SCR 7720 - scripties.uba.uva.nl
Transcript of SCR 7720 - scripties.uba.uva.nl
SCR 7720
Geen wetenschapper heeft tot nu toe uit kunnen dokteren hoe u deze tekst te laten begrijpen zonder
dat u het hoeft te lezen. Geen implantaties, infusen of andere ingrepen die dat mogelijk maken.
Uploaden van internet direct naar de hersenen is er helaas ook nog niet bij. Zelfs niet in het magische
jaar 2000. Dat het allemaal nog niet tot onze mogelijkheden hoort, mag spijtig genoemd worden. Het
zou namelijk mooi passen binnen datgene wat in de komende tachtig pagina's behandeld gaat worden.
"De marketing van luiheid" is de titel van deze doctoraalscriptie in het kader van de verkorte studie
Cultuursociologie aan de Universiteit van Amsterdam.
In deze 'proeve van bekwaamheid' is studie gedaan naar de rol van gemaksproducten in de
hedendaagse Nederlandse samenleving. De invloed van artefacten, kunstmatig gecreëerde voorwerpen,
op gebruikers ervan en de interactie tussen menselijk handelen en structurele, institutionele 'machten'
is een veelvoorkomend onderwerp in de sociologie. Dit onderwerp kan bezien worden in een bredere
modernistische sociologische traditie, waartoe Anthony Giddens, maar ook George Ritzer zich scharen.
Vanuit dit theoretisch denken is het onderwerp naar voren gekomen.
Deze scriptie is als volgt opgebouwd. Het eerste hoofdstuk geeft een algemene inleiding in de
onderzoeksmaterie. Aan de orde zullen onder andere komen de probleemstelling, een uiteenzetting van
de te testen hypothesen, verschillende onderzoeksvragen, een overzicht van de methodiek die toegepast
gaat worden en de voor- en nadelen ervan. Het hoofdstuk zal worden afgesloten met een sociologische
theoretisch gedeelte dat ingaat op de relatie tussen het individu en het artefact. Hoofdstuk twee geeft
een uitvoerige beschrijving van de producten die in het onderzoek betrokken zijn. Zowel in een
historisch als in een hedendaags perspectief. Om dit alles in het juiste kader te zien, is een korte
verhandeling over artefacten en hun geschiedenis opgenomen. Ook dit hoofdstuk wordt op enkele
plaatsen toegelicht in de vorm van een aantal sociologische theorieën en maatschappelijke
ontwikkelingen.
De eerste resultaten van het onderzoek aan komen in hoofdstuk drie aan de orde. In dit
hoofdstuk staat het gebruik van de onderzochte producten centraal. Het kwantitatieve gedeelte van het
onderzoek dient hiervoor als basis. Het testen van de in hoofdstuk 1 verwoorde hypothesen zal
plaatsvinden in hoofdstuk vier. Aan de hand van een aantal statistische procedures, aangevuld met
materiaal uit de kwalitatieve dataverzameling, zal blijken in hoeverre de hypothesen aanvaard dan wel
verworpen kunnen worden. In hoofdstuk vijf zullen tenslotte de belangrijkste conclusies die op basis
van het gehele onderzoek getrokken kunnen worden samengevat worden. In een epiloog, dat volgt op
het laatste hoofdstuk, wordt een aantal implicaties van gemakszucht aan de kaak gesteld en kan dienen
als inspiratiebron voor eventueel vervolgonderzoek.
Deze scriptie heeft niet tot stand kunnen komen zonder de hulp van een aantal mensen die ik op deze
plaats wil bedanken. Allereerst Anneke van Otterloo die wegens haar specialisatie op het een gedeelte
van het onderzoeksgebied, te weten de sociologie van eetgewoonten, een voortreffelijke 'eerste
beoordelaar' was en me regelmatig hielp met zeer nuttig commentaar, zeer bruikbare literatuurtips en
me vrij liet in de keuzes die ik maakte. In het beginstadium heeft Bart van Heerikhuizen een
stimulerende rol heeft gespeeld bij wie ik als eerste aanklopte met op dat moment nog vage ideeën over
een aantal scriptieonderwerpen en die me als oorspronkelijke eerste beoordelaar op weg hielp met
enthousiasme en vermakelijke anekdotes over luiheid in de praktijk. De 'tweede beoordelaar' Nico
Wilterdink heeft me geholpen met scherp commentaar en zeer bruikbare aanwijzingen voor het
plaatsen van het onderwerp in een bredere sociologische traditie. Zonder ze allemaal bij naam te
noemen wil ik verder de 260 respondenten bedanken die dit onderzoek mede hebben mogelijk
gemaakt door het verstrekken van empirische gegevens door middel van het invullen van de vragenlijst.
Hun enthousiasme voor het onderwerp is gebleken uit de 148 personen die aangegeven hebben,
wanneer de scriptie voltooid is, een (digitaal) exemplaar ervan wensen te ontvangen. Een betere
stimulans is moeilijk denkbaar. Tenslotte wil ik mijn ouders bedanken voor het vertrouwen dat ze
uitspraken toen hun zoon na een studie van vier jaar en twee jaar werkervaring het wel een aardig plan
leek om weer eens te gaan studeren. Dat ze dat (ook financieel) hebben mogelijk gemaakt en
ondersteund hebben, is een zeer groot woord van dank waard.
Michiel Bles
Amsterdam
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 1 INLEIDING
1.1 Motivatie en gemak
1.2 Doel van het onderzoek
1.3 Sociale implicaties van gemakzucht
1.4 Probleemstelling
1.5 Hypothesen
1.5.1 Behoefte aan efficiëntie
1.5.2 Prestatiedruk en tijdsdruk
1.5.3 Individualisering
1.6 De piaats van gemakzucht
1. 7 Methodiek
1.8 De populatie
1.9 De relatie tussen artefact en individu
1.9.1 McDonaldisering.
1.9.2 Continue consumptie
HOOFDSTUK 2 PRODUCTEN
2.1 Artefacten en hun historie
2.2 Efficiëntie in een breder perspectief
2.3 Keuken, voeding, schoonmaak en lichaamsverzorging in Nederland
2.3.1 Huisvrouwen en het middenveld
2.3.2 Veranderende maatschappelijke verhoudingen
2.3.3 Handelingsreductie
2.4 De keuken en voeding
2.4.1 De keuken en voeding, nu
2.5 Schoonmaak
2.5.1 Schoonmaak, nu
2.6 Lichaamsverzorging
2.6.1 Lichaamsverzorging, nu
2. 7 De afstandbediening .
2.8 Koop mij
HOOFDSTUK 3 HET GEBRUIK
3.1 Het innovatie-ontwikkelingsproçes
3.2 De empirie
3.2.1 Algemene attitudes
1
3
3
5
5
5
7
9
10
11
12
14
14
17
19
21
21
22
23
23
24
25
27
28
29
30
31
31
33
34
36
3.3 De keuken
3.3.1 Motieven
3.4 Voeding
3.5 Schoonmaak
3.6 Lichaamsverzorging
3. 7 Motivaties vergeleken
HOOFDSTUK 4 GEMAK
4.1 Kwalitatief onderzoek
4.2 Efficiëntie en gemakzucht
4.2.1 Handeling en tijd
4.2.2 Minder tijd
4.2.3 Minder handelingen
4.3 Prestatiedruk, tijdsdruk en gemakzucht
4.3.1 Hypothese op productniveau
4.3.2 Hypothese op productgroepniveau
4.3.3 Hypothese op algemeen gebruiksniveau
4.3.4 Resultaten kwalitatief
4.4 Individualisering en gemakzucht
4.4.1 Huishoudens en hun eetgedrag
4.4.2 Dagindeling
4.4.3 Resultaten kwalitatief
4.5 Gemakzucht verbreed
HOOFDSTUK 5 CONCLUSIES
5.1 Motivaties
5.3 Gebruik van gemaksproducten
5.3 Dertig jaar gemak?
5.4 De marketing van luiheid
EPILOOG
BRONVERMELDING
BIJLAGEN
37
38
39
40
42
43
45
46
47
47
48
51
52
55
57
58
61
62
63
65
66
69
73
77
79
81
86
hoofdstuk 1 INLEIDING
INLEIDING
"In een handomdraai!", "snel en gemakkelijk!", "moeiteloos schoon!". Wie televisie kijkt, radio luistert,
tijdschriften leest, kan er niet omheen. De belofte in advertenties, commercials en billboards dat we met
product X wel erg makkelijk kunnen koken, poetsen, afwassen, fitnessen, autorijden, geld lenen en shoppen
("vanuit uw luie stoel!"). Dweilen zonder bukken. Afvallen zonder joggen. Rekenen zonder hersenen. Druk
op 'on' en uw behoeften worden bevredigd. Steeds meer producten op de Nederlandse markt lijken in te
spelen op gemakzucht. Als we de aanbieders ervan moeten geloven, kunnen we op tal van gebieden het
werk over laten nemen door de meest doordachte producten, apparaten en hulpmiddelen. Creatieve
ondernemers zijn er al op ingesprongen. Wie genoeg heeft van honden uitlaten, de auto wassen of
reparaties in en om het huis, schakelt 'een mannetje' in. Een mannetje van een zogenaamd
'bemiddelingsbureau voor gemaksdiensten'. Het assortiment breidt zich gestaag uit: kok-aan-huis, kapper
op-kantoor, stomerijservice, een was- en strijkdienst, het mobiele reisbureau en de 'sit-at-home-service'.
Wie ervoor wil betalen, heeft ruime keus.
De 'service-industrie van gemaksdiensten', zoals hierboven kort omschreven, staat nog enigszins in
de kinderschoenen. Producten kennen echter een langere geschiedenis en hebben om deze reden de
voorkeur gekregen boven het hedendaagse aanbod van bovengenoemde diensten. In deze scriptie staat de
vraag centraal in hoeverre producten steeds meer op het gemak dat de gebruiker erin zoekt, inspelen. Dit
zal gedaan worden vanuit het perspectief van de consument, ondanks dat de titel van deze scriptie anders
doet vermoeden. Niet marketingtechnieken en verkoopstrategieën van producenten, maar beweegredenen
en gedragingen van consumenten staan centraal. Het is immers een scriptie ter afronding van de studie
cultuursociologie, niet marketing. Om dat op een goede manier te kunnen doen, is het wenselijk een aantal
begrippen nader te bekijken. Wat is gemak? Wat is luiheid? En wat is een gemaksproduct?
1.1 Motivatie en gemak
Dat mensen verschillen in hun gedrag leren we van kinds af aan. Mensen doen verschillend werk, houden
er verschillende hobby's op na en kopen verschillende producten. Maar het gedrag van mensen lijkt ook op
elkaar, er zijn constanten waarneembaar. Veel mensen hebben dezelfde hobby's, bezoeken dezelfde
restaurants, houden van dezelfde films, ervaren met andere woorden dezelfde behoeften en motieven.
Motieven kunnen gezien worden als de drijvende kracht binnen individuen die een bepaalde actie opwekt
waarmee een doel wordt bereikt. De behoeften die bevredigd kunnen worden met het gedrag dat vertoont
wordt, kunnen fysiologisch zijn en psychologisch zijn. Doelen, tenslotte, zijn gezochte resultaten van
gemotiveerd gedrag. De doelen die worden geselecteerd door individuen hangen af van persoonlijke
ervaringen, individuele, fysieke capaciteiten, culturele normen en waarden en de toegankelijkheid van het
doel. Ook moeten zij sociaal acceptabel en fysiek haalbaar zijn. Mensen met verschillende behoeften en
hoofdstuk 1 INLEIDING
doelen kunnen dezelfde actie ondernemen om hun behoeften te vervullen en het doel te bereiken. De een
draagt sportschoenen omdat ze schokken goed dempen en aangenaam lopen, een ander trekt ze aan om
esthetische redenen en omdat ze looks opleveren. Bij ogenschijnlijk hetzelfde gedrag kunnen verschillende
motieven een rol spelen. (Schifmann, Kanuk, 1991: 69-71). Iemand kan handelen met het motief dat hij
het noodzakelijk acht dat te doen, of bijvoorbeeld dat hij geen alternatieven ziet voor zijn gedrag. Iemand
kan zich gedragen met het motief dat het tijd bespaart. Tenslotte kan het motief dat het vertoonde gedrag
op dat moment het meest gemakkelijke is, prevaleren.
Dat laatste motief staat centraal in deze scriptie. De focus ligt op gemaksmotieven die een rol spelen bij
behoeftebevrediging. Of het nu gaat om de behoefte aan voedsel, slaap, bescherming, hygiëne of prestige.
Uitgangspunt is; iemand wil zijn behoefte bevredigen, onderneemt daartoe actie, bereikt daarmee een doel,
maar wil dit alles met zoveel mogelijk gemak doen. Het begrip gemak is gerelateerd aan de inspanning die
geleverd moet worden om het doel te bereiken. Gemak wordt in dit onderzoek gedefinieerd als "de
toestand of het gegeven waarbij met zo min mogelijk inspanning een beoogd doel wordt bereikt." Niet een
geestelijke, maar een lichamelijke inspanning staat centraal, wat betekent dat niet 'psychische gemakzucht',
maar 'lichamelijke gemakzucht' in deze scriptie wordt behandeld. Gemakzucht is "de menselijke neiging in
het gedrag zoveel mogelijk gemak na te streven". Producten kunnen inspelen op deze menselijke neiging.
We zouden in dit geval kunnen spreken van een gemaksproduct. Dat is niet altijd geoorloofd. Producten
krijgen namelijk op basis van de manieren waarop ze een bepaalde behoefte bevredigen een betiteling. Een
luxeproduct, een luxe auto, een luxe huis, is een product dat op een zeer luxueuze manier de behoefte
bevredigt, het zich verplaatsen van A naar B, het leven onder een dak. Deze betiteling kan dus, afhankelijk
van de motivatie, verschillen. Wat voor de een noodzakelijk product is, kan voor een ander een
gemaksproduct zijn.
Niet alle producten die het gemak van de gebruiker dienen, worden tegenwoordig nog
gemaksproduct genoemd. Gewenning speelt hierbij een belangrijke rol. Het is te verwachten dat
bijvoorbeeld een koffiezetapparaat niet meer als gemaksproduct wordt gezien, terwijl het aanzienlijk
makkelijker lijkt dan alternatieven, zoals handmatig koffie malen, een losse filter plaatsen, water koken,
ingieten, enzovoorts. Doordat we gewend zijn geraakt aan het gebruik verliest het product de toevoeging
'gemak', het is een normaal product geworden. Hetzelfde geldt voor een luxeproduct. Aan het begin van de
vorige eeuw kon de auto gezien worden als een luxeproduct. Nu zijn we gewend geraakt aan de auto,
waardoor het voor de meeste mensen een ordinair vervoermiddel is geworden (liefhebbers, hobbyisten,
handelaren en coureurs uitgezonderd). De begrippen gemaksproducten luxeproduct zijn, zogezegd, aan
inflatie onderhevig. Ze worden minder waardevol naarmate ze ingeburgerd raken in de samenleving. Dat
betekent uiteraard niet dat ze op dat moment het gemak en de luxe niet meer bieden. Daarom wordt in
deze scriptie de term 'gemaksproduct' gebruikt wanneer het gaat om producten die het gemak van de
gebruiker dienen, met andere woorden een product dat erop is gericht de gebruiker met zo min mogelijk
2
hoofdstuk 1 INLEIDING
inspanning een beoogd doel te laten bereiken. De marketing van luiheid duidt op het vermarkten van de
menselijke gemakzucht, met andere woorden, het proces van planning en uitvoeren van het vormgeven,
bepalen van de prijs, promoten en distributie van ideeën, goederen en diensten om uitwisseling te creëren
die de individuele doelen bevredigen (Kotler, 1997: 15). Het gaat hierbij dus om de poging van
producenten om door middel van hun producten in te spelen op de gemakzucht van mensen en op deze
manier de afzet van hun producten te maximaliseren. Het begrip 'product' verwijst in dit onderzoek naar
alle door producenten gecreëerde artefacten. Het kan hierbij gaan omfast moving consumer goods zoals
voedingsmiddelen, ingrediënten, medicijnen, maar ook om reinigingsmiddelen, hulpmiddelen, gereedschap
en uiteraard alle vormen van elektrische apparatuur, zoals huishoudelijke apparaten, duurzame
gebruiksgoederen en fitnessapparatuur.
1.2 Doel van het onderzoek
"Men neemt algemeen aan dat de automobiel de vorm van onze steden heeft veranderd, andere patronen
heeft gebracht in het huizenbezit en de detailhandel, de seksuele gewoonten heeft gewijzigd en de
gezinsbanden losser heeft gemaakt. In het Midden-Oosten heeft de snelle verspreiding van transistorradio's,
naar men zegt, bijgedragen tot de wederopleving van het Arabisch nationalisme. De pil voor de
geboorteregeling, de computer en de ruimtevaart hebben alle belangrijke sociale veranderingen
meegebracht" (Toffler, 1970: 349). De invloed van artefacten op menselijk gedrag en de maatschappelijke
inbedding van deze artefacten is al sinds jaar en dag een veelbesproken onderwerp in de sociologie en
aanverwante studies, zoals de techniekgeschiedenis. Dit onderwerp staat tevens centraal in deze scriptie.
Het doel van het onderzoek is in kaart brengen welke rol gemaksproducten spelen in de hedendaagse
samenleving. Daarbij wil ik het effect van deze producten op de habitus van individuen onderzoeken en
bekijken op welke schaal en met welke motieven individuen gemaksproducten gebruiken. Habitus verwijst
naar 'habitude', oftewel gewoonte. De habitus bestaat uit mentale, cognitieve structuren via welke mensen
de sociale wereld bekijken, begrijpen, waarderen en evalueren. De habitus integreert alle disposities,
oftewel neigingen, die tezamen de uitgebreide competentie uitmaken en aanzetten tot praktisch handelen
(Bourdieu, 1989: 64,107). De habitus kan dus het gebruik van gemaksproducten, als onderdeel van het
praktisch handelen, sturen. Het gebruik van gemaksproducten kan echter ook de habitus beïnvloeden,
aangezien gewoonten en neigingen kunnen veranderen door het gebruik van bepaalde producten. Of dit
het geval is, wordt bepaald aan de hand van dit onderzoek.
1.3 Sociale implicaties van gemakzucht
In dit onderzoek moet een zo objectief mogelijk betoog de boventoon voeren. Het is geenszins de bedoeling
normatieve uitspraken te doen over gemaksproducten, de producenten, dan wel de gebruikers ervan.
3
Gemak en luiheid hebben echter negatieve
connotaties. Het boodschappenlijstonderzoek van
de Amerikaanse professor Mason Haire bewijst dit.
Toen instantkoffie geïntroduceerd werd in 1950,
werd een studie verricht naar de symbolische
betekenis van een nieuw product. In het onderzoek
van Haire, een van de meest geciteerde
onderzoeken in marketingresearch, werden
honderd respondenten in de omgeving van Boston
Boodschappenlijst 1
Pound and a half of hamburger
2 loaves of wonderbread
Bunch of carrots
1 can Rumford's baking powder
Nescafe instant coffee
2 cans Delmonte peaches
5 Ibs potatoes
hoofdstuk 1 INLEIDING
Boodschappenlijst 2
Pound and a half of hamburger
2 loaves of wonderbread
Bunch of carrots
1 can Rumford's baking powder
1 lb Maxwell House coffee (Drip
Grind)
2 cans Delmonte peaches
5 Ibs potatoes
gevraagd een derde, onbekende persoon te beschrijven op basis van gegeven informatie. Het onderzoek
werd gedaan aan de hand van fictieve boodschappenlijstjes. Twee groepen huisvrouwen (n=50) kregen
een boodschappenlijst te zien. Voor beide groepen waren de lijstjes identiek, alleen het soort koffie
verschilde (zie voorbeeld). Het lijstje van de eerste groep bevatte een instantkoffie van het merk Nescafé,
op het lijstje van de andere groep stond normale, gemalen Maxwell Drip Grind-koffie. De respondenten
werd gevraagd de vrouw te beschrijven wiens boodschappenlijst zij zagen. De verschillen in hun
beschrijvingen werden toegeschreven aan de enige experimentele variabele: het soort koffie op de lijst. De
resultaten waren even overtuigend als verrassend. Van de vijftig huisvrouwen die de Nescafé-lijst hadden
gezien, vond 48% de fictieve huisvrouw in kwestie lui. Van de huisvrouwen die de Maxwell-lijst onder ogen
hadden gekregen, was dat percentage slechts 4%. De percentages gescoord op de ijver die aan de fictieve
vrouw was toegekend, waren respectievelijk 4 en 16. Verder vond 16% van de respondenten van de
Nescafé-lijst dat de huisvrouw van die lijst een slechte echtgenote was tegenover geen enkele respondenten
van de Maxwell-lijst (Webster, Pechmann, 1970: 62).
In 1968 is een herhalingsonderzoek gedaan door Webster en Von Pechmann. Een zelfde constructie
werd gebruikt. De hypothese bij dit onderzoek luidde dat de verschillen tussen 'Maxwell-huisvrouw' en de
'Nescafé-huisvrouw' die door Haire in 1950 werden geïdentificeerd niet gevonden zou worden. De
onderzoekers hadden redenen aan te nemen dat gemaksproducten in het algemeen en instantkoffie in het
bijzonder in de loop der tijd geaccepteerd waren geraakt door Amerikaanse huisvrouwen. De
veronderstellingen werden bevestigd. In het herhalingsonderzoek werden niet dezelfde karakteristieken
toegeschreven aan de Nescafé-koper en de Maxwell-koper als in het eerste onderzoek. De 'Nescafé-vrouw'
werd zelfs op een positieve manier gedefinieerd met termen als "snel", "energiek", "hardwerkend" en "fysiek
actief'. De 'Maxwell-vrouw' werd als huiselijk en saai gezien. Kopers van gemaksproducten werden in 1968,
in tegenstelling tot 1950, dus gezien als mensen die 'bij de tijd' waren (Webster, Pechmann, 1970: 63). Uit
dit onderzoek blijkt dus dat het gebruik van bepaalde producten in de loop van de tijd op een andere
manier gepercipieerd en gewaardeerd wordt. In relatie tot het onderzoek 'De marketing van luiheid' is het
dus interessant te bezien op welke manier kopers van gemaksproducten zichzelf en anderen percipiëren en
waarderen.
4
hoofdstuk 1 INLEIDING
1.4 Probleemstelling
De probleemstelling van dit onderzoek valt uiteen in drie delen:
1. In hoeverre zijn er in de laatste dertig jaar producten op de markt gekomen die inspelen op het
gemak dat mensen nastreven?
2. In hoeverre wordt door mannen en vrouwen van tussen de 25 en 35 met een eigen huishouden
en een vaste baan gebruik gemaakt van gemaksproducten?
3. Wat zijn de beweegreden van mensen om deze producten te gebruiken?
De periode van dertig jaar is om twee redenen gekozen. Ten eerste omdat in de jaren zeventig
productieprocessen en marketingtechnieken aanzienlijk veranderden. In de naoorlogse periode tot plus
minus 1973 - deze grens is niet exact te bepalen - vierde het Fordisme hoogtij, wat gekenmerkt werd door
een grote mate van standaardisatie en inflexibiliteit in productie en consumptie. In de loop van de jaren
zeventig kregen de arbeidsmarkt, productieprocessen, producten en consumptiepatronen een steeds
flexibeler karakter, wat betekende dat er een gedifferentieerder productaanbod op de markt kwam, mede
dankzij technologische en organisatorische innovaties. Ten tweede werden in de jaren zeventig belangrijke
maatschappelijke veranderingen in gang gezet. Een van de meest evidente veranderingen was merkbaar in
het gezin. De klassieke rolverdeling tussen man en vrouw was niet meer zo vanzelfsprekend, de verdeling
zorg/werktaken tussen mannen en vrouwen veranderde en vrouwen kregen te maken met taakcombinatie.
Beide ontwikkelingen kunnen invloed hebben op de manieren waarop mensen producten gebruiken.
Uiteraard deden producten die het gemak bevorderden al voor de jaren zeventig hun intrede, maar ik
verwacht dat de laatste dertig jaar een aanzienlijke stijging van het aantal en de diversiteit van deze
producten zichtbaar is. Redenen voor de keuze van deze onderzoekspopulatie zijn te vinden in paragraaf
1.8.
1.5 Hypothesen
In dit onderzoek zullen drie hypothesen worden getoetst. De belangrijkste redenen voor de keuzes voor
deze hypothesen omschreven worden in deze paragraaf. In het concluderende hoofdstuk komen de
hypothesen terug om te bepalen in hoeverre zij op basis van het onderzoek aanvaard kunnen worden.
1.5 .1 Behoefte aan efficiëntie
Een gemaksproduct is in paragraaf 1.1 gedefinieerd als een product dat erop is gericht de gebruiker met zo
min mogelijk inspanning een beoogd doel te laten bereiken. Producten kunnen, zo is in diezelfde paragraaf
betoogd, om diverse andere beweegredenen gebruikt worden. De bevordering van efficiëntie is
5
hoofdstuk 1 INLEIDING
bijvoorbeeld aan het begin van de twintigste eeuw voor een lange tijd een belangrijke functie van
producten geweest. Industrialisering heeft hierin een belangrijke rol gespeeld. Drie fasen in die
ontwikkeling worden wel onderscheiden: de 'eerste industriële revolutie' vanaf ongeveer 1750, gekenmerkt
door een toenemend gebruik van stoommachines; de 'tweede industriële revolutie' omstreeks 1900,
gekenmerkt door de uitvinding van de verbrandingsmotor, de opkomst van de chemische industrie
(kunststoffen) en het groeiend verbruik van elektriciteit; en de 'derde industriële revolutie' na 1940,
wanneer onder andere toepassingen van de kernfysica en microbiologie belangrijk worden (Wilterdink,
Van Heerikhuizen, 1993: 60). Door de industrialisering kwam een intensief proces van
productontwikkeling op gang, wat aan het begin van de twintigste eeuw resulteerde in de opkomst van een
aantal producten die de efficiëntie van het dagelijks leven moesten bevorderen. In 1920 waren in Groot
Brittannië de eerste huishoudelijke mixers te verkrijgen en werden zogenaamde kitchenplans ontwikkeld,
plattegronden waarop zichtbaar was langs welke looplijnen de bewoner normaliter liep, en hoe er door
middel van aanpassingen in de outillage van de keuken efficiëntere looplijnen mogelijk werden (Forty,
1986: 216). Deze ontwikkelingen kunnen bezien worden in een bredere, langdurige
rationaliseringsbeweging. Binnen die rationaliseringbeweging werden opvattingen over doelmatigheid en
rationele werkmethoden in toenemende mate ontleend aan het bedrijfsleven, met name aan de principes
van 'scientific management' voorgestaan door Frederic W. Taylor en anderen. In de Verenigde Staten was de
organisatie van arbeid er in veel bedrijven op gericht om tijdens het productieproces zo weinig mogelijk tijd
en beweging te verspillen. Een proces dat minder handelingen kostte, was in een kortere tijd afgerond, wat
uiteraard kostenvoordelen met zich meebracht. Ook in Nederland waren deze ontwikkelingen voelbaar. In
het interbellum was een gevarieerd corps van ingenieurs, accountants, organisatiedeskundigen,
bezuinigingsinspecteurs, nijverheidsconsulenten, psychotechnici, architecten en kunstenaars, samen te
vatten onder de noemer efficiencybeweging actief. Zij wilden een voorhoederol spelen in het aanpassen
van Nederland aan de eisen van de tijd (Schot, Lintsen, Rip, 1998: 19).
Naast de bevordering van efficiëntie raakten ook andere motieven in zwang. Na de oorlog en in de
jaren vijftig begonnen de eerste diepvriesmaaltijden en voorgekookt voedsel op de markt te verschijnen,
aangeprezen als gemak. Men werd minder afkerig van de luiheid die door industrieel bewerkt,
gebruiksgereed voedsel beïnvloed werd (Schot, Van Otterloo, 2000: 282, 284). Steeds meer producten zijn
op de markt gekomen, die aangeprezen worden in termen van "gemak'', "moeiteloos" en "eenvoudig". Deze
gedachtegang leidt tot hypothese 1: de behoefte aan efficiëntie leidt tot gemakzucht. De veronderstelling is
dat doordat het individu, en dit begon dus al in rond 1920, door het gebruik van producten die efficiëntie
bevorderden (dus het aantal handelingen en de hoeveelheid tijd zoveel mogelijk beperkten, zie Taylor)
heeft geleid tot gewenning bij de gebruiker en dat het individu daardoor gemakzuchtig is geworden. Het
gaat hierbij dus om een intergenerationeel verschijnsel, aangezien deze ontwikkeling in een tijdspanne van
ongeveer tachtig zich voltrokken heeft. Gerelateerd aan leeftijd zou dan ook gesteld kunnen worden dat
eerdere generaties, bijvoorbeeld personen die geboren zijn in de jaren dertig, producten doorgaans om
6
hoofdstuk 1 INLEIDING
efficiëntieredenen hebben gebruikt, terwijl de huidige generatie dat vanwege gemaksmotieven doet. Het
verschil tussen de behoefte aan efficiëntie en gemakzucht zit in het tijdsaspect. Efficiëntie wordt
gekenmerkt door het doel zo weinig mogelijk handelingen en tijd te verspillen. Gemak is gedefinieerd als
de toestand of het gegeven waarbij met zo min mogelijk inspanning een beoogd doel wordt bereikt. In
tegenstelling tot efficiëntie speelt in gemak het motief om tijd te besparen geen rol meer. Doordat we
bovendien al sinds begin 1900 gebruik maken van handelings- en tijdsbesparende producten, zijn we eraan
gewend geraakt, wat gemakzucht in de hand werkt. Uitgangspunt is dan ook dat de belangrijkste motivatie
van het gebruik van steeds meer producten de besparing van handelingen is, zodat de gebruiker met zo
min mogelijk inspanning een doel bereikt. Het motief om tijd de besparen is van secundair belang.
1.5.2 Prestatiedruk en tijdsdruk
De combinatie prestatiedruk en tijdsdruk die individuen ervaren in het dagelijks leven vormt de basis van
de tweede hypothese. Prestatiedruk en tijdsdruk lijken typische factoren die van invloed zijn op het leven
van de huidige generatie. De problematiek van de drukte van het leven wordt door Marxist Paul Lafargue
in zijn werk "Het recht op luiheid" uit 1947 echter al op kritische toon besproken:
"".de 'Rechten van de luiheid' proclameren die duizend en duizend maal edeler en heiliger zijn dan
de teringachtige 'Rechten van de Mens', die bekokstoofd zijn door de metafysische verdedigers van
de burgerlijke revolutie. Laat het proletariaat er zichzelf toe dwingen slechts drie uur per dag te
werken en de rest van de dag en de nacht niets te doen en te brassen." (Lafargue, 1947: 69)
De toekomstscenario's en plannen van Lafargue zijn echter geen werkelijkheid geworden. De drie-urige
werkdag is er nooit gekomen. In de meeste CAO's wordt tegenwoordig een 38-urige werkweek
overeengekomen, de rest van de tijd wordt over het algemeen niet gevuld met brassen. Van 1975 tot 1995
verminderde de vrije tijd met bijna twee uur en bezuinigde men ruim een half uur op slaap, maaltijden en
persoonlijke verzorging. In de afgelopen vijfentwintig jaar is het tijdsbeslag van het totale pakket aan taken
(werk, studie en huishoudelijke zorg) gestaag toegenomen. Dat heeft geresulteerd in een grotere
arbeidsinspanning. Steeds meer vrouwen zijn op de arbeidsmarkt gekomen. De vrouwelijke
arbeidsdeelname is van 21 % van het totaal van de Nederlandse bevolking in 1975 naar 36% in 1995
gestegen. De meest recente CBS-cijfers laten zien dat de 43% van de vrouwen boven de vijftien jaar betaald
werk doen (CBS Persbericht PB02-102, 29-05-2002). Een deel van de zorgtaken is hierdoor verschoven van
de vrouw naar de man, de vrouw wordt zwaarder belast door het feit dat zij werkt en nog steeds een deel
van het huishouden op zich neemt. Het percentage vrouwen dat professionele taken combineert met
huishoudelijke zorg, groeide van 15 in 1975 naar 32 in 1995 (Broek, Knulst, Breedveld, 1999: 16-21, 58,
144). Zowel de sterk gegroeide deelname van vrouwen aan betaalde arbeid als de eveneens, maar minder
7
hoofdstuk 1 INLEIDING
sterk, gegroeide deelname van mannen aan onbetaalde arbeid hebben tot gevolg dat de tijdsdruk is
vergroot.
Naast een toegenomen tijdsdruk, is ook een toegenomen prestatiedruk van invloed op het leven van de
werkende mens. Lichamelijke arbeid heeft grotendeels plaatsgemaakt voor geestelijke arbeid. In de
hedendaagse postindustriële of informatiemaatschappij houden mensen die betaalde arbeid verrichten zich
niet meer bezig met produceren van materiële goederen, maar met distributie, organisatie en, vooral, het
verzamelen, verwerken en verschaffen van informatie (Wilterdink, Van Heerikhuizen, 1993: 72). De
massale opkomst van internetbedrijven in de afgelopen jaren is daarvan een duidelijk voorbeeld. Binnen
deze expanderende 'informatie-economie' moeten werknemers nauwgezette, scherpe (omzet)doelstellingen
binnen een afgebakend tijdsbestek halen om concurrenten, zowel in de vorm van andere bedrijven als
directe, persoonlijke concurrenten (op de afdeling), voor te blijven. Door het hoge tempo van
veranderingen, mede ingegeven door de komst van de computer, volgen werknemers cursussen of
deeltijdstudies om de nieuwste ontwikkelingen op de voet te volgen en zich persoonlijk te ontwikkelen.
Hogere werkdruk, soms met stress tot gevolg, in combinatie met een 'beeldschermbaan' hebben
beroepsziekten als repetitive strain injury (RSI) veroorzaakt. Naast deze aan het werk gelieerde problemen,
spelen ook externe invloeden een rol op prestatiedruk. Het plaatje naar de buitenwereld moet ook kloppen.
Een prestigieuze baan en een goed salaris werken statusverhogend. Een actief sociaal leven is een vereiste
om dat te kunnen tonen, waardoor naast voor werk en zorgtaken een hoeveelheid tijd voor sociale
contacten vrijgemaakt moet worden.
Hypothese 2 brengt al deze ontwikkelingen in verband met gemakzucht. De hypothese luidt:
prestatiedruk en tijdsdruk leiden tot gemakzucht. De ogenschijnlijke tegenstelling tussen prestatiedruk en
gemakzucht wordt veroorzaakt door de scheiding tussen arbeidsactiviteiten en zorgtaken. Doordat mensen
tijdens het werk een grote inspanning leveren als gevolg van een grote prestatie- en tijdsdruk, zal men deze
inspanning bij het uitvoeren van zorgtaken, (onder andere het huishouden, het bereiden van het voedsel en
persoonlijke verzorging) die in het kader van dit onderzoek niet gerekend worden tot de taken in de
arbeidstijd, tot een minimum willen beperken. Zij zullen deze activiteiten willen vergemakkelijken door het
gebruik van een product, hetgeen leidt tot een grotere gemakzucht. De hypothese veronderstelt dat
prestatie- en tijdsdruk in eerste instantie ertoe hebben geleid dat individuen producten zijn gaan gebruiken
om zowel het aantal handelingen als de hoeveelheid tijd te beperken die men kwijt is aan activiteiten
(kortom de efficiëntie van het leven te bevorderen), maar door het regelmatig gebruik van die producten
gewenning is opgetreden. Niet het sparen van tijd, maar het verrichten van een zo'n klein mogelijke
inspanning is voor steeds meer producten de belangrijkste motivatie geworden voor het gebruik.
8
hoofdstuk 1 INLEIDING
1.5.3 Individualisering
De derde hypothese brengt individualisering in verband met gemakzucht. Twee factoren die veen rol
spelen bij individualisering zijn veranderende gezinssamenstellingen en een veranderende dagindeling. Het
aantal gezinnen met de klassieke samenstelling vader, moeder en een (of meerdere) kinderen is dalende.
Het aantal eenpersoonshuishoudens is daarentegen aan het groeien. Vormden alleenstaanden in 1960 nog
slechts twaalf procent van alle huishoudens, in 2001 is dit percentages gegroeid tot vierendertig. Deze
toename is voor een deel toe te schrijven aan het gedrag van jongeren. Behalve een categorie die het
ouderlijk huis verlaat om te gaan trouwen, is er een toenemend aantal dat het huis uit gaat om eerst als
alleenstaande een eigen huishouden te stichten (Wilterdink, Van Heerikhuizen, 1993: 244). Processen als
gezinsverdunning door echtscheiding, kinderloosheid en vergrijzing komen daar nog eens bij. Naast
alleenstaanden zijn hierdoor ook steeds meer tweeverdienershuishoudens ontstaan. Sommigen spreken
van 'anderhalfverdieners' aangezien de man doorgaans twee keer zoveel verdient als de vrouw. Deze
huishoudensvorm vormden in 1975 dertien procent van alle huishoudensvormen in Nederland, in 2001
was dit achtendertig procent (Statistisch Jaarboek CBS 2002).
Een veranderende dagindeling is een tweede element van individualisering. Er is een aanzienlijke
afname waarneembaar van het percentage van de bevolking dat rond de klok van zes uur thuis eet (een
vermindering van 31% in 1975 tot 24% in 1995). Thuis eten nam bovendien in 1995 gemiddeld een uur
per week minder in beslag dan in 1975. En het aantal mensen dat eten en televisiekijken combineert, met
name alleenstaanden en mensen zonder thuiswonende kinderen, neemt tegelijkertijd toe (Broek, Knulst,
Breedveld, 1999: 160, 172). Veranderende gezinssamenstellingen en dagindelingen hebben niet alleen een
toename van het tijdsbeslag van verplichtingen tot gevolg, maar kunnen er ook in resulteren dat het meer
moeite kan kosten om de uiteenlopende leefritmes van gezinsleden op elkaar af te stemmen (Broek, Knulst,
Breedveld, 1999:17, 21). Waar de huisvrouw vroeger voor deze coördinatie zorgde, is zij door haar eigen
werk minde in staat deze coördinatie te bewerkstellingen, wat de fragmentering van het gezin bevordert.
Dit manifesteert zich in het gebruik van de maaltijd. Het aantal mensen dat de eigen pot moet koken en
niet meer kan rekenen op moeder de vrouw voor de bereiding van de warme maaltijd is steeds groter
geworden (Van Otterloo, 1990: 266). Gezinsleden hebben elk hun eigen programma, waardoor het aantal
maaltijden dat gezamenlijk wordt genuttigd vermindert, mede door de grotere afstanden die bij het
pendelen tussen woon- en werkplek moeten worden afgelegd. De sociale functie van de gezamenlijke
maaltijd aan de keukentafel kan hierdoor verdwijnen. Mensen eten dan ook niet meer volgens de vaste
regels en normen in sociaal verband, maar alleen; zij 'grazen' (Van Otterloo, 1990: 270). Zij eten op
variabele tijden, in variabele omstandigheden. De warme maaltijd op het middaguur is door al deze
ontwikkelingen praktisch geheel verdwenen en naar de avond verschoven. Een volgende fase in dit proces
is de individualisering van de warme maaltijd thuis en de verschuiving van de warme maaltijd van binnen
naar buiten de deur (Van Otterloo, 1990: 266).
9
hoofdstuk 1 INLEIDING
De derde hypothese brengt deze ontwikkelingen in verband met het gebruik van
substitutieproducten voor de maaltijd. De hypothese luidt: individualisering leidt tot gemakzucht. Doordat
individuen een geïndividualiseerd leven leiden, gebruiken zij producten die hen in staat stellen met minder
inspanning een maaltijd te verkrijgen. Zij gebruiken deze gemaksproducten op regelmatige basis, waardoor
gewenning optreedt. Gebruikers willen daardoor met steeds minder handelingen het resultaat (in dit geval
een maaltijd) verkrijgen. De hypothese stelt ook hier dat de gebruiker niet het motief om tijd te winnen laat
prevaleren, maar het motief om minder handelingen te besteden centraal stelt.
Samengevat worden de volgende hypothesen getoetst in dit onderzoek:
1. De behoefte aan efficiëntie leidt tot gemakzucht: doordat vanaf plusminus 1920 een aantal
producten aangeschaft werd om het leven zo efficiënt mogelijk in te richten (dus het aantal handelingen en
de hoeveelheid tijd zoveel mogelijk te beperken), is het individu door het gebruik ervan gewend geraakt
aan deze producten, wat gemakzucht heeft bevorderd.
2. Prestatiedruk en tijdsdruk leiden tot gemakzucht: door prestatiedruk en tijdsdruk is behoefte
ontstaan zorgtaken (onder andere het huishouden, het bereiden van het voedsel en persoonlijke
verzorging) met een zo klein mogelijke fysieke inspanning te doen. Arbeidsbesparende producten kunnen
op deze behoefte inspelen, door het werk van de gebruiker uit handen te nemen. Regelmatig gebruik
hiervan leidt tot gewenning, dat een grotere mate van gemakzucht heeft veroorzaakt.
3. Individualisering leidt tot gemakzucht: doordat gezinssamenstellingen veranderen en individuen
steeds meer een eigen dagindeling hanteren, maken ze steeds meer gebruik van gemaksproducten. Zij zijn
gewend geraakt aan deze producten en daardoor gemakzuchtig geworden.
1.6 De plaats van gemakzucht
Het lijkt een onmogelijke opgave alle soorten producten die gemak bieden in kaart te brengen. Immers, op
velerlei gebieden lijken producten, artikelen, apparaten en voedingsmiddelen in te spelen op de
vermoedelijke gemakzucht van gebruikers. Een marktanalyse heeft uitgewezen op welke gebieden een
duidelijke concentratie van gemaksproducten te zien is. Deze analyse heb ik uitgevoerd in de beginfase van
dit onderzoek. Het bestaat uit een historisch deel en een hedendaags deel. Het historische deel is gebaseerd
op een groot aantal boeken over consumptie, innovatie en techniek die een totaalbeeld hebben opgeleverd
van de tijdstippen waarop bepaalde producten op de markt zijn gekomen, en met welke gevolgen. Enkele
titels, tevens terug te vinden in de bibliografie, zijn "Een Vertrouwde Wereld" van Henri Baudet, "Objects of
Desire" van Forty, "Material Culture and Mass Consumption" van Daniel Miller, "Design and culture in the
twentieth century" van Penny Sparke, "Consumption" van Robert Bocock en het vierdelige "Techniek in
Nederland" van Schot en anderen. De marktanalyse van het hedendaagse productaanbod is allereerst op
basis van common sense gedaan. Als praktiserend consument heb ik de markt in kaart gebracht door te
10
hoofdstuk 1 INLEIDING
analyseren welke producten erop gericht zijn de gebruiker met zo min mogelijk inspanning een beoogd
doel te laten bereiken. Om een meeromvattend productoverzicht te verkrijgen heb ik een aantal media
intensief gescand. Een overzicht van deze media is te vinden in bijlage 1. Bij het scannen is met name gelet
op de manier waarop producenten hun producten aan de man proberen te brengen. Wanneer in de
boodschap expliciete gemaksvoordelen van het product werden gebruikt, door het gebruik van voor de
hand liggende kreten als "nu extra gemakkelijk'', "geen zin om"." en "zonder moeite" kwam het product in
aanmerking opgenomen te worden in het onderzoek.
De marktanalyse heeft erin geresulteerd dat dit onderzoek zich zal focussen op de volgende velden:
(1) keuken en voeding, (2) schoonmaak en (3) lichaamsverzorging. Uit de marktanalyse blijkt namelijk dat
een groot aantal gemaksproducten zich in deze categorieën bevindt. Bovendien kenmerken de producten in
deze velden zich door een grote mate van substitutie, imitatie, line-extension (productvariatie) en
vernieuwing, wat uiteraard interessant is voor onderzoek. Op het eerste gezicht lijken deze producten de
meest primaire behoeften die Abraham Maslow onderscheidt, te bevredigen. De behoeften die gewoonlijk
als uitgangspunt voor een motivatietheorie worden genomen, zijn fysiologische behoeften, die eerder dan
alle andere de voornaamste motivatie vormen. Wanneer deze behoeften bevredigd worden, vormen zich
nieuwe hogere behoeften die ruwweg te categoriseren zijn als veiligheidsbehoeften (zekerheid, stabiliteit,
bescherming, vrijheid van vrees, van spanning en chaos). Zijn fysiologische en veiligheidsbehoeften
bevredigd, dan zullen zich behoeften aan liefde, genegenheid en saamhorigheid voordoen. Een niveau
hoger liggen de behoeften aan stabiele, hecht gefundeerde waardering van zichzelf, zelfrespect of gevoel
van eigenwaarde, zelfvertrouwen en de achting van anderen. Op het hoogste niveau dat Maslow
onderscheidt ligt de behoefte aan zelfactualisering, oftewel de begeerte naar zelfvervulling (Maslow, 1970:
83-96). De producten die op basis van de marktanalyse naar voren zijn gekomen, bevredigen veelal de
primaire, fysiologische behoeften.
1. 7 Methodiek
De opzet van het onderzoek bestaat uit drie fasen:
1. Marktanalyse: de analyse van producten op de Nederlandse markt valt uiteen in een historische
en een hedendaagse analyse. Met het eerste deel ontstaat een beeld van de hoeveelheden en snelheid
waarmee producten op de markt zijn gekomen. De tweede vorm is bedoeld om, met een historisch beeld in
het achterhoofd, in kaart te brengen welke producten zich nog steeds op de markt bevinden en welke
intussen geïntroduceerd zijn. Door deze tweedeling te maken krijgt het onderzoek een historisch
vergelijkend karakter.
2. Kwantitatief onderzoek: aan het kwantitatief onderzoek hebben 260 respondenten meegewerkt
door het invullen van de gestructureerde vragenlijst met gesloten vragen. Cijfers en percentages over het
11
hoofdstuk 1 INLEIDING
aantal benaderde personen zijn te vinden in bijlage 1. Dit kwantitatief onderzoek heeft een beeld van de
markt en de gebruikers van gemaksproducten opgeleverd.
3. Kwalitatief onderzoek: het kleinschalig kwalitatief onderzoek onder zeventien respondenten is
bedoeld om dieper in te gaan op de exacte gebruiksmotivaties van respondenten. Dit heeft plaatsgevonden
door middel van een gestructureerde vragenlijst met open vragen.
1.8 De populatie
De onderzoekspopulatie bestaat uit mannen en vrouwen in de leeftijdscategorie 25 - 35 jaar met een eigen
huishouden en een vaste baan (ongeacht het aantal arbeidsuren per week). Ik heb gekozen voor deze
populatie om een aantal redenen: (a) Het is wegens de grootte van de gehele beroepsbevolking niet
mogelijk uitspraken te doen over de hele populatie, aangezien de generaliseerbaarheid van het onderzoek
dan in het geding zou komen. (b) Ik veronderstel dat deze personen, waaronder een grote groep werkende
tweeverdieners de financiële capaciteit heeft om zich gemaksproducten te kunnen veroorloven, waardoor
het aannemelijk is dat in deze leeftijdscategorie in relatie tot andere generaties intensief gebruik wordt
gemaakt van gemaksproducten. (c) Ik verwacht dat deze populatie het meest onderhevig is aan
prestatiedruk en tijdsdruk en tot een zeker niveau een geïndividualiseerd bestaan leidt. Een omschrijving
van de steekproef en de totale populatie is te vinden in bijlagen 1.
Om een gedegen onderzoek naar deze populatie te doen, is uiteraard een steekproef van enkele
duizenden respondenten noodzakelijk. In principe geldt: hoe groter de steekproef, hoe beter. Niet alleen
geeft een grote steekproef een goede basis voor een exacte test, het geeft de onderzoeker ook de kans om
een goed argument neer te zetten (Ragin, 1987: 55). Mijn sociaal kapitaal reikt echter niet tot duizenden
personen die geschikt zouden zijn voor het onderzoek. Wegens de nog striktere grenzen van mijn
economisch kapitaal is het niet mogelijk een bestand van een duizendtal respondenten aan te schaffen.
Daarom heb ik een alternatief ontwikkeld met het doel zoveel mogelijk respondenten te genereren, waarbij
het internet een belangrijke rol speelt. De methode is als volgt opgezet: ik heb honderd personen van wie ik
het e-mailadres heb en op het profiel passen in een primaire steekproef opgenomen. Deze mensen heb ik
benaderd met de vraag zoveel mogelijk emailadressen te retourneren van mensen die ook op het profiel
passen. Deze groep vormt de secundaire steekproef. Uiteindelijk heb ik de respondenten uit beide
steekproeven een e-mail gestuurd met het verzoek een enquête op internet in te vullen en dit verzoek door
te sturen aan mensen die tevens geschikt zijn voor het onderzoek. Om ervoor te zorgen dat slechts
personen die op het profiel passen de vragenlijst invullen, is een drietal vragen (naar leeftijd, werksituatie
en thuissituatie) opgenomen. Hiermee worden 'niet-passende' respondenten uitgesloten.
12
hoofdstuk 1 INLEIDING
Aan deze methode is een aantal voor- en nadelen verbonden. Allereerst de voordelen. Het doorsturen van
de e-mail levert een 'sneeuwbaleffect' op. Dit houdt in dat het aantal personen dat primair benaderd is,
zorgt voor een steeds grotere wordende steekproef, aangezien het forwarden van de mail boodschap een
toenemend aantal respondenten genereert. Bovendien is het gebruik van het internet als medium vele
malen sneller dan het via de post versturen van een papieren vragenlijst. Dit voordeel is tevens van kracht
op de dataverwerking van de resultaten, aangezien alle verkregen data reeds digitaal zijn. Handmatig
invoeren van de data is niet nodig. Tenslotte is met dit systeem een geografische spreiding te genereren,
aangezien de respondenten zich niet binnen bepaalde regio's bevinden dan wel gekozen zijn op basis van
bijvoorbeeld postcodenummers.
De nadelen van dit systeem zijn ten eerste dat het at random kiezen van respondenten uit een
populatie niet mogelijk is. Ten tweede zijn de respondenten uit de tweede steekproef bekenden (vrienden,
familieleden, collega's of andere relaties) van een van de respondenten uit de eerste steekproef, die zelf ook
een bekende is van de onderzoeker. Dit zou een vertekening in de resultaten kunnen geven. Het tweede
probleem is het medium. Aangezien de enquête zich op internet bevindt en mensen via e-mail benaderd
zijn, zullen personen zonder internetverbinding niet in de steekproef kunnen worden opgenomen. Het is
dus te verwachten dat de respondenten vertrouwd zijn met nieuwe media en niet-technofobisch zijn.
Echter, het is aannemelijk dat mensen die niet in de steekproef terecht zijn gekomen en wel in de totale
onderzoekspopulatie passen ook bekend zijn met nieuwe technieken, aangezien de mensen in deze
populatie - in tegenstelling tot bijvoorbeeld eerdere generaties - opgegroeid zijn met nieuwe media. Al met
al heeft dit systeem de voorkeur gekregen boven een papieren oplossing, omdat de voordelen van
schaalvergroting en het bijbehorende sneeuwbaleffect opwegen tegen de nadelen van vertekening. De
grootte van de steekproef is het hoogste doel, aangezien een zo representatief mogelijk onderzoek van
belang is om zo gefundeerd mogelijke uitspraken te doen over de totale populatie.
Ook in het kwalitatieve gedeelte van dit onderzoek is gekozen voor een vragenlijst op internet. De
voor- en nadelen zoals hierboven genoemd zijn uiteraard ook op het kwalitatief onderzoek van toepassing.
Een bijkomend voordeel is dat de website zo ingericht is dat product voor product een aantal vragen
kunnen worden beantwoord en door een klik op de muis een volgend product gekozen kan worden. Een
bijkomende factor is opnieuw de geografische spreiding van de respondenten. Doordat de ondervraagden
zich over het hele land bevonden, was het tijdtechnisch gezien ondoenlijk deze mensen persoonlijk te
spreken. Het grootste nadeel van deze methode is uiteraard dat het doorvragen niet mogelijk is. Dat kan
ertoe leiden dat enkele antwoorden niet toegelicht konden worden. Daarentegen is door middel van het
opstellen van een gestructureerde vragenlijst en met open vragen een afdoende aantal bruikbare
antwoorden naar voren gekomen.
13
hoofdstuk 1 INLEIDING
1. 9 De relatie tussen artefact en individu
De sociologie heeft zich al lang beziggehouden met de relatie tussen artefact en individu. Om het
theoretisch kader rond het onderzoeksonderwerp te definiëren, zullen de meest relevante noties van
sociologische aard de revue passeren. Een element dat in de relatie tussen artefact en individu in het kader
van dit onderzoek interessant is, is vervreemding. Vervreemding doet zich voor wanneer de gebruiker van
een product zowel in geografische als psychologische zin steeds verder van het product verwijderd wordt.
De verlenging van interdependentieketens is hiervan een belangrijke oorzaak. Steeds minder mensen zijn
bijvoorbeeld voedsel voor eigen gebruik gaan produceren, maar voor steeds meer andere mensen die zelf
geen voedsel voortbrengen, maar andere bezigheden hebben. Die mensen zijn daardoor voor hun voeding
afhankelijk geraakt van mensen buiten het eigen huishouden (De Swaan, 1999, 15). Onbekende
producenten zijn producten gaan vervaardigen en nemen daarbij beslissingen waar gebruikers niet meer
direct bij betrokken zijn. De gebruiker van bijvoorbeeld een kant-en-klaarproduct kiest ervoor het niet zelf
klaar te maken, maar laat beslissingen omtrent hoeveelheden, ingrediënten en bepaling van smaak over
aan ver verwijderde producenten. De ervaring die de gebruiker opdoet bij het consumeren van die
artikelen, wordt daardoor voorverpakt door producenten.
Door verlenging van interdependentieketens is er een verschil ontstaan in kennisniveau tussen
producent en consument. De kennis die nodig is voor het maken van producten hoeft door de gebruiker
niet meer aangesproken te worden, aangezien de producent kennis heeft vertaald in een technologisch
geavanceerd product. Het product neemt dan niet alleen het handelen over, maar zorgt er tevens voor dat
het aanspreken van de kennis door het individu overbodig wordt. Het maatschappelijk effect hiervan is dat
kennisvernietiging plaatsvindt. Doordat individuen gebruik maken van producten die noodzakelijke kennis
in zich hebben, zijn deze mensen niet genoodzaakt meer de eigen, triviale kennis te gebruiken. Technisch
vooruitgang vertaald in hoogmoderne producten zorgt voor deskilling van de gebruiker.
1. 9 .1 McDonaldisering
De relatie tussen artefact en individu speelt ook een prominente rol in de McDonaldisering-these van Georg
Ritzer. De service en het beleid van het bekende fastfood-restaurant wordt als basis genomen voor de
theoretische uitwerking van het concept. Ritzer liet zich hierbij inspireren door Max Weber's noties omtrent
rationaliteit. Rond 1900 was het Weber die formele rationele systemen als bureaucratie aan de kaak stelde,
waarbij hij bureaucratie (en het historische proces van bureaucratisering) als het klassieke voorbeeld van
rationalisering zag. In bureaucratische organisaties werden bevoegdheden strikt gedefinieerd, waarbij een
hiërarchische ordening, vaste, formele regels en uitgebreide controle het beleid bepaalden. Rond 2000 is
het Ritzer die formele rationalisering beschrijft aan de hand van fastfood-restaurants. In de moderne tijd is
de formele rationaliteit dus nog alom aanwezig. Er zijn vier dimensies van formele rationaliteit te
14
hoofdstuk 1 INLEIDING
onderscheiden die vallen binnen McDonaldisering van de samenleving. De eerste dimensie is
berekenbaarheid (calculability) wat betekent dat consumenten vóór de aanschaf of consumptie van een
product of dienst exact kunnen bepalen wat de hoeveelheid van het aangeboden product is. De nadruk op
berekenbaarheid heeft niet alleen tot gevolg dat er een grote nadruk op de kwantiteit van het product
wordt gelegd, maar zorgt ook voor verminderde interesse in kwaliteit (Ritzer, 1998: 101).
De tweede dimensie van de McDonaldisering-these, efficiëntie, heeft een duidelijke verwantschap
met de eerste dimensie. De efficiëntie die consumenten ervaren bij McDonalds wordt maatgevend bij de
consumptie van andere goederen of diensten. In hoeverre deze dimensie een rol speelt bij het gebruik van
gemaksproducten, wordt door een van de hypothesen behandeld. De derde dimensie, voorspelbaarheid
(predictability), neemt ook een evidente plaats in het fastfood-restaurant in, aangezien de maaltijden, de
fysieke omgeving en de service in verschillende plaatsen op elkaar lijken (Ritzer, 1998: 107), of een
BigMac of QuarterPounder in Santiago de Chili of Stockholm wordt besteld, de consument ervaart
hetzelfde. Steeds meer producten hebben deze voorspelbaarheid in zich. De laatste dimensie van
McDonaldisering is de substitutie van menselijke door niet-menselijke technieken. Beslissingen worden
steeds verder weg van mensen genomen en wordt in de handen gelegd van niet-menselijke technologieën
(Ritzer, 1998: 108). Ritzer dicht aan de dimensies van de McDonaldisering van de samenleving een
nadrukkelijke rol toe. In navolging van Karl Mannheim stelt hij dat de 'gemacdonaldiseerde' systemen niet
alleen menselijke waarden maar ook de individuele kunde om te denken, bedreigen (Ritzer, 1998: 25).
McDonaldisering draagt dus bij aan een verdere kennisvernietiging. Een continu en consistent
gebruikspatroon waarin producten een belangrijke rol spelen, kan de gebruiker, naast deskilled, afhankelijk
maken van producten. De machtsverhouding tussen product en gebruiker kan daardoor sterker over gaan
hellen in de richting van het product. Ritzer veronderstelt dat de macht zich uiteindelijk volledig in het
product en het systeem zal concentreren:
"A McDonaldized system works best when customers have transformed themselves so that they are
passive, pliable participants in those systems. That is, they surrender their individuality and permit
themselves to be treated like, and to be sold the same products as, everyone else." (Ritzer, 1998:
28)
Dit zou bestempeld kunnen worden als de ultieme machtsuitoefening van het product op het individu, de
laatste past zich aan de eerste aan. Het individu wordt in feite ondergeschikt gemaakt aan het product. De
macht van de producent en zijn producten wordt door de econoom Joseph Schumpeter uitgebreid
behandeld. Veranderingen in het gedrag van consumenten die veroorzaakt worden door producenten en
hun producten, staan hierbij centraal. Hij veronderstelt dat elke verandering in consumptie wordt
ingegeven door het gedrag van producenten.
15
hoofdstuk 1 INLEIDING
"There is obviously no lack of realism in the proposition that the great majority of changes in
commodities consumed has been forced by producers on consumers who have resisted the change
and have had to be educated up by eleborate pshychotehnics of advertising." (Schumpeter, 1939:
73)
Wanneer consumenten maar door goed uitgedachte reclametechnieken opgevoed worden, zo stelt
Schumpeter, zullen zij elke verandering die ingegeven wordt door producenten accepteren. De periode
waarin Schumpeter zijn 'Business Cycles' schreef, waaruit hier geciteerd is, reflecteert in zijn bevindingen.
In de Verenigde Staten van voor de Tweede Wereldoorlog opereerden fabrikanten veelal op basis van een
productgeoriënteerde strategie. Een strategie gebaseerd op het idee dat wanneer producten die ontwikkeld
worden van goede kwaliteit zijn, zonder daarbij rekening te houden met een doelgroep of bepaalde
behoeften, verkocht zullen worden. Een voorbeeld hiervan is het verkoopbeleid van de allereerste T-Fords,
waarbij potentiële kopers de keuze hadden uit de kleuren zwart, zwart en zwart. Met de komst van het
marketingdenken, werd de markt in segmenten opgedeeld werd, probeerden producenten actief op
bepaalde behoeften in te spelen en werden door productdifferentiatie verschillende doelgroepen bediend
met verschillende producten. Al met al zijn producenten zich in hun beleid expliciet gaan richten op
bepaalde consumenten. De almachtige fabrikant die veranderingen teweegbrengt wanneer dat wenselijk is,
zoals door Schumpeter verondersteld werd, is meer rekening gaan houden met de wensen van
consumenten.
Ondanks dat producenten meer in zijn gaan spelen op deze wensen en behoeften kunnen zij op een
aantal factoren stuiten die het slagen van hun producten kunnen beïnvloeden. Een drietal voorbeelden
hiervan zal worden besproken. Ten eerste kunnen culturele factoren van invloed zijn. Een voorbeeld
hiervan is Dentatabs-case. Het product dat in 1960 werd geïntroduceerd bestond uit een tablet dat
speekselvorming stimuleerde en etensresten wegspoelde zonder schade aan het gebit te veroorzaken. Op
het eerste gezicht een geschikt substituut voor het tandenpoetsen. Na een proefperiode werd het product
gelanceerd, maar flopte direct. Jarenlang had Unilever - het bedrijf dat Dentatabs introduceerde - nota
bene zelf ten koste van veel reclame het regelmatig poetsen van de tanden aangemoedigd. Dat had er
aanzienlijk toe bijgedragen dat het tandenpoetsen een diep ingewortelde gewoonte werd en zelfs tot een
vast onderdeel van de opvoeding ging behoren (Baudet, 1986: 161). Producten die niet passen in culturele
normen zullen niet altijd even snel geadopteerd worden.
Ten tweede kunnen psychologische factoren het slagen van een product beïnvloeden. Bijvoorbeeld
wanneer het artefact, de machine of het product een dermate grote invloed heeft, dat het individu geen
psychologisch voordeel bij het gebruik ervan ervaart. Zo bracht een grote Amerikaanse
levensmiddelenfabrikant een arbeidsbesparende cakemix op de markt. Het enige dat de gebruiker hoefde te
doen voor het bereiden van de cake was water toevoegen. De firma was verbaasd toen het product
verworpen werd ten gunste van soorten bakmeel die extra werk vereisten, zoals behalve water ook het
16
hoofdstuk 1 INLEIDING
toevoegen van een aantal eieren. Door in de fabriek eipoeder toe te voegen, had de firma de taak van de
huisvrouw al te gemakkelijk gemaakt en haar het gevoel ontnomen dat ze op creatieve wijze deel had in
het proces van het cakebakken. Het eipoeder werd snel weggelaten, om zo de gunst van de consument te
herwinnen. Zo werd een product gewijzigd om een psychisch voordeel te verschaffen aan de gebruiker
(Toffler, 1970: 178). Een andere psychologische factor die een rol kan spelen bij het afwijzen van
handelingsbesparende producten, is de voldoening die men ervaart na een zware inspanning. Iemand die
na het schoonmaken van het huis moe het resultaat bekijkt of een uitgeputte hardloper die de eindstreep
bereikt, ervaart het gevoel van voldoening die het gevolg is van een intensieve schoonmaakbeurt of
sportprestatie. Met handelingsbesparende producten, als toilettabs of een Abtronic (waarover later meer),
zal deze voldoening waarschijnlijk veel minder sterk voelbaar zijn.
Tenslotte kunnen ook sociale argumenten het gebruik van een product tegenwerken. Dit is
bijvoorbeeld zichtbaar bij het gebruiken van de maaltijd. Met name bij feestdagen wordt eten als een
sociaal ritueel ervaren en wil men hieraan een aanzienlijke hoeveelheid tijd en moeite besteden, zowel in
de bereiding van de maaltijd als in het gebruik ervan. Snelle, efficiënte en gemakkelijke alternatieven
(zoals magnetronmaaltijden) verliezen het dan van het ritueel.
1.9.2 Continue consumptie
Tal van factoren zijn dus van invloed op de adoptie en het gebruik van artefacten. Wanneer deze adoptie
echter slaagt, wordt een proces opgestart. Het gebruik van het ene product zal het gebruik van het ander
uitlokken. Om aan deze continue consumptie te kunnen voldoen, starten fabrikanten
productinnovatieprocessen op. In de materiële cultuurgeschiedenis zijn productinnovaties en
productsubstituties 'durchgehende Hauptphänomen'. Zij zijn er nooit niet, ontbreken nimmer geheel en al,
komen nooit werkelijk tot stilstand. Zonder onderkenbare regelmaat, schijnbaar systeemloos en willekeurig
en toch doorlopend wisselt hun dynamiek perioden van betrekkelijke rust af met andere van grote
beweging en intensiteit (Baudet, 1986: 46). Wanneer deze producten bovendien een bevredigend effect
sorteren, zo stelt de socioloog Robert Bocock, zal de behoefte eraan alleen maar sterker worden:
"The need for possessing, consuming, handing and constantly renewing gadgets, devices,
instruments, engines, offered to and imposed upon the people, for using these wares even at the
<langer of one's own destruction, has be co me a 'biologica!' need." (Bocock naar Marcuse, 1993: 92)
Wanneer het individu eenmaal een aankoop van een gemaksproduct gedaan heeft, is door middel van
herhalingsaankopen de zoektocht naar het optimale product begonnen. Wanneer een bepaald product niet
meer in staat is de behoeften te bevredigen, zal de gebruiker overwegen een ander product aan te schaffen.
Een nieuw product kan bijvoorbeeld aangeschaft worden omdat het sneller, eenvoudiger, goedkoper,
17
hoofdstuk 1 INLEIDING
geluidsarmer of kwalitatief hoogwaardiger is dan het oude. Het is dus ten zeerste de vraag of gesproken
kan worden van een biologische behoefte van het bezitten, consumeren, gebruiken en vernieuwen van
producten, zoals Bocock veronderstelt. Instrumentele motieven zoals hierboven genoemd lijken meer
evidente redenen om een product aan te schaffen en te gebruiken. Welke producten zoal gebruikt worden,
vroeger en nu, komt aan de orde in het volgende hoofdstuk.
18
hoofdstuk 2 PRODUCTEN
INLEIDING
Een eenvoudige blik in de omgeving leert dat veel wat zich om ons heen bevindt, geproduceerd is.
Wijzelf misschien ook wel, als we de bijbel moeten geloven. Het bureau waaraan deze scriptie
geproduceerd is, bestaat op zichzelf ook uit kleine, geproduceerde onderdeeltjes. Een schroefje uit
Duitsland, van erts uit Noorwegen, een tafelblad gemaakt door een specialist in Singapore, gespoten in
Bangkok met verf uit Italië, geassembleerd in China, ingevlogen door een Zwitserse piloot in een
Portugees vliegtuig, allemaal voor een bedrijf genaamd Overtoom. Wie weet. Dit onderzoek richt zich
op een minuscuul deel van de producten die we dagelijks gebruiken. In dit hoofdstuk worden deze
producten beschreven, waarbij onder meer aan de orde komen: de historie van de producten, de
huidige status ervan, de handelingsreducerende werking van de producten en het gebruik ervan, voor
zover deze gegevens beschikbaar zijn. Exacte verkoopcijfers van de producten zijn slechts sporadisch
verkrijgbaar. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) beschikt over cijfers van een aantal
duurzame apparaten, zoals vaatwassers en magnetrons. Gegevens over jast moving consumer goods
ontbreken. Uiteraard wordt er uitvoerig onderzoek gedaan naar de verkooptrends van
consumptiegoederen. Onderzoeksinstanties als het GfK en AC Nielsen houden zich bezig met dergelijk
research. Deze rapporten zijn echter niet vrij verkrijgbaar, aangezien deze vaak in opdracht van
bedrijven uitgevoerd worden. Die producenten zelf publiceren veelal uit concurrentieoverwegingen ook
geen verkoopcijfers. De gegevens die tijdens het onderzoek aangetroffen zijn in verschillende media als
dagbaden en vaktijdschriften zijn uiteraard opgenomen in deze scriptie.
2.1 Artefacten en hun historie
Het is niet nieuw dat individuen in hun dagelijkse opereren gebruik maken van hulpmiddelen,
werktuigen, apparaten en producten. Op lange termijn gezien, wordt de ontwikkeling van de
menselijke productiewijze gekenmerkt door een toenemende beheersing van natuurkrachten met
behulp van steeds ingewikkeldere werktuigen. Die ontwikkeling gaat terug tot ver vóór het ontstaan
van de menselijke soort homo sapiens, meer dan honderdduizend jaar geleden. Toen de eerste mensen
op aarde verschenen, kenden zij dus al een technologie. Zij leefden als jagers-verzamelaars; hun
voedsel betrokken zij van de jacht en van wat de flora aan eetbare planten en vruchten opleverde. Van
de tijd dat mensen de aarde bevolken, hebben zij verreweg het grootste gedeelte als verzamelaars en
jagers geleefd. Jachtsamenlevingen, die gekenmerkt werden door een geringe arbeidsdeling,
ontwikkelden zich langzaam onder invloed van wijzigingen in het natuurlijk milieu en door technische
vernieuwingen, met name door de uitvinding, verbreiding en verbetering van werktuigen, zoals bijlen,
speren, pijl en boog. Langzaamaan leerden mensen gewassen te verbouwen en dieren te temmen. Door
deze 'agrarische revolutie', die ruim tienduizend jaar geleden een aanvang nam, veranderden
samenlevingen ingrijpend: ze werden omvangrijker, gedifferentieerder, complexer. Een agrarische
samenleving ontwikkelde zich, wat een proces van opeenvolgende technische vernieuwingen met zich
mee bracht. Door invoering, verbetering en verbreiding van landbouw en veeteelt gingen steeds meer
19
hoofdstuk 2 PRODUCTEN
mensen permanent in lokale gemeenschappen wonen. Waar de bevolkingsdichtheid toenam, gingen
mensen meer produceren dan voor hun eigen voortbestaan en dat van hun nageslacht noodzakelijk
was: ze gingen een surplus voortbrengen. Surplusproductie en een grote bevolkingsdichtheid maakten
een grote arbeidsdeling en specialisatie mogelijk: sommige mensen konden van de directe zorg voor de
voeding worden vrijgesteld, om zich op andere activiteiten toe te leggen. Uiteenlopende ambachten
kwamen in agrarische samenlevingen tot ontwikkeling, wat technologische ontwikkeling versnelde. Zo
werden in agrarische samenlevingen voor het eerst metalen voorwerpen vervaardigd, hetgeen weer
talrijke andere technische vernieuwingen mogelijk maakte. Arbeidsdeling maakte ook meer mensen
over grote afstanden van elkaar afhankelijk. Naarmate zij minder voor eigen gebruik produceerden,
raakten zij meer door ruil van goederen - handel - op elkaar aangewezen.
Ondanks de uitbreiding van handel en nijverheid waren de Europese samenlevingen tot in de
achttiende eeuw nog overwegend agrarisch. Dat veranderde met de industriële revolutie die omstreeks
1750 in Engeland begon. De uitvinding van de stoommachine markeerde het begin van de industriële
revolutie, een transformatie in de manier van produceren, waardoor een nieuw type maatschappij
ontstond: de industriële maatschappij. Industriële samenlevingen kenmerken zich door een hoog niveau
van productie en consumptie, een verdere accumulatie van bezit, een hogere bevolkingsdichtheid, een
verdergaande arbeidsdeling en sociale differentiatie en een dichter netwerk van economische
bindingen. Industrialisering betekende ook mechanisering van de productie, de vervanging van
menselijke en dierlijke arbeidskracht door machines, aangedreven door energie uit fossiele bronnen
(Wilterdink, Van Heerikhuizen, 1993: 48- 62). Toen in de loop van de negentiende eeuw ook
elektriciteit gebruikt kon worden in nieuwe machines en toepassingen in onder andere het huishouden,
kwam productontwikkeling opnieuw in een stroomversnelling. Het voordeel van efficiëntie raakte meer
en meer een overweging bij de aanschaf van producten. Dit was dan ook te merken in het huis. Al aan
het begin van de twintigste eeuw veranderde het huis van een plaats van moreel welzijn in een plaats
van fysiek welzijn, waardoor er een keerpunt ontstond van het huis als een plaats van schoonheid in
een plaats van efficiëntie (Forty, 1986:108). Langzaamaan werden de huisbedienden vervangen door
apparaten en producten. Verhoogde efficiëntie werd uitgedrukt in de vormgeving van meubels en de
huizen zelf: de 'labour saving' huizen, een cliché van de jaren
1920, was niet alleen een antwoord op het gepercipieerd
tekort aan bedienden, maar tevens op de vraag van nationale
efficiëntie (Forty, 1986, 118). In die vorm kreeg de gedachte
ook vat op Europa. Zoals blijkt uit de advertentietekst uit
1930 werd er ook actief gepropageerd de efficiëntie in het
huis te bevorderen. Dit soort promotionele activiteiten
werden met name op vrouwen gericht. De eerste
krantenadvertenties verschenen en door middel van directe
verkoop van huishoudelijke apparatuur door colporteurs
werden de eerste apparaten geïntroduceerd in het
huishouden.
20
Advertentietekst
The American Dream Carne True.
A labour saving home for every woman now.
Politician, social workers, novelists, and
journalists continue to paint us rosy pictures of
future when all houses will be so well equipped
with labour-saving devices that we shall just sit
round pressing buttons while Robots do
everything".What the modern practical young
housewife wants is not a House of the Future -
which never comes, but a House of Today - a
home fitted now with clean, economical labour
saving equipment.
Uit: Forty, 1986: 139
hoofdstuk 2 PRODUCTEN
2.2 Efficiëntie in een breder perspectief
De efficiëntietrend werd zichtbaar in huis. In Duitsland waren de opvattingen van het Bauhaus en de
'Frankfurter Küche' van Grete Libotzky in 1926 het meest beroemd geworden. In Nederland liepen de
architecten J.J.P. Oud en Piet Zwart, de ontwerper van de Bruynzeelkeuken, daarin voorop. In veel van
deze ontwerpen werden de inzichten ontleend aan scheepskombuis en restauratiewagens van treinen.
Dit zorgde voor een standaardisatie van de keuken, ook in de Nederlandse woning. De
standaardkeuken van Zwart is in 1937 in productie genomen en werd sindsdien decennia lang ook in
goedkopere woningen ingebouwd (Van Otterloo, 1990: 161). Functionaliteit werd in productdesign
steeds meer het artistieke uitgangspunt. Al in 1909 ontwierp de architect Peter Behrens een aantal
kleine elektrische apparaten, fluitketels, waaiers, en dergelijke voor het Duitse A.E.G. Bij het ontwerp
van zijn producten en de esthetische beslissingen die daarbij hoorden, lag veel nadruk op de rationele
basis van de productie en het functionele nut ervan. Waar in de Verenigde Staten veelal onder het
motto van 'styling follows sales' ontworpen en geproduceerd werd, richtten Europese ontwerpers zich
meer op het devies 'form follows function' (Sparke, 1986: 46). Steeds meer apparaten en producten
kregen een metaalachtige, machinale uitstraling om de functionaliteit van het product te benadrukken.
Deze toepassingen kunnen worden bezien in de kunststromingen die ontstonden bij de overgang van de
19e naar de 2oe eeuw. De zwierige lijnen van de Art Nouveau maakten plaats voor kunststromingen als
Bauhaus (met name in Duitsland) als De Stijl (in Nederland). Het sobere karakter van deze stromingen,
kwam tot uiting in de esthetiek van het fabriekmatige, machinale en geometrische, abstracte
constructies. Bekende vertegenwoordigers waren Walter Gropius, Piet Mondriaan en LeCorbusier.
2.3 De keuken en voeding, schoonmaak en lichaamsverzorging in Nederland
In Nederland kwam de industrialisering later op gang dan in de Verenigde Staten en Engeland.
Daardoor heeft zich ook het efficiencydenken later ontwikkeld. Dat had gevolgen voor het
productaanbod, het productgebruik en daarmee het dagelijks leven van veel Nederlandse gezinnen. In
de rest van dit hoofdstuk worden de drie onderzochte productgroepen zowel vanuit een historisch als
een hedendaags perspectief beschreven. Allereerst volgt een beschrijving van de rol van huisvrouwen
bij de ontwikkeling van producten en de manier waarop 'het middenveld' hierop van invloed was.
Tevens komen algemene maatschappelijke veranderingen en het principe van handelingsreductie aan
de orde in deze paragraaf.
2.3.1 Huisvrouwen en het middenveld
Het waren in Nederland met name de huisvrouwen die primair met efficiëntie bevorderende
ontwikkelingen geconfronteerd werden. Huisvrouwen werden overstroomd met informatie van
verschillende instanties met verschillende doeleinden: reclame voor nieuwe producten uit het
assortiment, maar ook adviezen voor efficiënt en zuinig huishouden en koken. In de crisistijd van de
21
hoofdstuk 2 PRODUCTEN
jaren dertig kwam veel informatie voort uit een mengvorm van overheidssteun en collectieve
branchepropaganda (Schot, Van Otterloo, 2000: 267). Het interbellum was vol van boodschappen en
adviezen over de manier waarop huisvrouwen een zakelijke en efficiënte, maar toch gezellige leefwijze
thuis gestalte behoorden te geven (Van Otterloo, 1990: 160, 162). In de periode tussen de
wereldoorlogen was in Nederland een gevarieerd corps van ingenieurs, accountants,
organisatiedeskundigen, bezuinigingsinspecteurs, nijverheidsconsulenten, psychotechnici, architecten
en kunstenaars, samen te vatten onder de noemer efficiencybeweging actief. Zij wilden een
voorhoederol spelen in het aanpassen van Nederland aan de eisen van de tijd (Schot, Lintsen, Rip,
1998: 19). De nadruk op efficiëntie was er niet voor niets. De tijd die vrijkwam voor de huisvrouw door
het gebruik van efficiëntiebevorderende apparaten moest, zo werd algemeen verkondigd, besteed
worden aan de man en kinderen. Het gebruik had een psychologiserende werking. De vrouw moest
immateriële steun aan man en kinderen bieden. Moeders moesten daarbij streng aan hun plichten
voldoen, op tijd opstaan ter wille van de kinderen, want 'opvoeding was immers voor het grootste deel
zelfopvoeding'. Beheersing van het huishouden door rationalisering betekent tegelijkertijd
zelfbeheersing (Van Otterloo, 1990: 174).
Nederlandse vrouwen bemoeiden zich bovendien via belangenorganisaties, zoals de
Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen, de Nederlandse Vrouwen Elektriciteits Vereniging en de
Nederlandse Huishoudraad, met nieuwe technieken. Vrouwelijke professionals opgeleid in Delft en
Wageningen en in dienst bij bedrijfsleven, overheid en consumentenorganisaties, ontwikkelden hun
eigen technische expertise. Daardoor ontstond een middenveld tussen producent en consument dat
door middel van mediatiepraktijken de twee partijen dichter bij elkaar moest brengen. Er werd contact
gezocht met fabrikanten om tot een vorm van permanent overleg te komen over de
doelmatigheidseisen waaraan huishoudelijke gebruiksvoorwerpen, zoals fornuizen en kookgerei
moesten voldoen: de eerste Nederlandse consumentenorganisatie was haar werk begonnen. Uiteindelijk
beïnvloedden ook individuele vrouwen de techniek middels hun wensen, behoeften en koopgedrag. Zij
waren immers de gebruikers die de apparaten aanschaften en ermee experimenteerden. Ze leerden
ermee omgaan en ze in te passen in de dagelijkse routines. Soms wezen ze de apparaten af of bouwden
ze die om tot iets anders. Want niet alleen technische superioriteit, maar ook prijs, behoefte en
bestaande praktijken bepaalden of apparaten werden geaccepteerd (Schot, Lintsen, Rip, Bruhèze,
Oldenziel, 2001: 151).
2.3.2 Veranderende maatschappelijke verhoudingen
Vanaf plusminus 1960 waagden de eerste, oorspronkelijke huisvrouwen de stap naar een baan
buitenshuis. In de jaren zeventig volgden grote aantallen vrouwen dit voorbeeld, zoals in hoofdstuk 1 al
uitgebreid is beschreven. De maatschappelijke verhoudingen veranderden aanzienlijk, aangezien de
klassieke werk/zorgtaken en de rol van man en vrouw een andere invulling kregen. Besparing van tijd
en arbeid was, in aansluiting hierop, een belangrijk motief voor het aanschaffen van apparaten en
hulpmiddelen in het huishouden. Vooral het niet zo gebonden zijn aan bepaalde tijd - het was immers
22
hoofdstuk 2 PRODUCTEN
zó klaar - ging in de maatschappelijke ontwikkeling van de jaren zestig een gewichtige rol spelen.
Daarbij kwam nog iets anders: de stijging van de criteria. Stap na stap zijn mensen hogere eisen gaan
stellen. In de loop van de twintigste eeuw zijn de normen voor hygiëne, het schoonhouden van het
huis, stofvrijheid, de het onderhoud van kleding en voor de gewone dagelijkse maaltijd buitengewoon
gestegen. Hoe meer hulpmiddelen, elektrische en andere, ter beschikking zijn gekomen en hoe meer die
zijn verbeterd en efficiënter gemaakt, hoe nadrukkelijker het verlangen is geworden dat alles dan ook
volmaakt schoon, heel, en optimaal smakelijk moest zijn (Baudet, 1986: 108, 114). De introductie van
nieuwe huishoudtechnieken ging gepaard met de ontwikkeling van nieuwe noties over schoonheid en
reinheid en de positie van de vrouw in het huishouden.
2.3.3 Handelingsreductie
Apparaten en producten zijn in de laatste eeuw aanmerkelijk veranderd. Allereerst in het uiterlijk. Deels
onderhevig aan vormgevingstrends, maar des te meer profiterend van technologische vooruitgang
transformeerden apparaten van logge, bijna onhandelbare machines tot handzame, razendsnelle,
persoonlijke hulpmiddelen. Daarnaast ook in gebruik. Bij tal van artefacten die al sinds jaar en dag
voorhanden zijn, speelt het principe van handelingsreductie een rol. Het aantal handelingen dat nodig
is om tot het gewenste resultaat te komen, wordt bij steeds meer producten tot een minimaal aantal
gereduceerd. Het proces dat veel van dit soort producten doorlopen, bestaat uit drie fasen: (1)
mechanisering, waarbij de handbeweging overgenomen wordt door een handmatig aangedreven
apparaat, (2) elektrificatie, waarbij het apparaat wordt aangedreven door een elektromotor en (3)
adaptie van het eindproduct, waarbij het product (bijvoorbeeld een saus of soep) in bewerkte kant-en
klare vorm aangeboden wordt, zodat veel technische handelingen (zoals mixen of snijden) overbodig
worden. In hoeverre dit geldt voor de producten uit de productgroepen die in het onderzoek betrokken
zullen worden, komt in de komende paragrafen aan de orde. Eerst zullen algemene historische
ontwikkelingen beschreven worden, gevolgd door een analyse van het huidige productaanbod in de
verschillende productgroepen.
2.4 De keuken en voeding
De mechanisering van het huishouden kwam in Nederland na de Eerste Wereldoorlog in een
versnelling terecht door de algemene invoering van elektriciteit in woningen (Baudet, 1986: 17).
Daardoor verspreidden zich huishoudelijke apparaten over meerdere lagen van de bevolking. Tussen
1929 en 1939 verdubbelde het elektriciteitsverbruik als gevolg van de grotere huishoudelijke afzet
(Schot, Lintsen, Rip, 1998: 30). Apparaten die op de markt kwamen, waren de broodrooster(± 1915),
het elektrisch fornuis(± 1925), de koelkast (geïntroduceerd in 1925, maar de doorbraak ervan was pas
in de jaren 50), en het strijkijzer (1930-1935). Veel van dit soort apparaten werden door de fabrikanten
ervan getest in een nichemarkt. Deze markt bestond over het algemeen uit professionele organisaties
als vliegtuigmaatschappijen, scheepvaartondernemingen en spoorwegbedrijven. De apparaten werden
23
hoofdstuk 2 PRODUCTEN
getest op hun bruikbaarheid en raakten al dan niet een veelgevraagd voorwerp. Als aan alle eisen werd
voldaan, kon de weg naar de particuliere consument gezocht worden. Het waren zoals gezegd de
huisvrouwen die als eerste met deze productinnovaties te
maken hadden, daar de keuken vooralsnog de plaats van
de huisvrouw was. Na de oorlog ontwikkelden zich in de
voedingsmiddelenbranche steeds meer nieuwe
technieken, zoals conservering van voedsel. Mondjesmaat
verschenen de eerste diepvriesartikelen op de
huishoudelijke markt, aangeprezen als gemak. "Maak het
u gemakkelijk thuis", riepen de producenten vrouwen en
mannen met de kooktaak of -hobby toe. Vrouwen
voelden zich niet meer verplicht de ingrediënten altijd
vers en onbewerkt te kopen, zelf schoon te maken, te
snijden en te bereiden. De 'aanval' van het kant en klare
assortiment op het zelf bakken en braden was geopend
(Schot, Van Otterloo, 2000: 282, 284). Ontwikkelingen
in de voedingsmiddelensector zijn direct gelieerd aan de
ontwikkelingen in de huishoudbranche. Een duidelijk
voorbeeld hiervan is de magnetron. Tegelijk met de
ontwikkeling van de magnetron kwamen de eerste kant
De supermarkt en het winkelwagentje
Om voedingsmiddelen aan de man te brengen,
werden de eerste supermarkten gebouwd aan het
eind van de jaren vijftig. In de jaren zestig raakten
ze wijd verspreid. Daarbij was de intrede van het
winkelwagentje een belangrijk verkoopstimulerend
middel. Het winkelwagentje werd al vóór de
Tweede Wereldoorlog ontwikkeld naar een ontwerp
van de Amerikaanse Simon Goldman (1934). Het
verscheen na de oorlog in de Amerikaanse
supermarkten, waar het opgevallen was dat de
klanten, in weerwil van de overvloed en het
raffinement van het aanbod op de open schappen,
toch niet meer proviand insloegen dan hun tassen
bevatten of hun handen dragen konden. Toen bleek
het ontwerp een fortuin te betekenen en wel in
tweeërlei opzicht. De supermarkt zag zijn omzet
spectaculair stijgen en het octrooi op wagentjes, die
overal in de wereld hun weg vonden en hun nieuwe
onmisbaarheid bewezen, bleek
goudmijn. (Baudet, 1986: 89)
een absolute
en-klaarproducten op de markt. Opwarmen was de enige handeling die nodig was voor de bereiding
van deze producten. Elektronicagigant Philips bracht in 197 4 al de eerste magnetron voor huishoudelijk
gebruik op de markt, toen slechts geschikt voor het ontdooien en opwarmen van maaltijden. Het
apparaat kon alleen populair worden als Philips erin zou slagen de productie af te stemmen op die van
diepvriesvoedsel en worden ingepast in de dagelijkse routines van gebruikers. Het apparaat werd echter
verkeerd in de markt gezet. Philips had geen oog voor de culturele en maatschappelijke inbedding van
het apparaat (Schot, Lintsen, Rip, Bruhèze, Oldenziel, 2001: 140, 141). Daardoor liet de doorbraak van
de magnetron lang op zich wachten. Zoals uit de cijfers van het CBS blijkt, is de magnetron na een
moeilijke introductieperiode alsnog in een korte tijd erg populair geworden. De afwasmachine kwam
kort na 1950 op de Nederlandse markt, maar aanvankelijk met weinig succes. Het waren dure,
onpraktische en veeleisende toestellen, zonder enige programmering, die door hun formaat over het
algemeen niet gemakkelijk in de keukens in te passen waren en maar zeer beperkte diensten
verleenden (Baudet, 1986: 94). Uit de gegevens van het CBS (zie tabel) blijkt dat de vaatwasmachine
intussen wel een behoorlijke inbedding te zien geeft. In 1999 had 34% van de huishoudens een
vaatwasser in huis. Andere producten die een plaats in de keuken hebben veroverd en opgenomen
worden in dit onderzoek zijn de mixer, de waterkoker en de elektronische sinaasappel/citruspers. De
mixer werd rond 1950 geïntroduceerd, de waterkoker kwam in het begin van de jaren negentig (het
eerste exemplaar van Philips werd in 1994 op de markt gebracht).
24
hoofdstuk 2 PRODUCTEN
2.4.1 Keuken en voeding, nu
Aan de hand van een fictieve werkdag met de standaardindeling ontbijt, lunch en avondmaaltijd zullen
enkele voorbeelden van handelingsbesparende producten
in het hedendaagse keuken- en voedingssegment worden
gegeven. Deze indeling is gekozen om een indeling van
producten te maken, hoewel uiteraard niet in elk
huishouden volgens deze gezette tijden geleefd wordt.
Het begin van de dag is over het algemeen een drukke
periode, met een groot aantal noodzakelijke handelingen.
Omdat een goed ontbijt, als we de reclamemakers mogen
geloven, een goede start van de dag is, maar het vaak veel
Bezit(% van alle Magnetron huishoudens)
1972 (eerste peiljaar)
1975 -
1985 2
1990 16
1995 51
1999 (laatste peiljaar) 72
© Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen 2002-02-08
Vaatwas-machine
6
8
8
10
20
34
tijd kost, zijn er producten op de markt om dit te ondervangen. Het drinkontbijt, zoals Hero's
Fruitontbijt en Mona's Goedemorgen, is zo'n product. Hero heeft het Fruitontbijt in oktober 1998 op de
markt gebracht. In deze en vergelijkbare producten worden vezels en diverse soorten fruit
gecombineerd tot één drank, die met één handeling geconsumeerd kan worden, inschenken in een glas
is overbodig. Het in 2002 door Friesche Vlag geïntroduceerde yoghurtproduct Breaker kan ook direct
uit de verpakking gegeten (liever gezegd geslurpt) worden. De extra handeling van het ingieten in een
schaaltje of kom is overbodig.
Op het werk is rond de klok van twaalf uur lunchtijd. Ook de lunch hoeft niet meer handmatig
voorbereid te worden. Zo beschikken kantines van veel bedrijven tegenwoordig over een zeer
uitgebreid assortiment lunchproducten en brengen broodjeszaken en bezorgservices lunches op
kantoor. Daarbij hoeft men overigens de oude, vertrouwde boterham niet te missen. Met een diversiteit
aan soorten beleg zijn tegenwoordig voorverpakte, belegde sandwiches verkrijgbaar. De drukke
werknemer is dus niet meer genoodzaakt in de ochtend het eten voor de middag te bereiden.
Eenmaal thuis van het werk wordt normaliter de avondmaaltijd gebruikt. Die kan bijvoorbeeld
zelf gekookt worden. Een eerste apparaat dat daarbij kan helpen is de keukenmachine. Dit apparaat is
sinds 1960 verkrijgbaar. Alle handelingen ter bereiding van de ingrediënten worden weggenomen.
Slechts het wassen van de groenten is noodzakelijk. Wanneer het wassen en invoeren van de groenten
in de machine niet gewenst is, kan de consument gebruik maken van voorgesneden groenten. Deze zijn
in zeer veel verschillende samenstellingen voorhanden (zoals Italiaanse, het Chinese of het Indische
groentepakket, het nasi/bamipakket, enzovoorts). Supermarkten bieden ook vlees in voorgesneden
porties aan. Een bijbehorende saus of soep behoeft ook geen uitgebreide behandeling. Slechts het
toevoegen van water is al voldoende bij een zeer uitgebreid assortiment aan verschillende smaken
sauzen, groentebinders, soepen, marinademixen en dressings. Veel van deze producten zijn ook in kant
en-klare vorm te verkrijgen. De mixer verliest hiermee haar functie.
Het aantal handelingen om een maaltijd te genereren, is wanneer men gebruik maakt van
eerdergenoemde producten nog steeds aanzienlijk. Dit wordt verholpen door het gebruik van een
25
magnetron in combinatie met bijbehorende
geprepareerde, voorverpakte kant-en-klaarmaaltijden,
zoals stoomgerechten of diepvriesmaaltijden, waarbij
slechts het opwarmen noodzakelijk is. Daarvoor moet
nog altijd de gang naar de supermarkt gemaakt worden,
maar is niet meer noodzakelijk met de bezorgservices van
een supermarkt. Wie in het geheel niets aan bereiding of
boodschappen wil doen, kan door één telefoontje of een
klik op een website gerechten uit alle windstreken
verkrijgen, bij een uitbreidend en differentiërend aanbod
van afhaalrestaurants. Daarbij is de term 'afhaal'
inmiddels ook achterhaald aangezien de maaltijd
eenvoudigweg thuisbezorgd kan worden. Gerechten van
de traiteur, die vaak thuis slechts even in de oven
opgewarmd dienen te worden, zijn luxe en vaak
duurdere alternatieven voor de reguliere
afhaalgerechten. Een ander duur alternatief, tenslotte,
voor zelf koken is uiteraard uit eten. De opkomst van
restaurants en andere gelegenheden om te eten dateert
uit het eind van de vorige eeuw en dit type inrichting
hoofdstuk 2 PRODUCTEN
VitaminepillenNoedlngssupplementen
In Nederland is een snelle stijging te zien van het
aantal consumenten dat voedingssupplementen
gebruikt. Uit onderzoek van TNO en het
Voedingscentrum blijkt dat één op de vier
Nederlanders regelmatig een voedingssupplement
neemt en 35% van alle gezinnen
vitaminepreparaten in huis heeft (bron: CC! enquête
Claritas). Sommige gebruikers zien ze als een
manier om weerstand tegen ziekte te verhogen,
anderen gebruiken ze als ondersteuning bij een
medische behandeling, bij herstel van ziekte, bij een
tekort, of als aanvulling op een gezonde leefwijze.
Vooral multivitamine-preparaten zijn populair; sinds
1992 is de consumptie van deze
voedingssupplementen met 60% gestegen. De
Nutricia Supplementen lijn bestaan onder andere uit
Anti-Oxidant Formule (vitaliteit, afweersysteem),
Bot Formule (botten), Cardio Formule (hart en
bloedvaten), IJzer Formule (maag en darmen),
Memo Formule (geheugen).
Bron: http://www.nutricia.nl,
voedingssupplementen, geraadpleegd: 19-02-2002
heeft zich evenals het overige aanbod van voedsel uitgebreid en gedifferentieerd (Van Otterloo, 1990:
267). De enige activiteit is het bezoeken van het restaurant, Ethiopisch, Koerdistaans of Kroatisch, en
het betalen. Inkopen doen, bereiden van ingrediënten, koken, tafel dekl<en, opdienen en afwassen geeft
de consument uit handen. Uiteindelijk is dus een sequentie van een aantal handelingen bij het koken,
via slechts het halen van een maaltijd tot slechts het eten van een maaltijd zichtbaar.
Veel van de voorverpakte, geprepareerde producten staan niet als erg gezond bekend. Bij
intensief gebruik van deze producten kan twijfel ontstaan over de hoeveelheid vitaminen die de
gebruiker op een dag binnen krijgt. Een oplossing hiervoor is gevonden in de vorm van vitaminepillen.
Het bedrijf Nutricia introduceerde in december 2001 een reeks voedingssupplementen, onder zowel de
bedrijfsnaam als de merknaam Sundown. De zogenaamde multi-action voedingssupplementen bevatten
voedingsstoffen zoals vitaminen, mineralen, plantenextracten en andere biologisch actieve
componenten in geconcentreerde vorm. Een tekst van de website van Nutricia (zie kader) omschrijft de
huidige ontwikkelingen. Deze pillen zorgen voor een handelingsreductie aangezien het zelf prepareren
van verschillende soorten fruit overbodig wordt. Ook hoeft men bij het aanschaffen van
bovengenoemde producten niet meer zo nauwkeurig op te letten of men wel de benodigde vitaminen
binnen krijgt. Een aantal elementaire vitaminen geconcentreerd in één tablet is voldoende.
26
hoofdstuk 2 PRODUCTEN
Dranken
Ook bij dranken is een afname van het aantal benodigde handelingen zichtbaar. Een eerste voorbeeld
daarvan is het koffiezetten. Met de meest eenvoudige methoden om koffie te zetten zijn de volgende
handelingen nodig: (1) koffie malen (eerst handmatig, later ook gemechaniseerd), (2) een filter in de
filterhouder stoppen, (3) water koken, ( 4) de gemalen koffie in de filter doen, (5) water over de koffie
gieten en (6) de koffie inschenken in de kop. Met de intrede van het koffiezetapparaat en voorgemalen
koffie worden handeling 1, 3 en 5 weggenomen. Het gebruik van de meest recente apparaten, zoals de
SenseoCrema, beperkt het aantal handelingen slechts tot twee, te weten: (1) water inschenken en (2)
een filter met gemalen koffie plaatsen. Dit apparaat is in 2001 door Philips in samenwerking met
Douwe Egberts op de markt gebracht. Het reclamevakblad Adformatie meldt dat intussen 600.000
huishoudens een SenseoCrema op het aanrecht hebben staan. Er lijkt dan ook sprake van een
succesvolle introductie: "Het hadden er evengoed een miljoen kunnen zijn. Of nog meer. Als Douwe
Egberts en Philips maar op tijd apparaten en koffiebuiltjes hadden kunnen leveren. Nu kwam het
reclamefilmpje luttele keren op televisie en konden de winkels de toeloop al niet meer aan" (Uit:
Adformatie, nummer 21, 23 mei 2002, pag 37). Intussen hebben andere producenten vergelijkbare
apparaten geïntroduceerd. Apparaten kunnen het koffiezetten maken tot een steeds eenvoudiger te
volbrengen handeling, het gebruik van een instantkoffie maakt het nog eenvoudiger. Diverse
koffieproducten, zoals espresso, cappuccino en Wiener Melange, en aanverwante warme dranken zoals
chocolademelk zijn eenvoudigweg met kokend water te maken.
De elektronische sinaasappelpers kan ook gezien worden als handelingsbesparend apparaat
voor het maken van drank. Maar ook hiervoor zijn eenvoudigere substituties verkrijgbaar. Sinaasappels
persen is niet meer nodig met 'vers geperste' sinaasappelsap. Begin jaren negentig werd het
vervloeïngsprocédé, wat conservering van vruchtensappen mogelijk maakte, bijna overal ter wereld
toegepast. De continue, niet-seizoensgebonden beschikbaarheid van de grote keuze aan sappen
(recentelijk inclusief de keuze: met of zonder vezels) in de supermarkt lijkt voor de consumenten van
nu vanzelfsprekend (Schot, Van Otterloo, 2000: 302-304).
2.5 De schoonmaak
De tweede productgroep die in het onderzoek betrokken wordt, is de schoonmaak. Het schoonmaken is
een typische activiteit waarbij het menselijk handelen, het inspannen van de spieren voor het resultaat
moet zorgen. Lange tijd is dit dan ook de enige manier geweest om een schoon resultaat te verkrijgen.
Mede door elektrificatie werden gemechaniseerde artefacten beschikbaar voor degene die belast was
met het schoonmaken. De meeste apparaten met elektrische beweegkracht, werden al in de
negentiende eeuw ontwikkeld onafhankelijk van de elektrotechniek. Het waren toestellen die de
gebruikelijke handbewegingen imiteerden terwijl later in de twintigste eeuw veelal andere
(mechanische) arbeidsmethoden werden ontwikkeld. De apparaten vonden voor het eerst toepassing in
hotels, restaurants en villa's. Op het moment dat de prijzen daalden en de eisen voor de huiselijke
27
hoofdstuk 2 PRODUCTEN
hygiëne stegen, werden de apparaten meer gemeengoed. De stofzuiger is hiervan een voorbeeld. In
1842 was dit apparaat al in ontwikkeling in de vorm van een combinatie van vacuum cleaner en een
kleine elektromotor. Dankzij Nikola Tesla werd het tegen 1900 tot de afmetingen gereduceerd die
inbouw in een draagbaar huishoudelijk apparaat toelieten. Zij maakte het ontwerp mogelijk van de
individuele, gemakkelijk draagbare gezinsstofzuiger, waarvan het prototype in 1905 kon worden
gepresenteerd. Dat in Nederland de doorbraak van de stofzuiger nog zeker vijfentwintig jaar op zich liet
wachten demonstreert een niet al te grote, algemeen gevoelde behoefte aan het apparaat en is om
verschillende redenen een opmerkelijk feit. Het bevestigt dat Nederland over het algemeen niet voorop
lag als introductiegebied voor innovaties (Baudet, 1986: 85, 90, 92).
2.5.l Schoonmaak, nu
Wanneer een product de menselijke handeling die nodig is voor het schoonmaken tot een minimum
kan reduceren, is dat wellicht voor de consument een goede aankoopmotivatie. De vaatwasser,
genoemd in paragraaf 2.4, zou om deze reden gebruikt kunnen worden. Inladen, wasmiddel toevoegen,
aanzetten en uitladen zijn de enige handelingen die nodig zijn voor een schone vaat. Dit in
tegenstelling tot het handmatig afwassen, waarbij elk item drie maal (wassen, drogen, wegzetten)
wordt behandeld. Naast de eerdergenoemde stofzuiger kan de consument tegenwoordig gebruik maken
van een kleinere variant, in de vorm van een kruimeldief. Zo hoeft de gebruiker voor kleine klusjes niet
te sjouwen met de stofzuiger. Vanaf begin jaren tachtig is dit apparaat voorhanden. Voor gladde
oppervlakken kan men tegenwoordig gebruik maken van de dweil met wringer die ervoor zorgt dat
door middel van een draai- of wringmechanisme niet meer gebukt hoeft te worden. Een geavanceerder
systeem is de zogenaamde Swiffer, een schoonmaaksysteem dat door middel van statische elektriciteit
stof aantrekt, waardoor het schoonmaken van oppervlakken aanzienlijk vereenvoudigd wordt. Het
product is in 1999 op de markt gebracht door Procter & Gamble en is in Amerika reeds een groot
succes, gezien de diverse zogenaamde line-extensions, zoals de Swiffer Wet en de Swiffer WetJet. De
(draadloze) Swiffer WetJet werkt op batterijen en vereenvoudigt het schoonmaken door een druk op de
knop, waardoor een schoonmaakmiddel uit het apparaat gespoten wordt, waarna het apparaat zelf het
stof of vuil eenvoudigweg oppakt. Het maakt het soppen, schoonmaken en uitwringen van een dweil
overbodig.
Niet alleen apparaten of hulpmiddelen, ook schoonmaakmiddelen zelf maken het schoonmaken
eenvoudiger. Het Amerikaanse Colgate Palmolive bracht in 2000 het schoonmaakmiddel genaamd Ajax
ShowerPower op de markt. Door de douche na elke douchebeurt te bespuiten met het middel, is
regelmatig schoonmaken niet meer nodig. Vele concurrenten hebben dit product inmiddels gekopieerd,
wat een succesformule verraadt. Een vergelijkbaar product is de Glorix Powertab van Unilever, een
tablet met werkzame schoonmaakmiddelen, op de markt sinds 2000. De gebruiker hoeft slechts een
tablet in het toilet te deponeren om 'de pot' te reinigen. De Bref Activ Tabs is een concurrerend product
met een zelfde werking. Een laatste toepassing die in het onderzoek zal worden opgenomen is de
28
hoofdstuk 2 PRODUCTEN
autowasstraat. Wie de auto niet handmatig wenst te wassen, rijdt het vehikel in een autowasstraat en
laat de machine het schoonmaakwerk doen.
2.6 Lichaamsverzorging
Activiteiten aangaande lichaamsverzorging is onderverdeeld in twee gebieden: hygiënische verzorging
en lichaamsverbetering. De eerste vorm omvat alle vormen van persoonlijke verzorging. Een belangrijk
historisch punt voor de ontwikkeling hiervan was de komst van de waterleiding. Stadssaneringen,
doorbraken en renovaties boden in het midden van de negentiende eeuw de gelegenheid om aan de
uiterst gebrekkige voorziening van dit onmisbare consumptiegoed tegemoet te komen. Door de aanleg
van een infrastructuur voor waterleiding werd aansluiting van particuliere woningen op een centraal
systeem mogelijk. In de eerste decennia van de twintigste eeuw werden porseleinen wastafel met kraan
en stromend water geïnstalleerd. Badkamer, bad en douche werden pas in het interbellum
vanzelfsprekende voorzieningen. De badkamer heeft, net als de keuken, een standaardisering
doorgemaakt. Enerzijds in vorm, afmetingen werden gestandaardiseerd, zodat plaatsing van een
douche, toilet en wastafel mogelijk werd, anderzijds is het normaal geworden dat bij de bouw van
huizen de badkamer standaard wordt ingebouwd.
Ook zonder een waterleidingsysteem speelde hygiënische verzorging al een belangrijke rol. Al
in het midden van de achttiende eeuw deed de tandenborstel zijn intrede in Nederland, maar werd
door de hoge prijs slechts in elitaire kringen gebruikt. Naarmate de tandenborstels, pasta's en poeders
betaalbaar werden, kwam de tandenborstelmarkt meer in beweging. In 1954 bezat in Nederland
blijkens een enquête 47% van de ondervraagden een tandenborstel die niet ouder dan een jaar was
(Baudet, 1986: 121-125). Een ander voorbeeld van een product dat al lange tijd persoonlijke
verzorging mogelijk maakt, is het scheermes. Reeds in 1904 patenteerde Gilette zijn 'safety razor',
oftewel het veiligheidsscheermes. Lange tijd is het natscheren, door middel van mes en zeep, de
standaard geweest. Echter, met de intrede van de elektriciteit kreeg het natscheren concurrentie van
het elektrisch scheren. Het was Jacob Schick die na verschillende vergeefse pogingen van voorgangers
in 1930 het elektrische scheersysteem patenteerde, dat hij na tien jaar experimenteren had weten te
ontwikkelen (Baudet, 1986: 51, 54). Aanvankelijk kreeg in de substitutie van het lange mes, in elk
geval in Nederland geen naam van betekenis. Het kwam daartoe eenvoudigweg te laat en had
bovendien nog jarenlang een vrij matig prestatievermogen. Toch werd het product niet direct
afgeschreven. Blijkbaar zagen producenten een markt voor dit apparaat. Onder de naam Philishave
werd het gepresenteerd op de Utrechtse Jaarbeurs van 1939 en aangeboden tegen een verkoopprijs van
f 19,50. Pas tegen het midden van de jaren vijftig begon de eigenlijke doorbraak van het droogscheren.
Dat kwam in de praktijk neer op het gevecht tussen het elektrische scheerapparaat en het
veiligheidsscheermes, beide met hun specifieke sterkten en zwakten. Tegenover het comfort van het
elektrische scheerapparaat stond nog geruime tijd een middelmatige prestatie. Tegenover het veel
betere effect en de waterfrisheid van het gebruik van een veiligheidsscheermes stond de tijdvergende
29
hoofdstuk 2 PRODUCTEN
omslachtigheid van zeep of crème met kwast. Vooral die omslachtigheid werd door de fabrikanten in
hun reclame voor elektrische scheerapparaten over het algemeen breed uitgemeten (Baudet, 1986: 56).
2.6.1 Lichaamsverzorging, nu
Dat lichaamsverzorging ook een belangrijke activiteit is in de hedendaagse samenleving, behoeft geen
betoog. Om aan moderne schoonheidsidealen te voldoen en aan hygiënische eisen tegemoet te komen,
is een breed scala aan producten op de markt gekomen. Hygiënische verzorging wordt mogelijk
gemaakt door het scheerapparaat, de ladyshave, de elektrische tandenborstel, de föhn, de krultang,
verschillende soorten gezichtborstels en het cellulitisapparaat (een massageapparaat voor de bestrijding
van cellulitis). Een apparaat dat hier bewust niet aan toegevoegd is, is de elektrische tandenborstel,
aangezien een veelgehoorde gebruiksmotivatie is dat het voor een betere resultaat zorgt dan handmatig
poetsen. Overigens zijn de gezichtsborstel en het cellulitisapparaat zijn niet betrokken in het onderzoek,
omdat deze recent geïntroduceerde apparaten nog geen brede maatschappelijke inbedding hebben
doorgemaakt.
In het scheersegment is tevens een nieuw product geïntroduceerd. Met het algemeen bekende
scheerapparaat wordt het natmaken van het gezicht, het opbrengen van het scheerschuim, het scheren
zelf en het naspoelen wordt gereduceerd tot het scheren zelf. Er kan echter twijfel ontstaan over de
kwaliteit van het zogenaamde droogscheren, het argument voor natscheerders om niet over te stappen
naar de elektronische variant. Om de voordelen van beide scheervormen te combineren, heeft Philips
een product ontwikkeld, de zogenaamde Philishave Coolskin, een elektronisch scheerapparaat dat
natscheren simuleert. Het apparaat, geïntroduceerd in 1998, heeft een ingebouwde capsule met
scheerschuim, waardoor het schuim met één druk op de knop wordt aangebracht.
Een tweede facet van het lichaamsverzorging is de verbetering van het lichaam. Fitness is
gericht op het verbeteren van de fysieke conditie. De kern van deze sport bestaat uit beweging
waardoor de sporter gewicht verliest of spieren traint. Het handelen op zich moet ook hier voor
resultaat zorgen. Nederland heeft in de afgelopen jaren echter kennis kunnen maken met de veelal in
de nachtelijke televisie-uren aangeprezen fitnessapparatuur van Amerikaanse origine. Een groot
gedeelte hiervan wordt aangeprezen met steekwoorden als "klein", "eenvoudig op te bergen",
"tijdsbeparend" en "makkelijk" en is met name gericht op huiselijk gebruik om de nadelen van de
sportschool te voorkomen. Een voorbeeld hiervan is de Abtronic, een draadloos, elektronisch apparaat
dat door middel van elektrische schokken ervoor zorgt dat de spieren bewegen en vet verbrand wordt.
Beweging van de rest van het lichaam is daarmee overbodig geworden, slechts het dragen van het
apparaat (onder bijvoorbeeld werk- of vrijetijdskleding) zou al voor welgeproportioneerde lichamen
zorgen. Uitgerekend de beweging die nodig is voor het afvallen of aansterken van het lichaam wordt in
dit geval dus overgenomen door een elektronisch apparaat. Een vergelijkbaar systeem is de Vibromass,
een apparaat waarbij het individu staand aan een aantal vibrerende banden hangt en zodoende
overtollig vet denkt kwijt te raken. Op deze manier kan de consument op elk tijdstip van de dag - niet
30
hoofdstuk 2 PRODUCTEN
gebonden aan openingstijden van een fitnessruimte - aan het lichaam werken om zodoende een zo
goed mogelijke persoonlijke presentatie en verschijning te bewerkstelligen.
Alle producten die opgenomen zijn in dit overzicht, zijn in het onderzoek betrokken. Dit overzicht heeft
niet de pretentie volledig uitputtend te zijn. Mede door het hoge tempo van productontwikkeling is dit
dan ook onmogelijk. Bovendien moest ook het aantal producten enigszins beperkt blijven, hoewel dat
ook niet altijd gelukt is. Om respondenten ertoe te zetten de vragenlijst in te vullen, moest deze niet al
te lang zijn. Een selectie van producten was dan ook noodzakelijk.
2. 7 De afstandbediening
Een voorbeeldig artefact dat buiten de drie productgroepen valt, maar in het kader van 'de marketing
van luiheid' wel besproken wordt, is de afstandsbediening. In reclame, televisieseries en films wordt het
archetypische voorbeeld van de luie consument opgevoerd als een wat vadsige, chips etende, bier
drinkende couch potato. Gewapend met de afstandsbediening zapt deze Al Bundy van kanaal naar
kanaal. Waarom de afstand tot de televisie afleggen als de keuze met het zendertje in de hand gemaakt
kan worden? De afstandsbediening zou hierdoor als het symbool van gemakzucht gezien kunnen
worden. Bij steeds meer producten is de afstandbediening verkrijgbaar. De televisie was het eerste
apparaat dat op afstand bediend kon worden. In de jaren tachtig werd de zender voor het eerst bij de
televisie geleverd. Maar daar bleef het niet bij. Al snel was ook de hifistereo voorzien van een
afstandbediening, zodat ook bij de muziekkeuze het zappen werd vergemakkelijkt. Intussen is het
apparaatje ook bij andere bruingoedapparaten verkrijgbaar, zoals de videorecorder, de DVD-speler en
Wie tegenwoordig een nieuwe, middenklasse auto aanschaft, krijgt ook een afstandsbediening
bijgeleverd. Om daarmee de auto te openen, te sluiten en eventueel een beveiligingssysteem in te
schakelen. Een aantal merken levert echter ook afstandsbedieningen, niet voor het openen of sluiten
van de auto, maar voor de stereo-installatie of de boordcomputer die de route voor de bestuurder
uitstippelt en meedeelt. Verder zijn afstandbedieningen verkrijgbaar voor het openen van de
garagedeur, het afstellen van lampen in huis en het openen en sluiten van rolgordijnen en zonwering.
2.8 Koop mij
Door de grote snelheid waarmee producten op de markt van vandaag worden gezet, is het voor de
consument moeilijk te volgen wat voorhanden is, waar het te krijgen is, waarom het toch vooral
gekocht moet worden en hoe het te gebruiken is. Daar is een rol weggelegd voor reclame. Door de
grote kopieercultuur die bijvoorbeeld in de schoonmaakbranche, maar ook in andere bedrijfstakken
zichtbaar is, zoeken marketeers naar steeds nieuwe proposities om hun producten te onderscheiden van
die van de concurrent. De vier marketing P's (Ko tl er, 1997: 92) van veel producten gaan steeds meer op
elkaar lijken. De verschillen tussen concurrerende producten en hun intrinsieke prestaties worden
steeds kleiner, prijzen liggen op hetzelfde niveau en op de plaats waar deze producten verkrijgbaar zijn,
31
rl19$t op de $t:hooo te ,,·~ Dppet'Vl:tf.~ken en toat het ertli:cle minutan
~ik.en., ~rvolgent .tfloon nog maar naspoolon mot:wátf):r.
Gl11ssex BadkamerreiRiger. Snel on moeit11/oas glanzend schoon.
Scheuf rnct duim en wijsv!ngN de uncle Be11''J. V(;fjJdkking
}{flllfl ...
zet met dezelfde duim en wij~vinger de verpakking 2 minutr11 in de magnetron .. ,
en klao1r is <le lekkerste HJS.t. m 3 V<lrnties van uncle Ben's.
Waarom moeilïk als hJt
makkelijk kan.
Uncle Ben's Kant en Klare rijst De lekkerste rijst in een handomdraai
Het lekkere van vroeger. Vlaflip. Het gemak van nu.
-111\Ï@j"" ' '7 1.1,,11,;:. ""Il)~""'' ,,.,,"j• u .... ,·-~·-· .~ ....
h0<·•1 tl''"'-''/;'~'"'' ._.J ~
Bent u ook altijd het haasje als het om de saté gaat? Met Hebro varkenshaas- en kipfiletsaté
!)(-hoort het kliederen en knoeien t+>t de verleden tijd. 'li
Heerlijke stukken vlees in 1 9 ]) een lekkere, pittige saus. Als dat niet lekker makkelijk is. Lekker makkelijk
As easy as uno, dos, tres.
Fo"f•lmlou./6jlt;;1 in 2(Jmfnut" you wtll ns,J oM OJJ lil P.•o Fefita Dinnttt Kit, soog#i-1 thicft1n, F'f/Mrl 1nJ onlon.
Pry tJiidllfl'I.~ ptp~fi UI~ .qn\Çtl\,
A.U l'.J~ ''"'"'lll« "'"'
Tm (@
@ Fd! 1ot1Jl4• ..ttl. '"""'" "i v<e•t.ll" A.U ,s.i •• ,R.ll. s. .... ,.
hoofdstuk 2 PRODUCTEN
liggen concurrerende producten ogenschijnlijk gebroederlijk naast elkaar. Door middel van de laatste P,
die van promotie, zal het verschil behaald moeten worden. Gemak leent zich daar opvallend vaak voor
en wordt als Unique Selling Point (USP) opgevoerd, zoals blijkt uit de advertenties op de vorige pagina.
Andere voorbeelden zijn: "DeLonghi, maakt het leven makkelijk", "Vileda, maak het jezelf makkelijk",
"Honig roerbakrijst, snel en gemakkelijk", "Glassex vochtige vloerdoekjes. Snel en moeiteloos glanzend
schoon.", "Waarom moeilijk doen als het Wehkamp kan?", "Albert Heijn, thuis in de makkelijke
keuken", "Postbank, (maakt het) makkelijk", "Wilkinson Sword, Xtreme scheerprestaties, Xtreme
gebruiksgemak", maar ook bij producten waar gemak ogenschijnlijk geen enkele relevante rol speelt,
zoals het chocolademerk RitterSport, waarbij de drie woorden ''Vierkant, Snel, Makkelijk" voor het
onderscheid moeten zorgen. Of deze boodschappen daadwerkelijk effect hebben op het koopgedrag van
de consument zal blijken uit het volgende hoofdstuk, waarin het gebruik van gemaksproducten centraal
staat.
32
hoofdstuk 3 HET GEBRUIK
INLEIDING
Producenten creëren behoeften bij consumenten, waardoor mensen goederen kopen die ze niet nodig
hebben, is een veelgehoord kritiekpunt op marketing. Producenten maken consumenten bewust van
bepaalde behoeften, luidt vaak het verweer uit marketingkringen. Aan die behoeften wordt door die
producenten een bepaald product gekoppeld. Uiteraard met het uiteindelijke doel een grotere afzet te
behalen, het product te integreren in gebruikspatronen van consumenten en het zodanig te laten
gebruiken dat een vervangings- of herhalingsaankoop - opnieuw bij dezelfde producent - gedaan zal
worden. Het gebruik van producten staat centraal in dit hoofdstuk. Allereerst volgt een analyse van het
ontstaan van innovaties om de factoren die een rol spelen bij de ontwikkeling en introductie van
producten in kaart te brengen. In paragraaf 3.2 zullen de eerste onderzoeksresultaten aan de orde
komen. Het algemeen gebruik van de onderzochte producten, de motivaties die aan de basis van dit
gebruik liggen en een indicatie van de habitus van de respondenten zullen uitgebreid besproken
worden in dit hoofdstuk.
3.1 Het innovatie-ontwikkelingsproces
Ondanks verwoede pogingen van productontwikkelaars, marketeers en reclamemakers sterven
sommige nieuw op de markt gebrachte producten een vroege dood. Was het slecht marktonderzoek,
waren het ongunstige economische omstandigheden, was het de hoge verkoopprijs? De introductie en
maatschappelijke inbedding van een product zijn van een zeer groot aantal factoren afhankelijk.
Everett M. Rogers beschrijft deze factoren aan de hand van het innovatie-ontwikkelingsproces. Een
innovatie is volgens Rogers een idee, gebruik of voorwerp dat door een individu als nieuw wordt
ervaren (Rogers, 1983: 11). De adoptiesnelheid van een innovatie wordt bepaald door: (1) het
gepercipieerde voordeel of risico ten opzichte van de bestaande situatie, (2) de compatibiliteit van het
product in relatie tot bestaande waarden, ervaringen en behoeften, (3) de complexiteit in gebruik, ( 4)
de mogelijkheid tot uitproberen en (5) de waarneembaarheid van de resultaten van het gebruik. Het
innovatie-ontwikkelingsproces bestaat uit de volgende fasen:
Uit: Rogers, Diffusion of Innovations, 1983: 136
Deze fasen zullen ter illustratie ingevuld worden aan de hand van het koffiezetapparaat, de cijfers
verwijzen naar de fasen in het proces, zoals uitgebeeld in het schema. De start van de ontwikkeling van
een innovatie van plaatsvinden aan de hand van de herkenning van een behoefte of probleem (1). In
het geval van koffiezetten, is dat de behoefte om snel en eenvoudig koffie te zetten, met andere
33
hoofdstuk 3 HET GEBRUIK
woorden het koffiezetten op een efficiënter te kunnen doen. Het gepercipieerd voordeel van een
innovatie ten opzichte van de huidige situatie kan in dit geval zijn dat door het gebruik van het
koffiezetapparaat sneller en met minder handelingen een kop koffie gezet kan worden in relatie tot
handmatig koffiezetten. Op basis van de gepercipieerde problemen of behoeften zal onderzoek gedaan
worden naar de exacte aanleidingen en oplossingen van het probleem (2). Dat toegepast onderzoek dat
zich specifiek op een bepaald probleem richt, kan leiden tot de ontwikkeling van een uitvinding (3).
Uitvinding, in tegenstelling tot innovatie, is het proces waarbij een nieuw idee is ontdekt of gecreëerd.
Een prototype van het koffiezetapparaat zou bijvoorbeeld het water aan de kook kunnen brengen en
het laten druppelen in een filterhouder. Door middel van ontwikkeling wordt aan nieuwe ideeën
gestalte gegeven op een manier waarvan verwacht wordt dat deze aan bepaalde behoeften van
potentiële adopters tegemoet komt. Factoren die een rol spelen in het ontwikkelingsproces zijn
innovatie, imitatie, technologische concurrentie en standaardisatie.
Wanneer het product 'uitontwikkeld' is, kan het gecommercialiseerd worden (4). Het apparaat
wordt aantrekkelijk vormgegeven en verpakt, met een doordachte marketingaanpak in de markt gezet
en uitgebreid gedistribueerd over verschillende afzetkanalen. De meest belangrijke fase in het slagen
van een innovatie is de beslissing van potentiële adopters het product te adopteren waarmee de diffusie
van een bepaald product gerealiseerd kan worden (5). In deze fase doet het koffiezetapparaat zijn
intrede in het huishouden. Dat kan bepaalde consequenties tot gevolg hebben (6). Het initiële
probleem of de behoefte is al dan niet opgelost of bevredigd door de innovatie. Vaak veroorzaken deze
oplossingen nieuwe problemen of creëren nieuwe behoeften, zodat er weer een nieuw innovatie
ontwikkelingsproces wordt gestart (Rogers, 1983: 137-150). Consequenties van de intrede van het
koffiezetapparaat zouden kunnen zijn dat de behoefte aan nog snellere apparaten die nog meer
handelingen overnemen of grotere gemakzucht ontstaat. Hiermee wordt een nieuw proces gestart wat
kan leiden tot bijvoorbeeld de ontwikkeling van de SenseoCrema (beschreven in hoofdstuk 2). Het
schema van Rogers is uiteraard een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. In de praktijk zou
dit uiteraard een veel complexer proces zijn, bovendien is de invulling aan de hand van het
koffiezetapparaat slechts op aannames gebaseerd. Desondanks brengt het goed in kaart welke factoren
een rol spelen bij de ontwikkeling van een product. En kan dienen als achtergrondinformatie bij de
analyse van het gebruik van de onderzochte producten dat in de rest van het hoofdstuk aan de hand
van de empirische gegevens besproken zal worden.
3.2 De empirie
Nu de theoretische perspectieven over het onderzoeksonderwerp op een rij gezet zijn en het proces van
productinnovatie in kaart is gebracht, kunnen de eerste onderzoeksresultaten gepresenteerd worden.
Over naar de empirie dus. Ten eerste worden de stellingen die de habitus van de respondenten in beeld
moeten brengen, behandeld. Ten tweede komt het feitelijke gebruik van de producten per
productgroep aan de orde. Ten derde zijn naast een aantal algemene stellingen die het hele
onderzoeksveld betreffen, per productgroep een aantal begrippen opgenomen, waaraan de
34
hoofdstuk 3 HET GEBRUIK
ondervraagden een bepaalde belangrijkheid hebben kunnen geven. Voorbeelden hiervan zijn de
kwaliteit van het eten (in de productgroep keuken en voeding), huiselijke hygiëne (schoonmaak) en
persoonlijke conditie (lichaamsverzorging).
Ten vierde worden de motivaties die aan de basis van het productgebruik liggen, beschreven.
In de vragenlijst is een viertal motivaties opgenomen waaruit de respondent een keuze heeft kunnen
maken. De vier motivaties zijn: (1) noodzaak; de respondent gebruikt het product door fysieke
tekortkoming of handicap, (2) geen alternatief; de respondent ziet geen alternatief voor het product om
toch tot gewenst resultaat te komen, (3) tijdsbesparing; de respondent gebruikt het product omdat het
tijd bespaart en ( 4) gemak; de respondent gebruikt het product voor het gemak dat het biedt. De
'restcategorie' wordt gevormd door de keuzemogelijkheid 'anders namelijk".'.
Door dit onderscheid te maken, kan op basis van de keuzes van de respondenten bepaald
worden welke producten welke definitie kunnen krijgen. Een gemaksproduct is in hoofdstuk 1
gedefinieerd als een product dat erop is gericht de gebruiker met zo min mogelijk inspanning een
beoogd doel te laten bereiken. Het handelingsbesparend motief wordt in dit onderzoek gelijkgesteld
met het gemaksmotief, hoe minder handelingen, hoe minder inspanning, hoe groter het gemak. Het
begrip efficiëntie is hierbij van belang. Efficiëntie, dat ontleend is aan het scientific management van
F.W. Taylor, is erop gericht zo weinig mogelijk tijd en beweging te verspillen. Uiteraard zijn het
tijdsaspect en het handelingsaspect niet strikt van elkaar te scheiden. Het uitvoeren van handelingen
kost logischerwijs tijd, een handelingsreductie levert een tijdsreductie op. In de tijd die gespaard wordt
kunnen andere handelingen verricht worden. De verwachting is dan ook dat beide motivaties dicht bij
elkaar liggen, maar door de scheiding aan te brengen, wordt duidelijk welke producten voornamelijk
om gemaksredenen en welke om redenen van tijdsbesparing gebruikt worden. De keuze voor het
motief 'geen alternatief' laat zien in hoeverre bepaalde producten al dermate ingebed zijn in de
samenleving dat de respondenten geen andere mogelijkheden meer in hun gedragspatroon opnemen.
De eerste keuzemogelijkheid is toegevoegd omdat het mogelijk is dat respondenten wegens een
handicap op fysieke tekortkoming in hun dagelijks functioneren aangewezen zijn op de onderzochte
producten. Om het totaal van antwoordcategorieën niet al te uitgebreid te maken, is de
keuzemogelijkheid 'anders, namelijk".' toegevoegd.
In de vragenlijst is aangegeven dat meerdere antwoorden mogelijk zijn. De exacte
omschrijvingen van de verschillende producten zijn opgenomen in hoofdstuk twee. In die
omschrijvingen is bij enkele producten een merknaam in plaats van een productnaam gebruikt. In de
vragenlijst is aangegeven dat andere merken van producten met een zelfde werking tevens bedoeld
worden. In verband met de consistentie van de vragenlijst is de antwoordcategorie 'meerdere malen per
dag' bij elk product vermeld, ondanks dat voor een aantal producten waarschijnlijk is dat deze niet
dagelijks gebruikt zullen worden. Ook is de antwoordcategorie 'nooit' opgenomen, aangezien het bezit
van een product niet direct hoeft te leiden tot het gebruik ervan.
35
hoofdstuk 3 HET GEBRUIK
3.2.1 Algemene attitudes
Het gebruik van producten is, zoals uit het voorgaande is gebleken, van een groot aantal factoren
afhankelijk. Een factor die nog niet aan de orde is gekomen en hier kort wordt besproken, is de habitus
van de respondenten. De habitus integreert alle disposities, oftewel neigingen, die gezamenlijk
aanzetten tot praktisch handelen. Omdat het hierbij ook om consumptiegedrag gaat, is aan de hand van
een aantal stellingen gepoogd een globaal beeld van de habitus van de respondenten te verkrijgen. Het
'praktijkgevoel' of 'gevoel voor het spel', zoals Bourdieu het noemt (Bourdieu, 1989: 64), kan ertoe
leiden dat bepaalde producten al dan niet gebruikt worden. Dat gebruik kan echter opnieuw invloed
uitoefenen op de habitus. Productgebruik kan leiden tot veranderende gewoonten en disposities. De
antwoorden op onderstaande stellingen vormen een indicatie voor de habitus van de respondenten.
Stelling 1: De voordelen van de periode waarin wij leven zijn onder andere dat ik gebruik kan
maken van een apparaat, artikel of product dat mij werk uit handen neemt.
De stelling die een predispositie naar gemak tracht te meten, wordt
door de respondenten met overtuigende cijfers positief beantwoord.
Maar liefst 75,8% ziet het voordeel van de huidige tijd in het feit dat
men gebruik kan maken van producten die het werk uit handen
nemen. Slechts 7,7% ziet deze voordelen niet, terwijl 16,48% geen
duidelijke voorkeur heeft. De consequenties van deze producten
wordt in de volgende stelling onder de loep genomen.
~~t handen
zeer mee eens
mee eens
niet eens/niet oneens
mee oneens
zeer mee oneens
Freq Valid Percent
39 15.0
158 60.8
43 16.4
16 6.2
4 1.5
Stelling 2: Als ik het leven makkelijker kan maken door het gebruik van een apparaat, artikel of
product, mag dat het milieu niet schaden.
De producten die door de respondenten gebruikt worden, kunnen
schadelijke gevolgen hebben voor het milieu. Een groot aantal van
de respondenten, ziet echter geen duidelijke relatie, 37,2% is het
eens of oneens met deze stelling. In totaal is iets meer dan de helft
(53,1 %) het eens met de stelling. Een kleine 10% geeft aan dat het
milieu wel geschaad mag worden bij het gebruik van
gemaksproducten. De volgende stelling gaat verder in op deze kwestie.
Gèifrak.milieu
------zeer mee eens
mee eens
niet eens/niet oneens
mee oneens
zeer mee oneens
Freq
27
111
97
24
1
Stelling 3: De nadelen van de periode waarin wij leven zijn onder andere dat apparaten en
producten zorgen voor verspilling van energie, water en andere grondstoffen.
Wanneer ook de nadelen van het huidige tijdperk aan bod komen,
blijkt het grootste deel (60,8%) van de respondenten te erkennen dat
de producten die gebruikt worden een verspilling van grondstoffen
teweeg brengen. 14,1 % ziet de nadelen echter niet.
Tenslotte is een poging gedaan de koopbereidheid van de
respondenten te meten aan de hand van een stelling.
36
N~ zeer mee eens
mee eens
niet eens/niet oneens
mee oneens
zeer mee oneens
Freq
38
120
65
32
5
Valid Percent
10.4
42.7
37.2
9.2
.4
Valid Percent
14.6
46.2
25
12.3
1.9
hoofdstuk 3 HET GEBRUIK
Stelling 4: Als ik het leven makkelijker kan maken door het gebruik van een apparaat, artikel of
product mag dat wat kosten.
Deze stelling is een afgeleide van het centrale thema van dit
onderzoek, namelijk in hoeverre consumenten een hogere prijs willen
betalen voor een gemakkelijker product. Een zeer verrassend
percentage van slechts 13,5% is het niet eens met deze stelling.
20,3% procent kiest voor 'niet eens/niet oneens', wat wil zeggen dat
~os ten ----zeer mee eens
mee eens
niet eens/niet oneens
mee oneens
zeer mee oneens
Freq Valid Percent
27 10.4
145 55.8
53 20.3
28 10.8
7 2.7
de overige 66,2% het in bepaalde mate eens is met deze stelling. Dit maakt de verdere data-analyse
uiteraard des te interessant. De menselijke gewoonten, neigingen en de perceptie van de sociale
omgeving die op basis van deze stellingen in kaart zijn gebracht, oftewel de habitus, kan het
consumptiegedrag bepalen. Welk consumptiegedrag de respondenten vertonen, komt aan de orde in de
rest van het hoofdstuk.
3.3 De keuken
Allereerst wordt het consumptiegedrag van producten in de productgroep keuken geanalyseerd.
Wanneer de cijfers omtrent bezit, gebruik en de motivaties die horen bij deze producten nader bekeken
worden, valt op dat de magnetron, het koffiezetapparaat en de waterkoker bezitspercentages
van rond de zeventig procent vertonen. Deze apparaten worden tevens met de grootste frequentie
dagelijks gebruikt. Het percentage van de magnetron komt dicht in de buurt van het percentage dat het
CBS in 1999 bepaalde (zie hoofdstuk 2), aangezien in dat jaar 72% van alle huishoudens over een
magnetron beschikte. Een aanzienlijk aantal respondenten beschikt tevens over een vaatwasser en de
mixer (percentages respectievelijk 35,1 en 50%). Ook het cijfer van de vaatwasser wijkt niet ver af van
p~ % GEBRUIKSFREQUENTIE GEBRUIKSMOTIV ATIES KEUKEN bezit
mm empd mm empw mv n geen ndzk gnalt tijdbp gmk pd pw
Vaatwasser 35.1 .o 6.6 25.6 3.1 1.2 10.5 59.9 1.6 .4 13.9 19.4
Magnetron 72.3 13.6 11.2 34.5 10.5 7.8 9.3 61.l 3.1 2.4 14.0 18.8
Keukenmachine 24.8 1.2 1.6 9.3 4.7 15.1 4.9 64.9 .8 2.6 9.8 18.9
Mixer 50.0 1.5 .4 4.6 9.3 34.0 12.7 44.7 2.6 10.6 13.6 26.7
Koffiezetapparaat 71.2 16.2 16.6 17.8 5.8 19.3 5.8 23.0 7.1 27.1 9.3 28.3
Espresso-apparaat 18.8 5.0 1.9 6.6 1.5 5.0 12.0 73.0 1.5 6.5 1.5 9.1
Waterkoker 70.4 31.7 17.4 19.3 1.9 5.4 4.2 20.3 4.5 6.3 31.5 34.6
Sinaasappel/citruspers 37.7 .0 3.5 5.8 3.8 21.5 13.5 57.5 .7 3.4 8.6 26.9
Verklaring der tekens: % bezit: het percentage van alle respondenten dat het product in het bezit heeft, mmpd: percentage van
ander
3.6
.7
3.0
1.8
5.2
8.4
2.8
3.0
respondenten dat het product meerdere malen per dag gebruikt, empd: percentage van respondenten dat het product een maal per dag gebruikt, mmpw: percentage van respondenten dat het product meerdere malen per week gebruikt, empw: percentage van respondenten dat het product een maal per week gebruikt, mv: percentage van respondenten dat het product minder vaak dan vorige gebruikt, n: percentage van respondenten dat het product nooit gebruikt, geen: respondent heeft geen reden opgegeven of gebruikt product niet. ndzk: respondent gebruikt het product door fysieke tekortkoming of handicap, gnalt: respondent ziet geen alternatief om tot gewenst resultaat te komen, tijdbp: respondent denkt dat product tijd bespaart, gmk: respondent gebruikt het vanwege het gemak dat het product biedt. ander: respondent heeft andere reden
37
hoofdstuk 3 HET GEBRUIK
die van de CBS-meting, in 1999 had 34% van de huishoudens een vaatwasser, voor de steekproef geldt
dat 35,1 % een vaatwasser in huis heeft. De respondenten kennen aan de vaatwasser en de mixer echter
ook een relatief hoog percentage toe bij de antwoordcategorie 'nooit', wat erop duidt dat deze
producten aangeschaft zijn, maar niet meer regelmatig gebruikt worden. De keukenmachine, het
espresso-apparaat en de sinaasappel/citruspers vertonen de laagste percentages. Het is
mogelijk dat deze apparaten niet meer interessant zijn door de komst van substitutieproducten. Zo zou
een product als voorgesneden groenten ervoor kunnen zorgen dat de keukenmachine niet meer wordt
gebruikt, kunnen koffiepoeders in verschillende smaken het espresso-apparaat overbodig maken en kan
het beschikbare aanbod aan geperst sappen het gebruik van de sinaasappel/citruspers in de weg staan.
Of dit het geval is, wordt duidelijk aan de hand van het kwalitatieve onderzoek, dat in het volgende
hoofdstuk aan de orde komt.
3.3.1 Motieven
Per product zullen ook de meest relevante motieven die de respondenten hebben aangegeven
besproken worden. De vaatwasser en de magnetron worden in de meeste gevallen gebruikt
vanwege de tijdsbesparing en het gemak, hoewel bij het laatste apparaat het gemaksmotief ietwat beter
vertegenwoordigd is. Een kleine hoeveelheid mensen geeft tevens aan het apparaat te gebruiken uit
noodzaak, wat kan duiden om een fysieke tekortkoming of handicap. Een meer evidente verhouding
tussen het tijdsbesparing- en gemaksmotief is zichtbaar bij de keukenmachine. Het apparaat is in het
bezit van 24,8% van de respondenten, 18,9% gebruikt het omdat het gemak biedt. Wat betreft de
mixer ligt de verhouding meer verdeeld over een aantal motieven. Een aanzienlijk deel (10,6%) ziet
geen alternatief voor het mixen van ingrediënten wat erop zou kunnen duiden dat de mixer al in
zoverre ingebed is, dat men andere manieren om ingrediënten te mixen niet meer als volwaardig
alternatief van de mixer ziet of zelfs niet meer in huis heeft. Het is tevens denkbaar dat het apparaat
niet meer wordt gebruikt, omdat producten die in het verleden nog gemixt moesten worden, nu in
gemixte vorm aangeboden worden. Ook voor de mixer is gemak de meest belangrijke motivatie.
Voor het koffiezetapparaat ziet men over het algemeen ook weinig alternatieven, niet
minder dan 27,1 % heeft deze motivatie gekozen. Zelf water koken, koffie malen en inschenken over
een losse filter, zoals vroeger veelal gedaan werd, lijkt passé. In 28,3% van de gevallen wordt het
gebruik van het koffiezetapparaat voornamelijk gezien als makkelijk. Een vijftal respondenten geeft in
de categorie 'anders' aan dat koffie gezet met een koffiezetapparaat 'lekkerder' en van 'hogere kwaliteit'
is. Wanneer grote hoeveelheden koffie nodig zijn (bij bijvoorbeeld verjaardagen) komt het
koffiezetapparaat tevens goed uit. Met een bezitspercentage van 70,4% heeft de waterkoker een
respectabele en snelle intrede gedaan in het huishouden. De cijfers omtrent de motieven zijn wat dit
apparaat betreft het meest eenduidig. Door tijdbesparing (in 31,5% van de gevallen) en het
gebruiksgemak (in 34,6% van de gevallen) lijkt het apparaat de klassieke fluitketel van het aanrecht te
hebben verdreven. De elektronische sinaasappel/citruspers, tenslotte, lijkt het meest evidente
voorbeeld van een gemaksproduct te zijn. Niet zozeer het voordeel van tijdsbesparing (slechts 8,6% ziet
38
hoofdstuk 3 HET GEBRUIK
dit als belangrijkste argument), maar het gemak van het automatisch persen van het fruit is in 26,9%
van de gevallen het belangrijkste argument voor het gebruik van de pers.
3.4 Voeding
Alvorens de producten in de productgroep voeding te analyseren, is het interessant te bezien welke
waarden de respondenten toekennen aan de voeding die zij tot zich nemen. De respondenten hebben in
de vragenlijst aan kunnen geven in hoeverre zij de eigen
gezondheid en de kwaliteit van het eten belangrijk vinden. Aan
de gezondheid hecht men over het algemeen veel waarde,
gezien de keuze van 200 van de 260 personen voor het
antwoord 'belangrijk'. 20,4% heeft geen uitgesproken mening
over de eigen gezondheid. Bijna alle respondenten zijn van
mening dat de kwaliteit van de maaltijden die zij gebruiken
belangrijk is. Slechts 2% vindt het niet belangrijk.
Hoe vertaalt zich deze algemene attitude in het gebruik
van voedingsmiddelen? Het drinkontbijt is in de vier jaar dat
Gezondheid
helemaal niet belangrijk
niet echt belangrijk
niet bel/niet onbel
enigszins belangrijk
zeer belangrijk
Kwaliteit van het eten helemaal niet belangrijk niet echt belanl?;riik niet bel/niet onbel ~nigszins belangrijk zeer belangrijk
Freq Valid Percent
1 .4
5 1.9
53 20.4
199 76.5
1 .4
Freq ~alid !Percent
3 1.2 2 .8 8 3.1 122 46.9 125 48.1
het op de markt is uitgegroeid tot een veelgebruikt product. Iets meer dan een kwart (26,5%) van de
respondenten geeft aan een drinkontbijt te gebruiken, 5,4% daarvan meerdere malen per week. Het
vloeibare ontbijt lijkt op basis hiervan een gewaardeerd vervanger van het traditionele ontbijt. Het zou
redelijkerwijs te verwachten zijn dat dit product gebruikt zou worden om tijd te winnen, aangezien de
ochtend vaak een drukke periode van de dag is. De meest voorname reden voor het gebruiken van het
drinkontbijt is echter het gemak (7,5%). Verder geeft een zestal respondenten aan het te kiezen voor de
~ % GEBRUIKSFREQUENTIE GEBRUIKSMOTIV ATIES
VOEDIN ge-bruik
mm empd mm empw mv n geen ndzk gnalt tijdbp gmk pd pw
Drinkontbijt 26.5 .4 3.8 5.4 3.5 20.4 81.5 1.1 .8 4.9 7.5 4.2
Vitaminepillen 51.2 1.5 21.5 12.7 4.2 19.6 42.1 12.8 6.0 2.6 18.8 17.7
Voorverpakte sandwiches 24.8 .4 1.2 2.3 6.2 28.1 59.9 2.6 1.1 11.2 21.7 3.4
Voorgesneden groenten 75.4 .4 1.5 30.4 25.0 25.8 14.2 1.0 .7 38.1 43.6 2.4
Kant-en klaarmaaltijd 55.6 .4 .4 13.8 19.2 30.8 32.1 1.4 .7 31.7 33.1 1.0
Afhaalmaaltijd 79.2 .0 .0 7.7 33.8 46.5 11.7 1.0 1.3 28.3 50.3 7.3
Bezorgservice supermarkt 6.5 1.2 .o .8 .8 13.1 92.0 .o .4 2.3 3.4 1.9
Maaltijd van een traiteur 20.8 .4 .o 1.5 5.4 21.9 69.1 .4 1.1 7.1 14.5 7.8
Verklaring der tekens: % bezit: het percentage van alle respondenten dat het product in het bezit heeft, mmpd: percentage van respondenten dat het product meerdere malen per dag gebruikt, empd: percentage van respondenten dat het product een maal per dag gebruikt, mmpw: percentage van respondenten dat het product meerdere malen per week gebruikt, empw: percentage van respondenten dat het product een maal per week gebruikt, mv: percentage van respondenten dat het product minder vaak dan vorige gebruikt, n: percentage van respondenten dat het product nooit gebruikt, geen: respondent heeft geen reden opgegeven of gebruikt product niet. ndzk: respondent gebruikt het product door fysieke tekortkoming of handicap, gnalt: respondent ziet geen alternatief om tot gewenst resultaat te komen, tijdbp: respondent denkt dat product tijd bespaart, gmk: respondent gebruikt het vanwege het gemak dat het product biedt. ander: respondent heeft andere reden
39
hoofdstuk 3 HET GEBRUIK
lekkere smaak ervan. Iets meer dan de helft van de respondenten maakt op dit moment gebruik van
vitaminepillen, 21,5% daarvan doet dit dagelijks. Iets minder dan een vijfde (18,8%) gebruikt het
vanwege gemaksredenen. De antwoordcategorie 'anders' is tevens goed vertegenwoordigd. Zes
respondenten gebruiken de preparaten als aanvulling op de dagelijkse hoeveelheid vitaminen die ze
binnenkrijgen. Een additionele vijf ondervraagden geeft aan het te gebruiken om gezondheidsredenen.
Zelf smeren van boterhammen is niet meer nodig bij het gebruik van voorverpakte sandwiches.
Bijna een kwart van de respondenten gebruikt dit lunchproduct, hoewel het gezien de
gebruiksfrequentie slechts sporadisch lijkt te gebeuren. Wanneer men toch een dergelijke sandwich
gebruikt is dat veelal om gemaksredenen (in 21,7% van de gevallen), tijdsbesparing komt op de tweede
plaats (11,2%). Een aantal respondenten prefereert de geprepareerde sandwich boven een ander
voedingsmiddel vanwege de lekkere smaak.
Ook ten aanzien van de avondmaaltijd zijn de keuzemogelijkheden voor de consument
uitgebreid. Wie de eigen groenten niet wenst te snijden, kan kiezen voor voorgesneden groenten.
Iets meer dan driekwart van de respondenten maakt hiervan gebruik. Een percentage van 30,4 doet dat
meerdere malen per week, het hoogste percentage in deze categorie. Opnieuw zijn tijdsbesparing- en
gemaksmotieven het sterkst vertegenwoordigd, waarbij gemak het meest frequent genoemd wordt. Met
een kant-en-klaarmaaltijd kunnen de potten en pannen opgeborgen blijven. Iets meer dan de helft
van de respondenten maakt er gebruik van, een derde daarvan echter slechts af en toe. De
afhaalmaaltijd wordt eveneens gebruikt als alternatief voor het koken. Maar liefst 33,8% laat de
avondmaaltijd één maal per week voor zich klaarmaken. Iets meer dan de helft van alle respondenten
maakt gebruik van deze mogelijkheid, omdat het gemakkelijk is. Ook de tijdsbesparing is een
belangrijke reden. 7,3% heeft een andere reden, waarbij in bijna alle gevallen de reden dat het "lekker"
is, wordt opgegeven. In het luxer en duurdere segment bevindt zich de traiteur. 20,8% haalt wel eens
een gerecht van de traiteur, daarvan doet 21,9% dat minder vaak dan eens per week en is dat
voornamelijk uit gemaksoverwegingen. De meest genoemde reden in de categorie 'anders' is de hogere
kwaliteit dan die bereikt wordt met zelf koken. De bezorgservice van de supermarkt is nog geen
populaire service onder de respondenten. Slechts 6,5% maakt er gebruik van.
3.5 Schoonmaak
Het tweede productveld waar dit onderzoek zich op heeft gericht is de schoonmaak. De respondenten
hebben aan kunnen geven in hoeverre zij huiselijke hygiëne belangrijk vinden. Uit de tabel blijkt dat
hieraan over het algemeen veel waarde wordt gehecht. Slechts 2,3% van de respondenten vindt
huiselijke hygiëne niet belangrijk, 6,2% houdt het in het
midden. Verreweg het grootste gedeelte, 91 %, vindt het
enigszins of zeer belangrijk. Deze 'schoonheidseis' heeft ten
eerste tot gevolg dat 55 respondenten, dat is 21,2%, een hulp in
de huishouding hebben. Omdat het geheel aan 'gemaksdiensten'
40
Huiselijke hygiëne
helemaal niet belangrijk
niet echt belangrijk
niet bel/niet onbel
enigszins belangrijk
zeer belangrijk
Freq Valid Percent
0 0
6 2.3
16 6.2
139 53.5
98 37.7
hoofdstuk 3 HET GEBRUIK
~ GEBRUIK+ MOTIVATIES N
% gebruik geen noodz geen alt tijdsbesp gemak anders
Stofzuiger 84.0 8.1 23.4 43.2 8.8 14.7 1.8
Kruimeldief 9.2 69.2 .4 1.1 4.9 22.6 1.9
Dweil met wringer 36.2 59.2 3.8 14.5 6.1 14.1 2.3
Douchespray * 23.4 71.2 .8 4.6 6.5 14.2 2.7
Swiffer * 21.9 72.3 .4 2.6 6.0 16.9 1.9
Toilettabs * 13.1 83.5 3.1 2.3 .8 8.0 2.3
Autowasstraat 44.2 44.0 4.3 3.6 23.5 24.2 .4
* of vergelijkbaar product
Verklaring der tekens: % gebruik: het percentage van alle respondenten dat het product gebruikt geen: respondent heeft geen reden opgegeven of gebruikt product niet. noodz: respondent gebruikt het product door fysieke tekortkoming of handicap, geen alt: respondent ziet geen alternatief om tot gewenst resultaat te komen, tijdsbesp: respondent denkt dat product tijd bespaart, gemak: respondent gebruikt het vanwege het gemak dat het product biedt, anders: respondent heeft andere reden.
niet is opgenomen in dit onderzoek, is geen vraag gesteld naar de motivatie van het inroepen van
huishoudelijke hulp. De respondenten gebruiken ten tweede de volgende schoonmaakproducten. De
stofzuiger heeft een vergevorderde inbedding doorgemaakt, aangezien 84,0% van de respondenten
het gebruikt. 43,2% van de ondervraagden ziet geen alternatief voor het zuigen van de woning.
Wellicht is men inmiddels al zo gewend geraakt aan de stofzuiger dat men zich geen andere manier
van schoonmaken kan voorstellen. Een kleine variant van de stofzuiger, de kruimeldief, heeft met
9,2% nog geen spectaculaire inbedding doorgemaakt. Van dat percentage gebruikt 22,6% de
kruimeldief uit gemaksoverwegingen. Het dweilen op de knieën kan ondervangen worden door het
gebruik van een dweil met wringer. De belangrijkste redenen zijn ook hier 'geen alternatief' en
'gemak'. Een van de meer recente productinnovaties die in dit onderzoek is betrokken, is de
douchespray. De spray die, wanneer deze na elke douche beurt gebruikt wordt, het schoonmaken van
de douche overbodig maakt. Ondanks dat het product in 2000 op de markt is gekomen, maakt al 23,4%
gebruik van dit product, grotendeels uit gemaksoverwegingen. De schoonmaakproducten Swiffer en
toilettabs kennen net als de douchespray een relatief kort verblijf op de markt. Deze producten
worden door respectievelijk 21,9% en 13,l % van de ondervraagden gebruikt, een analyse van de
gebruiksredenen laat opnieuw een evident verschil zien tussen het gemakmotief en de andere
keuzemogelijkheden. Voor deze drie noviteiten op het gebied van schoonmaak geldt dat het gemak met
overtuigende percentages de meest belangrijke reden is voor het gebruik ervan. Tenslotte de
autowasstraat. In totaal zijn 175 respondenten in het bezit van een auto wat neerkomt op 67,3%
van het totaal. Van deze autobezitters maakt 44,2% gebruik van een autowasstraat. Twee belangrijkste
motieven voor het gebruik ervan zijn van de besparing van tijd en het gemak. Eén respondent is van
mening dat het gebruik van een autowasstraat beter voor het milieu is dan het handmatig wassen.
41
hoofdstuk 3 HET GEBRUIK
3.6 Lichaamsverzorging
Tenslotte de productgroep lichaamsverzorging. Persoonlijke hygiëne, fysieke conditie en uiterlijk zijn
de begrippen waaraan de ondervraagden een bepaalde belangrijkheid hebben kunnen geven. Alle drie
de begrippen worden als belangrijk ervaren, gezien de antwoorden in de categorieën 'enigszins
belangrijk' en 'zeer belangrijk' die schommelen rond de negentig
procent. Het percentage dat hoort bij 'persoonlijke hygiëne',
98, 1 %, is hierbij het meest opvallend. De sportiviteit of
lichamelijke conditie wordt door 85,4% belangrijk gevonden.
Tenslotte is het uiterlijk van groot belang voor een groot gedeelte
van de steekproef. Een bepaalde mate van ijdelheid spreekt wel
uit de 90,8% die het uiterlijk enigszins of zeer belangrijk vindt.
Om aan de eisen die de ondervraagden aan het eigen lichaam stelt
gehoor te kunnen geven, kunnen zij gebruik maken van een groot
aantal apparaten die het lichaam verfraaien en verbeteren.
Het scheerapparaat is verkrijgbaar voor zowel mannen
als vrouwen. Het apparaat wordt door vier van de tien
respondenten gebruikt. Opvallend genoeg is tijdsbesparing geen
belangrijke reden voor het gebruik van het apparaat. 10,5% ziet
Persoonlijke hygiëne Freq
helemaal niet belangrijk 0
niet echt belangrijk 1
niet bel/niet onbel 3
enigszins belangrijk 41
zeer belangrijk 214
Conditie Freq
helemaal niet belansrriik 2 niet echt belansrriik 13 niet bel/niet onbel 22 ~niirnzins belamrriik 133 zeer belansrriik 98 Uiterlijk Freq
helemaal niet belamrriik 1 niet echt belansrriik 10 niet bel/niet onbel 12 enil!Szins belan1rriik 146 zeer belan1rriik 90
Valid Percent
0
.4
1.2
15.8
82.3
IValid Percent .8 5.0 R.5 51.2 34.2 IValid Percent .4 3.8 4.6 56.2 34.6
geen alternatief voor het elektronisch scheren, 15, 7% gebruikt het scheerapparaat uit
gemaksoverwegingen. Eén respondenten geeft aan dat het een gladder resultaat oplevert, terwijl dit
argument eerder lijkt op te gaan voor het natscheren. Om de voordelen van het droog- en natscheren te
combineren heeft Philips de Coolskin geïntroduceerd, waarvan 4,6% gebruik maakt met gemak als
meest belangrijke reden. De krultang wordt in de lange tijd dat het al beschikbaar is, nog maar door
weinigen gebruikt. Wellicht is het product reeds ingehaald door meer geavanceerde systemen of is de
markt ervoor niet vruchtbaar genoeg. Eén respondent geeft bijvoorbeeld aan de krultang slechts te
gebruiken bij feestelijkheden. Het is dan ook mogelijk dat het apparaat niet bevredigend genoeg werkt
---PROu~P GEBRUIK + MOTIVATIES LICHAAMSVE ·-,~
% gebruik geen noodz geen alt tijdsbesp gemak anders
Scheerapparaat/ Ladyshave 40.0 55.8 8.6 10.5 7.5 15.7 1.9
Philishave Coolskin * 4.6 94.6 1.2 .o 1.2 1.9 1.2
Krultang 4.9 93.5 .0 2.7 .o .8 3.1
Abtronic * 5.8 93.1 .o .o 2.3 2.7 1.9
Vibromass * .4 99.6 .4 .o .0 .0 .o *of vergelijkbaar product
Verklaring der tekens: % gebruik: het percentage van alle respondenten dat het product gebruikt geen: respondent heeft geen reden opgegeven of gebruikt product niet. noodz: respondent gebruikt het product door fysieke tekortkoming of handicap, geen alt: respondent ziet geen alternatief om tot gewenst resultaat te komen, tijdsbesp: respondent denkt dat product tijd bespaart, gemak: respondent gebruikt het vanwege het gemak dat het product biedt.
42
hoofdstuk 3 HET GEBRUIK
voor dagelijks gebruik. Niet alleen het gezicht of het kapsel kunnen door middel van het gebruik van
een apparaat verfraaid worden, ook voor het lichaam zijn diverse hulpmiddelen beschikbaar. De
Abtronic, het fitnessapparaat dat gebruik maakt van elektrische schokken, is al door 5,8% van de
ondervraagden aangeschaft. Gevraagd naar de motivatie, blijkt dat tijdsbesparing en gemak het meest
belangrijk zijn. De Vibromass, het apparaat dat door middel van trilling het verbranden van vet
bevordert, is slechts bij één respondent in het bezit.
3. 7 Motivaties vergeleken
Nu de afzonderlijke gebruiksgetallen en motivaties bekend zijn, is het interessant te bezien welke
motivaties over alle producten het meest frequent genoemd worden. Zoals in hoofdstuk 1 beschreven
is, krijgen producten op basis van de manieren waarop ze een bepaalde behoefte bevredigen een
betiteling. Wat voor één persoon een noodzakelijk product is, kan voor de andere een tijdsbesparend
product zijn. Daarom worden de motivaties in deze paragraaf met elkaar vergeleken om te bepalen in
hoeverre het geoorloogd is de onderzochte producten te bestempelen als gemaksproducten.
Wanneer het totaal aantal motivaties die bij de 28 producten genoemd zijn naast elkaar gezet
worden, is een rangschikking te maken van het aantal maal dat een bepaalde motivatie als meest
frequent tot het minst frequent wordt genoemd. Het aantal maal verwijst dus naar het aantal producten
waarbij de motivatie is genoemd. De reden dat het product wordt gebruikt uit noodzaak komt bij
twaalf producten op een derde en vierde plaats van de meest frequent genoemde redenen. Bij slechts
één product, de Vibromass, heeft deze reden het hoogste percentage, maar dit percentage is niet
representatief aangezien slechts één respondent
het product gebruikt. De reden dat er geen
alternatief zou zijn voor het gebruik van het
product haalt tevens geen hoge absolute score. In
slechts drie maal wordt het meest frequent
genoemd, bij vijf producten haalt het de tweede
plaats, dertien maal krijgt 'geen alternatief' het
derde hoogste percentage en zeven maal komt
het op de vierde plaats. Interessanter is de 'strijd'
tussen de motieven tijdsbesparing en gemak. Het
tijdsbesparend motief wordt verrassend
genoeg bij geen enkel product het meest
frequent genoemd. Wel neemt het in twintig
Ranking meest frequent genoemde reden
30
25
20
15
10
5
0
•ie plaats 1112e plaats 1113e plaats Cl4e plaats
gevallen de tweede plaats in. Bij vier producten neemt het derde en bij nog eens vier producten de
vierde plaats in. Bij niet minder dan 24 producten wordt het gemaksmotief het meest frequent
genoemd. In vier van de gevallen neemt dit motief een tweede plaats in.
Gezien de resultaten is het aannemelijk dat de producten die opgenomen zijn in het onderzoek
in een grote mate voorzien in het gemak dat het de gebruiker biedt. Tevens komt bij een groot aantal
43
hoofdstuk 3 HET GEBRUIK
producten het tijdsbesparend motief op de tweede plaats. Op basis van deze gegevens zou een groot
aantal producten de definitie 'gemaksproduct' verdienen. Hoofdstuk vier gaat echter dieper in op de
werkelijke motivaties voor het gebruik van de producten door de resultaten van het kwalitatieve
onderzoek te gebruiken. Zodoende moet duidelijk worden of het geoorloofd is het etiket
gemaksproduct op de meeste van de onderzochte producten te plakken en of er sprake is van een
steeds belangrijkere rol van gemaksproducten in de hedendaagse Nederlandse samenleving.
44
hoofdstuk 4 GEMAK
INLEIDING
Beïnvloed door stimuli, die soms buiten het gezichtsveld of bewustzijn hun werk doen, ondernemen
mensen actie. Zij doen hun werk, beoefenen hun sport, zoeken ontspanning en kopen en gebruiken
producten. De beïnvloeding van deze stimuli op het gedrag dat mensen vertonen, wordt in dit
hoofdstuk aan een analyse onderworpen. De behoefte aan efficiëntie die langzaam is gegroeid, de druk
om een goede prestatie neer te zetten binnen een korte tijd en de manieren waarop het
geïndividualiseerd leven ingedeeld en beleefd wordt, staan hierbij centraal. Deze factoren worden in de
drie hypothesen in verband gebracht met gemakzucht. Deze hypothesen worden getest aan de hand
van (a) de kwantitatieve dataverzameling, door de gegevens omtrent het productgebruik en de
antwoorden op de stellingen te gebruiken en (b) de kwalitatieve dataverzameling waarmee nog exacter
bepaald is welke motivaties een rol spelen bij het gebruik van de producten.
4.1 Kwalitatief onderzoek
Aangezien op basis van het kwantitatief onderzoek slechts tot een bepaalde hoogte de exacte
gebruiksmotivaties bepaald kunnen worden - de keuze voor een motivatie boven een ander is nog geen
erg overtuigend empirisch materiaal - is aan het onderzoek een kwalitatief gedeelte toegevoegd. In het
kwalitatief onderzoek is het geheel aan gebruiksmotivaties nog preciezer te gedefinieerd. De
gebruiksmotivaties die genoemd werden in het kwantitatief onderzoek zijn gebruikt om de vragen voor
het kwalitatieve gedeelte op te zetten. Wanneer meer dan tien procent van de ondervraagden in het
kwantitatieve onderzoek een bepaalde reden als belangrijkste motivatie heeft gegeven voor het gebruik
van een product (deze gegevens zijn uit de frequentietabellen
van hoofdstuk 3 genomen) is in het kwalitatieve onderzoek
een vraag opgenomen omtrent deze motivatie. Bij producten
waar de percentages voor geen enkele motivatie meer dan
tien procent zijn, worden de twee motivaties met het hoogste
percentage gebruikt. De motivatie 'noodzaak' is in deze fase
van het onderzoek buiten beschouwing gelaten, aangezien
deze in het kwantitatief niet frequent werd genoemd en geen
substantiële bijdrage aan de theorievorming zal hebben.
De motivatie 'geen alternatief wordt
geoperationaliseerd door de vraag in hoeverre de
respondenten andere mogelijkheden zien voor het gebruik
van het product en waarom men deze mogelijkheden niet
gebruikt. Op deze manier wordt gemeten in hoeverre
bepaalde producten al ingebed zijn in de samenleving en
mogelijke alternatieven niet meer opgenomen worden in het
45
Vragen kwalitatief onderzoek (per product) 1. In hoeverre gebruikje (het product) voor het gemak dat het biedt? 2. Zou je nog andere redelijke mogelijkheden kunnen verzinnen die hetzelfde effect als (het product) hebben? * 3. Zou je van deze mogelijkheden aan kunnen geven waarom je deze niet toepast? * 4. Kun je aangeven welke twee stellingen de reden dat (het product) gebruikt het best weerspiegelt en waarom?
A. Omdat het aanzienlijk minder handelingen kost dan alternatieven. Dat klopt want:". B. Omdat het aanzienlijk minder tijd kost dan alternatieven. Dat klopt want:."
5. Bij a. In hoeverre heb je gevoel dat je gebruik maakt van (het product), omdat je overdag erg veel te doen hebt en buiten je werktijd juist zo min mogelijk wil doen? 6. Bij b. In hoeverre heb je het gevoel dat je gebruik maakt van (het product), omdat je buiten je werktijd erg weinig tijd hebt? 7. In hoeverre heb je het gevoel dat je omdat je vaker dan vroeger je eigen dagindeling hanteert, gebruik maakt van (het product)?
* vraag opgenomen wanneer antwoordcategorie 'geen alternatief in kwantitatief onderzoek in meer dan 10% van de gevallen werd geantwoord.
hoofdstuk 4 GEMAK
dagelijkse handelen. Het onderscheid tussen de motivatie 'tijdsbesparing' en 'gemak' wordt gemaakt
door twee vragen op te nemen over respectievelijk de kleinere hoeveelheid tijd en het minder aantal
handelingen dat nodig is bij het gebruik van het product. De motivatie gemak wordt in het onderzoek
gelijkgesteld aan de motivatie een product te gebruiken vanwege het minder aantal handelingen
(oftewel de kleinere inspanning) die geleverd moet worden. De scheiding tussen handeling en tijd is
dan ook gecreëerd om een zo duidelijk mogelijk beeld van de daadwerkelijke gebruiksmotivatie te
komen. In het kwantitatieve onderzoek is dit onderscheid tevens gehanteerd, maar de respondenten
konden in de gesloten vragenlijst geen toelichting geven. Dat was wel mogelijk in het kwalitatief
onderzoek. In de volgende paragrafen worden de drie hypothesen getest.
4.2 Efficiëntie en gemakzucht
De eerste hypothese die in dit hoofdstuk getest zal worden, legt een verband tussen de behoefte aan
efficiëntie en gemakzucht. De hypothese luidt als volgt: de behoefte aan efficiëntie leidt tot
gemakzucht; doordat vanaf plusminus 1920 een aantal producten aangeschaft werd om het leven
efficiënter in te richten (met andere woorden, het aantal handelingen en daarmee de hoeveelheid tijd
zoveel mogelijk te beperken), is het hedendaagse individu door het gebruik ervan gemakzuchtig
geworden en wil bij tal van handelingen en gedragingen een zo klein mogelijke inspanning leveren om
het beoogde resultaat te behalen. Het eerste gedeelte van deze hypothese - doordat vanaf plusminus
1920 een aantal producten aangeschaft werd om het leven efficiënter in te richten - is in kaart gebracht
aan hand van de literatuur die in het kader van dit onderzoek bestudeerd is. Daaruit bleek dat aan het
begin van de twintigste eeuw een groot aantal producten op de markt is gebracht met het doel de
efficiëntie van voornamelijk het huishoudelijke leven te bevorderen. Een bredere
rationaliseringsbeweging, de Nederlandse efficiencybeweging in het interbellum, is in gang gezet en
heeft veel efficiëntie bevorderende apparaten, hulpmiddelen en producten voortgebracht.
Naast de bevordering van efficiëntie raakten ook andere motieven in zwang. Na de oorlog en in
de jaren vijftig kwamen steeds meer producten op de markt, die aangeprezen worden in termen van
"gemak", "moeiteloos" en "eenvoudig". De veronderstelling in dit onderzoek is dan ook dat de
efficiëntie die nagestreefd werd met een groot gedeelte van het historische productaanbod heeft geleid
tot gewenning en dat daardoor gemakzucht is ontstaan. Handelingsbesparing is, in tegenstelling tot
tijdsbesparing hierdoor de belangrijkste motivatie is geworden. Door de scheiding die tussen deze twee
elementen aangebracht is in het kwalitatief onderzoek, kan de hypothese worden getest. De vraag die
hierop ingaat is vraag 4: "Kun je aangeven welke twee stellingen de reden dat je (het product) gebruikt
het best weerspiegelt en waarom? A. Omdat het aanzienlijk minder handelingen kost dan alternatieven.
Dat klopt want:". en B. Omdat het aanzienlijk minder tijd kost dan alternatieven. Dat klopt want:". ".
46
hoofdstuk 4 GEMAK
4.2.1 Handeling en tijd
In een aantal gevallen bleek het niet mogelijk een strikt onderscheid te maken tussen de motivaties,
getuige een gedeelte van de antwoorden op bovengenoemde vraag. In de productgroep keuken en
voeding geldt dit voor de magnetron. Respondent 3 geeft aan: "Koken is bewerkelijker. Ingrediënten
voorbereiden et cetera, daarna koken waarbij potten en pannen nodig zijn. Door die extra handelingen
kost het ook meer tijd." Hetzelfde is zichtbaar bij ·de voorgesneden groenten en de
keukenmachine: "Eens, aanzienlijk minder handelingen en dus minder tijd" (respondent 3), "het kost
minder handelingen en daardoor ook minder tijd. Ik gebruik het puur voor het gemak" (respondent 9).
Ook de vaatwasser wordt niet vanwege één uitgesproken motivatie gebruikt: "De vaatwasser neemt
van mij het handmatige werk over, waardoor ik altijd een opgeruimde, schone keuken heb en waardoor
ik tijd krijg om andere huishoudelijke taken te vervullen" (respondent 8). Bij het koffiezetapparaat
worden beide redenen in één begrip genoemd. Respondent 5: "Ik heb geen tijd/zin om zelf koffiebonen
te gaan malen en vervolgens uren moeilijk in de weer te zijn om 'met de hand' koffie te zetten, met
fluitketel en ouderwetse filtermethodes." Met geen zin zou hier bedoeld kunnen zijn 'geen zin om al
deze handelingen te verrichten'. Bij het drinkontbijt gebruikt respondent 9 dezelfde formulering: "Ik
heb nooit zin/tijd om 's morgens te ontbijten, een drinkontbijt is dan een makkelijke oplossing.
Tenslotte gebruikt respondent 10 de elektronische sinaasappel/citruspers vanwege beide
beweegredenen: "Met de hand is het een stuk zwaarder, maar het duurt ook langer". Door gebruik te
maken van geprepareerde versgeperste sappen wordt de pers overbodig. Respondent 15: "Een
sinaasappelpers heb ik niet, Albert Heijn perst ook heerlijke verse sinasappelsap. Kost iets meer, maar
dan ben je helemaal snel klaar. Bovendien is zelf persen me iets te bewerkelijk."
In het productveld schoonmaak vallen twee producten op. De Swiffer: "Het kost mijns inziens
niet echt minder handelingen, maar ook niet minder tijd" (respondent 11) en de autowasstraat,
waarbij respondent 13 beide redenen aangeeft: "Ik hoef nu niet zelf het huis op de kop te zetten voor
alle spullen van tuinslang tot emmer en sponzen." (is het antwoord op vraag 4A), "De autowasstraat
scheelt aanzienlijk veel tijd" (is het antwoord op vraag 4B). Met name de formulering 'zin/tijd' van de
respondenten 5 en 9 duiden erop dat de motivaties tijdsbesparing en gemak nauw aan elkaar verwant
zijn. Een antwoord als "het kost minder handelingen en daardoor ook minder tijd, ik gebruik het puur
voor het gemak" laat zien dat ook het begrip gemak voor de respondenten uit meerdere aspecten
bestaat. Toch is voor een aantal producten een duidelijke voorkeur voor een bepaalde motivatie
waarneembaar.
4.2.2 Minder tijd
Dat tijdsbesparing een belangrijke gebruiksmotivatie is, blijkt uit de antwoorden op vraag 4B. Een
eerste voorbeeld is de waterkoker: "Het gaat gewoon veel sneller, dus ik vind het makkelijk om zo
snel mogelijk mijn thee of mijn soepje klaar te hebben. Om daarna lekker op mijn gemak bij te komen
van een drukke werkdag" (respondent 2). Respondenten 5 en 8 concluderen hetzelfde: "De
47
hoofdstuk 4 GEMAK
handelingen zijn ongeveer hetzelfde als de theepot die je op het fornuis zet, dus die vergelijking gaat
niet echt op, de waterkoker werkt gewoon sneller". "Een waterkoker is sneller, al vind ik die paar
seconden niet heel interessant" (respondent 12). Respondent 14 ziet hetzelfde voordeel van een
koffiezetapparaat: "Je zet het apparaat aan en als het apparaat zijn werk doet, kun jij andere dingen
doen. Vooral 's ochtends erg handig." Tijdwinst in de ochtend speelt tevens een belangrijke rol bij het
drinkontbijt: "Ik heb 's morgens vaak weinig tijd, dus dan is dit inderdaad erg makkelijk. Ik wil zo
laat mogelijk opstaan en dan is zo'n kant-en-klaar pakje meenemen wel erg makkelijk als ontbijt in de
auto" (respondent 2). Respondent 8: "Ik sta altijd veel te laat op en heb dan geen tijd om thuis te eten,
dus neem ik inderdaad een drinkontbijtje". Respondenten 5 en 15 is een zelfde mening toegedaan: "Ik
wil 's ochtends zo lang mogelijk in bed liggen en geen tijd kwijt zijn aan brood smeren als ik ook een
fruitontbijtje kan nemen, wat ik bovendien veel lekkerder vind", "in de ochtend gun ik mezelf weinig
tijd om op te staan en naar mijn werk te gaan. Ik blijf namelijk liever langer in mijn bed liggen. Om dan
toch nog wat te kunnen eten is vloeibaar een snel alternatief."
Een enkeling ziet ook de kant-en-klaarmaaltijd en de magnetron als tijdsbesparend
alternatief: "Ik gebruik de kant-en-klaarmaaltijd met name als ik snel de deur uit moet, om te sporten
bijvoorbeeld. Is lekker snel en makkelijk" (respondent 5). "Liever kook ik, maar bij tijdgebrek is een
magnetron een goed alternatief. Vooral tijd is dan belangrijk, als je even snel een maaltijd moet
hebben. (respondent 15). Ook de mixer wordt vanwege tijdwinst gebruikt: "Iets kloppen gaat sneller
dan met een garde of vorken en bovendien is het dan beter gemixt." (respondent 11). "Mixen kost
aanzienlijk minder tijd omdat iets goed luchtig kloppen of grondig mengen vaak veel tijd kost met een
handmatige handeling. De mixer neemt die handeling heel goed over" (respondent 14). Toch biedt dit
apparaat niet altijd de oplossing: "Ik heb vaak geen zin om hem te pakken. Dan snijd ik alles zelf klein
of klop ik het met de hand" (respondent 1). De vaatwasser wordt in een enkel geval ook vanwege
tijdwinst gebruikt: "De handeling afwassen is niet vervelend, het gemak zit 'm in de tijd die je bespaart
en niet hoeft in te plannen als je een vaatwasser" (respondent 17). Schoonmaken met de kruimeldief
is voor sommigen sneller dan alternatieven: "Als ik weinig kruimels met een handveger en blik zou
moeten opruimen dan duurt het langer en heb ik er meer voor nodig" (respondent 11). Tenslotte levert
de elektrische variant van het scheren, de ladyshave, tijd op: "Ik gebruik de ladyshave inderdaad voor
het gemak. Ik vind natscheren in principe fijner, want het is grondiger dan een ladyshave en je haar
blijft langer 'weg'. Maar als ik amper tijd heb, grijp ik naar de ladyshave" (respondent 5).
4.2.3 Minder handelingen
Voor sommige producten geldt dus dat deze vanwege de tijdsbesparing gebruikt worden. Bij een groot
aantal producten is een sterke voorkeur voor het handelingsbesparend motief zichtbaar. In de
productgroep keuken en voeding worden het afhaalgerecht, kant-en-klaarmaaltijd, magnetron
en maaltijden van de traiteur vanwege handelingsbesparende motieven gebruikt. Het
afhaalgerecht: "Minder handelingen, zeker. Je hoeft niets te doen aan voorbereiding en koken zelf"
(respondent 3). Op de vraag of het afhaalgerecht ook tijd bespaart antwoordt deze: "Nee, want je moet
48
hoofdstuk 4 GEMAK
er toch de deur voor uit". De formulering "geen zin" komt bij dit soort producten regelmatig voor.
Respondent 8: "Een afhaalgerecht gebruik ik af en toe, vooral in het weekend omdat ik geen zin heb
om te koken". Respondent 15: "Een afhaalmaaltijd eet ik heel erg uit gemakszucht, ik laat ze zelfs liever
brengen, als ik te lui ben om te koken. Vaak is dat wel als ik moe ben". Respondent 12: "meestal
gebruik ik het uit luiheid, geen zin in boodschappen doen of koken, één telefoontje, klaar". Ook de
kant-en-klaarmaaltijd wordt om deze reden gebruikt: "Kant-en-klaarmaaltijden gebruik ik voor het
sporten doordeweeks of als ik geen zin heb om te koken" (respondent 10). Dit in combinatie met de
magnetron: "Ik gebruik de magnetron met name voor stoommaaltijden of bijvoorbeeld bij popcorn
maken, het kost minder handelingen dan koken op fornuis" (respondent 10). Respondent 8 ervaart een
gecombineerd voordeel van de magnetron: "Mijn magnetron heeft alle functies in zich zitten, dus in
principe hoef ik geen gebruik meer te maken van mijn fornuis en dat bespaart afwas". Een traiteur is
een erg geschikt alternatief voor koken voor respondent 15: "Als er meerdere mensen komen eten, vind
ik het teveel gedoe om iets bijzonders op tafel te zetten. Bovendien vind ik het erg ongezellig om in de
keuken vast te zitten om het eten af te krijgen, in plaats van je gasten ontvangen en een aperitiefje
drinken. Dit is wel iets dat ik van thuis heb meegekregen. 'Professionals' erbij halen als er gasten
komen."
De elektronische sinaasappel/citruspers is voor een aantal respondenten ook een
handelingsbesparend apparaat: "Noem het gemakzuchtig, maar ik heb geen zin om een lamme arm te
krijgen van een handmatige citruspers. Als je handmatig sinaasappels perst, moet je kracht zetten, de
sinaasappel continu ronddraaien en de pers stevig vasthouden. Met de elektrische pers hoef je alleen de
sinaasappel op het draaigedeelte te houden. Veel simpeler, veel minder moeite" (respondent 5). "Het
kost minder handelingen, minder rotzooi, dus makkelijker" (respondent 9). "Minder handelingen dus
kost het minder energie" (respondent 11).
Voorgesneden groente en de keukenmachine worden om een zelfde reden gebruikt: "Met
de keukenmachine kost het minder werk en is het minder vermoeiend" (respondent 8). "Het is zoals het
in de stelling staat; minder handelingen. De tijdbesparing valt wel mee, omdat het schoonmaken (van
de keukenmachine, mb) veel tijd kost" (respondent 12). De handelingsreductie wordt nog groter met
voorgesneden groente: "Een pakje gesneden groente gebruik ik inderdaad voor het gemak. Als ik heel
ingewikkeld ga koken met veel verschillende ingrediënten die allemaal gesneden moeten worden, dan
is het makkelijk om jezelf wat snijwerk te besparen door voorgesneden groenten te kopen" (respondent
5). "Je hoeft het alleen maar uit de verpakking te halen", "ik gebruik het omdat het minder handelingen
kost dan alternatieven ik heb vaak geen zin om al die groenten te snijden". (respondent 4 en 8).
Snijden van groenten wordt door respondent 17 als vervelend ervaren: "Ik gebruik de keukenmachine
als ik veel moet snijden, want het is saai werk dat lang duurt.", zodat ze respondent tevens
voorgesneden groenten om deze reden gebruikt: "Ik vind snijden niet prettig en als er een goed
alternatief is, kun je dat net zo goed gebruiken."
Een apparaat dat minder handelingen, maar niet minder tijd kost, is volgens respondent 12 de
vaatwasser: "Je hoeft met je handen niet in gloeiend heet water, het is gewoon makkelijker. De
andere stelling klopt niet, een vaatwasser is langzamer." Minder handelingen zijn nodig bij het gebruik
49
hoofdstuk 4 GEMAK
van het koffiezetapparaat: "Beetje moeilijk doen met een filter en een kan en dan maar hopen dat
de hoeveelheid water/koffie klopt." (respondent 7). "Het koffiezetapparaat is makkelijk door het
minder aantal handelingen. Daar staat volgens mij tegenover dat handmatig gezette koffie met kokend
water lekkerder is" (respondent 14). Het onderscheid tussen tijd en handeling komt duidelijk naar
voren in het antwoord van respondent 15: "Koffie maken door water te koken is teveel moeite, ook als
ik zeeën van tijd had zou ik geen koffie drinken zonder koffiezetapparaat."
Het schoonmaaksegment kent ook diverse handelingsbesparende producten. Zoals een dweil
met wringer: "Ik gebruik de dweil met wringer, zodat ik niet met mijn handen hoef te wringen"
(respondent 8). "Het kost minder handelingen dan alternatieven, het is makkelijker hanteerbaar en dus
makkelijk in het gebruik" (respondent 9). Voor respondent 17 geldt eenvoudigweg: "Je hoeft niet
zoveel te bukken". En de stofzuiger: "Alternatieven van de stofzuiger zijn te omslachtig, teveel
moeite. Even stofzuigen kost minder moeite dan uitgebreid met een bezem of stoffer en blik in de weer
gaan" (respondent 5). "Met dweilen heb je te maken met water pakken, verversen, dweil soppen en
schoonmaken, trekken et cetera, met bezemen moet je ook met stoffer en blik aan de gang, een Swiffer
heb ik niet, maar zou ook geschikt kunnen zijn" (respondent 10). Respondent 17 redeneert:
"Ongetwijfeld werkt het ook tijdbesparend. Maar ik zou er niet aan moeten denken wat je allemaal
moet doen om hetzelfde resultaat als stofzuigen te bereiken." De douchespray kent dezelfde
gebruiksmotivatie: "Ik heb geen zin om na iedere douche beurt de hele douchecabine uitgebreid af te
drogen. Gewoon geen zin in" (respondent 5). Op de vraag of het gebruik ervan in relatie staat tot de
drukte op het werk antwoordt deze: "Dat heeft niks met elkaar te maken, ik ben gewoon lui".
Respondent 15 redeneert vergelijkbaar: "Ik zou echt geen zin in hebben elke week de douche te
poetsen. Als ik alle tijd zou hebben zou ik het ook liever met een spray doen". De Swiffer wordt door
respondent 17 gebruikt: "Het kost minder handelingen en inspanning, hoewel resultaat het
belangrijkste is." Tenslotte de autowasstraat: "Je hebt af en toe echt geen zin om de auto met de
hand te gaan wassen. De wasstraat is dan een uitkomst, je rijdt er doorheen en je auto is meteen
schoon. Geen moeite dus." (respondent 5). Respondenten 6 en 8 zeggen hetzelfde: "Ik gebruik het af en
toe, het is makkelijk want ik geen zin om het zelf te doen". Respondent 11 bevestigt dit: "ik gebruik het
vooral vanwege het gemak, ik word er niet moe van".
Een product in het segment lichaamsverzorging dat gebruikt wordt vanwege het minder aantal
handeling is de Abtronic: "Ik gebruik de Abtronic omdat het minder handelingen kost dan
alternatieven, zoals push-ups en sit-ups, dat was de reden dat ik het gekregen heb, maar ja, zelfs de
Abtronic vraagt om discipline" (respondent 8). Ook de Philishave Coolskin wordt vanwege het
handelingsbesparend aspect gebruikt: "Het is meteen klaar voor gebruik" (respondent 16).
Conclusie bij hypothese 1
In hoeverre kan op basis van deze gegevens een conclusie worden getrokken aangaande de eerste
hypothese? Allereerst is gebleken dat een aantal respondenten de motivaties gemak, handelings- en
tijdsbesparing niet eenvoudig wist te scheiden. Een aantal producten kan voor de één
50
hoofdstuk 4 GEMAK
handelingsbesparend en voor de ander een tijds besparend product betekenen. Desondanks geldt voor
een groot gedeelte wel een duidelijke voorkeur voor een bepaalde motivatie. Voor de waterkoker en het
drinkontbijt lijkt tijdsbesparing het meest belangrijke argument. Producten die genoemd worden waar
het gaat om minder handelingen zijn het afhaalgerecht, de kant-en-klaarmaaltijd, de magnetron, de
elektronische sinaasappelcitruspers, voorgesneden groente, de keukenmachine, de autowasstraat en de
Abtronic. Formuleringen als "echt geen zin om".", "het kost geen moeite" en "ik word er niet moe van"
laten zien dat hier sprake is van gemaksproducten. De respondenten die deze formuleringen gebruiken,
geven aan dat zij het product gebruiken omdat het geen inspanning vereist. Een aantal maal wordt dan
ook expliciet gerefereerd aan gemakzucht. Voorbeelden daarvan zijn respondent 5: "Noem het
gemakzuchtig, maar ik heb geen zin om een lamme arm te krijgen van een handmatige citruspers", "ik
ben gewoon lui" en respondent 12: "meestal gebruik ik het uit luiheid, geen zin in boodschappen doen
of koken, één telefoontje, klaar". Dat een elektronische oplossing niet altijd de gemakkelijkste is, blijkt
ui het antwoord van respondent 1: "Ik heb vaak geen zin om hem (de mixer, mb) te pakken. Dan snijd
ik alles zelf klein of klop ik het met de hand". De moeite om het apparaat te pakken kan is sommige
gevallen een handmatige, arbeidsintensievere oplossing stimuleren.
Op basis van deze gegevens kan de hypothese "de behoefte aan efficiëntie leidt tot gemakzucht"
gedeeltelijk worden aanvaard. De analyse van de producten die vanaf plusminus 1920 op de markt zijn
gekomen, laat zien dat een groot gedeelte daarvan ter bevordering van de efficiëntie geïntroduceerd is.
Voor diverse producten geldt dat zij handelingsintensievere alternatieven inmiddels ten dele of volledig
hebben vervangen. Voorbeelden hiervan zijn de stofzuiger, het koffiezetapparaat en de mixer. Deze
producten zijn dermate ingebed in gebruikspatronen dat van gewenning sprake is. De producten zijn
genormaliseerd in het gebruik. Gemakzucht is opgetreden, blijkens de antwoorden waarbij expliciet
gerefereerd wordt aan luiheid en gemakzucht. Producten die om handelingsbesparende motieven
gebruikt worden, kunnen als gemaksproducten bestempeld worden. Het zijn in dat geval producten die
erop gericht zijn de gebruiker met zo min mogelijk inspanning een beoogd doel te laten bereiken. Naast
het handelingsbesparend motief bleek voor een aantal producten het tijds besparend motief het meest
belangrijk. In feite zijn twee resultanten van de behoefte aan efficiëntie te onderscheiden; enerzijds
willen we minder handelingen verrichten, zijn we dus gemakzuchtig geworden, anderzijds is
tijdsbesparing nog altijd een belangrijk aspect van het gebruik van producten.
4.3 Prestatiedruk, tijdsdruk en gemakzucht
De tweede hypothese die getest wordt, legt een verband tussen prestatiedruk, tijdsdruk en gemakzucht.
De hypothese luidt als volgt: prestatiedruk en tijdsdruk leiden tot gemakzucht; doordat mensen tijdens
het werk een grote inspanning leveren als gevolg van een grote prestatie- en tijdsdruk, zal men deze
inspanning bij het uitvoeren van zorgtaken tot een minimum willen beperken. Zij zullen activiteiten
willen vergemakkelijken door het gebruik van een product, hetgeen leidt tot een grotere gemakzucht.
Om prestatiedruk en tijdsdruk in kaart te brengen, is een aantal stellingen opgenomen in de vragenlijst.
Deze leiden tot een aantal variabelen die in de statistische analyse betrokken zullen worden.
51
(a) Ik ervaar een behoorlijke prestatiedruk op mijn werk.
Deze stelling is de operationalisering van de variabele
'prestatiedruk'. Zo goed als de helft ( 48,8%) van de respondenten is
het in enige mate eens met deze stelling. 19,2% zegt in het geheel
geen prestatiedruk te voelen. Een kleine 30% kan geen stelling
nemen.
(b) Over het algemeen heb ik na mijn werk geen energie en niet
veel zin meer om wat te ondernemen.
Deze stelling is opgenomen om de variabele 'geen energie' te
bepalen. Bijna een kwart van de respondenten (23,1 %) is het in
enige mate eens met deze stelling, terwijl het overgrote deel
(52,4%) het oneens of zeer oneens met deze stelling is.
(c) Ik heb het gevoel te weinig tijd te hebben voor andere zaken
naast mijn werk, zoals hobby's en sport.
De variabele 'geen tijd' is aan de hand van deze stelling bepaald.
Iets minder dan een derde van de respondenten (32, 7%) heeft
aangegeven geen tijd te hebben voor andere zaken naast het werk.
Bijna de helft ( 44,6%) heeft voldoende tijd voor hobby's en sport.
20,8% houdt het in het midden.
(d) Ik heb het gevoel steeds minder tijd te kunnen besteden aan
mijn huishouden en de bereiding van het eten.
Samen met de variabele 'geen tijd' zal de variabele 'minder tijd
huishouden' tijdsdruk in kaart brengen. De verdeling van de
antwoorden wijkt niet veel af van de vorige verdeling. 36,9% heeft
het gevoel minder tijd te kunnen besteden aan het huishouden en
de voedselbereiding, 40,8% is het niet met de stelling eens.
De hypothese is getest door de gebruiksmotivaties te kruisen met
hoofdstuk 4 GEMAK
p~- 7EDRUK Freq Valid Percent
zeer mee eens 36 13.8
mee eens 91 35.0
niet eens/niet oneens 77 29.6
mee oneens 45 17.3
zeer mee oneens 5 1.9
GRlrN-n"mRGIE Freq Valid ~ Percent
zeer mee eens 14 5.4
mee eens 46 17.7
niet eens/niet oneens 59 22.7
mee oneens 107 41.2
zeer mee oneens 29 11.2
G~ ...... ,D Freq Valid
------ Percent
zeer mee eens 17 6.5
mee eens 68 26.2
niet eens/niet oneens 54 20.8
mee oneens 99 38.1
zeer mee oneens 17 6.5
!\," K TIJD HH Freq Valid
------ Percent
zeer mee eens 14 5.4
mee eens 82 31.5
niet eens/niet oneens 55 21.2
mee oneens 100 38.5
zeer mee oneens 6 2.3
de variabelen en zal worden getest op drie niveaus: het productniveau, het productgroepniveau en het
algemeen gebruiksniveau. Per niveau zal bekeken worden in hoeverre een significante associatie aan te
tonen is.
4.3.1 Hypothese prestatiedruk/tijdsdruk op productniveau
Door de hypothese te testen op productniveau kan worden bepaald in hoeverre prestatiedruk en
tijdsdruk leiden tot het gebruik van bepaalde producten. De lambda (À) is de statistische grootheid die
op dit niveau van toepassing is. Deze grootheid is geschikt, omdat de onderzoeksgegevens zich op
nominaal niveau begeven, aangezien de gebruiksmotieven centraal staan. Deze motieven zijn niet in
een bepaalde rangschikking te plaatsen, het gemaksmotief is niet meer, minder, hoger of lager dan het
motief van tijdsbesparing. De lambda geeft aan in hoeverre een voorspelling van een onafhankelijke
52
hoofdstuk 4 GEMAK
variabele op basis van een afhankelijke variabele toegestaan is. Een lambda van nul wil overigens niet
zeggen dat sprake is van statistische onafhankelijkheid. Zelfs wanneer de lambda deze waarde heeft,
kunnen andere associatiematen wél een associatie vinden. Het feit dat er toch een associatie kan
voorkomen terwijl de lambda nul is, wordt veroorzaakt door de antwoordmogelijkheid 'niet eens/niet
oneens' die de directe associatie kan vertroebelen (Norusis, 1997: 347, 349). Bij de lambda hoort ook
een significantie. Wanneer deze kleiner is dan 0.05 kan gesproken worden van een statistisch
significante associatie. Technische informatie over de lambda is te vinden in bijlage.
Van respondenten die hebben PRESTATIEDRUK • PRODUCTEN MET HOOGSTE PERCENTAGE GEMAK aangegeven een behoorlijke prestatiedruk te
Keuken en voeding zeer eens eens À sig voelen op het werk (het dus eens of zeer eens
Vaatwasser 61.5 50.0 .000 1.000 zijn met de stelling) zijn de motivaties van het Magnetron 55.6 .064 .253
productgebruik onder de loep genomen. Als Keukenmachine 70.0 53.8 .024 .314
Mixer 47.4 44.0 .013 .827 het percentage dat gescoord wordt op de Koffiezetapparaat 29.2 26.0 .073 .291 motivatie 'gemak' het hoogste is, is het Espresso/Senseo Crema 44.4 32.0 .068 .653
Sinaasappelpers 60.0 57.9 .000 product opgenomen in het schema. Voor deze Drinkontbijt 50.0 40.0 .170 .018 producten geldt dus dat zij door de meeste Sandwich 64.5 52.4 .020 .315
Afhaalmaaltijd 51.5 53.7 .000 respondenten vanwege het gemak gebruikt
Bezorgservice 28.6 25.0 .333 .053 worden. De getallen achter de producten Traiteur 47.1 37.5 .000
Schoonmaak vertegenwoordigen de percentages van
Kruimeldief 83.3 77.3 .000 1.000 respondenten die het desbetreffende apparaat Dweil + wringer 37.7 29.5 .031 .645
vanwege het gemaksmotief gebruiken en het Lichaamsverzorging
Scheerapparaat (m/v) 20.0 22.7 .096 .260 zeer eens en eens zijn met de stellingen.
Bijvoorbeeld, een percentage van 64,5% bij de voorverpakte sandwiches betekent dat van de
respondenten die het 'zeer eens' zijn met de stelling 'prestatiedruk' 64,5% de sandwiches gebruikt
vanwege het gemak. Door deze percentages op te nemen wordt de relatie tussen gemakzucht en de
variabelen inzichtelijk gemaakt. Alle kruistabellen zijn te vinden in bijlage 2, 3 en 4.
De bezorgservice van de supermarkt en het drinkontbijt vertonen interessante resultaten. De
bezorgservice behaalt de hoogste lambda, te weten 0.333, met een significantie van .053. Dat is
eigenlijk .003 teveel om van een significante associatie te spreken, maar door de hoge lambda kan toch
met de grootste zekerheid van alle producten gezegd worden dat wanneer iemand een bepaalde
prestatiedruk voelt, hij/zij de bezorgservice van de supermarkt om gemaksmotieven gebruikt. Het enige
product dat een echte statistische significante score haalt, is het drinkontbijt. De lambda is echter
kleiner dan die van de bezorgservice, 0.170. Het drinkontbijt, dat door 26,5% van de respondenten
53
GEEN TIJD - PRODUCTEN MET HOOGSTE PERCENTAGE GEMAK
Keuken en voeding
Vaatwasser
Magnetron
Mixer
Koffiezetapparaat
Espresso/Senseo Crema
Sinaasappelpers
Drinkontbijt
Afhaalmaaltijd
Bezorgservice
Traiteur
Schoonmaak
Kruimeldief
Douchespray
Swiffer
Toilettabs
Autowasstraat
Lichaamsverzorging
Scheerapparaat (m/v)
zeer eens eens
55.2
66.7
42.7 44.9
41.7
44.4
50.0 54.5
100.0 41.7
53.3 55.9
66.7
68.4
100.0 80.0
35.0
60.0 38.1
40.0
39.5
35.3
À
083
.085
.000
.137
.159
.000
.000
.000
.444
.073
.000
.048
.no
.174
.031
.047
Sig
.098
.412
.054
.046
.129
.253
.341
.067
.049
.474
All
hoofdstuk 4 GEMAK
gebruikt wordt en met 7,5% ook het hoogst
scoort op gemak (zie paragraaf 3.5) lijkt een
evident voorbeeld een product dat voor het
gemak gebruikt wordt in het geval dat het
individu een behoorlijke prestatiedruk voelt.
Voor de overige producten in het schema
geldt dat de respondenten de producten
vanwege het gemak gebruiken en tevens een
aanzienlijke prestatiedruk voelen op het werk.
Van statistische associaties is echter geen
sprake. Wegens ruimtebesparing en een
weinig bruikbare verdeling van antwoorden is
de variabele 'geen energie' niet opgenomen.
De tweede variabele, 'geen tijd' , is ook
Coolskin 100.0 40.0 .lll .652 gekruist met de gebruiksmotivaties. De
lambda bij het koffiezetapparaat is zo goed als significant (sig=.054). De voorspelling dat de
respondent het apparaat om gemaksredenen gebruikt omdat de gebruiker het gevoel heeft te weinig
tijd voor ontspanning te hebben, kan met zekerheid gedaan worden. Gezien het 'inbeddingpercentage'
van 71,2% kan deze conclusie voor een grote groep respondenten getrokken worden. Hetzelfde geldt
voor het espresso-apparaat/SenseoCrema, aangezien dit apparaat een significante lambda behaalt
MINDER TIJD HUISHOUDEN - PRODUCTEN MET (sig=.046). Tenslotte vertonen ook de
HOOGSTE PERCENTAGE GEMAK toilettabs een significante lambda (sig=.049).
Keuken en voeding zeer eens eens À sig Voor deze producten geldt dus ook dat zij Vaatwasser 80.0 46.2 .041 .705 gebruikt worden vanwege het gemak dat ze Magnetron 33.3 45.2 .000 1.000
Mixer 57.1 33.3 .053 .464 bieden, wanneer de gebruiker het gevoel heeft
Keukenmachine 66.7 57.1 .048 .314 geen tijd te hebben voor andere zaken naast Koffiezetapparaat 37.5 .l12 .064
Espresso/Senseo Crema 33.3 42.9 .019 .515 het werk, zoals hobby's en sport.
Sinaasappel pers 75.0 74.5 .024 .563
Waterkoker 38.5 37.3 .009 .881
Drinkontbijt 50.0 .250 .042 Tenslotte is ook de variabele 'minder tijd
Afhaalmaaltijd 62.9 53.4 .000 huishouden' gekruist met de motieven. Het Vitaminepillen 33.3 27.9 .030 .563
enige product dat een significante associatie Sandwich 62.5 54.3 . 000 1.000
Traiteur 40.0 41.9 . 049 .478 laat zien, is opnieuw het drinkontbijt (sig= Schoonmaak .042). Vo?r dit product geldt dus dat met Kruimeldief 50.0 68.2 .000
Douchespray 33.3 .026 .314 grote zekerheid beweerd kan worden dat Swiffer 50.0 64.7 .000 wanneer de respondent het gevoel heeft Toilettabs 50.0 60.0 .000 1.000
Dweil + wringer 42.9 .152 .073 minder tijd aan het huishouden en het eten
Lichaamsverzorging kan besteden (waaronder bijvoorbeeld het Abtronic 100.0 .364 .132
Cools kin 50.0 .333 .243
54
hoofdstuk 4 GEMAK
ontbijt), hij/zij het drinkontbijt zal gebruiken vanwege het gemak dat het biedt. Prestatiedruk of
tijdsdruk kan derhalve het gebruik van een aantal producten vanwege gemaksredenen bevorderen. Het
gebruik van de bezorgservice van de supermarkt en het drinkontbijt blijkt in directe relatie te staan met
prestatiedruk. Het koffiezetapparaat, het espresso-apparaat en de toilettabs blijken als gemakkelijk
ervaren te worden, wanneer de respondent geen tijd heeft voor andere zaken naast het werk, zoals
hobby's en sport. Als er weinig tijd voor het huishouden en het eten is, blijkt het drinkontbijt een
gemakkelijk alternatief.
4.3.2 Hypothese prestatiedruk/tijdsdruk op productgroepniveau
Om te bepalen of het aantal gebruikte producten afhankelijk is van prestatie- en tijdsdruk, wordt de
hypothese tevens op productgroepniveau getest. Deze gegevens bevinden zich op ordinaal niveau,
aangezien het totaal aantal producten in een productgroep geanalyseerd wordt, zodat ranking nu wel
mogelijk is. De One-Way Analysis of Variance, oftewel ANOVA is hierbij een geschikte statistische
entiteit. De nulhypothese die getest wordt door de ANOVA veronderstelt dat het gemiddeld aantal
producten over de verschillende groepen hetzelfde is, wat inhoudt dat ongeacht de prestatie- en
tijdsdruk het aantal producten dat men gebruikt gelijk zal zijn. De alternatieve hypothese stelt dat er
een verschil is. De F is hierbij de waarde die aangeeft in hoeverre er sprake is van samenhang tussen de
variabelen. De F wordt, in het kort, berekend door de variantie binnen de groepen te delen door de
variantie tussen de groepen. Als de nulhypothese waar zou zijn, is de verhouding tussen deze varianties
om en nabij de 1. Een grotere F duidt op grotere verschillen tussen de groepen. Om te aanvaarden dat
de verschillen groot genoeg zijn om de nulhypothese te verwerpen, moet de significante kleiner zijn
dan .05. Meer informatie over de ANOVA is te vinden in bijlage l, alle statistieken van de ANOVA zijn
te vinden in bijlage 6.
Voor de drie productgroepen zijn de verschillende F-waarden bepaald aan de hand van de
ANOVA. Deze zijn opgenomen in onderstaande tabel. De grootste verschillen tussen de groepen worden
gevonden wanneer de variabele prestatiedruk wordt vergeleken met het aantal schoonmaakproducten
dat men gebruikt. Aangezien de significantie .066 is, kan de nulhypothese niet verworpen worden. Dat
betekent dat welke prestatie-en tijdsdruk men ook voelt, men niet meer of minder producten gebruikt.
Het is interessant in te zoomen op de verschillende productgroepen. Door middel van de Bonferroni
procedure (een zogenaamde Post-Hoc test) worden de verschillen tussen de groepen aangegeven. Met
deze procedure kunnen error bar charts gemaakt worden. Van een aantal variabelen zijn deze charts
opgenomen.
oductgroep Totaal Totaal Totaal Aantal produc Keuken & voedinl!: Schoonmaak Lichaamsverzondn11 Variabele F sig F SÎI!: F sis:! Pres druk 1.666 .158 2.230 .066 .593 .668 Geen eners:!ie 1.680 .155 .116 .977 .243 .914 Geen tiid .946 .438 1.000 .408 .688 .601 Minder tijd hh 1.959 .101 1.555 .187 1.113 .351
Si2:nificantie bii een 95%-betrouwbaarheidsinterval
55
hoofdstuk 4 GEMAK
Ondanks de niet-significante F-waarden, blijkt uit 12 .--------------------,
de chart dat er wel degelijk een relatie bestaat 10
tussen het aantal gebruikte producten in de
productgroep keuken en voeding enerzijds en
prestatiedruk anderzijds. De respondenten die het
zeer eens zijn met de stelling gebruiken gemiddeld
7,9 van producten in de groep 'keuken en voeding',
terwijl de respondenten die het zeer oneens zijn
met de stelling er slechts 5 gebruiken. Bij de
variabele 'geen energie' is het verschil slechts 0,5
en bij de variabele 'geen tijd' zijn er geen grote
verschillen te zien. De variabele 'minder tijd
~ ü <f ~ ~2~-----------------~
"' 01 77
missing zeer eens eens niet eens oneens zeer oneens /oneens
PRESDRUK
Variabele 'prestatiedruk' gerelateerd aan het aantal producten keuken en voeding
huishouden' laat een opvallende score in omgekeerde verhouding zien. Het gemiddeld aantal
producten dat gebruikt wordt door de respondenten die het zeer oneens zijn met de stelling 'minder
tijd huishouden' (dat zijn overigens slechts zes
personen) is tien, dat zijn er exact drie meer dan
de respondenten die het zeer eens zijn met de
stelling. Het grote verschil tussen deze aantallen
verklaart de grote F-waarde in het schema.
Naarmate men een grotere prestatiedruk ervaart
neemt het aantal producten in de productgroep
keuken en voeding dus toe.
Het aantal schoonmaakproducten laat een
vergelijkbaar profiel zien. Voor de relatie tussen de
variabele 'prestatiedruk' en aantal
schoonmaakproducten geldt dat naarmate men het
c .c ü El .8 0
ü <f
~ ~1~-----------------~ .. 01
missing zeer eens eens niet eens oneens zeer oneens /oneens
Variabele 'prestatiedruk' gerelateerd aan het aantal schoonmaakproducten
minder eens is met de stelling, en dus minder prestatiedruk ervaart, men een minder groot aantal
schoonmaakproducten gebruikt. Respondenten die het 'zeer eens' zijn gebruiken 2,28 producten,
degenen die het 'zeer oneens' zijn gebruiken 1,80
van de onderzochte schoonmaakproducten.
Hoewel de absolute verschillen aanzienlijk kleiner
zijn dan bij de productgroep keuken en voeding -
het aantal onderzochte producten is immers ook
veel kleiner - is ook hier een verband
waarneembaar. Het aantal producten in relatie tot
de variabele 'geen energie' is miniem, blijkens de
kleine F-waarde. Dat geldt ook voor de variabele
'geen tijd', waar de maximale afstand slechts 0,36
56
1.0
.8
.6
.2
-5 0.0
~ ü -.2
<f :g w.4 ~-----------------~ .. ' " "' missing zeer eens eens niet eens oneens zeer oneens
/oneens
Variabele 'geen energie' gerelateerd aan het aantal producten lichaamsverzorging
hoofdstuk 4 GEMAK
product bedraagt. Voor de variabele 'minder tijd huishouden' geldt hetzelfde als geconstateerd is in de
productgroep keuken en voeding. Het aantal producten is hoger naarmate men het minder eens is met
de stelling, hoewel ook hier het absolute verschil aanzienlijk minder is, te weten .71 product.
Tenslotte de productgroep lichaamsverzorging. Door het kleine aantal producten dat onderzocht
is, zijn de verschillen die gevonden zijn met de ANOVA uiteraard ook niet bijzonder groot. Voor de
variabele prestatiedruk geldt opnieuw een daling naarmate men het minder eens is met de stelling.
Deze daling bedraagt slechts .38 tussen 'zeer eens' en 'zeer oneens'. Ook de variabele 'geen energie' (zie
chart) laat slechts een kleine daling zien. Tussen de groepen 'eens' en 'oneens' bij van de variabele 'geen
tijd' is ook een kleine daling waar te nemen. De variabele 'minder tijd huishouden' is op een weinig
samenhangende manier gerelateerd aan het aantal lichaamsverzorgende producten dat men gebruikt.
Voor de hypothese getest op productgroepniveau geldt dat deze gedeeltelijk aanvaard kan
worden. Naarmate prestatiedruk toeneemt neemt ook het aantal gebruikte producten in elke
productgroep toe. Van een bruikbare associatie met variabele 'minder tijd huishouden' is geen sprake.
De resultaten zijn dan ook niet overtuigend genoeg om te aanvaarden dat ook tijdsdruk een directe
invloed heeft het aantal producten dat gebruikt wordt.
4.3.3 Hypothese prestatiedruk/tijdsdruk op algemeen gebruiksniveau
Tenslotte wordt de prestatie- en tijdsdrukhypothese getest op algemeen gebruiksniveau. Het
onderscheid tussen de productgroepen wordt achterwege gelaten, slechts het gebruik van alle
producten telt. Ook op dit niveau is de ANOVA een bruikbare statistische analysemethode. De vier
variabelen worden aan het totaal aantal gebruikte producten gerelateerd. Dat levert de volgende
bevindingen op.
Wanneer alle gebruikte producten in de analyse worden opgenomen, blijken twee significante F
waarden voor te komen, te weten voor de variabele 'prestatiedruk' en 'minder tijd huishouden' (zie
tabel). Het gemiddeld aantal gebruikte producten in relatie tot
de variabele 'prestatiedruk' loopt langs een aflopende lijn. De
respondenten die het zeer eens zijn met deze stelling gebruiken
10,75 producten in totaal, degenen die het eens zijn gebruiken
er 10,24. De score voor niet eens/niet oneens (bij alle variabelen
een zeer groot gedeelte van de steekproef) is 10,99. De
respondenten die het oneens en zeer oneens zijn met de stelling
en dus aangeven geen prestatiedruk te voelen gebruiken
respectievelijk 9,07 en 7,0 producten. Dat betekent dat
respondenten die een prestatiedruk voelen gemiddeld 3,75
producten meer gebruiken dan respondenten die niet wel
voelen. Ook de variabele 'minder tijd huishouden' vertoont een
significante F-waarde. Het grootste verschil is waar te nemen
57
~ Variabele F Si5( Pres druk 2.421 .049 Geen enentie 1.137 .340 Geen tiid 1.390 .238 Minder tijd hh 2.739 .029
Significantie bij een 95%-betrouwbaarheidsinterval
IPRESDRUK Freq Gem aantal IAlvemeen niveau producten zeer mee eens 1'1 10.7500 mee eens 82 10.2418 niet eens/oneens 55 10.9870 mee oneens 100 9.0667 zeer mee oneens E 7.0000 MINDERTIJDHH Freq Gem aantal Ah!emeen niveau !Producten zeer eens 14 9.6429 eens 82 10.9024 niet eens/oneens 55 10.472? km eens IOC 9.370C zeer oneens E 13.666?
hoofdstuk 4 GEMAK
tussen 'oneens' en 'zeer oneens', namelijk 4.29 producten. Zoals uit de tabel blijkt is er van een lineair
verband weinig sprake.
De variabele 'prestatiedruk' vertoont met andere woorden in een aantal gevallen een interessant
beeld, terwijl de variabele 'minder tijd huishouden' opnieuw geen bruikbare resultaten oplevert, net als
de andere twee variabelen die geen significante score halen. Dat wordt mede veroorzaakt door de
verschillen tussen de respondenten die het 'oneens' en 'zeer oneens' zijn met de stelling. Om de relatie
tussen het gebruik van de producten en de stellingen nog strikter te definiëren, en om dit probleem op
te lossen, is een hercodering van de gegevens doorgevoerd. De antwoorden 'zeer eens' en 'eens'
enerzijds en 'zeer oneens' en 'oneens' anderzijds zijn gecodeerd tot één antwoordcategorie, zodat
slechts drie categorieën overblijven die opnieuw gerelateerd zijn aan de variabelen. Uit het schema
blijkt dat wanneer deze hercodeerde gegevens door de ANOVA geanalyseerd worden een significante F
waarde voor de variabele prestatiedruk waarneembaar is (F=4.098, sig= 0,18). De nulhypothese mag
bij deze variabele verworpen worden, wat betekent dat er een significant verschil bestaat tussen het
aantal gebruikte producten over de verschillende antwoordcategorieën. Verder blijkt dat het aantal
gebruikte producten bij elke variabele lager naarmate men het minder eens is met de stelling. Bij de
variabele prestatiedruk is het verschil 1.53 producten. Voor 'geen energie' is dit aantal .64, de variabele
'geen tijd' . 97 en voor 'minder tijd huishouden' 1.11.
Al met al laat de data-analyse op productniveau zien dat een aantal producten gebruikt wordt voor het
gemak wanneer de gebruiker een bepaalde prestatiedruk of tijdsdruk ervaart. De bezorgservice van de
supermarkt en het drinkontbijt staan in verband met prestatiedruk, het koffiezetapparaat, het espresso
apparaat en de toiltettabs vertonen een relatie met de hoeveelheid tijd die beschikbaar is voor
ontspanning en hobby's. De analyse op een niveau hoger leert dat de hypothese gedeeltelijk aanvaard
kan worden. Het is met name de ervaren prestatiedruk die leidt tot het gebruik van de onderzochte
producten. Tijdsdruk blijkt geen directe invloed te hebben op het aantal producten dat gebruikt wordt.
Op het algemeen gebruiksniveau, tenslotte, daalt het aantal gebruikte producten naarmate men het
minder eens is met de stellingen, hoewel dit slechts vast te stellen is voor de variabele prestatiedruk.
ANO•·-;;~ Prestatiedruk Geen energie Geen tijd Minder tijd na hercodering huishouden
N Gemid N Gemid N Gemid N Gemid orod orod prod prod
eens 127 10.3858 60 10.4167 85 10.6941 96 10.7188 niet eens/oneens 77 10.9870 59 11.0508 54 10.6111 55 10.4727 oneens 50 8.8600 136 9.8015 116 9.7241 106 9.6132 ANOVA F SÏl!: F sig F sig F SÏl!:
4.098 .018 1.891 .153 1.577 .209 1.878 .155 Sismificantie bij een 95%-betrouwbaarheidsinterval
4.3.4 Resultaten kwalitatief
De resultaten op basis van de statistische analyse zijn niet overtuigend genoeg. Het kwalitatieve
onderzoek moet de relatie tussen prestatie- en tijdsdruk en het gebruik van de onderzochte producten
nog inzichtelijker maken. De vragen 4, 5 en 6 uit het kwalitatieve onderzoek gaan in op de activiteiten
58
hoofdstuk 4 GEMAK
op het werk en de activiteiten en hoeveelheid tijd buiten het werk. Zo wordt opnieuw een onderscheid
gemaakt tussen enerzijds de hoeveelheid handelingen en anderzijds de hoeveelheid tijd die in relatie
staat tot het productgebruik.
Weinig tijd
De vraag die ingaat op de hoeveelheid tijd luidt: "In hoeverre heb je het gevoel dat je gebruik maakt
van (het product), omdat je buiten je werktijd erg weinig tijd hebt?". Het afhaalgerecht, kant-en
klaarmaaltijd en magnetron werden regelmatig in verband gebracht met de hoeveelheid
beschikbare tijd. "Bij gebrek aan tijd ligt de Chinees wel voor de hand" (respondent 3). "Juist omdat ik
veel moet doen na mijn werk, wil ik voor het eten minder tijd nemen. Niet goed, maar wel waar. Ik heb
graag een druk leven, want ik wil niks missen, dus ik kies er vaak voor om even snel te eten om dan 's
avonds weer leuke dingen te kunnen doen" (respondent 1). "Af en toe is het inderdaad wel makkelijk
en vooral snel, als ik ga sporten bijvoorbeeld. Het is vooral belangrijk dat het minder tijd kost, want ik
eet het echt alleen als ik haast heb. In magnetron of oven gooien, in de tussentijd snel je ding doen,
eten en wegwezen" (respondent 2). "Als ik vroeger klaar zou zijn met werken, zou ik inderdaad meer
tijd overhouden om te koken en dus geen kant-en-klaarmaaltijden gebruiken, ik doe het alleen
vanwege tijdwinst" (respondent 5). Ondanks dat mindere kwaliteit gebruikt respondent 15 kant-en
klaarmaaltijden: "Ik gebruikt het alleen maar vanwege de tijd, als ik tijd zou hebben, zou ik liever
koken. Omdat ik dat toch lekkerder vind." "Als ik de magnetron gebruik, is dat inderdaad omdat ik
daarmee sneller een maaltijd op tafel zet dan door te koken. Ik vind koken erg leuk, dus kant-en
klaarmaaltijden eet ik alleen als ik geen tijd heb om te koken" (respondent 5).
Ook het drinkontbijt en voorverpakte sandwiches blijken tijds besparende producten: "Het
komt best vaak voor dat ik het drinkontbijt gebruik omdat ik buiten werktijd weinig tijd over heb", "ik
moet snel op locatie zijn, heb daarom geen tijd om thuis op mijn gemak te eten, dus haal ik bij een
tankstation een voorverpakte sandwich" (respondent 9). "Omdat ik soms te veel afspraken op een dag
maak, heb ik niet eens tijd om thuis een boterham te eten" (respondent 2). Het argument "weinig tijd"
gaat ook op voor voorgesneden groente: "Dit (weinig tijd buiten werktijd, mb) is een belangrijke
reden voor het gebruik van voorgesneden groente" (respondent 11). "Ik wil minder doen in de zin dat
ik mijn tijd anders wil besteden dan aan 'noodzakelijke dingen' zoals koken en meer tijd wil
overhouden voor leuke dingen" (respondent 3). "Vaak omdat je je tijd voor andere zaken wilt gebruiken
na je werk" (respondent 13). Voor de vaatwasser geldt hetzelfde: "Soms heb ik inderdaad weinig tijd,
als ik moet sporten bijvoorbeeld en dan wil ik binnen een half uur gekookt, gegeten en afgewassen
hebben. Dan is een vaatwasser erg makkelijk. Aan de andere kant; ook als ik alle tijd van de wereld
heb, wil ik niet mijn tijd verspillen aan handmatig afwassen" (respondent 5). Een mooi voorbeeld van
productgebruik in relatie tot tijdsdruk is te wordt gegeven bij de douchespray: "Door de week
gebruik ik de douchespray, in het weekend heb ik meer tijd, dus maak ik de douche handmatig
schoon." (respondent 8).
59
hoofdstuk 4 GEMAK
Zo min mogelijk doen
De vraag die ingaat op de activiteiten op het werk en daarbuiten luidt: "In hoeverre heb je gevoel dat je
gebruikt maak van (het product), omdat je overdag erg veel te doen hebt en buiten je werktijd juist zo
min mogelijk wil doen?" Positieve antwoorden komen allereerst naar voren bij de kant-en
klaarmaaltijd: "Ik gebruik een kant-en-klaarmaaltijd inderdaad omdat ik buiten werktijd zo min
mogelijk wil doen" (respondent 3). Ook voorgesneden groente wordt om deze reden gebruikt.
Respondent 6: "Wanneer je overdag niets te doen hebt, heb je meer energie om uitgebreid te koken".
"Dat gevoel is absoluut aanwezig, het is sneller en handiger als het voorwerk al voor je is gedaan"
(respondent 10). De vaatwasser biedt een zelfde voordeel: "Dat gevoel heb ik absoluut. Nu hoef ik de
vaat alleen maar in de vaatwasser plaatsen en niet zelf staan afruimen, dus korte handelingen
meerdere keren in plaats van een grote handeling met opgestapelde afwas" (respondent 10). Voor het
drinkontbijt geldt hetzelfde: "Dat gevoel is wel aanwezig, ik sta liever later op dan dat ik eerst
boterhammen moet gaan smeren" (respondent 10). Ook bij minder voor de hand liggende producten
kwam het handelingsbesparend aspect naar voren, zoals bij het koffiezetapparaat: "Dat gebruik in
inderdaad omdat ik zo min mogelijk wil doen na mijn werktijd" (respondent 2). Respondent 4
antwoordt zowel bij de vragen omtrent het koffiezetapparaat, de waterkoker en vitaminepillen: "Het is
niet dat ik geen tijd heb, ik heb geen zin om wat te doen". Tenslotte wordt ook de
sinaasappel/citruspers gebruikt vanwege het feit dat de gebruiker overdag er veel te doen heeft en
daardoor het product gebruikt: "In sterke mate. Zonder de elektrische variant zou ik geen verse jus
drinken" (respondent 6).
Conclusie bij hypothese 2
Alle resultaten overziend kan worden gesteld dat de hypothese "prestatie- en tijdsdruk leiden tot
gemakzucht" aanvaard kan worden, zij het met een kanttekening. De redenen hiervoor zijn: (a) de
resultaten van de statistische analyse op productniveau laten bij een aantal producten een duidelijke
associatie zien tussen de variabelen en het productgebruik. Interessante bevindingen komen naar voren
bij het drinkontbijt, het espresso-apparaat of Senseo Crema en de toilettabs. Het drinkontbijt levert een
significante lambda op wanneer het gerelateerd wordt met prestatiedruk, de overige drie producten
vertonen een significante lambda wanneer zij gerelateerd worden met de variabele 'geen tijd'. Het
drinkontbijt en kant-en-klaarmaaltijden in combinatie met de magnetron laten in relatie tot de
variabele 'minder tijd huishouden' dezelfde resultaten zien. (b) Het aantal gebruikte producten loopt
terug naarmate men het minder met de stellingen die prestatie- en tijdsdruk meten (met uitzondering
van de variabele 'minder tijd huishouden') eens is. Dit is het meest evident wanneer de hercodering van
de antwoorden is doorgevoerd. (c) De resultaten worden bevestigd door de antwoorden die gegeven
worden in het kwalitatief onderzoek die een expliciete relatie laten zien tussen de gevoelde prestatie-en
tijdsdruk en de producten die zij gebruiken vanwege gemaksmotieven.
60
hoofdstuk 4 GEMAK
Een nuancering is echter op zijn plaats. Net als in de vorige paragraaf, geldt ook hier dat de
argumenten voor het gebruik van de producten niet altijd even eenduidig zijn. De hypothese gaat er
namelijk van uit dat vanuit de historie individuen producten gebruikten om zowel het aantal
handelingen als de hoeveelheid tijd te beperken, maar zij door het regelmatig gebruik deze producten
eraan gewend zijn geraakt aan en deze nu primair gebruiken voor het besparen van handelingen en
slechts ten dele voor het besparen van tijd. De aanleiding hiervoor zou zijn dat zij een grotere prestatie
en tijdsdruk ervaren in het dagelijks leven. Beide motivaties blijken echter nog steeds een belangrijke
rol te spelen. Wanneer prestatiedruk groeit, zoals gebleken is uit de statistische data-analyse, neemt
ook het gebruik van producten toe. Wanneer een bepaalde tijdsdruk voelbaar is, wordt ook de hulp
ingeroepen van producten. Bij het ervaren vàn een bepaalde tijdsdruk, is het dan ook aannemelijk dat
mensen producten gebruiken die tijd besparen. Bij een aantal producten werden opnieuw beide
motivaties gegeven, wat blijkt uit formuleringen als: "Juist omdat ik veel moet doen na mijn werk, wil
ik voor het eten minder tijd nemen", "in magnetron of oven gooien, in de tussentijd snel je ding doen,
eten en wegwezen" en "ik wil minder doen in de zin dat ik mijn tijd anders wil besteden dan aan
'noodzakelijke dingen' zoals koken en meer tijd wil overhouden voor leuke dingen". Daarom kan, net
als in paragraaf 4.2, een tweetal ontwikkelingen beschreven worden als gevolg van de prestatie- en
tijdsdruk die men ervaart: enerzijds hebben de respondenten weinig tijd buiten werktijd om zaken te
ondernemen en vervullen substituties van de avondmaaltijd zoals het afhaalgerecht, de kant-en
klaarmaaltijd in combinatie met de magnetron een voorname rol. Anderzijds willen respondenten om
deze reden zich niet inspannen buiten werktijd, zij hebben "geen zin", willen "zo min mogelijk doen" of
hebben "geen energie na het werk".
4.4 Individualisering en gemakzucht
De derde en laatste hypothese gaat in op de relatie tussen individualisering en gemakzucht. De
hypothese luidt als volgt: individualisering leidt tot gemakzucht; doordat gezinssamenstellingen
veranderen en individuen steeds meer een eigen dagindeling hanteren, maken ze steeds meer gebruik
van producten die hen in staat stelt op een eenvoudige, niet-inspannende manier een bepaald doel te
bereiken, wat leidt tot een grotere mate van gemakzucht. Uitgangspunt is ook hier dat de meest
elementaire motivatie voor het gebruik van een product niet het sparen van tijd, maar het sparen van
handelingen is. In tegenstelling tot de hypothese omtrent prestatie- en tijdsdruk zal de
individualiseringshypothese slechts getest worden in relatie tot de producten in de categorie 'keuken en
voeding'. Het is namelijk waarschijnlijk dat individualisering een effect heeft op de manier waarop men
bepaalde keukenapparatuur en voedingsmiddelen gebruikt. Zowel ontbijten, lunchen als dineren zijn
vanuit de historie sociale aangelegenheden. Grote gezinnen die lang onder één dak zijn blijven wonen,
omdat echtscheiding en het vroeg op zichzelf gaan wonen van de jeugd nog niet aan de orde waren,
gebruikten lange tijd drie maaltijden per dag in elkaars gezelschap. Omdat echtscheiding en het vroeg
op zichzelf wonen nu wel aan de orde van de dag zijn, is het aannemelijk dat individualisering een
grote invloed heeft op het gebruik van de maaltijd. Aangezien activiteiten betreffende de schoonmaak
61
hoofdstuk 4 GEMAK
en lichaamsverzorging in beginsel meer geïndividualiseerde activiteiten zijn, is de invloed van
individualisering hierbij minder zichtbaar.
In navolging van theorieën van Knuist en anderen is allereerst gekeken naar het aantal personen
waaruit het huishouden van de ondervraagde bestaat. Ten tweede is onderzocht hoeveel maaltijden
(uitgesplitst naar ontbijt, lunch en diner) de respondent gemiddeld per week alleen nuttigt. Daarbij is
een affectieve component betrokken in de vorm van de vraag in hoeverre men het niet prettig vindt die
maaltijd alleen te gebruiken. Ten derde is gevraagd in hoeverre men het gevoel heeft in zijn of haar
dagindeling steeds minder rekening te houden met anderen. Tenslotte is de meer flexibele dagindeling
onder de loep genomen door te analyseren in hoeverre individuen minder volgens een vast schema zijn
gaan leven en daardoor andere zaken, zoals gemaksproducten kopen.
4.4.1 Huishoudens en hun eetgedrag
Uit het onderzoek is gebleken dat het klassieke gezin met de samenstelling, vader, moeder en een (of
meerdere) kinderen bij 25-35 jarigen in zeer beperkte mate voorkomt. Bijna de helft van alle
ondervraagden ( 45,6%) woont alleen, een ietwat kleiner percentage van 44,8% heeft een
tweepersoonshuishouden. Slechts 8,9% leeft in een huishouden van drie of meer personen, wat zou
kunnen duiden op een gezin. Deze samenstellingen kunnen
invloed hebben op eetomstandigheden. Daarom is gevraagd
naar het aantal maal per week dat de respondenten het ontbijt,
de lunch en de avondmaaltijd alleen gebruiken. Het ontbijt
wordt door 76 respondenten (37,4%) vijf maal per week alleen
genuttigd. 55 respondenten (27,1 %) gebruiken elk ontbijt van
de week zonder anderen. Wat betreft de lunch zijn de cijfers
minder duidelijk verdeeld. Een kwart van de respondenten ( 46)
luncht vijf maal per week alleen. Verder gebruikt 13, 1 o/o de
!\~~~ HUISHOUDE
Valic 1 2 3 ~
4ofmee1
ALLEEN MAALTIJD
zeer eens "'ens niet eens/oneens K:>neens zeer oneens
IFreq ~alid Percent
118 45.6 lH 44.8 11 4.2 lC 3.9 2 .8
tFreq Valid Percent
23 8.8 59 22.? 56 21.5 94 36.2 25 9.6
lunch één of twee maal per week individueel. Een ongelijkmatige verdeling van antwoorden is tevens
zichtbaar bij de avondmaaltijd. 51 respondenten (23,4%) zitten slechts één maal per week alleen aan
de eettafel, 43 respondenten (19,7%) doen dit zeven dagen in de week. Bijna één op de vijf gebruikt
derhalve het diner elke dag zonder de aanwezigheid van anderen.
ALLONTB
.00 100 2.00 3.(l() .(.00 6.00 6.00 7.00 99.00
AANTAL MAAL PER WEEK ALLEEN ONTBIJT
Al.LMIDD
.00 1.00 2.00 ).00 4.00 6.00 6.00 1.00 99.00
AANTAL MAAL PER WEEK ALLEEN LUNCH
62
ALLA VOND
00 1.00 200 3.00 4.00 5.00 6.00 7.00 ~.00
AANTAL MAAL PER WEEK ALLEEN AVONDMAALTIJD
hoofdstuk 4 GEMAK
Hoe vinden deze mensen het om alleen te eten? Gezien individualiseringsontwikkelingen is het te
verwachten dat het gebruiken van de maaltijd slechts als een noodzakelijk kwaad, een efficiënt, snel te
volbrengen handeling gezien wordt. De stelling waarop de respondenten hebben gereageerd, luidt: "Als
ik alleen een maaltijd gebruik, vind ik dat niet prettig." Zoals werd verwacht, is het grootste gedeelte
van de steekproef het niet met de stelling eens (zie tabel vorige pagina). Maar liefst 36,2% is het
oneens, 9 ,6% kiest voor zeer oneens. Hieruit blijkt dat men over het algemeen niet erg veel waarde
hecht aan het eten in gezelschap van anderen.
4.4.2 Dagindeling
Veranderende gezinssamenstellingen kunnen de dagindeling van mensen beïnvloeden. Deze
dagindeling kan vervolgens het individueel consumptiegedrag bepalen. Zoals in hoofdstuk 1 reeds is
aangegeven, is er een aanzienlijke afname waarneembaar van het percentage van de bevolking dat
rond de klok van zessen thuis eet, een vermindering van 31 % in 1975 tot 24% in 1995. Thuis eten nam
bovendien in 1995 gemiddeld een uur per week minder in beslag dan in 1975 (Broek, Knuist,
Breedveld, 1999: 160, 172).
Door middel van twee stellingen is gemeten in hoeverre men
het gevoel heeft een eigen dagindeling te hanteren. De eerste
stelling luidt: "Ik heb het gevoel in mijn dagindeling steeds minder
rekening te houden met andere eventuele huisgenoten
(bijvoorbeeld te eten op tijdstippen die mij het beste uitkomen en
zaken te ondernemen die in overeenstemming zijn met mijn eigen
planning)." De tweede stelling "doordat ik steeds minder volgens
een vast schema leef, koop ik andere zaken (zoals
eenpersoonsmaaltijden, een drinkontbijt, en dergelijke)" moet het
~ zeer eens eens niet eens/oneens oneens zeer oneens KOOP ANDERS
zeer eens pens niet eens/oneens oneens zeer oneens
Freq IValid Percent
IC 3.8 38 14.E 63 24.2
108 41.5 32 12.3
IFreq Valid Percent
15 5.8 61 23.5 32 12.3
112 43.1 36 13.8
directe verband tussen individualisering en de aankoop van gemaksproducten aantoonbaar maken.
Zoals uit de tabel blijkt, hebben relatief weinig respondenten het gevoel in de eigen dagindeling steeds
minder rekening te houden met anderen. 18,4% van de respondenten is het eens met de stelling,
tegenover 53,8% dat het er niet mee eens is. De variabele 'koopanders' laat een vergelijkbare verdeling
zien, 29,3% is het eens met de stelling, 56,9% is het er niet mee eens.
Deze variabelen zijn gekruist met de gebruikscijfers van een aantal producten in de productgroep
keuken en voeding, waarbij de producten voor het ontbijt, de lunch en de avondmaaltijd in de analyse
betrokken zijn. Daarbij zijn de resultaten van de respondenten die het in een bepaald mate eens zijn
met de stelling geanalyseerd. Allereerst het drinkontbijt en de voorverpakte belegde sandwiches. Het
drinkontbijt blijkt geen directe relatie te vertonen met beide variabelen. Van de ondervraagden die
aangegeven hebben het zeer eens of eens te zijn met de stellingen, maakt een groter gedeelte geen
gebruik van het drinkontbijt. Dit geldt ook voor voorverpakte sandwiches. Over het algemeen is er geen
lineair verband aan te wijzen tussen de variabelen en het gebruik van de ontbijt of lunchproducten.
63
hoofdstuk 4 GEMAK
~'I DRINK SAND s ONTBIJT WICH
geen gebruik ll!ebruik ~otaal geen gebruik gebruik ~otaal
EIGINDEL zeer eens ( LI 10 ( A 10 60.0% 40.00fc 100.0°/c 60.00fc 40.00fc 100.0%
~ens 2A lA 38 23 15 38 63.2% 36.8°/c 100.00/c 60.5°/c 39.5°/c 100.0°/c
KOOP AND zeer eens 7 8 15 7 8 15 46.7% 53.3°/c 100.0% 46.7°/c 53.3% 100.0°/c
~ens 42 19 61 38 23 61 68.9% 31.1°/c 100.0% 62.3°/c 37.70fc 100.0°/c
Dezelfde methode is toegepast op de avondmaaltijd. De producten zijn: de kant-en-klaarmaaltijd, de
magnetron, de afhaalmaaltijd en de maaltijd van een traiteur. Deze kuistabellen leveren meer
interessante resultaten op. Van de respondenten die het eens zijn met de stellingen is het percentage
gebruikers bij drie producten groter dan het percentage niet-gebruikers. Alleen bij de gerechten van de
traiteur (die overigens door 20,8% gebruikt worden) geldt het omgekeerde. Met name bij de variabele
'koop anders' zijn de verschillen tussen gebruikers en niet-gebruikers erg groot. Uit deze gegevens blijkt
dus dat er een verband bestaat tussen enerzijds de mate waarin men het gevoel heeft een eigen
indeling te hanteren en minder volgens een vast schema te leven en anderzijds het gebruik van de
onderzochte voedingsproducten. De kruistabellen laten zien dat de mate van individualisering zich op
dit moment het sterkst bij het gebruik van de avondmaaltijd manifesteert. De reden daarvoor kan zijn
dat het ontbijt en de lunch al eerder geïndividualiseerd zijn door bijvoorbeeld de grotere afstanden die
bij het pendelen tussen woon- en werkplek moeten worden afgelegd. De warme maaltijd op het
middaguur, die vroeger veelal in het gezinsverband genuttigd werd, is bovendien praktisch geheel
verdwenen en naar de avond verschoven. De avondmaaltijd is nu ook in een individualiseringsfase
terecht gekomen (Van Otterloo, 1990: 267).
~ KANT MAGNETRON KLAAR
ll!een gebruik gebruik totaal lgeen gebruik !gebruik totaal EIGINDEL zeer eens 3 7 10 5 5 IC
30.0% 70.0°/c 100.0% 50.0% 50.0% 100.0°/c ~ens lil 2"1 38 9 28 37
36.8o/c 63.2°/c 100.0% 24.3% 75.7°/c 100.0% KOOP AND zeer eens LI 11 15 3 1~ 15
26.7o/c 73.30fc 100.0% 20.0°/c 80.0% 100.0% ~ens 16 45 61 l'i 4"1 61
26.2% 73.8% 100.0% 27.9% 72. 10/c 100.0°/c
AFHAAL TRAITEUR
geen gebruik gebruik totaal geen gebruik gebruik otaal EIGINDEL zeer eens 3 7 lC 8 2 10
30.0°/c 70.0o/c 100.0o/c 80.0o/c 20.0°/c 100.0°/c eens 6 32 38 32 ( 38
15.8°/c 84.2°/c 100.0o/c 84.2°/c 15.8% 100.0% KOOP AND zeer eens "1 11 15 12 3 15
26.7°/c 73.30;( 100.0% 80.0% 20.0o/c 100.0o/c eens 9 52 61 42 19 61
14.8% 85.2o/c 100.0% 68.9°/c 31.lo/c 100.0o/c
64
hoofdstuk 4 GEMAK
4.4.3 Resultaten kwalitatief
Om de exacte motivaties van het gebruik van producten als gevolg individualiseringsbewegingen na te
gaan, is ook ten aanzien van de individualiseringshypothese een vraag opgenomen in het kwalitatief
onderzoek. Deze vraag luidt: "In hoeverre heb je het gevoel dat je omdat je vaker dan vroeger je eigen
dagindeling hanteert, gebruik maakt van (het product)?". Deze vraag is overigens bij alle producten
opgenomen, dus niet alleen bij de hierboven behandelde voedingsmiddelen. Dit is gedaan vanwege de
consistentie van de vragenlijst en zo kan bezien worden of de aanname dat individualisering zich het
meest manifesteert bij voedingsproducten juist is.
Het verband tussen de eigen dagindeling en het gebruik van een product wordt door een aantal
respondenten direct gelegd bij het afhaalgerecht, de kant-en-klaarmaaltijd en de magnetron:
"Ik bepaal nu zelf wat en wanneer ik eet. Vandaar dat ik nu vaker afhaalmaaltijden haal. Als ik daar zin
in heb, dan doe ik dat en hoef ik geen rekening te houden met anderen, wat zij willen" (respondent 2).
"Je kunt bepalen wanneer jij het eten wilt hebben" (respondent 13). "Dat klopt, ik kan zelf bepalen of,
wat en wanneer ik eet." (respondent 4). Respondent 17: "Als ik erg weinig tijd heb en alleen eet, maak
ik wel eens gebruik van een kant- en klaarmaaltijd. Vroeger gebruikte ik geen kant- en klaarmaaltijden
dus dit zal wel van toepassing zijn." Een stellig antwoord op de vraag, wordt ook gegeven door
respondent 4: "Ik maak hierdoor zeker vaker gebruik van kant-en-klaarmaaltijden. Ook omdat het
aanbod hierin groter is". De invloed van de magnetron blijkt uit het antwoord van respondenten 13 en
15: "Dit heeft wel invloed. Een maaltijd opwarmen doet je indeling veranderen in de zin dat je geen
rekening meer houdt met tijd vrijhouden om uitgebreid te koken" (respondent 13). "Je kunt het ook
omdraaien, doordat je weet datje met de magnetron snel eten op tafel kunt krijgen (opgewarmd of
magnetronmaaltijd), ben je vrijer in je dagindeling. Meestal eet ik veel later dan er gekookt is door mijn
huisgenoot. Met de magnetron kan ik dat gemakkelijk opwarmen, anders moest ik zelf nogmaals koken
of opwarmen in de pan." (respondent 15). Twee andere producten in het voedingssegment worden ook
vanwege individualiseringsontwikkelingen gebruikt. Bijvoorbeeld vitaminepillen: "Gewoon gezond
eten lukt mij niet altijd, omdat ik een onregelmatig leven leidt" (respondent 8). Voorverpakte
sandwiches worden ook om deze reden gebruikt. Respondent 6 ervaart de indeling van de dag als
zeer invloedrijk: "De dagindeling dicteert dat ik voorverpakte sandwiches eet. Dat is niet mijn eigen
keuze". Ook het vele reizen dat een aantal respondenten doet, blijkt een reden te zijn van het gebruik
van de sandwiches. "Dat gevoel is gestegen. Ik gebruik het vaak tijdens werktijd bij een tankstation on
the road" (respondent 10). Respondent 4 ziet tenslotte een direct verband tussen de eigen dagindeling
en voorgesneden groente, het afhaalgerecht en de magnetron aangezien deze bij deze producten
antwoordt: "Dat klopt, ik kan zelf bepalen of, wat en wanneer ik eet."
Ook veranderde gezinssamenstellingen blijken van invloed op het gebruik van de producten.
Respondent 15 antwoordt: "Bij mijn ouders thuis heb ik nog nooit een kant-en-klaarmaaltijd gegeten.
Dus in die zin eet ik ze alleen maar omdat ik mijn eigen tijd in kan delen". Respondent 12 gaf eerder
aan een afhaalgerecht meestal uit luiheid te gebruiken: "Tja, mijn moeder kookte dus wel ieder dag
65
hoofdstuk 4 GEMAK
voor me." Daarmee suggereert deze persoon dat hij/zij nu zelf boodschappen moet doen en moet koken
en daardoor vaker een afhaalgerecht gebruikt. Respondent 2 gebruikt het drinkontbijt: "Ik heb 's
morgens vaak weinig tijd, dus dan is dit inderdaad erg makkelijk. Ik wil zo laat mogelijk opstaan en
dan is zo'n kant-en-klaar pakje meenemen wel erg makkelijk als ontbijt in de auto". Deze betrekt
individualisering erbij door te stellen: "vroeger werd mijn ontbijt klaargemaakt en nu ik op mezelf
woon en hard aan het werk ben, moet ik het zelf doen."
Conclusies bij hypothese 3
De aanname dat individualisering de meest evidente invloed op het gebruik van producten in de
productgroep keuken en voeding heeft, wordt door de gegevens uit het kwalitatieve onderzoek
bevestigd. Ondanks dat bij elk product een vraag naar individualisering is gesteld, gaven de
respondenten slechts bij keuken- en voedingsproducten aan dat het gebruik van deze producten
veroorzaakt werd door een geïndividualiseerd leven. Op basis van de resultaten kan ook de hypothese
"individualisering leidt tot gemakszucht" aanvaard worden. Met name de afhaalgerechten, kant-en
klaarmaaltijden in combinatie met de magnetron worden veelal gebruikt vanwege het feit dat
respondenten vaker dan vroeger een eigen dagindeling hanteren. Om te bepalen welke motivaties,
tijdbesparing of gemak, een rol spelen, kunnen eerdere paragrafen hulp bieden. In paragraaf 4.2 wordt
duidelijk dat het afhaalgerecht, de kant-en-klaarmaaltijd en de magnetron gebruikt worden vanwege
het minder aantal handelingen dat nodig is. In paragraaf 4.3 wordt een relatie gelegd tussen de tijd die
men wil winnen door het gebruik van het product en de prestatie- en tijdsdruk die men ervaart. Uit
diezelfde paragraaf blijkt tevens dat veel respondenten voedingsproducten gebruiken vanwege de
tijdwinst, een drinkontbijt is hiervan een goed voorbeeld. Uit het kwalitatief onderzoek blijkt dus dat de
producten zowel voor het minder aantal handelingen, als voor kleinere hoeveelheid tijd worden
gebruikt. Voor de individualiseringsthese geldt dus dat opnieuw twee resultanten kunnen worden
onderscheiden. Individualisering leidt zowel tot gemakzucht als tot de behoefte aan tijdbesparing.
Verschillende producten vervullen verschillende rollen in het leven van deze geïndividualiseerde
personen.
4.5 Gemakzucht verbreed
Gemakzucht is in dit onderzoek niet alleen in verband gebracht met de keuken, voeding, schoonmaak
en lichaamsverzorging. Van een wat algemenere aard is, zoals reeds in hoofdstuk twee beschreven, het
gebruik van de afstandsbediening. In het onderzoek is dan ook een tweetal additionele vragen
opgenomen dat ingaat op het gebruik van de afstandbediening. In de eerste vraag komt het aantal
afstandbedieningen dat de respondent in het bezit heeft aan de orde. Tijdens de voorbereidingsfase van
dit onderzoek bleek namelijk dat bij steeds meer apparaten een afstandbediening standaard wordt
bijgeleverd. Daarom is een tweede vraag opgenomen om te bepalen in hoeverre deze apparaten
66
hoofdstuk 4 GEMAK
daadwerkelijk aangeschaft worden, met andere woorden voor welke apparaten de afstandbediening
gebruikt wordt.
Waar in de jaren tachtig één of twee afstandbedieningen voor bijvoorbeeld televisie en stereo
installatie in de huiskamer aanwezig waren, is het aantal inmiddels flink over verschillende ruimten in
en om het huis uitgebreid. Het onderzoek wijst uit dat slechts negen personen in het geheel niet over
een afstandbediening beschikken, 9,2% heeft er één, 19,2% heeft er twee in huis. Het gemiddelde
aantal afstandbedieningen ligt echter op 3,4 per huishouden. Het grootste gedeelte van de
respondenten (31,5%) heeft dan ook drie afstandbedieningen in huis, bijna één vijfde heeft er maar
liefst vier. Dat zijn nog niet de hoogst gemeten aantallen. Twintig personen (7,7%) geven aan over vijf
'kastjes' te beschikken, vijftien respondenten (5,8%) gebruiken zes stuks, zeven mensen bezitten nog
één zapper meer. De kroon wordt gespannen door zes personen, waarvan er één 8, vier mensen 9 en
één persoon maarliefst 15 afstandsbedieningen in huis hebben. In een aantal gevallen biedt de
computer uitkomst en bestuurt men alle in huis aanwezige apparaten via de p.c., zodat het aantal
afstandbedieningen weer teruggebracht wordt tot één.
Waar worden al deze 'a.b.'s voor gebruikt? Nog steeds is de televisie een van de meest
voorkomende apparaten waar de afstandbediening voor gebruikt wordt. Vaak blijft het niet bij één
televisie per huishouden. Veertig respondenten (15,4%) beschikken over twee t.v.'s, een tweetal heeft
er drie en één respondent heeft er vier in huis. De stereo-installatie is een tweede apparaat dat veelal
bediend wordt vanaf afstand. 146 respondenten gebruiken hiervoor één afstandbediening, 30 personen
hebben er twee voor nodig, 7 mensen gebruiken er drie, opnieuw heeft één persoon vier
afstandsbedieningen voor zijn of haar stereo-installatie. 131 respondenten gebruiken er een voor de
video- of DVD-speler. Naast bij deze inmiddels conventionele apparaten is de afstandsbediening
tegenwoordig verkrijgbaar bij een aantal andere toestellen. Acht personen gebruiken het apparaatje
voor de decoder (waarmee bijvoorbeeld betaalzenders te ontvangen zijn). Ook bij de auto is een of
meerdere afstandbediening beschikbaar, 24 personen openen en sluiten hun auto op afstand met één
bediening, een drietal heeft twee afstandbedieningen voor de auto. Vijf personen gebruiken het
'kleinood' voor de bediening van de stereo-installatie van de auto, tien personen maken er de
garagedeur mee open. Tenslotte regelen zeven respondenten het licht met de afstandbediening en
gebruiken drie respondenten het voor het openen en sluiten van de zonwering. Zoals uit het
bovenstaande blijkt, vergezelt de afstandbediening inmiddels een groot aantal toestellen en apparaten.
Uiteraard kan de aanwezigheid van apparaatje een additionele aankoopmotivatie vormen bij de
aanschaf van een apparaat of toestel.
Dat er met deze expansie van apparaten waarbij de afstandbediening gebruikt kan worden
(kunnen we al spreken van een 'afstandbedieningcultuur'?) de spot wordt gedreven blijkt uit films en
series, waarin het archetype luie televisiekijker die op de bank ligt en de kanalen rondzapt neergezet
wordt. In andere media zijn ook uitingen aan te wijzen waarbij de afstandbediening, en daarmee de
gebruiker ervan, in het ironische middelpunt staat. Een daarvan is een commercial waarbij we een
kijkje nemen in het huis van de familie Curry, waarbij de man des huizes Adam, met een
afstandbediening de piano tot zwijgen maant, kaarsen ontsteekt, een televisie laat verschijnen en
67
hoofdstuk 4 GEMAK
uiteindelijk met vrouw Paay op de bank ploft met een stoomgerecht van de Albert Heijn op schoot. De
illustratie van Paul Faassen uit het blad Carp, een magazine voor jonge, hoogopgeleide afgestudeerden,
is van een zelfde ironische ondertoon. De laatste toepassing van de afstandbediening lijkt zo te zien nog
niet gevonden.
!
68
hoofdstuk 5 CONCLUSIES
INLEIDING
In de cultuursociologie wordt een verscheidenheid van cultuurvormen op sociologische wijze benaderd.
Eén daarvan is de consumptiecultuur, als afgeleide van de massacultuur. Een groot aantal onderzoekers
op dit gebied heeft zich de vraag gesteld in hoeverre artefacten invloed uitoefenen op het gedrag van
mensen. Dit onderzoek heeft gepoogd bij te dragen aan het beantwoorden van die vraag. De rol van
producten die het gemak van de gebruiker dienen, is hierbij gerelateerd aan een aantal
maatschappelijke verschijnselen. De probleemstelling van dit onderzoek valt uiteen in drie delen die in
omgekeerde volgorde behandeld zullen worden. Deze volgorde is gekozen om vanuit het empirische
niveau van het onderzoek zelf te stijgen naar het niveau van de sociologische theorie in het algemeen.
Allereerst worden de belangrijkste conclusies ten aanzien van de hypothesen verwoord, vervolgens
komt het hedendaags gebruik, in relatie tot de theoretische noties uit hoofdstuk 1 aan bod en tenslotte
worden het verleden, heden en de toekomst van gemaksproducten besproken.
5.1 Motivaties
Het derde gedeelte van de probleemstelling "wat zijn de beweegredenen van mensen om producten te
gebruiken die inspelen op het gemak?" valt uiteen in drie hypothesen. De conclusies zullen kort
besproken worden.
Efficiëntie - gemakzucht: op basis van het verzameld onderzoeksmateriaal kan gesteld
worden dat de hypothese 'de behoefte aan efficiëntie leidt tot gemakzucht' gedeeltelijk kan worden
aanvaard. In hoofdstuk vier is betoogd dat aan het begin van de twintigste eeuw een groot aantal
producten op de markt is gebracht met het doel de efficiëntie van voornamelijk het huishoudelijke
leven te bevorderen. Een ontwikkeling van toegenomen rationalisering in combinatie met grotere
technische mogelijkheden zorgde ervoor dat een groot aantal efficiëntiebevorderende apparaten,
hulpmiddelen en producten geïntroduceerd werd. In de jaren vijftig werd het gemaksmotief echter
steeds belangrijker. Deze ontwikkeling heeft zich doorgezet. Uit het onderzoek is gebleken dat voor een
aantal onderzochte producten gemak de meest elementaire motivatie is. In hoofdstuk drie wordt
bijvoorbeeld het gemaksmotief bij een zeer groot aantal producten het meest frequent genoemd. In
hoofdstuk vier wordt vervolgens duidelijk dat een aantal producten gebruikt wordt, omdat men geen
zin heeft, geen moeite wil doen of men niet moe wilde worden. Bovendien refereerden enkele
respondenten expliciet aan gemakzucht of luiheid wanneer zij gevraagd werden naar het gebruik van
producten. Voor een aantal producten wisten de respondenten geen alternatief te verzinnen, wat op
gewenning aan die producten duidt. Handelingsintensievere methoden zijn daarbij van het toneel
verdwenen, het gebruik van eenvoudige, arbeidsbesparende producten is een vanzelfsprekendheid
geworden.
Voor een aantal producten blijkt het argument van tijdbesparing belangrijker voor de gebruiker.
Een strikte scheiding van motieven is in een aantal gevallen niet te maken. Minder handelingen die
nodig zijn, bespaart tijd. Door een product te gebruiken dat handelingen bespaart, kunnen andere
69
hoofdstuk 5 CONCLUSIES
zaken ondernomen worden, waardoor ook tijd gewonnen wordt. Wanneer het individu weinig tijd
heeft kan dat bovendien van invloed zijn op de mate waarin men zich nog wil inspannen en daardoor
een handelingsbesparend product gebruikt. De inwisselbaarheid van handeling en tijd zorgde bij een
aantal producten voor onduidelijkheid omtrent de meest elementaire motivatie. Zowel het feit dat een
groeiend aantal producten vanuit een rationaliseringsbeweging op de markt is gekomen, als de
aanname dat dit tot gewenning bij de gebruiker leidt, resulteert echter in de conclusie dat zich twee
resultanten van de behoefte aan efficiëntie voordoen; enerzijds willen we minder handelingen
verrichten, zijn we gemakzuchtig geworden, anderzijds hebben we nog de behoefte tijd te besparen
met het gebruik van producten.
Prestatiedruk, tijdsdruk - gemakzucht. De hypothese die het gebruik van
gemaksproducten in verband met prestatiedruk en tijdsdruk kan deels aanvaard worden. Een aantal
producten, zo is gebleken, wordt om handelingsbesparende motieven gebruikt. De statistische analyses
laten zien dat wanneer iemand een bepaalde prestatiedruk voelt, hij/zij enkele producten om
gemaksmotieven gebruikt. Sommige respondenten willen zich niet inspannen buiten werktijd, zij
hebben "geen zin", willen "zo min mogelijk doen" of hebben "geen energie na het werk".
Tijdsbesparend is tot op de dag van vandaag ook een belangrijke motivatie. Door lange
werkdagen, 43, 1 % van de respondenten werkt meer dan 40 uur per week, een druk sociaal leven, de
wens om te sporten en toegenomen ambities van man en vrouw is er een rol weggelegd voor
producten. Enkele respondenten lijken hun vrije tijd dan ook vol te plannen met activiteiten. Op de
vraag of de magnetron gebruikt wordt doordat de respondent overdag erg veel te doen heeft en buiten
werktijd juist zo min mogelijk wil doen, antwoordt respondent 1: "Nee, ik heb tijd genoeg, alleen
besteed ik die snel aan vrienden, sport, theater, uitgaan. En dan blijft er weinig tijd over natuurlijk."
Respondent 2 antwoordt op een vraag over kant-en-klaarmaaltijden: "Af en toe is het inderdaad wel
makkelijk en vooral snel, als ik ga sporten bijvoorbeeld. Het is vooral belangrijk dat het minder tijd
kost, want ik eet het echt alleen als ik haast heb. In magnetron of oven gooien, in de tussentijd snel je
ding doen, eten en wegwezen." Wanneer tijdsdruk van invloed is op het dagelijks leven is het dan ook
logisch dat mensen gebruik maken van producten die tijd besparen om daarmee de tijdsdruk te
verlichten.
In meerdere gevallen worden producten gebruikt, omdat deze met andere activiteiten te
combineren zijn. Mensen die veel onderweg zijn, geven aan een voorverpakte sandwich bij een
benzinestation te kopen, zodat zij kunnen lunchen op weg naar een nieuwe afspraak. Ook het
drinkontbijt wordt vaak op de voorbank van de auto genuttigd. De gebruiker wil zo lang mogelijk in
bed liggen, neemt daardoor geen tijd voor een uitgebreid ontbijt en kiest een drinkontbijt als
alternatief. Zowel gemak, oftewel handelingbesparing als tijdsbesparing zijn tot op de dag van vandaag
belangrijke gebruiksmotivaties wanneer prestatiedruk en tijdsdruk een rol spelen. Daarom kan, net als
bij de vorige hypothese, een tweetal situaties beschreven worden: enerzijds is men gemakzuchtig
geworden doordat men prestatiedruk en tijdsdruk ervaart, anderzijds streeft men om deze reden ook
tijdsbesparing na. Het is dus niet correct te veronderstellen, zoals in hoofdstuk 1 is gedaan, dat het
argument tijdsbesparing slechts een bijrol speelt.
70
hoofdstuk 5 CONCLUSIES
Individualisering - gemakzucht. Individualisering blijkt de meest nadrukkelijke invloed te
hebben op het gebruik van producten in de productgroep 'keuken en voeding'. Mensen met een
geïndividualiseerd bestaan kunnen de keuzes waar, wanneer, wat en hoe te eten eenvoudigweg voor
zichzelf maken. Daardoor vermindert de hoeveelheid tijd en moeite die men in het ontbijt, de lunch en
het avondeten stopt, wat het gebruik van producten die gemakkelijk in gebruik zijn en voor een
tijdsbesparing zorgen, in de hand werkt. De hypothese 'individualisering leidt tot gemakzucht' kan op
basis van de resultaten ook aanvaard worden, zij het wederom met een kanttekening. Doordat de
respondenten individualisering niet alleen relateren aan het handelingsbesparend, maar ook aan het
tijdsbesparend argument (zie paragraaf 4.4) luidt de conclusie dat individualisering enerzijds heeft
geleid tot gemakzucht en anderzijds de behoefte aan tijdbesparing een rol is blijven spelen bij het
gebruik van producten.
Taylorisme in 2002?
Voor alle drie de hypothesen geldt dus dat ze gedeeltelijk aanvaard kunnen worden. De behoefte aan
efficiëntie, de prestatiedruk en tijdsdruk die men ervaart en individualisering die is opgetreden, hebben
in alledrie de gevallen twee ontwikkelingen tot gevolg. Enerzijds wil men met het gebruik van
producten handelingen besparen en is, anderzijds is de motivatie tijd te besparen nog altijd belangrijk
bij het gebruik van producten. Op deze manier lijkt het Taylorisme, zoals in hoofdstuk 1 omschreven,
nog altijd alom aanwezig. We willen immers anno 2002 nog steeds zo min mogelijk handelingen en tijd
verspillen. Het bestrijden van de verspilling van tijd is in die zin tot op de dag van vandaag een
belangrijke motivatie voor het gebruik van producten. Het verschil wordt echter gemaakt door het
handelingsaspect. Lange tijd was het idee geen handelingen te verspillen een belangrijke motivatie voor
productgebruik. Dat voor een aantal producten door de respondenten geen goed alternatief verzonnen
kan worden, getuigt van een bepaalde gewenning aan deze producten. Het gebruik is een
vanzelfsprekendheid geworden. Gewenning heeft in die zin geleid tot gemakzucht. We kiezen geen
handelingsintensiever alternatief meer, we gebruiken producten die weinig inspanning vereisen, omdat
we geen zin meer hebben om extra moeite te doen, we niet moe willen worden bij onze dagelijkse
werkzaamheden en geen energie meer hebben als gevolg van de verplichtingen die we na moeten
komen. We willen met zo min mogelijk inspanning een beoogd doel bereiken. De komst en integratie
van producten in bestaande gebruikspatronen en de gewenning dit met zich mee bracht, heeft met
andere woorden onze habitus beïnvloed. In onze cognitieve structuren, gewoonten en disposities heeft
een vorm van gemakzucht haar intrede gedaan.
Zelfperceptie
In het onderzoek van Mason Haire, dat in hoofdstuk 1 is beschreven, werd de invloed gemeten van
productgebruik op het beeld dat mensen van de gebruikers van die producten hebben. In 1950 werden
voornamelijk negatieve eigenschappen aan een gebruiker van een instantkoffie toebedeeld. In 1968
71
waren het voornamelijk positieve eigenschappen, wat een
imagoverandering van de gebruikers van gemaksproducten
aantoont. De respondenten in dit onderzoek zijn ook
geconfronteerd met het gebruik van gemaksproducten. Zij het
met hun eigen gebruik. Daarom is de vraag interessant of wij
onszelf eigenlijk gemakzuchtig vinden. In het onderzoek is de
hoofdstuk 5 CONCLUSIES
Aa- ·' --sonen dat Op het Thuis zichzelf~ werk Actief 1 6 Passief 0 6 Druk 10 1 Rustig 0 9 Hard werkend 14 1 Gemakkeliik uitRevallen 2 7 Enerniek 9 9 Lui 0 4
vraag opgenomen in hoeverre de respondenten een aantal steekwoorden op zichzelf van toepassing
achten. De steekwoorden, opgenomen in de tabel, zijn hetzelfde voor (a) de situatie op het werk en (b)
de situatie thuis. Zo wordt duidelijk of er een verschil bestaat tussen het gevoel op de werkplek en
thuis. Het eerste opvallende verschil tussen de situatie op het werk en thuis is te zien bij het steekwoord
'hard werkend'. Waar men het op het werk stevig aanpakt (veertien personen werkt er hard), is de
situatie thuis weinig arbeidsintensief te noemen. De situatie op het werk wordt tevens als veel drukker
ervaren dan de situatie thuis, waar men zich voornamelijk rustig voelt. Dit heeft geen invloed de mate
waarin men zich energiek voelt, gezien de gelijke verdeling bij dit steekwoord. Slechts vier personen
noemen zichzelf lui, zeven mensen vinden zich thuis gemakkelijk uitgevallen. Ondanks de intensiteit
waarmee sommige gemaksproducten gebruikt worden, zien de respondenten zichzelf niet als
uitgesproken lui. Uiteraard kan sociaal wenselijk antwoorden hierop van invloed zijn.
Een tweede moment van zelfreflectie is gecreëerd door de vraag in hoeverre de respondent het idee
heeft dat hij/zij door het gebruik van de bovenstaande producten ook op andere gebieden meer gemak
is gaan nastreven in het gedrag? Een korte bloemlezing van antwoorden laat een diversiteit aan
attitudes zien. Respondent 14 is van mening dat gemaksproducten al met al een weinig toegevoegde
waarde hebben en dus niet van invloed zijn: "Ik vind gemaksproducten al snel zeer overbodig. De
gedachte 'dat kan ik zelf ook wel even doen' heb ik vrij snel. Producten zoals douchespray en toilettabs
vind ik absolute mens- en milieuvervuiling. Wie heeft daar om gevraagd, vraag ik me dan af." Een
tweetal respondenten twijfelt over de invloed van gemaksproducten: "Ik weet niet of ik ook op andere
gebieden makkelijker ben geworden, maar deze producten helpen wel om het leven iets gemakkelijker
en minder tijdrovend te maken" (respondent 8). Respondent 13 gebruikt de producten "niet voor het
nastreven van gemak, eerder om efficiënt met de tijd om te kunnen gaan. Om tijd over te houden voor
andere dingen, met name op sociaal vlak".
Toch ziet een aantal personen dat gemak zich wel degelijk op meerdere gebieden voordoet:
"Doordat er voor veel zaken een gemakzuchtig alternatief bestaat, ga je als iets teveel moeite kost op
zoek naar een gemakzuchtig alternatief. Het is denk ik het zoeken naar de weg van de minste
weerstand, omdat er voor de meeste zaken zo'n weg is" (respondent 15). "Wellicht accepteer je door al
die gemakken steeds minder ongemakken op andere gebieden, nu ik er over nadenk zullen inderdaad
veel apparaten meer gemak bieden. Maar ook veel apparaten zie ik geen andere optie voor, het is
allemaal al zo vanzelfsprekend" (respondent 2). Voor een aantal producten wisten sommige
respondenten dan ook geen alternatieven te bedenken. Zoals respondent 12: "De meeste artikelen
beschouw ik of als volledig normaal, zoals een stofzuiger, of als luxe waar je zonder kunt, maar wel erg
72
hoofdstuk 5 CONCLUSIES
gaat waarderen als je hebt, bijvoorbeeld een vaatwasser. Ik streef niet op andere gebieden gemak na,
meestal loop je tegen iets aan."
Tenslotte spreekt een aantal respondenten van een nadrukkelijke invloed. De respondent 17 en
4 signaleren een persoonskenmerk: "Ik denk dat het in je aard zit dat je een gemakkelijke oplossing wil
en daarom zoekt naar producten die daarbij kunnen helpen", "ik denk dat gemak nastreven bij mijn
generatie hoort. Dit komt volgens mij omdat we welvarend zijn. Gemak nastreven in dingen die je niet
graag doet, zit in onze, menselijke aard". Respondent 7 ziet tenslotte een maatschappelijk verband:
"Een heleboel van de bovenstaande producten die meer gemak dienen, passen ook wel in het
tijdsbeeld; ruimere werktijden, minder tijd voor andere dingen. Dit geldt natuurlijk vooral als je alleen
woont of als iedereen in het huishouden werkt." Het betoog van deze laatste respondent lijkt te
kloppen. Veel de onderzochte producten dienen het gemak van de gebruiker, maar worden ook
gebruikt om tijd te besparen. Beide motivaties passen in bredere maatschappelijke ontwikkelingen als
de verhoging van prestatiedruk en tijdsdruk en individualisering.
5.2 Gebruik van gemaksproducten
Het gebruik van producten komt aan de orde in het tweede gedeelte van de probleemstelling; in
hoeverre wordt door mannen en vrouwen van tussen de 25 en 35 jaar met een eigen huishouden en
een vaste baan gebruik gemaakt van gemaksproducten? Gezien de hoge gebruikspercentages van
hoofdstuk 3 lijken gemaksproducten niet meer weg te denken uit het gebruikspatroon van de
hedendaagse twintiger en dertiger. Apparaten als magnetrons, koffiezetapparaten en waterkokers
vervullen voor een groot aantal personen (in dit onderzoek kennen deze producten een
bezitspercentage rond de zeventig procent) dagelijks hun taak door hun snelheid en gebruiksgemak.
Maar ook relatieve noviteiten als het drinkontbijt, vitaminepillen en voorverpakte sandwiches zijn in de
korte tijd dat ze op de markt zijn tot het dagelijks consumptiepatroon van een grote groep individuen
gaan horen.
Het onderzoek heeft zich gericht op een specifieke groep met een bepaalde leeftijd en een
bepaald levensritme. Dat heeft een aantal bevindingen opgeleverd over hoe deze mensen producten
gebruiken, interpreteren, etiketteren en waarderen. Het minder aantal handelingen en de minder
hoeveelheid tijd die de producten vereisen, kan voor deze groep beteken dat dit gemaksproducten zijn.
Zoals in hoofdstuk 1 reeds is aangegeven, zou in een zelfde onderzoek onder bijvoorbeeld een oudere
generatie, onder gehandicapten of onder alleenstaande tienermoeders, dezelfde producten wellicht een
volledig andere benaming krijgen. Vanwege de verschillen tussen deze groepen gelden andere
motieven voor het gebruik van de producten. Daarom kan geconcludeerd worden dat voor het
onderzochte cluster, werkende 25 tot 35-jarigen met een eigen huishouden, geldt dat intensief gebruik
gemaakt wordt van gemaksproducten.
73
hoofdstuk 5 CONCLUSIES
McDonaldisering, een breder perspectief
Deze bevindingen kunnen uitgewerkt worden aan de hand van de vier dimensies die Georg Ritzer
onderscheid in zijn McDonaldisering-these. Een uitgebreide beschrijving van deze these is te vinden in
paragraaf 1. 9.
Berekenbaarheid. De eerste dimensie, berekenbaarheid (calculability), houdt in dat er een
grote nadruk wordt gelegd op de kwantiteit van het product, maar tevens een verminderde interesse in
kwaliteit tot gevolg heeft (Ritzer, 1998: 101). Dit uitgangspunt is van toepassing op magnetron-, kant
en-klaar- en afhaalmaaltijden. Niet zozeer de intrinsieke kwaliteit is belangrijk, het gaat veelal om
snelheid (berekenbaarheid van tijd) en gemak. Respondent 15 geeft hiervan een voorbeeld: "Ik gebruik
kant-en-klaarmaaltijden alleen maar vanwege tijdwinst. Als ik tijd zou hebben, zou ik liever koken,
omdat ik dat toch lekkerder vind." Respondent 5 redeneert vergelijkbaar: "Ik gebruik de ladyshave
inderdaad voor het gemak. Ik vind natscheren in principe fijner, want het is grondiger dan een
ladyshave en je haar blijft langer 'weg'. Maar als ik amper tijd heb, grijp ik naar de ladyshave".
Respondent 14 gebruikt het koffiezetapparaat, maar vindt met de hand gezette koffie (via de 'klassieke'
methode) toch beter van smaak. Hij/zij gebruikt het apparaat vanwege het automatisme en omdat de
handmatige manier teveel werk kost en neemt genoegen met het resultaat, aangezien het "voldoende is
in vergelijking met manieren die meer handelingen kosten". De verminderde interesse in kwaliteit, het
minder lekkere eten, het minder goede scheerresultaat, de minder smaakvolle koffie, wordt hier
ondergeschikt gemaakt aan de kwantiteit, de minder hoeveelheid tijd en het kleiner aantal handelingen
dat nodig is.
Verder is een vorm van berekenbaarheid van tijd is zichtbaar op de verpakking van een groot
aantal producten in het voedingsmiddelensegment. Bij veel maaltijdpakketten, waarbij de gebruiker
zelf een aantal handelingen moet verrichten, wordt aangegeven hoeveel tijd het kost een bepaald
gerecht te maken ("in 30 minuten op tafel"). Vergelijkbaar is het beleid van veel landelijke
pizzabezorgketens. Wanneer een (telefonische) bestelling gedaan wordt, is de bezorger van de pizza
gebonden aan een bepaalde hoeveelheid tijd om de bezorging te voltooien. Wanneer deze limiet wordt
overschreden, ontvangt de consument korting. Op deze manier wordt de consument een berekenbare
maaltijd gegarandeerd. Een vorm van berekenbaarheid van kwantiteit is hierbij overigens tevens
zichtbaar. In reclame- en foldermateriaal worden de exacte doorsneden van de verschillende pizza's
aangegeven om de consument op deze manier precies te informeren wat hij/zij krijgt voor welke prijs.
Efficiëntie. De tweede dimensie van de McDonaldisering-these, efficiëntie, heeft uiteraard
een belangrijke plaats gekregen binnen de theoretische contouren van dit onderzoek.
Efficiëntieoverwegingen hebben zich op een aantal manieren gemanifesteerd bij het gebruik van
producten. Zowel het minder aantal handelingen als de kleinere hoeveelheid tijd, zoals in paragraaf 5.1
is aangegeven, blijken evidente motivaties.
Voorspelbaarheid. De derde dimensie (predictability) komt tot uiting in de technologie die
opgenomen is in veel producten. Deze technologie reduceert de onzekerheid tussen oorzaak
gevolgrelaties ten aanzien van een gewenste uitkomst (Rogers, 1983: 12). Dit kan resulteren in het idee
74
hoofdstuk 5 CONCLUSIES
dat naarmate machines de handelingen (bijvoorbeeld koken, wassen of groente snijden) overnemen de
consistentie van het geleverde product toeneemt. Het is waarschijnlijk dat de machine een kleinere
kans op mislukking of fout in zich heeft dan het menselijk handelen. Respondent 17 gebruikt het
koffiezetapparaat "niet vanwege het mindere aantal handelingen (ook een reden, maar niet de
belangrijkste reden), maar meer vanwege het gemak dat je weet dat je koffie altijd smaakt doordat je
het heel gemakkelijk altijd op dezelfde wijze kunt bereiden." De voorspelbaarheid van het geleverde
product is voor deze respondent een zeer belangrijk gebruiksmotief. Het mislukken van een maaltijd,
het gebrek aan vitamines in het dagelijks eetpatroon of een verkeerde beweging bij het fitness zijn dan
ook verleden tijd met respectievelijk een kant-en-klaarmaaltijd, vitaminepillen of de Abtronic.
Substitutie van menselijke door niet-menselijke technieken. De laatste dimensie
van de McDonaldisering-these is van toepassing op de gehele markt van 'voorverpakte' producten, maar
uiteraard ook op alle elektronische apparaten waarbij menselijke handelingen (zoals persen, boenen of
afwassen) worden overgenomen. Niet de persoonlijke, menselijke handelingen, maar die van machines
en geavanceerde productietechnieken zorgen bij deze producten voor het resultaat, wat ook de
voorspelbaarheid bevordert. Het individu geeft de creatie uit handen en laat daarmee beslissingen
omtrent techniek, energieverbruik, veiligheid, snelheid, eenvoudigheid, hoeveelheid, inhoud, bepaling
van smaak, voedingswaarden en vetgehalten, wijze van bereiding, omgang met hygiëne over aan de
fabrikant.
Het verschil in kennisniveau tussen producenten en consumenten speelt hierbij een belangrijke
rol. Door processen van arbeidsdeling zijn interdependentieketens opgerekt. Noodzakelijke kennis, die
nodig is voor het gebruik van de meest eenvoudige hulpmiddelen en apparaten, is over allerlei
specialisten verspreid. Een maatschappelijke kennisdeling maakte het mogelijk om van alles te
ondernemen en te gebruiken zonder er veel van af te weten. Maar dat hield tevens kennisvernietiging
in, het heeft de gebruiker tegelijkertijd deskilled gemaakt. Alle kookboeken terug in de kast, de
magnetron bereidt elke maaltijd. De kennis om correct te spellen, hoeft niet meer aangesproken te
worden. De automatische spellingscontrole detecteert en corrigeert stijl- en typefouten. De kunde van
het hoofdrekenen is irrelevant geworden, met de rekenmachine als hulpmiddel.
Een triviaal maar veelzeggend voorbeeld in het kwalitatief onderzoek werd gegeven door
respondent 7. Op de vraag in hoeverre het koffiezetapparaat wordt gebruikt vanwege
handelingsbesparende motieven antwoordt deze respondent: "Een beetje moeilijk doen met een filter
en een kan en dan maar hopen dat de hoeveelheid water of koffie klopt." Deze respondent, net als
respondent 17 die hierboven benoemd is, heeft voor de bepaling van de goede hoeveelheid en de juiste
smaak het apparaat nodig. Een expliciet voorbeeld van deskilling.
De rol van dergelijke producten zou dan ook pas echt duidelijk worden, bij het wegvallen ervan. Zolang
aan de voorwaarden voor het bestaan voldaan is, staan mensen er niet of nauwelijks bij stil. Pas als zich
een tekort of een bedreiging voldoet, worden ze zich ervan bewust: dan ervaren ze een behoefte aan
voedsel, bescherming of genegenheid (De Swaan, 1999: 13). Wanneer apparaten het laten afweten,
ontstaat een probleem. Hoe deze te repareren? Een vuistdikke handleiding doornemen of de helpdesk
75
hoofdstuk 5 CONCLUSIES
bellen? Het probleem kan ook opgelost worden, door een zelfde product van bijvoorbeeld een andere
producent aan te schaffen. Maar wat gebeurt er als alle bronnen voor aandrijfkracht uitgeput raken?
Geen stroom, geen energie, niets waarop alle elektrische hulpmiddelen opereren. Moeten we dan terug
naar het handmatige werk? En zouden we dat nog kunnen? Zouden we er ons nog toe kunnen zetten
om het te leren? De eisen aan het goede leven zijn zo hoog gesteld - we willen een mooi en schoon
huis, een aantrekkelijk uiterlijk, lekker eten en een probleemloze gezondheid, bovendien een
succesvolle carrière, een leuk sociaal leven en dito salaris - waardoor de habitus danig is veranderd. De
leden van de onderzochte generatie zijn geboren in het 'gemechaniseerde tijdperk'. Die de voorlopers
van de apparaten en producten die hen nu helpen, nooit gekend hebben en daardoor waarschijnlijk
zich geen raad weten met niet-gemechaniseerde alternatieven. Het wegvallen van artefacten op grote
schaal of de aandrijvingkracht zoals elektriciteit zou een drastische verandering van de habitus
vereisen. De vraag is of dat zou lukken.
Tegenbewegingen en interactie
De discrepantie tussen de technische kennis van producten enerzijds en consumenten anderzijds vereist
een bepaald vertrouwen van consumenten in producenten. Consumenten nemen in feite een bepaald
risico bij het gebruik van producten waarvan zij de manier waarop het gemaakt is en technische
specificaties niet exact kennen. Bij het falen van producenten wordt dat vertrouwen geschaad. In mei
2001 worden in België grote hoeveelheden Coca-Cola teruggehaald nadat kinderen na het drinken
ervan ziek worden, maart 2001, Honig haalt een reeks pasta producten terug, het blijkt een
schimmel vergif te bevatten, maart van dit jaar, Coberco, producent van het merk Friesche Vlag, haalt
de knijpyoghurt Breaker uit de schappen, in het zuivelproduct zitten tussen het fruit kleine stukjes glas.
Wanneer dit vertrouwen niet meer hersteld kan worden, kan de consument een product van
een andere producent aanschaffen. Maar dat maakt het niet minder afhankelijk van producenten. Het is
immers kiezen uit dat wat door vaak onbekende, ver verwijderde fabrikanten gemaakt is. Consumenten
kunnen hierop anticiperen en reageren om zo, tot op een bepaalde hoogte, het gedrag van producenten
te beïnvloeden. Consumenten kunnen op basis van tests in periodieken als de Consumentengids exact
bepalen wat zij in huis halen en tegen welke prijs/kwaliteitverhouding. Zij kunnen in contact komen
met andere gebruikers in nieuwsgroepen op internet en daar hun ervaringen uitwisselen. Door plaats te
nemen in testteams en zo deel te nemen aan researchprojecten van bedrijven kunnen ze invloed
uitoefenen op het productontwikkelingsproces. Ontevreden klanten kunnen naar consumentenservices
stappen en hun klachten laten opnemen of defecte producten laten vervangen. Kritische auteurs als
Naomi Klein zetten populaire merken onder druk door te publiceren over mensonvriendelijke
toestanden in sweatshops of fabrieken waar kinderarbeid bedreven wordt. Anti-globalisten protesteren
tegen multinationals. Op al deze manieren interacteren individuen en consumenten met fabrikanten· en
oefenen daarmee invloed uit op de manier waarop producenten opereren. McDonald's verpakt zijn
hamburgers inmiddels in recyclebare doosjes en Shell verkoopt 'schone' benzine onder de naam Pura.
Producenten stellen keurmerken in, Max Havelaar, ISO-certificering, FSC-hout, om de consument ervan
76
hoofdstuk 5 CONCLUSIES
te overtuigen dat hun producten op een eerlijke, veilige manier geproduceerd worden. Zo kan de
consument proberen uit te komen onder de macht die aan producenten in een gemacdonaldiseerde
samenleving wordt toebedeeld.
5.3 Dertig jaar gemak?
Tenslotte wordt het eerste deel van de probleemstelling behandeld; in hoeverre zijn er in de laatste
dertig jaar producten op de markt gekomen die inspelen op het gemak dat mensen nastreven? Van de
producten die opgenomen zijn in dit onderzoek, is aanvankelijk zonder meer aangenomen dat deze als
gemaksproducten kunnen worden beschouwd. Dit blijkt echter een te simplistische aanname. Termen
als gemak, efficiëntie, de besparing van handeling en tijd zijn zeer aan elkaar verwante begrippen,
zoals in paragraaf 5.1 reeds is aangegeven, waardoor een term als 'gemaksproduct' niet eenvoudigweg
aan alle onderzochte producten gegeven kan worden. Bovendien kunnen dezelfde producten voor
verschillende mensen om verschillende motieven gebruikt worden. Op basis van die motieven zullen
deze producten dan ook een andere benaming krijgen. Daarom is het niet exact te bepalen of en
wanneer een aanzienlijke toename van het aantal producten dat erop is gericht de gebruiker met zo
min mogelijk inspanning een beoogd doel te lat~n bereiken, is opgetreden in de geschiedenis.
Individuen hebben zich al langer dan dertig jaar laten helpen door artefacten, niet alleen
vanwege gemaksmotieven. De homo sapiens moest uit bittere noodzaak al gebruik maken van
hulpmiddelen bij het voorzien in de meest eenvoudige benodigdheden, zoals voeding en bescherming.
Toch is het gemak dat een bepaald product biedt inmiddels wel een veelgehoord argument. In de jaren
vijftig werd het argument opgevoerd bij het uitvoeren van huishoudelijke taken. Gezien het huidige
productaanbod lijkt er echter een verbreding plaats te vinden van het terrein waarop gemaksproducten
hun intrede gedaan hebben en nog doen. De expansie van apparaten die vergezeld gaan van een
afstandbediening, is hiervan een goed voorbeeld. Bovendien krijgt niet alleen degene die de maaltijd
verzorgt (of dat boodschappen doen, ingrediënten prepareren of koken is), maar ook degene die
schoonmaakt en het eigen lichaam verzorgt te horen dat het allemaal 'makkelijker', 'zonder moeite' of
'eenvoudiger' kan. Of de Abtronic, vitaminepillen, voorgesneden groente, het drinkontbijt en toilettabs
passen in algemene maatschappelijke ontwikkelingen, of dat we kunnen spreken van een vluchtige
trend of van een steeds sterker wordende gemakscultuur kan op basis van de jaartallen van introductie
niet gezegd worden.
De toekomst van gemaksproducten
Door het hoge tempo van veranderingen is de toekomst van producten die inspelen op gemak erg
moeilijk te bepalen. In de onderzoeksperiode van ruim zeven maanden zijn alweer tientallen producten
verschenen die perfect in het onderzoek zouden passen. Helaas, het blijft een momentopname. Ook
maatschappelijke ontwikkelingen, het woord zegt het al, staan niet stil. Daarom zijn, uiteraard met
77
hoofdstuk 5 CONCLUSIES
enige onderzekerheid, toch een aantal voorspellingen te doen over de toekomst van gemaksproducten,
waarbij de in deze scriptie behandelde ontwikkelingen een rol kunnen spelen.
Technologische ontwikkelingen
Zoals door Henri Baudet omschreven is, kunnen in de materiële cultuurgeschiedenis productinnovaties
en productsubstituties worden gezien als 'durchgehende Hauptphänomen'. Zij zijn er nooit niet,
ontbreken nimmer geheel en al en komen nooit werkelijk tot stilstand. (Baudet, 1986: 46). Wanneer
een product bovendien een succesvol innovatie-ontwikkelingsproces heeft doorgemaakt, zoals door
Everett Rogers omschreven is, kunnen doordat een product voorhanden is gekomen, nieuwe behoeften
ontstaan die nieuwe ontwikkelingsprocessen opstarten. Bij een aantal onderzochte producten is dit
waarneembaar. Het aantal handelingen wordt bij de introductie van een nieuw product gereduceerd.
Waar men vroeger de koffie apart maalde, in een filter deed, water kookte, dit over de koffie goot, is
men langzamerhand (via de elektronische koffiemaler) overgestapt op het tegenwoordig bekende
koffiezetapparaat. Inmiddels zijn nog eenvoudigere apparaten (zoals de SenseoCrema) voorhanden,
waarbij slechts met het plaatsen van een filter en het ingieten van water nodig is. Een kop koffie zetten
zonder het gebruik van een koffiezetapparaat is echter ook mogelijk door een uitgebreid assortiment
aan instantproducten. Een zelfde sequentie is zichtbaar bij vruchtensappen. Om vers geperste
vruchtensap te verkrijgen, was de handpers voorhanden. Dit artefact is inmiddels vervangen door een
elektronische variant. Uit dit onderzoek blijkt echter dat het schoonmaken van het apparaat een nadeel
is. Door 'vers geperste' sappen in fles of pak op de markt te brengen, zijn producenten ingesprongen op
dit nadeel. Zo heeft de consument in ieder geval het idee verse sap te drinken, zonder daar al te veel
moeite voor te doen. Twee laatste voorbeelden zijn (a) van zelf groenten snijden, via de
keukenmachine naar voorgesneden groenten en (b) van handmatig kloppen en mixen, via een
handmixer en een elektrische mixer naar vooraf gemixte kant-en-klare producten.
Maatschappelijke ontwikkelingen
Naast technologische en sociologische kunnen ook maatschappelijke ontwikkelingen het gebruik van
gemaksproducten beïnvloeden. Een eerste maatschappelijke factor die besproken is in deze scriptie, is
prestatiedruk en tijdsdruk. Zolang de informatiemaatschappij, met al haar computers, snelle
verbindingen en communicatiemogelijkheden, nog op volle snelheid doordraait, lijkt het zeer
onwaarschijnlijk dat prestatiedruk en tijdsdruk af zullen nemen. Daarbij komt de tweede factor die aan
onderzoek onderworpen is, namelijk individualisering. Eenpersoonshuishoudens vormen inmiddels een
groot deel van alle huishoudens. Aan het begin van 2000 bestonden 2.301.000 huishoudens (34% van
het totaal) uit één persoon. Volgens prognoses van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zal het
78
aantal eenpersoonshuishoudens verder stijgen in de komende jaren. In 2020
zou dit bijvoorbeeld al boven de drie miljoen liggen. Wanneer ook een
toename van het aantal tweeverdienershuishoudens in de toekomst
plaatsvindt, neemt opnieuw de tijdsdruk toe, aangezien dan meer mensen te
maken krijgen met taakcombinatie. Wellicht kunnen producten de tijdsdruk
enigszins wegnemen door nog meer werk uit handen van de gebruiker te
nemen, maar het is te verwachten dat ook die vrijgemaakte tijd gevuld zal
worden met sociale activiteiten, sport of andere vormen van ontspanning.
Sociologische verklaringen
hoofdstuk 5 CONCLUSIES
pfêj'"---- ---inersoons-hui;houdens 1~ 2000 2.301 2005 2.252 2010 2.730 2015 2.927 2020 3.106 2025 3.260 2050 3.391 Bron: Statistisch Jaarboek, Centraal Bureau voor de statistiek, Voorburg/Heerlen, januari 2002
Al deze ontwikkelingen kunnen het gebruik van producten in de hand werken. De behoefte aan het
bezitten, consumeren, behandelen en voortdurend vernieuwen van apparaten, toestellen, en
instrumenten aangeboden en opgedrongen aan mensen om deze zaken te gebruik zelfs met het risico
van de eigen verwoesting, is volgens Robert Bocock - in navolging van Herbert Marcuse - zelfs een
biologische behoefte geworden (Bocock, 1993: 92). Spreken over een biologische behoefte getuigt van
een zeer negatief toekomstbeeld, wat overigens niet verrassend is voor een socioloog als Marcuse die
zeer kritisch was ten aanzien van moderne technologie en de individuele mogelijkheid negatief te
denken over de samenleving zag verdwijnen als gevolg van moderne, kapitalistische samenlevingen.
Maar dit geheel terzijde. Zo ver wil deze scriptie ook niet gaan. Het individu wil met de aankoop van
een product een bepaalde behoeften bevredigen. Een gemaksproduct zal dit op een manier doen die de
gebruiker in staat stelt dit met een zo klein mogelijke inspanning te doen. Wanneer echter producten
voorhanden komen die hiertoe nog beter in staat zijn, met andere woorden door het aantal
handelingen dat nodig is reduceren en daardoor meer gebruiksgemak bieden, is de aankoop van deze
producten waarschijnlijk. De stellingname van Bocock lijkt in zoverre plausibel dat het bezitten,
consumeren, behandelen en voortdurend vernieuwen van apparaten, toestellen, en instrumenten
bevorderd worden door de ontwikkelingen op de markt van gemaksproducten.
Zowel processen van verdergaande individualisering en toenemende prestatiedruk en tijdsdruk
en lijken de weg vrij te maken voor gemaksproducten. Dit gecombineerd met productinnovatie als
'durchgehende Hauptphänomen' en het zichzelf in stand houdende consumentisme door technologische
vooruitgang, maakt dat de rol van gemaksproducten voorlopig nog niet uitgespeeld lijkt.
5.4 De marketing van luiheid
Deze studie heeft gepoogd het gebruik, de argumenten en de toestanden waarin consumenten
producten gebruiken in kaart te brengen. Daarbij is een relatie gelegd met maatschappelijke
ontwikkelingen. Rationalisering, toegenomen prestatiedruk en tijdsdruk, een geïndividualiseerd
bestaan, een eenpersoonshuishouden, een druk sociaal leven, het belang van uiterlijk, het
slankheidsideaal, een gezondheidsbewustzijn, een periode van economische voorspoed, technologische
79
hoofdstuk 5 CONCLUSIES
vooruitgang en inventiviteit en de mediacultuur hebben bijgedragen aan het gebruik van
gemaksproducten. Helaas heeft slechts een gedeelte van deze ontwikkelingen een uitgebreide
behandeling kunnen krijgen.
"Maak het u gemakkelijk thuis!" riepen producenten vrouwen en mannen met de kooktaak of
hobby toe in de jaren vijftig. "Bent u lui, koop dan ons product!", zou een gewaagde, hedendaagse
advertentietekst kunnen zijn. Voorlopig doen fabrikanten het met minder directe boodschappen.
"Gemak dient de mens", zegt respondent 3 en is dan ook "gemakkelijker in het doen van uitgaven die
mijn leven gemakkelijker maken." Zo werkt de marketing van luiheid. Ook de snelheid van producten
blijkt nog altijd zeer wenselijk in deze tijd waarin 'druk, druk, druk' en 'geen tijd maar wel veel spijt' de
clichés zijn geworden. De woorden 'de marketing van snelheid', zouden de titel van deze scriptie
kunnen aanvullen.
Een eenmaal ingeslagen weg, is zoals betoogd, niet eenvoudig te verlaten. Eenmaal een
product aangeschaft en de consumerhighway ligt open. Want wie eenmaal de ervaring met een
gemaksproduct heeft opgedaan, kan er snel aan gewend raken en zal eerder een technologisch meer
geavanceerd product aanschaffen, dan teruggaan naar een handelings- of tijdsintensievere variant.
Vanzelfsprekendheden maken zich razendsnel meester van ons. Veel van de geciteerde sociologen zien
in deze ontwikkeling niet veel goeds. Veel kritische denkers voorzien dat de voortschrijdende
rationalisering ons domme, onnadenkende individuen hangend als marionetten aan de touwtjes van
almachtige producenten maakt. Dit veronderstelt een zeer machtige rol van producenten, maar
bevindingen in dit onderzoek leren dat de consument zelf altijd nog de keuze heeft bij het gebruik van
producten. De ontwikkelingen hebben bovendien ook positieve kanten. Met de hulp van producten
kunnen we immers een stuk gemakkelijker door het leven gaan. We kunnen ons volledig overgeven aan
onze persoonlijke ontwikkeling, onze baan, studie, gezin, vriendenkring, vormen van ontspanning en
spanning. We krijgen de kans de grenzen van ons fysieke en psychisch kunnen op te zoeken. En als al
deze bezigheden onze energie volledig hebben verbruikt en we dan eens geen zin hebben om wat te
ondernemen, is het maar al te makkelijk gebruik te maken van wat de technologie ons te bieden heeft.
Hoe dat ons verder vormt, zal de toekomst uitwijzen.
80
De sociologie van gemakzucht gaat verder dan de bestudering van consumptieve gedragingen van
mensen. Niet alleen binnen massaconsumptie is gemakzucht een motivatie voor menselijk handelen
geworden, op een aantal andere gebieden doet zich een aantal problemen voor die het directe gevolg
lijken van gemakzucht. Ik gebruik in dit verband expliciet het woord 'lijken', aangezien geen enkele vorm
van onderzoek aan dit nawoord ten grondslag ligt. Het moet gezien worden als een verzameling
aannames, verwachtingen en interpretaties. Wellicht kan het collega-onderzoekers uitnodigen deze ruwe
veronderstellingen aan een studie te onderwerpen.
Veel van de hedendaagse producten nemen het menselijk handelen over van de gebruiker, zo is
betoogd in deze scriptie. Dat heeft de gebruiker ervan gemakzuchtig gemaakt. Technologisch
geavanceerde producten hebben op deze manier invloed op de habitus van mensen. Deze habitus zal
echter niet alleen aanzetten tot het gebruiken van producten, maar ook het gedrag bepalen in tal van
andere (deels sociale) situaties. De ongewenste en met grote waarschijnlijkheid ook onvoorziene
consequenties die zich voordoen als gevolg van dit handelen worden hier besproken.
Lichamelijke implicaties van gemakzucht
Wanneer apparaten het menselijk handelen overnemen, zal dat menselijke beweging in het dagelijks
leven verminderen. Door de auto in de wasstraat te rijden en niet zelf de spons ter hand te nemen, wordt
het lichaam een groot aantal bewegingen bespaard, wat voor meer schoonmaakproducten kan gelden.
Dat kan gevolgen hebben voor de fysieke conditie van de mens, zeker wanneer op steeds meer gebieden
producten het handelen op grote schaal gaan overnemen. Naast het gebruik van deze gemaksproducten,
heeft ook de consumptie van over het algemeen niet erg gezonde gemaksmaaltijden en snacks
consequenties voor de lichamelijke conditie van de gebruiker. Van Otterloo legt in haar werk 'Eten en
Eetlust in Nederland' al een duidelijk verband tussen gezondheid en een bepaald voedingspatroon.
"Er is een snackcultuur aan het ontstaan. De gevolgen laten zich niet moeilijk raden; een menigte
dikke mensen met reële of potentiële lichamelijke en geestelijke welvaartsklachten. In
combinatie met het steeds belangrijker geworden slankheidsideaal en het eveneens sterk
verhoogde gezondheidsbewustzijn resulteert deze situatie in allerlei soorten van sociale en
psychische angst en onvrede. De toegenomen berichtgeving over psychosomatische ziekten zoals
anorexia nervosa en bullemia zijn daarvoor aanwijzingen." (Van Otterloo, 1990: 269)
Een hoge werk- en tijdsdruk, die moderne ziekten als stress met zich mee kunnen brengen, hebben
hieraan een weinig positieve bijdrage. Toch hebben niet alleen drukbezette volwassenen hiermee te
kampen. Ook kinderen ondervinden hinderlijke gevolgen van een gemakzuchtiger leven. Het aantal
81
kinderen ondervinden hinderlijke gevolgen van een gemakzuchtiger leven. Het aantal dikke kinderen is
inmiddels zozeer gestegen dat minister Borst van Volksgezondheid vorig jaar sprak van een epidemie. Een
artikel in de Volkskrant illustreert hoe gemaksproducten in het leven van kinderen een rol kunnen spelen.
Volkskrant, 27-10-2001, door Wilma de Rek." In zijn Jip en Janneke-broodtrommeltje treft Noah
elke dag een portie tarwemeel aan met suiker, gehard plantaardig vet, glucosesiroop, melkpoeder,
cacaoboter, cacaomassa, bevochtigingsmiddel (e420, e422), lactose, botervet, weipoeder, aroma's,
natrium bicarbonaat, emulgator en stabilisator ( e407). Alle kinderen uit zijn klas zijn jaloers op
Noah: zij willen óók zo'n BiscTwix, want BiscTwix zijn nieuw en heel erg cool. Voor de variatie
stopt Noahs moeder ook wel eens een Bisc Mars bij zijn croissantje brie, of een Bisc M&M's.
Hoeveel calorieën de Bisc-koeken bevatten, vermeldt de doos niet: wel dat ze 'de ideale snack zijn
voor op het werk en op school'. De ouders van Noah en Anne zijn brave, hardwerkende veertigers.
Degene die 's avonds het eerst thuis is, maakt het eten klaar - meestal iets dat in de magnetron kan
- of bestelt wat bij de Italiaanse traiteur. Zelf werden ze in hun jeugd gevoed volgens de ijzeren
wetten van de Schijf van Vijf. Iedere dag uit ieder vak, dat was het credo van De Schijf. (".)
De discussie over eten lijkt veel op de discussie over de vraag waarom tegenwoordig bijna
alle kinderen met de auto naar school worden gebracht, vindt de juf. Of op de vraag waarom ze zo
weinig buitenspelen en zo veel tijd achter het scherm van de computer of de tv doorbrengen.
Recent werden de resultaten bekend van de Nationale Groei studie, waarbij metingen uit 1997
werden afgezet tegen onderzoek uit 1980. Het opvallendst daarin was de stijging van het aantal
kinderen met overgewicht in de leeftijdsgroep van vier tot negen jaar. Van de jongens in die
leeftijdsgroep was in 1980 vier procent te dik, in 1997 twaalf procent. Bij de meisjes steeg het
percentage van zes naar veertien. De Verenigde Staten sloegen het eerst alarm, nu zes jaar
geleden, toen overgewicht onder kinderen ineens schrikbarend bleek toe te nemen. In het dagelijks
leven houden ze het bewegen tot een minimum beperkt. De rechterhand heeft het nog het drukst,
met muis en afstandsbediening. Onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau bevestigt dat
Noah en Anne hun vrije tijd in toenemende mate op hun dikke kontjes doorbrengen. Buitenspelen
komt er weinig van. Te gevaarlijk, zegt hun moeder, die het stiekem wel zo rustig vindt als Noah
en Anne prettig onder handbereik bij de tv zitten. Hoeft ze er niet steeds achteraan te rennen."
Zoals uit het artikel blijkt, laat de gezondheid van menig kind te wensen over. Dit staat in directe relatie tot
de manier waarop zij eten en bewegen. Zoals uit het artikel blijkt, geven de desbetreffende ouders de
kinderen een magnetronmaaltijd, in plaats van ze te laten sporten, krijgen de kinderen een
computerspelletje en gaan de kinderen niet op de fiets naar school maar worden met de auto gebracht. Tal
van voorbeelden waarbij de inspanning minimaal is en het effect op de gezondheid van de kinderen
evident lijkt. Een tweede lichamelijke implicatie van gemakzucht manifesteert zich bij het roken. Deze
ongezonde hobby is al jarenlang zorgenkind van de overheid. Diverse grote campagnes proberen mensen
aan te sporen toch vooral te stoppen (en dan maar gelijk te gaan sporten, want "ik rook niet, ik sport").
Inmiddels zijn fabrikanten door de overheid opgelegd weinig verhullende teksten op hun sigarettenpakjes
82
Inmiddels zijn fabrikanten door de overheid opgelegd weinig verhullende teksten op hun
sigarettenpakjes te drukken die de gevolgen van het roken uitleggen. Of dit werkt, is natuurlijk de vraag.
Ook hier lijkt het namelijk vechten tegen de gemakzucht. Blijven roken is in principe makkelijker, het
kost minder moeite, dan stoppen. En zolang gezondheidsklachten uitblijven, kan de ongezonde
gewoonte eenvoudigweg doorgezet worden.
Milieutechnische implicaties van gemakzucht
Gemakzucht kan van invloed zijn op het eigen lichaam, maar ook op de omgeving waarin wij leven. In
een aantal gevallen lijkt het effect van gemakzucht direct van invloed op de aantasting van het milieu.
Wie zich dagelijks met de auto op de snelweg waagt, ervaart aan den lijve dat Nederland te kampen
heeft met een fileprobleem. Diverse overheidsmaatregelen als carpoolstroken, het promoten van het
openbaar vervoer als alternatief en infrastructurele maatregelen zoals transferia hebben tot nu toe nog
niet het gewenste resultaat; file of geen file, de Nederlander blijft gebruik maken van de auto. En blijft
daarmee het milieu schaden. Blijkbaar is het altijd nog prettiger, gemakkelijker ook, de auto te nemen en
er door al die files langer over te doen, dan gebruik te maken van het alternatief, het openbaar vervoer.
De bus, metro, tram, trein en het pond kenmerken zich - naast een relatief hoge prijs die voor een
vervoersbewijs betaald moet worden - door een vaste dienstregeling, waardoor de gebruiker afhankelijk
is van deze vaste vertrek- en aankomsttijden, wat in de praktijk vaak neerkomt op wachten. Bovendien
heeft met name het treinverkeer te kampen met een groot aantal problemen, waardoor de punctualiteit
van de dienstverlening ernstig verslechtert. Dat betekent langer wachten. Het gemak van de auto zit in
de onafhankelijkheid van een vast rooster. De autorijder kan wanneer het gewenst is zich van A naar B
verplaatsen, ook al wordt de reis vaak vertraagd door files. Deze directe behoeftebevrediging zou ook als
een vorm van gemakzucht gezien kunnen worden, daar wachten, overstappen en de afhankelijkheid van
de dienstregeling worden weggenomen.
Net als de snelweg zijn veel binnensteden het decor van lange rijen wachtende auto's. Het
winkelpubliek staat op de vrije dag vaak massaal te wachten voor de parkeerplaatsen van plaatselijke
winkelcentra en warenhuizen. Niet alleen het gemak van de onafhankelijkheid van het openbaar vervoer,
maar ook het gemak van het niet hoeven lopen, lijkt hierbij van doorslaggevende betekenis voor het
(hardnekkige) gebruik van de auto. Verder buiten het winkelgebied in een minder druk gebied parkeren
scheelt waarschijnlijk wachttijd. Maar eist wel een wandeling van enkele honderden meters. Het
parkeren op de plaats van bestemming kost aanzienlijk minder handelingen dan verderop de auto
stallen, maar kost over het algemeen altijd meer tijd. En die heeft de shopper er blijkbaar graag voor
over. Ook als dat ten koste gaat van het milieu.
83
Afval
Gebruik en verbruik vanfast moving consumer goods zorgen tevens voor schade aan het milieu. De
overheid probeert met massamediale campagnes het gedrag van de gebruikers van deze producten te
sturen door te wijzen op het belang van het aanbieden van gescheiden afval en het hergebruik van
apparaten en producten. Echter, dit gescheiden aanbieden houdt in dat een extra aantal handelingen
verricht moet worden bij het weggooien van producten. Het is ten zeerste de vraag of de consument
bereid is deze extra handelingen te verrichten ten bate van een beter milieu. Een ander afvalprobleem is
het zwerfafval, tevens gerelateerd aan het fileprobleem. De bermen van Nederlandse snelwegen worden
meer en meer gebruikt als collectieve afvalbak, wat net als het scheidingsprobleem een doom in het oog
is van beleidsmakers. Op straffe van boetes voor het produceren van dit afval wordt de autorijder erop
geattendeerd het afval niet tijdens de autorit weg te gooien, maar te bewaren en thuis bij voorkeur
gescheiden weg te gooien. Het zwerfafval kan dan ook gezien worden als een resultante van
gemakzucht, aangezien de vervuiler het gemak van het direct weggooien prefereert boven het bewaren
en thuis deponeren. Voor het probleem 'wildplassen' zou hetzelfde op kunnen gaan.
Energieverbruik
Een derde aan gemakzucht gerelateerd milieuprobleem is het energieprobleem. Naast het feit dat het
gebruik van apparaten en producten op zich veel energie verbruiken, is ook het niet-gebruik bepalend
voor energieverbruik. Door de standby-functie van veel apparaten hoeft de gebruiker zich niet in te
spannen om het apparaat uit te zetten, aangezien een druk op de afstandsbediening voldoende is. Dit
heeft echter wel tot het gevolg dat het apparaat tijdens de standby-stand een kleine hoeveelheid energie
blijft verbruiken. Om de gebruiker op het energieverbruik van een product attent te maken, heeft de
overheid energielabels ingevoerd, gekoppeld aan een subsidie voor het gebruik van zuinige apparaten.
Met een aantal grote Postbus-51 campagnes - bijvoorbeeld "energiebesparing zit een klein hoekje",
waarbij een afbeelding van de hoek van een televisie waar de 'uit'-knop zich bevindt wordt getoond -
probeert de overheid bovendien het gebruik van de standby-functie tegen te gaan. Ook het aan laten
staan van apparaten en lampen probeert de overheid te bestrijden. De schreeuwerige NEE!-campagne,
waarbij in een televisiecommercial een huis wordt gefilmd waarin in elke kamer een elektrisch apparaat
aanstaat zonder dat het gebruikt wordt, is hiervan een voorbeeld. In al deze situaties kan gemak het
milieu schaden.
Ondanks dat deze aannames niet op empirisch onderzoek gebaseerd zijn, is het aannemelijk dat
hier sprake is van zeer conservatieve en hardnekkige persoonskenmerken. Blijkbaar dermate hardnekkig
dat de overheid nog steeds geen succesvolle vormen van stimuli heeft kunnen vinden die het gedrag kan
sturen. Een oplossing voor bovengenoemde problemen lijkt dan ook niet eenvoudig gevonden. De
aanleiding voor het probleem, gemakzucht, zou wellicht ook een oplossing in kunnen houden. Gemak is
wat mensen beweegt. De gemakkelijkste weg is de meest gebruikte weg. Nu nog zorgen dat het ook de
gezondste en meest milieuvriendelijke weg wordt.
84
Culturele implicaties van gemakzucht
Wanneer het uitgaansleven van de laatste jaren onder de loep wordt genomen, is een interessante
ontwikkeling zichtbaar die raakvlakken heeft met het onderzoeksonderwerp. Young urban professionals
die vroeger met grote regelmaat een discotheek bezochten, lijken de laatste jaren zich te hebben
geworpen op het loungen. Het concept en de inrichting van veel loungeclubs is gebaseerd op de
hotellounge, waar jonge, gefortuneerde werkende mannen en vrouwen elkaar in de avonduren
ontmoeten en zich onderuit gezakt op ontspannende banken verpozen. Deze personen zouden geen
behoefte meer hebben om zich op grote dancefeesten of in massale discotheken tot vroeg in de ochtend
in het zweet te werken, maar onder het genot van een glas champagne zich in het geheel niet in te
spannen en toch het gevoel hebben uit te gaan. Zelfs het dansen, wat uiteraard geassocieerd wordt met
uitgaan, past niet in de culturele codes van lounge. Naast speciaal in daartoe geoutilleerde
etablissementen uit de loungetrend zich in design en binnenhuisarchitectuur (de 'loungebank' is een veel
gehoorde term in interieurprogramma's), muziek, inmiddels heeft zich een sterk ontwikkelde
loungegenre ontwikkeld, en in de gedrukte media met het meest duidelijke voorbeeld de glossy genaamd
'Lounge'. Of er sprake is van een trend of er zich een vast ingebedde levensstijl heeft ontwikkeld, is op dit
moment niet in te schatten. Maar dat ook in het uitgaansleven aan de gemakzuchtige mens gedacht is,
lijkt evident.
Politieke implicaties van gemakzucht
Gemakzucht en politiek wordt met elkaar in verband gebracht met het werkloosheidsprobleem. Met de
woorden "er is in Duitsland geen recht op luiheid" aan het adres aan werkonwillige uitkeringsontvangers
opende bondskanselier Schröder vorig jaar een discussie in media en politiek. Daarbij ging het Schröder
om mensen die hun verantwoordelijkheid ontdoken. Iedere moeilijk te helpen werkloze moest een
'herintredingsplan' worden aangeboden. Wie dat af zou wijzen, moest worden gekort of kon zijn
uitkering kwijtraken. De hoge overheidsuitgaven aan arbeidsongeschiktheids- en bijstandsuitkeringen
worden dus in direct verband gebracht met luiheid. Een tweede politieke zaak waarbij dat ook gebeurt,
is het veiligheidsprobleem. Bij rampen zoals in Volendam en Enschede worden regelmatig gemakzucht
en nalatigheid als voornaamste oorzaken genoemd. Het niet exact volgen van de veiligheidsvoorschriften
zou de oorzaak van beide rampen geweest zijn.
Zoals aangegeven is, zijn al deze aannames niet gestaafd door wetenschappelijk onderzoek. Wie
onderzoek doet naar gemakzucht zal dit dan ook in veel gedragingen denken te signaleren. Het gevaar
van selectieve waarneming ligt op de loer. Wellicht kunnen deze interpretaties andere onderzoekers,
sociologisch of anderszins, aanzetten tot een studie naar het verband tussen de genoemde problemen en
de menselijke gemakzucht. Mocht dat het geval zijn, ben ik uiteraard erg geïnteresseerd in de resultaten.
Bij deze.
85
BRONVERMELDING
Baudet, H. Een Vertrouwde Wereld, 100 jaar innovatie in Nederland, 1986, Amsterdam,
Uitgeverij Bert Bakker
Broek, A van den, Knulst, W, Breedveld, K, Naar andere tijden?; Tijdsbesteding en tijdsordening
in Nederland, 1975-1995, 1999, Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau
Bocock, R, Consumption, Key ideas, 1993, London, Routledge
Bourdieu, P., Opstellen over smaak, habitus en het veldbegrip, 1989, Amsterdam, Van Gennep
Forty, A, Objects of Desire, 1750-1980, 1986, London, Thames & Hudson
Giddens, A, Modernity and Self-Identity, Self and Society in the Late Modern Age, 1991,
Stanford, California, Stanford University Press.
Kotler, P, Marketingmanagement, Analysis, Planning, Implemenation and Control, 1997,
New Jersey, Prentice Hall International Ine.
Lafargue, P, Het recht op luiheid, Synopsis, 1974, Amsterdam, BV Uitgeverij de Arbeiderspers
Maslow, A.H., Motivaties en persoonlijkheid, vertaling van 'Motivation and Personality', 1970, New York,
Harper & Row, Ine.
Miller, D, Material Culture and Mass Consumption, 1987, Cambridge, Basil Blackwell Ltd
Norusis, M.J. SPSS 7.5 Guide to Data Analysis, 1997, Upper Saddle River New Jersey,
Prentince Hall
Otterloo, A.H. van, Eten en eetlust in Nederland (1840-1990), een historisch-sociologische
studie, 1990, Amsterdam, Bert Bakker
Ours, J.C. van, Gezinsconsumptie in Nederland, 1951- 1980, 1986, Meppel, Krips Repro
Ragin, e.c., Constructing social research, The unity and diversity of merhod, 1994,
Thousand Oaks, Pine Forge Press
Ragin, C.C., The comparative method, Moving beyond qualitive and quantitive strategies, 1987,
Berkeley, Los Angeles, University of California Press.
Ritzer, G, The McDonaldization Thesis, 1998, London, SAGE Publications
Ritzer, G, Modern Sociological Theory, Fourth Edition, 1996, McGraw-Hill Companies, Ine.
Rogers, E.M., Diffusion of Innovations, Third Edition, 1983, New York, The Free Press
Schiffman, L.G., Kanuk, L,L., Consumer Behaviour, Fourth Edition, 1994, New Jersey,
Prentice Hall International Ine.
Schot, J.W., Lintsen, H.W., Rip, A., Techniek in Nederland in de twintigste eeuw, Deel 1, 1998,
Zutphen, Walburg Pers
Schot, J.W., Lintsen, H.W., Rip, A., Bruhèze AA de la, Oldenziel R, Techniek in Nederland in de
twintigste eeuw, Deel 4, 1998, Zutphen, Walburg Pers .":J 2"\
c:~ ()
Schot J.W., Otterloo van A.H., Techniek in Nederland in de twintigste eeuw, deel III, 2000,
Zutphen, Walburg Pers '.J
Schumpeter, J.A, Business Cycles, A theoretica!, historica! and statistica! analysis of capitalistic process, (.Q 1939, New York/London, McGraw-Hill Book Company Ine. ()
8 . 86
J
Sparke, P, Design and culture in the twentieth century, 1986, London, Allen & Unwin
Stokvis, P.R.D., Huisvrouwelijke arbeid. Technologie en tijdsbesparing sinds het Interbelllum.
Amsterdams Sociologisch Tijdschrift, 2001, Jaargang 28, nummer 3.
Toffler, A, Toekomstschock, 1970, New York Random House
Swaan, A. de, De Mensenmaatschappij, een inleiding, 1999, Amsterdam, Bert Bakker
Wilterdink, N, Heerikhuizen, B van, Samenlevingen, 1993, Groningen, Wolters-Noordhoff bv
Wouters, C, Van minnen en sterven, Omgangsvormen rond seks en dood in de twintigste eeuw, 1995,
Amsterdam, Bert Bakker
87
BIJLAGE 1 1 ONDERZOEKSPROCES, STEEKPROEF EN STATISTIEK BIJLAGE 2 7 CROSSTABS PRESTATIEDRUK BIJLAGE 3 9 CROSSTABS MINDER TIJD HUISHOUDEN BIJLAGE 4 12 CROSSTABS GEEN TIJD BIJLAGE 5 15 CROSSTABS PRODUCTGROEP BIJLAGE 6 16 ANOVA BIJLAGE 7 18 VRAGENLIJST KWANTITATIEF ONDERZOEK
Bijlage 1 Het onderzoeksproces, steekproef en statistiek
Het onderzoeksproces
Een willekeurig onderzoek verloopt over het algemeen niet zonder obstakels. Helaas, ook dit onderzoek
niet. Enkele problemen die vooraf, maar ook gaandeweg het pad hebben gekruist, wil ik in het kort
bespreken. Alvorens deze problemen te bekijken, volgt eerst een overzicht van de media die in de
marktanalyse gescand zijn. Deze bestaan uit:
- Televisie- en radiocommercials, waaronder zogenaamde 'infomercials', commercials met een
informatieve ondertoon, van het veelal in nachtelijk uren adverterend bedrijf TellSell en
reguliere reclameblokken op televisie en radio
- Promotiemateriaal, zoals folders van bijvoorbeeld Blokker, brochures van wit-en
bruingoedproducenten en bladen als de Allerhande van Albert Heijn
- Catalogi van postorderbedrijven: zoals Wehkamp en Neckerman, waarin naast kleding en
schoeisel en zeer breed assortiment aan fitnessapparatuur, voedingssupplementen,
schoonmaak- en voedingsmiddelen worden aangeboden.
- Webshops, internetsites waar onder andere gemaksproducten direct kunnen worden
aangeschaft.
Dan het onderzoeksproces. Een eerste probleem deed zich voor in de definitie van begrippen. In het
kwantitatieve onderzoek is, op basis van de definities uit hoofdstuk 1, het onderscheid gemaakt tussen
een viertal motivaties: (a) uit noodzaak, het argument een product te gebruiken vanwege een fysieke
tekortkoming of handicap, (b) geen alternatief, het argument dat er geen alternatief is voor het
product, (c) tijdsbesparing, (d) gemak en (e) anders. Van de eerste twee argumenten is de definitie
ervan gegeven in de vragenlijst. Van de andere niet, ervan uitgaande dat deze argumenten eenduidig
waren. In het kwalitatief onderzoek, waar meer ruimte was enerzijds voor het expliciet maken van de
argumenten en anderzijds voor uitgebreide antwoordmogelijkheden, is echter gebleken dat gemak,
handeling, tijd en efficiëntie zeer aan elkaar gerelateerd waren. Een meer eenduidige begripsbepaling
was ook in het kwantitatieve onderzoek wenselijk geweest. Bovendien heeft dit ertoe geleid dat de
hypothesen ietwat gewijzigd zijn. Niet in de constructie, maar in de inhoudelijke redenering.
Wanneer een onderzoek wordt gedaan naar hedendaagse consumptiegedrag komt de
onderzoeker voor een zeer groot en zeer gedifferentieerd potentieel onderzoeksveld te staan. Ook
wanneer het zich richt op het gemak. Want niet alleen producten dienen gemak, een uitgebreid scala
aan gemaksdiensten is tegenwoordig tevens voorhanden om de behoeften van de consument te
bevredigen. Door die diversiteit heb ik keuzes moeten maken. En wie keuzes maakt selecteert.
Selecteren gebeurt vooraf, op basis van een aantal verwachtingen, maar wordt in feite achteraf pas
gelegitimeerd. Wanneer de onderzoeksresultaten binnen zijn, kan pas bekeken worden of de producten
die opgenomen zijn daadwerkelijk de meest passende waren. Door de diversiteit aan producten, maar
ook de verschillende gebruiksredenen die respondenten hebben aangegeven, is het dan ook een aantal
keer voorgevallen dat een beter alternatief gekozen had kunnen en moeten worden. Een hiermee
samenhangend probleem doet zich voor bij het up-to-date houden van het onderzoek. De markt
ontwikkelt zich in dusdanig tempo dat in een onderzoeksperiode van een half jaar alweer substituties,
varianten en verbeteringen en wellicht meer interessante producten verschenen zijn. Aangezien dit
onderzoek een momentopname is en processen van productontwikkeling zich ongehinderd doorzetten,
is het waarschijnlijk dat een aantal producten in een korte tijdspanne niet meer relevant is doordat het
aanbod reeds ingehaald is door alternatieven. Dat is uiteraard niet altijd het geval. Een apparaat als een
stofzuiger, reeds in de 19de eeuw in ontwikkeling, is bijvoorbeeld tot op de dag van vandaag nog niet
door een beter alternatief vervangen. Wellicht is een zelfde permanent bestaan voorbestemd voor een
van de nieuwe producten uit het onderzoek.
Ook waren er positieve ontwikkelingen te onderscheiden. Een daarvan was de interesse in en het
enthousiasme voor het onderzoek van de zijde van de respondenten. Het totale aantal respondenten
dat meegewerkt heeft aan het kwantitatieve onderzoek door middel van het invullen van de vragenlijst
is 260. Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven, zijn deze respondenten benaderd via e-mail met het verzoek
een vragenlijst op internet in te vullen. Het aantal potentiële respondenten dat benaderd is, bedraagt
644. Dat betekent dat zo'n veertig procent van de benaderden de vragenlijst ingevuld heeft. Het
emailsysteem dat ik gebruikt heb, is succesvol gebleken. Uiteraard is het percentage van veertig procent
niet exact, aangezien door het doorsturen van het bericht een aantal niet-bekende potentiële
respondenten is benaderd, waarvan niet bekend is of zij wel of niet hebben deelgenomen aan de
enquête. Dat het onderwerp een groot aantal mensen aansprak, is gebleken uit de 148 personen die
aangegeven hebben, wanneer deze scriptie voltooid is, een (digitaal) exemplaar wensen te ontvangen.
Bovendien waren maarliefst 61 personen bereid mee te werken aan het vervolgonderzoek in de vorm
van een interview. Wegens tijdtekort ben ik niet in staat geweest deze mensen te spreken en moest een
open vragenlijst voldoen.
Geslacht, leeftijd en woonsituatie
De totale steekproef in dit onderzoek bestaat uit personen geboren in de jaren 1966 tot en met 1976, in
het bezit van een eigen huishouden en werkend in een vaste arbeidsbetrekking. De redenen voor de
keuze van deze steekproef zijn verwoord in
hoofdstuk 1. Hieronder volgt een korte
beschrijving van de respondenten. Het aantal
mannen en vrouwen in de steekproef is zo goed als
gelijk, 52,3% van de respondenten is van het
mannelijke geslacht, 47,7% is vrouw. De
leeftijdsopbouw van de steekproef is terug te
1.00 3.00 G.00 7.00 9.00 11.00
2.00 4.00 6.00 6.00 10.00 99.00
2 GEB JAAR
vinden in nevenstaand schema, waarbij 1 staat voor het geboortejaar 1966 en 11 voor hetjaar 1976.
De grootste groep respondenten heeft dan ook de leeftijd van 27 jaar (18.8%), het gemiddelde van de
steekproef ligt op 7,6 wat duidt op een leeftijd van plusminus 29 jaar.
Gegeven de bevindingen van Knulst en anderen omtrent gezinssamenstellingen is het
interessant te bezien in welke samenstelling deze individuen leven. 97 van de 260 ondervraagden
(37,7%) wonen samen, maar zijn ongehuwd, 79 personen (30,4%) zijn alleenstaand en 49
respondenten hebben wel een relatie (met een ongehuwde partner), maar wonen niet samen. Een
aanzienlijk kleiner deel van 6, 16 en 11 personen heeft te maken met een andere gezinssamenstelling,
respectievelijk samenwonend met een of meerder kinderen, gehuwd zonder kinderen en gehuwd met
kinderen. Het aantal personen per huishouden kent ook een duidelijke verdeling, het percentage
eenpersoonshuishoudens in deze steekproef is 45,4%, het percentage tweepersoonshuishoudens is met
44,6% een fractie kleiner. Een huishouden met drie personen komt in 11 % van de gevallen voor, dat
met vier personen in 10% van de gevallen. De politieke voorkeur van de respondenten is tevens
bepaald. Het percentage gematigd links bedraagt 19,6, links van het midden bevindt zich 20%,
neutraal is 23,5, rechts van het midden bevindt zich 21,5% van de ondervraagden. 9,2% zegt een
gematigd rechtse voorkeur te hebben.
Tijdsbesteding
Zoals gezegd bestaat de steekproef louter uit personen die deelnemen aan het arbeidsproces. De
wekelijkse arbeidstijd van de respondenten kent een duidelijk
verdeling. 45,8% van de respondenten spendeert 31 tot 40 uur
per week aan betaalde arbeid, 43,1 % geeft aan meer dan 40 uur
per week te werken. Naast deze betaalde werkzaamheden
hebben deze personen nog andere taken te doen. Zoals blijkt uit
het overzicht, is bijna de helft van de onderzochten 10 tot 15 uur
per week bezig met huishoudelijke taken. Wanneer deze taken
uitgesplitst worden, blijkt dat een aanzienlijk deel (80%) zich
minder dan vijf uur per week bezig houdt met het onderhoud
van de woning, zoals schoonmaken en bijna negentig procent
spendeert minder dan vijf uur aan het onderhoud van de kleding,
waaronder wassen. De verdeling van het aantal uur dat besteed
wordt aan de bereiding van voedsel is wat meer verspreid; over
het algemeen wordt meer tijd besteed aan het bereiden van het
voedsel dan aan de overige taken, aangezien 32,7% tussen de vijf
en zeven uur aan voedselbereiding besteedt. Deze taken worden
echter niet allemaal door henzelf gedaan, 22, 1 procent (55
respondenten) heeft hulp in de huishouding.
3
T~ huishouden p. .
Valid minder dan 10
van 10 tot 15 uur
van 16 tot 20 uur
meer dan 20 uur
Total
Aantal uur per week bereiding voedsel
Valid minder dan 5
van 5 tot 7 uur
van 8 tot 10 uur
meer dan 10 uur
Aantal uur per week onderhoud woning
Valid minder dan 5
van 5 tot 7 uur
van 8 tot 10 uur
meer dan 10 uur
Aantal uur per week onderhoud kleding
Valid minder dan 5
van 5 tot 7 uur
van 8 tot 10 uur
meer dan 10 uur
Freq Valid Percent
72 27.7
118 45.4
54 20.8
14 5.4
260 100.0
Freq Valid Percent
155 59.6
85 32.7
17 6.5
3 1.2
Freq Valid Percent
208 80.0
42 16.2
6 2.3
4 1.5
Freq Valid Percent
229 88.1
29 11.2
2 .8
0 0
Adoptie van producten
Een laatste kenmerk van deze steekproef is de mate waarin men zichzelf percipieert als een persoon die
snel, gemiddeld of langzaam nieuwe producten adopteert. Het theoretisch kader bij dit kenmerk wordt
gegeven voor Everett Rogers die categorieën van adopters heeft ontwikkeld. Volgens de theorie
kenmerkt elke samenleving waar het gaat om de mate van innovativiteit zich door deze standaard
normale verdeling. De grenzen tussen de
categorieën zijn uiteraard slechts
theoretisch van karakter.
Innovators zijn over het
algemeen avontuurlijk van aard en
welwillend in het proberen van nieuwe
ideeën. Daarbij moeten innovators
kunnen omgaan met tegenslag wanneer
het nieuwe idee blijkt niet aan de INNOVATORS EARLY EARLY
ADOPTERS MAJORITY LATE
MAJORITY LAGGARDS
wensen te voldoen. Verder spelen zij een Adopter categorization on the basis of innovativeness. Uit: Rogers, 1983: 247
zeer belangrijke rol bij de diffusie van producten, aangezien zij een gatekeeping role spelen bij de
introductie van nieuwe ideeën in een sociaal systeem. Early adopters (vroege adopters) zijn vaak
opinieleiders voor potentiële adopters. Zij zijn degene die geraadpleegd worden bij de overweging een
nieuw idee te adopteren. Early adopters genieten dan ook aanzien bij omstanders, aangezien zij vaak
succesvol nieuwe ideeën adopteren. De early
majority adopteert nieuwe ideeën net vóór het
gemiddelde lid van een sociaal systeem. Deze
groep zorgt in het diffusieproces voor een
belangrijke schakel tussen early adopters en late
majority. Deze laatste groep staat over het
algemeen sceptisch tegenover nieuwe ideeën en
is dan ook wat later dan gemiddeld bij de
adoptie van producten. Maar zijn nog altijd
eerder dan de laggards, die zeer traditioneel van
aard zijn en het verleden als ijkpunt nemen.
100
80
60
40
20
17% 0--· Wanneer laggards een nieuw idee adopteren, INNOVATORS EARLY EARLY LATE LAGGARDS ADOPTERS MAJORITY MAJORITY
kan het inmiddels al ingehaald zijn door recenter idee (Rogers, 1983: 248-250)
Std. Dev = .83
Mean = 3.5
N = 232.00
In het kwantitatief onderzoek hebben de respondenten aan kunnen geven tot welke groep zij zich
rekenen die Rogers onderscheidt. Door een verdeling van de steekproef op basis van de mate van
innovativiteit, wordt de koopbereidheid van nieuwe (gemaks)producten en het gebruik ervan
inzichtelijk gemaakt. De verdeling in de steekproef (zie diagram) is enigszins afwijkend van de
standaard normale verdeling van Rogers. Dit is dan ook niet verrassend aangezien de Rogers-verdeling
4
gebaseerd is op ideaaltypische categorieën. Opvallend aan de op de empirie gebaseerde verdeling is dat
een aanzienlijk percentage van 47,5% zichzelf categoriseert als late majority. Op basis van deze
verdeling is het te verwachten dat het grootste deel van de steekproef een aanzienlijke periode na de
introductie van een product overweegt een aanschaf te doen. De moeilijkheid van het beantwoorden
van deze vraag blijkt uit de missing data met betrekking tot het invullen van deze vraag. Maarliefst 10,8
procent van de ondervraagden kon of wilde geen antwoord geven op de vraag tot welke categorie
hij/zij zichzelf rekende.
De populatie
Het uiteindelijke doel van het onderzoek is uiteraard uitspraken te kunnen doen over
de gehele populatie, de groep waartoe onderzoeksresultaten gegeneraliseerd kunnen worden. Uit
gegevens van het CBS blijkt dat 2.396.000 personen in de leeftijdscategorie 25-34 deel uit maken van
de totale beroepsbevolking op 1 januari 2001. Verder
hebben 1.292.163 personen in de leeftijdscategorie 25-34
een eigen huishouden. De referentiepersoon is een
statistische entiteit bedoeld om huishoudenskenmerken aan
te ontlenen. Als er sprake is van een paar dan wordt de
man als referentiepersoon aangeduid. In geval van een paar
van gelijk geslacht wordt de oudste van het paar
referentiepersoon. Voor Nederland geldt dat bijna 34% van
het aantal huishoudens slechts uit een persoon bestaat, het
grootste gedeelte van alle Nederlandse huishoudens. De
tweede grootste groep vormt de categorie 'samenwonend
met kinderen'.
Statistische maten
Hieronder volgt een kort beschrijving van de statistische
Beroepsbevolking Totaal r 396 2001 (x 1000) 25-34 jarigen
Particuliere 25-29 jaar 562 000 huishoudens: Totaal aantal (absoluut) 30-34 jaar 730 163
© Bron, website Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen geraadpleegd 2002-02-08
Aan.-. .. densvormen in x 1000
Nederland op 1 ianu_.. -- -Eenpersoonshuishouden 2.301 Samenwonend zonder kinderen 2.007 - waarvan niet gehuwd 485 - waarvan gehuwd 1.521
Samenwonend met kinderen 2.081 - waarvan niet gehuwd 161 - waarvan gehuwd 1.920
Eenouderhuishouden 387 Overig 44 Totaal 6.819 Bron: Statistisch Jaarboek Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen, januari 2002
maten die gebruikt zijn in hoofdstuk vier. De associatiemaat lambda, ook wel gespeld als labda, is een
maat die op gegevens die zich op nominaal niveau bevinden van toepassing is. Als categorieën van de
variabelen geen volgorde van betekenis hebben, zoals het geval bij de motieven voor het gebruik van
een product, kan geen conclusie worden getrokken over de richting van een associatie, maar wel over
de sterkte ervan. Met de lambda kunnen op basis van de ene variabele voorspellingen gedaan worden
over de andere. De techniek achter de lambda wordt duidelijk aan de hand van het volgende
voorbeeld: Stel, je hebt een kruistabel waarin het niveau van educatie en iemands perceptie van het
leven zijn gekruist. Als je geen informatie zou hebben over iemands educatie, hoe zou je dan de
perceptie van het leven van die persoon voorspellen? Als je zo weinig mogelijk fouten wil maken, zou je
de grootste categorie van 'levensperceptie' nemen. Stel dat de meeste mensen aangegeven hebben het
5
leven opwindend te vinden, is de beste gok dat ongeacht educatie je respondent het leven opwindend
zou vinden. Mocht je voor iedereen echter 'opwindend' voorspellen, wordt een groot gedeelte (namelijk
de respondenten die het leven niet opwindend, saai of routinematig vinden) verkeerd geclassificeerd.
Het totaal van die misclassificaties wordt 'situatie 1' genoemd. Andersom, wanneer je educatie zou
willen voorspellen op basis van levensperceptie gebeurt hetzelfde. Het totaal van die misclassificaties
wordt 'situatie 2' genoemd. De lambda vergelijkt deze fouten door de volgende formule:
À=
misclassificatie in situatie 1 - misclassificatie in situatie 2
misclassificatie in situatie 1
Stel, uit deze formule komt .1071. Dat betekent dat de fout die je maakt bij het voorspellen van de ene
uit de andere variabele met 11 % wordt teruggebracht. De grootste lambda kan dus 1 zijn, bij de
voorspelling maakje dan geen fouten. (Norusis, 1997: 346 - 349). De lambda krijgt bij deze berekening
tevens een significantie, ook een getal tussen de 0 en de 1. Daarbij gaat de vijfprocent-regel op. Deze
stelt dat wanneer in 5 of minder van de 100 gevallen een geobserveerd resultaat extremer is dan
verwacht, die resultaten als ongewoon worden gezien en daarmee de associatie statistisch significant
(Norusis, 1997: 168). Met andere woorden, wanneer meer dan 5% van de resultaten een extreme score
heeft, is de associatie niet statistisch significant.
In paragraaf 4.3.2 wordt gebruikt gemaakt van de ANOVA. Wanneer gemiddelde scores tussen
verschillende groepen moeten worden getest, is dit een zeer geschikte maat. Het zou bijvoorbeeld voor
kunnen komen dat op basis van beschrijvende statistiek of een grafiek verschillen bestaan tussen
groepen die een bepaald opleidingsniveau hebben in het aantal arbeidsuren per week. Bij de ANOVA
wordt bepaald of dit verschil door natuurlijke variatie wordt veroorzaakt of het redelijk is aan te namen
dan een van de groepen inderdaad verschillende waarden voor het gemiddeld aantal gewerkte uren
kent. Daarom wordt een nulhypothese opgesteld die stelt dat de gemiddelden (uren gewerkt per week)
voor alle groepen hetzelfde zijn. De alternatieve hypothese veronderstelt een verschil. Bij de analyse
worden de variantie binnen de groepen, deze vertelt hoeveel de observaties binnen de groepen
verschillen, vergeleken met de variantie tussen de groepen. De mean square van de variantie tussen de
groepen wordt gedeeld door de variantie binnen de groepen om zo de F-waarde te kunnen bepalen. Als
de nulhypothese waar is, zou deze F-waarde dicht bij de 1 moeten liggen, aangezien de gemiddelden
dicht bij elkaar zouden liggen. Grote F-waarden geven aan dat de gemiddelden meer variëren danje
verwacht wanneer de nulhypothese waar is. Door opnieuw te kijken naar het significantieniveau kan
bepaald worden of een F-waarde groot genoeg is om de nulhypothese te verwerpen. Stel dat deze .006
is, dan kun je in 6 van de 1000 gevallen stellen, wanneer de nulhypothese waar is, dat er zo'n grote F
waarde voorkomt. Daardoor kan de nulhypothese verworpen worden. Het is niet waarschijnlijk dat het
aantal uren per week gewerkt is, voor alle groepen gelijk is (Norusis, 1997: 260, 265).
6
Bijlage 2 Crosstabs Prestatiedruk
PRESDRUK * VAATREDE Crosstabulation VAATREDEN Total
1.00 2.00 3.00 4.00 5.00 PRESDRUK 1.00 Count 4 8 1 13
Total
Nominal
% within PRES DRUK
2.00 Count %within
PRES DRUK 3.00 Count
%within PRESDRUK
4.00 Count %within
PRES DRUK 5.00 Count
% within PRESDRUK
Count %within
PRES DRUK
2 5.3%
2 7.4%
30.8% 61.5% 7.7% 100.0%
14 19 38 36.8% 50.0% 7.9% 100.0%
8 15 2 27 29.6% 55.6% 7.4% 100.0%
1 7 9 2 19 5.3% 36.8% 47.4% 10.5% 100.0%
1 1 50.0% 50.0% 100.0%
413452 99 4.0% 1.0% 34.3% 52.5% 8.1% 100.0%
Value Asymp. Approx. T Approx. Std. Error
Lambda Symmetrie .009 .016 .578 Sig. .563 .315 PRESDRUK .016 .016 1.005
Dep end ent VAATREDE .000 .030 .000 LOOO
Dependent PRESDRUK * MGNREDE Crosstabulation
MGNREDE Total .00 1.00 2.00 3.00 4.00 5.00
PRESDRUK 1.00 Count 1 1 2 5
Total
Nomina!
% within 11.1 % 11.1 % 22.2% 55.6% 100.0% PRES DRUK
2.00 Count 4 1 12 8 26 % within 3.8% 15.4% 3.8% 46.2% 30.8% 100.0%
PRESDRUK 3.00 Count 3 13 12 31
% within 9.7% 9.7% 4L9% 38.7% 100.0% PRES DRUK
4.00 Count 14 %within
PRES DRUK 5.00 Count
%within PRES DRUK
Count %within
PRESDRUK
7.1% 7.1% 42.9% 35.7% 7.1% 100.0%
100.0% 1
100.0%
6 34 30 1 81 1.2% 11.1% 7.4% 42.0% 37.0% 1.2% 100.0%
Value Asymp. Approx. T Approx. Std. Error
Lambda Symmetrie .062 .039 L521 Sig. .128 .314 PRESDRUK .060 .058 1.006
Dependent MGNREDE .064
Dependent PRESDRUK ' KEUKREDE Crosstabulation
KEUKREDE 1.00 2.00
.054 1.143
3.00 4.00 5.00
.253
Total
PRESDRUK
Total
Nomina!
1.00 Count % within
PRES DRUK 2.00 Count
%within PRES DRUK
3.00 Count %within
PRES DRUK 4.00 Count
%within PRESDRUK
5.00 Count % within
PRESDRUK Count
%within PRES DRUK
3 7 30.0% 70.0%
10 100.0%
13 21 39 7.7% 33.3% 53.8% 5.1% 100.0%
1 1 3 9 3 17 5.9% 5.9% 17.6% 52.9% 17.6% 100.0%
1 3 4 6 3 17 5.9% 17.6% 23.5% 35.3% 17.6% 100.0%
1 100.0% 100.0%
2 7 24 43 84 2.4% 8.3% 28.6% 5L2% 9.5% 100.0%
Value Asymp. Approx. T Approx. Std. En'Or
Lambda Symmetrie .035 .030 1.143 Sig. .253 .412 PRESDRUK .044 .053 .820
Dependent KEUKREDE .024
Dependent PRESDRUK' MIXREDEN Crosstabulation
MIXREDEN 1.00
.024 1.006
2.00 3.00 4.00 5.00
.314
Total
PRESDRUK 1.00 Count %within
PRESDRUK
l 9 9 5.3% 47.4% 47.4%
19 100.0%
7
Total
Nominal
2.00 Count %within
PRESDRUK 3.00 Count
%within PRESDRUK
4.00 Count %within
PRESDRUK 5.00 Count
%within PRESDRUK
Count %within
PRESDRUK
2 13 13 22 4.0% 26.0% 26.0% 44.0%
50 100.0%
4 10 4 18 2 38 10.5% 26.3% 10.5% 47.4% 5.3% 100.0%
5 611 326 3.8% 19.2% 23.1% 42.3% 11.5% 100.0%
2 1 66.7% 33.3%
3 100.0%
7 29 34 61 5 136 5.1% 21.3% 25.0% 44.9% 3.7% 100.0%
Value Asymp. Approx. T Approx. Std. Error
Lambda Symmetrie .037 .033 1.100 Sig. .271 .092 PRESDRUK .058 .034 L684
Dependent MIXREDEN .013
Dependent PRESDRUK * KOFREDEN Crosstabulation
KOFREDEN
.061 .218 .827
Total .00 1.00 2.00 3.00 4.00 5.00
PRESDRUK LOO Count 210273 24 %within
PRESDRUK 2.00 Count
% within PRESDRUK
3.00 Count % within
PRESDRUK 4.00 Count
% within PRES DRUK
5.00 Count %within
PRES DRUK
8.3% 4L7% 8.3% 29.2% 12.5% 100.0%
111301020 5 77 1.3% 14.3% 39.0% 13.0% 26.0% 6.5% 100.0%
21 4 27 5 61 6.6% 34.4% 6.6% 44.3% 8.2% 100.0%
10 6 13 34.5% 20.7% 44.8%
29 100.0%
1 1 1 1 1 5 20.0% 20.0% 20.0% 20.0% 20.0% 100.0%
Total Count 1 18 72 23 68 14 196
Nominal
% within PRES DRUK
.5% 9.2% 36.7% 1L7% 34.7% 7.1% 100.0%
Value Asymp. Approx. T Std. Error
Lambda Symmetrie .066 .053 1.218 PRESDRUK .059 .056 L024
Dependent KOFREDEN .073 .066 L056
Approx. Sig. .223 .306
.291 Dependent
PRESDRUK 'ESPREDEN Crosstabulation ESPREDEN Total
PRESDRUK
Total
Nomina!
LOO Count %within
PRESDRUK 2.00 Count
%within PRESDRUK
3.00 Count %within
PRESDRUK 4.00 Count
%within PRESDRUK
5.00 Count %within
PRESDRUK Count
%within PRESDRUK
1.00 2.00 3.00 4.00 5.00 1 3 4 1 9
11.1 % 33.3% 44.4% 11.1 % 100.0%
8 2 8 7 ~ 32.0% 8.0% 32.0% 28.0% 100.0%
1 4 4 6 16 6.3% 25.0% 6.3% 25.0% 37.5% 100.0%
1 2 6 5 14 7.1% 14.3% 42.9% 35.7% 100.0%
1 2 50.0% 50.0% 100.0%
4 17 22 20 66 6.1% 25.8% 4.5% 33.3% 30.3% 100.0%
Value Asymp. Approx. T Approx. Std. Error
Lambda Symmetrie .047 .060 .759 Sig. .448 .314 PRESDRUK .024 .024 L008
Dependent ESPREDEN .068
Dependent PRESDRUK' SINPRSRD Crosstabulation
SINPRSRD LOO
.114 .579
2.00 3.00 4.00 5.00
.563
Total
PRESDRUK 1.00 Count % within
PRESDRUK 2.00 Count
%within PRESDRUK
3.00 Count %within
PRESDRUK 4.00 Count
%within PRESDRUK
1 5 9 6.7% 33.3% 60.0%
15 100.0%
8 22 38 15.8% 21.1 % 57.9% 5.3% 100.0%
1 24 3 33 6.1% 3.0% 9.1% 72.7% 9.1% 100.0%
5 9 3 18 5.6% 27.8% 50.0% 16.7% 100.0%
Total
NominaJ
5.00 Count 1 100.0%
1 100.0% %within
PRES DRUK Count
%within PRESDRUK
2 9 21 65 8 105 1.9% 8.6% 20.0% 61.9% 7.6% 100.0%
Value Asymp. Approx. T Std.Error
Lambda Symmetrie .047 .066 .688 PRESDRUK .075 .105 .688
Dep end ent SINPRSRD .000 .000
Approx. Sig. .491 .491
Dependent PRESDRUK * DRNKREDE Crosstabulation
DRNKREDE 1.00 2.00 3.00 4.00 5.00
Total
PRES DRUK
Total
Nomina!
1.00 Count %within
PRESDRUK 2.00 Count
%within PRESDRUK
3.00 Count %within
PRESDRUK 4.00 Count
%within PRESDRUK
5.00 Count %within
PRESDRUK Count
% within PRESDRUK
l l 3 1 16.7% 16.7% 50.0% 16.7% 100.0%
1 3 15 6.7% 6.7% 20.0% 40.0% 26.7% 100.0%
1 6.3%
5 7 3 16 31.3% 43.8% 18.8% 100.0%
16.7% 66.7% 16.7% 100.0%
l 1 100.0% 100.0%
3 2 13 16 10 44 6.8% 4.5% 29.5% 36.4% 22.7% 100.0%
Value Asymp. Approx. T Approx. Std.Error
Lambda Synunetrie .125 .062 1.878 Sig. .060 .525 PRESDRUK .071 .109 .635
Dependent DRNKREDE .179
Dependent PRESDRUK 'SANDWRED Crosstabulation
SANDWRED
.072 2.375 .018
Total
.00 1.00 2.00 3.00 4.00 5.00 PRESDRUK 1.00 Count l 4 10 1 16
Total
Nomina!
% within PRESDRUK
2.00 Count %within
PRES DRUK 3.00 Count
%within PRESDRUK
4.00 Count %within
PRESDRUK 5.00 Count
%within PRES DRUK
Count %within
PRESDRUK
6.3% 25.0% 62.5% 6.3% 100.0%
5 l 12 22 2 42 11.9% 2.4% 28.6% 52.4% 4.8% 100.0%
2 l 9 10 3 25 8.0% 4.0% 36.0% 40.0% 12.0% 100.0%
l 10 2 17 5.9% 23.5% 58.8% 11.8% 100.0%
100.0% 100.0%
7 3 29 52 101 1.0% 6.9% 3.0% 28.7% 51.5% 8.9% 100.0%
Value Asymp. Approx. T Approx. Std. Error
Lambda Sy1111lletrie .028 .024 l.141 Sig. .254 .413 PRESDRUK .034 .041 .819
Dependent SANDWRED .020 .020 1.005 .315
Dependent PRESDRUK * AFHREDEN Crosstabulation
AFHREDEN l.00 2.00
Total 3.00 4.00 5.00
PRESDRUK 1.00 Count 14 17 2 33
Total
%within PRESDRUK
2.00 Count % within
PRESDRUK 3.00 Count
%within PRESDRUK
4.00 Count %within
PRESDRUK 5.00 Count
%within PRESDRUK
Count %within
PRES DRUK
42.4% 51.5% 6.1% 100.0%
33 44 82 40.2% 53.7%1 6.1% 100.0%
1 19 41 64 1.6% 3.1% 29.7% 64.1% 1.6% 100.0%
1 15 19 2 39 2.6% 5.1% 38.5% 48.7% 5.1% 100.0%
1 20.0% 20.0% 40.0% 20.0% 100.0%
82 123 11 223 l.3% l.8% 36.8% 55.2% 4.9% 100.0%
Value Asymp. Approx. T Approx. Std. Error Sig.
8
Nomina! Lambda Symmetrie .012 PRESDRUK .021
Dep end ent
.007
.012
AFHREDEN .000 .000 Dependent
1.744 1.744
.081
.081
PRESDRUK * BEZREDEN Crosstabulation
PRES DRUK
Total
Nomina!
2.00 Count % within
PRESDRUK 3.00 Count
%within PRESDRUK
4.00 Count
BEZREDEN 2.00
Total 3.00 4.00 5.00
4 2 l 7 57.1% 28.6% 14.3% 100.0%
3 4 25.0% 75.0% 100.0%
2 1 4 % within 25.0% 50.0% 25.0% 100.0%
PRESDRUK Count
% within PRESDRUK
1 3 5 15 6.7% 40.0% 20.0% 33.3% 100.0%
Value Asymp. Approx. T Approx. Std. Error
Lambda Symmetrie .353 .171 1.762 Sig. .078 .153 PRESDRUK .375 .221 1.430
Dep end ent BEZREDEN .333
Dependent PRESDRUK 'TRTREDEN Crosstabulation
TRTREDEN 1.00 2.00
.157 1.936
3.00 4.00 5.00
.053
Total
PRESDRUK
Total
Nominal
1.00 Count %within
PRESDRUK 2.00 Coutlt
%within PRESDRUK
3.00 Count %within
PRESDRUK 4.00 Count
%within PRESDRUK
5.00 Count %within
PRESDRUK Count
%within PRESDRUK
4 8 5 17 23.5% 47.1% 29.4% 100.0%
10 12 32 3.1% 3.1% 31.3% 37.5% 25.0% 100.0%
7 5 15 20.0% 46.7% 33.3% 100.0%
1 2 5 1 9 11.1% 22.2% 55.6% ll.!% 100.0%
1 100.0%
1 100.0%
1 19 33 19 74 1.4% 2.7% 25.7% 44.6% 25.7% 100.0%
Value Asymp. Approx. T Approx. Std. Error Sig.
Lambda Symmetrie .000 .000 PRESDRUK .000 .000
Dependent TRTREDEN .000 .000
Dep end ent PRESDRUK * KRDREDEN Crosstabulation
PRESDRUK
Total
Nominal
1.00 Count %within
PRESDRUK 2.00 Count
%within PRESDRUK
3.00 Count
KRDREDEN 2.00
% within 7.1% PRESDRUK
4.00 Count %within
PRESDRUK 5.00 Count 1
% within 50.0% PRESDRUK
Count
3.00 4.00 1 5
16.7% 83.3%
3 17 13.6% 77.3%
20 17.9% 71.4%
3 12 17.6% 70.6%
50.0%
5.00 Total
6 100.0%
2 22 9.1% 100.0%
28 3.6% 100.0%
2 17 11.8% 100.0%
100.0%
12 55 5 75 %within
PRESDRUK 4.0% 16.0% 73.3% 6.7% 100.0%
Value Asymp. Approx. T Std. Error
Lambda Symmetrie .015 .033 .448 PRESDRUK .021 .036 .579
Dependent KRDREDEN .000 .071 .000
Approx. Sig. .654 .563
1.000 Dependent
PRES DRUK' DWREDEN Crosstabulation DWREDEN Total
1.00 2.00 3.00 4.00 5.00 PRESDRUK l.00 Count 2 5 2 6 1 16
%within PRESDRUK
2.00 Count %within
PRESDRUK 3.00 Count
12.5% 31.3% 12.5% 37.5% 6.3% 100.0%
16 13 44 11.4% 36.4% 15.9% 29.5% 6.8% 100.0%
Il 27
Total
Nominal
%within PRES DRUK
4.00 Count %within
PRES DRUK 5.00 Count
% within PRESDRUK
Count %within
PRES DRUK
11.1% 40.7% 11.1% 33.3% 3.7% 100.0%
4 3 5 1 13 30.8% 23.1 % 38.5% 7.7% 100.0%
1 50.0%
1 50.0%
2 100.0%
10 37 15 34 6 102 9.8% 36.3% 14.7% 33.3% 5.9% 100.0%
Value Asymp. Approx. T Approx. Std. Error
Lambda Symmetrie .016 .036 .448 Sig. .654
PRESDRUK .000 .000 Dependent
DWREDEN .031 .068 .448 .654 Dependent
PRESDRUK * SW!FREDE Crosstabulation SW!FREDE
LOO 2.00 Total
3.00 4.00 5.00 PRES DRUK
Total
Nomina!
1.00 Count %within
PRES DRUK 2.00 Count
%within PRES DRUK
3.00 Count % within
PRESDRUK 4.00 Count
%within PRESDRUK
5.00 Count %within
PRES DRUK Count
% wîthin PRES DRUK
2 4 1 28.6% 57.1 % 14.3% 100.0%
1 2 13 1 21 4.8% 9.5% 19.0% 61.9% 4.8% 100.0%
3 7 14 12.5% 29.2% 58.3%
24 100.0%
2 1 2 12 16.7% 8.3% 58.3% 16.7% 100.0%
1 1 1 3 33.3% 33.3% 33.3% 100.0%
1 7 15 39 5 67 1.5% 10.4% 22.4% 58.2% 7.5% 100.0%
Value Asymp. Approx. T Approx. Std. Error
Lambda Synunetrie .042 .030 1.360 Sig. .174 .076 PRESDRUK .070 .039 1.772
Dependent SWIFREDE .000 .051 .000 1.000
Dependent PRESDRUK * WCREDEN Crosstabulation
WCREDEN Total
PRESDRUK
Total
Nominal
1.00 Count %within
PRES DRUK 2.00 Count
%within PRES DRUK
3.00 Count %within
PRES DRUK 4.00 Count
%within PRES DRUK
Count %within
PRESDRUK
1.00 2.00 3.00 4.00 5.00 1 1 1 3 1 7
14.3% 14.3% 14.3% 42.9% 14.3% 100.0%
4 5 1 4 14 100.0% 28.6% 35.7% 7.1 % 28.6%
2 15.4%
1 12.5%
10 1 13 76.9% 7.7% 100.0%
4 3 8 50.0% 37.5% 100.0%
8 6 2 21 5 42 19.0% 14.3% 4.8% 50.0% 11.9% 100.0%
Value Asymp. Approx. T Approx. Std. Error
Lambda Symmetrie .204 .112 1.725 Sig. .085 .029 PRESDRUK .321 .128 2.178
Dependent WCREDEN .048 .139 .334 .739 Dependent
PRESDRUK *SCHREDE Crosstabulation SCHREDE Total
1.00 2.00 3.00 4.00 5.00 PRESDRUK 1.00 Count 5 4 1 3 2 15
Total
%within PRES DRUK
2.00 Count % within
PRESDRUK 3.00 Count
% within PRESDRUK
4.00 Count %within
PRES DRUK 5.00 Comlt
%within PRES DRUK
Count %within
PRESDRUK
33.3% 26.7% 6.7% 20.0% 13.3% 100.0%
Il 14 10 44 25.0% 31.8% 18.2% 22.7% 2.3% 100.0%
5 20 1 36 13.9% 13.9% 13.9% 55.6% 2.8% 100.0%
1 14 14.3% 28.6% 28.6% 21.4% 7.1 % 100.0%
2 2 100.0% 100.0%
23 27 18 38 5 111 20.7% 24.3% 16.2% 34.2% 4.5% 100.0%
9
Value Asymp. Approx. T Std. Error
Nomina! Lambda Symmetrie .129 .065 1.907 PRESDRUK .164 .078 1.947
Dependent SCHREDE .096 .081 1.127 Dependent
Approx. Sig. .057 .052
.260
Crosstabs Minder tijd huishouden
MNTUDHH * V AATREDE Crosstabulation VAATREDE
1.00 2.00 3.00 4.00 5.00 Total
MNTUDHH 1.00 Count 1 4 5
Total
Nominal
%within MNT!JDHH
2.00 Count %within
MNTUDHH 3.00 Count
%within MNT!JDHH
4.00 Count
20.0% 80.0% 100.0%
12 12 26 46.2% 46.2% 7.7% 100.0%
7 13 2 22 31.8% 59.1% 9.1% 100.0%
12 22 5 43 % within 9.3% 27.9% 51.2% 11.6% 100.0%
MNTUDHH 5.00 Count
%within MNT!JDHH
Count %within
MNT!JDHH
Lambda Synunetric MNTUDHH
Dependent VAATREDE
Dependent
1 3 1 20.0% 60.0% 20.0%
5 100.0%
1 35 52 9 101 4.0% 1.0% 34.7% 51.5% 8.9% 100.0%
ValueAsymp. Std. Approx. T Error
.028 .081 .342
.017 .085 .200
.041 .106 .378
Approx. Sig. .732 .841
.705
MNTUDHH * MGNREDE Crosstabulation MGNREDE Total
.00 LOO 2.00 3.00 4.00 5.00 MNTUDHH 1.00 Count 1 1 1 3
Total
Nominal
% within 33.3% 33.3% 33.3% 100.0% MNT!JDHH
2.00 Count 1 4 2 14 10 31 % within 3.2% 12.9% 6.5% 45.2% 32.3% 100.0%
MNTUDHH 3.00 Count 18
%within MNTUDHH
4.00 Count %within
MNTUDHH 5.00 Count
% within MNT!JDHH
Count %within
MNTUDHH
11.1% 5.6% 38.9% 38.9% 5.6%100.0%
2 Il 11 11.1% 7.4% 40.7% 40.7%
1 50.0% 50.0%
27 100.0%
2 100.0%
1 9 6 34 30 1 81 1.2% 11.1% 7.4%42.0%37.0% 1.2%100.0%
Value Asymp. Std. Approx. T Error
Approx.
Lambda Symmetrie .021 .050 .409 Sig. .683 .669 MNTUDHH .040 .092 .427
Dependent MGNREDE .000
Dependent MNT!JDHH * KEUKREDE Crosstabulation
KEUKREDE 1.00
.030 .000
2.00 3.00 4.00 5.00
1.000
Total
MNTUDHH 1.00 Count 2 4
Total
Nominal
%within MNTUD!IB
2.00 Count % within 4.8%
MNT!JDHH 3.00 Count 1
% within 4.8% MNTUDHH
4.00 Count %within
MNT!JDHH 5.00 Count
%within MNT!JDHH
Count %within
MNT!JDHH 2.4%
33.3% 66.7% 100.0%
6 12 1 21 4.8% 28.6% 57.1% 4.8% 100.0%
21 9.5% 28.6% 42.9% 14.3% 100.0%
17 32 9.4% 25.0% 53.1% 12.5% 100.0%
1 3 20.0% 60.0% 20.0%
25 43 8.2% 29.4% 50.6%
5 100.0%
8 85 9.4% 100.0%
ValueAsymp. Std. Approx. T Error
Approx. Sig. .175 Lambda Synunetrie .032 .023 1.356
MNTUDHH .019 Dependent
KEUKREDE .048
.019
.046
1.006 .3I4
1.006 .3I4 Dependent
MNTUDHH ' MIXREDEN Crosstabulation MIXREDEN Total
1.00 2.00 3.00 4.00 5.00 MNTUDHH 1.00 Count 3 4 7
Total
Nominal
% within 42.9% 57.l % 100.0% MNTUDHH
2.00 Count 10 13 13 2 39 % within 2.6% 25.6% 33.3% 33.3% 5.1% 100.0%
MNTUDHH 3.00 Count 2 8 12 1 31
% within 6.5% 25.8% 25.8% 38.7% 3.2% 100.0% MNTUDHH
4.00 Count 4 10 33 56 %within 7.1% 12.5% 17.9% 58.9% 3.6% 100.0%
MNTUDHH 5.00 Count 4 4
% within 100.0% 100.0% MNTUDHH
Count %within
MNTUDHH
Lambda Symmeuic MNTUDHH
Dep end ent MIXREDEN
29 34 62 137 5. I % 21.2% 24.8% 45.3% 3.6% I00.0%
ValueAsymp. Std. Approx. T Error
.064 .062 1.004
.074 .079 .907
.053 .071 .732
Approx. Sig. .3I6 .364
.464 Dependent
MNTUDHH ' KOFREDEN Crosstabulation KOFREDEN
.00 1.00 2.00 3.00 4.00 5.00 Total
MNTUDHH 1.00 Count 3 l 3 I
Total
Norninal
%within MNTUDHH
2.00 Count %within
MNTUDHH 3.00 Count
%within MNTUDHH
4.00 Count %within
MNTUDHH 5.00 Count
%within MNTUDHH
Count %within
MNTUDHH
37.5% I2.5% 37.5% I2.5% I00.0%
4 30 I9 5 68 1.5% 5.9% 44.I% I3.2% 27.9% 7.4% I00.0%
7 I7 Il 43 I6.3% 39.5% I 1.6% 25.6% 7.0% I00.0%
7 2I 34 74 9.5% 28.4% I0.8% 45.9% 5.4% I00.0%
4 25.0% 50.0% 25.0% I00.0%
18 72 23 69 I4 I97 .5% 9.I%36.5%11.7%35.0% 7.I%100.0%
ValueAsymp. Std. Approx. T Error
Approx.
Lambda Symmetrie .I05 .054 1.893 Sig. .058 .209 MNTDDHH .098 .074 1.256
Dependent KOFREDEN .II2
Dependent MNTUDHH 'ESPREDEN Crosstabulation
ESPREDEN 1.00 2.00
I
.057
3.00 I
1.854
4.00 2
5.00 2
.064
Total
MNTUDHH 1.00 Count
Total
%within MNTUDHH
2.00 Count %within
MNTUDHH 3.00 Count
%within MNTUDHH
4.00 Count %within
MNTUDHH 5.00 Count
%within MNTUDHH
Count %within
MNTUDHH
16.7% I6.7% 33.3% 33.3% 100.0%
7.1% 42.9% I4
42.9% 7.I% 100.0%
4 12 8.3% I6.7% 16.7% 33.3% 25.0% 100.0%
2 6.3% 18.8%
66.7%
I7 6.0% 25.4%
Il 13 32 34.4% 40.6% 100.0%
33.3% 100.0%
23 20 67 4.S'Yo 34.3% 29.9% 100.0%
Value Asymp. Std. Approx. T Error
Approx.
Nomina! Lambda Symmetiic .076 .098 .753 Sig. .45I .592 MNTUDllH .057 .104 .536
.134 .651 Dependent
ESPREDEN .09 J Dependent
MNTUDHH * W ATREDEN Crosstabulation WATREDEN
.00 1.00 2.00 3.00 4.00 5.00
.5I5
Total
MNTUDHH 1 .00 Count 2 5 5 I 13 %within 15.4% 38.5%38.5% 7.7% I00.0%
10
Total
Nominal
MNTUDHH 2.00 Count
%within MNTUDHH
3.00 Count %within
MNTUDHH
I 4 ll 21 22 1.7% 6.8% I8.6%35.6%37.3%
2 2 20 I9 4.7% 4.7%46.5%44.2%
59 I00.0%
43 100.0%
4.00 Count 4 3 38 28 7 80 %within
MNTUDHH 5.0% 3.8%47.5%35.0% 8.8% 100.0%
5.00 Count I I 1 I 25.0%25.0%25.0%25.0%
4 100.0% %within
MNTUDHH Count
%within MNTUDHH
1 13 17 85 75 8 I99 .5% 6.5% 8.5%42.7%37.7% 4.0% 100.0%
Value Asymp. Approx. T Std. Error
Lambda Symmetrie .043 .034 1.217 MNTUDHH .076 .039 1.893
Dependent WATREDEN .009
Dependent .059 .I49
Approx. Sig. .224 .058
.88I
MNTJJDHH * SINPRSRD Crosstabulation SINPRSRD
1.00 2.00 3.00 4.00 Total
5.00 MNTUDHH
Total
Nominal
1.00 Count %within
MNTUDHH 2.00 Count
%within MNTUDHH
3.00 Count %within
MNTUDHH 4.00 Count
% within MNTUDHH
5.00 Count %within
MNTUDHH Count
%within MNTUDHH
1 2.3%
1 3 25.0% 75.0%
2 7 32 4.7% 16.3% 74.4%
4 I00.0%
I 43 2.3% 100.0%
4 IJ I9 5.3% 21.1 % 57.9% I5.8% I00.0%
4 8 I8 4 35 2.9% I 1.4% 22.9% 51.4% I l.4% 100.0%
2 2 40.0% 40.0% 20.0%
5 100.0%
9 22 65 8106 1.9% 8.5% 20.8% 61.3% 7.5% 100.0%
Va!ueAsymp. Std. Approx. T Approx. Error
Lambda Symmetrie .067 .049 1.310 1.184
Sig. .I90 .236 MNTUDHH .095 .077
Dependent SINPRSRD .024 .042 .578 .563 Dep end ent
MNTUDHH * DRNKREDE Crosstabulation DRNKREDE Total
1.00 2.00 3.00 4.00 5.00 MNTUDHH 1.00 Count 3 I 4
Total
Nominal
%within MNTUDHH
2.00 Count J % within 8.3%
MNTUDHH 3.00 Count
% within 18.2% MNTUDHH
4.00 Count % within
MNTUDHH 5.00 Count
75.0% 25.0% 100.0%
3 6 I I2 8.3% 25.0% 50.0% 8.3% I00.0%
2 5 11 I8.2% 45.5% I8.2% I00.0%
2 7 14 35.7% 14.3% 50.0% 100.0%
%within MNTUDHH
33.3% 2
66.7% 100.0%
Count %within
MNTUDHH
13 I6 10 44 6.8% 4.5% 29.5% 36.4% 22.7% I00.0%
Value Asymp. Approx. T Std. Error
Lambda Sy1mnetric .241 .080 2.885 MNTUDHH .233 .097 2.226
Dependent DRNKREDE .250 .I12 2.030
Approx. Sig. .004 .026
.042 Dependent
MNTUDHH * VITPLRED Crosstabulation
MNTUDHH 1.00 Count %within
MNTUDllH 2.00 Count
%within MNTUDHH
3.00 Count % within
MNTUDlll{ 4.00 Count
VITPLRED Total 1.00 2.00 3.00 4.00 5.00
2 2 I 3 I 9 22.2% 22.2% I 1.1 % 33.3% 1 J.l % 100.0%
12 2 12 II 43 27.9% 14.0% 4.7% 27.9% 25.6% 100.0%
lO I2 35 22.9% 8.6% 5.7% 28.6% 34.3% 100.0%
12 19 20 56
Total
Nominal
% within MNTUDHH
5.00 Count %within
MNTUDHH Count
%within MNTUDHH
21.4% 5.4% 3.6% 33.9% 35.7% 100.0%
1 2 3 33.3% 66.7% 100.0%
34 15 7 44 46 146 23.3% 10.3% 4.8% 30.1% 31.5% 100.0%
Value Asymp. Std. Approx. T Error
Approx.
Lambda Symmetrie .032 .049 .641 Sig. .522 .622 MNTUDHH .033 .066 .494
Dependent VITPLRED .030 .051 .578 .563
Dependent MNTUDHH * SANDWRED Crosstabulation
SANDWRED Total .00 1.00 2.00 3.00 4.00 5.00
MNTUDHH 1.00 Count 3 5 8 100.0%
Total
No min al
% within MNTUDHH
2.00 Count %within
MNTUDHH 3.00 Count
%within MNTUDHH
4.00 Count %within
MNTUDHH 5.00 Count
%within MNTUDHH
Count %within
MNTUDHH
37.5%62.5%
3 8 19 2 35 8.6% 8.6%22.9%54.3% 5.7%100.0%
6 12 1 23 4.3% 13.0% 26.1 %52.2% 4.3% 100.0%
Il 15 5 32 3.1% 34.4% 46.9% 15.6% 100.0%
1 1 1 3 33.3% 33.3% 33.3% 100.0%
1 29 52 9 101 1.0% 6.9% 3.0%28.7%51.5% 8.9%100.0%
Value Asymp. Approx. T Approx. Std. Error
Lambda Symmetrie .061 .045 1.311 Sig.
.190
.174 MNTUDHH .106 .074 1.359 Dependent
SANDWRED .000 Dependent
MNTUDHH * AFHREDEN Crosstabulation AFHREDEN
1.00 2.00
.029 .000
3.00 4.00 5.00
1.000
Total
MNTUDHH 1.00 Count 4 9 13
Total
Nomina!
% within MNTUDHH
2.00 Count % within
MNTUDHH 3.00 Count
%within MNTUDHH
4.00 Count % within
MNTUDHH 5.00 Count
% within MNTUDHH
Count % within
MNTUDHH
2.0%
2 2.4%
3 1.3%
30.8% 69.2%
28 39 1.4% 38.4% 53.4%
19 24 4.1% 38.8% 49.0%
30 48 35.7% 57.1%
1 16.7% 16.7% 66.7%
82 124 1.8% 36.4% 55.1%
100.0%
5 73 6.8% 100.0%
3 49 6.1% 100.0%
4 84 4.8% 100.0%
6 100.0%
12 225 5.3% 100.0%
ValueAsymp. Std. Approx. T Error
Approx. Sig. .365 .365
Lambda Symmetrie .012 .014 .906 MNTUDHH .021 .023 .906
Dependent AFHREDEN .000 .000
Dependent MNTUDHH * TRTREDEN Crosstabulation
TRTREDEN Total 1.00 2.00 3.00 4.00 5.00
MNTUDHH 1.00 Count 1 2 2 5
Total
%within MNTUDH!l
2.00 Count <fo within
MNTUDHH 3.00 Count
%within MNTUDHH
4.00 Count
20.0% 40.0% 40.0% 100.0%
10 13 7 31 3.2% 32.3% 41.9% 22.6% 100.0%
3 2 4 9 33.3% 22.2% 44.4% 100.0%
15 5 26 % within 3.8% 19.2% 57.7% 19.2% 100.0%
MNTUDHH 5.00 Count
%within MNTUDHH
Count %within
MNTUDHH
1 1 3 33.3% 33.3% 33.3% 100.0%
19 33 19 74 l.4% 2.7% 25.7% 44.6% 25.7% 100.0%
Value Asymp. Std. Approx. T Approx.
11
Nominal Lambda Symmetrie .060 MNTUDHH .070
Dep end ent TRTREDEN .049
Dep end ent MNTUDHH * KRDREDEN Crosstabulation
KRDREDEN 1.00
Error .070 .121
.067
.826
.558
.710
2.00 3.00 4.00 5.00
Sig. .409 .577
.478
Total
MNTUDHH 1.00 Count 2 2 4
Total
Nominal
% within MNTUDHH
2.00 Count % within
MNTUDHH 3.00 Count
%within MNTUDHH
4.00 Coutit
50.0% 50.0% 100.0%
2 4 ~ 1 22 9.1% 18.2% 68.2% 4.5% 100.0%
12 100.0%
12 100.0%
5 25 4 36 %within 2.8% 2.8% 13.9% 69.4% 11.1% 100.0%
MNTUDHH 5.00 Count
% within MNTUDHH
1 50.0% 50.0%
2 100.0%
Count 3 12 55 5 76 % within
MNTUDHH 1.3% 3.9% 15.8% 72.4% 6.6% 100.0%
Value Asymp. Approx. '!' Std. Error
Lambda Symmetrie .016 .049 .334 MNTUDHH .025 .043 .579
Dep end ent KRDREDEN .000 .117 .000
Approx. Sig. .739 .563
1.000 Dependent
MNTUDHH * DWREDEN Crosstabulation DWREDEN
1.00 2.00 3.00 4.00 5.00 Total
MNTUDHH
Total
1.00 Count % within
MNTUDHH 2.00 Count
% within MNTUDHH
3.00 Count %within
MNTUDHH 4.00 Count
% within MNTUDHH
5.00 Count %within
MNTUDHH Count
% within MNTUDHH
1 14.3%
1 1 3 1 7 14.3% 14.3% 42.9% 14.3% 100.0%
5 16 3 16.7% 53.3% 10.0% 20.0%
10 5 7 43.5% 21.7% 30.4%
30 100.0%
23 4.3% 100.0%
4 10 15 4 40 10.0% 25.0% 17.5% 37.5% 10.0% 100.0%
3 100.0% 100.0%
10 37 16 34 6 103 9.7% 35.9% 15.5% 33.0% 5.8% 100.0%
ValueAsymp. Std. Approx. T Error
Approx.
Nomina! Lambda Symmetrie .132 .068 1.853 Sig.
.064
.234 MNTUDHH .lil .089 1.191 Dependent
DWREDEN .152 Dependent
MNTUDHH * SPREDEN Crosstabulation SPREDEN
1.00 MNTUDHH 1.00 Count
2.00 1
.079
3.00 1
1.795
4.00 5.00 1
.073
Total
%within MNTUDHH
33.3% 33.3% 33.3% 100.0%
Total
2.00 Count % within
MNTUDHH 3.00 Count
% within MNTUDHH
4.00 Count % within
MNTUDHH 5.00 Count
% within MNTUDHH
Count % within
MNTUDHH
27 7.4% 29.6% 25.9% 33.3% 3.7% 100.0%
6 12 41.7% 50.0% 8.3% 100.0%
20 4 31 9.7% 12.9% 64.5% 12.9% 100.0%
100.0% 100.0%
12 17 37 7 75 2.7% 16.0% 22.7% 49.3% 9.3% 100.0%
Value Asymp. Std. Approx. T Error
Approx.
Nomina! Lambda Symmetrie .134 .054 2.275 Sig. .023 .036 MNTUDHl-1 .227 .098 2.100
Dependent SPREDEN .026 Dependent
MNTUDID-1 * SWIFREDE Crosstabulatîon
.026 1.007 .314
SWIFREDE Total 1.00 2.00 3.00 4.00 5.00
MNTUDIIB
Total
Nominal
1.00 Count %within
MNTUDIIB 2.00 Count
%within MNTUDIIB
3.00 Count % within
MNTUDIIB 4.00 Count
% within MNTUDIIB
5.00 Count % within
MNTUDIIB Count
l 5.9%
l 2 1 4 25.0% 50.0% 25.0% 100.0%
4 Il l 17 23.5% 64.7% 5.9% 100.0%
4 2 12 18 22.2% ll.!% 66.7% 100.0%
8 13 3 27 11.1% 29.6% 48.1% ll.1% 100.0%
l 100.0%
l 100.0%
7 15 39 67 %within
MNTUDHH 1.5% 10.4% 22.4% 58.2% 7.5% 100.0%
Value Asymp. Std. Error
Lambda Synunetric .029 .041 MNTUDIIB .050 .069
Dependent SWIFREDE .000 .000
Dep end ent
Approx. T
.710
.710
Approx. Sig. .478 .478
MNTUDIIB * WCREDEN Crosstabulation WCREDEN Total
1.00 2.00 3.00 4.00 5.00 MNTUDIIB l.00 Count l l
Total
No min al
%within MNTUDIIB
50.0% 50.0% 100.0%
2.00 Count 1 3 l l 15 %within
MNTUDffii 6.7% 20.0% 6.7% 60.0% 6.7% 100.0%
3.00 Count % within
MNTUDIIB 4.00 Count
% within MNTUDIIB
5.00 Count % within
MNTUDIIB
l l 14.3% 14.3%
6 2 37.5% 12.5%
3 2 7 42.9% 28.6% 100.0%
6 2 16 37.5% 12.5% 100.0%
2 100.0%
2 100.0%
Count % within
MNTUDIIB
6 21 5 42
Lambda
19.0% 14.3% 4.8% 50.0% 11.9% 100.0%
Value Asymp. Std. Error
Symmetrie .106 .148 MNTUDIIB .192 .173
Dep end ent WCREDEN .000 .178
Dependent
Approx. T
.691 l.012
.000
Approx. Sig. .490 .311
l.000
MNTUDIIB * SCHMREDE Crosstabulation
MNTUDIIB
Total
l.00 Count %within
MNTUDHH 2.00 Count
SCHMREDE 1.00
% within 16.7% MNTUDIIB
3.00 Count % within
MNTUDIIB 4.00 Count
% within 40.0% MNTUDIIB
Count %within
MNTUDIIB
3 21.4%
3.00 1
100.0%
2 100.0%
21.4%
4.00
50.0%
40.0'J'o
5 35.7%
Total 5.00
100.0%
2 6 33.3% 100.0%
2 100.0%
20.0% 100.0%
14 21.4% 100.0%
Value Asymp. Approx. T Approx. Std. Error
No min al Lambda Sytrunetric .353 .212 l.437 MNTUDHH .375 .221 l.437
Dependent SCHMREDE .333
Dependent MNTIJDIIlI * ABTREDE Crosstabulation
MNTUDIIB 1.00 Count %within
MNTUDIIB
AB TREDE 3.00
2.00 Count % within 50.0%
MNTUDIIB 3.00 Count
% within 25.0%J MNTUDHH
4.00 Count l % within 20.0%
MNTUDlffi
.240
4.00 l
100.0%
33.3%
50.0%
1 20.0%
l.190
5.00
1 16.7%
25.0%
60.0%
Sig. .151 .151
.234
Total
100.0%
6 100.0%
100.0%
100.0%
12
5.00 Count l 100.0%
l 100.0%
Total
%within MNTUDHH
Count % within
MNTUDIIB
6 6 5 29.4%
17 100.0% 35.3% 35.3%
ValueAsymp. Std. Approx. T Approx. Error
Nominal Lambda Symmetrie . 273 .162 l.506 l.031
Sig . .132 .303 MNTUDIIB
Dependent AB TREDE Dependent
.182 .164
.364 .205 l.506 .132
Crosstabs Geen tijd
VAATREDE l.00 2.00
Total 5.00
GEENTUD l.00 Count 3.00
5 14.7%
4.00 l
1.9% %within VAATREDE
2.00 Comlt %within
VAATREDE 3.00 Count
%within VAATREDE
4.00 Count % within
VAATREDE 5.00 Count
% within VAATREDE
6.0%
l 16 3 29 ~0% ~5% m~% TI.3% mn%
16 3 23 11.8% 30.8% 33.3% 23.0%
15 17 37 50.0% 44.1 % 32.7% 33.3% 37.0%
l 1 2 25.0% 100.0% 2.9% 3.8% 5.0%
Total Count 4 1 34 52 9 100
Nominal
Cross tab
%within VAATREDE
100.0% 100.0% 100.0% 100.0% 100.0% 100.0%
Lambda Symmetrie GEENTUD Dependent
VAATREDE Dependent
MGNREDE .00
Value Asymp. Approx. T Std. Error
.045 .031 1.400
.016 .042 .378
.083 .049 l.655
2.00 3.00
Approx. Sig. .161 .705
.098
5.00 Total
GEENTUD l.00 Count 1.00
1 ll.!%
4.00 2
6.7% 3
3.7%
Total
Nomina!
Cross tab
%within MGNREDE
2.00 Count %within
MGNREDE 3.00 Count
%within MGNREDE
4.00 Count %within
MGNREDE 5.00 Count
%within MGNREDE
Count
3 9 100.0% l l.l % 50.0% 26.5% 23.3%
21 25.9%
l 10 7 l 24 55.6% 16.7% 29.4% 23.3% 100.0% 29.6%
2 10 12 22.2% 33.3% 29.4% 40.0%
5 2 14.7% 6.7%
26 32.1%
8.6%
l 9 6 34 30 1 81 %within
MGNREDE 100.0% 100.0% 100.0% 100.0% 100.0% 100.0% 100.0%
Lambda Symmetrie GEENTUD Dependent
MGNREDE Dependent
ValueAsymp. Std. Approx. T Error
.098 .083 l.141
.109 .100 1.036
.085 .100 .820
Approx. Sig. .254 .300
.412
MIXREDEN Total l.00 2.00 3.00 4.00 5.00
GEENTUD l.00 Count 1 l 2 3 %within
MIXREDEN 2.00 Count
%within MIXREDEN
3.00 Count %within
MIXREDEN 4.00 Count
%within MIXREDEN
5.00 Count %within
MIXREDEN Total Count
%within
14.3% 3.4% 5.9% 4.9% 5.1%
1 12 l7 2 38 14.3% 20.7% 35.3% 27.9% 40.0% 27.9%
7 13 34 42.9% 31.0% 20.6% 21.3% 40.0% 25.0%
12 11 23 14.3% 41.4% 32.4% 37.7%
47 34.6%
2 10 14.3% 3.4% 5.9% 8.2% 20.09~) 7.4%
29 34 61 5 136 100.0% 100.0% 100.0% 100.0% 100.0% 100.0%
MJXREDEN Value Asymp. Approx. T Approx.
Std. Error Nomina! Lambda Symmetrie .030 .032 .931
Sig. .352 .352
Cross tab
GEENTUD Dependent
MIXREDEN Dependent
.056 .059 .931
.000 .000
KO FRED EN Total .00 1.00 2.00 3.00 4.00 5.00
GEENTUD 1.00 Count 4 3 5 12
Total
% within 5.6% 13.0% 7.4% 6.1% KO FRED EN
2.00 Count %within
KO FRED EN 3.00 Count
%within KOFREDEN
4.00 Count %withîn
KO FRED EN 5.00 Count
%within KOFREDEN
Count
23 7 11 50 27.8% 31.9% 30.4% 16.2% 28.6% 25.5%
1 18 6 45 100.0% 27.8% 25.0% 26.1% 13.2% 42.9% 23.0%
7 25 6 36 3 77 38.9% 34.7% 26.1% 52.9% 21.4% 39.3%
1 1 1 12 5.6% 2.8% 4.3% 10.3% 7.1% 6.1%
1 18 72 23 68 14 196
DRNKREDE Total 1.00 2.00 3.00 4.00 5.00
GEENTUD 1.00 Count 1 1
Total
Nomina!
% within 6.3% 2.3% DRNKREDE
2.00 Count %within
DRNKREDE 3.00 Count
%within DRNKREDE
4.00 Count % within
DRNKREDE 5.00 Count
%within DRNKREDE
Count %within
DRNKREDE
Lambda Symmetrie GEENTUD Dependent
DRNKREDE Dependent
12 38.5% 31.3% 20.0% 27 .3%
1 3 15 100.0% 50.0% 30.8% 25.0% 30.0% 34.1%
12 23.l % 31.3% 40.0% 27.3%
1 50.0% 7.7% 6.3% 10.0% 9.1%
3 2 13 16 JO 44 100.0% 100.0% 100.0% 100.0% 100.0% 100.0%
Value Asymp. Approx. T Std. Error
.053 .114 .448
.103 .163 .602
.000 .160 .000
Approx. Sig. .654 .547
1.000
%within KO FRED EN
100.0% 100.0% 100.0% 100.0% 100.0% 100.0% J00.0%Crosstab
Nomina!
Crosstab
Lambda Symmetrie GEENTUD Dependent
KOFREDEN Dependent
ESPREDEN
V alue Asymp. Approx. T Std. Error
.091 .039 2.205
.042 .039 1.045
.137 .067 1.931
1.00 2.00 3.00 4.00 5.00
Approx. Sig. .027 .296
.054
Total
GEENTIJD 1. 00 Count 2 1 1
Total
Nominal
Cross tab
% within 11.8% 33.3% 5.0% 6.1% ESPREDEN
2.00 Count % within
ESPREDEN 3.00 Count
% within ESPREDEN
4.00 Count %within
ESPREDEN 5.00 Count
% within ESPREDEN
Count
2 4 50.0% 23.5%
5 25.0% 29.4%
8 4 18 36.4% 20.0% 27.3%
2 7 15 9.1% 35.0% 22.7%
2 11 7 26 25.0% 29.4% 66.7% 50.0% 35.0% 39.4%
1 3 5.9% 4.5% 5.0% 4.5%
4 17 3 22 20 66 % within
ESPREDEN 100.0% 100.0% 100.0% 100.0% 100.0% 100.0%
Lambda Symmetrie GEENTUD Dependent
ESPREDEN Dependent
Value Asymp. Approx. T Std. Error
.095 .083 1.099
.025 .128 .193
.159 .075 1.999
SINPRSRD 1.00 2.00 3.00 4.00 5.00
Approx. Sig. .272 .847
.046
Total
GEENTUD 1.00 Count 2 2 3.1%
4 3.8%
Total
Nomina!
Crosstab
% within 22.2% SINPRSRD
2.00 Count %within
SINPRSRD 3.00 Count
%within SJNPRSRD
4.00 Count %within
SINPRSRD 5.00 Count
%within SINPRSRD
Count %within
SINPRSRD
Lambda Synunetric GEENTUD Dependent
SINPRSRD Dependent
2 10 18 3 33 22.2% 45.5% 27.7% 37.5% 31.1%
18 24 11.1% 9.1% 27.7% 37.5% 22.6%
1 3 8 21 1 34 50.0% 33.3% 36.4% 32.3% 12.5% 32.1 %
1 1 2 6 Il 50.0% 11.1% 9.1% 9.2% 12.5% 10.4%
2 9 22 65 8 106 100.0% 100.0% 100.0% 100.0% 100.0% 100.0%
Value Asymp. Std. Approx. T Error
.035 .044 .787
.056 .063 .856
.000 .049 .000
Approx. Sig. .431 .392
1.000
13
AFrlREDEN 1.00 2.00
Total
GEENTUD 1.00 Count l 3.00
5 6.1%
4.00 8
6.5%
5.00 1
9.1% 15
6.7%
Total
No min al
Cross tab
GEENTUD
Total
Nom in al
Cross tab
%within 33.3% AFHREDEN
2.00 Count %within
AFHREDEN 3.00 Count
%within AFHREDEN
4.00 Count %within
AFHREDEN 5.00 Count
%within AFHREDEN
Count %within
AFHREDEN
Lambda Symmetrie GEENTJJD Dependent
AFHREDEN Dependent
1 20 33 4 59 33.3% 25.0% 24.4% 26.8% 36.4% 26.5%
2 20 23 4 49 50.0% 24.4% 18.7% 36.4% 22.0%
1 32 52 87 33.3% 39.0% 42.3% 18.2% 39.0%
1 7 25.0% 6.1% 5.7%
13 5.8%
3 4 82 123 11 223 100.0% 100.0% 100.0% 100.0% 100.0% 100.0%
Value Asymp. Approx. T Std. Error
.017 .013 1.269
.029 .023 1.269
.000 .000
Approx. Sig. .204 .204
BEZREDEN Total 2.00 3.00 4.00 5.00
2.00 Count J 2 3 20.0% % within 16.7% 66.7%
BEZREDEN 3.00 Count
o/owithin BEZREDEN
4.00 Count %within
BEZREDEN 5.00 Count
% within BEZREDEN
Count % within
BEZREDEN
Lambda Symmetrie GEENTJJD Dependent
BEZREDEN Dependent
1 100.0%
1 3 5 16.7% 33.3% 60.0% 33.3%
4 66.7%
1 5 20.0% 33.3%
2 20.0% 13.3%
3 5 15 100.0% 100.0% 100.0% 100.0% 100.0%
Value Asymp. Approx. T Std. Error
.474 .207 2.033
.500 .212 1.846
.444 .234 1.519
Approx. Sig. .042 .065
.129
TRTREDEN 1.00 2.00 3.00
Total 4.00
GEENTUD 1.00 Count 1 3 5.00
1 5.3%
5 6.8% % within
TRTREDEN 2.00 Count
%within TRTREDEN
3.00 Count
4.00
% within TRTREDEN
Count
50.0% 15.8%
3 13 3 19 15.8% 39.4% 15.8% 25.7%
4 9 9 22 21.1% 27.3% 47.4% 29.7%
21
Total
%within TRTREDEN
5.00 Count %within
TRTREDEN Count
% within TRTREDEN
J00.0% 36.8% 27.3% 2l.l% 28.4%
l 2 2 2 7 50.0% 10.5% 6.1 % 10.5% 9.5%
1 2 19 33 19 74 100.0% 100.0% 100.0% 100.0% 100.0% 100.0%
Value Asymp. Approx. T Std. Error
Approx.
Nominal Lambda Synunetrie .129 .064 1.896 Sig. .058 .122 GEENTUD .173
Dependent TRTREDEN .073
Dep end ent GEENTUD * KRDREDEN Crosstabulation
KRDREDEN
GEENTUD 1.00 Count % within
GE ENT UD 2.00 Count
%within GEENTUD
3.00 Count
1.00 2.00
.103 1.546
.062 l.!44
Total 3.00 4.00 5.00
5 100.0% 100.0%
3 20 2 25 12.0% 80.0% 8.0% 100.0%
1 15 %within
GEENTUD 6.7% 33.3% 53.3% 6.7% 100.0%
4.00 Count %within
GEENTUD 5.00 Count
%within GEENTUD
Total Count %within
GEENTUD
2 4 18 1 26 3.8% 7.7% 15.4% 69.2% 3.8% 100.0%
4 1 5 80.0% 20.0% 100.0%
12 55 76 1.3% 3.9% 15.8% 72.4% 6.6% 100.0%
.253
Nomina! by No min al
Lambda Symmetrie
GEENTUD Dependent
SWIFREDE Dependent
Value
.110
.178
.000
Asymp. Approx. T Std. Error
.056 1.833
.090 1.833
.000
Approx. Sig. .067
.067
GEENTIJD * WCREDEN Crosstabulation WCREDEN
1.00 2.00 1
100.0%
3.00 Total
4.00 5.00 GEENTUD l .00 Count
% within GEENTIJD
2.00 Count %within
GEENT!JD 3.00 Count
%within GEENTUD
4.00 Count % within
GEENTIJD 5.00 Count
% within GEENTUD
Total Count
Nomina!
%within GEENTUD
Lambda Symmetrie GEENTUD Dependent
WCREDEN
100.0%
3 6 4 15 6.7% 20.0% 6.7% 40.0% 26.7% 100.0%
2 1 2 33.3% 16.7% 33.3% 16.7% 100.0%
12 17.6% 5.9% 5.9% 70.6%
66.7% 1
33.3%
17 100.0%
100.0%
8 21 5 42 19.0% 14.3% 4.8% 50.0% 11.9% 100.0%
Value Asymp. Approx. T Std. Error
.174 .079 1.971
.240 .110 1.984
.095 .128 .711
Approx. Sig. .049 .047
.477 Value Asymp. Approx. Approx. Dependent
Std. <lEENTilg> * AUTWSRED Crosstabulation Error AUTWSRED Total
Nomina! Lambda Symmetrie GEENTUD Dependent
.056 .097 .567 .571 1.00 2.00 3.00 4.00 5.00
.080 .136 .56iiEENTI.ID 1.00 Count 9 1 10 100.0%
KRDREDEN Dependent
.000 .000
GEENTUD * SPREDEN Crosstabulation SPREDEN
1.00 2.00 2
50.0%
3.00 Total
4.00 5.00 GEENTUD 1.00 Count
Total
Nomina!
% within GEENTIJD
2.00 Count % within
GEENTUD 3.00 Count
%within GEENTIJD
4.00 Count % within
GEENTUD 5.00 Count
%within GEENTIJD
Count %within
GEENTUD
Lambda Symmetrie GEENTUD Dependent SPREDEN
1 1 4 25.0% 25.0% 100.0%
2 7 7 20 10.0% 35.0% 35.0% 20.0% 100.0%
5 13 18 27.8% 72.2% 100.0%
1 7 16 1 30 3.3% 23.3% 16.7% 53.3% 3.3% 100.0%
1 33.3% 33.3% 33.3% 100.0%
12 17 37 7 75 2.7% 16.0% 22.7% 49.3% 9.3% 100.0%
ValueAsymp. Std. Approx. T Error
.084 .081 1.007
.lil .086 1.225
.053 .109 .472
Approx. Sig. .314 .221
.637 Dependent
GEENTUD * SWIFREDE Crosstabulation SWIFREDE
1.00 2.00 3.00 4.00 5.00 Total
GEENTIJD l.00 Count 1
Total
% within 20.0% GEENTUD
2.00 Count %within
GEENTIJD 3.00 Count
%within GEENTUD
4.00 Count % within
GEENTUD 5.00 Count
%within GEENTUD
Count
1 3 5 20.0% 60.0% 100.0%
7 3 21 14.3% 33.3% 38.1 % 14.3% 100.0%
3 2 14 21.4% 14.3% 64.3% 100.0%
16 22 4.5% 18.2% 72.7% 4.5% 100.0%
3 20.0% 60.0% 20.0% 100.0%
15 39 67 %withiu
GEENTUD 1.5% 10.4% 22.4% 58.2% 7.5% 100.0%
14
Total
Nomina!
%within GEENTUD
2.00 Count %within
GEENTUD 3.00 Count
%within GEENTUD
4.00 Count %within
GEENTIJD 5.00 Count
%within GEENTUD
Count %within
GEENTIJD
Lambda Symmetrie GEENTUD Dependent
AUTWSRED
90.0% 10.0%
16 16 41 9.8% 9.8% 39.0% 39.0% 2.4% 100.0%
16 11 9.7% 3.2% 51.6% 35.5%
18 22 10.2% 8.2% 36.7% 44.9%
1 5 14.3% 71.4% 14.3%
12 10 64 51 8.7% 7.2% 46.4% 37.0%
31 100.0%
49 100.0%
7 100.0%
1 138 .7% 100.0%
Value Asymp. Approx. T Approx. Std. Error
.031 .042 .716
.011 .034 .333
.054 .083 .633
Sig. .474 .739
.526 Dependent
GEENTUD ' SCHREDE Crosstabulation SCHREDE Total
1.00 2.00 3.00 4.00 5.00 GEENTUD I.00 Count 3 2 2 2 1 10
Total
Nomina!
% within 30.0% 20.0% 20.0% 20.0% 10.0% 100.0% GEENTUD
2.00 Count %within
GEENTUD 3.00 Count
%within GEENTUD
4.00 Count %within
GEENT!JD 5.00 Count
% within GEENTIJD
Count % within
GEENTUD
Lambda Symmetrie GEENTUD Dependent
SCHREDE Dependent
7 12 2 34 23.5% 20.6% 14.7% 35.3% 5.9% 100.0%
7 24 20.8% 33.3% 16.7% 29.2% 100.0%
4 ~ % 11.1 % 22.2% 19.4% 41.7% 5.6% 100.0%
42.9% 28.6% 2
28.6% 100.0%
23 27 18 38 lil 20.7% 24.3% 16.2% 34.2% 4.5% 100.0%
Value Asymp. Std. Approx. T Error
.047 .056 .822
.053 .073 .709
.041 .067 .601
Approx. Sig. .411 .479
.548
GBENTUD * SCHMREDE Crosstabulation SCHMREDE
l.00 GEENTUD
Total
l.00 Count %within
GEENTUD 2.00 Count 1
% within 20.0% GBENTUD
3.00 Count % within 50.0%
GEENTUD 4.00 Count
% within 16.7% GEENTUD
Count % within 21.4%
GEENTUD Value
Nomina! Lambda Symmetrie .059 GEENTUD .000 Dependent
SCHMRBDE Dependent
.lil
Bijlage 5 Crosstabs op produc:tgroepniveau
PRES DRUK K& V aant producten
in bezit 1-4
5-8
9-12
13-16
Total
PRES DRUK SCHM aant producten
in bezit
Total
PRESDRUK lichaam aantal producten in bezit
0
zeer eens
eens niet eens/ oneens
6 19 3 2.4% 7.5% l.2%
14 34 47 5.5% 13.4% 18.5%
12 33 26 4.7% 13.0% 10.2%
4 5 1 1.6% 2.0% .4%
36 91 77 14.2% 35.8% 30.3%
zeer eens
eens niet eens/ oneens
Il 4 1.6% 4.3% 1.6%
6 8 14 2.4% 3.1% 5.5%
Il 24 23 4.3% 9.4% 9.1%
7 30 Il 2.8% 11.8% 4.3%
7 10 17 2.8% 3.9% 6.7%
1 8 8 .4% 3.1% 3.1%
36 91 77 14.2% 35.8% 30.3%
zeer eens eens niet eens/ oneens
19 45
3.00 4.00 1
100.0%
5.00 Total
1 100.0%
1 2 1 5 20.0% 40.0% 20.0% 100.0%
1 2 50.0% 100.0%
2 1 33.3% 33.3% 16.7% 100.0%
3 3 14 21.4% 35.7% 21.4% 100.0%
Asymp. Approx. T Std. Error
Approx.
.236 .243
.354 .000
.234 .450
oneens zeer oneens
Total
12 4.7%
17 6.7%
15 5.9<fo
1 .4%
45 17.7%
oneens
8 3.1%
14 5.5%
9 3.5%
7 2.8%
4 1.6%
2 .8%
l .4%
45 17.7%
42 .8% 16.5%
2 114 .8% 44.9%
1 87 .4% 34.3%
Il 4.3%
254 2.0% 100.0%
zeer Total oneens
2 29 .8% 11.4%
42 16.5%
67 26.4%
58 1.2% 22.8%
38 15.0%
19 7.5%
1 .4% 254
2.0% 100.0%
oneens zeer oneens
37 26
Sig. .808
l.000
.652
Total
7.5% 17.7% 14.6% 10.2% 131
l.6% 51.6%
Total
14 39 5.5% 15.4%
2 7 .8% 2.8%
1 .4%
36 91 14.2% 35.8%
36 16 14.2% 6.3%
3 3 1.2% 1.2%
1 .4%
77 45 30.3% 17.7%
1 106 .4% 41.7%
15 5.9%
2 .8% 254
2.0% 100.0%
15
GEEN TUD schoonmaak aantal producten in bezit 0
4
Total
lichaam aantal producten in bezit O
Total
MINDER TUD HH keuken en voeding aantal producten in bezit 1-4
5-8
9-12
Total zeer eens eens niet eens/ oneens zeer oneens
3 6 l.2% 2.4%
1 8 .4% 3.1%
2 24 .8% 9.4%
9 Il 3.5% 4.3%
13 5.1%
2 6 .8% 2.4%
17 68 6.7% 26.7%
oneens 4 15
1.6% 5.9% 8 23
3.1% 9.0% 15 19
5.9% 7.5% 13 24
5.1% 9.4% 10 10
3.9% 3.9% 3 8
1.2% 3.1% 1
.4% 54 99
21.2% 38.8%
2 30 .8% ll.8%
2 42 .8% 16.5%
7 67 2.7% 26.3%
1 58 .4% 22.7%
5 38 2.0% 14.9%
19 7.5%
1 .4%
17 255 6.7% 100.0%
GEEN TUD Total zeer eens eens niet eens/ oneens zeer oneens
oneens 30 29
11.4% 19
7.5% 5
2.0% 1
.4% 54
21.2%
3.5% 11.8% 8 33
3.1% 12.9% 4
1.6% 1
.4% 17 68
6.7% 26.7%
54 21.2%
41 16.1%
4 1.6%
99 38.8%
9 131 3.5% 51.4%
6 107 2.4% 42.0%
2 15 .8% 5.9%
2 .8%
17 255 6.7% 100.0%
Total zeer eens eens niet eens/ oneens zeer oneens
oneens 12
1.2% 4.7% 6 35
2.3% 13.6% 4 30
1.6% 11.7%
2.7% 26
10.1% 22
8.6%
44 17.1%
3 115 1.2% 44.7%
1 87 .4% 33.9%
13-16 1 5
22 8.6%
45 17.5%
30 11.7%
3 2 Il
Total
MINDER TUD HH schoonmaak aantal producten in bezit
Total
2
4
5
.4% 1.9% 1.2% .8% 4.3% 14 82 55 100 6 257
5.4% 31.9% 21.4% 38.9% 2.3% 100.0%
Total zeer eens eens niet eens/ oneens zeer oneens
oneens 2 5
.8% 1.9% 1.2% 2 Il Il
.8% 4.3% 4.3% 3 27 16
l.2% 10.5% 6.2% 4 19 Il
1.6% 7.4% 4.3% 3 14 9
1.2% 5.4% 3.5% 6 5
2.3% 1.9%
14 82 55 5.4% 31.9% 21.4%
20 7.8%
18 7.0%
21 8.2%
22 8.6%
12 4.7%
6 2.3%
1 .4% 100
38.9%
31 .4% 12.1%
42 16.3%
68 .4% 26.5%
2 58 .8% 22.6%
38 14.8%
2 19 .8% 7.4%
1 .4%
6 257 2.3% 100.0%
Total 255 2.3647 1.43779
Bijlage 6 ANOVA Sum of Squares F Sig.
Between Groups 8.272 1.000 .408
Within Groups 516.811 Descriptives totkv * presdruk Total 525.082
N Mean Stel. Deviation Descriptives totsclm * mindertijdhh
1.00 36 7.8889 3.70928 N Me an Stel. Deviation
2.00 91 7.1758 3.80816
3.00 77 7.7922 2.19651 1.00 14 2.2857 1.38278
4.00 45 6.6889 3.64207 2.00 82 2.5366 1.29762
5.00 5 5.0000 4.58258 3.00 55 2.4909 1.37265
Total 254 7.3346 3.38361 4.00 100 2.1000 1.54724
ANOVA Sum of Squares df Mean Square 5.00 6 3.0000 1.89737 Total 257 2.3541 1.43991
Between Groups 75.493 4 18.873 ANOVA Sum of Squares F Sig.
Within Groups 2821.062 249 11.330 Total 2896.555 253 Between Groups 12.785 1.555 .187
Within Groups 517.993 totkv * geenenergie Total 530.778
GEENENER Mean N Std. Deviation 1.00 7.9286 14 2.55597 Descriptives totlich * presdruk 2.00 7.1739 46 4.01832 N Mean Std. Deviation 3.00 8.1525 59 3.20460 4.00 6.7944 107 3.27869 1.00 36 .5833 .73193
5.00 7.4138 29 3.34362 2.00 91 .5824 .63361 Total 7.3098 255 3.40017 3.00 77 .5844 .63558
ANOVA Sum of Squares F Sig. 4.00 45 .4889 .62603 5.00 5 .2000 .44721
Between Groups 76.850 1.680 .155 Total 254 .5591 .64304 Within Groups 2859.676 ANOVA Sum of Squares F Sig.
Total 2936.525 Between Groups .987 .593 .668
Descriptives totkv * geentijd Within Groups 103.628 N Mean Std. Deviation Total 104.614
1.00 17 6.7059 3.53137 Descriptives totlich * geenenergie 2.00 68 7.7941 3.22564 N Mean Stel. Deviation 3.00 54 7.4630 3.85449 4.00 99 6.9091 3.25166 1.00 14 .7143 .61125 5.00 17 7.8235 3.28320 2.00 46 .5652 .68806
Total 255 7.3098 3.40017 3.00 59 .5424 .65184 ANOVA Sum of Squares F Sig. 4.00 107 .5607 .63212
5.00 29 .5172 .63362 Between Groups 43.800 .946 .438 Total 255 .5608 .64236
Within Groups 2892.725 Sum of Squares F Sig. Total 2936.525 Between Groups .406 .243 .914
Within Groups 104.402 Descriptives totkv * minder tijd hh Total 104.808
N Mean Stel. Deviation Descriptives totlich * geentijd
1.00 14 7.0000 4.22447 N Mean Std. Deviation 2.00 82 7.7561 3.32057 3.00 55 7.3273 2.96932 1.00 17 .4706 .51450 4.00 100 6.7800 3.43652 2.00 68 .6471 .66388 5.00 6 10.0000 4.38178 3.00 54 .5926 .74018
Total 257 7.2957 3.39780 4.00 99 .4949 .57806 ANOVA Sum of Squares F Sig. 5.00 17 .5882 .71229
Total 255 .5608 .64236 Between Groups 89.134 1.959 .101 ANOVA Sum of Squares F Sig.
Within Groups 2866.391 Total 2955.525 Between Groups 1.141 .688 .601
Within Groups 103.667 Descriptives totschn * presdruk Total 104.808
N Meru1 Std. Deviation Descriptives totlich * mindertijdhh
1.00 36 2.2778 1.34400 N Meru1 Stel. Deviation 2.00 91 2.4835 1.38534 3.00 77 2.6104 1.41566 1.00 14 .3571 .49725 4.00 45 1.8889 1.52587 2.00 82 .6098 .68052 5.00 5 1.8000 1.64317 3.00 55 .6545 .64458
Total 254 2.3740 1.43291 4.00 100 .4900 .61126 ANOVA Sum of Squares F Sig. 5.00 6 .6667 .81650
Total 257 .5603 .64139 Between Groups 17.965 2.230 .066 ANOVA Sum of Squares F Sig.
Within Groups 501.504 Total 519.469 Between Groups 1.829 1.113 .351
Within Groups 103.486 Descriptives totschn * geenenergie Total 105.315
N Meru1 Std. Deviation Descriptives TOTAAL* presdruk
1.00 14 2.4286 1.50457 N Meru1 Std. Deviation 2.00 46 2.4783 1.48682 3.00 59 2.3559 1.36158 1.00 36 10.7500 4.19098 4.00 107 2.3364 1.42712 2.00 91 10.2418 4.57369 5.00 29 2.2759 1.60126 3.00 77 10.9870 3.11403
Total 255 2.3647 1.43779 4.00 45 9.0667 4.64367 ANOVA Sum of Squares F Sig. 5.00 5 7.0000 5.00000
Total 254 10.2677 4.19382 Between Groups .969 .116 .977 ANOVA Sum of Squares F Sig.
Within Groups 524.113 Total 525.082 Between Groups 166.577 2.421 .049
Within Groups 4283.218 Descriptives totschn * geentijd Total 4449.795
N Mean Std. Deviation Descriptives TOTAAL* geenenergie
1.00 17 2.4706 1.50489 N Meru1 Std. Deviation 2.00 68 2.5147 1.39821 3.00 54 2.5556 1.39631 1.00 14 11.0714 2.94734 4.00 99 2.1515 1.48711 2.00 46 10.2174 4.67101 5.00 17 2.2941 1.35852 3.00 59 11.0508 4.02759
16
4.00 107 9.6916 4.26352 5.00 29 10.2069 4.11773
Total 255 10.2353 4.21746 ANOVA Sum of Squares F Sig.
Between Groups 80.699 1.137 .340 Within Groups 4437. 183
Total 4517.882
Descriptives TOT AAL "'geen tijd N Me an SW. Deviaûon
1.00 17 9.6471 4.18242
2.00 68 10.9559 3.99415
3.00 54 10.6111 4.62323
4.00 99 9.5556 4. 10132
5.00 17 10.7059 4.25389
Total 255 10.2353 4.21746
ANOVA Sum of Squares F Sig.
Between Groups 98.325 1.390 .238
Within Groups 4419.557 Total 4517.882
Descriptives TOTAAL * mindertijdhh N Mean Std. Deviation
1.00 14 9.6429 5.18292 2.00 82 10.9024 3.67712 3.00 55 10.4727 3.99005 4.00 100 9.3700 4.39618
5.00 6 13.6667 5.46504 Total 257 10.2101 4.21894
ANOVA Sum of Squares F Sig.
Between Groups 189.867 2.739 .029 Within Groups 4366.786
Total 4556.654
Descriptives TOTAAL * presdruk recode N Mean Std. Deviation
1.00 127 10.3858 4.45800 2.00 77 10.9870 3.11403 3.00 50 8.8600 4.66865
Total 254 10.2677 4.19382 ANOVA Sum of Squares F Sig.
Between Groups 140.694 4.098 .018 Within Groups 4309.102
Total 4449.795
Descriptives TOTAAL * geenenergie recode N Mean Std. Deviation
1.00 60 10.4167 4.32294 2.00 59 11.0508 4.02759 3.00 136 9.8015 4.22308
Total 255 10.2353 4.21746 ANOVA Sum of Squares F Sig.
Between Groups 66.812 1.891 .153 Within Groups 4451.070
Total 4517.882
Descripti ves TOT AAL re code GEENTUD N Mean Std. Deviation
1.00 85 10.6941 4.04152 2.00 54 10.6111 4.62323 3.00 116 9.7241 4.12540
Total 255 10.2353 4.21746 ANOVA Sum of Squares F Sig.
Between Groups 55.830 1.577 .209 Within Groups 4462.053
Total 4517.882
Descriptives TOTAAL recode MINDERTUDHH N Mean Std. Deviation
1.00 96 10.7188 3.92483 2.00 55 10.4727 3.99005 3.00 106 9.6132 4.54307
Total 257 10.2101 4.21894 ANOVA Sum of Squares r Sig.
Between Groups 66.397 1.878 .155 Within Groups 4490.257
Total 4556.654
17
Bijlage 1 Vragenlijst kwantitatief onderzoek
screenshot webpai;ina kwantitatief onderzoek
ALGEMENE GEGEVENS 1. Wat is je geslacht? man, vrouw
2. Wat is je geboortejaar? 1966, 1967, 1968, 1969, 1970, 1971, 1972, 1973, 1974, 1975, 1976
screenshot webpagina kwalitatief onderzoek
*Als je niet tussen 1966 en 1976 geboren bent, kun je helaas niet deelnemen aan deze enquête.
3. Hoeveel uur per week verricht je betaalde arbeid? minder dan 20, tussen de 20 en 30, tussen de 31 en 40, meer dan 40
4. Hoeveel uur per week besteed je gemiddeld aan het huishouden? minder dan 5, tussen de 5 en 7, tussen de 8 en 10, meer dan 10 aan de bereiding van voedsel
minder dan 5, tussen de 5 en 7, tussen de 8 en 10, meer dan 10 aan het onderhoud van mijn woning (inclusief schoonmaken)
minder dan 5, tussen de 5 en 7, tussen de 8 en 10, meer dan 10 aan het onderhoud van mijn kleding (inclusief wassen)
minder dan 5, tussen de 5 en 7, tussen de 8 en 10, meer dan 10 in totaal
5. Hoeveel uur per week besteed je aan zelfgekozen persoonlijke activiteiten (zoals hobby's of sport)? minder dan een, een tot twee, twee tot drie, drie tot vier, vier tot vijf, meer dan vijf
6. Wat is je persoonlijke (thuis)situatie? Ik heb geen partner en woon alleen Ik heb een ongehuwde partner en woon apart Ik woon samen met een ongehuwde partner en heb geen kinderen Ik woon samen met een ongehuwde partner en heb (een) kind( eren) Ik ben gehuwd, woon samen en heb geen kinderen Ik ben gehuwd, woon samen en heb (een) kind( eren) Ik ben ongehuwd, woon alleen en heb (een) kind(eren)
7. Uit hoeveel mensen bestaat je huishouden? 1, 2, 3, 4, meer dan 4
8. Heb je hulp in de huishouding? JANEE
9. Ben je in het bezit van een auto?
18
JANEE
10. Met welke persoon zou je jezelf identificeren waar het gaat om het aanschaffen van nieuwe producten en apparaten? Iemand die zeer geïnteresseerd is in nieuwe apparaten en artikelen en deze meteen koopt bij de introductie ervan Iemand die van nieuwe producten veel weet, ze ook snel koopt en bij wie mensen aankloppen voor informatie Iemand die net wat eerder dan anderen een nieuw product koopt, geïnteresseerd is in nieuwe apparaten en artikelen, maar wel van tevoren informatie inwint Iemand die net wat later dan anderen een nieuw product koopt, wat sceptisch tegenover nieuwe apparaten staat en een nieuw product zal kopen als het nodig is Iemand die meestal een nieuw product pas koopt als het al ingeburgerd is en wat wantrouwend is ten opzichte van nieuwe apparaten en artikelen Geen idee
11. Wat is over het algemeen je (politieke) instelling? Extreem links/Zeer progressief, Gematigd links/Enigszins progressief, Links van het midden, Neutraal, Rechts van het midden, Gematigd rechts/Enigszins conservatief, Extreem rechts/Zeer conservatief
12. Hoe belangrijk vind je: a. Je persoonlijke gezondheid? Helemaal niet belangrijk,Niet echt belangrijk, Niet belangrijk/niet onbelangrijk, Enigszins belangrijk, Zeer belangrijk, Geen mening
b. Je conditie (sportiviteit)? Helemaal niet belangrijk,Niet echt belangrijk, Niet belangrijk/niet onbelangrijk, Enigszins belangrijk, Zeer belangrijk, Geen mening
c. Hygiëne in het huis? Helemaal niet belangrijk, Niet echt belangrijk, Niet belangrijk/niet onbelangrijk, Enigszins belangrijk, Zeer belangrijk, Geen mening
d. Persoonlijke hygiëne? Helemaal niet belangrijk,Niet echt belangrijk, Niet belangrijk/niet onbelangrijk, Enigszins belangrijk, Zeer belangrijk, Geen mening
e. Je uiterlijk? Helemaal niet belangrijk,Niet echt belangrijk, Niet belangrijk/niet onbelangrijk, Enigszins belangrijk, Zeer belangrijk, Geen mening
f. De kwaliteit van je eten? Helemaal niet belangrijk, Niet echt belangrijk, Niet belangrijk/niet onbelangrijk, Enigszins belangrijk, Zeer belangrijk, Geen mening
g. Eten als sociale activiteit? Helemaal niet belangrijk,Niet echt belangrijk, Niet belangrijk/niet onbelangrijk, Enigszins belangrijk, Zeer belangrijk, Geen mening
KEUKEN EN VOEDING 13. Ben je in het bezit van/ koop je wel eens de volgende apparaten/producten en zo ja, hoe vaak gebruik je ze? Vaatwasser JA NEE
Meerdere malen per dag, Een maal per dag, Meerdere malen per week, Een maal per week, Minder vaak, Nooit Magnetron JA NEE
Meerdere malen per dag, Een maal per dag, Meerdere malen per week, Een maal per week, Minder vaak, Nooit Keukenmachine JA NEE
Meerdere malen per dag, Een maal per dag, Meerdere malen per week, Een maal per week, Minder vaak, Nooit Mixer JA NEE
Meerdere malen per dag, Een maal per dag, Meerdere malen per week, Een maal per week, Minder vaak, Nooit Koffiezetapparaat JA NEE
Meerdere malen per dag, Een maal per dag, Meerdere malen per week, Een maal per week, Minder vaak, Nooit Espresso-apparaat/Cafe Duo JA NEE
Meerdere malen per dag, Een maal per dag, Meerdere malen per week, Een maal per week, Minder vaak, Nooit Waterkoker JA NEE
Meerdere malen per dag, Een maal per dag, Meerdere malen per week, Een maal per week, Minder vaak, Nooit Elektrische sinaasappel/citruspers JA NEE
Meerdere malen per dag, Een maal per dag, Meerdere malen per week, Een maal per week, Minder vaak, Nooit
VOEDING Drinkontbijt JA NEE
Meerdere malen per dag, Een maal per dag, Meerdere malen per week, Een maal per week, Minder vaak Vitaminepillen JA NEE
Meerdere malen per dag, Een maal per dag, Meerdere malen per week, Een maal per week, Minder vaak Voorverpakte belegde sandwiches JA NEE
Meerdere malen per dag, Een maal per dag, Meerdere malen per week, Een maal per week, Minder vaak
19
Voorgesneden groente (bijvoorbeeld Thaise, Italiaanse of Chinese mix) JA NEE Meerdere malen per dag, Een maal per dag, Meerdere malen per week, Een maal per week, Minder vaak
Kant-en-klaarmaaltijden (bijvoorbeeld stoomgerechten of diepvriesmaaltijden) JA NEE Meerdere malen per dag, Een maal per dag, Meerdere malen per week, Een maal per week, Minder vaak
Afhaalgerecht (bijvoorbeeld pasta, pizza, Chinees of andere buitenlandse gerechten) JA NEE Meerdere malen per dag, Een maal per dag, Meerdere malen per week, Een maal per week, Minder vaak
Thuisbezorgservice van de supermarkt JA NEE Meerdere malen per dag, Een maal per dag, Meerdere malen per week, Een maal per week, Minder vaak
Gerechten van een traiteur (vers bereide maaltijden in het duurdere segment, ook thuisbezorgd) JA NEE Meerdere malen per dag, Een maal per dag, Meerdere malen per week, Een maal per week, Minder vaak
14. Wat is de reden van het gebruik van het product of apparaat? (meerdere redenen mogelijk) * het product/apparaat gebruik ik vanwege een fysieke tekortkoming of handicap ** ik zie geen andere mogelijkheden om het benodigde resultaat te behalen
Vaatwasser: Magnetron: Keukenmachine: Mixer: Koffiezetapparaat: Espresso-apparaat/SenseoCrema: Waterkoker: Elektrische sinaasappel/citruspers: Drinkontbijt: Vitaminepillen: Voorverpakte belegde sandwiches: Voorgesneden groente: Kant-en-klaarmaaltijden: Afhaalgerecht: Thuisbezorgservice van de supermarkt: Traiteur:
Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl Uit noodzaak*, Geen altèrnatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl
15. Hoeveel maaltijden per week gebruik je gemiddeld zonder eventuele huisgenoten/collega's? Ontbijt: 0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, Lunch: 0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, Avondmaaltijd: 0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
SCHOONMAAK 16. Ben je in het bezit van/koop je wel eens de volgende apparaten/producten en zo ja, om welke reden? (meerdere redenen mogelijk)
*het product/apparaat gebruik ik vanwege een fysieke tekortkoming of handicap ** ik zie geen andere mogelijkheden om het benodigde resultaat te behalen
Stofzuiger JA NEE Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl Kruimeldief JA NEE Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl Dweil met wringer JA NEE Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl
Ajax Showerpower {of vergelijkbaar) JA NEE Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl
Swiffer (of vergelijkbaar) JA NEE Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl Glorix Actiontabs (of vergelijkbaar) JA NEE
Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl Autowasstraat JA NEE Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl
HET LICHAAM
17. Ben je in het bezit van/koop je wel eens de volgende apparaten/producten en zo ja, om welke reden? (meerdere redenen mogelijk):
* het product/apparaat gebruik ik vanwege een fysieke tekortkoming of handicap ** ik zie geen andere mogelijkheden om het benodigde resultaat te behalen
Normaal scheerapparaat/Ladyshave JA NEE Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl
Voor mannen: Philishave Coolskin (of vergelijkbaar) JA NEE Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl
Voor vrouwen: elektrische krultang JA NEE Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl
Abtronic (of vergelijkbaar) JA NEE Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl
Vibromass (vibrerend fitnessaparaat JA NEE
20
Uit noodzaak*, Geen alternatief**, Het bespaart tijd, Voor het gemak, Anders, nl
18. Kun je van de volgende stellingen aangeven in hoeverre er je het ermee eens bent?
a. Ik ervaar een behoorlijke prestatiedruk op mijn werk: Zeer mee eens, Mee eens, Niet eens/niet oneens, Mee oneens, Zeer mee oneens b. Over het algemeen heb ik na mijn werk geen energie en niet veel zin meer om wat te ondernemen: Zeer mee eens, Mee eens, Niet eens/niet oneens, Mee oneens, Zeer mee oneens c. Ik heb het gevoel te weinig tijd te hebben voor andere zaken naast mijn werk, zoals hobby's en sport: Zeer mee eens, Mee eens, Niet eens/niet oneens, Mee oneens, Zeer mee oneens d. Ik heb het gevoel steeds minder tijd te kunnen besteden aan mijn huishouden en de bereiding van het eten: Zeer mee eens, Mee eens, Niet eens/niet oneens, Mee oneens, Zeer mee oneens e. Ik heb het gevoel in mijn dagindeling steeds minder rekening te houden met anderen eventuele huisgenoten (bijvoorbeeld te eten op tijdstippen die mij het beste uitkomen en zaken te ondernemen die in overeenstemming zijn met mijn eigen planning): Zeer mee eens, Mee eens, Niet eens/niet oneens, Mee oneens, Zeer mee oneens f. Doordat ik steeds minder volgens een vast schema leef, koop ik andere zaken (zoals eenpersoonsmaaltijden, een drinkontbijt, en dergelijke): Zeer mee eens, Mee eens, Niet eens/niet oneens, Mee oneens, Zeer mee oneens g. Als ik alleen een maaltijd gebruik, vind ik dat niet prettig: Zeer mee eens, Mee eens, Niet eens/niet oneens, Mee oneens, Zeer mee oneens h. Als ik het leven makkelijker kan maken door het gebruik van een apparaat, artikel of product mag dat wat kosten: Zeer mee eens, Mee eens, Niet eens/niet oneens, Mee oneens, Zeer mee oneens i. De voordelen van de periode waarin wij leven zijn onder andere dat ik gebruik kan maken van een apparaat, artikel of product die mij werk uit handen nemen: Zeer mee eens, Mee eens, Niet eens/niet oneens, Mee oneens, Zeer mee oneens j. Als ik het leven makkelijker kan maken door het gebruik van een apparaat, artikel of product, mag dat het milieu niet schaden: Zeer mee eens, Mee eens, Niet eens/niet oneens, Mee oneens, Zeer mee oneens k. De nadelen van de periode waarin wij leven zijn onder andere dat apparaten en producten zorgen voor verspilling van energie, water en andere grondstoffen: Zeer mee eens, Mee eens, Niet eens/niet oneens, Mee oneens, Zeer mee oneens
OVERIGE
19. Over hoeveel afstandsbedieningen voor apparaten (tv, hifi, auto) beschik je?". namelijk voor de volgende apparaten: ""
VOORDAT JE OP DE "STUUR OP"-KNOP DRUKT Ben je geïnteresseerd in de algemene resultaten uit dit onderzoek, vul dan hieronder je gegevens in zodat ik je later een elektronisch bestand kan sturen. Voor dit onderzoek heb ik tevens een aantal mensen nodig waarvan ik een interview van een klein half uur over dit onderwerp wil afnemen. Als je hierin geïnteresseerd bent, vul danje gegevens in, zodat wij een keer een afspraak kunnen maken voor een interview. Alvast bedankt.
Naam: Adres: Telnr: Email-adres: JA, stuur mij de resultaten JA, ik wil meewerken aan een interview
Eventueel commentaar/opmerkingen:
21