op
terreinen waar de rijksoverheid een speciale verantwoordelijkheid draagt (bijvoorbeeld
gezondheidszorg);
lokale of regionale behoefte vastgelegd in convenanten tussen de regio en Rijksoverheid, zowel
inhoudelijk als kwantitatief (Flevoland);
doelmatige besteding middelen, voorgestelde samenwerking tussen opleidingen (joint degree).
Beleidslijnen
Voor enkele opleidingsaanvragen in de hsao-sector is door de minister tot een meer algemene
richtlijn besloten. Zo wordt bij onder meer Pedagogisch management kinderopvang en de master
Health care and social work opgemerkt dat na het betreffende positieve besluit de eerstkomende
vijf jaar een terughoudender beleid gevoerd gaat worden ten aanzien van de toekenning van
dergelijke opleidingen. Dit terughoudende beleid geldt ook voor de opleiding Toegepaste
Psychologie, alwaar een algehele stop is afgekondigd. In een afwijzing van de opleiding
Toegepaste Psychologie aan de Hogeschool Utrecht stelt de minister:
“Gezien de snelle toename van het aantal opleidingen en vestigingsplaatsen en het explosief stijgend
aantal inschrijvingen acht ik het raadzaam om in elk geval de eerstkomende vijf jaar geen nieuwe
opleidingen en vestigingsplaatsen voor deze opleiding toe te staan.”20
20 Besluit van de minister van OCW d.d. 11 augustus 2009, Doelmatigheidstoets hbo- bacheloropleiding Toegepaste
Psychologie Amersfoort (kenmerk: HO&S/BL/145863).
Sectoranalyse hsao
19
3 Het onderwijs
Deelconclusies
De ontwikkelingen in het onderwijs leiden tot de volgende conclusies:
De kern van het hsao wordt gevormd door voornamelijk hbo-opleidingen.
Wo kernopleidingen voor de sector zijn pedagogische opleidingen. Het aantal deelnemers is stabiel.
Vooral voor de hbo-opleidingen bestaat de laatste jaren bij studenten een groeiende belangstelling. Er is
sprake van een bovengemiddelde groei van de studentenaantallen.
Aanverwante opleidingen zijn onder meer hbo personeel en arbeid en wo psychologie. Het aantal
deelnemers hbo personeel en arbeid is stabiel, bij wo psychologie is sprake van stijgende
studentenaantallen.
De verwachte groei van het aantal studenten in hsao kernsectoren (hbo en wo) bedraagt naar schatting
33 procent tussen 2009 en 2020. Dat leidt tot bijna 75.000 studenten in 2020.
Er lijkt binnen het huidige opleidingenaanbod weinig ruimte te bestaan voor extra opleidingsplaatsen.
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de ontwikkelingen van studentenaantallen in het hsao.
Daaruit blijkt dat opleidingen in deze sector op hbo-niveau populair zijn. Daar heeft zich de laatste
jaren bovendien een bovengemiddelde groei van het aantal studenten voorgedaan. In het wo is in
de kernopleidingen van de sector (pedagogiek) het aantal studenten stabiel. De verwachting is dat
in zowel het hbo als het wo het aantal hsao-studenten de komende jaren, tot 2020, gestaag zal
doorgroeien. Vooral in het hbo zal de groei bovengemiddeld zijn. Hierna volgen meer
gedetailleerde beschrijvingen. Waar mogelijk wordt steeds onderscheid gemaakt naar kern-
opleidingen en aanverwante opleidingen. Tevens worden ontwikkelingen in het hbo en het wo
zoveel mogelijk van elkaar onderscheiden. Eerst wordt ingegaan op de ontwikkeling van het aantal
inschrijvingen (§ 3.2) en gediplomeerden (§ 3.3) in het hsao in de periode 2005-2009. Daarna wordt
ingegaan op de verwachte ontwikkeling van de studentenaantallen tot 2020 (§ 3.4).
3.2 Studenten in het hsao 2005-2009
In de onderstaande tabel worden de studentenaantallen weergegeven voor 2009, de verdeling over
hbo en wo en de ontwikkeling tussen 2005 en 2009. Eerst gaan we in op de samenstelling van de
sector, daarna op de ontwikkeling in deze periode.
Sectoranalyse hsao
20
Tabel 3.1 Totaal inschrijvingen hsao in 2009, groei inschrijvingen hsao 2005-200921
Opleidingscluster Inschrijvingen
2009
Aandeel 2009 Groei 2005-
2009 (%)22
Hbo Sociaal werk 37.551 67% 16,4%
Hbo Pedagogiek 9.045 16% 59,6%
Hbo Beweging/therapie 3.430 6% 27,1%
Wo Pedagogiek 6.242 11% 1,9%
Totaal kernopleidingen 56.268 100% 20,3%
Hbo aanverwant (psych., therapie/medisch, p en a) 12.450 23% 30,3%
Wo aanverwant (psych., therapie/medisch, p en a,
onderwijskunde)
40.859 77% 9,1%
Totaal aanverwant 53.309 100% 13,4%
Bron: DUO.
3.2.1 Samenstelling van de hsao-sector
Het hsao bestaat uit een aantal kernopleidingen en daar omheen enkele aanverwante opleidingen.
Zowel onder de kernopleidingen als onder de aanverwante opleidingen zijn er hbo- en wo-
opleidingen. Eerst gaan we in op de kernopleidingen, dan op de aanverwante opleidingen. In
bijlage 3 zijn landkaartjes opgenomen waarin per opleidingscluster de spreiding van het aantal
studenten (naar hoofdvestiging) is opgenomen.
Studentenaantallen kernopleidingen
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de sector zowel wat betreft het aantal opleidingen als
studentenaantallen vooral een hbo-sector is.
Binnen de kernopleidingen die tot het hsao worden gerekend volgt 89 procent van de studenten
een hbo-opleiding. De meeste studenten volgen een opleiding die wij rekenen tot het sociaal
werk, waaronder sociaal-pedagogische hulpverlening (SPH, 16.159 studenten) en
maatschappelijk werk en dienstverlening (MWD, 12.226 studenten). Ook is het aantal studenten
hbo-pedagogiek groot (9.045).
11 Procent van de studenten in hsao-kernopleidingen volgt een wo-opleiding. Het gaat om de
opleidingen pedagogiek en pedagogische wetenschappen.
Studentenaantallen aanverwante opleidingen
Onder de aanverwante opleidingen is het aandeel wo-studenten groter dan onder de
kernopleidingen.
Ruim drie kwart van de studenten in aan het hsao aanverwante opleidingen volgt een wo-
opleiding. Het gaat met name om de studie psychologie: van de ruim 40.000 wo-studenten in
aanverwante hsao-opleidingen, studeren er 35.000 psychologie.
Van de hbo-studenten uit aanverwante opleidingen doet 74 procent een opleiding op het gebied
van personeel en arbeid.
21 Ten gevolge van het gebruik van verschillende databronnen, en ten behoeve van de compactheid van de rapportage
worden in dit rapport verschillende opleidingen- en arbeidsmarktclusters gebruikt. In bijlage 1 worden de afbakening en de
clusters toegelicht.
22 Bij de berekening van de groei in de periode 2005-2009 is alleen rekening gehouden met de jaren 2005-2009. Nadere
analyses tonen aan dat zich tussen 2005 en 2009 geen noemenswaardige fluctuaties voordoen die zouden duiden op een
ander beeld. Aantallen voor alle jaren zijn te vinden in bijlage 2
Sectoranalyse hsao
21
3.2.2 Ontwikkeling in het hsao
Sinds 2005 is het aantal studenten aan de hsao-opleidingen sterk gegroeid, zeker in vergelijking
met de groei in het totaal aantal studenten aan hbo- en wo-opleidingen:
Het aantal studenten in zowel het gehele hbo als gehele wo is in de periode 2005-2009 met
ongeveer 13 procent gegroeid.
De hsao-kernopleidingen kennen een grotere groei, namelijk ruim 20 procent.
In de aanverwante opleidingen kwam de groei overeen met het landelijk gemiddelde.
Ontwikkeling studentenaantallen kernopleidingen
De bovengemiddelde groei in de hsao-kernopleidingen is vooral gerealiseerd door de hbo-
opleidingen. Het aantal wo-studenten pedagogiek is vrijwel stabiel en schommelt rond de 6.000.
Een sterke stijging deed zich voor onder:
hbo pedagogiek (+59%, ruim 3.300);
MWD (+34%, ruim 3.000);
SPH (13%, 1.900);
social work (van 0 naar 1.246)23.
Ontwikkeling studentenaantallen aanverwante opleidingen
De groei bij aanverwante opleidingen komt vooral voor rekening van hbo personeel en arbeid en de
opleiding psychologie (zowel hbo als wo):
Het aantal studenten aan opleidingen voor personeel en arbeid is tamelijk stabiel en schommelt
rond de 9.000.
Onder hbo-studenten (toegepaste) psychologie zien we een sterke stijging (van 0 naar 3.003
tussen 2005 en 200924).
Het aantal wo-psychologie studenten steeg met 7,6 procent naar 1.267 studenten.
3.3 Gediplomeerden in het hsao
Het aantal gediplomeerden dat jaarlijks de opleidingen in het hsao verlaat is in de periode 2004-
2008 in de kernopleidingen met 28 procent gestegen, zoals blijkt uit de onderstaande tabel. Dit
betekent dat er in het schooljaar 2008-2009 bijna 10.000 studenten afstudeerden. In de
aanverwante opleidingen was de stijging 23,7 procent.
Tabel 3.2 Totaal aantal gediplomeerden hsao in 2008, ontwikkeling gediplomeerden hsao 2004-2008
Opleidingscluster Gediplomeerden 2008 Groei 2004-2008 (%)
Hbo Sociaal werk 6.309 23,1%
Hbo Pedagogiek 1.345 55,3%
Hbo Beweging/therapie 518 59,9%
Wo Pedagogiek 1.779 22,2%
Totaal kernopleidingen 9.951 28,0%
Hbo aanverwant (psych., therapie/medisch, p en o) 1.630 -24,9%
Wo aanverwant (psych., therapie/medisch, p en o,
onderwijskunde)
5.345 54,1%
Totaal aanverwant 6.975 23,7%
Bron: DUO.
23 In 2005 bestond de opleiding social work nog niet.
24 In 2005 bestond de opleiding psychologie nog niet op hbo-niveau.
Sectoranalyse hsao
22
3.3.1 Gediplomeerden in kernopleidingen
De stijging van het aantal gediplomeerden aan kernopleidingen hsao is fors hoger dan de
gemiddelde stijging van het aantal gediplomeerden in deze periode binnen het hbo als geheel
(28% hsao versus 5% hbo):
Er zijn in deze periode vooral meer MWD’ers en SPH’ers toegetreden tot de arbeidsmarkt.
Daarnaast heeft er een forse toename plaatsgevonden van het aantal gediplomeerden hbo
pedagogiek.
Gezien de ontwikkeling van de studentenaantallen, is de verwachting dat de groei van het
aantal hbo pedagogen en van MWD’ers en SPH’ers zal doorzetten.
In het wo is sprake van een sterke stijging van het aantal gediplomeerden pedagogiek en
pedagogische wetenschappen (+22%). Er moet hier worden gecorrigeerd voor de gevolgen van de
invoering van de bachelor-master (BaMa)-structuur. De geleidelijke overgang van de oude structuur
naar de BaMa-structuur maakt het moeilijk de ontwikkelingen in het wo in beeld te brengen.
Studenten in de nieuwe structuur studeren namelijk eerst af op bachelorniveau. Een groot aantal
van hen studeert verder in een master. Veel studenten halen dus twee maal een diploma: eerst een
bachelor-, daarna een masterdiploma. Dit verklaart een deel van stijging van het aantal
gediplomeerden in de periode 2004-2008. Er is dus sprake van een dubbeltelling. Als deze
dubbeltelling uit de cijfers wordt gefilterd, door de bachelordiploma’s buiten beschouwing te laten,
dan is er voor pedagogiek en pedagogische wetenschappen geen sprake van een stijging van
22 procent, maar van een daling 9,5 procent van het aantal gediplomeerden. Nadeel van dit cijfer is
dat de bachelors die niet voor een master kiezen en als bachelor de arbeidsmarkt op stromen hier
buiten beschouwing worden gelaten. In het wo is er sprake van een grote doorstroom van de
bacheloropleidingen naar de masteropleidingen, weinig studenten beëindigen na het behalen van
de bachelorfase hun studie. Het is daarom aannemelijk dat de daadwerkelijke ontwikkeling van het
aantal gediplomeerden pedagogiek in het wo dichterbij de 9,5 procent daling ligt dan bij een
22 procent stijging. Overigens heeft deze dubbeltelling uiteindelijk geen effect op onze inschatting
van de arbeidsmarktkansen, aangezien die gebaseerd zijn op een andere bron (ROA).
3.3.2 Gediplomeerden in aanverwante opleidingen
In de aanverwante hbo-opleidingen is sprake van een daling van het aantal gediplomeerden:
De daling wordt veroorzaakt doordat steeds minder hbo’ers personeel en arbeid zijn
afgestudeerd.
De hbo-opleidingen psychologie bestaan nog niet lang genoeg om substantiële aantallen
studenten af te leveren. Vanaf 2011 wordt daar een toename van het aantal gediplomeerden
verwacht.
In de aanverwante wo-opleidingen is juist weer een sterke toename van het aantal gediplomeerden
waarneembaar.
De groei komt hoofdzakelijk van een forse toename van het aantal afgestudeerde psychologen.
De studentenaantallen onder psychologen blijven stijgen, hoewel niet zo hard als het aantal
gediplomeerden. Er moet hierbij moet dezelfde kanttekening geplaatst worden als in de vorige
paragraaf, naar aanleiding van de hsao-kernopleidingen in het wo. Een verklaring voor de groei
van het aantal gediplomeerden is waarschijnlijk de invoering van de BaMa-structuur, omdat een
groot deel van de studenten niet alleen een bachelortitel haalt, maar ook een mastertitel.
Bachelorstudenten die doorstuderen voor een mastertitel zijn over het algemeen nog niet
beschikbaar voor de arbeidsmarkt. Sectoren moeten zich dus niet rijk rekenen door er vanuit te
gaan dat een groter aantal gediplomeerden ook een groter aanbod aan personeel op de
arbeidmarkt betekent.
Sectoranalyse hsao
23
3.4 Toekomstige studentenaantallen hsao
Op basis van de referentieramingen van het ministerie van OCW25 wordt een verwachting gegeven
voor de toekomstige ontwikkeling van de studentenaantallen in het hbo en het wo. In de referentie-
ramingen wordt de ontwikkeling van het aantal studenten, uitstromers zonder diploma en
gediplomeerden geraamd voor de komende jaren.
Hbo
De onderstaande figuur geeft deze ontwikkelingen weer voor hbo-studenten gedrag en
maatschappij.26 99 procent van de inschrijvingen voor sociaal-agogische opleidingen in het hbo
in de periode 2005 tot 2009 valt onder het croho-onderdeel gedrag en maatschappij. De
onderstaande tabellen omvatten dan ook vrijwel alle studenten voor de sociaal-agogische
opleidingen.
Uit de figuur blijkt dat er tussen 2009 en 2020 een groei zal plaatsvinden van het aantal hbo-
studenten gedrag en maatschappij met 33 procent. De verwachting ligt hiermee iets boven de
verwachting voor het gehele hbo. Als we deze groei van 33 procent doortrekken voor het hsao dan
zijn er in 2020 ongeveer 66.300 hsao-studenten in het hbo (in plaats van 50.026 nu).
Het uitblijven van groei onder de deeltijdstudenten remt de groei in de sector enigszins af. Deze
ontwikkeling, minder groei onder deeltijdstudenten, komt overeen met de ontwikkeling in de
afgelopen jaren. Waar het aantal deeltijders steeg met 6 procent, steeg het aantal voltijders met
22 procent.
Figuur 3.1 Index verwachte ontwikkeling studentenaantallen in hbo gedrag en maatschappij en totaal
(2009/2010 = 100, behalve gediplomeerden: 2008/2009 =100)
90
95
100
105
110
115
120
125
130
135
2008
/200
9
2009
/10
2010
/11
2011
/12
2012
/13
2013
/14
2014
/15
2015
/16
2016
/17
2017
/18
2018
/19
2019
/20
2020
/21
Voltijd Deeltijd Hbo gedrag en maatschappij Gedipomeerden (v.a. 08/09) Totaal hbo
Bron: Ministerie OCW, Referentieramingen 2010, bewerking Ecorys.
25 Referentieraming 2010. Interne publicatie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
26 99 Procent van de inschrijvingen voor sociaal-agogische opleidingen in het hbo in de periode 2005 tot 2009 valt onder het
croho-onderdeel gedrag en maatschappij. Het totaal aantal studenten hbo gedrag en maatschappij volgens de referentie-
ramingen bedraagt 61.130 in 2009/2010. Het feitelijk aantal hbo studenten aan de kernopleidingen hsao bedroeg in 2009
50.026 en 62.470 incl. aanverwante opleidingen. Hiermee kunnen we concluderen dat de overlap tussen de sector hsao
uit dit onderzoek en de sector gedrag en maatschappij uit de referentieramingen voldoende is om de ramingen voor hbo
gedrag en maatschappij als houvast te nemen voor de ontwikkeling van de studentenaantallen in de hsao-sector.
Sectoranalyse hsao
24
Wo
Onderstaande figuur toont de verwachte ontwikkeling voor het aantal wo-studenten gedrag en
maatschappijwetenschappen (bachelor en master samen).27 Het aantal studenten in de hsao-
sector stijgt naar verwachting met 36 procent. Dit is iets boven gemiddelde verwachting voor het wo
(34%). Een stijging met 36 procent zou leiden tot ongeveer 8.500 wo-studenten in hsao
kernsectoren (in plaats van 6.242 nu).
Figuur 3.2 Index verwachte ontwikkeling studentenaantallen in wo gedrag en maatschappij en totaal
(2009/2010 = 100, behalve gediplomeerden: 2008/2009 =100)
90
95
100
105
110
115
120
125
130
135
140
2008
/200
9
2009
/10
2010
/11
2011
/12
2012
/13
2013
/14
2014
/15
2015
/16
2016
/17
2017
/18
2018
/19
2019
/20
2020
/21
Wo gedrag en maatschappij Gediplomeerden Wo Totaal
Bron: Ministerie OCW, Referentieramingen 2010, bewerking Ecorys.
Elasticiteit
Op grond van de referentieramingen schatten wij in dat deelname aan de hsao-kernsectoren groeit
tot bijna 75.000 studenten in 2020; een stijging van 33 procent.28 Ecorys heeft een beknopte
belronde gehouden langs verschillende hbo- en wo-instellingen.29 De instellingen waarmee is
gesproken, hebben een kwalitatieve inschatting gegeven dat zij op dit moment tegen hun maximale
capaciteit aan zitten. Deels door een gebrek aan faciliteiten, deels door onvoldoende personeel,
soms door een combinatie van beide. Om consequenties voor de kwaliteit van de opleidingen
tegen te gaan, heeft een aantal opleidingen de toegang tot de opleiding beperkt (numerus fixus). In
het hbo is sprake van een instellingsfixus, terwijl in het wo een opleidingsfixus (dus geldig voor alle
universiteiten) aanwezig is. Deze opleidingsfixus is overigens gekoppeld aan (zorgen over) de
arbeidsmarktperspectieven van afgestudeerden. Voor het studiejaar 2011-2012 gaat het onder
meer om30:
27 De overlap met de kern- en aanverwante sectoren zoals ze in dit onderzoek geformuleerd zijn, is kleiner dan bij het hbo.
28 Met de ontwikkeling van de interesse van studenten is geen rekening gehouden. Uit deze paragraaf blijkt dat over het
algemeen er sprake zal zijn van groeiende studentenaantallen en er een beperkte capaciteit bij opleidingen is. Dit neemt
niet weg dat er opleidingen kampen met te lage studentenaantallen, die opleidingen in hun voorbestaan bedreigen. Dit lijkt
het geval te zijn bij de opleiding Toegepaste Onderwijskunde aan de Universiteit Twente. Zie ‘Brede zorg om voortbestaan
onderwijskunde’ www.utnieuws.nl, 16 februari 2011.
29 De uitkomsten zijn indicatief. Er is geen sprake geweest van een representatieve steekproef.
30 Dienst Uitvoering Onderwijs: Opgave Numerus Fixus opleidingen HBO en WO van 1 december 2010 (studiejaar 2011-
2012).
Sectoranalyse hsao
25
hbo Toegepaste psychologie (HS Leiden, Hanze HS Groningen, HS v Arnhem en Nijmegen, Hs
van Amsterdam);
hbo MWD (Hanze HS Groningen);
hbo Pedagogiek (HS Utrecht);
hbo Psychomotorische Therapie en bewegingsagogie (CHS Windesheim);
hbo SPH (Hanze HS Groningen);
hbo Sport en bewegen (CHS Windesheim);
wo psychologie (alle opleidingen).
Dit leidt ertoe dat de reservecapaciteit (elasticiteit) van de bestaande opleidingen naar verwachting
minimaal is. Een plotselinge stijging in het studentenaanbod zal op dit moment met moeite op te
vangen zijn. De voorspelde groei van 33 procent in de komende tien jaar leidt dan vermoedelijk ook
tot knelpunten. De hbo-sector heeft in het verleden echter ook bewezen een groei van studenten op
te kunnen vangen. Bovendien hebben de bestaande opleidingen tijd om hierop te reageren. Indien
de opleidingen hierin echter niet slagen, zullen studenten bij de huidige opleidingscapaciteit eerder
voor een andere richting (moeten) kiezen. Indien wel vraag is naar extra afgestudeerden van deze
opleidingen (waarover meer in de volgende hoofdstukken), kan de huidige capaciteit een
potentieel knelpunt zijn.
Sectoranalyse hsao
27
4 Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt
Deelconclusies
Dit hoofdstuk leidt tot de volgende conclusies over de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt:
In de sociaal-agogische sector bestaat een tamelijk directe link tussen opleiding en beroep: hsao’ers
wijken niet gemakkelijk uit naar andere beroepen of sectoren. In de hsao-beroepen zijn gemiddeld
weinig mensen werkzaam met een andere opleidingsachtergrond.
Verschillende indicatoren duiden erop dat afgestudeerden van een van de sociaal-agogische
kernopleidingen meer moeite hebben op de arbeidsmarkt dan wat gemiddeld is voor hbo- en wo-
afgestudeerden. Zij moeten bijvoorbeeld iets langer naar een baan zoeken (overigens varieert de
zoektijd van 0 tot 2 maanden) en de werkloosheid onder hen is iets hoger. Uitzonderingen zijn SPH
opgeleiden.
De snelheid waarmee hsao opgeleiden na afstuderen een baan vinden is in de periode 2005-2009 ieder
jaar toegenomen.
Over het algemeen scoren de hsao-opleidingen iets minder dan gemiddeld in het hbo wat betreft
aansluiting en benutting capaciteiten. Enige zorg over kwalitatieve aansluiting is dan ook op zijn plaats.
De uitwijkmogelijkheden in het hsao zijn over het algemeen beperkt. Mensen met een hsao-opleiding
wijken weinig uit naar andere beroepen dan waarvoor ze zijn opgeleid. Andersom geldt hetzelfde. In de
hsao-beroepen hebben arbeidskrachten vaak een specifieke opleidingsachtergrond. Arbeidsplaatsen
voor hsao-beroepen worden weinig ingevuld met personen met een andere opleidingsachtergrond.
4.1 Inleiding
In het vorige hoofdstuk werden de ontwikkelingen van de opleidingen geschetst. De focus lag
daarbij op het aantal studenten en de gediplomeerde uitstroom. Vanuit de studenten lijkt er dus
vraag naar de opleiding te zijn. Alvorens in te zoomen op de vraagkant (arbeidsmarkt) en de
relevante ontwikkelingen die we daar zien, komt in dit hoofdstuk eerst aan de orde in hoeverre de
opleidingen aansluiten op de onderwijsarbeidsmarkt.
De aansluiting van opleidingen op de arbeidsmarkt wordt inzichtelijk gemaakt door te kijken naar
kwantitatieve criteria, zoals het al dan niet hebben van werk en de aard van het dienstverband
(§4.2). Dat zegt echter nog niets over de kwalitatieve, inhoudelijke aansluiting van een opleiding op
een bepaalde functie. De inhoudelijke aansluiting wordt vervolgens bekeken door te kijken naar
onder andere de vereiste opleiding voor een bepaalde functie en de benutting van de capaciteiten
van de arbeidskracht (§4.3). Ten slotte wordt in paragraaf 4.4 gesproken over de flexibiliteit op de
arbeidsmarkt: hoe groot is de spreiding van de beroepen waarin hsao’ers terecht kunnen komen en
hoe groot is de spreiding van opleidingsachtergronden in hsao-beroepen.
4.2 Kwantitatieve criteria: het vinden van een baan, aard arbeidsovereenkomst
Verschillende criteria duiden erop dat een aantal hsao-kernopleidingen in het sociaal werk en in
het cluster beweging en therapie iets meer moeite heeft met het vinden van werk dan
gemiddeld in Nederland. Dit geldt echter niet voor het hele hsao. De overgang van studie naar
werk voor de opleiding SPH en opleidingen op het gebied van pedagogiek en onderwijskunde
Sectoranalyse hsao
28
verloopt juist heel vlot. Dit blijkt onder andere uit de onderstaande tabel, die de gemiddelde duur
toont van het vinden van een baan per opleiding in de periode 2005-2009.31
Tabel 4.1 Duur tot het vinden van een baan na afronding van de opleiding (maanden) gemiddeld in de
periode 2005-2009 (alle opleidingen zijn hbo-opleidingen tenzij anders vermeld)
2005-2009
Sociaal werk
Culturele en maatschappelijke vorming vt/dt/duaal 1,98
Maatschappelijk werk en dienstverlening vt/dt/duaal 1,24
Sociaal pedagogische hulpverlening vt/dt/duaal 0,72
Sociaal-juridische dienstverlening vt/dt/duaal 1,04
Godsdienst-pastoraal werk dt 3,31
Pedagogiek
Pedagogiek vt/dt/duaal 1,13
Hogere kaderopleiding pedagogiek vt/dt 1,00
Pedagogische wetenschappen vt/dt** 1,65
Beweging/therapie
Sport en bewegen vt 2,55
Bewegingstechnologie vt 2,07
Opleiding psychomotorische therapie / bewegingsagogie vt 2,70
Bewegingswetenschappen vt** 1,07
Creatieve therapie vt/dt 1,83
Psychologie* 2,11
Personeel en arbeid
Personeel en arbeid vt/dt/duaal* 0,66
Personeelwetenschappen vt/dt* ** 1,02
Onderwijskunde
Toegepaste onderwijskunde vt/dt* ** 0,95
Gemiddelde kernopleiding 1,73
Gemiddelde aanverwante opleidingen 1,31
Gemiddelde Nederland 1,25 *Aanverwante opleidingen ** Wo-opleidingen Bron: ROA.
Uit bovenstaande valt het volgende te concluderen:
Het vinden van een eerste baan na afstuderen duurt bij de meeste hsao-opleidingen langer dan
gemiddeld in Nederland. Dit geldt in sterkere mate voor de kernopleidingen in het sociaal werk
en in het cluster beweging/therapie.
Van de kernopleidingen is SPH een positieve uitzondering.
Afgestudeerden van opleidingen als sport en bewegen, bewegingsagogie, CMV, en GPW
hebben de meeste moeite met het vinden van een baan.
Wanneer naar de gemiddelde werkloosheidsduur van alle opleidingen per jaar wordt gekeken, dan
blijkt er een constante daling te zijn van de werkloosheidsduur voor het vinden van de eerste baan
(zie Tabel 4.2).
31 Er is voor gekozen om niet alleen 2009 te presenteren ten eerste om tot een betere celvulling te komen en daardoor een
betrouwbaar cijfer. Ten tweede wordt door voor een gemiddelde over meerdere jaren te kiezen de conjuncturele invloed
verkleind.
Sectoranalyse hsao
29
Tabel 4.2 Ontwikkeling duur tot het vinden van een baan voor sociaal-agogische opleidingen 2005-2009
2005 2006 2007 2008 2009
Alle opleidingen 1,49 1,42 1,3 1,06 0,87
Bron: ROA, bewerking Ecorys.
Ook Tabel 4.3 vertoont een vergelijkbaar beeld. Op het hebben van betaald werk, het
werkloosheidspercentage en de aard van het dienstverband scoren verscheidene hsao opleidingen
minder goed, maar er zijn ook uitzonderingen:
Gemiddeld in het hsao (kern en aanverwant) heeft 80 procent van de afgestudeerden anderhalf
jaar na afstuderen betaald werk en is 4,7 procent werkloos.
Combinaties van een hoog aandeel betaald werk en een lage werkloosheid zijn er bijvoorbeeld
bij onderwijskunde en personeel en arbeid maar ook bij SPH.
Een minder goede combinatie van betaald werk en werkloosheid is er bij
bewegingstechnologie, SJD, GPW, CMV en Creatieve therapie. Bij de laatste drie is de
werkloosheid opvallend veel hoger dan gemiddeld.
Voor alle hsao-opleidingen geldt dat 80 tot 96 procent van degenen die betaald werk hebben,
dit in loondienst doen. Andere vormen, zoals een uitzendcontract of een eigen bedrijf, komen
weinig voor.
Het aandeel van de werknemers in loondienst met een vast dienstverband, verschilt sterk per
opleiding. Onder (sociaal) psychologen en bewegingstechnologen is het aandeel het laagst
(maximaal 40%). Onder de afgestudeerden SPH, MWD, (hogere kaderopleiding) pedagogiek
en personeel en arbeid gaat het om meer dan 60 procent.
Tabel 4.3 Indicatoren arbeidsmarktsituatie afgestudeerden sociaal agogische opleidingen (gemiddelde
percentages periode 2005-2009, meetmoment anderhalf jaar na afstuderen)
Betaald
werk
Werkloos Loondienst Vaste
dienst
Sociaal werk
Culturele en maatschappelijke vorming vt/dt/duaal 73,5% 8,1% 83,2% 44,4%
Maatschappelijk werk en dienstverlening vt/dt/duaal 85,3% 4,1% 94,7% 61,0%
Sociaal pedagogische hulpverlening vt/dt/duaal 84,8% 2,6% 94,0% 71,9%
Sociaal-juridische dienstverlening vt/dt/duaal 70,9% 2,9% 88,4% 52,6%
Creatieve therapie vt/dt 73,8% 10,2% 84,9% 58,0%
Godsdienst-pastoraal werk dt 66,8% 13,2% 93,2% 65,6%
Pedagogiek
Pedagogiek vt/dt/duaal 79,4% 3,2% 92,5% 62,5%
Hogere kaderopleiding pedagogiek vt/dt 79,3% 1,3% 92,5% 64,0%
Pedagogische wetenschappen vt/dt** 84,9% 4,0% 90,3% 51,4%
Psychologie
Psychologie* ** 80,3% 4,8% 88,5% 38,9%
Sociale psychologie* ** 84,4% 31,3%
Beweging
Sport en bewegen vt 80,1% 3,1% 87,9% 43,5%
Bewegingstechnologie vt* 57,8% 5,4% 80,3% 33,1%
Opleiding bewegingsagogie/psychomotorische
therapie vt 78,4% 4,0% 93,2% 55,0%
Bewegingswetenschappen vt* ** 79,4% 2,2% 90,7% 38,1%
Sectoranalyse hsao
30
Betaald
werk
Werkloos Loondienst Vaste
dienst
Onderwijskunde
Toegepaste onderwijskunde vt/dt* ** 91,5% 3,0% 96,1% 49,1%
Educational Science and Technology M vt/dt* ** 87,0% 4,5% 81,0% 55,2%
Personeel en arbeid
Personeel en arbeid vt/dt/duaal* 83,7% 3,3% 92,8% 62,6%
Personeelwetenschappen vt/dt* ** 89,3% 4,4% 92,0% 46,7%
Human Resource Studies M vt* ** 90,4% 4,5% 94,8% 55,9%
Gemiddeld hsao 80,0% 4,7% *Aanverwante opleidingen ** Wo-opleidingen Bron: ROA. Gegevens hebben betrekking op de arbeidsmarktsituatie van afgestudeerden ongeveer anderhalf jaar na het afstuderen.
Al met al kunnen we stellen dat de arbeidsmarktpositie van afgestudeerde hsao’ers niet slecht is.
Er is geen sprake van een hoge werkloosheid en ze vinden vrij snel een baan, zij het iets minder
snel dan gemiddeld. Dit roept dan wel de vraag op, of ze deze baan vinden in de sector en het
beroepsniveau waar ze voor zijn opgeleid, of dat ze buiten hun eigen beoogde werkveld aan de
slag gaan. Deze vraag naar de kwalitatieve aansluiting komt in de volgende paragraaf aan bod.
4.3 Kwalitatieve aansluiting: vereiste opleiding en benutting van capaciteiten
Voor de relatie van een opleiding tot de arbeidsmarkt is het niet alleen van belang om te weten of
afgestudeerden makkelijk werk vinden, maar ook speelt een rol of de opleiding relevant is voor de
baan. Eerst kijken we naar de vraag of de opleidingsrichting en –niveau vereist zijn voor de functie
(zie Tabel 4.4).
Tabel 4.4 Aandeel afgestudeerden dat aangeeft dat de werkgever minimaal hun opleidingsniveau of hun
opleidingsrichting vereist (gemiddelde over de periode 2005 – 2009)
Niveau minimaal vereist Richting vereist
Sociaal werk
Culturele en maatschappelijke vorming vt/dt/duaal 58,3% 59,6%
Maatschappelijk werk en dienstverlening vt/dt/duaal 83,1% 90,3%
Sociaal pedagogische hulpverlening vt/dt/duaal 56,7% 92,1%
Sociaal-juridische dienstverlening vt/dt/duaal 78,9% 78,8%
Creatieve therapie vt/dt 65,0% 77,1%
Godsdienst-pastoraal werk dt 84,1% 77,3%
Pedagogiek
Pedagogiek vt/dt/duaal 69,7% 91,8%
Hogere kaderopleiding pedagogiek vt/dt 65,8% 88,5%
Pedagogische wetenschappen vt/dt** 47,9% 83,3%
Psychologie
Psychologie* ** 66,3% 74,0%
Sociale psychologie* ** 46,0% 76,6%
Sectoranalyse hsao
31
Niveau minimaal vereist Richting vereist
Beweging
Sport en bewegen vt 54,1% 63,7%
Bewegingstechnologie vt* 69,4% 62,8%
Opleiding bewegingsagogie/psychomotorische
therapie vt 74,2% 90,4%
Bewegingswetenschappen vt* ** 49,8% 71,5%
Onderwijskunde
Toegepaste onderwijskunde vt/dt* ** 64,3% 80,6%
Educational Science and Technology M vt/dt* ** 67,2% 76,2%
Personeel en arbeid
Personeel en arbeid vt/dt/duaal* 81,7% 81,2%
Personeelwetenschappen vt/dt* ** 26,9% 65,8%
Human Resource Studies M vt* ** 20,1% 69,1%
Gemiddeld hsao 61,5% 77,5%
Gemiddeld hbo 74% 80%
*Aanverwante opleidingen ** Wo-opleidingen Bron: ROA
Uit de tabel blijkt onder mee het volgende:
Afgestudeerden die werk uitvoeren waarvoor de werkgever minimaal hun opleidingsniveau
vereist, zijn vooral afgestudeerden van de opleidingen MWD, godsdienstpastoraal werk (GPW),
SJD, en personeel en arbeid (meer dan gemiddeld in het hbo).
Meer afgestudeerden geven aan dat specifiek hun richting wordt gevraagd. Dit geldt vooral voor
de afgestudeerden MWD, SPH, pedagogiek en bewegingsagogie/psychomotorische agogie.
Afgestudeerden die werk uitvoeren waarvoor het minder noodzakelijk is het betreffende
opleidingsniveau of de betreffende opleidingenrichting te hebben, zijn afgestudeerden van de
opleidingen CMV, sport en bewegen, bewegingswetenschappen, sociale psychologie, Human
Resource Studies en personeelswetenschappen.
In de hsao opleidingen zegt gemiddeld per opleiding 70 procent van de afgestudeerden dat de
inhoudelijke aansluiting tussen opleiding en arbeidsmarkt redelijk tot goed is32. Daar tegenover
staan drie op de tien afgestudeerden die de aansluiting als slecht tot matig beoordelen (zie ook
Tabel 4.5).
Tabel 4.5 Aandeel afgestudeerden dat vindt dat de aansluiting opleiding - functie redelijk tot goed is, hun
capaciteiten worden benut (goed - in sterke mate) en dat de eigen capaciteiten niet tekort schieten
(tekort – in sterke mate tekort) (gemiddelde over de periode 2005 – 2009)
Aansluiting
voldoende/goed
Capaciteiten
benut
Capaciteiten
tekort
Sociaal werk
Culturele en maatschappelijke vorming vt/dt/duaal 56% 48% 6%
Maatschappelijk werk en dienstverlening vt/dt/duaal 80% 70% 5%
Sociaal pedagogische hulpverlening vt/dt/duaal 77% 63% 5%
Sociaal-juridische dienstverlening vt/dt/duaal 79% 65% 5%
32 Dit is het gemiddelde voor alle opleidingen, en niet het gemiddelde over alle studenten. Door uit te gaan van het
gemiddelde per opleiding krijgen alle opleidingen hetzelfde gewicht en wordt het cijfer niet bepaald door enkele grote
opleidingen.
Sectoranalyse hsao
32
Aansluiting
voldoende/goed
Capaciteiten
benut
Capaciteiten
tekort
Creatieve therapie vt/dt 66% 52% 5%
Godsdienst-pastoraal werk dt 73% 58% 8%
Pedagogiek
Pedagogiek vt/dt/duaal 80% 64% 4%
Hogere kaderopleiding pedagogiek vt/dt 72% 57% 4%
Pedagogische wetenschappen vt/dt** 66% 60% 7%
Psychologie
Psychologie* ** 66% 64% 6%
Sociale psychologie* ** 83% 46% 0%
Beweging
Sport en bewegen vt 53% 37% 0%
Bewegingstechnologie vt* 57% 43% 4%
Opleiding bewegingsagogie/psychomotorische
therapie vt 82% 65% 4%
Bewegingswetenschappen vt* ** 63% 60% 4%
Onderwijskunde
Toegepaste onderwijskunde vt/dt* ** 82% 67% 3%
Educational Science and Technology M vt/dt* ** 59% 67% 0%
Personeel en arbeid
Personeel en arbeid vt/dt/duaal* 78% 60% 4%
Personeelwetenschappen vt/dt* ** 62% 47% 4%
Human Resource Studies M vt* ** 73% 53% 0%
Gemiddeld hsao 70% 57% 4%
Gemiddeld hbo33 78% 65% 5%
*Aanverwante opleidingen ** Wo-opleidingen Bron: ROA.
Niet alleen de aansluiting is van belang, ook de mate waarin afgestudeerden van mening zijn dat
hun capaciteiten voldoende zijn en benut worden binnen hun werk, zijn belangrijke indicatoren. De
gegevens (Tabel 4.5) leiden tot het volgende beeld:
Vergeleken met het gemiddelde in het hbo vinden afgestudeerden van hsao-opleidingen minder
vaak dan gemiddeld dat de aansluiting tussen opleiding en arbeidsmarkt voldoende tot goed is.
Afgestudeerden van MWD, SPH, en SJD vinden de aansluiting tussen opleiding en
arbeidsmarkt gemiddeld goed (meer dan 75%). Hetzelfde geldt voor afgestudeerden van de
opleidingen pedagogiek, toegepaste onderwijskunde en personeel en arbeid.
Afgestudeerden CMV, sport en bewegen en bewegingstechnologie zijn minder vaak positief
over de aansluiting van de opleiding op de arbeidsmarkt (minder dan 60%).
Verder vinden hsao-afgestudeerden minder vaak dat hun capaciteiten benut worden, en
tegelijkertijd vinden zij iets minder vaak dat hun capaciteiten tekort schieten. Deze twee
gegevens kunnen erop duiden dat de capaciteiten van afgestudeerden uit het hsao gemiddeld
hoog zijn, maar het kan ook betekenen dat de functies waarin zij terecht komen niet zo zwaar
zijn.
33 Voor een vergelijking met het hbo is gekozen vanwege de beschikbaarheid van gegevens. Omdat de meeste hsao-
opleidingen hbo-opleidingen zijn is deze vergelijking ook voor de hand liggend.
Sectoranalyse hsao
33
Van een aantal opleidingen valt op dat de afgestudeerden zeggen dat hun capaciteiten slechts
in geringe mate benut worden. Het gaat om de kernopleidingen CMV en Sport en bewegen en
om de aanverwante opleidingen Sociale psychologie en personeelwetenschappen.
Op basis van deze informatie concluderen wij dat de kwalitatieve aansluiting tussen hsao-
opleidingen en het beroep waar men terecht komt op zichzelf niet slecht is te noemen (70 procent
zegt voldoende tot goed). Echter, enige zorg is wel op zijn plaats. Over het algemeen scoren de
hsao-opleidingen iets minder dan gemiddeld in het hbo wat betreft aansluiting en benutting van
capaciteiten. Als we de gegevens uit Tabel 4.4 en Tabel 4.5 met elkaar vergelijken dan blijkt dat
binnen sommige opleidingen de afgestudeerden aangeven geen capaciteiten tekort te hebben. Zij
werken derhalve niet op te hoog niveau. Afgestudeerden van dezelfde opleidingen geven aan dat
de capaciteiten niet benut worden. Dit zou onder andere kunnen duiden op een mismatch in de
kwalificaties of overkwalificatie. Als we deze informatie combineren met zowel de relatief lage score
op de aansluiting tussen opleiding en beroep en de lage score op de vraag naar het minimale
vereiste niveau, komen enkele opleidingen boven drijven waar de kwalitatieve aansluiting niet goed
lijkt te zijn. Het gaat dan voornamelijk om CMV (hoewel daar nog relatief vaak wordt aangegeven
dat men capaciteiten tekort komt), sociale psychologie, sport en bewegen,
personeelswetenschappen en Human Resource studies.
4.4 Uitwijkmogelijkheden
Ten slotte is het voor de sectoranalyse van belang om te weten in hoeverre er flexibiliteit bestaat op
de hsao-arbeidsmarkt wat betreft de banen waarin hsao’ers terecht kunnen komen en de
opleidingsachtergrond van arbeidskrachten in bepaalde beroepen. Dit wordt omschreven met
uitwijkmogelijkheden en substitutie. Deze uitwijkmogelijkheden bestaan zowel op opleidingsniveau,
als op beroepsniveau en worden hier achtereenvolgens besproken.
Opleiding
De uitwijkmogelijkheden voor personen met een hsao-opleiding blijken laag tot gemiddeld te zijn
(zie Tabel 4.6).
Tabel 4.6 Uitwijkmogelijkheden naar andere beroepen en sectoren
Voor opleidingen Andere beroepen Andere sectoren
Hbo (Fysio)therapie Erg laag Erg laag
Hbo Maatsch. Werk, hulpverl. Gemiddeld Laag
Hbo P en A Laag Gemiddeld
Hbo Pedagogie Hoog Gemiddeld
Wo Soc. wetenschappen Hoog Gemiddeld
Bron: ROA.
Uit de tabel blijkt dat vooral afgestudeerden hbo (fysio)therapie in hoge mate gebonden zijn aan
hun beroep en sector voor het vinden van werk. Zij vinden moeilijk werk in andere beroepen of
sectoren. Dit is ook wel verklaarbaar, omdat het beschermde beroep van fysiotherapie een
substantieel deel uitmaakt van deze cijfers. Verder geldt dat ook afgestudeerden van de
opleidingen binnen het hbo maatschappelijk werk en hulpverlening (sociaal werk) en personeel en
arbeid, hoewel in iets mindere mate, weinig uitwijkmogelijkheden hebben. De flexibiliteit van hbo
pedagogiek en wo sociale wetenschappen (waar wo pedagogiek en onderwijskunde onder vallen)
is groter.
Sectoranalyse hsao
34
Beroep
Als we naar de sociaal-agogische beroepen kijken, is het beeld vergelijkbaar (zie Tabel 4.7).
Tabel 4.7 Uitwijkmogelijkheden naar andere sectoren, substitutie andere opleidingen
Voor beroepen Andere opleidingen Andere sectoren
Onderwijskundig medewerkers Gemiddeld Laag
Onderwijskundigen en pedagogen Gemiddeld Gemiddeld
Sportinstructeurs Hoog Laag
Geestelijk verzorgers Erg laag Laag
Therapeuten / verpleegkundigen Erg laag Laag
Activiteitenbegeleiders / medewerkers
arbeidsbemiddeling Gemiddeld Gemiddeld
Medewerkers soc. –cult. werk en p en a Gemiddeld Gemiddeld
Hoofden soc. –cult. werk en p en a Erg Laag Gemiddeld
Bron: ROA.
De mogelijkheden voor substitutie van geestelijk verzorgers, verpleegkundigen/therapeuten en
hoofden sociaal-cultureel werk en personeel en arbeid zijn erg laag. Voor deze beroepen is het
belang van het hebben van een specifieke opleidingsachtergrond dus groot. Dit geldt voor de
meeste andere sociaal agogische beroepen. Ook is de mate waarin personen met een sociaal-
agogisch beroep in andere sectoren terecht kunnen komen laag tot gemiddeld.
Afsluitend
Uit beide invalshoeken blijkt dat de substitutiemogelijkheden beperkt zijn, wat wijst op een sterke
koppeling tussen opleiding en beroep. Dit is positief vanuit het oogpunt van een beroepsopleiding,
maar kan negatieve gevolgen hebben als er overschotten aan hsao-gediplomeerden bestaan. Deze
groep heeft dan geen uitwijkmogelijkheid en wordt in dat geval opgeleid voor een vrijwel zekere
werkloosheid. Om hier meer zicht op te hebben, is het van belang naar de vraag naar hsao-
afgestudeerden te kijken. De vraag en verwachte ontwikkelingen daarin komen in het volgende
hoofdstuk aan bod.
Sectoranalyse hsao
35
5 De arbeidsmarkt voor de hsao-sector
Deelconclusies
Dit hoofdstuk leidt tot de volgende conclusies over de ontwikkelingen op de relevante hsao-arbeidsmarkt:
De arbeidsmarktkansen voor personen met een sociaal-agogische opleidingsachtergrond zijn over het
algemeen goed. In de relevante arbeidsmarktsectoren en beroepen is sprake van groei. Zowel in
kwantitatieve als kwalitatieve zin sluiten opleidingen goed aan op arbeidsmarkt en op de functies. Zo is
de werkloosheid onder afgestudeerden van de meeste hsao-opleidingen niet hoog en bestaat er
behoorlijke samenhang tussen opleiding en functie.
De sectoren die voor het hsao relevant zijn, zijn in de afgelopen jaren bovengemiddeld gegroeid. Dit
geldt vooral voor kinderopvang, verzorging en verpleging, welzijnswerk en opbouwwerk.
Verzorging en verpleging en welzijnswerk zijn de twee grootste sectoren.
De werkgelegenheid voor verschillende sociaal agogische beroepsgroepen is ook toegenomen. Het
hebben van een hoger opleidingsniveau voor het uitvoeren van een hoger of wetenschappelijk beroep
wordt belangrijker.
5.1 Inleiding
In het voorgaande zijn de ontwikkelingen in het onderwijs en de aansluiting tussen onderwijs en
arbeidsmarkt beschreven. Om de sectoranalyse compleet te maken, is het nu de beurt aan de
ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in de voor het hsao relevante sectoren. Zoals we in dit
hoofdstuk laten zien, is de werkgelegenheid in deze sectoren in de afgelopen jaren boven-
gemiddeld gegroeid. Belangrijke sectoren waar hsao-opgeleiden terecht kunnen komen zijn onder
andere verzorging en verpleging en welzijn. Het zijn vooral de personen met een opleiding op het
gebied van verzorging & therapie en onderwijskunde & pedagogiek voor wie de
arbeidsmarktkansen goed zijn. Iets minder vraag is er naar de opleidingen en beroepen die we
rekenen tot het sociaal werk.
Paragraaf 5.2 gaat dieper in op de omvang van de sectoren die voor het hsao relevant zijn en de
ontwikkelingen in die sectoren. Daarna wordt de arbeidsmarkt bekeken vanuit de invalshoek van de
sociaal-agogische en pedagogische beroepen (§5.3). Vooruitzichten op de arbeidsmarkt voor
personen met een hsao-opleiding of –beroep komen ten slotte in paragraaf 5.4 aan de orde.
5.2 Ontwikkeling van de werkgelegenheid naar sector
Als eerste is gekeken naar de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sectoren die voor de
hsao-kernopleidingen het meest relevant zijn (zie afbakening in hoofdstuk 1). In Tabel 5.1 is
aangegeven hoe deze werkgelegenheid verdeeld is over de kernsectoren. Tevens is de groei per
sector in de periode 2005-2009 aangegeven.
Sectoranalyse hsao
36
Tabel 5.1 Ontwikkeling werkgelegenheid kernsectoren
Sector34 Aantal 2009 Groei 2005-2009 (%)
Verzorging en verpleging 223.623 10,1%
Welzijnswerk 155.160 11,7%
Kinderopvang 67.362 30,2%
Cultuur en recreatie 39.651 8,5%
Opbouwwerk 26.970 10,6%
Arbobegeleiding en re-integratie 11.377 6,0%
Totaal SA 524.143 13,0%
Totaal Nederland 8.032.080 6,3%
Bron: LISA 2010.
De totale werkgelegenheid in de genoemde sectoren bedraagt ruim een half miljoen werkzame
personen. Dit zijn alle werkzame personen in de sectoren, niet alleen de hsao-opgeleiden. Tussen
2005 en 2009 is de werkgelegenheid met 13 procent gegroeid. Die groei is bovengemiddeld
vergeleken met de gehele Nederlandse economie, waar het aantal banen in deze periode is
gegroeid met 6,3 procent. De bovengemiddelde groei van sectoren als zorg, welzijn en ook
onderwijs blijkt uit verschillende bronnen.35
Na nadere analyse van de achterliggende cijfers van de sectoren, komt het volgende beeld naar
voren:
Het cluster verpleging en verzorging kent de grootste werkgelegenheid. Hiertoe rekenen we
(verzorgings)huizen en dagverblijven voor lichamelijk of verstandelijk gehandicapten en de
geestelijke gezondheids- en verslavingzorg. De meeste arbeidskrachten zijn werkzaam in de
zorg voor niet-verstandelijk gehandicapten. In het cluster verzorging en verpleging is een
gestage groei geweest van de werkgelegenheid van 10 procent over de laatste vijf jaar, waarbij
de geestelijke gezondheids- en verslavingzorg iets achter zijn gebleven.
Een andere cluster van sectoren wordt gevormd door het welzijnswerk dat gericht is op
specifieke doelgroepen, zoals welzijnswerk voor ouderen, jeugdzorg (al dan niet ambulant), het
gevangeniswezen, begeleiding van gehandicapten. De niet ambulante jeugdzorg is hierin de
grootste sector (54.249), gevolgd door het maatschappelijk werk. De sectoren zijn gestaag
gegroeid (tussen de 5 en de 10%). De werkgelegenheid is het sterkst gegroeid in de ambulante
jeugdzorg en in de overige maatschappelijk advies, gemeenschapshuizen en
samenwerkingsorganen in het welzijnswerk.
De sterkste groei wordt waargenomen in de kinderopvang (30%). Een verklaring hiervoor ligt in
het overheidsbeleid van de laatste jaren om de arbeidsparticipatie, met name van vrouwen, toe
te laten nemen en de toegenomen professionalisering in deze sector.
De meeste werkgelegenheid in het cluster cultuur is te vinden in de dienstverlening uitvoerende
kunst (zoals organisatiebureaus) en bibliotheken. Stijgende sectoren zijn onder andere
dienstverlening uitvoerende kunst en producenten van podiumkunst. Een dalende
werkgelegenheid was er in uitleencentra (niet van kunst) en archieven.
Voor het opbouwwerk is gekeken naar lokaal welzijnswerk en naar woningverenigingen. Het
lokaal welzijnswerk (een grote overlap met opbouwwerk) is sprake van een sterke toename van
de werkgelegenheid van 18 procent in de laatste vijf jaar. Omdat de overheid een deel van de
verantwoordelijkheden voor het welzijn in woonwijken neerlegt bij de woningbouwverenigingen
34 Zie bijlage 4 voor een toelichting op de sectoren.
35 Volgens CBS is de werkgelegenheid in Nederland tussen 2006 en 2009 gegroeid met 3,8%. In de Gezondheids- en
welzijnszorg was in dezelfde periode sprake van een groei van de werkgelegenheid met 7,9% en in het Onderwijs met
8,1%.
Sectoranalyse hsao
37
is ook gekeken naar de ontwikkeling van de werkgelegenheid bij deze organisaties. Hier is
sprake van een gestage groei van de werkgelegenheid met 10 procent.
Tot slot is een deel van de opgeleiden in het hsao werkzaam in de arbobegeleiding en re-
integratie. De werkgelegenheid is hier licht gestegen (6%).
5.3 Ontwikkeling van de werkgelegenheid naar beroep
In de bovenstaande paragraaf is gekeken naar relevante sectoren in zijn geheel en blijkt dat de
werkgelegenheid gegroeid is. Dit kan echter niet 100 procent worden toegeschreven aan de hsao-
opleidingen. Een andere benodigde invalshoek is daarom de sociaal-agogische en pedagogische
beroepen zelf. Tabel 5.2 geeft de ontwikkeling van de werkgelegenheid naar enkele sociaal-
agogische beroepsgroepen36 uitgesplitst naar beroepsniveau.
Tabel 5.2 Omvang in 2009 en ontwikkeling in 2005-2009 van sociaal-agogische en pedagogische beroepen
naar beroepsniveau
Beroepsgroep 2009 Groei 2005-09
Middelbaar (para-med., gedrag en mtsch., sociaal, verzorg). 649.000 19,7%
Hoger (verzorgend/paramedisch) 131.000 1,6%
Hoger (gedrag, maatschappij, sociaal) 426.000 6,8%
Wetensch. (onderwijskundig, pedag., gedrag en maatschappij) 98.000 28,9%
Bron: CBS Statline.
Deze personen zullen deels in de sectoren werkzaam zijn die in de vorige paragraaf zijn
besproken, maar kunnen ook in andere sectoren werken. Getoonde aantallen en ontwikkelingen
zijn slechts indicatief omdat niet voor alle voor het hsao relevante beroepsgroepen voldoende
informatie beschikbaar is. Wel groeit de werkgelegenheid binnen de genoemde beroepsgroepen in
de periode 2005-2009, waarbij de beroepsgroepen op middelbaar en wetenschappelijk niveau
sneller groeien dan beroepen op hoger niveau.
Beroepsniveau en opleidingsniveau komen in steeds hogere mate met elkaar overeen. Het aandeel
hoger opgeleiden in hogere beroepen is hoog, in 2009 namelijk 93 procent. Het aandeel hoger
opgeleiden in middelbare beroepen is 12 procent. Onder de mensen met een middelbaar beroep
zijn er dus weinig mensen met een “te hoge” opleiding. Er zijn daarom geen redenen om aan te
nemen dat (in de breedte) meer hoogopgeleiden de middelbaar opgeleiden uit hun functies zouden
verdringen. De overeenkomst tussen beroeps- en opleidingsniveau neemt ook verder toe (zie
Figuur 5.1).
36 Uitkomsten zijn voor de hsao sector indicatief, omdat voor niet alle beroepsgroepen die voor de sector relevant zijn, data
beschikbaar zijn. Dit geldt onder andere voor kernberoepsgroepen zoals hogere pedagogische en onderwijskundige
beroepen.
Sectoranalyse hsao
38
Figuur 5.1 Ontwikkeling aandeel hoger opgeleiden in middelbare en hogere/wetenschappelijke beroepen
(index 2001=100)
80
85
90
95
100
105
110
2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
Middelbare beroepen Hogere en wetenschappelijke beroepen
Bron: CBS Statline, bewerking Ecorys.
Het belang van hoger opgeleiden in de hogere beroepen neemt toe, terwijl het aandeel hoger
opgeleiden in middelbare beroepen sinds 2001 (met wat schommelingen) is afgenomen. Doordat
steeds meer mensen met een hoger beroepsniveau ook een hoger opleidingsniveau hebben, lijkt
het belang van doorgroei vanuit een middelbare functie naar een hogere functie, zonder
aanvullende opleiding, kleiner te worden.
5.4 Arbeidsmarktprognoses
In de vorige paragrafen is een beeld geschetst van de arbeidsmarktontwikkelingen tot op heden.
Om beslissingen te kunnen nemen over macrodoelmatigheid van hsao-opleidingen, is ook een
inschatting van de arbeidsmarkt in de toekomst nodig. De ontwikkelingen in het verleden en huidige
situatie zijn daarbij een belangrijke voorspeller. Er zijn echter ook arbeidsmarktprognoses
beschikbaar. Deze geven een indicatie voor de verwachte ontwikkelingen binnen opleidings-
richtingen en beroepsgroepen. In deze paragraaf wordt eerst gekeken naar de ontwikkeling van
vraag en aanbod voor de zorg op lange termijn. Daarna wordt gekeken naar de vraag naar
personeel met een bepaalde opleidingsachtergrond en naar personeel in bepaalde beroepen.
Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt voor Zorg en Welzijn op de lange termijn
Prismant concludeert in RegioMarge 2009 op basis van verschillende prognoses dat de vraag naar
zorg blijft groeien in de periode tot 2020, maar ook nog daarna. Daarmee blijft ook de vraag naar
personeel groeien. Dat de groei van de werkgelegenheid in de sector Zorg en welzijn boven-
gemiddeld is, hebben we in de voorgaande paragraaf al gezien. Ook voor de toekomst wordt een
bovengemiddelde groei verwacht. In 1969 werkte 8 procent van de werkzame beroepsbevolking in
de sector zorg en welzijn, in 2008 ging het al om 15 procent. Voor 2030 wordt het aandeel
werkenden in deze sector op 20 procent van de werkzame beroepsbevolking geschat. Met het oog
op een niet verder stijgend arbeidsaanbod vanaf 2012 en een dalend arbeidsaanbod na 2020 in de
Sectoranalyse hsao
39
gehele economie betekent dit dat de concurrentie om personeel hevig zal worden. Het aandeel
jongeren in de sector zal volgens RegioMarge omhoog moeten.37
Bovenstaande analyse schetst de ontwikkelingen in de sector Zorg en Welzijn in grote lijnen.
Hieronder wordt ingegaan op specifieke sociaal-agogische opleidingen en beroepen.
Opleidingen
De kansen op de arbeidsmarkt voor hsao en aanverwante studierichtingen zijn redelijk tot goed,
zoals blijkt uit de onderstaande tabel. Bepalend is het aantal baanopeningen dat wordt gecreëerd.
In de onderstaande tabel is het aantal baanopeningen in de periode tot 2014 aangegeven.
Baanopeningen ontstaan door vervangingsvraag en uitbreidingsvraag. Het merendeel van de
baanopeningen voor personen met een hsao-opleidingsachtergrond ontstaat door vervangings-
vraag. Bij drie opleidingsrichtingen geldt dat voor 100 procent van de baanopeningen. Gemiddeld in
Nederland wordt 85 procent van de baanopeningen door vervangingsvraag gecreëerd. Hbo
(fysio)therapie en hbo pedagogiek hebben een bovengemiddeld aandeel aan uitbreidingsvacatures.
Verwachte knelpunten bij het vinden van personeel zijn hierdoor groot, en de kansen voor
afgestudeerden in deze richtingen zijn goed.
Tabel 5.3 Arbeidsmarktprognose hsao opleidingsrichtingen tot 2014
Opleidingsrichting Baan-
openingen
Aandeel
vervangings-
vraag
Knelpunten
personeel
Arbeidsmarkt
kansen
1. Hbo (Fysio)therapie 12.200 69,7% Groot Goed
2. Hbo Maatsch. Werk, hulpverl. 23.600 100,0% Enig Redelijk
3. Hbo P en A 5.400 100,0% Vrijwel geen Redelijk
4. Hbo Pedagogie 6.600 74,2% Groot Goed
5. Wo Soc. wetenschappen 33.300 100,0% Enig Redelijk
Bron: ROA.
Beroepen
Voor de arbeidsmarktkansen voor bepaalde beroepen geldt eigenlijk hetzelfde als voor opleidings-
achtergrond. De vraag naar zorgberoepen (therapeuten/verpleegkundigen) en onderwijskundigen/
pedagogen is hoog tot zeer hoog. Hoewel over het algemeen binnen hsao sprake is van
vervangingsvraag, is juist binnen deze beroepen ook sprake van uitbreidingsvraag. Dit komt
overeen met de bevindingen voor de relevante opleidingen voor deze beroepen.
In beroepen die meer op het terrein van sociaal werk liggen, worden vrijwel geen knelpunten
verwacht. Dit betekent niet dat de kansen op de arbeidsmarkt klein zijn. Uit de bovenstaande tabel
is ten slotte al gebleken dat de kansen voor afgestudeerden met een opleiding op het gebied van
deze beroepen redelijk is. De aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt lijkt voor deze
beroepen daarom met elkaar in evenwicht te zijn.
37 Prismant, RegioMarge 2009. De arbeidsmarkt van verpleegkundigen, verzorgenden en sociaalagogen 2009-2013,
Utrecht, 2009.
Sectoranalyse hsao
40
Tabel 5.4 Arbeidsmarktprognose sociaal agogische beroepen tot 2014
Beroepsgroep Baanopeningen Aandeel
vervangings-
vraag
Knelpunten
personeel
Relevante
opleidingen*
Therapeuten /
verpleegkundigen 36.100 64,3% Zeer groot 1
Activiteitenbegeleiders /
medewerkers
arbeidsbemiddeling
23.800 100,0% Vrijwel geen 2,3
Medewerkers soc. –cult.
werk en p en a 22.900 100,0% Vrijwel geen 2,3
Hoofden soc. –cult. werk
en p en a 4.500 100,0% Vrijwel geen 2,3
Sportinstructeurs 4.100 100,0% Vrijwel geen -
Geestelijk verzorgers 1.000 100,0% Groot 2
Onderwijskundig
medewerkers 3.000 86,7% Groot 4,5
Onderwijskundigen en
pedagogen 11.000 76,4% Groot 4,5
*Nummers verwijzen naar Tabel 5.3
Bron: ROA.
Afsluitend
Uit de prognoses blijkt onder meer het volgende.
De arbeidsmarktperspectieven voor alle hsao-gerelateerde opleidingsrichtingen zijn redelijk tot
goed.
Goed zijn de perspectieven voor de opleidingen voor beroepen waarin knelpunten worden
verwacht. Dit zijn onderwijskundigen en pedagogen, geestelijke verzorgers en verpleeg-
kundigen en therapeuten. Voor deze beroepen is er niet alleen een vervangingsvraag, maar
ook een uitbreidingsvraag.
De perspectieven zijn redelijk voor de beroepen die gerelateerd zijn aan de opleidingen in het
sociaal werk. Hoewel er voor deze beroepen geen uitbreidingsvraag is, zorgt de vervangings-
vraag in de periode tot 2014 voor voldoende baanopeningen.
Sectoranalyse hsao
41
Bijlage 1 Afbakening
Ten gevolge van het gebruik van verschillende databronnen, en ten behoeve van de compactheid
van de rapportage worden in dit rapport verschillende opleidingen- en arbeidsmarktclusters
gebruikt. De meest grove indeling wat betreft opleidingen die gebruik is de volgende, waar I t/m IV
de kernopleidingen bevatten:
I Hbo Sociaal werk
II Hbo Pedagogiek
III Hbo Beweging/therapie
IV Wo Pedagogiek
V Hbo aanverwant (psych., therapie/medisch, p en a)
VI Wo aanverwant (psych., therapie/medisch, p en a, onderwijskunde)
In onderstaande schema is te vinden hoe de kernclusters verder zijn uitgesplitst en welke
crohocodes onder ieder cluster gerekend worden. De opleiding onderwijskunde is niet als
kernopleiding voor het hsao gedefinieerd, maar is in een aantal tabellen toch meegenomen omdat
hieraan behoefte bestond.
Tabel B1.1 Kernopleidingen
Opleidingencluster Crohocode, opleidingsnaam (indien anders dan
clusternaam)
1 Creatieve therapie 4644, 34644
I 2 Culturele en maatschappelijke vorming 4610, 34610
I 3 Godsdienstpastoraal werk 5146, 35146
II 4 Pedagogiek hbo 04600 Hoger Pedag en Sociaal - Agog. Onderwijs
34600 Hoger Pedagogisch en Sociaal - Agogisch
Onderwijs B
05160 Hogere kaderopleiding pedagogiek
05206 Hogere kaderopleiding pedagogiek
05158 Pedagogiek
35158 Pedagogiek B
44113 Pedagogiek M
I 5 Maatschappelijk werk en
dienstverlening
4616, 34616
III 6 Beweging therapie 04585
34585 Opleiding bewegingsagogie/psychomotorische
therapie
IV 7 Pedagogiek wo 60381 Pedagogiek M
06607 Pedagogische wetenschappen
56607 Pedagogische Wetenschappen B
66607 Pedagogische Wetenschappen M
I 8 Sociaal pedagogische hulpverlening 4617, 34617
I 9 Sociaal-juridische dienstverlening 4641, 34641
Sectoranalyse hsao
42
Opleidingencluster Crohocode, opleidingsnaam (indien anders dan
clusternaam)
I 10 Sociaal werk overig 40019 Jeugdzorg M
30012 Pedagogisch Management Kinderopvang B
34116 Social Work B
44116 Social Work M
70118 Contextuele hulpverlening
III 11 Beweging educatie 04059 Sport en Bewegingseducatie
34059 Sport en Bewegingseducatie B
04040 Sport en bewegen
34040 Sport en Bewegen B
04057 Sport, gezondheid en management
VI 14 Onderwijskunde 60023 Educational Science and Technology M
04084 Onderwijskunde
06613 Onderwijskunde
60749 Onderwijskunde (research)M
34084 Onderwijskunde B
56613 Onderwijskunde B
66613 Onderwijskunde M
60099 Onderwijswetenschappen M
06612 Toegepaste onderwijskunde
Tabel B1.2 Aanverwante opleidingen
Opleidingencluster Crohocode, opleidingsnaam (indien anders dan
clusternaam)
10 Sociaal werk overig 70106 Master sociale architectuur
11 Personeel en arbeid 80002 Ad Personeel en Arbeid
70025 Arbeids- en Organisatiekunde M
04536 Kort HBO Personeelsmanagement
04609 Personeel en arbeid
34609 Personeel en Arbeid B
04514 Personeels Management
34515 Personeels Management
06630 Arbeid en sociale zekerheid
04082 Arbeidskunde en re-integratie
34082 Arbeidskunde en Re-integratie B
60075 Human Resource Studies M
06626 Personeelwetenschappen
50755 Personeelwetenschappen B
13 Psychologie 60077 Sociale Psychologie M
04075 Jeugdpsychologie
34075 Jeugdpsychologie B
04930 Psychologie
06604 Psychologie
34930 Psychologie B
56604 Psychologie B
60260 Psychologie M
66604 Psychology M
34507 Toegepaste Psychologie B
Sectoranalyse hsao
43
Opleidingencluster Crohocode, opleidingsnaam (indien anders dan
clusternaam)
15 Overig aanverwant (medisch,
therapeutisch, beweging)
40101 Health care and social work
70102 Arts Therapies
70125 Int Master of Arts Therapies
70127 Sport- en Beweeginnovatie M
70083 Master of Sports
04584 Bewegingstechnologie
34584 Bewegingstechnologie B
06950 Bewegingswetenschappen
56950 Bewegingswetenschappen B
60054 Bewegingswetenschappen M
66950 Bewegingswetenschappen M
** Wo-opleidingen.
Tabel B1.3 Kernsectoren arbeidsmarkt
Arbeidsmarktcluster Sector Sbi
Verzorging en verpleging Geestelijke gezondheids- en verslavingszorg met
overnachting
86104
Verzorging en verpleging Huizen en dagverblijven voor verstandelijk gehandicapten
en psychiatrische cliënten
872
Verzorging en verpleging Huizen en dagverblijven voor niet-verstandelijk
gehandicapten en verzorgingshuizen
873
Welzijnswerk Jeugdzorg en maatschappelijke opvang met overnachting 879
Welzijnswerk Welzijnswerk voor ouderen 88102
Welzijnswerk Ondersteuning en begeleiding van gehandicapten 88103
Welzijnswerk Ambulante jeugdzorg 88991
Welzijnswerk Maatschappelijk werk 88992
Welzijnswerk Lokaal welzijnswerk 88993
Welzijnswerk Overig 88999
Welzijnswerk Ministerie van Justitie en gevangeniswezen 84232
Onderwijs en kinderopvang Kinderopvang 88911
Onderwijs en kinderopvang Peuterspeelzaalwerk 88912
Cultuur en recreatie Producenten van podiumkunst 90012
Cultuur en recreatie Dienstverlening voor uitvoerende kunst 9002
Cultuur en recreatie Theaters en schouwburgen 90041
Cultuur en recreatie Evenementenhallen 90042
Cultuur en recreatie Openbare bibliotheken 91011
Cultuur en recreatie Kunstuitleencentra 91012
Cultuur en recreatie Overige culturele uitleencentra en openbare archieven 91019
Cultuur en recreatie Musea 91021
Cultuur en recreatie Kunstgalerieën en –expositieruimten 91022
Cultuur en recreatie Monumentenzorg 9103
Cultuur en recreatie Musea, kunstgalerieën en –expositieruimten 9102
Opbouwwerk Woningbouwverenigingen en stichtingen 68201
Opbouwwerk Gemeentelijke woningbedrijven 68202
Arbobegeleiding en re-integratie Arbobegeleiding en re-integratie 86922
Sectoranalyse hsao
44
Tabel B1.4 Aanverwante sectoren arbeidsmarkt
Arbeidsmarktcluster Sector Sbi
Verzorging en verpleging Verpleeghuizen 871
Welzijnswerk Defensie 8422
Welzijnswerk Religieuze organisaties 94911
Welzijnswerk Overige levensbeschouwelijke organisaties 94919
Onderwijs en kinderopvang Primair en speciaal onderwijs 852
Onderwijs en kinderopvang Voortgezet onderwijs 853
Onderwijs en kinderopvang Praktijkonderwijs 85313
Cultuur en recreatie Pret- en themaparken 93211
Cultuur en recreatie Overige recreatie n.e.g. 93299
Cultuur en recreatie Dieren- en plantentuinen, kinderboerderijen 91041
Cultuur en recreatie Natuurbehoud 91042
Cultuur en recreatie Kunstzinnige vorming van amateurs 85522
Opbouwwerk Overige belangen- en ideële organisaties; hobbyclubs 9499
Sectoranalyse hsao
45
Bijlage 2 Onderwijs
Tabel B2.1 Inschrijvingen hsao in 2005-2009 (hbo kernopleidingen tenzij anders vermeld)
Opleidingencluster 2005 2006 2007 2008 2009
1 Creatieve therapie 1.453 1.490 1.440 1.441 1.453
2 Culturele en
maatschappelijke
vorming
3.513 3.402 3.284 3.156 3.244
3 Godsdienstpastoraal
werk 1.167 1.159 1.156 1.053 947
4 Pedagogiek hbo 5.669 6.844 7.497 8.146 8.971
5 Maatschappelijk werk
en dienstverlening 9.169 9.915 10.722 11.222 12.266
6 Beweging therapie 353 351 369 392 385
7 Pedagogiek wo ** 6.127 5.839 5.974 5.971 6.242
8 Sociaal pedagogische
hulpverlening 14.258 15.120 15.804 15.815 16.159
9 Sociaal-juridische
dienstverlening 4.157 3.587 3.457 3.297 3.617
10 Sociaal werk overig
(hbo en wo) 0 346 679 1.028 1.392
11 Beweging educatie 893 1.029 1.137 1.416 1.592
12a Personeel en arbeid* 9.293 9.265 8.820 8.956 9.208
12b Personeel en arbeid
wo* ** 517 456 481 471 500
13 Toegepaste
psychologie hbo* 0 0 906 1.847 3.003
13b Psychologie wo* ** 16.631 16.194 16.754 16.871 17.898
14 Onderwijskunde** 923 963 1.035 1.015 1.097
15 Overig aanverwant
(medisch,
therapeutisch,
beweging, hbo en wo) *
265 268 233 213 239
* Aanverwante opleidingen ** Wo-opleidingen Bron: DUO.
Sectoranalyse hsao
47
Bijlage 3 Landelijke spreiding opleidingen
Hierna treft u per opleidingscluster een landkaartje aan van de spreiding van het aantal studenten
per opleiding over Nederland. Studenten zijn hierbij toegewezen aan de hoofdvestiging van een
hogeschool/universiteit (groene stippen). De grootte van de stip refereert aan de grootteklasse van
het opleidingencluster bij de hoofdvestiging van de betreffende instelling, op basis van het aantal
ingeschreven studenten in 2009.
Daarnaast is voor de opleidingenclusters het aantal opleidingsplaatsen weergegeven
(dependances, blauwe stippen). Aantallen studenten per opleidingsplaats (dependance) zijn niet
bekend. Na iedere kaart volgt een tabel met opleidingsplaatsen per instelling. Achtereenvolgens
gaat het om
A3.1 Creatieve therapie
A3.2 Culturele en maatschappelijke vorming
A3.3 Godsdienst-pastoraal werk
A3.4 Pedagogiek (hbo)
A3.5 Maatschappelijk werk en dienstverlening
A3.6 Sociaal pedagogische hulpverlening
A3.7 Sociaal-juridische dienstverlening
A3.8 Sociaal werk overig
A3.9 Beweging (educatie en therapie)
A3.10 Pedagogiek (wo)
A3.11 Onderwijskunde (wo)
Sectoranalyse hsao
48
A3.1 Creatieve therapie
De kaart toont de hoofdvestigingen van de bekostigde instellingen met opleidingen uit dit cluster
(groene stippen, bron: DUO). De grootte van de stip staat voor de grootteklasse van de opleidingen
op basis van het aantal ingeschreven studenten in 2009. Daarnaast toont de kaart de plaatsen
waar de opleidingen uit dit cluster daadwerkelijk gevolgd kunnen worden (blauwe stippen, bron:
Croho 2010). In de onderstaande tabel zijn deze opleidingsplaatsen per instelling weergegeven.
Het gaat om alle in het Croho geregistreerde instellingen (bekostigd, aangewezen, open bestel en
overig).
Tabel A3.1: Opleidingsplaatsen Creatieve Therapie
Instelling Opleidingsplaatsen
Hogeschool Utrecht Amersfoort
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Nijmegen
Hogeschool Zuyd Heerlen
Stenden hogeschool, voorheen Christelijke
Hogeschool Nederland
Leeuwarden
Sectoranalyse hsao
49
A3.2 Culturele en maatschappelijke vorming
De kaart toont de hoofdvestigingen van de bekostigde instellingen met opleidingen uit dit cluster
(groene stippen, bron: DUO). De grootte van de stip staat voor de grootteklasse van de opleidingen
op basis van het aantal ingeschreven studenten in 2009. Daarnaast toont de kaart de plaatsen
waar de opleidingen uit dit cluster daadwerkelijk gevolgd kunnen worden (blauwe stippen, bron:
Croho 2010). In de onderstaande tabel zijn deze opleidingsplaatsen per instelling weergegeven.
Het gaat om alle in het Croho geregistreerde instellingen (bekostigd, aangewezen, open bestel en
overig).
Tabel A3.2: Opleidingsplaatsen Cultureel Maatschappelijke Vorming
Instelling Opleidingsplaatsen
Avans Hogeschool 's Hertogenbosch 'S-Hertogenbosch
Avans Hogeschool Breda-Tilburg Breda
Christelijke Hogeschool Windesheim Zwolle
Fontys Hogescholen Eindhoven Eindhoven, Tilburg
Haagse Hogeschool / TH Rijswijk 'S-Gravenhage
Hogeschool INHOLLAND ’S-Gravenhage, Rotterdam
Hogeschool Rotterdam Rotterdam
Hogeschool Utrecht Amersfoort, Utrecht
Hogeschool van Amsterdam Amsterdam
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Nijmegen
Sectoranalyse hsao
50
Instelling Opleidingsplaatsen
Hogeschool Zuyd Sittard
NHL Hogeschool Leeuwarden
Stichting Hogeschool Leiden Leiden
Stichting NTI Hogeschool Leiden
Sectoranalyse hsao
51
A3.3 Godsdienst-pastoraal werk
De kaart toont de hoofdvestigingen van de bekostigde instellingen met opleidingen uit dit cluster
(groene stippen, bron: DUO). De grootte van de stip staat voor de grootteklasse van de opleidingen
op basis van het aantal ingeschreven studenten in 2009. Daarnaast toont de kaart de plaatsen
waar de opleidingen uit dit cluster daadwerkelijk gevolgd kunnen worden (blauwe stippen, bron:
Croho 2010). In de onderstaande tabel zijn deze opleidingsplaatsen per instelling weergegeven.
Het gaat om alle in het Croho geregistreerde instellingen (bekostigd, aangewezen, open bestel en
overig).
Tabel A3.3: Opleidingsplaatsen Godsdienst-pastoraal werk
Instelling Opleidingsplaatsen
Azusa Theologische Hogeschool Amsterdam
Christelijke Hogeschool Ede Ede
Christelijke Hogeschool Windesheim Utrecht, Zwolle
Fontys Hogescholen Tilburg Amsterdam, Hengelo, Sittard-Geleen, Tilburg
Gereformeerde Hogeschool Zwolle
Hogeschool INHOLLAND Amsterdam
NHL Hogeschool Enschede, Leeuwarden
Sectoranalyse hsao
52
A3.4 Pedagogiek (hbo)
De kaart toont de hoofdvestigingen van de bekostigde instellingen met opleidingen uit dit cluster
(groene stippen, bron: DUO). De grootte van de stip staat voor de grootteklasse van de opleidingen
op basis van het aantal ingeschreven studenten in 2009. Daarnaast toont de kaart de plaatsen
waar de opleidingen uit dit cluster daadwerkelijk gevolgd kunnen worden (blauwe stippen, bron:
Croho 2010). In de onderstaande tabel zijn deze opleidingsplaatsen per instelling weergegeven.
Het gaat om alle in het Croho geregistreerde instellingen (bekostigd, aangewezen, open bestel en
overig).
Tabel A3.4: Opleidingsplaatsen Pedagogiek (hbo)
Instelling Opleidingsplaatsen
Christelijke Hogeschool Windesheim Zwolle
Driestar educatief Gouda
Fontys Hogescholen Sittard Sittard-Geleen
Fontys Hogescholen Tilburg ’s-Gravenhage, ’s-Hertogenbosch, Amsterdam,
Eindhoven, Tilburg
Hogeschool INHOLLAND Amsterdam, Diemen
Hogeschool Rotterdam Rotterdam
Hogeschool Utrecht Utrecht
Hogeschool v Pedagogisch en Sociaal-Agogisch
Onderwijs Groningen
Groningen
Sectoranalyse hsao
53
Instelling Opleidingsplaatsen
Hogeschool van Amsterdam Amsterdam
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Nijmegen
NHL Hogeschool Groningen, Leeuwarden, Zwolle
Sectoranalyse hsao
54
A3.5 Maatschappelijk werk en dienstverlening
De kaart toont de hoofdvestigingen van de bekostigde instellingen met opleidingen uit dit cluster
(groene stippen, bron: DUO). De grootte van de stip staat voor de grootteklasse van de opleidingen
op basis van het aantal ingeschreven studenten in 2009. Daarnaast toont de kaart de plaatsen
waar de opleidingen uit dit cluster daadwerkelijk gevolgd kunnen worden (blauwe stippen, bron:
Croho 2010). In de onderstaande tabel zijn deze opleidingsplaatsen per instelling weergegeven.
Het gaat om alle in het Croho geregistreerde instellingen (bekostigd, aangewezen, open bestel en
overig).
Tabel A3.5: Opleidingsplaatsen Maatschappelijk werk en dienstverlening
Instelling Opleidingsplaatsen
Avans Hogeschool 's Hertogenbosch 's-Hertogenbosch
Avans Hogeschool Breda-Tilburg Breda
Christelijke Hogeschool Ede Ede
Christelijke Hogeschool Windesheim Almere, Zwolle
Fontys Hogescholen Eindhoven Eindhoven, Tilburg
Fontys Hogescholen Tilburg Tilburg
Gereformeerde Hogeschool Zwolle
Haagse Hogeschool / TH Rijswijk 's-Gravenhage
Hanzehogeschool Groningen Groningen
Sectoranalyse hsao
55
Instelling Opleidingsplaatsen
Hogeschool INHOLLAND ’s-Gravenhage, Alkmaar, Amsterdam, Haarlem,
Rotterdam, Utrecht
Hogeschool Rotterdam Rotterdam
Hogeschool Utrecht Amersfoort, Utrecht
Hogeschool van Amsterdam Amsterdam
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Nijmegen
Hogeschool Zeeland Vlissingen
Hogeschool Zuyd Sittard
NHL Hogeschool Leeuwarden
Saxion Hogeschool Enschede Enschede
Stichting Hogeschool Leiden Leiden
Stichting NTI Hogeschool Leiden
Sectoranalyse hsao
56
A3.6 Sociaal pedagogische hulpverlening
De kaart toont de hoofdvestigingen van de bekostigde instellingen met opleidingen uit dit cluster
(groene stippen, bron: DUO). De grootte van de stip staat voor de grootteklasse van de opleidingen
op basis van het aantal ingeschreven studenten in 2009. Daarnaast toont de kaart de plaatsen
waar de opleidingen uit dit cluster daadwerkelijk gevolgd kunnen worden (blauwe stippen, bron:
Croho 2010). In de onderstaande tabel zijn deze opleidingsplaatsen per instelling weergegeven.
Het gaat om alle in het Croho geregistreerde instellingen (bekostigd, aangewezen, open bestel en
overig).
Tabel A3.6: Opleidingsplaatsen Sociaal pedagogische hulpverlening
Instelling Opleidingsplaatsen
Avans Hogeschool 's Hertogenbosch 's-Hertogenbosch
Avans Hogeschool Breda-Tilburg Breda
Christelijke Hogeschool Ede Ede
Christelijke Hogeschool Windesheim Almere, Lelystad, Zwolle
Fontys Hogescholen Eindhoven Eindhoven, Tilburg
Gereformeerde Hogeschool Zwolle
Haagse Hogeschool / TH Rijswijk 's-Gravenhage
Hanzehogeschool Groningen Groningen
Hogeschool INHOLLAND ’s-Gravenhage, Alkmaar, Haarlem, Rotterdam
Hogeschool Rotterdam Rotterdam
Sectoranalyse hsao
57
Instelling Opleidingsplaatsen
Hogeschool Utrecht Amersfoort, Utrecht
Hogeschool van Amsterdam Amsterdam
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Nijmegen
Hogeschool Zeeland Vlissingen
Hogeschool Zuyd Maastricht, Sittard
Saxion Hogeschool Enschede Enschede
Stenden hogeschool, voorheen Christelijke
Hogeschool Nederland
Leeuwarden
Stichting Hogeschool Leiden Leiden
Stichting NTI Hogeschool Leiden
Sectoranalyse hsao
58
A3.7 Sociaal-juridische dienstverlening
De kaart toont de hoofdvestigingen van de bekostigde instellingen met opleidingen uit dit cluster
(groene stippen, bron: DUO). De grootte van de stip staat voor de grootteklasse van de opleidingen
op basis van het aantal ingeschreven studenten in 2009. Daarnaast toont de kaart de plaatsen
waar de opleidingen uit dit cluster daadwerkelijk gevolgd kunnen worden (blauwe stippen, bron:
Croho 2010). In de onderstaande tabel zijn deze opleidingsplaatsen per instelling weergegeven.
Het gaat om alle in het Croho geregistreerde instellingen (bekostigd, aangewezen, open bestel en
overig).
Tabel A3.7: Opleidingsplaatsen Sociaal-juridische dienstverlening
Instelling Opleidingsplaatsen
Hanzehogeschool Groningen Groningen
Hogeschool INHOLLAND ’s-Gravenhage, Rotterdam
Hogeschool Utrecht Utrecht
Hogeschool van Amsterdam Amsterdam
Hogeschool Zuyd Sittard
Saxion Hogeschool Enschede Deventer, Enschede
Stichting Hogeschool Leiden Leiden
Sectoranalyse hsao
59
A3.8 Sociaal werk overig
De kaart toont de hoofdvestigingen van de bekostigde instellingen met opleidingen uit dit cluster
(groene stippen, bron: DUO). De grootte van de stip staat voor de grootteklasse van de opleidingen
op basis van het aantal ingeschreven studenten in 2009. Daarnaast toont de kaart de plaatsen
waar de opleidingen uit dit cluster daadwerkelijk gevolgd kunnen worden (blauwe stippen, bron:
Croho 2010). In de onderstaande tabel zijn deze opleidingsplaatsen per instelling weergegeven.
Het gaat om alle in het Croho geregistreerde instellingen (bekostigd, aangewezen, open bestel en
overig).
Tabel A3.8: Opleidingsplaatsen Sociaal werk overig
Instelling Opleidingsplaatsen
Christelijke Hogeschool Ede Ede
Christelijke Hogeschool Windesheim Zwolle
Fontys Hogescholen 's-Hertogenbosch 's-Hertogenbosch
Hogeschool van Amsterdam Amsterdam
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Nijmegen
Hogeschool Zuyd Sittard
Stichting Hogeschool Leiden Leiden
Sectoranalyse hsao
60
A3.9 Beweging (educatie en therapie)
De kaart toont de hoofdvestigingen van de bekostigde instellingen met opleidingen uit dit cluster
(groene stippen, bron: DUO). De grootte van de stip staat voor de grootteklasse van de opleidingen
op basis van het aantal ingeschreven studenten in 2009. Daarnaast toont de kaart de plaatsen
waar de opleidingen uit dit cluster daadwerkelijk gevolgd kunnen worden (blauwe stippen, bron:
Croho 2010). In de onderstaande tabel zijn deze opleidingsplaatsen per instelling weergegeven.
Het gaat om alle in het Croho geregistreerde instellingen (bekostigd, aangewezen, open bestel en
overig).
Tabel A3.9: Opleidingsplaatsen Beweging (educatie)
Instelling Opleidingsplaatsen
Christelijke Hogeschool Windesheim Zwolle
Fontys Hogescholen Tilburg Eindhoven, Sittard-Geleen, Tilburg
Haagse Hogeschool / TH Rijswijk ’s-Gravenhage
Hogeschool INHOLLAND Haarlem
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Nijmegen
Hogeschool Zeeland Vlissingen
Tabel A3.10: Opleidingsplaatsen Beweging (therapie)
Instelling Opleidingsplaatsen
Christelijke Hogeschool Windesheim Zwolle
Sectoranalyse hsao
61
A3.10 Pedagogiek (wo)
De kaart toont de hoofdvestigingen van de bekostigde instellingen met opleidingen uit dit cluster
(groene stippen, bron: DUO). De grootte van de stip staat voor de grootteklasse van de opleidingen
op basis van het aantal ingeschreven studenten in 2009. Daarnaast toont de kaart de plaatsen
waar de opleidingen uit dit cluster daadwerkelijk gevolgd kunnen worden (blauwe stippen, bron:
Croho 2010). In de onderstaande tabel zijn deze opleidingsplaatsen per instelling weergegeven.
Het gaat om alle in het Croho geregistreerde instellingen (bekostigd, aangewezen, open bestel en
overig).
Tabel A3.11: Opleidingsplaatsen Pedagogiek WO
Instelling Opleidingsplaatsen
Radboud Universiteit Nijmegen Nijmegen
Rijksuniversiteit Groningen Groningen
Universiteit Leiden Leiden
Universiteit Utrecht Utrecht
Universiteit van Amsterdam Amsterdam
Vrije Universiteit Amsterdam Amsterdam
Sectoranalyse hsao
62
A3.11 Onderwijskunde (wo)
De kaart toont de hoofdvestigingen van de bekostigde instellingen met opleidingen uit dit cluster
(groene stippen, bron: DUO). De grootte van de stip staat voor de grootteklasse van de opleidingen
op basis van het aantal ingeschreven studenten in 2009. Daarnaast toont de kaart de plaatsen
waar de opleidingen uit dit cluster daadwerkelijk gevolgd kunnen worden (blauwe stippen, bron:
Croho 2010). In de onderstaande tabel zijn deze opleidingsplaatsen per instelling weergegeven.
Het gaat om alle in het Croho geregistreerde instellingen (bekostigd, aangewezen, open bestel en
overig).
Tabel A3.12: Opleidingsplaatsen Onderwijskunde (wo)
Instelling Opleidingsplaatsen
Open Universiteit Nederland Heerlen
Radboud Universiteit Nijmegen Nijmegen
Rijksuniversiteit Groningen Groningen
Universiteit Twente Enschede
Universiteit Utrecht Utrecht
Universiteit van Amsterdam Amsterdam
Sectoranalyse hsao
63
Bijlage 4 Arbeidsmarkt
Tabel B4.1 Ontwikkeling naar kernsector
Sector 2005 2006 2007 2008 2009 Groei
05-09
Verzorging en verpleging 201.028 204.766 212.294 218.130 223.623 10,1%
872 75.265 77.356 80.060 82.462 84.993 11,4%
873 91.275 93.904 97.067 99.990 102.355 10,8%
86104 34.488 33.506 35.167 35.678 36.275 4,9%
Welzijnswerk 136.993 140.884 143.602 149.065 155.160 11,7%
879 49.126 51.435 51.829 53.769 54.249 9,4%
84232 18.063 17.583 17.392 17.739 17.781 -1,6%
88102 3.449 3.346 3.529 3.668 3.657 5,7%
88103 3.375 3.313 3.191 3.009 3.018 -11,8%
88991 8.744 9.925 10.711 11.468 12.695 31,1%
88992 30.197 29.265 29.676 30.916 32.035 5,7%
88999 14.560 15.807 16.571 17.696 20.165 27,8%
Kinderopvang 47.008 49.009 53.370 60.172 67.362 30,2%
88911 46.660 48.626 52.948 59.781 66.919 30,3%
88912 348 383 422 391 443 21,4%
Cultuur en recreatie 36.299 37.023 38.842 39.836 39.651 8,5%
9002 9.066 9.711 10.748 11.543 11.916 23,9%
9103 925 885 903 879 926 0,1%
90012 1.854 1.978 2.103 2.223 2.401 22,8%
90041 4.675 4.928 5.265 5.257 5.356 12,7%
90042 514 606 598 691 614 16,3%
91011 8.716 8.478 8.356 8.310 8.263 -5,5%
91012 346 354 364 366 399 13,3%
91019 3.195 3.215 3.368 3.312 2.581 -23,8%
91021 5.646 5.549 5.914 6.001 5.991 5,8%
91022 1.362 1.319 1.223 1.254 1.204 -13,1%
Opbouwwerk 24.110 24.924 25.983 26.376 26.970 10,6%
68201 23.845 24.644 25.709 26.118 26.703 10,7%
68202 265 280 274 258 267 0,7%
88993 9.479 10.210 10.703 10.800 11.560 18,0%
Arbobegeleiding en re-
integratie 10.694 10.700 10.736 10.892 11.377 6,0%
Totaal 456.132 467.306 484.827 504.471 524.143 13,0%
In de onderstaande tabel is procentuele verdeling van totale de werkgelegenheid voor de hsao-
sector te zien uitgesplitst naar provincie. De eerste kolom geeft het landelijke percentage per
sector. Hieruit valt op te maken hoe de werkgelegenheid per sector verspreid is over het land. Uit
de onderstaande tabel blijkt ten eerste dat de werkgelegenheid in de relevante sectoren het grootst
is in Zuid-Holland. Hieronder gaan we in op de sectoren en regio’s waar zich de grootste regionale
verschillen voordoen.
In Zeeland en Drenthe werken relatief veel personen in de verzorging en verpleging werken. In
Flevoland en Zuid-Holland zijn in deze sectoren relatief weinig personen werkzaam.
Sectoranalyse hsao
64
In Zeeland werken opvallend veel personen in het welzijnswerk. Met name het aandeel
personen in instellingen voor de jeugdzorg is hier opvallend.
Het cluster cultuur en recreatie is in Noord-Holland sterk vertegenwoordigd.
Tabel B4.2 Aandeel van de werkgelegenheid in 2009 per sector in de totale werkgelegenheid voor de hsao,
uitgesplitst naar provincie (in procenten)
Sector Gem Dr Fl Fr Ge Gr Li NB NH Ov Ut Ze ZH
Totaal
abs.
524.143
18.671
10.414
16.527
66.887
15.516
36.429
74.994
82.649
31.979
44.100
11.649
114.328
V en V 42,7 62,7 21,7 58,2 56,1 38,1 56,2 49,8 34,3 51,9 44,7 68,2 22,9
872 16,2 27,1 10,3 26,3 25,6 11,4 7,2 18,6 11,3 24,5 19,3 18,5 9,8
873 19,5 25,3 7,4 27,0 20,6 23,0 27,1 24,6 19,8 23,0 15,8 43,7 9,6
86104 6,9 10,3 4,0 4,9 9,9 3,7 21,9 6,6 3,2 4,4 9,6 6,1 3,5
Ww 27,4 15,9 39,6 15,6 19,1 30,8 23,4 21,2 24,1 21,4 24,8 17,0 45,8
879 10,4 3,1 3,4 3,3 6,0 9,5 8,8 4,5 7,4 4,3 4,7 6,4 26,6
84232 3,4 4,8 11,7 1,2 1,1 6,5 3,5 4,8 4,0 3,0 3,0 1,4 2,7
88102 0,7 0,0 0,4 0,9 0,6 0,8 0,1 0,8 0,5 0,6 0,4 0,8 1,2
88103 0,6 0,0 0,5 1,1 0,0 1,4 0,3 0,8 0,2 2,1 1,2 0,0 0,5
88991 2,4 0,8 3,1 4,2 1,3 3,9 3,3 1,3 1,8 0,1 2,5 1,7 4,5
88992 6,1 5,2 6,8 3,2 7,2 6,0 3,9 4,6 4,9 8,5 6,9 3,2 7,9
88999 3,8 1,9 13,5 1,8 2,8 2,7 3,5 4,4 5,3 2,8 6,2 3,5 2,5
O en K 27,4 9,3 19,7 9,9 10,8 12,6 8,4 12,4 15,9 9,9 13,8 4,7 15,3
88911 12,8 9,2 19,7 9,7 10,8 12,0 8,4 12,1 15,9 9,9 13,7 4,7 15,3
88912 0,1 0,1 0,0 0,2 0,0 0,6 0,0 0,3 0,0 0,0 0,1 0,0 0,0
C en R 7,6 4,6 6,8 5,7 5,6 6,8 4,5 5,7 14,0 5,4 8,4 4,5 7,7
9002 2,3 0,8 2,0 1,4 1,8 1,6 1,0 2,0 4,4 1,3 2,9 1,1 2,2
9103 0,2 0,2 0,0 0,0 0,2 0,4 0,0 0,0 0,2 0,1 0,8 0,3 0,1
90012 0,5 0,2 0,5 0,2 0,2 0,3 0,2 0,2 1,4 0,2 0,7 0,1 0,3
90041 1,0 0,5 0,8 0,4 0,4 0,7 0,8 1,0 2,4 1,1 0,6 0,0 1,0
90042 0,1 0,0 0,4 0,1 0,0 0,3 0,0 0,0 0,0 0,3 0,1 0,1 0,2
91011 1,6 1,3 2,1 1,7 1,6 1,2 1,3 1,6 1,6 1,7 1,2 1,5 1,8
91012 0,1 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,2 0,1 0,0 0,0 0,1
91019 0,5 0,3 0,0 0,6 0,1 1,3 0,2 0,1 1,3 0,0 0,7 0,5 0,5
91021 1,1 1,1 0,8 1,0 1,1 0,9 0,6 0,4 2,3 0,4 1,2 0,6 1,4
91022 0,2 0,2 0,1 0,3 0,2 0,2 0,4 0,2 0,3 0,1 0,1 0,2 0,3
Ow 7,4 6,8 10,2 8,5 5,8 8,6 5,5 8,4 9,1 9,0 6,0 4,4 6,7
68201 5,1 4,6 4,8 6,2 4,4 6,8 4,6 5,0 5,5 5,4 3,9 4,1 5,6
68202 0,1 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,7 0,0 0,0 0,0
88993 2,2 2,1 5,3 2,3 1,4 1,9 0,9 3,4 3,6 3,0 2,1 0,4 1,1
A en R 2,2 0,7 2,1 2,1 2,7 3,0 2,0 2,5 2,4 2,4 2,3 1,2 1,7
Totaal 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
Sectoranalyse hsao
65
Tabel B4.3 Verklaring van de sbi codes
Sbi code Naam van de sector
Verzorging en verpleging
872
Huizen en dagverblijven voor verstandelijk gehandicapten en
psychiatrische cliënten
873
Huizen en dagverblijven voor niet-verstandelijk gehandicapten en
verzorgingshuizen
86104 Geestelijke gezondheids- en verslavingszorg met overnachting
Welzijnswerk
879 Jeugdzorg en maatschappelijke opvang met overnachting
84232 Ministerie van Justitie en gevangeniswezen
88102 Welzijnswerk voor ouderen
88103 Ondersteuning en begeleiding van gehandicapten
88991 Ambulante jeugdzorg
88992 Maatschappelijk werk
88999
Overig maatschappelijk advies, gemeenschapshuizen en
samenwerkingsorganen op het gebied van welzijn
Kinderopvang
88911 Kinderopvang
88912 Peuterspeelzaalwerk
Cultuur en recreatie
9002 Dienstverlening voor uitvoerende kunst
9103 Monumentenzorg
90012 Producenten van podiumkunst
90041 Theaters en schouwburgen
90042 Evenementenhallen
91011 Openbare bibliotheken
91012 Kunstuitleencentra
91019 Overige culturele uitleencentra en openbare archieven
91021 Musea
91022 Kunstgalerieën en –expositieruimten
Opbouwwerk
68201 Woningbouwverenigingen en -stichtingen
68202 Gemeentelijke woningbedrijven
88993 Lokaal welzijnswerk
Arbobegeleiding en re-integratie
86922 Arbobegeleiding en re-integratie
BELGIË – BULGARIJE – HONGARIJE – NEDERLAND – POLEN – RUSSISCHE FEDERATIE – SPANJE – TURKIJE - VERENIGD KONINKRIJK - ZUID-AFRIKA
Sound analysis, inspiring ideas
Postbus 4175
3006 AD Rotterdam
Nederland
Watermanweg 44
3067 GG Rotterdam
Nederland
T 010 453 88 00
F 010 453 07 68
W www.ecorys.nl