Scriptieboek Id
description
Transcript of Scriptieboek Id
1
Hogeschool voor de Kunsten Utrecht
Faculteit Kunst, Media & Technologie
HET GROTE SCRIPTIEBOEK
VOOR ID
WAAROM EN HOE SCHRIJF JE EEN SCRIPTIE?
2
Samenstelling en redactie: Martin Lacet
VOORWOORD
Het schrijven van een scriptie heeft alles te maken met informatie collecteren,
bestuderen, reduceren, combineren, analyseren en daaruit tot slot concluderen.
Deze fraaie rijmende werkwoorden doen welhaast vermoeden met een
spannende speurtocht van doen te hebben. En dat moet de facto ook zo zijn. De
scribent dient eigenlijk in het voetspoor te treden van een Sherlock Holmes.
Jammer genoeg wordt maar al te vaak het schrijven van een scriptie ervaren als
de spreekwoordelijke molensteen om de nek, als een gebed zonder einde. De
student als een dolende ridder, als een Parcival in zijn queeste naar de heilige
graal.
Hoe romantisch deze zelfkwelling en -opoffering ook moge zijn, het zou toch
mooier zijn het schrijven van een scriptie te ervaren als een spannend avontuur
met een goede afloop, gefascineerd door het gekozen onderwerp om vervolgens
de opwindende zoektocht aan te vangen naar de oplossing van het vraagstuk of
het probleem dat je gesteld hebt, of anderszins je over te geven aan een
innerlijke drang een stelling coûte que coûte te willen bewijzen.
Waar het om gaat is het willen en kunnen onderkennen van problemen (iets wat
in het hele verdere leven van pas komt); het volgens een bepaalde methode
benaderen van die problemen en het uiteenzetten ervan volgens bepaalde
communicatietechnieken. De little kick inside zit hem in iets te 'ontdekken' wat
anderen nog niet hebben ontdekt in jouw vakgebied, en dat hoeft natuurlijk niet
'de steen der wijzen' te zijn, maar ook niet de uitvinding van het ‘tweede wiel’.
Wellicht dat deze handleiding je kan helpen en enig soelaas zal bieden bij het
schrijven van een respectabele scriptie, hoe je de tijd en de energie het beste
3
erin kunt steken, uiteraard rekening houdende met je eigen specifieke
interesses.
Martin Lacet
INHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk I Algemene informatie ...............……......................................5
I.1 Wat is een scriptie? ...........................................................................5
I.2 Doelstelling .......................................................................................5
I.3 Leerdoel ............................................................................................6
I.4 Inhoud ..............................................................................................7
I.5 Werkvorm ..........................................................................................8
Hoofdstuk II Hoe schrijf ik een scriptie? ..........…………...........................9
II.1 Inleiding ............................................................................................9
II.2 De heuristische fase .........................................................................10
II.2.1 Het vinden van een geschikt onderwerp …........................................10
II.2.2 De probleemstelling, algemene opmerkingen …….............................12
II.2.3 Formulering van de probleemstelling en doelstelling .…………...........13
4
II.2.4 De probleemstelling: speculeren .....................................................15
II.3 De onderzoeksfase ...........................................................................16
II.3.1 Algemeen........................................................................................16
II.3.2 Lezen......................……….............................................................16
II.3.3 Lezen met de pen ..........................................................................17
II.3.4 Samenvatten .................................................................................18
II.4 Het schrijfproces .....................................................…......................19
II.4.1 Algemeen.......................................................................................19
II.4.2 Het ontwerp van de scriptie ............................................................19
II.4.3 De inleiding ............................................................…....…….........20
II.4.4 De conclusie .................................................................….............23
II.4.5 Schrijven / herschrijven .....................................................….........26
II.4.6 Voetnoten .................................................…..................................27
Hoofdstuk III Scriptie Style Sheet ..........................................………........28
III. 1 Algemeen ............................................................................……......28
III.1.1 Inleiding .................................................................................…....28
III.1.2 Algemene eisen aan de geschreven tekst .............................………..28
III.1.3 De volgorde van de onderdelen van de scriptie .............………….......29
III.2 De tekst......................................................................……................30
III.2.1 Indeling en kopjes .........................................................…..............30
III.2.2 Interpunctie ......................................................……………….….....32
III.2.3 Spelling ............................................….....................………….......32
III.2.4 Stilistische aspecten ......….............……………………………..........32
III.2.5 Citeren ........................……..........................…………...................33
III.3 Documentatie..............................................………………...............36
III.3.1 Algemene opmerkingen ..................................................................36
5
III.3.2 Voetnootnummers .......................................…...............................37
III.3.3 Regels voor het verwijzen naar tekst .....…….........................…........37
III.3.4 Regels voor het verwijzen naar beeld en geluid ....………….....….......39
Colofon .............................................................................................…....40
Bijlagen ...........................................................................................….....41
Bijlage Thematische literatuurlijst en andere bronnen ............…………….....41
Bijlage Mulimedia instellingen, festivals en manifestaties .…………….…....59
HOOFDSTUK I ALGEMENE INFORMATIE
I.1 Wat is een scriptie?
Globaal gezien zijn er twee soorten scripties te onderscheiden.
Bijvoorbeeld een onderzoeksscriptie, dan moet er sprake zijn van een oorspronkelijk
onderzoek waarin de student moet aantonen dat hij in staat is nieuwe wegen in te
slaan binnen zijn vakgebied of discipline. Hierbij is een vereiste dat de student goed op
de hoogte is van wat anderen over hetzelfde onderwerp hebben gezegd. Je móet dus
iets ontdekken.
Een scriptie kan echter ook een zogenoemde compilatie behelzen. In een compilatie
toont de student eenvoudigweg aan dat hij kritisch kennis heeft genomen van het
overgrote deel van de bestaande ‘literatuur’ (ofwel dat wat er over het onderwerp
gepubliceerd is), en dat hij in staat is één en ander op duidelijke wijze uiteen te zetten.
Hij tracht het verband aan te tonen tussen de verschillende gezichtspunten en een
doorwrocht overzicht te geven dat zó informatief is dat het misschien ook nog van nut is
6
voor iemand die gespecialiseerd is in die discipline, maar nooit een diepgaande studie
gemaakt heeft van dat specifieke probleem. We geven dit ook wel aan als the state of
the art.
I.2. Doelstelling
Het doel van de eindscriptie is dat de student aantoont in staat te zijn op basis van zelf
geformuleerde uitgangspunten, zelfstandig onderzoek uit te voeren naar een onderwerp
of problematiek in het vakgebied. De student moet stelling kunnen nemen ten opzichte
van de onderzochte problematiek en daarvan een helder en logisch verslag kunnen
maken.
Enkele algemene richtlijnen voor de inhoud van de scriptie:
− De scriptie dient aan de discussies binnen het vakgebied een bijdrage te leveren en
vraagt de student te reflecteren op het eigen werk en de eigen positie binnen het
vakgebied.
− De scriptie dient methodisch opgebouwd en controleerbaar te zijn. De opbouw en
uitwerking moeten laten zien dat het gegeven onderwerp voor de auteur helder is en
dat hij/zij de gekozen probleemstelling effectief kan overbrengen op de lezer. Als de
ideale lezer kan de schrijver zich focussen op de jongerejaars medestudent van
zijn/haar studierichting.
− Het is een goed gebruik dat het onderwerp van de scriptie aansluit bij ervaringen
opgedaan in de stageperiode of in andere projecten, en voortkomt uit de door het
student gekozen thema of genre voor de eindexamenproductie. Omwille van de
coherentie en diepgang zou een scriptie-onderwerp als een verlengstuk dan wel als
een vooronderzoek ervan kunnen fungeren.
− Van de scriptie mag worden verwacht dat deze, in ieder geval gedeeltelijk, zowel qua
niveau als qua uitvoering kan worden aangeboden als (gespecialiseerd)
tijdschriftartikel of als internetpublicatie.
I.3. Leerdoel
a. Kennis/inzicht
De student dient blijk te geven van kennis van en inzicht in:
− De voor de eindexamenscriptie geëigende vormen van research en verslaggeving.
7
− De selectie, de ordening en de schriftelijke verslaggeving van het gevonden tekst- en
audiovisueel materiaal.
− Het zelfstandig stelling nemen ten opzichte van een onderwerp.
b. Vaardigheid
De student dient aan te tonen de volgende vaardigheden ontwikkeld te hebben:
− Het formuleren van een probleemstelling op basis van een juist geformuleerd
concept en uitgangspunt en het bijstellen daarvan aan de hand van
onderzoeksresultaten.
− Het verzamelen en ordenen van bronnenmateriaal, het formuleren van de juiste
onderzoeksvragen en het zelfstandig uitvoeren en verslaggeven van een onderzoek.
− Het methodisch verwerken van bijeengebracht materiaal in een logisch opgebouwd
schriftelijk verslag met een heldere conclusie op basis van een duidelijke
argumentatie en structurering.
c. Attitude
De student dient blijk te geven van de volgende attitudes:
− Een onderzoekende en bespiegelende houding ten opzichte van het vakgebied en
een zorgvuldige omgang met de doelstellingen en resultaten van het onderzoek.
− Een voor het schrijven van teksten geëigende werkhouding die zich uit in een
bepaalde mate van werkdiscipline, gecombineerd met doorzetting, planning,
geordende werkwijze en het consistent opvolgen van de door de begeleiding
aangegeven stappen.
− Een coöperatieve werkhouding ten opzichte van zijn/haar medestudenten die ook
aan een scriptie werkzaam zijn.
I.4. Inhoud
a. Onderwerp
Het onderwerp van de scriptie is in principe gerelateerd aan eigen thema’s en/of
ervaringen met het vakgebied die zijn opgedaan tijdens de stage(s) en het werken aan
producties. Een student kan zelf met een onderwerp komen maar kan er ook een
aangereikt krijgen door de scriptiebegeleider. Hierbij wordt bij voorkeur uitgegaan van
een aantal ‘scriptietrajecten’ zoals uitgewerkt in bijlage II en III. Uiteindelijk wordt het
scriptieonderwerp afgesproken met de scriptiebegeleider.
b. Presentatie
8
De uitwerking van de scriptie zelf kan verschillende vormen aannemen. Naast de
‘traditionele’ scriptievorm, wel of niet vergezeld van audio-visueel materiaal, kun je ook
denken aan een uitwerking in ‘hypertekst’ (HTML), geschikt voor internet of CD-ROM, of
aan de bundeling en uitbreiding van (een deel van) het bestaande scriptie-arsenaal en
de omwerking daarvan tot een website.
− De scriptie dient te bestaan uit 25 á 40 pagina’s getypte tekst, exclusief voorwoord,
inhoudsopgave, afbeeldingen, tabellen, bibliografie, index en bijlagen en dient te
voldoen aan de normen geformuleerd in het ‘scriptie style sheet’ (Zie Hoofdstuk III).
− De geschreven tekst van de scriptie dient in drievoud ingeleverd te
worden inclusief een digitale versie op flop. Eventueel vergezeld van
andere informatiedragers.
1.5 Werkvorm
a. Instructies en begeleiding
Allereerst krijgt de student een inleiding in het kiezen van een scriptieonderwerp en het
opzetten van (voor-)onderzoek of research. Vervolgens wordt aandacht besteed aan de
schriftelijke verslaggeving van research, het selecteren en ordenen van gevonden tekst-,
beeld- en geluidsmateriaal en het structureren en formuleren van de scriptietekst.
Zie hiervoor ook Bijlage I ‘Lessenrooster’.
b. Het traject
Naast instructiecolleges (in principe een blok van acht weken) kan er
projectbegeleiding plaatsvinden in thema-groepen van studenten met min of meer
vergelijkbare onderwerpen. Individuele en inhoudelijke begeleiding is mogelijk op
afspraak met de scriptiedocenten.
c. Beoordeling
De scriptie wordt geëvalueerd en beoordeeld door de scriptiedocenten. Een voldoende
beoordeelde eindscriptie/thesis wordt gehonoreerd met 8 studiepunten.
9
HOOFDSTUK II HOE SCHRIJF IK DE SCRIPTIE?
II.1. Inleiding
Of het nu om brieven, dagboeken, gedichten, essays, romans, scenario’s,
beleidsnota’s, onderzoeksrapporten, krantenartikelen of wetenschappelijke artikelen
gaat, het kost altijd grote inspanning om de eigen gedachten te ordenen en op papier te
zetten. Schrijven is in feite een uiterst intensieve vorm van denken. Gedachten die
uitgedrukt worden in schrift moeten veel verder uitgekristalliseerd zijn en een grotere
onderlinge samenhang vertonen dan gedachten die ‘binnenshoofds’ blijven of alleen
uitgesproken worden.
In het hier volgende hoofdstuk worden tips, richtlijnen en voorbeelden gegeven ter
ondersteuning van het proces dat het schrijven van een scriptie is. Het is een
ingewikkeld proces waarin de volgende fases te onderscheiden zijn:
a. De heuristische fase
In deze fase wordt het onderwerp van de scriptie geformuleerd en vertaald in een
concrete, hanteerbare probleemstelling die als richtsnoer voor het onderzoek moet
dienen. Tevens moet in dit beginstadium alvast een voorlopig, hypothetisch, antwoord
op het gestelde probleem geformuleerd worden dat in de onderzoeksfase getoetst
wordt.
b. De onderzoeksfase
Hierbij gaat het om het opsporen en verwerken van relevante literatuur en relevant
multimedia materiaal. Aan de hand van de geformuleerde probleemstelling en het
voorlopige antwoord daarop kan gericht worden gezocht in daarvoor geschikte
bibliotheken, mediatheken, archieven, verzamelingen, documentatiecentra en uiteraard
het Internet.
c. De ordeningsfase
Na bestudering van de in de onderzoeksfase opgespoorde bronnen en toetsing daarvan
aan de probleemstelling en het voorlopige antwoord, is het nu tijd om aan de hand van
10
een globaal idee van de verschillende elementen waaruit de scriptie zal bestaan een
schetsmatig ontwerp (‘Outline’) van de scriptie te maken.
d. De verwoording
Pas op dit punt vangt het daadwerkelijk formuleren aan. Tijdens deze fase dient de
ingenomen positie of stelling en de daaraan verbonden argumentatie zo helder mogelijk
uiteengezet te worden met het oog op de toekomstige lezer.
e. Herschrijf-fase
Het uitwerken van een scriptie is dermate ingewikkeld dat je dit karwei zelden in één
keer goed klaart. Het is zeer gebruikelijk dat scripties, of delen daarvan, op zijn minst
één of twee keer worden herschreven.
Uit het bovenstaande moet je niet afleiden dat het schrijven van een scriptie een strikt
lineaire aangelegenheid is. In feite koppel je tijdens het werken voortdurend terug naar
eerdere fases. Zo grijp je na het bronnenonderzoek dikwijls terug op de heuristische
fase om de probleemstelling nader aan te scherpen of het voorlopige antwoord te
wijzigen. Ook kan je tijdens de verwoording tot de ontdekking komen dat de bronnen
nog niet grondig genoeg bestudeerd zijn. Zodoende is er sprake van een voortdurend
heen-en-weer bewegen tussen de verschillende fases van het schrijfproces.
II.2. De heuristische fase
II.2.1 Het vinden van een geschikt onderwerp
Al vanaf het begin van het tweede studiejaar zul je alert moeten zijn geweest op
mogelijke scriptie-onderwerpen, de voorkeur voor bepaalde onderwerpen zal ook mede
bepalend zijn voor de keuze van het eindstudietraject. Voor het vinden van een
onderwerp kun je je laten inspireren door eigen ervaringen met het werkveld, literatuur,
discussies in de onderwijsgroepen, ervaringen in projectgroepen en de inhoud van de
colleges. De (voorlopige) categorisering van de Thematische Literatuurlijst in bijlage II
en het als bijlage III opgenomen Scriptie-overzicht ID/MA IMM kan uiteraard ook een
leidraad zijn voor de keuze en bepaling van het onderwerp en de onderzoeksvraag (de
zgn. ‘scriptiepaden’).
11
Wat betreft de keuze van het onderwerp is het raadzaam om zo veel mogelijk uit te
gaan van kennis waarover je al beschikt, of ervaring die in een eerder stadium is
opgedaan. Je kunt je bovendien laten leiden door het eventuele voornemen om in een
later stadium een stage te lopen of een productie te draaien die verwant is aan het
gekozen onderwerp.
Voor alles dient het onderwerp een duidelijke verbinding te hebben met een
persoonlijke motivatie. Ga daarom voor het bepalen van je scriptie-onderwerp gericht bij
jezelf te rade. Stel jezelf de volgende vragen:
− Wat waren mijn motieven om de studie te beginnen, welke onderwerpen spraken me
primair aan?
− Welke onderwerpen hebben mij in de loop van mijn studie gefascineerd, en wel
zodanig dat ik er gericht kennis over heb ontwikkeld of ervaring mee heb opgedaan?
− Over welke onderwerpen heb ik al enige zekerheid m.b.t. producties of stages in de
eindstudie?
Als je op deze vragen een zo eerlijk en helder mogelijk antwoord formuleert moet het
mogelijk zijn om een thema voor de scriptie te kiezen. Probeer dit thema zodanig te
verwoorden dat niet alleen het onderwerp zelf helder wordt, maar dat het ook duidelijk
is wat het onderzoeksgebied of de discipline is waarin het is ingebed.
Inperking / afbakening van het onderwerp:
De meest gangbare manier om het onderwerp in te perken is het zogenoemde
fuikprincipe: je kiest in eerste instantie voor een bepaalde discipline, een zeker terrein,
en daarbinnen breng je - desnoods herhaald - verdergaande verbijzonderingen aan. Je
krijgt dan een omgekeerd piramidemodel, bijvoorbeeld:
w e t e n s c h a p p e l i j k e d i s c i p l i n e
o n d e r z o e k s g e b i e d
onderzoeksthema
probleemstelling
12
Voorbeeld:
menswetenschappen (sociologie / psychologie)
communicatietechnologie en de nieuwe media
de invloed van de nieuwe media op het
intermenselijke relatiepatroon
de computer en Internet brengen
steeds nadrukkelijker een
individualiseringsproces
in de samenleving
op gang
II.2.2 De probleemstelling, algemene opmerkingen
Over de term ‘probleemstelling’ en het werken daarmee zijn vele misverstanden.
Vandaar enige opmerkingen vooraf.
Allereerst moet je je bewust zijn van het verschil tussen probleemstellingen en
problemen. Probleemstellingen zijn centrale vraagstellingen van een tekst. Problemen
zijn er in de werkelijkheid. Natuurlijk kunnen probleemstellingen wel betrekking hebben
op problemen.
Vervolgens dient er een belangrijk misverstand uit de wereld geholpen te worden. Veel
mensen gaan er bij het schrijven van een scriptie van uit dat je volledig op de hoogte
moet zijn van het onderwerp in kwestie om er constructief over te kunnen nadenken.
Eerst moet alle informatie verzameld en doorgenomen worden voordat je zelf met het
onderwerp aan de slag kan gaan. Deze opvatting is onjuist. Een eerste vereiste voor het
schrijven van een goede scriptie is het vermogen om vragen te stellen, zowel aan het
onderwerp zelf als aan de bronnen die je ter hand zult nemen. Verder moet je de durf
hebben om van meet af aan te speculeren op een mogelijk antwoord op deze vragen.
Als je de capaciteit ontwikkeld hebt om vragen te stellen en voorlopige antwoorden te
formuleren, kun je al redelijk snel de globale contouren van de scriptie voor ogen
krijgen, lang voordat al het nodige lees- en kijk- en luisterwerk is verricht.
13
Kortom, onder probleemstelling wordt verstaan de belangrijkste onderzoeksvraag
waarop het onderzoek (= het doel van de scriptie) antwoord gaat geven.
Enige criteria waaraan de probleemstelling moet voldoen:
- de probleemstelling moet relevant zijn;
- de probleemstelling moet logisch consistent zijn;
- de probleemstelling moet helder, duidelijk, volledig en eenduidig zijn;
- de probleemstelling moet haalbaar zijn;
- de probleemstelling moet gewenst zijn.
II.2.3 Formulering van de probleemstelling en doelstelling:
Aan het begin van de scriptie ben je op zoek gegaan naar een onderwerp voor je
scriptie. Daaruit is een helder omschreven thema voortgekomen.
Voorbeelden:
- De invloed van Internet op het dagelijkse leven
- De betekenis van de computer voor het onderwijs
- De samenhang tussen informatietechnologie en sociaal-economische ontwikkelingen
Deze thema’s zijn, zoals in de meeste gevallen, te breed en veelomvattend om binnen
het bestek van één scriptie behandeld te worden. Daarom moeten dergelijke thema’s
eerst vertaald worden in concrete, specifieke probleemstellingen, dat wil zeggen, je
moet het onderwerp afbakenen en inperken om het hanteerbaar te maken. Hoewel
hiervoor, afgezien van het eerder genoemde fuikprincipe, geen vastomlijnde methode
bestaat kun je een eind op weg komen door het thema van alle kanten te bekijken aan
de hand van ‘vraagwoorden’ (‘wie’, ‘wat’, ‘welke’, ‘waarom’, ‘hoe’, ‘in hoeverre’, 'in
welke mate', 'waar', 'wanneer', enz.). Deze vraagwoorden brengen een ‘brainstorm’ op
gang die je in staat stelt een inventaris te maken van de inhoudelijke aspecten van het
onderwerp.
De volgende stap is het maken van een keuze uit al deze aspecten om tot een concrete
probleemstelling te komen.
We kunnen daarbij de volgende onderzoeksdoelen onderscheiden:
a. beschrijven (aspecten, eigenschappen, kenmerken; situaties, categorieën,
ontwikkelingen, fasen, concepten, manieren, stromingen, instanties, soorten,
onderdelen, enz.);
b. verklaren (oorzaken, bronnen, achtergronden, motieven);
c. voorspellen (gevolgen, verwachtingen);
14
d. vergelijken (verschillen en overeenkomsten tussen twee of meer zaken);
e. evalueren (oordelen, positieve en negatieve aspecten aangaande het onderwerp);
f. voorschrijven/voorstellen (wenselijkheid, geschiktheid, oplossingen);
g. definiëren (samenvattende kenmerken van het onderwerp, plaatsing binnen klasse,
verzameling, theorie of vakgebied).
N.B. Het inperken van een scriptie-onderwerp en daaraan een concrete en eenduidige
probleem-/vraagstelling te verbinden, is een van de moeilijkste onderdelen van het hele
werkproces.
Enkele voorbeelden van vraagstellingen:
- Hoe komt het dat het maatschappij-kritisch ontwerpen vandaag de dag in de nieuwe media zo ver te
zoeken is in tegenstelling tot het grafisch ontwerpen in de jaren ‘60 en ‘70?
Zo op het oog een duidelijke vraagstelling met een vergelijkend onderzoeksdoel. Toch
zit er een addertje onder het gras. In deze vraagstelling ga je namelijk al uit van een
hypothese. Is het wel zo dat het ontwerpen in de nieuwe media (websites) zo weinig
geëngageerd is? Dat moet je wel goed kunnen aantonen, zo niet dan haal je het hele
fundament onder je scriptie vandaan. Ook de vergelijking tussen oude media (inkt op
papier) en de nieuwe (digitaal op scherm) is wellicht dubieus. Appels kun je immers ook
niet met peren vergelijken ook al zijn ze beide vruchten.
- ...
- ...
15
II.2.4 De probleemstelling: speculeren
Een scriptie is meer dan een opsomming van gegevens over een onderwerp, moet op
z’n minst een synthese ervan behelzen . Ook beperkt het zich niet tot de weergave van
de standpunten van anderen. Een goede scriptie formuleert zelf een stelling. Studenten
die weinig ervaring hebben in het schrijven van wetenschappelijke teksten (zoals veel
ID-studenten) schieten in dit opzicht soms tekort. Ze durven niet op eigen inzichten te
vertrouwen en verschuilen zich liever achter meningen van ‘deskundigen’. Het is goed
om te refereren aan inzichten van anderen maar hiermee kun je niet volstaan. De kern
van een scriptie moet gevormd worden door de presentatie van een eigen standpunt.
Vanuit deze stellingname moet je de scriptie schrijven.
Door te schrijven vanuit een stellingname maak je je participant in een debat. Dit brengt
een grotere betrokkenheid bij het onderwerp met zich mee dan wanneer je je beperkt
tot het van buitenaf observeren van beweringen van anderen. Deze betrokkenheid zal je
stimuleren je eigen inzichten veel meer aan te scherpen dan wanneer je zou schrijven
zonder eigen stellingname. Het uiteindelijke gevolg zal zijn dat de lezer sneller geboeid
zal raken.
Wanneer je wilt bereiken dat je scriptie meer wordt dan een collage van beschrijvingen
en de meningen van anderen, dan kun je het beste in een zo vroeg mogelijk stadium
beginnen met het formuleren van een eigen standpunt, hoe speculatief en voorlopig
ook. Op het moment dat je overgaat op de onderzoeksfase moet je niet alleen
beschikken over een concrete onderzoeksvraag maar ook over een voorlopig antwoord
op die vraag. Vervolgens kun je tijdens het bestuderen van de bronnen controleren hoe
houdbaar je stelling is. Het gaat er natuurlijk niet om dat je je vooringenomen stelling
op rigide en dogmatische wijze tot het eind van het werkproces voortzet. Waar het wel
om gaat is dat je je van meet af aan opstelt als een gesprekspartner met een levendige
eigen bijdrage aan een debat.
16
II.3. De onderzoeksfase
II.3.1 Algemeen
Heb je eenmaal een probleemstelling en een voorlopig antwoord dan is de volgende
fase het verzamelen van relevante bronnen. Je kunt met behulp van encyclopedieën,
bibliografieën, handboeken, internet-zoekrobotten en dergelijke een voorlopige lijst
samenstellen van boeken, artikelen en multimedia-producties die op het onderwerp van
toepassing lijken. Het is tevens aan te bevelen om de bibliografie van een recent werk
over het onderwerp te raadplegen. [Zie hiervoor ook Bijlage II (Thematische
literatuurlijst) en Bijlage III (Scriptie-overzicht ID/MA IMM)].
Vooral in het begin, in het stadium van het ‘inwerken’ in het onderwerp, zal al lezend en
kijkend de probleemstelling steeds nader geconcretiseerd en gespecificeerd worden. Al
naar gelang de relevantie voor de definitieve probleemstelling wordt er uiteindelijk een
selectie gemaakt van het materiaal.
Het verzamelde materiaal wordt ten slotte geordend in een systeem (kaartensysteem of
computer) en geschiedt op basis van een gekozen uitgangspunt (naast een alfabetische
indeling kan het materiaal ook naar historisch, geografisch, sociologisch, semiotisch of
willekeurig welk ander gezichtspunt worden ingedeeld). [ Het verdient aanbeveling de
ordening van het materiaal uit te voeren in 'Hypertekst', gebruikmakende van het
'Intranet' van de HKU].
II.3.2 Lezen
Een scriptie is een tekst die meestal (ook) over andere teksten gaat. In de regel
behandelt een scriptie een groot aantal bronnen. Een scriptie over bijvoorbeeld het werk
van een nieuwe mediavormgever verwijst doorgaans naar verschillende producties van
deze vormgever, naar reacties van tijdgenoten, naar recensies en besprekingen in
kranten en tijdschriften, naar studies over deze vormgever, naar autobiografische
teksten, scripts en interviews die in de loop van de tijd zijn verschenen, noem maar op.
Voor het vervaardigen van een dergelijke verhandeling moet je dus in de eerste plaats
goed kunnen lezen!
Er zijn verschillende manieren om een ‘tekst’ te lezen:
a. ‘Scimming’: Een tekst vluchtig doornemen om een globale indruk krijgen van de
algemene teneur.
17
b. ‘Scanning’: Een tekst selectief en vluchtig doorlezen om er een antwoord voor een
specifieke onderzoeksvraag uit te halen.
c. Intensief lezen: Gedetailleerd lezen vanuit een specifieke onderzoeksvraag.
d. Extensief lezen: Ontspannen lezen van een grote hoeveelheid tekst.
Tijdens de onderzoeksfase zijn vooral de eerste drie leesstrategieën van belang. De
eerste twee doen goede dienst voor het verzamelen van relevant materiaal. Het is in
alle gevallen nuttig om allereerst (a) ‘scimmingtoe te passen. Een globale bestudering
van de titel, eventuele subtitels, de inleiding, de conclusie, de eerste zinnen van
alinea’s en de literatuurverwijzingen maakt doorgaans duidelijk of de tekst in kwestie al
dan niet relevant is voor de behandeling van je probleemstelling. Indien jouw
onderzoeksvraag slechts één van de onderwerpen is die in de tekst aan bod komen dan
kun je tot (b) ‘scanning’ overgaan. Lijkt de tekst in zijn geheel relevant, dan gaat man
over tot (c) ‘intensief lezen’. Dit laatste is alleen zinvol wanneer de bron min of meer
dezelfde probleemstelling behandelt als jij zelf, of daarmee samenvalt.
II.3.3 Lezen met de pen
Teksten waarover je uiteindelijk gaat schrijven moet je veel indringender lezen dan je
normaliter zou doen. Vandaar dat hier een techniek wordt behandeld voor de derde
leesstrategie (c) intensief lezen, namelijk het ‘lezen met de pen’ ofwel annoteren. Een
tekst annoteren betekent dat je deze van je eigen commentaar voorziet (indien
mogelijk) op de pagina’s van de publicatie zelf of anders op een apart papier ernaast. In
het laatste geval is het zaak om de alinea’s van een tekst van tevoren te nummeren of,
in het geval van een multimedia productie, te werken met een goed corresponderende
tijdcode-indicatie. ‘Lezen met de pen’ staat in dienst van de verheldering en de kritische
evaluatie van een tekst. Het kan bestaan uit de volgende vormen van commentaar:
− Markeringen in de tekst zelf die cruciale beweringen of kernbegrippen laten
oplichten.
− Vragen m.b.t. tekstonderdelen die je niet begrijpt.
− Definities van begrippen of vertalingen van woorden die je bij eerste lezing niet
kende.
− Samenvattingen van de essentie van alinea’s / sequenties.
− Aanduidingen van instemming of verschil van mening, waardering of afkeuring.
− Uitzonderingen of afwijkingen (“dit geldt niet voor..”, “dit is duidelijk anders dan...”).
− Tegenvoorbeelden (“maar in geval C geldt precies het tegenovergestelde..”).
− Uitbreidingen (“dit geldt ook voor...”).
− Ondersteunende voorbeelden (“dit is te vergelijken met...”).
18
− Mogelijke implicaties (“zou dit beteken dat....”).
− Associaties met eerder gelezen teksten (“in tekst X wordt iets dergelijks
beschreven...”, “in productie Y gebeurt iets dergelijks”)..
Enzovoort.
II.3.4 Samenvatten
Naast het lezen met de pen vormt een samenvatting van de hoofdlijn van een tekst een
goed hulpmiddel om de bronnen zodanig te verwerken dat je er over kan schrijven. Het
maken van een samenvatting helpt je om een tekst te onthouden en bovendien maakt
het een ingewikkeld betoog inzichtelijker voor je.
Als je een tekst eenmaal grondig hebt geannoteerd (‘gelezen met de pen’) dan is het
maken van een samenvatting nog slechts een kleine moeite. Je kunt dan volstaan met
de volgende stappen:
− Zet de samenvattingen van de verschillende alinea’s/sequenties op een rijtje.
− Schrap de zinnen die geen nieuwe informatie bevatten, of die alleen gaan over de
organisatie van de tekst.
− Maak met behulp van overgangswoorden een goed lopende tekst die op zichzelf
begrijpelijk is. Indien de efficiency dat vereist kun je de oorspronkelijke volgorde
wijzigen.
19
II.4 Het schrijfproces
II.4.1 Algemeen
Pas nadat je de heuristische fase en de onderzoeksfase hebt doorlopen breekt de fase
van het schrijven aan. Om door de bomen het bos te kunnen zien moet je, voordat het
eigenlijke schrijven kan beginnen, eerst een voorlopig ontwerp (‘outline’) van je scriptie
maken.
Vervolgens is het van belang om je toekomstige lezers scherp voor ogen te krijgen.
Tijdens de formuleringsfase gaat het immers om de vraag: Hoe presenteer ik mijn
onderzoek en inzichten zo helder mogelijk aan de lezers? Begrippen, overgangen, en
gevolgtrekkingen moeten glashelder zijn opdat je scriptie ook overkomt bij iemand die
niet zo ingewerkt is in de materie als jijzelf. In dit deel zullen we stilstaan bij twee
belangrijke plaatsen in de scriptie waar je de aandacht van de lezers kunt trekken om
hen te informeren over hetgeen je uiteen wilt zetten, namelijk de opening en de
conclusie.
Omdat goed schrijven gebaat is bij herschrijven zal ten slotte aan dit proces apart
aandacht worden besteed.
II.4.2 Het ontwerp van de scriptie
Een goede scriptie is meer dan een willekeurig bijeengeraapt stel woorden, zinnen en
alinea’s. Een goed opgebouwde scriptie bestaat uit een helder geformuleerde
conclusie, voortkomend uit een duidelijke probleemstelling en gedragen door een
zorgvuldig opgebouwde argumentatie, gebaseerd op een betrouwbare research. [Zie
voor een volledig overzicht van de scriptie-inhoud Hoofdstuk III 'Scriptie Style Sheet].
Om ordening aan te brengen in de presentatie van je materiaal en je inzichten kun je
het best eerst schetsmatig uitproberen wat de meest logische en overtuigende
opeenvolging is. Dit kun je doen door middel van het maken van een outline. Een
outline is een provisorisch, in trefwoorden geformuleerd ontwerp van de scriptie. Het is
een hulpmiddel om tijdig, vóórdat je daadwerkelijk aan de verwoording toekomt, uit te
vinden of de structuur van de scriptie, de volgorde van de hoofdstukken en paragrafen
die je voor ogen staat, goed in elkaar zit.
Uiteindelijk is het vooral het specifieke karakter van de probleemstelling dat bepalend
is voor de tekstopbouw. Ga daarom altijd uit van je vooraf geformuleerde
probleemstelling als je je materiaal wilt gaan ordenen. Je kunt dan ook controleren of
20
jouw volgorde klopt door de trefwoorden die de verschillende onderdelen aangeven in
de gedachte volgorde met elkaar te verbinden tot een leesbaar geheel. Vormt dit een
logisch opgebouwd antwoord op de probleemstelling dan is er sprake van een
samenhangende structuur.
Een andere, wellicht ook handiger manier is om de inhoudsstructuur te kunnen bepalen
is de hoofdvraag uit te splitsen in subvragen/deelvragen die allemaal nodig zijn om de
hoofdvraagstelling te kunnen beantwoorden. Die deelvragen vormen dan de
hoofdstukken waaruit de scriptie bestaat en moeten dus ook in een bepaalde logische,
hiërarchische volgorde worden gesteld.
II.4.3 De inleiding
Een inleiding heeft zowel een inhoudelijke als overhalende functie. De inleiding dient
informatie te verschaffen maar moet de lezers ook nieuwsgierig maken. Je moet de
lezers duidelijk maken waar het over zal gaan en bovendien de indruk wekken dat het
de moeite loont om door te lezen. Dat valt niet mee.
Een inleiding kan de volgende elementen bevatten:
a. De onderzoeksvraag waar de scriptie uit is ontstaan.
b. De eerste indicatie van het antwoord op de door jou gestelde vraag.
c. Een onderbouwing van het belang van de door jou gestelde vraag.
d. Een voorproefje van de argumentatie uit je scriptie.
e. Een beschrijving van de manier waarop je scriptie is opgebouwd.
f. Een beknopte aanduiding van de volgorde waarin je te werk zult gaan.
Het is niet te zeggen welke elementen noodzakelijk zijn en welke niet. Volgens velen is
(b) onmisbaar maar er zijn genoeg voorbeelden waarin men volstaat met (a). Je zou
kunnen zeggen dat een combinatie van (a) en (b) standaard is en dat de overige
elementen naar keuze zijn. De selectie uit de genoemde elementen is afhankelijk van
het model wat je kiest om je scriptie te openen. Laten we, om inzicht te krijgen in de
mogelijkheden, vier modellen bekijken.
a. De stelling
Wanneer je deze strategie hanteert dan presenteer je meteen vanaf het begin jouw
stellingname ten opzichte van je onderwerp, dus bestaat de kern van je opening uit (b).
De ‘stelling’ is een zeer expliciete manier om een scriptie te openen, dikwijls worden
21
dan ook nog een groot aantal andere elementen uit de bovenstaande lijst
meegenomen.
De voordelen van de ‘stelling’ zijn dat er niets aan duidelijkheid te wensen wordt
overgelaten. De lezers weten precies waar ze aan toe zijn. Het heeft echter ook
nadelen. De nieuwsgierigheid van de lezers zal nog nauwelijks geprikkeld worden en bij
een al te simpele hantering van deze strategie kan de lezer het gevoel krijgen op
kleinerende wijze bij het handje genomen te worden. In het algemeen werkt de ‘stelling’
het beste wanneer je je positie slechts in algemene bewoordingen kenbaar maakt,
zodat er in de loop van je scriptie nog iets nieuws te melden valt.
N.B. De keuze van een ‘vraag’ of een ‘stelling’ als uitgangspunt van en insteek voor je
scriptie heeft inhoudelijke consequenties voor de strekking van het betoog.
Een stelling vereist een strakke, onweerlegbare bewijsvoering. Immers een stelling
impliceert een mening of een bewering. Bij een vraag heb je wat dat betreft ietwat meer
armslag, speelruimte en vrijheid van argumentering. Je geeft immers zelf antwoord, wat
op zichzelf al volstaat, mits uiteraard goed onderbouwd.
b. De vraag
Deze strategie vormt het tegenovergestelde van de ‘stelling’. In plaats van onmiddellijk
uit de doeken te doen wat je te vertellen hebt, open je met een vraag die in de loop van
de scriptie wordt beantwoord. Het is gebruikelijk om eerst een of twee alinea’s te
besteden aan een aantal voor het onderwerp belangrijke feiten of saillante gegevens
om uiteindelijk uit te monden in de vraag die je wilt stellen. Deze strategie richt zich dus
voornamelijk op (a). De effectiviteit van deze openingsstrategie staat of valt met de
kwaliteit van de voorbereiding op de vraag. De vraag mag nooit zomaar uit de lucht
komen vallen.
De voor- en nadelen van de ‘vraag’ zijn tegenovergesteld aan die van de ‘stelling’. De
‘vraag’ verschaft de lezer nauwelijks informatie over de inzichten die je zult gaan
presenteren, maar prikkelt wel de nieuwsgierigheid.
c. De blikvanger
De strategie van de blikvanger komt er op neer dat je helemaal aan het begin met de
inleiding de aandacht van de lezers probeert te vangen zodat deze als het ware de
scriptie in ‘gezogen’ worden. Het is de academische variant op een spectaculaire
krantenkop. Er zijn verschillende manieren om de aandacht te trekken:
22
− Je stort de lezers zonder inleiding midden in een onderwerp, zodat ze door gaan
lezen om er achter te komen waarop datgene waarmee zij plompverloren
geconfronteerd werden betrekking heeft.
− Je opent met een paradoxaal gegeven, een schijnbaar tegenstrijdige stelling die
intrigeert en daarom om een oplossing vraagt.
− Je begint met een pakkend citaat.
De ‘blikvanger’ wordt meer gebruikt in de journalistiek dan in academische stukken.
Pakkende citaten zijn wetenschappelijk als opening nog het meest gebruikelijk.
De ‘blikvanger’ is een puur ‘overhalende’ strategie zoals de titel eigenlijk al zegt. De
informatieve waarde is praktisch nihil. Soms, als de opening inhoudelijk te weinig
aansluit bij de rest van de scriptie, kan het de lezer zelfs op het verkeerde been zetten.
Uiteindelijk kan dit een onbetrouwbare indruk wekken, wat natuurlijk het laatste is wat
je wilt aan het begin van een scriptie.
d. Het verhaal
Verhalen boeien onder meer omdat ze gaan over concrete personen in concrete
omstandigheden waarmee je je kunt identificeren. Vandaar dat je de aandacht van de
lezer ook kunt vangen met een verhaal. Het kan in het klein een probleem introduceren
wat later in de scriptie uitvergroot wordt zoals een camera eerst op een markant detail
uit een tafereel focust om vervolgens naar achteren ‘uit te zoomen’ om het gehele
tafereel te tonen. Van belang is dan wel dat het getoonde detail exemplarisch is voor
het grotere geheel waar het deel van uitmaakt. Het ‘verhaal’ leent zich vaak goed voor
historische of sociale verhandelingen over (culturele) aspecten van de werkelijkheid,
niet voor technische of abstract-filosofische problematieken.
Eén speciale vorm van het ‘verhaal’ leent zich voor elke mogelijke wetenschappelijke
verhandeling en dat is de ‘voorgeschiedenis’. Een dergelijk ‘verhaal’ vertelt hoe je op
een bepaald onderwerp bent gekomen, of welke problemen je hebt ondervonden bij de
uitwerking daarvan en hoe je die problemen wel, niet, of gedeeltelijk hebt kunnen
oplossen. Kortom, de ‘voorgeschiedenis’ verhaalt datgene wat de schrijver heeft
meegemaakt in de heuristische fase.
De ‘voorgeschiedenis’ heeft vele voordelen. Je maakt duidelijk dat het droge werk van
het schrijven van een scriptie ‘mensenwerk’ is. Dat er achter al die papieren een mens
van vlees en bloed schuil gaat. Lezers kunnen zich daardoor makkelijker identificeren
met en betrokken voelen bij de tekst. De ‘voorgeschiedenis’ is dus een goed middel om
de aandacht van lezers te trekken. Ook krijgt men en passant de nodige informatie over
de probleemstelling en de positie van de schrijver toegediend. De ‘voorgeschiedenis’ is
dus ook informatief.
23
Niet iedereen zal deze strategie echter met succes kunnen hanteren. De
‘voorgeschiedenis’ werkt pas dan effectief als er ook werkelijk iets interessants over de
heuristische fase te vertellen valt. Dat is natuurlijk lang niet altijd het geval. Verder
moet je je afvragen of jouw persoonlijke ‘voorgeschiedenis’ voor de willekeurige lezer
wel interessant genoeg is om te blijven lezen. Hoe ’bekender’ of ‘belangrijker’ de
persoon is die gebruik maakt van deze strategie, hoe beter hij vaak werkt.
II.4.4 De conclusie
We zagen reeds dat het niet eenvoudig is om te bepalen wat de noodzakelijke
ingrediënten zijn voor een opening. Dat is zo mogelijk nog moeilijker voor een conclusie.
Sommigen zijn van mening dat een conclusie in ieder geval het voorafgaande nogmaals
kort moet samenvatten, anderen vinden dat niet nodig als het voorafgaande op zichzelf
duidelijk genoeg is. Het is wel mogelijk om een aantal criteria te formuleren waaraan
een goede conclusie moet voldoen:
− Een conclusie moet nauw samenhangen met de inleiding en de argumenten die ter
beantwoording van de probleemstelling zijn aangedragen.
− Een conclusie moet meer zijn dan een samenvatting van het voorafgaande.
− Een conclusie moet meer zijn dan een herhaling van de vooraf ingenomen
stellingname.
− Een conclusie moet geen nieuwe onderwerpen aansnijden.
− De conclusie dient de lezer er nog eens extra ervan te overtuigen dat het de moeite
waard was om de scriptie tot het einde toe uit te lezen.
Hoe kun je tegelijkertijd aan deze uiteenlopende eisen voldoen? Door de conclusie te
zien als de plaats waar je kritisch reflecteert op het voorafgaande. In de opening en het
middendeel ben je voornamelijk bezig met het geven en verwerken van informatie en
het poneren en verdedigen van stellingen. In de conclusie kan je dan het geheel nog
eens overzien terwijl je je afvraagt wat nu precies de opbrengst is. In de conclusie stijg
je als het ware boven je eigen scriptie uit. Als je zo te werk gaat zal de kern van je
betoog nog een keer aan de orde komen, terwijl er inhoudelijk een meerwaarde
ontstaat omdat je je eigen werkwijze en argumenten van commentaar voorziet. Er zijn
twee manieren om op je eigen werk te reflecteren:
a. Evalueren
In een scriptie worden vaak veel verschillende zaken aan de orde gesteld. Het komt
zelden voor dat al die zaken van evenveel belang blijken te zijn. De conclusie biedt je de
24
mogelijkheid je eigen werkwijze te evalueren door onderscheid te maken tussen
belangrijke en minder belangrijke resultaten van je onderzoek en tussen punten die als
gevolg van je bewijsvoering voldoende zijn komen vast te staan en uitspraken waar je
minder zeker van bent.
Je kunt dus besluiten om openlijk onderscheid te maken tussen zwakke en sterke
punten van je studie, hetgeen een zeker reliëf geeft aan het voorafgaande. Je moet bij
deze strategie om je scriptie af te sluiten echter ook weer niet al te kritisch zijn. Het is
bijzonder onbevredigend voor lezers om, nadat ze de moeite hebben genomen je hele
tekst te bestuderen, aan het einde te moeten lezen dat je alleen maar een stel
zeepbellen hebt geblazen. Het komt er bij het schrijven van een scriptie op de eerste
plaats op aan dat je achter je werkwijze en argumenten staat. Maar omdat in het leven,
dus ook bij het schrijven van een scriptie, nu eenmaal niets ooit eenvoudig is, bevat
iedere scriptie noodzakelijkerwijs lacunes en onzekerheden.
b. Implicaties uitwerken
Een andere manier om een scriptie af te sluiten bestaat in het uitwerken van de
implicaties (min of meer logische gevolgen) die in het voorafgaande besloten liggen.
Ook hier is het noodzakelijk om een zekere afstand ten opzichte van je eigen werk in te
nemen. Wanneer je je bezint op de implicaties van je scriptie moet je jezelf de vraag
stellen: implicaties waarvoor? Een aantal mogelijkheden:
− Implicaties voor verdere bestudering van de door jou behandelde probleemstelling
(b.v. suggesties voor verder onderzoek)
− Implicaties voor het evalueren van publikaties over jouw onderwerp; revaluatie (b.v.
de noodzaak tot het opnieuw beoordelen van door jou gebruikte artikelen)
− Implicaties voor meer abstracte, theoretische vraagstukken; generalisatie (b.v. de
noodzaak tot herbestudering van gehanteerde onderzoeksmodellen)
− Implicaties voor de verheldering van concrete verschijnselen; contextualisatie (b.v.
de noodzaak tot het opnieuw interpreteren van reeds eerder beschreven en door jou
gehanteerde verschijnselen)
− Implicatie voor toekomstige ontwikkelingen; extrapolatie (b.v. de noodzaak tot het
opnieuw beschrijven van bepaalde toekomstbeelden in het licht van geconstateerde
veranderingen)
Deze methode voor het afsluiten van een scriptie vraagt van de student de nodige
ervaring omdat hij/zij in staat moet zijn het grotere geheel, waar het onderzoek deel van
uitmaakt, te overzien.
N.B. Het is een ijzeren regel dat in de Conclusie géén nieuwe informatie of standpunten
worden gegeven!
25
II.4.5 Schrijven / herschrijven
De taken die je in het schrijfproces tegelijk moet vervullen zijn dermate complex, dat
het doorgaans ondoenlijk is om een scriptie of zelfs maar een deel daarvan in één keer
perfect op papier te krijgen. De laatste fase van het schrijfproces, de verwoording, is
een moeizaam proces. Vrijwel iedereen produceert meerdere versies voordat het
eindproduct is verkregen waar hij/zij achter staat. Het eerste probleem is dat je van te
voren nooit precies weet wat je zult gaan zeggen/schrijven. Iedereen kent de ervaring
dat je, zodra je de pen op papier zet moet constateren dat de gedachten in je hoofd
ernstige lacunes vertonen, niet logisch op elkaar volgen, nadere uitwerking behoeven,
enzovoorts.
Verder komen de woorden nooit vanzelf. Je moet ze zoeken. Die worsteling brengt vaak
weer nieuwe gedachten over het onderwerp in kwestie op gang, die je er toe kunnen
brengen dat je je herbezint op de inhoud van het gebruikte bronnenmateriaal en zelfs
tot bijstelling van je aanvankelijk ingenomen positie. Je weet nooit wat je zal gaan
schrijven tot je het werkelijk hebt opgeschreven.
Het is normaal om ten minste drie versies te produceren voordat je een tekst hebt
geschreven die je met goed fatsoen aan de openbaarheid kan prijsgeven.
− De eerste versie is vaak slechts een ruwe schets.
− De tweede versie is een ingrijpende herschrijving van de eerste, waarbij vaak heel
wat inhoudelijke en structurele wijzigingen worden aangebracht. Regelmatig wordt in
deze versie nog de centrale stelling herzien, wat noopt tot ingrijpende veranderingen
in het vervolg van de tekst.
− De derde versie beperkt zich doorgaans tot ‘cosmetische’ ingrepen. Deze richt zich
vooral op de stilistische aspecten van de tekst en op spel- en typefouten (zie III.2).
Herschrijven kan alleen tot goede resultaten leiden wanneer je in staat bent om afstand
te nemen van je eigen tekst. Om een tweede versie te produceren moet je als het ware
met andermans ogen naar je eigen tekst kijken. Dit is lang niet altijd eenvoudig. Er is
een aantal tactieken dat je kan helpen om boven je eigen tekst te staan:
− Schrijf alvast je eerste versie voordat je al het relevante bronnenmateriaal hebt
geraadpleegd. Als je reeds een eerste versie hebt geschreven zul je het resterende
bronnenmateriaal veel scherper en met grotere betrokkenheid bestuderen. Dit zal
ongetwijfeld nieuw licht werpen op de problemen waarmee je reeds intensief
geworsteld hebt, wat als een stimulans zal werken om, waar nodig, afstand te doen
van je eerste bewoordingen.
26
− Laat de eerste versie een tijdje liggen. Dit kan natuurlijk alleen als de deadline van
je scriptie dat toelaat. Daarom geldt nogmaals: Wacht niet te lang met het schrijven
van de eerste versie. Met het verstrijken van de tijd zullen de zwakke plekken van je
eerste versie vanzelf opvallen.
− Laat de eerste versie alvast aan iemand lezen die niet thuis is in je onderwerp. Via
het commentaar van een geïnteresseerde leek kun je achterhalen waar je
onduidelijke uitdrukkingen bezigt, schimmige overgangen maakt, of onlogische
conclusies trekt. Zo kan ook duidelijk worden of je betoog sowieso overkomt.
Voor een revisie van de inhoud kun je denken aan de volgende vragen:
- Hoort dit in een scriptie met deze probleemstelling thuis?
- Heb ik mijn beweringen voldoende onderbouwd met bewijsmateriaal en concrete
voorbeelden?
- Zijn mijn argumenten bestand tegen een kritische analyse?
- Heb ik gedaan wat ik in de inleiding zeg te zullen gaan doen?
Voorbeelden van vragen voor een revisie van de organisatie van je scriptie:
- Wat hoort waarbij?
- Hoe hangen inleiding en conclusie met elkaar samen?
- Is dit de best mogelijke volgorde van presentatie?
In de eerste twee versies van je scriptie ben je vooral op inhoudelijke en structurele
zaken gericht. Bij de derde versie gaat het vooral om stilistische aspecten en ‘editing’.
In deze fase kun je de punten nalopen zoals aangegeven in het ‘scriptie-style-sheet’
(hoofdsuk III). Om spel- en typefouten te spotten heb je natuurlijk in de eerste plaats de
corrector van de computer tot je beschikking. Deze haalt echter nooit alle fouten eruit.
Je zult het tenslotte ook nog een keer zélf moeten doen. Een goede manier om dit te
doen is om een tekst in de verkeerde volgorde, van rechts naar links, en van beneden
naar boven te lezen. Zodoende neem je een tekst woord voor woord tot je, zonder de
lijn van het betoog te volgen, waardoor je niet afgeleid kan worden door inhoudelijke
zaken.
Het is bij elkaar een behoorlijk karwei, maar wanneer een op zichzelf goed lopende
scriptie wordt ontsierd door plotselinge stijlbreuken en typefouten, komt het uiteindelijk
toch nog klungelig over en dat is zonde van al het (denk)werk wat je aan de scriptie
hebt besteed.
27
II.4.6 Voetnoten
Veelvuldig gebruik van voetnoten wordt in het algemeen beschouwd als een toonbeeld
van erudiet snobisme. Niettemin kunnen ze nuttig en zelfs ook onontbeerlijk zijn. In
welke gevallen hebben noten dan hun nut?:
1. Noten dienen om de bron van citaten en parafrasenaan te geven (zie ook III Het
scriptie-style-sheet, III.2.5 en III.3.2).
2. Noten dienen om extra bibliografische verwijzingen over een besproken onderwerp te
verschaffen.
3. Noten dienen om te verwijzen naar de tekst zelf en naar andere teksten.
4. Noten dienen om een citaat in te lassen dat je eigen betoog ondersteunt maar dat in
de tekst storend zou hebben gewerkt.
5. Noten dienen als aanvulling op beweringen in de tekst, zoals relevante bijzaken die
echter de tekst zelf zouden kunnen belasten.
6. Noten dienen om beweringen in de tekst te corrigeren: je bent zeker van wat je
beweert maar je bent ook bewust van het feit dat iemand anders het er niet mee eens
is of je bent van mening dat men, vanuit een ander gezichtspunt, bezwaar tegen je
bewering zou kunnen aantekenen.
N.B. Zo'n noot getuigt niet alleen van je oprechtheid, maar ook van je kritische geest
door een noot in te lassen die de facto deels afbreuk doet aan je eigen betoog.
7. Noten kunnen dienen om een vertaling te geven van een citaat dat in de originele
taal geciteerd moest worden, of om de originele versie te geven van een citaat dat je,
om je betoog te laten ‘lopen’, hebt vertaald.
8. Noten dienen om een schuld in te lossen. Het is een goed gebruik om te verwijzen
naar auteurs, wetenschappers of andersoortige bronnen die jou op bepaalde ideeën of
zienswijzen hebben gebracht.
28
HOOFDSTUK III SCRIPTIE STYLE SHEET
III.1. Algemeen
III.1.1 Inleiding
Een ‘style sheet’ is een verzameling huisregels die in acht genomen dient te worden bij
het schrijven van een artikel, essay of scriptie en als zodanig vrij willekeurig, maar wel
dwingend zijn. Vrijwel elke uitgever, elk tijdschrift, hanteert een eigen stijl, soms sterk
afwijkend van de stijl van andere uitgevers. Van eenieder die werk ter publicatie
aanbiedt, wordt verwacht dat hij/zij zich strikt houdt aan de stijl van de uitgever. Een
‘style sheet’ kan daarom slechts gebruikt worden binnen een organisatie of instelling
waarvoor het is bedoeld en samengesteld.
In het kader van de eindscriptie is het van belang om zo’n style sheet samen te stellen
gezien het gemak van een dergelijke handleiding, zowel voor docenten als studenten.
Het biedt de zekerheid dat al het werk innerlijk consistent is: komma’s,
aanhalingstekens, enzovoort worden door iedereen op dezelfde manier gebruikt, en
bovendien vinden er binnen een werk geen verschuivingen in tekengebruik plaats.
N.B. Vat zo’n format echter niet zozeer als een keurslijf op. Bij een scriptie gaat het
immers om de inhoud, hierin ligt de persoonlijke verdienste van elke student. Het kan
daarom geen kwaad de verpakking en het jasje zo uniform mogelijk te laten zijn, aldus
volgens de regels van het ‘huis’.
III.1.2 Algemene eisen aan de geschreven tekst
Studenten dienen alle scripties getypt in te leveren op A4, met regelafstand maximaal
1.5, lettergrootte maximaal 12, minimaal 35 regels per pagina [N.B. Let hierbij wel op
dat dit bij elk lettertype anders kan uitpakken].
Het spreekt vanzelf dat het werk foutloos ingeleverd dient te worden. Controleer op
spelfouten, maar ook op juistheid van citaten, enzovoort. Maak daarom bij voorkeur
gebruik van een tekstverwerkersprogramma (Word Perfect of M.S. Word), die ook de
tekst op fouten kan controleren.
29
De eerste pagina van een scriptie wordt niet genummerd. De daarop volgende
(beginnende met 2) worden met gewone (Arabische) cijfers genummerd, gecentreerd of
links aan de bovenkant van een bladzijde. Indien de scriptie een voorwoord bevat kan
dat genummerd worden met Romeinse cijfers, in kleine letters (i, ii, iii, iv, enz.)
III.1.3 De volgorde van de onderdelen van de scriptie.
Een volledige scriptie bevat de volgende onderdelen:
a. Titelpagina
Type de titel tenminste 5 centimeter vanaf de bovenkant van het papier in hoofdletters.
Type je eigen naam, studierichting en jaar rechts onder, die van de begeleidende
docent(en) links onder.
b. Voorwoord
Het voorwoord, direct volgend op de titelpagina, bevat alle inleidende opmerkingen
aangaande bijvoorbeeld persoonlijke motivatie en eventuele dankbetuigingen. Het
voorwoord wordt aldus genummerd d.m.v. Romeinse cijfers. Soms is een voorwoord
overbodig. Een te lang voorwoord lijkt al gauw pretentieus.
c. Inhoudsopgave
De inhoudsopgave (getiteld ‘Inhoud’) , volgt direct op het voorwoord of de titelpagina,
op een aparte bladzijde. Deze pagina is niet genummerd. Indien er een Voorwoord is
dan worden de daaropvolgende pagina's van de Inhoudsopgave doorgenummerd met de
kleine Romeinse cijfers. De inhoudsopgave bevat de volgende informatie: (a) de titel
van elk gedeelte van de scriptie, uitgezonderd de titelpagina en de inhoudsopgave, (b)
het nummer van de pagina waarop elk van de genoemde onderdelen zich bevinden.
d. Lijst van illustraties
Deze lijst, getiteld ‘Illustraties’, volgt de inhoudsopgave op een aparte bladzijde,
eveneens ongenummerd en bevat de volgende informatie: (a) het nummer van de
illustratie, (b) het bijschrift, (c) het nummer van de pagina.
e. Lijst van bijlagen
Deze lijst, getiteld ‘Bijlagen’ volgt de inhoudsopgave of de lijst van illustraties op een
aparte bladzijde en is ook weer niet genummerd. Deze lijst bevat de volgende
onderdelen; (a) het nummer van de bijlage, (b) de titel van de bijlage, (c) de mogelijke
onderdelen van de bijlage, (d) de vorm van de bijlage (tekst, CD-
ROM,video/audioband/flop of anders)
f. Inleiding
g. Hoofdtekst
h. Conclusie
30
i. Bibliografie
Noteer de belangrijkste bibliografische gegevens van besproken, geciteerde en
geparafraseerde teksten in alfabetische volgorde in een aparte lijst, voorzien van de
titel ‘bibliografie’.
j. CD-ROM-Titelindex
Noteer de belangrijkste gegevens van besproken, en geanalyseerde CD-ROM’s en/of
andere multimedia-producties in alfabetische volgorde in een aparte lijst, voorzien van
de titel ‘CD-ROM-Titelindex’.
k. URL’s
De geraadpleegde URL’s dienen als zodanig vermeld te worden. Aangezien het geen
stabiele bron is, moet de vermelding vergezeld gaan van de datum dat wil zeggen de
precieze dag van raadpleging.
l. Samenvatting
Iedere scriptie dient voorzien te zijn van een samenvatting van maximaal 1 A4 waarin in
het kort de belangrijkste elementen uit de scriptie aan de orde komen. Vooral het
belang en betekenis voor de potentiële lezer/gebruiker van de informatie die de scriptie
bevat moet in deze samenvatting naar voren komen. De samenvatting dient op een los
vel, meteen achter het schutblad gestoken te worden.
III.2. De tekst
III.2.1 Indeling en kopjes
a. Hoofdstukken
Een nieuw hoofdstuk begint op een aparte bladzijde. Voor de nummering van
hoofdstukken worden Romeinse cijfers gebruikt in hoofdletters (I, II, III, IV etc.). Type
op de bovenste regel ‘Hoofdstuk’, gevolgd door een nummer en de titel van het
hoofdstuk in hoofdletters.
b. Paragrafen, nummering en typografie
Paragrafen worden voorzien van kopjes (titels) en genummerd met normale (Arabische)
cijfers. Als er na een paragraafkopje met het nummer 1 (in de onderverdeling) meteen
weer een tweede kopje komt krijgt het tweede kopje nummer 1.1. Volgen er meer
kopjes, dan krijgen die achtereenvolgens 1.2, 1.3, 1.4 etc.. Wordt de tekst daarna nog
31
verder onderverdeeld dan krijgen de volgende kopjes binnen 1.1 de nummers 1.1.1,
1.1.2, 1.1.3, etc. Na het getal volgt een spatie, gevolgd door de titel van de paragraaf.
Het is overigens raadzaam om ook steeds het hoofdstuk nummer ervoor te plaatsen
(III.2.1), opdat de lezer de oriëntatie tot het geheel niet kwijtraakt.
Het is goed om in de typografie van de hoofdstukaanduiding - paragraaf - subparagraaf
een zekere hiërarchie te bewerkstelligen, bijvoorbeeld in grootte, in vetheid, of
anderszins.
Regelafstand
Het is ook hier raadzaam om in de regelafstanden tussen hoofdstukaanduiding -
paragrafen - subparagrafen een zichtbare hiërarchie in te voeren.
De regelafstand tussen een kopje en wat daarna komt bedraagt tweemaal regelafstand
1.5. De ruimte tussen de lopende tekst en een volgend kopje bedraagt driemaal
regelafstand 1.5, tenzij het kopje daardoor op de laatste regel van de pagina valt. Het
kopje wordt dan op de volgende pagina geplaatst.
c. Alinea’s
Een alinea of een reeks bij elkaar horende alinea’s kunnen tevens worden voorzien van
een nummer of alfabetische aanduiding met een titel en eventueel weer worden
onderverdeeld in subtitels, wel of niet cursief. Vermijd over het algemeen zeer korte of
lange alinea’s.
Spring eventueel voor elke alinea minimaal 3 spaties in, behalve direct na een
witregel. Vermijd dan het inspringen.
N.B. Zogenoemde witregels kun je ook bij tijd en wijle toepassen tussen groepen
alinea’s, om bijvoorbeeld de grijze inktmassa te doorbreken en daarmee voor de lezer
eventjes een rustmoment in te lassen.
N.B. Kijk eigenlijk maar gewoon naar de lay-out van dit scriptie-boek.
32
III.2.2 Interpunctie
a. Algemeen
Wees consequent met leestekens.
b. Komma’s
Wees matig met het gebruik van komma’s.
c. Uitroeptekens
Het gebruik van uitroeptekens dient zoveel mogelijk te vermeden te worden.
d. Afbreken
Vermijd afbreken. Bij tekstverwerkers kan de afbreekfunctie uitgezet worden en zo nodig
vervangen worden door ‘uitvullen’.
e. Punten
Punten komen na voetnoten en zinnen. Niet na titel en kopjes.
f. Aanhalingstekens
Gebruik bij het aanhalen van citaten van anderen steeds dubbele aanhalingstekens
(“...”). Gebruik enkele aanhalingstekens (‘...’) bovenaan voor woorden waar de
aandacht op moet vallen en ook voor Nederlandse vertalingen van specifieke woorden
of uitdrukkingen uit een andere taal.
III.2.3 Spelling
a. Algemeen
De spelling, inclusief de afbreking, dient correct te zijn. De standaard daarvoor is de
Herziene woordenlijst der Nederlandse taal, beter bekend als het nieuwe 'Groene
boekje' (Nederlandse Taalunie, Den Haag 1995).
b. Cursiveren
Vermijd al te vaak cursiveren om nadruk te leggen. Gebruik cursiveren voor titels van
boeken, CD-ROM’s, films, muziekstukken, tijdschriften en buitenlandse uitdrukkingen in
de lopende tekst.
III.2.4 Stilistische aspecten
Tot op zekere hoogte valt er te twisten over de verschillen tussen ‘goede’ en ‘slechte’
stijl. Ten behoeve van de duidelijkheid en leesbaarheid van de tekst zijn er er echter wel
een aantal zeer bruikbare richtlijnen te geven.
33
a. Ik/wij
Het is in wetenschappelijk proza gebruikelijk om spaarzaam te zijn met de ik-vorm
omdat het voor de lezer hinderlijk kan zijn om telkens weer over uitdrukkingen als “naar
mijn mening...”, “ik vind....”, “mijns inziens...’ enz. te struikelen. Omdat het vanzelf
spreekt dat een scriptie een positiebepaling is van degene die het schrijft hoef je dit
niet voortdurend te benadrukken. Gebruik de ik-vorm daarom bij voorkeur alleen in de
volgende situaties:
− Wanneer je je eigen mening wilt afzetten tegen die van een ander.
− Wanneer je de lezers wilt vertellen hoe je te werk zult gaan.
− Wanneer je een uitspraak doet die duidelijk niet gangbaar is.
Het gebruik van de wij-vorm is legitiem in de volgende situaties:
− Wanneer je de scriptie samen met een ander schrijft.
− Wanneer je iets beweert waarover duidelijk geen verschil van mening bestaat.
− Wanneer je de lezer voor wilt stellen om samen met jou ‘iets te doen’. (wij= auteur +
lezer)
− Wanneer je de lezer wijst op iets wat al eerder in de tekst aan de orde is geweest.
(wij= auteur + lezer)
Ten slotte: misbruik de wij-vorm niet om te suggereren dat er een consensus bestaat
terwijl het in feite een controversieel punt is!
b. Wie spreekt?
Een scriptie bestaat bijna altijd gedeeltelijk uit de weergave van andermans
standpunten en inzichten. In andermans standpunten kunnen weer ideeën van weer
anderen zijn ingebed, enzovoorts. Het is van groot belang al deze niveaus duidelijk uit
elkaar te houden, door telkens aan te geven wiens inzichten worden vertolkt.
c. Hij/zij
Soms spreekt men in algemene termen over groepen mensen zoals ‘de lezer’, ‘de
auteur’, ‘de Nederlander’ etc. Om dezelfde uitdrukking niet voortdurend te hoeven
herhalen kun je naar deze groepen verwijzen met behulp van persoonlijke
voornaamwoorden. Traditioneel werd in zulke gevallen het mannelijk voornaamwoord
gebruikt. Vrouwen hebben terecht bezwaren geuit tegen deze handelwijze. Het is dan
ook tegenwoordig geen schering en inslag meer om ‘hij’ te gebruiken om zowel naar
mannen als vrouwen te verwijzen.
Er zijn twee manieren om seksistisch taalgebruik te vermijden. Je kunt in plaats van
‘hij’ de constructie ‘hij/zij’ (‘zijn/haar’) hanteren of, omdat velen dat lelijk en omslachtig
34
vinden, in dergelijk gevallen her meervoud gebruiken. Dus niet ‘de lezer’, maar ‘(de)
lezers’ en niet ‘de Nederlander’, maar ‘(de) Nederlanders’, enzovoorts.
d. Werkwoordstijden
Het juist hanteren van werkwoordstijden is een grammaticale aangelegenheid waarvan
verondersteld mag worden dat die hier niet in algemeenheid behandeld hoeft te worden.
Te wijzen valt op een specifiek gebruik van werkwoordstijden dat eigen is aan teksten
over andere teksten.
Doorgaans gaat de regel op dat de verleden tijd wordt gehanteerd voor het schrijven
over gebeurtenissen die zich in het verleden afspeelden. Deze regel gaat echter niet op
voor het schrijven over uitspraken of beweringen die in het verleden zijn gedaan, of
wanneer je overtuigingen parafraseert die men er toentertijd op nahield. Wanneer je
schrijft over de inhoud van teksten die in het verleden zijn ontstaan mag je dus ook de
tegenwoordige tijd hanteren.
Bijvoorbeeld:
In 1964 publiceerde Marshall McLuhan zijn boek Understanding Media. Het werd toen meteen al herkend
als een briljant en revolutionair werk. Hierin poneert hij voor het eerst de stelling: 'The Medium is the
Message'. Een uitspraak die nadien als één van de belangrijkste statements is gaan gelden in de wereld
van de communicatie- en informatietechnologie.
Met bovenstaand voorbeeld druk je dus uit dat datgene wat in de tegenwoordige tijd
beschreven wordt een geldigheidsduur en relevantie heeft die het tijdperk van zijn/haar
ontstaan ruim overschrijdt.
d. Afwisseling op woordniveau
Tijdens het schrijven zit je soms vast aan bepaalde woorden en uitdrukkingen, die
zodoende voortdurend worden herhaald. Dit leest niet prettig. Synoniemen en
omschrijvingen van voortdurend terugkerende begrippen kunnen voor variatie zorgen.
Probeer verder herhaling van dezelfde hulpwerkwoorden te voorkomen door af te
wisselen tussen actieve en passieve constructies.
e. Ritme
Een tekst die uitsluitend uit korte zinnen bestaat komt gauw over als een reclamefolder.
Tegelijkertijd is het uiterst moeilijk om de aandacht te houden bij een tekst die
uitsluitend uit lange zinnen is opgebouwd. Probeer daarom je scriptie een aangenaam
ritme te geven door een regelmatige afwisseling van korte en lange zinnen. Vermijd over
het algemeen omslachtige zinsconstructies. Om te controleren of je zinnen wel vloeiend
35
genoeg lopen is hardop voor jezelf voorlezen een doeltreffende methode. Het wordt dan
al snel duidelijk welke zinnen stroef lopen. Ook om te achterhalen waar leestekens
geplaatst moeten worden is deze methode zeer effectief.
f. Alinea-indeling
Een scriptie dient te bestaan uit een logisch gestructureerd geheel van ideeën. De
logische structuur moet ook tot uitdrukking te komen in de alinea-indeling. Idealiter
presenteert iedere alinea één kerngedachte, dus zodra je een nieuw punt aansnijdt
open je d.m.v. inspringen een nieuwe alinea. Deze vuistregel is gemakkelijk te begrijpen
maar moeilijk toe te passen. Waar houdt het ene idee op en begint het andere? Het
loont zonder meer de moeite om tijdens het schrijfproces uitvoerig stil te staan bij de
alinea-indeling. Dit zal je helpen je gedachten helder te ordenen, wat de leesbaarheid
van je scriptie ten goede zal komen.
g. Toon
Bij taalgebruik kun je afhankelijk van de situatie verschillende tonen aanslaan. Bij het
schrijven van een scriptie bezig je doorgaans een toon die formeler is dan die van het
dagelijks taalgebruik. Vermijd daarom populaire uitdrukkingen, afkortingen, en gezellige
onderonsjes met de lezer. Het is echter niet nodig om allerlei dure begrippen te
gebruiken die je zelf amper beheerst. Het gaat er toch vooral om een toon te vinden die
je eigen is en die je ook kunt volhouden. Dit laatste is erg belangrijk. Een goede stijl is
een consequente stijl.
III.2.5 Citeren
a. Algemeen
Citaten dienen precies te corresponderen met het origineel in woorden, spelling en
interne interpunctie. Het is raadzaam om het ook te doen in de authentieke taal van de
bron, zeker als die Engels is. Met eigen vertalingen aan te komen, kan immers toch
precair zijn. Indien de bron uit het Swahili komt, is het natuurlijk een andere kwestie.
b. Ellips
Gebruik bij wijze van ellips (om het citaat in te korten) drie punten direct na elkaar,
zonder spaties ertussen, tussen vierkante haakjes zoals hier [...].
36
c. Interpolaties
Interpolaties (eigen commentaar of verklaringen binnen een citaat) dienen omsloten te
worden met haakjes, en wel als volgt (..., red.).
d. Tekst
Tenzij het zeer nadrukkelijk uit moet komen dienen citaten van één zin of minder,
voorzien van dubbele aanhalingstekens (“...”), opgenomen te worden in de lopende
tekst. Langere citaten dienen getypt te worden in regelafstand 1 en moeten
afgescheiden worden op regelafstand 2 van de lopende tekst, zowel voor als na het
citaat. Zorg dat de tekst inspringt (minimaal drie spaties) ten opzichte van de lopende
tekst.
e. Citaatverwijzing
Alle citaten dienen, direct na het geciteerde materiaal, voorzien te worden van een
duidelijke verwijzing naar de bron, tussen haakjes. Als die reeds eerder vermeld werd
volstaat een pagina verwijzing (zie p. ...). Citaten kunnen ook als voetnoten onder de
desbetreffende pagina opgenomen worden, dan wel aan het eind van elk hoofdstuk.
Citaten worden bovendien altijd genummerd. Zie ook III.2.3 ‘Voetnootnummers’.
III.3. Documentatie
III.3.1 Algemene opmerkingen
Het documenteren van geschriften en andere bronnen (CD-ROM’s, audiovisueel
materiaal) is voornamelijk bedoeld om de lezer de gelegenheid te bieden om de
geboden informatie gemakkelijk te kunnen controleren. Verwijzingen naar bronnen
dienen zo beknopt te zijn als de eisen van nauwkeurigheid toelaten.
Zoals reeds in II.4.6 aangegeven, kun je onderscheid maken tussen verklarende en
verwijzende voetnoten. Verklarende voetnoten worden gebruikt om de hoofdtekst te
becommentariëren zonder het hoofdbetoog te doorkruisen. Verwijzende noten worden
gebruikt om naar bronnen te verwijzen bij het citeren of parafraseren (in eigen woorden
navertellen) van standpunten van andere auteurs.
Voor een korte verwijzing naar een bron die in de bibliografie of CD-ROM-titelindex is
opgenomen, kan volstaan worden met een zo kort mogelijke vermelding (tussen
haakjes) in de lopende tekst .
Langere verwijzingen (verklaringen, uitwijdingen) dienen geplaatst te worden in een
voetnoot. Vermijd te allen tijde grote aantallen korte voetnoten!
37
III.3.2 Voetnootnummers
Voetnoten dienen opeenvolgend genummerd te worden in Arabische cijfers. In de
lopende tekst dient het voetnootnummer genoteerd te worden in ‘superschrift’ en komt
altijd na het citaat (of parafrasen) en de leestekens1 . Eerst wordt het voetnootnummer
getypt gevolgd door de tekst in lettergrootte 10 met regelafstand 1. Scheid de
voetnoten van de lopende tekst d.m.v. een lijn van 5 centimeter. (N.B. Het aanbrengen
van voetnoten is nagenoeg in elk tekstverwerkingsprogramma wel opgenomen. In
Microsoft Word onder: invoegen/insert).
III.3.3 Regels voor het verwijzen naar tekst.
a. In de lopende tekst
Een afgekorte verwijzing in de lopende tekst naar een item in de bibliografie kan als
volgt worden samengesteld:
De achternaam van de auteur of uitgever, het jaar van uitgave, een komma en het
paginanummer. Dit alles tussen haakjes. Dit kan dus ook door middel van voetnoten.
Bijvoorbeeld: (McLuhan 1994, 13)
N.B. Dit kan dus ook door middel van voetnoten.
b. In de bibliografie
De volledige gegevens van publicaties waarnaar op enigerlei wijze in de scriptie wordt
verwezen dienen vermeld te worden in een zgn. bibliografie, die alfabetisch en op
auteursnaam is geordend. Het is af te raden meer titels op te nemen dan voor de
totstandkoming van de scriptie zijn gebruikt. Voor de volledige titelbeschrijving in de
bibliografie gelden de volgende richtlijnen:
1 P.J.M. Verschuren, De probleemstelling voor een onderzoek,Utrecht/Antwerpen, 1986, p.31
38
[Boek, één of meerdere auteurs]
In dit geval worden allereerst de achterna(a)m(en) van de auteur(s) vermeld, gevolgd
door de initialen (plus evt. voorvoegsels). Dan volgen de titel en de ondertitel
(onderstreept), de druk (tussen haakjes), de uitgever, de plaats en het jaar van
publicatie.
Bijvoorbeeld: Deal, R. van & Metselaar, C., De Virtuele Organisatie. (1ste dr.), Kluwer,
Deventer 1997.
Soms wordt een boek ook onder redactie van iemand geschreven met bijdragen van
verschillende auteurs. Voeg dan tussen haakjes (ed. of red.) achter de naam van de
schrijver/redacteur.
Bijvoorbeeld:
-Laurel B. (ed.), The Art of Human-Computer Interface Design , Addison-Wesley
Publishing Company, 1994.
- Achterhuis, H. (red.), De maat van de techniek , AMBO, Baarn, 1992.
Gaat het om een deel van een boek dan wordt eerst de auteur en de titel van het deel
genoemd. Verder wordt dan de hierboven genoemde procedure van voor af aan gevolgd.
[Artikel, één of meerdere auteurs]
Bij een tijdschriftartikel worden de achterna(a)m)en) van de auteur(s) vermeld, gevolgd
door de initialen (plus evt. voorvoegsels), de titel en ondertitel van het artikel, de titel
en eventuele ondertitel van het tijdschrift (onderstreept), het nummer, de
desbetreffende jaargang en de paginanummers.
Bijvoorbeeld:
Pijnappel, J., Peter Weibel. Ars Electronica, Art & Design. Art and Technology , A & D
Profile No 39, 1994, pp. 27-31.
[URL's]
Ook geraadpleegde URL's dienen opgenomen te worden in de bibliografie. Aangezien
een URL echter een weinig stabiele bron is, moet daarbij de dag van raadpleging als
datum worden vermeld.
Bijvoorbeeld:
- http://www.cs.princeton.edu/~kguinee/thesis.html (18/8/1998)
39
III.3.4 Regels voor het verwijzen naar beeld en geluid
a. In de lopende tekst
Ten behoeve van de helderheid van de tekst is het van belang om kort en duidelijk te
zijn wanneer je verwijst naar een multimedia-productie (CD-ROM, CD-I).
Gebruik voor het verwijzen in de lopende tekst naar de titels altijd hoofdletters gevolgd
door (tussen haakjes) het jaartal van uitbreng.
Bijvoorbeeld:
- PUPPET MOTEL (1995)
Voor het verwijzen in de lopende tekst naar multimedia-producties in de vorm van TV-
programma’s kun je gebruik maken van de titel in gewone letters tussen dubbele
aanhalingstekens gevolgd door het televisieseizoen of jaar waarin het werd
uitgezonden.
Bijvoorbeeld:
- "Laat op de avond na een korte wandeling (LAAT 001)", VPRO, 1995
b. In de Multimedia-titelindex
Alle gegevens van multimedia-producties waarnaar in de scriptie verwezen wordt,
dienen te vinden te zijn in een Multimedia-titelindex, die alfabetisch, op titel geordend
is.
Bij vermelding in de titelindex komt eerst de titel (cursief) gevolgd door (tussen haakjes)
de makers, de productiemaatschappij en het jaartal van uitbreng. Daarna volgt het
paginanummer waar de betreffende multimedia-productie in de scriptie besproken
wordt.
Bijvoorbeeld:
- Last minute '98. Travel Through The Work Of Our Graduates (Mechteld Broeders, Irena
Krajina, Eric Adriaans, Jeroen Beuk, Christiaan Unck, Arjan Groeneweg), Utrecht School
of Arts / Faculty Art, Media & Technology, The Netherlands, 1998.
40
COLOFON
Hogeschool voor de Kunsten Utrecht
Faculteit Kunst Media & Technologie
Tekst en samenstelling: Stefan Ram en Martin Lacet
Redactie: Martin Lacet
Hilversum, 2001
Bij de samenstelling van deze handleiding is gebruik gemaakt van de volgende
bronnen:
- U. Eco, Hoe schrijf ik een scriptie, Amsterdam 1990.
- H. Oost, Voorbereiden van wetenschappelijke publicaties, Interfacultair
Instituut voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Studievaardigheden (IVLOS), Utrecht
1993.
- The Leiden style-sheet, Faculteit der moderne Taal en Letterkunde, R.U. Leiden, sept. 1977.
- Prakticum schrijfvaardigheid, faculteit der cultuurwetenschappen, Rijksuniversiteit Limburg,
1995.
- Korte handleiding scripties, faculteit der cultuurwetenschappen, Rijksuniversiteit Limburg,
maart 1995.
- B. Overduin, Rapporteren, aula 1986.
41
BIJLAGE THEMATISCHE LITERATUURLIJST ENANDERE BRONNEN
A. Literature:- Books- Magazines- Articles
B. Interactieve multimedia : CD-ROM’s / CD-I’s
C. Internet : URL’s
A. Literature
1. Design1.1 Interaction Design1.2 Interface Design1.3 Graphic Design1.4 Usability Design & Engineering / Ergonomics1.5 Image / Animation / Video1.6 Sound / Music1.7 Multimedia1.8 Scripting1.9 Virtual Reality
2. Techniques/Tools2.1 Computer-/Programmer-/Informatic-Technology2.2 Tools / Software2.3 Internet
3. Content/Theoretical Knowledge3.1 Communication- and Media Sciences3.2 Semiotics / Phenomology3.3 Art3.4 History / Culture / Philosophy
42
3.5 Man and Society3.6 Cognitive Psychology (Behaviour)3.7 Research
4. Projectmanagement/Production4.1 Project Management4.2 Production
Books/Articles
1. Design
1.1 Interaction Design- Albers, J., The interaction of color, 19...- Budgen, D., Software design, Wokingham, England: Addison-Wesley, 19...- Diaper, D., Task analysis for human-computer interaction, 19...- Helander, M. (ed.), Handbook of Human-Computer interaction,19...- Hoffos, S., The CD-I Designers Guide, McGaw-Hill, 1992.- Norman, Donald, A.; Draper, Stephen W., User centered systemdesign: new perspective on human-computer interaction, 19...- Rada, R., Interactive Media, Springer-Verlag, 1995.- Saalomon, G., New uses of color, 19...- Introducing CD-I, Philips IMS, Addison Wesley, 1992.- Winograd/Flores, Understanding Computers and Cognition: a newfoundation for design, Norwood, 1986.
1.2 Interface Design- ACM Siggraph, Emerging user-interface media: Potentials andchallenges: ACM Siggraph 89 course notes 8: 16th annualconference on computer graphics and interactive technics Atlanta,Georgia 31 july-august 4, 1989.- Ibid., Computer graphics interface.- ACM Siggraph, Renderman interface and shading language: ACMSiggraph 91 course notes: 21 : 18th international conference oncomputergraphics and interactive technics.- Barfield, L., The User Interface, Concepts and Design, Addison-Wesley, 1992.
43
- Blattner, M. and Dannenburg, R., Multimedia Interface Design,Addison-Wesley, 1992.- Cox, K.; Walker, D., User interface design, 19...- Erickson, Th., Interface and evolution of pidgins: creative designfor the analitically inclined. In: The art of human computerinterface design, Addison-Wesley, 1992.- Erickson, Th., Working with interface metaphors. In: The art ofhuman computer interface design, Addison-Wesley, 19...- Hillsdale NJ., Interface as mimesis. In: User-Centred systemdesign: New Perspectives on Human-Computer Interaction,Norman, Draper eds., 1986.- Hix, Deborah, Developing User Interfaces : Ensuring usabilitythrough Products & Process, 19...- Hubers, Helene; Marsman, Esmeralde, Louise : Bibliotheek vaninterface-elementen = Library of objects for user interfaces, 19...- Laurel, B. (ed.), The Art of Human-Computer Interface Design,Addison-Wesley Publishing Company, 1994.- Laurel, B., Interface Agents: Metaphors with character. In: The artof human interface design, 19..- Mullet, K.; Sano, D., Designing visual interfaces, 19...- Oren/Salomon/Kreitman/Don, Guides: Characterizing theinterface. In: The art of human computer interface design, 19...- Roozendaal, Ron, Ontwerp van gebruiker-computer interfaces:Met toepassingen uit het computer-ondersteunend onderwijs, 19...- Schmandt, Ch., Illusion in the interface, 19...- Schneiderman, B., Designing the user interface, 19...
1.3 Graphic Design- Baecker, R./Marcus, A., Human factors and typography for morereable programs, Addison-Wesley, 1990.- Berryman, G./Kaufmann, W., Notes on graphic design and visualcommunication, 1984.- Horton, W., The Iconbook: Visual Symbols for Computersystemsand Documentation, John Wiley & Sons, 1994.- Myers, R.E., Microcomputer Graphics, 19...- User’s guide Microsoft Powerpoint : the most popularpresentation graphics program version 4.0 [MANUAL] / [s.l.]: Microsoft, 1994.- Watt, A., 3D computer graphics, Academic Press, 1993.
1.4 Usability Design/Engineering/Ergonomics- Bauersfeld, P., Software by design: creating people-friendlysoftware, 19...
44
- Edwards, Alan; Edwards, Alistair; Mynett, Elizabeth, Enablingtechnology for users with special needs: Tutorial notes 3 : Interchi'93.- Hix, Deborah, Developing User Interfaces : Ensuring usabilitythrough Products & Process, 19...- Jordan, Patrick, W.; Thoman, Bruce; Weerdmeester, Bernard, A.,McClellland, Ian, L., Usability evaluation in industry, 19...- Lynch, G.; Stempski, M., User-focused engineering for productdevelopment : Interchi tutorial notes 16 : Amsterdam, Netherlands,April 26, 1993.- Nielsen, J., Usability engineering, Approfessional/Academic Press,1993.- Norman, D., The design of everyday things, Addison-Wesley,1990.- Norman, D., Cognitive engineering. In:User centred systemdesign, Norman/Draper eds. Hillsdale, 1986.- Poole, Harry, H., Fundamentals of Robotics Engineering, NewYork, 1989.- Spool, Jared M., Product usability: Survival technics : Interchitutorial notes 15, 199..- Whiteside/Bennet/Holtzblatt, Usability Engineering: ourexperience and evolution. In:Handbook of human computerinteraction, Helander ed. Amsterdam, 1988.- Wiklund, Michael E., Usability in practise : How companiesdevelop user-friendly products, 19...
1.5 Image/Animation/Video/Gesture/Talking- Aumont, J., The Image (the representation of reality), 1995.- Baecker, R./Small,I., Animation at the interface, 19...- Baxes, Gregory, A., Digital Image Processing, John Wiley & Sons,19...- Bowermaster, J., Animation How-to-cd, Pramount, 1993.- Earnshaw, R.A./Watson, D., Animation and scientific visualisation,Addison-Wesley, 1993.- Kurtenbach/Hulteen, Gestures in human-ComputerCommunication, 19...- Mountford/Gaver, Talking and Listening to Computers, 19...- NOB Interactive: digital imaging : de performers [VIDEO VHS] /NOB ; VARA; NPS ; VPRO ; STER ; NOS ; NCRV ; etc.. Hilversum: NOBInteractive, 1997.- Paulus, D./Hornegger, J., Pattern recognation & Image processingin C++, View Verlag, 19...- Vince, J., 3D Computer Animation, Addison-Wesley, 1992.
45
- Weiskamp, K., How to Digitize Video, John Wiley & Sons, 1994.
1.6 Sound/Music- Edwards, A., Soundtrack: an auditory interface for blind users. In:Human Computer Interaction, vol. 4, no. 1, 1989.- Eno, Brian, ...- Essex, Jeff, Multimedia sound and music studio : the definitiveguide for creating sound and music on Macintosh and Windowsplatforms, 19...- Desain, P./Honing, HJ., Music, mind and machine: studies incomputer music, music cognition and artificial intelligence, ThesisPublishers, 1995.- Hillsdale, N.J., Gaver, W., Auditory icons: using sound incomputer interfaces. In: Human-computer interaction, vol.2, 1986.
1.7 Multimedia- Crockford, D., Integrating Computers and television, 19...Gibbs, Simon, J.,; Tschritzis, Dionysios, C., Multimediaprogramming : objects, environments and frameworks, 19...- Frater, H.; Paulissen, D., Het grote Spectrum multimediaboek, HetSpectrum, 1994.- Luther, Arch, C., Authoring interactive multimedia, 19...- Murie, M., Macintosh Multimedia Workshop, Paramount, 1993.- Multimedia conference (2nd) on CD-I, 19...- Rimmer, S., Advanced multimedia-programming + CD, 19...- Sherman, C., CD-ROM handbook, 19...- Smith, Phil (ed.), Creating mulimedia case studies in interactivemultimedia publishing, 19...- Vaughan, T., Multimedia: Making it work, McGraw Hill, 1993.- Wodaski, R., Mulimedia madness!, 19...- Wodtke, Mark von, Mind over media : Creative thinking skills forelectronic media, 19...- Yager, T., Mulimedia production handbook for the pc, Macintoshand Amiga, 19...
1.8 Scripting- Buxton, Bill, The 'natural' language of interaction: a perspectiveon non-verbal dialogues, 19...- Delaney, P./Landow, G.P. eds, Hypermedia and literary studies,The MIT Press, Camebridge, 1991.- Don, Abbe, Narrative and the interface, 19...- Swain & Swain, Scripting for the New AV Technologies, FocalPress, 1991.
46
1.9 Virtual Reality / Cyberspace- Aumont, J., The Image (the representation of reality), 1995.- Cotton, Bob and Oliver, Richard, The Cyberspace lexicon, PhaidonPress Ltd., 1993.- Fisher, Scott, S., Virtual Interface Environments. In: The art ofhuman computer interface design, 19...- Heim, Michael, The Metaphysics of Virtual Reality, OxfordUniversity Press, New York, 1993.- Loeffler, C.E.; Anderson, T., Virtual Reality Casebook, 19...- Moser, M.A., Immersed in Technology Art and VirtualEnvironments, 19...- Quicktime VR authoring studio : user’s manual [MANUAL] / Cupertino: Apple Computer, 1997.- Shaw, Jeffrey, Modalities of Interactivity and Virtuality. Recordingof a lecture given by Jeffrey Shaw.- Timothy, Leary, Chaos & Cyberculture, Ronin Publishing Inc.,1994.
2. Techniques/Tools
2.1 Computer-/Informatic-/Programmer-technology- Dictionary of Computerterms, Webster's New York, 199..- Martin, James, Strategic Information Planning Methodology, NewJersey, 1989.- Philips IMS, The CD-I Programmer's Handbook, Addison-Wesley,1992- Hayward, Ph. and Wollen, T. (eds.), Future Visions: NewTechnologies of the Screen, BFI, 1993.- Simon, P.L.C., Basiskennis Digitale Technieken, Schoonhoven,1992.- Soloway/Iyengar, Empirical studies of programmers, 19...
2.2 Tools/Software- Abope Photoshop for the Macintosh, Abope Press, Paramount,199..- Abope Premiere for the Macintosh, 199..- Berk, Emily; Devlin, Joseph (eds.), Hypertext / HypermediaHandbook, Mc Graw-Hill Publishing Company, 1991.- Clarke, C./Swearingen, L., Macromind Director Design Book,Hayden Development Group, Paramount, 1994;
47
Macromedia director : Design Guide, 19...- Larson, Interactive software: Tools for building interactive userinterfaces, 1992.- Maclopedia. The ultimate reference on everything Macintosh,Hayden Books, 1996.- MacWorld Excel 5 companion [MANUAL] / VanBuren,Christopher; David Maguiness San Mateo: IDG Books, 1994.- Mayhew, Deborah, J., Principles and guidelines in software userinterface design, 19...- MicroMind Accelerator Users Guide, 199..- MicroMind Director 3.1 getting started, 199..- MicroMind Director 3.0 Overview Manual, 19...- MicroMind Director 3.0 Studio Manual, 19...- MicroMind Director 3.0 Interactivity Manual, 19...- Microsoft Excel version 5 : automate, Microsoft Visual Basic forapplications [MANUAL] / [s.l.]: Microsoft, 1994.- Mountfort, S. Joy, Tools and techniques for creative design. In:The art of human computer interface design, Addison Wesley,1992.- Murie, M., Multimedia starter kit for Macintosh, 19...- The Practical SQL handbook, 19...- Quicktime VR authoring studio : user’s manual [MANUAL] / Cupertino: Apple Computer, 1997.- User’s guide Microsoft Powerpoint : the most popularpresentation graphics program version 4.0 [MANUAL] / [s.l.]:Microsoft, 1994.- User’s guide Microsoft Word version 6.0 : the world’s mostpopular Word Processor [MANUAL] /[s.l.]: Microsoft, 1994.- The Whole Mac Solution for the Creative Professional,Haydenbooks, 1996.
2.3 Internet- Bang, Steve, e.a., Het Complete Internet Handboek, AcademicService informatica 1994 (ISBN 90 395 0455 5).- Coolen, Maarten; Groebel, Jo; Groot, I. de, Virtueel verbonden,19...- Herz, J., Surfing on the Internet: a nethead's adventures on-line,Abacus, 1995.- Koelemeijer, Judith, Inzoomen op de illusie van global village. In:de Volkskrant, 11/7/97.- Nederlanden, Frenk, der,/Somers, Maartje, De nevelen vanCyberspace. In: Het Parool, 12/6/96.
48
3. Content/Theoretical Knowledge
3.1 Communication-, Information- and Media Sciences- Barret, E. & Redmond, M., Contextual Media: multimedia andinterpretation, MIT Press, 1995.- Beaudrillard, J., The Ecstasy of Communication, New York, 1987.- Doorman, S.J., Belofte en Werkelijkheid. Sociale wetenschappenen informatisering, 19...- Ende, J.C.M., van den, Informatietechnologie in de maatschappij,19...- Habermas, J., Communication and the Evolution of Society,Boston: Beacon Press, 1979.- Horn, L.A., ten,; Stroeken, J.H.M.; Zijlstra, F.R.H.,Informatietechnologie in de maatschappij, Deventer, 1993.- Huttner/Rencksdorf/Wester, Onderzoekstypen in decommunicatiewetenschappen, Bohn, Stafleu, van Loghum, 1995.- Marien, Michael, De informatiemaatschappij, 19...- Mars, N.J.I., Inleiding in de Kennistechnologie, Schoonhoven,1991.- McLuhan, Marshall, The medium is the message, 19...- McLuhan, Marshall, Understanding Media: the extensions of man,Routledge, 1994.- Roszak, T., De informatiecultus, Computerfolklore en de kunstvan het denken, 19...- Stoll, C., Silicon Snake Oil: Second Thoughts on the InformationHighway, Macmillan, 1995.- Thompson, J.B., The Media and Modernity: a social theory of themedia, Polity Press, 1995.- Webster, F., Theories of the Information Society, Routledge, 1995.- Wodaski, R., Multimedia Madness, Paramount, 1993.- Zijlstra, F.R.H., Informatietechnologie in de maatschappij, 19...
3.2 Semiotic/Phenomenology- Haltmann, K., Reaching out touch someone: reflections on thesemiotics of a 1923 candlestick telephone. In: Technology andSociety 12, 1990.- Meeuse, Piet, Doorkijkjes. Over de werkelijkheid van beelden,Amsterdam, 1995.- Mitchell, W.J.T., Picture Theory. Essays on Verbal and VisualRepresentation, University of Chicago Press, 19...- O'Toole, Michael, The Language of Displayed Art, LeicesterUniversity Press, London, 19...
49
- Ponty, M., Phenomelogy of Perception, Humanities Press, 1962.- Sobchak, V., The address of the eye: a semiotic phenomenology ofcinematic embodiement, Princeton University Press, 1991.- Virilio, P., The aesthetics of disappearance in : Semiotext(e), NewYork, 1991.- Virilio, P., The vision machine, bfi, 1994.
3.3 Art- Art & Design Magazine, number 39, Art and Technology, 1994.- Art & Design Magazine, Profile No 31, World Wide Video, 1993.- Benjamin, W., Het Kunstwerk in het tijdperk van zijn technischereproduceerbaarheid, SUN, Nijmegen, 1985.- Boek voor de instabiele media/Book for the unstable media. Overmediakunst/kunst en technologie. Uitgegeven door Stichting V2, 's-Hertogenbosch, 1992.- Eno, Brian, ...- Galloway, D., Art Ware: Kunst und Elektronik, 19...- Manifestatie over extreme Informatiestromen, Stichting V2, 's-Hertogenbosch, 19...- Goodman, Cynthia, Digital Visions. Computer and Art, New York,1987.- Jacobson, Linda (ed.), Cyber Arts. Exploring Art & Technolgy, SanFrancisco, 1992.- Korites, B.J., Festival des arts Electroniques, 19...
50
- Lacet, Martin, Open Vensters. Over interactiviteit in de kunst. Eenvergelijkend onderzoek van traditionele kunstvormen met denieuwe mediakunst, In het kader van de Master of Arts inInteractive Multi Media, Hogeschool voor de Kunsten Utrecht,faculteit Kunst, Media & Technologie, Hilversum/Royal College ofArt, London,1996.Zie ook: HKU Homepage, Online Courses, Kennisreservoir 'OpenVensters': http://cc2.hku.nl/martin/reservoir/open-vensters/- Lacet, Martin, Reader Video- en Computerkunst, Hogeschool voorde Kunsten Utrecht, faculteit Kunst, Media & Technologie,Hilversum,1998.- Laurel, B., Computers as Theatre, Addison-Wesley PublishingCompany, 1993- Moser, M.A., Immersed in Technology Art and VirtualEnvironments, 19...- Partridge, Derek and Rowe, Jon, Computers and Creativity, 19...- Popper, F., Art of the Electronic Age, Thomas and Hudson,London, 1996.- Shaw, Jeffrey, Modalities of Interactivity and Virtuality. Recordingof a lecture given by Jeffrey Shaw.- (Tele)communicatie in Kunst. Stichting V2, Installaties, Lezingen,Concerten,'s-Hertogenbosch, 19...- Weibel, P., Zur Geschichte und Aesthetik der digitalen Kunst, intentoonstellingscatalogus Ars electronica, Linz, 1984.
3.4 History/Culture/Philosophy- Achterhuis H. (red.), De maat van de techniek, Ambo/Baarn,1992.- Campbell, Kelly; Aspray, William, Computer: a history of theinformation machine, New York, 1996.- Cooper, T.W., Communication Ethics and Global Change, NewYork Longman, 1989.- Forester, T. and Morrison, P., Computer Ethics: Cautionary Talesand Ethical Dilemmas in Computing, MIT Press, 1994.- Kerckhove, Derrick, de, De huid van onze cultuur, Toronto, 1995.- McLuhan, Marshall, Understanding Media: the extensions of man,Routledge, 1994.- McNeil, D. & Freiberger, P., Fuzzy Logic, 19...- Morley, D. and Robins, K., Spaces of Identity, Global Media,Electronic Landscapes and Cultural Boundaries, Routledge, 1995.- Mul, J., de, De draadloze verbeelding: een virtuele blik in detoekomst van de beeldende kunsten. Uit: Kleine geschiedenis vande toekomst, A.C. Zijderveld (red.), Kampen, 1994.
51
- Negroponte, N., Being Digital, Hodder & Stoughton, 1995.- Penley, C. and Ross, A. (eds.), Technoculture, Minesota Press,1992.- Postman, Neil, Technopoly, Knopf, New York, 1992.- Rötzer, Florian, Digitaler Schein, Frankfurt, 1991.- Stone, A., The War of Desire and Technology at the close of themechanical age, The MIT Press, 1995.- Schwarz, M. en Jansma, R. (samenstelling), De technologischecultuur, De Balie, Amsterdam, 1988.- Swillen, G., De digitale toekomst, 19...- Timothy, Leary, Chaos & Cyberculture, Ronin Publishing Inc.,1994.- Terreehorst, P., Het Boerderijmodel: wenken voor een postmoderngezin, De Balie, 1994.- Wieners, Brad & Pescovitz, David, Reality Check, 19...- Zientara, Marguerite, The History of Computing. In:Computerworld. The Newsweekly for the Computer community,1981. A biographical Portrait of the Vionaries who shaped theDestiny of the Computer Industry.- Zijderveld, A. (ed.), Kleine geschiedenis van de toekomst: 100thesen over de Westerse samenleving op weg naar de 21-ste eeuw,Kok Agora, 1994.
3.5 Computer, Man and Society- Aleksander, Igor; Burnett, Piers, Denkende machines. Op zoeknaar kunstmatige intelligentie, Oxford University Press, New York,1987.- Dunlop, Ch./Kling, R., Computerization and Controversy: valueconflicts and social choices, Boston, Academic Press 19...- Hamelink, Cees, De computersamenleving, 19...- Kelly, Kevin, Out of Controle, The New Biology of Machines, SocialSystems and the Economic World, edited by WIRED.(Pauline, Mark; De Landa, Manuel; Dey, Mark, Out of Controle. In:WIRED, 1.4, september/oktober, 1993.).- O'Malley, C.,; Koschmann, T., Using computers to supportcollaborative learning : Tutorial notes 25 : Interchi '93.- Partridge, Derek and Rowe, Jon, Computers and Creativity, 19...- Soloway, E., Interactive learning environments : Where they'vecome from & where they're going : Interchi tutorial notes 20 :Amsterdam, Netherlands, April 26, 1993.- Turkle, Sherry, Life on the screen: identity in the age of theinternet, Simon & Schuster, 1995.
52
3.6 Cognitive Psychology (Behaviour)- Draaisma, Douwe, De metaforenmachine. Een geschiedenis vanhet geheugen, Historische Uitgeverij, Groningen, 1995.- Gomoll, K., Some techniques for observing users. In: The art ofhuman computer interface design, Addison-Wesley, 1992.- Kerckhove, D. de, Brainframes: technology, mind and business,BSO/Origin, 1991.- Norman, Kent, L., The psychology of menu selection: designingcognitive control at the human/computer interface, 19...- Vonderen-van Staveren, M.I., Sociale Psychologie vanInnovatieprocessen, Fac. W&M TUE, syllabus OK200, 1992.- Wodtke, M. von, Mind over media: creative thinking skills forelectronic media, McCraw-Hill, 1993.
3.7 Research- Ashmore, M., The reflexive thesis: writing sociology of scientificknowledge, University of Chicago Press, 1989.- Eco, Umberto, Hoe schrijf ik een scriptie, Bert Bakker,Amsterdam,1992.- Oosterbaan, Warna, Het schrijven van een leesbare scriptie, NRCHandelsblad, Rotterdam, 1995.- Williams/Rice/Rogers, Research Methods and the New Media, TheFree Press, 1995.
4. Projectmanagement/Production
4.1 (Project) Management- Alblas, G.; Wijsman, E., Gedrag in organisaties, Wolters-Noordhoff,1993.- Davidow, W.H., and Malone, M.S., The Vitual Corporation, HarperCollins, New York, 1992.- Deal, Ruud van & Metselaar, Carolien, De Virtuele Organisatie,Kluwer Bedrijfsinformatie Nederlands Genootschap voorInformatica (ISBN 90 267 2747 x, eerste druk), 1997.- Drucker, Peter, F., Managing for the future, Scriptum, 1992.- Eijkelenburg/Le Loux-Schuringa, Onderzoeken: conceptuele enbedrijfskundige aspecten, SW Baarn, 1995.- Giuliano, V.E., The Mechanization of office work. Sci. Am. 247,3(sept. 1982), 149-164.- Hammer, M. and Champy, J., Reengineering the Corporation.Harper Collins, New York, 1993.
53
- Harrington, J., Organizational structure and InformationTechnology. Prentice-Hall International, Hertfordshire, U.K., 1991.- Hiltz, S.R., The Virtual Classroom: Learning without Limits viaComputer Networks. Ablex, Norwood, N.J., 1994.- Kerckhove, D. de, Brainframes: technology, mind and business,BSO/Origin, 1991.- Kim, Scott, Interdisciplinary collaboration. In: The art of thehuman computer interface design, Addison-Wesley, 1992.- Klemmer, Edmund, T., Ergonomics: harness the power of humanfactors in your bussiness, 19...- Mowshowitz, A., Virtual organisation: A Vision of management inthe information age. Inf. Soc. 10,4 (1994), 267-288.- Mowshowitz, A., On theory of Virtual organisation. Syst. Res. 14,4(1997). ([email protected])- Peters, T., Liberation Management, Exel, 1992.- Turoff, M., Information, value, and the internal marketplace.Technol. Forecasting Soc. Change 27 (1985), 357-373.
4.2 Production- Philips IMS, The CD-I Production Handbook, Addison-Wesley,1992.- Sherman, C., The CD-Rom Handbook, McGaw-Hill, 1993.- Winkel, J.C./Willems, L., Het C++ boek, Academic Service, 19...- Yager, T., Mulimedia Production Handbook for the PC, Macintoshand Amiga, Academic Press, 1993.
N.B. Aanvulling en updating volgt: …
Magazines/Journals
- Interactions, ACM. New visions of human-computer interaction.- Interactivity. A developer's guide to panoramic technology.- Interacting with computers, The interdisciplinary journal ofhuman-computer interaction, Butterworth-Heinemann.- Transactions on information systems, ACM Press.- Behaviour & information technology, Taylor & Francis. Aninternational journal on the human aspects of computing.- Transactions on computing-human interaction, ACM Press.- International journal of human-computer studies, AcademicPress.- Computer music journal, synthesis and transformation, MITPress.
54
- International journal of human-computer-action, Ablexpublishing corporation.
- MacTech Magazine. For Macintosh Programmers & Developers.- Computer Arts. The PC and Mac Magazine for Art, Design andTechnology.- Computer graphics, ACM Siggraph.- Computing Graphics World.- Agras.- WIRED- WAVE- MUTE- MONDO2000- Mediamatic.- Credit.- Byte.- EDGE, The future of interactive entertainment (games), FuturePublishing, Bath.- IEEE, MultiMedia, Computer Society.- Communications of the ACM. Examining Data Quality.
N.B. Aanvulling en updating volgt: …
B. Interactieve Multimedia
CD-ROM's
- COMPUTER aRTS INTERACTIVE disc 13: winter 1997 [CD ROM(Macintosh)] / [s.l.]: Future Publishing, 1997.
- COMPUTER aRTS INTERACTIVE disc 14 : jan 1998 [CD ROM(Macintosh)] / [s.l.]: Future Publishing, 1997.
- COMPUTER aRTS INTERACTIVE disc 15 : febr 1998 [CD ROM(Macintosh)] / [s.l.]: Future Publishing, 1997.
55
- COMPUTER aRTS INTERACTIVE disc 16: mrt 98 [CD ROM(Macintosh)] / [s.l.]: Future Publishing, 1998.
- COMPUTER aRTS INTERACTIVE disc 17: apr 98 [CD ROM(Macintosh)] / [s.l.]: Future Publishing, 1998.
- Keys 1/98 [CD ROM (Macintosh)] / [s.l.]: Keys, 1998.
- Keys 10/97 [CD ROM (Macintosh)] / [s.l.]: Keys, 1997.
- Keys 11/97 [CD ROM (Macintosh)] / [s.l.]: Keys, 1997.
- Keys 12/97 [CD ROM (Macintosh)] / [s.l.]: Keys, 1997.
- Keys 2/98 [CD ROM (Macintosh)] / [s.l.]: Keys, 1998.
- Keys 3/98 [CD ROM (Macintosh)] / [s.l.]: Keys, 1998.
- Keys 4/98 [CD ROM (Macintosh)] / [s.l.]: Keys, 1998.
- Riven (1 t/m 5) : the sequel to myst [CD ROM (Macintosh)] / [s.l.]: [s.n.], 1997.
- Apple magic collection [CD ROM (Macintosh)] / Disney, Walt Paris: Disney Interactive, 1996.
- Design and applied arts index, Horner, Mark, Macintosh, 19...
- Explore Byte on CD-ROM : volume 4 winter, 1997/98.
- Automatiserings Gids AG-CD '97 : elektronisch archiefautomatisering gids 1994-1997.
56
N.B. Aanvulling en updating volgt: …
C. Internet
URL's
http://
- Human-Computer Interaction Resources on the Net. Acollectionof information related to Human-Computer Interaction - HCI:www.ida.liu.se/labs/aslab/groups/um/hci/- Index to Multimedia Information Sources. With a realycomprohensive list of links to Guides, Tutorials, Software, MediaArchives, Research Groups, Bibliographies, Standards and DigitalGalleries and Museums:viswiz.gmd.de/MultimediaInfo/- WWW Virtual Library Computer Graphics and Visualization. WithComputer Graphics Organizations, Bibliographics and Papers,Commercial Sites and Miscellaneous References:www.dataspace.com:84/WWW/vlib/comp-graphics.html- The WDVL-Virtual Library of WWW Development. Everythingabout the World Wide Web:www.stars.com/Vlib/- HCI-VL Human-Computer Interaction Virtual Library. The HCI-VLis a meta-index of information on Human-ComputerInteraction/Interaction Design on the Web:web.cs.bgsu.edu/hcivl/- Communications Arts: Web Resources. With links to the Websitesof the visual communication community in Photography,Illustration, Interactive Media, Print Production, Advertising,Typography and Design:www.commarts.com/wr-home.html- Galaxy: Graphic Design. With lists of links to the World of GraphicDesign:galaxy.einet.net/galaxy/Business-and-Commerce/General-Products-and Services/Graphic-Design.html- Design Resources. A Designers Guide to the Internet, with DesignOrganisations and Information, Designers Sites, Galleries andImage Archives and Hardware and Software Information:www.zender.com/designers-guide-net/eir/dr.html- Computers: History and Development, K. Guinee, mei 1998:
57
http://www.cs.princeton.edu/~kguinee/thesis.html- History, Chronology of Digital Computing, Mark Brader (sysop),april 1998:http://www.sq.com/history/- Computer Graphics links page:http://www.cg.mpg- Homepage of Silicon Graphics:http://www.sgi.com
Search Engines International:
- Yahoo! : www.yahoo.com/Arts/Design/Graphic Design:www.yahoo.com/Arts/Design/Graphic-Design/- Excite : www.excite.com/Arts/Design/Graphics:www.excite.com/Subject/Arts/Design/Graphics/s-index.html- Webcrawler Searching : webcrawler.com/GNN/WebQuery.html- The Watchover Observer (megasearch) :www.nano.no/%7Etelemark/megasearch.html- W3 Search Engines (megasearch) :cuiwww.unige.ch/meta-index.html- Internet Searches Microsoft :www.msn.com/acces/allinone.asp- InterNIC : ds.internic.net/ds/dsdirofdirs.html- Apollo : apollo.co.uk/- Insane Search : www.cosmix.com/motherload/insane/- Internet Sleuth : www.isleuth.com/- Eureka : www.best.com/~mentorms/eureka.htm
N.B. Aanvulling en updating volgt: …
Andere disciplines waaruit geput kan worden voorkoppelingen naar het vakgebied van Interaction Design:
- Kunst(geschiedenis)
- Cultuur & Technologie
58
Jones, Steve, De taal van de genen, (ISBN 90-5526-012-6), 19...
- Psychologie (cognitieve en sociale psychologie; neurofysiologie)
- Systeemleer / CyberneticaLewin, Roger, Complexiteit - Het grensgebied van de chaos, (ISBN90-524-0289-2), 19...
- Theoretische fysica (endofysica)Rössler, O.E., ...
- Celbiologie
- AstronomieHawking, Stephen, Het Heelal , (ISBN 90-351-1783-2), 19...
- Wiskunde / Geometria
- Architectuur / Planologie (Stedenbouwkunde)Sevenant, Ann, van, Poetica van de architectuur (ISBN 90-263-1194-x), 19...
enz.
N.B.: Aanvulling en updating volgt: …
59
BIJLAGE MULTIMEDIA INSTELLINGEN, FESTIVALS EN
MANIFESTATIES
Organisaties
- Maatschappij voor Oude en Nieuwe Media (De Waag),
Nieuwmarkt 4
1012 CR Amsterdam
- V2 Organisatie
Eendrachtstraat 10
3012 XL Rotterdam
tel.: +31.10.4046427
fax: +31.10.4128562
URL: http://www.v2.nl
- Montevideo/TBA
Keizersgracht 264
1016 EV Amsterdam
http://www.montevideo.nl
- De Balie
Kleine-Gartmanplantsoen 10
1017 RR Amsterdam
URL: http://www.balie.nl
- Baby
Keizersgracht 676
Amsterdam
- VELA (Virtual Environment Laboratory Amsterdam)
Universiteit van Amsterdam / SARA
- MOTEK
Egelantiersstraat 141
1015 RA Amsterdam
- Zentrum Für Kunst und Medientechnolgie
Karlsruhe (Duitsland)
- Prix Ars Electronica
http://www.aec.at
Festivals
- Ars Electronica
Linz (Oostenrijk)
- Dutch Electronic Art Festival (DEAF)
Rotterdam
- World Wide Video Festival
60
Den Haag
- Audio Visueel Experimenteel Festival (AVE) Festival
Arnhem
- Doors of Perception (5)
Georganiseerd door The Netherlands Design Institute, Amsterdam
(www.design-inst.nl)
URL: www.doorsofperception.com
Doors 5: Play General Inquiries:
Registration Office:
Ideëel Organiseren
Weteringschans 269
1017 XJ Amsterdam
tel.: +31 (0)20 420 1711: fax: +31 (0)20 626 5845
E-mail: [email protected]