Schoolplan 2013 2016

62
1 Schoolplan Bertrand Russell College 2013-2016

description

Bertrand Russell College Dit schoolplan is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. In hoofdstuk 4 komen de missie van de school en de Koers 2015 van OVO Zaanstad aan bod en wordt een overzicht gegeven van de beleidsvoornemens die in de daarop volgende hoofdstukken zijn uitgewerkt.

Transcript of Schoolplan 2013 2016

Page 1: Schoolplan 2013 2016

1

Schoolplan

Bertrand Russell College

2013-2016

Page 2: Schoolplan 2013 2016

2

Schoolplan

Inhoudsopgave

1. Voorwoord 2. Inleiding 3. Algemene schoolgegevens

a. School b. Bestuur

4. School- en bestuursontwikkeling a. Missie en doelstellingen van de school b. Talenten Ontwikkelen: Koers 2015 OVO Zaanstad c. Beleidsvoornemens

5. Onderwijsbeleid en begeleiding a. Inleiding: Basisvoorwaarden en Speerpunten b. Veilige School (basisvoorwaarde)

I. Veiligheidsplan i. Fysieke veiligheid ii. Sociale veiligheid

II. Evaluatie veiligheidsplan c. Goede begeleiding (basisvoorwaarde)

I. Algemeen II. Decanaat

III. Zorgbeleid d. Kwaliteitszorg (basisvoorwaarde)

I. Inleiding II. Kwaliteitszorg Onderwijs en personeel

i. Medezeggenschap ii. Ouderparticipatie iii. Leerlingbetrokkenheid

III. Leerlingvolgsysteem en rapportage IV. Onderwijstijd V. Onderwijsrendement

VI. Inspectie keurmerk Kwaliteit e. Toetsbeleid en overgangsnormen (basisvoorwaarde)

I. Toetsbeleid II. Overgangsnormen

f. Burgerschap en Maatschappelijke stage (basisvoorwaarde) I. Actief Burgerschap en Sociale Integratie

II. Maatschappelijke Stage g. Omgaan met verschillen (Speerpunt)

I. Omgaan met verschillen in de klas (microniveau) i. Activerende Didaktiek ii. Rol van ICT en nieuwe media binnen de klas

Page 3: Schoolplan 2013 2016

3

II. Omgaan met verschillen binnen de school (mesoniveau)

i. Homogene groepen ii. Doorlopende leerlijnen iii. Rol van ICT en nieuwe media binnen de school

III. Talenten Ontwikkelen i. Visie ii. Praktijk

1. Keuzelessen 2. Extra Vak voor excellente leerlingen 3. Masterclass (Universiteit)

h. Cultuurbeleid (Speerpunt) i. Profilering Beta-vakken (Speerpunt) j. Taalbeleid en Rekenbeleid (Speerpunt)

I. Taalbeleid II. Rekenbeleid

6. Personeelsbeleid

a. Doelen van het personeelsbeleid b. Zorg voor het welzijn c. Formatietoedelingsbeleid d. Taakbeleid e. Beleid t.a.v. loopbaan en scholing f. Integraal personeelsbeleid – IPB

Gesprekkencyclus g. Kwaliteitszorg personeelsbeleid

Tevredenheidsonderzoek

7. Overige beleidsterreinen a. Doel van het financieel beleid b. Materieel beleid c. ARBO

1. Huisvesting 2. Bedrijfshulpverlening

d. Relationeel beleid (beleid m.b.t. externe contacten) e. Interne en externe communicatie f. Public relations en marketing g. Huisvesting en toekomstig onderwijsaanbod

Page 4: Schoolplan 2013 2016

4

Schoolplan hst. 1 Voorwoord Dit is het schoolplan 2013-2016 van het Bertrand Russell College in Kommenie. Dit schoolplan is tot stand komen dankzij de inbreng van alle betrokkenen bij de school.

De missie van de school is de basis van dit schoolplan. In 2008 hebben we met alle collega’s en vertegenwoordigers van ouders en leerlingen onze missie opnieuw geformuleerd. Samen met de Koers 2015 van ons bestuur OVO Zaanstad, vormt onze missie de basis van dit schoolplan. In dit schoolplan worden de beleidsterreinen nader uitgewerkt.

Het schoolplan is besproken in de pmr, ouderraad en de leerlingenraad. Ook bij de verdere ontwikkeling van de school zullen we graag een beroep doen op collega’s, ouders en leerlingen. Met hun inbreng kunnen we op het Bertrand Russell College modern, uitdagend en kwalitatief goed onderwijs blijven verzorgen.

Schoolplan hst. 2 Inleiding Dit schoolplan is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. In hoofdstuk 4 komen de missie van de school en de Koers 2015 van OVO Zaanstad aan bod en wordt een overzicht gegeven van de beleidsvoornemens die in de daarop volgende hoofdstukken zijn uitgewerkt. Er is voor gekozen de omvang van dit schoolplan enigszins te beperken. Daarom is er een keuze gemaakt in de beleidsvoornemens die in dit schoolplan worden uitgewerkt. Bij de keuze van de geformuleerde beleidsvoornemens heeft een groep van 20 medewerkers een grote rol gespeeld. In het begin van het schooljaar 2012-2013 zijn onder begeleiding van het CPS twee pressurecooker-sessies gehouden waarin deze medewerkers met elkaar gewerkt hebben aan de keuze en de formulering van de beleidsvoornemens. Er zijn schrijfgroepen ontstaan die gebruik hebben gemaakt van een format dat is aangereikt door het CPS. Deze conceptbeleidsvoornemens zijn de basis geweest voor de beleidsvoornemens zoals ze in dit schoolplan zijn verwoord.

Page 5: Schoolplan 2013 2016

5

Schoolplan hst. 3 Algemene schoolgegevens

a. School

1. Algemene schoolgegevens Het Bertrand Russell College is een openbare school. De school staat dus open voor elke leerling, ongeacht levensbeschouwing of herkomst. Het BRC is onderdeel van Openbaar Voortgezet Onderwijs Zaanstad (OVO Zaanstad).

De school profileert zich als een aantrekkelijke school voor zowel de leerlingen als de docenten. Het BRC beschikt over twee mooie gebouwen met dito voorzieningen, een modern en innovatief onderwijsconcept, een prettige werkomgeving en een slagvaardige organisatiestructuur.

Het BRC biedt twee opleidingen aan: Atheneum Het atheneum is een onderdeel van het VWO (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs). Het is een zesjarige opleiding die de leerlingen voorbereidt op een studie aan een universiteit of het hoger beroepsonderwijs (HBO). HAVO De havo-opleiding (hoger algemeen voortgezet onderwijs) duurt vijf jaar. Het diploma biedt mogelijkheden voor verdere studie aan het hoger beroepsonderwijs. Havo-leerlingen kunnen na het behalen van het examen worden toegelaten tot het vijfde leerjaar van het atheneum.

De school is in het begin van de jaren zeventig in de vorige eeuw ontstaan als dependance van het Zaanlands Lyceum en heeft als Scholengemeenschap Bertrand Russell bestaan tot 1990. Toen is het opgegaan in de Federatieve Scholengemeenschap Krommenie, wat later het Bertrand Russell College ging heten. Dit was een brede fusieschool, met naast het havo/vwo-onderwijs ook vmbo.

In 2000 is deze brede school opgeheven. Het vmbo-onderdeel is verder gegaan onder de naam Trias VMBO. De havo/vwo-school heeft de naam Bertrand Russell College behouden. Nadat de school weer zelfstandig is geworden, is er een sterke groei opgetreden: in 2000 telde de school bijna 500 leerlingen en vanaf 2008 zijn dat er bijna 1000.

De school beschikt sinds 2006 over twee gebouwen die dicht bij elkaar zijn gelegen: de BRC Onderbouw voor de 1e en 2e klassen en de BRC Bovenbouw voor de 3e klassen en hoger. In de onderbouw ongeveer 400 leerlingen en in de bovenbouw 600 leerlingen. De twee gebouwen hebben het ons mogelijk gemaakt om ook met 1000 leerlingen het onderwijs kleinschalig en persoonlijk te houden.

Page 6: Schoolplan 2013 2016

6

b. Bestuur Het Bertrand Russell College is onderdeel van Openbaar Voorgezet Onderwijs Zaanstad. Andere scholen die onder hetzelfde bestuur vallen zijn:

Het Saenredam College

Trias VMBO

Zaanlands Lyceum

Compaen VMBO

De Brug

Schoolplan hst. 4 School- en bestuursontwikkeling

a. Missie en doelstellingen van de school De missie van het Bertrand Russell College luidt als volgt:

Een BRC-leerling ontwikkelt zich. Het BRC schept daarvoor de mogelijkheden en de voorwaarden.

In deze formulering wordt de zelfstandigheid van de lerende leerling recht gedaan, zonder de verantwoordelijkheid van de school te verwaarlozen.

Bij deze missie hebben we een aantal belangrijke basisvoorwaarden geformuleerd:

o Veiligheid

Een leerling kan alleen leren in een veilige situatie. School schept een veilige leeromgeving, door organisatie en begeleiding, zowel in de les als daarbuiten.

Het onderwijsaanbod is zo georganiseerd dat de stof uitdagend en studeerbaar is.

Begeleiding door de docent. Waar nodig biedt de docent ondersteuning van de leerling die leert – vakgebonden hulp, betrekking hebbend op leerstijl en studievaardigheden.

Begeleiding door de mentor. Waar nodig biedt de mentor ondersteuning van de leerling die leert – vakoverstijgende hulp, betrekking hebbend op leerstijl, studievaardigheden en welbevinden.

Schoolklimaat en sfeer: alle betrokkenen nemen elkaar serieus en spannen zich naar behoren in. Storend gedrag, pestgedrag, sarcasme en dergelijke horen niet thuis op het BRC. De docenten en leerlingen zijn hiervoor gezamenlijk verantwoordelijk. Alle docenten bewaken het gedrag binnen school. Er gaat vorm gegeven worden aan de basisprincipes van adaptief onderwijs. Deze zijn concreet te maken in de volgende tien vuistregels voor gedrag dat het leren bevordert: gevoel voor humor en relativering, vriendelijkheid, fouten toegeven, maatwerk, het goede belonen, respect tonen, luisteren, enthousiasme, beloftes nakomen en nieuwe kansen bieden. Deze vuistregels sturen het gedrag van de leerling en leraar op het BRC.

Een veilige school voorkomt problemen.

Page 7: Schoolplan 2013 2016

7

o Activerende didactiek

Activerende werkvormen vinden we terug bij alle vakken.

Het onderwijsaanbod is gericht op leren leren – niet alleen wat je leert, maar ook hoe je leert komt expliciet aan bod.

Samenwerkend leren vinden we terug bij alle vakken.

De minimale basis voor de activerende didactiek wordt gevormd door de vijf basiswerkvormen van Alle Leerlingen bij de Les: denken-delen-uitwisselen, check-in-duo’s, genummerde-hoofden-tezamen, experts, en het drie-stappen-interview.

De professionele docent ontwikkelt activerende werkvormen binnen de mogelijkheden van zijn vak. De schoolleiding is en blijft in gesprek met docenten en leerlingen over de didactiek op het BRC.

o Zelfstandigheid

Een leerling krijgt de kans zelf verantwoordelijkheid te dragen. Keuzes aanbieden is daarvoor een noodzaak. Bij alle vakken vinden we deze mogelijkheid terug. Leren op niveau is een actief proces waarin vele beslissingen genomen moeten worden. Zonder deze beslissingen wordt er minder geleerd en verandert het leren van een actieve inspanning in passief consumeren. Wij vragen van onze leerlingen meer dan alleen reproductie.

De eisen en criteria waaraan een leerling moet voldoen liggen vast en zijn voor alle betrokkenen vooraf helder geformuleerd en inzichtelijk. De te volgen leerweg is niet altijd voorgeschreven. Op weg naar het doel kan een zelfstandige leerling zijn eigen beslissingen nemen en zijn eigen aanpak ontwikkelen. Alleen leerlingen die dit aantoonbaar niet willen of niet kunnen, krijgen een voorgeschreven en gecontroleerde leerweg. Het principe hierbij is: vrijheid moet je verdienen. Goede leerlingen die zowel hun werk goed doen als goede resultaten boeken, krijgen meer vrijheid hun leren zelf vorm te geven dan leerlingen die dit niet willen of niet kunnen. Dit principe vinden we terug bij alle vakken.

Samenvattend:

Iemand die op het BRC werkt of leert is binnen schoolverband te herkennen aan fatsoenlijk gedrag dat de veiligheid van iedereen dient en functioneel gedrag dat het zelfstandig leren op niveau bevordert. Ook is het iemand die bereid is verantwoordelijkheid te dragen en te delen. Deze basis geldt voor alle personeelsleden en voor alle leerlingen.

Consequenties:

Bovenstaande missie en basisvoorwaarden hebben consequenties voor docenten en leerlingen. Hieronder worden ze beschreven:

Page 8: Schoolplan 2013 2016

8

Consequenties voor elke BRC-docent.

In het kader van de Wet BIO is de bekwaamheid van docenten uitgewerkt in zeven competenties:

1. Interpersoonlijk competent 2. Pedagogisch competent 3. Vakinhoudelijk en didactisch competent 4. Organisatorisch competent 5. Competent in het samenwerken met collega’s 6. Competent in het samenwerken met de omgeving 7. Competent in reflectie en ontwikkeling

Deze competenties zijn onderwerp van gesprek tijdens de gesprekken in het kader van de gesprekkencyclus. Tevens zijn deze competenties (of bekwaamheidseisen) het uitgangspunt om docenten al dan niet te promoveren naar een LC- dan wel een LD functie.

De eerste vier competenties betreffen de lessituatie en worden hieronder nader toegelicht:

Interpersoonlijke competentie

De docent geeft leiding en schept een vriendelijke, coöperatieve sfeer, brengt een open communicatie tot stand en bevordert de zelfstandigheid van de leerlingen.

Pedagogische competentie

De docent biedt een veilige leeromgeving, met voldoende structuur en houvast, waarin de leerlingen ervaren dat ze erbij horen, welkom zijn en gewaardeerd worden. In zijn les gaat iedereen respectvol met elkaar om en wordt iedereen uitgedaagd verantwoordelijkheid te nemen voor zichzelf en voor anderen.

Vakinhoudelijke en didactische competentie

De docent gaat om met verschillen in de klas en doet dat door gedrag en leerinhoud op de leerlingen af te stemmen. Hij motiveert de leerlingen voor hun leertaken, daagt hen uit het beste uit zichzelf te halen en helpt hen succesvol af te ronden. Hij leert de leerlingen leren, ook van en met elkaar.

Organisatorische competentie

De docent zorgt voor een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte sfeer, zodat de leerlingen weten waar ze aan toe zijn, welke ruimte ze hebben voor eigen initiatief, wat ze moeten doen, hoe en wanneer en met welk doel.

De schoolleiding verwacht van elke BRC-docent een goede reflectie op het eigen functioneren en de bereidheid daarover in gesprek te gaan, met als doel de professionaliteit binnen de school voortdurend te ontwikkelen. Als de docenten van het BRC de missie competent uitvoeren zoals zij hierboven beschreven is, dragen zij onmiskenbaar bij aan goed onderwijs.

Page 9: Schoolplan 2013 2016

9

Consequenties voor de leerlingen van het BRC

In het leerlingenstatuut zijn de spelregels voor leerlingen beschreven, onder andere regels die voor elke scholier in Nederland als vanzelfsprekend gelden en die dus ook voor onze leerlingen gelden. Daarnaast verwachten wij, gezien de missie van onze school, ook gedrag van onze leerlingen dat niet voor iedereen vanzelfsprekend is en derhalve expliciet geformuleerd moet worden. Het gaat hierbij met name om de volgende punten:

Een BRC-leerling ontwikkelt zich. Hij leert en spant zich aantoonbaar in om vooruitgang te boeken en uiteindelijk het HAVO- of VWO-diploma te behalen. Hij doet kennis op en maakt zich vaardigheden eigen die hem geschikt maken voor een vervolgstudie op HBO- of universitair niveau. Hij draagt naar vermogen verantwoordelijkheid voor het eigen leren en is zich bewust van het feit dat onderwijzen zonder leren een werkvorm is zonder resultaat. Een BRC-leerling kent de eigen verantwoordelijkheid in het leerproces, ook in samenhang met de groep waarvan hij deel uitmaakt. Hij is aanspreekbaar op zijn rol en invloed in de klas. Datzelfde geldt ook voor zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het welbevinden van zijn medeleerlingen. Pesten, storend gedrag, respectloos zijn naar anderen – al dit soort uitingen passen niet in een veilige school. Een BRC-leerling vertoont dergelijk gedrag niet en is bereid mede verantwoordelijkheid te dragen bij het voorkomen of bestrijden van dergelijk gedrag van anderen.

Op het BRC zijn wij ons ervan bewust dat wij werken met jeugd, van kind tot jong volwassene. Het is dan ook geen vanzelfsprekendheid dat zelfstandigheid en verantwoordelijkheid tot het standaardrepertoire van onze leerlingen behoort. Leerlingen die hierin fouten maken, mits binnen de grenzen van het gangbare en geaccepteerde, verdienen natuurlijk een kans zich te herstellen. Van een BRC-leerling wordt echter wel verwacht dat hij zich ontwikkelt. Met andere woorden: een BRC-leerling verbetert zich na correctie.

Resumerend kunnen we vaststellen dat professioneel docentengedrag en welwillend leerlingengedrag goed onderwijs mogelijk maken. Het is dan ook juist dát gedrag dat de schoolleiding wenst te bevorderen.

o Aanvullende doelstellingen:

Voorbereiden op de maatschappij We willen de leerlingen zo snel mogelijk opleiden voor een diploma dat bij hen past en hen vormen tot kritische mensen die zelf beslissingen kunnen nemen. We nodigen de leerlingen in de lessen uit tot het nadenken over de inhoud van de vakken. Wij vinden het belangrijk onze leerlingen bewust te maken van bij maatschappelijke vraagstukken. Samen met de leerlingenraad hebben we de afgelopen jaren vele

Page 10: Schoolplan 2013 2016

10

acties georganiseerd. Ook neemt de school al jaren deel aan schooloverstijgende programma’s als School aan Zet, Universum en Beta-partners.

Aangename schooltijd We spannen ons dagelijks in om ervoor te zorgen dat onze leerlingen een aangename schooltijd hebben. De schoolactiviteiten moeten aansluiten bij de behoefte van de leerlingen. Wij willen dat de leerlingen ervaren dat de school er voor hen is en niet andersom. Er is de school veel aan gelegen om de leerlingen te betrekken bij de activiteiten die we organiseren. We willen bereiken dat onze leerlingen een band opbouwen met de school en niet naar school komen om alleen te leren. Onze leerlingen moeten hun verblijf in de school als aangenaam en veilig ervaren. De school heeft hen meer te bieden dan leren alleen. Wij willen dat onze leerlingen bij het verlaten van de school terug kunnen kijken op een prettige schooltijd, waar zij bijzondere en leuke herinneringen aan overhouden.

Culturele vorming We besteden ruim aandacht aan de culturele vorming van onze leerlingen. Zij moeten zich kunstzinnig en cultureel optimaal kunnen ontplooien, zowel individueel als in groepsverband. We laten de leerlingen kennismaken met verschillende kunstuitingen en stellen hen in de gelegenheid ook actief aan kunstactiviteiten deel te nemen. We willen zo een omgeving scheppen waarin kunst niet wordt gedoogd, maar gedijt. Het is belangrijk dat leerlingen gaan beseffen dat cultuur een plaats heeft in het dagelijkse leven. Voor de invulling van ons cultuurbeleid maken we gebruik van een uitgebreid netwerk, waarin vele culturele instellingen participeren.

ICT-Vaardigheden en omgaan met verschillen

We zorgen er voordat het onderwijs aan onze leerlingen aansluit bij de nieuwste ICT-ontwikkelingen. Ons onderwijs maakt de leerlingen vaardig in het gebruik van de software en hardware, zodat zij bij hun studie een goede keuze uit de digitale werkvormen kunnen maken. We willen dat alle leerlingen na de derde klas de basisvaardigheden bezitten om te werken met veel gebruikte computerprogramma’s. In de Tweede Fase wordt van de leerlingen verwacht dat zij in staat zijn zelfstandig te studeren met behulp van de aanwezige software en hardware. De school bezit een voor dit doel adequate infrastructuur, met draadloss netwerk, computerlokalen, studiecentrum en laptopkarren. In 2009 is de school een pilot gestart met een laptopklas. Inmiddels is dit project uitgegroeid tot een blijvende vorm van onderwijsaanbod. De ouders van de nieuwe brugklasleerlingen kunnen voor de laptopklas kiezen.

We zien het gebruik van de laptop als een hulpmiddel om onze missie te verwezenlijken. Speciaal bij het omgaan met verschillen in de klas zal de laptop een steeds belangrijkere rol gaan spelen. Het laptopgebruik kan bijdragen aan het bieden van uitdagend, stimulerend en motivatie verhogend onderwijs. Onderwijs dat de leerlingen keuzemogelijkheden biedt, zelfstandigheid bevordert en de leerlingen uitnodigt om zelf hun verantwoordelijkheid te nemen. Daarnaast kan de laptop ook ingezet worden bij het herhalen en oefenen van lesonderdelen.

Page 11: Schoolplan 2013 2016

11

b. Talenten ontwikkelen: Koers 2015 OVO Zaanstad In de Talenten Ontwikkelen Koers 2015 beschrijft het College van Bestuur het strategisch beleid voor OVO Zaanstad voor de komende vijf jaar. De opdracht, de missie, vormt hierbij het uitgangspunt. De opdracht van OVO Zaanstad luidt als volgt: OVO Zaanstad hanteert de kernwaarden van openbaar onderwijs actief en zichtbaar. Iedere leerling is welkom en eenieder die dat wil en aan de bekwaamheidseisen voldoet, kan bij OVO Zaanstad werken. Ieder die zich in een van de scholen van OVO Zaanstad bevindt, leerling, medewerker of ouder, respecteert anderen en draagt dat ook uit. In de scholen vallend onder het bestuur van OVO Zaanstad wordt aandacht besteed aan maatschappelijk aanvaardbaar gedrag en we spreken elkaar daar ook op aan. We hebben aandacht voor normen en waarden en respecteren levensbeschouwelijke opvattingen van anderen. De scholen van OVO Zaanstad bieden goed onderwijs. De OVO-scholen bieden de leerlingen een veilige, inspirerende en moderne leeromgeving, die stimuleert en waarin leren en samenwerken vanzelfsprekend zijn. De OVO-scholen zijn kleinschalig georganiseerde ontmoetingsplaatsen waarin ruimte is voor diversiteit en openheid. Of het nu gaat om gymnasium, atheneum, havo, om praktijkonderwijs of om vmbo met of zonder leerwegondersteuning, de OVO-scholen bieden iedere leerling een uitstekende opstap naar een goede maatschappelijke en professionele toekomst. Het document Talenten Ontwikkelen Koers 2015 is te vinden op de websites van de school en van het bestuur: www.bertrand.nl en www.ovo-zaanstad.nl

c. Beleidsvoornemens

In de volgende hoofdstukken komen de verschillende beleidsterreinen aan de orde.

Er worden sterke punten genoemd en verbeterpunten. In een aantal gevallen zijn de verbeterpunten nader uitgewerkt in beleidsvoornemens. De schrijfgroepen hebben een keuze gemaakt voor in totaal 16 beleidsvoornemens.

De 16 beleidsvoornemens die aan de orde komen worden hieronder in het kort vermeld:

Begeleiding:

1. In kaart brengen van de begeleidingsroute en verantwoordelijkheden.

2. Gedeelde structurele verantwoordelijkeheid in de begeleiding.

Decanaat:

Page 12: Schoolplan 2013 2016

12

3. Onderpresteerders in de onderbouw, als gevolg van motivatieproblemen, een toekomstperspectief laten ontwikkelen met behulp van motivatiegesprekken met de decaan.

Omgaan met verschillen in de klas:

4. Activerende didactiek wordt veel gebruikt in de BRC lessen.

Omgaan met verschillen in de school:

5. Onderzoek naar de mogelijkheid en/of wenselijkeheid van meer homogene groepen.

Omgaan met verschillen: Talenten ontwikkelen:

6. Leerlingen op hun eigen niveau de mogelijkheid bieden om hun talenten te ontwikkelen: 1e, 2e en 3e klas.

7. Leerlingen op hun eigen niveau de mogelijkheid bieden hun talenten verder te ontwikkelen: 4e klas en hoger.

Cultuurbeleid:

8. Communicatie verbeteren met als doel de verantwoordelijkheid van collega’s ten aanzien van het cultuurbeleid te vergroten en ervoor te zorgen dat alle medewerkers het beleid mee dragen.

9. Communicatie verbeteren met als doel de betrokkenheid van de ouders en de leerlingen te vergroten.

10. Meer kunst en cultuur zichtbaar in het curriculum plaatsen.

Profileren Bèta-vakken:

11. Het interesseren van leerlingen met goede capaciteiten en motivatie voor de Bèta-vakken voor de N-profielen.

Taalbeleid:

12. Er komt een taalbeleid met consensus onder alle medewerkers.

Rekenbeleid:

13. De leerlingen halen in de voorexamenklas voor rekenenen het vereiste 3F niveau.

Personeelsbeleid:

14. Goed personeelsbeleid voortzetten en verbeteren.

15. Professionaliteit en communicatie verbeteren.

16. Gesprekkencyclus verder vormgeven.

Page 13: Schoolplan 2013 2016

13

Schoolplan hst. 5 Onderwijsbeleid en begeleiding.

5.a. Inleiding: Basisvoorwaarden en Speerpunten

Inleiding Bij het onderwijsbeleid en begeleiding hebben we een aantal basisvoorwaarden en speerpunten geformuleerd. De basisvoorwaarden zzijn op het BRC al vele jaren in orede en worden geborgd. Dit houdt niet in dat de situatie bij deze punten onveranderd is: ook hier vinden ontwikkelingen plaats, maar wellicht in een mindere mate dan bij de onderwerpen die we als speepunt hebben gedefinieerd. Tot de basisvoorwaarden rekenen we:

De Veilige school

De Kwaliteitszorg

Het toetsbeleid en de overgangsnormen

Burgerschap en maatschappelijke stage De speerpunten zijn onderwerpen waar de school zich in de komende jaren met extra aandacht op wil richten. Dit zijn onze speerpunten:

Het cultuurbeleid en de profilering van de Beta-vakken, thema’s waarmee het BRC zich wil onderscheiden.

Het reken- en taalbeleid.

Het omgaan met verschillen. Hierbij moet niet alleen gedacht worden aan het omgaan met verschillen in de klassesituatie, maar ook aan maatwerk in de begeleiding. Tevens vallen de activiteiten in het kader van Talenten Ontwikkelen onder deze noemer. Hierbij speelt het aanbieden van extra keuzemogelijkheden aan leerlingen een belangrijke rol. Het biedt tevens de mogelijkheid aan vakken als bijvoorbeeld economie en lichamelijke opvoeding om zich verder te profileren.

5.b. Veilige school

Zoals in het gedeelte over de missie en de doelstellingen van de school (hst. 4.a) al is vastgesteld kan een leerling alleen leren in een veilige situatie. Ook voor alle medewerkers is een veilige omgeving een voorwaarde om goed te kunnen functioneren.

Het Bertrand Russell College schept een veilige leeromgeving, door organisatie en begeleiding, zowel in de les als daarbuiten. Het veiligheidsbeleid is vastgelegd in het onderstaande veiligheidsplan. Onderdelen van het plan zijn uitvoeriger beschreven in andere documenten, zoals de schoolgids en de ontruimingsplannen van de beide schoolgebouwen.

Page 14: Schoolplan 2013 2016

14

1. Het Veiligheidsplan

Het veiligheidsplan draait om de fysieke en sociale veiligheid op school. Onder fysieke veiligheid vallen bijvoorbeeld de aanwezigheid vaneen brandalarm of stevige trapleuningen. Sociale veiligheid gaat onder meer over het voorkomen en aanpakken van bijvoorbeeld pesten en discriminatie. Bij het vaststellen en de uitvoering van het schoolplan en ook het veiligheidsplan zijn de medezeggenschapsraad, de ouderraad en de leerlingenraad betrokken.

I. De fysieke veiligheid

Dit onderdeel van het veiligheidsplan omvat de brandveiligheid en zaken die geregeld zijn in de Arbo-wetgeving. De coördinatie van de fysieke veiligheid is in handen van de schoolleiding, die daarbij wordt ondersteund door de preventiemedewerkers/arbocoördinatoren en door de bedrijfshulpverleners.

Brandveiligheid

Het Bertrand Russell houdt jaarlijks een ontruimingsoefening in beide gebouwen. In beide gebouwen is een Bedrijfshulpverleningsorganisatie opgezet. De bedrijfshulpverleners worden geregeld geschoold op het gebied van eerste hulp bij ongelukken en brandpreventie.

ARBO

De school heeft twee preventiemedewerkers/ARBO-coördinatoren die de veiligheid binnen de school bewaken en er wordt geregeld in beide gebouwen een risico-inventarisatie uitgevoerd.

II. De sociale veiligheid

Dit onderdeel van de veiligheid omvat, het toezicht, de schoolregel, de handelingsprotocollen, de vertrouwenspersoon, incidentenregistratie, de klachtenregeling en de samenwerking met externe partners.

Toezicht

De school heeft toezicht geregeld tijdens de pauzes en bij de door de school georganiseerde buitenlesactiviteiten.

Schoolregels

Page 15: Schoolplan 2013 2016

15

In de leerlingenregels en het leerlingenstatuut is vastgelegd welke regels er op school gelden. Hierin zijn regels opgenomen voorkoming van pesten, seksuele intimidatie, geweld of discriminatie.

Protocollen

De school heeft in de eerste klassen een pestproject waarin de gedragsregels rond pesten aan de orde komen. Ook zijn er routes vastgelegd die worden gevolgd bij klachten over ongewenst gedrag.

Vertrouwenspersoon.

De school heeft een interne contactpersoon en een externe vertrouwenspersoon. In de schoolgids en op de website zijn hun gegevens voor alle leerlingen en ouders toegankelijk.

Het Zorg-adviesteam

Het Zorg-Adviesteam bespreekt geregeld de leerlingen die extra zorg nodig hebben. In het hoofdstuk betreffende het zorgplan wordt hier verder op ingegaan. Jeugdzorg is hierbij betrokken.

Externe partners Naast de hierboven al genoemde externe vertrouwenspersoon en Jeugdzorg is er samenwerking met de volgende instanties:

o Leerplichtambtenaar

Met de leerplichtambtenaar van de gemeente Zaanstad is contact in gevallen waarbij spraken is van teveel verzuim.

o Politie

Met de plaatselijke politie zijn goede afspraken gemaakt. Zij worden waar nodig door de school ingeschakeld.

Incidentenregistratie

Incidenten en de afhandeling daarvan worden vastgelegd in Magister. Daarnaast gebruikt de school het IncidentenVenster.

Klachtenregeling.

Page 16: Schoolplan 2013 2016

16

Jaarlijks wordt in de schoolgids uitvoerig de geldende klachtenregeling beschreven.

Communicatie

In de communicatie over de onderdelen van dit veiligheidsplan speelt de website van de school een belangrijke rol. Daar zijn voor alle betrokkenen de belanrijkste stukken terug te vinden: de schoolgids, het leerlingenstatuut, dit schoolplan, de leerlingenregels, de klachtenregeling, enz.

2. Evaluatie veiligheidsplan

Het veiligheidsplan en de onderdelen daarvan worden jaarlijks geëvalueerd. De veiligheidsbeleving van medewerkers en leerlingen worden elke twee jaar in een kwaliteitsonderzoek gemonitord.

5.c. Goede begeleiding

5.c.1. Algemeen

In de onder- en bovenbouw werken we met mentorenteams. De opdracht aan de teams is ervoor te zorgen dat het goed gaat met de, aan het team toebedeelde leerlingen. Met goed bedoelen we optimale leerresultaten én optimale sociaal-emotionele ontwikkeling en welbevinden. De basis hiervoor ligt in het mentoraat. De mentor is spil in dit geheel en eerste aanspreekpunt voor leerlingen en ouders. De mentor begeleidt alle leerlingen op maat en bepaalt of een leerling al dan niet extra begeleiding nodig heeft en maakt gebruik van de expertise van de zorgcoördinator en de talentcoach/leerlingbegeleider. Daarnaast zijn de vakdocenten medeverantwoordelijk voor de uitvoering van de begeleiding op maat . De schoolleiding stuurt dit proces aan, begeleidt, coacht en monitort en bewaakt de communicatie. De school is voortdurend bezig de begeleiding van de leerlingen de optimaliseren en heeft in de afgelopen jaren nieuwe begeleidingsvormen ontwikkelt en bestaande begeleidingsvormen uitgebreid. Voorbeelden hiervan zijn: 1. Begeleidingsuur klas 1 en 2 2. Talentcoaches 3. Coördinatoren examentraining 4. Begeleidingsuur 4e klas 5. Extra begeleiding van de Instroom vmbo 6. Begeleidingsplan per leerling 7. Vakhulp uitgebreid 8. Huiswerkbegeleiding In de schoolgids wordt jaarlijks beschreven hoe de begeleiding is vormgegegeven.

We zien dat er nu veel buiten de klas begeleiding gegeven wordt, we willen naar een situatie waarbij ook binnen de lessen begeleiding op maat zichtbaar wordt. Huidige situatie: de inspectie beoordeelt de begeleiding op het BRC als voldoende. Het regelmatig evalueren van de effecten van de zorg wordt als matig beoordeeld.

Page 17: Schoolplan 2013 2016

17

Intern merken we dat veel plannen van begeleiding worden gemaakt , maar de uitvoering afhankelijk van individuen blijft. De uitvoering in de klas is nog te weinig structureel zichtbaar. We zien wisselende betrokkenheid, verwachtingen en competenties van betrokkenen. In het kader van de ontwikkeling “Passend Onderwijs” en onze afstroom van getalenteerde leerlingen is er vraag naar deskundigheid bij docenten betreffende het inspelen op verschillen van leerlingen (en hun diverse behoeftes). Bij begeleiding op maat is het dus uitermate belangrijk dat duidelijk is wie, waar verantwoordelijk is in de begeleiding op maat en dat iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt. Doel: De leerling is actief bezig met zijn eigen ontwikkeling. Het BRC zorgt voor de voorwaarden: Alle betrokkenen die de leerling begeleiden zoals vakdocent, mentor, talentcoach, leerlingbegeleider, zorgcoördinator, afdelingsleider, onderwijsassistenten en conciërges zijn verantwoordelijk en betrokken bij het opstellen, uitvoeren en evalueren van de benodigde begeleiding. Daarbij moet helder worden wat de te volgen route is en wie welke verantwoordelijkheid draagt. Begeleiding vindt met name plaats in de klas en moet gedragen worden door leerling, ouders, begeleiding, talentcoach, docent en mentor, met als doel dat de leerling het hoogst haalbare niveau haalt. Alle docenten hebben professionaliteit in huis om begeleiding op maat te bieden. Sterke punten:

kleinschaligheid

korte lijnen

betrokken zorgteam & betrokken individuele mentoren Ingezette activiteiten (zie hierboven 1 t/m8)

Ontwikkelpunten:

Verdergaande professionalisering is nodig.

Begeleiding op maat is een vast agendapunt bij teamoverleg.

De overdracht van klas 2 naar klas 3 optimaliseren

Taakomschrijving Mentoraat Updaten.

Absentie wordt niet structureel gemonitord met de daarbij behorende stappen.

Alle mentoruren worden gegeven

Talentcoaches, zorgcoördinator en leerlingbegeleider ondersteunen leerling en docent, maar nemen de taak van de docent niet over.

Page 18: Schoolplan 2013 2016

18

Beleidsvoornemen 1: het in kaart brengen van de begeleidingsroute en verantwoordelijkheden. Beleidsvoornemen 2: gedeelde structurele verantwoordelijkheid in de begeleiding.

Waarom? Zorg en begeleiding wordt te veel apart van de klas ingezet. Blijft te veel een papieren plan. Het is onduidelijk welke leerlingen extra begeleid worden of faciliteiten krijgt.

A Doel Kritische succes- factoren

Prestatie indicatoren

Route is in kaart gebracht en bekend bij alle docenten. Dit wordt tot uitvoer gebracht door de docenten. Percentage van de docenten geven in de les de afgesproken begeleiding aan de leerling en deze wordt teruggekoppeld of geëvalueerd. Dit is zichtbaar in de leerlingbespreking. Percentage (80%)van de gemaakte afspraken in het plan van zorgleerlingen is zichtbaar in de les. Dit is terug te vinden in het tevredenheidsonderzoek bij zorgleerlingen. Percentage van de zorgleerlingen haalt een havo- of vwo-diploma op het BRC.

Normen Normen: Streven: 100% van de docenten kan geschikte begeleiding in de les aangeven. Op korte termijn bijv, 70%; meetbaar door enquête Minimaal 70% van de docenten geven in de les de afgesproken begeleiding aan de leerling en deze wordt teruggekoppeld of geëvalueerd. Dit is zichtbaar 80% van de gemaakte afspraken in het plan van zorgleerlingen is zichtbaar in de les. Dit is terug te vinden in het tevredenheidsonderzoek bij zorgleerlingen. 70 % van de zorgleerlingen haalt een havo- of vwo-diploma op het BRC.

B Opdracht Voornemen Structurele uitwisselmomenten, leerlingbespreking, concrete afspraken en evaluatie:Regelmatig leerlingbespreking vakdocenten, mentoren en zorgteam Taken mentoren zijn duidelijk Mentor bespreekt alle leerlingen minimaal twee keer per jaar met SLen alle leerlingen met speciale onderwijsbehoefte met het zorgteam. Bij zorgleerlingen of leerlingen met (dreigend) tegenvallende resultaten, zorgt de mentor voor een plan van aanpak dat wordt uitgevoerd door alle betrokkenen. En dat vervolgens geëvalueerd en indien nodig bijgesteld wordt.

Aanvullende eisen

Betrokkenheid, deskundigheid van alle betrokkenen: vakdocent, mentor, talentcoach, zorgcoördinator, leerlingbegeleider, oop en afdelingsleider, ieder kent zijn rol.

C Wie? Aansturen Schoolleiding

Maken Werkgroep met vertegenwoordiging alle betrokkenen

Ontvangen Mentoren en vakdocenten (teams) D Wanneer? Startdatum 2013

Tussentijds

Einddatum Einde schooljaar 2013: route

Cyclus Jaarlijkse evaluatie

Page 19: Schoolplan 2013 2016

19

5.c.2. Decanaat

Het decanaat heeft zich in de afgelopen jaren (gedeeltelijk) opnieuw uitgevonden. Was er voorheen vooral sprake van klassikale voorlichting, nu wordt er sterk ingezet op de individuele leerling met een werkelijke LOB-vraag. De ervaring heeft namelijk geleerd dat het gros van de leerlingen zelfstandig een keuze kan maken, maar dat een beperkte groep een behoorlijke ondersteuning nodig heeft. Als gevolg hiervan is de relatie met de mentoren anders vormgegeven, enerzijds door het oppakken van vroegsignalering en anderzijds door de algemene LOB-voorlichting te integreren in hun lessen. Het mentoraat krijgt daardoor de gelegenheid om het LOB-proces gestructureerd met alle betrokkenen in te zetten en daarmee twijfelachtige keuzen, die veelal ontstaan door tijdsdruk, te voorkomen. Het is immers beter vooraf te managen dan achteraf de problemen weg te regelen! Vanzelfspreken doen we ons uiterste best om onze leerlingen binnen de school succesvol te laten zijn. Maar we moeten helaas constateren dat dit in een zeer beperkt aantal gevallen niet lukt. Dan is het belangrijk dat we de afstemming met het vervolgonderwijs hebben versterkt. Vooral in het MBO-uitstroomtraject is de gestructureerde en projectmatige aanpak verantwoordelijk voor een soepele overgang van leerlingen die het niet op het BRC dreigen te halen. Een bijkomend effect is dat vooral de mentoren meer tijd overhouden voor hun kerntaken. Ook de organisatie van de jaarlijkse beroepsbeoefenaars-avond doet een stevig beroep op de regisserende rol van het decanaat. Sterke punten:

Het decanaat is de afgelopen jaren stevig ingebed in de bovenbouw van het BRC. Een projectmatige aanpak van individuele LOB-vraagstukken en een gestructureerde afstemming met het vervolgonderwijs hebben de effectiviteit van het decanaat vergroot. Een van de sterke punten van het decanaat is de regierol bij de individuele LOB-vraagstukken. Zeker als er sprake is van een vervroegde overgang naar het vervolgonderwijs zijn er nogal wat partijen betrokken bij de oplossing. Dat varieert van de schoolleiding tot ouders, van mentor tot de decaan van de volgende school en dan moet de leerling ook nog de eigen positie bepalen.

Naast deze regisserende rol is het vakmanschap van het decanaat vaak doorslaggevend voor de uiteindelijke oplossing. Soms is daarbij objectivering d.m.v. een test noodzakelijk, in andere gevallen is een stevige kennis van het vervolgonderwijs en de arbeidsmarkt van betekenis.

De laagdrempeligheid van het decanaat zorgt voor een drukbezette agenda, maar is noodzakelijk om leerlingen al in een vroeg stadium te helpen bij het zoeken van hun eigen weg.

Page 20: Schoolplan 2013 2016

20

Ontwikkelpunten:

Een ontwikkelpunt ligt in de behoefte van de onderbouw om de extra belasting, die ontstaat door 'onderpresteerders, te verminderen. In voorgaande jaren voerde het decanaat hiervoor 'motivatiegesprekken' met deze groep. Als voorbeeld heeft het MBO-traject laten zien dat, bij een gestructureerde aanpak, het docentencorps verder ontzorgd kan worden. Naast het vasthouden en versterken van de huidige werkwijze zal daarom voor de komende schooljaren de aandacht specifiek gericht worden op de LOB-advisering in de onderbouw. Ook dit zal projectmatig vorm gegeven worden, waarbij de opzet ven het MBO-traject als voorbeeld zal gelden. Het project wordt opgezet als een pilot, waarbij na evaluatie, een besluit wordt genomen voor de daarop volgende jaren

Beleidsvoornemen 3: onderpresteerders in onderbouw als gevolg van motivatieproblemen een toekomstperspectief laten ontwikkelen met behulp van motivatiegesprekken met de decaan Waarom? Onderzoek wijst uit dat het hebben van een toekomstperspectief (weten wat je later wilt

worden)leidt tot een verhoogde motivatie voor school.

A Doel Kritische succes- factoren

Motivatie van leerlingen verhogen door deze specifieke motivatiegesprekken. Hogere cijfers en minder afstroom naar een lager niveau

Prestatie indicatoren

Vermindering afstroom naar het VMBO. Meer plezier in school

Normen Hogere score op het tevredenheidsonderzoek van de leerlingen en een afname van de afstroom

B Opdracht Voornemen Alle leerlingen in de onderbouw met motivatieproblemen en onvoldoende resultaten worden uitgenodigd voor een motivatiegesprek met de decaan.

Aanvullende eisen

Pilotvorm, naar voorbeeld van MBO-project. Goede selectie van leerlingen op motivatieproblematiek, mogelijk onderzoek naar doen.

C Wie? Aansturen Adjunct-directeur onderbouw en bovenbouw

Maken Decaan i.s.m. afd. leiding, mentoren en leerlingbegeleiding

Ontvangen Medewerkers (indirect de leerlingen)

D Wanneer? Startdatum 2013

Tussentijds December 2013

Einddatum Juni 2014 (evaluatie)

Cyclus Verdere implementatie na evaluatie Pilot (juni 2014)

Page 21: Schoolplan 2013 2016

21

5.c.3. Zorgbeleid

Algemeen

Het Bertrand Russell College hanteert bij de leerlingenzorg de volgende vier

uitgangspunten:

De zorg voor de leerling behoort zo dicht mogelijk bij de leerling zelf te liggen

en tegelijkertijd doelmatig zijn. Om aan die beide doelstellingen te kunnen

voldoen heeft de school gekozen voor het werken in teams, waardoor

geregeld overleg, een goede begeleiding van de leerling en planmatig

handelen gerealiseerd worden.

De begeleiding van leerlingen is ´gelaagd´. Het mentoraat vormt de basis van

de begeleiding waarbij de specialisten van het zorgteam op verschillende

momenten aansluiten om de zorg te intensiveren of te verbreden. Voor

leerlingen die het betreft worden waar nodig externe partijen betrokken bij de

begeleiding.

De begeleiding van leerlingen is ´doorlopend´ van basisschool naar HBO of

wetenschappelijk onderwijs. Zowel vanuit het basisonderwijs naar het BRC

toe als vanuit het BRC naar het vervolgonderwijs goede samenwerking en

informatieoverdracht de doorlopende zorg gewaarborgd. Binnen het BRC

wordt een doorlopende zorgroute aangeboden.

De begeleiding van leerlingen is schooloverstijgend. De leerlingenzorg van

het BRC is onderdeel van het regionaal netwerk in de leerlingenzorg.

Naast allerlei begeleidingsvormen in de vorm van begeleidingsuren,

huiswerkbegeleiding, mentorlessen en hulp door mentoren en leerlingbegeleiders,

wordt er extra zorg verleend door de zorgcoördinator en door de Talentcoaches. De

Talentchoaches richten zich op de onderpresterende leerlingen. Daarnaast kent het

BRC, net als de andere scholen binnen Zaanstad, een ZAT (Zorgadviesteam) om

zorgelijk functionerende leerlingen te bespreken met hulpverlenende instanties.

Begeleidingsplannen: handelingsplannen en plan van aanpak

Door de mentor en het zorgteam worden voor leerlingen die zorg nodig hebben,

individuele handelingsplannen opgesteld. In het leerlingvolgsysteem worden

handelingsplannen en plan van aanpak vastgelegd.

Interne contactpersonen

Op het BRC is een interne contactpersoon aangesteld. Bij ernstige klachten op het

gebied van (seksuele) intimidatie, agressie, geweld of discriminatie kan direct een

klacht ingediend worden bij de Landelijke Klachtencommissie waar onafhankelijke

deskundigen de klacht zullen onderzoeken. De interne contactpersoon van de

school kan helpen met het indienen van een dergelijke klacht.

Page 22: Schoolplan 2013 2016

22

Toename zorgleerlingen en Passend Onderwijs

In principe komt elke leerling van het BRC in aanmerking voor de zorg die hij/zij

nodig heeft. De hulpvraag van de leerling is de basis en niet de indicatie en/of

bekostiging. Die hulpvraag kan overigens ook door anderen dan het zorgteam

(ouders, mentoren enz.) geformuleerd zijn. De hulpvraag moet wel zijn

onderbouwd. Bij leerlingen met dyslexie wordt bijvoorbeeld een verklaring verlangd.

Het zorgteam beslist uiteindelijk over de inzet van de zorg.

Het zorgteam heeft de indruk dat er de afgelopen jaren sprake is van een toename

van problemen. Het gaat daarbij om gedrag voortkomend uit ernstige problemen in

het gezin, sociaal-emotionele problemen, psychiatrische problemen en

agressie.Tegelijk zien we dat leerlingen steeds beter gediagnosticeerd binnen

komen.

Zo is er een toename van leerlingen met zware dyslexie. Ook leerlingen met een

diagnose ADHD vormen een toenemende groep binnen de school. Verder begeleidt

het zorgteam meer leerlingen met stoornissen in het autistisch spectrum (PDD-

NOS, Asperger), dyspraxie, REC3-leerlingen (chronisch ziek) en leerlingen met

non-verbale leerstoornissen (NLD).

De gesignaleerde toename en verzwaring van problemen staat overigens los van

de verbeterde diagnosticering. Wij moeten ons wel realiseren dat de school de zorg

zo goed mogelijk probeert te verlenen, maar aan grenzen is gebonden qua formatie

en tijd.In het kader van Passend Onderwijs verwachten wij een verdere toename

van zorgafnemers.

Het BRC speelt in op de ontwikkelingen die worden verwacht binnen het Passend

Onderwijs en heeft visie daarop geformuleerd in het ontwikkelingsplan Passend

Onderwijs.

Het ZorgAdviesTeam.

Het ZAT (ZorgAdviesTeam) bestaat uit een vertegenwoordiging van het BRC en

externe instanties, zoals de schoolarts, de leerplichtambtenaar en de

jeugdhulpverlening, maar ook met ambulante begeleiders van het speciaal

onderwijs.

Functies van het ZAT.

Al naar gelang de problematiek die in het ZAT aan de orde wordt gesteld, worden

vier functies in het overleg onderscheiden:

Page 23: Schoolplan 2013 2016

23

1. Consultatie: probleeminbrengers worden geholpen om zelf tot goede antwoorden op hun vragen te komen.

2. Verwijzing: de probleeminbrenger benut de expertise van de deelnemers om de leerling op de juiste wijze te kunnen verwijzen. Hierbij kan het ZAT een faciliterende rol vervullen.

3. Interventie: Het ZAT kan beslissen welke functies (consultatie/verwijzing) ingezet moeten worden en kan in gezamenlijkheid noodzakelijke interventies bepalen en laten uitvoeren.

4. Evaluatie én Nazorg: de zorg voor de leerling vereist een zorgvuldige afronding van elke ingebracht probleem.

De bespreking in het ZAT kan leiden tot maatregelen op zorgniveau, maar ook tot

doorverwijzing naar externe hulpverlening.

Beoordeling onderwijsbehoefte binnen Passend Onderwijs versus Regionale

indicatiestellingen

Leerling Gebonden Financiering

Per 1 augustus 2014 treedt de zorgplicht in werking in het kader van Passend

Onderwijs. De rugzakjes verdwijnen en de school moet voldoen aan het

basisondersteuningsprofiel en arrangementen in het leven roepen om de

zorgleerlingen te bedienen. Financiering van de arrangementen wordt de

verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband.De ouders beschikken dan

over de mogelijkheid om hun kind aan te melden bij onze school. Het is belangrijk,

dat onze school de mogelijkheid krijgt om medewerking te verlenen aan integratie

van leerlingen met een handicap. Als de ouders een dergelijke wens hebben, volgt

een intakeprocedure, waaronder een gesprek met de zorgcoördinator van de

school. Deze beziet in overleg met de ouders wat er specifiek voor het kind nodig is

om goed in te kunnen spelen op zijn of haar mogelijkheden en onmogelijkheden.

Zie verder Zorgplan SVZ.

Regionale onderwijsvoorzieningen

Samenwerkingsverband Zaanstreek (SVZ)

In het samenwerkingsverband werken de havo/ vwo- scholen in de Zaanstreek

nauw samen aan een goede opvangstructuur voor leerlingen, die ondanks de zorg

in en om de school, toch het reguliere onderwijs tijdelijk of permanent niet

aankunnen en dreigen het onderwijs te verlaten.

Voor leerlingen die dreigen uit te vallen, c.q. geen startkwalificatie dreigen te halen,

is er in de Zaanstreek het volgende extra onderwijsaanbod:

Page 24: Schoolplan 2013 2016

24

1. OPDC-Saenstroom : Leerlingen met een meervoudige problematiek krijgen

specifieke aandacht, zorg en begeleiding in het OPDC (Orthopedagogisch

Didactisch Centrum) dat vanaf 1 augustus 2005 in Zaanstad gerealiseerd is.

2. BBZ: Baan-Begeleiding-Zaanstad: Alle VO-scholen in de Zaanstreek participeren

in het project. Het doel van het project is begeleiding naar werk en scholing van

leerplichtige leerlingen die niet gemotiveerd zijn om een opleiding te volgen binnen

het reguliere onderwijs.

3. Rebound: dit is een gezamenlijke bovenschoolse voorziening van de scholen

voor voortgezet onderwijs en ‘Spirit’, mede gefinancierd door de gemeente.

REBOUND is als voorziening ondergebracht bij het OPDC-Saenstroom. De vijf

functies van Rebound zijn: Onderwijs, crisisinterventie, observatie en diagnostiek,

hulpverlening en opvang.

4. Altra College: Het Altra College valt onder het Regionale Expertise Centrum cluster 4 voor leerlingen met ernstige gedragsproblematiek. (zie 7.1)

5. Op de rails (crisisplaatsen ZMOK): In het kader van 1000 extra ZMOK-plaatsen wordt in Zaanstad een préRECvoorziening in het leven geroepen. Het gaat om 8 plaatsen die door meerdere leerlingen in een schooljaar bezet kunnen worden. ‘Op de Rails’ is / wordt ondergebracht bij het Altracollege.

6. Project Herstart:Leerlingen worden door de leerplichtambtenaren hiervoor

geïndiceerd. Herstart is gekoppeld aan het Altra College en is bedoeld voor

leerlingen die minstens een maand thuis zitten.

Regionale voorzieningen jeugdhulpverlening / instanties

In Zaanstad bestaat een netwerk van externe voorzieningen. Leerplicht, Bureau

Jeugdzorg en GGD (schoolarts) nemen deel aan het ZAT van het BRC en

communiceren het meest direct met het zorgteam. Andere voorzieningen zijn,

Bureau Halt, Raad voor de Kinderbescherming. Regionaal Meld- en

Coördinatiefunctie, schoolmaatschappelijk werk, en Brijderstichting.

Voor melding en verwijzing vormt het Centrale Meldpunt Jongeren voor leerplichtige

(potentiële ) voortijdige schoolverlaters en/of leerlingen met gedragsproblemen

leerlingen het ‘trefpunt’ in het netwerk van onderwijs en bovenschoolse

voorzieningen.

Page 25: Schoolplan 2013 2016

25

5.d. Kwaliteitszorg

5.d.1. Inleiding

OVO Zaanstad heeft een beleid geformuleerd tot bewaking en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Een en ander wordt toegelicht in de Kadernotitie Kwaliteitszorg. Er wordt op basis van de PDCA-cyclus gewerkt, met inzet van managementgesprekken, collegiale consultatie en zelfevaluaties.

Het Bertrand Russell College werkt binnen de kaders van het OVO-beleid ook aan een systematisch kwaliteitsbeleid. Dat betekent: samenhangend beleid ontwikkelen, concrete doelstellingen formuleren en de benodigde acties en controles uitvoeren waarmee de school de gewenste kwaliteit systematisch levert en waarmee de school die kwaliteit ook continu kan verbeteren. Dit is op zichzelf een cirkelvormig proces.

Het kwaliteitsbeleidsplan van het Bertrand Russell College omvat de volgende activiteiten:

1. We stellen regelmatig vast welke kwaliteit we nastreven. 2. We onderzoeken systematisch of we die kwaliteit ook leveren. 3. We bepalen hoe die kwaliteit zichtbaar wordt gemaakt. 4. We onderzoeken wat anderen van onze kwaliteit vinden. 5. We bepalen wat de consequenties zijn van de uitkomsten van de

onderzoeken.

Uitgangspunt hierbij is dat de leerlingen van dit beleid iets moeten merken. Het mag geen papieren tijger worden. Dit betekent dat het kwaliteitsbeleid vooral gericht moet zijn op de leerprocessen en op de activiteiten waaraan de leerlingen deelnemen.

De inbreng van ouders en leerlingen is noodzakelijk bij de zelfevaluatie die de school uitvoert. Ook de beoordeling door de Inspectie van het Onderwijs speelt in de evaluatie van de onderwijsprocessen een belangrijke rol. We betrekken ook derden (“critical friends”) bij de uitvoering van het kwaliteitsbeleid.

Kwaliteitszorg is geen doel op zich, het is slechts een middel om de kwaliteit van de

school veilig te stellen en waar mogelijk te verbeteren. Het is onderdeel van het

totale beleid, zoals weergegeven in de missie en het schoolplan.

Bij de geformuleerde doelstellingen en activiteiten moet steeds worden vastgesteld

welk effect we willen bereiken, hoe we die effecten vaststellen, hoe de evaluatie

wordt verzorgd, hoe de resultaten worden teruggekoppeld en wie voor de

verschillende stappen verantwoordelijk is.

Voor de evaluatie wordt gebruik gemaakt van verschillende methoden, waaronder:

leerlingenquêtes

bijeenkomsten met contactouders 1e klassen

bijeenkomsten met leerlingklankbordgroepen

Page 26: Schoolplan 2013 2016

26

bijeenkomsten met de leerlingenraad

bijeenkomsten met de ouderraad

tweejaarlijks tevredenheidsonderzoek onder ouders, leerlingen en medewerkers.

5.d.2. Kwaliteitszorg en personeel

Het kwaliteitsbeleid kan niet vormgegeven worden zonder inzet van alle personeelsleden. Het kwaliteitsbeleid is in samenhang met het personeelsbeleid ontwikkeld. Met name de gesprekkencyclus, met lesbezoeken en leerlingenquêtes spelen bij de uitvoering van het kwaliteitsbeleid een belangrijke rol. Zie hiervoor ook hoofdstuk 6 Personeelsbeleid.

5.d.3. Leerlingvolgsysteem en rapportage

Het Bertrand Russell College gebruikt Magister als digitaal leerlingvolgsysteem. Alle gegevens betreffende resultaten, begeleiding, verzuim en dergelijke worden hierin bijgehouden. De ouders hebben een eigen toegangscode en kunnen op elk moment de resultaten van hun kind inzien.

5.d.4. Onderwijstijd

De school zorgt ervoor dat de leerlingen minimaal gedurende de voorgeschreven onderwijstijd onderwijs krijgen. Dit wordt bewaakt en waar nodig zullen in de loop van het schooljaar extra lessen worden verzorgd waar dat nodig is om het genoemde resultaat te bereiken.

5.d.5. Onderwijsrendement

Het Bertrand Russell College streeft er naar om uit de leerlingen te halen wat er in zit. Daarbij gaat de school voor het beste resultaat, met als minimale norm het landelijk gemiddelde. Voor de examenresutaten stelt de school zich ook een norm: als minimaal 90% van de examenleerlingen geslaagd is zijn we tevreden.

5.d.6. Inspectie keurmerk Kwaliteit

Zoals bij het onderwijsrendement al is vastgesteld spant de school zich in het beste resultaat te behalen. Hier stellen we als minimum een voldoende in het kwaliteitsoordeel van de onderwijsinspectie.

5.e. Toetsbeleid en overgangsnormen

5.e.1. Toetsbeleid

In het schooljaar 2007-2008 en het schooljaar 2008-2009 is in twee rondes het toetsbeleid vastgesteld. Met de invoering van de éénjarige brugperiode in het schooljaar 2011-2012 geven de vakken in het brugjaar rapportcijfers op het havo-

Page 27: Schoolplan 2013 2016

27

niveau en op het vwo-niveau. In de bovenbouw zijn de toetsafspraken vastgelegd in het PTA.

In het toetsbeleid zijn een aantal belangrijke zaken vastgelegd, waaronder:

o Aantal toetsen per periode: In de eerste, tweede en derde klassen geldt voor alle vakken: er zijn minimaal 2 toetsen per periode en er is een maximum van 3 toetsen per periode. Bij de praktijkvakken kunnen de toetsen vervangen worden door praktijkresultaten.

o Alle vakken bereiden een toets gedegen voor met diagnostische opgaven. Dit geldt voor alle leerjaren.

o De docenten werken met determinerende toetsen volgen het OBIT-principe: onthouden, begrijpen, integreren en toepassen.

o Als een leerling het werk niet inlevert vóór of op de afgesproken inleverdatum, zal er per werkdag te laar één punt van het cijfer afgetrokken worden. Dit geldt voor alle leerjaren.

o Er zijn afspraken gemaakt over de publicatie van studiewijzers en toetsen op de website en in Magister. Deze afspraken staan vermeld in het leerlingenstatuut, dat te vinden is op de website.

5.e.2. Overgangsnormen

De overgangsnormen zijn beschreven in het document Overgangsregeling, dat jaarlijks wordt geevalueerd en indien nodig herzien. Het wordt aan de leerlingen en ouders wordt verstrekt bij het eerste rapport of eerder. Ook wordt het geplaatst op de website van de school, zodat het voor alle betrokkenen op elk moment is in te zien. Als een leerling voldoet aan de overgangsnormen wordt de leerling bevorderd, zo niet dan is de leerling bespreekgeval of blijven zitten. Als een leerling bespreekgeval is, dan bepaalt de docentenvergadering of de leerling al dan niet wordt bevorderd.

5.f. Burgerschap en Maatschappelijke Stage

5.f.1. Actief Burgerschap en Sociale integratie

In de missie van het BRC wordt een sterke nadruk gelegd op het ontwikkelen van verantwoordelijkheid bij de leerlingen en het scheppen van de voorwaarden daarvoor door de docent. De missie van de school geeft ook aan welke consequenties er zijn voor het gedrag van de leerlingen en de docenten. De school heeft op basis van de missie een visie op actief burgerschap en sociale integratie ontwikkelt en concrete doelen geformuleerd die worden nagestreefd.

Onder actief burgerschap verstaan we:

Page 28: Schoolplan 2013 2016

28

Actief burgerschap is de bereidheid en het vermogen van leerlingen/jonge burgers om deel uit te maken van de gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren.

Onder sociale integratie verstaan we:

Sociale integratie is de deelname van leerlingen/jonge burgers aan de samenleving, in de vorm van sociale participatie, deelname aan de maatschappij en haar instituties en bekendheid met en betrokkenheid bij uitingen van de Nederlandse cultuur.

Het BRC heeft in alle leerjaren veel activiteiten die bijdragen aan actief burgerschap en sociale integratie.

Een overzicht van die activiteiten, een nader uitwerking van de definities en de resultaten van de jaarlijkse evaluatie zijn vastgelegd in de beleidsnotitie Actief Burgerschap en Sociale Integratie, die jaarlijks wordt herzien.

Sterke punten:

Jaarlijks evaluatie van het beleid

Activiteiten in alle leerjaren

Geïntegreerd onderdeel van het curriculum

Ontwikkelpunten:

Relatieve onbekendheid van het begrip actief burgerschap binnen de school en de relatie van dit begrip met de activiteiten die worden uitgevoerd.

5.f.2. Maatschappelijke stage

Alle leerlingen die in schooljaar 2011-2012 starten in het voortgezet onderwijs (praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo) moeten een maatschappelijke stage doen van minimaal 30 uur. Maatschappelijke stage gaat om het doen van vrijwilligerswerk. Dit vindt vooral plaats in de non-profitsector: bij een vrijwilligersorganisatie, vereniging, instelling of maatschappelijke organisatie. Ook kan het op de eigen school plaats vinden.

In de derde klassen werken alle leerlingen aan een project dat meetelt bij de invulling van de maatschappelijke stage. In de derde en vierde klassen kunnen de leerlingen voor de overige uren een eigen invulling kiezen. De leerlingen zijn gemotiveerder als de maatschappelijke stage aansluit bij hun interesses. De maatschappelijke stage levert dan ook meer op. De leerling kan zelf een stage bedenken en aan school vragen of die geschikt is als maatschappelijke stage. Ook kan de school een leerling die zelf geen stageplek kan vinden daarbij helpen.

De school heeft een coördinator maatschappelijke stage aangesteld en in het studiecentrum voeren de docentassistenten overleg met de leerlingen over hun maatschappelijke stage en zij houden ook de stages administratief bij.

Page 29: Schoolplan 2013 2016

29

De school neemt deel aan het plaatselijke overleg dat over dit onderwerp in Zaanstad plaats vindt.

5.g. Omgaan met verschillen.

Inleiding

Het omgaan met verschillen tussen leerlingen speelt op alle niveau’s in de school

een steeds belangrijkere rol. Binnen de klas wordt van de docent verwacht dat de

didactiek is afgestemd op de verschillende behoeftes van de leerlingen. Binnen de

school wordt van de organisatie verwacht dat het aanbod in lessen keuzes voor de

leerlingen mogelijk maakt en dat de begeleidingsvormen op de verschillende

behoeftes zijn afgestemd. Het Bertrand Russell College maakt het omgaan met

verschillen in de komende jaren tot een speerpunt in het beleid en is al gestart met

het vormgeven van dit beleidsonderdeel.

Sterke punten

Toegenomen aantal keuzemogelijjkheden voor de leerlingen (bijv. keuzelessen, filosofie in de bovenbouw en het invoeren van de mogelijkheid voor een extra vak in het vwo)

Het gebruik van digitale middelen in de lessen ter ondersteuning van een activerende didactiek

De invoering van de 1 vwo laptopklas als keuzemogelijkheid

De invoering van laptopbrugklassen als keuzemogelijkheid

Alle docenten, ook de nieuwe docenten, zijn of wordeen geschoold in activerende werkvormen

Een aantal docenten volgt de cursus Excellent motiveren, die wordt aangeboden in samenwerking met de Vrije Universiteit.

Ontwikkelpunten

Het gebruik van activerende didactiek doorontwikkelen, met als doel in de les meer tijd vrij te maken waarin de docent aandacht kan geven aan de verschillende behoeftes van de leerlingen.

Vergroten van kennis en vaardigheden van docenten m.b.t. leerstijlen en meervoudige intelligentie.

5.g.1. Omgaan met verschillen in de klas

5.g.1.I. Activerende Didaktiek

Page 30: Schoolplan 2013 2016

30

Het is van groot belang dat het gebruik van activerende werkvormen in de les

toeneemt. Door het gebruik van activerende werkvormen maakt de docent in de les

tijd vrij waarin aandacht kan worden gegeven aan bepaalde leerlingen met een

specifieke behoefte. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld behoefte hebben aan extra

uitleg, maar goede leerlingen kunnen behoefte hebben aan extra of andere

opdrachten. Het is belangrijk dat de docent tijd vrij maakt om dergelijke behoeftes

te signaleren en waar mogelijk aan die behoeftes tegemoet te komen.

Page 31: Schoolplan 2013 2016

31

5.g.1.II. Rol van ICT en nieuwe media binnen de klas

Inleiding

Het BRC maakt veel gebruik van digitale middelen binnen de klas. Dit is het sterkst

bij de laptopklassen en de informaticalessen, maar ook in de andere lessen neemt

het gebruik van digitale middelen, digitale content en aansluiting op digitale

leergangen sterk toe.

Sterke punten

Laptopklassen in B1 en B2

Beleidsvoornemen 4 : Activerende didactiek wordt veel gebruikt in de BRC lessen

Waarom? Minder dan de helft van de lessen kent activerende werkvormen en nog minder kent

activerende instructie. Dit valt samen met de bevindingen van de inspectie, nl score 2/5

op de volgende punten:

6.2 De leraren stemmen de instructie af op verschillen in ontwikkeling tussen de

leerlingen.

6.3 De leraren stemmen de verwerkingsopdrachten af op verschillen in

ontwikkeling tussen de leerlingen.

A Doel Kritische succes- factoren

De docent zorgt voor actieve deelname van de leerlingen aan de les.

Prestatie indicatoren

Het aantal leerlingen dat actief aan de les deelneemt en het aantal lessen waarin de leerlingen actief zijn.

Normen Meer dan 80% van de leerlingen is in 65% van de lessen actief met het onderwijs bezig.

B Opdracht Voornemen Docenten volgen de studiemiddagen omgaan met verschillen. Alle docenten krijgen in de gesprekkencyclus lesbezoek waarbij het omgaan met verschillen een belangrijk thema is.

Aanvullende eisen

Aanvullende scholing voor docenten waar dat nodig is. Verschillen tussen de onderbouw en de bovenbouw en havo en vwo in kaart brangen.

C Wie? Aansturen schoolleiding

Maken Docenten

Ontvangen Leerlingen en docenten

D Wanneer? Startdatum Is reeds gestart

Tussentijds Juni

Einddatum Er is geen einddatum

Cyclus Jaarlijks in juni wordt het aantal lessen met activerende werkvormen die bezocht zijn in de gesprekkencyclus, geëvalueerd.

Page 32: Schoolplan 2013 2016

32

Groot deel van de docenten gebruikt ELO en digitaal materiaal

Alle docenten gebruiken een laptop

Alle lokalen zijn voorzien van beamer/smartboard

In beide schoolgebouwen is een draadloos netwerk

Er is een beleid ten aanzien van smartphones, waarbij de docent re spelregels in het lokaal bepaalt en waarbij de mogelijkheid wordt geboden om onderwijskundig gebruik te maken van deze middelen.

Ontwikkelpunten

Het gebruik van de Magister ELO

Toename in het gebruik van digitale content

Het verder ontwikkelen van het gebuik van de laptop bij individuele opdrachten

5.g.2. Omgaan met verschillen binnen de school Niet alleen binnen de les gaan we om met verschillen. Ook op meso-niveau doen we dat door middel van het vormen van homogene groepen, met op de doelgroep afgestemde doorlopende leerlijnen en met inzet van ICT en de nieuwe media.

5.g.2.I. Homogene groepen

Recent onderzoek geeft aan dat VWO-leerlingen beter presteren als zij al in het eerste leerjaar van het voortgezet onderwijs onderwijs krijgen dat op hun niveau is afgestemd. Het Bertrand Russell College heeft er dan ook voor gekozen om met ingang van 2012 een 1 vwo klas te vormen. Deze leerlingen krijgen gedurende de gehele schooltijd onderwijs op hun nieveau. Wel blijft het mogelijk dat leerlingen uit de andere brugklassen, die presteren op vwo-niveau, in de tweede klas naar het vwo doorstromen. Met het vormen van homogene groepen maken we het voor de docenten mogelijk om beter op de behoeftes van de leerlingen aan te sluiten dan in een sterk gemengde klas het geval is. We onderzoeken de mogelijkheid om ook te starten met 1 havo groepen.

Page 33: Schoolplan 2013 2016

33

5.g.2.II. Doorlopende leerlijnen

Het bewaken van de doorlopende leerlijnen is een belangrijk thema binnen de school. Hierbij speelt de situatie met twee gebouwen ook een rol. De communicatie tussen de onderbouwdocenten en de bovenbouwdocenten vraag onze speciale aandacht. Door middel van het organiseren van sectievergaderingen, met de doorlopende leerlijn als terugkerend agendapunt willen we stimuleren dat de vakinhoudelijke leerlijnen bewaakt worden. De boven de vakken uitstijgende leerlijnen ten aanzien van de competenties en de vaardigheden van de leerlingen bewaken we door het jaarlijks houden van leerlingenquetes . Speciaal de overgang van het tweede leerjaar naar her derde leerjaar (overstap naar een ander gebouw) en van het derde leerjaar naar het vierde leerjaar (overgang naar de Tweede Fase) worden door de schoolleiding bewaakt. Met de invoering van de 1 vwo klas in het eerste leerjaar is er voor het vwo een eigen doorlopende leerlijn ontstaan. Sterke punten

Doorlopende leerlijn is onderwerp op de sectievergaderingen

De doorlopende leerlijn wordt bewaakt met behulp van leerlingenquetes

Er is een eigen doorlopende leerlijn voor het vwo

Beleidsvoornemen 5: Onderzoek naar de mogelijkheid en/of wenselijkheid van meer homogene groepen

Waarom? Het blijkt dat het vormen van homogene groepen de mogelijkheden vergroot om goed

aan te sluiten op de behoeftes van de leerlingen. Hiermee kan het een positief

resultaat hebben op de studieresultatehn van de leerlingen.

A Doel Kritische succes- factoren

Er moet draagvlak zijn voor een verdere ontwikkeling van homogene groepen. Dit moet onderzocht worden. Het moet bijdragen aan een beperktere afstroom vanuit het eerste en tweede leerjaar naar het VMBO.

Prestatie indicatoren

Afname afstroom naar het VMBO

Normen Afstroom op landelijk gemiddelde of lager.

B Opdracht Voornemen Onderzoek naar de vorming van drie typen klassen in het eerste jaar: havo-klassen, havo/vwo brugklassen en vwo-klassen.

Aanvullende eisen

Rekening houden met fomatie gegevens: de haalbaarheid op getalsmatige gronden en financiële gronden

C Wie? Aansturen schoolleiding

Maken Schoolleiding en medewerkers

Ontvangen medewerkers

D Wanneer? Startdatum Onderzoek start in 2013

Tussentijds Voortgang wordt bepaald in december 2013

Einddatum Onderzoek is afgerond in juni 2014

Cyclus Geen cyclus

Page 34: Schoolplan 2013 2016

34

Onderzoek is gestart naar de mogelijkheid van profielvoorsorteerlessen in de derde klassen.

Verbeterpunten

Het verschil in de doorlopende leerlijn van het havo en het vwo moet nog expliciter worden gemaakt.

De aansluiting tussen de derde en de vierde klassen kan verbeterd worden met profielvoorsorteerlessen.

Uit de leerlingenquetes komen ieder jaar punten naar voren die verbetering behoeven.

5.g.2.III. Rol van ICT en nieuwe media binnen de school

Inleiding

OVO Zaanstad spant zich in om de ontwikkelingen op het gebied van ICT toe te

passen voor het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs en het aantrekkelijk

maken van het onderwijs. Het BRC past dit toe door middel van laptopklassen,

informaticalessen, gebruik van digitale middelen, digitale content en aansluiting op

digitale leergangen.

Sterke punten

Laptopklassen in B1 en B2

Groot deel van de docenten gebruikt elo en digitaal materiaal

Alle docenten gebruiken een laptop

Alle lokalen zijn voorzien van beamer of smartboard

ICT-medewerkers ondersteunen goed

In school is een draadloos netwerk

Ontwikkelpunten

Continueren laptopklassen naar de derde klassen en bovenbouw….

Uitbreiding ICT-medewerkers (in uren of personen).

Afstemming ICT-gebruik

Aandacht geven aan nieuwste ontwikkelingen (laptop->tablets, smartphones, lesmethodes, werkvormen)

Scholingsplan ICT voor personeel

Page 35: Schoolplan 2013 2016

35

5.g.3. Talenten Ontwikkelen 5.g.3.I. Visie

Het Bertrand Russell College besteed binnen het kader van de Koers 2015 van OVO Zaanstad ook veel aandacht aan het ontwikkelen van talenten. Onder talentontwikkeling verstaan we niet alleen de ontwikkeling van de talenten van leerlingen binnen het reguliere curriculum. Ook besteden we aandacht aan de ontwikkeling van talenten op gebieden die niet binnen het reguliere curriculum aandacht krijgen. Het bieden van keuzemogelijkheden in het lesaanbod, het aanbieden van extra vakken en het aanbieden van diverse leerlingactiviteiten en workshops maakt het ontwikkelen van talenten over een breed gebied mogelijk.

5.g.3.II. Praktijk

De geformuleerde doelstellingen worden uitgewerkt in concrete plannen. De eerste start is in 2012 gemaakt met keuzelessen in de eerste klassen en het aanbieden van filosofie en een extra vak in 4 atheneum. De voorstellen voor een vervoltraject zijn in ontwikkeling.

5.g.3.II.1. Keuzelessen in de eerste drie leerjaren

Sterke punten:

Er is een ontwikkelplan voor de keuzelessen in de eerste drie leerjaren.

Er wordt gewerkt aan het realiseren van een breder keuzeaanbod in de bovenbouw.

Er is een goede structuur voor overleg met ouders en leerlingen over de mogelijke ontwikkelingen op dit gebied.

Ontwikkelpunten:

De keuzelessen invoeren tot en met het derde leerjaar

Het programma van de keuzelessen evalueren en verder ontwikkelen

Vragen over de keuzelessen toevoegen aan het tevredenheidsonderzoek.

Page 36: Schoolplan 2013 2016

36

5.g.3.II.2. Talenten ontwikkelen in de bovenbouw

Ook voor leerlingen in de bovenbouw bieden we mogelijkheden aan om hun talenten te ontwikkelen. We bieden deze leerlingen op het VWO de mogelijkheid van een extra vak aan. Ook ontwikkelen voor geïnteresseerde leerlingen een Masterclass op de universiteit. Daarnaast wordt de mogelijkheid onderzocht voor het aanbieden van vakken die niet standaard onderdeel uitmaken van het curriculum.. Ook willen we de keuze voor de vakken NLT en wiskunde D in stand houden, hoewel de groepen bij deze vakken klein zijn. Hiernaast zullen we andere mogelijkheden zoeken om te komen tot meer keuzes, grotere flexibilisering en beter maatwerk.

Beleidsvoornemen 6 : Leerlingen op hun eigen niveau de mogelijkheid bieden om hun talenten te ontwikkelen: 1e, 2e en 3e klas

Waarom? Omgaan met verschillen en recht doen aan individuele talenten. Aanbieden van verdieping en verruimen van de horizon. Motivatie voor school in het algemeen bevorderen, waardoor de leerlingen meer gemotiveerd raken voor vakken die voor hen lastiger zijn.

A Doel Kritische succes- factoren

Minder afstroom naar een lager niveau. Motivatie van leerlingen door deze specifieke keuzelessen aan te bieden.

Prestatie indicatoren

Vermindering afstroom naar het VMBO. Plezier op school stijgt, hetgeen moet blijken uit de scores van de relevante vragen uit het tevredenheidsonderzoek.

Normen Tevredenheidsonderzoek relevante vragen scoren hoger dan 2 jaar geleden en hoger dan de landelijke benchmark (er moeten ook vragen over de keuzelessen in verwerkt worden).

B Opdracht Voornemen Alle leerlingen in de eerste drie leerjaren volgen keuzelessen. Het aanbod van keuzelessen verder ontwikkelen en uitbreiden tot en met klas 3.

Aanvullende eisen

Niveau bewaken van de inhoud van de keuzelessen, zodat dit door de leerlingen niet als “pretlessen” maar als serieuze lessen worden beschouwd. Cursussen/scholing aanbieden voor docenten zodat ze deze vakken op niveau kunnen verzorgen. Daarbij ook uitgaan van persoonlijke voorkeuren/hobby’s van docenten. Klassenverkleining om keuzelessen optimaal aan te kunnen bieden. Er moet budget zijn om de keuzelessen aan te bieden en er moet draagvlak zijn bij docenten om de lessen te verzorgen. Ook moeten de leerlingen hierin geïnteresseerd zijn.

C Wie? Aansturen Adjunct-directeur onderbouw en bovenbouw

Maken Docenten/secties die geïnteresseerd zijn om deze lessen te geven.

Ontvangen Leerlingen, medewerkers

D Wanneer? Startdatum Is reeds gestart

Tussentijds April/mei

Einddatum Er is geen einddatum

Cyclus Jaarlijks in april/mei worden de keuzelessen geëvalueerd.

Page 37: Schoolplan 2013 2016

37

Sterke punten:

Het aanbieden van een extra vak in 4 atheneum is gestart

Filoosofie in 4 atheneum is gestart.

Deelname aan School aan Zet, met programma voor excellente VWO-leerlingen.

Extra keuzemogelijkheden voor leerlingen, bijvoorbeeld bij de vakken Filosofie, Engels, Lichamelijke Opvoeding en Economie zijn in ontwikkeling.

Onwikkelpunten:

Aanbieden van meer keuzemogelijkheden in de bovenbouw.

Flexibilisering in de schoolorganisatie kan verder ontwikkeld worden.

Maatwerk op oa het gebied van tempo moet nog ontwikkeld worden.

Beleidsvoornemen 7: Leerlingen op hun eigen niveau de mogelijkheid bieden om hun talenten te ontwikkelen: 4e klas en hoger

Waarom? Omgaan met verschillen en recht doen aan individuele talenten. Aanbieden van verdieping en verruimen van de horizon. Motivatie voor school in het algemeen bevorderen, waardoor de leerlingen meer gemotiveerd raken voor vakken die voor hen lastiger zijn.

A Doel Kritische succes- factoren

Talenten worden ontwikkeld door het aanbieden van extra vakken , masterclasses en het aanbieden van meer keuzemogelijkheden. Excellentie op atheneum wordt bevorderd. Motivatie van leerlingen door deze specifieke vakken en activiteiten aan te bieden.

Prestatie indicatoren

Plezier op school stijgt, hetgeen moet blijken uit de scores van de relevante vragen uit het tevredenheidsonderzoek.

Normen Tevredenheidsonderzoek relevante vragen scoren hoger dan 2 jaar geleden en hoger dan de landelijke benchmark (er moeten ook vragen over het extra vak in verwerkt worden).

B Opdracht Voornemen Het aanbieden van extra mogelijkheden in de bovenbouw: filosofie, extra vak, Masterclass, keuzemogelijkheden. De Masterclass moet in alle profielen ontwikkeld worden.

Aanvullende eisen

Cursussen/scholing aanbieden voor docenten zodat ze deze vakken op niveau kunnen verzorgen.. Klassenverkleining om extra vakken. Er moet budget zijn om deze vakken aan te bieden en er moet draagvlak zijn bij docenten om de lessen te verzorgen. Ook moeten de leerlingen hierin geïnteresseerd zijn.

C Wie? Aansturen Adjunct-directeur bovenbouw

Maken Docenten/secties die geïnteresseerd zijn om deze lessen te geven.

Ontvangen Leerlingen, medewerkers

D Wanneer? Startdatum Is reeds gestart

Tussentijds April/mei

Einddatum Er is geen einddatum

Cyclus Jaarlijks in april/mei worden de extra vakken, lessen filosofie en Masterclass en keuzemogelijkheden geëvalueerd.

Page 38: Schoolplan 2013 2016

38

5.h. Cultuurbeleid

Het Bertrand Russell College heeft in de afgelopen jaren het Cultuurbeleid tot speerpunt gemaakt in de schoolontwikkeling. Kunst en Cultuur hoort bij de algemene ontwikkeling en heeft een plaats in het dagelijks leven. Op onze school streven we er naar dat alle leerlingen zich optimaal kunstzinnig kunnen ontplooien, zowel individueel als in groepsverband. Door de aard van de activiteiten die voorkomen uit het cultuuronderwijs, binnen alle leerjaren en vakken op school, zijn alle medewerkers in meer of mindere mate betrokken bij de uitvoering van het Cultuurbeleid.

Er is een doorlopende leerlijn waarbinnen elk leerjaar één keer gezamenlijk naar het theater gaat en één keer gezamenlijk naar een museum. Daarnaast krijgen alle leerlingen workshops op het gebied van kunst en cultuur.

De aandacht ligt per leerjaar op een andere kunstvorm: leerjaar 1 theater , leerjaar 2 muziek, leerjaar 3 dans, leerjaar 4 fotografie/film en kunst algemeen, leerjaar 5 film en kunst algemeen.

In de eerste drie leerjaren is er aan het einde van elke periode een voorstelling in de aula: de periodesluiting.

In het programma van de keuzelessen, die ontwikkeld worden voor de eerste drie leerjaren, wordt aandacht besteed aan oa. muziek en drama.

Daarnaast zijn er buiten het curriculum de volgend activiteiten:

In leerjaar 1, 2 en 3: deelname is mogelijk aan een theaterabonnement.

Er is een jaarlijks schoolvoorstelling, een activiteitenweek, een open podium en een filmfestival. Ook is er een band en is er een koor. Jaarlijks worden er ook buitenlandse reizen georganiseerd.

Sterke punten:

Grote variatie in het aanbod van culturele activiteiten

Breed gedragen door de ouders

Er is een enthousiaste groep medewerkers die veel tijd steekt in kunst en culturele activiteiten

Ontwikkelpunten:

Er kan beter gecommuniceerd worden naar medewerkers en ouders

De bewustwording bij een deel van de medewerkers dat het belangrijk is dat we allen aan de doelstellingen van het cultuurbeleid een bijdrage leveren.

Het ontwikkelen van vakoverstijgend aanbod

Overwogen kan worden om meer cultuurgerichte vakken in het curriculum op te nemen

Page 39: Schoolplan 2013 2016

39

Beleidsvoornemen 8: Communicatie verbeteren met als doel de verantwoordelijkheid van collega’s ten aanzien van het cultuurbeleid te vergroten en er voor zorgen dat alle medewerkers het beleid mee dragen.

Waarom? We profileren ons als cultuurschool en er is een concreet cultuurplan, maar voor veel medewerkers lijken de activiteiten ad-hoc. Docenten hebben zorg over lesuitval en lijken de culturele activiteiten als extra belasting op hun werktaken te voelen. Met docenten wordt nog niet voldoende gecommuniceerd en ze worden nog niet voldoende bij het beleid betrokken.

A Doel Kritische succes- factoren

De medewerkers hebben inzicht in het cultuurbeleid van de school. Er zijn binnen de school duidelijke afspraken over de bijdrage van alle medewerkers aan de uitvoering van het cultuurbeleid. Er is een duidelijke overlegstructuur over het culturele programma. Draagvlak voor het cultuurbeleid vergroten.

Prestatie indicatoren

Alle collega’s zetten zich in bij de uitvoering van het cultuurbeleid. Het cultuurbeleid wordt jaarlijks gecommuniceerd naar de medewerkers.

Normen Iedere medewerker neemt naar rato deel aan de schoolactiviteiten en wordt ingezet bij de uitvoering van het cultuurbeleid.

B Opdracht Voornemen Het actualiseren van het Cultuurbeleidsplan en het verzorgen van een goede communicatie hierover. Aan het einde van ieder schooljaar het organiseren van de deelname van de collega’s aan de activiteiten van het komende schooljaar. Onderzoeken hoe er meer ruimte in het lesrooster kan komen voor het integreren van andere vakken bij de culturele activiteiten.

Aanvullende eisen

Organiseren van overlegmomenten in het jaarrooster. Betrokkenheid van de cultuurcoördinator en de schoolleiding bij het overleg.

C Wie? Aansturen directie

Maken Coördinator cultuur

Ontvangen medewerkers

D Wanneer? Startdatum Is reeds gestart

Tussentijds Jaarlijks in april

Einddatum Er is geen einddatum

Cyclus Jaarlijkse evaluatie in april

Page 40: Schoolplan 2013 2016

40

Beleidsvoornemen 9: Communicatie verbeteren met als doel de betrokkenheid van de ouders en de leerlingen te vergroten.

Waarom? We profileren ons als cultuurschool en er is ook een concreet cultuurplan, maar veel leerlingen en ouders hebben nog geen overzicht over de leerjaren en zien dus niet altijd de samenhang van alle activiteiten. Het Cultuurbeleid wordt voor een belangrijk deel betaald uit de vrijwillige ouderbijdragen en we zijn dus afhankelijk van het begrip onder de ouders.

A Doel Kritische succes- factoren

De ouders en leerlingen hebben kennis van het cultuurplan als geheel. Het vormt mede een keuzefactor voor onze school. De bekendheid met het cultuurplan moet worden vergroot.

Prestatie indicatoren

Ouders betalen vrijwel allemaal hun vrijwillige bijdragen voor de culturele activiteiten. Ouders en leerlingen waarderen onze activiteiten.

Normen De relevante vragen in het tevredenheidsonderzoek leveren scores op de op of boven de landelijke benchmark liggen. In de klankbordgroepen, de leerlingenraad, de ouderraad en in de contactouders-groep wordt een positief oordeel uitgesproken over de schoolactiviteiten.

B Opdracht Voornemen In de communicatie met de ouders steeds de doorlopende leerlijn aangeven. Eigen plek voor het cultuurbeleid op de website. In ouderkrant, voorlichtingsmateriaal, schoolkrant e.d. aandacht besteden aan het cultuurbeleid.

Aanvullende eisen

Tijdig, ruim voor het einde van het schooljaar, de informatie beschikbaar hebben voor informatie naar ouders en leerlingen.

C Wie? Aansturen directie

Maken Coördinator cultuur

Ontvangen Ouders en leerlingen

D Wanneer? Startdatum Is reeds gestart

Tussentijds Jaarlijks in april

Einddatum Er is geen einddatum

Cyclus Jaarlijkse evaluatie in april

Page 41: Schoolplan 2013 2016

41

Beleidsvoornemen 10: Meer kunst en cultuur zichtbaar in het curriculum plaatsen.

Waarom? Ondanks een uitgebreid cultuurplan kunnen we aan het lesrooster niet zien dat cultuur een van onze speerpunten is. In de eerste drie leerjaren kan via de keuzelessen wel meer kleur aan het rooster worden gegeven, maar dat is nu in de bovenbouw nog niet het geval. Dit voornemen sluit ook goed aan bij het ontwikkelen van talenten.

A Doel Kritische succes- factoren

Bevorderen van vakoverstijgende projecten. Binnen de bestaande vakken een vast deel van de tijd aandacht voor cultuur. Uitbreiding van de cultuurvakken waar mogelijk. Een cultuurraad in het leven roepen.

Prestatie indicatoren

Er is in de lessentabel en in de tijd die leerlingen op school doorbrengen meer ruimte voor cultuurvakken. Ook in pauzes bijvoorbeeld.

Normen Het aantal uren in de kunstvakken is hoger dan bij vergelijkbare scholen. Het vak CKV blijft voor alle leerlingen bestaan.

B Opdracht Voornemen Onderzocht wordt of een kunstvak toegevoegd kan worden aan de examenvakken. Mogelijk als extra vak of keuzevak. Kunst en cultuur in de pauze: uitproberen. Opzetten van een team van leerlingen die activiteiten organiseren. Culturele stage ontwikkelen.

Aanvullende eisen

Financiële middelen. Draagvlak binnen de school.

C Wie? Aansturen directie

Maken Coördinator cultuur/ directie

Ontvangen Medewerkers, leerlingen en ouders

D Wanneer? Startdatum 2013

Tussentijds Jaarlijks in april

Einddatum Er is geen einddatum

Cyclus Jaarlijkse evaluatie in april

Page 42: Schoolplan 2013 2016

42

5.i. Profilering Bèta-vakken

Inleiding Het Bertrand Russell College is in de afgelopen jaren sterk betrokken geweest bij landelijke Bèta-projecten als Bèta-partners. Ook heeft de school deelgenomen aan het Universumprogramma. Op dit moment neemt de school deel aan het programma School aan Zet, waarbinnen docenten deelnemen aan ontwikkelteams op het gebied van Excellentie en E-learning. De school geeft ook uitvoering aan de afspraken die gemaakt zijn binnen het Bestuursakkoord, waarin de VO-Raad en het ministerie de gezamenlijke ambities hebben vastgelegd. Een van de geformuleerde ambities is het realiseren van goede prestaties op de kernvakken en brede vorming. Een streefdoel hierbij is een hoger percentage leerlingen dat kiest voor techniek/N-profiel (havo/vwo: 55%). Op dit moment wordt hier op het BRC al aan voldaan in het VWO. Dit komt mede door de eisen die de Universiteiten stellen aan hun docenten. Op de HAVO is het percentage leerlingen binnen een N-profiel lager. Dit wordt mede veroorzaakt door het feit dat de vervolgopleidingen doorgaans geen specifiek profiel vragen en ook de aangescherpte eisen ten aanzien van de kernvakken dragen hier aan bij. Naast het streven om méér leerlingen te interesseren voor de N-profielen, is het vooral belangrijk dat leerlingen met goede capaciteiten en motivatie voor de Bèta-vakken deze keuze maken. Om aan de bovenstaande doelstellingen goed vorm te kunnen geven zijn in 2012 de vaklokalen van biologie, natuurkunde en scheikunde verbouwd en gemoderniseerd. Ook is er een moderne binasruimte ontstaan en is er een practicumlokaal bijgekomen. De school beschikt in de bovenbouw nu over vier goed uitgeruste practicumlokalen voor deze vakken. In de onderbouw waren de lokalen voor biologie en natuurkunde al gemoderniseerd. Ook voor leerlingen binnen het N-profiel beschikken we nu dus over een moderne uitdagende leeromgeving. Sterke punten:

Sterke monovakken

Goed geschoolde en gemotiveerde docenten en toa’s

Sterke nadruk op practicumlessen binnen het curriculum

Ontwikkelpunten:

Voor leerlingen kunnen de vakoverstijgende leerstofonderdelen duidelijker worden gemaakt.

De lessen NLT worden wel op havo, maar niet op vwo aangeboden

De leerlingen met de goede capaciteiten en motivatie voor de Bèta-vakken, volgen niet altijd onderwijs binnen een N-profiel. Het streven is er op gericht het onderwijs binnen de N-profielen voor hen aantrekkelijker te maken, zodat er vaker voor een N-profiel gekozen wordt. Er zijn ook leerlingen die niet over de juiste capaciteiten en/of motivatie beschikken, die wel het N-profiel trachten te volgen. Het streven moet er op gericht zijn alle leerlingen op een voor hen juiste plaats te krijgen.

Page 43: Schoolplan 2013 2016

43

Beleidsvoornemen 11: Het interesseren van leerlingen met goede capaciteiten en motivatie voor de Bèta-vakken voor de N-profielen.

Waarom?

Er is een streven om de N-profielen aantrekkelijker te maken voor meer leerlingen die over goede capaciteiten en motivatie beschikken voor de Bèta-vakken. Het aantal geschikte leerlingen dat nu voor de N-profielen kiest is aan de lage kant. Ook worden de N-profielen gekozen door leerlingen met niet de juiste capaciteiten.

A

Doel

Kritische succes- factoren

Een combinatie van fysieke practica en computer simulaties zorgt voor een uitdagende leeromgeving voor de getalenteerde Bèta-leerling. Variatie in werkvorm en aanbieden van theorie met interactieve media ondersteuning draagt hier ook aan bij.

Prestatie indicatoren

Verhogen van het percentage leerlingen dat onderwijs volgt binnen de N-profielen, met als resultaat een groter deel van de leerlingen dat een diploma behaalt binnen de N-profielen. Verhogen van het slagingspercentage van de leerlingen binnen de N-profielen.

Normen Het percentage leerlingen dat de N-profielen volgt moet stijgen en van

deze leerlingen moet 90-100% het N-profiel succesvol kunnen afronden.

B Opdracht Voornemen Beginnen bij de Bèta-docenten met scholing en creëren van draagvlak

d.m.v. het organiseren van Bèta-clusteroverleg

Goede voorlichting naar de leerlingen door het decanaat bij de studie- en beroepskeuze

Aanvullende eisen

Voldoende geschikte leermiddelen Docenten gekwalificeerd Omvang groep afgestemd op beschikbare middelen

C

Wie?

Aansturen schoolleiding

Maken Bèta docenten

Ontvangen Bèta docenten en leerlingen met beta-capaciteiten en motivatie

D

Wanneer?

Startdatum Is reeds gestart

Tussentijds September 2013

Einddatum Project van 3 jaar

Cyclus Jaarlijkse evaluatie in september

5.j. Taalbeleid en Rekenbeleid

5.j.1. Taalbeleid

Inleiding

Uit ervaring en onderzoek blijkt dat steeds meer leerlingen moeite hebben met de

schoolse taalvaardigheid. De schooltaal die gebruikt wordt om kennis bij te brengen

en vaardigheden te ontwikkelen, is complexer dan de dagelijkse omgangstaal van

veruit de meeste leerlingen. Taalbeheersing beïnvloedt onmiskenbaar het

leerrendement van de leerlingen.

Het taalbeleid van de school is daarom ook gericht op alle leerlingen van het

Bertrand Russell College en streeft naar een bewustwording van het belang van

taal bij alle leerlingen en personeelsleden.

Dit impliceert dat ook docenten van niet-taalvakken zich bewust moeten worden van

de talige processen waarmee leerlingen informatie en inzicht verwerven. Taal en

kennisoverdracht zijn dus te allen tijde verweven. Ook bij exacte vakken en

Page 44: Schoolplan 2013 2016

44

zaakvakken bestaat er een frictie tussen de taalvaardigheden van leerlingen en de

taaleisen die gesteld worden. Talige factoren als tekstbegrip, tekstanalyse, het goed

kunnen formuleren van vragen en antwoorden, functioneel schrijven en presenteren

spelen een steeds grotere rol, ook bij deze vakken. Het voeren van een goed

taalbeleid op school kan helpen de neergaande spiraal in de taalvaardigheid te

doorbreken.

Taalgericht vakonderwijs

Taalgericht vakonderwijs is een didactisch concept dat activerende

werkvormen, samenwerkend leren en verschillende vormen van taalsteun

combineert. Uitgangspunt is dat het verminderen van de taalachterstand en het

bevorderen van de taalvaardigheid van de leerlingen moet plaatsvinden in de

lessen van alle vakken, en niet alleen in de lessen Nederlands. Op die manier wordt

actie ingezet waar de problemen het duidelijkst aan het licht komen namelijk in de

lessituatie van elk vak.

Alle medewerkers hebben een voorbeeldfunctie en hanteren correct taalgebruik. Er

is in alle lessen aandacht voor taalgericht vakonderwijs. Activerende didactiek en

het stimuleren van samenwerken van leerlingen spelen daarbij een belangrijke rol.

Alle docenten besteden structureel aandacht aan ontwikkeling van de

woordenschat van leerlingen. Alle docenten besteden structureel aandacht aan de

leesvaardigheid van leerlingen

90% van de leerlingen heeft minimaal het bij hun leeftijd en opleiding passende

vereiste referentieniveau. Daarbij kunnen ze deze taalvaardigheden gebruiken in

een persoonlijke, maatschappelijke en culturele context zodat zij onderbouwde

beslissingen kunnen nemen en uitspraken kunnen doen.

Leerlingen krijgen de kans om een eigen route te kiezen waarmee ze hun

individuele taalniveau verder ontwikkelen. Dit geldt zowel voor het eigen

strategiegebruik als voor een individueel traject. Daarvoor wordt de startpositie van

elke leerling als uitgangspunt genomen.

Taalbeleid

In het taalbeleid wordt verwoord op welke manier het BRC de taalbeheersing van

leerlingen een permanente bron van aandacht en zorg laat zijn. Centraal staat dat

taalbeleid erop gericht is de onderwijskansen van leerlingen te vergroten.

Taalbeleid omvat het taalonderwijs van het vak Nederlands zelf, het gebruik van

taal in de andere vakken maar ook taalstimulering in de buitenschoolse activiteiten.

Sterke punten

Het taalbeleid is bekend bij alle docenten van het BRC; de docenten zijn zich bewust van het belang van taalbeheersing bij het succes in alle schoolvakken

Page 45: Schoolplan 2013 2016

45

Er is een taalwerkgroep met een taalcoördinator. De taalwerkgroep organiseert regelmatig activiteiten die het belang van het taalbeleid (opnieuw) onder de aandacht brengen en publiceert met enige regelmaat een taalbulletin voor het hele personeel.

Ontwikkelpunten

Meten van resultaten van het taalbeleid

Borgen van het beleid

Consensus verkrijgen over wat betekent ‘ieder docent is een taaldocent’?

Consensus verkrijgen over de vraag:moet de taal van de leerlingen (verbaal en nonverbaal) meegenomen worden in de beoordeling van de prestatie van de leerling?

Consensus verkrijgen over de vraag: Wat verwachten we van iedere docent minimaal?

Page 46: Schoolplan 2013 2016

46

Beleidsvoornemen 12: Er komt een taalbeleid met consensus onder alle medewerkers

Waarom? Het is belangrijk dat onze leerlingen de school verlaten met een goed taalniveau. Er zijn eisen wat betreft referentieniveau en om volwaardig aan het maatschappelijk verkeer te kunnen deelnemen is voor iedereen voldoende taalbeheersing een vereiste

A Doel Kritische succes- factoren

Goede niveaumetingen en maatwerkprogramma’s

Prestatie indicatoren

Cito Vas resultaten, landelijke benchmark en resultaten op het examen.

Normen De leerlingen gebruiken correct Nederlands in toetsen, werkstukken,

presentaties en communicatie met medeleerlingen en personeel, zowel

schriftelijk als mondeling.De scores van de CITO-toetsen op het gebied

van taal volgen de te verwachten prestatiecurve met als einddoel

referentieniveau 3F voor Havo en 4F voor VWO. Het

slagingspercentage is 90% of hoger.

B Opdracht Voornemen Docenten:

bieden taalsteun in de les en stimuleren structureel leerlingen in de les om te praten en te schrijven over de lesinhoud.

stimuleren de leerlingen correct Nederlands te gebruiken in toetsen, werkstukken, presentaties en communicatie met medeleerlingen en personeel, zowel schriftelijk als mondeling.

Maken binnen de secties afspraken over hun aanpak van specifieke vaktaaltermen

De mentor

besteedt aandacht aan het belang van de taalvaardigheid bij het behalen van goede resultaten in alle vakken en ondersteunt de leerling bij het verbeteren daarvan.

Aandacht voor taalverbetering/bevordering is vast onderdeel van de driehoeksgesprekken.

De schoolleiding

stelt in de gesprekkencyclus taalvaardigheid van de docent en taalgericht vakonderwijs aan de orde en stimuleert en faciliteert na- en bijscholing op het gebied van taalgericht vakonderwijs.

faciliteert de taalwerkgroep in tijd en budget. De taalwerkgroep

creëert voortdurend draagvlak voor taalgericht vakonderwijs en legt contact met alle vaksecties

is actief op het gebied van uitwisseling en scholing tussen én aan docenten en is verantwoordelijk voor de communicatie over het taalbeleid van de school.

Aanvullende eisen

Deelname aan CITO-toets is vereiste

Scholing tvo van personeel indien gewenst.

C Wie? Aansturen schoolleiding

Maken taalwerkgroep

Ontvangen Leerlingen en medewerkers

D Wanneer? Startdatum Is reeds gestart

Tussentijds April/mei

Einddatum Er is geen einddatum

Cyclus Jaarlijks in april/mei worden het taalonderwijs geëvalueerd.

Page 47: Schoolplan 2013 2016

47

5.j.2. Rekenbeleid

Inleiding

Het BRC schept een veilige leeromgeving waarin alle betrokkenen binnen en buiten

de school elkaar serieus nemen en zich naar behoren inspannen. Leerlingen leren

dat fouten maken bij rekenen mag zodat ze met vertrouwen op eigen niveau leren

rekenen. Bij de toetsen gaat het om niveaubepaling om in te schatten hoe het

rekenonderwijs afgestemd kan worden op de leerling. Het BRC zorgt voor een

doorlopende leerlijn zodat alle leerlingen het gewenste referentieniveau halen.

In de lessen ervaren leerlingen dat het rekenonderwijs aansluit op hun leerbehoefte.

Zij weten waarom rekenen belangrijk is en wat het te behalen niveau moet zijn.

Rekenen vindt plaats op een activerende manier door instructie, ICT, spelvormen

en passende rekenoefeningen (opbrengstbewust rekenen).

De leerlingen

Leerlingen krijgen de kans om een eigen route te kiezen waarmee ze hun

individuele rekenniveau verder ontwikkelen. Dit geldt zowel voor het eigen

strategiegebruik als voor een individueel traject. Daarvoor wordt de startpositie van

elke leerling als uitgangspunt genomen.

Leerlingen halen zo snel mogelijk minimaal het vereiste referentieniveau 3F. Daarbij

kunnen leerlingen deze rekenvaardigheden gebruiken in een persoonlijke,

maatschappelijke en culturele context zodat zij onderbouwde beslissingen kunnen

nemen en uitspraken kunnen doen.

De leerlingen ervaren rekenen als zinvol. Het BRC stimuleert het plezier in rekenen

door rekenen betekenisvol te maken en aan te laten sluiten bij de belevingswereld

en het rekenniveau van de leerling.

Op het BRC zijn alle betrokkenen (leerlingen, docenten en directie)

medeverantwoordelijk.

De docenten

Rekenen komt overal voor en is dus niet alleen het domein van de

wiskundedocenten. Daarom besteedt elke docent hieraan bewust aandacht door

het verband te leggen met zijn vak, het dagelijks leven, het beroep en de cultuur. Dit

vraagt van alle docenten dat zij geschoold zijn in het omgaan met het tekort aan

schoolse rekenvaardigheden bij de leerlingen en dat zij binnen hun eigen vakgebied

helpen om de schoolse rekenvaardigheden verder te ontwikkelen en uit te bouwen.

De schoolleiding van het BRC streeft ernaar dat alle leerlingen in de

voorexamenklas het vereiste 3F niveau gehaald hebben met tenminste een vijf

Page 48: Schoolplan 2013 2016

48

waardoor zij vanaf schooljaar 2013-2014 met goed gevolg het examen kunnen

afleggen.

Meer specifiek heeft de schoolleiding de ambitie dat vanaf dat schooljaar álle VWO leerlingen en 80% van de havo leerlingen referentieniveau 3F met tenminste een zes afronden.

Omdat zo’n 15% van de leerlingen niet voor alle domeinen met referentieniveau 1S

niveau instroomt, zullen deze leerlingen extra ondersteuning en instructie krijgen in

de vakhulplessen naast de extra rekentijd bij de wiskundelessen. Doel: De

resultaten van deze groep leerlingen zijn aan het eind van de brugklas wel op het

niveau van referentieniveau 1S.

De groei van de rekenvaardigheden per leerjaar loopt tenminste parallel met de

landelijke benchmark. Dit is zichtbaar in de overzichten die het Cito volgsysteem

biedt.

Sterke punten

Het rekenbeleid bekend bij alle docenten van het BRC; de docenten zijn zich bewust van het belang van rekenen bij het schoolsucces

Er is een rekencoördinator die in overleg met de schoollediing het rekenonderwijs verder ontwikkelt.

Het niveau van de leerlingen wordt systematisch gemeten in het CITO volgsysteem

Er is al deelgenomen aan de pilot rekentoets in de voorexamenklassen Ontwikkelpunten

Consensus verkrijgen over wat betekent ‘iedere docent in een vak waar gerekend wordt draagt bij aan het ontwikkelen van de rekenvaardigheid bij de leerlingen’?

Consensus verkrijgen over de vraag: Wat verwachten we van iedere docent in de rekenvakken minimaal?

Page 49: Schoolplan 2013 2016

49

Beleidsvoornemen 13: De leerlingen halen in de voorexamenklas voor rekenen het vereiste niveau 3F

Waarom? Het is belangrijk dat onze leerlingen de school verlaten met een goed rekenniveau.

A Doel Kritische succes- factoren

Goede niveaumetingen en maatwerkprogramma’s

Prestatie indicatoren

Cito Vas resultaten, landelijke becnchmark en resultaten op het rekenexamen.

Normen Alle vwo leerlingen en 80 % van de havo leerlingen ronden het referentieniveau 3F af met minstens een 6.

B Opdracht Voornemen Alle leerlingen worden op hun nieveau getest. Er zijn rekenlessen in de onderbouw en maatwerkprogramma’s in de bovenbouw.

Aanvullende eisen

Niveau bewaken en een doorlopende leerlijn vastleggen.

C Wie? Aansturen Adjunct-directeur onderbouw en bovenbouw

Maken Docenten wiskunde en andere rekenvakken

Ontvangen Leerlingen

D Wanneer? Startdatum Is reeds gestart

Tussentijds April/mei

Einddatum Er is geen einddatum

Cyclus Jaarlijks in april/mei worden het rekenonderwijs geëvalueerd.

Page 50: Schoolplan 2013 2016

50

Schoolplan hst. 6 Personeelsbeleid.

6.a. Doelen van het personeelsbeleid.

De Koers 2015 van OVO Zaanstad en de missie van het Bertrand Russell College geven richting aan de ontwikkeling van de school. De missie van de school is vastgelegd in het schoolplan. Doel van het personeelsbeleid is de schoolontwikkeling te koppelen aan de ontwikkeling van de medewerkers, waarbij de persoonlijke kwaliteiten van de medewerkers een belangrijke rol spelen. Hierbij is aandacht voor teamontwikkeling en individuele ontwikkeling en speelt samenwerking en intervisie een belangrijke rol.

Het Bertrand Russell College wil voor haar personeelsleden een aantrekkelijke werkgever zijn door het personeel in staat te stellen zo optimaal mogelijk het werk te kunnen verrichten. Dit houdt in dat er een veilige werksfeer heerst, een goede communicatie plaats vindt van schoolleiding naar personeel en andersom, tijdige functionerings- en ontwikkelingsgesprekken plaatsvinden, goede scholingsmogelijkheden worden geboden en er ook aandacht is voor het personeel in situaties dat er verzuim optreedt.

Sterke punten:

Relatief laag ziekteverzuim in de afgelopen jaren op het BRC

Gesprekkencyclus is binnen OVO Zaanstad vastgesteld en gestart

De zeven competenties voor docenten zijn vastgesteld

Er is duidelijk beschreven aan welke eisen een les op het BRC moet voldoen.

Ontwikkelpunten:

Uitvoering geven aan de gesprekkencyclus

Intervisie breder invoeren

De competenties van het OOP zijn binnenOVO Zaanstad nog niet vastgelegd

De OOP functies moeten binnen OVO Zaanstad opnieuw beschrven worden

Communicatie binnen de school verbeteren

Page 51: Schoolplan 2013 2016

51

6.b. Zorg voor het welzijn

Op het BRC is er laagdrempelig contact is tussen de medewerkers en de schoolleiding. Er is aandacht voor de medewerkers bij persoonlijke gebeurtenissen van de personeelsleden. Er is een duidelijk ziekteverzuimbeleid, waarbij er ook een goed en geregeld contact is met de bedrijfsarts.

Beleidsvoornemen14 : Goed personeelsbeleid voortzetten en verbeteren

Waarom? Een van de doelstellingen van het personeelsbeleid is dat het personeel in staat wordt gesteld optimaal het werk te kunnen verrichten. Zowel wat betreft de persoonlijke ontwikkeling als in de ontwikkeling van het team.

A Doel Kritische succes- factoren

Wat vinden de medewerkers belangrijk om goed te kunnen functioneren in een, zowel in materieel als immaterieel opzicht, prettige werkomgeving.

Prestatie indicatoren

Veilige werksfeer, ziekteverzuim, scholingsaanbod, taakbeleid en formatiebeleid in relatie tot de doelstellingen van de school, communicatie hierover.

Normen Veilige werksfeer: open sfeer, gekenmerkt door het elkaar durven aanspreken en het voelen van een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid Ziekteverzuim is lager dan landelijk en lager dan het OVO Zaanstad gemiddelde. Scholingsaanbod: gericht op de schoolontwikkeling en op de ontwikkeling van de medewerkers bij de uitvoering van de werkzaamheden. Taakbeleid en formatiebeleid: gericht op het inzetten van de juiste medewerker op de juiste plaats. Communicatie: gericht op een goed overleg met de medewerkers vanuit de schoolleiding en een goede terugkoppeling vanuit de medewerkers naar de schoolleiding.

B Opdracht Voornemen Veilige werksfeer: bevorderen onderling lesbezoek, open deuren. Ziekteverzuim: in gesprek blijven met vaak of langdurig verzuimende collega’s. Scholingsaanbod voor het team gericht op de schoolontwikkeling en daarnaast individuele trajecten aanbieden. Taakbeleid en Formatiebeleid afgestemd met de medezeggenschapsraad Communicatie: bevorderen communicatie over het beleid door de schoolleiding naar de medewerkers en van de medewerkers naar de schoolleiding

Aanvullende eisen

Intervisie: ruimte maken of zoeken binnen het rooster, ruimte maken hiervoor binnen het taakbeleid. Communicatie verbeteren.

C Wie? Aansturen De schoolleiding

Maken De schoolleiding en de medewerkers

Ontvangen Medewerkers

D Wanneer? Startdatum Is reeds gestart

Tussentijds September/oktober evaluatie

Einddatum Er is geen einddatum

Cyclus Jaarlijks in september/oktober wordt het personeelsbeleid geëvalueerd.

Page 52: Schoolplan 2013 2016

52

Het ziekteverzuim krijgt al jaren veel aandacht van de schoolleiding. Het streven is zowel de verzuimfrequentie als het totale verzuim relatief binnen OVO Zaanstad en ten opzichte van het landelijk gemiddelde laag te houden. Dit is de laatste jaren gelukt en we zetten ons in om dit zo te houden.

Aan de werkomstandigheden wordt veel aandacht geschonken. De gebouwen worden voortdurend aangepast aan de eisen van de tijd. Zo is in 2012 de binask-afdeling geheel vernieuwd en zijn beide gebouwen in een goede staat van onderhoud en zijn de lokalen voorzien van de moderne technologisch voorzieningen.

Er wordt gezorgd voor een goed werkklimaat en een goede sfeer door o.a. heldere taakverdelingen en taakomschrijvingen, duidelijke overlegstructuren tussen de geledingen, een goede interne communicatie en een goede zorg voor de uitvoering van de Arbeidsomstandighedenwet.

6.c. Professionaliseringsplan

De professionaliseringsactiviteiten vinden zoveel mogelijk binnen de school plaats. Hierbij zullen waar nodig deskundigen van buiten in de school worden gehaald. De professionalisering van alle medewerkers binnen de school, zowel OOP, OP als directie, is gericht op de ontwikkeling van de competenties van de individuele medewerkers en op de ontwikkeling van de competenties waaraan de organisatie nu en in de toekomst behoefte heeft.

Hierbij is een belangrijk punt hierbij is het realiseren en bewaren van een warm pedagogisch klimaat, waarin iedereen zich gewaardeerd voelt. Binnen zo’n klimaat is iedereen bereid om (van elkaar) te leren.

Sterke punten:

De ambities op het gebied van de competenties zijn duidelijk: gericht op het differentiëren in de klas ( hierbij het omgaan met verschillen, bieden van zorg en aandacht voor excellentie)

Scholing voor alle docenten is gestart

Ontwikkelpunten:

Intervisie moet nog goed van de grond komen

Ontwikkelen van lestechnieken die ruimte maken voor de docent om aandacht te geven aan verschillen tussen leerlingen

Page 53: Schoolplan 2013 2016

53

6.d. Formatietoedelingsbeleid

Bij de formatietoedeling gelden de volgende uitgangspunten:

1. De school krijgt een fte-budget t.b.v. de personeelsformatie. Bij de berekening van het budget is de ministeriële norm voor categorale scholen het uitgangspunt.

2. Bij het bepalen van het formatiebudget wordt gebruik gemaakt van het gemiddelde van het feitelijke aantal leerlingen in het lopende schooljaar en het verwachte aantal leerlingen in het komend schooljaar. (Het verschil tussen t en t-1; teldatum 1 oktober).

3. Het formatiebudget voor de school is zowel een financieel kader als een fte-raamwerk.

Beleidsvoornemen 15: Professionaliteit en communicatie verbeteren

Waarom? Ambitie: het realiseren van een warm pedagogisch klimaat, waarin iedereen zich gewaardeerd voelt. Hierbij veel aandacht voor goede communicatie en het communiceren van de goede dingen.

A Doel Kritische succes- factoren

Kennis van: Wie dient wat te weten en bij wie is welke informatie te halen Vaardigheid in: Het goed verzorgen van de communicatie: intern, extern Het geven van elkaar ondersteunende feedback Het goed naar buiten toe representeren van de school Gedrag van allen: Respectvol omgaan met de ander Elkaar aanspreken op gedrag Je gedragen als een waardig representant van de school

Prestatie indicatoren

Positieve resultaten op dit punt in het tevredenheidsonderzoek

Normen In het tevredenheidsonderzoek een score op of boven het landelijk gemiddelde.

B Opdracht Voornemen Training gesprekstechnieken door de schoolleiding (is reeds gestart) Heldere communicatie van de schoolleiding naar alle collega’s, ook via de teams. Duidelijke communicatie van de medewerkers naar de schoolleiding.

Aanvullende eisen

Indien mogelijk vroegtijdig plannen bespreken in de teams, opbouwen van draagvlak voor de plannen.

C Wie? Aansturen De schoolleiding

Maken De schoolleiding en de medewerkers

Ontvangen De schoolleiding en de medewerkers

D Wanneer? Startdatum Is reeds gestart

Tussentijds September/oktober evaluatie

Einddatum Er is geen einddatum

Cyclus Jaarlijks in september/oktober wordt dit beleidsvoornemen geëvalueerd

Page 54: Schoolplan 2013 2016

54

4. Daarnaast zijn er geoormerkte budgetten, bijv. voor Talenten Ontwikkelen en uit de Prestatiebox.

5. Uit het financiële budget van de school moeten alle personele kosten betaald worden.

6. Voor het formatiebudget is de vestigingsdirecteur budgetverantwoordelijk.

De school bepaalt binnen de formatieve ruimte hoe de middelen worden ingezet. De directie bespreekt jaarlijks de wijzigingen in de inzet van de middelen met de MR. De formatieve inzet wordt bij de urenverdeling gecommuniceerd naar de secties. Op individuele basis worden afspraken met de medewerkers gemaakt. Dit alles leidt tot een formatieve inzet voor een schooljaar. Verslag hiervan wordt gedaan in de toelichting op de formatie dat aan het begin van het schooljaar verschijnt.

Sterke punten:

Een duidelijk formatietoewijzingssysteem

Overzicht van de gegevens voor alle medewerkers aan het begin van het schooljaar

Ontwikkelpunten:

Vaak zijn de extra budgetten laat in het schooljaar bekend, zodat een besluitvorming over de besteding van de gelden onder druk staat.

De extra budgetten zijn vaak niet structureel.

De materie is ingewikkeld en daarom niet voor iedereen inzichtelijk.

6.e. Taakbeleid

Met betrekking tot het taakbeleid is een kaderregeling opgesteld voor alle onder het bestuur ressorterende scholen. Het uitgangspunt hierbij de CAO-VO.

De kaderregeling geeft de hoofdlijnen aan waarbinnen de scholen hun eigen taakbeleid kunnen vorm geven, en geeft als zodanig richtlijnen voor:

de taakomvang van de docenten;

de wijze van taakverdeling.

de wijze waarop rekening gehouden wordt met de deeltijders, senioren, docenten die op meerdere locaties werken, en de beginnende docenten.

Daarnaast geeft het een antwoord op de vraag welke taken tot de lesgebonden taak behoren en welke daar geen deel van uitmaken.

De school geeft binnen de kaderregeling een eigen invulling aan het taakbeleid. Hierover wordt jaarlijks in de toelichting op de formatie aan alle collega’s verslag gedaan. In deze toelichting worden de belangrijkste wijzigingen in het taakbeleid uitgelegd. De collega’s krijgen naast de toelichting ook een persoonlijke uitdraai van het taakbeleid. In de personeelskamers hangt gedurende enkele maanden, tot aan

Page 55: Schoolplan 2013 2016

55

de kerstvakantie een compleet overzicht van de personeelsinzet, met aantallen lessen en taken per docent.

Sterke punten:

De taken en de bijbehorende beloningen zijn voor een ieder inzichtelijk door publicatie op de prikborden in de personeelskamers.

De toelichting aan het begin van het schooljaar maakt de inzet in het kader van het taakbeleid inzichtelijk.

De taken worden jaarlijks geëvalueerd.

Ontwikkelpunten:

Het taakbeleid voorziet in een vergoeding in tijd voor de uitgevoerde taken. Deze tijd is vaak slechts een gedeeltelijke vergoeding voor de gewerkte uren.

Het taakbeleid is ingewikkeld en daarom niet voor iedereen eenvoudig te doorgronden.

6.f. Beleid ten aanzien van loopbaan en scholing

Binnen het kader van de gesprekkencyclus worden met alle medewerkers gesprekken gevoerd, waarbij het persoonlijk ontwikkelingsplan besproken wordt. In dit plan komen de wensen van de medewerkers aan de orde ten aanzien van loopbaan en scholing. De leidinggevende geeft het standpunt van de leiding die er zijn ten aanzien van deze punten. Hieruit kan een noodzaak of een verzoek tot scholing ontstaan.

Jaarlijks stelt de schoolleiding een plan op voor de scholing die centraal voor de medewerkers wordt georganiseerd. Het onderwerp van deze scholing is altijd direct verbonden met de ontwikkelingen binnen de school.

Ook is er ruimte voor vakspecifieke scholing en voor scholing op het gebied van de taken die de medewerkers vervullen.

De beoordeling van de noodzaak en wenselijkheid van de scholing en daarbij de weging van de bijbehorende kosten en lesuitval is aan de directie.

Sterke punten:

De scholing is een geïntegreerd onderdeel van de gesprekkencyclus

De scholing door de school georganiseerd is direct verbonden met de ontwikkelingen van de school

Er is ruimte voor een individuele ontwikkeling van de medewerkers

Ontwikkelpunten:

De gesprekkencyclus is nog niet voor iedereen gestart. Er zal goed vorm aan gegeven moeten worden.

Bij de afweging van het belang van de scholing speelt de onderwijstijd nog een belangrijke rol. Het overheidsbeleid op dit punt is niet standvastig en voor de toekomst niet duidelijk.

Page 56: Schoolplan 2013 2016

56

6.g. Integraal personeelsbeleid – IPB

Het BRC heeft sinds 2003 een Integraal Personeelsbeleid. Het is ontstaan uit een behoefte bij de docenten en de schoolleiding aan een nieuwe vorm voor de functioneringsgesprekken, waarin de onderwijskundige zaken, veel beter dan vroeger, aan bod komen. In 2012 is de nieuwe gesprekkencyclus van OVO Zaanstad van start gegaan met de eerste ronde startgesprekken. Deze worden gevolgd door twee rondes functionerings- en ontwikkelgesprekken, waarna het beoordelingsgesprek zal volgen. Daarna start de cyclus opnieuw.

Sterke punten:

Een duidelijk en gedragen OVO Zaanstad-beleid ten aanzien van de gesprekkencyclus.

Een heldere schoolprocedure binnen de kader van OVO Zaanstad.

Een goede verband tussen de schoolontwikkeling en de persoonlijke ontwikkeling van de medewerkers.

Ontwikkelpunten:

De nieuwe gesprekkencyclus moet voor veel collega’s nog beginnen. Hier wordt in het beleid prioriteit aan gegeven.

Page 57: Schoolplan 2013 2016

57

Beleidsvoornemen 16: Gesprekkencyclus verder vormgeven

Waarom? Het doel is de medewerkers optimaal in staat te stellen hun werk te verrichten, met daarbij het bevorderen van zowel de persoonlijke als de team ontwikkeling. De ontwikkeling van de medewerkers dient afgestemd te worden op de doelen van het team en de school. In het gesprek komen de doelen van de medewerker en de doelen van het BRC bijeen.

A Doel Kritische succes- factoren

Een persoonlijke ontwikkeling van de medewerkers en de afstemming daarvan op de te behalen doelen van het team en het BRC. De afstemming tussen persoonlijke doelen en de schooldoelen.

Prestatie indicatoren

Het voeren van een jaarlijks gesprek met alle medewerkers in het kader van de gesprekkencyclus.

Normen Elke medewerker heeft minimaal 1 gesprek in het kader van de gesprekkencyclus. Hierbij wordt het persoonlijk ontwikkelingsplan opgesteld en geevalueerd. De op dit onderwerp betrekking hebben de vragen scoren minimaal op het niveau van de externe benchmark bij het medewerkers tevredenheidsonderzoek (dat is het landelijk gemiddelde)

B Opdracht Voornemen -plannen en uitvoeren van de gesprekken -verslaggeving door de leidinggevende -opstellen persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) door de medewerker -in het derde jaar een beoordelingsgesprek

Aanvullende eisen

geen

C Wie? Aansturen schoolleiding

Maken Verslag door leiding en POP door medewerkers

Ontvangen Medewerker, leiding en Pen O (die doet de verslagen en POP’s in het (digitale) dossier

D Wanneer? Startdatum Is reeds gestart

Tussentijds Jaarlijks in juli

Einddatum geen

Cyclus 3 jarige cyclus

Page 58: Schoolplan 2013 2016

58

Schoolplan hst. 7 Overige beleidsterreinen

7.a. Het financiële en materiële beleid

Het financieel beleid van OVO Zaanstad en daarbinnen ook van het BRC, is erop gericht een financiële exploitatie te realiseren, waarbij lopende en toekomstige kosten kunnen worden gedekt. Er is een jaarlijkse begrotingscyclus, waarbinnen de doelstellingen van de school, de investeringsplannen en de financiële ruimte in relatie tot elkaar worden vastgelegd. Hierbij spelen de afdelingen Financiële zaken en Planning en Control van OVO Zaanstad een belangrijke rol.

Het BRC beschikt sinds een aantal jaren over twee gebouwen, die onderhoud vragen, schoongemaakt moeten worden en verwarmd, verlicht, gekoeld en geventileerd moeten worden. Dit levert een wat ongunstiger financiële situatie op in vergelijking met scholen die hun onderwijs binnen één gebouw kunnen verzorgen. Bovendien vragen de twee gebouwen een extra inzet van onderwijs ondersteunend personeel, zoals conciërges en baliewerkzaamheden bij de administratie.

In overleg met OVO Zaanstad is in de afgelopen jaren een oplossing voor het financieringstekort gevonden binnen het OVO-frictiefonds, in afwachting van de structurele oplossing waaraan nog gewerkt wordt.

7.b. ARBO

7.b.1 Huisvesting

De beide gebouwen van het Bertrand Russell College zijn gemoderniseerd. Ze worden goed onderhouden. Er is voor beide gebouwen een meerjaren onderhoudsplan opgesteld, waarvan de uitvoering wordt bewaakt door de afdeling Facilitaire zaken van OVO Zaanstad. Voor beide gebouwen is er een ontruimingsplan dat jaarlijks wordt op actualiteit wordt gecontroleerd. Ook wordt er jaarlijks een ontruimingsoefening voor beide gebouwen georganiseerd.

7.b.2. Bedrijfshulpverlening

De aanwezige bedrijfshulpverleners (in totaal ruim 20 personeelsleden) gaan jaarlijks naar de herhalingscursus. Er zijn twee ARBO-coördinatoren/preventiemedewerkers, die de volgende taken hebben:

Overleggen met en adviseren aan schoolleiding en MR

Risico’s signaleren in de beide gebouwen van het BRC;

Plan van aanpak uitvoeren;

Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) voor de twee gebouwen begeleiden;

Het informeren, enthousiasmeren, adviseren en ondersteunen van en communiceren met alle geledingen binnen de organisatie t.a.v. arbeidsomstandigheden en Arbobeleid.

Page 59: Schoolplan 2013 2016

59

7.c. Relationeel beleid (beleid m.b.t. de externe contacten)

Er zijn vele functionele contacten die OVO Zaanstad heeft met diverse instellingen, waaraan vaak ook het Bertrand Russell College een bijdrage levert. Daarnaast participeert het BRC ook in vele landelijke en plaatselijke overlegstructuren.

De school onderhoudt de volgende activiteiten:

Deelname aan School aan Zet, een voortzetting van het Universum-programma waaraan de school al eerder deelnam.

Er zijn contacten met de bedrijven, de Rotary en beroepsvertegenwoordigers. Met de hulp van deze contacten organiseert de school stages en ook de beroepsbeoefenarenavond in het kader van de studie en beroepskeuze voorlichting.

De school heeft goede contacten met de jeugdzorg, leerplicht, politie en GGD.

De school onderhoudt een goed contact met de directe omgeving van de school en reageert waar mogelijk direct en adequaat op signalen uit die omgeving.

De school neemt met haar vertegenwoordigers deel aan het regionale overleg over Passend Onderwijs en de Maatschappelijke Stage.

De school neemt deel aan het overleg met de andere scholen voor Voortgezet onderwijs in Zaanstad, bijvoorbeeld binnen het Algemeen management Overleg van OVO Zaanstad, het onderbouwoverleg van de HAVO/VWO scholen in Zaanstad en het VO-VAVO-overleg.

De school onderhoudt vele structurele contacten met het Primair onderwijs, met de VMBO-scholen en met het vervolgonderwijs.

Met het ILO van de UvA en met de VU zijn er contacten over het opleiden van nieuwe leraren.

Met diverse culturele instellingen geeft de school vorm aan het BRC cultuurbeleid:

Page 60: Schoolplan 2013 2016

60

Instelling

Plaats

Samen-werking

Informatie-bron

Regelmatig

Bezoek

MUZtheater Zaandam X X

de Bieb voor de Zaanstreek Krommenie X

Zaans Museum Zaandam X

Gemeentearchief Zaandijk X X

Zaans Filmhuis de Fabriek Zaandam X

Zaantheater Zaandam X X X

St. Zaanse Schans Zaandam X X

Reg. Steunpunt Fluxus Zaandam X X

Fort Krommeniedijk Krommenie X X

Rijksmuseum Amsterdam X

Amsterdams Historisch Museum

Amsterdam X

Scheepvaartmuseum Amsterdam X

Concertgebouw Amsterdam X

Jeugdtheater De Krakeling Amsterdam X

Danstheater Aya Amsterdam X

Rozentheater Amsterdam X

Anne Frankhuis Amsterdam X

Artis Amsterdam X

Muziektheater Amsterdam X X

Muziekgebouw aan ‘t IJ Amsterdam X X

Compagnie-theater Amsterdam X

Theater de Vest Amsterdam X

Museum Boymans van Beuningen

Rotterdam X

Gemeentemuseum Den Haag X

Kröller Müllermuseum Otterlo X

Van Goghmuseum Amsterdam X

Warner&Consorten Zaandam X

Page 61: Schoolplan 2013 2016

61

7.d. Interne en Externe Communicatie

Een goede communicatie is van groot belang. Hierbij gebruiken we steeds vaker ook de digitale middelen.

Ouders en leerlingen

Van alle ouders zijn de emailadressen beschikbaar en via dit kanaal verloopt de berichtgeving doorgaans. Ook de website blijft een belangrijke rol spelen als informatiebron voor de ouders. Daar zijn onder andere te vinden: het rooster, de ouderkrant, de schoolgids en de schoolkrant. Ook worden de ouders soms, bijvoorbeeld door de mentor, gebeld. In bijzondere gevallen wordt soms nog een brief opgestuurd. Ouders kunnen de cijfers en ook de absentie van hun kind volgen via Magister.

Ook de communicatie met de leerlingen vindt doorgaans rechtstreeks plaats via de medewerkers en de schoolleiding. In beide gebouwen zijn ook digitale mededelingenborden aanwezig. Als de leerlingen niet op school zijn, verloopt de communicatie via de email en de website. De elektronische leeromgeving wordt gebruikt voor het uitwisselen van informatie door de docent en de leerlingen van de klassen van de docent.

Voor een goede communicatie is het belangrijk dat ouders, school (mentor, begeleider, schoolleiding of docent) en leerling elkaar geregeld spreken. Daartoe starten we direct na de start van het schooljaar in de brugklas met de driehoeksgesprekken. Ook in de hogere leerjaren vinden er tijdens de ouderspreekavonden driehoeksgesprekken plaats. Het uitgangspunt hierbij is dat het beter is om te spreken met de leerling dan over de leerling. Er zijn echter ook omstandigheden waarin het wenselijk kan zijn met de ouders een apart gesprek te voeren.

Medewerkers

Voor communicatie met de medewerkers spelen de email en de website een belangrijke rol. De communicatie met de schoolleiding is laagdrempelig, de deur staat (bijna) altijd open. De leerlingbesprekingen, teambijeenkomsten en studiemiddagen zijn belangrijke communicatiemomenten.

7.e. Public Relations en Marketing

Het BRC verkeert in de plezierige omstandigheid dat het voldoende leerlingen heeft. De school heeft een op kwaliteit gericht beleid en tracht, door een goede naam in de regio, door een goed onderwijsaanbod en door een goede schoolsfeer, voor zoveel mogelijk ouders en leerlingen aantrekkelijk te zijn.

Aan de public relations wordt niet veel geld besteed. Het is mogelijk dat in de komende jaren, door een afnemend aantal potentiële leerlingen, de nadruk meer op de PR zal komen te liggen.

Page 62: Schoolplan 2013 2016

62

7.f. Huisvesting en toekomstig aanbod

Binnen het convenant van Bergen is de schoolgrootte gelimiteerd tot 1000 leerlingen. De huisvesting van het BRC is voor 1000 leerlingen voldoende en de gebouwen zijn goed ingericht voor het onderwijs dat er in de eerstvolgende jaren op de school zal worden gegeven. Daar waar nodig worden de gebouwen steeds aan de moderne eisen aangepast. In het schooljaar 2012-2013 is bijvoorbeeld de gehele biologie-, natuurkunde- en scheikundevleugel van het bovenbouwgebouw verbouwd en nieuw ingericht.