SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te...

328

Transcript of SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te...

Page 1: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

INSTRUKTIEBOEKIbiza

6F00

1273

2BC

Hol

andé

s 6

F001

2732

BC

(11

.17)

Ibiz

a H

olan

dés

(11

.17)

SEAT beveelt aanSEAT ORIGINELE OLIE

SEAT beveelt aanCastrol EDGE Professional

Page 2: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen in de geleverde wagen kunnen voordoen voor wat betreft vorm, uitrusting en techniek. Er zijn op basis van de gegevens, illustraties of beschrijvingen in deze handleiding geen rechten te ontlenen.

De teksten, afbeeldingen en voorschriften in deze handleiding zijn gebaseerd op de stand van de informatie op het moment van het ter perse gaan. Fouten of weglatingen uitgezonderd, is de informatie in deze handleiding geldig op de datum van het ter perse gaan van deze uitgave.

Herdruk, weergave of vertaling, hetzij gedeeltelijk of in zijn geheel, is niet toegestaan tenzij SEAT hiervoor uitdrukkelijk schriftelijk haar toestemming heeft gegeven.

SEAT behoudt zich alle rechten voor volgens de Wet omtrent het “Copyright”.

❀Dit papier is vervaardigd met celstof die zonder chloor gebleekt is.

© SEAT S.A. - Herdruk: 15.11.17

Over dit boekje

Dit instructieboekje beschrijft de uitrusting van de wagen op het moment van het ter per-se gaan. Sommige uitrustingsdelen die hier-na worden beschreven, zullen later worden geïntroduceerd of zijn slechts beschikbaar op bepaalde afzetmarkten.

Dit is een algemeen instructieboekje voor het model IBIZA. Daarom maken sommige van de hier beschreven uitrustingen of functies geen deel uit van alle types of varianten van dit model. Deze kunnen verschillen of gewijzigd worden, al naargelang de technische vereis-ten of marktomstandigheden. Deze verschil-len kunnen onder geen beding beschouwd worden als misleidende reclame.

De afbeeldingen zijn een standaardweergave en kunnen enigszins afwijken ten opzichte van uw wagen.

De richtingaanduidingen (links, rechts, voor, achter) die in dit instructieboekje genoemd worden, zijn gerelateerd aan de rijrichting van de wagen, tenzij anders aangegeven.

Het audiovisuele materiaal heeft enkel tot doel de gebruikers te helpen om een aantal functies van de wagen beter te begrijpen. Het dient niet ter vervanging van de handleiding. Raadpleeg de handleiding voor complete in-formatie en waarschuwingen.

De met een asterisk gemarkeerde uit-rustingen worden alleen in bepaalde uitvoeringen van het model standaard ingebouwd, worden alleen voor som-mige uitvoeringen als optie geleverd, of worden alleen in bepaalde landen aangeboden.

® De registreerde handelsmerken zijn aangegeven met ®. Wordt dit symbool niet aangegeven, dan houdt dit niet in dat het geen geregistreerd merk betreft.

>> Geeft aan dat het onderwerp op de vol-gende bladzijde doorgaat.

Belangrijke aanwijzingen op de aange-geven pagina

Meer gedetailleerde inhoud op de aan-gegeven pagina

Algemene informatie op de aangege-ven pagina

Noodinformatie op de aangegeven pa-gina

ATTENTIE

Teksten met dit symbool bevatten informatie over uw veiligheid en wijzen op gevaarlijke situaties die kunnen leiden tot ongevallen of verwondingen.

VOORZICHTIG

Teksten met dit symbool attenderen u op mo-gelijke schade aan uw wagen.

Milieu-aanwijzing

In teksten met dit symbool staan aanwijzingen over milieubescherming.

Let op

In teksten met dit symbool staat extra infor-matie.

Dit boek is onderverdeeld in de volgende zes grote delen:

1. De essentie

2. Veiligheid

3. Noodgevallen

4. Besturing

5. Tips

6. Technische gegevens

Aan het eind van de handleiding vindt u een alfabetische inhoudsopgave waarmee u snel de gewenste informatie kunt vinden.

Page 3: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

VoorwoordLees dit instructieboekje en de bijbehorendebijlagen aandachtig door zodat u snel met debediening van uw wagen vertrouwd raakt.

Naast regelmatig onderhoud en verzorgingvan de wagen, draagt ook een correcte be-diening ertoe bij dat de wagen zijn waardebehoudt.

Om veiligheidsredenen dient u altijd reke-ning te houden met de informatie over acces-soires, wijzigingen en vervanging van onder-delen.

Bij verkoop van de wagen dient u de comple-te boorddocumentatie aan de nieuwe eige-naar te overhandigen. Deze hoort bij de wa-gen.

In deze handleiding heeft u toegang tot deinformatie via:

● Thematische inhoudsopgave met de alge-mene structuur van de handleiding perhoofdstuk.

● Visuele inhoudsopgave, waar grafisch staataangegeven op welke pagina de "essentiële"informatie gevonden kan worden en diewordt uitgebreid in de overeenkomstigehoofdstukken.

● Alfabetische inhoudsopgave, met tal vantermen en synoniemen die het zoeken naarinformatie vergemakkelijkt.

ATTENTIE

Houd rekening met de belangrijke veilig-heidswaarschuwingen met betrekking totde voorairbag van de bijrijder ››› pag.96, Belangrijke aanwijzingen voor devoorairbag van de bijrijder.

Bedankt voor uw vertrouwen.

Wij wensen u veel plezier metuw wagen en een goede reis.

SEAT, S.A.

Page 4: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Gerelateerde video's

De essentie: Openen en sluiten ››› pag. 15

www.seat.com/youtube-af/ibiza/essentials-locking

De essentie: Interieur van de auto ››› pag. 19, ››› pag.21, ››› pag. 24

www.seat.com/youtube-af/ibiza/essentials-insidecar

De essentie: Motorkap ››› pag. 17

www.seat.com/youtube-af/ibiza/essentials-bonnet

De essentie: Wielen ››› pag. 64, ››› pag. 66

www.seat.com/youtube-af/ibiza/essentials-wheels

De essentie: Klimaatregeling ››› pag. 51

www.seat.com/youtube-af/ibiza/essentials-aircond

De essentie: Dashboard ››› pag. 31, ››› pag. 45, ››› pag.47

www.seat.com/youtube-af/ibiza/essentials-dashboard

Page 5: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Comfort: Kessy-systeem voor openen en starten zonder sleutel, Full LED (+ Vision-pakket): Full LED + instapverlichting+ led-dagrijverlichting + lichtsensor + led-interieurverlichting.

www.seat.com/youtube-af/ibiza/comfort

››› pag. 141››› pag. 155››› pag. 157››› pag. 213

Technologie: SEAT Navigatiesysteem Plus 8” + Full Link / + draadloze lader in middenconsole + / Kessy-systeem vooropenen en starten zonder sleutel.

www.seat.com/youtube-af/ibiza/technology

››› pag. 134››› pag. 141››› brochure Navigatiesysteem

Veiligheid: Automatische afstandsregeling + remassistent in stadsverkeer met voetgangersbescherming, vermoei-dheidsdetectie, bergwegrijhulp, inclusief boordcomputer en achteruitrijcamera.

www.seat.com/youtube-af/safety

››› pag. 197››› pag. 226››› pag. 237››› pag. 245

Page 6: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Vaak gestelde vragen

Vóór elke rit

Hoe wordt de stoel afgesteld? ››› pag. 19

Hoe wordt het stuur afgesteld? ››› pag. 20

Hoe worden de buitenspiegels afgesteld? ››› pag. 20

Hoe wordt de buitenverlichting ingeschakeld? ››› pag.31

Hoe werkt de keuzehendel van de automatische ver-snellingsbak? ››› pag. 50

Hoe brandstof tanken? ››› pag. 58

Hoe worden de ruitenwissers en -sproeiers ingescha-keld? ››› pag. 33

Noodsituaties

Een controlelampje brandt of knippert. Wat betekentdat? ››› pag. 47

Waar vind ik de verbanddoos en de gevarendriehoek inde auto? ››› pag. 101

Hoe wordt de motorkap geopend? ››› pag. 17

Hoe vindt de starthulp plaats? ››› pag. 73

Waar bevindt zich het wagengereedschap? ››› pag. 66

Hoe herstel ik een band met de afdichtset? ››› pag. 65

Hoe verwissel ik een wiel? ››› pag. 66

Hoe vervang ik een zekering? ››› pag. 63

Hoe vervang ik een lampje? ››› pag. 64

Hoe wordt de auto gesleept? ››› pag. 72

Nuttige tips

Hoe wordt de tijd ingesteld? ››› pag. 122

Wanneer moet een servicebeurt worden uitgevoerd?››› pag. 43

Welke functies hebben de toetsen/wieltjes van hetstuur? ››› pag. 129

Hoe wordt de afdekking van de bagageruimte wegge-haald? ››› pag. 170

Hoe kan ik zuiniger en milieuvriendelijker rijden?››› pag. 209

Hoe controleer ik het motoroliepeil en voeg ik olie toe?››› pag. 59

Hoe controleer ik het motorkoelvloeistofpeil en voeg ikkoelvloeistof toe? ››› pag. 60

Hoe vul ik ruitensproeiervloeistof bij? ››› pag. 61

Hoe controleer ik het remvloeistofpeil en voeg ik rem-vloeistof toe? ››› pag. 61

Hoe controleer en corrigeer ik de drukwaarden van debanden? ››› pag. 289

Tips voor het wassen van de auto ››› pag. 262

Nuttige functies

Easy Connect, menu CAR ››› pag. 34

Hoe werkt het start-stopsysteem? ››› pag. 213

Welke hulpsystemen kan ik gebruiken om te parkeren?››› pag. 239

Hoe werkt de achteruitrijhulp? ››› pag. 245

Hoe werkt de automatische afstandsregeling? ››› pag.226

Hoe kan ik het SEAT-rijprogramma instellen? ››› pag.235

Hoe werkt het bandenspanningscontrolesysteem?››› pag. 292

Hoe open ik de auto zonder sleutel (Keyless Access)?››› pag. 141

Interieurverlichting en sfeerverlichting ››› pag. 157

Page 7: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Inhoudsopgave

InhoudsopgaveDe essentie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7Buitenaanzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7Buitenaanzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8Overzicht van de bestuurdersplaats (stuur aanlinkerzijde) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9Overzicht van de bestuurdersplaats (stuur aanrechterzijde) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10Middenconsole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11Overzicht van de bijrijdersplaats (stuur aanlinkerzijde) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12Overzicht van de bijrijdersplaats (stuur aanrechterzijde) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13Binnenaanzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14Werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15Openen en sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15Vóór elke rit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19Airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21Kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24De auto starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31Lichten en zicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31Easy Connect . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34Bestuurdersinformatiesysteem . . . . . . . . . . . . . 37Statusweergave op het display . . . . . . . . . . . . . 41Cruisecontrol . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45Controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50Airconditioning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51Peil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58Noodgevallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63Zekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63Lampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64Wat te doen bij lekke band . . . . . . . . . . . . . . . . 64Een wiel verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66Sneeuwkettingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71Noodslepen van de wagen . . . . . . . . . . . . . . . . 72

Starthulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73Ruitenwisserbladen vervangen . . . . . . . . . . . . . 75

Veiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77Veilig rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77Veilig op weg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77Rijadviezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77Zithouding van de inzittenden . . . . . . . . . . . . . 78Pedaalruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82Veiligheidsgordels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83Waarom veiligheidsgordels? . . . . . . . . . . . . . . . 83Hoe worden veiligheidsgordels goed vastge-gespt? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87Gordelspanners* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88Airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89Korte inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89Veiligheidsaanwijzingen voor de airbags . . . . . 91Airbags buiten werking stellen . . . . . . . . . . . . . 93Veilig vervoer van kinderen . . . . . . . . . . . . . . . . 95Veiligheid van kinderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95Kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97Opslag van ongevalgegevens (Event Data Rec-order) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100Beschrijving en werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100

Noodgevallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101Zelfhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101Nooduitrusting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101Bandenreparatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102Ruitenwisserbladen vervangen . . . . . . . . . . . . . 104Aanslepen en motor starten door slepen . . . . . 104Zekeringen en lampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108Zekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108Vervangen van lampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110Halogeenkoplamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111Lampjes van mistlamp vervangen . . . . . . . . . . 113Gloeilampjes achteraan vervangen . . . . . . . . . 114Lampjes interieurverlichting vervangen . . . . . . 116

Bedienen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119Bestuurdersgedeelte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119Algemeen schema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118Instrumenten en controlelampjes . . . . . . . . . . . 121Instrumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121Waarschuwings- en controlelampjes . . . . . . . . 126Inleiding tot het Easy Connect-systeem* . . . . . 127Systeeminstellingen (CAR)* . . . . . . . . . . . . . . . . 127Communicatie en multimedia . . . . . . . . . . . . . . 129Bedieningselementen aan het stuurwiel* . . . . 129Multimedia . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134Openen en sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135Sleutels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135Centrale vergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137Anti-diefstal alarmsysteem* . . . . . . . . . . . . . . . 144Achterklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147Bedieningselementen van de ruiten . . . . . . . . . 147Glazen dak* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150Lichten en zicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152Licht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152Binnenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157Zicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158Ruitenwisser voor en achter . . . . . . . . . . . . . . . 158Achteruitkijkspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159Stoelen en hoofdsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . 161Stoelen en hoofdsteunen verstellen . . . . . . . . . 161Functies van de stoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162Vervoeren en praktische uitrustingen . . . . . . . 165Praktische uitrustingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165Bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167Dakdragersysteem* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171Airconditioning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173Verwarming, ventilatie en koeling . . . . . . . . . . . 173Verwarming en frisse lucht . . . . . . . . . . . . . . . . 176Handbediende airconditioning* . . . . . . . . . . . . 178Climatronic* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180

5

Page 8: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Inhoudsopgave

Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182Motor starten en afzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . 182Remmen en parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188Rem- en stabiliseringssystemen . . . . . . . . . . . . 191Schakelbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197Automatische versnellingsbak/automatischeDSG-versnellingsbak* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198Aanbevolen versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205Besturing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 206Inrijden en zuinig rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207Motorregeling en uitlaatgasreinigingssys-teem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 210Aanwijzingen voor het rijden . . . . . . . . . . . . . . . 212Systemen ter ondersteuning van de bestuur-der . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213Start/stop-systeem* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213Snelheidsregelsysteem (SRS)* . . . . . . . . . . . . . 216Snelheidsbegrenzer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217Noodremhulpsysteem (Front Assist)* . . . . . . . . 221Adaptive Cruise Control ACC (automatische af-standsregeling)* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226SEAT rijprogramma's (SEAT Drive Profile)* . . . . 235Vermoeidsheidsdetectie (aanbeveling om tepauzeren)* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 237Parkeerhulp (Park Pilot) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 239Achteruitrijsysteem "Rear View Camera"* . . . . 245Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwa-gen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248Trekhaak voor aanhangwagen* . . . . . . . . . . . . 248Rijden met een aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . 253

Aanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260Verzorging en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . 260Accessoires en technische wijzigingen . . . . . . . 260Verzorging en schoonmaak . . . . . . . . . . . . . . . . 261Verzorging van de wagen, buitenzijde . . . . . . . 262Verzorging van de wagen, binnenzijde . . . . . . . 267

Controleren en bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270Tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 272AdBlue® . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275Werkzaamheden in de motorruimte . . . . . . . . . 277Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283Remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285Reservoir ruitensproeiervloeistof . . . . . . . . . . . 286Wagenaccu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 286Wielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 288Wielen en banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 288Reservewiel (noodloopwiel)* . . . . . . . . . . . . . . 293Winterservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 294

Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . 296Technische kenmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 296Wat u moet weten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 296Gegevens inzake het brandstofverbruik . . . . . . 297Rijden met een aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . 298Wielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298Motorgegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 300Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 311

Trefwoordenlijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 313

6

Page 9: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Buitenaanzicht

››› pag. 16

››› pag. 58

››› pag. 15

››› pag. 58

1

2

3

4

››› pag. 72

››› pag. 17

››› pag. 64

5

6

7

7

Page 10: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Buitenaanzicht

››› pag. 60

››› pag. 59

››› pag. 62

››› pag. 63

1

2

3

4

››› pag. 59

››› pag. 61

››› pag. 61

››› pag. 169

5

6

7

8

››› pag. 30

››› pag. 66

››› pag. 65

9

10

11

8

Page 11: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Overzicht van de bestuurdersplaats (stuur aan linkerzijde)

››› pag. 32

››› pag. 45

››› pag. 31

››› pag. 20

1

2

3

4

››› pag. 18

››› pag. 17

››› pag. 47

››› pag. 33

5

6

7

8

››› pag. 37

››› pag. 31

››› pag. 20

››› pag. 63

9

10

11

12

9

Page 12: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Overzicht van de bestuurdersplaats (stuur aan rechterzijde)

››› pag. 33

››› pag. 37

››› pag. 31

››› pag. 20

1

2

3

4

››› pag. 18

››› pag. 31

››› pag. 47

››› pag. 32

5

6

7

8

››› pag. 45

››› pag. 20

››› pag. 63

9

10

11

10

Page 13: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Middenconsole

››› pag. 32

››› pag. 50

1

2

››› pag. 185

››› pag. 15

3

4

››› pag. 34

››› pag. 51, ››› pag. 54

5

6

Bij wagens met rechts stuur is de opstelling symmetrisch.

11

Page 14: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Overzicht van de bijrijdersplaats (stuur aan linkerzijde)

››› pag. 21

››› pag. 18

››› pag. 165

1

2

3

12

Page 15: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Overzicht van de bijrijdersplaats (stuur aan rechterzijde)

››› pag. 21

››› pag. 18

››› pag. 17

››› pag. 165

1

2

3

413

Page 16: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Binnenaanzicht

››› pag. 19

››› pag. 19

››› pag. 18

››› pag. 159

1

2

3

4

››› pag. 27

››› pag. 19

››› pag. 22

5

6

7

14

Page 17: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Werking

Openen en sluiten

Gerelateerde video

Afb. 1 Openen en sluiten

Portieren

Afb. 2 Sleutel met afstandsbediening: toet-sen.

Afb. 3 Middenconsole: drukknopen voor cen-trale vergrendeling.

Ver- en ontgrendelen met de sleutel

● Vergrendelen: drukken op de knop ››› afb. 2.

● Ontgrendelen: drukken op de knop ››› afb. 2.

● Achterklep ontgrendelen: zolang op deknop ››› afb. 2 drukken, totdat alle knip-perlichten van de wagen even knipperen.

Ver- en ontgrendelen met de schakelaar vande centrale vergrendeling

● Vergrendelen: drukken op de knop ››› afb. 3. Het symbool gaat geel brandenom aan te geven dat deze is ingeschakeld.Geen enkel portier wordt geopend van bui-tenaf. U kunt de portieren van binnen ont-grendelen door tweemaal aan de slotgreep tetrekken.

● Ontgrendelen: Druk opnieuw op de toets ››› afb. 3. Het symbool brandt weer in de nor-male kleur.

››› in Beschrijving op pag. 138

››› pag. 137

Ontgrendelen of vergrendelen van hetbestuurdersportier

Afb. 4 Portiergreep aan bestuurderzijde: ver-borgen slotcilinder.

Als de centrale vergrendeling uitvalt, kan hetbestuurdersportier via de slotcilinder wordenvergrendeld en ontgrendeld.

Bij het handmatig vergrendelen van het por-tier, zullen alle andere portieren automatisch »

15

Page 18: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

vergrendelen. Bij het handmatig ontgrende-len zal uitsluitend het portier van de bestuur-der worden ontgrendeld. Volg de instructiesm.b.t. de inbraakbeveiliging ››› pag.144 op.

● De sleutelbaard van de wagensleutel uit-klappen ››› pag. 135.

● Steek de sleutelbaard in de onderste ope-ning van de klep op de portiergreep aan be-stuurderszijde ››› afb. 4 (pijl) en til de klep op.

● Voer de sleutelbaard in de slotcilinder enontgrendel of vergrendel de wagen.

Bijzonderheden

● Het alarmsysteem blijft geactiveerd bij ont-grendelde wagens. Het alarm zal echter nogniet afgaan ››› pag. 144.

● Na het openen van portier aan bestuur-derszijde heeft u 15 sec. om het contact in teschakelen. Daarna gaat het alarm af.

● Contact inschakelen. De elektronische weg-rijblokkering herkent een geldige sleutel enschakelt het alarmsysteem uit.

Let op

Het alarmsysteem wordt niet geactiveerdwanneer de wagen met de sleutelbaard ver-grendeld wordt ››› pag. 144.

Noodvergrendeling van de portierenzonder slotcilinder

Afb. 5 Portier noodvergrendelen.

Als de centrale vergrendeling uitvalt, moetende portieren zonder slotcilinder apart wordenvergrendeld.

Aan de voorzijde van het bijrijdersportier ziteen noodvergrendeling (alleen zichtbaar bijgeopend portier).

● Afdekkap uit de opening trekken.

● De sleutel in de gleuf in de binnenkant ste-ken en naar rechts (rechterportier) resp. naarlinks (linkerportier) draaien tot tegen de aan-slag.

Nadat het portier is vergrendeld, kan het por-tier niet meer van buitenaf worden geopend.Het portier kan van binnenuit worden ont-grendeld en geopend door eenmaal aan deslotgreep te trekken.

Achterklep

Afb. 6 Achterklep: van buitenaf openen.

De werking van de achterklepontgrendelingis elektrisch. Het achterklepslot wordt geacti-veerd door op het embleem te drukken.

Dit systeem is al dan niet operationeel naar-gelang de status van de wagen.

Als de achterklep vergrendeld is, kan ze nietgeopend worden; is ze echter ontgrendeld,dan is de ontgrendeling operationeel en kanze geopend worden.

Om de status vergrendelen/ontgrendelen tewijzigen, drukt u op de drukknop of op detoets ››› afb. 2 van de sleutel met afstands-bediening.

Is de achterklep open of niet juist gesloten,dan wordt dit op het display van het instru-mentenpaneel weergegeven.* Als bij het be-reiken van een snelheid van 6 km/u (4 mph)

16

Page 19: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

de achterklep is geopend, klinkt een extrawaarschuwingssignaal*.

● De achterklep openen: aan de hendel trek-ken en optillen ››› afb. 6. De klep wordt auto-matisch geopend.

● De achterklep sluiten: de klep vasthoudenmet een van de handgrepen van de binnen-bekleding en sluiten door hem zachtjes aante duwen.

››› in Openen en sluiten op pag. 147

››› pag. 17

Noodontgrendeling van achterklep

Afb. 7 Noodontgrendeling van achterklep.

Maakt openen mogelijk ingeval de centralevergrendeling niet werkt (bijvoorbeeld bijeen lege batterij).

In de bekleding van de bagageruimte zit eengleuf die toegang geeft tot het mechanismevoor noodopenen.

Openen van de achterklep vanaf de binnen-zijde van de bagageruimte

● Steek de sleutelbaard in de gleuf en ont-grendel het sluitsysteem door de sleutellinksom te draaien, zoals de pijl aangeeft››› afb. 7.

Gerelateerde video

Afb. 8 Motorkap

Motorkap

Afb. 9 Ontgrendelingshendel in de voeten-ruimte van de bestuurder.

Afb. 10 Hendel onder de motorkap.

Alvorens de motorkap te openen, controleertu of de ruitenwissers op de voorruit rusten.

● Open het portier en trek aan de hendel on-der het dashboard ››› afb. 9 1 . »

17

Page 20: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

● Druk om de motorkap te openen de hendelin het midden onder de motorkap naar links››› afb. 10 2 . De vergrendelingshaken ko-men vrij.

● De motorkapsteun losmaken en in de daar-voor bedoelde plaats van de motorkap vast-zetten.

››› in Veiligheidsaanwijzingen voorwerkzaamheden in de motorruimte oppag. 277

››› pag. 277

Bedieningselementen van de ruiten*

Afb. 11 Deel van het bestuurdersportier: be-dieningselementen van de ruiten.

● De ruit openen: op de knop drukken.

● De ruit sluiten: aan de knop trekken.

Knoppen in het bestuurdersportier

Ruit van het portier linksvoor

Ruit van het portier rechtsvoor

Ruit van het portier linksachter (alleen bijwagens met elektrische ruitbedieningachter)

Ruit van het portier rechtsachter (alleenbij wagens met elektrische ruitbedieningachter)

Veiligheidsschakelaar voor het uitschake-len van de ruitbedieningsknoppen in deachterportieren (alleen bij wagens metelektrische ruitbediening achter)

››› in De ruiten elektrisch openen ensluiten* op pag. 148

››› pag. 147

1

2

3

4

5

Schuifdak*

Afb. 12 In de hemelbekleding: toets van hetglazen dak.

● Ontgrendelen: de toets naar achteren du-wen C .

● Sluiten: de toets naar voren duwen D .

● Omhoogklappen: het achterste deel van detoets B indrukken.

● Omlaag brengen: het achterste deel van detoets A indrukken.

››› in Inleiding tot thema op pag. 150

››› pag. 150

18

Page 21: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Vóór elke rit

Gerelateerde video

Afb. 13 Interieur

Stoelen handmatig verstellen

Afb. 14 Voorstoelen: handmatig verstellenvan de stoel.

Vooruit/achteruit: trek aan de hendel enverschuif de stoel.

Omhoog/omlaag: trek de hendel omh-oog of duw deze omlaag.

1

2

Rugleuning schuiner zetten: draai aanhet bedieningsknop.

››› in Voorstoelen verstellen oppag. 161

Instelling hoofdsteun

Afb. 15 Voorstoel: hoofdsteun verstellen.

● Druk om de hoofdsteun omhoog of omlaagte zetten op de knop aan de zijkant 1 ,schuif hem omhoog of omlaag tot hij in degewenste stand vastklikt.

››› in Voorste hoofdsteunen regelen oppag. 161

››› pag. 81, ››› pag. 161

3 Veiligheidsgordels verstellen

Afb. 16 De slotgesp van de veiligheidsgordelaanbrengen en verwijderen. »

19

Page 22: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Afb. 17 Juist verloop van de gordelband eneen juiste stand van de hoofdsteun van vorenen opzij gezien.

Om de veiligheidsgordel te verstellen bij deschouder, regelt u de hoogte van de stoelen.

Het schoudergedeelte goed in het midden,nooit over de hals. De veiligheidsgordel ligtvlak en strak op het bovenlichaam.

Het heupgedeelte loopt over het bekken,nooit over de buik. De veiligheidsgordel ligtvlak en strak op het bekken.

››› pag. 85

››› pag. 87

Gordelspanners

Bij een botsing worden de veiligheidsgordelsvan de voorste zitplaatsen automatisch strakgetrokken.

De gordelspanner kan slechts eenmaal wor-den geactiveerd.

››› in Onderhoud en afvoer van de gor-delspanners op pag. 88

››› pag. 88

Instelling buitenspiegels

Afb. 18 Deel van het bestuurdersportier: be-diening van de buitenspiegel.

Buitenspiegels verstellen: knop naar de ge-wenste stand draaien:

Door de knop naar de juiste stand tebrengen, stelt u de buitenspiegel aan dezijde van de bestuurder (L, links) en aande zijde van de bijrijder (R, rechts) in degewenste richting in.

Spiegels inklappen.

››› in Elektrisch verstelbare buitenspie-gels* op pag. 160

››› pag. 160

Stuur verstellen

Afb. 19 Hendel linksonder aan de stuurko-lom.

● Positie van het stuur verstellen: de hendel››› afb. 19 1 omlaag trekken, het stuur naarde gewenste positie bewegen en de hendelopnieuw omhoog brengen tot het sluitpunt.

L/R

20

Page 23: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

››› in Stand van het stuurwiel verstel-len op pag. 79

Airbags

Gerelateerde video

Afb. 20 Interieur

Voorairbags

Afb. 21 Bestuurdersairbag in het stuurwiel.

Afb. 22 Bijrijdersairbag in het dashboard.

De frontairbag van de bestuurder bevindtzich in het stuurwiel ››› afb. 21 en die van debijrijder in het dashboard ››› afb. 22. De air-bags zijn gemarkeerd met het opschrift "AIR-BAG".

De airbagafdekkingen worden bij het active-ren van de bestuurders- en bijrijdersairbaggeopend en blijven aan het stuurwiel en hetdashboard zitten ››› afb. 21, ››› afb. 22.

Het frontairbagsysteem biedt in combinatiemet de veiligheidsgordels extra beschermingop hoofd- en borsthoogte van de bestuurder »

21

Page 24: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

en bijrijder in geval van zware frontale bot-singen.

De speciaal ontwikkelde airbag maakt hetmogelijk dat het gas onder het gewicht vande inzittende gericht wegstroomt. Op dezewijze worden het hoofd en het bovenlichaambeschermd en door de airbag opgevangen.Na een aanrijding is de luchtzak derhalve zover leeggelopen dat het zicht naar voren weervrij is.

››› pag. 91

Frontairbag aan bijrijderszijde buitenwerking stellen*

Afb. 23 Schakelaar voorairbag aan bijrijders-zijde.

Afb. 24 Centraal deel van het dashboard: con-trolelampje voor buiten werking gestelde bij-rijdersairbag.

Om de voorairbag van de bijrijder buitenwerking te stellen:

● Contact uitschakelen.

● Contact uitschakelen.

● Open het portier aan de voorpassagierszij-de.

● Voer de sleutelbaard in de gleuf in die voor-zien is op de schakelaar voor uitschakelingvan de bijrijdersairbag ››› afb. 23. De sleutelmoet ca. 3/4 van zijn lengte ingevoerd wor-den, tot tegen de aanslag.

● Draai de sleutel zachtjes om de stand op te plaatsen. Indien u moeilijkheden on-dervindt, controleert u of de sleutel tot deaanslag is ingestoken.

● Bijrijdersportier sluiten.

● Controleer of het controlelampje bijingeschakeld contact blijft branden bij het

opschrift in het middenvan het dashboard ››› afb. 24.

››› in De bijrijdersvoorairbag in- en uit-schakelen* op pag. 94

››› pag. 93

22

Page 25: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Zijairbags*

Afb. 25 Zij-airbag in de bestuurdersstoel.

Afb. 26 Zijairbag volledig opgeblazen in hetlinker deel van de wagen.

De zijairbags zitten in de rugleuningvullingvan de bestuurdersstoel ››› afb. 25 en van debijrijdersstoel. De inbouwplaatsen zijn ge-markeerd door het opschrift "AIRBAG" boven-aan de rugleuningen.

De zij-airbags bieden in aanvulling op de vei-ligheidsgordels extra bescherming voor hetbovenlichaam van de inzittenden bij zwarebotsingen van opzij.

Bij botsingen van opzij wordt door de zij-air-bags het gevaar op lichamelijk letsel voor deinzittenden gereduceerd aan de zijde waarde impact plaatsvindt. Behalve hun gewonebeschermende functie hebben de veilig-heidsgordels ook de taak om de inzittendenop de stoelen voorin en op de buitenste zit-plaatsen achterin bij een aanrijding van opzijzo op hun plaats te houden dat de zij-airbagsmaximale bescherming kunnen bieden.

››› in Zijairbags* op pag. 92

Hoofdairbags*

Afb. 27 Plaats en gebied van openvouwenvan de hoofdairbag.

Aan elke zijde van de binnenruimte boven dedeuren bevindt zich een hoofdairbag ››› afb.27. Deze plek wordt aangeduid met hetwoord "AIRBAG"

Wanneer de hoofdairbag wordt geactiveerd,neemt hij de in het rood aangeduide ruimtein ››› afb. 27 (gebied van het openvouwen).Hierom is het verboden om voorwerpen in ditgebied te plaatsen of vast te maken ››› inHoofdairbags* op pag. 93.

Bij botsingen van opzij wordt de hoofdairbaggeactiveerd die zich aan de zijde van de bot-sing bevindt.

De hoofdairbags zorgen voor een daling vanhet risico op letsels aan de lichaamsdelendie het sterkst getroffen worden door de bot-sing bij de inzittenden voor- en achterin.

››› in Hoofdairbags* op pag. 93

23

Page 26: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Kinderzitjes

Gerelateerde video

Afb. 28 Interieur

Belangrijke aanwijzingen voor devoorairbag van de bijrijder

Afb. 29 Airbagstickers - versie 1: op de zonne-klep aan bijrijderszijde en op het achtersteframe van het bijrijdersportier .

Afb. 30 Airbagstickers - versie 2: op de zonne-klep aan bijrijderszijde en op het achtersteframe van het bijrijdersportier .

Op de zonneklep van de bijrijder en/of ach-terste omlijsting van het bijrijdersportier ziteen sticker met belangrijke informatie overde airbag aan de bijrijderszijde.

››› in Belangrijke aanwijzingen voor devoorairbag van de bijrijder op pag. 96

››› pag. 95

24

Page 27: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Bevestiging van het kinderzitje

Afb. 31 Op de achterbank: mogelijkheden voorinbouw van het kinderzitje.

Afbeelding ››› afb. 31 A toont de basisbe-vestiging van het kinderzitje met de bevesti-gingsringen onderaan en de bevestigings-gordel bovenaan. Afbeelding ››› afb. 31 B

toont de bevestiging van het kinderzitje metde veiligheidsgordel van de wagen.

Kinderzitjes met het opschrift universeel ophet oranje label mogen met de veiligheids-gordel worden bevestigd op de zitplaatsendie in onderstaand overzicht met een U ge-markeerd zijn.

● Bij bijrijdersstoel zonder hoogteregeling:de bijrijdersstoel moet zo ver mogelijk naarachteren geplaatst worden1).

● Bij bijrijdersstoel met hoogteregeling: debijrijdersstoel moet zo ver mogelijk naar ach-teren en naar boven geplaatst worden1).

Voor het juiste gebruik van de kinderzitjes opde plaatsen achterin moeten de rugleunin-gen voorin worden afgesteld tot er geen con-tact meer is met het zitje indien die tegen derijrichting in geplaatst is. Bij zitjes in de rij-richting moet de rugleuning voorin wordenafgesteld tot er geen contact meer is met devoeten van het kind.

Om de stoel van de bijrijder aan te passenaan het kinderzitje en de veiligheidsgordel inde ideale stand te zetten, zet u de rugleuning

van de bijrijdersstoel zo ver mogelijk naar vo-ren1).

Indien u een semi-universeel zitje wenst in tebouwen, waarbij het zitje aan de auto wordtbevestigd met de veiligheidsgordel en desteun, mag het nooit in het midden van deachterbank worden gemonteerd, aangeziende afstand tot de vloer daar lager is dan deoverige plaatsen en de steun het zitje zo nietvoldoende stabiel kan houden.

De systemen bestaan uit het vastzetten vanhet bevestigingssysteem voor kinderen meteen bevestigingsriem bovenaan (Top Tether)en met verankeringen onderaan in de stoel. »

1) De wettelijke bepalingen van elk land en de nor-men van de fabrikant voor het gebruik en de monta-ge van kinderzitjes moeten worden nageleefd.

25

Page 28: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Gewichtsklasse

Zitplaats

Bijrijdersstoela) Zitplaats links- of rechts-achter

Zitplaats midden achter-aanb)

airbag on airbag off

Klasse 0 tot 10 kg X Uc) U U

Klasse 0+ tot 13 kg X Uc) U U

Klasse I 9 t/m 18 kg X Uc) U U

Klasse II 15 t/m 25 kg X UFc) UF UF

Klasse III 22 t/m 36 kg X UFc) UF UF

X: niet compatibel voor inbouw van zitjes met deze configuratie.U: Geschikt voor universele bevestigingssystemen voor gebruik in deze gewichtsklasse.UF: Geschikt voor naar voren gerichte universele bevestigingssystemen die zijn goedgekeurd voor deze gewichtsklasse.

a) De wettelijke bepalingen van elk land en de normen van de fabrikant voor het gebruik en de montage van kinderzitjes moeten worden nageleefd.b) Semi-universele zitjes, waarbij de bevestiging gebeurt met de veiligheidsgordel van de auto en de steun, mogen niet gebruikt worden centraal achterin.c) de zitjes zonder hoogteregeling moeten zo ver mogelijk naar achteren geplaatst worden. De zitjes met hoogteregeling moeten zo ver mogelijk naar achteren en boven geplaatst worden.

››› in Veiligheidsaanwijzingen oppag. 97

26

Page 29: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Het kinderzitje bevestigen met het ISOFIX/iSize- en Top Tether*-systeem

Afb. 32 ISOFIX/iSize-bevestigingsbeugels. Afb. 33 Stand van de Top Tether-ringen aande achterzijde van de achterbank.

Kinderzitjes met het "ISOFIX"- of Top Tether*-systeem kunnen snel, eenvoudig en veilig opde buitenste zitplaatsen achterin worden be-vestigd.

De achterbank aan de zijkant is van twee"ISOFIX" bevestigingsbeugels voorzien. Bijsommige wagens zijn de beugels aan hetstoelframe vastgezet en bij andere wagens

op het achtergedeelte van de bodem. U kunttussen de rugleuning en het kussen van deachterbank door bij de "ISOFIX"-bevesti-gingsbeugels komen ››› afb. 32. De Top Te-ther*-beugels bevinden zich op de rugleunin-gen van de achterstoelen (achterzijde van derugleuning of in de bagageruimte) ››› afb. 33.

Raadpleeg de volgende tabel om te kijkenwelke ISOFIX-systemen compatibel zijn metuw wagen.

Het toegestane lichaamsgewicht voor kinder-zitjes of de maat A tot F vindt u op de stickerop de kinderzitjes met de universele of semi-universele goedkeuring.

Gewichtsklasse Maatklasse Apparaat

Isofix posities van de wagen

Bijrijdersstoel Zitplaats links- ofrechtsachter

Zitplaats midden ach-teraanairbag on airbag off

KinderzitjeF ISO/L1 X X X X

G ISO/L2 X X X X

Klasse 0 tot 10 kg E ISO/R1 X X IL X »27

Page 30: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Gewichtsklasse Maatklasse Apparaat

Isofix posities van de wagen

Bijrijdersstoel Zitplaats links- ofrechtsachter

Zitplaats midden ach-teraanairbag on airbag off

Klasse 0+ tot 13 kg

E ISO/R1 X X IL X

D ISO/R2 X X IL X

C ISO/R3 X X IL X

Klasse I 9 t/m 18 kg

D ISO/R2 X X IL X

C ISO/R3 X X IL X

B ISO/F2 X X IUF/IL X

B1 ISO/F2X X X IUF/IL X

A ISO/F3 X X IUF/IL X

Klasse II 15 t/m 25 kg --- --- --- ---

Klasse III 22 t/m 36 kg --- --- --- ---

IUF: geschikt voor universele ISOFIX-bevestigingssystemen van kinderzitjes die naar voren gericht zijn en goedgekeurd zijn voor gebruik in deze gewichtsklasse.IL: Geschikt voor bepaalde ISOFIX-kinderzitjes die bestemd kunnen zijn voor een bepaald automerk, voor een beperkte groep merken of die semi-universeel zijn. Houd rekening met delijst van wagens opgesteld door de fabrikant van het kinderzitje.X: Positie ISOFIX niet geschikt voor ISOFIX-bevestigingssystemen van kinderzitjes voor deze gewichts- of lengteklasse.

››› in Veiligheidsaanwijzingen oppag. 97

28

Page 31: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Het kinderzitje bevestigen met het "ISOFIX/iSize"-systeem

Afb. 34 ISOFIX/iSize-bevestigingsbeugels. Afb. 35 Achterstoel: gestanste gleuven.

De instructies van de fabrikant van het zitjemoeten verplicht nageleefd worden.

● Open eerst handmatig de stansvorm achterde gemarkeerde gleuven om toegang te krij-gen tot de bevestigingsogen ››› afb. 35.

● Kinderzitje in de "ISOFIX/iSize"-bevesti-gingsogen steken tot het kinderzitje hoor-

baar vastklikt. Als het kinderzitje met Top Te-ther*-verankering is uitgerust, moet u dit opde desbetreffende bevestigingbeugel ››› afb.36 aansluiten. Volg de aanwijzingen van defabrikant.

● Trek het kinderzitje aan beide zijden omh-oog om zeker te zijn van een goede veranke-ring.

De kinderzitjes met het "ISOFIX"- en Top Te-ther*-bevestigingssysteem zijn bij de Techni-sche Diensten verkrijgbaar.

iSize-posities van de wagen

Bijrijdersstoel Zitplaats links- ofrechtsachter

Zitplaats midden achter-aanairbag on airbag off

Bevestigingssysteem voor kinderen goedgekeurd volgensECE R129

X X i-U X

i-U: Geldige positie voor bevestigingssystemen van kinderzitjes die zijn goedgekeurd onder ECE R129 in de rijrichting en tegen de rijrichting in.X: Ongeldige positie voor bevestigingssystemen van kinderzitjes die zijn goedgekeurd onder ECE R129.

29

Page 32: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Het kinderzitje vastmaken met de TopTether*-bevestigingsbanden

Afb. 36 Stand van de Top Tether-ringen aande achterzijde van de achterbank.

De kinderzitjes met Top Tether-systeem zijnvoorzien van een bevestigingsband, waar-mee het kinderzitje kan worden bevestigdaan een verankeringspunt aan de achterzijdevan de achterbank.

Het doel van deze band is het verminderenvan de voorwaartse beweging van het kinder-zitje bij een botsing, om zo bij te dragen aaneen vermindering van het risico op verwon-dingen aan het hoofd door het stoten tegeneen onderdeel in het interieur van de wagen.

Gebruik van Top Tether voor zitjes die naarachter wijzend worden gemonteerd

Er zijn momenteel slechts enkele kinderzitjesdie tegengesteld aan de rijrichting moetenworden gemonteerd en gebruik maken van

Top Tether. Lees de instructies van de fabri-kant van het zitje grondig door en volg dezenauwgezet op voor een correcte montage vande Top Tether gordel.

Top Tether* bevestigen op het veran-keringspunt

Afb. 37 Bevestigingsband: afstelling en mon-tage volgens de Top Tether-gordel.

Bevestigingsband vastmaken

● Vouw de bevestigingsband van de Top Te-ther van het kinderzitje uit volgens de aanwij-zingen van de fabrikant.

● Breng de band onder de hoofdsteun van dezitplaats achterin ››› afb. 37 (volgens de in-structies van het zitje tilt u de hoofdsteun zonodig op of verwijdert u hem).

● Schuif de band erdoor en maak hem goedvast met het verankeringspunt aan de achter-zijde van de rugleuning ››› afb. 36.

● Trek de band strak aan volgens de aanwij-zingen van de fabrikant.

Bevestigingsband losmaken

● Verminder de spanning van de band vol-gens de aanwijzingen van de fabrikant.

● Druk het slot in en haal de band uit de ver-ankeringssteun.

››› in Veiligheidsaanwijzingen oppag. 97

30

Page 33: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

De auto starten

Contactslot

Afb. 38 Standen van de contactsleutel.

Contact inschakelen: sleutel in het contactplaatsen en motor starten.

Stuur ver- en ontgrendelen

● Stuur vergrendelen: contactsleutel verwij-deren uit het contact en draaien aan hetstuur tot het blokkeert. In wagens met auto-matische versnellingsbak zet u voor het ver-wijderen van de sleutel de versnellingshen-del in stand P. Zo nodig drukt u op de toetsvoor keuzehendelvergrendeling en laat u diedaarna los.

● Stuur ontgrendelen: contactsleutel inste-ken en draaien terwijl u het stuur in de rich-ting aangegeven door de pijl draait. Indienhet stuur niet gedraaid kan worden, komt ditmogelijk omdat de blokkering actief is.

Contact inschakelen/uitschakelen, voor-gloeien

● Contact inschakelen: sleutel in stand 2

draaien.

● Contact uitschakelen: sleutel in stand 1

draaien.

● Dieselwagens : bij ingeschakeld contactwordt voorgegloeid.

Starten van de motor

● Handgeschakelde versnellingsbak: trap hetkoppelingspedaal helemaal in en zet de ver-snellingshendel in neutrale stand.

● Automatische versnellingsbak: trap hetrempedaal in en zet de keuzehendel in standP of N.

● Sleutel naar stand 3 draaien. De contact-sleutel keert automatisch terug naar stand

2 . Hierbij geen gas geven.

Start/stop-systeem*

Bij het stoppen en loslaten van het koppe-lingspedaal, zet het start-stopsysteem* demotor uit. Het contact blijft ingeschakeld.

››› in Standen van de contactsleutel oppag. 182

››› pag. 182

Lichten en zicht

Gerelateerde video

Afb. 39 Dashboard

Lichtschakelaar

Afb. 40 Dashboard: lichtschakelaar.

● Schakelaar naar de gewenste stand draai-en ››› afb. 40. »

31

Page 34: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Sym-bool

Contact uitge-schakeld.

Contact aan

Mistlampen, dim-licht en stadslichtuit.

Licht uit of daglichtontstoken.

De oriëntatielichten"Coming home" en"Leaving home"kunnen branden.

Automatische regelingvan het dimlicht endaglicht.

Stadslichten aan.Dagrijverlichting inge-schakeld.

Dimlicht uit Dimlicht aan.

Mistlampen: schakelaar naar het eerstepunt trekken, vanaf de standen , of.

Mistachterlicht: volledig trekken aan scha-kelaar vanaf de standen , of .

Mistlampen uitschakelen: schakelaar indruk-ken of draaien naar stand .

››› pag. 152

Knipperlicht- en grootlichthendel

Afb. 41 Knipperlicht- en grootlichthendel.

Hendel in de gewenste stand zetten:

Rechter knipperlicht: rechter parkeerlicht(contact uitgeschakeld).

Linker knipperlicht: linker parkeerlicht(contact uitgeschakeld).

Grootlicht ingeschakeld: controlelampje brandt in het instrumentenpaneel.

Grootlichtsignaal: brandt met ingedruktehendel. Controlelampje brandt.

Hendel in basisstand voor uitgeschakeld.

››› in Knipperlicht- en grootlichthendelop pag. 154

››› pag. 154

1

2

3

4

Alarmlichten

Afb. 42 Dashboard: schakelaar voor alarm-lichten.

Ingeschakeld, bijvoorbeeld:

● Bij het naderen van een file

● In een noodsituatie

● Wagen staat stil wegens pech

● Bij het slepen of gesleept worden

››› in Alarmlichten op pag. 157

››› pag. 156

32

Page 35: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Binnenverlichting

Afb. 43 Deel van de hemelbekleding: binnen-verlichting voorin.

Knop Functie

Schakelt de binnenverlichting uit.

Schakelt de binnenverlichting in.

Schakelt het portiercontact (middenstand)in.De binnenverlichting gaat automatisch aanwanneer de wagen ontgrendeld, een por-tier geopend of de sleutel uit het contact-slot genomen wordt.De verlichting gaat na een paar secondenuit nadat alle portieren gesloten zijn, dewagen vergrendeld is of het contact inwordt geschakeld.

Knop Functie

Het leeslampje in- en uitschakelen.

Afhankelijk van de versie van de wagen kun-nen de bedieningsknoppen van het licht ver-schillen.

››› pag. 157

Ruitenwisser voor en achter

Afb. 44 Bediening van de ruitenwisser en rui-tensproeier.

Hendel in de gewenste stand zetten:

0 Ruitenwissers uit.

Hendel in de gewenste stand zetten:

1

Intervalwissen van de ruitenwissers.Met de knop ››› afb. 44 A de intervalni-veaus (bij wagens zonder regensensor) ofde gevoeligheid van de regensensor in-stellen.

2 Langzaam wissen.

3 Snel wissen.

4 Tipwissen. Kort indrukken, kort wissen.

5

Wis-/was-automaat. Door de hendel naarvoren te verplaatsen, wordt de ruiten-sproeifunctie geactiveerd; de ruitenwis-sers gaan ook werken.

6 Intervalwissen bij de achterruit. De ach-terruitwisser werkt ongeveer om de 6 se-conden.

7 Door de hendel in te drukken, wordt deruitensproeifunctie geactiveerd; de rui-tenwisser gaat ook werken.

››› in Ruitenwisser voor en achter oppag. 159

››› pag. 158

››› pag. 75

33

Page 36: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Easy Connect

Instellingen in het CAR-menu

Afb. 45 Easy Connect: Hoofdmenu. Afb. 46 Easy Connect: Menu WAGEN

Het aantal beschikbare menu's en de bena-ming van de verschillende opties voor de me-nu's hangt af van de elektronica en de uitrus-ting van de wagen.

● Contact inschakelen.

● Indien het is uitgeschakeld, zet dan het in-fotainmentsysteem aan.

● Druk op de infotainmenttoets / envervolgens op de functieknop Wagen ››› afb.

45, of druk op de infotainmenttoets / om naar het menu Wagen ››› afb. 46 te gaan.

● Druk op de functieknop SETUP om het me-nu Wageninstellingen te openen.

● Om binnen het menu een functie te selec-teren, de betreffende knop indrukken.

Als het selectievakje van de functietoets isgemarkeerd , is de functie actief.

Door op de menutoets te drukken opent utelkens het laatste menu dat is geactiveerd.

De wijzigingen in de instelmenu's worden au-tomatisch opgeslagen bij het verlaten van demenu's.

34

Page 37: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Menu Submenu Instelling mogelijk Beschrijving

ESC-systeem: – Activering van het programma voor de Elektronische Stabiliserings Controle (ESC) ››› pag. 191

BandenBandenspanningscontrolesysteem Opslaan in het geheugen van de bandenspanningen (kalibreren) ››› pag. 292

Winterbanden In- en uitschakelen van de snelheidswaarschuwing. Verstellen van de waarde vande snelheidswaarschuwing

››› pag. 294

LichtVerlichtingshulp Snelwegverlichting, inschakeltijd, automatisch licht bij regen, comfortknipperlich-

ten››› pag. 152,››› pag. 155

Interieurverlichting Intensiteit van de instrumenten- en schakelaarverlichting ››› pag. 157

Functie "Coming / Leaving home" Inschakeltijd van de "Coming home"- en "Leaving home"-functies ››› pag. 155

Assistentie voor debestuurder

ACC (automatische afstandsrege-ling) Activering/deactivering: standaardinstelling afstandsniveau, rijprofielen. ››› pag. 226

Front Assist (noodremhulpsysteem) Activering/deactivering: Front Assist, voorwaarschuwing, weergave van de waar-schuwing voor de afstand

››› pag. 221

Vermoeidheidsdetectie Activering / deactivering ››› pag. 237

Parkeren en manoeu-vreren

Instellingen parkeren en manoeu-vreren

Automatisch inschakelen, volume voorin, scherpte van de klank voorin, volumeachterin, scherpte van de klank achterin

››› pag. 243

Sfeerverlichting – Sfeerverlichting, uitschakeling, kleur ››› pag. 157

Achteruitkijkspie-gels en ruitenwis-sers

Spiegels Inklappen na het parkeren inschakelen/uitschakelen ››› pag. 160

Ruitenwissers Automatisch wissen bij regen, wissen van de achterruit bij het achteruitrijden in-schakelen/uitschakelen

››› pag. 33

Openen en sluitenElektrische ruitbediening Comfortopenen, alle, alleen bestuurder ››› pag. 149

Centrale vergrendeling Portieren ontgrendelen, automatisch vergrendelen tijdens het rijden ››› pag. 137

Instrumentenpaneel –

Actueel verbruik, gemiddeld verbruik, comfortverbruikers, ECO-tips, reisduur, tra-ject, gemiddelde snelheid, digitale snelheidsmeter, snelheidswaarschuwing, olie-temperatuur, reset gegevens "vanaf het vertrek", reset gegevens "totale bereke-ning"

››› pag. 38 »

35

Page 38: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Menu Submenu Instelling mogelijk Beschrijving

Datum en tijd – Uur, zomeruur, tijdzone, tijdweergave, datum, datumweergave ››› pag. 123

Eenheden – Afstand, snelheid, temperatuur, volume, brandstofverbruik, druk –

Service –Chassisnummer, datum volgende SEAT Controleservice, datum volgende Onder-houdsservice

››› pag. 43

FabrieksinstellingenAlle Alle instellingen terugzetten

–Individual De fabrieksinstellingen van lichten terugzetten, hulpsystemen voor de bestuurder,

parkeren en manoeuvreren

››› in Menu WAGEN op pag. 128

36

Page 39: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Bestuurdersinformatiesysteem

Inleiding

Bij ingeschakeld contact is het mogelijk deverschillende functies van het display teraadplegen door te navigeren door de me-nu's.

Bij wagens met multifunctiestuurwiel kan demultifunctie-indicatie uitsluitend worden be-diend via de knoppen aan dat stuurwiel.

Het aantal menu's dat weergegeven wordt ophet display van het instrumentenpaneel vari-eert naargelang de elektronica en uitvoeringvan de wagen.

Bij een gespecialiseerde dealer kunnen func-ties geprogrammeerd of gewijzigd wordenvolgens de uitvoering van de wagen. Geadvi-seerd wordt om naar de werkplaats van eenofficiële SEAT dealer te gaan.

Een aantal opties van het menu kan enkel ge-raadpleegd worden wanneer het voertuig stil-staat.

Zolang een waarschuwing met hoogste prio-riteit 1 weergegeven wordt op het scherm,kunnen de menu's ››› pag. 41 niet getoondworden. Bepaalde waarschuwingen kunnenworden bevestigd via de ruitenwisserhendelof de knop op het multifunctiestuurwiel; dezeverdwijnen dan.

Het informatiesysteem biedt ook de volgendeinformatie en aanwijzingen (volgens de uit-rusting van de wagen):

Ritgegevens ››› pag. 38■ Multifunctie-indicatie vanaf het vertrek■ Multifunctie-indicatie vanaf het tanken■ Multifunctie-indicatie berekening totaal

Assistenten ››› pag. 40

Navigatie ››› brochure Navigatiesysteem

Audio ››› brochure Radio of ››› brochure Navi-gatiesysteem

Telefoon ››› brochure Radio of ››› brochure Na-vigatiesysteem

Staat van de wagen ››› pag. 34

ATTENTIE

Iedere afleiding kan tot een ongeval leidenmet het daaraan verbonden risico van ver-wondingen.

● De knoppen e.d. van het instrumentenpa-neel niet tijdens het rijden bedienen.

Bediening menu's in het instrumen-tenpaneel

Afb. 47 Ruitenwisserhendel: controletoetsen.

Afb. 48 Rechterdeel van het multifunctiestuur-wiel: controletoetsen.

Het informatiesysteem voor de bestuurderwordt bediend met de knoppen van het mul-tifunctiestuurwiel ››› afb. 48 of met de ruiten-wisserhendel ››› afb. 47 (indien de wagenniet is uitgerust met multifunctiestuurwiel). »

37

Page 40: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Hoofdmenu oproepen

● Contact inschakelen.

● Indien een bericht of het pictogram van dewagen verschijnt, drukt u op toets ››› afb. 47

1 op de ruitenwisserhendel of op toets van het multifunctiestuurwiel ››› afb. 48.

● In geval van bediening met de ruitenwisser-hendel: om naar het hoofdmenu te gaan ofom terug te keren naar het hoofdmenu vanuiteen ander menu, drukt u op de tuimelschake-laar ››› afb. 47 2 .

● In geval van bediening met het multifunc-tiestuurwiel: de lijst van het hoofdmenu zalniet verschijnen. Om door het hoofdmenu testappen, drukt u een aantal keren op toets of ››› afb. 48.

Een submenu selecteren

● Duw de tuimelschakelaar ››› afb. 47 2 vande ruitenwisserhendel naar voren of achter ofdraai aan het kartelwieltje van het multifunc-tiestuurwiel ››› afb. 48 totdat de gewenstemenuoptie oplicht.

● De aangeduide optie wordt weergegevenmet een horizontale lijn eronder.

● Om de optie in het submenu op te vragen,drukt u op toets ››› afb. 47 1 van de ruiten-wisserhendel of de toets van het multi-functiestuurwiel ››› afb. 48.

Instellingen uitvoeren naargelang het menu

● Met de tuimelschakelaar van de ruitenwis-serhendel of het kartelwieltje van het multi-functiestuurwiel voert u de gewenste veran-deringen uit. Draai sneller aan het kartelwiel-tje als u sneller omhoog of omlaag wilt stap-pen door de waarden.

● Markeer of bevestig de selectie met toets››› afb. 47 1 van de ruitenwisserhendel oftoets van het multifunctiestuurwiel ››› afb.48.

Keuzemenu

Menu Functie

Ritgege-vens

Informatie en configuratiemogelijkhe-den van de multifunctie-indicatie(MFA) ››› pag. 38, ››› pag. 127.

Assisten-ten

Informatie over en mogelijke configu-raties van de systemen ter ondersteu-ning van de bestuurder ››› pag. 40.

Navigatie*

Informatie van het geactiveerde navi-gatiesysteem: met de routegeleidinggeactiveerd, worden de pijlen voor hetdraaien en de balken getoond. Deweergave verloopt via het Easy Con-nect-systeem.Indien de routegeleiding niet geacti-veerd is, wordt de rijrichting aangege-ven (kompas) en de naam van destraat waar men rijdt ››› brochure Navi-gatiesysteem.

Menu Functie

Audio

informatie over de radiozender,naam van de track op de cdof naam van de track in Media-stand››› brochure Radio of ››› brochure Navi-gatiesysteem

Telefooninformatie en configuratiemogelijkhe-den van de mobiele-telefoonvoorberei-ding ››› brochure Radio of ››› brochureNavigatiesysteem.

Staat vande wagen

Weergave van de actuele waarschu-wingen of informatie en andere onder-delen van het systeem afhankelijk vanhet uitrustingsniveau ››› pag. 127.

Ritgegevens

De multifunctie-indicatie geeft de afgelegdeafstand en het brandstofverbruik weer.

Wisselen tussen de weergavefuncties op demultifunctie-indicatie

● Bij wagens zonder multifunctiestuurwiel:druk op de tuimelschakelaar van de rui-tenwisserhendel ››› afb. 47.

● Bij wagens met multifunctiestuurwiel: draaiaan het kartelwieltje ››› afb. 48.

38

Page 41: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Geheugen van de multifunctie-indicatie

De multifunctie-indicatie is voorzien van driegeheugen die automatisch werken: Multi-functie-indicatie vanaf het vertrek, Multifunc-tie-indicatie vanaf het tanken, Multifunctie-indicatie berekening totaal. Op het displaykunt u aflezen welk geheugen momenteelwordt getoond.

Wisselen tussen geheugens met ingescha-keld contact en getoond geheugen

Druk op de toets van de ruitenwisser-hendel of de toets op het multifunctie-stuurwiel.

Menu Functie

Multifunc-tie-indica-tie vanafhet vertrek

Weergave en opslag in het geheu-gen van de afgelegde afstand en hetbrandstofverbruik vanaf het momentdat de ontsteking werd ingescha-keld totdat deze weer werd uitge-schakeld.Als u binnen 2 uur na uitschakelenvan het contact weer gaat rijden,worden de nieuwe gegevens toege-voegd aan de opgeslagen gegevens.Bij een ritonderbreking van meerdan twee uur wordt het geheugenautomatisch gewist.

Multifunc-tie-indica-tie vanafhet tanken

Aanduiding en in geheugen opslaanvan waarden van afgelegd traject enbrandstofverbruik. Na brandstof tan-ken wordt geheugen automatischgewist.

Menu Functie

Multifunc-tie-indica-tie bereke-ning totaal

In het geheugen worden de waardenvan een bepaald aantal deeltrajec-ten geregistreerd, tot een totaal van19 uur en 59 minuten of 99 uur en59 minuten ofwel 1.999,9 kmof 9.999 km, afhankelijk van het mo-del van het instrumentenpaneel. Bijhet bereiken van deze limietwaar-dena), wordt het geheugen automa-tisch gewist en telt het systeem op-nieuw vanaf 0.

a) Dit is afhankelijk van het model van het instrumentenpaneel.

Een geheugen handmatig wissen

● Selecteer het geheugen dat u wenst te wis-sen.

● Houd de toets van de ruitenwisser-hendel of de toets op het multifunctie-stuurwiel ca. 2 seconden ingedrukt.

De aanwijzingen personaliseren

In het Easy Connect-systeem kunt u instellenwelke gegevens voor de multifunctie-indica-tie (MFA) moeten worden weergegeven ophet display in het instrumentenpaneel; ge-bruik hiertoe de toets en de functietoetsSETUP ››› pag. 127.

Overzicht van gegevens

Menu Functie

Huidig brand-stofverbruik

Het actueel verbruik wordt tijdenshet rijden gemeten in liters per100 km; met de motor in werkingen de wagen in stilstand, in li-ters/uur.

Gemiddeld ver-bruik

Het gemiddelde brandstofver-bruik wordt na het inschakelenvan het contact al na ca. 300 me-ter in liters per 100 km weergege-ven. Tot dan worden streepjes ge-toond. De aangegeven waardewordt ongeveer om de 5 secon-den bijgewerkt.

Actieradius

Geschatte afstand in km die nogafgelegd kan worden met de res-terende brandstof in de tank alsdezelfde rijstijl aangehoudenwordt. Deze waarde wordt o.a. be-rekend op basis van het actuelebrandstofverbruik.

RijtijdGeeft de uren (h) en minuten(min) weer die verstreken zijnsinds het contact werd ingescha-keld.

Traject Afgelegde afstand in km sinds hetcontact werd ingeschakeld. »

39

Page 42: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Menu Functie

Kwaliteit ge-comprimeerdaardgas

Bij het tanken wordt telkens auto-matisch de kwaliteit van het aard-gas gecontroleerd en dit wordtweergegeven na het inschakelenvan het contact. De indicatiewordt uitgevoerd in een percenta-ge tussen 70 en 100%. Hoe hogerhet getoonde percentage, hoe la-ger het verbruik.

Gemiddeldesnelheid

De gemiddelde snelheid wordt nainschakeling van het contact al naongeveer 100 meter weergege-ven. Tot dan worden streepjes ge-toond. De aangegeven waardewordt ongeveer om de 5 secon-den bijgewerkt.

Digitale indi-catie van desnelheid

Actuele snelheid digitaal weerge-geven.

Snelheidswaar-schuwing bij--- km/u ofSnelheidswaar-schuwing bij--- mph

Indien de opgeslagen snelheid(tussen 30-250 km/u of 19-155mijl per uur) wordt overschreden,klinkt een akoestisch signaal enverschijnt een visuele waarschu-wing.

Olietempera-tuur

Digitale weergave van de actuelemotorolietemperatuur.

Koelvloeistof-temperatuur

Digitale indicatie van actuelekoelvloeistoftemperatuur.

Menu Functie

Comfortver-bruikers

Informatie over de staat van devoornaamse comfortverbruikersin de auto. Wordt weergeven meteen verbruikbalk.

Eco-tips Tips voor het besparen van brand-stof.

Reset gegevens"vanaf hetvertrek"

De reisgegevens vanaf het vertrekterugzetten.

Reset gegevens"totale bere-kening"

De reisgegevens terugzetten.

Een snelheid opslaan met de snelheidswaar-schuwing

● Selecteer de weergave Snelheidswaar-schuwing bij --- km/u.

● Druk op de toets van de ruitenwis-serhendel of de toets van het multifunc-tiestuurwiel om de actuele snelheid op teslaan in het geheugen en de snelheidswaar-schuwing te activeren.

● Inschakelen: In dat geval moet u binnen 5sec. de gewenste snelheid instellen via detuimelschakelaar van de ruitenwisser-hendel of door aan het kartelwieltje van hetmultifunctiestuurwiel te draaien. Druk vervol-gens opnieuw op de toets of ofwacht een paar seconden. De snelheid wordtopgeslagen en de snelheidswaarschuwingwordt geactiveerd.

● Uitschakelen: druk op de toets of . De in het geheugen opgeslagen snelheid

wordt gewist.

Menu Assistenten

Menu Functie

ACCWeergave van automatische af-standsregeling (ACC) ››› pag.226.

Front Assist Het bewakingssysteem in- of uit-schakelen ››› pag. 221.

Vermoeidheids-detectie*

Vermoeidheidsdetectie in- en uit-schakelen (aanbeveling om tepauzeren) ››› pag. 237.

40

Page 43: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Statusweergave op het display

Motorkap, achterklep en portieren ge-opend

Afb. 49 A: motorkap geopend; B: achterklepgeopend: C: linkervoorportier geopend; D:portier rechtsachter open.

Als het contact wordt ingeschakeld resp. tij-dens het rijden worden in het display in hetinstrumentenpaneel de portieren, de motor-kap en de achterklep weergegeven als deze

open zijn; in dat geval wordt tevens eenakoestisch signaal gegeven. Afhankelijk vande uitvoering van het instrumentenpaneel,kan de voorstelling variëren.

Afbeel-ding

Legenda van ››› afb. 49

A Niet verder rijden!De motorkap staat open of is niet goedgesloten ››› pag. 277.

B Niet verder rijden!De achterklep staat open of is niet goedgesloten ››› pag. 16.

C, D Niet verder rijden!Een portier van de wagen staat open ofis niet goed gesloten ››› pag. 137.

››› pag. 122

Waarschuwings- en informatieberich-ten

Bij het inschakelen van het contact of tijdenshet rijden worden enkele functies en wagen-componenten gecontroleerd op hun toe-stand. De storingen in de werking wordenweergegeven op het display door middel vanrode en gele symbolen, alsook door berich-ten op het display van het instrumentenpa-neel (››› pag. 126 ››› pag. 47) en in be-paalde gevallen door middel van akoestische

signalen. Afhankelijk van de uitvoering vanhet instrumentenpaneel, kan de voorstellingvariëren.

Waarschuwing met prioriteit 1 (rode symbolen)

Symbool knippert of brandt; deels in combinatie met ge-luidssignalen. Zet de wagen stil! Gevaar ››› in Waarschuwings-symbolen op pag. 127!De functie met de storing controleren en de storing ver-helpen. Roep indien nodig de hulp in van gespeciali-seerd personeel.

Waarschuwing met prioriteit 2 (gele symbolen)

Symbool knippert of brandt; deels in combinatie met ge-luidssignalen.De storing in een functie of het te lage vloeistofpeil kanschade aan de wagen veroorzaken en die kan uiteinde-lijk defect raken! ››› in Waarschuwingssymbolen oppag. 127.Controleer de functie met storing zo snel mogelijk. Roepindien nodig de hulp in van gespecialiseerd personeel.

Informatietekst

Informatie met betrekking tot de verschillende proces-sen van de wagen.

››› pag. 126

41

Page 44: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Indicatie van de versnellingen

Afb. 50 Instrumentenpaneel: indicatie van deversnellingen (schakelbak).

Aanbevolen versnelling

Tijdens het rijden kan op het display van hetinstrumentenpaneel de aanbevolen versnel-ling worden getoond om brandstof te bespa-ren ››› pag. 205.

Indicator buitentemperatuur

Wanneer de buitentemperatuur lager is dan+4°C (+39°F), wordt naast deze temperatuurhet symbool (waarschuwing risico op ijzel)weergegeven. Aanvankelijk knippert dit sym-bool en dan blijft het continu branden tot debuitentemperatuur hoger is +6°C (+43°F)››› in Elementen op het beeldscherm oppag. 124.

Wanneer de wagen stilstaat of bij het rijdenmet zeer lage snelheid, is het mogelijk dat deaangegeven temperatuur iets hoger is dan dewerkelijke buitentemperatuur, vanwege dewarmte die de motor afgeeft.

Het meetbereik van de temperatuur gaat van-40°C tot +50°C (-40°F tot +122°F).

Motorolietemperatuurmeter

De motor heeft onder normale rijomstandig-heden de bedrijfstemperatuur bereikt als demotorolietemperatuur tussen 80°C (178°F)en 120°C (248°F) ligt. Bij een hoge motorbe-lasting of een hoge omgevingstemperatuurkan de motorolietemperatuur toenemen. Ditheeft verder geen consequenties zolanggeen melding verschijnt op het display via decontrolelampjes ››› Tab. op pag. 48 of ››› Tab. op pag. 48.

In wagens zonder multifunctiestuurwiel

● Druk op de tuimelschakelaar ››› afb. 47 2

totdat het hoofdmenu verschijnt. Ga naarRitgegevens. Gebruik de toets 2 om naarde motorolietemperatuurindicatie te stap-pen.

In wagens met multifunctiestuurwiel

● Ga naar het submenu Ritgegevens endraai aan het kartelwieltje tot de indicatievan de olietemperatuur verschijnt.

Extra verbruikers

● Bediening met de ruitenwisserhendel*:druk op de tuimelschakelaar ››› afb. 47 2

totdat het hoofdmenu verschijnt. Ga naar hetgedeelte Ritgegevens. Gebruik de tuimel-schakelaar om naar de weergave Comfort-verbruikers te gaan.

● Bediening via het multifunctiestuurwiel*:ga met de toetsen of naar Ritge-gevens en bevestig met OK. Draai aan hetrechter kartelwieltje totdat de weergave Com-fortverbruikers verschijnt.

Het actuele verbruik van alle extra verbrui-kers samen wordt bovendien grafisch weer-gegeven.

Besparingstips

In omstandigheden waarin het brandstofver-bruik toeneemt, worden besparingstips ge-geven. Volg ze op om uw verbruik te beper-ken. Deze indicaties verschijnen automatischen worden uitsluitend weergegeven in het ef-ficiencyprogramma. Na een tijdje verdwijnende tips automatisch.

Als u een besparingstip wilt verbergen zodradeze verschijnt, drukt u op een willekeurigetoets op de ruitenwisserhendel* / het multi-functiestuurwiel*.

42

Page 45: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Let op

● Als een besparingstips is verborgen, wordtdeze weer weergegeven zodra het contactweer wordt ingeschakeld.

● De besparingstips worden niet voortdurendweergegeven, maar incidenteel.

Snelheidswaarschuwingssysteem

Het snelheidswaarschuwingssysteem geefteen waarschuwing als de bestuurder de op-geslagen maximumsnelheid overschrijdt metongeveer 3 km/u (2 mpu). Er klinkt eenakoestisch waarschuwingssignaal en op hetdisplay in het instrumentenpaneel verschij-nen gelijktijdig het controlelampje en deaanwijzing voor de bestuurder ingesteldesnelheid bereikt! Het controlelampje gaat weer uit zodra de snelheid wordt ver-laagd tot onder de opgeslagen limietsnel-heid.

De programmering van de snelheidswaar-schuwing wordt aanbevolen indien men eenbepaalde maximumsnelheid wenst aan tehouden, zoals bij het rijden in een land metverschillende snelheidslimieten of bij eenmaximumsnelheid voor de winterbanden.

Waarschuwingslimiet instellen

De waarschuwingslimiet kan worden gepro-grammeerd, gewijzigd en gewist via de radioof het Easy Connect*-systeem.

● Wagens met radio: druk op de knop SETUP

> bedieningsknop Assistentie voorde bestuurder > Snelheidswaarschu-wing.

● Wagens met Easy Connect: druk op de toets en de functietoets SETUP > Hulpsys-teem > ACC > Afstand.

De limiet voor snelheidswaarschuwing kanworden ingesteld van 30 tot 210 km/u (18tot 150 mpu) ››› pag. 217. De instellingvindt plaats in stappen van telkens 10 km/u(6 mpu).

Let op

● Onafhankelijk van het snelheidswaarschu-wingssysteem moet u met behulp van desnelheidsmeter erop letten dat u zich aan dewettelijk voorgeschreven maximumsnelheidhoudt.

● Het snelheidswaarschuwingssysteem isvoor bepaalde landen zodanig geconstrueerddat dit standaard een waarschuwing geeft bij120 km/u (75 mpu). Deze waarschuwingsli-miet is af fabriek ingesteld.

Onderhoudsintervallen

Afb. 51 Instrumentenpaneel

De service-intervalindicatie wordt weergege-ven in het instrumentenpaneel ››› afb. 51 1 .

Bij SEAT wordt een onderscheid gemaakt tus-sen servicebeurten met motorolieverversing(bijv. Kleine Onderhoud service) en service-beurten zonder motorolieverversing (bijv. in-spectiebeurt).

In wagens met Service volgens de tijd of dekilometerstand zijn de service-intervallen alvooraf ingesteld.

In wagens met LongLife Service worden deintervallen afzonderlijk bepaald. Dankzij detechnische vooruitgang is het onderhouds-werk aanzienlijk verminderd. Met de techno-logie die SEAT toepast hoeft met deze service »

43

Page 46: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

enkel de olie ververst te worden wanneer dewagen dat nodig heeft. Om deze verversingte berekenen (max. 2 jaar), wordt rekeninggehouden met de gebruiksomstandighedenvan de wagen en de persoonlijke rijstijl. Deaankondiging van de service verschijnt voorhet eerst 20 dagen voor de berekende datumvoor de overeenkomstige service. De nog res-terende kilometers worden steeds op 100 kmafgerond en de tijd op volledige dagen. Hetactuele servicebericht kan niet geraadpleegdworden tot 500 km na de laatste service. Totdan verschijnen enkel streepjes op de indica-tor.

Herinnering aan een onderhoudsbeurt

Wanneer het bijna tijd is voor een service,verschijnt bij het inschakelen van het contacteen Serviceherinnering.

Voertuigen zonder tekstberichten: op het dis-play van het instrumentenpaneel wordt eensteeksleutel getoond en een indicatie inkm.

Het aangegeven aantal km is de maximale af-stand die nog kan worden afgelegd tot devolgende service. Na enkele seconden veran-dert de weergavefunctie. Er verschijnt eenkloksymbool en het aantal dagen tot de ko-mende servicebeurt.

Voertuigen met tekstberichten: op het displayvan het instrumentenpaneel wordt Servicein --- km of --- dagen weergegeven.

Datum van de onderhoudsbeurt

Wanneer de datum van de service bereiktwordt, weerklinkt een akoestisch signaal bijhet inschakelen van het contact en knippertde steeksleutel op het display gedurendeenkele seconden.

Voertuigen met tekstberichten: op het displayvan het instrumentenpaneel wordt Servicenu weergegeven.

Een servicemededeling raadplegen

Wanneer het contact is ingeschakeld, de mo-tor niet draait en de wagen stilstaat, kan deactuele servicemededeling geraadpleegdworden:

Houd de toets 0.0/SET langer dan 5 secon-den ingedrukt om de servicemededeling 2

weer te geven.

Na het overschrijden van de servicedatum,wordt een minteken weergegeven voor de in-dicatie van de kilometers of dagen.

Voertuigen met tekstberichten: op het displaywordt het volgende getoond: Servicesinds --- km of --- dagen.

Terugzetten van de service-intervalindicatie

Als de service niet uitgevoerd is in de werk-plaats van een officiële SEAT dealer, kan deindicatie op de volgende wijze gereset wor-den:

● Zet het contact uit en houd de toets 0.0/SET

2 ingedrukt.

● Contact opnieuw inschakelen.

● Laat de toets 0.0/SET los en vervolgensweer 20 seconden ingedrukt.

Let op

● De servicemelding verdwijnt na enkele se-conden, bij het starten van de motor of hetdrukken op de toets OK/RESET op de ruiten-wisserhendel resp. de toets OK op het multi-functiestuurwiel.

● In wagens met LongLife Service waarvan deaccu gedurende langere tijd losgekoppeld isgeweest, kan de datum van de volgende ser-vice niet berekend worden. Daarom kunnende service-indicaties soms verkeerde bereke-ningen tonen. Houd u in dat geval aan demaximaal toegestane onderhoudsintervallen››› brochure Onderhoudsprogramma.

● Indien de indicatie handmatig op nul wordtgezet, wordt het volgende service-intervalweergegeven zoals in wagens met vaste ser-vice-intervallen. Geadviseerd wordt daaromom de service-intervallenindicatie uitsluitendte laten resetten door een officiële SEAT-dea-ler.

44

Page 47: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Cruisecontrol

Bediening van het snelheidsregelsysteem (SRS)*

Afb. 52 Gerelateerde vi-deo: Dashboard

Afb. 53 Links van de stuurkolom: schakelaaren toetsen voor de bediening van het snelheids-regelsysteem; derde hendel voor de bedieningvan het snelheidsregelsysteem.

FunctieStand van de knipperlichthendel ››› afb. 53 of de derde hendel ››› afb. 53

Effect

Cruise control inschakelenVerplaats de schakelaar 1 in de stand van de knipperlichthendel of verplaats dederde hendel naar voren.

Het systeem wordt ingeschakeld. De als laatste gepro-grammeerde snelheid van de snelheidsregeling is op-geslagen. De regeling wordt nog niet uitgevoerd.

Snelheidsregelsysteem inschakelenDruk op de toets 2 van de knipperlichthendel of de toets 3 van de derde hen-del.

De huidige snelheid wordt in het geheugen opgesla-gen en de regeling geactiveerd.

Snelheidsregelsysteem tijdelijk uit-schakelen

Zet de schakelaar 1 op de knipperlichthendel in de stand of beweeg de der-de hendel tot het drukpunt .

De regeling wordt tijdelijk uitgeschakeld. De snelheidblijft geprogrammeerd. »

45

Page 48: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

FunctieStand van de knipperlichthendel ››› afb. 53 of de derde hendel ››› afb. 53

Effect

Snelheidsregelsysteem opnieuw in-schakelen

Druk op de toets 2 op de knipperlichthendel of beweeg de derde hendel tot hetdrukpunt .

De regeling wordt op de geprogrammeerde snelheidingeschakeld.

De geprogrammeerde snelheid vande regeling verhogen

Druk kort op de toets 2 van de knipperlichthendel aan het deel of druk op 3 in de derde hendel om de snelheid te verhogen in kleine stappen van 1 km/u (1

mpu) en te programmeren.

De regelsnelheid neemt de geprogrammeerde waardeaan.

Druk op van de derde hendel om de snelheid te verhogen in stappen van 10km/u (5 mpu) en te programmeren.

Houd de toets 2 van de knipperlichthendel ingedrukt aan het deel of houd ingedrukt om de snelheid ononderbroken te verhogen in stappen van 10 km/u(5 mpu) en te programmeren.

De geprogrammeerde snelheid vande regeling verlagen

Druk kort op de toets 2 van de knipperlichthendel aan het deel of zet de der-de hendel in de stand om de snelheid te verlagen in kleine stappen van 1km/u (1 mpu) en te programmeren.

De regelsnelheid neemt de geprogrammeerde waardeaan.

Druk op van de derde hendel om de snelheid te verlagen in stappen van 10km/u (5 mpu) en te programmeren.

Houd de toets 2 van de knipperlichthendel ingedrukt of houd inge-drukt om onafgebroken te verlagen in stappen van 10 km/u (5 mph) en te program-meren.

Cruise control uitschakelenSchuif de schakelaar 1 van de knipperlichthendel naar de stand of zet de derdehendel in stand .

Het systeem wordt uitgeschakeld. De snelheid blijft ge-programmeerd.

››› in Werking op pag. 216

››› pag. 216

46

Page 49: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Controlelampjes

In het instrumentenpaneel

Afb. 54 Gerelateerde vi-deo: Dashboard

Afb. 55 Instrumentenpaneel, in het dashboard.

Rode lampjes

Centrale waarschuwingslampje:extra weergave op het display vanhet instrumentenpaneel

parkeerrem ingeschakeld››› pag.189

niet verder rijden!remvloeistofpeil te laag of storingin het remsysteem

››› pag.189

licht op of knippert: Niet verder rijden!Storing in stuurinrichting.

››› pag.206

de bestuurder of voorpassagierheeft de veiligheidsgordel nietom.

››› pag.83

Trap het rempedaal in!››› pag.227 »

47

Page 50: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Gele lampjes

Centrale waarschuwingslampje:extra weergave op het displayvan het instrumentenpaneel

Remblokken voor versleten.››› pag.188

brandt: storing in de ESC of uit-schakeling door systeem. ››› pag.

191knippert: ESC of ASR geactiveerd.

brandt: storing in ASR of uitscha-keling door systeem. ››› pag.

192knippert: ASR geactiveerd.

ASR handmatig uitgeschakeld.Ofwel: ESC in Sport-modus.

››› pag.191

Storing in ABS, of werkt niet.››› pag.195

Mistachterlicht aan. ››› pag. 31

brandt of knippert: storing in uit-laatgascontrolesysteem.

››› pag.212

brandt: voorverwarmen van dedieselmotor. ››› pag.

212knippert: storing in het dieselmo-tormanagement.

Storing in het benzinemotorma-nagement.

››› pag.211

brandt of knippert: storing in destuurinrichting.

››› pag.206

Bandenspanning erg laag of sto-ring in controlelampje banden-spanning.

››› pag.292

Brandstoftank bijna leeg.››› pag.125

Storing in het systeem van air-bags en gordelspanners.

››› pag.94

Andere controlelampjes

Linker of rechter knipperlicht. ››› pag. 32

Alarmlichten aan.››› pag. 32››› pag.156

Aanhangwagenknipperlichten››› pag.255

gaat groen branden: trap het rem-pedaal in!knippert groen: de vergrende-lingsknop op de keuzehendel isniet vastgeklikt.

››› pag.198

gaat groen branden: snelheidsre-gelsysteem in werking of snel-heidsbegrenzer aangesloten enactief.

››› pag. 45››› pag.217knippert groen: de snelheid inge-

steld in de snelheidsbegrenzerwerd overschreden.

Grootlicht aan of grootlichtsignaalin werking gesteld.

››› pag. 32

Rijden op aardgas››› pag.126

››› in Waarschuwingssymbolen oppag. 127

››› pag. 126

Op het display van het instrumenten-paneel

Afb. 56 Op het display van het instrumenten-paneel: weergave portieren open.

niet verder rijden!Met de volgende melding: por-tier(en), achterklep of motor-kap geopend of niet correctgesloten

››› pag. 41

48

Page 51: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Ingeschakeld: Rijd niet ver-der! Motorkoelvloeistofpeil telaag, koelvloeistoftemperatuurte hoog ››› pag. 283

Knippert: storing in het motor-koelvloeistofsysteem.

Niet verder rijden!De motoroliedruk is te laag.

››› pag. 281

Storing aan de accu. ››› pag. 286

Rijlicht geheel of gedeeltelijkdefect.

››› pag. 110

Fout in het systeem van debochtenverlichting.

››› pag. 155

Roetfilter verstopt. ››› pag. 211

Knippert: storing bij de detec-tie van het oliepeil. Handmatigcontroleren. ››› pag. 281

Ingeschakeld: motoroliepeil telaag.

storing aan de versnellings-bak.

››› pag. 205

Startblokkering actief. ››› pag. 184

Service-intervalindicatie. ››› pag. 43

Mobiele telefoon gekoppeldvia Bluetooth met origineelhandsfree apparaat.

››› pag. 129››› pag. 134››› brochureAudio- ofnavigatie-systeem

Indicatie ladingstoestand accumobiele telefoon. Uitsluitendbeschikbaar voor apparatendie zijn gemonteerd af fabriek.

IJzelwaarschuwing. Buitentem-peratuur is lager dan +4°C(+39°F).

››› pag. 42

Start-stopsysteem ingescha-keld.

››› pag. 213

Start-stopsysteem niet be-schikbaar.

Staat van rijden met laag ver-bruik

››› pag. 235

››› pag. 122

In het dashboard

Afb. 57 Controlelampje voor het buiten werk-ing stellen van de bijrijdersairbag.

De voorairbag van de bijrijder isuitgeschakeld ( ).

››› pag.93

De voorairbag van de bijrijder isingeschakeld ( ).

››› pag.93

››› in De bijrijdersvoorairbag in- en uit-schakelen* op pag. 94

››› pag. 93

49

Page 52: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Versnellingshendel

Schakelbak

Afb. 58 Schema van een handmatige versnel-ling met 5 of 6 standen.

In de versnellingshendel zijn de standen vande versnellingen aangeduid ››› afb. 58.

● Houd het koppelingspedaal helemaal inge-trapt.

● Zet de versnellingshendel in de gewenstestand.

● Laat het koppelingspedaal los.

Achteruitversnelling inschakelen

● Houd het koppelingspedaal helemaal inge-trapt.

● Druk de versnellingshendel in neutralestand omlaag, beweeg hem dan helemaalnaar links en daarna naar voren om de ach-teruitversnelling ››› afb. 58 R te selecteren.

● Laat het koppelingspedaal los.

››› in Rijden met schakelbak oppag. 198

››› pag. 197

Automatische versnellingsbak*

Afb. 59 Automatische versnellingsbak: keuze-hendelstanden.

Parkeervergrendeling

Achteruitversnelling

Neutrale stand (vrijloop)

Permanente stand voor vooruitversnel-ling

Tiptronic-modus: hendel naar voren (+)trekken om op te schakelen of naar ach-teren (–) om terug te schakelen.

P

R

N

D/S

+/–

››› in Keuzehendelstanden oppag. 199

››› pag. 198

››› pag. 50

Noodontgrendelen van de keuzehen-del

Afb. 60 Keuzehendel noodontgrendelen uitparkeerstand.

Als de stroomtoevoer uitvalt, vindt u eenvoorziening voor de noodontgrendeling on-der de keuzehendelconsole, aan de rechter-zijde. Voor de bediening van de noodont-grendeling is enige technische vaardigheidvereist.

● Ontgrendelen: gebruik het vlakke deel vande schroevendraaier.

50

Page 53: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Afdekking van keuzehendel verwijderen

● Trek de handrem ››› op om ervoor tezorgen dat de wagen niet wegrolt.

● Trek voorzichtig met de hand aan de rand-en van de stofhoes en draai ze naar boven,tot over de knop van de hendel.

Keuzehendel deblokkeren

● Druk zijdelings met een schroevendraaierop de gele deblokkeerpal ››› afb. 60 en houddeze ingedrukt.

● Nu de grendelknop indrukken en de keuze-hendel in stand N zetten.

● Na deze nooddeblokkering moet u de stof-hoes van de keuzehendel weer vastzettenaan de versnellingsconsole.

Als de stroomvoorziening is uitgevallen (bijv.bij een ontladen accu) en de wagen moetworden geduwd of gesleept, moet de keuze-hendel met behulp van de noodontgrende-ling in stand N worden gezet.

ATTENTIE

U kunt de keuzehendel uitsluitend uit destand P zetten als de handrem is opgetrok-ken. Als dit niet werkt, houd de wagen danmet het rempedaal op de plaats. Op een hel-ling zou de wagen zich anders in bewegingkunnen zetten als de keuzehendel uit stand Pwordt gezet - gevaar voor ongevallen!

Airconditioning

Gerelateerde video

Afb. 61 Airconditioning

51

Page 54: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Hoe werkt Climatronic*?

Afb. 62 In de middenconsole: bedieningselemen-ten van de Climatronic.

De betreffende toets indrukken om een con-crete functie in te schakelen. Om de functieuit te schakelen, nogmaals op de toets druk-ken.

De led in elk bedieningselement gaat bran-den om aan te geven dat de betreffendefunctie van een bedieningselement ingescha-keld is.

1

TemperatuurDe linker- en rechterzijde kunnen afzonderlijk worden geregeld: draai aan de regelknop om de temperatuur in te stellen.

2

VentilatorHet vermogen van de ventilator wordt automatisch geregeld. Druk op de knoppen om ook de ventilator handmatig te regelen.

3

LuchtverdelingDe luchtstroom wordt automatisch ingesteld op een comfortabele waarde. Deze kan ook handmatig worden ingeschakeld met de knoppen 3 .

4 Weergave van de gekozen temperatuur voor de linker- en rechterzijde van de wagen en voor de ventilatorsnelheid.

Ontwasemingsfunctie

De aangezogen buitenlucht wordt naar de voorruit geleid en de circulatiefunctie wordt automatisch uitgeschakeld. Om de voorruit sneller te ont-wasemen, wordt vocht onttrokken uit de lucht bij temperaturen boven ca. +3°C (+38°F) en draait de ventilator op optimaal vermogen.

52

Page 55: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

De lucht wordt via de roosters in het dashboard naar het bovenlichaam geleid.

Luchtverdeling naar de voetenruimte.

Luchtverdeling naar boven.

Achterruitverwarming: werkt enkel wanneer de motor draait en wordt pas na maximaal 10 minuten automatisch uitgeschakeld.

Luchtrecirculatie

Toets voor de stoelverwarming

De knop indrukken om het koelsysteem aan of uit te zetten.

Druk op de toets om de instelling aan de bestuurderszijde op de voorpassagierszijde toe te passen. Bedien de temperatuurregelaar voor depassagierszijde als u de temperatuur aan die zijde afzonderlijk wilt instellen.

Automatische regeling van temperatuur, ventilatie en luchtverdeling.

Uitschakelen Druk op de toets of zet de ventilator handmatig op .

››› in Algemene aanwijzingen oppag. 173

››› pag. 180

53

Page 56: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Hoe werkt de handbediende airconditioning*?

Afb. 63 In de middenconsole: knoppen voor dehandbediende airconditioning.

De betreffende toets indrukken om een con-crete functie in te schakelen. Om de functieuit te schakelen, nogmaals op de toets druk-ken.

De led in elk bedieningselement gaat bran-den om aan te geven dat de betreffendefunctie van een bedieningselement ingescha-keld is.

1

TemperatuurDraai aan de regelknop om de temperatuur in te stellen.

2

VentilatorNiveau 0: uitgeschakelde aanjager en airconditioning (handmatig)Niveau 4: maximum ventilatorsnelheid.

54

Page 57: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

3

Luchtverdeling

: Ontwasemingsfunctie. De luchtstroom wordt naar de voorruit geleid. De luchtcirculatiefunctie wordt automatisch uitgeschakeld of niet ge-

start. Verhoog het vermogen van de ventilator om de voorruit zo snel mogelijk te ontwasemen. Het aircosysteem wordt automatisch ingeschakeldom de lucht te drogen.

: De lucht wordt via de roosters in het dashboard naar het bovenlichaam geleid.

: Luchtverdeling naar de voetenruimte.

: Luchtverdeling naar de voorruit en de voetenruimte.

Achterruitverwarming: werkt alleen wanneer de motor draait en wordt maximaal na 10 minuten automatisch uitgeschakeld.

Luchtrecirculatie

De knop indrukken om het koelsysteem aan of uit te zetten.

Toets voor de stoelverwarming

››› in Algemene aanwijzingen oppag. 173

››› pag. 178

55

Page 58: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Hoe werkt de verwarming en frisse lucht?

Afb. 64 In de middenconsole: bedieningselemen-ten voor verwarming en ventilatie.

De betreffende toets indrukken om een con-crete functie in te schakelen. Om de functieuit te schakelen, nogmaals op de toets druk-ken.

De led in elk bedieningselement gaat bran-den om aan te geven dat de betreffendefunctie van een bedieningselement ingescha-keld is.

1

TemperatuurDraai aan de regelknop om de temperatuur in te stellen. De gewenste temperatuur mag niet lager zijn dan die van de buitenlucht, omdat ditsysteem de lucht niet kan koelen of ontvochtigen.

2

VentilatorNiveau 0: uitgeschakelde aanjager en airconditioning (handmatig)Niveau 4: maximum ventilatorsnelheid.

3

Luchtverdeling

: Ontwasemingsfunctie. De luchtstroom wordt naar de voorruit geleid.

: De lucht wordt via de roosters in het dashboard naar het bovenlichaam geleid.

: Luchtverdeling naar de voetenruimte.

: Luchtverdeling naar de voorruit en de voetenruimte.

Achterruitverwarming: werkt alleen wanneer de motor draait en wordt maximaal na 10 minuten automatisch uitgeschakeld.

56

Page 59: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

››› in Algemene aanwijzingen oppag. 173

››› pag. 176

57

Page 60: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Peil controleren

Vulcapaciteiten

Vulhoeveelheden

Brandstoftank 40 liter. Reserve 7 li-ter.

Ruitensproeiervloeistofreservoir 3 liter

Brandstof

Afb. 65 Tankklep met erop geplaatste tank-dop.

De tankklep wordt elektronisch met de cen-trale vergrendeling geopend en bevindt zichrechtsachter aan de zijkant van de wagen. Detank heeft een inhoud van ca. 40 liter.

Tankdop openen

● Open de klep door op de linkerzijde te du-wen.

● De tankdop losschroeven door hem naarlinks te draaien.

● Plaats hem in de ruimte aan het scharniervan de openstaande klep ››› afb. 65.

Tankdop sluiten

● Dop vastschroeven door hem helemaalnaar rechts te draaien.

● Doe de klep dicht.

››› in Tanken op pag. 271

››› pag. 270

58

Page 61: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Olie

Afb. 66 Oliepeilstok. Afb. 67 In de motorruimte: dop van de motor-olie-vulopening.

Het oliepeil wordt gemeten met de peilstok inde motorruimte ››› pag. 279.

De olie moet een spoor achterlaten tussen degebieden A en C . Ze mag niet voorbij hetgebied A komen.

● Gebied A : geen olie bijvullen.

● Gebied B : er kan olie worden bijgevuld,maar het peil moet in dit gebied blijven.

● Gebied C : olie bijvullen tot het gebied B .

Olie bijvullen

● Dop van de motorolie-vulopening los-schroeven.

● Voeg olie langzaam bij.

● Controleer tegelijk het peil om niet te veelbij te vullen.

● Wanneer het oliepeil minimaal het gebiedB bereikt heeft, draait u de dop van de vul-

mond voorzichtig vast.

Toevoegingen aan de motorolie

Aan de motorolie mag geen enkele soort ad-ditief worden toegevoegd. De door dergelijketoevoegingen veroorzaakte schade wordtniet door de garantie gedekt. »

59

Page 62: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Motoroliespecificaties

Onderhoudsinterval Motorsoort Specificatie

Benzinemotoren met vaste service (tijds- of afstandsaf-hankelijk)

1.0l / 1.0l CNG / 1.5l VW 504 00

1.0l/ 1.6l VW 502 00a)

Benzinemotoren met variabele service (lange duur) 1.0l/ 1.5lVW 508 00VW 504 00b)

Dieselmotoren met vaste en variabele servicec) Met roetfilter (DPF) VW 507 00

a) Indien de kwaliteit van de brandstof beschikbaar in het land niet voldoet aan de normen EN 228 (voor benzine) en EN 590 (voor diesel).b) Het gebruik van motorolie volgens specificatie VW 504 00 in plaats van VW 508 00 kan tot iets hogere emissiewaarden leiden.c) Enkel aanbevolen olie, zo niet kan schade aan de motor optreden.

››› in Motorolie verversen op pag. 282

››› pag. 280

Koelvloeistof

Afb. 68 Motorruimte: vuldop van het koel-vloeistofexpansiereservoir.

Het reservoir van koelvloeistof bevindt zich inde motorruimte ››› pag. 279.

Vul de vloeistof bij koude motor bij wanneerhet peil lager is dan .

Koelvloeistofspecificatie

Het koelsysteem van de motor bevat van inde fabriek een mengsel van speciaal behan-deld water en ten minste 40% additief G13(TL-VW 774 J), met een lila kleur. Dit mengselbiedt niet alleen bescherming tegen vries-temperaturen tot -25°C (-13°F), maar be-schermt ook de lichtmetalen onderdelen vanhet koelsysteem van de motor tegen corrosie.Bovendien voorkomt dit mengsel kalkaan-slag en wordt het kookpunt van de koelvloei-stof beduidend hoger.

Om het koelsysteem te beschermen, moethet percentage additief altijd minstens 40%zijn, zelfs bij hoge temperaturen en eenwarm klimaat, en er geen antivriesbescher-ming nodig is.

Indien wegens het klimaat meer bescher-ming nodig is, kan het aandeel van additief

60

Page 63: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

verhoogd worden, maar enkel tot 60%; an-ders daalt de antivriesbescherming en is dekoeling dus minder goed.

Wanneer u koelvloeistof bijvult, moet er eenmengsel van gedestilleerd water en minstens40% van het additief G13 of G12 plus-plus(TL-VW 774 G) worden gebruikt (beide lila)om een optimale bescherming tegen corrosiete hebben ››› in Antivries/water bijvullenop pag. 284. Het mengen van G13 met dekoelvloeistoffen van de motor G12 plus (TL-VW 774 F), G12 (rood) of G11 (groenblauwekleur) zal ervoor zorgen dat er een aanzienlijklagere bescherming tegen corrosie is, het-geen vermeden dient te worden ››› in Anti-vries/water bijvullen op pag. 284.

››› in Antivries/water bijvullen oppag. 284

››› pag. 283

Remvloeistof

Afb. 69 Motorruimte: dop van het remvloei-stofreservoir.

Het reservoir van remvloeistof bevindt zich inde motorruimte ››› pag. 279.

Het peil moet tussen de markeringen en liggen. Als het lager is dan , wendt uzich tot een technische dienst.

››› in Remvloeistof verversen oppag. 285

››› pag. 285

Ruitensproeier

Afb. 70 In de motorruimte: dop van het ruiten-sproeiervloeistofreservoir.

Het reservoir van de ruitensproeiervloeistofbevindt zich in de motorruimte ››› pag.279.

Om bij te vullen, mengt u water met een pro-duct aanbevolen door SEAT.

Bij koude temperaturen dient u antivries voorglas toe te voegen.

››› in Ruitensproeiervloeistofpeil con-troleren en sproeiervloeistof bijvullen oppag. 286

››› pag. 286

61

Page 64: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Accu

De accu zit in de motorruimte ››› pag.279. Er is geen onderhoud voor vereist. Destaat ervan wordt gecontroleerd wanneer deinspectiebeurt plaatsvindt.

››› in Gebruikte symbolen en waar-schuwingen met betrekking tot werk-zaamheden aan de accu van de wagen oppag. 286

››› pag. 286

62

Page 65: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Noodgevallen

Zekeringen

Plaats van de zekeringen

Afb. 71 In het dashboard aan bestuurderszij-de: deksel van de zekeringenhouder.

Afb. 72 In de motorruimte: deksel van de ze-keringenhouder.

De zekeringenhouder onder het instrumen-tenpaneel openen en sluiten

● Ontgrendelen: trek de afdekking van de ze-keringenhouder in pijlrichting los ››› afb. 71.

● Sluiten: klep sluiten tot deze goed vast-klikt.

De zekeringenhouder in de motorruimte ope-nen

● Motorkap openen.

● Druk op de vergrendelingsclips voor hetontgrendelen van de zekeringenhouder››› afb. 72

● Verwijder het deksel naar boven toe.

● Om het deksel te monteren, plaats het opde zekeringenhouder. Duw de clips omlaagtotdat deze vastklikken.

Onderscheid maken met de kleuren van dezekeringen onder het dashboard

Kleur Stroomsterkte

Zwart 1

Lila 3

Lichtbruin 5

Bruin 7,5

Rood 10

Blauw 15

Kleur Stroomsterkte

Geel 20

Wit of transparant 25

Groen 30

Oranje 40

››› in Inleiding tot thema op pag. 108

››› pag. 108

Een doorgebrande zekering vervangen

Afb. 73 Voorbeeld van een doorgebrande ze-kering.

Voorbereidingen

● Schakel het contact, de lichten en alle elek-trische apparatuur uit. »

63

Page 66: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

● Open de desbetreffende zekeringenhouder››› pag. 108.

Een doorgebrande zekering herkennen

U kunt een doorgebrande zekering herken-nen aan de gesmolten metalen draad ››› afb.73.

● Verlicht de zekering met een zaklamp om tekijken of ze doorgebrand is.

Een zekering vervangen

● Trek de zekering eruit.

● Vervang de doorgebrande zekering dooreen nieuwe zekering met dezelfde stroom-sterkte (gelijke kleur en opschrift) en dezelfdegrootte.

● Monteer het deksel weer of sluit het dekselvan de zekeringenhouder.

Lampjes

Gloeilampje (12 V)

Waarschuwing: Afhankelijk van de uitrustingvan de wagen kan de binnen- en/of buiten-verlichting geheel of gedeeltelijk uit leds be-staan. De leds gaan gemiddeld langer meedan de levensduur van de wagen. Bij schadeaan een ledlampje moet u voor vervanging

naar de werkplaats van een officiële dealergaan.

Lichtbron gebruikt voor elke functie

Halogeenkoplamp Type

Dimlicht H7 Long Life

Grootlicht H7

Stadslicht / DRL-licht (daglicht) W21W

Knipperlicht PY 21W

Hoofd-halogeenkoplamp metled-daglicht

Type

Dimlicht H7 Long Life

Grootlicht H7

Knipperlicht PY 21W

Stadslicht / DRL-licht (daglicht) LEDa)

a) Bij schade aan de led moet u naar de werkplaats van een offi-ciële dealer gaan voor vervanging.

Full-led koplamp Type

Hierin kan geen lamp worden vervangen. Alle functiesworden verzorgd door leds. Bij schade aan de led moetu naar de werkplaats van een officiële dealer gaan voorvervanging.

››› pag. 110

Wat te doen bij lekke band

Gerelateerde video

Afb. 74 Wielen

Voorafgaande stappen

● Stop de wagen op een horizontaal opper-vlak, op een veilige plaats zo ver mogelijkbuiten de verkeersstroom.

● Handrem aantrekken.

● Schakel de alarmlichten in.

● Handgeschakelde versnellingsbak: schakelde 1e versnelling in.

● Automatische versnellingsbak: zet de keu-zehendel in stand P.

● Indien u met aanhangwagen rijdt, deze af-koppelen.

● Neem het boordgereedschap* ››› pag. 66en het reservewiel ››› pag. 293 uit dekofferbak.

● Volg de wettelijke richtlijnen van elk landop (reflecterend vest, gevarendriehoek enz.).

64

Page 67: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

● Laat alle passagiers uitstappen en op eenveilige plaats gaan staan (bijv. achter de van-grail).

ATTENTIE

● Volg de beschreven richtlijnen op voor uweigen veiligheid en die van andere wegge-bruikers.

● Als u het verwisselen van het wiel op eenhelling uitvoert, blokkeert u het tegenoverlig-gende wiel met een steen of iets dergelijksom ervoor te zorgen dat de wagen niet weg-rolt.

Een band herstellen met de afdichtset

Afb. 75 Standaardweergave: inhoud van debandenafdichtset.

De bandenafdichtset zit in de bagageruimteonder de laadvloerafdekking.

De band afdichten

● Draai het dopje en het inzetstuk van hetventiel los. Gebruik het apparaat ››› afb. 75

1 om het inzetstuk te verwijderen. Leg hetop een schoon oppervlak.

● Schud de fles met afdichtmiddel ››› afb. 7510 goed.

● Draai de pompslang ››› afb. 75 3 vast opde fles met afdichtmiddel. De verzegelingvan de fles wordt automatisch gebroken.

● Verwijder de dop van de vulslang ››› afb. 753 en draai het open einde van de fles op het

bandventiel.

● Houd de fles met de bodem omhoog en vulde band met de inhoud van de fles.

● Haal de fles van het ventiel.

● Breng het inzetstuk opnieuw aan op hetbandventiel met het apparaat ››› afb. 75 1 .

De band oppompen

● Draai de vulslang van de compressor››› afb. 75 8 vast op het bandventiel.

● Controleer of de ontluchtingsbout geslotenis ››› afb. 75 6 .

● Start de motor en laat hem draaien.

● Sluit de steker ››› afb. 75 9 aan op het 12volt-stopcontact van de wagen ››› pag.166.

● Zet de luchtcompressor aan met deON/OFF-schakelaar ››› afb. 75 5 .

● Laat de luchtcompressor draaien tot eendruk van 2,0-2,5 bar (29-36 psi/200-250kPa) wordt bereikt. Maximaal 8 minuten.

● Sluit de luchtcompressor af.

● Indien de aangegeven druk niet wordt be-reikt, draait u de vulslang los van het ventiel.

● Beweeg de wagen 10 m zodat het afdicht-middel wordt verdeeld in de band.

● Draai de vulslang van de compressor op-nieuw op het ventiel.

● Herhaal het proces voor het oppompen.

● Als ook dan de druk niet wordt bereikt, ver-keert de band in slechte staat. Zet de wagenstil en roep de hulp in van gespecialiseerdpersoneel.

● Sluit de luchtcompressor af. Draai de vul-slang los van het bandventiel.

● Wanneer de bandenspanning tussen2,0-2,5 bar ligt, rijdt u verder met een snel-heid onder 80 km/u (50 mph).

● Controleer de bandenspanning opnieuw na10 minuten ››› pag. 103.

››› in Bandenafdichtset TMS (Tyre Mo-bility System)* op pag. 102

››› pag. 102

65

Page 68: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Een wiel verwisselen

Gerelateerde video

Afb. 76 Wielen

Wagengereedschap

Afb. 77 Onder de afdekking van de laadvloervan de bagageruimte: wagengereedschap.

Adapter voor de wielboutbeveiliging*

Sleepoog

Wielsleutel*

Krikhendel

1

2

3

4

Krik*

Haak voor centrale wieldoppen*

Klem voor de doppen van de wielbouten.

››› in Wagengereedschap op pag. 101

››› pag. 101

Centrale wieldop van de stalen velg*

Afb. 78 Juiste plaatsing van de centrale wiel-dop voor stalen velgen.

Om bij de wielbouten te komen, moeten decentrale wieldoppen verwijderd worden.

Verwijderen

● Zet de draadhaak (wagengereedschap››› afb. 77 6 ) in een van de uitsparingen vande centrale wieldop.

5

6

7

● De wielsleutel plaatsen op de haak, op deband afsteunen en de wieldop lostrekken.

Aanbrengen

● Plaats de centrale wieldop op de velg. Hetonderste deel van het teken "S" van hetSEAT-embleem moet samenvallen met hetopblaasventiel ››› afb. 78 1 .

● Druk stevig op de centrale wieldop tot hijhoorbaar vastklikt.

Let op

Aan de achterzijde van de centrale wieldop iser ook een ventielmarkering die de juiste uit-lijning aangeeft.

66

Page 69: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Centrale wieldop van de lichtmetalenvelg*

Afb. 79 Centrale wieldop verwijderen.

Afb. 80 Centrale wieldop aanbrengen.

Verwijderen

● Zet de draadhaak (wagengereedschap)››› afb. 77 6 ) in de daarvoor bestemde uit-sparing ››› afb. 79.

● Trek eraan om de wieldop te verwijderen››› afb. 79.

Aanbrengen

● Zet de centrale wieldop zo op de velg dathet uitstekende deel van de wieldop samen-valt met de uitsparing in de velg ››› afb. 80(pijlen).

● Druk stevig op de centrale wieldop tot hijhoorbaar vastklikt.

Grote wieldoppen*

Afb. 81 Grote wieldop verwijderen.

Om bij de wielbouten te komen, moeten degrote wieldoppen verwijderd worden.

Verwijderen

● Trek de grote wieldop met de draadbeugelvan het wiel los ››› afb. 81.

● Deze in de uitsparing van de grote wieldopsteken.

Aanbrengen

● Plaats door te drukken de grote wieldop opde velg.

● Voer druk uit op het punt waar zich de uit-sparing van de klep bevindt.

● Plaats vervolgens de rest van de grote wiel-dop.

Doppen van wielbouten*

Afb. 82 Wiel: wielbouten met doppen. »

67

Page 70: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Verwijderen

● Plaats de kunststof klem (boordgereed-schap) op de dop totdat deze vastklikt ››› afb.82.

● Verwijder de dop met de kunststof klem.

Wielbouten

Afb. 83 Wiel verwisselen: de wielbouten los-draaien.

Afb. 84 Wiel verwisselen: ventiel van de band1 en montageplaats van de antidiefstalbout2 of 3 .

Gebruik om de wielbouten los te draaien al-leen de wielsleutel die bij de wagen hoort.

Wielbouten ongeveer één slag losdraaienvoordat de wagen wordt opgekrikt.

Als een wielbout niet kan worden losge-draaid, druk dan voorzichtig met de voet ophet uiteinde van de wielsleutel. Houd u hier-bij aan de wagen vast en zorg ervoor dat ustevig staat.

Wielbouten losdraaien

● Schuif de wielsleutel tot de aanslag op debout ››› afb. 83.

● Pak de wielsleutel bij het uiteinde vast endraai de bout ca. één slag linksom ››› inHet wiel demonteren en monteren oppag. 70.

De doppen beschermen de wielbouten enmoeten weer tot aan de aanslag worden aan-gebracht nadat het wiel verwisseld is.

De antidiefstalbout losdraaien

● Neem de adapter voor de antidiefstalbou-ten uit het wagengereedschap.

● Schuif de adapter tot de aanslag op de an-tidiefstalbout ››› afb. 84.

● Schuif de wielsleutel tot de aanslag op deadapter.

● Pak de wielsleutel bij het uiteinde vast endraai de bout ca. één slag linksom ››› inHet wiel demonteren en monteren oppag. 70.

De antidiefstalbout heeft een dop die andersis. Deze dop past alleen op antidiefstalbou-ten en dient niet voor normale wielbouten.

Belangrijke informatie over wielbouten

De velgen en wielbouten die in de fabriek ge-monteerd zijn, zijn qua constructie op elkaarafgestemd. Daarom moeten bij het vervan-gen van de velgen de bijbehorende wielbou-ten met de juiste lengte en kop worden ge-bruikt. De bevestiging van de wielen en dewerking van het remsysteem hangt daarvanaf.

Soms mag u zelfs niet de wielbouten van wa-gens van dezelfde productieserie gebruiken.

68

Page 71: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Bij wielen met integrale wieldoppen moet deantidiefstalbout in positie ››› afb. 84 2 of 3

ten opzichte van het ventiel van de band 1

worden ingedraaid. Anders kan de wieldopniet worden gemonteerd.

Wagen omhoogbrengen op de hefbrug

Afb. 85 Steunpunten voor de krik.

Afb. 86 Plaatsen van de krik.

● Plaats de krik* (wagengereedschap) op eenstevige ondergrond. Gebruik indien nodigeen stabiele plaat met een groot oppervlak.Bij een gladde ondergrond, zoals bijv. een te-gelvloer, een stroeve drager (bijv. een rubbermat) gebruiken ››› .

● Zoek het bevestigingspunt op de langslig-ger (verzonken gedeelte) dat zich het dicht-ste bij het te vervangen wiel bevindt ››› afb.85.

● Draai aan de krik* die u onder het bevesti-gingspunt op de langsligger hebt geplaatst,om deze hoog te verplaatsen tot de flens 1

››› afb. 86 zich onder de betreffende uitspa-ring bevindt.

● Lijn de krik* zodanig uit dat de flens 1

"ingrijpt" in de uitsparing voor de langsliggeren dat de beweegbare grondplaat 2 plat opde grond ligt. De grondplaat 2 moet zichverticaal t.o.v. het steunpunt 1 bevinden.

● Draai de krik* verder omhoog tot het wieliets van de grond komt.

ATTENTIE

● Let erop dat de krik* stabiel blijft staan. Alshet oppervlak glad of zacht is, kan de krik*verschuiven of verzinken - gevaar op verwon-dingen!

● Breng de wagen uitsluitend omhoog met dekrik* die af fabriek is meegeleverd. Anderskan de wagen wegschuiven - gevaar op ver-wondingen!

● Plaats de krik* uitsluitend onder de daar-toe bestemde bevestigingspunten op delangsligger en lijn de krik uit. Als dit niet ge-beurt, dan kan de krik* wegschuiven omdatze niet voldoende grip op de wagen heeft. ge-vaar op verwondingen!

● Door temperatuurschommelingen of wijzi-gingen in de belasting kan de hoogte van degeparkeerde wagen veranderen.

VOORZICHTIG

De wagen mag niet omhoog worden gebrachtonder een dwarsbalk. Plaats de krik* uitslui-tend onder de daartoe bestemde plaatsen opde langsligger. Anders kan de wagen bescha-digd worden.

Het wiel demonteren en monteren

Nadat u de bouten hebt losgedraaid en dewagen met de krik hebt opgekrikt, verwisseltu het wiel.

Wiel verwijderen

● De wielbouten losdraaien met de wielsleu-tel en de bouten aan de kant leggen op eenschoon oppervlak.

● Wiel verwijderen ››› . »

69

Page 72: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Wiel plaatsen

Als u banden met verplichte looprichtingmonteert, volg dan de richtlijnen in ››› pag.70.

● Plaats het wiel.

● Wielbouten erin draaien en licht aantrek-ken.

● Laat de wagen zakken met de krik*; gahierbij voorzichtig te werk.

● Trek de wielbouten met de wielsleutel goedaan.

De wielbouten moeten schoon zijn en gemak-kelijk draaien. Contactvlakken tussen wiel ennaaf controleren. Verontreinigingen op dezevlakken verwijderen alvorens het wiel teplaatsen.

Aantrekmomenten van de wielbouten

Het voorgeschreven aanhaalmoment van dewielbouten voor stalen en lichtmetalen vel-gen is 120 Nm. Na het verwisselen van eenwiel dient onmiddellijk het aanhaalmomentmet een goed werkende momentsleutel teworden gecontroleerd.

Vóór het controleren van het aanhaalmomentmoeten wielbouten die verroest zijn of moei-lijk aangedraaid kunnen worden, worden ver-vangen en de schroefdraad van de wielnaafworden schoongemaakt.

Breng geen vet of olie op de wielbouten of opde schroefdraad van de wielnaaf aan. Hoewelde bouten met het voorgeschreven aanhaal-moment zijn aangetrokken, kunnen ze onderhet rijden losdraaien.

ATTENTIE

Als de wielbouten niet goed worden vastge-zet, kunnen ze onder het rijden losdraaienwaardoor de bestuurder de controle over hetstuur kan verliezen met als mogelijk gevolgeen ongeluk en ernstig letsel.

● Alleen die wielbouten gebruiken die bij develg horen.

● Nooit verschillende wielbouten gebruiken.

● Wielbouten en schroefdraad moetenschoon en vrij van olie of vet zijn. Ze moetengemakkelijk aangedraaid kunnen worden.

● Gebruik om de wielbouten los of vast tedraaien alleen de wielsleutel die bij de wagenis meegeleverd.

● Wielbouten ongeveer één slag losdraaienvoordat de wagen wordt opgekrikt.

● Breng geen vet of olie op de wielbouten ofop de schroefdraad van de wielnaaf aan. Hoe-wel de bouten met het voorgeschreven aan-haalmoment zijn aangetrokken, kunnen zeonder het rijden losdraaien.

● De schroefverbindingen van velgen met ge-schroefde velgringen nooit losdraaien.

● Als de wielbouten met een lager dan hetvoorgeschreven aanhaalmoment worden aan-gedraaid, kunnen de bouten en velgen onder

het rijden losdraaien. Door een te hoog aan-haalmoment kan de wielbout of de schroef-draad worden beschadigd.

VOORZICHTIG

Bij het verwijderen/plaatsen van het wiel kande velg tegen de remschijf slaan en deze be-schadigen. Ga daarom voorzichtig te werk enlaat u door een tweede persoon assisteren.

Banden met verplichte looprichting

Een draairichtinggebonden bandenprofiel isherkenbaar aan de pijlen op de wang van deband, die in de draairichting wijzen. Houd dezo aangegeven draairichting altijd aan bij hetmonteren van de wielen, hierdoor worden deoptimale rij-eigenschappen van de band metbetrekking tot grip, geluid, wrijving en aqua-planing gegarandeerd.

Als u het reservewiel* noodgedwongen tegende draairichting in moet plaatsen, rijd danvoorzichtig omdat de optimale eigenschap-pen van de band in deze situatie niet meergelden. Dit geldt met name wanneer het weg-dek nat is.

Verwissel de defecte band zo snel mogelijken zorg voor de juiste looprichting bij allebanden, opdat de voordelen van draairich-ting gebonden banden weer volledig kunnenworden benut.

70

Page 73: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Afsluitende werkzaamheden

● Lichtmetalen wielen: breng de doppen opde wielbouten aan.

● Wielen met wieldoppen: breng de integralewieldop weer aan.

● Het gereedschap op zijn plaats opbergen.

● Als het vervangen wiel niet past in de ruim-te voor het reservewiel, berg dit dan op veili-ge wijze op in de kofferbak ››› pag. 167.

● Controleer de spanning van het wiel dat uheeft gemonteerd zo snel mogelijk.

● Bij wagens met bandenspanningsindicatiemoet u de spanning wijzigen en opslaan in››› pag. 292.

● Controleer zo snel mogelijk met een mo-mentsleutel of het aanhaalmoment van dewielbouten 120 Nm is. Rijd tot dan uiterstvoorzichtig.

● Vervang het defecte wiel zo snel mogelijk.

Sneeuwkettingen

Handeling

Sneeuwkettingen mogen alleen op de voor-wielen worden gemonteerd.

● Controleer of corrigeer na enkele meter zonodig de bevestiging van de sneeuwkettin-

gen, volgens de aanwijzingen van de fabri-kant.

● Let op de maximumsnelheid van 50 km/u(30 mpu).

● Als het gevaar bestaat dat u toch vast komtte zitten ondanks dat u sneeuwkettingenheeft gemonteerd, wordt geadviseerd om deantislipregeling op de aangedreven wielen(ASR) in de ESC ››› pag. 191 uit te scha-kelen.

Bij winterse wegomstandigheden verbeterensneeuwkettingen niet alleen de grip, maarook het remgedrag.

Het gebruik van sneeuwkettingen is om tech-nische redenen alleen op bepaaldevelg/band-combinaties toelaatbaar:

185/70 R14 Kettingen met schakels van max. 13.5mm

185/65 R15 Kettingen met schakels van max. 13.5mm

195/55 R16 Kettingen met schakels van max. 9 mm

Als u sneeuwkettingen gebruikt, moet ueventueel gebruikte wieldoppen en velgens-ierringen verwijderen.

Als u over sneeuwvrije trajecten rijdt, de ket-tingen verwijderen. Anders beïnvloeden zede wegligging, beschadigen ze de banden enzijn ze snel versleten.

ATTENTIE

De sneeuwkettingen moeten correct gespan-nen worden, volgens de aanwijzingen van defabrikant hiervan. Op deze wijze worden con-tacten van de kettingen met de wielkast voor-komen.

71

Page 74: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Noodslepen van de wagen

Slepen

Afb. 87 Voorbumper rechts: sleepoog.

Afb. 88 Achterbumper rechts: sleepoog.

Sleepogen

Maak de stang of kabel vast aan de sleep-ogen.

De sleepogen zitten in de bagageruimte on-der de laadvloerafdekking samen met hetwagengereedschap ››› pag. 66.

Schroef het sleepoog in de schroefdraad››› afb. 87 of ››› afb. 88 en zet het vast met dewielsleutel.

Sleepkabel of sleepstang

De sleepstang is veiliger en minder gevaarlijkwat betreft schade die aan de wagen zoukunnen optreden. Alleen wanneer deze nietbeschikbaar is, een sleepkabel gebruiken.

De sleepkabel moet elastisch zijn, zodat bei-de wagens zo veel mogelijk worden ontzien.Een kabel van kunstvezel of van materiaalmet vergelijkbare elasticiteit gebruiken.

De sleepkabel of de sleepstang uitsluitendaan de daarvoor bestemde ogen of aan detrekhaak bevestigen.

Bestuurder van de trekkende wagen

● Pas echt wegrijden, als de kabel strakstaat.

● Gebruik de koppeling uiterst voorzichtig bijhet starten van de wagen (met schakelbak) ofversnel geleidelijk (met automatische trans-missie).

Rijstijl

Het afslepen vraagt oefening, in het bijzon-der bij gebruik van een sleepkabel. Beide be-

stuurders moeten met de bijzonderhedenvan het slepen vertrouwd zijn. Ongeoefendebestuurders moeten hiervan afzien.

Let er bij het rijden steeds op dat er geen on-geoorloofde trekkrachten en geen schokbe-lasting ontstaan. Als er over onverharde we-gen wordt gesleept, bestaat het gevaar datde bevestigingsdelen overbelast raken.

Het contact van de getrokken wagen moet in-geschakeld zijn, opdat het stuurwiel niet ge-blokkeerd is, en de knipperlichten, de cla-xon, de ruitenwissers en de ruitensproeierin-stallatie kunnen worden ingeschakeld.

Zet bij wagens met schakelbak de versnel-lingshendel in de vrijloop. Bij automatischeversnellingsbak de hendel op N.

Omdat de rembekrachtiger bij niet-draaiendemotor niet werkt, moet u bij het remmen hetrempedaal krachtiger dan normaal intrappen.

Aangezien de stuurbekrachtiging bij niet-draaiende motor niet werkt, moet bij het stu-ren meer kracht worden uitgeoefend.

››› in Algemeen op pag. 105

››› pag. 104

72

Page 75: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Aanslepen

Als de motor niet aanslaat, eerst proberenom de motor met de accu van een andere wa-gen te starten ››› pag. 73. De motor mag en-kel gestart worden door aanslepen indien hetladen van de accu niet werkt. Dit is mogelijkdoor gebruik te maken van de beweging vande wielen.

Wagens met benzinemotor mogen alleenover een kort traject worden aangesleept,omdat anders onverbrande brandstof in dekatalysator kan komen.

Wanneer uw wagen toch door aanslepen ge-start moet worden:

● De 2e of 3e versnelling inschakelen.

● Koppeling ingetrapt houden.

● Contact inschakelen.

● Wanneer beide wagens in beweging zijn,de koppeling loslaten.

● Zodra de motor is aangeslagen, de koppe-ling intrappen en de versnelling uitschakelenom te voorkomen dat men tegen de trekken-de wagen rijdt.

››› in Algemeen op pag. 105

››› pag. 104

Starthulp

Startkabels

De startkabels moeten voldoende doorsnedehebben.

Als de motor niet aanslaat, omdat de accuontladen is, kunt u de accu van een anderewagen voor het starten gebruiken.

Startkabels

U hebt voor de starthulp startkabels volgensDIN 72553 nodig (zie de gegevens van de ka-belfabrikant). De doorsnede van de kabelmoet bij wagens met benzinemotor ten min-ste 25 mm2 en bij wagens met dieselmotorten minste 35 mm2 bedragen.

Let op

● Tussen de wagens mag er geen contact be-staan, anders zou de stroom al kunnen lopen,als de pluspolen worden verbonden.

● De ontladen accu moet op de juiste wijze opde elektrische installatie zijn aangesloten.

Starthulp: beschrijving

Afb. 89 Verbindingsschema voor wagens zon-der start-stopsysteem.

Afb. 90 Verbindingsschema voor wagens metstart-stopsysteem.

Startkabels aansluiten

Bij beide wagens het contact uitschake-len ››› . »

1.

73

Page 76: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Een uiteinde van de rode starthulpkabelop de pluspool + van de wagen met deontladen accu klemmen A ››› afb. 89.

Het andere uiteinde van de rode start-hulpkabel op de pluspool + van destroomgevende wagen B klemmen.

In wagens zonder start-stopsysteem: eenuiteinde van de zwarte startkabel op deminpool – van de stroomgevende wa-gen klemmen B ››› afb. 89.

In wagens met start-stopsysteem: eenuiteinde van de zwarte X startkabel opeen geschikt massapunt, een massiefmetalen onderdeel van het motorblok ofaan het motorblok zelf klemmen ››› afb.90.

Sluit het andere uiteinde van de zwartestartkabel X in de wagen met ontladenaccu aan op een massief metalen deelvastgeschroefd aan het motorblok ofaan het motorblok zelf, echter niet in debuurt van de accu A .

Leg de kabels zo, dat ze niet door draai-ende delen in de motorruimte kunnenworden geraakt.

Starten

De motor van de stroomgevende wagenstarten en stationair laten draaien.

De motor van de wagen met de ontladenaccu starten en twee tot drie minutenwachten tot de motor draait.

2.

3.

4a.

4b.

5.

6.

7.

8.

Startkabels verwijderen

Vóór het losmaken van de startkabelshet dimlicht - wanneer dit aan is - uit-schakelen.

In de wagen met de ontladen accu deaanjager en achterruitverwarming in-schakelen, opdat spanningspieken wor-den afgebouwd die ontstaan bij het los-maken.

Kabels bij draaiende motoren verwijde-ren in omgekeerde volgorde van hetaansluiten.

Let erop dat de klemmen voldoende contactmet het metaal hebben.

Als de motor niet aanslaat, na 10 secondenophouden met starten en daarna na ca. 1 mi-nuut weer starten.

ATTENTIE

● Volg de waarschuwingen op bij werkzaam-heden in de motorruimte ››› pag. 277,Werkzaamheden in de motorruimte.

● De stroomgevende accu moet dezelfdespanning (12 V) en dezelfde capaciteit (zietekst op de accu) hebben als de lege accu.Anders bestaat er gevaar voor explosie!

● Voer nooit een starthulp uit als een van deaccu's bevroren is – gevaar voor explosie!Ook wanneer de accu is ontdooid, bestaat ergevaar voor verbrandingen bij het uitvloeienvan accuvloeistof. Bevroren accu vervangen.

9.

10.

11.

● Ontstekingsbronnen (open vuur, sigaretten,enz) zover mogelijk uit de buurt van de accu'shouden. Ontploffingsgevaar!

● Let op de gebruiksaanwijzing van de fabri-kant van de startkabels.

● Minkabel bij de andere wagen niet directop de minpool van de ontladen accu aanslui-ten. Door vonkvorming zou het knalgas datuit de accu stroomt, kunnen ontsteken - ge-vaar voor explosie!

● Minkabel bij de andere wagen niet op delenvan het brandstofsysteem of op de remleidin-gen vastklemmen.

● De niet-geïsoleerde delen van de pooltan-gen mogen elkaar niet raken. Bovendien magde op de pluspool van de accu aangeslotenkabel niet met elektrisch geleidende delenvan de wagen in aanraking komen - gevaarvoor kortsluiting!

● Kabels zo leggen dat ze niet door draaien-de delen in de motorruimte kunnen wordengeraakt.

● Buig u niet over de accu's - u zou verbran-dingen kunnen oplopen!

Let op

De wagens mogen elkaar niet aanraken, an-ders zou er al bij de verbinding van de plus-polen een stroomverbinding zijn.

74

Page 77: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

Ruitenwisserbladen vervangen

Ruitenwisserbladen voorruit vervan-gen

Afb. 91 Ruitenwissers in servicestand.

Afb. 92 Ruitenwisserblad voorruit vervangen.

Om de ruitenwisserbladen te vervangen,moeten ze van de ruststand in de bedrijfs-stand worden gezet.

Vervang ruitenwissers uitsluitend in service-stand, omdat zo lakbeschadiging van de mo-torkap door uitschieten van de ruitenwisse-rarm kan worden voorkomen.

Bedrijfsstand (ruitenwisserbladen vervan-gen)

● Controleer dat de ruitenwisserbladen nietbevroren zijn.

● Schakel het contact aan en uit en (voordat9 seconden verstreken zijn), vervolgens dehendel van de ruitenwissers naar benedenzetten (kort wissen). De ruitenwisserbladenverplaatsen zich in de servicestand ››› afb.91.

Ruitenwisserblad demonteren

● De ruitenwisserarm oplichten.

● De veiligheidsknop 1 ››› afb. 92 indruk-ken.

● Het blad uit de arm verwijderen.

Ruitenwisserblad monteren

● Het blad in de ruitenwisserarm drukken totu een klik hoort.

● Plaats de ruitenwisserarmen in de rust-stand.

● Schakel het contact in, breng de ruitenwis-serhendel omlaag (kort wissen) en schakelhet contact weer uit.

››› in De ruitenwisserbladen voor enachter vervangen op pag. 104

››› pag. 104

Ruitenwisserblad achterruit vervan-gen

Afb. 93 Wisserblad van de achterruit verwijde-ren en plaatsen.

Wisserblad verwijderen

● Ruitenwisserarm van de achterruit weg-klappen.

● Schuif de adapter van het wisserblad in derichting van de pijl en verwijder het wisser-blad ››› afb. 93 A.

Wisserblad bevestigen

● Met een hand het bovenste uiteinde van dewisserarm vasthouden. »

75

Page 78: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

De essentie

● Plaats het wisserblad, zoals aangeduid in››› afb. 93 B en schuif de adapter erop tot de-ze vastklikt.

››› in De ruitenwisserbladen voor enachter vervangen op pag. 104

››› pag. 104

76

Page 79: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Veilig rijden

Veiligheid

Veilig rijden

Veilig op weg

In dit hoofdstuk vindt u belangrijke informa-tie, tips, suggesties en waarschuwingen dieu moet lezen en opvolgen in uw eigen belangen dat van uw passagiers.

ATTENTIE

● In dit hoofdstuk vindt u belangrijke infor-matie over hoe u en uw bijrijders met uw wa-gen om kunnen gaan. De overige belangrijkeinformatie die u moet kennen voor uw eigenveiligheid en voor de veiligheid van uw bijrij-ders, vindt u ook in de andere hoofdstukkenvan uw wagendocumentatie.

● Zorg ervoor dat de complete wagendocu-mentatie altijd in uw wagen ligt. Dit geldt inhet bijzonder wanneer u de wagen aan ande-ren uitleent of verkoopt.

Rijadviezen

Vóór elke rit

Let vóór elke rit op de volgende punten vooruw eigen veiligheid en die van uw bijrijders:

– Zorg ervoor dat de verlichting en de knip-perlichten van uw wagen optimaal werken.

– Controleer de bandenspanning.

– Zorg ervoor dat alle ruiten een helder engoed zicht naar buiten bieden.

– Ervoor zorgen dat de bagage goed vastzit››› pag. 167.

– Zorg ervoor dat geen enkel voorwerp de be-diening van de pedalen kan belemmeren.

– Spiegels, voorstoel en hoofdsteun verstel-len naargelang uw lichaamslengte.

– Zorg dat de passagier op de middelste zit-plaats van de achterbank de hoofdsteun ingebruiksstand heeft staan.

– Bijrijders erop wijzen de hoofdsteunennaargelang hun lichaamslengte te verstel-len.

– Kinderen beschermen met een geschiktkinderzitje en een op een juiste wijze om-gegespte veiligheidsgordel ››› pag. 95.

– Juiste zithouding aannemen. Ook bijrijderserop wijzen de juiste zithouding aan te ne-men ››› pag. 78.

– Steeds de veiligheidsgordel juist omges-pen. Ook bijrijders erop wijzen de veilig-heidsgordel juist om te gespen ››› pag.83.

Factoren die op de veiligheid van in-vloed zijn

Als bestuurder draagt u de verantwoordelijk-heid voor uzelf en uw bijrijders. Als u afgeleidbent of uw vermogens aangetast zijn dooreen bepaalde omstandigheid, brengt u uzelfen ook andere verkeersdeelnemers in gevaar››› , om deze reden:

– U niet laten afleiden van het verkeer bijv.door uw bijrijders of een telefoongesprek.

– Nooit rijden als uw rijvaardigheid is beïn-vloed (bijv. door medicijnen, alcohol,drugs).

– Verkeersregels en de aangegeven snelhe-den aanhouden.

– De snelheid altijd aan de weg-, verkeers-en weersomstandigheden aanpassen.

– Tijdens lange ritten regelmatig pauzeren -ten minste eens in de twee uur.

– Indien mogelijk niet rijden wanneer u moebent of onder tijdsdruk staat.

ATTENTIE

Als u afgeleid bent of uw vermogens aange-tast zijn door een bepaalde omstandigheid,wordt de kans op ongevallen en verwondin-gen groter.

77

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 80: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Veiligheid

Veiligheidsvoorzieningen

Uw veiligheid en de veiligheid van uw bijrij-ders mag u niet op het spel zetten. Bij eenongeval kunnen de veiligheidsvoorzieningende risico's op lichamelijk letsel reduceren. Devolgende punten omvatten een deel van deveiligheidsvoorzieningen in uw SEAT1):

● 3-punts gordels;

● gordelbelastingsbegrenzing op de voor-stoelen en de achterbank (buitenste zitplaat-sen),

● gordelspanners aan de voor- en achterstoe-len,

● frontairbags;

● zijairbags in de rugleuningen van de voor-stoelen;

● "ISOFIX" bevestigingspunten voor kinderzi-tjes op de achterste zitplaatsen met het sys-teem "ISOFIX",

● in hoogte verstelbare hoofdsteunen bij devoorstoelen;

● hoofdsteun midden achteraan met ge-bruiksstand en niet-gebruiksstand,

● verstelbare stuurkolom.

De genoemde veiligheidsvoorzieningen wer-ken samen om u en uw bijrijders in ongeval-situaties zo goed mogelijk te beschermen.

Deze veiligheidsvoorzieningen zijn u en uwbijrijders van geen nut als u en uw bijrijderseen verkeerde zithouding aannemen of dezevoorzieningen niet juist verstellen of gebrui-ken.

Vastzetten is in ieders belang!

Zithouding van de inzittenden

Juiste zithouding van de bestuurder

Afb. 94 De juiste afstand van de bestuurdertot het stuurwiel.

Afb. 95 Juiste stand van de hoofdsteun voorde bestuurder.

Voor uw eigen veiligheid en om de kans op li-chamelijk letsel bij een ongeval te vermijden,raden wij onderstaande aan de bestuurderaan:

– Stuurwiel zo verstellen dat de afstand tus-sen stuurwiel en borstkas ten minste 25 cmbedraagt ››› afb. 94.

– Bestuurdersstoel zo in lengterichting ver-stellen, dat u het gas-, rem- en koppelings-pedaal met licht gebogen benen geheelkunt intrappen ››› .

– Zorg ervoor dat u het bovenste gedeeltevan het stuurwiel kunt bereiken.

– Hoofdsteun zo verstellen dat de bovenzijdevan de hoofdsteun in lijn ligt met het bo-venste gedeelte van uw hoofd ››› afb. 95.

1) Afhankelijk van de uitvoering/markt.78

Page 81: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Veilig rijden

– Rugleuning lichtjes hellend zetten zodat uwrug geheel tegen de rugleuning ligt.

– Veiligheidsgordel juist omgespen ››› pag.83.

– Blijf met beide voeten in de voetenruimtezitten zodat u altijd de wagen onder contro-le hebt.

Bestuurdersstoel verstellen ››› pag. 161.

ATTENTIE

● Een verkeerde zithouding van de bestuur-der kan ernstig lichamelijk letsel als gevolghebben.

● Bestuurdersstoel zo verstellen dat er ten-minste 25 cm ruimte is tussen uw borstkas enhet midden van het stuurwiel ››› afb. 94. Als udichterbij zit dan 25 cm, kunnen de airbagsgeen goede bescherming geven.

● Als u vanwege uw lichaamsbouw niet deminimale afstand van 25 cm kunt aanhouden,dient u contact met een gespecialiseerdewerkplaats op te nemen waar zij u kunnenhelpen en nagaan of het nodig is om bepaal-de speciale wijzigingen aan te brengen.

● Het stuurwiel tijdens het rijden altijd metbeide handen vasthouden aan de buitenzijdevan het stuurwiel op kwart over negen. Hier-door wordt de kans op lichamelijk letsel bijeen airbagactivering gereduceerd.

● Houd het stuurwiel nooit op 12 uur of ineen andere stand (bijv. in het midden van hetstuurwiel) vast. In zulke gevallen kunnen bij

activering van de bestuurdersairbag zwareletsels aan uw armen, handen en hoofd wor-den toegebracht.

● Om het risico op lichamelijk letsel voor debestuurder bij plotseling remmen of een on-geval te reduceren, nooit met sterk naar ach-teren gekantelde rugleuningen rijden! De op-timale beschermende werking van de airbagsen van de veiligheidsgordel wordt alleen be-reikt wanneer de rugleuning lichtjes hellendstaat en de bestuurder de veiligheidsgordelgoed heeft omgegespt.

● Hoofdsteun juist afstellen om de optimalebeschermende werking te bereiken.

Stand van het stuurwiel verstellen

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 20

ATTENTIE

● Stuurwiel alleen bij stilstaande wagen af-stellen - gevaar voor ongelukken!

● Druk de hendel stevig omhoog om ervoor tezorgen dat de stand van het stuurwiel nietper ongeluk wijzigt tijdens het rijden - gevaarop ongelukken!

● Zorg ervoor dat u het bovenste gedeeltevan het stuur kunt bereiken en stevig kuntvastnemen: gevaar op ongelukken!

● Als u het stuurwiel meer richting uw ge-zicht wilt verstellen, beperkt u daarmee de

beschermende werking van de bestuurders-airbag in geval van een aanrijding. Wees erzeker van dat het stuurwiel naar het borst-been is gekeerd.

Juiste zithouding van de bijrijder

Voor uw eigen veiligheid en om het gevaarop lichamelijk letsel bij een ongeval te ver-mijden, raden wij onderstaande aan de bijrij-der aan:

– Bijrijdersstoel zover mogelijk naar achterenverschuiven ››› .

– Rugleuning lichtjes hellend zetten zodat uwrug geheel tegen de rugleuning ligt.

– Hoofdsteun zo verstellen dat de bovenzijdevan de hoofdsteun in lijn ligt met het bo-venste gedeelte van uw hoofd ››› pag. 81.

– Beide voeten in de voetenruimte voor debijrijdersstoel laten.

– Veiligheidsgordel juist omgespen ››› pag.83.

De bijrijdersairbag kan in uitzonderlijke ge-vallen uitgeschakeld worden ››› pag. 93.

Bijrijdersstoel verstellen ››› pag. 19. »

79

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 82: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Veiligheid

ATTENTIE

● Een verkeerde zithouding van de bijrijderkan ernstig lichamelijk letsel als gevolg heb-ben.

● Bijrijdersstoel zo verstellen dat er ten min-ste 25 cm ruimte is tussen uw borstbeen enhet dashboard. Als u dichterbij zit dan 25 cm,kunnen de airbags geen goede bescherminggeven.

● Als u vanwege uw lichaamsbouw niet deminimale afstand van 25 cm kunt aanhouden,dient u contact met een gespecialiseerdewerkplaats op te nemen waar zij u kunnenhelpen en nagaan of het nodig is om bepaal-de speciale wijzigingen aan te brengen.

● De voeten tijdens het rijden altijd in de voe-tenruimte houden - leg uw voeten nooit ophet dashboard of de stoelen en steek ze nooituit het raam! Door een verkeerde zithoudingstelt u zich bij remmen of een aanrijdingbloot aan een verhoogd risico op lichamelijkletsel. Bij een activering van de airbag kunt udoor een verkeerde zithouding levensgevaar-lijk gewond raken.

● Om het risico op lichamelijk letsel voor debijrijder bij plotseling remmen of een ongevalte reduceren, nooit met sterk naar achterengekantelde rugleuningen rijden! De optimalebeschermende werking van de airbags en deveiligheidsgordel wordt alleen bereikt wan-neer de rugleuning lichtjes hellend staat ende bijrijder de veiligheidsgordel goed heeftomgegespt. Hoe meer de rugleuning naarachteren gekanteld is, hoe groter het gevaar

op lichamelijk letsel door een verkeerd gor-delverloop of verkeerde zithouding!

● Hoofdsteun juist afstellen om de optimalebeschermende werking te bereiken.

Juiste zithouding van de passagiersachterin

Om het gevaar op lichamelijk letsel bij plot-seling remmen of een ongeval te verminde-ren, moeten de passagiers op de stoelenachterin op het volgende letten:

– Ga rechtop zitten.

– Stel de hoofdsteunen in de correcte positie››› pag. 81.

– Beide voeten in de voetenruimte voor deachterbank laten.

– Veiligheidsgordel juist omgespen ››› pag.83.

– Een geschikt kinderzitje gebruiken wanneeru kinderen in de wagen meeneemt ››› pag.95.

ATTENTIE

● Een verkeerde zithouding van de passa-giers op de bank kan ernstig lichamelijk let-sel tot gevolg hebben.

● Hoofdsteun juist afstellen om de optimalebeschermende werking te bereiken.

● De optimale beschermende werking van deveiligheidsgordels wordt alleen bereikt wan-neer de rugleuning in een rechte stand staaten de inzittenden van de wagen de veilig-heidsgordel goed hebben omgegespt. Zittende passagiers op de stoelen achterin nietrechtop, dan is het gevaar op lichamelijk let-sel door een verkeerd verloop van de veilig-heidsgordel groter.

Voorbeelden van een verkeerde zit-houding

Veiligheidsgordels kunnen alleen bij eenjuist verloop van de gordelband hun optima-le beschermende werking bieden. Verkeerdezithoudingen reduceren de beschermendewerking van de veiligheidsgordels aanzien-lijk en vergroten het risico op lichamelijk let-sel door een verkeerd verloop van de gordel-band. Als bestuurder draagt u de verantwoor-delijkheid voor uzelf, uw bijrijders en in hetbijzonder voor kinderen die u in uw wagenvervoert.

– Sta nooit toe dat iemand tijdens het rijdeneen verkeerde zithouding inneemt in dewagen ››› .

Hierna wordt een aantal verkeerde zithoudin-gen opgesomd, die voor alle inzittenden vande wagen gevaarlijk kunnen zijn. Deze op-somming is niet volledig. Wij willen hiermeeuw aandacht vestigen op dit onderwerp.

80

Page 83: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Veilig rijden

Daarom wanneer de wagen in beweging is:

● nooit in de wagen staan,

● nooit op de stoelen staan,

● nooit op de stoelen knielen,

● nooit uw rugleuning sterk naar achterenkantelen,

● nooit tegen het dashboard leunen,

● nooit op de achterbank liggen,

● nooit op het puntje van de stoel gaan zit-ten,

● nooit dwars op de stoel gaan zitten,

● nooit uit de ramen leunen,

● nooit de voeten in de ruitopeningen hou-den,

● nooit de voeten op het dashboard leggen,

● nooit de voeten op de zitting leggen,

● nooit iemand in de voetenruimte plaats la-ten nemen,

● nooit zonder omgegespte veiligheidsgordelop een zitplaats meerijden,

● nooit iemand in de kofferruimte mee latenrijden.

ATTENTIE

● Elke verkeerde zithouding vergroot het risi-co op ernstig lichamelijk letsel.

● Door verkeerde zithoudingen stellen de in-zittenden zich bloot aan levensgevaarlijke ri-sico's op lichamelijk letsel wanneer de air-

bags worden geactiveerd en daarbij een inzit-tende treffen die een verkeerde zithoudingheeft ingenomen.

● Neem vóór het rijden de juiste zithoudingaan en blijf tijdens het rijden altijd zo zitten.Vóór elke rit de bijrijders erop wijzen de juistezithouding aan te nemen en deze zithoudingtijdens het rijden ook aan te houden ››› pag.78, Zithouding van de inzittenden.

Juiste stand van de hoofdsteunen vande voorstoelen

Afb. 96 Juist afgestelde stand van de hoofd-steun, van voren en opzij gezien.

De juiste stand van de hoofdsteunen maakteen belangrijk deel uit van de beschermingvan de inzittenden en kan verwondingenvoorkomen in de meeste ongevalssituaties.

– Stel de hoofdsteun zo in dat de bovenzijdeervan minimaal op ooghoogte ligt. De bes-

te stand is echter op gelijke hoogte met debovenzijde van uw hoofd ››› afb. 96.

ATTENTIE

● Rijden met verwijderde of niet juist afge-stelde hoofdsteunen verhoogt het risico opzwaar lichamelijk letsel. Het verkeerd afstel-len van de hoofdsteunen kan leiden tot fataleletsels bij ongeval en verhoogt het risico opletsels bij bruusk remmen of onverwachtemanoeuvres.

● De hoofdsteunen moeten altijd de juistestand hebben naargelang de lichaamslengtevan de inzittenden.

81

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 84: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Veiligheid

Juiste stand van de hoofdsteunen vande achterstoelen

Afb. 97 Hoofdsteun in gebruiksstand.

Afb. 98 Waarschuwingssticker stand hoofd-steun.

Een juiste stand van de hoofdsteunen maakteen belangrijk deel uit van de beschermingvan de inzittenden en kan het risico op licha-melijk letsel in de meeste ongevalssituatiesverminderen.

Hoofdsteunen achter

– De hoofdsteunen van de achterbank kun-nen in 2 standen gezet worden: in gebruiken niet in gebruik.

– Stand in gebruik (hoofdsteunen omhooggeplaatst) ››› afb. 97. In deze stand ge-draagt de hoofdsteun zich als een normalehoofdsteun die de passagiers op de achter-bank beschermt in combinatie met de vei-ligheidsgordels.

– Stand niet in gebruik.

– Om de hoofdsteun in de gebruiksstand tezetten deze met beide handen in de pijl-richting trekken.

ATTENTIE

● De passagiers die op de achterbank zitten,mogen in geen geval met de hoofdsteun in destand voor niet gebruik reizen. Zie waarschu-wingssticker op de ruit van het vast zijraam-pje achterin ››› afb. 98.

● Verwissel de middelste hoofdsteun nietmet de hoofdsteunen van de linker en rechterzitplaatsen en omgekeerd. Gevaar voor letselingeval van een ongeluk!

VOORZICHTIG

Neem de aanwijzingen voor de correcte standvan de hoofdsteunen in acht ››› pag. 161.

Pedaalruimte

Pedalen

– Zorg ervoor dat u het gas-, rem- en koppe-lingspedaal altijd ongehinderd kunt intrap-pen.

– Zorg ervoor dat de pedalen ongehinderd inhun oorspronkelijke stand kunnen terugko-men.

– Zorg ervoor dat de vloermatten tijdens hetrijden veilig zijn bevestigd en de pedalenniet hinderen ››› .

Er mogen alleen vloermatten worden ge-bruikt die het pedaalbereik vrijlaten en goedzijn vastgemaakt tegen verschuiven. Geschik-te vloermatten zijn verkrijgbaar bij een offici-ele dealer.

Bij uitval van een remcircuit moet het rempe-daal verder dan gebruikelijk worden inge-trapt om de wagen tot stilstand te brengen.

Geschikt schoeisel dragen

Draag schoenen die uw voeten goede steungeven en waarmee u de pedalen goed kuntbedienen.

ATTENTIE

● Wanneer de pedalen niet ongehinderd kun-nen worden bediend, kan dat leiden tot kriti-sche situaties en zwaar lichamelijk letsel.

82

Page 85: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Veiligheidsgordels

● Nooit vloermatten of andere bekleding overde ingebouwde vloermatten leggen of instal-leren omdat die het pedaalbereik kunnen ver-kleinen en de bediening van de pedalen hin-deren - gevaar voor ongevallen!

● Nooit voorwerpen in de voetenruimte voorde bestuurder leggen. Een voorwerp kan bijde pedalen komen en de bediening van depedalen belemmeren. Bij een plotseling rij- ofremmanoeuvre bent u niet meer in staat teremmen, de koppeling kunt bedienen of gaskunt geven - gevaar voor ongevallen!

Veiligheidsgordels

Waarom veiligheidsgordels?

Aantal zitplaatsen

Uw wagen beschikt over vijf zitplaatsen, tweevoorin en drie achterin. Iedere zitplaats is uit-gerust met een automatische 3-puntsrolgor-del.

ATTENTIE

● Neem nooit meer personen mee dan er zit-plaatsen aanwezig zijn in de wagen.

● Elke inzittende in de wagen moet de bij diezitplaats horende veiligheidsgordel juist om-gespen en dragen. Kinderen moeten altijdworden beschermd door het gebruik van eengeschikt kinderzitje.

Gordelwaarschuwingslampje*

Afb. 99 Instrumentenpaneel: geeft aan dat deplaats rechtsachter bezet is en de overeen-komstige veiligheidsgordel juist is omge-daan.

Door het gaan branden van het controlelamp-je wordt de bestuurder eraan herinnerd deveiligheidsgordel vast te gespen.

Voordat u gaat rijden:

– Steeds de veiligheidsgordel juist omges-pen.

– Uw bijrijders er ook op wijzen de veilig-heidsgordel juist om te gespen voordat ugaat rijden.

– Kinderen vervoeren in een geschikt kinder-zitje dat in overeenstemming is met degrootte en de leeftijd van het kind.

Het controlelampje van het instrumenten-paneel gaat branden bij het inschakelen vanhet contact (naargelang de versie van het »

83

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 86: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Veiligheid

model) indien de bestuurder of bijrijder deveiligheidsgordel niet heeft vastgegespt.

Als men begint te rijden met een snelheidboven 25 km/u (15 mph) zonder de veilig-heidsgordels vast te gespen of indien mende gordels losmaakt tijdens het rijden, klinktgedurende enkele seconden een akoestischsignaal. Daarnaast gaat ook het waarschu-wingslampje knipperen.

Het controlelampje gaat uit als de bestuur-der en de bijrijder hun gordel bij ingescha-keld contact vastgespen.

Indicatie gordels omgegespt voor de zit-plaatsen achterin*

Bij het inschakelen van het contact, infor-meert de gordelstatusindicator ››› afb. 99 debestuurder op het instrumentenpaneel of deinzittenden op de zitplaatsen achterin deovereenstemmende veiligheidsgordel heb-ben omgegespt. Het symbool geeft aandat de inzittende van die plaats "zijn" veilig-heidsgordel draagt.

Indien op de zitplaatsen achterin een veilig-heidsgordel wordt omgegespt of losgemaakt,dan wordt de gordelstatus aangeduid gedu-rende ca. 30 seconden. De indicatie kan wor-den verborgen door te drukken op de toets0.0/SET op het instrumentenpaneel.

Indien tijdens het rijden achterin een veilig-heidsgordel wordt losgemaakt, knippert hetovereenstemmende symbool maximaal 30

seconden. Indien gereden wordt met eensnelheid hoger dan 25 km/u (15 mpu) danklinkt bovendien een akoestisch signaal.

Veiligheidsgordels bieden bescher-ming

Afb. 100 Bestuurders die de veiligheidsgordelcorrect dragen zullen niet weggeslingerd wor-den bij plotseling remmen.

Veiligheidsgordels die goed zijn vastgegespt,houden de inzittenden van de wagen in dejuiste zitpositie. De veiligheidsgordels hel-pen ook ongecontroleerde bewegingen tevoorkomen die zwaar lichamelijk letsel kun-nen toebrengen en ze verminderen het ge-vaar uit de wagen te worden geslingerd.

Inzittenden van de wagen met goed vastge-gespte veiligheidsgordels profiteren in hogemate van het feit dat de kinetische energieoptimaal via de gordels wordt geabsorbeerd.

Ook garanderen de structuur van de voorzij-de en andere passieve veiligheidskenmerkenvan uw wagen, zoals bijv. het airbagsysteem,een absorptie van de vrijgekomen kinetischeenergie. De kinetische energie die vrijkomtwordt op deze wijze verminderd en het risicoop lichamelijk letsel wordt tegelijkertijd be-perkt. Daarom moet u altijd de gordel omges-pen voordat u gaat rijden, ook al is het maarvoor een korte rit.

Let er eveneens op dat ook de andere inzit-tenden goed zijn vastgegespt. Ongevallen-statistieken hebben uitgewezen dat het juistomgespen van de veiligheidsgordels het risi-co op lichamelijk letsel aanzienlijk verkleinten de kans een zwaar ongeval te overlevenvergroot. Juist vastgegespte veiligheidsgor-dels verhogen bovendien de optimale be-schermende werking van airbags die in gevalvan een aanrijding worden geactiveerd. Omdeze reden is in de meeste landen het dra-gen van de veiligheidsgordels wettelijk ver-plicht.

Hoewel uw wagen met airbags is uitgerust,moeten de veiligheidsgordels juist wordenvastgegespt. De voorairbags bijvoorbeeldworden alleen bij bepaalde frontale aanrij-dingen geactiveerd. De voorairbags wordenniet geactiveerd bij lichte frontale aanrijdin-gen, lichte aanrijdingen van opzij, aanrijdin-gen van achteren, over de kop slaan en bij

84

Page 87: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Veiligheidsgordels

aanrijdingen waarbij de vooraf afgestelde air-bag-activeringswaarde in het regelapparaatniet werd overschreden.

Draag daarom altijd de veiligheidsgordel enlet erop dat de inzittenden van de wagen deveiligheidsgordel vóór het wegrijden juisthebben omgegespt!

Belangrijke veiligheidsaanwijzingenvoor het gebruik van de veiligheids-gordels

– De veiligheidsgordel altijd dragen zoals indit hoofdstuk is beschreven.

– Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels altijdkunnen worden omgegespt en niet zijn be-schadigd.

ATTENTIE

● Als u de veiligheidsgordel niet of verkeerdheeft omgegespt, wordt daarmee het risicoop zwaar lichamelijk letsel met eventueel do-delijke gevolgen verhoogd. De optimale be-schermende werking van de veiligheidsgor-dels wordt alleen bereikt als u de veiligheids-gordels juist draagt.

● Vóór elke rit - ook in stadsverkeer - de vei-ligheidsgordel juist omgespen. De andere in-zittenden van de wagen moeten de veilig-heidsgordel ook altijd dragen, zo niet kunnenze gewond raken.

● Voor de optimale beschermende werkingvan de veiligheidsgordels is het verloop vande gordelband van groot belang.

● Met een veiligheidsgordel mogen nooittwee personen (ook geen kinderen) gelijktij-dig worden vastgegespt.

● Beide voeten in de voetenruimte vóór destoel houden zolang de wagen in bewegingis.

● Nooit de vastgegespte veiligheidsgordellosmaken zolang de wagen in beweging is -levensgevaarlijk!

● De gordelband mag bij het dragen van deveiligheidsgordel niet verdraaid zijn.

● De gordelband mag niet over harde ofbreekbare voorwerpen (bril, balpen enz.)heen worden gelegd omdat daardoor letselkan ontstaan bij een ongeval.

● De gordelband mag niet zijn ingeklemd, be-schadigd of langs scherpe kanten schuren.

● Nooit de veiligheidsgordel onder de arm ofin een andere verkeerde houding dragen.

● Zeer dikke, losse kleding (bijv. een mantelover een sweatshirt) belemmert het strakaansluiten en de werking van de veiligheids-gordels.

● De invoeropening voor de slotgesp magniet verstopt zijn door papier of iets derge-lijks omdat anders de slotgesp niet goed kanworden vastgeklikt.

● Nooit het verloop van de gordelband veran-deren door gordelbandklemmen, bevesti-gingsogen of iets dergelijks.

● Gerafelde of ingescheurde veiligheidsgor-dels, beschadigingen aan de gordelverbindin-gen, aan de oprolautomaten of het slotdeelkunnen in geval van een aanrijding zwaar li-chamelijk letsel veroorzaken. Daarom regel-matig de toestand van alle veiligheidsgordelscontroleren.

● Veiligheidsgordels die tijdens een ongevalworden belast en daardoor minder spannen,moeten door een gespecialiseerde werk-plaats worden vervangen. Vervanging kannoodzakelijk zijn, ook al lijken er geen zicht-bare beschadiging te zijn. Controleer voortsde verankeringen voor de veiligheidsgordels.

● Nooit proberen om de veiligheidsgordelszelf te repareren. De veiligheidsgordels mo-gen nooit op een of andere wijze worden ver-anderd of door u worden uitgebouwd.

● De gordel moet worden schoongehouden,omdat door ernstige vervuiling de werkingvan de gordelautomaat kan worden belem-merd.

85

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 88: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Veiligheid

Frontale botsingen en natuurkundigewetten

Afb. 101 De niet-vastgegespte bestuurdervliegt naar voren.

Afb. 102 De niet-vastgegespte passagier opeen zitplaats achterin vliegt naar voren op devastgegespte bestuurder.

Het natuurkundige principe van een frontalebotsing is gemakkelijk te verklaren: zodra dewagen in beweging is gekomen, ontstaat zo-wel bij de wagen als bij de inzittenden van de

wagen bewegingsenergie, de zogenaamde"kinetische energie".

De kracht van de "kinetische energie" is sterkafhankelijk van de snelheid van de wagen,het gewicht van de wagen en van de inzitten-den. Hoe hoger de snelheid en hoe groter hetgewicht, des te meer energie moet er bij eenbotsing worden "geabsorbeerd".

De snelheid van de wagen is echter de be-langrijkste factor. Als bijv. de snelheid wordtverdubbeld van 25 km/u (15 mph) naar 50km/u (30 mph), wordt de overeenstemmen-de kinetische energie verviervoudigd!

Omdat de inzittenden van de wagen in onsvoorbeeld geen veiligheidsgordels dragen,wordt bij een botsing tegen een muur de to-tale bewegingsenergie van de inzittendenvan de wagen alleen door de botsing afge-bouwd.

Zelfs als u niet sneller rijdt dan 30 km/u (19mph) en 50 km/u (30 mph), komen er bij eenbotsing krachten vrij op het lichaam die alsnel een ton (1.000 kg) kunnen overschrij-den. De op uw lichaam werkende krachtenworden bij hogere snelheden zelfs nog ster-ker.

Inzittenden van de wagen die hun veilig-heidsgordels niet hebben omgegespt, zijndus niet met de wagen "verbonden". Bij eenfrontale botsing zullen deze personen dusmet dezelfde snelheid verder bewegen alswaarmee de wagen zich voor de botsing

heeft bewogen! Dit voorbeeld geldt niet al-leen voor frontale botsingen, maar ook bij al-le andere soorten botsingen en aanrijdingen.

Al bij lage botssnelheden komen op het li-chaam krachten vrij die niet meer met dehanden kunnen worden afgeweerd. Bij eenfrontale botsing worden niet-vastgegespte in-zittenden naar voren geslingerd en stoten zijongecontroleerd tegen delen in het interieur,zoals b.v. het stuurwiel, het dashboard en devoorruit ››› afb. 101.

Ook voor inzittenden op de zitplaatsen ach-terin is het belangrijk de gordel juist om tegespen omdat zij bij een aanrijding ongecon-troleerd door de wagen worden geslingerd.Een niet-vastgegespte passagier op een zit-plaats achterin brengt niet alleen zichzelf,maar ook de bestuurder en/of voorpassagierdie voorin zitten in gevaar ››› afb. 102.

86

Page 89: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Veiligheidsgordels

Hoe worden veiligheidsgordelsgoed vastgegespt?

Veiligheidsgordel vast- en losgespen

Afb. 103 De slotgesp van de veiligheidsgordelaanbrengen en verwijderen.

Afb. 104 Verloop van de gordelband bij zwan-gere vrouwen.

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 19.

Veiligheidsgordels omgespen

Voor de optimale beschermende werking vande veiligheidsgordels is het verloop van degordelband van groot belang.

● Stoel en hoofdsteun goed verstellen.

● Gordelband aan de slotgesp gelijkmatigover borst en bekken trekken.

● Gesp in het bij de stoel behorende gordel-slot steken tot deze hoorbaar vastklikt ››› afb.103.

● Aan de veiligheidsgordel trekken en con-troleren of de slotgesp ook goed in het slot isvastgeklikt.

De veiligheidsgordels zijn met een oprolauto-maat voor de schouderriem uitgerust. Wan-neer langzaam aan de schoudergordel wordtgetrokken, kan deze gemakkelijk worden ver-lengd. Bij plotseling remmen, bij het rijden inde bergen, in bochten en bij accelererenblokkeert de oprolautomaat echter de schou-dergordel.

De gordeloprolautomaat aan de voorstoelenis uitgerust met een gordelspanner ››› pag.88.

Veiligheidsgordels losgespen

● Rode knop in het gordelslot indrukken››› afb. 103. De slotgesp springt eruit ››› .

● Gordel met de hand teruggeleiden zodat degordelband vlotter kan worden opgerold ende bekleding niet wordt beschadigd.

Verloop van de gordels

Het juiste verloop van de gordelband is voorde beschermende werking van de veilig-heidsgordels van groot belang.

ATTENTIE

● De optimale beschermende werking van deveiligheidsgordels wordt alleen bereikt wan-neer de rugleuning lichtjes hellend is en deinzittenden de veiligheidsgordels goed om-gegespt hebben.

● Nooit de slotgesp in een gordelslot vooreen andere zitplaats steken. Als u dit toch »

87

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 90: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Veiligheid

doet, wordt de beschermende werking van deveiligheidsgordel beïnvloed en is het risicoop lichamelijk letsel groter.

● Nooit de vastgegespte veiligheidsgordellosmaken zolang de wagen in beweging is.Als u dit toch doet, wordt het risico op zwaarlichamelijk letsel met zelfs dodelijke afloopvergroot.

● Een verkeerd verloop van de gordelbandkan zwaar lichamelijk letsel veroorzaken ingeval van een aanrijding.

● Het schoudergordelgedeelte van de veilig-heidsgordel moet over het midden van deschouder lopen en nooit over de hals. De vei-ligheidsgordel moet vlak en vast op het bo-venlichaam liggen.

● Het heupgordelgedeelte van de veiligheids-gordel moet vóór het bekken lopen en nooitover de buik. De veiligheidsgordel moet vlaken vast op het bekken liggen. Gordelband zonodig iets natrekken.

● Bij zwangere vrouwen moet het heupge-deelte van de veiligheidsgordel altijd vlak lig-gen en zo laag mogelijk over het bekken lo-pen zodat er geen enkele druk op de buikwordt uitgeoefend ››› afb. 104.

● Beveiliging van het kinderzitje altijd in-schakelen wanneer u een kinderzitje uit klas-se 0, 0+ of 1 bevestigt ››› pag. 95.

● Lees de waarschuwingsaanwijzingen››› pag. 85 en volg deze op.

Gordelspanners*

Werking van de gordelspanners

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 20

De veiligheidsgordels voor de voorstoelen ende beide buitenste zitplaatsen achterin zijnuitgerust met gordelspanners. De gordel-spanners worden geactiveerd door sensoren,maar alleen bij zware frontale botsingen ofzware botsingen van opzij. Dankzij de gordel-spanners worden de veiligheidsgordels ge-spannen tegen de richting van het afrollen inen de voorwaartse beweging van de inzitten-den wordt gereduceerd.

Bij lichte botsingen, bij een koprol en bij on-gevallen waarbij geen grote krachten werk-zaam zijn, vindt er geen activering van degordelspanners plaats.

Let op

● Als de gordelspanners worden geactiveerd,ontstaat fijn stof. Dit is normaal en geen te-ken van vuur in de wagen.

● Als de wagen of afzonderlijke onderdelenvan het systeem worden verschroot, beslistde betreffende veiligheidsvoorschriften op-volgen. Deze voorschriften zijn bekend bij dewerkplaats van de officiële dealers en kunnendaar worden ingezien.

Onderhoud en afvoer van de gordel-spanners

De gordelspanners maken deel uit van deveiligheidsgordels die bij de zitplaatsen inuw wagen aanwezig zijn. Wanneer u werk-zaamheden aan de gordelspanners uitvoerten systeemonderdelen vanwege andere repa-ratiedoeleinden uit- en inbouwt, kan de vei-ligheidsgordel beschadigd raken. Dat kan totgevolg hebben dat de gordelspanners in ge-val van een aanrijding niet juist of helemaalniet werken.

Om de beschermende werking van de veilig-heidsgordels niet te beïnvloeden en te ver-mijden dat uitgebouwde onderdelen licha-melijk letsel en milieuvervuiling veroorzaken,moeten de voorschriften die bij de werk-plaats van de officiële dealers bekend zijn inacht genomen worden.

ATTENTIE

● Verkeerde behandeling en zelf uitgevoerdereparaties vergroten het risico op zwaar licha-melijk letsel met zelfs dodelijke gevolgenomdat daardoor de gordelspanners niet ofonverwacht kunnen worden geactiveerd.

● Nooit onderdelen van gordelspanners enveiligheidsgordels repareren, verstellen ofuit- en inbouwen.

● De gordelspanners en veiligheidsgordelsinclusief de oprolautomaten kunnen niet wor-den gerepareerd.

88

Page 91: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Airbagsysteem

● Alle werkzaamheden aan de gordelspan-ners en veiligheidsgordels evenals het uit- eninbouwen van systeemonderdelen vanwegeandere reparatiedoeleinden mogen alleendoor de werkplaats van een officiële dealerworden uitgevoerd.

● De bescherming van de gordelspannersgeldt slechts voor één aanrijding. De span-ners moeten vervangen worden als ze inwerking zijn getreden.

Airbagsysteem

Korte inleiding

Waarom is het dragen van veiligheids-gordels en een juiste houding belang-rijk?

Om de optimale werking te garanderen vande airbags die worden geactiveerd, moet deveiligheidsgordel altijd juist worden gedra-gen en de juiste zithouding worden ingeno-men.

Het airbagsysteem is geen vervanging van deveiligheidsgordel maar een deel van het tota-le passieve veiligheidsconcept van de wa-gen. Houd er rekening mee dat de beste be-scherming door de airbag alleen wordt be-reikt in combinatie met goed omgegespteveiligheidsgordels en goed ingestelde hoofd-steunen. Daarom moeten de veiligheidsgor-dels niet alleen vanwege wettelijke bepalin-gen, maar ook vanwege de veiligheid wordengebruikt ››› pag. 83, Waarom veiligheidsgor-dels?.

Het ontplooien van de airbag gebeurt in dui-zendsten van een seconde, als u op dat mo-ment een verkeerde zithouding heeft ingeno-men kan de airbag u levensgevaarlijk ver-wonden. Om die reden is het absoluut nood-zakelijk dat alle inzittenden de juiste zithou-ding blijven aannemen tijdens het rijden.

Bruusk remmen kort voor een aanrijding kanervoor zorgen dat een niet-vastgegespte in-zittende naar voren vliegt tot in het bereikvan de geactiveerde airbag. In dit geval kande inzittende door de airbag die wordt geac-tiveerd levensgevaarlijk lichamelijk letsel op-lopen. Dit geldt natuurlijk en in het bijzonderook voor kinderen.

Houd altijd de grootst mogelijke afstand tus-sen uzelf en de frontairbag. Zo kunnen devoorairbags in geval van een activering volle-dig worden ontplooid en zo een maximalebeschermende werking bieden.

De belangrijkste factoren die een rol spelenbij het ontsteken van de airbags zijn: het ty-pe aanrijding, de botsingshoek en de snel-heid van de wagen.

Doorslaggevend voor de activering van deairbags is de bij de botsing optredende endoor het regelapparaat bepaalde vertraging.Blijft de tijdens de botsing optredende en ge-meten vertraging van de wagen onder de inhet regelapparaat aangegeven referentie-waarden, dan worden de voor-, zij- en hoofd-airbags niet geactiveerd. Houd er rekeningmee dat de zichtbare schade aan de veronge-lukte wagen, hoe duidelijk zichtbaar ook,niet van doorslaggevende betekenis is ge-weest voor het activeren van de airbags. »

89

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 92: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Veiligheid

ATTENTIE

● Het verkeerd dragen van de veiligheidsgor-dels en elke verkeerde zithouding kan tot le-vensgevaarlijk lichamelijk letsel leiden.

● Alle inzittenden, ook kinderen die niet juistzijn vastgegespt, kunnen levensgevaarlijk li-chamelijk letsel oplopen als de airbag wordtgeactiveerd. Kinderen t/m 12 jaar moeten al-tijd op de zitplaatsen achterin worden ver-voerd. Neem nooit kinderen mee in de wagenals deze niet vastgegespt kunnen worden ofals deze niet over een kinderzitje beschikkendat geschikt is voor hun lengte en gewicht.

● Als de veiligheidsgordel niet is vastge-gespt, als er opzij of naar voren wordt ge-leund of als er een verkeerde zithoudingwordt ingenomen, is de kans op lichamelijkletsel bij een aanrijding aanzienlijk groter. Ditverhoogde gevaar op lichamelijk letsel stijgtnog meer als zij in zo'n geval door een geacti-veerde airbag worden getroffen.

● Om het risico op lichamelijk letsel door eengeactiveerde airbag te reduceren, altijd deveiligheidsgordel juist dragen.

● Voorstoelen altijd juist verstellen.

Beschrijving van het airbagsysteem

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 21.

Het airbagsysteem is geen vervanging van deveiligheidsgordel! Het airbagsysteem biedt

in combinatie met de veiligheidsgordels eenbijkomende bescherming voor de bestuurderen bijrijder.

Het airbagsysteem bestaat (afhankelijk vande installatie) voornamelijk uit:

● een elektronische stuur- en controlevoor-ziening (regelapparaat);

● voorairbags voor bestuurder en bijrijder,

● zij-airbags,

● hoofdairbags,

● een controlelampje in het instrumenten-paneel ››› pag. 94.

● een sleutelschakelaar voor de voorairbagvan de bijrijder,

● een controlelampje voor het uitschake-len/inschakelen van de voorairbag van debijrijder.

De werking van het airbagsysteem wordtelektronisch gecontroleerd. Telkens wanneerhet contact wordt ingeschakeld, gaat het air-bagcontrolelampje enkele seconden branden(zelfdiagnose).

Er is een storing in het systeem als het con-trolelampje :

● gaat niet branden wanneer het contactwordt ingeschakeld ››› pag. 94,

● niet na ca. vier seconden uitgaat nadat hetcontact werd ingeschakeld,

● weer gaat branden nadat het contact werdingeschakeld en het controlelampje uitging,

● gaat branden of knipperen tijdens het rij-den.

Het airbagsysteem wordt niet geactiveerdbij:

● uitgeschakeld contact,

● lichte frontale botsingen,

● lichte botsingen van opzij;

● botsingen van achteren;

● over de kop slaan.

ATTENTIE

● De maximale beschermende werking van deveiligheidsgordels en het airbagsysteemwordt alleen bij een correcte zitpositie be-reikt ››› pag. 78, Zithouding van de inzitten-den.

● Als er een storing in het airbagsysteem is,moet het systeem direct in een werkplaatsvan een officiële dealer worden gecontro-leerd. Anders bestaat het gevaar dat ze bijeen frontale botsing helemaal niet of niet op-timaal worden geactiveerd.

Airbag activeren

De airbag wordt in een fractie van een secon-de en met hoge snelheid opgeblazen om bijeen ongeval extra bescherming te kunnen

90

Page 93: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Airbagsysteem

bieden. Als de airbags worden ontvouwen,kan fijn stof ontstaan. Dit is normaal en geenteken van vuur in de wagen.

Het airbagsysteem is enkel klaar voor werk-ing met ingeschakeld contact.

In bijzondere omstandigheden van ongeval-len kunnen verscheidene airbags tegelijk af-gaan.

Bij lichte botsingen frontaal, van opzij of vanachteren, kantelen of doorrollen van het voer-tuig, zullen de airbags niet afgaan.

Factoren van activering

Er kunnen geen algemene uitspraken wordengedaan over de omstandigheden die leidentot het activeren van het airbagsysteem inelke situatie. Wel zijn er een aantal factorendie een belangrijke rol spelen, zoals bijvoor-beeld de eigenschappen van het voorwerpdat botst tegen het voertuig (hard/zacht),botshoek, rijsnelheid enz.

Doorslaggevend voor de activering van deairbags is het traject van vertraging.

Het regelapparaat analyseert het traject vande botsing en activeert het betreffende be-vestigingssysteem.

Indien tijdens de botsing de gemeten vertra-ging van het voertuig die daaruit volgt onderde vooraf ingestelde referentiewaarden in hetregelapparaat blijft, zullen de airbags niet af-

gaan zelfs al kan het voertuig ernstig ver-vormd worden.

Bij ernstige frontale botsingen worden devolgende airbags geactiveerd:

● Voorairbag van de bestuurder.

● Voorairbag van de bijrijder.

Bij ernstige botsingen van opzij worden devolgende airbags geactiveerd:

● Zij-airbag vooraan aan de zijde van het on-geval.

● Hoofdairbag aan de zijde van het ongeval.

Bij een ongeval met activering van de airbag:

● gaan de lampjes van het interieur branden(indien de schakelaar voor binnenverlichtingin portierschakelaarstand staat);

● worden de knipperlichten tegelijk inge-schakeld;

● worden alle portieren ontgrendeld;

● wordt de toevoer van brandstof naar demotor afgesloten.

Veiligheidsaanwijzingen voorde airbags

Voorairbags

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 21.

ATTENTIE

● De maximale beschermende werking van deveiligheidsgordels en het airbagsysteemwordt alleen bij een correcte zitpositie be-reikt ››› pag. 78, Zithouding van de inzitten-den.

● Tussen de personen voorin en het wer-kingsbereik van de airbag mogen zich verdergeen personen, dieren of voorwerpen bevin-den.

● De beschermende werking van de airbagsgeldt slechts voor één aanrijding en nadat zegeactiveerd zijn geweest, moeten ze vervan-gen worden.

● Ook mogen er geen voorwerpen zoals be-kerhouders of telefoonhouders op de afdek-kingen van de airbags worden bevestigd.

● Aan de delen van het airbagsysteem maggeen enkele verandering worden aange-bracht.

91

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 94: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Veiligheid

Zijairbags*

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 23.

ATTENTIE

● Als de inzittenden geen veiligheidsgordelsdragen, tijdens de rit naar voren leunen ofeen verkeerde zitpositie aannemen, staan zebij een ongeval bloot aan een verhoogd risicoop lichamelijk letsel als het airbagsysteemwordt geactiveerd.

● Om de zij-airbags hun volledige bescher-mende werking te laten bieden, moet u tij-dens het rijden de juiste zithouding aanhou-den en de veiligheidsgordel op de juiste ma-nier dragen.

● Tussen de inzittenden op de buitenste zit-plaatsen en het werkingsgebied van de air-bags mogen zich geen andere personen, die-ren of voorwerpen bevinden. Om de werkingvan de zij-airbags niet te belemmeren, mogenbovendien aan de portieren geen accessoireszoals bekerhouders worden bevestigd.

● Aan de kledinghaken in de wagen mag uit-sluitend kleding met weinig gewicht wordenopgehangen. In de zakken van de kleding-stukken mogen geen zware en scherpe voor-werpen zitten.

● Er mogen geen grote krachten (zoals krach-tig stoten of trappen) op de zijkanten van derugleuningen worden uitgeoefend omdat an-ders het systeem kan worden beschadigd. De

zijairbags zouden in dit geval niet worden ge-activeerd!

● Er mogen in geen enkel geval stoelhoezenop de stoelen met ingebouwde zijairbagsworden aangebracht die niet uitdrukkelijkvoor uw wagen zijn goedgekeurd. Omdat deluchtzak aan de zijkant uit de stoel wordt ont-vouwen, zou bij gebruik van niet-vrijgegevenstoelhoezen de beschermende werking vanuw zijairbag aanzienlijk nadelig worden beïn-vloed.

● Beschadigingen aan de originele stoelhoe-zen of de naad in de module van de zijairbagmoeten direct door een gespecialiseerdewerkplaats worden gerepareerd.

● De beschermende werking van de airbagsgeldt slechts voor één aanrijding en nadat zegeactiveerd zijn geweest, moeten ze vervan-gen worden.

● Alle werkzaamheden aan de zij-airbag enhet uit- en inbouwen van onderdelen van hetsysteem vanwege reparatiewerkzaamheden(bijv. voorstoel uitbouwen) mogen alleendoor de werkplaats van een officiële dealerworden uitgevoerd. Anders kunnen er storin-gen in de werking van de airbags optreden.

● Aan de delen van het airbagsysteem maggeen enkele verandering worden aange-bracht.

● De aansturing van de zij- en hoofdairbagsgebeurt met sensoren die zich bevinden aande binnenzijde van de voorportieren. Om decorrecte werking van de zij- en hoofdairbagste garanderen, mogen noch de portieren,noch de portierpanelen gewijzigd worden

(bijv. door naderhand luidsprekers in te bou-wen). Indien schade aangebracht wordt aanhet voorportier kan de correcte werking vanhet systeem aangetast worden. Alle werk-zaamheden aan het voorportier moeten doorde werkplaats van een officiële dealer uitge-voerd worden.

● Bij een botsing van opzij werken de zijair-bags niet indien de sensoren niet correct dedrukverhoging meten aan de binnenzijde vande portieren, wanneer de lucht naar buitenkomt via de zones met gaten of openingen inhet paneel van het portier.

● Nooit rijden met uitgebouwde binnenpane-len van de portieren of niet correct afgesteldepanelen.

● Nooit rijden wanneer de luidsprekers in deportierpanelen uitgebouwd zijn, behalvewanneer de openingen van de luidsprekercorrect zijn afgedekt.

● Altijd controleren of de openingen bedektof afgesloten zijn wanneer luidsprekers ofeen andere uitrusting geïnstalleerd worden inde binnenpanelen van de portieren.

● Alle werkzaamheden aan de portieren moetuitgevoerd worden door de werkplaats vaneen officiële dealer.

Hoofdairbags*

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 23.

92

Page 95: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Airbagsysteem

ATTENTIE

● Om de hoofdairbags hun volledige bescher-mende werking te laten bieden, moeten deveiligheidsgordels ervoor zorgen dat de juis-te zithouding tijdens het rijden altijd blijft be-houden.

● Om veiligheidsredenen dient de hoofdair-bag verplicht te worden uitgeschakeld bij wa-gens die met een scheidingsnet uitgerustzijn. Laat de airbag uitschakelen bij uw dea-ler.

● Tussen de inzittenden van de wagen en hetwerkingsgebied van de hoofdairbags mogenzich geen andere personen, dieren of voor-werpen bevinden zodat de airbag ongehin-derd kan worden ontvouwen en zijn maximalebeschermende werking kan bieden. Daarommogen aan de ruiten in geen geval zonwerin-gen worden bevestigd die niet uitdrukkelijkvoor uw wagen zijn goedgekeurd.

● Aan de kledinghaken in de wagen mag uit-sluitend kleding met weinig gewicht wordenopgehangen. In de zakken van de kleding-stukken mogen geen zware en scherpe voor-werpen zitten. Bovendien mogen voor het op-hangen van de kleding geen kleerhangersworden gebruikt.

● De beschermende werking van de airbagsgeldt slechts voor één aanrijding en nadat zegeactiveerd zijn geweest, moeten ze vervan-gen worden.

● Alle werkzaamheden aan de hoofdairbagen het uit- en inbouwen van onderdelen vanhet systeem vanwege reparatiewerkzaamhe-

den (bijv. verwijderen van de hemelbekle-ding) mogen alleen in de werkplaats van eenofficiële dealer worden uitgevoerd. Anderskunnen er storingen in de werking van de air-bags optreden.

● Aan de delen van het airbagsysteem maggeen enkele verandering worden aange-bracht.

● De aansturing van de zij- en hoofdairbagsgebeurt met sensoren die zich bevinden aande binnenzijde van de voorportieren. Om decorrecte werking van de zij- en hoofdairbagste garanderen, mogen noch de portieren,noch de portierpanelen gewijzigd worden(bijv. door naderhand luidsprekers in te bou-wen). Indien schade aangebracht wordt aanhet voorportier kan de correcte werking vanhet systeem aangetast worden. Alle werk-zaamheden aan het voorportier moeten doorde werkplaats van een officiële dealer uitge-voerd worden.

Airbags buiten werking stellen

De bijrijdersvoorairbag in- en uitscha-kelen*

Afb. 105 Sleutelschakelaar voor het in- en uit-schakelen van de bijrijdersairbag.

Afb. 106 Centraal deel van het dashboard:controlelampje voor buiten werking gesteldebijrijdersairbag. »

93

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 96: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Veiligheid

Bijrijdersairbag buiten werking stellen, als uin uitzonderingsgevallen op de bijrijdersstoeleen kinderzitje gebruikt, waarin het kind metde rug naar het dashboard zit.

SEAT adviseert u echter om het kinderzitje al-leen op de achterbank vast te maken, opdatde bijrijdersairbag paraat kan blijven.

Schakelaar frontairbag aan bijrijderszijde

Wanneer de bijrijdersairbag uitgeschakeld is,dan betekent dit dat enkel de frontairbag vande bijrijder uitgeschakeld is. Alle andere air-bags in de wagen zijn gewoon paraat.

De voorairbag van de bijrijder buiten werkingstellen

● Contact uitschakelen.

● Open het portier aan de voorpassagierszij-de.

● Voer de sleutelbaard in de gleuf in die voor-zien is op de schakelaar voor uitschakelingvan de bijrijdersairbag ››› afb. 105. De sleutelmoet ca. 3/4 van zijn lengte ingevoerd wor-den, tot tegen de aanslag.

● Draai de sleutel zachtjes om de stand op te plaatsen. Indien u moeilijkheden on-dervindt, controleert u of de sleutel tot deaanslag is ingestoken.

● Bijrijdersportier sluiten.

● Controleer of het controlelampje bijingeschakeld contact blijft branden bij het

opschrift in het middenvan het dashboard ››› afb. 106.

De voorairbag van de bijrijder inschakelen

● Contact uitschakelen.

● Bijrijdersportier openen.

● Voer de sleutelbaard in de gleuf in die voor-zien is op de schakelaar voor uitschakelingvan de bijrijdersairbag ››› afb. 105. De baardmoet ca. 3/4 van zijn lengte ingevoerd wor-den, tot tegen de aanslag.

● Draai de sleutel zachtjes om de stand op te plaatsen. Indien u moeilijkheden onder-vindt, controleert u of de sleutel tot de aan-slag is ingestoken.

● Bijrijdersportier sluiten.

● Controleer of het controlelampje bijingeschakeld contact niet blijft branden bijhet opschrift in het mid-den van het dashboard ››› afb. 106. Het lamp-je brandt gedurende 60 seconden engaat daarna uit.

ATTENTIE

● De bestuurder van de wagen is verantwoor-delijk voor het in- of uitschakelen van de air-bag.

● Schakel de airbag enkel uit bij uitgescha-keld contact! Indien u dit niet doet, kunt ueen defect veroorzaken in het systeem om deairbag uit te schakelen.

● Laat de sleutel in geen enkel geval in deschakelaar voor uitschakeling van de airbagzitten, want de sleutel kan beschadigd wor-den of de airbag kan bij het rijden in werkingof buiten werking gesteld worden.

● Buiten werking gestelde airbags zo snelmogelijk weer in paraatheid brengen, opdathun beschermende werking weer wordt her-steld.

Controlelampjes van het airbagsys-teem

Gaat branden in het instru-mentenpaneel

Storing in hetsysteem van air-bags en gordel-spanners.

Laat het systeem onmiddellijk dooreen specialist controleren.

Gaat branden in het dash-board

Voorairbag vande voorpassagierbuiten werkinggesteld.

Controleer of de airbag uitgescha-keld moet blijven

94

Page 97: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Veilig vervoer van kinderen

Gaat branden in het dash-board

Frontairbag vande bijrijder inwerking.

Het controlelampje gaat automa-tisch uit 60 seconden nadat hetcontact is ingeschakeld

Wanneer het contact wordt ingeschakeld,gaan sommige controle- en waarschuwings-lampjes enkele seconden aan terwijl ze eenwerkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-den gaan de lampjes uit.

Indien het controlelampje van het airbag- engordelspansysteem vast brandt of knip-pert, geeft dat aan dat er een storing is in hetsysteem ››› . Laat het systeem onmiddellijkdoor een specialist controleren.

Indien de airbag van de bijrijder is uitgescha-keld, blijft het waarschuwingslampje vast branden in hetdashboard om hierop te wijzen. Indien devoorairbag van de bijrijder uitgeschakeld is,het controlelampje niet blijft branden ofbrandt samen met het controlelampje vanhet instrumentenpaneel, kan het zijn dat ereen storing is in het airbagsysteem ››› . Alshet controlelampje knippert, geeft dit aan dater een defect is in het systeem om de airbaguit te schakelen ››› . Laat het systeem on-middellijk door een specialist controleren.

ATTENTIE

Bij een storing van het airbag- en gordelspan-systeem kunnen de airbags moeilijk, hele-maal niet of zelfs onverwacht worden geacti-veerd.

● De inzittenden kunnen levensgevaarlijkeletsels oplopen hierdoor. Laat het systeemonmiddellijk door een gespecialiseerde werk-plaats nakijken.

● Monteer geen kinderzitje op de voorstoel,of verwijder het ingebouwde kinderzitje! Devoorairbag van de voorpassagier zou on-danks het defect af kunnen gaan bij een aan-rijding.

VOORZICHTIG

Let altijd op de brandende controlelampjesen neem de daarbij behorende beschrijvingenen aanwijzingen in acht om geen schade aande wagen of letsel van de inzittenden te ver-oorzaken.

Veilig vervoer van kinderen

Veiligheid van kinderen

Inleiding

Om veiligheidsredenen en zoals de statistie-ken met betrekking tot ongevallen aantonen,adviseren wij u om kinderen onder de 12 jaarop de achterbank te vervoeren. Afhankelijkvan leeftijd, lichaamslengte en gewicht moe-ten kinderen op de achterbank door een kin-derzitje of door de aanwezige veiligheidsgor-dels op hun plaats worden gehouden. Omveiligheidsredenen moet dit stoeltje gemon-teerd worden op de achterbank, achter destoel van de bijrijder of in het midden.

Het natuurkundige principe van een ongevalheeft uiteraard ook betrekking op kinderen››› pag. 86. De spieren en de botstructuur vankinderen zijn in tegenstelling tot die van vol-wassenen nog niet volledig ontwikkeld. Kin-deren zijn daarom blootgesteld aan een ver-hoogd risico op lichamelijk letsel.

Kinderen mogen alleen in speciale kinderzi-tjes worden vervoerd om de kans op lichame-lijk letsel te verkleinen!

Wij adviseren u voor uw wagen kindergordel-systemen uit het originele SEAT accessoire-programma te gebruiken dat systemen voorelke leeftijd van het merk "Peke" omvat (nietvoor alle landen). »

95

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 98: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Veiligheid

Deze systemen zijn speciaal ontworpen engoedgekeurd en voldoen aan de regelingECE-R44.

SEAT beveelt aan om de kinderzitjes van dewebsite te gebruiken volgens onderstaandebeschrijving:

● Kinderzitjes tegen de rijrichting in (groep0+): ISOFIX en steun (Peke G0 Plus + ISOFIX-basis (RWF)).

● Kinderzitjes in de rijrichting (groep 1): ISO-FIX en Top Tether (Peke G1 ISOFIX DUO Plus).

● Kinderzitjes in de rijrichting voor groep 2:veiligheidsgordel en ISOFIX (RÖMER KIDFIXXP©).

● Kinderzitjes in de rijrichting voor groep 3:met veiligheidsgordel (TAKATA MAXI PLUS©).

Let voor het inbouwen en het gebruik vankinderzitjes op de wettelijke bepalingen enmontageaanwijzingen van de fabrikant vanhet betreffende kinderzitje. Lees in elk geval››› pag. 96 en volg dit op.

Wij adviseren u het instructieboekje van defabrikant van het kinderzitje bij de wagendo-cumentatie te voegen en altijd in de wagenmee te nemen.

Belangrijke aanwijzingen voor devoorairbag van de bijrijder

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 24.

Neem de veiligheidsaanwijzingen van de vol-gende hoofdstukken in acht:

● Veiligheidsafstand tot de airbag aan bijrij-derszijde ››› pag. 89.

● Voorwerpen tussen de bijrijder en de air-bag aan bijrijderszijde ››› in Voorairbagsop pag. 91

Indien de voorairbag aan bijrijderszijde wordtgeactiveerd, vormt dat een groot gevaar vooreen kind dat met de rug naar het dashboardis gekeerd, aangezien de airbag met zo'ngrote kracht tegen de stoel kan slaan dat ditlevensgevaarlijke letsels kan opleveren. Kin-deren t/m 12 jaar moeten altijd op de zit-plaatsen achterin worden vervoerd.

Om deze reden raden wij u met klem aan omkinderen op de zitplaatsen achterin te ver-voeren. Het is de veiligste plek van de wa-gen. Met de sleutelschakelaar kan de bijrij-dersairbag buiten werking worden gesteld››› pag. 93. Vervoer kinderen in een geschiktkinderzitje dat in overeenstemming is met deleeftijd en de grootte van het kind ››› pag.97.

ATTENTIE

● Als op de bijrijdersstoel een kinderzitjewordt gemonteerd, betekent dit bij een aan-rijding een grotere kans op, mogelijk dode-lijk, lichamelijk letsel bij het kind.

● Een geactiveerde bijrijdersairbag kan eenkinderzitje, dat met de rug naar het dash-board is gekeerd, raken en dit met vollekracht tegen het portier, de hemelbekledingof de rugleuning werpen.

● Nooit een kinderzitje op de bijrijdersstoelbevestigen waarbij het kind met de rug naarhet dashboard is gekeerd en de frontairbag inparaatheid is - levensgevaarlijk! Wanneer hetin uitzonderlijke gevallen noodzakelijk is eenkind op de bijrijdersstoel mee te nemen,moet de frontairbag aan de bijrijderszijdebuiten werking worden gesteld ››› pag. 93, Debijrijdersvoorairbag in- en uitschakelen*. In-dien de bijrijdersstoel over een hoogterege-ling bezit, plaats deze dan zo ver mogelijknaar achteren en in de hoogste positie. Als ueen vaste stoel heeft, moet de stoel zo vermogelijk naar achteren worden gezet.

● In de versies zonder sleutelschakelaar voorhet uitschakelen van de airbag dient de uit-schakeling door een Technische Dienst teworden verricht. Vergeet niet de airbag op-nieuw in te schakelen wanneer een volwasse-ne plaats wenst te nemen naast de bestuur-der.

96

Page 99: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Veilig vervoer van kinderen

● Alle inzittenden - vooral kinderen - moetentijdens het rijden de juiste zithouding aanne-men en de veiligheidsgordels juist hebbenomgegespt.

● Laat nooit kinderen of baby's op schootmeerijden - levensgevaarlijk!

● Sta nooit toe dat kinderen onbeschermd inde wagen meegaan of tijdens het rijden in dewagen gaan staan resp. geknield op de stoe-len zitten. Bij een ongeval wordt uw kind zelfook door de wagen geslingerd en kunnen an-dere inzittenden daardoor levensgevaarlijkworden verwond.

● Als kinderen tijdens het rijden een verkeer-de zithouding aannemen, stellen de kinderenzich bij plotseling remmen of een aanrijdingbloot aan een verhoogd risico op lichamelijkletsel. Dit geldt in het bijzonder voor kinde-ren die op de bijrijdersstoel worden vervoerd,want als het airbagsysteem bij een ongevalwordt geactiveerd, kan dit ernstig letsel enzelfs de dood tot gevolg hebben.

● Een geschikt kinderzitje biedt een goedebescherming!

● Laat een kind nooit alleen op het kinderzi-tje of in het interieur, aangezien de gepar-keerde wagen naargelang het seizoen zeerhoge en nagenoeg dodelijke temperaturenkan bereiken.

● Kinderen kleiner dan 1,50 m mogen nietzonder kinderzitje met een normale veilig-heidsgordel worden vastgegespt omdat zeanders bij plotseling remmen of een ongevalletsel kunnen oplopen aan buik en hals.

● De veiligheidsgordel mag niet zijn vastge-klemd en moet juist zijn omgedaan ››› pag.83.

● In een kinderzitje mag slechts één kind zit-ten ››› pag. 97, Kinderzitjes.

● Wanneer een kinderzitje gemonteerd wordtop de achterbank, wordt aanbevolen om hetkinderslot te activeren ››› pag. 144.

Kinderzitjes

Veiligheidsaanwijzingen

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 24.

ATTENTIE

Tijdens het rijden moeten kinderen in de wa-gen worden vervoerd in een zitje dat geschiktis voor hun leeftijd, lichaamsgewicht en li-chaamslengte.

● Lees in elk geval de informatie en waar-schuwingen voor het gebruik van de kinderzi-tjes ››› pag. 96 en volg deze op.

ATTENTIE

De bevestigingsbeugels zijn alleen ontwik-keld voor kinderzitjes met het "ISOFIX"- enTop Tether*-systeem.

● Nooit kinderzitjes zonder "ISOFIX"- en TopTether*-systeem of spanbanden of andere

voorwerpen aan de bevestigingsbeugelsvastmaken - levensgevaarlijk!

● Zorg ervoor dat de kinderzitjes goed in de"ISOFIX"- en Top Tether*-bevestigingsbeu-gels vastzitten.

ATTENTIE

Een onjuiste installatie van de kinderzitjesverhoogt het risico op verwonding bij eenbotsing.

● Bind de veiligheidsriem nooit aan een be-vestigingshaak in de bagageruimte.

● De bagage of andere voorwerpen nooit bijde onderste (ISOFIX) of de bovenste veranke-ringen (Top Tether) vastbinden of vastzetten.

Indeling van de kinderzitjes in klas-sen

Er mogen alleen kinderzitjes worden gebruiktdie zijn goedgekeurd en voor het kind ge-schikt zijn.

Voor deze kinderzitjes geldt de norm ECE-R44 of ECE-R 129. ECE-R betekent: EconomicCommision of Europe-regeling.

De kinderzitjes zijn ingedeeld in vijf groepen:

Groep 0: tot 10 kg (tot ongeveer 9 maan-den) »

97

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 100: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Veiligheid

Groep 0+: tot 13 kg (tot ongeveer 18 maan-den)

Groep 1: van 9 tot 18 kg (tot ongeveer 4jaar)

Groep 2: van 15 tot 25 kg (tot ongeveer 7jaar)

Groep 3: van 22 tot 36 kg (boven ongeveer7 jaar)

Kinderzitjes die conform de ECE-R 44 of ECE-R129 norm zijn getest, zijn voorzien van hetECE-R 44 of ECE-R 129 keurmerk (grote E ineen cirkel, daaronder het testnummer).

Let voor het inbouwen en het gebruik vankinderzitjes op de wettelijke bepalingen enmontageaanwijzingen van de fabrikant vanhet betreffende kinderzitje.

Wij adviseren u het instructieboekje voor hetkinderzitje bij de wagendocumentatie te voe-gen en altijd in de wagen mee te nemen.

SEAT adviseert kinderzitjes uit het accessoi-resprogramma van SEAT te gebruiken. Dezekinderzitjes zijn voor het gebruik in wagensvan SEAT geselecteerd en getest. Bij uw SEATdealer kunt u terecht voor het meest geschik-te zitje voor uw model wagen en de leeftijds-categorie waarin uw kind valt.

Kinderzitjes volgens categorieën

De kinderzitjes kunnen universeel, semi-uni-verseel, specifiek voor een voertuig (allemaal

volgens het voorschrift ECE-R 44) of i-Size(volgens het voorschrift ECE-R 129) goedge-keurd zijn.

● Universeel: de kinderzitjes met universelegoedkeuring kunnen in alle voertuigen ge-monteerd worden. Het is niet nodig om eenlijst met modellen te raadplegen. Bij een uni-versele goedkeuring voor ISOFIX is het kin-derzitje daarnaast ook voorzien van een be-vestigingsgordel bovenaan (Top Tether).

● Semi-universeel: voor de semi-universelegoedkeuring zijn, naast de standaard vereis-ten van de universele goedkeuring, ook eenaantal veiligheidsinrichtingen nodig om hetzitje vast te zetten; die vereisen aanvullendetesten. De kinderzitjes met semi-universelegoedkeuring staan in een lijst van wagenmo-dellen waarin ze kunnen worden gemon-teerd.

● Specifiek voor een voertuig: de specifiekegoedkeuring voor een voertuig vereist eendynamische test van het kinderzitje voor elkvoertuigmodel apart. De kinderzitjes metspecifieke goedkeuring voor een voertuig be-vatten een lijst van voertuigmodellen waarinze kunnen worden gemonteerd.

● i-Size: de kinderzitjes met i-Size goedkeu-ring moeten voldoen aan de vereisten vanvoorschrift ECE-R 129 met betrekking totmontage en veiligheid. De fabrikanten vankinderzitjes kunnen u aangeven welke zitjesover de i-Size goedkeuring beschikken voordeze wagen.

Bevestigingssystemen

Afhankelijk van het land worden verschillen-de bevestigingssystemen gebruikt om dekinderzitjes veilig in te bouwen.

Overzicht van de bevestigingssystemen

● ISOFIX: ISOFIX is een gestandaardiseerdbevestigingssysteem dat het mogelijk maaktom kinderzitjes snel en veilig vast te zetten inde auto. De ISOFIX-bevestiging zorgt vooreen starre verbinding tussen het kinderzitjeen de carrosserie.

Het kinderzitje heeft twee bevestigingspun-ten of "ankers". Deze bevestigingspuntenklikken vast in ISOFIX-ogen die zich tussende achterbank en de rugleuning van de ach-terbank bevinden (buitenste zitplaatsen).ISOFIX-bevestigingssystemen worden vooralin Europa gebruikt ››› pag. 27. Het is mo-gelijk dat de ISOFIX-bevestiging wordt aange-vuld met een bevestigingsgordel bovenaan(Top Tether) of een steun.

● Automatische driepuntsgordel. Wanneermogelijk is het beter de kinderzitjes te beves-tigen met het ISOFIX-systeem dan met de au-tomatische driepuntsgordel ››› pag. 25.

Bijkomende bevestigingen:

● Top Tether: de bevestigingsgordel boven-aan wordt over de rugleuning van de achter-bank geleid en met een haak aan een

98

Page 101: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Veilig vervoer van kinderen

verankeringspunt vastgezet. De veranker-ingspunten bevinden zich achteraan aan derugleuning van de achterbank, aan de zijdevan de bagageruimte ››› pag. 30. Deogen voor bevestiging van de Top Tether-gor-del zijn aangeduid met het symbool van eenanker.

● Steun: sommige kinderzitjes rusten op devloer van de auto met een steun. De steunverhindert dat het kinderzitje naar voren kan-telt bij een botsing. De kinderzitjes met steunmogen enkel gebruikt worden op de bijrij-dersstoel en op de buitenste zitplaatsen ach-terin ››› . Bij montage van dit type zitjesmoet ook de lijst van goedgekeurde auto'svoor deze montage, beschikbaar in de ge-bruiksaanwijzing van het bevestigingssys-teem, worden geraadpleegd.

Aanbevolen systemen om kinderzitjes te be-vestigen

SEAT beveelt aan om de kinderzitjes als volgtte bevestigen:

● Autostoeltjes of kinderzitjes tegen de rij-richting in: ISOFIX en steun of iSize.

● Kinderzitjes in de rijrichting: ISOFIX en TopTether.

ATTENTIE

Het verkeerde gebruik van de steun kan le-vensgevaarlijke letsels tot gevolg hebben.

● Controleer of de steun juist en veilig is ge-installeerd.

99

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 102: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Veiligheid

Opslag van ongevalgege-vens (Event Data Recorder)

Beschrijving en werking

Uw wagen beschikt over een apparaat dat ge-gevens van ongevallen opslaat (EDR).

De EDR registreert gegevens bij een licht ofernstig ongeval. Deze gegevens dienen terondersteuning van de analyse van het ge-drag van diverse wagensystemen.

De EDR registreert gedurende een kort tijds-bestek (doorgaans 10 seconden of minder)dynamische rijgegevens en gegevens van debevestigingssystemen, zoals:

● Hoe diverse systemen van uw wagen heb-ben gefunctioneerd.

● Of de bestuurder en passagiers hun veilig-heidsgordel droegen.

● Hoe ver het gas- of rempedaal werd inge-trapt.

● Snelheid van de wagen.

Deze gegevens helpen om de omstandighe-den waarin het ongeval plaatsvond beter tebegrijpen.

Tevens worden gegevens van de rijhulpsyste-men geregistreerd. Hiertoe behoren gege-vens zoals of de systemen waren uitgescha-keld of hadden ingegrepen, of het ingrijpen

invloed had op het dynamische gedrag vande wagen, waardoor van het traject werd af-geweken in de eerder beschreven situaties,versneld of vertraagd.

Naargelang de uitrusting van de wagen bevatdit gegevens van systemen als:

● Automatische afstandsregeling (ACC).

● Noodremhulpsysteem (Front Assist).

● Parkeerhulp (Park Pilot).

De EDR-gegevens worden alleen geregi-streerd in specifieke ongevalsituaties. In nor-male rijomstandigheden worden geen gege-vens vastgelegd.

Er worden geen audio- of videogegevens ge-registreerd in het interieur of de omgevingvan de wagen. Persoonlijke gegevens zoalsnaam, leeftijd of geslacht worden in geen ge-val geregistreerd. Het is echter mogelijk datderden (zoals autoriteiten voor strafrechtelij-ke vervolging) de inhoud van de EDR kunnenrelateren aan andere gegevensbronnen eneen persoonlijke referentie creëren in de con-text van het onderzoek naar ongevallen.

Om de EDR-gegevens te lezen, is wettelijkvoorgeschreven toegang nodig tot de ODB-interface ("On-Board-Diagnose") van uw wa-gen met ingeschakelde motor.

SEAT heeft geen toegang tot de EDR-gege-vens tenzij de eigenaar (of de huurder in ge-val van "leasing") zijn toestemming geeft. Op

grond van wettelijk of contractuele bepalin-gen kunnen er zich uitzonderingen voordoen.

Gezien de wettelijke vereisten voor produc-ten in verband met uw veiligheid, kan SEATde EDR-gegevens gebruiken voor veldonder-zoek en verbetering van de kwaliteit van dewagensystemen. De gegevens gebruikt vooronderzoeksdoeleinden zullen anoniem be-handeld worden (d.w.z. zonder verwijzingnaar de wagen, zijn eigenaar of huurder).

100

Page 103: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Zelfhulp

Noodgevallen

Zelfhulp

Nooduitrusting

Gevarendriehoek*

In sommige landen is een reflecterende geva-rendriehoek voor noodgevallen verplicht,evenals een verbanddoos en reservelampjes.

De gevarendriehoek bevindt zich in het op-bergvak onder de laadvloerafdekking in debagageruimte van de wagen.

Let op

● De gevarendriehoek behoort niet tot destandaarduitrusting van de wagen.

● De gevarendriehoek moet voldoen aan dewettelijke vereisten.

Verbanddoos en brandblusser*

De verbanddoos kan zich in het opbergvakonder de laadvloerafdekking in de bagage-ruimte van de wagen bevinden.

De brandblusser* bevindt zich in de bagage-ruimte en is met velcro op de vloermat vast-gemaakt.

Let op

● De verbanddoos en de brandblusser beho-ren niet tot de standaarduitrusting van de wa-gen.

● De verbanddoos moet voldoen aan de wet-telijke eisen.

● Let bij het verbandkussen resp. de verband-doos op de houdbaarheidsdatum van de in-houd. Is de houdbaarheidsdatum verstreken,dan moet u zo snel mogelijk een nieuwe ver-banddoos aanschaffen.

● De brandblusser moet altijd aan de wette-lijke eisen voldoen.

● Let er bij een brandblusser op, dat deze ookbedrijfsklaar is. Daarom moet een brandblus-ser regelmatig worden gecontroleerd. Wan-neer de eerstvolgende controle noodzakelijkis, kunt u zien op de controlesticker op debrandblusser.

● Alvorens nieuwe of vervangende accessoi-res aan te schaffen de aanwijzingen raadple-gen in "Accessoires en onderdelen" ››› pag.260.

Wagengereedschap

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 66

Afhankelijk van de uitrusting bevinden hetwagengereedschap en de bandenreparatie-set* zich in de bagageruimte onder de afdek-king van de laadvloer.

Het wagengereedschap bestaat uit de vol-gende onderdelen:

● Adapter voor wielboutbeveiliging*

● Sleepoog

● Wielsleutel*

● Krik*

● Haak voor verwijderen van de grote wiel-doppen*/ klem voor de doppen van de wiel-bouten.

Enkele van de vermelde onderdelen horen al-leen bij bepaalde uitvoeringen of zijn optio-neel.

ATTENTIE

● De uit de fabriek meegeleverde krik is al-leen voor uw wagenmodel bedoeld. In geengeval daarmee zwaardere wagens of anderelasten optillen - gevaar voor verwondingen!

● Krik alleen op een stevige, vlakke onder-grond gebruiken.

● Nooit de motor bij opgekrikte wagen star-ten - gevaar voor ongelukken!

● Als er handelingen onder de wagen verrichtmoeten worden, dient men hiervoor geschik-te middelen te gebruiken. Gevaar voor ver-wondingen! »

101

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 104: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Noodgevallen

Let op

De krik heeft doorgaans geen onderhoud no-dig. Indien dit nodig is, moet gesmeerdworden met universeel vet.

Bandenreparatie

Bandenafdichtset TMS (Tyre MobilitySystem)*

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 65

Dankzij de bandenafdichtset* (Tyre MobilitySystem) kan een beschadiging of een lek ver-oorzaakt door scherpe voorwerpen met eenmaximale doorsnede van ca. 4 mm deugde-lijk worden gerepareerd. Haal het scherpevoorwerp, bijv. de schroef of spijker, niet uitde band.

Na het aanbrengen van de afdichtingspastaop de band, moet u de bandenspanning al-tijd 10 minuten na het hernieuwd startencontroleren.

Gebruik de bandenafdichtkit alleen om eenband op te vullen nadat u de wagen op eenveilige plaats hebt geparkeerd en als u ver-trouwd bent met de nodige werkzaamhedenen veiligheidsvoorschriften én over de juistebandenafdichtkit beschikt! Roep anders dehulp van vakmensen in.

Het bandenafdichtmiddel mag niet wordengebruikt:

● Bij beschadigingen aan de velg.

● Voor buitentemperaturen lager dan -20°C(-4°F).

● Bij sneden en gaatjes in de band groterdan 4 mm.

● Als u met zeer lage bandenspanning of le-ge band hebt gereden.

● Als de houdbaarheidsdatum van de fles af-dichtkit is verstreken.

ATTENTIE

Het gebruik van de bandenafdichtset kan ge-vaarlijk zijn, met name bij het vullen van deband op de vluchtstrook of in de berm. Let ophet volgende om het gevaar voor verwondin-gen te beperken:

● Breng de wagen tot stilstand zodra dit opeen veilige wijze mogelijk is. Parkeer de wa-gen op een veilige afstand van het langsrij-dende verkeer om de band te vullen.

● Let erop dat de ondergrond vlak en stevigis.

● Alle inzittenden, en met name kinderen,moeten zich op een veilige afstand van dewerkzaamheden bevinden.

● Zet de alarmlichten aan om andere wegge-bruikers te waarschuwen.

● Gebruik de bandenafdichtset alleen als uvertrouwd bent met de uit te voeren werk-

zaamheden. Roep anders de hulp van vak-mensen in.

● De afdichtset is alleen bedoeld om in gevalvan nood een werkplaats te kunnen bereiken.

● Vervang de met de afdichtbandenset gere-pareerde band zo snel mogelijk vervangen.

● Het dichtmiddel is schadelijk voor de ge-zondheid en moet onmiddellijk wordenschoongemaakt als het de huid in aanrakingkomt.

● Bewaar de bandenafdichtset altijd buitenhet bereik van kinderen.

● Gebruik nooit een krik, zelfs als die isgoedgekeurd voor uw wagen.

● Zet de motor altijd af, trek de handrem he-lemaal aan en zet hem in een versnelling bijwagens met een handgeschakelde versnel-lingsbak om het risico op onbedoeld verrij-den te reduceren.

ATTENTIE

Een met dichtmiddel gevulde band heeft nietdezelfde rijeigenschappen als een gewoneband.

● Rij hiermee nooit sneller dan 80 km/h (50mph).

● Vermijd acceleraties, stevig remmen ensnel door bochten rijden.

● Rijd slechts 10 minuten op de maximum-snelheid van 80 km/u (50 mph) en controleervervolgens de toestand van de band.

102

Page 105: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Zelfhulp

Milieu-aanwijzing

Ontdoe u van de gebruikte of niet meer houd-bare afdichtpasta volgens de toepasselijkewettelijke milieuvoorschriften.

Let op

● Nieuwe flessen bandafdichtmiddel zijn ver-krijgbaar bij SEAT-dealers.

● Neem de meegeleverde gebruiksaanwijzingvan de fabrikant van de afdichtset* in acht.

Inhoud bandenafdichtset*

Afb. 107 Standaardweergave: inhoud van debandenafdichtset.

De bandenafdichtset zit in de bagageruimteonder de vloerbekleding. Het bevat de vol-gende componenten ››› afb. 107:

Demontagegereedschap voor ventielinzet

Sticker die de maximum toegelaten snel-heid aanduidt "max. 80 km/h" of "max.50 mph"

Vulpijp met dop

Luchtcompressor

Schakelaar ON/OFF

Ontluchtingsschroef (kan ook in depompslang opgenomen zijn).

Controlelampje van de bandenspan-ningscontrole (kan ook opgenomen zijnin de pompslang).

Buis voor bandenspanning

12 V steker

Fles met afdichtmiddel

Reserveventiel

Het ventieluitbouwsysteem 1 heeft aan deonderkant een gleuf voor het ventiel. Hetventiel kan alleen zo worden in- of uitge-draaid. Hetzelfde geldt voor het reserveven-tiel 11 .

ATTENTIE

Bij het oppompen kan de luchtcompressor ende pompslang heet worden.

● Bescherm handen en huid tegen aanrakingvan hete onderdelen.

● Leg de hete pompslang en de hete lucht-compressor niet op brandbare materialen.

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

● Laat ze eerst afkoelen alvorens het appa-raat op te bergen.

● Lukt het niet de band tot minstens 2,0 bar(29 psi / 200 kPa) op te pompen, dan is deband te beschadigd. Het afdichtmiddel is nietin staat de band af te dichten. Rij niet verder.Roep de hulp van vakmensen in.

VOORZICHTIG

Zet de luchtcompressor na maximaal acht mi-nuten uit zodat hij niet oververhit raakt! Laathem eerst enkele minuten afkoelen alvorenshem weer aan te zetten.

Controle na 10 minuten rijden

Draai de pompslang ››› afb. 107 8 weer vasten controleer de druk op de manometer 7 .

1,3 bar (19 psi / 130 kPa) en lager:

● Zet de wagen stil! De band is niet voldoen-de afgedicht.

● Roep de hulp van vakmensen in ››› .

1,4 bar (20 psi / 140 kPa) en hoger:

● Corrigeer de bandenspanning opnieuw totde juiste waarde.

● Rij voorzichtig weer door tot de dichtstbij-zijnde gespecialiseerde werkplaats. Rij nietharder dan 80 km/u (50 mph) en vervang deband. »

103

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 106: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Noodgevallen

ATTENTIE

Rijden met een niet afgedichte band is ge-vaarlijk en kan ongevallen en ernstig letselveroorzaken.

● Rij niet verder als de bandenspanning1,3 bar (19 psi / 130 kPa) of lager is.

● Roep de hulp van vakmensen in.

Ruitenwisserbladen vervangen

De ruitenwisserbladen voor en achtervervangen

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 75.

Ruitenwisserbladen in perfecte staat zorgenvoor goed zicht. Zijn ze beschadigd, danmoeten ze onmiddellijk vervangen worden.

De ruitenwisserbladen zijn standaard voor-zien van een laagje grafiet. Deze laag zorgtervoor dat de ruit stil wordt geveegd. Als hetgrafietlaagje beschadigd is, wordt de ruit metmeer lawaai schoongeveegd.

Controleer de toestand van de wisserbladenregelmatig. Als de ruitenwisserbladen hetglas krassen, dan moet u ze bij beschadigingvervangen en bij verontreiniging schoonma-ken ››› .

Als dit laatste niet voldoende mocht zijn, kanhet zijn dat de montagehoek van de ruiten-wisserarmen slecht afgesteld staat. In dat ge-val dient u bij een gespecialiseerde werk-plaats langs te gaan om de montagehoek telaten controleren en eventueel af te stellen.

ATTENTIE

Rijd alleen wanneer u goed zicht hebt door al-le ruiten!

● Regelmatig de ruitenwisserbladen en alleruiten schoonmaken.

● Ruitenwisserbladen elk jaar een- tot twee-maal vervangen.

VOORZICHTIG

● Defecte of vervuilde ruitenwisserbladenkunnen krassen op de voorruit veroorzaken.

● Ruiten nooit met brandstof, nagellakremo-ver, lakverdunner e.d. schoonmaken. Hier-door kunnen de ruitenwisserbladen wordenbeschadigd.

● De voorruit- of achterruitwisser nooit metde hand verplaatsen. Deze kunnen hierdoorbeschadigd raken.

● Om beschadiging van de motorkap en deruitenwisserarmen te voorkomen, mogen zeuitsluitend worden opgetild van de ruiten zo-dra ze in servicestand staan.

Let op

● De wisserarmen kunnen alleen in de be-drijfsstand worden gezet als de motorkap vol-ledig gesloten is.

● De servicestand kunt u bijvoorbeeld ookgebruiken wanneer u 's winters de voorruitmet een hoes tegen bevriezing wilt bescher-men.

Aanslepen en motor startendoor slepen

Algemeen

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 72.

Motor starten door slepen (of "aanslepen") ishet aanzetten van de motor van een voertuigterwijl een ander voertuig eraan trekt.

Wegslepen is het trekken van een voertuigdat niet in staat is om te rijden.

Als de wagen uitgerust is met het KeylessAccess-systeem, mag hij enkel gesleept wor-den met contact ingeschakeld!

De accu van de wagen ontlaadt als de wagengesleept wordt met de motor uitgeschakelden het contact ingeschakeld. Afhankelijk vande batterijstatus kan de afname van de span-ning zo groot zijn, ook al duurt dat slechtsenkele minuten, dat geen enkel apparaat van

104

Page 107: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Zelfhulp

de wagen meer werkt, zoals bijv. de alarm-lichten. In auto's met Keyless Access-systeemkan het stuur blokkeren.

ATTENTIE

Als de stroomvoorziening is uitgevallen,werkt de verlichting niet (bv. remlicht enknipperlichten). Sleep de wagen niet af. An-ders bestaat er gevaar voor ongelukken.

ATTENTIE

Als u aansleept, ontstaat een hoog risico voorongevallen, bijv. doordat tegen de slependewagen wordt gebotst.

VOORZICHTIG

Als vanwege een defect de versnellingsbakvan uw wagen geen smeermiddel meer krijgt,mag de wagen alleen met opgetilde aange-dreven wielen of met een speciale transport-wagen of aanhangwagen worden afgesleept.

VOORZICHTIG

De wagen mag niet verder dan 50 m wordenaangetrokken. Anders bestaat het risico datde katalysator beschadigd raakt.

Let op

● Hierbij moeten de wettelijke voorschriftenworden opgevolgd.

● Bij beide wagens de alarmlichten inschake-len. Let daarbij echter zo nodig op anderevoorschriften.

● De sleepkabel mag niet verdraaid zijn. Isdat wel het geval, kan het voorste sleepooglos raken van de wagen.

Aanwijzingen voor het aanslepen

In het algemeen geldt dat een wagen niet ge-start mag worden door hem te slepen. Ge-bruik in plaats daarvan de starthulp››› pag. 73.

Om technische redenen kunnen de volgendewagens niet worden gestart door te slepen:

● Wagens met automatische versnellingsbak.

● Als de accu van de wagen leeg is, omdat inwagens met vergrendel- en startsysteemKeyless Access de stuurinrichting geblok-keerd blijft en de elektronische parkeerremen elektronische stuurkolomvergrendelingniet gelost kunnen worden indien ze zijn in-geschakeld.

● Als de accu volledig ontladen is, werken deregeleenheden van de motor mogelijk nietmeer correct.

Wanneer uw wagen toch gestart moet wor-den door te slepen (enkel handgeschakeldeversnellingsbak):

● De 2e of 3e versnelling inschakelen.

● Koppeling ingetrapt houden.

● Schakel het contact en de alarmlichten in.

● Wanneer beide voertuigen in bewegingzijn, laat u het koppelingspedaal los.

● Zodra de motor aanslaat, trapt u het koppe-lingspedaal in en ontkoppelt u de versnellingom botsing met het trekkende voertuig tevermijden.

Let op

De motor kan enkel gestart worden door sle-pen indien de elektronische parkeerrem eneventueel de elektronische stuurkolomver-grendeling uitgeschakeld zijn. Als de wagenzonder stroom zit of er een defect is in hetelektrische systeem, moet de motor gestartworden met de starthulp om de elektronischeparkeerrem en de elektronische stuurkolom-vergrendeling uit te schakelen.

105

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 108: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Noodgevallen

Voorste sleepoog

Afb. 108 Voorbumper rechts: de afdekkingverwijderen.

Afb. 109 Voorbumper rechts: vastgeschroefdsleepoog.

Het voorste sleepoog wordt pas ingebouwdwanneer het nodig is.

Rechts in de voorbumper zit een opening metafdekking waarin het sleepoog kan wordengeschroefd.

– Neem het sleepoog uit de wagengereed-schapsset.

– Verwijder het deksel vooraan door op delinkerkant van het deksel te drukken ››› afb.108.

– Het sleepoog helemaal naar links vast-draaien, in pijlrichting ››› afb. 109.

Sleepoog na gebruik eruit draaien en de af-dekkap weer in de bumper plaatsen. Plaatshet sleepoog terug bij het wagengereed-schap. Meen het sleepoog altijd mee in dewagen.

Achterste sleepoog

Afb. 110 Achterbumper rechts: afdekkap.

Afb. 111 Achterbumper rechts: vastge-schroefd sleepoog.

Het achterste sleepoog wordt pas ingebouwdwanneer het nodig is.

Wagens met sleepoog

Rechts in de achterbumper zit een openingmet afdekking waarin het sleepoog kan wor-den geschroefd

– Neem het sleepoog uit de wagengereed-schapsset ››› pag. 101.

– Om de afdekking te openen, drukt u boven-aan rechts ››› afb. 110.

– Schroef het sleepoog in de schroefdraadvast ››› afb. 111 en trek dit met de wielsleu-tel stevig aan.

Schroef het sleepoog na het gebruik weer er-uit en let dit bij het wagengereedschap.Plaats de afdekking weer in de bumper terug.Meen het sleepoog altijd mee in de wagen.

106

Page 109: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Zelfhulp

ATTENTIE

● Als het sleepoog niet tot de aanslag eringeschroefd wordt, kan de schroefdraad bijhet afslepen losraken – gevaar voor ongeluk-ken.

● Bij wagens met trekhaak alleen specialesleepkabels gebruiken - Gevaar voor ongeval-len!

VOORZICHTIG

Gebruik bij wagens met trekhaak alleen spe-ciale sleepstangen om beschadigingen aande stang met kogelkop te voorkomen. Dit zijnsleepstangen, die speciaal voor trekhakenzijn vrijgegeven.

Slepen van wagens met schakelbak

Het slepen gaat relatief probleemloos.

Neem ook de aanwijzingen ››› pag. 104 inacht.

De wagen kan gewoon met een sleepstang/-kabel of met van de grond getilde voor- ofachteras worden gesleept. De maximale snel-heid bij het slepen is 50 km/u (30 mph).

Slepen bij automatische transmissie

Het slepen gaat niet probleemloos.

Neem ook de aanwijzingen ››› pag. 104 inacht.

De wagen kan gewoon met een sleepstang/-kabel worden gesleept. Let hierbij op het vol-gende:

● Keuzehendelstand N inschakelen.

● Tijdens het slepen bedraagt de maximalesnelheid 50 km/u (30 mph).

● De maximale sleepafstand bedraagt 50 ki-lometer. Reden: bij niet-draaiende motorwerkt de ATF-pomp niet, de versnellingsbakwordt bij hogere snelheden en grotere af-standen daarom niet voldoende gesmeerd.

Als de wagen met een takelwagen wordt ge-sleept, mag de wagen alleen met opgetildevoorwielen worden gesleept. Reden: de aan-drijfassen zitten aan de voorwielen. Bij aande achterzijde opgetilde - dus naar achterengetrokken - wagen draaien de aandrijfassennaar achteren. Hierdoor bereiken de satelliet-wielen in de automatische transmissie zulkehoge toerentallen, dat de versnellingsbak inkorte tijd zwaar wordt beschadigd.

Let op

● Als normaal slepen niet mogelijk is of alsde afstand waarover moet worden gesleeptlanger dan 50 km is, moet de wagen op eenspeciaal transportvoertuig of een aanhang-wagen worden vervoerd.

● Als de voeding wordt onderbroken in standP, kan de keuzehendel niet meer worden ver-plaatst. Gebruik in dat geval de noodontgren-deling van de keuzehendel om met de wagente kunnen rijden/manoeuvreren.

107

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 110: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Noodgevallen

Zekeringen en lampjes

Zekeringen

Inleiding tot thema

In principe kan een zekering toegewezen zijnaan verscheidene apparaten. Omgekeerd ishet ook mogelijk dat één apparaat verschil-lende zekeringen gebruikt.

Vervang de zekeringen alleen als de oorzaakvan de fout werd opgelost. Wanneer eennieuw geplaatste zekering na korte tijd weerdoorbrandt, moet de elektrische installatiedoor een gespecialiseerde werkplaats wor-den nagekeken.

ATTENTIE

De hoge spanning van het elektrische sys-teem kan stroomschokken en ernstige brand-wonden veroorzaken. Deze kunnen zelfs do-delijk zijn!

● Raak nooit de elektrische kabels van hetontstekingssysteem aan.

● Voorkom kortsluiting in de elektrische in-stallatie.

ATTENTIE

Het gebruik van verkeerde zekeringen, de ver-vanging van zekeringen en het overbruggenvan een stroomcircuit zonder zekeringen kan

brand en ernstige verwondingen tot gevolghebben.

● Gebruik nooit zekeringen met een te hogestroomsterkte. Vervang de zekeringen alleendoor zekeringen voor dezelfde stroomsterkte(zelfde kleur en opschrift) en grootte.

● Probeer een zekering nooit te repareren.

● Vervang de zekeringen nooit door een me-talen draad, een nietje of iets vergelijkbaars.

VOORZICHTIG

● Schakel de motor, lichten en overige elek-trische apparatuur uit en haal de sleutel uithet contact voordat u een zekering vervangt,om schade aan het elektrische systeem tevoorkomen.

● Wanneer een zekering door een zwaarderezekering wordt vervangen, kan er ook schadeop een andere plaats in de elektrische instal-latie ontstaan.

● Dek de open zekeringenhouders af om tevoorkomen dat er vuil of vocht in de kast te-rechtkomt, aangezien dit het elektrische sys-teem kan beschadigen.

● Verwijder de deksels van de zekeringen-houders en bouw ze weer correct in om be-schadigingen te voorkomen.

Let op

● Bij een elektrisch apparaat kunnen meerde-re zekeringen horen.

● Meerdere apparaten kunnen gezamenlijkmet een zekering zijn beveiligd.

● Er zijn in het voertuig meer zekeringen danin dit hoofdstuk vermeld worden. Deze mo-gen alleen vervangen worden in een gespeci-aliseerde werkplaats.

● De posities die niet bezet zijn door een ze-kering staan ook niet vermeld in de tabellen.

● Enkele van de in de tabellen vermelde ver-bruikers horen alleen bij bepaalde type-uit-voeringen of zijn voor optioneel verkrijgbareuitrusting.

● Let erop dat de tabellen overeenkomen metde stand van de techniek tijdens het drukkenvan dit instructieboekje; waardoor ze dus aanwijzigingen onderhevig zijn.

Zekeringenoverzicht, dashboard links

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 63

Vervang de zekeringen alleen door zekerin-gen voor dezelfde stroomsterkte (zelfde kleuren opschrift) en grootte.

Nr. Stroomverbruiker/Ampère

1 Trekhaak 20

2Sigarettenaansteker/Accessoireaan-sluiting

20

3 Soundversterker 30

108

Page 111: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Zekeringen en lampjes

Nr. Stroomverbruiker/Ampère

5 Panoramadak 30

6 Centrale vergrendeling 40

8 Aanjager verwarming/Climatronic 30

10 Trekhaak 20

11 Elektrokleppen CNG 7,5

13Lichtschakelaar, LSS- en SMLS-stuur-kolom, diagnoseaansluiting, re-gen-/lichtsensor

7,5

14 LSS-stuurkolom: ruitenwisserhendel 10

15 Combi 7,5

16 Voeding lichten rechts 40

17 Ruitbediening rechterportieren 30

18 Ruitenwissers 30

19 Radio, multimediasysteem 25

20 Achterruitverwarming 30

21 SCR-regeleenheid 30

23 Rear view camera 7,5

24Connectivity Box, aansluiting externeaudiobronnen (dubbele USB-Aux IN),telefoonversterker, MIB-scherm

5

25 Elektronica stuurkolom (MFL) 7,5

26 Gateway 7,5

27 Regeleenheid actieve wielophanging 7,5

Nr. Stroomverbruiker/Ampère

28 DWA-sensor 7,5

29 DWA-claxon 7,5

31Regeleenheid clima 9AA/9AB 7,5

Regeleenheid Climatronic 9AK 15

32 LSS-stuurkolom, zonder Kessy 7,5

33 Ruitbediening linkerportieren 30

35 Voeding lichten links 40

36 Signal horn 20

37 Regeleenheid stoelverwarming 30

38 BCM Power C63 30

39 BSD, PDC, MRR 10

40

Lichtschakelaar, diagnoseaansluiting,lichtbundelhoogteverstelling, LSS-stuurkolom: lichten, halogeenkoplam-pen, achteruitrijschakelaar, elektro-chromatische spiegel, RKA zonder ra-dio

7,5

41Afstelling buitenspiegels zonder in-klappen

7,5

42Koppelingspedaal, startrelais, CNG-re-lais bobine, AA-druksensor

7,5

43 DWP-relais bobine, achterruitwisser-motor, verwarmde sproeiers

15

44 Airbag 7,5

Nr. Stroomverbruiker/Ampère

45 Linker koplamp Leimo Plus 7,5

46 Rechter koplamp Leimo Plus 7,5

48Stuurkolomvergrendeling, Kessy re-geleenheid

7,5

49 SCR-relais bobine 7,5

53 Keuzehendel automaat, ZSS 7,5

58 Dubbele waterpomp 7,5

59 Verwarmde buitenspiegels 10

60 Trekhaak 30

61 Trekhaak 30

Zekeringenoverzicht in de motorruim-te

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 63

Vervang de zekeringen alleen door zekerin-gen voor dezelfde stroomsterkte (zelfde kleuren opschrift) en grootte.

Nr. Stroomverbruiker/Ampère

1

Module MPI-motorinspuiting 10

Module TSI-motorinspuiting 15

Module dieselmotorinspuiting 30 »109

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 112: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Noodgevallen

Nr. Stroomverbruiker/Ampère

2

Brandstofdoseerklep (TJ4/T6P/TJ7),Circulatiepomp koelvloeistof lage tem-peratuur (TJ4/T6P/TJ7); Oliedrukregel-klep (TJ1), AGR koelingsklep (TJ1), Ho-ge- en lagedrukwaterpomp (TJ1), SCR-relais bobine

7,5

3 Lambdasondes 15

4Pomprelais benzinemotor (MPI), Vlot-terregeleenheid (TSI en Diesel)

15

5

Drukomzetter, EPW elektroklep, TOG-sensor, PWM elektrische ventilator,Variabele distributieklep, Klep voor ac-tief-koolstofreservoir en oliedrukregel-klep (TSI)

10

6

Ontstekingsbobines (MPI en TSI) 20

Gloeibougierelais, weerstand aanzuig-buis (diesel)

7,5

7 Onderdrukpomp (TSI) 15

8EKP-relais verstuivers en bobine (MPIen CNG), brandstofdoseerklep (diesel)

10

9 Servosensor 7,5

10 Vref accu: Gateway, BDM en BCM 7,5

14Module motorinspuiting, hoofdrelaismotor, ESC

7,5

15Automatische versnellingsbak DQ200en AQ160

30

17 50 diag 7,5

Nr. Stroomverbruiker/Ampère

18 Startmotor 30

20ESC (pomp) 60

ABS (pomp) 40

21 ESC/ABS (kleppen) 25

24Elektrische ventilator TH4 zonder aircovoor landen met gematigd klimaat

30

25

Elektrische ventilator TH4 met airco ofT5I voor landen met gematigd klimaat

20

PTC1 40

26Elektrische ventilator TJ1/TJ4/TJ7/T6Pof TH4/T5I voor landen met gematigdklimaat

50

27

Elektrische ventilator TH4 met airco ofT5I voor landen met gematigd klimaat

30

PTC2 40

28 PTC3 40

Vervangen van lampjes

Algemene aanwijzingen

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 64

Voor het vervangen van lampjes is enigetechnische vaardigheid vereist.

Als u zelf lampen wilt vervangen in het mo-torcompartiment, houd er dan rekening meedat dit een gevaarlijke zone is ››› in Veilig-heidsaanwijzingen voor werkzaamheden inde motorruimte op pag. 277.

Een lampje mag alleen worden vervangendoor een lampje van gelijke uitvoering. Deaanduiding van het wattage staat op delampvoet.

Afhankelijk van het uitrustingsniveau zijn erverschillende koplampsystemen en achter-lichten:

● Halogeenkoplamp

● Full-led koplamp*

● Hoofd-halogeenkoplamp met led-dagrijver-lichting*

● Achterlicht met lampen

● Achterlicht met led*

Full-led koplampen*

Full-led koplampen verrichten alle verlich-tingsfuncties (daglicht, parkeerlicht, knipper-licht, dimlicht en routelicht) met lichtgevendediodes (led's) als lichtbron.

De full-led koplampen zijn ontworpen om degehele levenscyclus van de wagen mee tekunnen en de lichtbronnen kunnen niet wor-den vervangen. Bij schade aan een koplampmoet u naar de werkplaats van een officiëledealer gaan voor vervanging.

110

Page 113: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Zekeringen en lampjes

ATTENTIE

● Als de motor op bedrijfstemperatuur is,moet bij werkzaamheden in de motorruimtebijzonder zorgvuldig te werk worden gegaan -gevaar voor verbranding!

● Lampen staan onder druk en kunnen explo-deren als ze worden vervangen - gevaar voorverwondingen!

● Let er bij het vervangen van de lampen op,dat u zich niet verwondt aan scherpe delen inhet koplamphuis.

VOORZICHTIG

● Voor het werken aan het elektrisch systeemmoet de sleutel uit het contact gehaald wor-den. Gevaar voor kortsluiting!

● Vóór het vervangen van het gloeilampje deverlichting resp. parkeerlichten uitschakelen.

Milieu-aanwijzing

Met betrekking tot de opslag en afvoer vandefecte lampjes kunt u informatie verkrijgenbij de gespecialiseerde winkels.

Let op

● Afhankelijk van de weersomstandigheden(koude, vocht) kunnen de koplampen, de mis-tlampen, achterlichten en knipperlichten tij-delijk beslaan. Dit heeft geen invloed op delevensduur van het verlichtingssysteem. Bijhet inschakelen van de lichten, ontwasemt dezone waar de lichtbundel uitstraalt snel. Het

is echter mogelijk dat de randen binneninaangeslagen blijven.

● Controleer regelmatig of de verlichting vanuw wagen goed werkt, met name de verlich-ting aan de buitenzijde van de wagen. Dat isniet alleen in het belang van uw eigen veilig-heid, maar ook in het belang van de veilig-heid van andere verkeersdeelnemers.

● Zorg ervoor dat u een nieuw lampje hebt,voordat u het kapotte lampje gaat uitbouwen.

● Lampenglas niet met de blote hand aanra-ken. Gebruik een stoffen doek of papier. Pakhet glas van het gloeilampje niet met blotehanden vast. Gebruik een schone stoffendoek of schoon papier. De vetsporen die devingers achterlaten zouden anders door dewarmte van het brandende gloeilampje ver-dampen en op het spiegeloppervlak neer-slaan met als gevolg dat de reflector dofwordt.

● Afhankelijk van de uitrusting van de wagenkan de binnen- en/of buitenverlichting ge-heel of gedeeltelijk uit leds bestaan. Led'shebben een levensduur die veel hoger is dandie van de wagen. Bij een defect aan een led-verlichting moet u naar de werkplaats vaneen officiële dealer gaan voor vervanging.

Halogeenkoplamp

Plaats van de lampen

Afb. 112 Halogeenkoplamp

Knipperlicht

Grootlicht

Dimlicht

DRL-/stadslicht (daglicht)

A

B

C

D

111

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 114: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Noodgevallen

Grootlicht

Afb. 113 In de motorruimte: lampje grootlicht.

– Motorkap openen.

– Draai het deksel 1 naar links en verwijderhet ››› afb. 113.

– Verwijder de stekker van het lampje 2

door deze naar buiten te trekken.

– Verwijder het lampje door het los te trekkenen plaats het nieuwe.

– Breng de stekker van het lampje 2 aan.

– Breng het deksel 1 aan en draai het naarrechts.

– Werking van het nieuwe lampje controle-ren.

Dimlicht

Afb. 114 In de motorruimte: de afdekking ver-wijderen.

Afb. 115 In de motorruimte: lampje dimlicht.

– Motorkap openen.

– De band ››› afb. 114 1 verplaatsen in pijl-richting en de kap verwijderen.

– Verwijder de stekker van het lampje ››› afb.115 2 .

– De houderveer ››› afb. 115 3 loshakendoor de veer naar binnen en naar rechts tedrukken.

– Verwijder het lampje en plaats het nieuwe,zodat het bevestigingsuitsteeksel van deschotel past in de uitsparing van de reflec-tor.

– Connector plaatsen.

112

Page 115: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Zekeringen en lampjes

– Deksel plaatsen en band sluiten. Ervoorzorgen dat gedurende deze handeling depakking goed vastzit op de afdekking vande houder.

– Werking van het nieuwe lampje controle-ren.

Knipperlicht en DRL-/stadslicht (dag-rijlicht)1)

Afb. 116 In de motorruimte: Lampje knipper-licht 1 en lampje DRL-licht (daglicht) 2 .

– Motorkap openen.

– Draai de fitting ››› afb. 116 1 of 2 naarlinks en trek eraan.

– Verwijder het lampje door dit naar links tedraaien en tegelijkertijd op de fitting tedrukken.

– Ga in omgekeerde volgorde te werk voor demontage.

Lampjes van mistlamp vervan-gen

Lamp van mistlicht

Afb. 117 Mistlamp. »

1) Bij uitvoeringen met koplampen met led-daglichtkan dit lampje niet worden vervangen. Het is zo ont-worpen dat het de hele levensduur van de wagenmeegaat. Bij een defect moet u naar de werkplaatsvan een officiële dealer gaan voor vervanging.

113

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 116: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Noodgevallen

De handelingen in de aangegeven volgordeuitvoeren:

Steek een schroevendraaier in de gleuf››› afb. 117 (pijl). Maak vervolgens deklemmen rondom het rooster los door zemet de schroevendraaier iets op te wip-pen.

Draai de twee schroeven 1 uit enwip de klem 2 omhoog om de mistkop-lamp te verwijderen.

Steker van de lamp lostrekken.

Draai de fitting naar links en trek hemlos.

Verwijder het lampje door het naar linkste draaien en er tegelijkertijd op te druk-ken.

Vervang het lampje door erop te druk-ken en het tegelijkertijd naar rechts tedraaien. Let hierbij op de juiste standvan de bevestigingsgeleiders.

Ga in omgekeerde volgorde te werk voorde montage.

Werking van het nieuwe lampje controle-ren.

1.

2.

3.

4.

5.

6.

7

8.

Gloeilampjes achteraan vervan-gen

Overzicht achterlichten

Achterlicht met lampjes

Links Rechts

Remlicht2 x P21WLL 2 x P21WLL

Stadslicht

Mistachterlicht W21W –

Achteruitrijlicht – W16W

Knipperlicht PY 21W NA LL PY 21W NA LL

Achterlicht met leds

Links Rechts

Remlicht LED LED

Stadslicht LED LED

Mistachterlicht LED –

Achteruitrijlicht – W16W

Knipperlicht PY 21W NA LL PY 21W NA LL

De tabellen gelden voor een wagen met stuurlinks. Afhankelijk van de afzetmarkt kan depositie van de lichten verschillen.

Vervangen van lampjes

Afb. 118 Bagageruimte: toegang tot de be-vestigingsbout van het achterlicht.

Afb. 119 Bevestigingslippen aan de achterzij-de van het achterlicht.

De handelingen in de aangegeven volgordeuitvoeren:

Controleren welk lampje defect is.

Achterklep openen.

1.

2.

114

Page 117: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Zekeringen en lampjes

Afdekking met de platte zijde van deschroevendraaier bij de uitsparing los-wippen ››› afb. 118 1 .

Stekkerverbinding 2 van de lamp ver-wijderen.

Met de hand of een schroevendraaier debevestigingsbout van de lamp 3 los-draaien.

De lamp van de carrosserie weghalendoor ze voorzichtig naar u te trekken enop een schone en vlakke ondergrondleggen.

Ontgrendel de bevestigingslippen››› afb. 119 A .

Defecte lampje vervangen.

In omgekeerde volgorde te werk gaanvoor de montage en speciaal oplettenbij het plaatsen van de fitting. De beves-tigingslippen moeten hoorbaar vastklik-ken.

VOORZICHTIG

Ga bij het uitbouwen van het achterlicht voor-zichtig te werk, om te voorkomen dat onder-delen resp. lak beschadigd raken.

Let op

● Een zachte doek klaarleggen, zodat er geenkrassen op het achterlichtglas komen als ditwordt neergelegd.

3.

4.

5.

6.

7.

8.

9.

● Bij het achterlicht met leds kan alleen hetlampje van het knipperlicht en dat van hetachteruitrijlicht worden vervangen.

Kentekenverlichting

– Steek een schroevendraaier aan de plattezijde in de hiertoe voorziene gleuf en ver-wijder het licht.

– Verwijder de fitting door te draaien tot dezeloskomt.

– De gloeilamp vervangen.

– Bouw de fitting in, door te draaien tot dezevastzit.

– Plaats het licht in de overeenkomstige hol-te en druk tot een "klik" hoorbaar is.

Zijknipperlichten

Afb. 120 Knipperlicht ingebouwd in de bui-tenspiegel

De zijknipperlichten zijn van het type led enzijn ingebouwd in de buitenspiegels.

Bij een defect moet u naar de werkplaats vaneen officiële dealer gaan voor vervanging.

Derde remlicht

Gezien de moeilijkheden betreffende de ver-vanging van dit licht dient dit in een garageuitgevoerd te worden.

115

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 118: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Noodgevallen

Lampjes interieurverlichtingvervangen

Interieurverlichting en leeslampjesvoorin

Afb. 121 Leeslampje voorin.

Het glas verwijderen

– De platte kant van een dunne schroeven-draaier tussen het huis en het glas steken››› afb. 121.

– Het glas voorzichtig loswippen om bescha-digingen te voorkomen.

Om de lampjes te vervangen

– De lampjes naar buiten trekken.

– Om het middelste lampje te verwijderen,deze vasthouden en naar één kant duwen.

Voor de montage

– In omgekeerde volgorde te werk gaan enzachtjes aan de buitenkant van het lampjedrukken.

– Eerst het glas met de kleine bevestigings-randen op het frame van de schakelaar zet-ten. Vervolgens op de voorkant drukken totde twee lange randen in de houder vallen.

Let op

Bij de interieurverlichting met leds kunnen delampjes niet worden vervangen. Als het lichtniet werkt moet u naar een officiële dealergaan.

Bagageruimteverlichting*

Afb. 122 Bagageruimteverlichting.

Afb. 123 Bagageruimteverlichting.

– De kap verwijderen door op de rand van debinnenzijde te drukken m.b.v. de vlakkekant van een schroevendraaier ››› afb. 122.

– Koppel de kabel los.

– Druk zijdelings op het lampje en verwijderhet uit de houder ››› afb. 123.

– Lampje vervangen.

– Sluit de kabel opnieuw aan.

– Monteer opnieuw de kap, door te drukkentot hij vastklikt.

116

Page 119: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen
Page 120: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Afb. 124 Dashboard.

118

Page 121: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bestuurdersgedeelte

Bedienen

Bestuurdersgedeelte

Algemeen schema

Toetsen voor elektrische ruitbedie-ning* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147

Binnengreep van het portier

Schakelaar voor elektrisch bedien-de buitenspiegels* . . . . . . . . . . . . . . . 160

Luchtroosters

Hendel voor:

– Knipperlichten/grootlicht . . . . . . . 154

– Snelheidsregelsysteem* . . . . . . . . 216

Afhankelijk van de uitrusting:

– Hendel voor cruise control . . . . . . 216

Stuurwiel met claxon en:

– Bestuurdersairbag . . . . . . . . . . . . . . 89

– Bediening voor boordcomputer . 37

– Bedieningstoetsen voor radio, te-lefoon, navigatiesysteem enspraakbedieningssysteem ››› bro-chure Radio

– Hendels voor tiptronic-bediening(automatische transmissie) . . . . . 200

Instrumentenpaneel en controle-lampjes:

– Instrumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121

1

2

3

4

5

6

7

8

– Waarschuwings- en controlelamp-jes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47

Hendel voor:

– Ruitenwissers/-sproeiers . . . . . . . . 158

– Ruitenwissers/-sproeier* . . . . . . . . 158

– Bediening van de multifunctie-in-dicatie* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37

Infotainmentsysteem

Alarmlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156

Afhankelijk van de wagenuitrus-ting, dashboardkastje met: . . . . . . . 165

– Cd-speler* en/of SD-kaart*››› brochure Radio

Bijrijdersairbag* . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21

Schakelaar voor uitschakeling vande bijrijdersairbag* . . . . . . . . . . . . . . . 93

Schakelaars voor:

– Verwarming en ventilatie . . . . . . . . 176

– Airconditioning* . . . . . . . . . . . . . . . . 178

– Climatronic* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180

Bediening stoelverwarming aan bij-rijderszijde* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163

Versnellingshendel

– Schakelbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197

– Automatische versnellingsbak . . 198

Afhankelijk van de wagenuitrustingzijn de volgende toetsen beschik-baar:

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

– Centrale vergrendeling* . . . . . . . . . 140

– Drukknop voor activering Start-Stop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213

– SEAT Drive Profile . . . . . . . . . . . . . . . 235

– Inparkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . 239

– Controle bandenspanning* . . . . . 292

Handremhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188

Startknop (Keyless Access sluit- enstartsysteem zonder sleutel) . . . . . . 185

Afhankelijk van de wagenuitrus-ting:

– USB/AUX-IN-ingang . . . . . . . . . . . . . 134

– Connectivity Box / Wireless Char-ger* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134

Bediening stoelverwarming aan be-stuurderszijde* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163

Contactslot (wagens zonder KeylessAccess) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182

Hendel voor de instelling van destuurkolom* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20

Zekeringhouder . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108

Hendel voor het openen van de mo-torkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 278

Lichtbundelhoogteverstelling* . . . . 157

Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152 »

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

119

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 122: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Let op

● Sommige van de hier getoonde instrumen-ten of knoppen horen alleen bij bepaaldetype-uitvoeringen of zijn optioneel.

● Bij wagens met af fabriek ingebouwde ra-dio, cd-lezer, AUX-IN aansluiting of navigatie-systeem wordt een apart instructieboekje ge-leverd.

● Bij wagens met rechts stuur* wijkt de rang-schikking van de bedieningselementen ge-deeltelijk van de in ››› pag. 119 weergegevenrangschikking af. De symbolen die de bedie-ningselementen markeren, zijn echter gelijk.

120

Page 123: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Instrumenten en controlelampjes

Instrumenten en controlelampjes

Instrumenten

Overzicht instrumentenpaneel

Afb. 125 Instrumentenpaneel, in het dashboard.

De plaats van de instrumenten hangt af vande model- en motoruitvoering.

Toerenteller (van de draaiende motor, inhonderd omwentelingen per minuut)››› pag. 122.

Het begin van de rode zone van de toe-renteller geeft het maximale toerentalaan in elke willekeurige versnelling nahet inrijden en met warme motor. Vóór

1

het bereiken van dit gebied, wordt aan-bevolen op te schakelen, de keuzehendelin stand D te zetten of de voet van hetgaspedaal nemen ››› .

Koelvloeistoftemperatuurmeter ››› pag.124; OF:

Aardgasmeter in auto's met motor opaardgas (CNG) ››› pag. 126.

2

Elementen op het display ››› pag. 41,››› pag. 122.

Instel- en weergaveknop ››› pag. 124.

Snelheidsmeter.

Brandstofmeter ››› pag. 125. »

3

4

5

6

121

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 124: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

ATTENTIE

Iedere afleiding kan tot een ongeval leidenmet het daaraan verbonden risico van ver-wondingen.

● De knoppen e.d. van het instrumentenpa-neel niet tijdens het rijden bedienen.

VOORZICHTIG

● Vermijd hoge motortoerentallen als de mo-tor nog koud is, geef niet vol gas en belast demotor niet sterk.

Toerenteller

De toerenteller geeft het motortoerental perminuut aan ››› afb. 125 1 .

De toerenteller geeft u, samen met de toeren-talindicatie, de mogelijkheid om de motorvan uw wagen altijd te gebruiken op hetmeest geschikte toerental.

Het begin van het rode veld in de toerentellergeeft het voor alle versnellingen maximaaltoelaatbare motortoerental aan voor een in-gereden motor die op bedrijfstemperatuur is.Schakel op voordat dit veld wordt bereikt bijwagens met schakelbak of plaats de keuze-hendel in de stand "D", of haal uw voet vanhet gaspedaal bij wagens met automatischetransmissie.

Beter is het echter om de hoge toerentallente mijden en te letten op de versnellingsindi-caties. Voor aanvullende informatie, zie››› pag. 42, Indicatie van de versnellin-gen.

VOORZICHTIG

De naald van de toerenteller 1 ››› afb. 125mag de rode zone slechts kort bereiken, ditom te voorkomen dat de motor beschadigdraakt.

Milieu-aanwijzing

Vroeg opschakelen helpt om brandstof te be-sparen, de uitstoot te beperken en rijgeluidente verminderen!

Elementen op het beeldscherm

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 41

Bij het inschakelen van het contact kan ophet display van het instrumentenpaneel››› afb. 125 3 uiteenlopende informatieweergegeven worden, naargelang de uitvoe-ring van de wagen:

● Motorkap, achterklep en portieren geopend››› pag. 41.

● Waarschuwings- en informatieteksten.

● Afgelegde afstand.

● Tijd.

● Navigatieaanwijzingen.

● Buitentemperatuur.

● Kompas.

● Keuzehendelstand ››› pag. 198.

● Aanbevolen versnelling (handgeschakeldeversnellingsbak) ››› pag. 42.

● Multifunctie-indicatie (MFA) en menu's voorverschillende instellingsopties ››› pag.37

● Service-intervalindicatie ››› pag. 43.

● Tweede snelheidsindicatie ››› pag. 123.

● Snelheidssignaal ››› pag. 43.

● Statusindicatie van het start-stopsysteem››› pag. 213.

● Indicatie van de staat van het actieve cilin-derbeheer (ACT®)* ››› pag. 209

● Staat van rijden met laag verbruik ()››› pag. 123

● Motorcode (MKB) ››› pag. 123.

Afgelegde afstand

De totale kilometerteller registreert de totaalafgelegde afstand van de wagen.

De dagkilometerteller (trip) geeft het aantalkilometers of mijlen weer dat na de laatstekeer terugzetten van de dagteller is afgelegd.Het laatste cijfer geeft elke 100 meter resp.1/10 mijl weer.

122

Page 125: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Instrumenten en controlelampjes

● Druk kort op de knop ››› afb. 125 4 om dedagkilometerteller op 0 te zetten.

● Houd de knop 4 gedurende 3 sec. inge-drukt om terug te keren naar de vorige waar-de.

Tijd

● Om de tijd in te stellen, houdt u op knop››› afb. 125 4 gedurende min. 3 sec. inge-drukt om naar de uren resp. minuten te gaan.

● Druk om verder te gaan met het instellenop de toets 4 . Houd de toets ingedrukt omde cijfers snel te veranderen.

● Na instelling van het uur begint het tellenvan de seconden automatisch vanaf 0.

● Druk nogmaals op knop 4 om het instel-len van de klok te beëindigen.

● Na instelling van het uur verdwijnt de tijd-weergave, terwijl de wijzigingen behoudenblijven.

De tijd kan ook worden ingesteld in het EasyConnect-systeem via de toets en de func-tieknop SETUP > Datum en tijd ››› pag.127.

Kompas

Wanneer het contact is ingeschakeld en hetnavigatiesysteem is aangezet, wordt op hetdisplay van het instrumentenpaneel de wind-streek overeenkomstig de rijrichting van dewagen weergegeven.

Keuzehendelstand

De ingeschakelde rijstand wordt zowel aan-gegeven naast de keuzehendel als op hetdisplay in het instrumentenpaneel. In de po-sities D en S, alsook bij de tiptronic, wordt ophet display tevens de overeenkomstige ver-snelling weergegeven.

Aanbevolen versnelling (schakelbak)

Tijdens het rijden wordt op het display vanhet instrumentenpaneel de aanbevolen ver-snelling getoond om brandstof te besparen››› pag. 42.

Tweede snelheidsmeter (mph of km/u)

Naast de gewone weergave van de snel-heidsmeter kan tijdens het rijden de snelheidook in een andere meeteenheid (in mijl of ki-lometer per uur) getoond worden.

In de modellen die bestemd zijn voor de lan-den waar de tweede snelheid verplicht weer-gegeven moet worden, kan deze optie nietuitgeschakeld worden.

Voor het instellen van de tweede snelheids-meter gaat u naar het Easy Connect-systeemvia toets en de functieknop SETUP >Eenheden ››› pag. 127.

Snelheidswaarschuwing

Op het display van het instrumentenpaneelverschijnt een melding zodra de ingesteldesnelheid wordt overschreden. Dat is bijv.

handig als u winterbanden gebruikt die nietgeschikt zijn voor de maximumsnelheid vande wagen ››› pag. 43.

Voor het instellen van de waarschuwings-functie via de tweede snelheidsmeter gaat unaar het Easy Connect-systeem via toets en de functieknop SETUP > Bestuur-dershulpsysteem ››› pag. 127.

Indicatie van de start/stop-werking

Op het display van het instrumentenpaneelwordt actuele informatie weergegeven overde status ››› pag. 213.

Staat van rijden met laag verbruik (ECO)*

Naargelang de uitrusting verschijnt tijdenshet rijden op het display van het instrumen-tenpaneel de indicatie "ECO" wanneer de wa-gen zich in de staat met laag verbruik be-vindt, dankzij het actieve cilinderbeheer(ACT®)* ››› pag. 209.

Motorcode (MKB)

Houd knop ››› afb. 125 4 langer dan 15 sec.ingedrukt om de motorcode (MKB) van dewagen weer te geven. Hierbij dient het con-tact te zijn ingeschakeld en de motor stil testaan.

ATTENTIE

Veiligheidsaanwijzingen ››› in Waarschu-wingssymbolen op pag. 127 in acht nemen. »

123

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 126: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

ATTENTIE

Zelfs als de buitentemperatuur boven hetvriespunt ligt, kunnen wegen en bruggenglad zijn.

● Ook bij buitentemperaturen boven +4°C(+39°F) kunnen zich ijsplekken vormen op deweg, zelfs zonder dat het symbool "ijskri-stal" weergegeven wordt.

● De buitentemperatuurvoeler voert een me-ting ter oriëntatie uit.

Let op

● Er zijn verschillende typen instrumentenpa-nelen, dus kunnen de versies en indicatiesvan het display verschillen. Bij wagens zon-der weergave van waarschuwings- of informa-tieteksten op het display worden storingenuitsluitend door controlelampjes weergege-ven.

● Afhankelijk van de uitrusting kunnen be-paalde instellingen en indicaties ook via hetEasy Connect-systeem worden ingesteld.

● Wanneer er verschillende waarschuwingenzijn, worden de symbolen na elkaar geduren-de een aantal seconden getoond en blijven zebranden tot de storing wordt verholpen.

Kilometerteller

Afb. 126 Instrumentenpaneel: kilometertelleren resetknop.

De weergave van het afgelegde traject ge-beurt in kilometers "km" resp. in mijlen "mi".Het is mogelijk om van meeteenheid (kilome-ters "km"/mijlen "mi") te wisselen via deradio/Easy Connect*. Meer informatie hier-over vindt u in het Instructieboekje bij het Ea-sy Connect*-systeem.

Kilometerteller/dagteller

De kilometerteller toont het totaal aantal metde wagen verreden kilometers.

De dagteller geeft de afstand aan die gere-den is nadat de dagteller voor de laatste keeris teruggezet. Hiermee kunnen korte afstan-den worden gemeten. Het laatste cijfer geefteen afstand van 100 meter of 1/10 mijl aan.

De dagteller kunt u op nul terugzetten doorde knop 0.0/SET ››› afb. 126 in te drukken.

Storingsindicatie

Als er een storing in het instrumentenpaneelis, wordt op het display van de dagteller DEFweergegeven. Laat de storing zo spoedig mo-gelijk verhelpen.

Koelvloeistoftemperatuurmeter

Afb. 127 Instrumentenpaneel: koelvloeistof-temperatuurmeter

Voor wagens zonder koelvloeistoftempera-tuurmeter verschijnt er een controlelampje wanneer er een hoge temperatuur is ››› pag.283. Zie ook ››› .

De koelvloeistoftemperatuurmeter werkt al-leen bij ingeschakeld contact ››› afb. 127. Letop de volgende aanwijzingen bij de tempera-tuurbereiken om motorschade te voorkomen.

124

Page 127: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Instrumenten en controlelampjes

Koud bereik

Als uitsluitend de lichtsegmenten in het on-derste bereik van de schaal branden, heeftde motor zijn bedrijfstemperatuur nog nietbereikt. Vermijd hoge motortoerentallen,volgas en sterke motorbelasting.

Normaal bereik

De motor heeft zijn bedrijfstemperatuur be-reikt, als de led's tot in het middelste bereikvan de schaal branden. Bij hoge omgevings-temperaturen resp. bij zware belasting vande motor is het mogelijk dat de led's blijvenbranden, zelfs tot in het hoogste bereik. Ditis geen probleem zolang het controlelampje in het display van het instrumentenpaneelniet oplicht.

Temperatuurbereik

Als de led's in het bovenste deel van deschaal en het controlelampje in het dis-play in het instrumentenpaneel oplichten, isde koelvloeistoftemperatuur hoog ››› pag.283.

VOORZICHTIG

● Voor een lange levensduur van de motorwordt geadviseerd om hoge toerentallen,plankgas en het sterk belasten van de motorgedurende de eerste 15 minuten na de startbij een koude motor te vermijden. De tijd diede motor heeft om op bedrijfstemperatuur tekomen, hangt mede af van de omgevingstem-

peratuur. In dat geval kunt u kijken naar demotorolietemperatuur* ››› pag. 42.

● Extra lampen en andere aanbouwdelenvóór de koelluchtinlaat verslechteren de koe-lende werking van de koelvloeistof. Bij hogebuitentemperaturen en sterke motorbelastingbestaat dan het gevaar voor oververhittingvan de motor!

● De voorspoiler zorgt ook voor de juiste ver-deling van de koellucht tijdens het rijden. Alsde spoiler is beschadigd, wordt de koelendewerking minder en bestaat het gevaar vanoververhitting van de motor. Roep de hulpvan vakmensen in.

Brandstofvoorraad

Afb. 128 Brandstofindicator.

De weergave ››› afb. 128 verschijnt alleen bijingeschakeld contact. Zodra de wijzer in hetreservebereik komt, gaan de rode led onder-in en het controlelampje branden ››› pag.

121. Zodra het brandstofpeil extreem laagwordt, gaat de led onderin rood knipperen.

Het nog af te leggen aantal km met de nogbeschikbare brandstof wordt in het displayvan het instrumentenpaneel ››› afb. 125 3

weergegeven.

Als u wilt weten welke inhoud de brandstof-tank van uw wagen heeft, kunt u dit raadple-gen in ››› pag. 58.

VOORZICHTIG

Nooit de tank helemaal leegrijden. De onre-gelmatige brandstofvoorziening kan tot over-slaan van de ontsteking leiden. Op deze wijzekan onverbrande brandstof in het uitlaatsys-teem komen, dit zou oververhitting van dekatalysator en schade hieraan kunnen veroor-zaken.

125

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 128: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Brandstofpeil - Aardgas (CNG)3 Geldig voor wagens met aardgas (CNG)

Afb. 129 Instrumentenpaneel: aardgasmeter

De indicatoren ››› afb. 129 en ››› afb. 128 wer-ken enkel met ingeschakeld contact. Zodrade wijzer in het reservebereik komt, gaan derode led onderin en het controlelampje branden. Zodra het brandstofpeil extreemlaag wordt, gaat de led onderin rood knippe-ren.

● Het groene controlelampje ››› afb. 129 1

gaat aan wanneer de wagen rijdt op aardgas.

● Het groene controlelampje 1 gaat uitwanneer het aardgas op is. De motor werktvanaf dan op benzine.

● Het gele controlelampje gaat aan wan-neer het reservepeil bereikt is.

Bijzonderheden

Als u de wagen, onmiddellijk nadat er is ge-tankt, lange tijd geparkeerd laat staan, kanhet gebeuren dat wanneer men verder gaatrijden de CNG-meter niet exact hetzelfde peilaangeeft dan dat er in de auto is na het tan-ken. Dit komt niet doordat er een lek is in hetsysteem, maar doordat er een drukdaling isin het gasreservoir om technische redenen,na een koelingsfase onmiddellijk na het tan-ken.

Waarschuwings- en controle-lampjes

Waarschuwingssymbolen

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 47

Er zijn rode waarschuwingssymbolen (priori-teit 1) en gele waarschuwingssymbolen (prio-riteit 2).

Waarschuwingsmeldingen met prioriteit 1(rood)

Bij deze storingen knippert of brandt hetsymbool en klinkt er drie keer na elkaar eenwaarschuwingssignaal. Die symbolen geveneen gevaar aan. De wagen stoppen en demotor afzetten. Defecte functie controleren

en het defect verhelpen. Zo nodig een vak-man te hulp roepen.

Zijn er verschillende storingen met prioriteit1, dan verschijnen de symbolen opeenvol-gend gedurende ca. 2 seconden en knippe-ren totdat de storing verholpen is.

Zo lang er sprake is van een waarschuwings-tekst met prioriteit 1, worden er geen menu'sop het display weergegeven.

Voorbeelden van waarschuwingsmeldingenmet prioriteit 1 (rood)

● Remsysteemsymbool met waarschu-wingstekst STOPPEN, REMVLOEISTOF,ZIE INSTRUCTIEBOEKJE of STOPPEN,STORING REMSYSTEEM, ZIE INSTRUC-TIEBOEKJE.

● Remvloeistofsymbool met waarschu-wingstekst STOP KOELVLOEISTOF CON-TROLEREN ZIE INSTRUCTIEBOEKJE.

● Motoroliedruksymbool met waarschu-wingstekst STOPPEN, OLIEDRUK, MOTORSTOPPEN, ZIE INSTRUCTIEBOEKJE.

Waarschuwingsmeldingen met prioriteit 2(geel)

Als zich een van deze storingen voordoet,licht het desbetreffende symbool op en klinkter een waarschuwingssignaal. De desbetref-fende functie moet zo snel mogelijk wordengecontroleerd, ook al kan er nog veilig wor-den gereden.

126

Page 129: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Inleiding tot het Easy Connect-systeem*

Als er sprake is van meerdere waarschuwin-gen met prioriteit 2, verschijnen de symbolenopeenvolgend gedurende ca. 2 seconden. Naeen wachttijd verdwijnt de informatietekst enhet symbool wordt ter herinnering aan derand van het display weergegeven.

Waarschuwingen met prioriteit 2 worden pasaangegeven als er geen storing met prioriteit1 is!

Voorbeelden van waarschuwingen met priori-teit 2 (geel):*

● Brandstofsymbool met informatietekstTANKEN.

ATTENTIE

Indien geen rekening gehouden wordt met dewaarschuwingslampjes en de berichten, kande wagen tot stilstand komen midden in hetverkeer, of kunnen zich ongevallen of ernstigletsel voordoen.

● Nooit de indicatielampjes of tekstberichtennegeren.

● Breng de wagen tot stilstand zodra dit opeen veilige wijze mogelijk is.

● De wagen ver van het wegverkeer parkeren,op een plaats waar geen brandbare materia-len met het uitlaatsysteem in aanraking kun-nen komen (bijv. droog gras, brandstoffen).

● Een defecte auto brengt een verhoogd risi-co op ongevallen met zich mee, zowel voor deinzittenden als voor de andere weggebrui-

kers. Zet zo nodig de alarmlichten aan enplaats de gevarendriehoek om andere be-stuurders te waarschuwen.

● Alvorens de motorkap te openen, moet demotor uitgezet worden en voldoende afkoe-len.

● In elke wagen is de motorruimte een zonedie gevaren inhoudt en ernstige letsel kanveroorzaken ››› pag. 277.

VOORZICHTIG

Het negeren van de controlelampjes die gaanbranden en de tekstberichten die verschijnen,kan leiden tot storingen in de wagen.

Inleiding tot het Easy Con-nect-systeem*

Systeeminstellingen (CAR)*

Menu WAGEN

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 34

Om de instellingenmenu's te selecterendrukt u, naargelang de uitvoering, op de EasyConnect-toets en de functietoets SETUP ,OF op de toets en vervolgens op SETUP .

Het aantal beschikbare menu's en de bena-ming van de verschillende opties voor de me-nu's hangt af van de elektronica en de uitrus-ting van de wagen.

Als het selectievakje van de functietoets isgemarkeerd , is de functie actief.

Door op de menutoets te drukken opent utelkens het laatste menu dat is geactiveerd.

De wijzigingen in de instelmenu's worden au-tomatisch opgeslagen bij het verlaten van demenu's.

Menu Instellingen van dewagen

Blz.

ESC-systeem: ››› pag. 191

Banden ››› pag. 292 »127

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 130: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Menu Instellingen van dewagen

Blz.

Licht ››› pag. 152

Assistentie voor de bestuurder››› pag. 226››› pag. 221››› pag. 237

Parkeren en manoeuvreren ››› pag. 243

Sfeerverlichting ››› pag. 157

Achteruitkijkspiegels en ruitenwis-sers

››› pag. 160››› pag. 33

Openen en sluiten››› pag. 149››› pag. 137

Instrumentenpaneel ››› pag. 38

Datum en tijd –

Eenheden –

Service ››› pag. 43

Fabrieksinstellingen –

ATTENTIE

Iedere afleiding kan tot een ongeval leidenmet het daaraan verbonden risico van ver-wondingen. Het bedienen van het Easy Con-nect-systeem kan u van het verkeer afleiden.

128

Page 131: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Communicatie en multimedia

Communicatie en multime-dia

Bedieningselementen aan hetstuurwiel*

Algemeen

Het stuurwiel bevat multifunctiemodulen vanwaaruit functies van audio, telefoonuitrus-ting en radionavigatie van de wagen gecon-troleerd kunnen worden zonder de aandachtvan de besturing af te leiden.

Er bestaan twee uitvoeringen multifunctiemo-dules:

● Versie audio, telefoon en navigatie metspraakbediening: om de beschikbare audio-functies (radio, audio-cd, mp3-cd, iPod®1),USB1), SD1)) en het Bluetooth-systeem vanafhet stuur te bedienen.

● Versie audio, telefoon en navigatie zonderspraakbediening: om de beschikbare audio-functies (radio, audio-cd, mp3-cd, iPod®1),USB1), SD1)) en het Bluetooth-systeem vanafhet stuur te bedienen.

1) Afhankelijk van de wagenuitrusting.129

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 132: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Bediening van het audio-, telefoon- en navigatiesysteem met spraakbediening

Afb. 130 Bedieningselementen aan het stuurwiel.

Knop Radio Media (behalve AUX) AUX Telefoona) Navigatiesysteema)

A

Draaien

Volume omhoog / omlaagbrengen. De audiofunctie (ra-dio) hoeft niet gekozen te zijn.

Volume omhoog / omlaagbrengen. De audiofunctie (me-dia) hoeft niet gekozen te zijn.

Volume omhoog / omlaagbrengen. De audiofunctie (me-dia) hoeft niet gekozen te zijn.

Volume omhoog / omlaagbrengen. De telefoonfunctiehoeft niet gekozen te zijn.

Volume van spraakweergaveomhoog/omlaag brengen. Denavigatiefunctie hoeft niet ge-kozen te zijn, maar er moet weleen actieve spraakweergavezijn op het moment dat het vo-lume wordt afgesteld.

A

DrukkenVolume onderdrukken. Volume onderdrukken. Volume onderdrukken.

Inkomende oproep onderdruk-ken.

Spraakweergave die op datmoment wordt afgespeeld on-derdrukken.

B a)Spraakbediening in-/uitschakelen.Deze functie kan in elke modus worden uitgevoerd (audio, media, navigatie, hulpsystemen, wagenstatus, ritgegevens). Met het systeem in telefoonmodus heeft dezetoets geen functie bij een actieve oproep, maar wel functionaliteit van Radio/Media (behalve AUX).

C / DZoekopdracht vorige/volgendezenderb).

Kort indrukken: Wisselen naarde vorige/volgende titel. Lang indrukken: Snel te-rug-/vooruitspoelenc).

Geen functie

– Er is geen actieve oproep:functionaliteit van Radio/Me-dia (behalve AUX) – Actieve oproep: geen functie

Zonder functie voor de overigemodi (navigatie, hulpsyste-men, wagenstatus, ritgege-vens).

130

Page 133: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Communicatie en multimedia

Knop Radio Media (behalve AUX) AUX Telefoona) Navigatiesysteema)

E / F a) Menu van instrumentenpaneel veranderen.Deze functie kan in elke modus worden uitgevoerd (audio, media, navigatie, hulpsystemen, wagenstatus, ritgegevens).

GInstrumentenpaneel met kleuren: naar het vorige menu gaan.Monochroom instrumentenpaneel: naar de vorige functie gaan.

H

Draaien

Instrumentenpaneel met kleu-ren: Lijst van beschikbare zen-ders (uitsluitend indien het in-strumentenpaneel zich in hetmenu Audio bevindt).

Instrumentenpaneel met kleu-ren: volgende titel (uitsluitendindien het instrumentenpaneelzich in het menu Audio be-vindt).

Geen functie

– Er is geen actieve oproep:Lijst van laatste oproepen. – Actieve oproep: de lijst vangespreksopties openen (ge-sprek in de wacht, gesprek be-eindigen, microfoon uitschake-len, privénummer enz.).

– Actieve route: naar het aan-zicht gaan om de routebegelei-ding stop te zetten. – Geen actieve route: lijst vanlaatste bestemmingen.

H

DrukkenWerkt op het instrumentenpaneel of bevestigt de menu-optie van het instrumentenpaneel afhankelijk van de menu-optie

a) Afhankelijk van de uitrusting van de wagen.b) Deze handeling kan worden uitgevoerd wanneer u naar de radio luistert, de audio-radiofunctie hoeft niet gekozen te zijn.c) Deze handelingen kunnen worden uitgevoerd wanneer u naar media luistert, de audio-radiofunctie hoeft niet gekozen te zijn.

131

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 134: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Bediening van het audio-, telefoon- en navigatiesysteem zonder spraakbediening

Afb. 131 Bedieningselementen aan het stuurwiel.

Knop Radio Media (behalve AUX) AUX Telefoona) Navigatiesysteema)

A

Draaien

Volume omhoog / omlaagbrengen. De audiofunctie (ra-dio) hoeft niet gekozen te zijn.

Volume omhoog / omlaagbrengen. De audiofunctie (me-dia) hoeft niet gekozen te zijn.

Volume omhoog / omlaagbrengen. De audiofunctie (me-dia) hoeft niet gekozen te zijn.

Volume omhoog / omlaagbrengen. De telefoonfunctiehoeft niet gekozen te zijn.

Volume van spraakweergaveomhoog/omlaag brengen. Denavigatiefunctie hoeft niet ge-kozen te zijn, maar er moet weleen actieve spraakweergavezijn op het moment dat het vo-lume wordt afgesteld.

A

DrukkenVolume onderdrukken. Volume onderdrukken. Volume onderdrukken.

Inkomende oproep onderdruk-ken.

Spraakweergave die op datmoment wordt afgespeeld on-derdrukken.

B a)

– Inkomende oproep: telefoon opnemen (kort indrukken), oproep afwijzen (lang indrukken).– Actieve oproep: actieve oproep beantwoorden (kort indrukken).– Geen actieve/inkomende oproep: telefoonmenu openen (kort indrukken), nummer van laatste actieve oproep herhalen (lang indrukken).Deze functie kan in elke modus worden uitgevoerd (audio, media, navigatie, hulpsystemen, wagenstatus, ritgegevens).

C / DZoekopdracht vorige/volgendezenderb).

Kort indrukken: Wisselen naarde vorige/volgende titel. Lang indrukken: Snel te-rug-/vooruitspoelenc).

Geen functie

– Er is geen actieve oproep:functionaliteit van Radio/Me-dia (behalve AUX) – Actieve oproep: geen functie

Zonder functie voor de overigemodi (navigatie, hulpsyste-men, wagenstatus, ritgege-vens).

132

Page 135: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Communicatie en multimedia

Knop Radio Media (behalve AUX) AUX Telefoona) Navigatiesysteema)

E / F a) Menu van instrumentenpaneel veranderen.Deze functie kan in elke modus worden uitgevoerd (audio, media, navigatie, hulpsystemen, wagenstatus, ritgegevens).

GVerandert de audiobron op cyclische wijze: FM/AM – CD – SD – USB – AUX – BT Audio (enkel indien ze beschikbaar zijn).Deze functie kan in elke modus worden uitgevoerd (audio, media, navigatie, hulpsystemen, wagenstatus, ritgegevens).

H

Draaien

Instrumentenpaneel met kleu-ren: Lijst van beschikbare zen-ders (uitsluitend indien het in-strumentenpaneel zich in hetmenu Audio bevindt).

Instrumentenpaneel met kleu-ren: volgende titel (uitsluitendindien het instrumentenpaneelzich in het menu Audio be-vindt).

Geen functie

– Er is geen actieve oproep:Lijst van laatste oproepen. – Actieve oproep: de lijst vangespreksopties openen (ge-sprek in de wacht, gesprek be-eindigen, microfoon uitschake-len, privénummer enz.).

– Actieve route: naar het aan-zicht gaan om de routebegelei-ding stop te zetten. – Geen actieve route: lijst vanlaatste bestemmingen.

H

DrukkenWerkt op het instrumentenpaneel of bevestigt de menu-optie van het instrumentenpaneel afhankelijk van de menu-optie

a) Afhankelijk van de uitrusting van de wagen.b) Deze handeling kan worden uitgevoerd wanneer u naar de radio luistert, de audio-radiofunctie hoeft niet gekozen te zijn.c) Deze handelingen kunnen worden uitgevoerd wanneer u naar media luistert, de audio-radiofunctie hoeft niet gekozen te zijn.

133

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 136: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Multimedia

USB/AUX-IN-ingang

Afb. 132 Middenconsole: USB/AUX-IN-in-gang.

Afhankelijk van de uitrusting en het land kande wagen beschikken over verschillendesoorten USB/AUX-IN-aansluiting.

De USB/AUX-IN-ingang bevindt zich aan hetopbergvak van de voorste middenconsole››› afb. 132.

De bedieningsinstructies bevinden zich in derespectieve instructieboekjes van de audio ofhet navigatiesysteem.

Connectivity Box* / Wireless Charger*

Afb. 133 Gerelateerde vi-deo

Afb. 134 Middenconsole: Connectivity Box

Afhankelijk van de uitrusting en het land kande wagen beschikken over een van deze tweeopties: Connectivity Box of Wireless Charger.

Met de Connectivity Box kunt u uw mobieleapparaat draadloos opladen met behulp vanQi-technologie1), de straling in de wagen be-perken en uw ontvangst verbeteren.

Met de Wireless Charger beschikt u uitslui-tend over de draadloze oplaadfunctie van uwmobiele apparaat met Qi-technologie.

De Connectivity Box / Wireless Charger be-vindt zich bij het opbergvak van de midden-console voorin ››› afb. 134.

De bedieningsinstructies bevinden zich in derespectieve instructieboekjes van de audio ofhet navigatiesysteem.

Let op

Voor de juiste werking moet uw mobiele ap-paraat compatibel zijn met de Qi-interfaces-tandaard voor draadloos opladen via induc-tie.

1) Dankzij de Qi-technologie kunt u uw mobiele tele-foon draadloos opladen.

134

Page 137: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Openen en sluiten

Openen en sluiten

Sleutels

Sleutelset

Afb. 135 Sleutelset.

Afhankelijk van de uitvoering van uw wagenkan de sleutelset bestaan uit:

● een sleutel met afstandsbediening ››› afb.135 A

● een sleutel zonder afstandsbediening B ,

● een kunststof sleutelhanger* C .

of

● twee sleutels zonder afstandsbediening B

● een kunststof sleutelhanger* C .

Sleutels bij laten maken

Als u een nieuwe sleutel nodig heeft, kunt umet het chassisnummer van de wagen naareen Technische Dienst gaan.

ATTENTIE

● Verkeerd gebruik van de contactsleutel kanernstig lichamelijk letsel als gevolg hebben.

● Laat nooit kinderen of hulpbehoevenden al-leen in de wagen, omdat zij in een noodgevalde wagen niet uit kunnen en zichzelf nietkunnen redden.

● Ongecontroleerd gebruik van de wagen-sleutel door derden kan ertoe leiden dat demotor wordt gestart of elektrische uitrustin-gen (bijv. elektrische ruiten) worden bediend- gevaar voor ongevallen! De wagenportierenkunnen via de sleutel met afstandsbedieningworden vergrendeld, waardoor hulp in nood-situaties wordt bemoeilijkt.

● Laat nooit een bij de wagen behorendesleutel achter in de wagen. Als derden uw wa-gen zonder toestemming gebruiken, kan dittot schade aan of diefstal van de wagen lei-den. Neem daarom altijd de sleutel mee wan-neer u de wagen verlaat.

● Trek nooit de sleutel uit het contactslot zo-lang de wagen in beweging is. Het stuurslotzou het stuurwiel kunnen blokkeren en u bentdan niet meer in staat de wagen te besturen.

VOORZICHTIG

In de sleutel met afstandsbediening zittenelektronische componenten. Bescherm desleutels tegen vocht en stoten.

Radiografische afstandsbediening*

Afb. 136 Knoppen op de sleutel met afstands-bediening.

Afb. 137 Wagensleutel met alarmknop. »

135

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 138: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Met de radiografische afstandsbediening kande wagen van op afstand worden ont- en ver-grendeld.

Met de toets 4 ››› afb. 136 van de afstands-bediening wordt de sleutelbaard ontgren-deld.

Wagen ontgrendelen ››› afb. 136 1 .

Wagen vergrendelen ››› afb. 136 2 .

Achterklep ontgrendelen. Op knop ››› afb.136 3 drukken, tot alle knipperlichten vande wagen even knipperen. Bij het indrukkenvan ontgrendelingsknop 3 , beschikt uover 2 minuten om de achterklep te openen.Na verloop van deze tijd wordt die weer ver-grendeld.

Bovendien knippert het controlelampje vande sleutelbatterij (pijl) ››› afb. 136.

De zender met de batterijen is ondergebrachtin de sleutel met afstandsbediening. De ont-vanger zit in het interieur van de wagen. Hetmaximaal bereik hangt af van verschillendefactoren. Bij zwakker wordende batterijenwordt de reikwijdte kleiner.

Alarmknop*

Druk de alarmknop ››› afb. 137 5 alleen ineen noodgeval in! Zodra de alarmknop is in-gedrukt, hoort u de claxon van de wagen engaan de knipperlichten kort branden. Doorde knop nogmaals in te drukken, wordt hetalarm gedeactiveerd.

ATTENTIE

Lees de betreffende waarschuwingsaanwij-zingen ››› in Sleutelset op pag. 135 en volgdeze op.

Let op

● De radiografische afstandsbediening werktalleen als u zich in het werkingsgebied be-vindt.

● Als u de wagen met de radiografische af-standsbediening niet kunt ont- of vergrende-len, moet u eerder genoemde sleutel opnieuwlaten synchroniseren. Ga hiervoor naar uwtechnische dienst.

De batterij vervangen

Afb. 138 Autosleutel: openen van het dekselvan batterijcompartiment.

Afb. 139 Autosleutel: batterij verwijderen.

SEAT adviseert om de batterij te laten vervan-gen in de werkplaats van een officiële dealer.

De batterij bevindt zich aan de achterzijdevan de autosleutel, onder een deksel.

Batterij vervangen

● De sleutelbaard van de wagensleutel uit-klappen ››› pag. 135.

● Deksel op achterkant van wagensleutel››› afb. 138 in de richting van de pijl ››› ver-wijderen.

● Haal de batterij met een geschikt dun voor-werp uit het batterijvak ››› afb. 139.

● De nieuwe batterij in het batterijcomparti-ment plaatsen en aandrukken zoals is aange-geven ››› afb. 139, in tegenovergestelde rich-ting van de pijl ››› .

● Het deksel in de behuizing van de wagen-sleutel plaatsen en aandrukken zoals is aan-gegeven ››› afb. 138, in tegenovergestelde

136

Page 139: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Openen en sluiten

richting van de pijl, totdat het deksel vast-klikt.

VOORZICHTIG

● Als de batterij niet correct wordt vervangen,kan de autosleutel beschadigd raken.

● Het gebruik van ongeschikte batterijen kande autosleutel beschadigen. Vervang daaromde lege batterij altijd door een nieuwe van de-zelfde spanning en afmetingen, en met de-zelfde kenmerken.

● Let bij het plaatsen van de batterij op dejuiste poolrichting.

Milieu-aanwijzing

Lever de gebruikte batterijen met het oog ophet milieu in bij een daartoe aangewezen in-zamelpunt.

Sleutel met radiografische afstands-bediening synchroniseren

Indien de wagen niet kan worden ontgren-deld of vergrendeld met de sleutel met af-standsbediening, moet deze opnieuw gesyn-chroniseerd worden.

Met geopende wagen:

– Druk toets 2 ››› afb. 136 op de afstands-bediening in.

– Vergrendel vervolgens de wagen met desleutelbaard binnen een minuut.

Met gesloten wagen:

– Druk toets 1 ››› afb. 136 op de afstands-bediening in.

– Vergrendel vervolgens de wagen met desleutelbaard binnen een minuut.

Als u vaak de -knop indrukt buiten het wer-kingsgebied van de radiografische afstands-bediening, kunt u de wagen misschien nietmeer ont- en vergrendelen met de afstands-bediening. De sleutel met afstandsbedieningmoet dan opnieuw worden gesynchroni-seerd.

Nieuwe sleutels met afstandsbediening zijnverkrijgbaar bij de Technische Dienst. Dezesleutels moeten in dezelfde zaak worden ge-synchroniseerd.

Er kunnen maximaal vijf sleutels met radio-grafische afstandsbediening worden ge-bruikt.

Centrale vergrendeling

Beschrijving

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 15.

De centrale vergrendeling maakt centraalont- en vergrendelen van alle portieren en deachterklep mogelijk.

Met de volgende vergrendelsystemen kunt ude centrale vergrendeling bedienen:

● de sleutel, door de sleutel in de slotcilindervan het bestuurdersportier te steken en in deopenstand draaien. Afhankelijk van de wa-genuitvoering worden alle portieren ontgren-deld of wordt enkel het bestuurdersportierontgrendeld. Bij het sluiten van de wagenmet de sleutel worden alle portieren vergren-deld.

● met de drukknop voor de centrale vergren-deling ››› pag. 140.

● de radiografische afstandsbediening, viade knoppen geïntegreerd in de sleutel››› pag. 135.

Beschikt over verschillende functies die deveiligheid van de wagen optimaliseren:

"Safe*"-vergrendeling

Veiligheidsontgrendelen selectief*

Automatisch vergrendelen door onbe-doeld openen

Automatisch vergrendelen door snelheiden automatisch ontgrendelen*

Veiligheidsontgrendelen »

137

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 140: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Wagen ontgrendelen*

Druk de toets ››› afb. 136 van de af-standsbediening in om alle portieren ende achterklep te ontgrendelen.

Portieren vergrendelen*

Druk de toets ››› afb. 136 van de af-standsbediening in of draai de portiers-leutel in vergrendelrichting om alle por-tieren en de achterklep te vergrendelen.

ATTENTIE

● Het onoplettend of ongecontroleerd sluitenvan buitenaf kan verwondingen veroorzaken,vooral bij kinderen.

● Bij het sluiten van de wagen mogen er geenkinderen alleen worden achtergelaten in dewagen, omdat in geval van nood de hulp vanbuitenaf wordt bemoeilijkt.

● Met vergrendelde portieren wordt voorko-men dat iemand ongewenst de auto binnen-dringt, bijvoorbeeld bij een stoplicht.

Let op

Als diefstalbeveiliging heeft alleen het be-stuurdersportier een slotcilinder.

Beveiliging "Safe"*1)

Het betreft een apparaat voor diefstalbeveili-ging dat bestaat uit een dubbele vergrende-ling van de portieren en de uitschakeling vande achterklep om inbraakpogingen te be-moeilijken.

Activering

De "safe"-beveiliging wordt ingeschakeld alsde wagen m.b.v. de sleutel of de afstandsbe-diening vergrendeld wordt.

Om de beveiliging met de sleutel in te scha-kelen, de sleutel in het slot eenmaal in sluit-stand draaien.

Om de beveiliging met de afstandsbedieningin te schakelen, de vergrendelingsknop van de afstandsbediening eenmaal indruk-ken.

Bij ingeschakelde Safe'-beveiliging kunnende portieren noch binnenin noch van buiten-af op de normale manier worden ontgren-deld. De achterklep kan niet geopend wor-den. De knop voor centrale vergrendelingwerkt niet.

Als het contact wordt uitgeschakeld, wordtop het display van het instrumentenpaneelaangegeven dat de "Safe"-beveiliging is in-geschakeld.

Buiten werking stellen

Draai de sleutel twee keer na elkaar in hetportierslot in sluitstand.

Met de afstandsbediening, de vergrende-lingsknop van de afstandsbediening tweekeer na elkaar indrukken met een intervalvan minder dan 5 seconden.

Bij het uitschakelen van de "Safe"-beveili-ging, wordt ook de volumetrische sensor vanhet alarmsysteem uitgeschakeld.

Met uitgeschakelde "Safe", kunnen de portie-ren van binnenuit geopend worden, maarniet van buitenaf.

Zie "Veiligheidsontgrendelen*"

Status van de "Safe"

In het bestuurdersportier zit een controle-lampje, door het glas zichtbaar van buitenaf,dat de status van de "Safe"-beveiliging aan-geeft.

Bij een knipperend controlelampje is de "Sa-fe"-beveiliging geactiveerd. Dit controlelamp-je knippert in alle wagens, met of zonderalarmsysteem, totdat de wagen ontgrendeldwordt.

Samengevat:

Safe geactiveerd met of zonder alarmsys-teem: het controlelampje knippert continu.

1) Beschikbaar naargelang de markt en het model.138

Page 141: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Openen en sluiten

Safe gedeactiveerd zonder alarmsysteem:het controlelampje blijft uit.

Safe gedeactiveerd met alarmsysteem: hetcontrolelampje blijft uit.

ATTENTIE

Bij ingeschakelde "Safe"-beveiliging magniemand in de wagen blijven zitten; de por-tieren kunnen noch binnenin noch van buiten-af worden geopend, de hulp van buitenafwordt bemoeilijkt. Er bestaat levensgevaar.Ingesloten personen zouden in een noodge-val niet uit de wagen kunnen komen.

Veiligheidsontgrendelen*

Met dit systeem kan alleen het bestuurder-sportier of de hele wagen ontgrendeld wor-den.

Ontgrendelen van bestuurdersportier

Wordt uitgevoerd m.b.v. een enkelvoudigeontgrendeling (één keer). Kan worden uitge-voerd met de sleutel of met de afstandsbe-diening.

Met de sleutel, de sleutel in het portiersloteenmaal in openingsstand draaien. Het be-stuurdersportier zal zonder "Safe" en ont-grendeld zijn. In wagens met alarmsysteem,zie hoofdstuk Alarmsysteem ››› pag. 144.

Met de afstandsbediening, de ontgrende-lingsknop van de afstandsbediening een-maal indrukken. De "Safe"-beveiliging van dehele wagen wordt uitgeschakeld, alleen hetbestuurdersportier wordt ontgrendeld, hetalarmsysteem wordt uitgeschakeld en hetcontrolelampje gaat uit.

Ontgrendelen van alle portieren en de ach-terklep

Om alle portieren en de achterklep te kunnenopenen, tweemaal na elkaar de ontgrende-lingsknop van de afstandsbediening in-drukken.

Door de knop twee keer en in minder dan 5seconden in te drukken, wordt de "Safe"-be-veiliging van de hele wagen uitgeschakeld,alle portieren ontgrendeld en de achterklepgeactiveerd. Het controlelampje gaat uit enhet alarmsysteem wordt uitgeschakeld, in dewagens die hierover beschikken.

Ontgrendelen achterklep

Zie ››› pag. 16.

Automatisch vergrendelen door onbe-doeld openen

Dit systeem van diefstalbeveiliging vermijdtdat de wagen uit vergetelheid open blijft.

Bij het ontgrendelen en als na verloop van 30seconden geen enkel portier noch de achter-klep opengaat, wordt de wagen automatischweer vergrendeld.

Automatisch vergrendelen door snel-heid en automatisch ontgrendelen*

Deze beveiliging verhindert de toegang vanbuitenaf zolang de wagen in het verkeer is(bijvoorbeeld bij stilstand voor een verkeers-licht).

Vergrendelen

De portieren worden automatisch vergren-deld bij een rijsnelheid hoger dan 15 km/u(9 mph). De achterklep wordt automatischvergrendeld bij een rijsnelheid hoger dan 6km/u (4 mph).

Wordt bij stilstand een van de portieren of deachterklep geopend, waarna de wagen weergaat rijden en de aangeduide snelheid over-schreden wordt, dan wordt het portier of deachterklep weer vergrendeld.

Ontgrendelen

Bij het verwijderen van de sleutel uit het con-tact, keert de wagen terug naar de toestandwaarin deze zich bevond voor het automa-tisch vergrendelen. »

139

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 142: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Ieder portier kan binnenin individueel ont-grendeld en geopend worden (bijvoorbeeldom een passagier te laten uitstappen). Hier-voor dient de portiergreep in het portier een-maal te worden bediend.

ATTENTIE

Als de wagen rijdt, mogen de handgrepen inhet portier niet worden bediend: het portierwordt dan geopend.

Let op

Wanneer de airbags bij een ongeval wordengeactiveerd, wordt de hele wagen, behalve deachterklep ontgrendeld. De wagen kan bin-nenin met de centrale vergrendeling wordenvergrendeld, na het contact uit en weer in teschakelen.

Drukknop voor centrale vergrende-ling*

Afb. 140 Drukknop voor centrale vergrende-ling.

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 15

Met de drukknop voor de centrale vergrende-ling kan de wagen binnenin worden ver- enontgrendeld.

De schakelaar voor de centrale vergrendelingwerkt ook wanneer het contact is uitgescha-keld, behalve wanneer het veiligheidssys-teem "safe" actief is.

Wanneer uw wagen met de drukknop voor decentrale vergrendeling wordt vergrendeld,geldt het volgende:

● Het is niet mogelijk om de portieren en deachterklep van buitenaf te openen (om veilig-heidsredenen bijv. bij het stilstaan voor eenstoplicht).

● Wanneer het bestuurdersportier openstaat,wordt het niet mee vergrendeld. Daardoorwordt voorkomen dat men zichzelf buiten-sluit.

● U kunt de portieren binnenin afzonderlijkontgrendelen en openen. Hiertoe moet debinnengreep van het portier eenmaal aange-trokken worden.

ATTENTIE

● Een vergrendelde wagen kan een val wor-den voor kinderen en hulpbehoevende perso-nen.

● Bij het herhaaldelijk aansturen van de cen-trale vergrendeling is de drukknop voor decentrale vergrendeling enkele seconden bui-ten werking. Deze kan enkel ontgrendeld wor-den indien deze eerder vergrendeld is. Na en-kele seconden kan de centrale vergrendelingweer bediend worden.

● De drukknop voor de centrale vergrendelingwerkt niet wanneer de auto van buitenaf ge-sloten is (met de afstandsbediening of desleutel).

140

Page 143: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Openen en sluiten

Gerelateerde video's Keyless Access

Afb. 141 Comfort

Afb. 142 Technologie

De auto ont- en vergrendelen metKeyless Access*

Afb. 143 Sluit- en startsysteem zonder sleutelKeyless Access: omgeving.

Afb. 144 Sluit- en startsysteem zonder sleutelKeyless Access: sensoroppervlak A voor hetontgrendelen aan de binnenzijde van de por-tiergreep van het portier en sensoroppervlakB voor het vergrendelen aan de buitenzijde

van de portiergreep.

Naargelang de uitrusting kan de wagen be-schikken over het Keyless Access-systeem.

Keyless Access is een sluit- en startsysteemzonder sleutel waarmee waarmee de wagenvergrendeld en ontgrendeld kan worden zon-der daarvoor de autosleutel actief te moetengebruiken. Daarvoor moet er een geldige au-tosleutel zijn in het overeenkomstige herken-ningsgebied wanneer u de auto probeert teopenen ››› afb. 143 en moet u een van desensoroppervlakken van de portiergrepenaanraken ››› afb. 144 ››› .

De wagen kan alleen via het bestuurderspor-tier worden ontgrendeld en vergrendeld.Daarbij mag de sleutel van de afstandsbedie-

ning zich niet op een afstand van meer danca. 1,5 m van de portiergreep bevinden.

Hierbij is het niet van belang of uw sleutelzich bijv. in uw jaszak of in uw aktetas be-vindt.

Het portier opnieuw openen is direct na desluitprocedure korte tijd niet mogelijk. Hier-door hebt u de mogelijkheid om de correctevergrendeling van de portieren te controle-ren.

Als u wilt kunt u bij het ontgrendelen kiezenvoor alleen het bestuurdersportier, de portie-ren aan de zijde waar ontgrendeld wordt ofde hele wagen ontgrendelen. De vereiste in-stellingen kunt u uitvoeren in wagens metbestuurdersinformatiesysteem ››› pag.34.

Algemene informatie

Als er een passende autosleutel in de omge-ving ››› afb. 143 aanwezig is, geeft het sleu-telloos vergrendel- en startsysteem KeylessAccess die sleutel toegangsrechten zodra ueen van de sensoroppervlakken van de por-tiergreep van het bestuurdersportier aan-raakt. Vervolgens zijn de volgende functiesmogelijk zonder dat u de autosleutel actiefhoeft te gebruiken:

● Keyless-Entry: wagen ontgrendelen met deportiergreep van het bestuurdersportier of desofttouch/greep van de achterklep »

141

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 144: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

● Keyless-Exit: wagen vergrendelen met desensor van de portiergreep van het bestuur-dersportier.

● Press & Drive: motor zonder sleutel in werk-ing stellen met de startknop ››› pag. 185.

De centrale vergrendeling en het sluitsys-teem werken op dezelfde manier als het nor-male ontgrendel- en vergrendelsysteem. Al-leen de bedieningselementen veranderen.

Het ontgrendelen van de wagen wordt weer-gegeven door het tweemaal knipperen vande knipperlichten; het vergrendelen, een-maal.

Indien u de wagen vergrendelt en vervolgensalle portieren en de achterklep sluit terwijl delaatst gebruikte sleutel in de wagen blijft engeen enkele daarbuiten, zal de wagen nietonmiddellijk worden vergrendeld. Alle knip-perlichten van de wagen knipperen viermaal. Als geen van de portieren of de achter-klep geopend wordt, wordt de wagen na en-kele seconden vergrendeld.

Wanneer u de wagen ontgrendelt en geenvan de portieren of de achterklep opent,wordt de wagen na enkele seconden op-nieuw vergrendeld.

Portieren ontgrendelen en openen (Keyless-Entry)

● Pak de portiergreep van het bestuurder-sportier beet. Op dat ogenblik raakt u het

sensoroppervlak ››› afb. 144 A (pijl) aan vande portiergreep en wordt de auto ontgren-deld.

● Portier openen.

In wagens met selectief openen of configura-tie van het infotainmentsysteem worden alleportieren ontgrendeld door de portiergreeptweemaal vast te nemen.

In wagens zonder beveiligingsysteem"Safe": de portieren sluiten en vergrendelen(Keyless-Exit)

● Contact uitschakelen.

● Bestuurdersportier sluiten.

● Tik één keer op het sensoroppervlak voorvergrendelen B (pijl) van de portiergreepvan het bestuurdersportier. Het portier waar-van de greep bediend wordt, moet geslotenzijn.

In wagens met beveiligingsysteem "Safe":de portieren sluiten en vergrendelen (Key-less-Exit)

● Contact uitschakelen.

● Bestuurdersportier sluiten.

● Tik één keer op het sensoroppervlak B

(pijl) van de portiergreep van het bestuurder-sportier. De wagen wordt vergrendeld methet "Safe" ››› pag. 138-veiligheidssysteem.Het portier waarvan de greep bediend wordt,moet gesloten zijn.

● Tik twee keer op het sensoroppervlak B

(pijl) van de greep van een van de voorportie-ren om de wagen te vergrendelen zonder het"Safe"-veiligheidssysteem te activeren››› pag. 138.

Achterklep ontgrendelen en vergrendelen

Wanneer de auto vergrendeld is, wordt deachterklep automatisch ontgrendeld als erzich bij het openen een passende autosleutelin de omgeving ››› afb. 143 bevindt.

Open of sluit de achterklep op een normalemanier.

Wanneer de achterklep gesloten is, wordt zeautomatisch vergrendeld. Als de auto volle-dig ontgrendeld is, zal de achterklep niet au-tomatisch vergrendeld worden na sluiting.

Wat gebeurt er bij het vergrendelen van dewagen met een tweede sleutel

Als er zich in de wagen een autosleutel be-vindt en de wagen wordt van buitenaf ver-grendeld met een tweede sleutel, wordt desleutel binnenin de wagen vergrendeld voorhet starten van de motor ››› pag. 182. Om demotor te kunnen starten moet er gedrukt wor-den op de knop van de sleutel die zich bin-nenin de wagen bevindt.

Automatisch uitschakelen van de sensoren

Als de wagen gedurende lange tijd niet ont-grendeld of vergrendeld wordt, worden de

142

Page 145: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Openen en sluiten

toenaderingssensoren van de portieren auto-matisch uitgeschakeld.

Als bij vergrendelde wagen een van de sen-soroppervlakken van de portiergrepen vaakingeschakeld wordt (bijv. door de takken vaneen struik te raken), worden alle benade-ringssensoren gedurende een bepaalde tijduitgeschakeld.

De sensoren worden opnieuw ingeschakeld:

● Na enige tijd.

● OF: als de wagen ontgrendeld wordt met detoets van de sleutel.

● OF: als de achterklep wordt geopend.

● OF: als de wagen handmatig wordt ont-grendeld met de sleutel.

Functie voor tijdelijke uitschakeling van deKeyless Access*

U kunt het ontgrendelen van de auto metKeyless Access (sleutelloze toegang) uitscha-kelen voor een cyclus van ver- en ontgrende-len.

● Zet de keuzehendel in stand P (bij auto metautomatische versnellingsbak), aangezien deauto anders niet vergrendeld kan worden.

● Portier sluiten.

● Druk op de sluitknop van de afstandsbe-diening en raak dan binnen de 5 volgendeseconden het sensoroppervlak van vergren-deling van de bestuurdersportiergreep ››› afb.

144 B aan. Neem de portiergreep niet vast,want dan kan de auto niet vergrendeld wor-den. De uitschakeling kan ook plaatsvindenindien de auto wordt vergrendeld via het slotvan het bestuurdersportier.

● Om te controleren of de functie is uitge-schakeld, wacht u minstens 10 seconden;neem dan de portiergreep vast en trek eraan.Het portier mag niet opengaan.

De auto kan de volgende keer enkel ontgren-deld worden met de afstandsbediening of viahet slot. Na de volgende vergrendeling/ont-grendeling is de sleutelloze toegang (KeylessAccess) weer actief.

Comfortfuncties

Om alle elektrisch bediende ruiten en hetschuifdak te sluiten met de comfortfunctie,houdt u een vinger gedurende enkele secon-den op het sensoroppervlak voor vergrende-ling B (pijl) van de portiergreep tot de ruitenen het dak gesloten zijn.

Het openen van de portieren bij aanrakingvan het sensoroppervlak van de portiergreepvindt plaats volgens de instellingen in het Ea-sy Connect-systeem met de toets en defunctieknoppen SETUP en Openen en sluiten .

VOORZICHTIG

De sensoroppervlaken van de portiergrepenkunnen geactiveerd worden wanneer ze ge-raakt worden door een water- of stoomstraal

van een hogedrukspuit en een passende au-tosleutel in de omgeving aanwezig is. Als tenminste één van de elektrische bediende rui-ten geopend is en het sensoroppervlak B

(pijl) van de portiergreep wordt permanent in-geschakeld, worden alle ruiten gesloten.

Let op

● Als de accu van de wagen nog weinig span-ning heeft of helemaal leeg is, of de batterijvan de autosleutel bijna of helemaal leeg is,dan is het mogelijk dat de wagen niet ont-grendeld of vergrendeld kan worden met hetKeyless Access-systeem. De wagen kan hand-matig worden ontgrendeld of vergrendeld.

● Om de juiste vergrendeling van de wagen tecontroleren, blijft de ontgrendelingsfunctieuitgeschakeld gedurende ca. 2 seconden.

● Als op het scherm van het instrumentenpa-neel het bericht Keyless defect wordt ge-toond, kunnen er zich storingen voordoen inde werking van het Keyless Access-systeem.Raadpleeg een gespecialiseerde werkplaats.SEAT raadt u aan om daarvoor een SEAT-dea-ler te raadplegen.

● Afhankelijk van de functie ingesteld in hetinfotainmentsysteem voor buitenspiegels,worden de buitenspiegels ingeklapt en gaatde omgevingsverlichting branden bij het ont-grendelen van de wagen via het sensoropper-vlak op de portiergreep van het bestuurder-sportier.

● Als er zich geen enkele passende sleutelbinnenin de wagen bevindt of het systeem »

143

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 146: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

hem niet herkent, zal er een melding verschij-nen op het display van het instrumentenpa-neel. Dit zou kunnen gebeuren als er een an-der radiofrequentiesignaal zou interfererenmet het signaal van de sleutel (bijv. van eenof andere accessoire voor mobiele apparaten)of als de sleutel afgedekt wordt door eenvoorwerp (bijv. door een metalen koffer).

● De werking van de sensoren van de portier-grepen kan nadelig worden beïnvloed als desensoren erg vuil zijn, bijvoorbeeld als er eenlaagje zout op zit. Reinig zo nodig de wagen.

● Als de wagen uitgerust is met een automa-tische versnellingsbak, kan hij enkel vergren-deld worden als de versnellingspook in destand P staat.

Kinderslot

Afb. 145 Kinderslot in het linkerportier.

De kindersloten voorkomen dat de achterpor-tieren van binnenuit kunnen worden geo-

pend. Hierdoor wordt voorkomen dat kinde-ren per ongeluk een portier openen tijdenshet rijden.

Deze functie is onafhankelijk van het elektro-nische ontgrendel- en vergrendelsysteem vande wagen. Het is alleen van toepassing op deachterste portieren Kan alleen mechanischin- of uitgeschakeld worden, zoals hieronderwordt beschreven:

Kinderslot inschakelen

– Wagen ontgrendelen en het portier openendat beveiligd moet worden.

– Draai, met geopend portier, de gleuf metde wagensleutel linksom bij de linkerpor-tieren ››› afb. 145 en rechtsom bij de rech-terportieren.

Kinderslot uitschakelen

– Wagen ontgrendelen en het portier openenwaarvan het kinderslot uitgeschakeld moetworden.

– Draai, met geopend portier, de gleuf metde wagensleutel naar links voor rechterpor-tieren en naar rechts voor linkerportieren››› afb. 145.

Als de kindersloten zijn ingeschakeld, kun-nen de portieren alleen van buitenaf wordengeopend. De kindersloten worden, met openportier, met de sleutel in de gleuf in- of uitge-

schakeld (raadpleeg bovenstaande aanwij-zingen).

Anti-diefstal alarmsysteem*

Beschrijving van het alarmsysteem*

Met behulp van het alarmsysteem moeten in-braakpogingen en diefstal van de wagenworden bemoeilijkt. Hiertoe geeft het sys-teem bij onbevoegd binnendringen in de wa-gen akoestische en optische waarschuwings-signalen.

Het alarmsysteem wordt bij het vergrendelenvan de wagen automatisch ingeschakeld. Hetsysteem wordt onmiddellijk geactiveerd enhet controlelampje in het bestuurdersportieren de knipperlichten knipperen om aan tegeven dat het alarmsysteem en het beveili-gingssysteem (dubbele beveiliging) geacti-veerd is.

Als een van de portieren of de klep bij het in-schakelen van het alarmsysteem niet afge-sloten is, maakt deze geen deel uit van debeveiligde gebieden van de wagen. Indien ulater het portier of de kap sluit, worden dezeautomatisch in de beschermingszones vande wagen geïntegreerd en wordt een opti-sche waarschuwing door de knipperlichtengegeven wanneer de portieren sluiten.

144

Page 147: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Openen en sluiten

● De knipperlichten zullen tweemaal knippe-ren bij het openen en het uitschakelen vanhet alarmsysteem.

● De knipperlichten zullen eenmaal knippe-ren bij het afsluiten en inschakelen van hetalarmsysteem.

Wanneer treedt het alarmsysteem in werk-ing?

Als bij de vergrendelde wagen de volgendehandelingen onbevoegd worden uitgevoerd.

● De wagen wordt met de sleutel mechanischgeopend zonder aanzetten van het contactbinnen de volgende 15 seconden (in sommi-ge landen, bijv. Nederland, treedt het alarm-systeem onmiddellijk in werking).

● Openen van een portier.

● De motorkap openen.

● Openen van achterklep.

● Inschakeling van het contact met ongeldigesleutel

● Bewegingen in de binnenruimte (wagensmet volumetrische sensor).

● Slepen van de wagen1).

● Overhellen van de wagen1).

● Verkeerde handeling aan het alarmsys-teem.

● Loskoppelen van de accu.

In deze gevallen worden gedurende ca. 30seconden akoestische signalen en lichtsigna-len (knipperlichten) uitgezonden. Deze cy-clus kan zich tot 10 keer herhalen, afhanke-lijk van het land.

Alle portieren handmatig openen

Bij wagens zonder alarm worden bij hethandmatig openen van het bestuurderspor-tier alle portieren ontgrendeld.

Het alarm uitschakelen

Om het alarmsysteem uit te schakelen, dientu de sleutel in de openingsrichting te draai-en, het portier te openen en het contact in teschakelen of de toets voor openen van deafstandsbediening in te drukken.

Bij wagens die met een alarmsysteem uitge-rust zijn, heeft men 15 seconden de tijd omde sleutel in het contactslot te steken en hetcontact in te schakelen als de wagen met desleutel via het bestuurdersportier geopendwordt.

Anders gaat het alarm gedurende 30 secon-den af en kan de motor niet worden gestart.

Let op

● Na 28 dagen gaat het controlelampje uitom te voorkomen dat de accu leeg raakt als

de wagen voor langere tijd geparkeerd staat.Het alarmsysteem blijft geactiveerd.

● Als na het afgaan van het alarm geprobeerdwordt een ander beveiligd gebied binnen tedringen, gaat het alarmsysteem opnieuw af.

● Het alarmsysteem kan met de radiografi-sche afstandsbediening in- en uitgeschakeldworden ››› pag. 135.

● Het alarmsysteem wordt niet geactiveerdals de wagen van binnenuit met de drukknopvoor de centrale vergrendeling vergrendeldwordt.

● Als de wagenaccu helemaal of voor de helftontladen is, werkt het alarmsysteem niet cor-rect.

● De wagenbewaking blijft ook gegarandeerdals de accukabels worden losgemaakt of deaccu niet meer werkt indien het alarmsys-teem geactiveerd is.

● Als een van de beide accukabels bij een ge-activeerd alarmsysteem wordt losgemaakt,treedt het alarmsysteem in werking.

Interieurbewaking en wegsleepbevei-liging*

Bewakings- of controlefunctie inbegrepen inhet alarmsysteem*, dat via ultrasoon geluidde niet geautoriseerde toegang tot de wagenopspoort. »

1) In wagens uitgerust met afsleepalarm145

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 148: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Activering

– Wordt automatisch ingeschakeld bij het in-schakelen van het alarmsysteem.

Buiten werking stellen

– Open de wagen met de mechanische sleu-tel of met de toets van de afstandsbedie-ning. Wanneer de wagen met de sleutelwordt geopend, mag tussen het portieropenmaken en de sleutel in het contactslotsteken niet meer dan 15 seconden zittenomdat anders het alarmsysteem afgaat.

– Druk tweemaal op toets van de afstands-bediening. De volumetrische sensor en dehellingshoeksensor worden gedeactiveerd.Het alarmsysteem blijft geactiveerd.

De interieurbewaking en het afsleepalarmworden automatisch opnieuw ingeschakeldwanneer de wagen weer wordt vergrendeld.

De interieurbewaking en de sensor van hetafsleepalarm (hellingshoeksensor) wordensamen met het alarmsysteem automatisch in-geschakeld. Voor het inschakelen ervan moe-ten alle portieren en de achterklep geslotenzijn.

Indien u de interieurbewaking en het weg-sleepalarm wenst uit te schakelen, moet u dittelkens opnieuw doen wanneer de wagenvergrendeld wordt, anders worden deze sys-temen automatisch ingeschakeld.

De interieurbewaking en het afsleepalarmmoeten uitgeschakeld worden indien dierenin de binnenruimte van de vergrendelde wa-gen gelaten worden (anders gaat het alarm-systeem af wegens hun bewegingen) of bij-voorbeeld wanneer de wagen vervoerd wordtof wordt weggesleept met twee wielen van degrond.

Valse alarmen

De interieurbewaking zal alleen correct wer-ken indien de wagen volledig gesloten is.Hierbij moeten de wettelijke voorschriftenworden opgevolgd.

In onderstaande gevallen kan een loos alarmoptreden:

● geopende ruiten (geheel of gedeeltelijk),

● Panoramadak open (gedeeltelijk of ge-heel),

● Beweging van voorwerpen in de wagen,zoals losse papieren, accessoires aan de bin-nenspiegel (luchtverfrissers) enz.

Let op

● Als de wagen automatisch opnieuw ver-grendeld wordt en het alarmsysteem zonderde functie volumetrische sensor geactiveerdis, dan wordt het alarmsysteem met alle func-ties ingeschakeld, behalve die van de volu-metrische sensor. Deze wordt pas weer geac-tiveerd de volgende keer dat het alarmsys-

teem ingeschakeld wordt, tenzij deze opzet-telijk uitgeschakeld wordt.

● Indien het alarm is afgegaan als gevolg vande volumetrische sensor, dan wordt dit bijhet openen van de wagen aangegeven via hetknipperen van het controlelampje van het be-stuurdersportier. Dit knipperen is anders danwanneer het alarmsysteem aanstaat.

● De trilling van een mobiele telefoon die inde wagen is achtergelaten kan ervoor zorgendat de interieurbewaking wordt geactiveerd,aangezien de sensoren reageren op de bewe-gingen en schokken die optreden in de wa-gen.

● Indien bij het activeren van het alarmsys-teem nog een portier of de achterklep openis, wordt enkel het alarmsysteem geacti-veerd. Enkel wanneer alle portieren geslotenzijn (met inbegrip van de achterklep), wordende interieurbewaking en het afsleepalarm ge-activeerd.

Interieurbewaking en afsleepalarmuitschakelen*

Bij een vergrendelde wagen activeren bewe-gingen in het interieur (bijv. dieren) of eenverandering in de hellingshoek van de wagen(bijv. wagentransport) het alarm. U voorkomtonbedoeld alarm door de interieurbewakingen het afsleepalarm uit te schakelen.

146

Page 149: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Openen en sluiten

– Om de interieurbewaking en het afsleep-alarm uit te schakelen schakelt u het con-tact uit en kiest u via het infotainmentsys-teem: toets > functietoets SETUP > Ope-nen en sluiten > Centrale vergrendeling >Uitschakelen alarm.

– Bij het opnieuw vergrendelen van de wa-gen worden de interieurbewaking en het af-sleepalarm weer uitgeschakeld en blijvenuitgeschakeld tot het portier opnieuwwordt geopend.

Als de inbraakbeveiliging (Safelock)* ››› pag.138 wordt uitgeschakeld, worden ook de in-terieurbewaking en het afsleepalarm auto-matisch uitgeschakeld.

ATTENTIE

Veiligheidsaanwijzingen ››› in Beschrijvingop pag. 138 in acht nemen.

Achterklep

Openen en sluiten

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 16

ATTENTIE

● Een niet correct gesloten achterklep kangevaarlijk zijn.

● De achterklep mag niet geopend worden alsde mist- en achteruitrijlichten zijn ingescha-keld. Dit kan de controlelampjes beschadi-gen.

● Achterklep niet met de hand op de achter-ruit dichtdrukken. De achterruit zou kunnenbreken - verwondingsgevaar!

● Nadat u de achterklep dicht hebt gedaan,dient u te controleren of deze ook vergren-deld is, omdat deze anders tijdens het rijdenonverwachts open kan gaan.

● Laat nooit kinderen in en bij de wagen spe-len. In een afgesloten wagen kan het, afhan-kelijk van het jaargetijde, zo extreem warm ofkoud worden dat dit tot ernstig letsel, ziekteof zelfs de dood kan leiden. Sluit en vergren-del de achterklep en de portieren als u de wa-gen niet gebruikt.

● Sluit de achterklep nooit zonder op te let-ten of onbeheerst, omdat dit ernstig letselvoor u of anderen tot gevolg kan hebben.Zorg er altijd voor dat niemand in het zwenk-bereik van de achterklep staat.

● Nooit met een op een kier staande of zelfsopen achterklep rijden, omdat er dan uitlaat-gassen het interieur kunnen binnendringen.Gevaar op vergiftiging!

● Als alleen de achterklep geopend wordt,vergeet dan de sleutel niet in de bagageruim-te. De wagen kan niet geopend worden als desleutel binnen wordt achtergelaten.

Bedieningselementen van deruiten

De ruiten elektrisch openen en slui-ten*

Afb. 146 Deel van het bestuurdersportier:knoppen voor de voorste en achterste ruiten(wagen met elektrisch bediende ruiten voor-en achteraan).

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 18

Via de bedieningselementen in het bestuur-dersportier kunnen de voorste en achtersteruiten worden bediend. In de andere portie-ren zitten aparte knoppen voor de betreffen-de ruit.

Sluit de ruiten altijd helemaal als u de wagenparkeert of onbewaakt achterlaat ››› . »

147

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 150: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Nadat het contact is uitgeschakeld, kan deruitbediening nog ca. 10 minuten worden ge-bruikt zolang de contactsleutel niet uit hetcontactslot is getrokken en het bestuurders-of bijrijdersportier niet werd geopend.

Veiligheidsschakelaar *

Met veiligheidsschakelaar ››› afb. 146 5 inhet bestuurdersportier kunnen de ruitbedie-ningsknoppen in de achterportieren buitenwerking worden gesteld.

● Veiligheidsschakelaar niet ingedrukt: deknoppen van de achterste portieren zijn ge-activeerd.

● Veiligheidsschakelaar ingedrukt: de knop-pen van de achterste portieren zijn gedeacti-veerd. Het veiligheidssymbool gaat bran-den in geel zodra de knoppen van de achter-ste portieren zijn gedeactiveerd.

ATTENTIE

Veiligheidsaanwijzingen ››› in Sleutelsetop pag. 135 in acht nemen.

● Verkeerd gebruik van de elektrische ruitbe-diening kan lichamelijk letsel tot gevolg heb-ben!

● Sluit de ruiten nooit zonder op te letten ofonbeheerst, omdat dit ernstig letsel voor u ofanderen tot gevolg kan hebben. Vergewisuzelf er daarom van dat er zich niemand inhet werkingsgebied van de ruiten bevindt.

● Indien het contact ingeschakeld wordt, kanelektrische uitrusting, zoals de elektrischeruitbediening, in werking treden, waardoor erkans op kneuzingen, enz., bestaat.

● De wagenportieren kunnen via de sleutelmet afstandsbediening worden vergrendeld,waardoor hulp in noodsituaties wordt be-moeilijkt.

● Neem daarom altijd de sleutel mee wanneeru de wagen verlaat.

● De ruitbediening werkt pas niet meer alshet contact wordt uitgeschakeld en een vande voorportieren wordt geopend.

● Stel - indien nodig- de ruitbediening ach-terin met de veiligheidsschakelaar buitenwerking. Vergewis uzelf ervan dat deze inder-daad buiten werking is.

Let op

Als het sluiten van de ruit stroef verloopt ofwordt tegengewerkt door een obstakel, wordtde ruit meteen weer geopend ››› pag. 148. Indit geval moet u controleren waarom de ruitniet kon worden gesloten voordat u opnieuwprobeert deze te sluiten.

Sluitkrachtbegrenzing voor de ruiten

De sluitkrachtbegrenzing verlaagt het risicoop verwonding bij het sluiten van de elek-trisch bedienbare ruiten.

● Als het automatisch sluiten van een ruitstroef verloopt of wordt tegengewerkt dooreen obstakel, stopt het sluiten van de ruit indeze stand en wordt de ruit meteen weer ge-opend ››› .

● Controleer vervolgens waarom de ruit nietsluit, voordat u het opnieuw probeert.

● Indien u het probeert binnen 10 secondenen de ruit opnieuw moeizaam sluit of eenhindernis aantreft, zal de automatische ruit-bediening niet werken gedurende 10 secon-den.

● Als de ruit weer stroef sluit of door een ob-stakel niet kan worden gesloten, stopt hetsluiten van de ruit in deze stand.

● Als u er niet achter kunt komen waarom deruit niet kan worden gesloten, probeert u dande ruit opnieuw te sluiten door binnen de 10seconden aan de schakelaar te trekken. Deruit wordt met maximale kracht gesloten. Desluitkrachtbegrenzing is nu uitgeschakeld.

Wanneer u langer dan 10 seconden wacht,wordt de ruit bij het bedienen van een knopweer volledig geopend en is de sluitauto-maat weer ingeschakeld.

ATTENTIE

● Wanneer u –ook al is het voor even– de wa-gen verlaat, trek dan altijd de contactsleuteluit het contactslot. Let erop dat er nooit kin-deren zonder toezicht achterblijven in de wa-gen.

148

Page 151: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Openen en sluiten

● De ruitbediening werkt pas niet meer wan-neer een van de voorportieren wordt geopenden het contact wordt uitgeschakeld.

● Sluit de ruiten nooit onbeheerst of zonderop te letten, omdat dit ernstig letsel voor u ofanderen tot gevolg kan hebben. Vergewisuzelf ervan dat er zich niemand in het wer-kingsgebied van de ruiten bevindt.

● Laat nooit personen achter in de wagen alsu de wagen van buiten vergrendelt - de ramenkunnen in geval van nood niet meer wordengeopend!

● De sluitkrachtbegrenzing voorkomt niet datvingers of andere lichaamsdelen tegen hetruitframe worden gedrukt - gevaar voor ver-wonding!

Comfortopenen/comfortsluiten

Met de functie Comfortopenen en -sluitenkunt u op eenvoudige wijze van binnenuit al-le ruiten en het schuif-/kanteldak* openenen sluiten.

Comfortopenen

– Ontgrendelingsknop op de sleutel in-drukken tot alle ruiten en het schuif-/kan-teldak* in de gewenste stand staan, of

– Ontgrendel eerst de wagen met de knop op de sleutel met afstandsbediening enhoud de knop voor het vergrendelen vanhet portier aan bestuurderszijde ingedrukt

totdat alle ruiten en het schuif-/kanteldak*in de gewenste stand staan.

Comfortsluiten

– Ontgrendelingsknop op de sleutel in-drukken tot alle ruiten en het schuif-/kan-teldak* dicht zijn ››› of

– Sleutel in het slot van het bestuurderspor-tier in de vergrendelingsstand houden, totalle ruiten en het schuif-/kanteldak* zijngesloten.

Comfortopenen instellen in het Easy Con-nect*-systeem

– Kies: Toets > functietoets SETUP > Ope-nen en sluiten > Ruitbediening >Comfortopenen, om alle ruiten de kiezen(Alle), alleen die van de bestuurder (Be-stuurder) of geen (Gedeactiveerd).

ATTENTIE

● Nooit achteloos of ongecontroleerd hetschuif-/kanteldak* sluiten. Gevaar voor ver-wondingen!

● Om veiligheidsredenen mogen de ruiten al-leen op een afstand van ca. 2 meter van dewagen met de sleutel met radiografische af-standsbediening worden geopend en geslo-ten. Tijdens het sluiten altijd naar het om-hoogschuiven van de ruiten en het sluitenvan het schuif-/kanteldak* kijken, opdat nie-mand klem komt te zitten. Als de vergrende-

lingsknop wordt losgelaten, wordt het sluitendirect afgebroken.

Sluit- en openingsautomaat*

Dankzij de sluit-/openingsautomaat hoeft ude knop niet te blijven indrukken.

Knoppen ››› afb. 146 1 , 2 , 3 en 4 heb-ben twee standen voor het openen en tweevoor het sluiten van de ruiten. Daardoor ishet eenvoudiger het openen en sluiten ge-controleerd uit te voeren.

Sluitautomaat

– Trek de knop voor de ruitbediening kort totin de tweede stand naar boven. De ruit sluitvolledig.

Openingsautomaat

– Druk de knop voor de ruitbediening kort totin de tweede stand naar beneden. De ruitgaat helemaal open.

Weer activeren van de sluit- en openingsau-tomaat

– Als de kabels van de accu zijn los- en vast-gemaakt, is de sluit- en openingsautomaatbuiten werking. Als volgt weer activeren:

– Ruit door het permanent omhoogtrekkenvan de ruitbedieningsschakelaar tot deaanslag omhoogschuiven. »

149

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 152: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

– Schakelaar loslaten en opnieuw een secon-de omhoogtrekken. De automaat is nuweer geactiveerd.

Als u een knop tot in de eerste stand druktresp. trekt, opent of sluit het raam zolang deknop wordt bediend. Wanneer u de knop korttot de tweede stand indrukt of loslaat, wordtde ruit automatisch geopend (openingsauto-maat) of gesloten (sluitautomaat). Wanneer ude knop bedient tijdens het openen of slui-ten van de ruit, blijft de ruit in die standstaan.

Glazen dak*

Inleiding tot thema

ATTENTIE

Het verkeerd of onachtzaam gebruiken vanhet glazen dak kan leiden tot ernstige ver-wondingen.

● Open of sluit het glazen dak en het rolgor-dijn enkel wanneer niemand zich in het wer-kingsgebied ervan bevindt.

● Laat wanneer u het voertuig verlaat nooitde autosleutel in de wagen achter.

● Laat nooit kinderen of hulpbehoevendepersonen achter in het interieur, zeker nietindien ze toegang hebben tot de autosleutel.Indien ze de sleutel gebruiken zonder toe-zicht, kunnen ze de auto vergrendelen, de

motor in werking stellen, het contact inscha-kelen en het glazen dak bedienen.

● Na het uitschakelen van het contact kunt uhet glazen dak nog korte tijd openen of slui-ten, mits het bestuurders- of bijrijdersportierniet geopend wordt.

VOORZICHTIG

● Om bij winterse temperaturen schade tevoorkomen moet u eventueel aanwezig ijs ensneeuw van het dak verwijderen voordat uhet glazen dak opent of omhoog zet.

● Voordat u de auto verlaat of in geval vanneerslag dient u het glazen dak steeds tesluiten. Als het glazen dak open of opgeklaptis kan er water in de binnenruimte binnen-dringen en aanzienlijke schade aan het elek-trische systeem veroorzaken. Dit kan ook an-dere schade aan de wagen tot gevolg hebben.

Let op

● Verwijder regelmatig bladresten en anderelosse voorwerpen die op de geleidingen vanhet glazen dak terechtkomen met de hand ofmet een stofzuiger.

● Als het glazen dak niet goed werkt, dan zalde sluitkrachtbegrenzing ook niet goed wer-ken. Raadpleeg een gespecialiseerde werk-plaats.

Glazen dak openen en sluiten

Afb. 147 In de hemelbekleding: toets van hetglazen dak.

Het glazen dak werkt alleen bij ingeschakeldcontact. Na het uitschakelen van het contactkunt u het glazen dak nog enkele minutenopenen of sluiten, mits het bestuurders- ofbijrijdersportier niet geopend wordt.

De toets ››› afb. 147 heeft twee standen.In de eerste stand kunt u het dak omhoogzetten, volledig of gedeeltelijk openen ofsluiten.

In de tweede stand beweegt het dak automa-tisch naar de eindstand na kort de toets be-diend te hebben. Door opnieuw de toets tebedienen wordt de automatische functiestopgezet.

150

Page 153: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Openen en sluiten

Omhooggezette stand van het glazen dak af-stellen

● Druk het achterste deel B van de toetsnaar de eerste stand.

● Automatische functie: druk kort het achter-ste deel van de toets B naar de tweedestand.

Het glazen dak in omhooggezette stand slui-ten

● Druk het voorste deel A van de toets naarde eerste stand.

● Automatische functie: druk kort het voorstedeel A van de toets naar de tweede stand.

De automatische functie stopzetten bij af-stelling van de omhooggezette stand van hetdak of bij het sluiten van het dak

● Druk opnieuw op de toets A of B .

Het glazen dak openen

● Druk de toets naar achteren C tot de eer-ste stand.

● Automatische functie tot de comfortstand:druk de toets kort naar achteren C tot detweede stand.

Het glazen dak sluiten

● Druk de toets naar voren D tot de eerstestand.

● Automatische functie: druk de toets D kortnaar voren tot de tweede stand.

De automatische functie stopzetten tijdenshet openen of sluiten

● Druk opnieuw op de toets C of D .

Zonnescherm

Het zonnescherm wordt handmatig geopenden gesloten (onafhankelijk van het schuif-dak).

Comfortfunctie voor het openen of sluitenvan het glazen dak*

Het glazen dak kan met de comfortfunctieworden geopend of gesloten net zoals de rui-ten:

Via het portierslot*● Houd de sleutel in het slot van het bestuur-dersportier in de open- of sluitstand om hetdak in de kantelstand te openen of om het tesluiten.

● Wanneer u de sleutel loslaat, wordt dewerking onderbroken.

Via de afstandsbediening● Houd de vergrendelings-/ontgrendelings-toets ingedrukt zodat het dak wordt geo-pend/gesloten. Indien de toets losgelatenwordt, wordt de open/sluit-functie automa-tisch onderbroken.

Nadat alle ruiten en het glazen dak zijn ge-sloten, knipperen alle knipperlichten. Methet comfortsluiten worden tegelijkertijd deramen en het glazen dak gesloten.

Sluitkrachtbegrenzing van het pano-ramaschuifdak

Dankzij de sluitkrachtbegrenzing wordt het ri-sico van kneuzingen bij het sluiten van hetglazen dak verminderd ››› . Wanneer hetglazen dak wordt gehinderd of geblokkeerdbij het sluiten, stopt het en gaat het meteenweer open.

● Controleer waarom het dak niet geslotenkan worden.

● Probeer het dak opnieuw te sluiten.

● Wanneer het dak nog steeds wordt gehin-derd of geblokkeerd bij het sluiten, stopt hetop de desbetreffende plek en gaat vervol-gens weer open. Bij de automatische functiekan een nieuwe poging om te sluiten plaats-vinden.

● Als het dak nog steeds niet gesloten kanworden, sluit het dan zonder de sluitkracht-begrenzing.

Het glazen dak sluiten zonder de sluitkracht-begrenzing

● Na ong. 5 seconden verstreken zijn sindsde activering van de sluitkrachtbegrenzing, »

151

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 154: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

drukt u de toets ››› afb. 147 naar de twee-de stand in de richting van de pijl ››› afb.147 D tot het dak volledig gesloten wordt.

● Het dak sluit zonder de sluitkrachtbegren-zing!

● Als het dak nog steeds niet gesloten kanworden, neem dan contact op met een ge-specialiseerde werkplaats.

ATTENTIE

Het glazen dak sluiten zonder de sluitkracht-begrenzing kan ernstig letsel veroorzaken.

● Sluit het dak altijd bijzonder voorzichtig.

● Er mag zich niemand in de baan van het dakbevinden, met name wanneer het zonder desluitkrachtbegrenzing wordt gesloten.

● De beknellingsbeveiliging voorkomt nietdat vingers of andere lichaamsdelen tussenhet dakframe bekneld kunnen raken en ver-wondingen veroorzaakt.

Lichten en zicht

Licht

Controlelampjes

Springt aan

Mistachterlicht aan ››› pag. 153.

Springt aan

Linker of rechter knipperlicht.Het controlelampje knippert twee keer zo snel wanneereen knipperlicht defect is.

Springt aan

Grootlicht aan of grootlichtsignaal in werking gesteld››› pag. 154.

Wanneer het contact wordt ingeschakeld,gaan sommige controle- en waarschuwings-lampjes enkele seconden aan terwijl ze eenwerkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-den gaan de lampjes uit.

ATTENTIE

Veiligheidsaanwijzingen ››› in Waarschu-wingssymbolen op pag. 127 in acht nemen.

Licht in- en uitschakelen

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 31

De bestuurder is altijd verantwoordelijk voorde juiste afstelling van de koplampen en hetvoeren van de juiste verlichting.

Let op

● De bestaande wettelijke verlichtingsvoor-schriften voor elk land moeten in acht wordengenomen.

● Het dimlicht brandt alleen bij ingeschakeldcontact. Bij het uitschakelen van het contactwordt het stadslicht automatisch ingescha-keld.

● Als bij ingeschakelde wagenverlichting decontactsleutel uit het contactslot wordt ge-trokken, klinkt er gedurende enkele secondeneen waarschuwingssignaal zolang het be-stuurdersportier is geopend. Dat herinnert ueraan de verlichting uit te schakelen.

● Let bij het gebruik van de beschreven ver-lichting op de wettelijke bepalingen.

Automatische rijlichtregeling*

Activering

– Schakelaar in stand draaien. Deze aan-duiding zal oplichten.

152

Page 155: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Lichten en zicht

Buiten werking stellen

– Lichtschakelaar in stand draaien.

Automatische rijlichtregeling

Als de automatische regeling van het dim-licht is ingeschakeld, wordt het dimlicht dooreen lichtsensor automatisch ingeschakeldwanneer u bijvoorbeeld overdag een tunnelinrijdt.

ATTENTIE

● Hoewel de automatische rijlichtregeling ge-activeerd is, wordt het dimlicht bij mist nietingeschakeld. Het dimlicht dient derhalvemet de hand ingeschakeld te worden.

Let op

● Bij wagens met automatische rijlichtrege-ling zal, als de contactsleutel uit het contact-slot gehaald wordt, het akoestische signaalalleen klinken als de lichtschakelaar in destand staat.

● Let bij het gebruik van de beschreven ver-lichting op de wettelijke bepalingen.

● Geen klevers voor de sensor op de voorruitbevestigen. Dit kan eventueel storingen ofdefecten in de automatische rijlichtregelingveroorzaken.

● De regensensor schakelt het dimlicht inwanneer de ruitenwissers gedurende enkeleseconden ononderbroken wissen, en schakelthet dimlicht weer uit als het ononderbrokenof met interval wissen gedurende enkele mi-nuten is gestopt.

Dagrijverlichting

Voor het dagrijlicht zijn er afzonderlijke lam-pen in de koplampen opgenomen. Bij het in-schakelen van de automatische dagrijverlich-ting gaan die lampen branden1) ››› .

Het dagrijlicht wordt ontstoken zodra hetcontact wordt ingeschakeld, terwijl de scha-kelaar in de standen of staat, al naargelang de stand voor de buitenverlichting is.

Wanneer de lichtschakelaar in de stand staat, zorgt een verlichtingssensor voor hetautomatisch in- en uitschakelen van het dim-licht (inclusief de verlichting van het instru-mentenpaneel) resp. het dagrijlicht, al naargelang de hoeveelheid daglicht.

ATTENTIE

● U mag nooit met dagrijlicht rijden als deweg slecht verlicht is vanwege de weersom-standigheden of als het het donker is. De

dagrijverlichting levert onvoldoende licht omde weg goed te verlichten of om goed zicht-baar te zijn voor andere weggebruikers.

● In wagens met achterlichten met lampengaan de achterlichten niet branden wanneerde dagrijverlichting wordt ingeschakeld. Eenwagen zonder ingeschakelde achterlichten is's nachts, bij regen of bij slecht zicht voorachteropkomend verkeer niet zichtbaar.

Mistlicht

Afb. 148 Dashboard: lichtschakelaar.

Mistlampen vooraan inschakelen*

● Trek de lichtschakelaar van deze lampen uittot in de eerste stand ››› afb. 148 1 , vanafde posities , of . Het symbool van de lichtschakelaar gaat branden. »

1) In wagens uitgerust met led-achterlichten gaat ookhet stadslicht achteraan branden.

153

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 156: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Mistachterlicht inschakelen (wagens metmistlampen vooraan)

● Trek de lichtschakelaar van deze lampenvolledig uit 2 , vanaf de positie , of. Het lampje in het instrumentenpa-neel gaat branden.

Mistachterlicht inschakelen (wagens zondermistlampen voorin)

● Trek de lichtschakelaar van deze lampenvolledig uit 2 , vanaf de positie , of. Dit type schakelaar heeft slechts eenpositie. Het lampje in het instrumentenpa-neel gaat branden.

Knipperlicht- en grootlichthendel

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 32

Parkeerlicht

● Contact uitzetten en de sleutel uit het con-tactslot trekken.

● Hendel omhoog- of omlaagdrukken om hetrechter- of het linkerparkeerlicht in te schake-len.

Comfortlichten

Beweeg voor de comfortlichten de hendelmet ingeschakeld contact omhoog of omlaagtot aan het punt waar u enige weerstand

voelt en laat de hendel los. Het knipperlichtknippert driemaal.

De comfortknipperlichten kunnen worden in-en uitgeschakeld in het Easy Connect-sys-teem via toets en de functieknop SETUP> Lichten > Comfortknipperlichten››› pag. 34.

Bij wagens die niet over het betreffende me-nu beschikken, kan de functie worden ge-deactiveerd in een gespecialiseerde werk-plaats.

ATTENTIE

Door het grootlicht worden andere bestuur-ders ernstig verblind - gevaar voor ongeval-len! Gebruik het grootlicht resp. grootlicht-signaal alleen wanneer niemand kan wordenverblind.

Let op

● Indien de comfortknipperlichten in werkingzijn (driemaal knipperen) en het comfortknip-perlicht van het tegenoverliggende deelwordt geactiveerd, dan stopt het actieve deelmet knipperen en knippert het licht slechtseenmaal in het nieuwe deel dat is geselec-teerd.

● De knipperlichten werken alleen bij inge-schakeld contact. Het betreffende controle-lampje in het instrumentenpaneel knip-pert. Het controlelampje knippert als deknipperlichten worden ingeschakeld en eenaanhangwagen correct aan de wagen is aan-

gesloten. Als een gloeilamp van de knipper-lichten defect is, knippert het controlelampjetwee keer zo snel. Als de knipperlichten vande aanhangwagen defect zijn, brandt het con-trolelampje niet. De gloeilamp vervangen.

● Het grootlicht kan alleen bij ingeschakelddimlicht worden ingeschakeld. In het instru-mentenpaneel brandt dan controlelampje .

● Het grootlichtsignaal brandt zo lang als ude hendel vasthoudt - ook als het licht niet isingeschakeld. In het instrumentenpaneelbrandt dan controlelampje .

● Bij ingeschakeld parkeerlicht branden aande betreffende zijde van de wagen de kop-lamp met stadslicht en het achterlicht. Hetparkeerlicht brandt alleen bij uitgeschakeldcontact. Als het licht is ingeschakeld, klinkter een akoestisch signaal zolang het bestuur-dersportier is geopend.

● Als bij ingeschakelde knipperlicht de con-tactsleutel uit het contactslot wordt getrok-ken, klinkt er een waarschuwingssignaal zo-lang het bestuurdersportier geopend is. Datherinnert u eraan de knipperlichten uit teschakelen, tenzij u het parkeerlicht juist wilthebben ingeschakeld.

154

Page 157: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Lichten en zicht

Functie Coming Home/Leaving Home*

Afb. 149 Gerelateerde vi-deo

De functie Leaving Home wordt met een licht-sensor gecontroleerd.

Indien de functie Coming Home of LeavingHome ingeschakeld is, gaan als oriëntatie-lichten de stadslichten en dimlichten voor-aan, de achterlichten en de kentekenverlich-ting aan.

Functie Coming Home

De functie Coming Home wordt geactiveerden het contact wordt uitgeschakeld. Na hetopenen van het bestuurdersportier, gaat deverlichting Coming Home aan.

De verlichting Coming Home gaat uit in on-derstaande gevallen:

● Indien, 30 seconden na het inschakelen,nog een portier of de achterklep open is.

● Indien de knop van de lichten geplaatstwordt in stand .

● Indien het contact ingeschakeld wordt.

Automatische Leaving-Homefunctie

De functie Leaving Home wordt geactiveerdbij het ontgrendelen van de wagen indien:

● de knop van de verlichting zich bevindt inde stand en

● de lichtsensor "duisternis" waarneemt.

De verlichting Leaving Home gaat uit in on-derstaande gevallen:

● Indien de afgestelde tijd voor het vertraagduitschakelen van de koplampen verstrijkt.

● Indien de wagen opnieuw vergrendeldwordt.

● Indien de knop van de lichten geplaatstwordt in stand .

● Indien het contact ingeschakeld wordt.

Let op

● Om de Coming/Leaving-homefunctie tekunnen activeren, moet de lichtschakelaar inde stand staan en de lichtsensor detecte-ren dat het donker is.

Mistlampen met cornering-functie*

Een bijkomende lichtbron naast het dimlichtom het wegdek te verlichten bij het nemenvan een bocht.

De cornering-functie werkt wanneer de ver-lichting is ingeschakeld en bij het rijden met

een snelheid van 40 km/u (25 mph). De cor-nering-functie wordt ingeschakeld wanneerer wordt gestuurd of wanneer het knipper-licht wordt geactiveerd.

Voorwaarts rijden

● Indien het stuurwiel naar rechts gedraaidwordt of het rechterknipperlicht ingeschakeldwordt, licht de rechtermistlamp op.

● Indien het stuurwiel naar links gedraaidwordt of het linkerknipperlicht ingeschakeldwordt, licht de linkermistlamp op.

Bij het achteruitrijden gaan beide mistlam-pen branden.

Let op

Bij ingeschakelde mistverlichting wordt decornering-functie aan beide kanten ingescha-keld, m.a.w. beide mistlampen branden.

Snelwegverlichting*

Snelwegverlichting is beschikbaar voor wa-gens die voorzien zijn van full-led koplam-pen.

De in-/uitschakeling van de functie vindtplaats via het overeenstemmende menu vanhet Easy Connect-systeem.

● Activering: bij het overschrijden van 110km/u (68 mpu) gedurende meer dan 10 »

155

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 158: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

seconden wordt de bundel van het dimlichtiets omhoog geplaatst voor een grote zicht-baarheid op de weg voor de bestuurder.

● Uitschakeling: bij het verlagen van de snel-heid van de auto tot onder 100 km/u (62mpu) wordt de lichtbundel onmiddellijk weerteruggezet naar normale stand.

Lichtbundel-hoogteverstelling

Afb. 150 Dashboard: lichtbundel-hoogtever-stelling van de koplampen.

De lichtbundel-hoogteverstelling past zich af-hankelijk van de waarde van de lichtbundelvan de koplampen aan de beladingstoestandvan de auto aan. Hierdoor heeft de bestuur-der een zo goed mogelijk zicht terwijl tegen-liggers niet worden verblind ››› .

U kunt de koplampen alleen verstellen alshet dimlicht aan staat.

Draai voor verstellen aan de knop ››› afb.150:

Waarde Beladingstoestanda) van de wagen

Voorstoelen bezet en bagageruimte leeg

Alle plaatsen bezet en bagageruimte leeg

Alle plaatsen bezet en bagageruimte vol.Met aanhangwagen met minimale kogeld-ruk

Alleen de bestuurdersstoel bezet en baga-geruimte vol. Rijden met aanhangwagenmet maximale kogeldruk.

a) Indien de beladingstoestand van de wagen niet in het over-zicht voorkomt, kunnen ook tussenstanden geselecteerd wor-den.

Dynamische lichtbundel-hoogteverstelling

De regelaar is vervangen bij wagens met dy-namische lichtbundel-hoogteverstelling. Delichtbundel wordt automatisch aan de bela-dingstoestand van de wagen aangepast wan-neer de koplampen worden ingeschakeld.

ATTENTIE

Zware voorwerpen in de wagen kunnen er deoorzaak van zijn dat de koplampen andereweggebruikers verblinden en afleiden. Ditkan ernstige ongevallen tot gevolg hebben.

● Pas de lichtbundel aan de beladingstoe-stand van de wagen aan zodat de overigeweggebruikers hierdoor niet verblind worden.

Alarmlichten

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 32

De alarmlichten dienen om in gevaarlijke si-tuaties andere verkeersdeelnemers op uwwagen attent te maken.

Als de wagen dienst weigert:

1. Uw wagen op een veilige afstand tot hetrijdend verkeer zetten.

2. Druk op de knop om de alarmlichten in teschakelen ››› .

3. Motor afzetten.

4. Handrem aantrekken.

5. Bij wagens met handgeschakelde versnel-lingsbak de 1e versnelling inschakelen ofde keuzehendel in stand P zetten als dewagen met een automatische versnel-lingsbak is uitgerust.

6. Gebruik de gevarendriehoek om andereverkeersdeelnemers erop te attenderendat uw wagen stilstaat.

7. Neem altijd de sleutel mee wanneer u dewagen verlaat.

Als de alarmlichten zijn ingeschakeld, knip-peren alle knipperlichten van de wagen tege-lijkertijd. D.w.z. dat zowel de controlelampjesvan de knipperlichten als het controle-lampje van de schakelaar tegelijkertijd

156

Page 159: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Lichten en zicht

knipperen. De alarmlichten werken ook wan-neer het contact is uitgeschakeld.

ATTENTIE

● Een op de weg stilgevallen wagen vormteen groot gevaar. Gebruik altijd de alarmlich-ten en een gevarendriehoek, om andere ver-keersdeelnemers op uw stilstaande wagenopmerkzaam te maken.

● Vanwege de hoge temperaturen van de ka-talysator mag u de wagen nooit in de buurtvan licht ontvlambare materialen, zoals drooggras of uitgelopen benzine, neerzetten –brandgevaar!

Let op

● De wagenaccu wordt (ook bij uitgeschakeldcontact) ontladen als de alarmlichten gedu-rende langere tijd zijn ingeschakeld.

● Neem bij gebruik van de alarmlichten dewettelijke bepalingen in acht.

Binnenverlichting

Gerelateerde video

Afb. 151 Comfort

Instrumenten- en schakelaarverlich-ting

De lichtsterkte voor de verlichting van de in-strumenten, bedieningselementen en scher-men kan worden geregeld via het menu vanhet Easy Connect-systeem door middel vande toets en de functietoets SETUP

››› pag. 34.

Een in het instrumentenpaneel ingebouwdefotocel regelt de instrumentenverlichting(verlichting van enkele meters en schalen),de verlichting in de middenconsole en de ver-lichting van de displays.

Bij uitgeschakelde verlichting en ingescha-keld contact is de instrumentenverlichting(schalen) ingeschakeld. Bij afnemende om-gevingshelderheid wordt de instrumenten-verlichting automatisch gedimd. Bij bijzonderweinig omgevingslicht gaat de verlichting

van de instrumenten helemaal uit. Deze func-tie moet de bestuurder eraan herinneren ombij afnemende omgevingshelderheid hetdimlicht op tijd in te schakelen.

Binnenverlichting en leeslampjes

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 33

Bagageruimteverlichting

Het licht gaat aan wanneer de achterklepopen is, zelfs met uitgeschakelde lichten enuitgeschakeld contact. Zorg daarom dat deachterklep altijd correct gesloten is.

Interieurverlichting*

Het sfeerlicht verlicht het gebied van de mid-denconsole en de voetenruimte en, afhanke-lijk van de versie, ook het paneel van devoorportieren.

Dit licht gaat op volle sterkte aan wanneer deportieren worden geopend en vermindert insterkte tijdens het rijden wanneer de licht-schakelaar in de stand , of staat.

De sterkte van het sfeerlicht* kan via het Ea-sy Connect-menu worden ingesteld zoals ookde verandering van kleur in versies die uitge-rust zijn met verlichting in het paneel van de »

157

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 160: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

voorportieren (toets en functietoets SE-TUP > Sfeerverlichting ››› pag.34).

Let op

Als niet alle portieren zijn gesloten, gaat debinnenverlichting na ca. 10 minuten uit als decontactsleutel niet meer in het contact zit ende portierschakeling is ingeschakeld. Datvoorkomt het ontladen van de accu.

Zicht

Achterruitverwarming

Afb. 152 Naast de bedieningselementen voorde klimaatregeling: schakelaar achterruitver-warming.

De achterruitverwarming werkt alleen bijdraaiende motor. Als de verwarming inge-

schakeld wordt, gaat er een controlelampjein de schakelaar branden.

Na ongeveer 8 minuten schakelt de achter-ruitverwarming automatisch uit.

Milieu-aanwijzing

De achterruitverwarming dient uitgeschakeldte worden zodra de ruit niet meer beslagen is.Een lager stroomverbruik is gunstig voor hetbrandstofverbruik.

Let op

Om de accu te beschermen kan het gebeurendat deze functie tijdelijk uitgeschakeld wordt.Zodra de normale bedrijfsomstandighedenhersteld zijn, kan de functie weer gebruiktworden.

Zonnekleppen

Afb. 153 Zonneklep aan de bestuurderszijde.

Mogelijke standen van de zonnekleppenvoor de bestuurder en voorpassagier:

● De zonneklep omlaag klappen naar devoorruit.

● De zonneklep kan uit de steun worden ver-wijderd en naar het portier worden toege-draaid ››› afb. 153 1 .

● Kantel de zonneklep naar het portier, in delengterichting naar achteren.

Make-upspiegel

In de uitgeklapte zonneklep zit een make-upspiegel die door een klepje 2 wordt afge-dekt.

ATTENTIE

De uitgeklapte zonnekleppen kunnen uwzicht op de weg beperken.

● Doe de zonnekleppen altijd terug in desteun wanneer u deze niet meer nodig heeft.

Ruitenwisser voor en achter

Ruitenwisser voor en achter

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 33

158

Page 161: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Lichten en zicht

ATTENTIE

● Versleten of vuile wisserbladen verminde-ren het zicht en daarmee de rijveiligheid.

● Gebruik de ruitensproeierinstallatie niet bijwinterse temperaturen zonder vooraf de voor-ruit te verwarmen. De ruitenwisser zou an-ders op de voorruit kunnen vastvriezen endaarmee het zicht naar voren beperken.

● Altijd de waarschuwingsaanwijzingen op››› pag. 75 in acht nemen.

ATTENTIE

Het is mogelijk dat de regensensor* de regenniet voldoende detecteert en de ruitenwissersniet inschakelt.

● Indien nodig schakelt u de ruitenwissersmet de hand in wanneer het water het zichtdoor de voorruit hindert.

VOORZICHTIG

Controleer voordat u de ruitenwissers bijvorst voor de eerste keer inschakelt, of debladen van de ruitenwissers en de achterrui-twisser niet vastgevroren zitten! Als u de rui-tenwissers bij vastgevroren wisserbladen in-schakelt, kunnen zowel de wisserbladen alsde ruitenwissermotor worden beschadigd!

Let op

● De ruitenwissers en de achterruitwisserwerken alleen bij ingeschakeld contact.

● Het verwarmingsvermogen van de ver-warmbare ruitensproeiers* wordt automa-tisch geregeld als het contact wordt inge-schakeld en is afhankelijk van de buitentem-peratuur.

● Bij wagens met alarmsysteem en in bepaal-de versies werkt de ruitenwisser in de inter-valstand/regensensor alleen met het contactaan en de motorkap gesloten.

● Is de functie interval-wissen ingeschakeld,dan hangt de wispauze van de snelheid af.D.w.z. hoe hoger de snelheid hoe korter hetinterval.

● Wanneer de wagen stopt bij ingeschakeldewisserstand 1 of 2 wordt automatisch naareen lagere stand teruggeschakeld. Als de wa-gen weer gaat rijden, wordt weer naar de in-gestelde wisserstand geschakeld.

● Na bediening van de "wis-/was-automaat"wordt na ca. vijf seconden nog eenmaal nage-wist, als de wagen nog aan het rijden is(druppelfunctie). Wanneer binnen 3 secondenna de druppelfunctie opnieuw de ruitenwis-sers bediend worden, start een nieuwe was-cyclus zonder nawissen. Om opnieuw de"druppelfunctie" te kunnen gebruiken, dienthet contact uit- en vervolgens weer ingescha-keld te worden.

● Geen klevers voor de regensensor* op devoorruit bevestigen. Dit kan storingen of de-fecten in de sensor veroorzaken.

● Het hangt af van de uitvoering van het mo-del of de ruitenwisser nawist als hij ingescha-keld is en de wagen in achteruit staat.

Achteruitkijkspiegels

Binnenspiegel

Om veilig te kunnen rijden, is het belangrijkeen goed zicht door de achterruit naar achter-en te hebben.

Binnenspiegel met automatische dimfunc-tie*

Elke keer dat u het contact inschakelt, wordtde dimfunctie ingeschakeld.

Wanneer de dimfunctie is ingeschakeld,wordt de binnenspiegel afhankelijk van delichtinval automatisch in de antiverblindings-stand gezet. De dimfunctie wordt geannu-leerd bij het inschakelen van de achteruitver-snelling.

Let op

● Het automatisch dimmen van de spiegelsfunctioneert alleen storingvrij als het rolgor-dijn* tegen de zon van de achterruit is inge-klapt en de lichtinval op de binnenspiegelniet door andere voorwerpen wordt belem-merd.

● Indien u een sticker dient te plaatsen op devoorruit, doe dit niet voor de sensoren. Zoniet kan dit veroorzaken dat de dimfunctievan de binnenspiegel niet goed of helemaalniet werkt.

159

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 162: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Buitenspiegels handmatig naar bin-nen klappen

De buitenspiegels van de wagen kunnendichtgeklapt worden. Druk hiertoe de spie-gelbehuizing naar binnen.

Let op

Voordat de wagen door een automatischewasstraat wordt gebracht, wordt aanbevolende buitenspiegels dicht te klappen om schadete voorkomen.

Elektrisch verstelbare buitenspiegels*

Afb. 154 Schakelaar buitenspiegels.

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 20

De buitenspiegels kunnen met de draaiknopin het bestuurdersportier worden versteld.

Basisstand van de buitenspiegels

1. Draaiknop ››› afb. 154 in stand L zetten(linkerbuitenspiegel).

2. De draaiknop bedienen om de buitenspie-gel zo in te stellen dat u goed zicht hebtnaar achteren.

3. Vervolgens de draaiknop in stand R (rech-terbuitenspiegel) zetten.

4. De draaiknop bedienen om de buitenspie-gel zo in te stellen dat u goed zicht hebtnaar achteren ››› .

Buitenspiegels verwarmen*

– Druk op de drukknop voor ontwaseming ››› afb. 152

– De spiegels worden gedurende verschillen-de minuten ontwasemd om onnodig ver-bruik van de accu te vermijden.

– Druk indien nodig opnieuw om de functiete reactiveren.

– De verwarming van de buitenspiegelswordt niet geactiveerd bij temperaturen ho-ger dan +20°C (+68°F).

Buitenspiegels elektrisch naar binnen klap-pen*

– Draaiknop ››› afb. 154 in stand draaienom de buitenspiegels in te klappen. U moetde buitenspiegels altijd inklappen, wan-

neer u door een wasstraat rijdt, om bescha-digingen te voorkomen.

Buitenspiegels terugklappen*

– Draaiknop in de stand L of R draaien om debuitenspiegels terug te klappen ››› .

De buitenspiegels inklappen na het parkeren(comfortfunctie)*

Via het Easy Connect-systeem, toets ende functieknoppen SETUP enAchteruitkijkspiegels en ruitenwissers kan geselec-

teerd worden dat de buitenspiegels wordeningeklapt na het parkeren van de wagen››› pag. 127.

Wanneer de wagen wordt gesloten met de af-standsbediening, worden de buitenspiegelsautomatisch ingeklapt na langer dan ca. 1seconde drukken. Wanneer de wagen wordtgeopend met de afstandsbediening, wordende buitenspiegels automatisch uitgeklapt.

ATTENTIE

● Convexe of asferische spiegels vergrotenhet blikveld maar de voorwerpen worden klei-ner en verderaf weerspiegeld. Als u dezespiegels gebruikt om de afstand tot achterop-komend verkeer bij het wisselen van rijbaante bepalen, kunt u deze verkeerd inschatten -gevaar voor ongevallen!

160

Page 163: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Stoelen en hoofdsteunen

● Gebruik zo mogelijk de binnenspiegel omde afstand tot achteropkomend verkeer te be-palen.

● Let er bij het terugklappen van de buiten-spiegels op dat er geen vingers tussen despiegel en de spiegelvoet komen – gevaarvoor verwondingen!

Milieu-aanwijzing

De verwarming van de buitenspiegels moetniet langer dan nodig aan blijven staan. An-ders wordt onnodig veel brandstof verbruikt.

Let op

● Als het elektrische verstelmechanismeeens zou uitvallen, kunt u beide buitenspie-gels met de hand verstellen door op de randvan het spiegelvlak te drukken.

● Bij wagens met elektrisch inklapbare bui-tenspiegels geldt: als het spiegelhuis doorkrachten van buitenaf (bijv. aanstoten bij in-parkeren) is versteld, moeten de spiegelselektrisch tot aan de aanslag worden inge-klapt. Het spiegelhuis mag in geen geval metde hand worden versteld, omdat dan de werk-ing van de spiegel wordt beïnvloed.

● De inklapfunctie van de buitenspiegelswordt niet geactiveerd bij een snelheid diehoger is dan 40 km/u (25 mph).

Stoelen en hoofdsteunen

Stoelen en hoofdsteunen ver-stellen

Voorstoelen verstellen

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 19

ATTENTIE

Belangrijke informatie, tips, adviezen enwaarschuwingen die u in het belang van uweigen veiligheid en de veiligheid van uw pas-sagiers moet lezen en in acht nemen, vindt uin het hoofdstuk Veilig rijden ››› pag. 77.

ATTENTIE

● Nooit de bestuurders- of bijrijdersstoel tij-dens het rijden verstellen. Tijdens het ver-stellen van de stoel neemt u een verkeerdezithouding aan, wat kan leiden tot ongeval-len. Verstel de bestuurders- of bijrijdersstoelalleen wanneer de wagen stilstaat.

● Om het risico op verwondingen bij plotse-ling remmen of een ongeluk te verkleinen,nooit met te ver naar achteren staande rug-leuning rijden. De optimale beschermendewerking van de veiligheidsgordel wordt al-leen bereikt wanneer de rugleuning in eenrechte stand staat en de inzittenden de veilig-heidsgordels goed hebben omgegespt. Hoe

verder de rugleuning naar achteren gekanteldis, hoe groter het gevaar op lichamelijk letselis door een verkeerd gordelverloop!

● Wees voorzichtig bij het verstellen van destoel in hoogte of lengterichting! Door hetongecontroleerd en achteloos verstellen vande voorstoelen kunnen verwondingen doorknellen ontstaan.

● Trek verticaal en niet lateraal aan de hendelom de stoel in de lengterichting te verplaat-sen, aangezien deze door de kracht die zouitgeoefend wordt beschadigd kan raken.

Voorste hoofdsteunen regelen

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 19

Hoofdsteun zo verstellen ››› pag. 19 datde bovenzijde van de hoofdsteun zo mogelijkin lijn ligt met het bovenste gedeelte van hethoofd van de inzittende. Als dit niet mogelijkis, probeer dan een stand in te stellen die zogoed mogelijk daarbij in de buurt komt.

ATTENTIE

● Rijd nooit met uitgebouwde hoofdsteunen -risico op zware verwondingen!

● Hoofdsteunen na het inbouwen altijd juistverstellen naargelang de lichaamslengte vande inzittenden om de optimale beschermendewerking te bereiken. »

161

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 164: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

● Neem de waarschuwingsaanwijzingen inacht ››› in Juiste stand van de hoofdsteu-nen van de voorstoelen op pag. 81.

Let op

● Voor het inbouwen van de hoofdsteunen destangen helemaal in de geleiders schuivenzonder de knop in te drukken.

Achterste hoofdsteunen regelen

Afb. 155 Hoofdsteun midden achter: deblok-kering.

Als u personen vervoert op de achterplaat-sen, plaats dan minimaal de hoofdsteunenvoor de plaatsen die worden gebruikt, naarboven ››› .

Hoofdsteunen verstellen

– Om de hoofdsteun omhoog te verstellen,de hoofdsteun aan de zijkanten met beide

handen vastpakken en tot de aanslag om-hoogschuiven, totdat deze voelbaar vastk-likken.

– Om de hoofdsteun lager te zetten, drukt ude knop ››› afb. 155 1 in en verplaatst ude steun omlaag.

Hoofdsteun verwijderen

Om de hoofdsteun te verwijderen, moet u diegedeeltelijk naar voren duwen in de betref-fende rugleuning.

– Rugleuning ontgrendelen ››› pag. 164.

– Hoofdsteun tot de aanslag omhoogtrekken.

– Druk op de toets 1 , duw daarbij tegelijkmet een platte schroevendraaier van max.5 mm dik door de opening van de beveili-ging 2 en trek de hoofdsteun uit.

– Klap de rugleuning terug totdat deze goedvastklikt ››› .

Hoofdsteun plaatsen

Om de hoofdsteun te plaatsen, moet u dezegedeeltelijk in de betreffende rugleuning du-wen.

– Rugleuning ontgrendelen ››› pag. 164.

– Plaats de stangen van de hoofdsteunen inde geleiders totdat deze merkbaar vastklik-ken. De hoofdsteun mag nu niet verder inde rugleuning zakken.

– Klap de rugleuning terug totdat deze goedvastklikt ››› .

ATTENTIE

● Let op de algemene aanwijzingen ››› pag.82.

● Demonteer de hoofdsteunen achter uitslui-tend indien u een kinderzitje moet plaatsen››› pag. 95. Zodra u het kinderzitje weer ver-wijderd, plaats dan direct de hoofdsteun te-rug. Rijden met uitgebouwde of niet in dejuist stand staande hoofdsteunen verhoogthet risico op zwaar lichamelijk letsel.

Functies van de stoelen

Inleiding

ATTENTIE

Een verkeerd gebruik van de stoelfunctieskan ernstig letsel veroorzaken.

● Neem vóór het rijden de juiste zithoudingaan en blijf tijdens het rijden zo zitten. Ditgeldt ook voor de andere inzittenden.

● Houd handen, vingers, voeten en andere li-chaamsdelen steeds verwijderd van de wer-kings- en afstelradius van de stoelen.

162

Page 165: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Stoelen en hoofdsteunen

Verwarmde stoelen*

Afb. 156 In de middenconsole: schakelaarsvoor stoelverwarming voor de voorstoelen. :versie met Climatronic. : versie met hand-bediende airconditioning.

De zittingen kunnen elektrisch verwarmdworden indien het contact is ingeschakeld. Ineen aantal uitvoeringen wordt ook de rugleu-ning verwarmd.

In de volgende gevallen kan de stoelverwar-ming niet worden ingeschakeld:

● de ventilator is uitgeschakeld;

● de stoel is voorzien van een stoelhoes;

● er is een kinderzitje op de stoel geplaatst;

● het zitvlak is nat of vochtig;

● de binnen- of buitentemperatuur is hogerdan 25°C (77°F).

Activeren

Toets of indrukken. De stoelverwarmingstaat aan op de maximale stand.

Verwarmingscapaciteit instellen

Druk verschillende malen op de toets of ,tot de gewenste intensiteit is ingesteld.

Uitschakelen

Druk op de toets of totdat alle indicatie-lampjes in de toets uitgaan.

ATTENTIE

Personen waarvan de gewaarwording van pijnen warmte beïnvloed is door inname van be-paalde medicijnen, verlamming of chronischeziekte (bijv. diabetes), lopen het risico opbrandwonden aan de rug, het zitvlak en debenen door het gebruik van de stoelverwar-ming, wat een lang herstelproces of onvolle-dige genezing kan inhouden. Raadpleeg eenarts indien u twijfels hebt over uw eigen ge-zondheidstoestand.

● Personen met een beperkte gewaarwordingvan pijn en warmte mogen de stoelverwar-ming nooit gebruiken.

● Indien een storing wordt waargenomen bijde temperatuurregeling van de inrichting,brengt u ze naar een gespecialiseerde werk-plaats.

ATTENTIE

Als de bekleding van de zitting vochtig is,kan dat de werking van de stoelverwarmingnegatief beïnvloeden en het risico op brand-wonden verhogen.

● Controleer of het zitvlak droog is voordat ude stoelverwarming gebruikt.

● Ga niet met natte of vochtige kleding op destoel zitten.

● Leg geen natte of vochtige voorwerpen opde stoel en hang deze ook niet daaraan.

● Mors geen vloeistoffen over de stoel.

VOORZICHTIG

● Om de verwarmingselementen van destoelverwarming niet te beschadigen, mag unooit op de stoelen knielen noch geconcen-treerde druk uitoefenen op een enkel puntvan de zitting of rugleuning.

● Vloeistoffen, scherpe voorwerpen en isole-rende materialen (bijv. een stoelhoes of eenkinderzitje) op de stoel kunnen de stoelver-warming beschadigen.

● Indien u een geur waarneemt, dient u destoelverwarming onmiddellijk uit te schake-len en te laten herstellen in een gespeciali-seerde werkplaats.

Milieu-aanwijzing

Gebruik de stoelverwarming niet langer danstrikt nodig. Anders wordt onnodig veelbrandstof verbruikt.

163

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 166: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Achterbank neerklappen

Afb. 157 Zitting van de achterbank omhoog-klappen.

Afb. 158 In de rugleuning van de achterbank:ontgrendelingsknop 1 ; rode markering 2

De achterbank neerklappen

– Bouw de hoofdsteunen uit ››› pag. 161.

– Trek de zitting ››› afb. 157 1 vooraan in derichting van de pijl omhoog.

– Licht de zitting 2 in de richting van de pijlnaar voren toe op.

– Trek de ontgrendelingstoets ››› afb. 158 1

naar voren en klap tegelijkertijd de rugleu-ning omlaag. De achterste rugleuning isontgrendeld wanneer een rood merktekenop knop 2 te zien is.

– Schuif de hoofdsteunen in de daarvoor be-stemde bevestigingen in de zitting van deachterbank alvorens u de achterbank naarvoren klapt.

De achterbank terugklappen

– Trek de hoofdsteunen uit de daarvoor be-stemde bevestigingen in de zitting van deachterbank.

– Til, voordat de hoofdsteunen achteraanweer worden bevestigd, de rugleuningomhoog en trek daarna aan de rugleuningtotdat deze goed in de blokkeringen zit. Alsde rugleuning goed vastzit, dan mag de ro-de markering op de knop 2 niet meerzichtbaar zijn.

– Laat de zitting zakken en duw deze onderde gordelsloten door naar achteren.

– Druk de voorkant van de zitting omlaag.

Bij een gedeelde achterbank* kunnen de leu-ning en de zitting in twee delen neergeklaptworden.

ATTENTIE

● Wees voorzichtig bij het naar achterenklappen van de leuning! Door het ongecontro-leerd en achteloos verstellen van de voor-stoelen kunnen verwondingen door knellenontstaan.

● Bij het naar achteren klappen van de leu-ning erop letten dat de veiligheidsgordelsniet klem komen te zitten of beschadigd wor-den.

● Na het naar buiten klappen van de rugleu-ning dient u te controleren of deze goed ver-grendeld is. Hiertoe moet u trekken aan demiddelste gordel of rechtstreeks aan de rug-leuning en controleren of de bedieningshen-del in ruststand staat.

● De automatische 3-punts gordel kan alleencorrect werken als de rugleuning van de mid-delste zitplaats achteraan goed vast zit.

164

Page 167: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Vervoeren en praktische uitrustingen

Vervoeren en praktische uit-rustingen

Praktische uitrustingen

dashboardkastje

Afb. 159 Bijrijderszijde: dashboardkastje.

Door aan de greep te trekken kan het opberg-vak worden geopend ››› afb. 159.

Dit opbergvak is bedoeld voor A4-formaatdocumenten, een fles water van 1,5 l, etc.

In het dashboardkastje bevindt zich de cd-speler, afhankelijk van de uitrusting. In hetovereenkomstige instructieboekje wordt uit-gelegd hoe deze bediend moet worden.

ATTENTIE

De klep van het opbergvak tijdens het rijdenaltijd gesloten houden om het risico op ver-

wondingen tijdens plotseling remmen of ingeval van een ongeluk te vermijden.

Opberglade onder de voorstoelen*

Afb. 160 Opbergvak onder de rechtervoor-stoel.

Om te openen

– De lade wordt geopend door aan de hand-greep te trekken en de lade met de hand tebegeleiden.

Om te sluiten

– Druk het deksel naar binnen tot de "klik"van de gesloten lade hoorbaar is.

Let op

De maximale belading die het opbergvak magdragen bedraagt 1,5 kg.

Opbergzak in de stoel*

Afb. 161 Opbergzak.

Op de achterzijde van de rugleuning van devoorstoelen bevindt zich een opbergzak.

Opbergvak in het paneel van het voor-portier*

In dit opbergvak kunnen een fles water van1,5 l, etc., worden opgeborgen.

165

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 168: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Blikjeshouder aan voorzijde*

Afb. 162 Bekerhouder voorin in de midden-console.

In de middenconsole, naast de handrem, zit-ten twee bekerhouders ››› afb. 162.

ATTENTIE

● Zet geen hete dranken in de houder. Bij eenplotse of zelfs normale manoeuvre, bruuskremmen of een ongeluk kunnen hete drankenworden gemorst - gevaar voor brandwonden!

● Gebruik geen bekers van hard materiaal(bv. glas, porselein) want deze kunnen letselsveroorzaken in geval van een ongeluk.

● Tijdens het rijden moet de bekerhouder al-tijd dicht zitten om gevaar bij plotseling rem-men of een ongeluk te voorkomen.

Asbak voorin*

Afb. 163 Asbak in de middenconsole.

Asbak openen of sluiten

● Om de asbak te openen, de klep omhoogklappen ››› afb. 163.

● Om de asbak te sluiten, de klep naar bene-den klappen.

Asbak legen

● Verwijder de asbak en leeg hem.

ATTENTIE

Nooit papier in de asbak stoppen. Hete askan het papier in de asbak in brand zetten.

Stopcontact

Afb. 164 Stopcontact voorin.

De 12-volt accessoireaansluiting van de aan-steker kan ook voor elektrische accessoiresmet een opgenomen vermogen tot 120 wattworden gebruikt. Als de motor uit staat, ver-liest de accu echter stroom. Nadere aanwij-zingen ››› pag. 260.

ATTENTIE

De stopcontacten en aangesloten accessoireswerken alleen bij ingeschakeld contact endraaiende motor. Verkeerd gebruik van hetstopcontact of de elektrische accessoires kantot ernstig lichamelijk letsel leiden resp.brand veroorzaken. Daarom mogen kinderennooit zonder toezicht in de wagen wordenachtergelaten - gevaar voor verwondingen!

166

Page 169: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Vervoeren en praktische uitrustingen

VOORZICHTIG

Alleen passende stekers gebruiken om be-schadiging aan de stopcontacten te voorko-men.

Let op

● Bij stilstaande motor en ingeschakeldeelektrische apparaten ontlaadt de accu zich.

● Raadpleeg voordat u een accessoire aan-schaft eerst de aanwijzingen in ››› pag. 260.

Sigarettenaansteker*

Afb. 165 Sigarettenaansteker.

– Knop op de aansteker ››› afb. 165 indruk-ken ››› .

– Even wachten, tot de knop iets naar buitenspringt.

– Sigarettenaansteker eruit trekken en de si-garet met de gloeiende spiraal aansteken.

ATTENTIE

● Verkeerd gebruik van de sigarettenaanste-ker kan lichamelijk letsel of brand veroorza-ken!

● Voorzichtig bij het gebruik van de sigarette-naansteker! Door onachtzaam of ongecontro-leerd gebruik van de sigarettenaanstekerkunnen verbrandingen worden veroorzaakt -gevaar voor verwondingen!

● De sigarettenaansteker werkt bij ingescha-keld contact en draaiende motor. Daarom mo-gen kinderen nooit zonder toezicht in de wa-gen worden achtergelaten - brandgevaar!

Bagageruimte

Bagageruimte beladen

Afb. 166 Zware voorwerpen zo ver mogelijknaar voren leggen.

Bagage en losliggende voorwerpen moetenveilig in de bagageruimte zijn bevestigd.Niet-bevestigde voorwerpen in de bagage-ruimte kunnen de rij-eigenschappen van dewagen en daarmee de rijveiligheid beïnvloe-den door de verplaatsing van het zwaarte-punt.

– De lading gelijkmatig verdelen in de baga-geruimte.

– Zware bagage zo ver mogelijk naar voren inde bagageruimte leggen ››› afb. 166.

– Leg eerst de zware bagage onderin.

– Zware voorwerpen bevestigen aan de aan-wezige bevestigingsogen* ››› pag. 169. »

167

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 170: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

– Bagage met een bagagenet* of met niet-elastische spanbanden aan de bevesti-gingsogen* vastzetten.

ATTENTIE

● Losliggende lading of andere losliggendevoorwerpen in de bagageruimte kunnen ern-stig lichamelijk letsel veroorzaken.

● Voorwerpen altijd opbergen in de bagage-ruimte en deze bevestigen aan de aanwezigebevestigingsogen*.

● Losliggende voorwerpen kunnen bij plotse-linge manoeuvres of ongevallen naar vorenworden geslingerd en de inzittenden van dewagen of andere verkeersdeelnemers ver-wonden. Dit verhoogde risico op letsel wordtnog eens extra vergroot als de losse voorwer-pen worden geraakt door een airbag diewordt geactiveerd. In een dergelijk geval kun-nen de voorwerpen veranderen in projectielen– levensgevaar!

● Voorwerpen altijd opbergen in de bagage-ruimte en vooral bij zware voorwerpen ge-schikte spanbanden gebruiken.

● Overschrijd nooit de toelaatbare asbelas-tingen en het toelaatbare totaalgewicht vande wagen. Wanneer deze gewichten wordenoverschreden, kunnen de rij-eigenschappenvan de wagen veranderen en tot ongevallen,lichamelijk letsel en wagenschade leiden.

● Let erop dat bij het vervoer van zware voor-werpen de rij-eigenschappen door verplaat-sing van het zwaartepunt wijzigen - gevaar

voor ongelukken! Pas daarom uw rijstijl en desnelheid aan de omstandigheden aan.

● Laat uw wagen nooit onbeheerd achter,vooral niet als de achterklep is geopend. Kin-deren zouden in de kofferruimte kunnen ko-men en de klep van binnenuit dichtmaken; zezijn dan ingesloten en kunnen zonder hulpniet uit de wagen komen – levensgevaar!

● Laat nooit kinderen in en bij de wagen spe-len. Sluit en vergrendel zowel de achterklepals ook alle portieren wanneer u de wagenverlaat. Controleer vóór het vergrendelen vande wagen of er geen personen meer in de wa-gen zitten.

● Let op de aanwijzingen in ››› pag. 77.

VOORZICHTIG

De verwarmingsdraden van de achterruit kun-nen door schurende voorwerpen op de hoe-denplank worden vernield.

Let op

● De bandenspanning moet aan de bela-dingstoestand worden aangepast. Raadpleegindien nodig de sticker met de bandenspan-ningswaarden die zich aan de achterzijde opde portierstijl linksvoor bevindt ››› pag. 289.

● Luchtcirculatie in de wagen helpt het be-slaan van de ruiten tegen te gaan. De gebruik-te lucht wordt afgevoerd door ontluchtings-gleuven in de zijbekleding in de bagageruim-te. Zorg ervoor dat de ontluchtingsgleuvenniet zijn afgedekt.

● Geschikte spanbanden om lading aan debevestigingsogen* vast te maken, zijn ver-krijgbaar bij een automaterialenzaak.

Hoedenplank

Afb. 167 In de bagageruimte: hoedenplankuit- en inbouwen.

Afb. 168 In de bagageruimte: hoedenplankuit- en inbouwen.

168

Page 171: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Vervoeren en praktische uitrustingen

Verwijderen

● Bevestigingsbanden ››› afb. 167 B losha-ken uit de houders A .

● Hoedenplank uit de zijsteunen halen››› afb. 168 door ze naar boven te trekken enplank weghalen.

Indien nodig kan de hoedenplank onder dedubbele vloer in de bagageruimte wordenopgeborgen ››› pag. 170.

Aanbrengen

● De hoedenplank horizontaal terugplaatsen,waarbij de "montagesleuven" ter hoogte vande steunpallen ››› afb. 168 moeten vallen; dehoedenplank omlaag drukken tot ze vast-klikt.

● De bevestigingsbanden ››› afb. 167 B

vasthaken in de achterklep.

ATTENTIE

Geen zware of harde voorwerpen op de hoe-denplank plaatsen, omdat deze bij plotselingremmen gevaar voor de inzittenden kunnenopleveren.

VOORZICHTIG

● Erop letten dat bij het sluiten van de achter-klep de hoedenplank goed geplaatst is.

● Wanneer de bagageruimte te vol geladenis, kan het zijn dat de hoedenplank niet goed

past, waardoor deze vervormd kan worden ofzelfs kan breken.

● Bij een te vol geladen bagageruimte wordtaanbevolen de hoedenplank te verwijderen.

Let op

● Erop letten dat wanneer u kleding op dehoedenplank legt, het zicht door de achter-ruit niet belemmerd wordt.

Bevestigingsogen*

Afb. 169 Plaatsing van de bevestigingsogenin de bagageruimte.

In de bagageruimte kunnen zich enkele be-vestigingsogen bevinden voor het bevesti-gen van bagage en voorwerpen ››› afb. 169(pijlen).

– Altijd geschikte en onbeschadigde span-banden gebruiken om bagage en voorwer-

pen veilig aan de bevestigingsogen vast tezetten ››› in Bagageruimte beladen oppag. 168.

Voorbeelddialoog: Een 4,5 kilo zwaar voor-werp ligt los in de wagen. Bij een frontaleaanrijding met een snelheid van 50 km/u (31mph) genereert dit voorwerp een kracht dieovereenkomt met het 20-voudige van zijn ge-wicht. Dat betekent dat het effectieve ge-wicht van het voorwerp wordt verhoogd totca. 90 kg. U kunt zich voorstellen wat voor li-chamelijk letsel kan ontstaan als dit door hetinterieur vliegende "projectiel" een inzittendetreft. Dit verhoogde risico op letsel wordt nogeens extra vergroot als de losse voorwerpenworden geraakt door een airbag die wordtgeactiveerd.

ATTENTIE

● Als bagage of voorwerpen met ongeschikteof beschadigde spanbanden worden beves-tigd, kan bij remmanoeuvres of ongevallen li-chamelijk letsel ontstaan.

● Nooit een kinderzitje aan de bevestigings-ogen bevestigen.

169

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 172: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Verstelbare bodem van de bagage-ruimte

Afb. 170 Variabele bodem van de bagage-ruimte: hoge stand; lage stand.

Afb. 171 Variabele bodem van de bagage-ruimte: schuine stand.

Variabele bodem in hoge stand

● Licht de bodem bij de greep ››› afb. 170 1

op, trek hem naar achteren tot de voorzijdevan de bodem volledig voorbij de steunen 2

is.

● De bodem hierover naar voren schuiven tottegen de aanslag van de rugleuning van deachterbank en vervolgens de bodem omlaag-brengen met greep 1 .

Variabele bodem in lage stand

● Breng de bodem omhoog met de greep 1

en trek hem naar achteren tot de steunen 2

volledig voorbij de voorzijde van de bodemliggen.

● Dit voorste deel doen samenvallen met deonderste gleuven van deze steunen en de bo-dem naar voren schuiven tot tegen de aan-slag op de rugleuning van de achterbank en

tegelijkertijd de bodem omlaag brengen metgreep 1 .

Variabele bodem in schuine stand

Met schuine variabele bodem wordt toegangverkregen tot de zone van het reservewiel/af-dichtset.

● Licht de verstelbare bodem in hoge standbij de greep 1 op, trek eraan en duw hemnaar de rugleuning van de achterbank tot debodem omslaat langs de scharnierlijn en hetbewegende deel van de bodem hierop rust.

● Duw de bodem op de daarvoor bestemdehouders ››› afb. 171 (pijlen).

ATTENTIE

Bij plots remmen of bij een ongeval kunnenvoorwerpen door de binnenruimte geslingerdworden en zware of dodelijke verwondingenveroorzaken.

● De voorwerpen altijd bevestigen, zelfs wan-neer de bodem van de bagageruimte correctomhooggebracht is.

● Tussen de achterbank en de bodem van debagageruimte enkel voorwerpen transporte-ren die 2/3 van de hoogte van de bodem nietoverschrijden.

● Tussen de achterbank en de bodem van deomhooggebrachte bagageruimte mogen en-kel voorwerpen worden getransporteerd meteen maximumgewicht van ca. 7,5 kg.

170

Page 173: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Vervoeren en praktische uitrustingen

VOORZICHTIG

● Het maximumgewicht dat de variabele bo-dem van de bagageruimte in de bovenstestand kan dragen is 150 kg.

● Zorg dat de bagageruimtevloer niet naarbeneden valt bij het sluiten en volg preciesde geleidingen. De zijbekleding en de baga-geruimtevloer zouden anders kunnen wordenbeschadigd.

Let op

SEAT beveelt aan de voorwerpen met bandenaan de bevestigingsogen vast te maken.

Dakdragersysteem*

Inleiding tot thema

Het dak van de wagen is ontworpen voor eenoptimale aerodynamica. Daarom kunnen opde watergoot van het dak geen dwarsdragersnoch conventionele dakdragers meer wordengemonteerd.

Aangezien de watergoten deel uitmaken vanhet dak om de luchtweerstand te verminde-ren, kunnen enkel door SEAT goedgekeurdedwarsdragers en dakdragersystemen wordengebruikt.

Gevallen waarin de dwarsdragers en het dak-dragersysteem moeten worden uitgebouwd

● Wanneer ze niet worden gebruikt.

● Wanneer u de wagen in een wasstraat wiltgaan wassen.

● Wanneer de hoogte van de wagen de toe-laatbare doorgangshoogte overschrijdt, bij-voorbeeld in een garage.

ATTENTIE

Wanneer zware of grote voorwerpen op hetdakdragersysteem worden vervoerd, wordende rij-eigenschappen gewijzigd wegens deverplaatsing van het zwaartepunt en de ver-hoogde luchtweerstand.

● De last altijd bevestigen met geschikte rie-men of banden die in een goede staat verke-ren.

● Grote, zware, lange of platte ladingen heb-ben een negatieve invloed op de aerodynami-ca, het zwaartepunt en het rijgedrag van dewagen.

● Plots remmen en bruuske manoeuvres ver-mijden.

● De snelheid en de rijstijl aanpassen aan hetzicht, het weer, het wegdek en het verkeer.

VOORZICHTIG

● De dwarsdragers en het dakdragersysteemaltijd uitbouwen voordat u door een automa-tische wasstraat rijdt.

● De hoogte van uw wagen verandert door demontage van de dwarsdragers en het dakdra-gersysteem en ook door de daarop bevestig-de lading. Zorg daarom dat de hoogte van dewagen de maximumhoogte niet overschrijdtvoor het rijden door ondergrondse doorgan-gen of garagepoorten.

● De dwarsdragers, het dakdragersysteem ende hierop bevestigde last mogen niet in con-tact komen met de dakantenne noch een hin-dernis vormen in de zone van het verloop vanhet panoramische schuifdak ››› pag. 150 envan de achterklep.

● Bij het openen van de achterklep, zorgendat de achterklep de lading niet raakt.

Milieu-aanwijzing

Wanneer de dwarsdragers en een dakdrager-systeem ingebouwd zijn, neemt het brand-stofverbruik toe wegens de verhoogde lucht-weerstand.

171

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 174: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

De dwarsdragers en het dakdrager-systeem bevestigen

Afb. 172 Bevestigingspunten voor de relingvan het dakdragersysteem.

De dwarsbalken vormen de basis voor eenaantal bijzondere dakdragersystemen. Uitveiligheidsoverwegingen is het nodig speci-fieke systemen te gebruiken om bagage, fiet-sen, surfplanken, ski's en boten te transpor-teren. Bij de SEAT-specialisten kunnen ge-schikte accessoires worden aangekocht.

De dwarsdragers en het dakdragersysteemaltijd correct bevestigen. Altijd rekening hou-den met montageaanwijzingen die geleverdworden met de betreffende dwarsdragers endakdragersysteem.

De bevestigingspunten voor- en achteraan1 en 2 zijn alleen zichtbaar met geopende

portieren ››› afb. 172.

ATTENTIE

De verkeerde bevestiging en gebruik van dedwarsbalken en het dakdragersysteem kun-nen ertoe leiden dat het volledige systeemloskomt van het dak en een ongeval en ver-wondingen veroorzaakt.

● Neem altijd de montage-instructies van defabrikant in acht.

● De dwarsdragers en dakdragersystemen al-leen gebruiken wanneer deze zich in perfectestaat bevinden en naar behoren bevestigdzijn.

● De dwarsdragers en het dakdragersysteemaltijd correct inbouwen.

● De schroefverbindingen en de bevestigin-gen voor elke rit nakijken en indien nodig naeen kort traject aantrekken. Bij lange reizende schroefverbindingen en bevestigingen inelke pauze nakijken.

● Bijzondere dakdragersystemen voor wie-len, ski's, surfplanken e.d. altijd correct in-bouwen.

● Geen wijzigingen of reparaties uitvoerenaan de dwarsdragers noch aan het dakdra-gersysteem.

Let op

De montageaanwijzingen die geleverd wor-den met de betreffende dwarsdragers en dak-dragersysteem aandachtig lezen en altijd inde wagen meenemen.

Dakdragersysteem beladen

De lading kan enkel veilig bevestigd wordenindien de dwarsdragers en het dakdragersys-teem correct ingebouwd zijn ››› .

Maximaal toegestane dakbelasting

De toelaatbare dakbelasting voor uw wagenbedraagt 75 kg. Dit getal vloeit voort uit desom van het gewicht van het dakdragersys-teem, de dwarsbalken en de op het dak ver-voerde lading ››› .

Win altijd informatie in over het gewicht vanhet dakdragersysteem, de dwarsdragers ende te vervoeren laden en weeg ze in voorko-mend geval. De maximaal toelaatbare ladingop het dak nooit overschrijden.

Bij het gebruik van dwarsdragers en dakdra-gersystemen met een geringer draagvermo-gen kan de toelaatbare dakbelasting nietworden benut. In dit geval mag het dakdra-gersysteem alleen tot de gewichtsgrens wor-den belast die in de montage-instructie isaangegeven.

Last verdelen

De lading gelijkmatig verdelen en op juistewijze vastmaken ››› .

De bevestigingen controleren

Na het monteren van de dwarsdragers en hetdakdragersysteem, de schroefverbindingen

172

Page 175: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Airconditioning

en de bevestigingen na een kort traject nakij-ken en daarna regelmatig.

ATTENTIE

Als de maximaal toelaatbare lading op hetdak overschreden wordt, kan dit leiden totongevallen en aanzienlijke schade aan de wa-gen.

● De aangeduide daklading, de op de assentoegestane ladingen noch het maximaal toe-laatbare gewicht van de wagen overschrijden.

● Het laadvermogen van de dwarsdragers envan het dakdragersysteem niet overschrijden,zelfs als de maximaal toelaatbare dakladingniet bereikt werd.

● Altijd de zwaarste voorwerpen vooraan be-vestigen en de lading in het algemeen gelijk-matig verdelen.

ATTENTIE

Is de lading los of niet correct bevestigd, dankan ze van het dakdragersysteem vallen enongevallen en verwondingen veroorzaken.

● Altijd geschikte riemen en banden gebrui-ken die in een goede staat verkeren.

● De lading correct bevestigen.

Airconditioning

Verwarming, ventilatie en koe-ling

Algemene aanwijzingen

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 51

Filter tegen schadelijke stoffen

Het interieurluchtfilter (roet- en absorptie-koolfilter) zorgt ervoor dat verontreinigingenin de buitenlucht (bijv. stof of pollen) wordenverminderd resp. tegengehouden.

Het interieurluchtfilter moet volgens de in hetonderhoudsprogramma aangegeven interval-len worden vervangen, zodat de prestatiesvan de airconditioning niet verminderen.

Als de werking van het filter door het gebruikvan de wagen in een gebied met veel lucht-verontreiniging voortijdig afneemt, moet hetinterieurluchtfilter vaker worden vervangendan in het Serviceplan staat aangegeven.

ATTENTIE

Als het zicht door alle ruiten van de wagenniet goed is, neemt het risico op ongevallenmet ernstige gevolgen toe.

● Zorg ervoor dat alle ruiten ijs- en sneeuw-vrij zijn, en dat ze niet beslagen zijn om goed

te kunnen kijken wat er buiten de wagen alle-maal gebeurt.

● Het maximale verwarmingsvermogen en dezo snel mogelijke ontwaseming van de ruitenworden verkregen wanneer de motor zijn nor-male werkingstemperatuur bereikt. Ga alleenrijden als het zicht goed is.

● Zorg er altijd voor dat u het verwarmings-en ventilatiesysteem, de airconditioning ende achterruitverwarming gebruikt om goed tekunnen zien wat er buiten de wagen allemaalgebeurt.

● Laat de luchtcirculatie nooit gedurende eenlange periode aan. Wanneer het koelsysteemniet werkt en de circulatiefunctie aan staat,kunnen de ruiten snel beslaan en kan hetzicht zo aanzienlijk beperkt worden.

● Schakel de circulatiefunctie uit wanneer udeze niet nodig heeft.

ATTENTIE

Gebruikte lucht verhoogt de vermoeidheid enleidt tot concentratieverlies van de bestuur-der. Dit kan een ernstig ongeval tot gevolghebben.

● Schakel de ventilator nooit gedurende lan-gere tijd uit en gebruik de luchtcirculatiefunc-tie niet gedurende een lange tijd omdat delucht in de wagen niet ververst wordt. »

173

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 176: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

VOORZICHTIG

● Als u denkt dat de airconditioning is be-schadigd, moet u - om verderebeschadigingen te voorkomen - de aircondi-tioning met de A/C -toets uitschakelen endoor een gespecialiseerde werkplaats latencontroleren.

● Reparatiewerkzaamheden aan de aircondi-tioning vereisen bijzondere vakkennis enspeciaal gereedschap. Bij storingen advise-ren wij daarom om een gespecialiseerdewerkplaats op te zoeken.

Let op

● Bij hoge luchtvochtigheid en hoge tempe-raturen buiten kan condenswater van de ver-damper van de airconditioning lekken en on-der de wagen een waterplas vormen. Dit isnormaal en geen teken van lekkage.

● De luchtinlaat voor de voorruit moet vrij vanijs, sneeuw of bladeren zijn, opdat verwar-ming en airconditioning optimaal kunnenfunctioneren en het beslaan van de ruitenwordt voorkomen.

● De uit de luchtroosters naar buiten gaandelucht die door het hele interieur stroomt,wordt via de hiervoor bedoelde ventilatie-gleuven in de bagageruimte afgezogen. Daar-om moet vermeden worden dat deze gleuvenverstopt raken.

● De airconditioning werkt het beste als deruiten en het schuif-/kanteldak* zijn geslo-ten. Wanneer echter het interieur door bin-nenvallende zonnestralen sterk is verwarmd,kan het afkoelen worden versneld door deruiten even te openen.

● Als de luchtcirculatiestand is ingeschakeld,adviseren wij niet te roken omdat de aange-zogen rook op de verdamper van het koelsys-teem neerslaat en zo voor blijvende geurover-last zorgt.

● Bij lage buitentemperaturen wordt de com-pressor automatisch losgekoppeld en kan hijook niet met de AUTO -toets worden ingescha-keld.

● Geadviseerd wordt de airconditioning min-stens één keer per maand aan te zetten zodatde pakkingen van het systeem gesmeerd eneventuele lekkages vermeden worden. Als ueen verminderd koelvermogen constateert,stelt u zich dan in verbinding met een Techni-

sche Dienst om het systeem te laten controle-ren.

● Voor een correcte werking van het systeem,de roosters aan beide zijden van het schermniet bedekken.

● Als de motor sterk belast wordt, wordt decompressor tijdelijk uitgeschakeld.

Zuinig gebruik van de airconditioning

Als de airconditioning aan staat, vraagt decompressor motorvermogen, hetgeen van in-vloed op het brandstofverbruik is. De volgen-de punten zijn van belang teneinde het toe-stel zo min mogelijk te gebruiken.

● Wanneer het interieur van de auto door dezon sterk verwarmd is, is het raadzaam evende ramen of portieren open te zetten, zodatde warme lucht kan ontsnappen.

● Tijdens het rijden dient u de airconditio-ning niet te gebruiken als de ramen of hetschuifdak* geopend zijn.

174

Page 177: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Airconditioning

Luchtroosters

Afb. 173 Luchtroosters.

Voor een correcte verwarming, koeling enventilatie in het interieur van de wagen moe-ten de luchtroosters ››› afb. 173 1 continugeopend zijn.

● Met de lamellen kunnen de roosters afzon-derlijk gesloten of geopend en de lucht-stroom naar wens ingesteld worden.

Er zijn ook luchtroosters die niet versteldkunnen worden; deze zijn te vinden in hetdashboard 2 , in de beenruimte en achterinde wagen.

Let op

Plaats nooit voedingsmiddelen, medicijnen ofandere voorwerpen die gevoelig zijn voortemperaturen voor de luchtroosters, ze kun-

nen beschadigd of onbruikbaar raken als ge-volg van de lucht die uit de luchtroostersstroomt.

Luchtcirculatiefunctie

In de luchtrecirculatiefunctie wordt voorko-men dat in de wagen geuroverlast ontstaat,bijv. bij het rijden door tunnels of in files.

Als de regelaar van de luchtverdeling in deontwasemingsstand staat, zal de klep vanluchtcirculatie altijd openstaan (controle-lampje uit).

Als de regelaar van de luchtverdeling vanuiteen willekeurige stand in de ontwasemings-

stand wordt gezet, dan wordt de luchtcircula-tie automatisch uitgeschakeld.

De luchtcirculatie inschakelen

In iedere willekeurige stand van de luchtver-deling behalve de ontwasemingsstand:

● Druk op de toets , het lampje van detoets gaat branden om aan te geven dat deluchtcirculatie in het interieur is ingescha-keld.

De luchtcirculatie uitschakelen

In iedere willekeurige stand van de luchtver-deling behalve de ontwasemingsstand:

● Druk nogmaals op de toets en hetlampje van de toets gaat uit om aan te geven »

175

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 178: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

dat de luchttoevoer van buiten is ingescha-keld.

In de ontwasemingsstand is de luchttoe-voer in het interieur altijd van buitenaf.

ATTENTIE

In de luchtcirculatiestand wordt geen buiten-lucht tot het interieur toegelaten. Bovendien

kunnen de ruiten bij uitgeschakelde aircondi-tioning snel beslaan. Daarom de luchtcircula-tiefunctie niet langere tijd ingeschakeld laten- gevaar voor ongevallen!

Let op

● Bij inschakeling van de circulatiefunctie isautomatisch de toets actief (om het be-slaan van de ruiten te vermijden). Indien detemperatuurregelaar in koudste stand wordtgezet (blauw punt), worden de circulatiefunc-tie en de toets automatisch geactiveerd.

● Als de functie niet met de toets wordt uitge-schakeld, wordt deze automatisch uitgescha-keld na ca. 20 min.

Verwarming en frisse lucht

Bedieningselementen

Afb. 174 Bedieningselementen van de verwar-ming op het dashboard.

Temperatuurregelaar ››› pag. 177.1176

Page 179: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Airconditioning

Knop aanjager. De luchtventilator is in 4trappen instelbaar. De aanjager moet bijlangzame rijsnelheid altijd op een laagniveau draaien.

Regelaar luchtverdeling.

Achterruitverwarming.

Luchtverdeling

Regelaar 3 voor het instellen van de lucht-stroom in de gewenste richting.

– Luchtverdeling naar de voorruit, voor hetontwasemen.

– Luchtverdeling naar het bovenlichaam.

– Luchtverdeling naar de voetenruimte

– Luchtverdeling naar de voorruit en devoetenruimte.

ATTENTIE

● Voor uw veiligheid is het belangrijk dat ergeen ruiten beslagen of met ijs of sneeuw be-dekt zijn. Alleen dan is goed zicht gegaran-deerd. Daarom is het juiste gebruik van hetverwarmings- en ventilatiesysteem, en ookvan de ontdooi- en ontwasemfuncties van deruiten, heel belangrijk.

Let op

● Let op de algemene aanwijzingen ››› pag.173.

2

3

Functies

Ventileren van interieur

De gewenste temperatuur in het interieurmag niet lager zijn dan de heersende buiten-temperatuur.

● Temperatuurregelaar ››› afb. 174 1 links-om draaien.

● De aanjager 2 in een van de standen 1 - 4zetten.

● De lucht met de luchtverdeelregelaar 3 inde gewenste richting laten stromen.

● Desbetreffende luchtroosters openen.

Verwarmen van interieur

Maximale verwarmingscapaciteit en snel ont-dooien van de ruiten is alleen mogelijk wan-neer de motor zijn bedrijfstemperatuur heeftbereikt.

● Temperatuurregelaar ››› afb. 174 1 rechts-om draaien tot in de gewenste verwarmings-stand.

● De aanjager 2 in een van de standen 1 - 4zetten.

● De lucht met de luchtverdeelregelaar 3 inde gewenste richting laten stromen.

● Desbetreffende luchtroosters openen.

Voorruit ontwasemen

● Temperatuurregelaar ››› afb. 174 1 rechts-om draaien in de hoogste verwarmingsstand.

● Aanjager 2 in stand 4 draaien.

● Luchtverdeelregelaar in de stand draai-en.

● Sluit de middelste luchtroosters.

● Open de luchtroosters aan de zijkanten enricht ze op de ruiten.

Voorruit en zijruiten wasemvrij houden

● Temperatuurregelaar ››› afb. 174 1 in eenvan de verwarmingsstanden draaien.

● De aanjager 2 in een van de standen 2 - 3zetten.

● Luchtverdeelregelaar in de stand draai-en.

● Sluit de middelste luchtroosters.

● Open de luchtroosters aan de zijkanten enricht ze op de ruiten.

Zodra de ruiten niet meer beslagen zijn, kanals voorzorgsmaatregel de regelaar 3 instand gezet worden waarmee men meercomfort verkrijgt en voorkomt dat de ruitenopnieuw beslaan.

Let op

Er rekening mee houden dat de koelvloeistof-temperatuur van de motor optimaal moet zijn »

177

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 180: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

om over een goed werkend verwarmingssys-teem te kunnen beschikken (met uitzonde-

ring van wagens die met extra verwarming*uitgerust zijn).

Handbediende airconditioning*

Bedieningselementen

Afb. 175 Bedieningselementen van de aircondi-tioning op het dashboard.

Temperatuurregelaar ››› pag. 179

Knop aanjager. De luchtventilator is in 4trappen instelbaar. Bij lage snelheidwordt aanbevolen de ventilator minimaalop stand 1 te zetten om de toevoer vanfrisse lucht te verbeteren.

Regelaar luchtverdeling.

Luchtcirculatietoets ››› pag. 175 Als defunctie in werking is, brandt er een con-trolelampje in de knop.

1

2

3

Achterruitverwarming.

Toets voor het inschakelen van de aircon-ditioning ››› pag. 179. De airconditioningwerkt alleen bij draaiende motor en inge-schakelde aanjager.

ATTENTIE

Voor uw veiligheid is het belangrijk dat ergeen ruiten beslagen of met ijs of sneeuw be-dekt zijn. Alleen dan is goed zicht gegaran-

deerd. Daarom is het juiste gebruik van hetverwarmings- en ventilatiesysteem, en ookvan de ontdooi- en ontwasemfuncties van deruiten, heel belangrijk.

Let op

Let op de algemene aanwijzingen.

178

Page 181: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Airconditioning

Functies

Verwarmen van interieur

Maximale verwarmingscapaciteit en snel ont-dooien van de ruiten is alleen mogelijk wan-neer de motor zijn bedrijfstemperatuur heeftbereikt.

● Schakel het koelsysteem met de ››› afb.175-toets uit (het controlelampje in de knopgaat uit).

● De temperatuurregelaars ››› afb. 175 1

draaien om de in het interieur gewenste tem-peratuur in te stellen.

● De aanjager in een van de standen 1-4 zet-ten.

● Met de regelaar voor de luchtverdeling››› afb. 175 3 de luchtstroom in de gewen-ste richting richten: (op de voorruit), (op borsthoogte), (op de voetenruimte) en (op de voorruit en de voetenruimte).

Koelen van het interieur

Bij ingeschakelde airconditioning wordt inhet interieur van de wagen niet alleen de

temperatuur, maar ook de luchtvochtigheidverlaagd. Hierdoor wordt bij hoge buiten-luchtvochtigheid het comfort van de passa-giers verhoogd en het beslaan van de ruitenvoorkomen.

● Schakel het koelsysteem in met de toets (het controlelampje in de toets gaat aan).

● De temperatuurregelaar verdraaien totdatde gewenste binnentemperatuur verkregenis.

● De aanjager in een van de standen 1-4 zet-ten.

● Met de regelaar voor de luchtverdeling deluchtstroom in de gewenste richting richten: (op de voorruit), (op borsthoogte), (op de voetenruimte) en (op de voorruit ende voetenruimte).

De voorruit ontwasemen

● Luchtverdeelregelaar in de stand draai-en.

● De aanjager in een van de standen zettenafhankelijk van hoe snel u de ruit wilt ontwa-semen.

● De temperatuurregelaar instellen op de ge-wenste comfortstand.

● Sluit de middelste luchtroosters.

● Open de luchtroosters aan de zijkanten enricht ze op de ruiten.

Als de airconditioning niet kan worden inge-schakeld, kan dit de volgende oorzaken heb-ben:

● De motor is niet gestart.

● De aanjager is uitgeschakeld.

● De buitentemperatuur is lager dan ca. +3°C(+37°F).

● De compressor van de airconditioning isvanwege een te hoge koelvloeistoftempera-tuur tijdelijk uitgeschakeld.

● De zekering van de airconditioning is de-fect.

● Er is sprake van een andere storing aan dewagen. De airconditioning door een gespeci-aliseerde werkplaats laten controleren.

179

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 182: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Climatronic*

Algemene aanwijzingen

Afb. 176 Climatronic: bedieningselementen.

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 52

De Climatronic bereikt automatisch een aan-gename temperatuur. Daartoe worden detemperatuur van de uitgaande lucht, het ven-tilatieniveau en de luchtverdeling automa-tisch gewijzigd. Het systeem houdt ook reke-ning met de zonnestraling, waardoor het nietnodig is de instellingen handmatig te wijzi-gen.

Dankzij de automatische werking bent u ver-zekerd van maximaal comfort gedurende elkeperiode van het jaar ››› pag. 181.

Beschrijving van de Climatronic

De airco werkt uitsluitend als aan de volgen-de voorwaarden is voldaan:

● de motor is gestart;

● de buitentemperatuur ligt hoger dan +2°C(+36°F);

● ingeschakeld.

Ingebruikname van de Climatronic

Wanneer een toets wordt ingedrukt, wordt deovereenkomstige functie geactiveerd; de air-conditioning wordt in werking gesteld indiendeze uit stond, behalve met de luchtcircula-tietoets.

De Climatronic uitzetten

● Stel de aanjager op 0 ››› afb. 176 2 in ofdruk op de toets .

Om te verzekeren dat de motorkoeling blijftwerken bij hoge belasting van de motor,wordt de compressor van de airconditioninguitgeschakeld zodra de koelvloeistoftempe-ratuur te hoog wordt.

Aanbevolen instelling voor alle jaargetijden

● Stel de gewenste temperatuur in, wij raden+22°C (+72°F) aan.

● Druk op toets ››› afb. 176.

180

Page 183: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Airconditioning

● Stel de roosters zo in dat de luchtstroomiets omhoog wordt geleid.

Wisselen tussen Celsius en Fahrenheit.

De eenheden van de graden kunnen veran-derd worden via het menu van het Easy Con-nect-systeem, met de toets en de func-tieknoppen SETUP > Eenheden > Tem-peratuur.

Automatische regeling

De automatische functie zorgt voor een con-stante temperatuur en voor de verwijderingvan condens op de ruiten in het interieur vande wagen.

● Stel de temperatuur af tussen +16°C(+64°F) en +29°C (+84°F).

● Stel de roosters zo in dat de luchtstroomiets omhoog wordt geleid.

● Druk op de toets , in het scherm ver-schijnt AUTO.

De automatische functie wordt uitgeschakelddoor op de luchtverdelingstoets te drukkenof door de snelheid van de aanjager lager tezetten. De temperatuur blijft echter geregeld.

Temperatuur instellen

● Tijdens het inschakelen van het systeem,kunt u de knop 1 ››› afb. 176 gebruiken omde gewenste interieurtemperatuur in te stel-len.

De binnentemperatuur kan afgesteld wordentussen +16°C (+64°F) en +29°C (+84°F). Bin-nen dit bereik wordt de temperatuur automa-tisch geregeld. Als een temperatuur wordt ge-selecteerd die lager is dan +16°C (+64°F),dan verschijnt de melding "LO" op hetscherm. Als een temperatuur wordt geselec-teerd die hoger is dan +29°C (+84°F), danverschijnt de melding "HI" op het scherm. Inbeide uiterste gevallen werkt de Climatronicmet het maximale koelings- of verwarmings-vermogen. De temperatuur wordt niet gere-geld.

Indien de luchtstroom langer en onregelma-tig uit de luchtmonden komt (met name bijde voeten) en er zich grote temperatuurver-schillen voordoen, bijv. tijdens het verlatenvan de wagen, dan kunnen gevoelige perso-nen verkouden worden.

Aanjagerregeling

De Climatronic regelt automatisch het aanja-gertoerental, afhankelijk van de temperatuurvan het interieur. Het is echter mogelijk hetaanjagertoerental in te stellen op het vereisteniveau.

● Druk op de toetsen 2 om de aanjagersnel-heid lager of hoger in te stellen.

Als de aanjager wordt uitgeschakeld, wordtook de Climatronic uitgeschakeld.

De voorruitontdooiing inschakelen

● Druk op toets ››› afb. 176.

De voorruitontdooiing uitschakelen

● Druk meerdere malen op de toets ofdruk op de toets .

De temperatuur wordt automatisch geregeld.Uit de roosters ››› afb. 173 2 komt een gro-tere hoeveelheid lucht.

ATTENTIE

Lees de waarschuwingsaanwijzingen ››› inAlgemene aanwijzingen op pag. 173 en volgdeze op.

Let op

● Geadviseerd wordt om eenmaal per jaarnaar een gespecialiseerde servicewerkplaatste gaan om de airconditioning te latenschoonmaken.

● In het onderste gedeelte bevindt zich desensor van de interieurtemperatuur. Bedekdeze niet met stickers of andere dingen, aan-gezien de Climatronic hierdoor minder goedzou kunnen werken.

181

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 184: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Rijden

Motor starten en afzetten

Standen van de contactsleutel

Afb. 177 Standen van de contactsleutel.

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 31

Contact uitgeschakeld, stuurwiel vergren-deld

In deze stand ››› afb. 177 1 zijn het contacten de motor uitgeschakeld en kan het stuurvergrendeld worden.

Voor het vergrendelen van het stuurwiel zon-der dat de sleutel in het contactslot zit, hetstuurwiel iets draaien totdat u een klik hoort.In principe moet u altijd uw stuur laten blok-keren wanneer u de wagen verlaat. Hiermee

wordt diefstal van de wagen bemoeilijkt››› .

Contact resp. voorgloeisysteem inschakelen

De contactsleutel tot in deze stand draaienen loslaten 2 . Indien de contactsleutel nietof moeilijk gedraaid kan worden van stand

1 naar stand 2 , beweegt u het stuurwielvan een kant naar de andere; op deze wijzewordt het stuurwiel ontgrendeld.

Starten

In deze stand wordt de motor gestart 3 .Hierbij wordt de belangrijkste elektrische ap-paratuur tijdelijk uitgeschakeld.

Telkens als u de auto opnieuw start, moet ude contactsleutel terugdraaien in stand 1 .De blokkering van herhaling van het startenvan het contactslot voorkomt dat de startmo-tor beschadigd wordt als de motor draait.

ATTENTIE

● Contactsleutel pas uit het contactslot trek-ken wanneer de wagen tot stilstand is geko-men! Het stuurslot kan direct vergrendelen –gevaar voor ongelukken.

● Als u de wagen - al is het slechts tijdelijk -verlaat, altijd de sleutel uit het contact trek-ken. Dit is met name van belang als er kinde-ren of hulpbehoevenden alleen in de wagengelaten worden, omdat zij de motor zoudenkunnen starten of elektrische uitrustingen,

zoals de ruitbediening, zouden kunnen in-schakelen - gevaar voor ongelukken.

● Onbevoegd gebruik van de sleutel kan er-toe leiden dat bijv. de motor wordt gestart ofsystemen zoals de elektrische ruitbedieningworden bediend, wat tot ernstig letsel kanleiden.

VOORZICHTIG

Alleen als de motor uit staat, kan de startmo-tor bediend worden (contactsleutel in stand

3 ).

Een benzinemotor starten

De motor kan alleen met een passende, ge-codeerde en originele SEAT-sleutel gestartworden.

– Versnellingshendel in de neutrale standzetten en het koppelingspedaal helemaalintrappen en in deze stand houden – destartmotor moet dan uitsluitend de motorop gang brengen.

– Contactsleutel in de stand voor het startenvan de motor ››› afb. 177 3 draaien.

– Contactsleutel loslaten wanneer de motoraanslaat - de startmotor mag niet mee-draaien.

Om een verhitte motor te starten kan het zijndat u na het starten wat gas moet bijgeven.

182

Page 185: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Rijden

Na het starten van een koude motor kan erkorte tijd meer motorgeluid te horen zijn, om-dat in de hydraulische klepspelingscompen-satie eerst oliedruk moet worden opge-bouwd. Dit is normaal en geen reden om uzorgen te maken.

Mocht de motor niet aanslaan, het starten na10 seconden afbreken en het na een halveminuut opnieuw proberen. Als de motor de-sondanks niet aanslaat, moet u de zekeringvoor de brandstofpomp controleren ››› pag.108, Zekeringen.

ATTENTIE

● De motor nooit starten of laten draaien ineen ongeventileerde of gesloten ruimte. Deuitlaatgassen van de motor bevatten onderandere het geur- en kleurloze koolmonoxide,een giftig gas - levensgevaarlijk! Koolmonoxi-de kan tot bewusteloosheid leiden en dode-lijk zijn.

● Laat uw wagen nooit met draaiende motoronbeheerd achter.

● Gebruik nooit "sprays voor koud starten",omdat deze kunnen ontploffen of een plotse-linge toerentalverhoging van de motor kun-nen veroorzaken - gevaar voor verwondingen.

VOORZICHTIG

● Voorkom bij koude motor hoge toerental-len, volgas en sterke motorbelasting - gevaarvoor motorschade!

● De wagen mag niet over een langere af-stand dan ongeveer 50 meter worden aange-duwd of aangesleept om te starten. Onver-brande benzine zou in de katalysator kunnenkomen en deze beschadigen.

● Voordat u probeert de motor te starten doorde wagen aan te duwen of aan te slepen, demotor proberen te starten met de accu vaneen andere wagen. Let op de aanwijzingenvoor ››› pag. 73, Starthulp en volg ze op.

Milieu-aanwijzing

Laat de motor niet warm draaien terwijl dewagen stilstaat. Rijd direct rustig weg. Daar-door bereikt de motor sneller zijn bedrijfs-temperatuur en is de uitstoot van schadelijkegassen beperkter.

De dieselmotor starten

De motor kan alleen met een passende, ge-codeerde en originele SEAT-sleutel gestartworden.

– Versnellingshendel in de neutrale standzetten en het koppelingspedaal helemaalintrappen en in deze stand houden – destartmotor moet dan uitsluitend de motorop gang brengen.

– Contactsleutel in stand ››› afb. 177 2

draaien. Het controlelampje gaat bran-den om aan te geven dat de motor voor-gloeit.

– Wanneer het controlelampje niet (meer)brandt, de contactsleutel in stand 3 draai-en om de motor te starten - geen gas ge-ven.

– Laat de contactsleutel los zodra de motorstart. De startmotor mag niet tegelijkertijddraaien.

Na het starten van een koude motor kan erkorte tijd meer motorgeluid te horen zijn, om-dat in de hydraulische klepspelingscompen-satie eerst oliedruk moet worden opge-bouwd. Dit is normaal en geen reden om uzorgen te maken.

Indien u problemen ondervindt met het star-ten van de wagen, raadpleeg dan ››› pag.73.

Voorgloeisysteem bij dieselmotor

Als wordt voorgegloeid, mogen er geen be-langrijke elektrische apparaten zijn ingescha-keld - de accu wordt anders onnodig belast.

Direct nadat het voorgloeicontrolelampje isuitgegaan moet u de motor starten.

Een dieselmotor starten na een lege tank

Als de brandstoftank volledig is leeggereden,kan het starten van een dieselmotor na hettanken wel één minuut langer duren dan nor-maal. Dit komt omdat eerst de lucht uit hetbrandstofsysteem verwijderd moet worden. »

183

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 186: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

ATTENTIE

Veiligheidsaanwijzingen ››› in Een benzine-motor starten op pag. 183 in acht nemen.

VOORZICHTIG

● Voorkom bij koude motor hoge toerental-len, volgas en sterke motorbelasting - gevaarvoor motorschade!

● De wagen mag niet over een langere af-stand dan ongeveer 50 meter worden aange-duwd of aangesleept om te starten. Onver-brande benzine zou in het roetfilter kunnenkomen en het beschadigen.

● Voordat u probeert de motor te starten doorde wagen aan te duwen of aan te slepen, demotor proberen te starten met de accu vaneen andere wagen. Let op de aanwijzingenvoor ››› pag. 73, Starthulp en volg ze op.

Milieu-aanwijzing

Laat de motor niet warm draaien terwijl dewagen stilstaat. Direct wegrijden. Daardoorbereikt de motor sneller zijn bedrijfstempera-tuur en is de uitstoot van schadelijke gassenbeperkter.

Elektronische wegrijblokkering "SA-FE"1)

De elektronische wegrijblokkering voorkomtdat onbevoegden met de wagen kunnen rij-den.

In de sleutel zit een microchip die de elektro-nische wegrijblokkering automatisch uitscha-kelt als de sleutel in het contactslot wordt ge-stoken.

Zodra u de sleutel uit het contact neemt,wordt de elektronische wegrijblokkering au-tomatisch weer geactiveerd.

Daarom kan de motor alleen met een passen-de, gecodeerde en originele SEAT-sleutelworden gestart.

Als in het display van het instrumentenpa-neel de volgende melding* verschijnt: SAFE,dan kan de wagen niet meer worden gestart.

Met de passende originele en gecodeerdeSEAT-sleutel kan de motor echter wel wordengestart.

Let op

Alleen met originele SEAT-sleutels is een op-timale werking van uw wagen gewaarborgd.

Motor afzetten

– De wagen tot stilstand brengen.

– Contactsleutel in stand ››› afb. 177 1

draaien.

Nadat de motor uitgezet en het contact uitge-schakeld is, kan de koelluchtventilator nogmaximaal tien minuten blijven draaien. Het isook mogelijk dat deze opnieuw inschakeltwanneer de koelvloeistoftemperatuur stijgtals gevolg van de opgehoopte warmte onderde motorruimte of dat deze warmer wordt alsgevolg van een langdurige blootstelling aanzonnestraling.

ATTENTIE

● Nooit de motor afzetten voordat de wagenvolledig tot stilstand is gekomen.

● De rembekrachtiger werkt alleen bij draai-ende motor. Het remmen kost u meer krachtwanneer u de motor hebt afgezet. Omdat udan niet zo kunt stoppen zoals u gewendbent, kan dit tot ongevallen en ernstige ver-wondingen leiden.

● Wanneer de contactsleutel uit het contactwordt genomen, kan het stuurslot direct ver-grendelen. De wagen kan niet meer wordenbestuurd - gevaar voor ongevallen!

1) Beschikbaar volgens markt184

Page 187: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Rijden

● De stuurbekrachtiging werkt niet wanneerde motor uitstaat en er zal dus meer krachtnodig zijn om aan het stuur te draaien.

● Indien de sleutel uit het contactslot wordtgetrokken, wordt het stuurslot mogelijk inge-schakeld en kan dus niet meer gestuurd wor-den.

VOORZICHTIG

● Nadat de motor langere tijd zwaar is belast,hoopt er zich warmte in de motorruimte opals de motor is uitgezet - gevaar voor schadeaan de motor! Daarom de motor nog ca. 2 mi-nuten stationair laten draaien voordat u dezeuitzet.

● Zodra u stopt en het start/stop-systeem*de motor afzet, blijft het contact ingescha-keld. Controleer of het contact is uitgescha-keld voordat u de wagen verlaat, om te voor-komen dat de accu wordt ontladen.

Startknop*

Afb. 178 Onder in de middenconsole: start-knop.

Afb. 179 Rechts van de stuurkolom: nood-start.

De motor van de auto kan in werking gesteldworden met een startknop (Press & Drive).Daarvoor moet er een passende autosleutelin het interieur zijn aan de stoelen vooraan ofachteraan.

Door het bestuurdersportier te openen wan-neer u de auto verlaat, wordt de stuurkolomelektronisch vergrendeld als het contact isuitgeschakeld.

Het contact handmatig in- of uitschakelen

Druk de startknop één keer kort in zonderdaarbij het koppelings- of rempedaal in tetrappen ››› .

Zowel in wagens met schakelbak als met au-tomatische versnellingsbak knippert de tekstvan de startknop START ENGINE STOP zoals eenkloppend hart wanneer het systeem gereedis voor het in- en uitschakelen van het con-tact.

Contact automatisch uitschakelen

Als de bestuurder zich van de auto verwijdertmet de autosleutel bij zich terwijl het contactnog is ingeschakeld, wordt het contact nietautomatisch uitgeschakeld. Het contactwordt automatisch uitgeschakeld door op devergrendelingstoets van de afstandsbedie-ning te drukken of handmatig door op hetsensoroppervlak van de portiergreep ››› afb.144 te drukken

Noodstopfunctie

Als er in de wagen geen passende sleutelherkend wordt, zult u een noodstop moeten »

185

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 188: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

uitvoeren. Op het display van het instrumen-tenpaneel verschijnt er dan een waarschu-wingstekst. Dit kan bijvoorbeeld het gevalzijn wanneer de batterij van de autosleutelbijna of helemaal leeg is:

● Houd de autosleutel direct na het indruk-ken van de startknop altijd bij de stuurkolom››› afb. 179, zo dicht mogelijk bij het logo vanKessy.

● Het contact wordt automatisch ingescha-keld en zo nodig slaat de motor aan.

Nooduitschakeling

Als de motor niet stopt door de startknopkort in te drukken, dan moet een nooduit-schakeling worden uitgevoerd:

● Druk binnen 3 seconden de startknop tweekeer in of druk de startknop eenmaal in ge-durende meer dan 1 seconde ››› .

● De motor gaat automatisch uit.

Functie om de motor weer te starten

Als er eenmaal de motor uitgezet is geenpassende sleutel in de wagen aangetroffenwordt, kan de motor pas na 5 seconden weergestart worden. Op het display van het in-strumentenpaneel wordt een waarschuwinghieromtrent weergegeven.

Na die vijf seconden kan de motor niet meerzonder een passende sleutel in de wagen ge-start worden.

Automatisch uitschakelen van het contact inwagens met Start-Stop

Het contact van de wagen wordt automatischuitgeschakeld wanneer de wagen stilstaat enhet automatisch afzetten van de motor actiefis indien:

● de veiligheidsgordel van de bestuurder nietis vastgegespt,

● de bestuurder geen enkel pedaal intrapt,

● het bestuurdersportier geopend wordt.

Indien na het automatisch uitschakelen vanhet contact het dimlicht brandt, blijft hetstadslicht branden gedurende ca. 30 minu-ten (indien de accu voldoende lading heeft).Als de bestuurder de wagen vergrendelt ofhet licht handmatig uitschakelt, gaat hetstadslicht uit.

ATTENTIE

Iedere onbedoelde beweging van de wagenkan ernstig letsel tot gevolg hebben.

● Trap na het inschakelen van het contactniet op het rem- of koppelingspedaal omdatanders de motor meteen gestart kan worden.

ATTENTIE

Nalatig of onachtzaam gebruik van de auto-sleutels kan leiden tot ernstige verwondingenen ongevallen.

● Laat wanneer u het voertuig verlaat nooitde autosleutel in de wagen achter. Anderskunnen kinderen of onbevoegden de portie-ren en de achterklep vergrendelen, de motorstarten of het contact inschakelen en op diemanier systemen zoals de elektrische ruitbe-diening gebruiken.

Let op

● Voordat u de wagen verlaat, moet u hetcontact altijd handmatig uitschakelen eneventueel rekening houden met de aanwijzin-gen op het scherm van het instrumentenpa-neel.

● Als de wagen lange tijd blijft stilstaan metingeschakeld contact, kan de accu leeg rakenen kan de motor mogelijk niet meer gestartworden.

● Voor wagens met dieselmotor kan het evenduren voordat de motor aanslaat als hij moetvoorverwarmen.

● Als u tijdens de STOP-fase drukt op dedrukknop START ENGINE STOP , wordt het contactuitgeschakeld en knippert de knop.

● Als de aanwijzing verschijnt op het schermvan het instrumentenpaneel "Start-stopsys-teem uitgeschakeld: motor handmatig star-ten", zal de drukknop START ENGINE STOP knip-peren.

186

Page 189: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Rijden

De motor starten3 Geldig voor wagens: met startknop

StapMotor in werking stellen met de start-knop ››› pag. 185.

1.Trap het rempedaal in en houd het ingedrukttot stap 5 uitgevoerd is.

1a.

Bij wagens met handgeschakelde versnel-lingsbak: trap het koppelingspedaal volledigin en houd het ingetrapt totdat de motoraanslaat.

2.Zet de versnellingshendel in neutrale standof zet de keuzehendel in stand P of N.

3.

Druk de startknop ››› afb. 178 kort in zonderhet gaspedaal in te trappen. Om de motor tekunnen starten moet er een passende sleu-tel in de wagen aanwezig zijn.Na het starten van de motor blijft het lichtvan de drukknop START ENGINE STOP perma-nent branden om aan te geven dat de motorgestart is.

4.

Indien de motor niet begint te draaien, on-derbreekt u de poging en herhaalt u het naongeveer 1 minuut. Voer indien nodig eennoodstop uit ››› pag. 185.

5.Haal de wagen van de handrem wanneer uwilt wegrijden ››› pag. 189.

ATTENTIE

Verlaat de wagen nooit terwijl de motordraait, vooral wanneer een versnelling ofrijstand is ingeschakeld. De wagen kan plots

in beweging komen of er kan iets onver-wachts gebeuren, met schade, brand of ern-stige letsels tot gevolg.

ATTENTIE

Sprays voor koud starten kunnen ontploffenof een plotselinge toerentalverhoging van demotor veroorzaken.

● Gebruik nooit sprays voor koud starten.

VOORZICHTIG

● De startmotor of motor kan beschadigd ra-ken indien u tijdens het rijden probeert demotor te starten of de motor meteen na hetuitzetten opnieuw in werking stelt.

● Als de motor koud is, vermijdt u hoge toe-rentallen, hoge belasting en plotse versnel-lingen.

● Start de motor niet terwijl de wagen wordtgeduwd of gesleept. Onverbrande benzinezou in de katalysator kunnen komen en dezebeschadigen.

Let op

● Wacht niet tot de motor warm is bij stil-staande wagen; als u een goed zicht hebtdoor de ruiten, begin dan onmiddellijk te rij-den. Hierdoor bereikt de motor sneller zijnbedrijfstemperatuur en is de uitstoot vanschadelijke gassen lager.

● Bij het starten van de motor worden de be-langrijkste stroomverbruikers tijdelijk uitge-schakeld.

● Bij het koud starten van de motor kan hetgeluid kort toenemen. Dit is normaal en geenreden om u zorgen te maken.

● Wanneer de buitentemperatuur lager is dan+5°C (+41°F), kan er zich bij een dieselmotorrook vormen onder de wagen als de koelvloei-stofverwarmer met werking op brandstof isingeschakeld.

Motor afzetten3 Geldig voor wagens: met startknop

StapMotor uitzetten met de startknop››› pag. 185.

1. De wagen volledig stilzetten ››› .

2.Rempedaal intrappen en ingetrapt houdentot de wagen tot stilstand is gekomen 4.

3.Indien uw wagen beschikt over automatischeversnellingsbak, plaatst u de keuzehendel instand P.

4. Trek de handrem aan ››› pag. 189.

5.

Druk de startknop kort in ››› afb. 178. Deknop START ENGINE STOP knippert opnieuw. Alsde motor niet stopt, voer dan een nooduit-schakeling uit ››› pag. 186. »

187

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 190: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

StapMotor uitzetten met de startknop››› pag. 185.

6.Schakel in geval van een handgeschakeldeversnellingsbak de 1e versnelling of de ach-teruitversnelling in.

ATTENTIE

Zet de motor nooit uit terwijl de wagen in be-weging is. Dit kan leiden tot verlies van con-trole over de wagen, ongeval en ernstige let-sels.

● De airbags en gordelspanners zijn buitenwerking als het contact is uitgeschakeld.

● De rembekrachtiger werkt niet bij uitge-schakelde motor. Daarom moet u bij uitge-schakelde motor het rempedaal krachtiger in-trappen om de wagen tot stilstand te bren-gen.

● De stuurbekrachtiging werkt niet bij uitge-schakelde motor. Wanneer de motor is afge-zet, heeft u meer kracht nodig om te sturen.

● Als het contact wordt uitgeschakeld, kan destuurkolomvergrendeling geactiveerd wordenwaardoor u geen controle meer hebt over dewagen.

VOORZICHTIG

Als de motor veel belast wordt gedurendelangere tijd, kan hij na het uitschakelen over-verhit raken. Om motorschade te vermijden,laat u hem na het uitzetten stationair draaiengedurende ca. 2 minuten in neutrale stand.

Let op

Na het uitzetten van de motor kan de koel-luchtventilator nog enkele minuten blijvenwerken in de motorruimte, zelfs met uitge-schakeld contact. De koelluchtventilator gaatautomatisch uit.

Functie "My Beat"

Voor wagens met comfortsleutel is er de func-tie "My Beat". Deze functie biedt een bijko-mende indicatie van het startsysteem van dewagen.

Bij toegang tot de wagen, bijv. door het ope-nen van de portieren met de afstandsbedie-ning, knippert de knop START ENGINE STOP omte wijzen op de overeenkomstige toets vanhet startsysteem.

Bij het in-/uitschakelen van het contact gaathet licht van de knop START ENGINE STOP knip-peren. Bij uitgeschakeld contact stopt deknop START ENGINE STOP na enkele secondenmet knipperen en gaat hij uit.

Wanneer de motor is gestart, blijft het lichtvan de knop START ENGINE STOP vast brandenom aan te geven dat de motor draait. De tijdtussen het starten van de motor met de druk-knop START ENGINE STOP en de overgang vanknipperen naar vast branden van de lichtenhangt af van de kenmerken van de motorise-ring. Wordt de motor stopgezet met de knop

START ENGINE STOP , dan gaat die opnieuwknipperen.

In wagens met start-stopsysteem biedt defunctie "My Beat" ook bijkomende informa-tie:

● Wanneer de motor wordt afgezet tijdens deStop-fase, blijft het licht van de toetsSTART ENGINE STOP vast branden, want hoewel

de motor uit is blijft het start-stopsysteem ac-tief.

● Kan de motor niet opnieuw worden gestartmet het start-stopsysteem, ››› pag. 213, enmoet hij handmatig worden gestart, dan zalde knop START ENGINE STOP knipperen om dezesituatie aan te geven.

Remmen en parkeren

Remwerking en remweg

Voor een goede remwerking is het belangrijkdat de remblokken niet zijn versleten. Dezeslijtage is sterk afhankelijk van de gebruiks-omstandigheden en de rijstijl. Wanneer uvaak in de stad rijdt en korte ritten maakt ofeen heel sportieve rijstijl heeft, adviseren wiju om de toestand van de remblokken vakerbij een technische service te laten controle-ren dan in het onderhoudsprogramma staat.

Bij het rijden met natte remmen, zoals bijv.na het rijden door water, bij hevige regenval

188

Page 191: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Rijden

of na het wassen van de wagen, is de werk-ing van de remmen vanwege vochtige of inde winter bevroren remschijven slechter: indit geval moeten de remmen eerst worden"drooggeremd".

ATTENTIE

Een langere remweg of schade aan het rem-systeem verhogen het gevaar voor ongeval-len.

● Nieuwe remblokken moeten eerst inrem-men en hebben tijdens de eerste 200 km(124 mijl) nog niet de optimale wrijvings-kracht. Deze licht verminderde remcapaciteitkunt u compenseren door met meer kracht ophet rempedaal te duwen. Dit is ook van toe-passing wanneer later de remblokken moetenworden vervangen.

● Bij natte resp. bevroren remmen en bij hetrijden op wegen die met zout zijn bestrooid,kunnen de remmen vertraagd werken.

● Op hellingen worden de remmen veel ge-bruikt en worden deze snel heet. Voordat ueen langer traject met steile hellingen om-laag rijdt, vermindert u de snelheid, schakeltu naar een lagere versnelling terug of kiest ueen lagere rijstand. Op deze wijze maakt ugebruikt van de remmende werking van demotor en belast u de remmen minder.

● Nooit de remmen laten "aanlopen" doorhet pedaal langdurig licht in te drukken. Con-tinu remmen leidt tot oververhitting van deremmen en daarmee tot een langere remweg.In plaats daarvan in intervallen remmen.

● De wagen nooit met afgezette motor latenrollen. De remweg wordt aanzienlijk langerwanneer de rembekrachtiger niet geactiveerdis.

● Bij te oude remvloeistof kan een grote be-lasting van de remmen luchtbelvorming inhet remsysteem tot gevolg hebben. Hierdoorwerken de remmen minder goed.

● Frontspoilers die niet af fabriek zijn gemon-teerd of beschadigd zijn, kunnen er de oor-zaak van zijn dat er minder lucht bij de rem-men komt en dat de remmen oververhit ra-ken. Let voor het kopen van accessoires op deaanwijzingen ››› pag. 260, Technische wijzi-gingen.

● Wanneer een remcircuit is uitgevallen,wordt de remweg aanzienlijk langer! Directeen gespecialiseerde werkplaats opzoekenen niet onnodig rijden.

Controlelampje

Situaties waarin het controlelampje gaatbranden *

● Als het remvloeistofpeil te laag is ››› pag.285.

● Als er een storing is in het remsysteem.

Dit controlelampje kan ook samen brandenmet het ABS-controlelampje.

ATTENTIE

● Als het remcontrolelampje niet uit gaat oftijdens het rijden oplicht, is het remvloeistof-peil te laag - gevaar voor ongelukken ››› pag.285, Remvloeistof! Stoppen, niet verder rij-den. Roep de hulp in van een vakman.

● Als het remcontrolelampje samen methet ABS-controlelampje oplicht, kan deoorzaak ook een storing in de werking vanhet ABS zijn. Hierdoor kunnen de achterwie-len relatief snel blokkeren als er wordt ge-remd. Dit kan onder omstandigheden ertoeleiden dat de achterkant van de wagen uit-breekt - slipgevaar! De wagen stoppen en dehulp van een garage inroepen.

Handrem

Afb. 180 Handrem tussen de voorstoelen. »

189

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 192: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Een stevig aangetrokken handrem voorkomthet ongewild wegrollen van de wagen. Hand-rem altijd goed aantrekken als u de wagenverlaat of parkeert.

Handrem aantrekken

– Handremhendel stevig omhoog trekken››› afb. 180.

Handrem losmaken

– De hendel iets omhoogtrekken, ontgren-delknop in pijlrichting drukken ››› afb. 180en de hendel geheel omlaagdrukken ››› .

De handrem moet altijd stevig worden aange-trokken, zodat niet per ongeluk met een lichtaangetrokken handrem kan worden gereden››› .

Bij aangetrokken handrem en ingeschakeldcontact brandt het controlelampje . Bij los-gemaakte handrem gaat het lampje uit.

ATTENTIE

● Nooit de handrem gebruiken om een rijden-de wagen af te remmen. De remweg is veellanger omdat alleen de achterwielen wordenafgeremd. Gevaar voor ongevallen!

● Een slechts gedeeltelijk losgezette hand-rem kan tot oververhitting van de achterrem-men leiden en zo de werking van de remmennegatief beïnvloeden - gevaar voor ongeluk-ken! Bovendien leidt dit tot voortijdige slijta-ge van de remblokken van de achterremmen.

VOORZICHTIG

Voordat u de wagen verlaat, altijd eerst dehandrem stevig aantrekken. Ook de 1e ver-snelling inschakelen. In wagens met automa-tische versnellingsbak zet u de schakelhen-del in stand P.

Parkeren

Bij parkeren moet altijd de handrem stevigworden aangetrokken.

Let op het volgende wanneer u de wagen par-keert:

– Wagen met het rempedaal in stilstand hou-den.

– Handrem aantrekken.

– Schakel de 1e versnelling in.

– Motor uitschakelen en de contactsleutel uithet contactslot trekken. Het stuurwiel lichtdraaien, om het stuurslot te vergrendelen.

– Altijd de sleutels meenemen ››› .

Aanvullende aanwijzingen voor het parkerenop hellingen:

Het stuurwiel zo draaien dat de wagen tegende stoeprand rolt als de wagen in bewegingzou komen.

● Wanneer de wagen met de voorzijde berg-afwaarts staat, de voorwielen naar rechts

draaien zodat ze naar de stoeprand zijn ge-keerd.

● Wanneer de wagen met de voorzijde berg-opwaarts staat, de voorwielen naar linksdraaien zodat ze van de stoeprand af zijn ge-keerd.

● Wagen zoals gebruikelijk beveiligen: hand-rem stevig aantrekken en in de 1e versnellingschakelen.

ATTENTIE

● Sluit elk mogelijk risico uit wanneer u dewagen onbeheerd achterlaat.

● Wagen nooit parkeren in omgevingen waar-in het hete uitlaatsysteem in contact kan ko-men met droog gras, struikgewas, uitgelopenbrandstof of ander licht ontvlambare materia-len.

● Niet toelaten dat de passagiers in een afge-sloten wagen zouden achterblijven omdat zijde portieren en de ruiten niet van binnenuitkunnen openen en daardoor in noodgevallende wagen niet kunnen verlaten. Bovendienvertragen vergrendelde portieren de hulpver-lening van buitenaf.

● Nooit kinderen zonder toezicht in de wagenachterlaten. Deze zouden bijvoorbeeld dehandrem los kunnen maken en/of de versnel-lings-/keuzehendel bewegen en zo de wagenongecontroleerd in beweging kunnen zetten.

● Afhankelijk van het jaargetijde kunnen ineen geparkeerde wagen levensgevaarlijketemperaturen bereikt worden.

190

Page 193: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Rijden

Rem- en stabiliseringssyste-men

Elektronische Stabiliseringscontrole(ESC)*

Deze elektronische stabiliseringscontrole ver-mindert het slipgevaar en verbetert de rijst-abiliteit van de wagen.

De elektronische stabiliseringscontrole (ESC)bestaat uit het elektronische sperdifferenti-eel (EDS) en de antislipregeling (ASR). DeEDC werkt samen met het ABS. Bij uitvallenvan ESC of ABS gaan beide controlelampjesbranden.

Wanneer u de motor start, wordt de ESC auto-matisch ingeschakeld.

De ESC is altijd geactiveerd, het is niet moge-lijk het uit te schakelen. Met het Easy Con-nect-systeem kan enkel de ASR worden uitge-schakeld of de Sport-stand worden geselec-teerd.

De ASR kan buiten werking worden gesteld indie situaties waarin u wilt dat de wielen slip-pen ››› pag. 192.

Bijvoorbeeld:

● bij het rijden met sneeuwkettingen,

● bij het rijden in diepe sneeuw of op losseondergrond,

● bij het losschommelen van de vastgeredenwagen.

Vervolgens de ESC weer inschakelen door deknop in te drukken.

Elektronische Stabiliseringscontrole (ESC)*

De ESC vermindert het gevaar van slingerendoor de wielen afzonderlijk af te remmen.

Met behulp van de stuurinslag en de snel-heid van de wagen wordt de door de bestuur-der gewenste richting bepaald en voortdu-rend met het werkelijke gedrag van de wagenvergeleken. Bij afwijkingen, bijv. als de wa-gen begint te slippen, wordt het juiste wieldoor de ESC automatisch afgeremd.

De wagen wordt door de krachten die werkenbij het afremmen, weer gestabiliseerd. Als dewagen in bochten tot overstuur (wegslippenvan het achtereinde) neigt, werkt het sys-teem op het voorwiel dat de buitenlijn van debocht beschrijft.

Controlelampje

Er zijn twee informatiecontrolelampjes voorde elektronische stabilisatie. Het controle-lampje geeft informatie over de functie en over de uitschakelstatus.

Beide lampjes gaan branden wanneer hetcontact wordt ingeschakeld en moeten na cir-ca 2 seconden weer uitgaan, wat overeen-komt met de duur van de functiecontrole.

Dit programma omvat het ABS, EDS en ASR-systeem. Dit omvat tevens het noodhulprem-systeem (BAS).

Het controlelampje heeft de volgendefuncties:

● Het lampje knippert tijdens het rijden metde ASR/ESC in bedrijf.

● Het lampje brandt bij een storing in de ESC.

● Het ESC-lampje brandt ook bij een storingvan het ABS omdat het ESC-systeem samenmet het ABS werkt.

Als dit controlelampje blijft branden, nadatu de motor hebt gestart, dan kan het systeemzichzelf hebben uitgeschakeld. U kunt in ditgeval de ESC weer inschakelen door het con-tact uit en in te schakelen. Wanneer het con-trolelampje uitgaat, werkt het systeem weernaar behoren.

Het controlelampje geeft informatie overde uitschakelstatus van het systeem:

● Blijft ingeschakeld wanneer de ASR wordtuitgezet of wanneer de modus ESC Sportwordt geselecteerd, enkel via Easy Connect.

ATTENTIE

● De natuurkundig bepaalde grenzen kunnenook door de Elektronische Stabiliseringscon-trole (ESC) niet worden opgeheven. Hiermeedient vooral bij een glad en nat wegdek en bij »

191

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 194: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

het rijden met een aanhangwagen rekeningte worden gehouden.

● U moet uw rijstijl daarom steeds aanpassenaan de toestand van de weg en de verkeerssi-tuatie. De aangeboden hogere veiligheid doorde ESC mag geen aanleiding zijn tot het ne-men van risico's!

VOORZICHTIG

● Om de werking van de ESC te garanderenmoeten bij alle vier de wielen dezelfde ban-den zijn gemonteerd. Een verschillende afro-lomtrek van de banden kan tot een ongewen-ste vermindering van het motorvermogen lei-den.

● Wijzigingen aan de wagen (bijv. aan de mo-tor, aan het remsysteem, aan het onderstel ofeen andere wiel-bandcombinatie) kunnen dewerking van het ABS, EDS, ESC en ASR beïn-vloeden.

Aandrijfslipregeling van de aandrijf-wielen (ASR)

De aandrijfslipregeling voorkomt dat de aan-gedreven wielen doordraaien wanneer wordtgeaccelereerd.

Beschrijving en werking van de aandrijfslip-regeling bij het accelereren (ASR)

De ASR gaat door vermindering van het mo-torvermogen het doordraaien van de aange-dreven wielen bij het accelereren tegen.

Door de ASR wordt zelfs bij ongunstige weg-omstandigheden het wegrijden, accelererenen omhoogrijden aanzienlijk makkelijker ofzelfs pas mogelijk.

De ASR wordt automatisch ingeschakeld, alsde motor wordt gestart. Zo nodig kan dezefunctie worden in- of uitgeschakeld door mid-del van het Easy Connect-systeem*.

Is het ASR uitgeschakeld, dan brandt het con-trolelampje . In het algemeen dient het al-tijd ingeschakeld te zijn. Enkel in uitzonderlij-ke gevallen, wanneer u wilt dat de wielenslippen, kunt u het uitschakelen via het EasyConnect-systeem, met de toets en defunctietoets SETUP > ESC-systeem, bij-voorbeeld:

● Met rijden op ruimtebesparend reserve-wiel.

● Met sneeuwkettingen om de banden.

● Bij het rijden in een dik pak sneeuw of bijlosse ondergrond.

● Wanneer de auto vastzit, om hem "schom-melend" los te krijgen.

Daarna dient het mechanisme weer inge-schakeld te worden.

Controlelampje

Er zijn drie informatiecontrolelampjes voor detractiecontrole: (voor wagens uitgerustmet M-ABS), (voor wagens uitgerust metESC) en . De lampjes gaan branden wan-neer het contact wordt ingeschakeld en moe-ten na circa 2 seconden weer uitgaan, watovereenkomt met de duur van de functiecon-trole.

Het controlelampje of heeft de volgen-de functie:

● Knippert wanneer de ASR in werking is ende wagen rijdt.

Als het systeem uit staat of bij een storing inhet systeem, blijft het controlelampje bran-den. Het ASR-controlelampje brandt ook bijeen storing in het ABS, omdat de ASR samen-werkt met het ABS. Nadere aanwijzingen››› pag. 193

Het controlelampje geeft informatie overde uitschakelstatus van het systeem:*

● Blijft ingeschakeld wanneer we de ASR uit-zetten via Easy Connect.

Door middel van Easy Connect wordt de ASR-functie hersteld en het controlelampje gaatuit.

192

Page 195: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Rijden

ATTENTIE

● De natuurkundig bepaalde grenzen kunnenook door de ASR niet worden opgeheven.Hiermee dient vooral bij een glad en nat weg-dek en bij het rijden met een aanhangwagenrekening te worden gehouden.

● U moet uw rijstijl daarom steeds aanpassenaan de toestand van de weg en de verkeerssi-tuatie. De aangeboden hogere veiligheid doorde ASR mag geen aanleiding zijn tot het ne-men van risico's!

VOORZICHTIG

● Om de werking van de ASR te garanderenmoeten bij alle vier de wielen dezelfde ban-den zijn gemonteerd. Een verschillende afro-lomtrek van de banden kan tot een ongewen-ste vermindering van het motorvermogen lei-den.

● Wijzigingen aan de wagen (bv. aan de mo-tor, aan het remsysteem, aan het onderstel ofeen andere wiel-bandcombinatie) kunnen dewerking van het ABS en het ASR beïnvloeden.

ESC en ASR inschakelen/uitschake-len*

ESC wordt automatisch ingeschakeld wan-neer de motor wordt aangezet en werkt enkelmet draaiende motor; het bevat de systemenABS, EDS en ASR.

De functies ASR en ESC moeten enkel uitge-schakeld worden in situaties waarin niet vol-doende tractie wordt gehaald, zoals:

● Bij het rijden door diepe sneeuw of loslig-gend terrein.

● Om de vastgereden wagen "vrij te maken".

Sluit daarna de functies ASR en ESC opnieuwaan.

Naargelang de afwerking en versie bestaatde mogelijkheid om enkel ASR uit te schake-len of ESC in stand Sport te activeren.

ESC in "Sport"-modus

Via het menu van het Easy Connect-systeem››› pag. 127 kan de Sport-stand worden geko-zen. Het ingrijpen van de ESC om de wagente stabiliseren en de antislipregeling (ASR)worden beperkt.

Het controlelampje gaat branden. Bij wa-gens met informatiesysteem voor de bestuur-der* wordt de melding voor de bestuurderElektronische Stabiliserings Con-trole (ESC): sport. Opgelet! Be‐perkte stabiliteit.

"Sportstand" van ESC uitschakelen

Met het menu van het Easy Connect-systeem››› pag. 127. Het controlelampje gaat uit.Bij wagens met informatiesysteem voor debestuurder* wordt de melding voor de be-

stuurder Elektronische Stabilise-rings Controle (ESC): aan.

ASR uitschakelen

Via het menu van het Easy Connect-systeemwordt de ASR uitgeschakeld ››› pag. 127. Deantislipregeling blijft gedeactiveerd.

Het controlelampje gaat branden. Bij wa-gens met informatiesysteem voor de bestuur-der* wordt de melding voor de bestuurderASR gedeactiveerd.

ASR inschakelen

Via het menu van het Easy Connect-systeem››› pag. 127 wordt de ASR ingeschakeld. Deantislipregeling blijft geactiveerd.

Het controlelampje dooft. Bij wagens metinformatiesysteem voor de bestuurder* wordtde melding voor de bestuurder ASR geac-tiveerd.

● Activeer of deactiveer de functie ASR of ESCin het Easy Connect-systeem door middel vande toets en de functieknoppen SETUP enSysteem ESC .

ATTENTIE

U moet de ESC Sport alleen inschakelen, alsde rijvaardigheid en de verkeerssituatie dittoelaten - slipgevaar! »

193

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 196: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

● Met de ESC in Sport-stand is de stabilise-rende werking beperkt om een meer sportiefrijgedrag mogelijk te maken. De aangedrevenwielen kunnen doorslippen, waardoor ook dewagen kan slippen.

Let op

Bij het uitschakelen van de ASR of het selec-teren van de Sportstand van de ESC, wordthet snelheidsregelsysteem* uitgeschakeld.

Elektronisch sperdifferentieel (EDS)*

Het EDS werkt in combinatie met het ABS bijwagens die met de Elektronische Stabilise-ringscontrole (ESC)* zijn uitgerust.

Door het EDS wordt zelfs bij ongunstige weg-dekomstandigheden het wegrijden, accelere-ren en omhoogrijden aanzienlijk makkelijkerof zelfs pas mogelijk.

Het controleert met behulp van de sensorenvan het ABS het toerental van de aangedre-ven wielen.

Als er een toerentalverschil van ca. 100 om-wentelingen/minuut tussen de aangedrevenwielen is, bijv. op een ondergrond die aanéén kant glibberig is, dan wordt het door-draaiende wiel afgeremd en de aandrijfkrachtop het andere aangedreven wiel overgedra-gen door middel van het differentieel. Dit ge-

beurt tot een snelheid van ca. 80 km/u (50mph).

Opdat de schijfrem van het afgeremde wielniet te warm wordt, wordt het EDS bij buiten-gewoon sterke belasting automatisch uitge-schakeld. De wagen blijft normaal werkenmet dezelfde eigenschappen als die van eenwagen zonder EDS. Daarom wordt het uit-schakelen van het EDS niet aangegeven.

Zodra de rem is afgekoeld, wordt het EDS au-tomatisch weer ingeschakeld.

Controlelampje

Als het ABS-controlelampje gaat branden,is het EDS uitgevallen. Zoek dan zo snel mo-gelijk een gespecialiseerde werkplaats op.

ATTENTIE

● Bij het accelereren op een gladde weg, bijv.bij ijs en sneeuw, voorzichtig gas geven. Deaangedreven wielen kunnen ondanks het EDSdoordraaien en daardoor de rijveiligheid ne-gatief beïnvloeden.

● U moet uw rijstijl steeds aanpassen aan detoestand van de weg en de verkeerssituatie.De aangeboden hogere veiligheid van hetEDS mag geen aanleiding zijn tot het nemenvan risico's!

VOORZICHTIG

Wijzigingen aan de wagen (bijv. aan de mo-tor, aan het remsysteem, aan het onderstel of

aan een andere wiel-bandcombinatie) kunnende werking van het EDS beïnvloeden ››› pag.260.

Hydraulische remkrachtassistent(HBA)*

De functie (hydraulische remkrachtassistentHBA) is alleen ingebouwd in wagens die uit-gerust zijn met ESC.

In een noodsituatie remmen de meeste be-stuurders weliswaar op tijd, maar niet met demaximale remdruk. Hierdoor wordt de rem-weg langer dan noodzakelijk!

Op dat moment grijpt de hydraulische rem-krachtassistent in. Wanneer u het rempedaalheel snel intrapt, wordt dit door de remkrach-tassistent als een noodsituatie geïnterpre-teerd. De remkrachtassistent bouwt dan bin-nen heel korte tijd volledige remdruk op omsneller en effectiever het ABS te activeren ende remweg te verkorten.

De druk op het rempedaal niet verlagen,want zodra u het rempedaal loslaat wordt deremkrachtassistent vanzelf weer uitgescha-keld.

Automatisch oplichten van de alarmlichten

Bij plots remmen of het uitvoeren van eennoodstop gaan de remlichten automatischknipperen. Indien het noodremmen zou

194

Page 197: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Rijden

aanhouden tot het stopzetten van de wagen,gaan op dat ogenblik de noodlichten of “war-ning” aan, waarbij vanaf dan de remlichtendoorlopend blijven branden. De noodlichtenzullen automatisch uitgaan bij het opnieuwrijden of bij het indrukken van de drukknopvan de schakelaar “warning”.

ATTENTIE

● Het gevaar voor ongevallen wordt hoger,wanneer u te snel of te dicht op uw voorgan-ger rijdt of wanneer de weg glad of nat is. Hetrisico op een aanrijding in dergelijke omstan-digheden kan door de remkrachtassistentniet worden verminderd - gevaar voor onge-lukken!

● De remkrachtassistent kan de natuurkundigbepaalde grenzen niet overwinnen, een glad-de of natte weg blijft ook met deze remkrach-tassistent gevaarlijk! De snelheid altijd aande weg- en verkeersomstandigheden aanpas-sen. De aangeboden hogere veiligheid maggeen aanleiding zijn tot het nemen van grote-re risico's.

Antiblokkeersysteem (ABS)

Het antiblokkeersysteem (ABS) verhindertdat de wielen blokkeren en draagt aanzien-lijk bij tot de verhoging van de actieve rijvei-ligheid.

Werking van het ABS

Wanneer een wiel een voor de rijsnelheid telage snelheid heeft en tot blokkeren neigt,dan wordt de remdruk voor dit wiel minder.Men bemerkt deze regeling door een pulse-rende beweging van het rempedaal, gecom-bineerd met geluiden. Hierdoor krijgt u alsbestuurder bewust de informatie "De wielenneigen ertoe om te blokkeren en het ABStreedt in werking". Opdat het ABS in dezetoestand optimaal kan regelen, moet hetrempedaal ingetrapt blijven. In geen geval"pompend remmen"!

Bij een noodstop op glad wegdek blijft eenoptimale bestuurbaarheid gewaarborgd om-dat de wielen niet blokkeren.

Er mag niet worden verwacht dat door hetABS onder alle omstandigheden de remwegwordt verkort. De remweg kan op grind of bijverse sneeuw op een gladde ondergrondzelfs langer worden.

Controlelampje

Het controlelampje gaat enkele secondenbranden wanneer u het contact inschakelt.Het lampje gaat uit, nadat een automatischetest is uitgevoerd.

Er zit een storing in het ABS als:

● Het controlelampje gaat niet brandenwanneer het contact wordt ingeschakeld.

● Het controlelampje na enkele secondenniet weer uitgaat.

● Het controlelampje gaat branden tijdenshet rijden.

Er kan nog met het normale remsysteem -dus zonder ABS - worden geremd. Zoek danzo snel mogelijk een gespecialiseerde werk-plaats op.

Als er een storing in het ABS is, gaat ook hetcontrolelampje van het ESC* en dat van debandenspanning branden.

Storing in het hele remsysteem

Als het ABS-controlelampje samen methet controlelampje voor het remsysteem gaat branden, is niet alleen het ABS defectmaar moet u ook rekening houden met eendefect remsysteem ››› .

ATTENTIE

● Het ABS kan de natuurkundig bepaaldegrenzen niet overwinnen, een gladde of natterijbaan is ook met ABS gevaarlijk! Wanneerhet ABS in werking is, moet de snelheid on-middellijk aan de wegomstandigheden en hetverkeer worden aangepast. De aangebodenhogere veiligheid mag geen aanleiding zijntot het nemen van grotere risico's.

● De werking van het ABS hangt ook van debanden af ››› pag. 288. »

195

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 198: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

● Bij wijzigingen aan het onderstel of aan hetremsysteem kan de werking van het ABS ern-stig worden belemmerd.

ATTENTIE

● Voordat u de motorkap opent, dient u reke-ning te houden met de aanwijzingen ››› pag.277, Werkzaamheden in de motorruimte.

● Als het remcontrolelampje en het ABS-controlelampje gelijktijdig branden, on-middellijk de wagen stoppen en het remvloei-stofpeil controleren ››› pag. 285, Remvloei-stof. Als het remvloeistofpeil tot onder de"MIN"-markering is gedaald, niet verder rij-den - gevaar voor ongevallen! Roep de hulp invan een vakman.

● Als het remvloeistofpeil in orde is, kan destoring in het remsysteem veroorzaakt zijndoor een storing in de werking van het ABS.Hierdoor kunnen de achterwielen relatief snelblokkeren als er wordt geremd. Dit kan onderomstandigheden ertoe leiden dat de achter-kant van de wagen uitbreekt - slipgevaar! Dewagen stoppen en de hulp van een garage in-roepen.

Elektronisch beheer van het aandrijf-koppel (XDS)*

Bij het nemen van een bocht maakt het diffe-rentieelmechanisme van de aandrijfas hetmogelijk dat het buitenwiel sneller draait danhet binnenwiel. Op deze wijze ontvangt het

wiel dat sneller draait (buitenwiel) minderaandrijfkoppel dan het binnenwiel. Dit kanveroorzaken dat in bepaalde omstandighe-den het koppel afgeleverd aan het binnen-wiel te hoog is en dit zou slippen veroorza-ken. Het buitenwiel ontvangt daarentegenminder aandrijfkoppel dan wat deze zou kun-nen overbrengen. Dit effect veroorzaakt eenalgemeen verlies van het wegvastheid aande zijkant in de vooras, die zich uit in onder-stuur of "verlenging" van de baan.

Het XDS-systeem kan, via de sensoren en sig-nalen van de ESC, dit effect waarnemen encorrigeren.

De XDS remt via de ESC het binnenwiel, zodathet effect van het teveel aan aandrijfkoppelvan dit wiel wordt opgeheven. Dit zal ertoeleiden dat de door de bestuurder gekozenlijn preciezer zal worden uitgevoerd.

Het XDS-systeem werkt in combinatie met deESC en blijft altijd actief, hoewel de aandrijfs-lipregeling ASR uitgeschakeld zou zijn of deESC in Sport-modus staat.

Rem voor meervoudige aanrijdingen

De rem voor meervoudige aanrijdingen helptde bestuurder in geval van een ongeluk doorin te grijpen op de remming en zo het risicoop doorslippen tijdens het ongeluk en daar-mee verdere aanrijdingen te voorkomen.

De rem voor meervoudige aanrijdingen (mul-ti-collision) grijpt in bij een frontale botsing,zijdelingse botsing en botsing van achteren,zodra de airbagregeleenheid constateert datactivering noodzakelijk is, mits de aanrijdingbij een snelheid hoger dan 10 km/u (6 mpu)gebeurt. De ESC remt de wagen automatischwanneer de ESC, de hydraulische reminstal-latie en de elektrische installatie niet bescha-digd zijn.

Tijdens het ongeluk zijn de volgende actiesbepalend voor automatische remming:

● Wanneer de bestuurder het gaspedaal in-trapt, vindt geen automatische remmingplaats.

● Zodra de remdruk veroorzaakt door hetrempedaal hoger is dan de remdruk in hetsysteem, zal de wagen handmatig remmen.

● Als zich een storing voordoet in de ESC isde rem voor meervoudige aanrijdingen nietbeschikbaar.

Rembekrachtiger

De rembekrachtiger versterkt de druk die umet het rempedaal bewerkstelligt. Dezewerkt alleen bij draaiende motor.

Werkt de rembekrachtiger niet, omdat bijv.de wagen moet worden gesleept of omdat erschade aan de rembekrachtiger is ontstaan,

196

Page 199: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Rijden

dan het rempedaal veel krachtiger intrappendan normaal.

ATTENTIE

De remweg kan door externe invloeden wor-den verlengd.

● De wagen nooit met afgezette motor latenrollen. Anders bestaat er gevaar voor onge-lukken. De remweg wordt aanzienlijk langerwanneer de rembekrachtiger niet geactiveerdis.

● Wanneer de rembekrachtiger niet werkt,bijv. wanneer de wagen wordt gesleept, isvoor het remmen aanzienlijk meer pedaal-kracht nodig.

Starthulp op hellingen*

Afb. 181 Gerelateerde vi-deo

Deze functie is alleen beschikbaar bij wagensdie met ESC zijn uitgerust.

De starthulp op hellingen helpt de bestuur-der bij het bergop starten, door de wagen instilstand te houden.

Het systeem behoudt de remdruk tijdens ca.twee seconden nadat de bestuurder de voetvan het rempedaal haalt, om te vermijdendat de wagen naar achteren rolt tijdens hetstartmanoeuvre. Tijdens deze twee secondenheeft de bestuurder voldoende tijd om hetkoppelingspedaal los te laten en te versnel-len zonder dat de wagen zich verplaatst enzonder de handrem te moeten gebruiken. Ditmaakt het starten gemakkelijker, comforta-beler en veiliger.

De voorwaarden voor de werking ervan zijn:

● op een helling staan,

● gesloten bestuurdersportier,

● wagen in volledige stilstand,

● draaiende motor en ingetrapte rem,

● bovendien moet de versnelling ingescha-keld zijn of in vrijloop staan voor de schakel-bak en de keuzehendel zich bevinden in destand S, D of R in het geval van de automati-sche transmissie.

Het systeem is ook actief voor bergop metachteruit.

ATTENTIE

● Indien u de wagen niet onmiddellijk startnadat u de voet van het rempedaal gehaaldhebt, kan de wagen in bepaalde omstandig-heden terugrollen. Trap het rempedaal in oftrek de handrem onmiddellijk aan.

● Indien de motor afslaat, trap het rempedaalin of trek de handrem onmiddellijk aan.

● Indien u in file bergopwaarts rijdt en wiltvoorkomen dat de wagen per ongeluk terug-rolt bij het starten, houd het rempedaal dangedurende enkele seconden ingetrapt voor-dat u de wagen in beweging brengt.

Let op

In uw Erkende servicecentrum of in een ge-specialiseerde werkplaats kan men u zeggenof uw wagen met dit systeem is uitgerust.

Schakelbak

Rijden met schakelbak

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 50

Bepaalde uitvoeringen van het model zijnmet een 6-versnellings handgeschakelde ver-snellingsbak uitgevoerd, waarvan het scha-kelschema op de versnellingshendel is afge-beeld.

De achteruitrijversnelling dient enkel met stil-staande wagen ingeschakeld te worden.Wacht bij een draaiende motor ca. 6 secon-den met volledig ingetrapt koppelingspedaalalvorens de achteruit in te schakelen om deversnellingsbak niet te beschadigen. »

197

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 200: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Wanneer de achteruitversnelling en het con-tact zijn ingeschakeld, branden de achteruit-rijlichten.

ATTENTIE

● De wagen wordt bij draaiende motor directin beweging gezet zodra u een versnelling in-schakelt en het koppelingspedaal loslaat.

● Nooit tijdens het rijden de achteruitversnel-ling inschakelen - gevaar voor ongevallen!

Let op

● Tijdens het rijden uw hand niet op de ver-snellingshendel laten rusten. De druk van uwhand wordt overgebracht op de schakelvor-ken en kan zo op den duur leiden tot voortij-dige slijtage van de schakelvorken.

● Koppelingspedaal helemaal intrappen wan-neer u schakelt om onnodige slijtage en be-schadigingen te voorkomen.

● Houd de wagen niet met "slippende" kop-peling in stilstand op hellingen. Dit leidt totvoortijdige slijtage van de koppeling en mo-gelijke schade.

● Laat uw voet niet op het koppelingspedaalrusten; hoewel de kracht die dan daaropwordt uitgeoefend slechts klein is, kan dietoch leiden tot vroegtijdige slijtage van dekoppelingsplaat. Gebruik de voetenruimtewanneer niet wordt geschakeld.

Automatische versnellings-bak/automatische DSG-ver-snellingsbak*

Inleiding

De wagen is met een schakelbak met elektro-nische regeling uitgerust. De krachtoverbren-ging tussen motor en versnellingsbak ge-beurt via twee onafhankelijke koppelingen.Deze vervangen de koppelomvormer van ge-bruikelijke automatische transmissies en ma-ken het accelereren van de wagen zondermerkbare trekkrachtonderbreking mogelijk.

Met behulp van de tiptronic kunnen de ver-snellingen naar wens ook handmatig wordengeschakeld ››› pag. 200, Schakelen met Tip-tronic-modus*.

Keuzehendelstanden

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 50

De ingeschakelde keuzehendelstand wordtop het display weergegeven doordat het be-treffende teken oplicht. Verder wordt op hetdisplay de gekozen versnelling aangegevenals de keuzehendel in een van de handmati-ge standen M, D, E of S staat.

P - Parkeervergrendeling

In deze keuzehendelstand zijn de aandrijven-de wielen geblokkeerd. De parkeervergrende-ling mag alleen bij stilstaande wagen wordeningeschakeld ››› .

Om de keuzehendel in en uit stand P te zet-ten, moet de vergrendelknop (knop in dekeuzehendelgreep) worden ingedrukt en te-gelijkertijd het rempedaal worden ingetrapt.

R – Achteruitversnelling

De achteruitversnelling mag alleen bij stil-staande wagen en bij stationair draaiendemotor worden ingeschakeld ››› .

Voor het inschakelen van stand R de vergren-delknop indrukken en tegelijkertijd het rem-pedaal intrappen. Bij ingeschakeld contactbranden de achteruitrijlampen als de keuze-hendel in de stand R staat.

N - Vrije stand (stationair)

Als de keuzehendel in deze stand staat, staatde versnelling in de vrij.

D/S - Normale stand voor vooruitrijden

De keuzehendel in de stand D/S zorgt ervoordat de versnelling kan worden bediend in destand normaal (D) of sportief (S). Om desportieve stand S te kiezen, moet u de keuze-hendel naar achter verplaatsen. Door dezenogmaals te verplaatsen, keert u terug naarde stand normaal D. Op het display in het

198

Page 201: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Rijden

instrumentenpaneel wordt de gekozen standaangegeven.

In de stand normaal (D) kiest de versnellings-bak automatisch de meest optimale over-brengingsverhouding. Deze is afhankelijkvan motorbelasting, rijsnelheid en dynami-sche schakelprogramma (DSP).

De stand sport (S) moet worden gekozenvoor een sportieve rijstijl. Het volledige ver-mogen van de motor wordt benut. Bij het ver-snellen zijn de schakelfasen goed voelbaar.

Trap het rempedaal in om met de keuzehen-del vanuit stand N naar stand D/S te schake-len bij snelheden onder 3 km/u (2 mpu) ofbij stilstaande wagen ››› .

Onder bepaalde omstandigheden (bijv. opbergwegen) kan het beter zijn om tijdelijk detiptronic-functie in te schakelen ››› pag. 200,om handmatig de overbrengingsverhoudingaan de rij-omstandigheden aan te passen.

ATTENTIE

● Zorg ervoor dat u bij stilstaande wagen niethet gaspedaal per ongeluk intrapt. De wagengaat anders direct rijden - ook wanneer deparkeerrem is vastgezet - gevaar voor onge-lukken!

● Nooit tijdens het rijden de keuzehendel instand R of P zetten. Anders bestaat er gevaarvoor ongelukken.

● Bij draaiende motor en met de keuzehendelin eender welke stand behalve P is het nodig

om het rempedaal ingetrapt te houden om dewagen stil te houden, omdat ook bij statio-nair toerental de krachtoverbrenging niet he-lemaal wordt onderbroken (de wagen"kruipt"). Als bij een stilstaande wagen eenversnelling is ingeschakeld, mag in geen ge-val onoplettend gas worden gegeven. De wa-gen gaat anders direct rijden - ook wanneerde parkeerrem is vastgezet - gevaar voor on-gelukken!

● Geen gas geven als u bij stilstaande wagenen draaiende motor de keuzehendelstandverandert. Anders bestaat er gevaar voor on-gelukken.

● Laat als bestuurder uw wagen nooit achtermet draaiende motor en ingeschakelde rijst-and. Als u bij draaiende motor de wagen moetverlaten, de handrem stevig aantrekken en deparkeervergrendeling (P) inschakelen.

● Voordat u of andere personen de motorkapopenen en aan de draaiende motor werken,moet de parkeerrem wordt opgetrokken en dekeuzehendelstand in stand P worden gezet -gevaar voor ongelukken! Beslist de waar-schuwingsaanwijzingen opvolgen ››› pag.277, Werkzaamheden in de motorruimte.

Let op

● Als u tijdens het rijden per ongeluk stand Nhebt ingeschakeld, moet u het gas loslatenen wachten totdat de motor weer op statio-nair toerental draait voordat u rijstand D of Sinschakelt.

● Als de voeding wordt onderbroken in standP, kan de keuzehendel niet meer worden ver-plaatst. In dit geval moet u de noodontgren-delprocedure uitvoeren ››› pag. 50.

Keuzehendelvergrendeling

Afb. 182 Keuzehendelvergrendeling.

De keuzehendelvergrendeling voorkomt datper ongeluk een rijstand wordt ingeschakelden de wagen daarbij onbedoeld in bewegingkomt.

De keuzehendelvergrendeling wordt als volgtuitgeschakeld:

– Contact inschakelen.

– Rempedaal intrappen en tegelijkertijd ver-grendelknop ingedrukt houden in de rich-ting aangegeven met de pijl ››› afb. 182. »

199

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 202: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Automatische keuzehendelvergrendeling

Als het contact is ingeschakeld, is de keuze-hendel vergrendeld in de standen P en N. Omde hendel te ontgrendelen, moet u het rem-pedaal intrappen en tegelijk op de ontgren-delingsknop drukken als de keuzehendel instand P staat. Ter informatie voor de bestuur-der verschijnt op het display de volgendemelding als de keuzehendel in de stand P ofN staat:

Bij het inschakelen van eenrijstand bij stilstand: rem in-trappen.

De vergrendeling van de hendel werkt enkelmet stilstaande wagen bij een snelheid tot 5km/u (3 mpu). Bij een snelheid hoger dan 5km/u (3 mpu) wordt de vergrendeling van dehendel in stand N automatisch uitgescha-keld.

Bij snel schakelen via stand N (bijvoorbeeldvan R naar D) wordt de keuzehendel niet ver-grendeld. Hierdoor wordt bijvoorbeeld het"losschommelen" bij vastgereden wagen mo-gelijk. Als de hendel bij niet-ingetrapt rempe-daal langer dan ongeveer twee seconden instand N staat, wordt de keuzehendel vergren-deld.

Vergrendelknop

De vergrendelknop in de keuzehendel voor-komt het per ongeluk inschakelen van be-paalde keuzehendelstanden. Als u de ver-

grendelknop indrukt, wordt de keuzehendel-vergrendeling opgeheven.

Uittrekblokkering contactsleutel

De sleutel kan na het uitschakelen uit hetcontact worden getrokken wanneer de keuze-hendel in stand P staat. Zolang de contact-sleutel niet in het contactslot zit, is de keuze-hendel in stand P geblokkeerd.

Let op

● Als de blokkering van de keuzehendel nietaangrijpt, is er een storing opgetreden. Detransmissie blijft ontkoppeld om te voorko-men dat de wagen plotseling in bewegingkomt. Ga als volgt te werk om de keuzehen-del te laten blokkeren:

– Met 6-versnellingenbak: trap het rempe-daal in en laat dit weer los.

– Met 7-versnellingenbak: trap het rempe-daal in. Plaats de keuzehendel in destand P of N en kies vervolgens een rijst-and.

● Als de wagen noch vooruit, noch achteruitrijdt, ondanks dat een rijstand is gekozen, gadan als volgt te werk:

– Als de wagen niet in de gewenste richtingrijdt, heeft het systeem de rijstand waar-schijnlijk niet correct ingeschakeld. Traphet rempedaal in en schakel de rijstandopnieuw in.

– Als de wagen nog steeds niet in de ge-wenste richting rijdt, is er sprake van een

systeemstoring. Roep hulp van specialis-ten in en laat het systeem nakijken.

Schakelen met Tiptronic-modus*

Afb. 183 Middenconsole: schakelen met tip-tronic.

Afb. 184 Stuurwiel: hendels voor automati-sche transmissie.

200

Page 203: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Rijden

In wagens met een automatische transmissiekunt u met het tiptronic-systeem handmatigschakelen.

Handmatig schakelen met de keuzehendel

Het is mogelijk om naar de tiptronic-stand tegaan terwijl de wagen stilstaat, maar ook tij-dens het rijden.

– Om naar de tiptronic-stand te wisselen,drukt u de keuzehendel uit de stand D/S envervolgens naar rechts. Na de omschake-ling verschijnt op het display in het instru-mentenpaneel de melding dat de keuze-hendel in stand M staat (bijv. M4 betekentdat de 4e versnelling is gekozen).

– Trek de hendel naar voren + om op teschakelen ››› afb. 183.

– Trek de keuzehendel naar achteren – omterug te schakelen.

Handmatig schakelen met hendels voorhandmatig schakelen*

De hendels voor handmatig schakelen kun-nen worden gebruikt als de keuzehendel inde stand D/S of M staat.

– Druk op de hendel + om op te schakelen››› afb. 184.

– Druk op de peddel – om terug te schake-len.

– Als geen hendel wordt bediend binnen af-zienbare tijd terwijl de keuzehendel in de

stand D/S staat, keert de regeling van detransmissie terug naar de automatischestand. Om permanent om te schakelennaar handmatig schakelen via de peddels,moet u de keuzehendel vanuit de standD/S naar rechts verplaatsen.

Bij het accelereren schakelt de versnellings-bak automatisch naar de volgende rijstandkort vóór het bereiken van het maximaal toe-gestane motortoerental.

Wanneer u vanuit een hogere versnelling eenlagere versnelling hebt gekozen, dan scha-kelt de automaat alleen terug als een te hoogmotortoerental niet meer mogelijk is.

Als de kickdown wordt ingetrapt, schakelt deversnellingsbak afhankelijk van de snelheiden het motortoerental terug naar een lagereversnelling.

Aanwijzingen voor het rijden

De vooruitversnellingen worden automatischop- en teruggeschakeld.

De motor kan uitsluitend starten als de keu-zehendel in de stand P of N staat. Bij lagetemperaturen (onder -10°C) kan de motor uit-sluitend worden gestart als de keuzehendelin de stand P staat.

Wegrijden

– Rempedaal intrappen en ingetrapt houden.

– Grendelknop (knop in de keuzehendel-greep) ingedrukt houden, keuzehendel inde gewenste stand zetten, bijv. stand D››› pag. 198, en de grendelknop loslaten.

– Even wachten tot de versnellingsbak heeftgeschakeld (lichte schok merkbaar).

– Rempedaal loslaten en gas geven ››› .

Kort stoppen

– Wagen met het rempedaal korte tijd vast-houden, bijv. voor stoplichten. Hierbij geengas geven.

Stoppen/parkeren

Als het portier aan bestuurderszijde wordtgeopend en de keuzehendel staat niet in destand P, kan de wagen wegrollen. De aanwij-zing voor de bestuurder is: Versnel-ling: keuzehendel in rijstand!. Bo-vendien hoort u een zoemer.

– Rempedaal intrappen en ingetrapt houden››› .

– Handrem aantrekken.

– Zet de keuzehendel in stand P.

Bergopwaarts stilstaan

– Trap altijd het rempedaal flink in om tevoorkomen dat de wagen "naar achterenrolt"; trek indien nodig de handrem op››› . Verhoog niet het motortoerental(door op het gaspedaal te trappen) in een »

201

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 204: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

rijstand om te voorkomen dat de wagen"naar beneden rijdt" ››› .

Bergop wegrijden

– Handrem aantrekken.

– Bij ingeschakelde rijstand gedoseerd gasgeven en de handrem loszetten.

Bergaf rijden: in bepaalde omstandigheden(bijv. tijdens het rijden in bergen of met eenaanhangwagen), kan het gunstig zijn tijdelijkover te schakelen naar de handmatige ver-snelling, om de overbrengingsverhoudinghandmatig aan de rijomstandigheden aan tepassen ››› .

Bij het parkeren op vlak terrein is het vol-doende om de keuzehendel in stand P teschakelen. Bij een helling eerst de parkeer-rem vastzetten en daarna de keuzehendel instand P schakelen. Daardoor bereikt u dathet vergrendelingsmechanisme niet te sterkwordt belast en dat de keuzehendel gemak-kelijker uit stand P kan worden gezet.

ATTENTIE

Veiligheidsaanwijzingen ››› in Keuzehen-delstanden op pag. 199 in acht nemen.

● Laat de remmen niet aanlopen en trap hetrempedaal niet te vaak of te lang in. Als ucontinu remt, raken de remmen oververhit.Dit resulteert in een aanzienlijke afname vande remwerking, een verhoging van de remaf-stand en schade aan het gehele remsysteem.

● Wanneer u op hellingen moet stoppen, dewagen altijd met de voetrem resp. handremvasthouden om te voorkomen dat hij terug-rolt.

VOORZICHTIG

● Bij het stoppen op hellingen niet proberenom bij ingeschakelde rijstand en door gas ge-ven het wegrollen van de wagen te verhinde-ren. Hierdoor kan de automatische transmis-sie worden oververhit en beschadigd. Trek dehandrem aan of trap het rempedaal in om te-rugrollen van de wagen te voorkomen.

● Als u de wagen met afgezette motor en dekeuzehendel in stand N laat rollen, wordt deautomatische transmissie beschadigd, omdatdeze dan niet wordt gesmeerd.

● Onder bepaalde rij- of verkeersomstandig-heden, zoals regelmatig aanslepen, langdu-rig "kruipen" of files met regelmatige stil-stand, kan de transmissie oververhit raken enschade oplopen! Als het controlelampje oplicht, stop de wagen dan zodra daartoe demogelijkheid bestaat en wacht totdat detransmissie is afgekoeld ››› pag. 205.

Kickdown

Het kickdown-systeem maakt een maximaleacceleratie mogelijk.

Als het gaspedaal door het drukpunt heengeheel wordt ingetrapt, wordt afhankelijk van

rijsnelheid en motortoerental naar een lagereversnelling teruggeschakeld. Het opschake-len naar de volgende versnelling gebeurt paszodra het maximaal toegestane toerental isbereikt.

ATTENTIE

Let op dat bij glad wegdek de aangedrevenwielen kunnen doorslippen als de kickdownwordt bediend - slipgevaar!

Launch-control programma3 Geldig voor wagens: met Launch Control / DSGmet 6 versnellingen en dieselmotoren met een ver-mogen hoger dan 125 kW of benzinemotoren zwaar-der dan 140 kW.

Het launch control-programma maakt eenmaximale acceleratie mogelijk.

Voorwaarde: de motor heeft de bedrijfstem-peratuur bereikt en het stuurwiel is niet ge-draaid.

Het launch control-motortoerental is bij ben-zine- en dieselmotoren verschillend. Om delaunch control te gebruiken, moet de aan-drijfslipregeling (ASR) worden uitgeschakeldvia het menu van het Easy Connect-systeem››› pag. 127. Het controlelampje blijft bran-den of knippert langzaam afhankelijk van hetfeit of de wagen al dan niet voorzien is vaneen bestuurdersinformatiesysteem*.

202

Page 205: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Rijden

Bij wagens met bestuurdersinformatiesys-teem wordt de uitschakeling in het instru-mentenpaneel met een permanent brandendESC-lampje en de tekstmelding Elektroni-sche Stabiliserings Controle ge-deactiveerd (tijdelijk) weergegeven.

– Schakel bij draaiende motor de aandrijfs-lipregeling (ASR) uit1).

– Plaats de keuzehendel in de stand "S" oftiptronic, of kies de rijstijl sport in SEATDrive Profile* ››› pag. 235.

– Met uw linkervoet het rempedaal krachtigintrappen en ten minste 1 sec. volledig in-getrapt houden.

– Trap met de rechtervoet het gaspedaal vol-ledig of naar kickdown-stand in. Er wordtdaarbij een motortoerental van ca. 3200tpm (benzinemotor) of ca. 2000 tpm (die-selmotor) ingesteld.

– Linkervoet van het rempedaal halen.

ATTENTIE

● Pas uw rijstijl altijd aan de verkeerssituatieaan.

● De Launch Control alleen gebruiken wan-neer de weg- en verkeersomstandigheden dit

toelaten en andere verkeersdeelnemers dooruw rijstijl en het acceleratievermogen van dewagen niet worden gehinderd of in gevaar ge-bracht.

● Let erop dat de ESC ingeschakeld blijft.Houd er wel rekening mee dat bij uitgescha-keld(e) ASR en ESC de wielen kunnen door-draaien en de wagen kan uitbreken - slipge-vaar! Gevaar voor ongevallen!

● Na het wegrijden moet u opnieuw de"sportstand" uitschakelen voor de ESC, doorkort op de toets te drukken.

Let op

● Het is mogelijk dat door gebruik van hetlaunch-controlprogramma de temperatuurvan de versnellingsbak flink oploopt. In datgeval moet het programma enkele minutenworden uitgeschakeld. Zodra de transmissieweer is afgekoeld, kan het programma op-nieuw worden gebruikt.

● Bij accelereren met het launch-controlpro-gramma worden alle wagenonderdelen sterkbelast. Dit kan tot hogere slijtage leiden.

Bergafdaalhulp*

De bergafdaalhulp ondersteunt de bestuur-der bij het rijden op hellingen.

In de keuzehendelstanden D/S wordt bij hetintrappen van de voetrem de bergafdaalhulpgeactiveerd. De automatische transmissieschakelt automatisch terug naar een voor deafdaling geschikte versnelling. Binnen de na-tuurkundige aandrijftechnische grenzen pro-beert de bergafdaalhulp de voor het afdalengekozen snelheid aan te houden. Het kaneventueel noodzakelijk zijn de snelheid ookmet de voetrem te corrigeren. Aangezien debergafondersteuning slechts kan reducerentot de 3e versnelling, dient op steile hellin-gen mogelijk overgeschakeld te worden naartiptronic-stand. In dat geval kunt u in triptro-nic-stand handmatig terugschakelen naar de2e of 1e versnelling om op de motor af teremmen en de remmen te ontlasten.

Zodra de helling minder steil wordt of hetgaspedaal wordt ingetrapt, schakelt de berg-afdaalhulp weer uit.

Bij wagens met snelheidsregelsysteem*››› pag. 216 wordt bij het instellen van desnelheid ook de bergafdaalhulp geactiveerd. »

1) Wagens zonder bestuurdersinformatiesysteem:het controlelampje knippert langzaam / Wagens metbestuurdersinformatiesysteem: het controlelampjebrandt continu.

203

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 206: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

ATTENTIE

De bergafdaalhulp is niet verder beschikbaardan bepaald door de grenzen van de natuur-kundige wetten. Daardoor kan deze niet on-der alle omstandigheden de snelheid cons-tant houden. Blijf altijd paraat om zelf te rem-men!

Inertiestand

De inertiestand maakt het mogelijk om ge-bruik te maken van de kinetische energie vande wagen bij het rijden op plaatsen waar hetgaspedaal niet hoeft te worden ingetrapt. Zowordt brandstof bespaard. Gebruik de iner-tiestand om de wagen "uit te laten rollen",bijvoorbeeld bij het naderen van de bebouw-de kom.

Inertiestand activeren

Voorwaarde: keuzehendel in stand D, hellin-gen minder dan 12%.

– Kies in SEAT Drive Profile* de stand Eco››› pag. 235.

– Haal de voet van het gaspedaal.

De aanwijzing voor de bestuurder vermeldtInertie. Bij snelheden hoger dan 20 km/u(12 mpu) ontkoppelt de transmissie automa-tisch en rolt de wagen uit, zonder af te rem-men op de motor. Zolang de wagen rolt,draait de motor stationair.

Inertiestand deactiveren

– Bedien het rempedaal of koppelingspe-daal.

Om weer te gaan afremmen en de uitschake-ling van de motor ongedaan te maken, hoeftu slechts op het rempedaal te trappen.

De combinatie van de inertie-stand (= lange-re afstand met minder energie) en de ontkop-peling door inertie (= kortere afstand waarbijbrandstof nodig is) verbetert het brandstof-verbruik en reduceert de uitlaatgasemissie.

ATTENTIE

● Als de inertie-stand is geactiveerd, houd erdan rekening mee dat bij het naderen van eenobstakel en het loslaten van het gaspedaalde wagen niet op normale wijze vertraagt -gevaar op ongelukken!

● Bij gebruik van de inertie-stand in een af-daling, kan de snelheid van de wagen toene-men - gevaar op ongelukken!

● Als anderen met uw wagen rijden, waar-schuw deze dan voor de inertie-stand.

Let op

● De inertie-stand is uitsluitend beschikbaarin de rijstand eco (SEAT Drive Profile*).

● De aanwijzing voor de bestuurder Inertiewordt uitsluitend gegeven in combinatie methet actueel verbruik. In inertie-stand wordt

de versnelling niet meer weergegeven (bijv."E" verschijnt in plaats van "E7").

● Bij hellingen steiler dan 15% wordt de iner-tiestand automatisch tijdelijk gedeactiveerd.

Noodprogramma

Bij een storing in het systeem is er een nood-programma.

Als in het display in het instrumentenpaneelalle standen van de keuzehendel tegen eenlichte achtergrond worden weergegeven, danis er een storing opgetreden in het systeemen werkt de automatische transmissie in hetnoodprogramma. Met het noodprogrammakan nog steeds met de auto gereden worden,maar dan wel met een lagere snelheid enniet meer in alle rijstanden. In bepaalde ge-vallen is niet mogelijk dat niet meer achteruitkan worden gereden.

VOORZICHTIG

Als de transmissie in het noodprogrammawerkt, ga dan direct naar een gespecialiseer-de werkplaats om de storing te laten verhel-pen.

Koppeling

Koppeling oververhit! Stop!

204

Page 207: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Rijden

De koppeling is oververhit en kan bescha-digd raken. Zet de wagen stil en laat detransmissie afkoelen bij draaiende motor(stationair) en de keuzehendel in stand P. Zo-dra het controlelampje dooft en de aanwij-zing voor de bestuurder verdwijnt, gaat u di-rect naar een gespecialiseerde werkplaatsom het defect te laten verhelpen. Als het con-trolelampje niet dooft en de aanwijzing voorde bestuurder niet verdwijnt, rijd dan nietverder. Roep de hulp van vakmensen in.

Storingen aan de versnellingsbak

Versnellingsbak: storing! Zetde wagen stil en plaats de keu-zehendel in de stand P

Er is een storing opgetreden in de transmis-sie. Zet de wagen op een veilige plaats enrijd niet verder. Roep de hulp van vakmensenin.

Versnellingsbak: probleem inhet systeem! U kunt door blijvenrijden

Wacht niet te lang met naar een gespeciali-seerde werkplaats te gaan om de klacht te la-ten verhelpen.

Versnellingsbak: probleem inhet systeem! U kunt doorrijdenmet beperkingen. Achteruit nietbeschikbaar

Rijd direct naar een gespecialiseerde werk-plaats om de storing te laten repareren.

Versnellingsbak: probleem inhet systeem! U kunt doorrijdenin de stand D totdat de motorwordt afgezet

Verlaat het verkeer en zet de wagen op eenveilige plaats. Roep de hulp van vakmensenin.

Versnellingsbak: oververhit.Pas uw rijstijl aan.

Rijd rustig door. Zodra het controlelampjedooft, kunt u weer normaal rijden.

Versnellingsbak: trap de remin en kies een rijstand.

Als de storing het gevolg is van een hogetemperatuur in de versnellingsbak, wordt viaeen aanwijzing voor de bestuurder gemeldwanneer de transmissie weer is afgekoeld.

Aanbevolen versnelling

De optimale versnelling inschakelen

Al naargelang de uitrusting van de wagenkan tijdens het rijden op het display van hetinstrumentenpaneel de aanbevolen versnel-ling worden getoond om brandstof te bespa-ren.

Bij wagens met automatische versnellings-bak moet hiervoor de keuzehendel in destand Tiptronic ››› pag. 200 staan.

Als de juiste versnelling ingeschakeld is,wordt geen aanbeveling weergegeven. De opdat moment ingeschakelde versnelling wordtgetoond.

Indicatie Betekenis

De optimale versnelling is ingescha-keld.

Aanbevolen wordt over te gaan opeen versnelling hoger.

Aanbevolen wordt over te gaan opeen lagere versnelling.

Informatie ter "reiniging" van het roetfiltervan een dieselmotor

Het uitlaatsysteem stelt vast wanneer hetroetfilter bijna vol is en activeert de zelfreini-gende werking van het filter door de optimaleversnelling aan te duiden. Mogelijk dienthiervoor op een bijzondere manier te wordengereden, met een verhoogd motortoerental.

ATTENTIE

De aanbevolen versnelling is slechts eenhulpfunctie en mag in geen geval de oplet-tendheid van de bestuurder vervangen.

● De bestuurder is verantwoordelijk voor hetkiezen van de juiste versnelling, bijvoorbeeld »

205

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 208: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

bij het inhalen of bergop of bergaf rijden, ofhet trekken van een aanhangwagen.

Milieu-aanwijzing

In de optimale versnelling kunt u brandstofbesparen.

Let op

De aanduiding van de aanbevolen versnellingverdwijnt wanneer het koppelingspedaalwordt ingetrapt bij wagens met handgescha-kelde versnellingsbak of door de keuzehen-del in de stand Tiptronic te laten staan bij wa-gens met automatische versnellingsbak.

Besturing

Inleiding tot thema

De stuurbekrachtiging is niet hydraulischmaar elektromechanisch. Het voordeel vandeze stuurbekrachtiging is dat er geen hy-draulische slangen, hydraulische olie, pomp,filter en andere onderdelen nodig zijn. Hetelektromechanische systeem bespaartbrandstof. Terwijl een hydraulisch systeemeen continue oliedruk nodig heeft, gebruiktde elektromechanische stuurinrichting enkelenergie tijdens het bedrijf.

In wagens met een elektromechanischestuurinrichting wordt de stuurbekrachtiging

automatisch aan de rijsnelheid, het draai-koppel van het stuurwiel en de oriëntatie vande wielen aangepast. De elektromechanischestuurinrichting werkt alleen bij draaiendemotor.

ATTENTIE

Als de stuurbekrachtiging niet werkt, moetbij het sturen veel meer kracht worden uitge-oefend. Dit heeft een aanzienlijke invloed opde veiligheid van de wagen.

● De stuurbekrachtiging werkt alleen bijdraaiende motor.

● Laat de wagen nooit bewegen wanneer demotor uitstaat.

● Trek de sleutel nooit uit het contact zolangde wagen in beweging is. De stuurkolom zouvergrendeld kunnen worden, waardoor nietlanger gestuurd kan worden.

Let op

Het contact van de getrokken wagen moet in-geschakeld zijn, opdat het stuurwiel niet ge-blokkeerd is, en de knipperlichten, de claxon,de ruitenwissers en de ruitensproeierinstalla-tie kunnen worden ingeschakeld.

Controlelampje

Het controlelampje gaat enkele secondenbranden wanneer u het contact inschakelt.

Het lampje moet na het aanslaan van de mo-tor uitgaan.

Gaat rood branden

De elektromechani-sche stuurbekrachti-ging is defect.

Laat de stuurinrichting zo snelmogelijk nakijken in een gespe-cialiseerde werkplaats.

Gaat geel branden

De werking van deelektromechanischestuurinrichting isbeperkt.

Zoek zo snel mogelijk een ge-specialiseerde werkplaats op enlaat de stuurinrichting nakijken.Indien het gele waarschuwings-lampje niet opnieuw gaat bran-den nadat de motor weer is aan-gezet en een kleine afstand is af-gelegd, hoeft niet naar een ge-specialiseerde werkplaats ge-gaan te worden.

De accu van 12 voltwas losgemaakt enwerd weer vastge-maakt.

Leg een korte afstand af met eensnelheid van 15-20 km/u(9-12 mph).

Knippert geel

De stuurkolom isaangetrokken.

Draai het stuur een beetje naarde ene en andere kant.

206

Page 209: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Rijden

Knippert geel

De stuurkolomwordt niet ontgren-deld of vergrendeld.

Trek de sleutel uit het contact enschakel het vervolgens weer in.Volg zo nodig de aanwijzingenop het display in het instrumen-tenpaneel op.Rijd niet verder als de stuurko-lom geblokkeerd blijft nadat hetcontact is ingeschakeld. Roep dehulp van vakmensen in.

ATTENTIE

Als u de brandende waarschuwingslampjesen de overeenstemmende berichten negeert,kan de wagen midden in het verkeer tot stil-stand komen en kunnen zich ongevallen ofernstige letsels voordoen.

● De waarschuwingslampjes en de berichtennooit negeren.

● De wagen tot stilstand brengen zodra datveilig kan.

Let op

Het negeren van brandende controlelampjesen de overeenstemmende berichten kan scha-de aan de wagen tot gevolg hebben.

Informatie met betrekking tot destuurinrichting

Om pogingen tot diefstal van de wagen tevoorkomen, wordt aangeraden de stuurko-lom vóór het uitstappen te vergrendelen.

Stuur mechanisch vergrendelen

De stuurkolom wordt vergrendeld wanneerde sleutel uit het contact wordt getrokkenmet stilstaand voertuig.

Stuurslot inschakelen

● Parkeer de wagen ››› pag. 188.

● Sleutel verwijderen.

● Draai aan het stuur om het stuurslot te ver-grendelen.

Stuurslot uitschakelen

● Draai een beetje aan het stuur om de blok-kering te lossen.

● Steek de sleutel in het contactslot.

● Houd het stuurwiel in deze stand en scha-kel het contact in.

Elektro-mechanische besturing

In wagens met een elektromechanischestuurinrichting wordt de stuurbekrachtigingautomatisch aan de rijsnelheid, het draai-koppel van het stuurwiel en de oriëntatie vande wielen aangepast. De elektromechanische

stuurinrichting werkt alleen bij draaiendemotor.

Bij geheel of gedeeltelijk uitgevallen stuurbe-krachtiging moet u er rekening mee houden,dat u voor het sturen aanzienlijk meer krachtnodig hebt dan gewoonlijk.

Tegenstuurhulp

De tegenstuurhulp ondersteunt de bestuur-der in kritische situaties. Bij het tegensturenwordt hij/zij geholpen met een extra draai-koppel ››› .

ATTENTIE

De tegenstuurhulp ondersteunt de bestuur-der, samen met de ESC, om de besturing tecontroleren in kritische rijsituaties. Het isechter de taak van de bestuurder om de con-trole over het stuur op ieder moment te be-houden. De tegenstuurhulp neemt deze taakniet over.

Inrijden en zuinig rijden

Motor inrijden

De nieuwe motor moet tijdens de eerste1.500 (900 mijl) kilometer worden ingere-den. »

207

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 210: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Tot 1000 kilometer (600 mijl)

– Niet sneller dan aan 2/3 van de topsnel-heid rijden.

– Geen volgas geven.

– Hoge toerentallen vermijden.

– Niet met aanhangwagen rijden.

Van 1000 kilometer (600 mijl) tot 1500 kilo-meter (900 mijl)

– Er kan geleidelijk tot de topsnelheid of tothet maximumtoerental worden gegaan.

Tijdens de eerste bedrijfsuren bestaat er inde motor een hogere inwendige wrijving danlater, wanneer alle bewegende delen op elk-aar zijn ingelopen.

Milieu-aanwijzing

Indien u zich houdt aan de richtlijnen met be-trekking tot het inrijden, wordt de levensduurvan de motor verlengd, terwijl het oliever-bruik geringer is.

Inrijden van banden en remblokken

Nieuwe banden moet u tijdens de eerste 500km (300 mijl) voorzichtig inrijden en nieuweremblokken tijdens de eerste 200 km (125mijl).

Tijdens de eerste 200 km (125 mijl) kan deverminderde remwerking van de nieuwe rem-blokken worden gecompenseerd door hetrempedaal krachtiger in te drukken. Bij eennoodstop kan de remweg met nieuwe rem-blokken iets langer zijn dan met ingeredenremblokken.

ATTENTIE

● Nieuwe banden moeten worden ingereden,want zij hebben in het begin nog niet de opti-male grip. Gevaar voor ongelukken. Daaromtijdens de eerste 500 km (300 mijl) bijzondervoorzichtig rijden.

● Nieuwe remblokken moeten zich eerst "zet-ten" en hebben tijdens de eerste 200 km(125 mijl) nog niet de optimale wrijvings-kracht. Het iets mindere remvermogen kanechter opgevangen worden door het rempe-daal met meer kracht in te trappen.

Milieu-aspecten

Bij de constructie, materiaalkeuze en fabrica-ge van uw nieuwe SEAT speelt milieubescher-ming een beslissende rol.

Constructieve maatregelen ten behoeve vanrecycling

● Demontage-vriendelijk ontwerp van verbin-dingen.

● Vereenvoudigde demontage door modulai-re constructiewijze.

● Verbeterde herkenbaarheid van de grond-stoffen.

● Aanduiding van kunststof delen en elasto-meren volgens ISO 1043, ISO 11469 en ISO1629.

Materiaalkeuze

● Gebruik van recyclebare grondstoffen.

● Gebruik van compatibele kunststoffen bin-nen een samenstel, als de componenten diehier deel van uitmaken niet op een eenvoudi-ge manier gescheiden kunnen worden.

● Gebruik van hernieuwbare en/of recycleba-re materialen.

● Vermindering van het aantal vluchtige com-ponenten, inclusief de geur, van kunststof-fen.

● Gebruik van CFK-vrije koelmedia.

Naleving, op de voorgeschreven uitzonderin-gen na (Bijlage II van de Richtlijn2000/53/EG betreffende autowrakken) vanhet verbod op gebruik van zware meta-len: cadmium, lood, kwik, zeswaardigchroom.

Fabricage

● Vermindering van de hoeveelheid oplos-middel in gatendekkende beschermwas.

208

Page 211: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Rijden

● Gebruik van kunststof deklaag ter bescher-ming tijdens het wagenvervoer.

● Gebruik van oplosmiddelvrije kit.

● Gebruik van CFK-vrije koelmedia en koel-systemen.

● Afvalverwerking en terugwinning van ener-gie uit afval (RDF).

● Verbeterde kwaliteit van het afvalwater.

● Gebruik van warmtewisselaars (warmtere-generatoren, enthalpisch wiel enz.).

● Gebruik van lak op waterbasis.

Zuinig en milieubewust rijden

Het brandstofverbruik, de milieuverontreini-ging en de slijtage van de motor, remmen enbanden hangen in grote mate van uw rijg-edrag af. Als u een anticiperend en zuinigrijgedrag aanneemt, kan het brandstofver-bruik met 10-15% worden gereduceerd. Hier-na geven wij u enkele tips met de bedoelingu te helpen de vervuiling te verminderen entegelijkertijd geld te besparen.

Actief cilinderbeheer (ACT®)*

Naargelang de uitrusting van de wagen kanhet actieve cilinderbeheer (ACT®) automa-tisch een aantal cilinders van de motor uit-schakelen indien de rijsituatie niet veel ver-mogen vergt. Tijdens de uitschakeling wordter geen brandstof in de betreffende cilinders

gespoten, waardoor het totaal brandstofver-bruik verminderd kan worden. Het aantal ac-tieve cilinders kan op het display van het in-strumentenpaneel weergegeven worden››› pag. 38.

Anticiperend rijden

Bij het accelereren verbruikt een wagen demeeste brandstof. Door anticiperend te rijdenhoeft u minder te remmen en dus ook minderte accelereren. Laat de wagen, indien moge-lijk, met ingeschakelde versnelling uitrijdenals u ziet dat u bijvoorbeeld een rood stop-licht nadert. Het remeffect dat op deze wijzeverkregen wordt, beschermt remmen en ban-den tegen slijtage; de emissies en het brand-stofverbruik worden tot nul verlaagd (uit-schakeling door inertie).

Energiebesparend schakelen

Een effectieve manier om brandstof te bespa-ren is om vroeg op te schakelen. Wie zo langmogelijk in dezelfde versnelling rijdt, ge-bruikt onnodig veel brandstof.

Handgeschakelde versnellingsbak: schakelzo snel mogelijk van de eerste naar de twee-de versnelling. Aanbevolen wordt om, indienmogelijk, bij een toerental van 2.000 naareen hogere versnelling te schakelen. Schakelde op het instrumentenpaneel "aangegevenaanbevolen versnelling" in ››› pag. 205.

Volgas vermijden

Aangeraden wordt niet met de toegestanemaximumsnelheid van uw wagen te rijden.Brandstofverbruik, emissie van schadelijkestoffen en rijgeluiden nemen bij hoge snelhe-den meer dan evenredig toe. Verlagen rijdenbespaart brandstof.

De motor zo min mogelijk stationair latendraaien

In de file, bij gesloten spoorwegovergangenen bij verkeerslichten die vrij lang op roodstaan, de motor afzetten. Als de motor 30-40seconden niet draait, is de besparing aanbrandstof al groter dan de extra hoeveelheidbrandstof die nodig is om de motor opnieuwte starten.

Tijdens het stationair draaien duurt het heellang voordat de motor op bedrijfstempera-tuur is. Tijdens het warmdraaien zijn echterde slijtage en de uitstoot van schadelijkestoffen bijzonder hoog. Daarom na het star-ten direct wegrijden. Hoge toerentallen ver-mijden.

Regelmatig onderhoud

Regelmatige onderhoudswerkzaamheden,met name voordat u op reis gaat, garanderenu dat u niet meer dan de noodzakelijkebrandstof zult verbruiken. Regelmatig onder-houd van uw wagen heeft niet alleen een po-sitieve invloed op de verkeersveiligheid en »

209

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 212: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

de waardevastheid van uw wagen, maar ookop het brandstofverbruik.

Een slecht afgestelde motor kan tot eenbrandstofverbruik leiden dat tot 10 % hogeris dan normaal!

Korte ritten mijden

Om het verbruik en de emissie van verontrei-nigende gassen te vermijden moeten de mo-tor en de zuiveringsinstallatie voor uitlaat-gassen de optimale bedrijfstemperatuur be-reikt hebben.

Bij koude motor is het brandstofverbruik rela-tief gezien veel hoger. De motor komt pas opbedrijfstemperatuur en het verbruik normali-seert zich pas wanneer ca. vier kilometer ge-reden zijn. Korte afstanden daarom zo moge-lijk vermijden.

Bandenspanning controleren

Zorg er altijd voor dat de banden de juistespanning hebben om brandstof te besparen.Een enkele bar (14,5 psi / 100 kPa) onvol-doende spanning kan het brandstofverbruikmet 5% doen toenemen. Te lage banden-spanning leidt bovendien door de verhoogderolweerstand tot een sterkere slijtage van debanden en heeft een negatieve invloed ophet rijgedrag.

Bandenspanning altijd bij koude bandencontroleren.

Niet het hele jaar met winterbanden rijden,want dat kost tot 10% meer brandstof.

Onnodig gewicht vermijden

Omdat elke kilogram meer gewicht hetbrandstofverbruik verhoogt, is het lonend omde bagageruimte te controleren op onnodigeballast.

Vaak blijft voor het gemak ook een dakdra-gersysteem gemonteerd, hoewel dit nietmeer gebruikt wordt. Door de hogere lucht-weerstand verbruikt uw wagen met onbela-den dakdragersysteem bij een snelheid tus-sen 100 km/u (62 mph) en 120 km/u (75mph) ongeveer 12% meer brandstof dan nor-maal.

Stroom besparen

De motor drijft de dynamo aan en hierdoorwordt stroom opgewekt; daarom heeft de be-nodigde stroom ook een hoger brandstofver-bruik tot gevolg. U dient daarom de elektri-sche apparatuur uit te schakelen als u dezeniet meer nodig heeft. Apparaten met eenhoog verbruik zijn bijvoorbeeld de aanjagerop hoge snelheid, de achterruitverwarmingof de stoelverwarming*.

Let op

● Wanneer uw wagen is voorzien van eenStart/Stop-systeem, is het raadzaam dit sys-teem niet uit te schakelen.

● Wanneer u sneller rijdt dan 60 km/u (37mph), is het raadzaam de ruiten te sluiten.

● Laat tijdens het rijden uw voet niet op hetkoppelingspedaal rusten. Zelfs door een lich-te druk op het koppelingspedaal kan de kop-pelingsplaat al gaan slippen. Daardoor stijgtniet alleen het brandstofverbruik, maar kanook de voering van de koppelingsplaat ver-branden wat kan leiden tot ernstige schade.

● Houd op een helling uw wagen niet stildoor de koppeling te laten slippen, maar ge-bruik in plaats daarvan het rempedaal ofeventueel de handrem met de knop op hetuiteinde ingedrukt. Wanneer u de koppelinglaat slippen, stijgt het brandstofverbruik enkan de koppelingsplaat beschadigd raken.

● Schakel in een afdaling tijdig terug om af teremmen op de motor. Het brandstofverbruikwordt gereduceerd tot "nul" en de remmenworden gespaard.

Motorregeling en uitlaatgasrei-nigingssysteem

Inleiding tot thema

ATTENTIE

● Vanwege de hoge temperaturen die in hetuitlaatgasreinigingssysteem (katalysator of

210

Page 213: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Rijden

roetfilter voor dieselmotoren) kunnen voorko-men, mag u de wagen niet boven licht ont-vlambaar materiaal parkeren (bijv. wei ofbosrand). - brandgevaar!

● Geen conserveringsmiddelen gebruikenvoor voor de bodem van de wagen in de zonebij de uitlaat - brandgevaar!

Let op

Zolang de controlelampjes , , of blijven branden, kunnen er storingen in demotor zijn; daardoor kan het brandstofver-bruik toenemen en de motor vermogen verlie-zen.

Katalysator

Voor een lange levensduur van de katalysa-tor

– Gebruik voor een benzinemotor uitsluitendloodvrije benzine. Gelode benzine tast dekatalysator aan.

– De brandstoftank niet leeg rijden.

– Bij het vervangen of toevoegen van motor-olie, de benodigde hoeveelheid niet over-schrijden ››› pag. 282, Motorolie bijvullen.

– De wagen niet aanslepen, maar startkabelsgebruiken ››› pag. 73.

Indien u tijdens het lopen van de motor sto-ringen in de verbranding, vermogensverlies

of onregelmatig draaien van de motor con-stateert, de snelheid onmiddellijk verlagenen de wagen door een gespecialiseerdewerkplaats laten controleren. In het alge-meen gaat het uitlaatgascontrolelampjebranden wanneer zich een van de genoemdesymptomen voordoet ››› pag. 126. Onver-brande brandstof zou zo in het uitlaatsys-teem en dus in de atmosfeer kunnen komen.Bovendien kan de katalysator door overver-hitting worden beschadigd.

VOORZICHTIG

De brandstoftank nooit helemaal leeg rijden,omdat een onregelmatige brandstoftoevoerstoringen in de ontsteking kan veroorzaken.Hierbij komt onverbrande benzine in het uit-laatsysteem - dat kan tot oververhitting enbeschadiging van de katalysator leiden.

Milieu-aanwijzing

Ook bij een goed werkend uitlaatgasreini-gingssysteem kan bij bepaalde bedrijfsfunc-ties van de motor een zwavelachtige uitlaat-gaslucht ontstaan. Dit hangt van het zwavel-gehalte van de brandstof af. Vaak is het kie-zen van een ander brandstofmerk genoeg.

Roetfilter3 Geldt voor wagens met dieselmotor

Het roetfilter voor dieselmotoren filtert vrijwelalle roetdeeltjes uit de uitlaatgassen. Tijdens

normaal rijden wordt het filter vanzelf gerei-nigd. Het roetfilter bij dieselmotoren regene-reert automatisch; er is geen controlelampje dat dit aangeeft. Het is mogelijk dat ueen verhoging van het motortoerental bij sta-tionair draaien opmerkt en een bepaaldegeur ruikt.

Als de automatische reiniging van het filterniet wordt uitgevoerd (bijv. omdat u steedskorte afstanden rijdt met de wagen), hopenzich roetdeeltjes op in het filter en gaat hetcontrolelampje van het roetfilter bij die-selmotoren branden.

Om dan de automatische reiniging van hetfilter mogelijk te maken, gaat u als volgt tewerk: rijd gedurende ca. 15 minuten met eensnelheid van minimaal 60 km/u (37 mpu) inde 4e of 5e versnelling (automatische trans-missie: keuzehendelstand S). Houd het mo-tortoerental op ca. 2000 tpm. Door de tempe-ratuurverhoging wordt het roet in het filterverbrand. Zodra de reiniging is afgerond,gaat het controlelampje uit. Mocht het con-trolelampje niet uitgaan, ga dan naar dewerkplaats van een officiële SEAT dealer enlaat het defect herstellen.

Motorregeling*

Het controlelampje dient ter controle van demotorregeling bij benzinemotoren. »

211

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 214: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Het controlelampje (Electronic Power Con-trol) gaat ter controle branden als u het con-tact inschakelt. Het lampje moet na het aan-slaan van de motor uitgaan.

Treedt tijdens het rijden een storing op in deelektronische motorregeling, dan gaat hetcontrolelampje branden. Zo snel mogelijkeen gespecialiseerde werkplaats opzoekenen de motor laten controleren.

Uitlaatgascontrolesysteem*

Controlelampje knippert:

Door een slecht draaiende motor kan de ka-talysator worden beschadigd. Snelheid min-deren en voorzichtig naar de dichtstbijzijndegespecialiseerde werkplaats rijden en de mo-tor laten controleren.

Het controlelampje gaat branden:

Als zich tijdens het rijden een storing voor-doet die de kwaliteit van de uitlaatgassendoet afnemen (bijv. lambdasonde defect).Snelheid minderen en voorzichtig naar dedichtstbijzijnde gespecialiseerde werkplaatsrijden en de motor laten controleren.

Voorgloeisysteem/motorstoring*

Dit controlelampje brandt tijdens het voorver-warmen van de dieselmotor.

Het controlelampje gaat branden

Wanneer het contact wordt ingeschakeld enhet controlelampje brandt, wordt er voor-gegloeid. Wanneer het controlelampje uitgaat, kunt u de motor direct weer starten.

Controlelampje knippert

Treedt tijdens het rijden een storing op in demotorregeling, dan wordt dit aangegevendoor het knipperen van het controlelampjevan het voorgloeisysteem . Zo snel moge-lijk een gespecialiseerde werkplaats opzoe-ken en de motor laten controleren.

Aanwijzingen voor het rijden

Rijden in het buitenland

Voor reizen naar het buitenland dient u ookmet het onderstaande rekening te houden:

● Bij wagens met een benzinemotor die meteen katalysator uitgerust zijn, dient men eropte letten dat er loodvrije benzine getanktmoet worden. Zie hoofdstuk ››› pag. 272,Brandstof. De automobielverenigingen kun-nen u informeren over het netwerk van benzi-nestations waar loodvrije benzine getanktkan worden.

● Het is mogelijk dat in een aantal landen hetmodel van uw wagen niet verkocht wordt,waardoor men daar niet over diverse reser-

veonderdelen van uw auto beschikt, of dat inde werkplaats slechts beperkte reparatiesuitgevoerd kunnen worden.

De SEAT-dealers en betreffende importeurszijn graag bereid om u informatie te verschaf-fen over de technische voorbereidingen dieaan uw auto uitgevoerd dienen te worden,alsook over het benodigde onderhoud en dereparatiemogelijkheden.

Koplampen afplakken

Bij ritten in landen waarin aan de anderekant van de weg wordt gereden, verblindt hetasymmetrische dimlicht het tegemoetko-mend verkeer.

Om deze verblinding te voorkomen moetenbepaalde gedeelten van de koplampen metfolie worden afgeplakt. Meer informatie isverkrijgbaar bij een Technische Dienst.

Waden door ondergelopen wegdelen

Om schade aan de wagen te vermijden bijhet rijden door water, bijv. een ondergelopenweg, dient rekening gehouden te worden methet volgende:

● Het water mag in geen geval hoger reikendan de onderste carrosserierand.

● Rijd stapvoets.

212

Page 215: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder

ATTENTIE

Na ritten door water, modder, pek enz. kan dewerking van de remmen vanwege natte rem-schijven en -blokken trager zijn. Om ervoor tezorgen dat de remmen weer goed werken,moeten de remmen eerst voorzichtig wordendrooggeremd.

VOORZICHTIG

● Het rijden door ondergelopen zones kanernstige schade veroorzaken aan bepaaldeonderdelen van de wagen zoals de motor,transmissie, het onderstel of het elektrischesysteem.

● Deactiveer voor het waden altijd hetstart/stop-systeem* ››› pag. 213.

Let op

● Controleer de diepte van het water alvorensover dat stuk weg te rijden.

● Stop nooit in het water, rijd niet achteruitdaarin en stop nooit de motor.

● Houd er rekening mee dat wagens die uittegengestelde richting komen golven kunnenveroorzaken, waardoor het waterpeil hogerkomt dan het max. peil toegestaan voor uwwagen.

● Voorkom rijden door zout water (corrosie).

Systemen ter ondersteuningvan de bestuurder

Start/stop-systeem*

Gerelateerde video

Afb. 185 Comfort

Beschrijving en werking

Het start-stopsysteem kan u helpen brand-stof te besparen en de CO2-emissie te beper-ken.

In de start/stop-stand wordt de motor auto-matisch afgezet zodra de wagen stil komt testaan of uitrolt, bijv. voor een verkeerslicht.Het contact blijft ingeschakeld tijdens de pe-riode van stilstand. Zodra verder gereden kanworden, wordt de motor weer automatischgestart. In deze situatie blijft het licht van deknop START ENGINE STOP vast branden1).

Zodra het contact wordt ingeschakeld, wordtautomatisch het start/stop-systeem geacti-veerd.

In het Easy Connect-systeem kunt u nadereinformatie raadplegen over het start/stop-systeem: door op de toets te drukken inhet menu Status van de wagen.

Basisvoorwaarden voor start/stop-stand

● Het bestuurdersportier moet gesloten zijn.

● De bestuurder draagt de veiligheidsgordel.

● De motorkap is gesloten.

● De motor heeft een minimale bedrijfstem-peratuur bereikt.

● De achteruitversnelling is niet ingescha-keld.

● De auto staat niet op een steile helling.

ATTENTIE

● Nooit de motor afzetten voordat de wagenvolledig tot stilstand is gekomen. De werkingvan de rembekrachtiging en de stuurbekrach-tiging zijn dan niet meer volledig gegaran-deerd. U moet dan meer kracht leveren omhet stuurwiel te verdraaien of om te remmen.Omdat de wagen dus niet zo remt en stuurtals u gewend bent, kan dit tot ongevallen enernstige verwondingen leiden. »

1) Alleen wagens met Keyless Access.213

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 216: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

● Trek nooit de sleutel uit het contactslot zo-lang de wagen in beweging is. Het stuurslotzou het stuurwiel kunnen blokkeren en u bentdan niet meer in staat de wagen te besturen.

● Om verwondingen te voorkomen, moet u al-tijd ervoor zorgen dat het start/stop-systeemis uitgeschakeld zodra u in het motorcompar-timent werkt ››› pag. 215.

VOORZICHTIG

Het start/stop-systeem moet altijd uitgescha-keld zijn als u met de wagen door waterwaadt ››› pag. 215.

Motor afzetten/starten

Wagens met versnellingsbak

– Voordat u de wagen tot stilstand brengt ofwanneer de wagen stilstaat, zet u de ver-snelling in de vrijstand en laat u het koppe-lingspedaal los. De motor gaat uit. Op hetdisplay in het instrumentenpaneel ver-schijnt het controlelampje . De motor kanuitschakelen voordat de wagen tot stil-stand komt tijdens de vertragingsfase (bij 7km/u).

– Zodra u het koppelingspedaal weer intrapt,start de motor weer. Het controlelampjegaat uit.

Wagens met automatische versnellingsbak

– Rem de wagen af totdat deze stilstaat enhoud de voet op het rempedaal. De motorgaat uit. In het display verschijnt het con-trolelampje . De motor kan uitschakelenvoordat de wagen tot stilstand komt tijdensde vertragingsfase (bij 7 km/u of 2 km/uafhankelijk van het type versnellingsbakvan de wagen).

– Zodra u het rempedaal weer intrapt, startde motor weer. Het controlelampje gaat uit.

Aanvullende informatie over de automati-sche transmissie

De motor stopt als de keuzehendel in destanden P, D, N en S staat, alsmede in dehandbediende stand. Als de keuzehendel inde stand P staat, blijft de motor ook uit als uuw voet van het rempedaal neemt. Om demotor opnieuw te starten, moet u het gaspe-daal intrappen of naar een andere rijstandschakelen en de rem loslaten.

Als u de keuzehendel in de stand R zet tij-dens stilstand, start de motor weer.

Wissel van D naar P om te voorkomen dat demotor per ongeluk start als u bij schakelen Rpasseert.

Bijkomende informatie over wagens metAdaptive Cruise Control (ACC)

In wagens met ACC start de motor in bepaal-de omstandigheden opnieuw indien de ra-

darsensor detecteert dat de voorligger weerbegint te rijden.

Let op

● In wagens met automatische versnellings-bak kunt u zelf bepalen of de motor moetworden afgezet of niet door minder of meerkracht op het rempedaal uit te oefenen. Als uhet rempedaal slechts voorzichtig intrapt,bijv. in een file waarin regelmatig wordt opge-trokken en afgeremd, dan wordt de motorniet afgezet bij stilstand van de wagen. Zodrau het rempedaal flink intrapt, stopt de motor.

● Bij wagens met schakelbak moet u tijdensstilstand het rempedaal ingetrapt houden omte voorkomen dat de wagen wegrolt.

● Als bij wagens met schakelbak de motor"afslaat", kan die direct opnieuw worden ge-start door het koppelingspedaal in te trap-pen.

Het volgende is van toepassing:

Het systeem kan de start/stop-stand om di-verse redenen onderbreken.

De motor stopt niet

Na stilstand controleert het systeem of aanbepaalde voorwaarden is voldaan. De motorstopt niet in onder andere de volgende geval-len:

214

Page 217: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder

● De motor heeft de min. temperatuur voorde start/stop-stand nog niet bereikt.

● De interieurtemperatuur ingesteld in de kli-maatregeling is nog niet bereikt.

● De interieurtemperatuur is erg hoog/laag.

● Ontwasemingstoets geactiveerd››› pag. 51.

● De parkeerhulp* is ingeschakeld.

● De accu is erg leeg.

● Het stuurwiel is flink verdraaid of wordt mo-menteel gedraaid.

● Er bestaat gevaar voor condensvorming.

● Na het selecteren van de achteruit.

● Bij een zeer steile helling.

In het display van het instrumentenpaneelverschijnt dan ; bovendien wordt in het be-stuurdersinformatiesysteem* weer-gegeven.

De motor start vanzelf

Tijdens stilstand kan de normale start/stop-stand worden onderbroken in de volgendegevallen: De motor start zonder toedoen vande bestuurder.

● De interieurtemperatuur wijkt af van dewaarde ingesteld in de klimaatregeling.

● Ontwasemingstoets geactiveerd››› pag. 51.

● Het rempedaal is diverse keren achter elk-aar ingetrapt.

● De accu is erg leeg.

● Hoog stroomverbruik.

Let op

Als bij wagens met automatische transmissiede keuzehendel in de stand D, N of S wordtgezet nadat de achteruit is gekozen, moeteerst weer harder dan 10 km/u (6 mpu) metde auto zijn gereden voordat het systeem demotor weer stopt indien nodig.

Handmatig in-/uitschakelen met hetstart-stopsysteem

Afb. 186 Middenconsole: knop van het start-stopsysteem.

Als u het systeem niet wilt gebruikt, kunt udit handmatig uitschakelen.

● Om het start-stopsysteem handmatig uit ofin te schakelen, drukt u op de toets ››› afb.186.

Het symbool van de toets blijft geel bran-den wanneer het systeem is uitgeschakeld enop het display van het instrumentenpaneelverschijnt het volgende bericht:

Start-stopsysteem uitgeschakeld

Let op

Het systeem schakelt automatisch weer intelkens nadat u de motor zelf heeft uitge-schakeld tijdens stilstand. De motor start au-tomatisch.

Aanwijzingen voor de bestuurder ophet display van het instrumentenpa-neel

Start/stop-systeem uitgeschakeld.Motor handmatig startenDeze aanwijzing voor de bestuurder ver-schijnt wanneer niet aan bepaalde voorwaar-den is voldaan tijdens de stilstand en hetstart/stop-systeem de motor niet opnieuwkan starten. U moet de motor dan handmatigstarten. »

215

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 218: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Start/stop-systeem: Storing!Functie niet beschikbaarEr is een storing opgetreden in hetstart/stop-systeem. Rijd naar een gespeciali-seerde werkplaats om de storing te laten re-pareren.

Snelheidsregelsysteem (SRS)*

Werking

Afb. 187 Display in het instrumentenpaneel:statusaanduidingen van GRA.

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 45

De cruise control (GRA) zorgt ervoor dat tij-dens het vooruit rijden met snelheden vanaf

ongeveer 20 km/u (15 mijl per uur) de gepro-grammeerde snelheid constant wordt aange-houden.

De GRA vermindert de snelheid van de wagenenkel door niet meer te accelereren, niet dooractieve tussenkomst van de remmen ››› .

Controlelampje

Gaat branden

Het snelheidsregelsysteem (SRS) is ingeschakeld en ac-tief.

OF: de automatische afstandsregeling (ACC) is ingescha-keld en actief.

OF: De snelheidsbegrenzer is ingeschakeld en actief.

Wanneer het contact wordt ingeschakeld,gaan sommige controle- en waarschuwings-lampjes enkele seconden aan terwijl ze eenwerkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-den gaan de lampjes uit.

Weergave op het display van de GRA

Status afb. 187:

GRA tijdelijk uitgeschakeld. De gepro-grammeerde snelheid wordt in kleine ofdonkere cijfers weergegeven.

Systeemfout. Raadpleeg een gespeciali-seerde werkplaats.

GRA ingeschakeld. Het snelheidsgeheu-gen is leeg.

A

B

C

De GRA is actief. De geprogrammeerdesnelheid wordt in grote cijfers weergege-ven.

ATTENTIE

Als u met een constante snelheid niet op eenveilige afstand van andere weggebruikerskunt rijden, kan het gebruik van het snel-heidsregelsysteem tot ongevallen en ernstigletsel leiden.

● Gebruik het snelheidsregelsysteem nooit indruk verkeer, als de veiligheidsafstand onvol-doende is, op steile wegen, op bochtige ofgladde wegen (sneeuw, ijs, regen of stenen),en op overstroomde wegen.

● Gebruik het SRS ook nooit buiten de ver-harde wegen of op onverharde wegen.

● Pas de snelheid aan en houd een veilige af-stand aan tot uw voorliggers afhankelijk vanhet zicht, het klimaat, het wegdek en het ver-keer.

● Schakel het snelheidsregelsysteem altijdna gebruik uit om te voorkomen dat de snel-heid onverwacht geregeld wordt.

● Het is gevaarlijk weer terug te gaan naar deopgeslagen snelheid wanneer die snelheid tehoog is voor de omstandigheden van dat mo-ment (wegdek, verkeer, weersgesteldheid).

● Bij het bergafwaarts rijden kan het snel-heidsregelsysteem de snelheid niet constanthouden. Door het eigen gewicht van de wa-gen kan de snelheid toenemen. Schakel terugof rem de wagen met de voetrem af.

D

216

Page 219: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder

ATTENTIE

Veiligheidsaanwijzingen ››› in Waarschu-wingssymbolen op pag. 127 in acht nemen.

Bediening van het snelheidsregelsys-teem*

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 45

De waarde in de tabel tussen haakjes (inmph, mijlen per uur) heeft uitsluitend betrek-king op instrumentenpaneel met indicatie inmijl.

Schakelen in GRA-stand

De GRA vertraagt direct zodra het koppelings-pedaal wordt ingetrapt en grijpt na het scha-kelen weer automatisch in.

Hellingen afdalen met de SRS

Als het SRS de snelheid van de wagen bij hetomlaag rijden van een helling niet constantkan houden, rem de wagen dan met het rem-pedaal af en schakel indien nodig terug.

Automatisch uitschakelen

Het snelheidsregelsysteem SRS wordt auto-matisch uitgeschakeld of tijdelijk onderbro-ken:

● Als het systeem een storing detecteert diede werking van het GRA beïnvloeden kan.

● Als gedurende bepaalde tijd het gaspedaalingetrapt blijft, waarbij wordt gereden op eensnelheid hoger dan ingesteld.

● Als de dynamische regelsystemen (bijv.ASR of ESC) ingrijpen.

● Wanneer het rempedaal wordt ingetrapt.

● Als de airbag geactiveerd wordt.

● Wanneer de keuzehendel van de DSG-ver-snellingsbak® met dubbele koppeling uit destand D/S wordt gehaald.

ATTENTIE

Schakel de snelheidsbegrenzer na gebruik al-tijd uit om te vermijden dat de snelheid onge-wenst wordt geregeld.

● De snelheidsbegrenzer ontheft de bestuur-der niet van zijn verantwoordelijkheid ommet een geschikte snelheid te rijden. Rijdnooit onnodig met een hoge snelheid.

● Het gebruik van de snelheidsbegrenzer bijongunstige weersomstandigheden is gevaar-lijk en kan ernstige ongevallen veroorzaken,bijv. door aquaplaning, sneeuw, ijs, bladres-ten enz. Gebruik de snelheidsbegrenzer al-leen wanneer de toestand van het wegdek ende weersgesteldheid dit toelaten.

● Wanneer u bergaf rijdt, kan de snelheidsbe-grenzer de snelheid van de auto niet beper-ken. Door het eigen gewicht van de autowordt de snelheid mogelijk hoger. Schakel in

dat geval terug of rem de wagen met de voet-rem af.

Snelheidsbegrenzer

Aanwijzingen op het scherm en waar-schuwings- en controlelampje

Afb. 188 Op het display van het instrumen-tenpaneel: aanwijzingen van de staat van desnelheidsbegrenzer.

De snelheidsbegrenzer helpt om een indivi-dueel geprogrammeerde snelheid niet teoverschrijden vanaf ongeveer 30 km/u (19mpu) op een traject vooruit ›››

Aanwijzingen van de snelheidsbegrenzer ophet scherm

Status ››› afb. 188: »

217

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 220: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

De snelheidsbegrenzer is actief. De laatstgeprogrammeerde snelheid wordt ge-toond in grote cijfers.

De snelheidsbegrenzer is niet actief. Delaatst geprogrammeerde snelheid wordtgetoond in kleine of donkere cijfers.

De snelheidsbegrenzer is uitgeschakeld.Het totale aantal kilometer wordt ge-toond.

Waarschuwings- en controlelampjes

Gaat groen branden

De snelheidsbegrenzer is ingeschakeld en actief.

Knippert groen

De programmeerde snelheid van de snelheidsbegrenzerwerd overschreden.

Gaat branden

De automatische afstandsregeling (ACC) en snelheids-begrenzer zijn actief.

A

B

C

Na het inschakelen van het contact gaan tercontrole kort enkele waarschuwings- en con-trolelampjes branden. Na enkele secondendoven de lampjes.

ATTENTIE

Schakel de snelheidsbegrenzer na gebruik al-tijd uit om te vermijden dat de snelheid onge-wenst wordt geregeld.

● De snelheidsbegrenzer ontheft de bestuur-der niet van zijn verantwoordelijkheid ommet een geschikte snelheid te rijden. Rijdnooit onnodig met een hoge snelheid.

● Het gebruik van de snelheidsbegrenzer bijongunstige weersomstandigheden is gevaar-lijk en kan ernstige ongevallen veroorzaken,bijv. door aquaplaning, sneeuw, ijs, bladres-ten enz. Gebruik de snelheidsbegrenzer al-leen wanneer de toestand van het wegdek ende weersgesteldheid dit toelaten.

● Wanneer u bergaf rijdt, kan de snelheidsbe-grenzer de snelheid van de auto niet beper-ken. Door het eigen gewicht van de autowordt de snelheid mogelijk hoger. Schakel in

dat geval terug of rem de wagen met de voet-rem af.

ATTENTIE

Veiligheidsaanwijzingen ››› in Waarschu-wingssymbolen op pag. 127 in acht nemen.

Let op

● Er zijn verschillende versies van het instru-mentenpaneel, daarom kunnen ook de aan-wijzingen op het scherm variëren.

● Indien bij het uitschakelen van het contacthet snelheidsregelsysteem (GRA), de auto-matische afstandsregeling (ACC) of snel-heidsbegrenzer was ingeschakeld, zullen hetsnelheidsregelsysteem of de automatischeafstandsregeling automatisch worden inge-schakeld wanneer het contact weer wordtaangezet. Er zal echter geen enkele snelheidopgeslagen zijn. De laatst geprogrammeerdesnelheid van de snelheidsbegrenzer blijft op-geslagen.

218

Page 221: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder

Snelheidsbegrenzer bedienen

Afb. 189 Links van de stuurkolom: schakelaaren toetsen om de snelheidsbegrenzer te be-dienen.

Afb. 190 Links van de stuurkolom: derde hen-del om de snelheidsbegrenzer te bedienen.

FunctieStand van de knipperlichthendel ››› afb. 189of de derde hendel ››› afb. 190

Effect

Snelheidsbegrenzer inschakelenVerplaats de schakelaar 1 in de stand en druk op de toets 2 van deknipperlichthendel of verplaats de derde hendel naar voren en druk op detoets 2 .

Het systeem wordt ingeschakeld. De laatst geprogrammeer-de snelheid van de snelheidsbegrenzer is opgeslagen. Ervindt nog geen regeling plaats.

Wisselen tussen de snelheidsbegrenzeren het snelheidsregelsysteem (GRA) of deautomatische afstandsregeling (ACC)(met ingeschakelde snelheidsbegrenzer)

Druk op de toets 2 van de knipperlichthendel of de toets 2 van de derdehendel.

Er wordt gewisseld tussen de snelheidsbegrenzer en hetGRA of de automatische afstandsregeling (ACC).

Snelheidsbegrenzer activerenDruk op de toets 3 van de knipperlichthendel of de toets 1 van dederde hendel.

De huidige snelheid wordt opgeslagen als maximumsnel-heid en de begrenzer wordt geactiveerd.

De beperking van de snelheidsbegrenzertijdelijk uitschakelen

Zet de schakelaar 1 van de knipperlichthendel in stand of zet dederde hendel in stand .

De regeling wordt tijdelijk uitgeschakeld. De snelheid blijftgeprogrammeerd. »

219

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 222: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

FunctieStand van de knipperlichthendel ››› afb. 189of de derde hendel ››› afb. 190

Effect

De beperking van de snelheidsbegrenzertijdelijk uitschakelen door het gaspedaalvolledig in te trappen (kick-down)

Trap het gaspedaal helemaal in tot voorbij het weerstandspunt (bijv. om inte halen). Wanneer de geprogrammeerde snelheid wordt overschreden,wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld.

De regeling wordt tijdelijk uitgeschakeld. De snelheid blijftgeprogrammeerd. De regeling wordt weer automatisch geac-tiveerd zodra u rijdt met een lagere snelheid dan gepro-grammeerd.

De regeling van de snelheidsbegrenzeropnieuw activeren

Druk op de toets 3 van de knipperlichthendel of zet de derde hendel inde stand .

Zodra u rijdt met een lagere snelheid dan de geprogram-meerde maximumsnelheid, wordt de snelheid beperkt tot degeprogrammeerde waarde.

De geprogrammeerde snelheid van de be-grenzer verhogen

Druk kort op de toets 3 van de knipperlichthendel aan het deel ofzet de derde hendel in de stand om de snelheid te verhogen in klei-ne stappen van 1 km/u (1 mph) en te programmeren.

De snelheid wordt beperkt tot de geprogrammeerde waardeDruk op van de derde hendel om de snelheid te verhogen in stappenvan 10 km/u (5 mpu) en te programmeren.

Houd de toets 3 van de knipperlichthendel ingedrukt aan het deel of houd ingedrukt om de snelheid ononderbroken te verhogen instappen van 10 km/u (5 mpu) en te programmeren.

De geprogrammeerde snelheid van de be-grenzer verlagen

Druk kort op de toets 3 van de knipperlichthendel aan het deel ofdruk op 1 in de derde hendel om de snelheid te verlagen in kleinestappen van 1 km/u (1 mph) en te programmeren.

De snelheid wordt beperkt tot de geprogrammeerde waardeDruk op van de derde hendel om de snelheid te verlagen in stappenvan 10 km/u (5 mpu) en te programmeren.

Houd de toets 3 van de knipperlichthendel ingedrukt of houd ingedrukt om onafgebroken te verlagen in stappen van 10 km/u (5 mph)en te programmeren

Snelheidsbegrenzer uitschakelenSchuif de schakelaar 1 van de knipperlichthendel naar de stand of zetde derde hendel in stand .

Het systeem wordt uitgeschakeld

De waarden in de tabel tussen haakjes, inmpu, worden enkel getoond in het instru-mentenpaneel met aanwijzingen in mijl.

220

Page 223: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder

Hellingen afdalen met de snelheidsbegren-zer

Indien de geprogrammeerde snelheid van desnelheidsbegrenzer wordt overschreden bijhet bergaf rijden, gaat kort erna het waar-schuwings- en controlelampje ››› pag. 218knipperen en klinkt mogelijk een waarschu-wingssignaal. Rem in dat geval de auto metde voetrem af en schakel eventueel terug.

Tijdelijk uitschakelen

Indien u de snelheidsbegrenzer tijdelijkwenst uit te schakelen, bijv. om in te halen,zet u de schakelaar ››› afb. 189 1 van deknipperlichthendel in de stand , zet ude derde hendel in de weerstand ofdrukt u op de toets 2 van eender welke hen-del.

Na het inhalen kan de snelheidsbegrenzergeactiveerd worden met de eerder gepro-grammeerde snelheid door te drukken op detoets 3 van de knipperlichthendel aan hetdeel of door de derde hendel in deweerstand te zetten.

Tijdelijk uitschakelen door het gaspedaalvolledig in te trappen (kick-down)

Indien de bestuurder het pedaal helemaal in-trapt (kick-down) en de geprogrammeerdesnelheid op zijn wens wordt overschreden,wordt de regeling tijdelijk uitgeschakeld.

Om het uitschakelen te bevestigen, klinkteenmaal een geluidssignaal. Zolang de rege-ling is uitgeschakeld, knippert het waarschu-wings- en controlelampje .

Wanneer het gaspedaal niet langer volledigwordt ingetrapt en de snelheid daalt tot on-der de geprogrammeerde waarde, wordt deregeling weer geactiveerd. Het controlelamp-je gaat branden en blijft ingeschakeld.

Automatisch uitschakelen

De regeling van de snelheidsbegrenzer wordtautomatisch uitgeschakeld:

● Als het systeem een storing detecteert diede werking van de begrenzer negatief kanbeïnvloeden.

● Als de airbag geactiveerd wordt.

VOORZICHTIG

Bij automatische uitschakeling wegens sto-ringen van het systeem wordt de snelheids-begrenzer om veiligheidsredenen enkel volle-dig uitgeschakeld wanneer de bestuurder opeen bepaald moment het gaspedaal niet lan-ger intrapt of het systeem bewust uitzet.

Noodremhulpsysteem (FrontAssist)*

Inleiding tot thema

Afb. 191 Op het display van het instrumen-tenpaneel: voorwaarschuwingsaanwijzingen.

Het doel van het noodremhulpsysteem is omfrontale botsingen tegen bepaalde voorwer-pen die in het traject van de auto liggen tevermijden, of de gevolgen ervan te minimali-seren.

Binnen de beperkingen met betrekking tot deomgeving en het systeem zelf, werkt de func-tie trapsgewijs afhankelijk van hoe kritiek desituatie is. Het waarschuwt eerst de bestuur-der; indien die niet of te weinig reageert,wordt een zelfstandige noodremming uitge-voerd.

De functie is ontworpen om botsingen te ver-mijden tegen voertuigen die geparkeerd zijn »

221

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 224: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

of in dezelfde rijstrook en in dezelfde richtingrijden, alsook voetgangers die het traject vande wagen dwars kruisen. Ze kan niet wordengeactiveerd in andere gevaarlijke situaties.

De Front Assist-functie is actief binnen eeninterval van snelheden tussen 4 km/u (2,5mpu) en 250 km/u (156 mpu). Naargelangde snelheid, de verkeerssituatie en het ge-drag van de bestuurder worden sommige vande hierna beschreven subfuncties weggela-ten om de algemene werking van het sys-teem te optimaliseren.

Front Assist is een rijhulpsysteem dat ingeen geval de aandacht van de bestuurderkan vervangen.

Waarschuwing van de veiligheidsafstand

Indien het systeem vaststelt dat er een ge-vaarlijke situatie is omdat de bestuurder tedicht bij de voorligger rijdt, wordt hij gewaar-schuwd met een aanwijzing op het schermvan het instrumentenpaneel .

Het moment van de waarschuwing hangt afvan het gedrag van de bestuurder en de ver-keerssituatie.

Voorwaarschuwing (voorafgaande waarschu-wing)

Indien het systeem een mogelijke botsingmet een voorligger vaststelt, kan de bestuur-der worden gewaarschuwd met een geluids-

signaal en een aanwijzing op het scherm vanhet instrumentenpaneel ››› afb. 191.

Het ogenblik van de waarschuwing verschiltafhankelijk van de verkeerstoestand en hetgedrag van de bestuurder. Tegelijkertijdwordt de wagen voorbereid voor het mogelijknoodremmen ››› .

Kritische waarschuwing

Indien de bestuurder niet reageert op devoorwaarschuwing (voorafgaande waarschu-wing), kan het systeem actief ingrijpen ophet remsysteem en kort remmen om de be-stuurder te waarschuwen voor het dreigendebotsingsgevaar.

Automatisch remmen

Indien de bestuurder ook niet reageert op diekritische waarschuwing, kan het systeem eenzelfstandige noodremming inleiden door deintensiteit van het remmen geleidelijk te ver-hogen naargelang hoe kritiek de situatie is.

Noodremmen ter ondersteuning van de be-stuurder

Het systeem kan vaststellen dat bij een drei-gende botsing de bestuurder het rempedaalniet voldoende intrapt om de botsing te ver-mijden. In dat geval wordt de intensiteit vanhet remmen automatisch verhoogd.

Door bepaalde omstandigheden van het rij-den en beperkingen van de werking kan het

systeem de botsing in sommige gevallen nietvermijden; het kan echter wel de gevolgen er-van aanzienlijk beperken door de snelheiden botsingsenergie te verlagen.

ATTENTIE

Veiligheidsaanwijzingen ››› in Waarschu-wingssymbolen op pag. 127 in acht nemen.

ATTENTIE

Het Front Assist-systeem kan de grenzen vande natuurkundige wetten niet overschrijden;het kan de bestuurder ook niet vervangenvoor wat de controle over de auto en reactieop een mogelijke noodsituatie betreft.

ATTENTIE

Besteed bij een noodwaarschuwing van FrontAssist meteen aandacht aan de situatie enprobeer de botsing te vermijden door te rem-men of het obstakel te omzeilen.

● Als de Front Assist niet werkt zoals be-schreven in dit hoofdstuk (bv. indien het sys-teem verschillende keren onnodig ingrijpt),schakel het dan uit.

● De snelheid en de veiligheidsafstand altijdaanpassen aan de voorligger afhankelijk vanhet zicht, het weer, het wegdek en het ver-keer.

● De Front Assist kan zelf geen ongevallen enernstige letsel voorkomen.

222

Page 225: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder

● In moeilijke rijsituaties kan de Front Assistuitzonderlijk waarschuwen en ingrijpen op deremmen zonder dat dit nodig is, zoals bij-voorbeeld in het geval van vluchtheuvels.

● Als de werking van de Front Assist ver-stoord is, bijvoorbeeld door vuil of de ontre-geling van de radarsensor, kan het systeemonnodige waarschuwingen zenden en ontoe-passelijk ingrijpen op de remmen.

● Front Assist reageert niet bij dieren, nochbij kruisende wagens of bij een tegemoetko-mende wagen op dezelfde rijstrook.

● Front Assist reageert ook niet bij voetgan-gers die dezelfde richting uitgaan of uit te-gengestelde richting naderen op dezelfderijstrook.

● U moet als bestuurder altijd paraat zijn omde controle van de wagen over te nemen.

● Wanneer de Front Assist remt, is het rempe-daal "zwaarder".

● Automatische ingrepen op de remmen vande Front Assist kunnen worden onderbrokendoor het koppelingspedaal of het gaspedaalin te trappen, of door te draaien aan hetstuurwiel.

Let op

● Bij ingeschakelde Front Assist, kunnen deaanwijzingen van het display van het instru-mentenpaneel van andere functies verborgenzijn, bijvoorbeeld een binnenkomende op-roep.

● Wanneer de Front Assist remt, is het rempe-daal "zwaarder".

● Automatische ingrepen op de remmen vande Front Assist kunnen worden onderbrokendoor het koppelingspedaal of het gaspedaalin te trappen, of door te draaien aan hetstuurwiel.

● Front Assist kan de auto doen vertragen totzelfs volledige stilstand. Het remsysteemdoet de wagen echter niet permanent stil-staan. Trap het rempedaal in!

● Als de Front Assist niet werkt zoals be-schreven in dit hoofdstuk (bv. indien het sys-teem verschillende keren onnodig ingrijpt),schakel het dan uit. Laat het systeem dooreen gespecialiseerde werkplaats controleren.SEAT raadt u aan om daarvoor een SEAT-dea-ler te raadplegen.

Radarsensor

Afb. 192 Op de voorbumper: radarsensor.

Op de voorbumper is een radarsensor inge-bouwd om de verkeerssituatie te herkennen››› afb. 192 1 .

Het zicht van de radarsensor kan belemmerdworden door vuil, zoals modder of sneeuw, ofdoor invloeden van buitenaf zoals regen ofnevel. In dit geval werkt Front Assist niet. Deinformatietekst op het display in het instru-mentenpaneel luidt: Front Assist: Sen-sor zonder zicht! Indien nodig de ra-darsensor reinigen ››› .

Wanneer de radarsensor opnieuw correctwerkt, is de Front Assist automatisch op-nieuw beschikbaar. De foutmelding verdwijntvan het display van het instrumentenpaneel.

De werking van de Front Assist kan beïnvloedworden in geval van sterke weerkaatsing vanhet signaal van de radar. Dit kan bijvoorbeeldhet geval zijn in een gesloten parkeerruimteof wegens metalen voorwerpen (bv. rails opde rijbaan of platen gebruikt bij werkzaamhe-den).

De zone voor en rond de radarsensor magniet bedekt worden met stickers, bijkomendekoplampen e.d., want dat kan de werking vande Front Assist beïnvloeden.

Bij een verkeerde reparatie van de voorkantvan de auto of structurele wijzigingen, bij-voorbeeld indien de ophanging wordt ver-laagd, kan de werking van Front Assist wor-den beïnvloed. Om die reden beveelt SEATaan om naar een SEAT-dealer te gaan. »

223

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 226: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

VOORZICHTIG

Indien u de indruk heeft dat de radarsensorbeschadigd is, schakel dan de Front Assistuit. Op die wijze worden mogelijk gevaarlijkesituaties door een verkeerde werking van hetsysteem vermeden. Laat hem in dat geval af-stellen.

● De sensor kan bij een schok ontregeld wor-den, bijvoorbeeld bij het parkeren. Dit kan dedoeltreffendheid van het systeem beïnvloe-den of de uitschakeling tot gevolg hebben.

● Het repareren van de radarsensor vergt bij-zondere kennis en gereedschap. Om die re-den beveelt SEAT aan om naar een SEAT-dea-ler te gaan.

● Een kentekenplaat of kentekenplaathouderaan de voorzijde met afmetingen die groterzijn dan de opening voor de kentekenplaat, ofeen slecht geplaatste kentekenplaat kan lei-den tot een gebrekkige werking van de radar.

● Verwijder sneeuw met een borstel en ijs bijvoorkeur met een ontdooispray zonder oplos-middelen.

Bediening van het noodremhulpsys-teem (Front Assist)

Afb. 193 Op het display van het instrumen-tenpaneel: indicatie van Front Assist uitge-schakeld.

Front Assist is altijd actief bij het inschakelenvan het contact.

Wanneer de Front Assist uitgeschakeld is,zijn ook de functie van voorwaarschuwing(voorafgaande waarschuwing) en de waar-schuwing van de afstand uitgeschakeld.

SEAT raadt aan de Front Assist altijd geacti-veerd te laten. Uitzonderingen ››› pag. 225,Front Assist tijdelijk uitschakelen in de vol-gende situaties.

Front Assist in- en uitschakelen

Met ingeschakeld contact kan de Front Assistals volgt worden in- en uitgeschakeld:

● Selecteer de juiste optie in het menu via detoets van de hulpsystemen voor de bestuur-der ››› pag. 37.

● OF: activeer of deactiveer het systeem inhet Easy Connect-systeem met de toets en de functieknoppen SETUP enBestuurdershulpsysteem ››› pag. 34.

Wanneer Front Assist uitgeschakeld is, zalhet instrumentenpaneel hierover informerenmet de volgende indicator ››› afb. 193.

De voorwaarschuwing in- of uitschakelen

De voorwaarschuwing (voorafgaande waar-schuwing) kan worden in- of uitgeschakeld inhet Easy Connect-systeem met de toets en de functieknoppen SETUP enBestuurdershulpsysteem ››› pag. 34.

Het systeem behoudt de uitgevoerde instel-ling de volgende keer dat het contact inge-schakeld wordt.

SEAT raadt aan de voorwaarschuwing altijdingeschakeld te houden.

Naargelang het infotainmentsysteem gemon-teerd in de wagen kan de voorwaarschu-wingsfunctie als volgt worden aangepast:

● Vroegtijdig

● Middel224

Page 227: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder

● Laat

● Uit

SEAT beveelt aan te rijden met de functie instand "Middel".

In- of uitschakelen van de waarschuwing vande afstand

Als de veiligheidsafstand tot de voorliggerniet wordt gerespecteerd, wordt op het dis-play van het instrumentenpaneel een waar-schuwing hieromtrent weergegeven . Indat geval de veiligheidsafstand verhogen.

De waarschuwing van de afstand kan wordenin- of uitgeschakeld in het Easy Connect-sys-teem met de toets en de functieknoppenSETUP en Bestuurdershulpsysteem ››› pag.

34.

Het systeem behoudt de uitgevoerde instel-ling de volgende keer dat het contact inge-schakeld wordt.

SEAT raadt aan de waarschuwing van de af-stand altijd ingeschakeld te houden.

Front Assist tijdelijk uitschakelen inde volgende situaties

In onderstaande omstandigheden wordt hetaanbevolen Front Assist uit te schakelen van-wege beperkingen van dit systeem:

● Wanneer de wagen weggesleept wordt.

● Wanneer de wagen op een rolllenbak staat.

● Wanneer de radarsensor defect is.

● Wanneer de radarsensor een schok krijgt,bijvoorbeeld bij een botsing aan de achter-kant.

● Wanneer hij verschillende keren onnodigingrijpt.

● Als de radarsensor tijdelijk afgedekt wordtmet een accessoire, zoals bijvoorbeeld eenbijkomende koplamp e.d.

● Wanneer de wagen in een vrachtwagen,een veerpont of een trein zal worden gela-den.

Beperkingen van het systeem

Front Assist heeft bepaalde fysieke beperkin-gen eigen aan het systeem. Zo kunnen bij-voorbeeld sommige reacties van het systeemonder bepaalde omstandigheden ongeschiktzijn vanuit het standpunt van de bestuurder.Daarom moet de bestuurder altijd aandach-tig zijn om in te grijpen waar nodig.

Onderstaande omstandigheden kunnen ver-oorzaken dat Front Assist niet of te laat zoureageren:

● Tijdens de eerste momenten van het rijdenna inschakeling van het contact, door de ini-tiële zelfkalibratie van het systeem.

● Bij het nemen van scherpe bochten of com-plexe trajecten.

● Als het gaspedaal helemaal ingetraptwordt.

● Als de Front Assist uitgeschakeld of defectis.

● Wanneer het ASR uitgeschakeld is of hetESC in de modus Sport handmatig ››› pag.193 geactiveerd is.

● Als de ESC regelt.

● Verschillende lichten van de wagen of vande elektrisch vastgekoppelde aanhanger zijndefect.

● Als de radarsensor vuil of bedekt is.

● Als er zich metalen voorwerpen bevindenzoals bijv. rails op de rijbaan of platen ge-bruikt bij werkzaamheden.

● Als de wagen achteruit rijdt.

● Als de wagen krachtig versneld wordt.

● Bij sneeuw of hevige regenval.

● Bij smalle voertuigen zoals bijvoorbeeldmotorfietsen.

● Bij voertuigen die uit de lijn rijden.

● Bij voertuigen die elkaar kruisen.

● Bij voertuigen die naderbij komen in tegen-gestelde richting.

● De speciale lading en accessoires van an-dere voertuigen die aan de zijkant, achterzij-de of bovenzijde uitsteken.

225

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 228: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Adaptive Cruise Control ACC(automatische afstandsrege-ling)*

Gerelateerde video

Afb. 194 Veiligheid

Inleiding tot thema

Afb. 195 Detectiegebied.

De automatische afstandsregeling (ACC) iseen uitbreiding van het snelheidsregelsys-teem van de wagen (GRA) ››› .

Met de ACC-functie kan de bestuurder eenkruissnelheid instellen tussen 30 en 210km/u (18 en 150 mph) en het niveau van degewenste afstand t.o.v. de voorligger selecte-ren.

De ACC past de kruissnelheid van de wagenop elk ogenblik aan en houdt een veilig-heidsafstand afhankelijk van de snelheidaan.

Wanneer de wagen achter een andere rijdt,verlaagt de ACC-functie de snelheid totdatdeze gelijk is aan die van de voorliggendewagen en houdt de ingestelde afstand tus-sen wagens aan. Wanneer de voorligger ac-celereert, zorgt de ACC-functie ervoor dat dewagen ook maximaal tot de ingestelde snel-heid accelereert.

Als de wagen uitgerust is met automatischeversnellingsbak, kan de ACC deze afremmenen volledig tot stilstand brengen bij eenvoertuig dat tot stilstand gebracht wordt.

Aanbevolen wordt het afstandsniveau te ver-hogen wanneer het wegdek nat is.

Oproep tot ingreep door bestuurder

Tijdens het rijden kent de ACC een aantal be-perkingen eigen aan het systeem. Dit bete-kent dat de bestuurder onder bepaalde om-standigheden zelf de snelheid en de afstandtot andere wagens moet regelen.

In dit geval zal het display van het instrumen-tenpaneel hem aangeven in te grijpen doorhet rempedaal in te trappen en klinkt eenakoestische waarschuwing ››› pag. 228.

ATTENTIE

De intelligente techniek van de ACC kan dedoor het systeem bepaalde grenzen noch denatuurkundige grenzen overwinnen. Indienhet systeem nalatig of onbedoeld gebruiktwordt, kunnen ongevallen en ernstige letselsveroorzaakt worden. Ondanks het systeemmoet de bestuurder te allen tijde opmerk-zaam blijven.

● De snelheid en de veiligheidsafstand altijdaanpassen aan de voorligger afhankelijk vanhet zicht, het weer, het wegdek en het ver-keer.

● ACC niet gebruiken bij slecht zicht, opsteile hellingen, met veel bochten of op glad-de wegen zoals bijvoorbeeld bij sneeuw, ijs,regen of losse steentjes, noch op overstroom-de wegen.

● ACC ook nooit dwars door het veld of op on-verharde wegen gebruiken. ACC is enkel be-stemd voor gebruik op verharde wegen.

● ACC reageert niet bij het naderen van eenvaste hindernis, zoals bijvoorbeeld het eindevan een file, een wagen met pech of een voer-tuig dat stilstaat voor een verkeerslicht.

● De ACC reageert enkel bij personen indienhet systeem voor detectie van voetgangersbeschikbaar is. Het systeem reageert ook niet

226

Page 229: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder

bij dieren of voertuigen die kruisen of in te-gengestelde richting over dezelfde rijstrookkomen.

● Indien de ACC de snelheid niet voldoendevermindert, rem dan de wagen onmiddellijkmet het rempedaal.

● Bij het rijden met noodreservewiel wordt deACC-functie mogelijk automatisch uitgescha-keld tijdens de rit. Schakel het systeem uitwanneer u begint te rijden.

● Indien de wagen zich onbedoeld blijft ver-plaatsen na de oproep tot ingreep door de be-stuurder, rem dan de wagen met het rempe-daal.

● Indien op het display van het instrumenten-paneel een oproep tot ingreep van de be-stuurder weergegeven wordt, regel dan zelfde afstand.

● De bestuurder moet klaar zijn om zelf opelk ogenblik te versnellen of te remmen.

VOORZICHTIG

Indien u de indruk heeft dat de radarsensordefect is, schakel dan de ACC uit. Zo vermijdtu mogelijke schade. Laat hem in dat geval af-stellen.

● Het repareren van de radarsensor vergt bij-zondere kennis en gereedschap. Om die re-den beveelt SEAT aan om naar een SEAT-dea-ler te gaan.

Let op

● Als de ACC niet werkt zoals beschreven indit hoofdstuk, gebruik het dan niet en ganaar een gespecialiseerde werkplaats. Omdie reden beveelt SEAT aan om naar eenSEAT-dealer te gaan.

● De maximumsnelheid met ingeschakeldeACC bedraagt 210 km/u (150 mph).

● Wanneer de ACC ingeschakeld is, kunnenvreemde geluiden hoorbaar zijn tijdens hetautomatisch remmen, veroorzaakt door hetremsysteem.

Aanwijzingen op het scherm, waar-schuwings- en controlelampjes

Afb. 196 Op het display van het instrumen-tenpaneel: (A) ACC niet actief (standby). (B)ACC actief.

Statusweergave op het display

Weergave op het display ››› afb. 196:

Voorligger gedetecteerd. De ACC is nietactief en regelt de snelheid niet.

Afstand tot de voorligger. De ACC is nietactief en regelt de afstand niet. »

1

2

227

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 230: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Voorligger gedetecteerd. De ACC is actiefen regelt de snelheid.

Afstandsniveau 2 ingesteld door de be-stuurder.

De ACC is actief en regelt de afstand af-hankelijk van de snelheid.

Symbolen in het display van het instrumen-tenpaneel en controlelampjes.

››› in Waarschuwingssymbolen oppag. 127.

De snelheidsafname door de ACC omde afstand tot de voorligger te behou-den is onvoldoende.

Rem! trap het rempedaal in! Oproep tot ingreep door be-stuurder.

ACC is momenteel niet beschikbaar.a)

Met stilstaande wagen de motor uitschakelen en op-nieuw inschakelen. Een visuele controle van de radar-sensor uitvoeren ››› afb. 197 (op vuil, ijs of schok). Is hijnog altijd onbeschikbaar, vraag dan in een gespeciali-seerde werkplaats om het systeem na te kijken.

a) Het symbool heeft een kleur op het instrumentenpaneel metkleurendisplay.

ACC is actief.

Er wordt geen voorligger gedetecteerd. De geprogram-meerde afstand blijft constant.

3

4

5

Heeft het symbool een witte kleur:ACC is actief.

Er is een voorligger herkend. ACC regelt de snelheid ende afstand tot de voorligger.

Heeft het symbool een grijze kleur:De ACC is niet actief (standby)

Het systeem is ingeschakeld maar regelt niet.

Gaat groen branden.

ACC is actief.

Na het inschakelen van het contact gaan tercontrole kort enkele waarschuwings- en con-trolelampjes branden. Na enkele secondendoven de lampjes.

ATTENTIE

Veiligheidsaanwijzingen ››› in Waarschu-wingssymbolen op pag. 127 in acht nemen.

Let op

Bij ingeschakelde ACC kunnen de aanwijzin-gen van het display van het instrumentenpa-neel verborgen zijn door aanwijzingen vanandere functies, bijvoorbeeld een binnenko-mende oproep.

Radarsensor

Afb. 197 Op de voorbumper: radarsensor.

Op de voorbumper is een radarsensor inge-bouwd om de verkeerssituatie te herkennen››› afb. 197 1 .

Het zicht van de radarsensor kan belemmerdworden door vuil, zoals modder of sneeuw, ofdoor invloeden van buitenaf zoals regen ofnevel. In dit geval werkt de automatische af-standsregeling (ACC) niet. De informatietekstop het display in het instrumentenpaneelluidt: ACC: Sensor zonder zicht! In-dien nodig de radarsensor reinigen ››› .

Wanneer de radarsensor opnieuw correctwerkt, is de ACC automatisch opnieuw be-schikbaar. Het bericht van het display van hetinstrumentenpaneel verdwijnt en de ACCwordt opnieuw geactiveerd.

228

Page 231: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder

De werking van de ACC kan negatief beïn-vloed worden in geval van sterke weerkaat-sing van het signaal van de radar. Dit kan bij-voorbeeld het geval zijn in een gesloten par-keerruimte of wegens metalen voorwerpen(bv. rails op de rijbaan of platen gebruikt bijwerkzaamheden).

De zone voor en rond de radarsensor magniet bedekt worden met stickers, bijkomendekoplampen e.d., want dat kan de werking vande ACC aantasten.

Bij een verkeerde reparatie van de voorkantvan de auto of structurele wijzigingen, bij-voorbeeld indien de ophanging wordt ver-laagd, kan de werking van de ACC wordenbeïnvloed. Om die reden beveelt SEAT aanom naar een officiële SEAT-dealer te gaan.

VOORZICHTIG

Indien u de indruk heeft dat de radarsensorbeschadigd is, schakel dan de ACC uit. Zo ver-mijdt u mogelijke schade. Laat hem in dat ge-val afstellen.

● De sensor kan bij een schok ontregeld wor-den, bijvoorbeeld bij het parkeren. Dit kan dedoeltreffendheid van het systeem beïnvloe-den of de uitschakeling tot gevolg hebben.

● Het repareren van de radarsensor vergt bij-zondere kennis en gereedschap. Om die re-den beveelt SEAT aan om naar een SEAT-dea-ler te gaan.

● Verwijder sneeuw met een borstel en ijs bijvoorkeur met een ontdooispray zonder oplos-middelen.

Bediening van Adaptive Cruise ControlACC (automatische afstandsregeling)

Afb. 198 Links van de stuurkolom: derde hen-del om de automatische afstandsregeling tebedienen.

Afb. 199 Links van de stuurkolom: derde hen-del om de automatische afstandsregeling tebedienen.

Wanneer de automatische afstandsregeling(ACC) ingeschakeld is, brandt op het instru-mentenpaneel het groene controlelampje en wordt op het display de geprogrammeer-de snelheid en de toestand van de ACC››› afb. 196 getoond.

Welke instellingen kunnen in de ACC wordeningevoerd?

● Snelheid instellen ››› pag. 230.

● Afstandsniveau instellen ››› pag. 230.

● ACC inschakelen en activeren ››› pag. 230.

● ACC uitschakelen en deactiveren ››› pag.230.

● Standaardafstandsniveau aan het beginvan de rit instellen ››› pag. 230.

● Rijprofiel instellen ››› pag. 231. »

229

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 232: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

● Omstandigheden waarin de ACC niet rea-geert ››› pag. 231.

Snelheid opslaan

Verplaats om de snelheid in te stellen de der-de hendel die in stand 1 staat omhoog ofomlaag tot in het display van het instrumen-tenpaneel de gewenste snelheid wordt aan-gegeven. Het instellen van de snelheid ge-beurt in stappen van 10 km/u (6 mph).

Tijdens het rijden kunt u, als u wilt, de huidi-ge snelheid als kruissnelheid van de wageninstellen en de ACC activeren. Druk hiertoeop de toets ››› afb. 199. Als u de snelheidin stappen van 1 km/u (0,6 mph) wilt verho-gen of verlagen, verplaats dan de hendelnaar stand 2 ››› afb. 198 of druk op de toets.

De ingestelde snelheid kan al naargelangworden gewijzigd bij stilstaande wagen ofonder het rijden. Elke wijziging in de gepro-grammeerde snelheid wordt weergegevenlinksonder in het scherm van het instrumen-tenpaneel ››› afb. 196.

Afstandsniveau instellen

Druk om het afstandsniveau hoger of lager inte stellen de tuimeltoets naar rechts/links››› afb. 199 A .

Op het scherm van het instrumentenpaneelwordt het afstandsniveau tussen beide wa-gens geselecteerd. U kunt uit 5 afstandsni-

veaus kiezen. De ingestelde snelheid kan alnaargelang worden gewijzigd bij stilstaandewagen of onder het rijden ››› .

ACC inschakelen en activeren

Om de ACC in te schakelen en te activerendient rekening te worden gehouden met destand van de keuzehendel, de snelheid vande wagen en de stand van de derde hendelvan de ACC.

● Bij een handgeschakelde versnellingsbakmoet de versnellingshendel in een willekeuri-ge versnelling staan behalve in de eerste ver-snelling en moet de snelheid hoger zijn dan30 km/u. Bij een automatische versnellings-bak moet de keuzehendel in stand D of Sstaan.

● Om de ACC te activeren, drukt u met de der-de hendel in stand 1 op de toets of zet ude derde hendel van de ACC in stand 2

››› afb. 198. Op dat moment verandert de af-beelding van de ACC in het scherm van hetinstrumentenpaneel in de modus Actief››› afb. 196.

Met geactiveerde ACC-functie rijdt de wagenmet een snelheid en ingestelde afstand t.o.v.de voorligger. Zowel de snelheid als de af-stand kunnen op ieder moment worden ge-wijzigd.

ACC uitschakelen en deactiveren

Zet om de ACC uit te schakelen de hendel instand 0 ››› afb. 198 (vergrendeld). Op datmoment verschijnt de tekst ACC gedeacti-veerd en is de functie volledig gedeacti-veerd.

Als u de ACC niet wilt uitschakelen maar hemtijdelijk in de niet-actieve modus (standby)wilt overzetten, zet de derde hendel dan instand 3 ››› afb. 198 of trap op het rempe-daal.

Wanneer de wagen stil staat en het bestuur-dersportier wordt geopend, gaat de functieook over in de niet-actieve modus (standby).

Standaardafstandsniveau aan het begin vande rit instellen

Bij nat wegdek altijd een grotere afstand totde voorgaande wagen kiezen dan bij droogwegdek.

Onderstaande afstanden kunnen vooraf wor-den ingesteld:

● Heel kort

● Kort

● Media

● Middellang

● Heel lang

In het Easy Connect-systeem kan het af-standsniveau aangepast worden dat moet

230

Page 233: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder

zijn ingesteld bij het inschakelen van de af-standsregeling (ACC) met toets en defunctieknoppen SETUP enBestuurdershulpsysteem ››› pag. 34.

Rijprofiel instellen

Bij wagens met SEAT Drive Profile kan het ge-kozen rijprofiel het acceleratie- en remgedragvan de ACC beïnvloeden ››› pag. 235.

Bij wagens zonder SEAT Drive Profile kan hetgedrag van de ACC worden beïnvloed doorhet selecteren van een van de onderstaanderijprofielen in het Easy Connect-systeem:

● Normal

● Sport

● Eco

● Comfort

In dit geval krijgt men toegang tot de instel-lingen van de ACC middels de toets en defunctieknoppen SETUP >Ondersteuning van de bestuurder > ACC

››› pag. 34.

Onderstaande voorwaarden kunnen tot ge-volg hebben dat de ACC niet reageert:

● Ingetrapt gaspedaal.

● Geen versnelling ingeschakeld.

● Als de ESC regelt.

● De bestuurder heeft de veiligheidsgordelniet omgegespt.

● Verschillende lichten van de wagen of vande elektrisch vastgekoppelde aanhanger zijndefect.

● Als de wagen achteruit rijdt.

● Men rijdt harder dan 210 km/u (150 mph).

Aanwijzingen voor de bestuurder

ACC niet beschikbaarHet systeem kan de veilige herkenning vanwagens niet meer garanderen, daarom wordthet uitgeschakeld. De sensor is ontregeld ofbeschadigd. Rijd naar een gespecialiseerdewerkplaats om de storing te laten repareren.

ACC en Front Assist: momen-teel niet beschikbaar. Sensorzonder zicht

Deze aanduiding voor de bestuurder wordtweergegeven als het zicht van de radarsen-sor belemmerd is, bijv. door bladeren, snee-uw, dichte mist of vuil. Sensor schoonmaken››› afb. 197.

ACC: momenteel niet beschik-baar. Helling te steil

De maximale helling van de rijbaan is over-schreden, daarom kan de veilige werking vande ACC niet worden gegarandeerd. De ACCkan niet worden geactiveerd.

ACC: enkel beschikbaar in D, Sof M

Stand van keuzehendel D/S of M selecteren.

ACC: parkeerrem vastgezetDe ACC wordt uitgeschakeld als de parkeer-rem vastgezet wordt. De ACC is opnieuw be-schikbaar na het loszetten van de parkeer-rem.

ACC: momenteel niet beschik-baar. Ingreep stabiliteitscon-trole

De aanduiding voor de bestuurder wordtweergegeven wanneer de elektronische sta-biliteitscontrole (ESC) ingrijpt. In dit gevalwordt de ACC automatisch uitgeschakeld.

ACC: Grijp in!De aanduiding voor de bestuurder wordtweergegeven indien, bij het vertrekken opeen lichte helling, de wagen zich naar achter-en verplaatst ondanks dat de ACC ingescha-keld is. Trap de rem in om te vermijden datde wagen zich zou verplaatsen / zou botsentegen een andere wagen.

ACC: snelheidsgrensDe aanwijzing voor de bestuurder wordtweergegeven in wagens met schakelbak alsde actuele snelheid te laag is voor de ACC-modus.

De snelheid die u wenst op te slaan moetminstens 30 km/u (18 mpu) bedragen. Bijsnelheden lager dan 20 km/u (12 mpu)wordt het snelheidsregelsysteem uitgescha-keld. »

231

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 234: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

ACC: beschikbaar vanaf de 2eversnelling

De ACC is actief vanaf de 2e versnelling(schakelbak).

ACC: motortoerentalDeze aanduiding voor de bestuurder wordtweergegeven indien, wanneer de ACC ver-snelt of remt, de bestuurder niet op tijd eenhogere of lagere versnelling inschakelt. Dithoudt in dat het toegestane toerental wordtoverschreden of niet wordt bereikt. De ACCwordt uitgeschakeld. Dit wordt aangegevendoor een gong.

ACC: koppelingspedaal inge-trapt

Wagens met handgeschakelde versnellings-bak: door het koppelingspedaal langer in tetrappen wordt de regeling verlaten.

Portier geopendWagens met automatische versnellingsbak:met stilstaande wagen en geopend portierkan de ACC niet worden geactiveerd.

ATTENTIE

Er bestaat een risico op botsing aan de ach-terkant, wanneer de minimumafstand t.o.v.de voorligger overschreden wordt en het ver-schil in snelheid tussen beide wagens zogroot is dat de snelheidsvermindering doorde ACC onvoldoende is. In dit geval moet on-

middellijk worden geremd met het rempe-daal.

● Het is mogelijk dat de ACC niet alle situ-aties correct kan herkennen.

● De voet op het gaspedaal "zetten" kan totgevolg hebben dat de ACC niet ingrijpt om teremmen. De acceleratie van de bestuurderheeft voorrang op de ingreep van de snel-heidsregelaar of de cruise control.

● Blijf altijd paraat om de wagen op elk ogen-blik te remmen.

● Neem de bepalingen van het overeenstem-mende land in acht betreffende de verplichteminimumafstand tot de voorligger.

● Het is gevaarlijk de regeling in te schakelenen de geprogrammeerde snelheid opnieuw teactiveren, als de omstandigheden van de rij-baan, het verkeer of het weer dit niet toela-ten. Gevaar voor ongevallen!

Let op

● Bij het uitschakelen van het contact of deACC wordt de opgeslagen snelheid gewist.

● Bij het uitschakelen van de aandrijfslipre-geling (ASR) of het inschakelen van de ESC inSport* modus (››› pag. 127), wordt de ACC au-tomatisch uitgeschakeld.

● Voor wagens met start-stop, wordt de mo-tor uitgeschakeld tijdens de stopfase van deACC en automatisch opnieuw in werking ge-steld om te vertrekken.

Functie om rechts inhalen te vermij-den

Afb. 200 Op het display van het instrumen-tenpaneel: ACC actief, voertuig herkend aande linkerzijde

De automatische afstandsregeling (ACC) be-schikt over een functie om het rechts inhalenbij bepaalde snelheden te vermijden.

Indien er zich links van de auto een andervoertuig bevindt dat met lagere snelheidrijdt, wordt dat op het multifunctioneel dis-playgetoond ››› afb. 200.

Om het rechts inhalen te vermijden, remt hetsysteem de auto zachtjes naargelang de rij-snelheid. De bestuurder kan het ingrijpenvan het systeem op ieder moment onderbre-ken door het gaspedaal in te drukken. Bij la-ge snelheid is de functie niet actief voor meercomfort in situaties zoals een file of in hetstadsverkeer.

232

Page 235: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder

Automatische afstandsregeling (ACC)onder bepaalde omstandigheden tij-delijk uitschakelen

In onderstaande omstandigheden moet deautomatische afstandsregeling (ACC) uitge-schakeld worden wegens beperkingen vanhet systeem ››› :

● Bij het wisselen van rijstrook, in scherpebochten, op rotondes, op invoeg- en uitvoeg-stroken op de autobaan of bij wegwerkzaam-heden om te vermijden dat onbedoeld ver-sneld zou worden om de geprogrammeerdesnelheid te bereiken.

● Bij het rijden door een tunnel, aangeziende werking zou kunnen worden beïnvloed.

● Op wegen met verschillende rijstroken,wanneer andere wagens langzamer rijden opde inhaalstrook. In dit geval zouden wagensdie langzamer rijden op de andere rijstrokenrechts voorbijgestoken worden.

● Bij hevige regenval, sneeuw of dichte nevelis het mogelijk dat de voorligger niet correctherkend zou worden of, onder bepaalde om-standigheden, helemaal niet herkend zouworden.

ATTENTIE

Als de ACC in de beschreven situaties niet uit-geschakeld wordt, kunnen ongevallen en ern-stige letsels optreden.

● Schakel de ACC altijd uit in kritische situ-aties.

Let op

Als de ACC in de beschreven situaties niet uit-geschakeld wordt, kunnen wettelijke overtre-dingen begaan worden.

Bijzondere rijsituaties

Afb. 201 (A) Wagen in een bocht. (B) Motorrij-der die voor u rijdt, buiten de actieradius vande radarsensor.

Afb. 202 (C) Een wagen wisselt van rijstrook.(D) Wagen die draait en een andere die stil-staat.

De automatische afstandsregeling (ACC)heeft bepaalde fysieke beperkingen die ei-gen zijn aan het systeem. Sommige reactiesvan de ACC kunnen onder bepaalde omstan-digheden onverwacht lijken of slecht geti-med uitgevoerd worden vanuit het standpuntvan de bestuurder. Daarom moet de bestuur-der altijd aandachtig zijn om in te grijpenwaar nodig.

Volledige aandacht is bijvoorbeeld vereist inonderstaande verkeerssituaties: »

233

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 236: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Starten na een stopfase (enkel wagens metautomatische versnellingsbak)

Na een stopfase kan de ACC de wagen auto-matisch doen vertrekken zodra de voorliggeropnieuw in beweging gezet wordt ››› .

Wanneer de ACC de wagen tot stilstandbrengt (bijv. file), verschijnt op het schermvan het instrumentenpaneel de waarschu-wing ACC gereed om te starten. Wan-neer de voorligger weer gaat rijden, doet deACC dit automatisch ook.

Als de voorliggende wagen niet wegrijdt, kande wagen voor onbepaalde tijd in de statusACC gereed om te starten blijven alsde derde hendel herhaaldelijk naar stand 2

››› afb. 198 wordt bewogen of het rempedaalwordt ingetrapt. Wanneer in het instrumen-tenpaneel het bericht Rempedaal intrap-pen verschijnt, trap dan het rempedaal in.Als het rempedaal niet wordt ingetrapt, klinkteen akoestische waarschuwing en gaat deACC over in de niet-actieve modus (standby).Op dat moment zou de wagen zich naar destilstaande voorligger kunnen bewegen ››› .

Inhalen

Wanneer het knipperlicht gaat branden omeen inhaalmanoeuvre te starten, versnelt deACC de wagen automatisch en vermindert zode afstand tot de voorligger.

Wanneer gewisseld wordt naar de inhaal-strook, zal de ACC indien geen voorligger her-

kend wordt, versnellen tot de geprogram-meerde snelheid bereikt wordt en deze cons-tant houden.

De versnelling van het systeem kan op elkogenblik onderbroken worden door het rem-pedaal in te trappen of de derde hendel naarachteren te duwen ››› pag. 229.

In de bochten

Bij het ingaan of verlaten van een bocht kanhet voorkomen dat de radarsensor de voor-ligger niet meer herkent of dat hij reageert opeen wagen op een rijstrook naast de rijstrookwaarop u rijdt ››› afb. 201 A. In zulke omstan-digheden is het mogelijk dat de wagen onno-dig remt of niet meer reageert op de voorlig-ger. In dat geval moet de bestuurder ingrij-pen door te versnellen of het remproces on-derbreken door het rempedaal in te trappenof de derde hendel naar achteren te duwen››› pag. 229.

Rijden door tunnels

Bij het rijden door een tunnel, is het mogelijkdat de radarsensor minder goed werkt. Scha-kel de ACC uit in de tunnels.

Smalle voertuigen of voertuigen die uit delijn rijden

De radarsensor kan smalle voertuigen ofvoertuigen die uit de lijn rijden enkel herken-nen wanneer ze zich binnen zijn werkingsge-

bied ››› afb. 201 B bevinden. Dit geldt vooralvoor smalle voertuigen zoals bijvoorbeeldmotorfietsen. Rem in deze gevallen zelf in-dien nodig.

Voertuigen met bijzondere ladingen en ac-cessoires

Het is mogelijk dat de bijzondere lading enaccessoires van andere voertuigen die aande zijkanten, achteraan of bovenaan uitste-ken, buiten het werkingsbereik van de ACCvallen.

Schakel de ACC uit wanneer u achter voertui-gen met bijzondere ladingen of accessoiresrijdt en ook bij het inhalen van zulke voertui-gen. Rem in deze gevallen zelf indien nodig.

Andere wagens die van rijstrook veranderen

Wagens die naar de eigen rijstrook wisselenop een korte afstand van de wagen kunnenenkel worden herkend wanneer ze binnen hetbereik van de sensoren komen. Als gevolghiervan duurt het langer tot de ACC reageert››› afb. 202 C. Rem in deze gevallen zelf in-dien nodig.

Stilstaande voertuigen

De ACC herkent tijdens het rijden geen stil-staande voorwerpen zoals bijvoorbeeld heteinde van een file of voertuigen met pech.

Als een voertuig herkend door de ACC draaitof opzij gaat en er zich voor dit voertuig een

234

Page 237: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder

stilstaand voertuig bevindt, zal de ACC hierniet op reageren ››› afb. 202 D. Rem in dezegevallen zelf indien nodig.

Voertuigen die rijden in tegengestelde rich-ting en voertuigen die elkaar kruisen

De ACC reageert niet op voertuigen uit tegen-gestelde richting die naderen noch op voer-tuigen die elkaar kruisen.

Metalen voorwerpen

Metalen voorwerpen zoals bijvoorbeeld railsop de rijbaan of platen gebruikt bij werk-zaamheden, kunnen de radarsensor in ver-warring brengen en verkeerde reacties van deACC veroorzaken.

Factoren die de werking van de radarsensorkunnen beïnvloeden

Als de werking van de radarsensor verstoordzou zijn, bijv. wegens zware regenval, nevel,sneeuw of modder, dan wordt de ACC tijdelijkuitgeschakeld. Op het display van het instru-mentenpaneel verschijnt een waarschu-wingstekst. Indien nodig de radarsensor rei-nigen ››› afb. 197.

Wanneer de radarsensor opnieuw correctwerkt, is de ACC automatisch opnieuw be-schikbaar. Het bericht van het display van hetinstrumentenpaneel verdwijnt en de ACCwordt opnieuw geactiveerd.

Bij sterke weerkaatsing van het signaal vande radar, bijvoorbeeld in een gesloten par-keerplaats, kan de werking van de ACC beïn-vloed worden.

Rijden met een aanhangwagen

Bij het rijden met een aanhangwagen, is deregeling van de ACC minder dynamisch.

Oververhitte remmen

Als de remmen overmatig verhitten, bijvoor-beeld na plots remmen of op lange en zeersteile afdalingen, kan de ACC tijdelijk uitge-schakeld zijn. Op het display van het instru-mentenpaneel verschijnt een waarschu-wingstekst. In dit geval kan de cruise controlniet worden geactiveerd.

Zodra de temperatuur van de remmen vol-doende gedaald is, kan de cruise control op-nieuw geactiveerd worden. De foutmeldingverdwijnt van het display van het instrumen-tenpaneel. Als het bericht ACC niet be-schikbaar gedurende lange tijd blijft bran-den, dan betekent dit dat er een storing is.Raadpleeg een gespecialiseerde werkplaats.SEAT raadt u aan om daarvoor een SEAT-dea-ler te raadplegen.

ATTENTIE

Als de waarschuwing Rempedaal intrap-pen wordt genegeerd, dan kan de wagen on-gewild vooruit bewegen en tegen de voorlig-

ger botsen. In ieder geval dient u, voordat uwegrijdt, te controleren of de weg vrij is. Hetkan voorkomen dat de radarsensor hindernis-sen op de weg niet zou herkennen. Dit kaneen ongeval en zware verwondingen tot ge-volg hebben. Trap indien nodig op de rem.

SEAT rijprogramma's (SEAT Dri-ve Profile)*

Inleiding

De bestuurder heeft dankzij de SEAT DriveProfile de keuze uit vier profielen of modi,normaal, sport, eco en individueel,waarbij het gedrag van de diverse functiesvan de wagen wordt aangepast voor uiteenlo-pende rijervaringen.

Individual kan worden geconfigureerdnaar wens. De andere profielen liggen vast.

Beschrijving

Afhankelijk van de uitrusting van de wagen,beïnvloedt SEAT Drive Profile de volgende on-derdelen: »

235

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 238: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Motor

Al naar gelang het gekozen profiel, reageertmotor feller of juist rustiger op de verplaat-sing van het gaspedaal. Bovendien wordt bijhet selecteren van het eco-profiel automa-tisch de start-stopfunctie geactiveerd.

Bij wagens met automatische transmissieworden de momenten waarop wordt gescha-keld zodanig aangepast dat die bij lagere ofhogere toerentallen komen te liggen. Boven-dien wordt in de eco-stand gebruik gemaaktvan de inertie om het brandstofverbruik ver-der te verlagen.

Bij wagens met schakelbak wijzigen in destand eco de aanbevelingen om te schake-len die verschijnen in het instrumentenpa-neel, om de bestuurder ertoe aan te zettenzuiniger te gaan rijden.

"Dual Ride" wielophanging

De "Dual Ride" wielophanging zorgt voor eencomfortabele vering bij de profielen Eco enNormaal, bijvoorbeeld geschikt voor dage-lijks gebruik terwijl een sportieve veringwordt ingesteld voor het profiel Sport diepast bij een sportieve rijstijl. In het profielIndividueel kan de vering worden inge-steld tussen Normaal of Sport al naarge-lang de persoonlijke voorkeur.

Bij een storing in de "Dual Ride" wielophan-ging verschijnt op het display van het instru-

mentenpaneel het bericht Storing: in-stelling van de demping.

Besturing

De stuurbekrachtiging wordt stijver in desport-stand om een sportievere rijstijl mo-gelijk te maken.

Airconditioning

Bij wagens voorzien van Climatronic is hetmogelijk om deze in de eco-stand op een la-ger verbruik te laten werken.

Automatische afstandsregeling (ACC)

De acceleratiegradiënt van de automatischeafstandsregeling varieert naargelang het ac-tieve rijprofiel.

Rijprogramma instellen

Afb. 203 Naast de versnellingshendel: MODE-toets.

U kunt kiezen tussen normaal, sport, ecoen individueel.

De gewenste stand kan gekozen worden doormeermaals te drukken op de knop MODE››› afb. 203 of door middel van het aanraak-scherm in het menu dat geopend wordt wan-neer men drukt op die knop.

Een pictogram in het display van het EasyConnect-systeem verschaft u informatie overde actuele instelling.

De verlichting van de MODE-knop blijft geelbranden wanneer de actuele instelling af-wijkt van normaal.

236

Page 239: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder

Rijprofiel Eigenschappen

NormalVerschaft een uitgebalanceerde rijerva-ring en is bij uitstek geschikt voor da-gelijks gebruik.

SportVerschaft de wagen een dynamisch ka-rakter rondom en maakt het mogelijkom sportiever te rijden.

EcoZorgt ervoor dat de wagen zo min mo-gelijk brandstof verbruikt, passend bijeen zuinige en milieubewuste rijstijl.

Individual

Hierin kunt u bepaalde instellingen wij-zigen door op de knop Profielin-stellingen te drukken. De functiesdie u kunt aanpassen, variëren per uit-rustingsniveau van de wagen.

ATTENTIE

Houd bij de keuze van SEAT Drive Profile opde eerste plaats rekening met het verkeer, omgeen ongelukken te veroorzaken.

Let op

● Wanneer de wagen wordt uitgezet, bewaartdie altijd het rijprofiel dat was geselecteerdop het moment waarop het contact werd uit-geschakeld. Wanneer de wagen opnieuwwordt ingeschakeld, zullen de motor en ver-snellingsbak echter niet starten in de gese-lecteerde instelling. Om de motor en versnel-lingsbak opnieuw in de gewenste stand tebrengen, selecteert u nogmaals het overeen-komstige rijprofiel op het scherm of drukt u

meermaals op de knop van het Easy Connect-systeem.

● De snelheid en rijstijl moeten te allen tijdeworden aangepast aan het zicht op de weg,de klimatologische omstandigheden en hetverkeer.

● Bij het rijden met aanhangwagen wordt ge-bruik van het eco-profiel niet aanbevolen.

Kickdown

Het kickdown-systeem maakt een maximaleacceleratie mogelijk.

Als u in SEAT Drive Profile* de stand eco*››› pag. 236 heeft gekozen en plankgas geeft,wordt het vermogen van de motor automa-tisch geregeld om maximaal te accelereren.

ATTENTIE

Let op dat bij glad wegdek de aangedrevenwielen kunnen doorslippen als de kickdownwordt bediend - slipgevaar!

Vermoeidsheidsdetectie (aan-beveling om te pauzeren)*

Gerelateerde video

Afb. 204 Veiligheid

Inleiding

De detectie van vermoeidheid informeert debestuurder zodra het rijgedrag tekenen vanvermoeidheid vertonen.

ATTENTIE

Het hogere comfort dankzij de detectie vanvermoeidheid mag geen aanleiding zijn tothet nemen van grotere risico's. Neem tijdenslange ritten regelmatig een pauze; zorg datdie voldoende lang is.

● De bestuurder blijft te allen tijde verant-woordelijk voor het inschatten van zijn rij-vaardigheid.

● Rij nooit als u vermoeid bent. »

237

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 240: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

● Het systeem detecteert vermoeidheid vande bestuurder niet in alle gevallen. Voor aan-vullende informatie, zie ››› pag. 238, Beper-kingen aan de werking.

● In bepaalde gevallen interpreteert het sys-teem foutief een bedoeld manoeuvre als eenteken van vermoeidheid van de bestuurder.

● Er wordt geen waarschuwing gegevens ingeval van een kortstondige dip!

● Houd de meldingen op het instrumentenpa-neel in de gaten en reageer zoals vereist.

Let op

● De detectie van vermoeidheid is uitsluitendontwikkeld voor gebruik op autosnelwegenen andere, goed geasfalteerde wegen.

● Bij schade aan het systeem moet u naar dewerkplaats van een officiële dealer gaan voorreparatie.

Werking en bediening

Afb. 205 Op het display van het instrumen-tenpaneel: symbool voor detectie van ver-moeidheid.

De detectie van vermoeidheid detecteert hetrijgedrag van de bestuurder aan het beginvan de rit en berekent op basis daarvan demate van vermoeidheid. Het systeem verge-lijkt dit vervolgens continu met het actuelerijgedrag. Zodra het systeem vermoeidheidbij de bestuurder ontdekt, geeft dit eenakoestisch signaal en een optische waar-schuwing middels een symbool in het instru-mentenpaneel ››› afb. 205 tezamen met eenaanvullend tekstbericht. Het tekstbericht inhet instrumentenpaneel wordt ca. 5 secon-den weergegeven en verschijnt opnieuw zo-dra weer vermoeidheid wordt geconstateerd.Het systeem onthoudt het laatst weergege-ven bericht.

Het bericht dat verschijnt op het scherm inhet instrumentenpaneel kan worden uitgezet

door op de knop te drukken op de rui-tenwisserhendel of de toets aan het multi-functie-stuur ››› pag. 37.

Via de multifunctie-indicatie ››› pag. 37kan worden teruggekeerd naar weergave vanhet bericht op het display van het instrumen-tenpaneel.

Bedrijfscondities

Het rijgedrag wordt uitsluitend berekend bijsnelheden tussen 65 km/u (40 mph) en ca.200 km/u (125 mph).

Uit- en inschakelen

De detectie van vermoeidheid kan wordengeactiveerd en gedeactiveerd in het EasyConnect-systeem met de toets en defunctietoets SETUP ››› pag. 34. Een mar-kering geeft aan of de instelling is geacti-veerd.

Beperkingen aan de werking

De detectie van vermoeidheid kent een aan-tal beperkingen. In de volgende gevallen ishet mogelijk dat de detectie van vermoeid-heid beperkt of niet werkt:

● Bij snelheden lager dan 65 km/h (40 mph).

● Bij snelheden hoger dan 200 km/h (125mph).

● Op bochtige wegen.

● Op wegen met slecht wegdek.238

Page 241: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder

● Onder slechte klimatologische omstandig-heden.

● Bij een sportieve rijstijl.

● Als de bestuurder in ernstige mate wordtafgeleid.

De detectie van vermoeidheid wordt geresetzodra de wagen langer dan 15 minuten heeftstilgestaan, het contact wordt uitgeschakeldof de bestuurder de veiligheidsgordel heeftontgrendeld en het portier heeft geopend.

Als gedurende langere tijd langzaam wordtgereden (trager dan 65 km/u (40 mph)), re-set het systeem de vermoeidheidsbereke-ning automatisch. Zodra weer sneller wordtgereden, wordt de rijstijl opnieuw berekend.

Parkeerhulp (Park Pilot)

Algemeen

Afhankelijk van de wagenuitrusting, helpenverschillende assistentiesystemen bij het in-parkeren en manoeuvreren.

Het parkeerhulpsysteem achter is een akoes-tische assistent die waarschuwt voor obsta-kels die zich achter de wagen bevinden››› pag. 240.

Het parkeerhulpsysteem plus assisteert debestuurder tijdens het manoeuvreren en in-parkeren middels visuele en akoestische

meldingen over gedetecteerde obstakelsvoor en achter de wagen ››› pag. 241.

ATTENTIE

● Houd altijd het verkeer en de directe omge-ving van de wagen ook zelf in de gaten. Dehulpsystemen kunnen de oplettendheid vande bestuurder niet vervangen. Bij het in- ofuitparkeren van de wagen op een parkeer-plaats of bij vergelijkbare manoeuvres blijftde verantwoordelijk altijd bij de bestuurder.

● De snelheid en de rijstijl aanpassen aan hetzicht, het weer, het wegdek en het verkeer.

● De ultrasoonsensoren hebben dode hoekenwaarin personen en objecten niet kunnenworden waargenomen. Let in het bijzonder opkinderen en dieren.

● Zorg altijd dat u visueel contact heeft metde omgeving van de wagen: gebruik ook despiegels.

VOORZICHTIG

De functies van de parkeerhulp kunnen nega-tief beïnvloed worden door diverse factorendie kunnen leiden tot schade aan de wagen ofaan de omgeving:

● Onder bepaalde omstandigheden kan hetsysteem bepaalde objecten niet detecteren:

– Objecten zoals kettingen, aanhangerdis-sels, stangen, vangrails, palen en dunnebomen.

– Objecten die zich hoger dan de sensorenbevinden, zoals uitstekende delen vaneen muur.

– Objecten met bepaalde oppervlakken ofstructuren, zoals uitstekende delen ineen hekwerk of stuifsneeuw.

● Het oppervlak van bepaalde voorwerpen enkledingstukken kan de signalen van de ultra-soonsensoren niet weerkaatsen. Het systeemkan deze voorwerpen en personen met de ge-noemde kleding niet of niet goed detecteren.

● Externe geluidsbronnen kunnen de signa-len van de ultrasoonsensoren beïnvloeden. Inbepaalde omstandigheden kan dit ertoe lei-den dat de aanwezigheid van personen ofvoorwerpen niet vastgesteld wordt.

● Kleine hindernissen die reeds zijn gemelddoor een waarschuwing, kunnen bij het nade-ren uit het meetbereik van het systeem ver-dwijnen en daarom niet meer worden gemeld.Ook bepaalde voorwerpen zoals hoge stoe-pranden worden door het systeem soms nietwaargenomen, waardoor de onderkant van dewagen beschadigd kan raken.

● Indien de eerste waarschuwing van de ParkPilot wordt genegeerd, kan de wagen aan-zienlijke schade oplopen.

● De welvingen van, resp. beschadigingenaan de radiateurgrille, bumpers, wielkast enonderzijde van de wagen kunnen de oriënta-tie van de sensoren wijzigen. Dit kan weer in-vloed hebben op de werking van de parkeer-hulp. Laat de wagen door een gespecialiseer-de werkplaats repareren. »

239

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 242: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Let op

● In specifieke gevallen kan het systeem eenwaarschuwing geven terwijl zich geen obsta-kel in het detectiegebied bevindt, bijvoor-beeld

– voor bodems met hobbelig asfalt, straat-stenen of met hoogstaand gras,

– bij externe ultrasone systemen in debuurt, zoals gemonteerd op reinigings-voertuigen,

– bij hevige regenval, een flinke sneeuwbuiof dichte uitlaatgassen,

– Bij toppen van hellingen.

● Een kentekenplaat of kentekenplaathouderaan de voorzijde met afmetingen die groterzijn dan de opening voor de kentekenplaat, ofeen gebogen of vervormde kentekenplaat kanertoe leiden dat:

– er verkeerde detecties plaatsvinden

– de sensoren hebben minder zicht,

● Om een degelijke werking van het systeemte garanderen, houdt u de ultrasoonsensorenschoon, ijs- en sneeuwvrij en plakt u er nietsop.

● Bij het schoonmaken met hogedrukreini-gers of dampstralers om de ultrasoonsenso-ren te reinigen, alleen kort direct sproeien enaltijd een afstand van meer dan 10 cm aan-houden.

● Bepaalde accessoires die achteraan op deauto gemonteerd zijn, zoals een fietsendra-

ger, kunnen de werking van de parkeerhulpverstoren.

● Geadviseerd wordt dat u zich vertrouwdmaakt met de werking van het systeem doorte oefenen met inparkeren op een wegdeel ofparkeerplaats zonder verkeer. De meteorolo-gische omstandigheden is goed en er is veellicht.

● U kunt het volume en de toonhoogte alsme-de de indicaties wijzigen ››› pag. 243.

● Bij wagens zonder informatiesysteem voorde bestuurders kunt u de parameters lagenaanpassen bij een officiële SEAT dealer of ineen gespecialiseerde werkplaats.

● Let op de aanwijzingen voor rijden met eenaanhanger ››› pag. 244.

● De grafische weergave op het display vanhet Easy Connect-systeem heeft een geringevertraging.

Hulp bij het achteruit parkeren*

De parkeerhulp achter assisteert de bestuur-der tijdens het manoeuvreren en inparkerenmiddels akoestische meldingen.

Beschrijving

De bumper achter is voorzien van sensoren.Zodra deze een obstakel detecteren, wordtdat akoestisch gemeld.

Zorg ervoor dat de sensoren niet afgedektworden door stickers, vuil enz., omdat dan de

werking van het systeem negatief wordt beïn-vloed. Reinigingsinformatie ››› pag. 264.

Het detectiebereik van de sensoren achter-aan is ongeveer:

zijkant 0,60 m

centrale zone 1,60 m

Naarmate een obstakel wordt genaderd,wordt het interval tussen de akoestische sig-nalen korter. Zodra u het obstakel tot zo'n0,30 m bent genaderd, hoort u een constantsignaal: niet doorrijden (of achteruitrijden)››› in Algemeen op pag. 239, ››› in Alge-meen op pag. 239!

Als u afstand houdt tot het obstakel, wordthet waarschuwingsvolume binnen ca. 4 se-conden gereduceerd (niet van toepassing opde toon van het constante signaal).

In-/uitschakelen

Bij het kiezen van de achteruit wordt de par-keerhulp automatisch ingeschakeld. Ditwordt bevestigd met een kort akoestisch sig-naal.

Wanneer de achteruitversnelling wordt ge-schakeld, wordt de parkeerhulp onmiddellijkuitgeschakeld.

240

Page 243: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder

Parkeerhulp plus*

Afb. 206 Weergegeven gedeelte.

Het parkeerhulpsysteem Plus assisteert debestuurder tijdens het manoeuvreren en in-parkeren middels visuele en akoestischemeldingen over gedetecteerde obstakelsvoor en achter de auto.

De voor- en achterbumpers beschikken overgeïntegreerde ultrasoonsensoren. Zodra zeeen obstakel detecteren, wordt dat gemeldmet geluidssignalen en visueel in het EasyConnect-systeem.

Bij gevaar van botsing aan de voorzijde vande auto klinken de geluidssignalen vooraan,bij gevaar van botsing aan de achterzijde vande auto klinken ze achteraan.

Zorg ervoor dat de sensoren niet afgedektworden door stickers, vuil enz., omdat dan dewerking van het systeem negatief wordt beïn-vloed. Reinigingsinformatie ››› pag. 264.

Het detectiebereik van de sensoren zijn on-geveer:

1,20 m

1,60 m

0,90 m

Naarmate een obstakel wordt genaderd,wordt het interval tussen de akoestische sig-nalen korter. Zodra u het obstakel tot zo'n0,30 m bent genaderd, hoort u een constantsignaal: niet doorrijden (of achteruitrijden)!

Als u afstand houdt tot het obstakel, wordthet waarschuwingsvolume binnen ca. 4 se-conden gereduceerd (niet van toepassing opde toon van het constante signaal).

Om de volledige omgeving van de auto tekunnen weergeven, moet de auto enkele me-ter naar voren en achteren bewogen worden.Zo worden de ontbrekende zones afgezochten wordt de aanwezigheid van obstakels aande zijkanten van de auto getoond ››› afb.206 C .

A

B

C

Bediening van de parkeerhulp

Afb. 207 Middenconsole: toets van de par-keerhulp.

Handmatige inschakeling van de parkeer-hulp

● Druk de toets eenmaal in. Het symboolop de toets gaat geel branden.

Handmatige uitschakeling van de parkeer-hulp

● Druk opnieuw op de toets .

Handmatige uitschakeling van de weergavevan de parkeerhulp (de geluidssignalen blij-ven actief)

● Druk op een toets van het hoofdmenu vanhet in de fabriek gemonteerde infotainment-systeem.

● OF: op de functietoets in de hoek rechts-boven drukken. »

241

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 244: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Automatische inschakeling van de parkeer-hulp

● Schakel de achteruitversnelling in of zet dekeuzehendel in stand R.

● OF: als de auto aan de voorzijde een obsta-kel nadert dat zich op zijn traject bevindt meteen snelheid van minder dan 10 km/u (6mph) ››› pag. 242, Automatische activering.Het obstakel wordt gedetecteerd vanaf eenafstand van ongeveer 95 cm indien de auto-matische inschakeling geactiveerd is in hetinfotainmentsysteem. Er wordt een beperkteweergave getoond.

● OF: de wagen beweegt achteruit.

Automatische uitschakeling van de parkeer-hulp

● Zet de keuzehendel in stand P.

● OF: versnel tot meer dan ca. 10 km/u (6mph) vooruit.

Tijdelijk uitschakelen van het geluid van deparkeerhulp

● Druk op de functieknop van het schermvan het infotainmentsysteem.

Wisselen van beperkte weergave naar deweergave op het volledige scherm

● Schakel de achteruitversnelling in of zet dekeuzehendel in stand R.

● OF: druk op het pictogram van de auto vande beperkte weergave.

In voorkomend geval, wisselen naar hetbeeld van de achteruitrijhulp (Rear View Ca-mera "RVC")

● Schakel de achteruitversnelling in of zet dekeuzehendel in stand R.

● OF: druk op de functieknop RVC ››› pag.247.

Wanneer het systeem wordt ingeschakeld,hoort u een kort signaal ter bevestiging enhet toetssymbool licht geel op.

Automatische activering

Afb. 208 Miniatuurweergave van de automati-sche activering

Wanneer de parkeerhulp plus automatischwordt ingeschakeld, wordt een miniatuur-

weergave van de wagen weergegeven samenmet de segmenten aan de linkerzijde van hetdisplay ››› afb. 208.

De automatische activering vindt plaats wan-neer een voorwerp dat zich voor de wagenbevindt langzaam wordt genaderd. Ze func-tioneert enkel wanneer de snelheid voor heteerst wordt verlaagd tot onder circa 10 km/u(6 mph).

Als de parkeerhulp wordt uitgeschakeld viade toets , moet vervolgens als volgt tewerk worden gegaan om deze weer in teschakelen naar automatische activering:

● Schakel het contact uit en weer aan.

● OF: versnel met de wagen tot boven 10km/u (6 mph), om weer tot onder deze grens-waarde te vertragen.

● OF: plaats de keuzehendel in de stand P envervolgens weer uit deze stand.

● OF: schakel de automatische activering inen uit via het menu in het Easy Connect-sys-teem.

De automatische activering met miniatuur-weergave van de parkeerhulp kan worden in-en uitgeschakeld in het Easy Connect-sys-teem ››› pag. 34:

● Contact inschakelen.

● Kies: toets > Instellingen > Parke-ren en manoeuvreren.

242

Page 245: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder

● Selecteer de optie Automatisch in-schakelen. Als het vakje van de functie-toets is geactiveerd , is de functie inge-schakeld.

Als het systeem automatisch geactiveerdwerd, klinkt enkel een geluidssignaal wan-neer de obstakels aan de voorzijde zich opeen afstand van minder dan 50 cm bevinden.

VOORZICHTIG

De automatische inschakeling van de par-keerhulp werkt enkel indien men heel traagrijdt. Als de rijstijl niet wordt aangepast aande omstandigheden, kan dit een ongeval meternstige letsels tot gevolg hebben.

Segmenten voor visuele indicatie

Afb. 209 Weergave van parkeerhulp op hetdisplay van het Easy Connect-systeem.

Met behulp van de segmenten voor de wa-gen kan de afstand tot het obstakel wordengeschat.

De optische weergave van de segmentenwerkt op de volgende wijze:

worden weergegeven in-dien het obstakel zich niet binnen hettraject van de wagen bevindt of indien integengestelde richting ervan wordt gere-den en het zich op meer dan 30 cm af-stand van de wagen bevindt.

worden getoond indien deobstakels zich binnen het traject van dewagen bevinden op meer dan 30 cm af-stand ervan.

worden getoond indien deobstakels zich op minder dan 30 cm af-stand bevinden.

Met de radio's SEAT Media System Plus/NaviSystem geeft een geel spoor bovendien hetverwachte traject van de wagen aan volgensde draaihoek van het stuur.

Wanneer het obstakel zich in de rijrichtingvan de wagen bevindt, is steeds het overeen-komstige waarschuwingssignaal te horen.

Zodra de wagen een obstakel nadert, wordende segmenten dichter bij de wagen weerge-geven. Ten laatste bij het aanduiden van hetvoorlaatste segment, betekent dit dat debotszone bereikt is. In de botszone wordenobstakels in rood weergegeven, evenals ob-

Witte segmenten:

Gele segmenten:

Rode segmenten:

stakels buiten de af te leggen weg. Niet door-rijden (of achteruitrijden) ››› in Algemeenop pag. 239, ››› in Algemeen op pag. 239 !

De aanwijzingen en akoestische sig-nalen aanpassen

De indicaties en de akoestische signalenkunnen worden ingesteld in het Easy Con-nect*-systeem.

Automatische activering

on – activeer de optie Automatischeactivering ››› pag. 242.

off – deactiveer de optie Automati-sche activering ››› pag. 242

Volume voor*

Het volume voorin en aan de zijkant.

Instellingen/scherpte van de klank voorin*

Toonregeling (frequentie) voor het voorstegedeelte.

Volume achter*

Volume achterin.

Instellingen/scherpte van de klank achterin*

Toonregeling (frequentie) voor het achterstegedeelte. »

243

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 246: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Volume verlagen

Als de parkeerhulp is ingeschakeld, wordthet volume van actieve audio/video-bron ver-laagd; de mate waarin dit gebeurt, verschiltper gekozen optie.

Foutmeldingen

Indien met geactiveerde parkeerhulp of bijhet inschakelen ervan op het instrumenten-paneel een bericht verschijnt dat er een foutis in de parkeerhulp, is er een storing in hetsysteem.

Als deze storing niet is verdwenen voordathet contact wordt uitgeschakeld, wordt zeniet akoestisch aangegeven de volgendekeer dat de parkeerhulp wordt geactiveerd bijhet schakelen van de achteruitversnelling.

Parkeerhulp plus*

Als er een storing is in de parkeerhulp, ver-schijnt er een overeenkomstig bericht op hetinstrumentenpaneel en gaat de led van detoets knipperen.

Als een sensor defect is, verschijnt op hetdisplay van het Easy Connect-systeem hetsymbool voor/achter de wagen. In gevalvan een defect aan een sensor achter, wor-den uitsluitend obstakels getoond in de zoneA ››› afb. 206. In geval van een defect aan

een sensor vooraan, worden uitsluitend ob-stakels getoond in de zone B .

Wacht niet te lang met naar een gespeciali-seerde werkplaats te gaan om de klacht te la-ten verhelpen.

Trekhaak

Wanneer in wagens met in de fabriek gemon-teerde trekhaak de aanhangwagen op elektri-sche wijze aangesloten is, worden de senso-ren achteraan voor de parkeerhulp niet geac-tiveerd bij het schakelen van de achteruitver-snelling, wanneer de keuzehendel in stand Rwordt gezet of wordt gedrukt op de toets .

Parkeerhulp plus

De afstand tot mogelijke obstakels aan deachterzijde van de wagen wordt niet weerge-geven op het scherm en wordt ook niet aan-gegeven met geluidssignalen.

Op het display van het Easy Connect-systeemworden enkel de objecten getoond die wor-den gedetecteerd aan de voorzijde, terwijl deweergave van het traject wordt verborgen.

Manoeuvreerremfunctie*3 Enkel geldig met Parkeerhulp Plus

De noodremfunctie dient om de kans op bot-singen tot een minimum te beperken.

Afhankelijk van de uitrusting kan de manoeu-vreerremfunctie bij actieve parkeerhulp hetnoodremmen activeren wanneer een obsta-kel met botsingsgevaar wordt waargenomenop het traject, in elke rijrichting.

De functie zal niet remmen indien de parkeer-hulp als gevolg van een automatische active-ring ingeschakeld is. Voor de werking moetworden gemanoeuvreerd met een snelheidtussen 2,5-10 km/u (1,5-6 mph) voor de zo-ne voorin en tussen 1,5-10 km/u (1-6 mph)voor de zone achterin.

Na een ingreep blijft de manoeuvreerrem-functie inactief in dezelfde rijrichting gedu-rende 5 meter. Na het veranderen van de ver-snelling of stand van de keuzehendel is defunctie weer actief. De beperkingen van deparkeerhulp zijn van toepassing.

De manoeuvreerremfunctie wordt ingesteldin het Easy Connect-systeem met het menu en de functietoetsen SETUP enParkeren en manoeuvreren

● on – maakt het gebruik van de manoeu-vreerremfunctie mogelijk.

● off – maakt het gebruik van de ma-noeuvreerremfunctie niet mogelijk.

Tijdelijk uitschakelen van het noodremmen

● Wanneer de functie wordt uitgeschakeldmet de toets Manoeuvreerremfunctie op het

244

Page 247: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder

scherm van Parkeerhulp van het EasyConnect-systeem.

● Wanneer een van de portieren, bagage-ruimte of achterklep worden geopend.

Achteruitrijsysteem "Rear ViewCamera"*

Gerelateerde video

Afb. 210 Veiligheid

Veiligheidsaanwijzingen en gebruiks-instructies

ATTENTIE

● De achteruitrijhulp kan niet heel nauwkeu-rig de afstand tot obstakels meten (personen,voertuigen enz.) noch kan hiermee meer be-reikt worden dan zonder de hulp. Daarom be-staat er mogelijk gevaar voor ongevallen enzware verwondingen als het achteloos of zon-der de nodige aandacht wordt gebruikt. Debestuurder moet altijd de omgeving nauw-

keurig observeren zodat de bewegingen in al-le veiligheid gebeuren.

● De cameralens vergroot en vervormt het ge-zichtsveld en dit kan voorwerpen anders enminder nauwkeurig weergeven op het schermdan ze in werkelijkheid zijn. Dit effect zorgtook voor een vervormde weergave van afstan-den.

● Door de schermresolutie of door zwakkelichtomstandigheden kunnen bepaalde voor-werpen niet of slechts gedeeltelijk zichtbaarzijn. Let speciaal op palen, afsluitingen, hek-ken of kleine boompjes die de wagen kunnenbeschadigen doordat ze onzichtbaar zijn ophet scherm.

● De achteruitrijhulp heeft dode hoekenwaarin noch personen of voorwerpen te zienzijn (bijv. kleine kinderen, dieren of bepaaldevoorwerpen liggen mogelijk niet in zijn ge-zichtsveld). Hou altijd goed de omgeving vande wagen in het oog.

● Houd de cameralens schoon en vrij vansneeuw en ijs. Dek ze niet af.

● Ondanks het systeem moet de bestuurderte allen tijde opmerkzaam blijven. Controleeraltijd het parkeermanoeuvre en de omgevingvan de wagen. De snelheid en de rijstijl aan-passen aan het zicht, het weer, het wegdeken het verkeer.

● Laat u niet afleiden van het verkeer door debeelden op het scherm.

● De beelden van de achteruitrijhulp op hetscherm zijn slechts tweedimensionaal. Doorgebrek aan ruimtelijk dieptezicht is het mo-gelijk dat uitstekende voorwerpen of putten

in het wegdek moeilijk of helemaal niet waarte nemen zijn.

● De lading van de wagen beïnvloed de weer-gave van de geprojecteerde oriëntatielijnen.De breedte van deze lijnen vermindert vol-gens het niveau van de lading van de wagen.Speciaal opletten voor de omgeving van dewagen als het interieur of de bagageruimtevolgeladen is.

● Bij de volgende omstandigheden lijkt het ofvoorwerpen of andere voertuigen dichterbij ofverder weg zijn op het scherm dan in werke-lijkheid. Let vooral op in de volgende geval-len:

– Bij het overgaan van een vlakke onder-grond naar een helling.

– Bij het overgaan van een helling naar eenvlakke ondergrond.

– Als achter in de wagen te veel lading ligt.

– Als de wagen dichter bij voorwerpenkomt die niet op het grondoppervlak lig-gen of die uitsteken vanaf een steunpuntop de grond. Deze voorwerpen kunnen bijhet achteruitrijden buiten de gezichts-veld van de camera vallen.

Let op

● Het is ook belangrijk om speciaal te lettenen voorzichtig te zijn als de bestuurder nogniet met het systeem vertrouwd is.

● De achteruitrijhulp is niet beschikbaar in-dien de achterklep openstaat.

245

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 248: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Gebruiksaanwijzing

Afb. 211 In de achterbumper: inbouwplaatsvan achteruitkijkcamera.

Een in de achterbumper ingebouwde kamerahelpt de bestuurder bij het achteruit parkerenof manoevreren ››› afb. 211. Het beeld van decamera wordt weergegeven samen met enke-le door het systeem geprojecteerde oriënta-tielijnen op het display van het infotainment-systeem. Onderaan op het scherm is eendeel van de bumper te zien, als referentie-punt voor de gebruiker.

Achteruitrijhulp instellen

De achteruitrijhulp biedt de gebruiker de mo-gelijkheid om helderheid, contrast en kleurvan het beeld in te stellen.

Om die instellingen uit te voeren:

● Breng de wagen op een veilige plaats totstilstand.

● Schakel de parkeerrem in.

● Contact inschakelen.

● Schakel zo nodig het infotainmentsysteemin.

● Schakel de achteruitversnelling in of zet dekeuzehendel in stand R.

● Druk op de functietoets aan de rechter-kant van het beeld.

● Voer de gewenste instellingen in het menuuit door te drukken op de functietoetsen –/+,of door de overeenkomstige schuifknop tebewegen.

Vereiste omstandigheden om te parkeren ente manoeuvreren met de achteruitrijhulp

Gebruik het systeem in de volgende gevallenniet:

● Als geen betrouwbaar beeld te zien is of alshet vervormd is, bijvoorbeeld in het gevalvan slechte zichtbaarheid of als de lens vuilis.

● Als het gebied achter de wagen niet helderzichtbaar is of slechts onvolledig te zien is.

● Als achter in de wagen te veel lading ligt.

● Als de stand of de inbouwhoek van de ca-mera is veranderd, bijvoorbeeld na een aan-rijding van achteren. Laat het systeem dooreen gespecialiseerde werkplaats controleren.

Vertrouwd raken met het systeem

Om vertrouwd te raken met het systeem, deoriëntatielijnen en hun functie en hoe te par-keren en te manoeuvreren met de achteruit-rijhulp raadt SEAT aan te oefenen op een plekmet weinig verkeer of een parkeerplaats alsde weersomstandigheden en zichtbaarheidgunstig zijn.

Cameralens schoonmaken

Houd de cameralens schoon en vrij van snee-uw en ijs:

● De lens met universeel glasreinigingsmid-del op alcoholbasis bevochtigen en de lensmet een droge doek schoonmaken.

● Sneeuw met een handveger verwijderen.

● Verwijder ijs bij voorkeur met een ontdoois-pray.

VOORZICHTIG

● Gebruik nooit schurende schoonmaakmid-delen voor het schoonmaken van de lens.

● Gebruik nooit lauw of warm water voor hetverwijderen van sneeuw of ijs van de ruitenen buitenspiegels. Anders kan de lens be-schadigd raken.

246

Page 249: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder

Parkeren en manoeuvreren met deachteruitrijhulp

Afb. 212 Weergave op het display van het in-fotainmentsysteem: oriëntatielijnen.

Systeem in- en uitschakelen

● De achteruitrijhulp wordt ingeschakeld alshet contact aan is of de motor draait en wan-neer de achteruitrijversnelling wordt gekozen(handgeschakelde versnellingsbak) of wan-neer de keuzehendel voor de versnelling inde stand R wordt gezet (automatische ver-snellingsbak).

● Het systeem wordt uitgeschakeld 8 secon-den na het ontkoppelen van de achteruitver-snelling (handgeschakelde versnellingsbak)of als de keuzehendel voor de versnelling uit

de stand R wordt gezet (automatische ver-snellingsbak). Het systeem wordt ook onmid-dellijk uitgeschakeld bij het uitzetten van hetcontact.

● Wanneer sneller dan 15 km/u (9 mph) ach-teruit wordt gereden, stopt de camera metuitzenden.

In combinatie met het systeem van parkeer-hulp Plus ››› pag. 239 wordt het beeld van decamera onmiddellijk stopgezet wanneer uitde achteruitversnelling wordt geschakeld ofde keuzehendel in stand R wordt gezet; erwordt dan optische informatie weergegevendie wordt geleverd door het systeem van par-keerhulp.

Ook in combinatie met dit systeem bestaatde mogelijkheid om het beeld van de achter-uitrijhulp te verbergen:

● Door op het display te drukken op een vande toetsen van het infotainmentsysteem.

● OF: door te drukken op de miniatuurweer-gave van de wagen aan de linkerzijde van hetdisplay (het volledige scherm van het opti-sche systeem van de parkeerhulp plus wordtdan getoond).

Om terug te keren naar het beeld van de ach-teruitrijhulp:

● Schakel de achteruitrijversnelling uit of ver-ander de stand van de keuzehendel, en scha-kel dan opnieuw de achteruitversnelling ofzet de keuzehendel in stand R.

● OF: druk op de functietoets RVC1)

Betekenis van de oriëntatielijnen

››› afb. 212

Zijlijnen: verlenging van de wagen (onge-veer de breedte van de wagen inclusiefde buitenspiegels) op het oppervlak vanhet wegdek.

Einde van de zijlijnen: het in het groenaangeduide gebied eindigt ongeveer 2 machter de wagen op het wegdek.

Middelste lijn: duidt een afstand van on-geveer 1 m achter de wagen aan op hetwegdek.

Rode horizontale lijn: duidt een veiligeafstand aan van ca. 40 cm tot het achter-ste deel van de wagen op het oppervlakvan het wegdek. »

1

2

3

4

1) WAARSCHUWING: de functietoets RVC (Rear ViewCamera) zal enkel beschikbaar zijn wanneer de ach-teruitrijversnelling is geschakeld of de keuzehendelzich in stand R bevindt.

247

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 250: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Parkeermanoeuvre

● Plaats de wagen voor een parkeerplek enschakel de achteruitversnelling in (handge-schakelde versnellingsbak) of zet de keuze-hendel voor de versnelling in de stand R (au-tomatische versnellingsbak).

● Rij langzaam achteruit en draai het stuur-wiel zodanig dat de oriëntatielijnen opzijnaar de open parkeerplek leiden.

● Oriënteer de wagen zodanig in de openparkeerplek dat de oriëntatielijnen opzijevenwijdig lopen met de wagen.

Trekhaak voor aanhangwa-gen en aanhangwagen

Trekhaak voor aanhangwagen*

Inleiding

De trekhaak voor aanhanger die in productieingebouwd is of afkomstig is van de origineleSEAT-onderdelen voldoet aan alle technischevereisten en nationale wettelijke voorschrif-ten voor het rijden met een aanhanger.

Voor de elektrische verbinding tussen de wa-gen en de aanhangwagen beschikt de wagenover een 13-polige steker. Beschikt de aan-hanger over een 7-polige steker, dan kan deovereenstemmende adapter beschikbaar alsorigineel accessoire van SEAT gebruikt wor-den.

De maximaal toelaatbare kogeldruk is 50 kg.

ATTENTIE

● Voor elke rit met geplaatste afneembare ko-gelkop, moet u de juiste afstelling en bevesti-ging ervan in de houder nagaan.

● Indien de kogelkop niet juist geplaatst enbevestigd is, mag die niet worden gebruikt.

● Gebruik de trekhaak voor aanhanger nietindien hij beschadigd of onvolledig is.

● Voer geen wijzigingen of reparaties uit aande trekhaak voor aanhanger.

● Koppel de afneembare kogelkop nooit losterwijl de aanhangwagen is aangekoppeld.

VOORZICHTIG

Ga voorzichtig te werk met de afneembare ko-gelkop om schade aan het lakwerk van debumper te voorkomen.

Let op

De wagen slepen met de afneembare kogel-kop ››› pag. 106.

248

Page 251: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwagen

Beschrijving

Afb. 213 Steun van de trekhaak voor aanhan-ger / afneembare kogelkop / sleutel

Afhankelijk van het land of de versie bevindtde afneembare kogelkop van de trekhaakzich:

● onder de afdekking van de laadvloer vande bagageruimte,

De stang kan met de hand worden aange-bracht en verwijderd.

De trekhaak wordt geleverd met sleutel.

Legenda van ››› afb. 213

13-polige steker

Veiligheidsring

Haakhouder

Dop haakhouder

Beschermende afdekking voor kogelkop

Afneembare kogelkop

Vergrendelingshendel

Slotdeksel

Ontgrendelbout

Slot

Vergrendelingskogels

Sleutel

Let op

Ga bij verlies van de sleutel naar een gespeci-aliseerde werkplaats.

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

Plaatsing in reservestand

Afb. 214 Stap 1

Afb. 215 Stap 2

Voordat de montage plaatsvindt, zet u de af-neembare kogelkop in reservestand in devolgende twee stappen. »

249

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 252: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Stap 1

● Draai de sleutel in de richting van de pijl1 tot het deel met gaten van de sleutel in de

bovenste stand komt ››› afb. 214 (pijl).

Stap 2

● Neem de afneembare kogelkop vast aan deonderkant van de beschermende afdekking.

● Druk de ontgrendelbout B in de richtingvan de pijl 2 en duw tegelijk de hendel C

in de richting van de pijl 3 tot aan de aan-slag ››› afb. 215.

De hendel blijft in deze stand geblokkeerd.

Reservestand

Afb. 216 Reservestand: stand van de hendelen de ontgrendelbout

Juist ingestelde reservestand

● De sleutel A ››› afb. 216 bevindt zich inontgrendelde stand (het deel met gaten vande sleutel wordt naar boven getoond).

● De hendel B ››› afb. 216 bevindt zich inonderste positie.

● De ontgrendelbout C ››› afb. 216 kan ver-plaatst worden.

De ingestelde afneembare kogelkop is zoklaar voor de installatie.

VOORZICHTIG

De sleutel kan niet uitgetrokken of in reserve-stand gedraaid worden.

De afneembare kogelkop monteren -Stap 1

Afb. 217 Afneembare kogelkop plaatsen /ontgrendelbout in uitgeschoven toestand

De afneembare kogelkop plaatsen

● Neem de dop van de haakhouder 4 ››› afb.213 naar onderen weg.

● Zet de afneembare kogelkop in reserve-stand ››› pag. 249.

250

Page 253: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwagen

● Houd de afneembare kogelkop onderaan››› afb. 217 vast en schuif hem in de haak-houder volgens de richting van de pijl 1 tothij hoorbaar vastklikt ››› .

De hendel A draait automatisch in de rich-ting van de pijl 2 naar boven en de ontgren-delbout B komt naar buiten (het rode engroene deel is zichtbaar) ››› .

Indien de hendel A niet automatisch draaitof de ontgrendelbout B niet naar buitenkomt, moet de afneembare kogelkop wegge-haald worden door de hendel tot aan de aan-slag naar onderen te draaien vanaf de holtevan de houder; de contactvlakken van de ko-gelkop en de holte moeten dan gereinigdworden.

ATTENTIE

● Bij het vastmaken van de afneembare ko-gelkop wordt aanbevolen de handen buitenhet draaibereik van de hendel te houden ombeknelling van de vingers te vermijden.

● Probeer nooit de hendel met grote krachtnaar boven te trekken om de sleutel te draai-en. De afneembare kogelkop wordt dan nietjuist vastgehouden!

De afneembare kogelkop monteren -Stap 2

Afb. 218 Slot blokkeren

Afb. 219 Deksel op het slot plaatsen

De eerste stap mag niet worden overgesla-gen ››› pag. 250, De afneembare kogelkopmonteren - Stap 1!

● Draai de sleutel A in de richting van depijl 1 tot het deel met gaten van de sleutelin de onderste stand komt ››› afb. 218.

● Verwijder de sleutel in de richting van depijl 2 .

● Plaats het deksel B in het slot in de rich-ting van de pijl 3 ››› afb. 219 ››› .

● Ga na of de afneembare kogelkop juist isvastgezet ››› pag. 252, De juiste bevestigingcontroleren.

VOORZICHTIG

● Plaats na het uittrekken van de sleutel al-tijd het deksel op het slot van de bedienings-hendel. Indien het slot vuil wordt, kan desleutel niet ingestoken worden.

● Houd de holte van de houder van de trek-haak voor aanhangwagen altijd schoon. Vuilverhindert de veilige bevestiging van de af-neembare kogelkop!

● Indien de afneembare kogelkop gedemon-teerd is, plaats dan altijd de dop in de haak-houder.

251

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 254: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

De juiste bevestiging controleren

Afb. 220 Juist bevestigde afneembare kogel-kop

Voor elk gebruik van de afneembare kogel-kop dient u zich ervan te vergewissen dat hijjuist is bevestigd.

Juist bevestigde afneembare kogelkop

● De afneembare kogelkop komt niet los vande holte van de houder na een zware"schok".

● De hendel A ››› afb. 220 is volledig opge-tild.

● De ontgrendelbout B ››› afb. 220 steekt ervolledig uit (het rode en groene deel is zicht-baar).

● De sleutel is verwijderd.

● Het deksel C ››› afb. 220 is op het slot ge-zet.

ATTENTIE

● Bij het losmaken van de afneembare kogel-kop wordt aanbevolen de handen buiten hetdraaibereik van de hendel te houden om be-knelling van de vingers te vermijden.

● De trekhaak voor aanhangwagen mag enkelworden gebruikt indien de afneembare kogel-kop juist is geblokkeerd!

De afneembare kogelkop verwijderen- Stap 1

Afb. 221 Het deksel van het slot verwijderen

Afb. 222 Slot deblokkeren

● Neem het deksel A van het slot weg in derichting van de pijl 1 ››› afb. 221.

● Steek de sleutel B in het slot in de rich-ting van de pijl 2 ››› afb. 222.

● Draai de sleutel zo in de richting van de pijl3 dat het deel met gaten van de sleutel naar

boven wordt getoond.

ATTENTIE

Demonteer de afneembare kogelkop nooitterwijl de aanhangwagen is aangekoppeld.

Let op

Voordat de afneembare kogelkop wordt ver-wijderd, wordt het aanbevolen om de be-schermende afdekking in de kogelkop teplaatsen.

252

Page 255: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwagen

De afneembare kogelkop verwijderen- Stap 2

Afb. 223 De afneembare kogelkop losmaken

De eerste stap mag niet worden overgesla-gen ››› pag. 252, De afneembare kogelkopverwijderen - Stap 1!

De afneembare kogelkop vrijmaken

● Houd de afneembare kogelkop onderaanvast.

● Druk de ontgrendelbout A in de richtingvan de pijl 1 tot aan de aanslag en duw te-gelijk de hendel B in de richting van de pijl

2 tot aan de aanslag.

In deze stand is de afneembare kogelkop losen valt hij vrij naar beneden. Indien dit nietgebeurt bij het loslaten, drukt u er van bovenop met uw andere hand.

De afneembare kogelkop wordt tegelijk vast-gezet in de reservestand en is zo klaar om

opnieuw in de haakhouder geschoven te wor-den ››› .

● Zet de dop 4 ››› afb. 213 in zijn houder.

ATTENTIE

Laat de afneembare kogelkop nooit in de ba-gageruimte slingeren. Dit kan schade veroor-zaken in de bagageruimte bij het plots rem-men en de veiligheid van de inzittenden ingevaar brengen!

VOORZICHTIG

● Indien u de hendel vasthoudt en niet volle-dig omlaag tot de aanslag drukt, zal de af-neembare kogelkop na verwijdering boven-aan blijven en niet in de reservestand vastge-zet zijn. De afneembare kogelkop moet in de-ze stand worden geplaatst vóór de volgendemontage.

● Houd de afneembare kogelkop in de reser-vestand met de sleutel ingestoken in de hou-der, terwijl u hem omlaag brengt met de te-genoverliggende kant. Er bestaat risico opschade aan de sleutel!

● Oefen niet te veel druk uit bij het hanterenvan de hendel (ga er bijv. niet op leunen)!

Let op

Verwijder het vuil van de afneembare kogel-kop voordat u hem bewaart met het wagenge-reedschap.

Werking en behandeling

Sluit de holte van de houder met de afdek-king zodat geen vuil kan binnendringen.

Voordat een aanhangwagen wordt aangekop-peld, dient u altijd de kogelkop te controle-ren en zo nodig te behandelen met geschiktsmeervet.

Gebruik de beschermende afdekking om deafneembare kogelkop te bewaren en zo debagageruimte te beschermen tegen vuil.

Indien er vuil is, reinig dan de oppervlakkenvan de holte van de houder en behandel zemet een geschikt onderhoudsmiddel.

VOORZICHTIG

Het bovenste deel van de haakhouder is voor-zien van smeervet. Let erop dat het vet nietwordt weggeveegd.

Rijden met een aanhangwagen

Waar moet u op letten bij het rijdenmet een aanhangwagen?

De wagen kan ook gebruikt worden voor hettrekken van een aanhangwagen als dezedaarvoor technisch uitgerust is.

Voor het naderhand monteren van een trek-haak ››› pag. 258. »

253

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 256: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Stekerverbinding

Voor de elektrische verbinding tussen wagenen aanhangwagen is uw wagen voorzien vaneen 13-polig stopcontact.

Wanneer de aanhangwagen een 7-poligestekker heeft, moet u een bijbehorendeadapterkabel gebruiken. Deze is bij iedereTechnische Dienst verkrijgbaar.

Aanhangwagengewicht/kogeldruk

De toegestane aanhangwagengewicht magniet overschreden worden. Als u de toelaat-bare aanhangwagenlast niet volledig ge-bruikt, kunt u steilere hellingen oprijden.

De vermelde aanhangwagengewichten gel-den alleen voor hoogten tot 1.000 m bovende zeespiegel. Aangezien bij toenemendehoogte door de afnemende luchtdichtheidhet motorvermogen daalt en daardoor ookhet klimvermogen vermindert, neemt ook hettoelaatbare aanhangwagengewicht overeen-komstig af. Per 1.000 m hoogtetoenamemoet het toelaatbare gewicht van de combi-natie met 10% worden verminderd. Het trein-gewicht is de som van het gewicht van de(beladen) wagen en dat van de (beladen)aanhangwagen. De toelaatbare kogeldruk opde kogelkop van de trekhaak zo veel moge-lijk gebruiken, maar niet overschrijden.

De gegevens over het aanhangwagengewichten de kogeldruk op het typeplaatje van detrekhaak zijn slechts testwaarden. De waar-

den van de wagen, die vaak lager zijn dandeze waarden, vindt u in de wagenpapierenof in ››› pag. 296, Technische kenmerken.

Verdeling van de lading

De lading in de aanhangwagen zo verdelen,dat zware voorwerpen zo dicht mogelijk bijde as liggen. Ervoor zorgen dat voorwerpenniet kunnen verschuiven.

Bandenspanning

De maximaal toelaatbare bandenspanning isaangegeven op de sticker aan de achterzijdevan de portierstijl linksvoor. De bandenspan-ning van de aanhangwagen kiezen volgensde aanbevelingen van de aanhangwagenfa-brikant.

Buitenspiegels

Als u het verkeer achter de aanhangwagenniet met de gewone buitenspiegels kuntoverzien, moet u extra buitenspiegels latenplaatsen. Beide buitenspiegels moeten aaninklapbare uitstekende delen zijn bevestigd.De buitenspiegels zo instellen, dat u goedzicht naar achteren hebt.

Sleepkabel

Gebruik altijd een kabel tussen de wagen ende aanhangwagen ››› pag. 255.

Achterlichten van de aanhangwagen

De achterlichten van de aanhangwagen moe-ten aan de overeenkomstige normen voldoen››› pag. 255.

ATTENTIE

Nooit personen in een aanhangwagen vervoe-ren - levensgevaarlijk!

Let op

● Vanwege de hogere belasting van de wagenbij regelmatig gebruik van een aanhangwa-gen adviseren wij u om in zo'n geval de wa-gen ook tussen de voorgeschreven onder-houdsbeurten in te laten nakijken.

● Vraag na of er in uw land speciale voor-schriften gelden voor het rijden met een aan-hangwagen.

254

Page 257: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwagen

De aanhangwagen vasthaken en aan-sluiten

Afb. 224 Schematische weergave: toewijzingvan de pinnen van het stopcontact van deaanhangwagen.

Legenda van de schematische weergave ››› afb.224:

Pin Betekenis

1 Linker knipperlicht

2 Achterste mistlicht

3 Massa, pinnen 1, 2, 4 tot 8

4 Rechter knipperlicht

5 Rechterachterlicht

6 Remlicht

7 Linkerachterlicht

8 Achteruitrijlicht

9 Continu plus

Legenda van de schematische weergave ››› afb.224:

Pin Betekenis

10 Kabel zonder positieve lading

11 Aarding, pin 10

12 Zonder functie

13 Aarding, pin 9

Stopcontact voor aanhanger

Voor de elektrische verbinding tussen de wa-gen en de aanhangwagen beschikt de wagenover een 13-polig stopcontact. Indien hetsysteem vaststelt dat een aanhangwagenelektrisch is aangesloten, ontvangen de ver-bruikers van de aanhangwagen spanning viade elektrische aansluiting.

Pin 9 is continu plus. De binnenverlichtingvan de aanhangwagen kan er bijvoorbeeldmee worden gevoed. Pin 10 ontvangt enkelspanning wanneer de motor draait. Met delaadkabel (pin 10) wordt opgeladen, bijv. deaccu van een caravan.

Pin 9 en pin 10 mogen niet met elkaar ver-bonden worden, om ontladen of beschadi-ging van de accu van de wagen te vermijden.

De massakabels, pin 3, pin 11 en pin 13 mo-gen nooit met elkaar verbonden worden omhet elektrisch systeem niet te overbelasten.

Wanneer de aanhangwagen een 7-polige ste-ker heeft, moet u een bijbehorende adapter-kabel gebruiken. In dat geval is de functievan pin 10 niet beschikbaar.

Maximaal elektrisch verbruik van de aan-hangwagen

Remlicht (totaal) 84 watt

Knipperlichten, elke zijde 42 watt

Remlicht (totaal) 100 watt

Achterlichten (totaal) 42 watt

Achterste mistlicht 42 watt

Overschrijd de aangeduide waarden nooit!

Let op

● Als de achterlichten van de aanhangwagenniet correct aangesloten zijn, kan de elektro-nica van de wagen beschadigd raken.

● Als de aanhangwagen te veel stroom ver-bruikt, kan de elektronica van de wagen be-schadigd raken.

● Sluit het elektrische systeem van de aan-hangwagen nooit direct aan op de elektrischeaansluitingen van de achterlichten of anderevoedingsbronnen. Gebruik alleen geschikteaansluitingen voor de voeding van de aan-hangwagen.

255

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 258: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Kogelkop van de trekhaak*

Een gebruiksaanwijzing voor het goed in- enuitbouwen van de kogelkop van de trekhaakzit bij de kogelkop.

ATTENTIE

De kogelkop van de trekhaak moet goed be-vestigd zijn zodat wordt voorkomen dat dezerondvliegt in geval van een plotseling ma-noeuvre en verwondingen veroorzaakt aan deinzittenden.

Let op

● Bij ritten zonder aanhangwagen moet dekogelkop worden verwijderd, als deze hetzicht op de kentekenplaat vermindert.

Rijden met een aanhangwagen

Afb. 225 De 13-polige steker draaien

Vóór elke rit

● Neem de 13-polige steker vast aan het deelA en trek hem in de richting van de pijl

››› afb. 225 eruit.

● Verwijder de beschermende afdekking 5

››› afb. 213 naar boven.

Na elke rit

● Neem de 13-polige steker vast aan het deelA en steek hem in tegengestelde richting

van de pijl ››› afb. 225 erin.

● Plaats de beschermende afdekking 5

››› afb. 213 op de kogelkop.

Veiligheidsring

De veiligheidsring B ››› afb. 225 dient om debevestigingskabel van de aanhangwagenvast te haken.

Bij het vasthaken aan de veiligheidsringmoet de bevestigingskabel buigen in allestanden van de aanhangwagen ten opzichtevan het voertuig (scherpe bochten, achteruitrijden enz.).

Koplampen

De voorkant van de wagen kan omhoog ko-men wanneer de aanhangwagen is aange-koppeld en het licht kan de andere wegge-bruikers verblinden.

Pas de hoogte van de koplampen aan met dedraairegelaar van het bereik van de lichtbun-del1).

ATTENTIE

● Gebruik nooit de veiligheidsring om te sle-pen!

● Pas de rijsnelheid aan op de staat van hetwegdek en verkeerssituatie.

● De werkzaamheden aan het elektrisch sys-teem mogen uitsluitend in een gespeciali-seerde werkplaats uitgevoerd worden.

1) Dit is niet geldig voor wagens met bixenon-ko-plampen.

256

Page 259: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwagen

● Sluit het elektrische systeem van de aan-hangwagen nooit rechtstreeks aan op deelektrische aansluitingen van de achterlich-ten of een andere voedingsbron.

● Na het vastkoppelen van de aanhangwagenen het aansluiten van de stekker moet dewerking van de achterlichten van de aan-hangwagen worden nagegaan.

Let op

● Indien er een storing is in de verlichtingvan de aanhangwagen, controleert u de zeke-ringen in de zekeringenhouder van het dash-board ››› pag. 63.

● Door het contact van de bevestigingskabelmet de veiligheidsring kan een mechanischeslijtage van de bescherming van het ringop-pervlak plaatsvinden. Deze slijtage hindert ingeen geval de werking van de veiligheidsringen vormt ook geen storing; ze is uitgeslotenvan de garantie.

● Bij het aan- en loskoppelen van de aan-hangwagen moet de handrem van het trek-kende voertuig bediend zijn.

Alarmsysteem

Als de wagen vergrendeld is, wordt het alarmgeactiveerd wanneer de elektrische verbin-ding met de aanhangwagen onderbrokenwordt.

Schakel het alarmsysteem altijd uit voordat ueen aanhangwagen aankoppelt of afkoppelt››› pag. 144.

Voorwaarden om een aanhangwagen op tenemen in het alarmsysteem.

● De wagen is in de productie uitgerust meteen alarmsysteem en een trekhaak.

● De aanhangwagen is via de steker van deaanhangwagen elektrisch verbonden met hettrekkende voertuig.

● Het elektrische systeem van het voertuig ende aanhangwagen is gebruiksklaar.

● De wagen is met de contactsleutel vergren-deld en het alarmsysteem is geactiveerd.

VOORZICHTIG

Om technische redenen zijn de aanhangwa-gens met led-achterlichten niet geïntegreerdin het alarmsysteem.

Aanwijzingen voor het rijden

Bij het rijden met aanhangwagen moet u bij-zonder voorzichtig zijn.

Gewichtsverdeling

Bij een lege wagen en een beladen aanhang-wagen is de gewichtsverdeling heel ongun-stig. Als u toch een rit moet afleggen in dezevoorwaarden, rijd dan heel langzaam.

Snelheid

Met toenemende snelheid vermindert derijstabiliteit van de wagen met aanhangwa-gen. Daarom bij slecht wegdek, slecht weeren/of veel wind onder de wettelijk voorge-schreven maximumsnelheid blijven. Dezeaanbeveling geldt vooral in het geval vansteile hellingen.

In elk geval de snelheid direct verlagen, zo-dra u ook maar de minste slingerbewegingvan de aanhangwagen bemerkt. Probeer ingeen geval de wagen met aanhangwagenweer "recht te krijgen" door te accelereren.

Op tijd remmen! Bij een aanhangwagen metoplooprem eerst zacht, daarna stevig rem-men. Zo voorkomt u remstoten door blokke-rende wielen van de aanhangwagen. Opsteile hellingen tijdig terugschakelen, opdater op de motor geremd kan worden.

Oververhitting

Houd, wanneer u bij zeer hoge buitentempe-raturen een langere helling moet oprijden ineen lage versnelling en met een hoog motor-toerental, de koelvloeistoftemperatuurmetergoed in de gaten ››› pag. 124.

Elektronische Stabiliseringscontrole*

De ESC* helpt een slippende of slingerendeaanhangwagen te stabiliseren.

257

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 260: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Bedienen

Trekhaak naderhand inbouwen*

Afb. 226 Bevestigingspunten voor de trek-haak.

Het naderhand inbouwen van een trekhaakmoet volgens de voorschriften van de trek-haakfabrikant gebeuren.

De bevestigingspunten A voor de trekhaakzitten aan de onderkant van de wagen.

De afstand tussen het midden van de af-neembare kogelkop en de grond mag nooitkleiner zijn dan de aangegeven maat, zelfsmet volbeladen wagen, met inbegrip van demaximale kogeldruk.

Maten voor de bevestiging van de trekhaak:

Maten voor de bevestiging van de trekhaak:

B 65 mm (minimum)

C350 mm tot 420 mm (volbeladen wa-

gen)

D 1,033 mm

E 322 mm

F 338 mm

Inbouwen van een trekhaak

● Het rijden met trekhaak betekent een extrainspanning voor de wagen. Laat daarom dooreen Technische Dienst controleren of hetkoelsysteem moet worden aangepast, voor-dat u een trekhaak laat inbouwen.

● Wettelijke bepalingen (bv. het inbouwenvan een extra controlelampje) in uw land op-volgen.

● Er moeten onderdelen van de wagen, zoalsbijvoorbeeld de achterbumper, worden uit-en ingebouwd. Bovendien moeten de beves-tigingsbouten van de trekhaak met een mo-

mentsleutel worden aangetrokken en moet ereen stopcontact op de elektrische installatievan de wagen worden aangesloten. Hiervoorzijn speciale vakkennis en gereedschappennodig.

● De gegevens in de afbeelding markeren deafmetingen en bevestigingspunten, die bijhet naderhand inbouwen van een trekhaak inelk geval moeten worden aangehouden.

ATTENTIE

Het naderhand inbouwen van een trekhaakbij een gespecialiseerde werkplaats laten uit-voeren.

● Als de trekhaak niet goed gemonteerdwordt, bestaat er gevaar voor ongevallen.

● Let voor uw eigen veiligheid op de gege-vens in de erbij geleverde montagebeschrij-ving van de fabrikant van de trekhaak.

VOORZICHTIG

● Wanneer het stopcontact verkeerd wordtaangesloten, kan schade aan de elektrischeinstallatie van de wagen ontstaan.

Let op

● SEAT adviseert om het naderhand inbou-wen van een trekhaak bij een gespecialiseer-de werkplaats te laten uitvoeren. Raadpleeguw SEAT-dealer indien bijkomende wijzigin-gen aan uw wagen vereist zouden zijn.

258

Page 261: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwagen

● In sommige sportuitvoeringen wordt, we-gens het specifieke design van de uitlaat, demontage van een conventionele oplossingvan de trekhaak niet aanbevolen. Raadpleeguw Technische Dienst.

259

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 262: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Aanwijzingen

Aanwijzingen

Verzorging en onderhoud

Accessoires en technische wij-zigingen

Accessoires, vervanging van onderde-len en wijzigingen

Uw wagen biedt een hoge mate aan actieveen passieve veiligheid.

Vóór de aankoop van accessoires en onder-delen alsmede vóór technische wijzigingeneen Technische Dienst van SEAT raadplegen.

Uw SEAT dealer geeft u graag informatie overhet nut, de wettelijke bepalingen en de aan-bevelingen van productie inzake accessoiresen onderdelen.

Wij adviseren alleen Goedgekeurde SEAT ac-cessoires® en Goedgekeurde SEAT Onderde-len® te gebruiken. Hiervan heeft SEAT de be-trouwbaarheid, veiligheid en geschiktheidvastgesteld. Vanzelfsprekend verzorgen deTechnische Diensten van SEAT het deskundiginbouwen.

Van producten die niet door SEAT zijn goed-gekeurd, kunnen we de betrouwbaarheid,veiligheid en geschiktheid voor uw wagenniet beoordelen, ondanks het feit dat we de

ontwikkelingen op de markt nauwgezet vol-gen - zelfs niet als in afzonderlijke gevalleneen rapport van een officiële technische keu-ringsdienst of van een overheidsinstantie isbijgevoegd.

Naderhand ingebouwde apparaten die directde controle van de bestuurder over de wagenbeïnvloeden, zoals bijvoorbeeld snelheidsre-gelsystemen of elektronisch geregelde dem-pingssystemen, moeten voorzien zijn vaneen e-code (keuringscode van de EuropeseUnie) en voor uw wagen door SEAT zijn goed-gekeurd.

De extra aangesloten elektrische apparaten,bijv. koelboxen, computers of ventilators, dieniet voor de directe controle van de wagendienen, moeten zijn voorzien van een CE-co-de (conformiteitsverklaring van de fabrikan-ten in de Europese Unie).

ATTENTIE

Accessoires zoals telefoonhouders of beker-houders mogen nooit op de afdekkingen vanairbags of binnen de actieradius van de air-bags aangebracht worden. De reden hiervooris dat, als de airbag bij een aanrijding geacti-veerd wordt, er een groter gevaar voor ver-wondingen bestaat.

Technische wijzigingen

Bij technische wijzigingen onze voorschriftenopvolgen. Wijzigingen van elektronische on-derdelen en de bijbehorende software kun-nen tot storingen leiden. Vanwege de koppe-ling van elektrische onderdelen kunnen dezestoringen ook direct doorwerken in systemendie er niet in eerste instantie mee te makenhebben. Dit betekent dat de betrouwbarewerking van uw wagen in gevaar gebrachtkan zijn en dat de onderdelen van de wageneerder slijten dan normaal. Dit kan ertoe lei-den dat de wagen niet meer wettelijk wordtgoedgekeurd.

De Technische Dienst van SEAT wijst iedereaansprakelijkheid af voor beschadigingen alsgevolg van ongeschikte wijzigingen. Wij advi-seren daarom alle werkzaamheden uitslui-tend door de SEAT Technische Dienst te latenuitvoeren met SEAT Originele Onderdelen®.

ATTENTIE

Werkzaamheden of wijzigingen aan uw wa-gen, die ondeskundig worden uitgevoerd,kunnen storingen veroorzaken - gevaar voorongevallen!

260

Page 263: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Verzorging en onderhoud

Zend- en kantoorapparatuur

Ingebouwde zendapparatuur

Voor het naderhand inbouwen van zendappa-ratuur in de wagen is in het algemeen goed-keuring vereist. SEAT staat het inbouwen vangoedgekeurde zendapparatuur in de wagentoe onder de voorwaarden dat:

● De installatie van de antenne deskundiggebeurt.

● De antenne buiten het interieur van de wa-gen is aangebracht (met gebruik van afge-schermde kabels en niet-reflecterende anten-ne-aanpassing).

● Het effectieve zendvermogen aan de voetvan de antenne niet meer dan 10 W be-draagt.

Een officiële SEAT dealer of een erkend auto-bedrijf kan u meer informatie geven over deinbouwmogelijkheden en de werking vanzendapparatuur met een hoger zendvermo-gen.

Mobiele zendapparatuur

Bij het gebruik van universele mobiele tele-foons en zendapparatuur kunnen storingenin de werking van de elektronica van uw wa-gen ontstaan. De oorzaken hiervoor kunnenzijn:

● Wagen zonder buitenantenne.

● Verkeerd geïnstalleerde buitenantenne.

● Zendvermogen van meer dan 10 W.

Daarom mag een draagbare telefoon of zend-apparatuur zonder of met verkeerd geïnstal-leerde buitenantenne niet in het interieur vande wagen worden gebruikt ››› .

Let er bovendien op dat alleen met een bui-tenantenne de optimale reikwijdte van de ap-paraten wordt bereikt.

Kantoorapparatuur

Het naderhand inbouwen van apparaten uitde woon-/werkomgeving in de wagen is toe-gestaan, zo lang deze apparaten niet de di-recte controle van de bestuurder over de wa-gen beïnvloeden en voorzien zijn van een -code. Naderhand ingebouwde apparaten diede controle van de bestuurder over de wagenkunnen beïnvloeden, moeten daarentegenaltijd een typegoedkeuring voor uw wagenbezitten en van een e-code zijn voorzien.

ATTENTIE

In het interieur van de wagen gebruiktedraagbare telefoons of zendapparatuur zon-der of met verkeerd geïnstalleerde buitenan-tenne kunnen door te hoge elektromagneti-sche velden schadelijk voor de gezondheidzijn.

Let op

● Het naderhand inbouwen van elektrische ofelektronische apparaten in deze wagen heeftgevolgen voor de typegoedkeuring en kan inbepaalde omstandigheden het intrekken vanhet kentekenbewijs tot gevolg hebben.

● Let op de aanwijzingen voor de bedieningvan de mobiele telefoons en zendapparatuur.

Verzorging en schoonmaak

Basisrichtlijnen

Regelmatig onderhoud

Regelmatig, deskundig onderhoud is belang-rijk voor de waardevastheid van de wagen.Dit kan één van de voorwaarden zijn voor hetbehoud van garantie-aanspraken bij eventu-ele corrosie en lakschade aan de carrosserie.

De beste bescherming van de wagen tegenschadelijke milieu-invloeden is de wagenvaak te wassen en te conserveren. Hoe langerinsectenresten, uitwerpselen van vogels,boomhars, straat- en industriestof, teer, roet-deeltjes, strooizout en andere agressievestoffen op de lak blijven zitten, hoe groter deschadelijke werking ervan is. Hoge tempera-turen die bijvoorbeeld door intensieve zonne-stralen ontstaan versterken de roestwerking. »

261

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 264: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Aanwijzingen

Na de winter (als er is gestrooid) moet beslistook de onderzijde van de wagen grondigworden gewassen.

Onderhoudsmiddelen

De benodigde conserveringsmiddelen vooruw wagen zijn verkrijgbaar bij de TechnischeDiensten. Bewaar de verpakking van de con-serveringsmiddelen tot de conserveringsmid-delen volledig zijn verbruikt.

ATTENTIE

● Conserveringsmiddelen van de wagen kun-nen giftig zijn. Daarom moeten ze gesloten inde originele verpakking bewaard worden.Buiten bereik van kinderen bewaren. Andersbestaat er vergiftigingsgevaar.

● Vóór het gebruik van de onderhoudsmidde-len de aanwijzingen en waarschuwingen opde verpakking lezen. Bij verkeerd gebruikkunnen deze producten schadelijk voor degezondheid zijn of schade aan de wagen ver-oorzaken. Het gebruik van producten dieschadelijke dampen kunnen veroorzaken,dient in goed geventileerde ruimten uitge-voerd te worden.

● Nooit brandstof, terpentine, motorolie, ace-ton of andere heel vluchtige vloeistoffen ge-bruiken. Deze zijn giftig en snel ontvlambaar.Brand- en ontploffingsgevaar!

● Voordat u uw wagen wast of onderhoudt, demotor afzetten, handrem aantrekken en con-tactsleutel uit het contactslot trekken.

VOORZICHTIG

Probeer in geen geval om vuil, modder of stofte verwijderen, wanneer het oppervlak van dewagen droog is. Hiertoe ook geen droge lapof spons gebruiken, omdat u anders de lak ofde ruiten van uw wagen kunt beschadigen.Vuil, modder of stof met veel water inweken.

Milieu-aanwijzing

● Bij aankoop van onderhoudsmiddelen mili-euvriendelijke producten kiezen.

● Resten van conserveringsmiddelen horenniet bij het huisvuil. Let hiertoe op de aanwij-zingen op de verpakking.

Verzorging van de wagen, bui-tenzijde

Automatische wasinstallaties

De wagenlak is zo sterk dat de wagen nor-maal gesproken in automatische wasinstalla-ties kan worden gewassen. De slijtage die delak te lijden heeft, hangt natuurlijk af van hettype installatie en de wasrollen, de toevoervan het water en de kwaliteit van de schoon-maak- en conserveringsproducten.

Voordat u de wagen in een automatischewasinstallatie laat wassen, hoeft u behalveop de gebruikelijke voorzorgsmaatregelen

(sluiten van ramen, dak en buitenspiegels)verder op niets speciaals te letten.

Zitten er speciale aanbouwdelen aan de wa-gen - bijvoorbeeld spoilers, een dakdrager-systeem of een antenne -, dan kunt u hetbeste met de verantwoordelijke van de was-installatie overleggen.

Na het wassen is het mogelijk dat de rem-men trager reageren omdat de remschijvenen -blokken nat of, in de winter, zelfs bevro-ren zijn. De remmen moeten eerst worden"drooggeremd".

ATTENTIE

Vocht, ijs en strooizout in het remsysteemverminderen de remwerking - gevaar voor on-gevallen!

Met de hand wassen

Wassen van de wagen

– Eerst het vuil met water inweken en daarnaafspoelen.

– De wagen met een zachte spons, een spe-ciale washand of een wasborstel met zach-te druk van boven naar beneden schoon-maken.

– De spons of de washand vaak in water uit-spoelen.

– Bij hardnekkig vuil shampoo gebruiken.

262

Page 265: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Verzorging en onderhoud

– Met een tweede spons of washand de wie-len, het onderste gedeelte van de portierenen dergelijke schoonmaken.

– De wagen grondig met water afspoelen.

– Het oppervlak van de wagen met een zeemvoorzichtig drogen.

– Bij een koud klimaat de afdichtingsrubbersen de contactoppervlakken van de afdicht-rubbers drogen, zodat deze niet vastvrie-zen. Afdichtrubbers met een siliconenspraybehandelen.

Na het wassen van de wagen

– Na het wassen van de wagen abrupte enplotselinge remmanoeuvres vermijden. Deremmen moeten eerst worden "droogge-remd".

ATTENTIE

● De wagen alleen wassen bij uitgeschakeldcontact.

● De handen en armen beschermen tegenmetalen delen met scherpe randen, wanneeru bijvoorbeeld de onderkant of de binnenkantvan de wielkasten schoonmaakt - gevaar voorverwondingen!

● Vocht, ijs en strooizout in het remsysteemverminderen de remwerking - gevaar voor on-gevallen!

VOORZICHTIG

● Probeer in geen geval om vuil, modder ofstof te verwijderen, wanneer het oppervlakvan de wagen droog is. Hiertoe ook geen dro-ge lap of spons gebruiken, omdat u anders opde lak of de ruiten van uw wagen krassenkunt veroorzaken.

● Autowassen bij koud weer: wanneer u dewagen met een slang afspuit, moet u erop let-ten de waterstraal niet direct op de sloten ofde naden van de portieren of van het dak terichten. Anders is er kans dat deze dichtvrie-zen.

Milieu-aanwijzing

De wagen alleen op speciaal daarvoor be-doelde wasplaatsen wassen, opdat het even-tueel door olie verontreinigde water niet in deriolering terechtkomt. In bepaalde gebiedenis het wassen van de wagen buiten zulke was-plaatsen verboden.

Let op

De wagen niet in de volle zon wassen.

Wassen met een hogedrukreiniger

Let bij het wassen van de wagen met een ho-gedrukreiniger bijzonder goed op!

– Let op de aanwijzingen voor de hogedruk-reiniger, vooral voor de druk en de spuitaf-stand.

– Voldoende afstand tot zacht materiaal engespoten bumpers houden.

– Het schoonmaken van bevroren of metsneeuw bedekte ruiten met de hogedruk-reiniger vermijden ››› pag. 265.

– Geen rondstraalsproeikoppen gebruiken("vuilfrezen") ››› .

– Na het wassen van de wagen abrupte enplotselinge remmanoeuvres vermijden. Deremmen moeten eerst worden "droogge-remd" ››› pag. 188.

ATTENTIE

● Banden mogen nooit met een rondstraals-proeikop ("vuilfrees") worden schoonge-maakt. Zelfs wanneer de spuitafstand betrek-kelijk groot is en er kort gespoten wordt, kun-nen de banden hierdoor beschadigd worden.Gevaar voor ongelukken.

● Vocht, ijs en strooizout in het remsysteemverminderen de remwerking - gevaar voor on-gevallen!

VOORZICHTIG

● Het water mag niet warmer dan +60°C(+140°F) zijn om schade aan de wagen tevoorkomen. »

263

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 266: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Aanwijzingen

● Ter voorkoming van schade aan de wagenvoldoende afstand tot kwetsbare materialenhouden, zoals slangen, kunststof delen, ge-luidswerend materiaal enz. Dit geldt ook voorhet schoonmaken van bumpers die dezelfdekleur als de carrosserie hebben. Hoe kleinerde afstand van de sproeikop tot het opper-vlak is, des te meer er wordt gevergd van hetmateriaal.

Af fabriek gemonteerde kleeffolies

De volgende aanwijzingen moeten gevolgdworden om schade aan de kleeffolies te voor-komen:

● Niet wassen met hogedrukapparaten.

● Geen glas- of ijsschraper gebruiken om defolies vrij te maken van ijs of sneeuw.

● De kleeffolies niet polijsten.

● Geen vuile doeken of sponzen gebruiken.

● Bij voorkeur wassen met een zachte sponsen zachte, neutrale zeep.

Sensoren en cameralenzen

● Sneeuw met een handveger verwijderen enijs bij voorkeur met een ontdooispray.

● Reinig de sensoren met producten die vrijzijn van oplosmiddelen en een schone, drogedoek.

● Maak de cameralens met een normaal inde handel verkrijgbaar glasreinigingsmiddelop basis van alcohol nat en veeg de lens meteen droge doek schoon.

VOORZICHTIG

● Als u de wagen wast met een hogedrukrei-niger:

– houd dan voldoende afstand tot de sen-soren in de voor- en achterbumpers.

– Reinig niet de cameralenzen of het ge-bied daaromheen met de hogedrukreini-ger.

● Gebruik nooit warm of heet water om snee-uw en ijs te verwijderen van de lens van deachteruitrijcamera, omdat deze daardoor kanscheuren.

● Bij het schoonmaken van de lens nooit eenonderhoudsmiddel met een schurende werk-ing gebruiken.

Conservering van de wagenlak

Regelmatig conserveren beschermt de lakvan de wagen.

De wagenlak op zijn laatst conserveren, wan-neer op de schone lak het water geen duide-lijke ronde druppels meer vormt.

Een goede vaste was kunt u bij elke Techni-sche Dienst verkrijgen.

Regelmatig in de was zetten beschermt dewagenlak langdurig tegen schadelijke milieu-invloeden ››› pag. 261. De conservering be-schermt zelfs enigszins tegen mechanischeinvloeden.

Ook als in de automatische wasinstallatie re-gelmatig een vloeibare was wordt gebruikt,is het aan te bevelen de lak ten minste twee-maal per jaar met vaste was te beschermen.

Wagenlak polijsten

Alleen als de lak van uw wagen dof is gewor-den en als u met conserveringsmiddelengeen glans meer kunt verkrijgen, is polijstennodig. Polijstmiddel is verkrijgbaar bij deTechnische Dienst.

Wanneer de aangebrachte polish geen con-serverende componenten bevat moet de lakonmiddellijk met was behandeld worden››› pag. 264, Conservering van de wagenlak.

VOORZICHTIG

Om de wagenlak niet te beschadigen:

● Behandelt u mat gelakte delen of kunststofdelen niet met polijstmiddelen of vaste was.

● De wagenlak niet in een zanderige of stoffi-ge omgeving polijsten.

264

Page 267: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Verzorging en onderhoud

Kunststof delen verzorgen

Wanneer normaal wassen niet voldoende is,mogen kunststof delen ook met speciale,goedgekeurde oplosmiddelvrije kunststofrei-nigings- en conserveringsmiddelen wordenbehandeld.

VOORZICHTIG

● Het gebruik van vloeibare luchtverfrissers,die rechtstreeks op de ventilatieroosters vande wagen geplaatst worden kunnen de plasticonderdelen beschadigen, indien hier per on-geluk vloeistof op geknoeid wordt.

● Schoonmaakmiddelen met oplosmiddeltasten het materiaal aan.

Ruiten en buitenspiegels schoonma-ken

Ruiten schoonmaken

– Ruiten met universele glasreinigingsmidde-len op alcoholbasis schoonmaken.

– Ruiten met een schone zeem of met een lapzonder pluisjes drogen.

Sneeuw verwijderen

– Sneeuw van ruiten en spiegels met een ve-ger verwijderen.

IJs verwijderen

– Een spray om ijs te verwijderen gebruiken.

Voor het drogen van de ruiten gebruikt u eenschone lap of een zeem. Op een zeem waar-mee de lak is afgenomen, blijven vette restenconserveringsmiddel achter. Daarmee zou-den de ruiten vuil gemaakt worden.

Gebruik bij voorkeur een ontdooispray voorhet verwijderen van ijs. Wanneer u een ijs-krabber gebruikt, deze niet heen en weer be-wegen, maar slechts in één richting schui-ven.

Rubber-, olie-, vet- of kitresten kunt u meteen ruitenreiniger of siliconenverwijderaarverwijderen.

Wasresten kunnen alleen met een specialereiniger worden verwijderd die verkrijgbaar isbij de Technische Diensten. Door resten wasop de voorruit kunnen de ruitenwissers gaanbobberen. Door het gebruik van een ruiten-reiniger met wasoplossende eigenschappenkan het produceren van bijgeluiden wordenverholpen, deze kunnen de wasresten echterniet volledig verwijderen.

VOORZICHTIG

● Nooit sneeuw of ijs van de ruiten en spie-gels met warm of heet water verwijderen - ge-vaar voor scheurvorming in het glas!

● De verwarmingsdraden zitten aan de bin-nenzijde van de achterruit. Om beschadigin-

gen te voorkomen mogen er geen stickers opde verwarmingsdraden worden geplakt.

Ruitenwisserbladen schoonmaken

Schone ruitenwisserbladen zorgen voor hel-der zicht.

1. Met een zachte doek stof en vuil van deruitenwisserbladen verwijderen.

2. De ruitenwisserbladen met een ruitenreini-ger schoonmaken. Bij sterke vervuilingeen spons of een doek gebruiken.

Afdichtrubbers onderhouden

Goed onderhouden afdichtrubbers vriezenniet zo snel vast.

1. Met een zachte doek stof en vuil van de af-dichtrubbers verwijderen.

2. Afdichtrubbers met een onderhoudsmid-del voor rubber behandelen.

De afdichtrubbers van portieren, ruiten enz.blijven soepel en gaan langer mee als dezeaf en toe met een conserveringsmiddel voorrubber (bijv. siliconenspray) worden behan-deld.

Hiermee wordt een voortijdige slijtage van deafdichtrubbers voorkomen. De portieren kun-nen gemakkelijker worden geopend. Goed »

265

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 268: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Aanwijzingen

onderhouden afdichtrubbers vriezen 's win-ters niet zo gemakkelijk vast.

Slotcilinder van het portier

Portierslotcilinders kunnen in de winter be-vriezen.

Om de slotcilinder van het portier te ontdooi-en wordt geadviseerd een spray met smeren-de en roestwerende eigenschappen te ge-bruiken.

Chromen delen schoonmaken

1. Chromen delen met een vochtige doekschoonmaken.

2. Chromen delen met een zachte, drogedoek polijsten.

Wanneer dat niet voldoende is, kunt u eengoede chroomreiniger gebruiken. Met dezechroomreiniger verwijdert u ook vlekken ofaanslag op het oppervlak.

VOORZICHTIG

Om ervoor te zorgen dat een chroomopper-vlak geen krassen krijgt:

● Bij het onderhoud van het chroom in geengeval een reinigingsmiddel met een schuren-de werking gebruiken.

● Het oppervlak van de chromen delen niet ineen zanderige of stoffige omgeving schoon-maken of polijsten.

stalen velgen

– De stalen velgen regelmatig met een apartespons schoonmaken.

Hardnekkig remslijpsel kan met een indu-striereiniger worden verwijderd. Beschadigin-gen aan de lak van de velgen moeten wordenverholpen voordat er roest kan ontstaan.

ATTENTIE

● Banden nooit met rondstraalsproeikoppenschoonmaken. Zelfs wanneer de spuitafstandbetrekkelijk groot is en er kort gespotenwordt, kunnen de banden hierdoor bescha-digd worden. Gevaar voor ongelukken.

● Vocht, ijs en strooizout in het remsysteemverminderen de remwerking - gevaar voor on-gevallen! Na het wassen van de wagen abrup-te en plotselinge remmanoeuvres vermijden.De remmen moeten eerst worden "droogge-remd" ››› pag. 188, Remwerking en remweg.

Lichtmetalen velgen

Om de 2 weken

– Strooizout en remslijpsel van de lichtmeta-len velgen wassen.

– Wielen met een zuurvrij reinigingsmiddelbehandelen.

Om de 3 maanden

– Wielen met harde was grondig inwrijven.

Regelmatig onderhoud is nodig, opdat delichtmetalen velgen er lang goed uit blijvenzien. Als strooizout en remslijpsel niet regel-matig worden afgespoeld, wordt het alumini-um aangetast.

Als reinigingsmiddel een zuurvrij reinigings-middel voor lichtmetalen velgen gebruiken.

Een lakpolijstmiddel of andere schurendemiddelen mogen bij het onderhoud van dewielen niet worden gebruikt. Als de bescher-mende laklaag bijv. door steenslag is be-schadigd, moet de schade zo spoedig moge-lijk worden hersteld.

ATTENTIE

Veiligheidsaanwijzingen ››› in stalen vel-gen op pag. 266 in acht nemen.

Bodembescherming

De onderzijde van de wagen is tegen chemi-sche en mechanische invloeden beschermd.

Tijdens het rijden kan de beschermende laagworden beschadigd. Daarom adviseren wij uom de beschermende laag aan de onderzijde

266

Page 269: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Verzorging en onderhoud

van de wagen en van het onderstel vóór enna het koude jaargetijde te controleren en zonodig te laten bijwerken.

Wij adviseren reparatiewerkzaamheden enextra beschermingsmaatregelen tegen corro-sie te laten uitvoeren door uw TechnischeDienst.

ATTENTIE

Gebruik nooit een bodembeschermingslaagof corrosiewerende middelen voor uitlaten,katalysatoren of warmtewerende platen. Dooreen heet uitlaatsysteem of door hete motor-delen kunnen deze stoffen vlam vatten.Brandgevaar!

Motorruimte schoonmaken

Neem extra voorzorgsmaatregelen voor hetschoonmaken van de motorruimte.

Corrosiewerende laag

De motorruimte en het oppervlak van de mo-tor zijn af fabriek met een corrosiewerendelaag behandeld.

Vooral in de winter, wanneer u vaak op metzout bestrooide wegen rijdt, is een goede be-scherming tegen corrosie heel belangrijk.Opdat het zout geen schade kan aanrichten,moet de motorruimte voor en na de strooipe-riode grondig worden schoongemaakt.

De Technische Dienst beschikt over de juisteschoonmaak- en conserveringsmiddelen ende benodigde gereedschappen. Daarom ad-viseren wij u om deze werkzaamheden daarte laten uitvoeren.

Wanneer de motorruimte met vetoplossendemiddelen wordt schoongemaakt of wanneerde motor wordt gewassen, wordt de corrosie-werende laag bijna altijd verwijderd. Daarnabeslist alle vlakken, groeven, naden en allecomponenten in de motorruimte laten con-serveren.

ATTENTIE

● Let vóór alle werkzaamheden in het motor-compartiment op de waarschuwingen ››› pag.277.

● Motor uitschakelen, handrem aantrekkenen altijd de contactsleutel uit het contactslottrekken, voordat u de motorkap opent.

● Motor laten afkoelen, voordat u de motor-ruimte schoonmaakt.

● Handen en armen tegen metalen delen metscherpe kanten beschermen, als u bijvoor-beeld de onderkant van de wagen, de binnen-zijde van de wielkasten of de wieldoppenschoonmaakt. Gevaar voor verwondingen!

● Vocht, ijs en strooizout in het remsysteemverminderen de remwerking - gevaar voor on-gevallen! Na het wassen van de wagen abrup-te en plotselinge remmanoeuvres vermijden.

● Nooit het koelsysteem aanraken. Dezewordt afhankelijk van de temperatuur gere-

geld en kan automatisch worden ingescha-keld – ook bij uit het contact getrokken con-tactsleutel!

Milieu-aanwijzing

Omdat bij het wassen van een motor restenbrandstof, vet en olie kunnen worden afge-spoeld, het vervuilde water door een olie-af-scheider schoonmaken. Daarom mag de mo-tor alleen worden schoongespoten in een ge-specialiseerde werkplaats of bij een daartoeuitgerust tankstation.

Verzorging van de wagen, bin-nenzijde

Display van de radio/Easy Connect*en bedieningspaneel*

Het display kan worden schoongemaakt meteen in speciaalzaken verkrijgbare "LCD-clea-ner". Om het display schoon te maken, dedoek licht bevochtigen met de reinigings-vloeistof.

Het bedieningspaneel van het Easy Connect-systeem* moet eerst met een penseeltje wor-den ontdaan van vuil, om te voorkomen datdit in het apparaat of tussen de toetsen ende behuizing komt te zitten. Daarna wordtgeadviseerd om het bedieningspaneel van »

267

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 270: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Aanwijzingen

Easy Connect-systeem* schoon te maken meteen vochtige doek en vaatwasmiddel.

VOORZICHTIG

● Om krassen te voorkomen, mag u het dis-play niet droog schoonmaken.

● Om schade te voorkomen, moet u erop let-ten dat er geen vocht terechtkomt in het be-dieningspaneel van Easy Connect-systeem*.

Kunststof delen en het dashboardschoonmaken

– Een schone, niet-pluizende doek met waterbevochtigen en de kunststof delen en hetdashboard schoonmaken.

– Wanneer dat niet voldoende is, gebruikt ueen speciaal oplossingsvrij kunststofreini-gings- en onderhoudsmiddel.

ATTENTIE

Maak nooit het dashboard en het oppervlakvan de airbagmodules schoon met reinigings-middelen die oplosmiddelen bevatten. Doorschoonmaakmiddelen met oplosmiddelenwordt het oppervlak poreus. Bij het activerenvan de airbag kan dit tot verwondingen lei-den als gevolg van losschietende kunststofdeeltjes.

VOORZICHTIG

Schoonmaakmiddelen met oplosmiddel tas-ten het materiaal aan.

Houten decor schoonmaken*

– Een schone doek met water bevochtigen enhet hout schoonmaken.

– Wanneer dat niet voldoende is, mild zeep-sop gebruiken.

VOORZICHTIG

Schoonmaakmiddelen met oplosmiddel tas-ten het materiaal aan.

Schoonmaken textiel en stoffen be-kleding

Textiel en textiele bekledingen (stoelen, por-tierpanelen enz.) moeten regelmatig met eenstofzuiger worden schoon gezogen. Hierdoorworden vuildeeltjes van het oppervlak verwij-derd die anders bij het gebruik in de stof ge-wreven kunnen worden. Stoomreinigers mo-gen niet worden gebruikt, omdat door destoom de verontreiniging dieper in het textieldringt en wordt vastgezet.

Normaal schoonmaken

In het algemeen raden wij aan voor hetschoonmaken een zachte spons of een uni-versele niet-pluizende microvezeldoek te ge-bruiken. Alleen vloerbedekking en vloermat-ten mogen met borstels worden gereinigdaangezien andere textiele oppervlakken doorde borstel kunnen worden beschadigd.

Bij oppervlakkige algemene verontreinigin-gen kan met een universeel schuimschoon-maakmiddel worden schoongemaakt. Hetschuim wordt met een zachte spons op hetoppervlak van textiel verdeeld en licht inge-wreven. Het doornat maken van het textielmoet echter worden voorkomen. Aansluitendwordt het schuim met absorberende, drogedoeken (bijv. microvezeldoeken) afgedept ennadat het schuim volledig is gedroogd, weg-gezogen.

Vlekken verwijderen

Vlekken van dranken (koffie, vruchtensapenz.) kunnen met een fijnwasmiddel-oplos-sing worden behandeld. Deze oplossingwordt aangebracht met een spons. Bij hard-nekkige vlekken kan een waspasta direct opde plaats van de vlek worden aangebracht eningewreven. Daarna is een nabehandelingmet schoon water noodzakelijk om de was-middelresten te verwijderen. Daartoe wordtwater met een vochtige doek of een sponsaangebracht en met absorberende drogedoeken afgedept.

268

Page 271: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Verzorging en onderhoud

Vlekken van chocolade of make-up wordenmet een waspasta (bijv. ossengalzeep) inge-wreven. Daarna wordt de zeep met water(vochtige spons) verwijderd.

Voor de behandeling van vet, olie, lippenstiftof balpeninkt kan spiritus worden gebruikt.Opgeloste vet- of kleurstofdeeltjes moetenmet absorberend materiaal worden afgedept.Eventueel kan een nabehandeling met eenwaspasta en water noodzakelijk zijn.

Bij sterke vervuiling van de bekleding advise-ren wij u een gespecialiseerd bedrijf in teschakelen om de bekleding en delen van tex-tiel te laten reinigen met shampoo en be-sproeiing.

Let op

Open klittenbandsluitingen aan uw kledingkunnen de stoelbekleding beschadigen. Zorgervoor dat ze gesloten zijn.

Leer schoonmaken*

Normaal schoonmaken

– Verontreinigd leer met een licht vochtigekatoenen of wollen doek schoonmaken.

Hardnekkige vlekken verwijderen

– Sterk vervuilde plekken schoonmaken meteen doek en een milde zeepoplossing

(twee eetlepels neutrale zeep op een literwater).

– Let erop dat het leer nergens te nat wordten dat er geen water in de naden sijpelt.

– Vervolgens met een zachte, droge lapdroogwrijven.

Onderhoud van het leer

– Het leer elk half jaar met een bij de techni-sche dienst verkrijgbaar leeronderhouds-middel behandelen.

– Leeronderhoudsmiddel uiterst dun aan-brengen.

– Met een zachte lap droogwrijven.

SEAT streeft ernaar de bijzondere eigen-schappen van dit natuurproduct intact tehouden. Vanwege de exclusiviteit van de ge-bruikte leersoorten en de karakteristieke ei-genschappen (zoals gevoeligheid voor olie,vet en vervuiling) moet het leer voorzichtigworden behandeld, zowel bij het dagelijksgebruik als bij het uitvoeren van onder-houdswerkzaamheden.

Stof en vuildeeltjes in poriën, plooien en na-den kunnen schuren en het oppervlak be-schadigen. Als de wagen lang in de zonstaat, het leer tegen direct zonlicht bescher-men om verbleken te voorkomen. Lichtekleurwijzigingen door het gebruik van hethoogwaardige natuurleer zijn normaal.

VOORZICHTIG

● Het leer mag in geen geval met oplosmid-delen, boenwas, schoenpoets, vlekkenverwij-deraar en dergelijke worden behandeld.

● Hardnekkige vlekken door een gespeciali-seerde werkplaats laten verwijderen om be-schadigingen te vermijden.

Alcantara bekleding reinigen*

Stof en vuil verwijderen

– Een doek licht bevochtigen en de bekle-ding schoonmaken.

Vlekken verwijderen

– Een doek met lauw water of verdunde spiri-tus vochtig maken.

– De vlek naar het midden toe deppen.

– Schoongemaakte plek met een zachte doekdroogmaken.

Geen leerverzorgingsmiddel op bekledingvan Alcantara gebruiken.

Bij stof en vuil kunt u ook een verzorgendeshampoo gebruiken.

Stof en vuildeeltjes in poriën, plooien en na-den kunnen schuren en het oppervlak be-schadigen. Als de wagen lang in de zon stil-staat, de Alcantara-bekleding tegen directzonlicht beschermen om verbleken te »

269

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 272: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Aanwijzingen

voorkomen. Lichte verkleuringen door het ge-bruik zijn normaal.

VOORZICHTIG

● Alcantara mag niet met oplosmiddelen,boenwas, schoenpoets, vlekkenverwijderaar,leeronderhoudsmiddel en dergelijke wordenbehandeld.

● Laat hardnekkige vlekken in een gespecia-liseerde werkplaats verwijderen om bescha-digingen te voorkomen.

● Voor het schoonmaken in geen geval bor-stels, harde sponzen, enz., gebruiken.

Veiligheidsgordels schoonmaken

Een vervuilde veiligheidsgordel kan de werk-ing van de veiligheidsgordel negatief beïn-vloeden. Houd veiligheidsgordels schoon encontroleer regelmatig de toestand van allegordels.

Veiligheidsgordels schoonmaken

– De vervuilde veiligheidsgordel volledig uit-trekken en de gordelband uitgerold laten.

– Vervuilde veiligheidsgordels met mildzeepsop schoonmaken.

– Het behandelde gordelweefsel laten dro-gen.

– Veiligheidsgordel pas oprollen, wanneerdeze droog is.

Als er grote vlekken in de gordel komen, zalde oprolautomaat niet meer correct werken.

ATTENTIE

● De veiligheidsgordels mogen niet chemischworden gereinigd, omdat zulke reinigings-middelen de sterkte van het weefsel kunnenaantasten. De veiligheidsgordels mogen ookniet met etsende vloeistoffen in aanrakingkomen.

● Regelmatig de toestand van alle veilig-heidsgordels controleren. Als beschadigin-gen van het weefsel, de gordelverbindingen,de gordelautomaat of het slotgedeelte wor-den vastgesteld, moet de betreffende veilig-heidsgordel door een gespecialiseerde werk-plaats worden vervangen.

● Nooit proberen om de veiligheidsgordelszelf te repareren. De veiligheidsgordels mo-gen nooit op een of andere wijze worden ver-anderd of door u worden uitgebouwd.

VOORZICHTIG

Schoongemaakte veiligheidsgordels moetenvóór het oprollen volledig droog zijn, omdatvocht de gordeloprolautomaat kan beschadi-gen.

Controleren en bijvullen

Tanken

Tanken

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 58

Zodra het volgens de voorschriften bediendevulpistool voor de eerste keer is uitgescha-keld, is de brandstoftank "vol". Er dient nietverder te worden getankt, omdat anders deexpansieruimte in de tank ook gevuld wordt.Bij verhitting zou er brandstof uit kunnen lo-pen.

De juiste brandstofsoort voor de wagen staatop een sticker aan de binnenzijde van detankklep.

Wagens met motor op aardgas en hybridewagens

Om de 6 maanden moet met benzine wordengereden tot het controlelampje gaat bran-den en de tank moet worden bijgevuld. Dit isnodig om de degelijke werking van het sys-teem en de kwaliteit van de brandstof vereistvoor het rijden met benzine te verzekeren.

270

Page 273: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Controleren en bijvullen

ATTENTIE

● Brandstof is gemakkelijk ontvlambaar enkan tot zware verbrandingen en andereverwondingen leiden.

– Bij het vullen van de tank of van een jer-rycan met brandstof mag niet worden ge-rookt en mag er geen contact zijn metvonken. Brandgevaar!

– De wettelijke voorschriften over het ge-bruik van jerrycans in acht nemen.

– Wij adviseren u om veiligheidsredenengeen jerrycan met brandstof mee te ne-men. In geval van een aanrijding kan dejerrycan beschadigd worden en kan erbrandstof uit lekken.

● Wanneer u in uitzonderlijke gevallen brand-stof in een jerrycan moet vervoeren, let danop het volgende:

– Nooit de jerrycan met brandstof vullen,wanneer deze in of op de wagen staat.Tijdens het vullen ontstaan er elektrosta-tische ladingen die de brandstofdampenkunnen laten ontvlammen. Ontploffings-gevaar! De jerrycan altijd op de grondzetten wanneer u deze vult.

– Het vulpistool zo ver mogelijk in de vul-mond van de jerrycan steken.

– Bij jerrycans van metaal moet het vulpis-tool contact met de jerrycan hebben, ter-wijl u de jerrycans met brandstof vult.Hierdoor wordt statische oplading verme-den.

– Nooit brandstof in de wagen of in de ba-gageruimte morsen. Brandstofdampenkunnen ontploffen. Er bestaat levensge-vaar.

VOORZICHTIG

● Weggelekte brandstof direct van de wagen-lak verwijderen.

● Nooit de brandstoftank helemaal leegrij-den! De onregelmatige brandstofvoorzieningkan tot overslaan van de ontsteking leiden.Daardoor komt er onverbrande brandstof inde uitlaat - gevaar voor beschadiging van dekatalysator!

● Als bij een wagen met dieselmotor debrandstoftank volledig is leeggereden, moetna het tanken gedurende ten minste 30 se-conden het contact worden ingeschakeld zon-der de motor te starten. Als u daarna start,kan het langer duren dan normaal - tot maxi-maal een minuut -, voordat de motor aan-slaat. Dat komt doordat het brandstofsys-teem tijdens het starten eerst moet wordenontlucht.

Milieu-aanwijzing

De brandstoftank nooit de vol tanken, omdatbij verhitting er brandstof kan gaan lekken.

Let op

Bevat geen enkel noodmechanisme om detankklep te ontgrendelen. Roep indien nodigde hulp in van gespecialiseerd personeel.

Aardgas tanken

Afb. 227 Tankklep open: gasvulmond 1 ,plug van vulmond 2 .

Voor het tanken de motor stopzetten, hetcontact uitschakelen en de mobiele telefoonen de interieurvoorverwarming uitzetten››› .

De bedieningsaanwijzing van de aardgas-pomp aandachtig lezen.

De wagen is niet klaar om liquefied aardgaste tanken ››› . Voordat aardgas getanktwordt, ervoor zorgen de geschikte soort tetanken ››› pag. 272.

Tankdop openen

De vulmond van de aardgas bevindt zich ach-ter de tankklep, naast de vulmond van debenzine. »

271

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 274: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Aanwijzingen

● Ontgrendel de wagen met de sleutel of metde toets voor centrale vergrendeling , diezich in het voorportier bevindt ››› pag. 140.

● Druk op de achterkant van het deksel enopen het.

Tanken

Bijzonderheden: als de omgevingstempera-tuur zeer hoog is, is het mogelijk dat de be-scherming tegen oververhitting van de gasle-verancier het onmiddellijk uitschakelt.

● De dop van de vulmond ››› afb. 227 1

doen.

● Sluit de vulopening van de gastoevoer aanop de vulmond.

● De brandstoftank zal vol wanneer de com-pressor van de toevoer die toevoer automa-tisch stopt.

● als u het bijtanken eerder wilt stopzetten,druk dan op de stoptoets van de toevoer.

Tankdop sluiten

● Ga na of de plug 2 van de gasvulmondniet vastzit in de vulmond. Hem in dat gevalopnieuw in de vulmond plaatsen.

● Bevestig de dop in de vulmond.

● De klep sluiten tot deze goed vastklikt.

ATTENTIE

Aardgas is zeer explosief en licht ontvlam-baar. het onjuist gebruik van aardgas kan on-gevallen, ernstige brandwonden en andereletsels veroorzaken,

● Vooraleer er aardgas getankt wordt, de vul-mond correct vastklikken. Bij het waarnemenvan gasgeur, het tanken onmiddellijk stop-zetten.

ATTENTIE

De wagen is niet klaar om aardgas te gebrui-ken, deze brandstof mag in geen geval ge-bruikt worden. Het gebruik van vloeibaaraardgas kan ervoor zorgen dat de brandstof-tank ontploft, en kan ernstige verwondingenveroorzaken.

Let op

● Het is mogelijk dat niet alle vulmonden vande gaspompen op dezelfde wijze bediendworden. Indien u niet weet hoe u moet tan-ken, vraag dan aan een gekwalificeerd per-soon van het tankstation om te tanken.

● De geluiden die u tijdens het tanken hoort,zijn normaal en wijzen niet op schade aan hetsysteem.

● Het aardgassysteem van de wagen is zowelvoorbereid op het bijtanken met een kleinecompressor (traag tanken) als een grote com-pressor (snel tanken) in tankstations metaardgas.

Brandstof

Benzinesoorten

Welke benzinesoort voor uw wagen geschiktis, staat aan de binnenzijde van de tankklep.

De wagen is met een katalysator uitgerust enmag alleen op loodvrije benzine rijden. Debenzine moet voldoen aan de Europese normEN 228 resp. de Duitse norm DIN 51626-1 enmoet loodvrij zijn. U mag brandstoffen tan-ken die maximaal 10% ethanol (E10) bevat-ten. De diverse types benzine verschillen quaoctaangetal (RON).

De volgende benamingen komen overeenmet die op de sticker op de tankklep:

Loodvrij super met octaangetal 95 of loodvrijnormaal met octaangetal van min. 91

Geadviseerd wordt om loodvrij super met oc-taangetal 95 te tanken. Mocht deze niet terbeschikking staan: tank dan loodvrij normaalmet een octaangetal van 91, maar houd danwel rekening met een lichte reductie in ver-mogen.

Loodvrij super met octaangetal van min. 95

U moet loodvrij super met een octaangetalvan min. 95 gebruiken.

Als er geen loodvrij super beschikbaar is,kunt u ook in geval van nood loodvrij nor-maal met octaangetal 91 tanken. In dat geval

272

Page 275: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Controleren en bijvullen

mag u echter alleen met gemiddelde toeren-tallen en geringe motorbelasting rijden. Tankloodvrij super bij de eerst komende gelegen-heid die zich voordoet.

Loodvrij super met octaangetal 98 of loodvrijsuper met octaangetal van min. 95

Geadviseerd wordt om loodvrij super met oc-taangetal 98 te tanken. Mocht deze niet terbeschikking staan: tank dan loodvrij supermet een octaangetal van 95, maar houd danwel rekening met een lichte reductie in ver-mogen.

Als er geen loodvrij super beschikbaar is,kunt u ook in geval van nood loodvrij nor-maal met octaangetal 91 tanken. In dat gevalmag u echter alleen met gemiddelde toeren-tallen en geringe motorbelasting rijden. Tankloodvrij super bij de eerst komende gelegen-heid die zich voordoet.

Benzinetoevoegingen

De brandstofkwaliteit beïnvloedt het soepeldraaien van de motor, het vermogen en de le-vensduur van de motor. Daarom moet me-taalvrije kwaliteitsbenzine getankt wordenmet geschikte additieven, reeds toegevoegddoor de aardolie-industrie. Deze toevoegin-gen beschermen tegen corrosie, reinigen hetbrandstofsysteem en voorkomen aanslag inde motor.

Wanneer er geen kwaliteitsbenzine met me-taalvrije additieven beschikbaar is of er mo-torstoringen voorkomen, moet u de noodza-kelijke additieven bij het tanken toevoegen››› .

Het is gebleken dat niet alle benzine-additie-ven goed werken. Het gebruik van ongeschik-te additieven voor de benzine kan aanzienlij-ke schade veroorzaken aan de motor en dekatalysator beschadigen. Gebruik nooit me-taalhoudende additieven voor de benzine!De metaalhoudende additieven kunnen ookin de benzine-additieven zitten om de klop-vastheid te verbeteren en het octaangehaltete verhogen ››› .

SEAT raadt de "Originele additieven van degroep Volkswagen voor benzinemotoren"aan. Bij de SEAT-specialisten kan u deze ad-ditieven kopen en informatie inwinnen be-treffende het gebruik.

VOORZICHTIG

● Tank niet als op de pomp aangegeven staatdat de brandstof metaal bevat. LRP-brand-stoffen (loodvervangende benzine of lead re-placement petrol) bevatten metaalhoudendeadditieven in hoge concentraties. Het gebruikhiervan kan de motor beschadigen!

● U mag geen brandstoffen tanken die eengrote hoeveelheid ethanol (bijv. E50, E85) be-vatten. Dit leidt tot schade aan het brandstof-systeem.

● Eén keer tanken van loodhoudende brand-stof of ander metaaltoevoegingen leidt al toteen blijvende afname van het rendement vande katalysator.

● U mag uitsluitend additieven voor benzinegebruiken die zijn goedgekeurd door SEAT.Additieven die het octaangetal verhogen ofde klopvastheid verbeteren, kunnen metaal-deeltjes bevatten die de motor en katalysatorflink kunnen beschadigen. Dergelijke additie-ven mogen niet worden gebruikt.

● Bij benzine met een laag octaangehaltekunnen hoge toerentallen of een sterke mo-torbelasting tot schade aan de motor leiden.

Let op

● U kunt benzine tanken met een hoger oc-taangehalte dan de motor van uw wagen no-dig heeft.

● In landen waar geen loodvrije benzine be-schikbaar is, kunt u benzine met een laagloodgehalte tanken.

Dieselbrandstof

Let op de informatie aan de binnenzijde vande tankklep.

Geadviseerd wordt om diesel te gebruikendie voldoet aan de Europese norm EN 590.Mocht u niet beschikken over diesel die vol-doet aan de Europese norm EN 590, zorg erdan voor dat het cetaangetal (CZ) minimaal »

273

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 276: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Aanwijzingen

51 is. Indien de motor is voorzien van eendeeltjesfilter, dan moet verder het zwavelge-halte van de brandstof lager zijn dan 50 deel-tjes per miljoen.

Winterdiesel

Zomerdiesel wordt dik in de winter, hetgeenertoe leidt dat uw wagen moeilijker start.Daarom wordt in de winter bij de tankstationsdiesel met betere visco-elasticiteit bij kou(winterdiesel) aangeboden.

VOORZICHTIG

● De wagen is niet geconstrueerd voor hetgebruik van FAME-brandstof (biodiesel). Hetbrandstofsysteem wordt beschadigd, indienop deze brandstof wordt gereden.

● Brandstoftoevoegingen, zogenaamde"vloeistofverbeteraars", benzine of dergelij-ke middelen mogen niet aan de dieselolieworden toegevoegd.

● Bij slechte kwaliteit van de diesel kan hetnoodzakelijk zijn om uit het brandstoffilterook tussen de in het Serviceplan vermelde in-tervallen water af te tappen. Geadviseerdwordt om dit in een gespecialiseerde werk-plaats te laten uitvoeren. Een ophoping vanwater in het filter kan tot motorstoringen lei-den.

Aardgas

Het aardgas kan o.a. gecomprimeerd of vloei-baar zijn.

Liquefied aardgas komt voort uit een hevigekoeling van aardgas. Op die manier wordt deomvang aanzienlijk verminderd in vergelij-king met gecomprimeerd aardgas. In wagensmet aardgas mag niet rechtstreeks liquefiedaardgas worden bijgetankt, omdat het gaszich te veel zou verspreiden in de brandstof-tank.

Daarom mag er in wagens met aardgas enkelgecomprimeerd gas getankt en gebruikt wor-den ››› .

Kwaliteit en verbruik van aardgas

Naargelang de kwaliteit is aardgas onderver-deeld in de groepen H en L.

Het type H heeft een grotere verwarmingsca-paciteit en minder stikstof/koolstofdioxidedan het type L. Hoe groter de verwarmingsca-paciteit van aardgas, hoe lager het verbruik.

De verwarmingscapaciteit en de hoeveelheidstikstof en koolstofdioxide kunnen echterschommelen binnen deze groepen. Daardoorkan het verbruik van de wagen variëren, ookal wordt er maar één type gebruikt.

De motorregeling wordt automatisch aange-past aan het gebruikte aardgas in overeen-stemming met de kwaliteit. Daarom kunnen

in de tank gassen van een verschillende kwa-liteit worden gemengd en hoeft de tank nietvolledig geledigd te worden alvorens bij tetanken met gas van een andere kwaliteit.

Op het display van het instrumentenpaneelwordt de kwaliteit van het aardgas getoond››› pag. 37.

Aardgas en veiligheid

U ruikt gasgeur of vermoed dat er een lek is››› :

● Breng de wagen onmiddellijk tot stilstand.

● Contact uitschakelen.

● Open alle portieren om de wagen te ver-luchten.

● Doof onmiddellijk de sigaretten die u zouhebben aangestoken.

● Verwijder u van de wagen, of schakel on-middellijk alle objecten uit die vonken ofbrand kunnen veroorzaken.

● Als de gasgeur blijft, rijd dan niet verder!

● Roep de hulp van vakmensen in. Laat destoring verhelpen.

Regelmatige controles van het aardgassys-teem

De aardgastanks kunnen beschadigd rakenen verroesten door uitwendige invloeden. De

274

Page 277: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Controleren en bijvullen

wanden van de gastanks verzwakken bij ver-vorming, schade of corrosie. Daardoor kun-nen de tanks klappen en levensgevaarlijk let-sel veroorzaken. Om die reden moet de eige-naar van de wagen het gassysteem uiterlijkom de 4 jaar laten nakijken in een gespeciali-seerde werkplaats (visuele controle). De ei-genaar van de wagen moet de aardgastankslaten vervangen in een gespecialiseerdewerkplaats voordat ze aan het eind van hunlevensduur komen. Informeer u bij een SEAT-dealer of gespecialiseerde werkplaats overde levensduur van de aardgastanks

ATTENTIE

Als u de gasgeur in de wagen of tijdens hetbijtanken negeert, kunnen er ernstige ver-wondingen optreden.

● De noodzakelijke handelingen uitvoeren.

● verlaat het gevarengebied.

● Indien nodig, verwittig dan de noodhulp-diensten.

ATTENTIE

De wagen is niet klaar om aardgas te gebrui-ken, deze brandstof mag in geen geval ge-bruikt worden. Het gebruik van vloeibaaraardgas kan ervoor zorgen dat de brandstof-tank ontploft, en kan ernstige verwondingenveroorzaken.

ATTENTIE

Tanks die beschadigd of verroest zijn kunnenklappen en levensgevaarlijk letsel veroorza-ken.

● Laat de aardgastanks uiterlijk om de 4 jaarnakijken (visuele controle).

● De aardgastanks hebben een beperkte le-vensduur. Laat de gastanks tijdig vervangen.Bij de SEAT-dealers of een gespecialiseerdewerkplaats kunt u meer informatie hieroverkrijgen.

ATTENTIE

Indien de bodem van de wagen tegen degrond stoot of bij een aanrijding van achterenkunnen de aardgastanks beschadigd raken.

● Controleer of u een gasgeur waarneemt.

● Indien u een gasgeur waarneemt, ga dan zosnel mogelijk naar een gespecialiseerdewerkplaats om het aardgassysteem te latennakijken.

Let op

De periodieke controle van het aardgassys-teem door een gespecialiseerde werkplaatsvolgens het Onderhoudsprogramma laten uit-voeren.

AdBlue®

Informatie over AdBlue®

Het verbruik van AdBlue® hangt af van depersoonlijke rijstijl, de bedrijfstemperatuurvan het systeem en de omgevingstempera-tuur wanneer de wagen wordt gebruikt.

AdBlue® bevriest vanaf -11°C (+13°F). Hetsysteem bevat verwarmingselementen dieook de werking bij lage temperaturen garan-deren.

De inhoud van de AdBlue®-tank is ca. 10,4 li-ter.

De AdBlue®-tank mag nooit leeg zijn. Vanafeen actieradius van minder dan 2400 km ver-schijnt op het scherm van het instrumenten-paneel een indicatie dat AdBlue® moet wor-den bijgevuld ››› pag. 276. Wordt deze indi-catie genegeerd, dan zal het later niet meermogelijk zijn om de motor te starten. Ver-schijnt deze indicatie niet, dan hoeft geenAdBlue® te worden toegevoegd.

AdBlue® is een gedeponeerd handelsmerkvan de Duitse vereniging van autofabrikan-ten (VDA) en staat ook bekend als AUS32 ofDEF (Diesel Exhaust Fluid).

VOORZICHTIG

Wordt te veel AdBlue® bijgevuld, dan kan hettanksysteem beschadigd raken.

275

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 278: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Aanwijzingen

AdBlue® bijvullen

Afb. 228 Dop van de vulopening van de Ad-Blue-tank.

Handelingen vóór het bijvullen

Parkeer de wagen op een effen oppervlak.Als de wagen niet op een effen oppervlakstaat maar bijvoorbeeld op een helling of aaneen kant op een stoeprand, kan de meter mo-gelijk het vullen niet correct detecteren.

Indien een bericht over het AdBlue®-peilwerd getoond op het scherm van het instru-mentenpaneel, vul dan minstens de mini-maal vereiste hoeveelheid bij (ca. 5 liter). En-kel wanneer u deze hoeveelheid tankt, detec-teert het systeem dat AdBlue® werd bijge-vuld en kunt u de motor opnieuw starten. Demaximale hoeveelheid die u kunt tanken is11 liter.

Contact uitschakelen. Als het contact niet isuitgeschakeld tijdens het vullen, verschijntop het scherm van het instrumentenpaneel

mogelijk nog steeds de indicatie dat u pro-duct moet bijvullen.

Bijvullen met een vulfles

Gebruik enkel AdBlue® die voldoet aan denorm ISO 22241-1. Gebruik enkel origineleverpakkingen.

● Open de tankklep ››› afb. 228.

● Draai de dop van de vulopening van detank linksom los.

● Houd rekening met de aanwijzingen en ge-gevens van de fabrikant van de vulfles.

● Controleer de vervaldatum.

● Draai de dop van de vulfles los.

● Steek de hals van de fles verticaal in de vu-lopening van de tank en schroef de fles metde hand rechtsom vast.

● Druk de vulfles in de richting van de vulo-pening en houd ze in die positie.

● Wacht tot de inhoud van de fles in de Ad-Blue®-tank gelopen is. De fles mag niet sa-mengedrukt of gebroken worden!

● Schroef de fles linksom los en trek ze voor-zichtig naar boven weg ››› .

● De AdBlue®-tank is vol wanneer geen vloei-stof meer uit de fles komt.

● Draai de dop van de vulopening van detank rechtsom in tot hij vastklikt.

● Tankklep sluiten.

Handelingen vóór het wegrijden

● Na het vullen schakelt u enkel het contactin.

● Laat het contact minstens 30 seconden in-geschakeld zodat het systeem de vulling kandetecteren.

● Zet de motor niet aan tot de 30 secondenverstreken zijn!

AdBlue bijvullen aan de pomp

Geldt voor wagens met selectieve katalyti-sche reductie.

● Open de klep van de vulopening van detank.

● Draai de sluitstop van de vulopening vanhet SCR-systeem naar links ››› afb. 228.

● Voeg AdBlue toe tot het vulpistool voor heteerst stopt.

● Sluit de SCR-buis door ze naar rechts tedraaien tot u een klik hoort.

ATTENTIE

De AdBlue® mag enkel bewaard worden in deoriginele verpakking, goed gesloten en opeen veilige plaats.

● Bewaar AdBlue® nooit in lege blikjes, fles-sen of vergelijkbare verpakkingen, omdat an-dere personen zich dan kunnen vergissen.

● Bewaar AdBlue® steeds buiten bereik vankinderen.

276

Page 279: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Controleren en bijvullen

VOORZICHTIG

● Bij het tanken moet de greep van het vul-pistool omlaag uitgelijnd zijn. Anders zal devulmond niet automatisch aangesloten wor-den.

● Probeer niet meer additief toe te voegennadat het vulpistool voor het eerst gestopt is.De AdBlue-tank kan dan te veel gevuld wor-den, waardoor AdBlue naar buiten stroomt.

● Gebruik enkel AdBlue® die voldoet aan denorm ISO 22241-1. Gebruik enkel origineleverpakkingen.

● Meng AdBlue® nooit met water, brandstofof additieven. Eender welke storing veroor-zaakt door een mengsel valt niet onder de ga-rantie.

● Vul AdBlue® nooit in de dieseltank! Doet udit toch dan kan de motor beschadigd raken!

● Neem de vulfles niet continu mee in de wa-gen. Indien de fles lekt (door temperatuur-schommelingen of schade aan de fles), kanAdBlue® het interieur van de wagen bescha-digen.

Milieu-aanwijzing

Lever de vulfles met het oog op milieube-scherming in bij geschikte inzamelpunten.

Let op

Bij de SEAT-dealers kunt u geschikte vulfles-sen van AdBlue® aanschaffen.

Werkzaamheden in de motor-ruimte

Veiligheidsaanwijzingen voor werk-zaamheden in de motorruimte

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 17

Voor alle werkzaamheden aan de motor of inde motorruimte:

1. Motor uitschakelen en de sleutel uit hetcontactslot trekken.

2. Handrem aantrekken.

3. Versnellingshendel in neutraal resp. dekeuzehendel in stand P zetten.

4. Motor laten afkoelen.

5. Kinderen ver van de wagen houden.

6. Motorkap openen ››› pag. 278.

Werkzaamheden in de motorruimte alleenzelf uitvoeren, wanneer u met de noodzakelij-ke handelingen vertrouwd bent en over ge-schikt gereedschap beschikt! Anders dewerkzaamheden bij een gespecialiseerdewerkplaats uit laten voeren.

Alle vloeistoffen en bedrijfsmiddelen, zoalskoelvloeistof en motorolie, maar ook bougiesen accu's worden voortdurend verder ontwik-keld. De Technische Diensten worden doorSEAT constant op de hoogte gehouden over

wijzigingen. Wij adviseren u daarom bedrijfs-vloeistoffen en bedrijfsmiddelen door eenTechnische Dienst te laten vervangen. Let ookop de aanwijzingen ››› pag. 260. De motor-ruimte van de wagen is een gevaarlijke ruim-te ››› .

ATTENTIE

Bij alle handelingen aan de motor of in demotorruimte - bijv. bij controleren en bijvullenvan vloeistoffen - kunnen verwondingen,brandwonden en ander gevaar voor een onge-val of brand ontstaan!

● Nooit de motorkap openen als u ziet dat erstoom of koelvloeistof uitkomt. Gevaar voorbrandwonden! Wachten tot er geen damp ofkoelvloeistof meer naar buiten komt. De mo-tor vóór het openen van de motorkap laten af-koelen.

● Motor uitschakelen en de contactsleutel uithet contactslot trekken.

● Trek de handrem aan en zet de versnel-lingshendel in de stand neutraal of de keuze-hendel in de stand P.

● Kinderen ver van de wagen houden.

● Geen hete motordelen aanraken. Gevaarvoor brandwonden!

● Geen vloeistof op de motor of op het uit-laatsysteem knoeien als deze nog heet zijn.Brandgevaar!

● Kortsluiting voorkomen in de elektrischeinstallatie, vooral op de starthulpaansluitin-gen ››› pag. 73. De accu kan exploderen! »

277

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 280: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Aanwijzingen

● Nooit het koelsysteem aanraken. Dezewordt afhankelijk van de temperatuur gere-geld en kan automatisch worden ingescha-keld – ook bij uitgeschakeld contact of uit hetcontact getrokken contactsleutel!

● Bedek de motor nooit met extra isolatiema-terialen zoals een deken. Brandgevaar!

● Nooit de vuldop van het koelvloeistofreser-voir openen zolang de motor warm is. Door dehete koelvloeistof staat het koelsysteem on-der druk!

● Vuldop bij het openen met een grote, dikkelap afdekken om gezicht, handen en armentegen hete damp of hete koelvloeistof te be-schermen.

● Geen voorwerpen, zoals poetslappen of ge-reedschap, in de motorruimte achterlaten.

● Als u zich genoodzaakt ziet om onder dewagen werkzaamheden uit te voeren, zet hemdan met stroppen en bokken vast zodat hijniet kan bewegen. De hydraulische krik al-leen is niet voldoende om de wagen vast tezetten en u loopt kans zich te verwonden.

● Als er werkzaamheden aan de motor moe-ten worden uitgevoerd, terwijl er wordt ge-start of terwijl de motor draait, bestaat er le-vensbedreigend gevaar door draaiende delen(zoals de geribde riem, de dynamo en dekoelluchtventilator) en door de hoogspan-ningsontsteking. Let ook op het volgende:

– Raak nooit de elektrische kabels van hetontstekingssysteem aan.

– Beslist voorkomen dat u bijv. met siera-den, loshangende kledingstukken of lan-

ge haren in draaiende delen van de motorkomt. Er bestaat levensgevaar. Daaromeerst sieraden afdoen, uw haar opstekenen kleding dragen, die goed aansluit.

– Nooit bij een ingeschakelde versnellingachteloos gas geven. De wagen zou zichzelfs met aangetrokken handrem nogkunnen verplaatsen. Er bestaat levensge-vaar.

● Wanneer werkzaamheden aan het brand-stofsysteem of aan de elektrische installatienoodzakelijk zijn, ook op de hierboven ver-melde waarschuwingen letten:

– Startaccu altijd losmaken van de elektri-sche installatie. Daarbij moet de wagenontgrendeld zijn, omdat anders hetalarmsysteem wordt geactiveerd.

– Niet roken.

– Nooit in de buurt van open vuur werken.

– Altijd een brandblusser gereedhouden.

ATTENTIE

Als de motorkap niet goed gesloten is, zou hijonder het rijden plots open kunnen gaan ende bestuurder het zicht kunnen ontnemen.Dit kan ernstige ongevallen tot gevolg heb-ben.

● Controleer na het sluiten van de motorkapof de vergrendeling goed in de slotplaat vast-geklikt is. De gesloten motorkap moet vlakmet de carrosseriedelen eromheen liggen.

● Als u onder het rijden vaststelt dat de mo-torkap niet goed gesloten is, moet u onmid-dellijk stoppen en de motorkap goed sluiten.

● Open en sluit de motorkap alleen als nie-mand zich binnen de actieradius ervan be-vindt.

VOORZICHTIG

Let er bij het bijvullen van vloeistoffen op datde vloeistoffen in geen geval worden verwis-seld. Anders zijn ernstige storingen en motor-schade het gevolg!

Milieu-aanwijzing

Vloeistoffen die uit de wagen komen, zijnschadelijk voor het milieu. Controleer daaromregelmatig de grond onder de wagen. Alsdaar vlekken van olie of andere vloeistoffenzichtbaar zijn, dan dient u de wagen door eengespecialiseerde werkplaats te laten contro-leren.

De motorkap openen

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 17

De motorkap wordt vanuit het interieur ont-grendeld.

Alvorens de motorkap te openen, erop lettenof de ruitenwissers wel in de ruststand staan.

278

Page 281: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Controleren en bijvullen

ATTENTIE

Hete koelvloeistof kan brandwonden veroor-zaken!

● Nooit de motorkap openen als u ziet dat erdamp, rook of koelvloeistof uit de motorruim-te komt.

● Zo lang wachten tot er geen damp, rook ofkoelvloeistof meer naar buiten komt, voordatu de motorkap voorzichtig opent.

● Let vóór alle werkzaamheden in het motor-compartiment op de waarschuwingen ››› pag.277.

Motorkap sluiten

– De motorkap iets oplichten.

– De motorkapsteun loshaken en weer in dedrukhouder plaatsen.

– Op een hoogte van ongeveer 30 cm latenvallen zodat het geblokkeerd is.

Als de motorkap niet goed gesloten is, dekap niet aandrukken. Opnieuw openmakenen laten vallen zoals hiervoor beschreven is.

ATTENTIE

Een niet goed gesloten motorkap kan tijdenshet rijden opengaan en het zicht naar vorenbelemmeren - gevaar voor ongevallen!

● Altijd na het sluiten van de motorkap con-troleren of de vergrendeling goed is vastge-klikt. De motorkap moet vlak en afsluitendmet de carrosseriedelen eromheen liggen.

● Als u tijdens het rijden merkt dat de ver-grendeling niet vastzit, direct stoppen en demotorkap sluiten - gevaar voor ongevallen!

Vloeistofniveaus controleren

Afb. 229 Afbeelding met de plaats van de elemen-ten. »

279

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 282: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Aanwijzingen

Het peil van de verschillende vloeistoffen vande wagen dient regelmatig gecontroleerd teworden. De vloeistoffen niet onderling ver-wisselen, omdat dit ernstige schade aan demotor tot gevolg heeft.

Koelvloeistofexpansiereservoir

Motoroliepeilstok

Vulopening motorolie

Remvloeistofreservoir

Wagenaccu

Ruitensproeiervloeistofreservoir

Het controleren en bijvullen van de vloeistof-fen wordt bij de eerder genoemde onderde-len uitgevoerd. Deze handelingen worden be-schreven op ››› pag. 277.

Overzicht in tabelvorm

Nadere verklaringen, aanwijzingen en beper-kingen op de technische gegevens vindt uvanaf ››› pag. 296.

Let op

De plaats van de onderdelen kan afhankelijkvan de motor verschillen.

1

2

3

4

5

6

Motorolie

Algemene aanwijzingen

De motor wordt af fabriek voorzien van eenspeciale multigrade-olie geschikt voor elkjaargetijde.

Omdat het gebruik van een hoogwaardigeolie een voorwaarde is voor het correct functi-oneren en de duurzaamheid van de motor,dient uitsluitend olie volgens de VW-normengebruikt te worden als u olie bijvult of ver-verst.

De specificaties die op de volgende bladzijdestaan (VW-normen) moeten op de verpakkingvermeld staan; indien op de verpakking vande olie zowel de normen voor zowel benzine-als voor dieselmotoren vermeld staan, magde olie zonder onderscheid voor beide soor-ten motoren gebruikt worden.

Geadviseerd wordt het verversen van de olieuit te laten voeren door een TechnischeDienst of een gespecialiseerde werkplaats,volgens het Onderhoudsprogramma.

De voor de motor in uw wagen geldende olie-specificaties staan in ››› pag. 60.

Onderhoudsintervallen

De onderhoudsintervallen kunnen flexibel(service-interval met lange duur) of vast (af-hankelijk van de tijd of het gereden aantal ki-lometers).

Als op de binnenkant van de omslag van hetboekje Onderhoudsprogramma de aandui-ding PR QI6 voorkomt, betekent dit dat voorde wagen een service-interval met lange duurvan toepassing is, terwijl de aanduidingenQI1, QI2, QI3, QI4 of QI7 staan voor een on-derhoudsinterval op basis van tijd of kilome-ters.

Variabele onderhoudsintervallen (Service-In-tervallen met Lange Duur*)

Er zijn speciale oliën en controles ontwikkelddie, afhankelijk van de rijomstandigheden enrijstijl van de bestuurder, de verversingsinter-vallen kunnen verlengen (service-intervallenmet lange duur).

Het gebruik van deze oliën is een voorwaardevoor het verlengen van deze onderhoudsin-tervallen, neem daarbij altijd het volgende inacht:

● Vermeng de olie niet met de voor vaste on-derhoudsintervallen voorgeschreven olie.

● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-peil te laag is ››› pag. 281 en LongLife-olieniet beschikbaar is, mag met oliesoortenvoor vaste onderhoudsintervallen››› pag. 60 maximaal 0,5 liter eenmaligworden bijgevuld.

280

Page 283: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Controleren en bijvullen

Vaste service-intervallen*

Als er voor de wagen geen "Service-intervalmet lange duur" van toepassing is of dit in-terval op verzoek niet wordt toegepast, ge-bruik dan olie voor vaste onderhoudsinter-vallen die wordt vermeld in ››› pag. 60. Indit geval geldt voor uw wagen een vast on-derhoudsinterval van 1 jaar of 15.000 km(wat het eerst wordt bereikt) ››› brochure On-derhoudsprogramma.

● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-peil te laag is ››› pag. 281 en de voor uw wa-gen voorgeschreven olie niet beschikbaar is,mag met oliesoorten volgens specificatieACEA A2 of ACEA A3 (benzinemotoren) resp.ACEA B3 of ACEA B4 (dieselmotoren) hoog-stens 0,5 liter eenmalig worden bijgevuld.

Wagens met roetfilter voor dieselmotoren*

In het Onderhoudsprogramma staat of uwwagen met een roetfilter voor dieselmotorenis uitgerust.

Bij wagens die zijn uitgerust met een roetfil-ter voor dieselmotoren mag uitsluitend mo-torolie volgens specificatie VW 507 00 wor-den bijgevuld. Dat is een low SAPS-motor-olie. Het gebruik van andere typen motoroliekan ertoe leiden dat het roetfilter eerder ver-stopt raakt, waardoor de levensduur ervanwordt verminderd. Daarom:

● Niet vermengen met andere oliesoorten.

● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-peil te laag is ››› pag. 281, Motoroliepeilcontroleren en de voor uw wagen voorge-schreven olie niet beschikbaar is, mag metoliesoorten volgens specificatie VW 506 00resp. VW 506 01 of VW 505 00 resp.VW 505 01 of ACEA B3 resp. ACEA B4 hoog-stens 0,5 liter eenmalig worden bijgevuld.

Let op

Alvorens een lange reis te gaan maken, advi-seren wij u voor vertrek motorolie met deovereenkomstige VW specificatie te kopen enin uw wagen mee te nemen. Zo beschikt u al-tijd over de juiste motorolie om bij te vullenindien dit nodig mocht zijn.

Waarschuwingslampje

Als het controlelampje rood gaat bran-den, betekent dat dat de motoroliedruk telaag is.

Als het symbool knippert en er klinken tege-lijkertijd drie waarschuwingssignalen, demotor afzetten en het oliepeil controleren. Zonodig olie bijvullen ››› pag. 282.

Als het lampje blijft knipperen mag u niet ver-der rijden, hoewel het oliepeil in orde is. Demotor mag ook niet stationair draaien. Roepde hulp in van een vakman.

Oliepeil controleren

Als het controlelampje geel gaat branden,moet het motoroliepeil zo snel mogelijk wor-den gecontroleerd. Bij de eerstvolgende gele-genheid olie bijvullen ››› pag. 282.

Oliepeilsensor defect*

Als het controlelampje geel knippert, moetu een gespecialiseerde werkplaats opzoekenen de oliepeilsensor laten controleren. Veilig-heidshalve het oliepeil elke keer bij het tan-ken controleren.

Motoroliepeil controleren

Afb. 230 Oliepeilstok.

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 59

Oliepeil controleren

– De wagen in horizontale stand parkeren. »281

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 284: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Aanwijzingen

– De motor kort stationair laten draaien enuitzetten wanneer de bedrijfstemperatuurbereikt is.

– Ca. twee minuten wachten.

– Oliepeilstok uit de geleidingspijp trekken.Oliepeilstok met een schone doek afvegenen tot de aanslag weer in de geleidingspijpduwen.

– Vervolgens de oliepeilstok er weer uittrek-ken en het oliepeil controleren. Indien no-dig motorolie bijvullen.

Afhankelijk van de rijstijl en het gebruik vande wagen kan het olieverbruik tot 0,5 l/1.000km bedragen. Bij de eerste 5.000 kilometerkan het verbruik hoger liggen. Het motorolie-peil moet daarom regelmatig worden gecon-troleerd - bij voorkeur elke keer bij het tankenen vóór langere ritten.

ATTENTIE

Werkzaamheden aan de motor of in de motor-ruimte dienen met de nodige voorzichtigheiduitgevoerd te worden.

● Let vóór alle werkzaamheden in het motor-compartiment op de waarschuwingen ››› pag.277.

VOORZICHTIG

Als het oliepeil zich boven het gebied ››› afb.230 A bevindt, de motor niet starten. Ditkan schade aan de motor en de katalysator

tot gevolg hebben. Een Technische Dienstraadplegen.

Motorolie bijvullen

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 59

Voordat u de motorkap opent, eerst de waar-schuwingen lezen en deze opvolgen ››› inVeiligheidsaanwijzingen voor werkzaamhe-den in de motorruimte op pag. 277.

De plaats van de oliepeilstok is in de betref-fende afbeelding van de motorruimte weer-gegeven ››› pag. 279.

Motoroliespecificatie ››› pag. 60.

ATTENTIE

Olie kan gemakkelijk branden! Wanneer uolie bijvult, mag er geen olie op hete motor-delen komen.

VOORZICHTIG

Als het oliepeil zich boven het gebied ››› afb.230 A bevindt, de motor niet starten. Ditkan schade aan de motor en de katalysatortot gevolg hebben. Ga dan naar een gespecia-liseerde werkplaats.

Milieu-aanwijzing

Het oliepeil mag in geen geval boven gebied››› afb. 230 A liggen. Anders kan olie via decarterontluchting worden aangezogen endoor de uitlaat in de atmosfeer komen.

Motorolie verversen

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 59

De motorolie wordt bij onderhoudswerk-zaamheden ververst.

Wij adviseren u daarom om de motorolie bijeen Technische Dienst te laten verversen.

In het Onderhoudsprogramma staat vermeldwanneer de motorolie moet worden ververst.

ATTENTIE

Motorolie alleen zelf verversen, wanneer uover de noodzakelijke vakkennis beschikt!

● Voordat u de motorkap opent, eerst dewaarschuwingen lezen en deze opvolgen››› pag. 277, Veiligheidsaanwijzingen voorwerkzaamheden in de motorruimte.

● Motor eerst laten afkoelen. Hete olie kanbrandwonden veroorzaken.

● Een beschermende bril dragen - gevaardoor etsende werking van oliespetters.

282

Page 285: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Controleren en bijvullen

● Uw arm horizontaal houden, als u de olie-aftapplug met de hand losdraait, zodat de er-uit lopende olie niet langs uw arm naar bene-den kan lopen.

● Als uw huid met motorolie in contact is ge-komen, dan dient u uw huid vervolgens gron-dig te wassen.

● Olie is giftig! Motorolie buiten het bereikvan kinderen bewaren.

VOORZICHTIG

Geen extra smeermiddel aan de motorolietoevoegen. De motor kan hiervan schade on-dervinden. Schade die door zulke middelenontstaat, valt niet onder de garantie.

Milieu-aanwijzing

● Omdat de olie correct moet worden afge-voerd en vanwege de benodigde speciale ge-reedschappen en vakkennis adviseren wij ude motorolie en het oliefilter bij een Techni-sche Dienst te laten verversen.

● In geen geval mag olie in de riolering of inde grond terechtkomen.

● Voor het opvangen van de afgewerkte olieeen hiervoor bestemde bak gebruiken die degehele oliehoeveelheid van uw motor kan op-vangen.

Koelsysteem

Controlelampje

Er is een storing als:

● Het controlelampje na enkele secondenniet weer uitgaat.

● Het controlelampje brandt of knipperttijdens het rijden en er tegelijkertijd driewaarschuwingssignalen ››› klinken.

Het koelvloeistofpeil kan te laag of de koel-vloeistoftemperatuur te hoog zijn.

Koelvloeistoftemperatuur te hoog

Indien het controlelampje brandt, stop dewagen, schakel de motor uit en laat hem af-koelen. Koelvloeistofpeil controleren.

Als het koelvloeistofpeil in orde is, kan destoring door het uitvallen van de koellucht-ventilator zijn veroorzaakt. De zekering voorde koelluchtventilator controleren en deze zonodig laten vervangen ››› pag. 108.

Als na een korte rit het controlelampje op-nieuw gaat branden, niet verder rijden en demotor afzetten. Neem contact op met eenTechnische Dienst of een gespecialiseerdewerkplaats.

Koelvloeistofpeil te laag

Indien het controlelampje brandt, stop dewagen, schakel de motor uit en laat hem af-

koelen. Eerst het koelvloeistofpeil controle-ren. Wanneer het koelvloeistofpeil in het re-servoir onder de "MIN"-markering staat, koel-vloeistof bijvullen ››› .

ATTENTIE

● Als de wagen om technische redenen stil-gevallen is, hem op een veilige afstand vanhet verkeer zetten. De motor afzetten, deknipperlichten inschakelen en de gevaren-driehoeken op de weg zetten.

● Nooit de motorkap openen, wanneer umerkt dat damp of koelvloeistof naar buitenkomt - gevaar voor verbrandingen! Wachtentot er geen damp of koelvloeistof meer ont-snapt.

● De motorruimte van elke wagen is een ge-vaarlijke zone. Voordat u werkzaamheden inde motorruimte uitvoert, de motor afzetten enaf laten koelen. Altijd de waarschuwingsaan-wijzingen op ››› pag. 277 in acht nemen.

Antivries/water bijvullen

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 60

Vul koelvloeistof bij zodra het peil daarvanonder de markering MIN (minimum) komt.

Koelvloeistofpeil controleren

– De wagen in horizontale stand parkeren.

– Contact uitschakelen. »283

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 286: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Aanwijzingen

– Lees het koelvloeistofpeil op het koelvloei-stofexpansiereservoir af. Bij warme motormoet het koelvloeistofpeil tussen de mar-keringen staan. Bij warme motor kan hetpeil ook iets boven de MAX-markering lig-gen.

Antivries/water bijvullen

– Motor laten afkoelen.

– Bedek de vuldop van het koelvloeistofex-pansiereservoir met een doek en draai de-ze voorzichtig naar links ››› .

– Vul alleen koelvloeistof bij indien in het ex-pansiereservoir nog koelvloeistof aanwezigis; indien dit niet het geval is, kan de motorbeschadigd raken. Indien geen koelvloei-stof meer aanwezig is in het expansiereser-voir, niet verder rijden. Roep de hulp vanvakmensen in ››› .

– Als nog een restant koelvloeistof aanwezigis in het expansiereservoir, vul dan bij totde max. markering.

– Vul koelvloeistof bij totdat het niveau sta-biel blijft.

– Vuldop goed vastdraaien.

Koelvloeistofverlies moet in de eerste plaatsin lekkage worden gezocht. Wend u direct toteen gespecialiseerde werkplaats om hetkoelsysteem te laten controleren. Bij eendicht koelsysteem kunnen verliezen alleenvoorkomen, als de koelvloeistof door over-

verhitting kookt en daardoor uit het koelsys-teem wordt geperst.

ATTENTIE

● Het koelsysteem staat onder druk! De vul-dop van het koelvloeistofexpansiereservoirniet openen zolang de motor warm is - gevaarvoor brandwonden!

● Antivries en koelvloeistof zijn schadelijkvoor de gezondheid. De antivries daarom al-leen in de originele verpakking en buiten hetbereik van kinderen bewaren. Anders bestaatgevaar voor vergiftiging.

● Als u werkzaamheden uitvoert in het mo-torcompartiment, houd er dan rekening meedat de radiateurventilator ook bij uitgescha-keld contact plotseling in werking kan treden- gevaar voor verwondingen!

ATTENTIE

Als er zich onvoldoende koelvloeistof in hetkoelsysteem bevindt, dan kunnen er zich fou-ten in de motor voordoen en kunnen er bijge-volg ernstige verwondingen worden opgelo-pen.

● Er moet worden nagegaan of het additie-fpercentage juist is, rekening houdend metde laagst voorziene omgevingstemperatuurop de plaats waar de wagen gebruikt zal wor-den.

● Als er een extreem lage buitentemperatuuris, kan de koelvloeistof bevriezen en kan dewagen niet meer bewegen. Omdat in dat ge-

val ook de verwarming niet werkt, kunnen in-zittenden die niet warm genoeg zijn gekleeddoodvriezen.

VOORZICHTIG

Vul geen koelvloeistof bij als geen vloeistofmeer aanwezig is in het expansiereservoir! Erkan zo lucht in het koelsysteem terechtko-men. In dat geval, niet verder rijden. Roep dehulp van vakmensen in. Gevaar voor motor-schade!

VOORZICHTIG

De originele additieven mogen niet wordengemengd met koelvloeistoffen die niet zijngoedgekeurd door SEAT. Deze mengsels kun-nen ernstige schade veroorzaken aan de mo-tor en het koelsysteem.

● Als de vloeistof in het expansiereservoirniet lila is maar bijvoorbeeld bruin, dan is hetadditief G13 waarschijnlijk gemengd met eenniet-geschikte koelvloeistof. In dat gevalmoet de koelvloeistof direct worden ververst.Anders kan de werking van de wagen ernstigverstoord worden en kan de motor defect ra-ken!

Milieu-aanwijzing

De koelvloeistof en de toevoegingen kunnenhet milieu vervuilen. Indien een bedrijfsvloei-stof vrijkomt, moet die op een daartoe ge-schikte wijze worden opgevangen en op mili-euvriendelijke wijze worden afgevoerd.

284

Page 287: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Controleren en bijvullen

Remvloeistof

Remvloeistofpeil controleren

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 61

De plaats van het remvloeistofreservoir is tezien in de betreffende afbeelding van de mo-torruimte ››› pag. 279. Het is herkenbaar aande zwart-gele vuldop.

Het remvloeistofpeil zakt tijdens het rijden,omdat de remblokken slijten en automatischgesteld worden.

Als het vloeistofpeil echter in korte tijd sterkdaalt of onder de "MIN"-markering zakt, kanhet remsysteem lek zijn geraakt. De controle-lampjes in het instrumentenpaneel waar-schuwen u ervoor dat het remvloeistofpeil telaag is ››› pag. 126.

ATTENTIE

Voordat u de motorkap opent en de remvloei-stof controleert, eerst de waarschuwingen le-zen en deze opvolgen ››› pag. 277.

Remvloeistof verversen

In het Onderhoudsprogramma staat vermeldwanneer de remvloeistof moet worden ver-verst.

Wij adviseren u om de remvloeistof bij eenTechnische Dienst te laten verversen.

Voordat u de motorkap opent, eerst de waar-schuwingen ››› in Veiligheidsaanwijzingenvoor werkzaamheden in de motorruimte oppag. 277 in "Veiligheidsaanwijzingen voorwerkzaamheden in de motorruimte" lezen endeze opvolgen.

De remvloeistof trekt vocht aan en neemtdaarom in de loop van de tijd water uit deomringende lucht op. Een te hoog waterge-halte van de vloeistof kan echter op den duurcorrosieschade in het remsysteem veroorza-ken. Bovendien wordt het kookpunt van deremvloeistof aanzienlijk lager. Daardoorwordt bij sterke belasting van de remmen deremwerking minder doordat er luchtbelvor-ming in het remsysteem ontstaat.

Zorg ervoor dat u altijd de juiste remvloeistofgebruikt. Gebruik uitsluitend remvloeistof dieuitdrukkelijk voldoet aan de norm VW 50114.

U kunt remvloeistof die voldoet aan norm VW501 14 kopen bij een SEAT dealer of bij eenofficiële SEAT werkplaats. Mocht deze nietvoorradig zijn, gebruik dan uitsluitend eenremvloeistof van hoge kwaliteit die voldoetaan de DIN-norm ISO 4925 CLASS 4 of aan deVS-norm FMVSS 116 DOT 4.

Indien u een remvloeistof van een ander typeof van lagere kwaliteit gebruikt, kan dat dewerking van het remsysteem negatief beïn-

vloeden. Als de verpakking niet vermeld datde remvloeistof voldoet aan de norm VW 50114, DIN ISO 4925 CLASS 4 of de VS-normFMVSS 116 DOT 4, gebruik deze vloeistof danniet.

ATTENTIE

Remvloeistof is giftig. De remwerking neemtaanzienlijk af, aangezien de viscositeit met-tertijd verloren gaat.

● Voordat u de motorkap opent en de rem-vloeistof controleert, eerst de waarschuwin-gen lezen en deze opvolgen ››› pag. 277.

● Remvloeistof alleen in de gesloten origine-le verpakking en buiten het bereik van kinde-ren bewaren. Vergiftigingsgevaar!

● De remvloeistof vervangen volgens de aan-wijzingen in het Onderhoudsprogramma. Bijte oude remvloeistof kan het bij grote belas-ting van de remmen tot luchtbelvorming inhet remsysteem komen. Hierdoor worden deremwerking en bijgevolg de rijveiligheid ver-minderd. Gevaar voor ongelukken.

VOORZICHTIG

Remvloeistof tast de lak aan. Elke vloeistof-rest in contact met de lak onmiddellijk afve-gen. »

285

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 288: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Aanwijzingen

Milieu-aanwijzing

Met betrekking tot het opslaan en afvoerenvan remblokken en remvloeistof gelden wet-telijke voorschriften. Het servicenetwerk vanSEAT beschikt over de nodige vakkennis en iserop ingesteld om deze afvalstoffen milieube-wust op te slaan en af te voeren.

Reservoir ruitensproeiervloei-stof

Ruitensproeiervloeistofpeil controle-ren en sproeiervloeistof bijvullen

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 61

De ruitensproeier wordt via het ruitensproei-erreservoir, dat zich in de motorruimte be-vindt, van vloeistof voorzien. Het heeft eeninhoud van ca. 3 liter.

Het reservoir zit in de motorruimte.

Schoon water is niet voldoende om de ruitengoed te reinigen. Daarom adviseren wij altijdeen ruitenreiniger aan het water toe te voe-gen. Op de markt zijn ruitenreinigers verkrijg-baar met een sterk reinigend vermogen dievorstbestendig zijn en die dus het hele jaardoor gebruikt kunnen worden. Let op demengvoorschriften op de verpakking.

ATTENTIE

Werkzaamheden aan de motor of in de motor-ruimte dienen met de nodige voorzichtigheiduitgevoerd te worden.

● Let vóór alle werkzaamheden in het motor-compartiment op de waarschuwingen ››› pag.277.

VOORZICHTIG

● In geen geval antivries of andere additievenaan de ruitensproeiervloeistof toevoegen.

● Uitsluitend kwalitatief degelijke ruitenreini-gers gebruiken met de door de fabrikant voor-geschreven hoeveelheid water. Bij andereschoonmaakmiddelen of zeepoplossingenkunnen de zeer kleine openingen van debreedsproeiers verstopt raken.

Wagenaccu

Gebruikte symbolen en waarschuwin-gen met betrekking tot werkzaamhe-den aan de accu van de wagen

Lees aandachtig de aanvullende informatie››› pag. 62

Uw ogen beschermen

Accuzuur is sterk etsend. Handschoenen en oog-bescherming dragen!

Vuur, vonken, open vlam en roken verboden!

Als een accu wordt geladen, ontstaat het lichtontvlambare knalgas!

Kinderen verwijderd houden van accuzuur en ac-cu!

ATTENTIE

Bij werkzaamheden aan de accu en aan deelektrische installatie bestaat gevaar voorverwondingen, brandwonden, ongevallen enbrand:

● Uw ogen beschermen. Geen zuur- of lood-houdende deeltjes in de ogen, op de huid ofop kleding laten komen.

● Accuzuur is sterk etsend. Handschoenen enoogbescherming dragen. Accu niet kantelen:uit de ontgassingsopeningen kan accuzuurvloeien.

● Zuurspatjes in de ogen direct enkele minu-ten met schoon water uitspoelen. Ga vervol-gens onmiddellijk naar een arts. Zuurspatjesop de huid of op de kleding direct met zeep-sop neutraliseren en met veel water naspoe-len. Na inwendig gebruik van accuzuur directnaar een arts gaan.

● Vuur, vonken, open vlam en roken verbo-den. Vonkvorming bij het werken met kabels

286

Page 289: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Controleren en bijvullen

en elektrische apparaten en door elektrosta-tische ontlading vermijden. Nooit de accupo-len kortsluiten. Gevaar voor verwondingendoor elektrische vonken.

● Als een accu wordt geladen, ontstaat eenlicht ontvlambaar knalgas. Laad de accu al-leen op in goed geventileerde ruimten.

● Kinderen verwijderd houden van accuzuuren accu!

● Vóór alle werkzaamheden aan de elektri-sche installatie de motor, het contact en alleelektrische apparatuur uitschakelen. De min-kabel van de accu losmaken. Bij het vervan-gen van lampjes is het voldoende om de ver-lichting uit te schakelen.

● Voordat u de kabels van de accu losmaakt,door ontgrendeling van de wagen het alarm-systeem uitschakelen! Anders wordt hetalarmsysteem geactiveerd.

● Bij het loskoppelen van de accu van deelektrische installatie eerst de minkabel endaarna de pluskabel losmaken.

● Voordat de accu weer wordt aangesloten,alle elektrische apparatuur uitschakelen.Eerst de pluskabel en daarna de minkabelaansluiten. De aansluitkabels mogen in geenenkel geval worden verwisseld – gevaar voorkabelbrand!

● Nooit een bevroren of ontdooide accu opla-den - gevaar voor explosie en etsende werk-ing! Een accu vervangen als deze eenmaal be-vroren is geweest. Een lege accu kan al bijtemperaturen rond 0°C (+32°F) bevriezen.

● Let erop dat de ontgassingsslangen altijdop de accu's zijn aangesloten.

● Geen accu's gebruiken die beschadigd zijn.Ontploffingsgevaar! Beschadigde accu's di-rect vervangen.

VOORZICHTIG

● De kabels van de accu nooit bij ingescha-keld contact losmaken omdat anders de elek-trische installatie resp. elektronische onder-delen worden beschadigd.

● De accu nooit langdurig aan direct daglichtblootstellen, zodat de accubehuizing tegenUV-stralen wordt beschermd.

● De accu bij langdurige stilstand van de wa-gen tegen vorst beschermen, zodat deze niet"bevriest" en daardoor wordt beschadigd.

Waarschuwingslampje

Springt aan

Storing in dynamo.

Het controlelampje gaat branden wanneeru het contact inschakelt. Het lampje moet nahet aanslaan van de motor uitgaan.

Gaat het controlelampje tijdens het rijdenbranden, dan wordt de wagenaccu niet meerdoor de dynamo geladen. U moet direct dedichtstbijzijnde gespecialiseerde werkplaatsopzoeken.

Omdat de accu zich geleidelijk ontlaadt, alleniet noodzakelijke elektrische apparatuur uit-schakelen.

Zuurpeil van de accu controleren

De zuurtegraad van de accu moet bij veel ge-reden kilometers, in landen met een warmklimaat en bij oudere accu's regelmatig wor-den gecontroleerd.

– Motorkap openen en de voorzijde van deaccu-afdekking omhoogklappen ››› inVeiligheidsaanwijzingen voor werkzaam-heden in de motorruimte op pag. 277 ››› in Gebruikte symbolen en waarschuwingenmet betrekking tot werkzaamheden aan deaccu van de wagen op pag. 286. In wagensmet accu onder het reservewiel achterklepopenen en tapijt van de bodem oplichten.Daar bevindt zich, naast het reservewiel, deaccu.

– Kleurweergave in het ronde kijkglas aan debovenzijde van de accu controleren.

– Als er luchtbelletjes in het kijkglas zitten,deze verwijderen door voorzichtig op hetkijkglas te tikken.

De plaats van de accu is in de betreffende af-beelding van de motorruimte in ››› pag. 279weergegeven.

Het "kijkglas" dat aan de bovenkant van deaccu zit, verandert van kleur afhankelijk van »

287

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 290: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Aanwijzingen

de ladingstoestand of de zuurtegraad van deaccu.

Twee kleuren worden onderscheiden:

● Zwart: correcte ladingstoestand.

● Transparant/lichtgeel: de accu moet ver-vangen worden. Raadpleeg een gespeciali-seerde werkplaats.

Accu laden of vervangen

De accu is onderhoudsvrij en wordt in het ka-der van servicewerkzaamheden regelmatiggecontroleerd. Alle werkzaamheden aan deaccu vereisen speciale deskundigheid en ge-reedschap.

Wanneer veelvuldig korte afstanden wordengereden en bij langdurige stilstand moet ude accu vaker dan in het kader van de norma-le service-intervallen door een gespeciali-seerde werkplaats laten controleren.

Bij startproblemen vanwege te weinig accula-ding kan dit op een defecte accu wijzen. Indit geval adviseren wij u om de accu bij eenTechnische Dienst te laten controleren en res-pectievelijk op te laden of te vervangen.

Opladen van de accu

Het laden van de accu dient door een specia-list te gebeuren aangezien accu's met eenspeciale technologie worden toegepast waar-

voor laden met spanningsbegrenzing vereistis.

Accu vervangen

De accu is overeenkomstig de inbouwplaatsontwikkeld en met veiligheidssystemen uit-gerust.

Originele SEAT-accu's voldoen aan alle on-derhouds-, vermogens- en veiligheidseisenvan de wagen.

ATTENTIE

● Geadviseerd wordt onderhoudsvrije accu's,cyclisch en volledig lekdicht, te gebruikenvolgens de normen T 825 06 en VW 7 50 73.De versie van de norm dient uit augustus2001 of later te zijn.

● Vóór alle handelingen aan de accu's dewaarschuwingen lezen en opvolgen ››› inGebruikte symbolen en waarschuwingen metbetrekking tot werkzaamheden aan de accuvan de wagen op pag. 286.

Milieu-aanwijzing

Accu's bevatten giftige stoffen zoals zwavel-zuur en lood. Zij moeten daarom volgens devoorschriften worden opgeslagen en afge-voerd en horen in geen geval bij het huisvuil.

Wielen

Wielen en banden

Algemene aanwijzingen

Beschadigingen voorkomen

– Alleen langzaam en indien mogelijk in eenrechte hoek tegen stoepranden en dergelij-ke oprijden.

– De banden niet met olie, vet en brandstofin aanraking laten komen.

– De banden regelmatig op beschadigingencontroleren (gaten, sneden, scheuren enbulten). Scherpe voorwerpen uit het ban-denprofiel verwijderen.

Banden opslaan

– Verwijderde banden markeren. Ze moetennamelijk dezelfde looprichting hebben alsze weer worden gemonteerd.

– Verwijderde banden resp. wielen koel,droog en zo donker mogelijk bewaren.

– Banden in verticale stand opslaan, wan-neer ze niet op een velg zijn gemonteerd.

Nieuwe banden

Nieuwe banden moet u inrijden ››› pag. 208.

Op basis van constructiekenmerken en pro-fielvormen kan de profieldiepte van nieuwe

288

Page 291: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Wielen

banden afhankelijk van de uitvoering en defabrikant verschillend uitvallen.

Verborgen schade

Schade aan banden en velgen is vaak voorhet oog verborgen. Als de wagen vreemd triltof naar één kant neigt, is dit een teken dat debanden mogelijk beschadigd zijn. De bandenmoeten zo snel mogelijk bij een TechnischeDienst worden gecontroleerd.

Draairichtinggebonden banden

Bij draairichtinggebonden banden is dewang van de band met pijlen gemarkeerd.Deze draairichting beslist aanhouden. Hier-door worden de optimale rij-eigenschappenmet betrekking tot aquaplaning, grip, geluiden wrijving gegarandeerd.

ATTENTIE

● Nieuwe banden hebben tijdens de eerste500 km nog niet de optimale grip. Voorzichtigrijden - gevaar voor ongevallen!

● Niet met beschadigde banden rijden. Ge-vaar voor ongelukken.

● Wanneer u tijdens het rijden ongewone tril-lingen of eenzijdig trekken van de wagen con-stateert, direct stoppen en de banden op be-schadigingen controleren.

Bandenspanning controleren

Afb. 231 Plaats van de sticker van de banden-spanningen.

De maximaal toelaatbare bandenspanning isaangegeven op de sticker aan de achterzijdevan de portierstijl linksvoor ››› afb. 231.

1. Sticker raadplegen voor de vereiste ban-denspanning (zomerbanden).

2. Bandenspanning altijd bij koude bandencontroleren. Niet de bij warme banden ver-hoogde spanning verminderen.

3. Bandenspanning aan de belading aanpas-sen.

Bandenspanning

De bandenspanning is een heel belangrijkefactor, vooral bij hoge snelheden. De span-ning moet daarom ten minste eenmaal permaand en bovendien vóór elke lange rit wor-den gecontroleerd.

Naargelang de wagen kan de spanning vande banden aangepast worden op halve be-lasting om het rijcomfort te verhogen (ban-denspanning van "comfort"). Wanneer gere-den wordt met de comfortspanning, kan hetbrandstofverbruik licht stijgen.

ATTENTIE

Bij te geringe bandenspanning kan een bandgemakkelijk klappen en een aanrijding ver-oorzaken.

● Bij het rijden met hoge snelheden onder-gaat een band met te lage bandenspanningeen grotere vervorming. Hierdoor wordt deband te warm, wat tot het loslaten van hetloopvlak en zelfs tot het klappen van de bandkan leiden. Steeds de aangegeven banden-spanning aanhouden.

● Te lage of te hoge bandenspanning verkortde levensduur van de banden en verslechterthet rijgedrag van de wagen - gevaar voor on-gevallen!

Milieu-aanwijzing

Te lage bandenspanning verhoogt het brand-stofverbruik.

289

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 292: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Aanwijzingen

Levensduur van banden

Afb. 232 Slijtagemerktekens van het banden-profiel.

Afb. 233 Schema voor het verwisselen van debanden.

De levensduur is afhankelijk van de banden-spanning, de rijstijl en de correcte montage.

Slijtagemerktekens

Op de bodem van de profielgroeven zittendwars op de rijrichting 1,6 mm hoge "slijta-gemerktekens" ››› afb. 232. Deze slijtage-merktekens zijn afhankelijk van de fabrikantzes- tot achtmaal in dezelfde afstand op hetloopvlak geplaatst. Markeringen op de wan-gen van de band (bijv. de letters "TWI" ofsymbolen) geven de plaats van de slijtage-merktekens aan. Bij 1,6 mm profiel, gemetenin de profielgroeven naast de slijtagemerkte-kens, is de wettelijk toegestane minimaleprofieldiepte bereikt. Banden vervangen. Inbepaalde landen kunnen andere waardengelden ››› .

Bandenspanning

Als de bandenspanning niet correct is kan ereen sterke slijtage optreden of kan de bandzelfs klappen. Bandenspanning daarom tenminste eenmaal per maand controleren››› pag. 289.

Rijstijl

snel rijden door bochten, snel accelereren ensterk remmen verhogen de slijtage van debanden.

Wielen verwisselen

Bij duidelijk grote slijtage van de banden vande voorwielen is het raadzaam de voor- enachterwielen overeenkomstig het weergege-ven schema te verwisselen ››› afb. 233. Daar-

door krijgen de banden ongeveer dezelfde le-vensduur.

Balans van de wielen

De wielen van een nieuwe wagen zijn geba-lanceerd. Tijdens het rijden kan echter doorverschillende invloeden een onbalans ont-staan die merkbaar is aan trillingen in hetstuurwiel.

Omdat onbalans ook voor extra slijtage vande stuurinrichting, de wielophanging en debanden zorgt, moeten de wielen opnieuwworden gebalanceerd. Bovendien moet eenwiel opnieuw worden gebalanceerd, nadateen nieuwe band is geplaatst.

Verkeerde uitlijning

Een verkeerde uitlijning van het onderstelzorgt niet alleen voor verhoogde slijtage vande banden, maar beïnvloedt ook de rijveilig-heid. Bij sterke slijtage moet u daarom destand van de wielen bij een TechnischeDienst laten controleren.

ATTENTIE

Wanneer een band tijdens het rijden klapt,bestaat er gevaar voor een ongeval!

● De banden moeten op zijn laatst vervangenworden als de slijtagemerktekens gesletenzijn ››› pag. 290. Anders bestaat er gevaarvoor ongelukken. Met versleten banden,

290

Page 293: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Wielen

vooral bij hoge snelheid op nat wegdek heb-ben de banden slecht grip. Bovendien is dekans groter dat de wagen gaat "glijden"(aquaplaning).

● Bij het rijden met hoge snelheden onder-gaat een band met te lage bandenspanningeen grotere vervorming. Hierdoor wordt deband te warm. Dit kan tot het loslaten van hetloopvlak en zelfs tot een klapband leiden -gevaar voor ongevallen! Steeds de aangege-ven bandenspanning aanhouden.

● Bij sterke bandenslijtage de instellingenvan het onderstel bij een Technische Dienstlaten controleren.

● Chemicaliën zoals olie, brandstof of rem-vloeistof uit de buurt van de banden houden.

● Defecte banden of velgen direct vervangen!

Milieu-aanwijzing

Te lage bandenspanning verhoogt het brand-stofverbruik.

Nieuwe banden en velgen

Nieuwe banden en velgen moet u inrijden.

Banden en velgen zijn belangrijke construc-tie-elementen. De door SEAT vrijgegeven ban-den en velgen zijn exact op het bijbehorendewagenmodel afgestemd en leveren daarmeeeen belangrijke bijdrage tot een stabielewegligging en tot veilig rijden ››› .

Banden niet afzonderlijk vervangen, maarten minste per as. Kennis van de bandenge-gevens maakt de juiste keuze gemakkelijker.Radiaalbanden zijn op de flanken voorzienvan een opschrift voor het bandentype, bijv.:

195/55 R16 91VDit betekent:

Bandbreedte in mm

Hoogte-breedteverhouding in %

Code voor het type radiaalbanden Radi-aal

Diameter van de velgen in inches

Code voor het laadvermogen

Snelheidscode

Op de banden kunnen ook staan:

● een markering van de draairichting

● "Reinforced" als markering voor bandenmet versterkte uitvoering.

De productiedatum staat ook op de flank(eventueel alleen op de buitenzijde van deband).

"DOT ... 1116 ..." betekent bijvoorbeeld datde band in de 11e week van het jaar 2016 isgeproduceerd.

Wij adviseren u om alle werkzaamheden aande banden of velgen bij een TechnischeDienst te laten uitvoeren. Deze is met denoodzakelijke speciale gereedschappen en

195

55

R

16

91

V

onderdelen uitgerust, bezit de vereiste vak-kennis en is erop ingesteld om oude bandenmilieubewust op te slaan en af te voeren.

Bij een Technische Dienst weet men welketechnische mogelijkheden voor de aanpas-sing en het naderhand plaatsen van banden,velgen en wieldoppen nodig zijn.

ATTENTIE

● Wij adviseren u uitsluitend banden of vel-gen te gebruiken die door SEAT voor uw mo-del wagen zijn vrijgegeven. Anders kan deverkeersveiligheid negatief worden beïnvloed– gevaar voor ongelukken!

● Alleen in geval van nood en met overeen-komstig voorzichtige rijstijl banden gebrui-ken, die ouder dan 6 jaar zijn.

● Geen gebruikte banden opleggen waarvanu de "vorige gebruiksomstandigheden" nietkent.

● Wanneer u naderhand wieldoppen mon-teert, erop letten dat voldoende luchttoevoervoor de koeling van het remsysteem is ge-waarborgd.

● Op alle vier de wielen radiaalbanden vanhetzelfde type, dezelfde grootte (afrolomtrek)en met hetzelfde profiel gebruiken.

Milieu-aanwijzing

Oude banden moeten overeenkomstig de mi-lieuvoorschriften worden opgeslagen en afge-voerd. »

291

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 294: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Aanwijzingen

Let op

● in een Servicecentrum van SEAT moet geke-ken worden of velgen en banden met een an-dere afmeting dan de oorspronkelijke plaat-sing bij SEAT gemonteerd kunnen worden, enwelke combinaties zijn toegestaan tussen devooras (as 1) en achteras (as 2).

● Om technische redenen kunt u normaal ge-sproken de velgen van andere wagens nietgebruiken. Dit geldt soms zelfs voor velgenvan hetzelfde model wagen. Als u banden ofvelgen gebruikt die niet door SEAT voor uwmodel zijn goedgekeurd, dan kan de toela-ting van uw wagen voor de openbare weg on-geldig worden.

● Als de uitvoering van het reservewiel af-wijkt van de banden waarmee wordt gereden- zoals bij winterbanden - mag het reserve-wiel alleen in geval van pech korte tijd en metovereenkomstig voorzichtige rijstijl wordengereden. Het moet zo snel mogelijk weer dooreen normaal wiel worden vervangen.

Wielbouten

De constructie van velgen en wielbouten isop elkaar afgestemd. Bij elke aanpassingaan andere velgen de erbij behorende wiel-bouten met de juiste lengte en vorm gebrui-ken. De bevestiging van de wielen en dewerking van het remsysteem hangt daarvanaf.

Soms mag u geen wielbouten van wagensvan dezelfde productieserie gebruiken››› pag. 260.

ATTENTIE

Bij verkeerde behandeling van de wielboutenkan het wiel tijdens het rijden losraken - ge-vaar voor ongevallen!

● Wielbouten moeten schoon zijn en gemak-kelijk draaien. Zij mogen echter nooit met vetof olie worden behandeld.

● Alleen die wielbouten gebruiken, die bij debetreffende velg horen.

● Wanneer de wielbouten met een te laagaanhaalmoment zijn aangetrokken, kunnende wielen tijdens het rijden losraken - gevaarvoor ongevallen! Door een te groot aanhaal-moment kan de wielbout resp. de schroef-draad worden beschadigd.

VOORZICHTIG

Het voorgeschreven aantrekmoment van dewielbouten bij stalen en lichtmetalen velgenbedraagt 120 Nm.

Bandenspanningscontrole*

Afb. 234 Middenconsole: toets van het con-trolesysteem van de banden.

Het bandenspanningscontrolesysteem verge-lijkt de omwentelingen en dus de loopcirkel-diameter van ieder wiel met behulp van deESC. Een wijziging in de loopcirkeldiametervan een wiel wordt aangegeven door het con-trolelampje van de banden . De loopcirkel-diameter van een band varieert als:

● De bandenspanning onvoldoende is.

● De bandenstructuur beschadigd is.

● De wagen onevenwichtig geladen is.

● De wielen van een as dragen meer last (bij-voorbeeld bij het rijden met een aanhangwa-gen of bij het op- en afrijden van steile hellin-gen).

● De wagen met sneeuwkettingen rijdt.

● Het reservewiel gemonteerd is.

292

Page 295: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Wielen

● Het wiel van een as werd vervangen.

Bandenspanning instellen

Nadat u de bandenspanning heeft gewijzigdof een of meerdere wielen heeft vervangen,moet de nieuwe bandenspanning in het EasyConnect-systeem worden opgeslagen mid-dels de toets en de functietoets SETUP

››› pag. 34.

Bij wagens zonder radio houdt u de toets ››› afb. 234 ingedrukt, bij ingeschakeldcontact, tot een akoestisch signaal klinkt.

Als de wielen een hoge last dragen (bijvoor-beeld bij het rijden met een aanhangwagenof bij een zware belasting), dient de banden-spanning te worden bijgesteld volgens deaanbevolen waarde in geval van maximalebelasting (zie de sticker aan de achterzijdevan de portierstijl linksvoor). Indrukken detoets van het controlesysteem voor bandenom de nieuwe spanningswaarde te bevesti-gen.

Het controlelampje van het bandenspan-ningscontrolesysteem licht op

Als de bandenspanning onder de door de be-stuurder ingestelde waarde komt, zal hetcontrolelampje van het bandenspannings-controlesysteem oplichten ››› .

ATTENTIE

● Wanneer het controlelampje voor de ban-den oplicht, onmiddellijk de snelheid vermin-deren en bruuske rem- of draaimanoeuvresvermijden. Zo snel mogelijk stoppen en destaat en de spanning van alle banden contro-leren.

● De bestuurder draagt de verantwoordelijk-heid voor de correcte bandenspanning. Daar-toe dient de spanning regelmatig gecontro-leerd te worden.

● In bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeldbij sportief rijden, winterse weersomstandig-heden of niet-geasfalteerde wegen) is hetmogelijk dat het controlelampje voor de ban-den met vertraging of helemaal niet werkt.

Let op

Bij het loskoppelen van de accu zal het gele controlelampje oplichten bij het inschake-len van het contact. Na een korte rit dient hetlampje uit te gaan.

Reservewiel (noodloopwiel)*

Plaats en gebruik van het noodreser-vewiel

Afb. 235 In de bagageruimte: de subwooferuitbouwen.

U vindt het noodreservewiel onder de laad-vloer in de bagageruimte en het is met eenwieltje vastgezet.

Gebruik van het noodreservewiel

Het noodreservewiel is alleen bedoeld omnaar een werkplaats te rijden in geval vaneen lek of spanningsverlies. Daarom hetnoodreservewiel zo snel mogelijk door eennormaal wiel vervangen. »

293

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 296: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Aanwijzingen

Voor het gebruik van het noodreservewielzijn er enkele beperkingen. Het noodreserve-wiel is speciaal voor uw wagenmodel ontwor-pen en het moet daarom niet met een andernoodreservewiel verwisseld worden.

Om de velg van het noodreservewiel maggeen normale of winterband worden gelegd.

Sneeuwkettingen

Het gebruik van sneeuwkettingen op hetnoodreservewiel is om technische redenenniet toegestaan.

Als u toch met sneeuwkettingen moet rijdenen bandenpech bij een voorwiel hebt, hetnoodreservewiel op de plaats van een achter-wiel plaatsen. Bevestig de sneeuwkettingenop het achterwiel en verwissel dit met hetlekke voorwiel.

Verwijdering van het reservewiel in wagensmet Beats Audio®-systeem (6 luidsprekers +1 subwoofer)*

Bouw de vloer van het ruim (mat) van de sub-woofer op onderstaande wijze uit:

● Trek de mat naar boven om hem te verwij-deren.

● Koppel de kabel van de subwoofer-luid-spreker los ››› afb. 235 1 .

● Draai het bevestigingswiel linksom 2 .

● Haal de subwoofer-luidspreker en het re-servewiel eruit.

● Bij het opnieuw inbouwen van het reserve-wiel, de subwoofer plaatsen in de richtingvan de pijl en met de aanduiding "FRONT"naar voren.

● Sluit de kabel van de luidspreker opnieuwaan en draai het wieltje krachtig in wijzerzinom het geheel van subwoofer en wiel stevigte bevestigen.

ATTENTIE

● Na montage van het noodreservewiel moetu de bandenspanning zo snel mogelijk con-troleren - gevaar voor ongelukken! U vindt debandenspanning aan de achterzijde op deportierstijl rechtsvoor.

● Rij met het noodreservewiel niet harderdan 80 km/u (50 mph): gevaar op ongeluk-ken!

● Acceleraties, stevig remmen en snel doorbochten rijden vermijden - gevaar op onge-lukken!

● Nooit met meer dan één noodreservewielrijden - gevaar voor ongelukken!

● Om de velg van het noodreservewiel maggeen normale of winterband worden gelegd.

Winterservice

Winterbanden

In de winter worden de rij-eigenschappen vande wagen door winterbanden beduidend be-

ter. Zomerbanden hebben wegens hun con-structie (breedte, rubbersamenstelling, pro-fielvorming) op ijs en sneeuw minder grip.

De bandenspanning voor winterbanden moet0,2 bar (2,9 psi / 20 kPa) hoger zijn dan voorzomerbanden (zie sticker aan de achterzijdevan de portierstijl linksvoor).

Gebruik winterbanden op alle vier de wielen.

De toegelaten winterbandenmaten zijn in uwwagenpapieren aangegeven. Alleen winterra-diaalbanden gebruiken. Alle in de wagenpa-pieren aangegeven banden kunnen ook alswinterbanden worden gebruikt.

Winterbanden verliezen grotendeels hun win-tereigenschappen, als het profiel tot op 4mm is afgesleten.

Voor winterbanden gelden afhankelijk van desnelheidscode ››› pag. 291, Nieuwe bandenen velgen de volgende snelheidsbeperkin-gen: ›››

max. 160 km/u (99 mph)

max. 180 km/u (112 mph)

max. 190 km/u (118 mph)

max. 210 km/u (130 mph)

Bij wagens die de betreffende topsnelheidvan de winterbanden kunnen overschrijden,moet een sticker in het blikveld van de be-stuurder zijn aangebracht. Deze stickers zijnbij de Technische Dienst verkrijgbaar. Houd uaan de wettelijke bepalingen van elk land.

Q

S

T

H

294

Page 297: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Wielen

Op tijd de winterbanden verwijderen, wantop sneeuw- en ijsvrije straten zijn de rij-ei-genschappen met zomerbanden beter.

Let bij bandenpech op de aanwijzing voor hetreservewiel ››› pag. 291, Nieuwe banden envelgen.

ATTENTIE

De toegestane maximumsnelheid voor win-terbanden mag niet overschreden worden.Anders raken de banden beschadigd – gevaarvoor ongelukken.

Milieu-aanwijzing

Op tijd weer de zomerbanden plaatsen. Opdeze manier is er minder lawaai onder het rij-den, slijten de banden minder en verbruikt dewagen minder brandstof.

295

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 298: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Technische gegevens

Technische gegevens

Technische kenmerken

Wat u moet weten

Belangrijk

De gegevens in de officiële documenten bijuw wagen hebben altijd voorrang op de ge-gevens in dit instructieboekje.

Alle technische gegevens in dit boekje gel-den voor de modellen met standaarduitrus-ting in Spanje. De motor waarmee uw wagenis uitgerust, wordt vermeld op de sticker metwagengegevens in het Onderhoudsprogram-ma of in de wagendocumentatie.

Door meeruitvoeringen of speciale type-uit-voeringen en ook bij speciale wagens en wa-gens voor andere landen kunnen de aange-geven waarden afwijken.

De afkortingen die in dit hoofdstuk techni-sche gegevens gebruikt worden

kWKilowatt, aanduiding voor het motorver-mogen.

pkPaardenkracht, (verouderde) aanduidingvoor het motorvermogen.

bijomw/min

Omwentelingen per minuut van de motor(toerental).

NmNewtonmeter, eenheid voor het motor-koppel.

CZCetan-Zahl (cetaangetal), maat voor debepaling van de zelfontbranding van dedieselolie.

RONResearch Octane Number (octaangetal),maat voor de bepaling van de klopvast-heid van benzine.

Kenmerkende wagengegevens

Afb. 236 Sticker met wagengegevens (baga-geruimte).

Afb. 237 Chassisnummer.

Chassisnummer

Het chassisnummer vindt u in het Easy Con-nect-systeem, op de gegevenssticker van de

296

Page 299: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Technische kenmerken

wagen en onder de voorruit, aan bestuur-derszijde ››› afb. 237. Bovendien is het chas-sisnummer te vinden in het motorcomparti-ment, aan de rechterzijde. Het nummer is in-gegraveerd in de bovenste langsligger, maaris daar deels afgedekt.

Chassisnummer in Easy Connect-systeem

● Kies: toets > functietoets SETUP >Service > Chassisnummer.

Typeplaatje

Het typeplaatje zit op de achterste stijl vanhet portier rechtsvoor. Wagens voor bepaaldelanden hebben geen typeplaatje.

Sticker met wagengegevens

De sticker met wagengegevens is in de reser-vewielkuip in de bagageruimte en op de ach-terzijde van het Onderhoudsprogramma aan-gebracht.

Op de sticker met wagengegevens staan devolgende gegevens: ››› afb. 236

Chassisnummer (wagennummer)

Soort auto, model, cilinderinhoud, typemotor, afwerking, motorvermogen en ty-pe versnellingsbak

Code motor, code versnellingsbak, codelak buitenzijde en code interieuruitvoe-ring

Optionele uitrusting en PR-nummers

1

2

3

4

Motorcode

De motorcode kan worden geraadpleegd inhet instrumentenpaneel bij uitgezette motoren ingeschakeld contact.

● Houd de toets 0.0/SET op het instrumen-tenpaneel langer dan 15 seconden inge-drukt.

Gegevens inzake het brand-stofverbruik

Brandstofverbruik

Het goedgekeurde brandstofverbruik is afge-leid uit metingen uitgevoerd door of ondertoezicht van keuringsinstanties die zijn ge-certificeerd door de EG conform de geldendevoorschriften op elk moment (voor gedetail-leerde informatie raadpleegt u het bureauverantwoordelijk voor publicaties van de Eu-ropese Unie op EUR-Lex: © Europese Unie,http://eur-lex.europa.eu/) en geldt voor deaangegeven wagenkenmerken.

Het brandstofverbruik en de CO2-uitstootkunnen worden geraadpleegd in de docu-mentatie die wordt overhandigd aan de ko-per van de wagen op het moment van aan-schaf.

Het brandstofverbruik en de CO2-uitstoothangen af van de uitrusting/accessoires van

elk individueel voertuig alsook van de rijstijl,de wegomstandigheden, de verkeerssituatie,de omgevingscondities, de lading en hetaantal passagiers.

Let op

In de praktijk kunt u, t.g.v. alle zojuist ge-noemde factoren, verbruikswaarden verkrij-gen die afwijken van de berekende waardenaan de hand van de geldende Europese richt-lijnen.

Gewichten

De waarde voor het leeggewicht geldt voorhet basismodel met 90% gevulde brandstof-tank zonder optionele uitrusting. In de aan-gegeven waarde zijn 75 kg opgenomen voorde bestuurder.

Bij speciale modellen en meeruitvoering ofdoor het naderhand monteren van accessoi-res kan het leeggewicht toenemen ››› .

ATTENTIE

● Let erop dat bij het vervoer van zware voor-werpen de rij-eigenschappen door verplaat-sing van het zwaartepunt wijzigen - gevaarvoor ongelukken! Pas uw rijstijl en de snel-heid steeds aan de omstandigheden aan.

● Overschrijd nooit de toelaatbare asbelas-tingen en het toelaatbare totaalgewicht.Wanneer de toelaatbare gewichten »

297

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 300: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Technische gegevens

overschreden worden, veranderen de rij-ei-genschappen van de wagen waardoor moge-lijk ongevallen, lichamelijk letsel en wagen-schade veroorzaakt kunnen worden.

Rijden met een aanhangwagen

Aanhangwagengewichten

De door ons vrijgegeven aanhangwagenge-wichten en kogeldrukken zijn in het kadervan intensieve tests bepaald volgens exactvastgelegde criteria. De goedgekeurde ge-wichten van aanhangwagens gelden voor wa-gens in de EU en altijd tot een maximalesnelheid van 80 km/u (50 mph) (in uitzon-derlijke gevallen zelfs tot 100 km/u (62mph)). Bij wagens voor andere landen kun-nen deze waarden afwijken. U moet altijd uit-gaan van de gegevens op het kentekenbe-wijs ››› .

Kogeldruk

De maximaal toelaatbare kogeldruk mag niethoger zijn dan 50 kg.

In het belang van de rijveiligheid adviserenwij tijdens het rijden de maximaal toelaatba-re kogeldruk te benutten. Een te geringe ko-geldruk heeft een negatieve invloed op hetrijgedrag van de wagen met aanhangwagen.

Als de maximaal toelaatbare kogeldruk nietkan worden gehaald (bijv. bij kleine, lege enlichte eenassige aanhangwagens resp. tan-demaanhangwagens met een asafstand klei-ner dan 1,0 m), is ten minste 4% van hetdaadwerkelijke aanhangwagengewicht alskogeldruk wettelijk voorgeschreven.

ATTENTIE

● Uit veiligheidsoverwegingen mag u meteen aanhangwagen niet sneller rijden dan 80km/u (50 mph). Dat geldt ook voor landenwaarin een hogere maximumsnelheid geldt.

● Overschrijd nooit het toelaatbare aanhang-wagengewicht en de toelaatbare kogeldruk.Wanneer de toelaatbare gewichten overschre-den worden, veranderen de rij-eigenschappenvan de wagen waardoor mogelijk ongevallen,lichamelijk letsel en wagenschade veroor-zaakt worden.

Wielen

Bandenspanning, sneeuwkettingenen wielbouten

Bandenspanning

De sticker met de bandenspanningswaardenvindt u aan de achterzijde op de portierstijllinksvoor. De daar aangegeven waarden voorde bandenspanning gelden voor koude ban-

den. De verhoogde bandenspanning bij war-me banden niet verlagen ››› .

De spanning van de winterbanden is zoalsdie van de zomerbanden plus 0,2 bar(2,9 psi / 20 kPa).

Sneeuwkettingen

Sneeuwkettingen alleen op de voorwielen envoor onderstaande banden monteren:

185/70 R14 Kettingen met schakels van max. 13.5mm

185/65 R15 Kettingen met schakels van max. 13.5mm

195/55 R16 Kettingen met schakels van max. 9 mm

Wielbouten

Na het verwisselen van een wiel moet u hetaanhaalmoment van de wielbouten zo snelmogelijk laten controleren met een moments-leutel ››› . Het aanhaalmoment bij stalen enlichtmetalen velgen bedraagt 120 Nm.

ATTENTIE

● Ten minste eenmaal per maand de banden-spanning controleren. De juiste waarden voorde bandenspanning zijn van groot belang. Alsde bandenspanning te laag of te hoog is, be-staat vooral bij hoge snelheden het gevaarvoor ongevallen!

298

Page 301: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Technische kenmerken

● Wanneer de wielbouten met een te kleinaanhaalmoment zijn gemonteerd, kunnen dewielen tijdens het rijden losraken - gevaarvoor ongevallen! Door een te groot aanhaal-moment kan de wielbout resp. de schroef-draad worden beschadigd.

Let op

Wij adviseren u om u in de werkplaats vaneen officiële dealer te laten informeren overde afmetingen van de velgen, banden ensneeuwkettingen.

299

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 302: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Technische gegevens

Motorgegevens

Benzinemotor 1.0 MPI 48 kW (65 pk) Start-Stop

Vermogen in kW (pk) bij omw/min Maximumkoppel (Nm bij omw/min)Aantal cilinders / cilinderinhoud

(cm3)Brandstof

48 (65)/5.000-6.000 95/3.000-4.300 3/999 Super 95 ROZ/Normal 91 ROZa)

a) Met licht vermogensverlies.

Vermogens en gewichten Schakelbak

Maximumsnelheid (km/u) 162 (V)

Acceleratie 0-80 km/u (s) 9,9

Acceleratie 0-100 km/u (s) 15,2

Toelaatbaar totaalgewicht (kg) 1.510-1.610a)

Rijklaar gewicht (met bestuurder) (kg) 1.091

Toegestane voorasbelasting (kg) 810

Toegestane achterasbelasting (kg) 750-850b)

Toegestane dakbelasting (kg) 75

Aanhangwagengewicht ongeremd (kg) 580

Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 8% (kg) 1.000

Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 12% (kg) 800

a) Verschilt afhankelijk van de uitrusting (Splitting).b) Verschilt afhankelijk van de achterveer.

300

Page 303: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Technische kenmerken

Benzinemotor 1.0 MPI 55 kW (75 pk) Start-Stop

Vermogen in kW (pk) bij omw/min Maximumkoppel (Nm bij omw/min)Aantal cilinders / cilinderinhoud

(cm3)Brandstof

55 (75)/6.200 95/3.000-4.300 3/999 Super 95 ROZ/Normal 91 ROZa)

a) Met licht vermogensverlies.

Vermogens en gewichten Schakelbak

Maximumsnelheid (km/u) 167 (IV)

Acceleratie 0-80 km/u (s) 9,5

Acceleratie 0-100 km/u (s) 14,7

Toelaatbaar totaalgewicht (kg) 1.500-1.600a)

Rijklaar gewicht (met bestuurder) (kg) 1.085

Toegestane voorasbelasting (kg) 800

Toegestane achterasbelasting (kg) 750-850b)

Toegestane dakbelasting (kg) 75

Aanhangwagengewicht ongeremd (kg) 580

Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 8% (kg) 1.000

Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 12% (kg) 800

a) Verschilt afhankelijk van de uitrusting (Splitting).b) Verschilt afhankelijk van de achterveer.

301

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 304: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Technische gegevens

Benzinemotor 1.6 MPI 66 kW (90 pk)

Vermogen in kW (pk) bij omw/min Maximumkoppel (Nm bij omw/min)Aantal cilinders / cilinderinhoud

(cm3)Brandstof

66 (90)/4.250-6.000 155/3.800-4.000 4/1.598 Super 95 ROZ/Normal 91 ROZa)

a) Met licht vermogensverlies.

Vermogens en gewichten Schakelbak

Maximumsnelheid (km/u) 182

Acceleratie 0-80 km/u (s) 7,2

Acceleratie 0-100 km/u (s) 10,9

Toelaatbaar totaalgewicht (kg) 1.530-1.630a)

Rijklaar gewicht (met bestuurder) (kg) 1.116

Toegestane voorasbelasting (kg) 830

Toegestane achterasbelasting (kg) 750-850b)

Toegestane dakbelasting (kg) 75

Aanhangwagengewicht ongeremd (kg) 560

Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 8% (kg) 1.100

Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 12% (kg) 1.000

a) Verschilt afhankelijk van de uitrusting (Splitting).b) Verschilt afhankelijk van de achterveer.

302

Page 305: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Technische kenmerken

Benzinemotor 1.0 EcoTSI 70 kW (95 pk) Start-Stop

Vermogen in kW (pk) bij omw/min Maximumkoppel (Nm bij omw/min)Aantal cilinders / cilinderinhoud

(cm3)Brandstof

70 (95)/5.000-5.500 175/1.500-3.500 3/999 Super 95 ROZ/Normal 91 ROZa)

a) Met licht vermogensverlies.

Vermogens en gewichten Schakelbak

Maximumsnelheid (km/u) 182 (IV)

Acceleratie 0-80 km/u (s) 7,2

Acceleratie 0-100 km/u (s) 10,9

Toelaatbaar totaalgewicht (kg) 1.540-1.640a)

Rijklaar gewicht (met bestuurder) (kg) 1.122

Toegestane voorasbelasting (kg) 840

Toegestane achterasbelasting (kg) 750-850b)

Toegestane dakbelasting (kg) 75

Aanhangwagengewicht ongeremd (kg) 560

Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 8% (kg) 1.100

Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 12% (kg) 1.000

a) Verschilt afhankelijk van de uitrusting (Splitting).b) Verschilt afhankelijk van de achterveer.

303

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 306: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Technische gegevens

Benzinemotor 1.6 MPI 81 kW (110 pk)

Vermogen in kW (pk) bij omw/min Maximumkoppel (Nm bij omw/min)Aantal cilinders / cilinderinhoud

(cm3)Brandstof

81 (110)/5.800 155/3.800-4.000 4/1.598 Super 95 ROZ/Normal 91 ROZa)

a) Met licht vermogensverlies.

Vermogens en gewichten Schakelbak Automaat

Maximumsnelheid (km/u) 190 192

Acceleratie 0-80 km/u (s) 7,0 7,2

Acceleratie 0-100 km/u (s) 10,4 10,4

Toelaatbaar totaalgewicht (kg) 1.530-1.630a) 1.570-1.670a)

Rijklaar gewicht (met bestuurder) (kg) 1.123 1.153

Toegestane voorasbelasting (kg) 830 870

Toegestane achterasbelasting (kg) 750-850b) 750-850b)

Toegestane dakbelasting (kg) 75 75

Aanhangwagengewicht ongeremd (kg) 560 570

Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 8% (kg) 1.100 1.100

Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 12% (kg) 1.000 1.000

a) Verschilt afhankelijk van de uitrusting (Splitting).b) Verschilt afhankelijk van de achterveer.

304

Page 307: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Technische kenmerken

Benzinemotor 1.0 EcoTSI 85 kW (115 pk) Start-Stop

Vermogen in kW (pk) bij omw/min Maximumkoppel (Nm bij omw/min)Aantal cilinders / cilinderinhoud

(cm3)Brandstof

85 (115)/5.000-5.500 200/2.000-3.500 3/999 Super 95 ROZ/Normal 91 ROZa)

a) Met licht vermogensverlies.

Vermogens en gewichten Schakelbak Automatische versnellingsbak

Maximumsnelheid (km/u) 195 (V) 193 (VI)

Acceleratie 0-80 km/u (s) 6,4 6,5

Acceleratie 0-100 km/u (s) 9,3 9,4

Toelaatbaar totaalgewicht (kg) 1.560-1.660a) 1.580-1.680a)

Rijklaar gewicht (met bestuurder) (kg) 1.140 1.164

Toegestane voorasbelasting (kg) 860 880

Toegestane achterasbelasting (kg) 750-850b) 750-850b)

Toegestane dakbelasting (kg) 75 75

Aanhangwagengewicht ongeremd (kg) 570 580

Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 8% (kg) 1.200 1.200

Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 12% (kg) 1.100 1.100

a) Verschilt afhankelijk van de uitrusting (Splitting).b) Verschilt afhankelijk van de achterveer.

305

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 308: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Technische gegevens

Benzinemotor 1.5 TSI Evo 110 kW (150 pk) ACT®

Vermogen in kW (pk) bij omw/min Maximumkoppel (Nm bij omw/min)Aantal cilinders / cilinderinhoud

(cm3)Brandstof

110 (150)/5.000-6.000 250/1.500-3.500 4/1.498 Super 95 ROZ/Normal 91 ROZa)

a) Met licht vermogensverlies.

Vermogens en gewichten Schakelbak

Maximumsnelheid (km/u) 215 (V)

Acceleratie 0-80 km/u (s) 5,5

Acceleratie 0-100 km/u (s) 7,7

Toelaatbaar totaalgewicht (kg) 1.600-1.700a)

Rijklaar gewicht (met bestuurder) (kg) 1.184

Toegestane voorasbelasting (kg) 900

Toegestane achterasbelasting (kg) 750-850b)

Toegestane dakbelasting (kg) 75

Aanhangwagengewicht ongeremd (kg) 590

Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 8% (kg) 1.200

Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 12% (kg) 1.200

a) Verschilt afhankelijk van de uitrusting (Splitting).b) Verschilt afhankelijk van de achterveer.

306

Page 309: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Technische kenmerken

Benzinemotor/CNG 1.0 TGI 66 kW (90 pk) Start-Stop

Vermogen in kW (pk) bij omw/min Maximumkoppel (Nm bij omw/min)Aantal cilinders / cilinderinhoud

(cm3)Brandstof

66 (90)/4.500-5.800 160/1.900-3.500 3/999CNG

Super 95 ROZ/Normal 91 ROZa)

a) Met licht vermogensverlies.

Vermogens en gewichten Schakelbak

Maximumsnelheid (km/u) 181

Acceleratie 0-80 km/u (s) 7,7

Acceleratie 0-100 km/u (s) 11,8

Toelaatbaar totaalgewicht (kg) 1.640

Rijklaar gewicht (met bestuurder) (kg) 1.239

Toegestane voorasbelasting (kg) a)

Toegestane achterasbelasting (kg) a)

Toegestane dakbelasting (kg) 75

Aanhangwagengewicht ongeremd (kg) 610

Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 8% (kg) a)

Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 12% (kg) a)

a) Gegevens niet beschikbaar bij redactiesluiting.

307

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 310: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Technische gegevens

Dieselmotor 1.6 TDI CR 59 kW (80 pk) Start-Stop

Vermogen in kW (pk) bij omw/min Maximumkoppel (Nm bij omw/min)Aantal cilinders / cilinderinhoud

(cm3)Brandstof

59 (80)/2.700-4.800 230/1.400-2.400 4/1.598 Diesel conform norm EN 590, min. 51 CZ

Vermogens en gewichten Schakelbak

Maximumsnelheid (km/u) 172 (IV)

Acceleratie 0-80 km/u (s) 8,4

Acceleratie 0-100 km/u (s) 13

Toelaatbaar totaalgewicht (kg) 1.670-1.750a)

Rijklaar gewicht (met bestuurder) (kg) 1.247

Toegestane voorasbelasting (kg) b)

Toegestane achterasbelasting (kg) b)

Toegestane dakbelasting (kg) 75

Aanhangwagengewicht ongeremd (kg) 620

Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 8% (kg) 1.200

Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 12% (kg) 1.000

a) Verschilt afhankelijk van de uitrusting (Splitting).b) Gegevens niet beschikbaar bij redactiesluiting.

308

Page 311: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Technische kenmerken

Dieselmotor 1.6 TDI CR 70 kW (95 pk) Start-Stop

Vermogen in kW (pk) bij omw/min Maximumkoppel (Nm bij omw/min)Aantal cilinders / cilinderinhoud

(cm3)Brandstof

70 (95)/2.750-4.600 250/1.500-2.600 4/1.598 Diesel conform norm EN 590, min. 51 CZ

Vermogens en gewichten Schakelbak

Maximumsnelheid (km/u) 182 (IV)

Acceleratie 0-80 km/u (s) 7,4

Acceleratie 0-100 km/u (s) 11,1

Toelaatbaar totaalgewicht (kg) 1.670-1.750a)

Rijklaar gewicht (met bestuurder) (kg) 1.253

Toegestane voorasbelasting (kg) 950

Toegestane achterasbelasting (kg) 770-850b)

Toegestane dakbelasting (kg) 75

Aanhangwagengewicht ongeremd (kg) 620

Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 8% (kg) 1.200

Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 12% (kg) 1.100

a) Verschilt afhankelijk van de uitrusting (Splitting).b) Verschilt afhankelijk van de achterveer.

309

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 312: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Technische gegevens

Dieselmotor 1.6 TDI CR 85 kW (115 pk) Start-Stop

Vermogen in kW (pk) bij omw/min Maximumkoppel (Nm bij omw/min)Aantal cilinders / cilinderinhoud

(cm3)Brandstof

85 (115)/3.250-4.000 250/1.500-3.200 4/1.598 Diesel conform norm EN 590, min. 51 CZ

Vermogens en gewichten Schakelbak

Maximumsnelheid (km/u) 195 (VI)

Acceleratie 0-80 km/u (s) 6,4

Acceleratie 0-100 km/u (s) 9,6

Toelaatbaar totaalgewicht (kg) 1.680-1.760a)

Rijklaar gewicht (met bestuurder) (kg) 1.258

Toegestane voorasbelasting (kg) b)

Toegestane achterasbelasting (kg) b)

Toegestane dakbelasting (kg) 75

Aanhangwagengewicht ongeremd (kg) 620

Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 8% (kg) 1.200

Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 12% (kg) 1.200

a) Verschilt afhankelijk van de uitrusting (Splitting).b) Gegevens niet beschikbaar bij redactiesluiting.

310

Page 313: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Technische kenmerken

Afmetingen

Afb. 238 Afmetingen

afb. 238 IBIZA

A/B Uitstekende delen vooraan / achteraan (mm) 796/699

C Wielbasis (mm) 2.564

D Lengte (mm) 4.059

E/F Spoorbreedtea) vooraan / achteraan (mm) 1.525/1.505

G Breedte (mm) 1.780

H Hoogte bij leeggewicht (mm) 1.444

a) Dit gegeven varieert naargelang het velgtype. Waarden voor wielmaat 185/70 R14 ET38.

311

Tech

nisch

e geg

even

sA

anw

ijzin

gen

Bed

iene

nN

oodg

eval

len

Veili

ghei

d

Page 314: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen
Page 315: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Trefwoordenlijst

Trefwoordenlijst

AAanbevolen versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . 42, 205Aandrijfslipregeling . . . . . . . . . . . . . . 191, 192, 193

Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192Aanhaalmomenten van de wielbouten . . . . . . . . 298Aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248, 253

aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255, 256achterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 254parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 244rijden met een aanhangwagen . . . . . . . . . . . . 256sleepkabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 254stopcontact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255vasthaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255veiligheidsring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 256

Aanhangwagengewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298Aanhangwagenknipperlichten

Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154Aanslepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73Aantal zitplaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83Aantrekmoment

wielbouten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70Aardgas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 274

bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 272brandstofmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126geur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 274LNG . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 272tankdop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 271tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 271, 274

ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195

ACCzie Automatische afstandsregeling . . . . . . . . . 226

Accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260Accuzuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 287

Achterbankrugleuning neer- en terugklappen . . . . . . . . . . 164

Achterklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16, 17, 147Achterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114

overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114toegang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114vervanging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114

Achterruitverwarming . . . . . . . . . . . . . . . 53, 55, 56schakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158verwarmingsdraden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265

Achterste mistlichtControlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152

Achteruitkijkspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159zelfdimmend binnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159

Achteruitkijkspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159handmatig naar binnen klappen . . . . . . . . . . . 160

Achteruitrijsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 245bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 246display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 246gebruiksaanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 246parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 247

Achteruitversnelling (automatische versnellings-bak) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198

AdBluebeladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 276informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275minimale vulhoeveelheid . . . . . . . . . . . . . . . . 275specificatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 276Tankinhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275

Afdekkingen van de airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . 21Afdichtrubbers

Waxbehandeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 311Afneembare kogelkop

de bevestiging controleren . . . . . . . . . . . . . . . 252inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250, 251in reservestand plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . 249

reservestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252, 253

Afsleepalarm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146Afstandsregeling

zie Automatische afstandsregeling . . . . . . . . . 226Afvoer

Gordelspanner . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88Airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89

beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90Airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21, 89

activering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94de frontairbag uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . 93frontairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21, 91hoofdairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23, 92Werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90zijairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23, 92

Airconditioning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51algemene aanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173bedieningselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178Climatronic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180handbediende airconditioning . . . . . . . . . . . . . 54

Alarmlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32, 156Alarmsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144

aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 257uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145

Alcantara: schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 269Algemeen schema

Bestuurdersruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119knipperlicht- en grootlichthendel . . . . . . . . . . 154waarschuwings- en controlelampjes . . . . . . . . . 47

Anti-diefstal alarmsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . 144interieurbewaking en afsleepalarm . . . . . . . . 146uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145

Antiblokkeersysteem . . . . . . . . . . . . . 191, 193, 195Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195

313

Page 316: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Trefwoordenlijst

Aquaplaning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 291Asbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166ASR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192

Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192Automatische afstandsregeling . . . . . . . . . . . . . 226

aanwijzingen op het display . . . . . . . . . . . . . . 227bedienen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 229bijzondere rijsituaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233functie om rechts inhalen te vermijden . . . . . 232functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 227radarsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228tijdelijk uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233waarschuwings- en controlelampje . . . . . . . . . 227

Automatische rijlichtregeling . . . . . . . . . . . . . . . 152Automatische versnellingsbak . . . . . . . . . . . . . . 198

aanwijzingen voor het rijden . . . . . . . . . . . . . . 201bergafdaalhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203keuzehendelstanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198keuzehendelvergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . 199kick-downsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202launch-control programma . . . . . . . . . . . . . . . 202noodontgrendelen van de keuzehendel . . . . . . 50noodprogramma . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 204stuurwiel met peddels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200tiptronic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198, 200

Automatische wasinstallaties . . . . . . . . . . . . . . . 262AUX-IN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134

BBagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167Bagage opbergen

Bevestigingsogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169dakdragersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . 171, 172

Bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16, 167bagageruimteverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . 157hoedenplank opbergen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168noodontgrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17

verstelbare bodem van de bagageruimte . . . . 170zie ook Bagageruimte beladen . . . . . . . . . . . . 167

Bagageruimte beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167Balans van de wielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 290Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 288

draairichtinggebonden . . . . . . . . . . . . . . 70, 289druk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 289, 290, 292levensduur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 290nieuwe banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 291Slijtagemerktekens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 290verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66

Bandenafdichtingset . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65, 102Bandenafdichtset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65, 102

componenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103controle na 10 minuten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103de band afdichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103De band oppompen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103

Bandenprofiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 290Bandenreparatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102Bandenreparatieset

zie Bandenafdichtset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102Bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 290, 298Batterij . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136Batterij opladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73Bedieningselementen aan het stuurwiel . . . . . . 129

met spraakbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130zonder spraakbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . 132

Bedieningselementen van de ruiten . . . . . . 18, 147Beeldscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121, 122Benzine

additieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 272tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 272

Bergafdaalhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203Bergafondersteuning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203Bescherming tegen bevriezing . . . . . . . . . . . . . . . 60Besparingstips (efficiency-programma) . . . . . . . . 42

Besturing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79, 206bekrachtiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 206elektromechanisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207tegenstuurhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207

Bestuurderzie Juiste zithouding . . . . . . . . . . . . . . . 78, 79, 80

Bestuurdersgedeelteoverzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119

Bestuurdersinformatiesysteemassistenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40bedienen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37besparingstips . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42buitentemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42extra verbruikers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42indicatie van de versnellingen . . . . . . . . . . . . . . 42menu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38motorkap, achterklep en portieren geopend . . 41motorolietemperatuurmeter . . . . . . . . . . . . . . . 42Onderhoudsintervallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43ritgegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38snelheidssignaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43waarschuwings- en informatieberichten . . . . . . 41

Beveiliging Safe . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138Bevestigingsogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169Bijrijder

zie Juiste zithouding . . . . . . . . . . . . . . . 78, 79, 80Bijzonderheden

aanslepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105Binnenaanzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14Binnengreep van het portier . . . . . . . . . . . . . . . . 119Binnenspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159

zelfdimmend . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159Binnenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33Biodiesel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273Blikjeshouder aan voorzijde . . . . . . . . . . . . . . . . 166

314

Page 317: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Trefwoordenlijst

Bodem van de bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . 170Bodem van de wagen

bescherming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266Boordcomputer

zie Bestuurdersinformatiesysteem . . . . . . . . . . 37Brandblusser . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58, 272

aardgas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 274besparing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209brandstofmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125diesel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273ethanol . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 272tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 272verbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297

Brandstof bespareninertiestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 204

Brandstofverbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209waarom neemt het verbruik toe? . . . . . . . . . . . 211

Buitenaanzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7, 8Buitenantenne . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261Buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160

elektrisch naar binnen klappen . . . . . . . . . . . . 160instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20knop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160verwarmbaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160

Buitentemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42

CCentrale vergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137

alarmsysteem uitgeschakeld . . . . . . . . . . . . . . 144automatische ontgrendeling . . . . . . . . . . . . . . 139automatisch vergrendelen door onbedoeld

openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139automatisch vergrendelen door snelheid . . . . 139drukknop voor centrale vergrendeling . . . . . . 140Keyless Access . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141noodvergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16

ruitbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149Safe-beveiliging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137Schuif-/kanteldak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149sleutel met afstandsbediening . . . . . . . . . . . . 135veiligheidsontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . 139

Centrale wieldop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66, 67Cetaangetal (diesel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273Chroomdelen

schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266Claxon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119Climatronic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52

aanjagerregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181algemene aanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173Automatische regeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181bedieningselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180temperatuur instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181voorruitverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181

Coming Home . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155Connectivity Box . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134Contactsleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31, 182

zie ook Startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185Controlelampjes

snelheidsbegrenzer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217Cruisecontrol . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45, 216Cruise control . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216Cruisecontrol

bedienen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217waarschuwings- en controlelampje . . . . . . . . . 216

DDagteller terugzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124Dakbelasting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172

technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172Dakdrager . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171Dakdragersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171

dwarsdragers bevestigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 172

Dashboard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47dashboardkastje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165De auto starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31De batterij vervangen

van de autosleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136Defecte lampen

een lampje vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110De motor voorverwarmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187De voorairbag uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93De wagen slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72, 104Dichtschuiven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135

glazen dak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147

Dieselroetfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211

Dieselolieroetfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273

Digitale klok . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122Display van de radio: schoonmaken . . . . . . . . . . 267DSG . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198DSG-versnellingsbak:

zie Automatische versnellingsbak . . . . . . . . . . 198Dynamische lichtbundel-hoogteverstelling . . . . 156Dynamo

Waarschuwingslampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 287

EE10

zie Ethanol (brandstof) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 272Easy Connect . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34, 127Easy Connect-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127EDS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194

zie ook Elektronisch sperdifferentieel . . . . . . . 194

315

Page 318: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Trefwoordenlijst

Een lampje vervangenachterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114algemene aanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110bagageruimteverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . 116derde remlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115interieurverlichting en leeslampje . . . . . . . . . 116kentekenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115knipperlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113lampjes van mistlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113

Een wiel verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66afsluitende werkzaamheden . . . . . . . . . . . . . . . 71wielbouten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68

Efficiency-programmabesparingstips . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42extra verbruikers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42

Elektrische ruitbediening . . . . . . . . . . . . . . . 18, 147comfortopenen en -sluiten . . . . . . . . . . . . . . . 149

Elektronisch beheer van het aandrijfkoppel(XDS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 196

Elektronische Stabiliseringscontrole (ESC) . . .191, 193Elektronische startblokkering . . . . . . . . . . . 15, 184Elektronisch sperdifferentieel . . . . . . 191, 193, 194

Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194, 195Emissiegegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297ESC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191

elektronische stabiliseringscontrole . . . 191, 193rem voor meervoudige aanrijdingen . . . . . . . . 196Sport-modus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193

Ethanol (brandstof) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 272Event Data Recorder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100Extra verbruikers (efficiency-programma) . . . . . . . 42

FFilter tegen schadelijke stoffen . . . . . . . . . . . . . . 173Frontairbag aan bijrijderszijde

Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22

Frontairbag aan bijrijderszijde buiten werkingstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22

Frontale botsingen en natuurkundige wetten . . . 86Front Assist

aanwijzingen op het display . . . . . . . . . . . . . . 221zie ook Noodremhulpsysteem . . . . . . . . . . . . . 221

Functie Coming Home . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155Functie Leaving Home . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155Functiestoringen

automatische afstandsregeling . . . . . . . . . . . . 227glazen dak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150katalysator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 204Noodremhulpsysteem (Front Assist) . . . . . . . . 223roetfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205

GGasgeur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 274Geluiden

aardgas tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 272automatische afstandsregeling . . . . . . . . . . . . 227banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70

Geluidssignaalveiligheidsgordel niet vastgegespt . . . . . . . . . . 84waarschuwings- en controlelampjes . . . . . . . . 126

Gevarendriehoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101, 156Gewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297Glazen dak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150

functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150sluitkrachtbegrenzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151

Gordel spannen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88Gordelspanners . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20, 88

Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94GRA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45

Grootlichthendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154Grote Onderhoud Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280

HHandbediende airconditioning . . . . . . . . . . . . . . 178Handrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189

Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190HBA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194Het contact in- en uitschakelen . . . . . . . . . . 31, 182Hoedenplank

opbergen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168Hoofdairbags

beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23

Hoofdsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19achterin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82Hoofdsteunen achterin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82Hoofdsteunen voorin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81regeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161voorin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81

Hoofdsteunen regelenhoofdsteunen achterin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82hoofdsteunen voorin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161

Hoofdsteunen uit- en inbouwen . . . . . . . . . . . . . 162Hulpsystemen

automatische afstandsregeling (ACC) . . . . . . . 226noodremmen (Front Assist) . . . . . . . . . . . . . . . 221parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 239, 240snelheidsbegrenzer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217Snelheidsregelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216vermoeidheidsherkenning . . . . . . . . . . . . . . . . 237

Hydraulische remkrachtassistentautomatisch oplichten van de alarmlichten . . 194

IInbraakbeveiliging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15Indicatie van de versnellingen . . . . . . . . . . . . . . . 42

316

Page 319: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Trefwoordenlijst

Inertiestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 204Infotainmentsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34Inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 288

banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207remblokken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208

Inspectiebeurt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280instellen

CAR-menu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34, 127hoofdsteunen achterin . . . . . . . . . . . . . . . 82, 162hoofdsteunen voorin . . . . . . . . . . . . . . . . 81, 161lichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156stoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78

Instrumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121Instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121

display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121, 122instrumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121kilometerteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124service-intervalindicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43waarschuwings- en controlelampjes . . . . . . . . 126

Interieurbewaking en wegsleepbeveiliging . . . . 146Activering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145

Interieurverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157Interieur verwarmen of koelen . . . . . . . . . . . . . . . 179ISOFIX . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27, 29ISOFIX-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27, 29

JJuiste zithouding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78

bestuurder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78Bijrijder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79passagiers achterin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80

KKatalysator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211

functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211Keuzehendelvergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . 199

Keuzehendel (automatische versnellingsbak)functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199noodontgrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50standen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198

Keyless-Entryzie Keyless Access . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141

Keyless-Exitzie Keyless Access . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141

Keyless Accessbijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143de motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187de wagen ontgrendelen en vergrendelen . . . . 141Keyless-Entry . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141Keyless-Exit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141Press & Drive . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185

Kickdownautomatische versnellingsbak . . . . . . . . . . . . 202Schakelbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 237

Kilometerteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124gedeeltelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121Resetknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121

Kinderslotelektrische ruitbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . 147

Kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24, 97bevestiging met de veiligheidsgordel . . . . . . . 25Indeling in klassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97ISOFIX-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27Top Tether-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27, 30veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . 24, 96

Kleine Onderhoud Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . 282Knipperlichten

Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154Knipperlichthendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32, 154

Koelsysteemkoelvloeistof bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283koelvloeistof controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 283koelvloeistoftemperatuurmeter . . . . . . . . . . . . 124

Koelvloeistofhet peil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283

KoelvloeistofpeilControlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283

KoelvloeistoftemperatuurControlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283Veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . 283

KoplampenMistlampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153rijden in het buitenland . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212

Koppeling (lampje) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 204Krik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66

steunpunten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69Kunststofdelen: schoonmaken . . . . . . . . . 265, 268

LLampjes

een lampje vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110Lampjes interieurverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . 116Lampjes van dubbele koplamp . . . . . . . . . . . . . . 111Lampje van dubbele koplamp vervangen

dimlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112Grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112lampjes van dubbele koplamp . . . . . . . . . . . . 111

Lamp van mistlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113Launch-control (automatische versnellingsbak) 202Leaving Home . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155Lekke band

handelingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64Licht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31, 152

automatische rijlichtregeling . . . . . . . . . . . . . . 152bagageruimteverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . 116binnenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157

317

Page 320: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Trefwoordenlijst

dagrijverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153derde remlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115een lampje vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110Grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32grootlichthendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154het parkeerlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154Instappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155instrumentenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157interieurverlichting en leeslampjes voorin . . . 116kentekenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115knipperlichthendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154leeslampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157lichtbundel-hoogteverstelling . . . . . . . . . . . . . 156lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152mistlampen met cornering-functie . . . . . . . . . 155mistlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153snelwegverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155Uitstappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155waarschuwings- en controlelampjes . . . . . . . . 152

Lichtbundelhoogteverstelling . . . . . . . . . . . . . . . 156Licht inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152Lichtmetalen velgen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31Licht uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152Looprichting

banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70Luchtrecirculatiestand

airconditioning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 175Luchtroosters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 175

MMake-upspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158MFA

zie Bestuurdersinformatiesysteem . . . . . . . . . . 37Middenconsole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11

Milieumilieubewust rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209milieuvriendelijkheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208

Milieu-adviestanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270

mobiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261Mobiele telefoon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261Motor

geluiden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187Inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207Start-stopsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213starthulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73

Motor afzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184Motorcode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297Motor en contact

contact automatisch uitschakelen . . . . . . . . . 185de motor in werking stellen met Press & Drive 187de motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187de motor voorverwarmen . . . . . . . . . . . . . . . . . 187motor afzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187My Beat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188

Motorgegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 300Motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17, 277, 279

openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 278sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279

Motorkoelvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60G12 plus-plus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60G13 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60het peil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283Specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60

Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59, 280bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 282diesel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280inspectieservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280olie-eigenschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59oliepeil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281oliepeilstok . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281

onderhoudsintervallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280Specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60, 280temperatuurmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42verbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280, 282

MotoroliedrukControlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281

Motorregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 210Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211

Motorruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17, 277, 279accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 286koelvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280, 281, 282openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 278remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285ruitensproeiervloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 286sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . 277

Motor startenBenzine . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182diesel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183

Motor starten door slepen . . . . . . . . . . . . . 104, 105Motorstoring

Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212Multifunctie-indicatie (MFA) . . . . . . . . . . . . . . . . . 37Multimedia . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134My Beat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188

NNieuwe sleutels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135Noodbediening

bijrijdersportier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16keuzehendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50

Noodgevallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101accu vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 288brandblusser . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101een doorgebrande zekering vervangen . . . . . . 63

318

Page 321: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Trefwoordenlijst

een wiel verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66gevarendriehoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101lampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64lekke band . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64noodprogramma automatische versnellings-

bak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 204noodslepen van de wagen . . . . . . . . . . . . . . . . . 72Reservewiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 293Schakelaar alarmlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . 156Startkabels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73verbanddoos . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101wagengereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101zekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63

Noodontgrendelingachterklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17

Noodremhulpsysteemaanwijzingen op het display . . . . . . . . . . . . . . 221bedienen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 224beperkingen van het systeem . . . . . . . . . . . . . 225functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223radarsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223tijdelijk uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225

Noodreservewiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 293Noodvergrendeling van het bijrijdersportier . . . . 16

OOctaangetal (benzine) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 272Olie-eigenschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59Omgevingsverlichting

een lampje vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110Omschakelknop

Schakelaar alarmlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . 156Onderdelenset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260Onderhoudsintervallen . . . . . . . . . . . . . . . . 43, 280Onderhoudsmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261Onderhoud van de wagen

servicestand van de ruitenwisserbladen . . . . . 75

Onluchtingsgleuven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168ont- en vergrendelen

met afstandsbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135met de knop voor de centrale vergrendeling . 140met Keyless Access . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141

Opbergvakbijrijderszijde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165opbergzak in de stoel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165paneel van het voorportier . . . . . . . . . . . . . . . 165rechtervoorstoel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165

Opbergvakken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165Opbergvak voor wagendocumentatie . . . . . . . . . 165Openen

glazen dak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147tankklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270, 271

Openen en sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135achterklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16, 147glazen dak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150in de slotcilinder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15met afstandsbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135met de knop voor de centrale vergrendeling . 140motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147tankklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58, 270, 271

Opslag van ongevalgegevens . . . . . . . . . . . . . . . 100Overzicht motorruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280Overzicht van het bestuurdersgedeelte

stuur links . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9stuur rechts . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10

Overzicht van het bijrijdersgedeeltestuur links . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12stuur rechts . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13

PPanoramaschuifdak

comfortopenen en -sluiten . . . . . . . . . . . . . . . 149zie ook Glazen dak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150

Parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 239automatische aansturing . . . . . . . . . . . . . . . . . 242de aanwijzingen en akoestische signalen aan-

passen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 243hulp bij het achteruit parkeren . . . . . . . . . . . . 240manoeuvreerremmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 244parkeerhulp plus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 241sensoren en camera: schoonmaken . . . . . . . . 264storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 244trekhaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 244visuele aanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 243zie ook Parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . 239, 241

Parkeerhulpsysteemzie Parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 239, 241

Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190, 201Parkeren (automatische versnellingsbak) . . . . . 201ParkPilot

zie Parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 239, 241Passagiers achterin

zie Juiste zithouding . . . . . . . . . . . . . . . 78, 79, 80Pedalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82Peddels (automatische versnellingsbak) . . . . . . 200Peil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58Portieren

kinderbeveiliging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144openen en sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15

Portiergreep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15ijsvrij maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266

Portierslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15ijsvrij maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266

Press & Drivede motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185

319

Page 322: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Trefwoordenlijst

Profieldiepte van de banden . . . . . . . . . . . . . . . . 290

RRadarsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223, 228Radiografische afstandsbediening . . . . . . . . . . . 135Ramen

elektrisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18, 147ijs verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265

Rear view camera . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 245Regelmatig onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261

binnenzijde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 267Buitenzijde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 262

Remassistent . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191Rembekrachtiger . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188, 196Remblokken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188, 208Remmen

nieuwe remblokken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188remassistent . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285

Remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285Waarschuwingslampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189

Remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61, 285verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285

Rem voor meervoudige aanrijdingen . . . . . . . . . 196Remweg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188Reparatiewerkzaamheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260Reservewiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 293Reservoir bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270Rijden

door water rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212Met aanhangwagen . . . 248, 253, 256, 257, 298rijden in het buitenland . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212veilig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77zuinig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209

Rijden in het buitenlandBenzine . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212

Rijmodus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 236Rijprofiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 236Risico's als de veiligheidsgordels niet omge-

daan worden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86Ritgegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37

geheugen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38overzicht van gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39

Roetfilterfunctiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211

Roetfilter (diesel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211Rolgordijn

sluitkrachtbegrenzing (glazen dak) . . . . . . . . 151Ruiten

ijs verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265Ruitensproeier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61Ruitensproeiervloeistof

bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 286controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 286vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 286

Ruitenwisser achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33, 158Ruitenwisserbladen vervangen . . . . . . . . . . . . . . 104Ruitenwissers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33, 158

servicestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75wisserblad neerklappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75wisserblad omhoog zetten . . . . . . . . . . . . . . . . 75

Ruitenwissersbladen voor en achter . . . . . . . . . . 104

SSafe . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138SAFE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184Schakelbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50

automatisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50een versnelling inschakelen (schakelbak) . . . 197

handmatig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50kick-down . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 237Schakelbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197

Schoonmakenafdichtrubbers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265alcantara . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 269bedieningspaneel van Easy Connect . . . . . . . 267chroomdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266display van de radio . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 267hogedrukreinigers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 263houten sierelementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 268kleeffolies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 264kunststof delen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265, 268leer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 269lichtmetalen velgen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266motorruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 267ruiten en buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . 265stalen velgen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266textiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 268Veiligheidsgordels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270wagen wassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 262wisserbladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265

Schuifdak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18SEAT Drive Profile . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 235Selectief openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139Selectieve katalytische reductie

zie Uitlaatgasreinigingssysteem (diesel) . . . . 275Servicemededeling: raadplegen . . . . . . . . . . . . . . 44Sigarettenaansteker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167Sleepkabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 254Sleepogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72

achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106

Sleutel met afstandsbedieningont- en vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135

320

Page 323: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Trefwoordenlijst

Sleutelsautosleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135de batterij vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136ont- en vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . 15, 135reservesleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135synchroniseren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137

Sleutels bij laten maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135Sleutelschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93Slijtage van de banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 290Slotcilinder van het portier . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15

ijsvrij maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266Sluit- en openingsautomaat

elektrische ruitbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . 149Sluit- en startsysteem zonder sleutel Keyless Ac-

cesszie Keyless Access . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141

Sluitenglazen dak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147

Sluitkrachtbegrenzingglazen dak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151rolgordijn (glazen dak) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148

Sneeuwkettingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71, 298Snelheidsbegrenzer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217

bedienen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 219Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217indicatie op het display . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217Waarschuwingslampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217

Snelheidssignaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43Snelheidswaarschuwingssysteem . . . . . . . . . . . . 43Sport-modus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193stalen velgen

schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266Start-stopsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213

Start/stop-systeemaanwijzingen voor de bestuurder . . . . . . . . . . 215controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214de motor start vanzelf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214de motor stopt niet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214motor starten en afzetten . . . . . . . . . . . . . . . . 214uit- en inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 215Werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213

Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182, 183na leeggereden tank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183

Starthulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73

Starthulp op hellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197Startkabels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73Startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185Statusweergave op het display . . . . . . . . . . . . . . 122

aanbevolen versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123ACT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209afgelegde afstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122automatische afstandsregeling . . . . . . . . . . . . 227bestuurdersinformatiesysteem . . . . . . . . . . . . . 37buitentemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42ECO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123keuzehendelstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123keuzehendelstanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198kompas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123MKB . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123Noodremhulpsysteem (Front Assist) . . . . . . . . 221Onderhoudsintervallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43portieren, motorkap en achterklep geopend . . 41ritgegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38SEAT Drive Profile . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 235snelheidsbegrenzer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217snelheidswaarschuwing . . . . . . . . . . . . . . . . . 123start-Stop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123submenu assistenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123

tweede snelheidsindicatie . . . . . . . . . . . . . . . . 123waarschuwings- en controlelampjes . . . . . . . . 228waarschuwings- en informatieberichten . . . . . . 41

Sticker met wagengegevens . . . . . . . . . . . . . . . . 296Stoel

handmatige instelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19verwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163

Stoelverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163Stof- en pollenfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173Stoffering: schoonmaken

alcantara . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 269textiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 268

Stopcontact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255

Storing van elektronisch sperdifferentieel (EDS)Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194

Stroom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166Stuurbekrachtiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 206Stuurkolomhoogteverstelling . . . . . . . . . . . . . . . . 79Stuurwiel

instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20peddels (automatische versnellingsbak) . . . . 200

Symbool van steeksleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44

TTankdop

openen en sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58Tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270

aardgas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 271brandstofpeilmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125gastankmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126Tankklep openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270

Tankklepopenen en sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58

Technische gegevensdakbelasting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172

Technische kenmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 296

321

Page 324: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Trefwoordenlijst

Technische wijzigingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260Tegenstuurhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207Temperatuurmeter

buitentemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42

Textiel: schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 268Tiptronic (automatische versnellingsbak) 198, 200Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121, 122Topsnelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43Top Tether . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27, 30Top Tether-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27, 30Trekhaak voor aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . 248

beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 249kogelkop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 256naderhand monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 258werking en behandeling . . . . . . . . . . . . . . . . . 253

Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297Tyre Mobility System

zie Bandenafdichtset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102

UUitlaatgascontrolesysteem

Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212Uitlaatgasreinigingssysteem

katalysator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211roetfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211

Uitlaatgasreinigingssysteem (diesel) . . . . . . . . . 275Uitrustingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260USB . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134USB/AUX-IN-ingang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134

VVeiligheid

bijrijdersairbag buiten werking stellen . . . . . . . 22kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95veiligheid van kinderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95veilig rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77

Veiligheidsaanwijzingenfrontairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91Gebruik van de kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . 24, 96gebruik van de veiligheidsgordels . . . . . . . . . . 85Gordelspanner . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88hoofdairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23Koelvloeistoftemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . 283zijairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92

Veiligheidsgordelsbeschermende werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83doel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83, 89instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19, 87Niet omgegespt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85

Veiligheidsgordels losgespen . . . . . . . . . . . . . 19, 87Veiligheidsvoorzieningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78Veilig rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77Velgen

een wiel verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66kettingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298

Ventileren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177Verbanddoos . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101Vergrendelen en ontgrendelen

in de slotcilinder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15met de knop voor de centrale vergrendeling . 140met Keyless Access . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141

Vergrotende bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164

Verkeerde zithouding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80Verlichting van het instrumentenpaneel . . . . . . 157Verloop van de gordels

Bij zwangere vrouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . 19, 87Veiligheidsgordels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19, 87

Vermoeidheidsherkenning . . . . . . . . . . . . . . . . . 237Versnelling ingeschakeld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50

Verstelbare bodem van de bagageruimte . . . . . 170Verstelling van de stoel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161Vervoer van kinderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95Verwarmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177

voorruit en zijruiten wasemvrij houden . . . . . 177voorruit ijsvrij maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177

Verwarming en frisse lucht . . . . . . . . . . . . . 56, 176bedieningselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176

Verzorging en schoonmaak . . . . . . . . . . . . . . . . . 261Vloeistofniveaus controleren

motorruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279Vloermatten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82Voorairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21, 91

veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91Vóór elke rit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77Voorgloeisysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183

Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212Voorruit ontwasemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177Voorstoelen verstellen

Lendensteun verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161Vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58

aardgastank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 271AdBlue-tank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275brandstoftank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125

WWaar moet u op letten voordat u gaat rijden? . . . 77Waarschuwings- en controlelampjes . . . . . . . . . 126

Airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94Antiblokkeersysteem ABS . . . . . . . . . . . . . . . . 195ASR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192automatische afstandsregeling . . . . . . . . . . . . 227banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 292Dashboard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49Display van het instrumentenpaneel . . . . . . . . 48dynamo . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 287

322

Page 325: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Trefwoordenlijst

EDS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194emissiecontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212ESC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47koelvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283lichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281motorregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211rempedaal intrappen . . . . . . . . . . . . . . . 221, 227remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189roetfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205snelheidsregelsysteem (SRS) . . . . . . . . . . . . . 216Start-stopsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 206van de gordel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83voorgloeisysteem/motorstoring . . . . . . . . . . . 212zoemer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126

Waarschuwingslampjessnelheidsbegrenzer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217

Waarschuwingsmeldingenin geel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126in rood . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126

Waarschuwingssymbolen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126zie ook Waarschuwings- en controlelampjes . 126

Waden door ondergelopen wegdelen . . . . . . . . . 212Wagen

chassisnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 296identificatienummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 296omhoog brengen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69ont- en vergrendelen met Keyless Access . . . . 141sticker met wagengegevens . . . . . . . . . . . . . . 296voornaamste kenmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . 296

Wagenaccu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62, 286accuvloeistofpeil . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 287laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 288loskoppelen en aansluiten . . . . . . . . . . . 44, 286

starthulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 288winterse omstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . 286

Wagen beladenBagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16Bevestigingsogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169dakdragersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172

wagengereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66Wagengereedschap

plaats . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101Wagenlak

code . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297conservering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 264onderhoudsmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 262polijsten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 264

Wagen omhoogbrengen op de hefbrug . . . . . . . . 69Wagen opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69Wagen wassen

hogedrukreinigers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 263kleeffolies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 264

Wassenverzorging van de wagen, buitenzijde . . . . . . 262

Wassen van de wagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 262Wat beïnvloedt de rijveiligheid negatief? . . . . . . . 77Waxbehandeling

zie Schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261Wielbouten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68, 298

aantrekmoment . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70, 292diefstalbeveiliging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68doppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67

Wieldop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67

Wielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 288, 298centrale wieldop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66, 67nieuwe banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 291sneeuwkettingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71uit- en inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69

verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66wieldop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67

Winterbandenmaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 294

Winterse omstandighedenAccu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 286banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 294diesel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273glazen dak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150ruiten ijsvrij maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265sneeuwkettingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71

Wireless Charger . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134Wisselen

onderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260Wisserbladen

schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265servicestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75

Wisserbladen achterruitschoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75

XXDS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 196

ZZekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63, 108

doorgebrande zekeringen herkennen . . . . . . . . 64onderscheid op kleur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63voorbereiding voor vervanging . . . . . . . . . . . . . 63zekeringkast . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108

Zendapparatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261Zijairbags

beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92

Zitplaatsen van de wagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83Zoemer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154

323

Page 326: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

Trefwoordenlijst

Zonnekleppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158schuifdak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151

324

Page 327: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen in de geleverde wagen kunnen voordoen voor wat betreft vorm, uitrusting en techniek. Er zijn op basis van de gegevens, illustraties of beschrijvingen in deze handleiding geen rechten te ontlenen.

De teksten, afbeeldingen en voorschriften in deze handleiding zijn gebaseerd op de stand van de informatie op het moment van het ter perse gaan. Fouten of weglatingen uitgezonderd, is de informatie in deze handleiding geldig op de datum van het ter perse gaan van deze uitgave.

Herdruk, weergave of vertaling, hetzij gedeeltelijk of in zijn geheel, is niet toegestaan tenzij SEAT hiervoor uitdrukkelijk schriftelijk haar toestemming heeft gegeven.

SEAT behoudt zich alle rechten voor volgens de Wet omtrent het “Copyright”.

❀Dit papier is vervaardigd met celstof die zonder chloor gebleekt is.

© SEAT S.A. - Herdruk: 15.11.17

Over dit boekje

Dit instructieboekje beschrijft de uitrusting van de wagen op het moment van het ter per-se gaan. Sommige uitrustingsdelen die hier-na worden beschreven, zullen later worden geïntroduceerd of zijn slechts beschikbaar op bepaalde afzetmarkten.

Dit is een algemeen instructieboekje voor het model IBIZA. Daarom maken sommige van de hier beschreven uitrustingen of functies geen deel uit van alle types of varianten van dit model. Deze kunnen verschillen of gewijzigd worden, al naargelang de technische vereis-ten of marktomstandigheden. Deze verschil-len kunnen onder geen beding beschouwd worden als misleidende reclame.

De afbeeldingen zijn een standaardweergave en kunnen enigszins afwijken ten opzichte van uw wagen.

De richtingaanduidingen (links, rechts, voor, achter) die in dit instructieboekje genoemd worden, zijn gerelateerd aan de rijrichting van de wagen, tenzij anders aangegeven.

Het audiovisuele materiaal heeft enkel tot doel de gebruikers te helpen om een aantal functies van de wagen beter te begrijpen. Het dient niet ter vervanging van de handleiding. Raadpleeg de handleiding voor complete in-formatie en waarschuwingen.

De met een asterisk gemarkeerde uit-rustingen worden alleen in bepaalde uitvoeringen van het model standaard ingebouwd, worden alleen voor som-mige uitvoeringen als optie geleverd, of worden alleen in bepaalde landen aangeboden.

® De registreerde handelsmerken zijn aangegeven met ®. Wordt dit symbool niet aangegeven, dan houdt dit niet in dat het geen geregistreerd merk betreft.

>> Geeft aan dat het onderwerp op de vol-gende bladzijde doorgaat.

Belangrijke aanwijzingen op de aange-geven pagina

Meer gedetailleerde inhoud op de aan-gegeven pagina

Algemene informatie op de aangege-ven pagina

Noodinformatie op de aangegeven pa-gina

ATTENTIE

Teksten met dit symbool bevatten informatie over uw veiligheid en wijzen op gevaarlijke situaties die kunnen leiden tot ongevallen of verwondingen.

VOORZICHTIG

Teksten met dit symbool attenderen u op mo-gelijke schade aan uw wagen.

Milieu-aanwijzing

In teksten met dit symbool staan aanwijzingen over milieubescherming.

Let op

In teksten met dit symbool staat extra infor-matie.

Dit boek is onderverdeeld in de volgende zes grote delen:

1. De essentie

2. Veiligheid

3. Noodgevallen

4. Besturing

5. Tips

6. Technische gegevens

Aan het eind van de handleiding vindt u een alfabetische inhoudsopgave waarmee u snel de gewenste informatie kunt vinden.

Page 328: SEAT ORIGINELE OLIE · SEAT S.A. is voortdurend bezig alle uitvoeringen en modellen verder te ontwikkelen. Wij vragen u dan ook begrip voor het feit dat er zich op ieder moment wijzigingen

INSTRUKTIEBOEKIbiza

6F00

1273

2BC

Hol

andé

s 6

F001

2732

BC

(11

.17)

Ibiz

a H

olan

dés

(11

.17)

SEAT beveelt aanSEAT ORIGINELE OLIE

SEAT beveelt aanCastrol EDGE Professional