Scherpe letters - 40 jaar vorm van NRC Handelsblad
-
Author
nrc-handelsblad -
Category
Documents
-
view
264 -
download
5
Embed Size (px)
description
Transcript of Scherpe letters - 40 jaar vorm van NRC Handelsblad




Paul Steenhuis
Scherpe letters40 jaar vorm van NRC Handelsblad
NRC Boeken 2010

tekst Paul Steenhuis
eindredactie Sabien Stols, Nico Klein
beeldredactie Jan Paul van der Wijk, Tessa van der Waals
ontwerp Tessa van der Waals
illustraties Pepijn Barnard
fotografie/lithografie Fotodienst NRC
druk-en bindwerk Drukkerij Wilco, Amersfoort
© 2010 Paul Steenhuis & NRC Handelsblad
isbn 978 90 79985 23 4
nur 680
www.nrcboeken.nl
www.nrc.nl
www.nrcnext.nl

Inhoud
7 De vorm van de krant: inleiding
10 Van zwart-wit nieuws naar kleur: voorpagina’s
25 1 De eerste Handelsblad NRC
30 De eerste cultuurbijlage: Cultureel Supplement
47 2 Hoe maak je een krant in glas-in-lood
52 Achtergronden met wrijfletters: Zaterdags Bijvoegsel
71 3 Een kleine revolutie in Lux et Libertas
76 Fictie en non-fictie komen samen: Boeken
89 4 De naakte krantenletter zonder kraalrand
94 De groei van het zakelijk nieuws: Economie
105 5 Foto’s: liever een kolibrie op Texel
110 Gedeelde kennis in katernen: Wetenschap
123 6 Een halve eeuw Bommel
128 Verdieping in beeld: Profiel en Thema
136 Kampioenen in oranje inkt: Sport
145 7 Van achter naar voren met Kamagurka
150 Levenskunst met opinieschok: Agenda, Leven &tcetera, Opinie & Debat
161 8 Broekloze humor van Fokke & Sukke
164 Jonge ochtendkrant op tabloid: nrc.next
175 9 De krant vernieuwt zich: nrc.next
180 Weekeditie en eenmalige bijlagen: speciale uitgaven
189 10 Van digitaal experiment tot e-paper nrc.nl
194 Beeldexperimenten in broadsheet: Donderdag Agenda
5

Dit boek is opgedragen aan alle opmaakredacteurs, vormgevers,
beeldredacteuren, fotografen en illustratoren vanaf 1970
vormgevers in de periode 1970-2010 die – voor zover te achterhalen -
bijdroegen aan de pagina’s die zijn opgenomen in dit boek
Paula van Akkeren, Pepijn Barnard, Jade van Beek, Henk van den Berg,
Roland Blokhuizen, Steven Boland, Jeannette van Bommel, Wilfred Boom,
Fiona Broese van Groenou, Robert Buizer, Henry Cannon, Ebbo Clerkx,
Doutsen Ebbendorf, Kees Endenburg, Joris Fiselier, Ron Fontijn,
Eric van Gameren, Fokke Gerritsma, Bart Grätz, Sanne van Griensven,
Ingrid van Halteren, Evert Hermans, Sjoerd Hesselbach, Marien Jonkers,
Jim Karstel, Wibbine Kien, Marike Knaapen, Bas van Kooij,
Hans van Laarhoven, Nandan Lemmers, Roos Liefting, Viola Lindner,
Henk Marseille, Karin Mathijssen Gerst, Tamyra Meesters,
Vincent Mentzel, Peter ter Mors, Willum Morsch, Jan Muijers,
Ris van Overeem, Wendy Panders, Marinka Reuten, Nicole Robbers,
Stephan Saaltink, Yassine Salihine, Rik van Schagen, Joyce Siahaya,
Colette Sloots, Koen Smeets, Stella Smienk, Sterre Sprengers, Lisette Swart,
Ank Swinkels, Wilma Tichelaar, Liesbeth van Trigt, Robbert van Venetië,
Marloes Verduin, Reinout Versteeg, Miriam Vieveen, Tessa van der Waals,
Jan Paul van der Wijk en Willem van Zoetendaal
fotoredactie 2010
Nicole Robbers, Evert Hermans, Joyce Siahaya, Sterre Sprengers en
Robbert van Venetië
Met dank aan de redactie vormgeving en fotografie van NRC Handelsblad
6

De vorm van de krant
Het was een goed idee om in 1970 twee noodlijdende kranten samen te voegen.
De fusiekrant NRC Handelsblad, geboren uit de Nieuwe Rotterdamse Courant en
het Algemeen Handelsblad, is in veertig jaar tijd uitgegroeid tot een belangrijk
landelijk Nederlands dagblad, met inmiddels vele verschijningsvormen.
Naast de oorspronkelijke avondkrant is er sinds 2006 een zusterkrant, het ochtend-
blad nrc.next, met deels dezelfde inhoud. Er is een weekeditie voor het buitenland,
en digitaal wordt NRC Handelsblad anno 2010 op vijftien verschillende manieren
gepubliceerd, in toepassingen als iPhone, iPad, e-readers en gewoon op de website
nrc.nl. Tel je de abonnees van al die verschillende vormen van NRC Han dels blad op,
dan groeit het abonneebestand nog steeds.
Maar het moederschip is nog altijd de papieren avondkrant NRC Handelsblad, die
zes keer per week verschijnt. Op groot papierformaat, broadsheet, zoals de vakterm
luidt, net zoals het eerste nummer in 1970.
Dat is opmerkelijk, omdat de internationale ontwikkeling bij kwaliteitskranten
die van krimp in het formaat is: veel serieuze kranten zijn in het eerste decennium
van de 21ste eeuw van groot naar klein formaat gegaan. Die compacte vorm zou
moderner en handiger zijn. Bij nrc verschijnen alleen de bijlagen op tabloid, half-
formaat. De ‘Schat, ze krimpen de kranten’-trend heeft NRC Handelsblad dus maar
deels beïnvloed.
Opmerkelijk veel nrc-lezers hebben de redactie laten weten dat zij aan dat grote
formaat van hun nieuwskant gehecht zijn. Vreemd op het eerste gezicht, want het
gaat bij kranten toch vooral om de inhoud, het nieuws, de manier waarop de redactie
de actualiteit duidt en becommentarieert. Wat zou de vorm er dan toe doen? Maar
blijkbaar schuilt er veel waars in de beroemde uitspraak van de Canadese media -
filosoof Marshall McLuhan: ‘Mensen lezen eigenlijk geen kranten. Ze stappen er in
[...] als in een warm bad.’
De vorm van de krant is voor de lezer belangrijk. Die zorgt mede voor het vertrouw-
de gevoel. Het lijkt alsof alleen de inhoud van de krant steeds verandert. Elke dag is
er vers nieuws, elke dag zijn er nieuwe foto’s. De manier waarop dat nieuws elke dag
gestructureerd wordt, de vorm van de krant, lijkt bijna abstract onaantastbaar, altijd
dezelfde. Maar dat is niet zo.
7

Kranten veranderen steeds een beetje van uiterlijk. Ook de digitale versies. Alleen
gaat dat doorgaans zo geleidelijk, dat het nauwelijks opvalt. Een krant van een jaar
oud heeft vaak nog wel iets vertrouwds, maar een krant van vijf, tien, twintig jaar
oud – die ziet er echt heel anders uit. De vorm is niet meer vertrouwd. De letters zijn
anders, de bladspiegel is anders, de foto’s zijn anders afgedrukt: niet alleen het
nieuws in die oude krant is dan inmiddels geschiedenis geworden, ook de vorm
waarin dat nieuws is gegoten is historie.
Over die geschiedenis van de veranderde vorm van NRC Handelsblad gaat dit boek.
Het eerste nummer van die krant verscheen op donderdag 1 oktober 1970, en kwam
zoals gezegd voort uit de samenvoeging van twee min of meer gelijkgestemde,
liberale kranten: het Amsterdamse Algemeen Handelsblad, opgericht in 1828, en
de Nieuwe Rotterdamse Courant, opgericht in 1844.
Historica Pien van der Hoeven werkt aan een gedegen inhoudelijke studie over de
geschiedenis van de eerste kwarteeuw van de fusiekrant NRC Handelsblad. Bij haar
komen zaken aan de orde als: hoe verliep de fusie precies, wat was het redactionele
beleid, welke maatschappelijke functie vervulde de krant. Die aspecten worden in
dit boek slechts zijdelings belicht.
Scherpe letters gaat over de zichtbare structuur van de krant, de herkenbare vorm -
elementen van NRC Handelsblad, en hoe die de afgelopen veertig jaar zijn veranderd.
Niet alleen grote, ook kleine wijzigingen in het uiterlijk van de krant kunnen lezers
soms enorm beroeren. Toen de chef vormgeving en beeld van NRC Handelsblad
Jan Paul van der Wijk in 2007 besloten had om bij een restyling de verticale lijnen
tussen bepaalde berichten en kolommen te verwijderen, de zogenaamde ‘verticale
standlijnen’, en hoofdredacteur Birgit Donker dit meldde in een stukje, was Leiden
in last. Boze brieven stroomden binnen: de lezers vonden een krant zonder stand -
lijnen niet langer hun krant. Of ze zich vóór het berichtje bewust waren van die
standlijnen, of ze het woord kenden – het is zeer de vraag. Maar nu ze er op attent
waren gemaakt, voelden de geschrapte lijntjes als een gemis.
Zo is het vaak met vormelementen in de krant: het is onopvallend meubilair, dat wel
zeer sfeerbepalend is, zoals NRC Handelsblad-hoofdredacteur Folkert Jensma ooit
formuleerde toen hij de invoering van een nieuwe letter (de Lexicon) in de krant aan-
kondigde. Die nieuwe letter, benadrukte hij, had een serieus karakter. Want vorm en
presentatie in de krant bepalen mede hoe serieus een lezer de informatie in zijn dag-
blad neemt.
Grote vormveranderingen van de krant, zoals de eerste digitale nrc-pagina’s op
internet, in 1993, komen in dit boek aan bod. Maar ook bij het onopvallend
8

meubilair, zoals de letters, staan we stil. En een paar opvallende meubelstukken
worden be licht, zoals de sfeerbepalende strip- en cartoonfiguren die dagelijks
NRC Handels blad bevolkt hebben en bevolken: Ollie B. Bommel, Kamagurka en
Fokke & Sukke.
We hebben voor een vorm gekozen waarin tekst- en beeldhoofdstukken elkaar
afwisselen.
In teksthoofdstukken komen uiteenlopende vormelementen aan bod, zoals het
logo Lux et Libertas van NRC Handelsblad, de letters, veranderende druktechnie-
ken, de geboorte van nrc.next en het ontstaan van de digitale versies.
De beeldsecties daartussendoor tonen selecties van de voorpagina’s van de afge -
lopen veertig jaar en de vele verschillende bijlagen van NRC Handelsblad. Die rijke
bijlagencultuur, met een even rijke illustratiecultuur, is een belangrijk kenmerk van
NRC Handelsblad. De ontwikkeling daarin, ondermeer van het Cultureel Supple -
ment, het Zaterdags Bijvoegsel en de Wetenschapsbijlage, worden vooral in beeld
gepresenteerd, omdat zo de geleidelijke veranderingen daarin goed zichtbaar
worden.
Compleet pretendeert deze uitgave geenszins te zijn: als werktitel hebben we
‘een kleine grafische geschiedenis van NRC Handelsblad’ gebruikt, niet ‘de com -
plete grafische geschiedenis van NRC Handelsblad’. Het is bedoeld voor de ge -
interesseerde krantenlezer.
We hebben dit boek Scherpe letters genoemd omdat, hoe belangrijk beeld ook is,
kranten als NRC Handelsblad en nrc.next de lezers toch in de eerste plaats ge -
schreven informatie aanbieden. En zolang dat het geval is, blijft er zowel op papier
als in pixels de behoefte bestaan aan scherpe letters. De titel is ontleend aan het ge -
schiedenisboek uit 1953 van W. Visser over 125 jaar Algemeen Handelsblad, getiteld
De papieren spiegel. Hij schrijft daarin: ‘Op 5 Januari 1828 verschijnt het eerste
nummer van het Algemeen Handelsblad. Het papier is stevig, de letter scherp.’
De tekst van dit boek werd gezet uit de Lexicon A en D, de bijschriften zijn gezet uit de Futura ND.
Het papier van omslag en binnenwerk is Cyclus offset. 9

VOORPAGINA’S
Van zwart-wit nieuws naar kleur
Keuze uit de voorpagina’s van NRC Handelsblad van 1970 tot 2010. Tot in de jaren
tachtig veel nieuwsberichten op de voorpagina, met de Bodoni als kopletter;
aanvankelijk nog loodzetsel. De voorpagina van 1986 toont de overgang naar de
letter Times; de kolommen fotozetsel worden geplakt.
De aard van voorpagina -foto’s verandert eind jaren tachtig: minder nieuwsfoto’s,
meer sfeerfoto’s (1989). Ook komen er langere achtergrondstukken en reportages
op de voorpagina. Korte nieuws berichten staan sinds 1989 links op de pagina in de
‘kolom kort’. De voorpagina krijgt meer kleur in de jaren negentig, van steunkleur
tot kleuren foto; de eerste voor op de speciale editie van 20 januari 1991 over de
Ameri kaanse inval in Irak. Vanaf 1997 worden de artikelen in blokvorm opgemaakt:
gevolg van de elektronische paginavormgeving. Het inhoudskader evolueert in
1999 tot de ‘lichtbalk’ bovenin.
Op 23 juli 2001 wordt een nieuwe letter ingevoerd, de Lexicon. Ongewijzigd al die
jaren: het grote formaat, broadsheet. NRC Handelsblad kiest voor een grote nieuws-
krant omdat dit formaat de mogelijkheid biedt om meerdere berichten van ver -
schillend gewicht op een pagina te plaatsen, aldus chef vorm geving en beeld
Jan Paul van der Wijk: ‘Zo kan de lezer zelf zijn eigen weg op de pagina’s zoeken,
in de door de redactie aangebrachte hiërarchie.’
10














24

Een mottig klein, deftig heertje staat arm in arm
met een enorme, zuur kijkende deftige dame.
Hij heeft een hoed op, zij draagt een hoedje met
een veer. Hij is het Algemeen Handelsblad, zij is
de nrc. Hoewel ze een paraplu delen, drupt er
regen op hen. Erg gelukkig kijken ze niet. Zo
vatte Peter van Straaten in een spotprent de sa-
menwerking tussen beide kranten samen. Die
prent werd afgedrukt in het eerste nummer van
de bespotte fusiekrant, NRC Handelsblad van
1 oktober 1970.
Van Straatens tekening gaat niet over de kran-
tenfusie zelf, maar over het voorspel daarvan, de
fusie van hun uitgevers. Die waren in 1964 al ge-
fuseerd tot de Nederlandse Dagblad Unie (ndu).
Om de smalle financiële basis – het ging slecht
met beide kranten – uit te breiden, zocht de
ndu- directie in die dagen samenwerking met
uitgeverij Elsevier en het dagblad De Tele graaf.
Vandaar dat in Van Straatens spotprent nog
deels de naam Telegraaf op de paraplu te zien is.
Maar die samenwerking ketste af.
Eigenlijk heeft de vrijage tussen beide kranten
heel lang geduurd. Hun directies zouden in 1914
al eens overwogen hebben de kranten samen te
voegen, en in 1922 was er weer zo’n plan. Ze had-
den veel gemeen: beide waren deftige, liberale
kranten uit havensteden, die aanvankelijk voor-
al een zakelijke elite, de gegoede burgerij, van
nieuws voorzagen. Maar het kwam er steeds
niet van, van een samengaan.
Bij de viering van het 100-jarig jubileum van het
Algemeen Handelsblad in 1928 waren directeur
en hoofdredacteur van de Nieuwe Rotter dam -
sche Courant welkome gasten. Zij prezen ‘de
vriendschappelijke samenwerking’ tussen bei-
de bladen, en spraken de hoop uit dat die nog
maar lang zou aanhouden.
Het bleef eind jaren zestig slechter gaan met de
oplage van de beide kranten, zodat de directie,
om het tij te keren, een fusie voorstelde tussen
de nrc (opgericht 1844) en het Handelsblad (op-
gericht 1828).
Zo is het huwelijk tussen het deftige heertje en
de deftige dragonder tot stand gekomen.
Over de verschillen in cultuur tussen de redac-
ties van nrc aan de Witte de Withstraat in Rot -
ter dam en het Handelsblad aan de Nieuwe zijds
Voorburgwal in Amsterdam is al veel geschre-
ven: in Rotterdam droegen de redacteuren vlin-
derstrikken en pakken, in Amsterdam waren
het meer spijkerbroekendragers die vaker in het
25
1De eerste Handelsblad nrc
Het Algemeen Handelsblad als deftig heertje,gearmd met NRC als deftige dame: spotprent vanPeter van Straaten uit 1970 over aanstaande fusievan beide kranten.

De letters van ‘naamplaat’ van Algemeen Handels -blad lijken vanaf de eerste dag op die van denaamplaat van NRC Handelsblad. Het Lux et Libertas-logo staat in 1929 naast, niet in de titel.
De Nieuwe Rotterdamsche Courant heeft altijd eennaamplaat zonder opsmuk gehad: geen vignet oftierlantijnen, gewoon de naam in zakelijke, vetteletters, zoals deze uit 1904 en 1930.
s c h e r p e l e t t e r s
26

d e e e r s t e h and e l s b l a d n r c 1
27
café zaten dan op de redactie. Dat is althans het
beeld dat naar voren komt uit de verhalen.
Maar hoe zat dat met de redactieleden die ver-
antwoordelijk waren voor de vorm van de krant,
de vormgevers?
‘Nou vormgevers... die had je aanvankelijk niet
bij de nrc,’ zegt Jim Karstel met een lach. Hij
wil ook geen vormgever genoemd worden. Hij
was opmaakredacteur bij NRC Handelsblad en
daarvoor bij de nrc, waar hij in de jaren zestig,
na een opleiding aan de kunstacademie in Rot -
terdam, in dienst trad. ‘Er werd toen ik bij de
nrc kwam helemaal niet aan vormgeving ge-
daan. Elke ochtend hoorden we hoeveel kopij er
kwam; dat werd allemaal in lood gezet, en met
een touwtje werd dan gemeten hoe lang dat was.
En dat werd dan verdeeld over het aantal pagi-
na’s dat we die dag maakten. Dat werd elke och-
tend beslist aan de hand van de hoeveelheid ad-
vertenties. De opmaakredacteuren zetten dan
eerst de ingezonden mededelingen, de adver-
tenties tussen de berichten, mooi op de pagina,
want die hadden tenslotte betaald voor hun
plek in de krant. Daarna werd de rest van de pa-
gina gevuld met redactionele tekst.’
De verhoudingen waren nog erg hiërarchisch
op de nrc-redactie in die dagen, herinnert hij
zich. ‘De hoofdredacteur, mr. A. Stempels, die
kreeg koffie in een kop en schotel met een gou-
den randje. Op de redactie kregen de redacteu-
ren koffie in een kop en schotel. En op de zette-
rij, daar kregen ze koffie in een mok. Nou was ik
opmaakredacteur, dus de ene keer op de redac-
tie, en dan weer op de zetterij. Als ik op de zette-
rij was, leverde dat voor de koffiejuffrouw altijd
een dilemma op: “wilt u een kop of een mok?”
vroeg ze dan altijd.’
Bij het Algemeen Handelsblad was eind jaren
zestig wel al sprake van vormgeving: hoofdre-
dacteur H.J.A. Hofland en zijn adjuncten André
Spoor en Wout Woltz hadden een plan bedacht
om de dalende lezerstrend te keren. Ze wilden
een frisse, moderne krant ‘voor de toekomst’
maken, en daarbij paste een frisse, moderne
opmaak. De gerenommeerde ontwerper Wim
Crou wel werd ingeschakeld. Hij ontwierp een
nieuwe basislay-out voor de krant. Om te begin-
nen werden de kolommen smaller gemaakt: van
zeven kolommen ging de krant naar een acht -
koloms opmaak. Het idee was dat je daardoor
een meer horizontaal gericht ‘grid’ (stramien)
op je pagina’s kreeg, met minder brede tekst -
banen: dat was luchtiger en dynamischer; je kon
meer variëren met koppenbreedtes. De artike-
len werden in overzichtelijke blokken opge-
maakt. En de kopletter werd schreefloos, dat
was modern in die tijd, een letter dus zonder
dwarsstreepjes aan de uiteinden. Schreefletters
werden in die tijd (de jaren zestig) als oudezak-
kenletters gezien. Ook de krantentitel kreeg
een moderner, meer antiautoritair uiterlijk:
niet langer Alge meen Han dels blad helemaal in
hoofd letters, maar alleen met beginkapitalen.
André Spoor, toen al voorstander van een fusie
tussen de nrc en zijn Handelsblad, zag het als
een voorproefje op de nieuwe fusiekrant. Maar
het liep anders. ‘Toen onze “krant voor de toe-
komst” in de zomer van 1969 werd gelanceerd,
verloren we prompt weer een paar duizend
abonnees.’ Over de nieuwe, door Wim Crouwel
ontworpen lay-out ‘ontstond een enorme dei-
ning. Crouwels schreefloze letter en zijn strak-
ke, in blokken opgemaakte pagina’s werden
door het gros van de lezers niet op prijs gesteld:
men vond het een vieze, zwarte troep. Over de
gelijktijdig ingevoerde opiniepagina werd nau-
welijks gerept, iedereen praatte over de vormge-
ving,’ vertelde Spoor aan Lien Heyting in een in-
terview in NRC Handelsblad in 1995. De schreef-
loze letter bleef in gebruik tot de fusie in 1970.
Noch de nrc-redactie noch de Algemeen Han -
delsblad-redactie was erg enthousiast over een
fusie. Maar die leek onafwendbaar. De parle-
mentaire en economieredacties werkten al sa-
men. Dat de twee noodlijdende kranten ten
slotte toch gingen fuseren kwam doordat de

s c h e r p e l e t t e r s
28
Nederlandse Dagblad Unie (ndu) toen inmid-
dels een pers had die groot genoeg was om een
avondkrant met hoge oplage te drukken.
En zo verscheen op donderdag 1 oktober 1970 de
eerste fusiekrant NRC Handelsblad. Het is de
moeite waard om even bij de vorm van die eerste
voorpagina stil te staan. Eigenlijk waren het er
twee, want op de persen in Rotterdam werden
twee versies van de nieuwe krant gedrukt. Wel -
iswaar met dezelfde inhoud, maar de voormali-
ge abonnees van de Nieuwe Rotterdamse Cou -
rant kregen NRC Handels blad thuisbezorgd.
En bij de voormalige abonnees van het Alge -
meen Handelsblad viel Han delsblad NRC op de
mat. Dat bleef zo tot 1972, toen het definitief al-
leen NRC Handels blad werd. Niet dat het aan-
vankelijk veel hielp, die verschillende titels om
abonnees te paaien. Joost van der Vaart, later ad-
junct-hoofdredacteur van NRC Handelsblad,
was eind oktober 1970 nog krantenbezorger in
Rotterdam. Zijn herinnering aan het bezorgen
van de fusiekrant beschreef hij als volgt: ‘Op de
elfde verdieping van een galerijflat gooit een
boze nrc-lezer zijn krant voor de ogen van de
verbaasde bezorger over de balustrade. De wind
grijpt de pagina’s, de krant fladdert weg. Die
lezer loopt naar binnen, komt terug met een
pak oude kranten en smijt dat beheerst de kol-
kende diepte in. “Handelsblad? Ik heb met han-
del niets te maken. Ik wil de nrc en als jij die
niet hebt, moet je hier niet meer komen’’.’
En dat terwijl er zoveel werk van was gemaakt
om NRC Handelsblad een degelijk én aantrek-
kelijk aanzicht te geven. Zo is de naam van de
nieuwe krant op de voorpagina weergegeven in
een robuuste, vette, wat zwierige letter. Het is
de Modern No. 20, ontworpen door de Ameri -
kaanse letterontwerper Ed Benguiat, die popu-
lair was in de jaren zestig: hij ontwierp ook titel-
logo’s voor bladen als Playboy, Esquire en The
New York Times.
Benguiats letter Modern No. 20 is een gemoder-
niseerde versie van een Britse drukletter uit
1905, die in de Victoriaanse tijd in zwang was:
dik, met in verhouding heel dunne, om niet te
zeggen haardunne schreven of dwarslijntjes.
Benguiat heeft overigens niet de krantentitel
voor NRC Handelsblad getekend. Een niet bij
naam bekende graficus van de krant heeft zijn
letters tot het krantenlogo in hoofdletters ge-
vormd.
Wie de beslissing genomen heeft om de Modern
No. 20 voor de titel van de fusiekrant te gebrui-
ken, heb ik niet kunnen achterhalen. Hoofd -
redactieleden die bij de fusie betrokken waren,
zoals André Spoor, Wout Woltz en Max van
Rooy, kunnen zich het niet meer herinneren.
Van Rooy: ‘Het is geloof ik uit de opmaakredac-
ties en vormgeving van de krant zelf gekomen.
Ik geloof dat Wim Crouwel ook nog een basis-
ontwerp voor de fusiekrant heeft gemaakt,
maar daar zijn we niet mee doorgegaan.’
Ook van nrc-zijde is het geheugen blanco over
de besluiten over de vormgeving van de nieuwe
krantentitel. ‘Ik kan me nog wel vergaderingen
herinneren waarin we verschillende versies be-
spraken. Maar wie het gemaakt heeft, ik weet
het niet,’ zegt Jim Karstel.
De NRC Handelsblad-krantentitel, ‘nameplate’
noemen Engelstalige grafici die, heeft meer
Han dels blad-dna dan nrc-dna. De kranten -
titel van de Nieuwe Rotterdamse Courant is al -
tijd tamelijk onopgesmukt geweest. Gewoon de
krantennaam in vette kapitale schreefloze let-
ters, meer niet. Het Amsterdamse Handels blad
was iets krulleriger: de krantentitel is vrijwel al-
tijd een kapitale schreefletter geweest. En het
vignet met Lux et Libertas werd er in het oprich-
tingsjaar 1828 al aan toegevoegd.
Dat Lux et Libertas-logo ging met de fusie mee
naar de nieuwe krant. ‘Het was een mooi beeld-
element, iets dat de Amsterdammers inbrach-
ten. Zoiets hadden wij niet,’ herinnert Karstel
zich.
Op de voorpagina van dat eerste nummer staat
het logo er wel wat onwennig bij. Het lijkt wel of

d e e e r s t e h and e l s b l a d n r c 1
29
een dronken stempelaar het nog even haastig
in kleur aan het zwart-witgeheel heeft toege-
voegd: het staat wat scheef, onderuitgezakt, in
de krantentitelregel van de Handelsblad nrc-
versie.
De basislay-out van de nieuwe krant is ‘in huis’
ontwikkeld, herinnert Jim Karstel zich, die erbij
betrokken was. Er zijn toen verschillende proef-
nummers gemaakt. De achtkoloms basislay-out
werd van het vernieuwde Handelsblad overge-
nomen. De kopletter van de nieuwe krant kwam
uit de nrc-zetkast van de Rotterdamse druk -
kerij van de Nederlandse Dagblad Unie. Het was
de Bodoni, een stevige, wat verticale schreef-
letter, die ook al in de nrc gebruikt was en die
zo’n tien jaar zou meegaan.
In vergelijking met voorpagina’s van NRC Han -
delsblad van veertig jaar later valt de samenstel-
ling op van die eerste voorpagina: in clusief
de driekoloms Koude-Oorlogsnieuws opening
‘Da tum van gesprek over Berlijn vervroegd’ van
correspondent Sytze van der Zee, telt die acht
reguliere nieuwsberichten en drie zwart-wit-
nieuwsfoto’s.
Een voorpagina uit 2010 ziet er heel anders uit.
Een groot achtergrondverhaal bij het nieuws,
met een grote kleurenfoto, kan de opening zijn,
in plaats van louter een nieuwsbericht. Soms
opent de krant met een reportage, die verder in
de krant doorloopt. Er staan veel meer verwij-
zingen op de huidige voorpagina, die de lezer
wijzen op wat er verder in de krant allemaal nog
te vinden is: ze helpen bij de navigatie door de
krant. Dan staan er nog een paar nieuwsberich-
ten op, en links een kolom korte berichtjes: een
soort overzicht van belangrijk nieuws in tele-
gramstijl, van de afgelopen 24 uur, ook vaak
weer met verwijzing naar uitgebreidere berich-
ten of achtergrondstukken binnen in de krant.
Dat de huidige voorpagina zo verschilt in inde-
ling en inhoud van die van het eerste NRC
Handelsblad, komt doordat de krant een andere
functie heeft gekregen. In de jaren zeventig was
de krant nog meer het voornaamste nieuws -
medium, het venster op de wereld voor de lezer,
waardoor hij of zij het nieuws tot zich nam.
Tegenwoordig is er een bredere nieuwsstroom,
zijn lezers van veel nieuwsfeiten al op de hoogte
en biedt de krant meer achtergrond en verdie-
ping. Die veranderde functie heeft ook het ge-
zicht van de krant veranderd.

CULTUREEL SUPPLEMENT
De eerste cultuurbijlage
Keuze uit voorpagina’s van het Cultureel Supplement van 1970 tot 2010. Op vrijdag
2 oktober 1970 verschijnt bij de nieuwe fusiekrant NRC Handelsblad, een dag oud,
iets nieuws in Nederland: een culturele krantenbijlage, het Cultureel Supplement,
(CS), opgezet door K.L. Poll. Het logo van het eerste CS is een ontwerp van vormgever
Karst Zwart. Dat logo wordt na een paar jaar iets aangepast (1987). Sfeerfotografie en
illustraties zijn van groot belang in de bijlage. Het CS krijgt ook een aparte sectie
voor literatuur, aanvankelijk CS Boeken (1980), later CS Literair (1991).
Kunstenaars krijgen voor het CS ook opdrachten foto’s of tekeningen te maken,
zoals Marlene Dumas, die de cover voor de bijlage van 29 mei 1995 levert. Het in 1988
verder aangepaste logo CS verdwijnt in 2001, als alle bijlagen van NRC Handelsblad
met hun volledige naam worden aangeduid, na de invoering van de nieuwe kranten-
letter de Lexicon.
Vanaf 2007 treedt een grote vormverandering op voor alle bijlagen van NRC Han -
dels blad: ze verschijnen op halfformaat, tabloid, bij de grootformaat nieuwskrant.
‘Lezers gaven aan dat ze de bijlagen langer bewaarden en dit formaat prefereerden.
Daarom zijn de bijlages op tabloid gegaan,’ zegt chef vormgeving Jan Paul van der
Wijk.
30
















46

2Hoe maak je een krant in glas-in-lood
47
‘Kenmerkend voor de grafische nijverheid is het
tempo waarin ze zich door de eeuwen heen
heeft vernieuwd, of liever gezegd: niet heeft ver-
nieuwd. Nog halverwege de jaren zestig hadden
Gutenberg of Laurens Janszoon Coster pro-
bleemloos hun weg kunnen vinden in een mo-
derne zetterij of drukkerij,’ schrijft Jan Blokker
in zijn boek Nederlandse Journalisten houden niet
van journalistiek (2010). Want, zegt hij: handzet-
ten was machinezetten geworden, en de druk -
persen draaiden veel sneller – maar wezenlijk
anders dan in de tijd van de uitvinding van de
boekdrukkunst ging het niet.
Ook niet bij het maken van kranten. Blokker
heeft het over halverwege de jaren zestig, maar
hij had ook ‘begin jaren zeventig’ kunnen zeg-
gen. De manier waarop de eerste NRC Handels -
blad-edities toen geproduceerd werden, ver -
schilde immers niet wezenlijk van hoe het Han -
dels blad in 1928 gedrukt werd.
Hoe dat ging, is gedocumenteerd in een uniek
kunstwerk waarin het productieproces van de
krant in beeld gebracht is. Het gaat om een bijna
verloren gegaan glas-in-loodraam, ontworpen
door kunstenaar Harm Kamerlingh Onnes, in
1928. Het is vier meter hoog en vier meter breed
– een van de grootste niet-religieuze glas-in-
loodramen in Nederland – met twintig kleurige
panelen in vier reeksen van vijf ramen. Daarin
wordt uitgebeeld hoe journalisten, opmakers,
drukkers en lezers samen de schakels vormen in
het bedrijf van het Algemeen Handels blad.
Het bijzondere raam is gemaakt ter gelegenheid
van het 100-jarig bestaan van het Algemeen
Han delsblad in Amsterdam. Dat werd in janua-
ri 1928 groots gevierd, met dagenlang durende
festiviteiten, speciale bijlagen en feestelijke di-
ners met prominenten als de minister van
Arbeid en de burgemeester van Amsterdam,
zakenlui en de top van de krant. Koningin Wil -
helmina en koningin-moeder Emma, alsmede
prins-gemaal Hendrik zonden een felicitatiete-
legram aan de jarige krant.
De redactie en administratie boden het grote
glas-in-loodgedenkraam aan de krantendirec-
tie aan tijdens het jubileum. Het raam kreeg een
ereplaats in het trappenhuis van het Handels -
blad-gebouw aan de Nieuwezijds Voorburgwal
in Amsterdam. Het werd onthuld met lof en toe-
spraken, en de genodigden, onder wie Amster -
dams burgemeester De Vlugt, zongen er het
Handelsblad-lied bij, dat directeur ir. A. Hel -
dring (oom van NRC Handelsblad colum nist
J. Heldring) speciaal voor het 100-jarig bestaan
van zijn krant geschreven had: ‘Wie onzer, hoe
hoog ook de scheppingsvlam laait,/ Mag oog-
sten wat hij heeft gezaaid?/ Zijn zaaisel, als een-
maal de zomerwind waait/ Wordt zeker in rijp-
heid gemaaid./ Zoo geeft ons het leven/ Bij ’t
moeizaamste streven/ Een lichtende toorts in de
hand./ Die troost blijft ons sterken;/ Wij weten
te werken/ Voor de eer van ons blad en ons land.’
Het waren mooie momenten. Toch was het
kunst werk bijna voor eeuwig verloren gegaan.
Het is aan een besluiteloze boer in de buurt van
Amsterdam te danken dat dit uitzonderlijke ge-
denkraam nog bestaat.
Want de toekomst voor het Handelsblad, die
nog gloorde in het jubeljaar 1928, verbleekte na
de Tweede Wereldoorlog. Het Handelsblad-
gebouw kwam leeg te staan in de jaren zeventig,
na de fusie met de nrc. Het gebouw werd ge-
kraakt, en het grote gedenkraam weggebroken.
De Handelsblad-redactie was te druk met over-
leven om zich erom te bekommeren. André
Spoor, adjunct-hoofdredacteur van het Han -

delsblad en de eerste hoofdredacteur van NRC
Han delsblad, kan zich er in ieder geval niets van
herinneren.
Het glas-in-loodraam is waarschijnlijk verkocht
– niet als kunstwerk, maar als schroot dat kost-
baar lood bevatte. Een boer in de buurt van
Amsterdam kocht het, omdat hij het lood er ooit
nog eens uit wilde peuteren. Hij legde het er-
gens achter in zijn stal. En vergat het. In kunst-
s c h e r p e l e t t e r s
48
Zo ging het vroeger: het krantenbedrijf uitgebeeld in glas- in-lood, in een gedenkraam van 4 x 4 meterontworpen voor het Algemeen Handels blad in 1928door de kunstenaar Harm Kamerlingh Onnes. Het staat tegenwoordig in het Museum De Lakenhal,Leiden.Rechts: een moderne, digitale versie van het ‘glas-in-loodraam’ die het krantenbedrijf van NRC Handels -blad en nrc.next anno 2010 toont, gemaakt voor ditboek door Pepijn Barnard.

2
49
kringen werd het raam als verloren beschouwd.
Na ruim dertig jaar, in 2004, werd het gehaven-
de, in losse, gestapelde panelen opgeslagen ge-
denkraam in de stal ontdekt door een kunst -
handelaar, Pieter Overduin. Omdat de ontwer-
per Kamerlingh Onnes (1893-1985) een Leids
kunstenaar was, kocht de Vereniging Belang -
stellenden van het Leidse museum De Lakenhal
het aan. Ze lieten het door glaskunstenaar Lou
Asperslagh uitgevoerde gedenkraam restaure-
ren.
En het is nu onderdeel van de vaste collectie van
De Lakenhal. Daar is te zien hoe Kamerlingh
Onnes, beïnvloed door Stijlkunstenaars als Theo
van Doesburg en Bart van der Leck, de mensen
en apparaten in het krantenbedrijf dynamisch
vormgaf. De kunstcriticus van De Groene Am -
sterdammer had het gedenkraam in 1928 vol lof
ho e maak j e e e n k r an t i n g l a s - e n - l ood

besproken. Het is ‘de groote verdienste van den
begaafden ontwerper’ Kamer lingh Onnes, een
jonge kunstenaar toen nog, ‘dat hij, zelfs op het
nuchtere af, den zakelijken kant van het cou -
rantenbedrijf en al wat daar aan vast zit, zoo -
danig heeft weten te verwerken, dat hij toch de
schoon heid raakt.’ De kunstcriticus prijst het
‘rhythmisch gebarenspel in de samenwerking
van mensch en machine’ in het krantenraam.
Het was modern voor die tijd.
Het raam is eigenlijk een ‘infographic’ avant la
lettre: een informatieve illustratie waarin zon-
der woorden het proces van kranten maken, en
de verschillende mensen die erbij betrokken
zijn, in beeld wordt uiteengezet.
De uitleg van de vier stroken met vijf ramen is te
lezen in het Handelsblad-jubileumboek van
1928: ‘De bovenste rij gebrandschilderde ruiten
geeft de financieele zijde van het bedrijf te zien.
In het midden boven zetelt de kassier, die in
zijn nappen de advertentie-gelden en abonne-
mentsgelden ontvangt.’ Op het linkerraam in
die bovenste rij zien we twee mensen, die een ad-
vertentie brengen voor de rubriek Treffer, zoals
ook de rubrieksadvertenties in NRC Handels -
blad nog lange tijd heetten. Boven beide adver-
tentiebrengers is het beeldmerk van die rubriek
te zien: een boogschieter die doel treft.
In het raam daarnaast zien we een dame die de
brieven met reacties op de advertenties ont-
vangt. Rechts van de kassier zit de krantenlezer,
die de krant leest onder een lamp. En op het
raam in de bovenste rij helemaal rechts ‘biedt
een quitantie-looper de bekende gele abonne-
mentsquitantie aan,’ aldus het gedenkboek.
De tweede rij van boven ‘is gewijd aan de typo-
grafische afdeelingen. In het midden de opma-
ker, bezig met een tweekoloms “ingezonden
meededeeling” in den vorm te plaatsen. Links
van hem de buizenpost, die de kopij van ver-
schillende afdeelingen naar de zetterij voert;
nog verder links de zetkasten der handzetterij,
waar advertenties, staatjes enz. worden gezet.
Rechts van den opmaker is het voorstuk der zet-
machine met het toetsenbord afgebeeld – het
snelwerkende mechanische deel der zetterij,’
waar vooral de nieuwsberichten en dergelijke
uit vloeibaar lood gezet werden. ‘Daarnaast een
gegoten plaat voor de rotatiepers, die juist uit
den gietvorm wordt genomen,’ meldt het jubi-
leumboek. De krant werd dus op een snel rond-
draaiende (rotatie)pers gedrukt; niet meer vel
voor vel, zoals het eerste Algemeen Handelsblad
in 1828. Om op die sneldraaiende persen kran-
tenpagina’s te kunnen drukken, werden de
plat te pagina’s met loden drukletters die de zet-
ters maakten, steeds omgevormd tot halfronde
platen, gegoten in lood, die op de rollen van de
pers pasten.
Dan komen we bij de derde rij gebrandschilder-
de ramen over het krantenbedrijf. Deze ‘geeft
een beeld van de redactie. In het midden de re-
dacteur aan zijn schrijftafel, omringd van de at-
tributen – telefoon, radio-luidspreker, enz. –
van de diensten die het nieuws aanvoeren, ge-
heel links een verslaggever die een sportwed-
strijd “verslaat”; geheel rechts een fotograaf die
een kiek neemt voor de fotopagina. De beide
kleine tusschenruiten verbeelden den band van
het blad met zijn lezers; links de ingezonden-
stukken-schrijver, rechts de vragende liefdadig-
heid, die zoo vaak met zulk schitterend succes,
een beroep doet op de Handelsblad-lezers.’ Het
Handelsblad wilde in dit gedenkraam toch ook
laten zien dat het als krant van de gegoede bur-
gerij wel degelijk oog had voor de noden der
armen. En dat de lezers in de buidel zouden tas-
ten. We zien op het raam een vrouw met een
arm, hongerig kindje. Nog steeds heeft ook
NRC Handelsblad een lezersfonds voor goede
doelen, dat rond kerst geld inzamelt.
Dan komen we aan de onderste rij ramen: ‘Links
worden de zware rollen papier voor de rotatie-
pers aangevoerd, daarnaast is [...] de vouwma-
chine afgebeeld. De Jacobsladder in het midden
voert de gevouwen nummers der courant naar
50
s c h e r p e l e t t e r s

51
2ho e maak j e e e n k r an t i n g l a s - e n - l ood
het expeditielokaal waar, zie volgende afbeel-
ding, de pakken voor de verzending worden ge-
reed gemaakt. De slotvoorstelling (rechtsonder)
geeft ons een courantenverkoper, die op straat
het pas uitgekomen nummer van het Handels -
blad te koop aanbiedt.’
De klok op de laatste gebrandschilderde ruit
geeft vier uur aan. De middagkrant is op straat.
Net zoals NRC Handelsblad nu nog altijd rond
die tijd te koop is. Wat dat betreft is er niet veel
veranderd.
Toen de eerste fusiekrant NRC Handelsblad op
1 oktober 1970 van de persen rolde, ging het in
het grafisch bedrijf niet echt heel anders toe dan
in 1928. Natuurlijk, er waren nylonkousen, er
was televisie, de eerste mens had op de maan ge-
staan. Maar Jim Karstel, opmaakredacteur van
NRC Handelsblad vanaf het begin, herinnert
zich nog dat na de fusie in 1970 de krant nog
steeds uit lood werd gezet. En de krant ‘zakte’
ook nog steeds: de uit lood gezette pagina’s
zakten van de zetterijafdeling naar de afdeling
waar de drukpers stond. Nog steeds spreken
Nederlandse journalisten van de ‘zaktijd’ van
de krant, als de pagina’s naar de drukkerij moe-
ten.
Toch was het zetten uit lood op zijn retour. In de
jaren zeventig werd lood gaandeweg vervangen
door fotozetsel; in plaats van met lappen tekst
van lood te slepen, waren grafici bezig stroken
papier waarop de teksten fotografisch gezet wa-
ren, te plakken tot een pagina. Die pagina werd
weer gefotografeerd, en als geheel verstuurd
naar de drukkerij, waar er een haarscherpe af-
druk op een dunne drukplaat werd gemaakt,
die op de rotatiepers paste. In die overgangstijd,
herinnert Karstel zich, kwamen er op de krant
steeds minder zetters, en werden ook nog wel
pagina’s van NRC Handelsblad bij een loonzet-
terij gezet. Van die uit lood gezette pagina’s
werd dan een scherpe proefdruk getrokken,
die werd gefotografeerd en als ‘fotozetsel’ ge-
bruikt.
Maar ook dat fotozetsel-procedé verdween uit-
eindelijk, door de digitalisering. Tegenwoordig
typt een journalist zijn stuk op de computer, de
vormgever past dat stuk in zijn computer in een
krantenpagina, en met één druk op de knop
gaat het verschillende kanten op: het wordt on-
line gepubliceerd op internet, het gaat via appli-
caties naar e-readers en smartphones zoals de
iPhone of een iPad.
En het gaat ook naar de drukkerij of – in het ge-
val van NRC Handelsblad – naar verschillende
drukkerijen. De letters en afbeeldingen worden
door de computer rechtstreeks op een buigzame
plaat gezet die op de rotatiepers gaat. En dan
kan de pers draaien en wordt de papieren krant
gedrukt.De moderne versie van Kamerlingh
Onnes’ glas-in-loodraam mist dus de ramen
met zetters en opmakers die met lood in de weer
zijn – de taferelen die Gutenberg en Coster nog
zouden herkennen.
Wat ook verdwenen is dankzij de digitalisering:
de buizenpost. In zijn eerder aangehaalde boek
herinnert Jan Blokker zich nog de op het
gedenk raam afgebeelde buizenpost in het ge-
bouw van het Algemeen Handelsblad, waar hij
werkte in 1954. De hoofdportier van het ge-
bouw, geüniformeerd, beheerde de centrale
van die Han delsblad-buizenpost. ‘Jarenlang,’
schrijft Blokker, ‘circuleerde op de redactie de
anekdote dat in 1922 een door hoofdredacteur
Jan Kalff geschreven commentaar (god mag we-
ten waarover: de vlootwet? ons gezantschap bij
het Vaticaan? de partij van Hadjememaar?) in
een buis moet zijn vastgelopen, waardoor die
avond het hoofdartikel in de krant ontbrak.
Maar in 1936 viel de oude koker mét het artikel
van veertien jaar geleden alsnog uit het niets op
de verdeeltafel ter zetterij, het stuk werd vol-
gens de regels van de routine onmiddellijk ge-
zet (“Spoed! Zetterij!!” zal Kalff ook ongetwij-
feld op zijn kopijvelletjes hebben geschreven),
en stond nog dezelfde avond in de krant.
Niemand heeft ooit iets gemerkt.’

ZATERDAGS BIJVOEGSEL
Achtergronden met wrijfletters
Keuze uit voorpagina’s van het Zaterdags Bijvoegsel van 1970 tot 2010. Vanaf de
derde dag van zijn bestaan, zaterdag 3 oktober, verschijnt bij NRC Handelsblad het
Zaterdags Bijvoegsel, met achtergronden bij het nieuws. Z heet het ook wel, en ont-
werper Karst Zwart maakte het eerste Z-logo, dat later aangepast werd. Omdat de
NRC-drukkerij niet veel lettervariatie biedt, gebruiken de vormgevers wrijfletters
voor koppen. Er wordt ingenieus met illustraties en steunkleuren gewerkt om de
zwart-wit krant kleur te geven (1977-1980).
Als de revolutie in Iran uitbreekt in 1979, en er nauwelijks informatie is, lossen
correspondent Wout Woltz en vormgever Henry Cannon dat op met een selectie van
Iraanse spotprenten. Cannon ontwerpt een nieuwe basis lay-out voor het Zaterdags
Bijvoegsel, niet langer Z, in 1985, omdat de chef Adriaan van Dis Z geen goede naam
vindt. 1988: de eerste volledige kleurenillustratie in Z. Foto’s afdrukken gaat steeds
beter: aan de jaarlijkse foto-reportageopdracht Document Nederland, die de krant
samen het Rijksmuseum Amsterdam organiseert, wijdt het Zaterdags Bijvoegsel
een heel nummer.
Vanaf 2008 wordt het Zaterdags Bijvoegsel op tabloidformaat gecombineerd met
de lifestyle-bijlage Leven &cetera tot Zaterdag &cetera. In 2009 gaat het Zaterdags
Bijvoegsel op in het zaterdagse fullcolourmagazine NRC Weekblad.
52


















70

3Een kleine revolutie in Lux et Libertas
71
Tot in de hoogste kringen is er over onderhan-
deld, bij de fusie in 1970. Het Lux et Libertas-
logo, het vignet van het Algemeen Handelsblad,
waarin de verlichtingsidealen van licht en vrij-
heid verbonden werden met de symbolen van
voor spoedige handel over zee. De hoofdredactie
van het Handelsblad wilde dat dit embleem ook
in de titelregel van de nieuwe fusiekrant NRC
Handelsblad werd opgenomen.
Het heeft ‘maar een haar gescheeld of dit in -
spirerende plaatje was aan de vernieuwing ten
prooi gevallen,’ schreef H.J.A. Hofland, destijds
als lid van de Handelsblad-hoofdredactie be-
trokken bij de fusie, in 2003 over die periode.
Het embleem overleefde de fusie. Hofland: ‘Het
is toen wel een beetje gemoderniseerd, maar
bleef in wezen onaangetast. Dit logo mag van
geluk spreken. Laten we het goed bewaren.’
Goed beschouwd is het Lux et Libertas-logo het
oudste beeldelement van NRC Handelsblad. Op
‘zaturdag den 22 maart 1828’ prijkte het voor
het eerst in de titel op de voorpagina van het
Algemeen Handelsblad. Dat was drie maanden
na de oprichting van de krant; het vignet nam de
plaats in van een scheidingsornamentje uit de
zetkast, dat tot die tijd de krantentitel van de be-
richten had gescheiden. Wie het logo met motto
heeft ontworpen is niet bekend, maar het lijkt
speciaal gemaakt voor de nieuwe krant uit 1828.
Veel kranten in steden waren, net als de Neder -
landse Staatscourant, organen die meer of min-
der aan de overheid verbonden waren, en ze
hadden meestal een wapen in de titel: de Am -
sterdamsche Courant voerde het stadswapen
van Amsterdam, de Staatscourant het wapen
van Nederland. Het gaf de krant een officieel
aanzien, en het zei iets over het karakter van de
krant. Een krant die zichzelf respecteert heeft
een logo – dus het Algemeen Handelsblad ver-
schafte zichzelf ook een logo.
Voor een krant die in de eerste plaats als onaf-
hankelijke informatiebron voor zakenlieden
was opgezet, om de handel te bevorderen, en die
voorpagina’s vol schreef met lijsten van scheep-
vaartberichten over zeilschepen, was een op
handel en scheepvaart gericht vignet logisch.
Vandaar dat in het hart van het logo een schip
met wind in de zeilen staat, een galjoen, het type
schip dat Nederland in de Gouden Eeuw rijk-
dom bracht. Daaromheen staan zeevaart- en
handelsattributen. Zoals rechts de drietand,
sym bool voor de Romeinse zeegod Neptunus.
Links de gevleugelde staf en een deel van de ge-
vleugelde helm van de Romeinse god van de
handel en winst, Mercurius. Dergelijke symbo-
liek was in vignetten gebruikelijk sinds de
Renaissance. Mercurius is nog steeds het sym-
bool van de Amsterdamse Koopmansbeurs, de
kraamkamer van het Algemeen Handelsblad.
Het geheel van symbolen van handel en wel-
vaart wordt geschraagd door het motto ‘Lux et
Libertas’, licht en vrijheid. Alsof de krantenop-
richters zeggen willen: licht en vrijheid zijn het
fundament onder de welvaart. De krant plaatst
zich met dit motto duidelijk in de liberale tradi-
tie van de Verlichting: door kennis en informa-
tie te verspreiden, het licht van de rede te laten
schijnen, bevorder je vrijheid. Op basis van be-
trouwbare informatie kan een individu zelf zijn
eigen handel en wandel bepalen. Door ‘waarlijk
voor te lichten, licht te verspreiden, beschavend
te werken, en de vaan der vrijheid hoog te
houden’ wilde hoofdredacteur J. Kalff het Lux
et Libertas-ideaal van zijn krant waarmaken, zei
hij tijdens het 100-jarig jubi leum van zijn krant.
Het ‘libertas’ in het motto verwijst ook naar de

Geheel boven: het Lux et Libertas-logo zoals dat in1970 voorop NRC Handelsblad stond. Gebaseerdop het vignet van het Handelsblad uit 1828.Daaronder een aangepaste versie uit de jarenzeventig. Geheel onder: het door Gerrit Noordzij gemoder -niseerde Lux et Libertas-logo dat NRC Handelsbladsinds 2001 gebruikt. Mercurius’ gevleugelde helm isin zijn geheel zichtbaar, het Oranje vaandel isverwijderd.
s c h e r p e l e t t e r s
72
ongebondenheid van de krant: het Handelsblad
was een van de eerste Nederlandse kranten die
niet verbonden waren aan een zuil, een partij of
geloofsrichting.
Het logo stond jarenlang op het Handelsblad,
verdween een tijd, maar na de 100ste jaargang in
1929 werd het in ere hersteld op de voorpagina.
Het Algemeen Handelsblad was toen allang veel
meer dan een serviceblad voor zakenlui; het was
een algemene nieuwskrant voor een breed pu-
bliek. Maar men was trots op de liberale traditie.
Zeilschepen voor de vrachtvaart had je niet
meer, maar het liberale motto Lux et Libertas,
dat gold nog altijd. En dat geldt nog steeds, zo-
als elke dag op de voorpagina van de opvolger
NRC Handelsblad uitgedragen wordt.
Toch is al die symboliek van het Lux et Libertas-
logo voor moderne, hedendaagse lezers niet al-
tijd even duidelijk. De redactie krijgt er wel eens
brieven over.
Zo schreef in 2001 een zevenjarig meisje uit
Oudkerk, Valentina Tóth, een uitgebreide brief
aan de Kinderpagina van NRC Handelsblad. Ze
wilde weten wat ‘het plaatje voor op de krant’
betekende. Ze had er een tekening bij gemaakt,
ze had het Lux et Libertas-logo met allerlei kleu-
ren bedekt. ‘Over elke kleur heb ik een vraag,’
schreef ze.
Dit waren haar vragen:
‘oranje (vraag 1): Is het schip van Amsterdam of
van Rotterdam? Hoe heet het? Hoe oud is het?
bruin (vraag 2): Waarom is er een ketting op?
rood-wit-blauw (vraag 3): Waarom is er een
vlag en welke kleuren heeft die, gewoon rood,
wit blauw?
geel (vraag 4): Waarom is er een trommel of is
dat iets anders?
zalmroze (vraag 5): Waarom is er die dokters-
staf, wat doet die, zit er bovenop een elfje of een
vogel? Waarom zitten er slangen op?
donkerblauw (vraag 6): Waarom is er dat
puntending. Mama zegt dat dat een drietand is,
waar is dat voor?

e en k l e i n e r e vo l u t i e i n l u x e t l i b e r t a s 3
73
rood/blauw (vraag 7): Waarom staat er lux et
libertas? Waarom staat dat niet in het Neder -
lands? Mama zegt dat libertas vrijheid is en lux
is licht.
blauwgroen (vraag 8): Wat doet het bloemetje
onderaan?
rozepaars (vraag 9): Wat is het blok of is het
een doos?
Donkergroen (vraag 10): Wat zijn de strepen of
is dat een trap?
lichtpaars (vraag 11): Wat is dat muziek -
instrument of is het iets anders?
alle kleuren (vraag 12): Wat is deze sliert?
rood (vraag 13): Is dit een eend of een hoedje
met een vleugel, mama zegt dat het hoedje is
van Mercurius en dat dat een verhaaltjesgod is
van de handel voor mensen die verkopen leuk
vinden, of geld verdienen.
donkerrood (vraag 14): Wat doet het Sint-
Maarten lantaarntje? Of is het iets anders?’
Als lid van de kunstredactie, waar de Kinder -
pagina onder viel, heb ik toen onder meer dit ge-
antwoord op de vragen.
‘Het zal wel een Amsterdams zeilschip zijn (ant-
woord 1) dat op het plaatje staat, want het stond
voor het eerst op de Amsterdamse krant het
Algemeen Handelsblad van 1828. Je ziet alle-
maal zaken die met zeevaart en handel te maken
hebben: een scheepsroer, geen muziekinstru-
ment (11), een scheepsketting (2), een scheeps-
touw (12), een kist met lading (9), en een ton met
scheepslading (antwoord 4 en 10). De vlag is
Nederlands (3). Ook zie je een wimpel die achter
de ton is gezakt, geen lampion (14). Verder zie je
een drietand (6), dat is een wapen waarmee je vis
Een zevenjarig meisje kleurde in 2001 het Lux etLibertas-logo van NRC Handelsblad in, stuurde
het naar de krant en vroeg wat al die verschillendgekleurde onderdelen betekenden.

s c h e r p e l e t t e r s
74
kunt spietsen en waar de oude Romeinse god
van de zee Neptunus altijd mee afgebeeld
wordt. Zoals de zee met voorwerpen aangege-
ven wordt, zo zijn er ook dingen waarmee de
handel aangeduid wordt, en dat is de hoed (met
vleugeltjes) en de staf (een soort toverstaf met
slangen en vleugeltjes) van de Romeinse god
van de handel, beschermer van zakenlui, Mer -
cu rius (5 en 13). Mercurius kon zich heel snel ver-
plaatsen, en snel nieuws overbrengen, daarom
wordt hij altijd afgebeeld met vleugels aan zijn
sandalen, op zijn hoed en aan zijn staf, al eeu-
wenlang. Onder het plaatje zit een soort versie-
ring, als draagbalk, met een bloemetje (8).
De oprichters van de krant vonden dat ieder
mens zelf moet kunnen bepalen wat hij ergens
van vindt. Ieder mens moet zijn eigen licht over
de zaken kunnen laten schijnen. Maar dan moet
je wel weten hoe het zit. Anders tast je in het
duister. Je hebt betrouwbare informatie nodig,
dat kan je zien als “licht”. Je moet vrij zijn te zeg-
gen en te denken wat je wilt. Om te laten zien
dat ze bij de krant die twee dingen, het “licht”
en de “vrijheid”, belangrijk vinden, is voor op
de krant Lux et Libertas gezet, als een soort wa-
penspreuk. Dat betekent licht en vrijheid, in het
Latijn. Die taal gebruiken mensen vaak als ze
iets deftig willen zeggen (antwoord op vraag 7).’
Deze vragen van een kind maakten duidelijk
dat sommige zaken op het Lux et Libertas-logo
niet allemaal duidelijk herkenbaar meer waren.
Omdat de nieuwe letter Lexicon in 2001 werd in-
gevoerd, om de krant een helderder typogra-
fisch karakter te geven, besloot de toenmalige
chef vormgeving, Stephan Saaltink, dat ook het
logo gemoderniseerd moest worden. Hij vroeg
de bekende grafische ontwerper Gerrit Noord -
zij het logo onder handen te nemen.
Het Franse aanhalingsteken de guillemet dat ont -werpbureau Thonik in 2010 tot beeldmerk van NRC Handelsblad-uitgaven koos. Het is een lees -teken uit Bram de Does’ letterontwerp de Lexicon.

e en k l e i n e r e vo l u t i e i n l u x e t l i b e r t a s 3
75
Tegelijk met de introductie van de nieuwe kran-
tenletter Lexicon verscheen daarom op 23 juli
2001 het nieuwe Lux et Libertas-logo op de voor-
pagina.
Noordzij hertekende het mercantiel-nautische
krantenlogo niet alleen, hij veranderde ook een
paar dingen, om de helderheid van het vignet te
vergroten. Zo pakte hij de helm van Mercurius
aan: dat was niet langer een weggezakte vlek
met een vleugel (‘Is dit een eend?’), maar hij liet
de complete helm boven het geheel zweven. Het
motto van de krant ‘Lux et Libertas’ zette hij in
krachtiger letters, duidelijker leesbaar neer. Hij
wiedde in de bloemrijke draagbalk onder het
embleem. De ton met scheepslading rechts en
de scheepskist met drietand tekende hij duide-
lijker. En hij veranderde nog iets. Noordzij liet
het vaandel weg, dat oorspronkelijk rechts over
de ton hing en al enigszins weggemoffeld was.
‘Dat hing er wat druilerig bij,’ was zijn com-
mentaar. Hij had gelijk.
Vreemd genoeg is die kleine revolutie door de
nauwgezette en kritische lezers van NRC Han -
delsblad niet opgemerkt. Want symbolisch was
deze grafisch volkomen te verdedigen ingreep
van enorme betekenis. Het vaandel dat verwij-
derd is uit het embleem van NRC Han dels blad is
zo goed als zeker het Oranje vaandel geweest. In
1828, toen het Algemeen Handels blad werd op-
gericht, was Willem I aan de macht, de eerste
Koning der Nederlanden, als een soevereine
Oranje vorst. Allicht werden de Oranjes met een
vaandel in het Handelsblad-logo van toen ge -
eerd. Sinds 2001 is NRC Handelsblad, althans in
zijn logo, een stuk republikeinser geworden. Er
heeft geen haan naar gekraaid.

BOEKEN
Fictie en non-fictie komen samen
Keuze uit de voorpagina’s van het Boekenbijvoegsel. Het aan boeken gewijde deel
van het Cultureel Supplement gaat zich in de jaren tachtig steeds meer op literaire
fictie richten: CS Literair. In het Zaterdags Bijvoegsel worden daarom in een aparte
sectie non-fictie boeken besproken. Dat leidt in 1990 tot een aparte bijlage Boeken
op zaterdag voor non-fictie. Uiteindelijk in 1998 worden de literatuur uit CS en de
zaterdagse non-fictie bijlage gecombineerd tot de vrijdagse bijlage Boeken voor
fictie en non-fictie. Beeldmerk in de basislay-out van chef vormgeving Stephan
Saaltink voor deze boekenbijlage is een valk, de volgende vogel in het dierenalfabet
na de uil, die als te voor de hand liggend wordt afgewezen. De valk verdwijnt na een
paar jaar bij een restyling.
In november 2007 gaat Boeken net als de andere bijlagen van NRC Handelsblad van
broadsheet over naar tabloid. Waar de tabloiduitgave van het Cultureel Supplement
een volledige beeldcover heeft, onderscheidt Boeken zich, ook in de speciale zomer-
uitgaves, zoals het voorbeeld uit 2010, met een voor pagina waarop meteen een
artikel te lezen is.
76












88

4De naakte krantenletter zonder kraalrand
89
Zonder dat er iets aan de letter veranderd was,
regende het midden jaren negentig ineens
klachten bij NRC Handelsblad over de leesbaar-
heid van de krant. De letter was niet kleiner ge-
maakt, het was hetzelfde type letter, de Times,
die al tientallen jaren voldeed. En nu ineens
klachten van lezers: hij was niet scherp genoeg
meer. Te grijs. Niet dik genoeg. Vooral onder een
lamp was de krant niet meer te lezen. Honder -
den brieven kreeg de hoofdredactie. Dit was
meer dan zomaar een golfje van de vaste zeuren-
de ingezondenbrievenschrijvers.
De hoofdredactie besloot tot een noodmaat -
regel. De letter werd een tikje groter gemaakt.
Daardoor kon er weliswaar minder informatie
op een pagina, maar wat heb je eraan als je be-
langwekkende stukken wilt publiceren en nie-
mand kan het lezen. Met de grotere, en dus dik-
kere letter was de krant voorlopig weer leesbaar.
Maar er was een wezenlijk probleem, dat was
wel duidelijk. Wat was er aan de hand?
NRC Handelsblad was zeer tevreden met de
krantenletter Times. Een gedistingeerde, zake-
lijke letter, met een internationale, serieuze uit-
straling – precies zoals de krant wilde.
Het probleem was dat de grafici van NRC Han -
delsblad, en niet alleen van die krant, steeds be-
ter konden drukken. Ze slaagden er steeds beter
in de letter, zoals die ooit door de ontwerper ge-
tekend was, op het krantenpapier te krijgen.
Dat kwam in de eerste plaats doordat het kran-
tendrukprocedé van hoogdruk naar vlakdruk
was overgegaan. Niet langer werden letters als
stempeltjes op pagina’s gedrukt; ze werden nu
van een vlakke plaat overgezet op het papier.
Bovendien was de krant midden jaren negentig
overgegaan van fotozetsel op computerzetsel en
computervormgeving (de zogenoemde elektro-
nische paginavormgeving). De computer teken-
de voortaan precies de letters op de drukplaat. Je
kon niet meer door een plaat wat korter of lan-
ger te belichten de letters wat dikker of dunner
maken.
En daar zat het probleem.Want de krantenletter
Times stamt uit 1932. Hij is ontworpen door
Stanley Morison, grafisch adviseur van The
Times in Londen. Hij ergerde zich aan de on-
scherpe letters en het typografische rommeltje
dat zijn krant was. Toen hij zijn letter ontwierp,
werd de krant nog op hoogdrukrotatiepersen
gedrukt. Wanneer een loden letter als een stem-
peltje op papier wordt gedrukt, vloeit er altijd
wat inkt onder de randen van de letterstempel
uit: de zogenoemde kraalrand. Daardoor lijkt
hij wat dikker. Om een loden letter de goede,
leesbare dikte te geven, moet je de letterlijnen
dus iets dunner ontwerpen. Anders lopen de
open ruimtes in letters als e of a dicht, en dan
heb je een regel vol vlekken.
Door de opeenvolging van verbeterde technie-
ken in de loop der jaren kregen NRC Handels -
bladlezers in de jaren negentig voor het eerst de
‘naakte’ krantenletter Times te zien, zoals die
ontworpen is: te schraal. Het krantenletteront-
werp uit de tijd van hoogdruk voldeed niet
meer.
Een krant verandert het lettertype niet graag.
‘Lezers houden doorgaans niet van grote veran-
deringen, en de letter hoort tot het meestal on-
opgemerkte meubilair dat de sfeer van de krant
mede bepaalt,’ schreef hoofdredacteur Folkert
Jensma in 2001 over dit probleem.
Nu deed ditzelfde proces zich voor bij andere
kranten – dus ook bij The Times. Daar werd eind
jaren negentig een nieuwe letter ontwikkeld:
dikker, zwarter, beter leesbaar. Maar de Britse

krant wil die letter, na het fenomenale succes
van de eerdere Times-letter, exclusief voor zich-
zelf houden. Gewoon overgaan op de nieuwe
Times-letter zat er voor NRC Handelsblad dus
niet in.
Aanvankelijk probeerden de vormgevers, typo-
grafen en drukkers van NRC Handelsblad de
Times nog ‘te redden’. Jensma: ‘Er werd aan de
computers gemorreld, de drukkers stelden de
persen bij, maar het resultaat bleef onbevredi-
gend. Na twee jaar sleutelen moest de conclusie
zijn: de vertrouwde Times is niet geschikt te ma-
ken voor moderne productietechnieken.’
NRC Handelsblad moest dus op zoek naar een
nieuwe letter. Veel andere kranten over de hele
wereld hadden dat inmiddels al gedaan. Zij ko-
zen opmerkelijk vaak voor letters van Neder -
landse ontwerpers. Zo gebruiken USA Today, de
Scotsman, de Stuttgarter Zeitung en Het Parool
al jaren letters als de Swift en Gulliver, van de
Nederlandse typograaf Gerard Unger.
Chef vormgeving van NRC Handelsblad in die
jaren, Stephan Saaltink, liet ook zijn oog vallen
op een Nederlandse letterontwerper. Met de
hoofdredactie koos hij uiteindelijk voor een let-
ter van Bram de Does: de Lexicon. Die letter is
speciaal voor nieuwe druktechnieken ontwor-
pen en koppelt een hoge, duidelijke leesbaar-
heid aan zuinigheid – dat wil zeggen, je kunt
veel letters, en dus veel informatie, kwijt op een
pagina. Vandaar dat de letter al gebruikt werd
voor de Van Dale-woordenboeken.
Bram de Does (1934), die onder meer typogra-
fisch ontwerper was bij drukkerij Joh. Enschedé
en Zonen, baseerde zich bij zijn ontwerp van de
Lexicon op zijn studies van letters die de be-
roemde zestiende-eeuwse Antwerpse meester-
drukker Christoffel Plantijn gebruikte. Die ge-
bruikte onder meer de letters Philosophie en
Gaillarde, die ook als ze klein gedrukt werden
nog uiterst leesbaar waren en niet dichtklonter-
den. Niet met inkt, maar ook niet optisch, dus
ook niet voor het oog.
Het geheim van de goede leesbaarheid zit hem
onder meer in de korte ‘stokken’ (zoals bij b, d en
h) en ‘staarten’ (j,g,y), in combinatie met een
grote x-hoogte: de hoogte van de stok- en staart-
loze letter, zoals de x, de o, of de n. ‘Daardoor
wordt een letter ruimer, opener en toegankelij-
ker,’ zei De Does, die ik interviewde toen NRC
Handelsblad overging op deze nieuwe letter:
23 juli 2001.
90
s c h e r p e l e t t e r s
Niet zulke scherpe letters: het lettertype Excelsiorwaarmee de berichten uit lood gezet werden in de eerste jaren van NRC Handelsblad na de fusie in 1970.
De klassieke krantenletter de Times, die NRCHandelsblad jarenlang gebruikte. Bij hoogdrukkrijgt iedere letter een vet inktrandje, de kraalrand,die bij moderne druktechnieken verdwijnt.

Het ging hem niet alleen om de letter apart,
maar ook om het beeld van gezette stukken
tekst. Letters moeten onderling goed te onder-
scheiden zijn, ze moeten als het ware ‘pittig’ ge-
tekend zijn, maar samen, als woorden, moeten
ze weer een eenheid vormen, zodat ze moeite-
loos op te nemen zijn voor het oog. ‘Daarom heb
ik gezocht naar een harmonisch, rustig beeld
van het zetsel, zodat je makkelijk de informatie
tot je neemt.’
Voor rust in het tekstbeeld zorgt De Does onder
meer door de hoofdletters niet veel groter te
maken dan de gewone letters, zodat het oog
geen al te grote horde hoeft te nemen als het
H.A.F.M.O. van Mierlo leest. Voor rust zorgen
ook de dunne dwarsstreepjes in de e en de a,
veelvoorkomende letters in teksten, die anders
een te sterke, horizontale streperigheid zouden
geven.
De Lexicon is breder en dikker dan de Times, die
De Does wat ‘spichtig’ vindt. Bij de o is dat goed
zichtbaar: de Lexicon-o is een stevige ronde dik-
kerd, de Times-o veel scharminkeliger. De Lex i -
con is een degelijke, serieuze letter, met een
zwierig trekje. Vooral in de cursieve en vette let-
ters is dat te zien, met soms sierlijk ronde staart-
einden. En in bijvoorbeeld het uitroepteken,
met een schuine bovenkant. Daarin verraadt de
ontwerper zijn voorkeur voor de handgeschre-
ven letters uit de renaissance, waarin druklet-
ters hun oorsprong vinden.
‘Ik heb eerder een letter ontworpen, de Trinité,
die ik als letter zo harmonisch mogelijk wilde
maken, met mooie verhoudingen van diktes en
stoklengtes,’ zegt De Does. ‘Ik dacht dat je daar-
mee automatisch leesbare teksten kon maken,
maar ik ben tot het inzicht gekomen dat dat niet
zo is. Bij de Lexicon heb ik me in de eerste plaats
gericht op informatieoverdracht. Ik ben een
idea list, dus ik denk dat ik met de Lexicon een
optimaal leesbare letter heb gemaakt.’
De Does ontwikkelde de letter in 1992 samen
met Matthias Noordzij, van de ‘digitale’ letter-
91
4d e naa k t e k r an t en l e t t e r zond e r k r aa l r and
?De Lexicon die NRC Handelsblad sinds 2001gebruikt blijft altijd scherp. Bram de Does ontwierpde letter voor digitale druktechnieken. Boven: het Lexicon vraagteken

gieterij de Enschedé Font Foundry. Speciaal
voor NRC Handelsblad tekende De Does de
Lexi con-kopletters, die iets smaller zijn dan de
gewone tekstletter.
Er werd na de introductie van de letter een speci-
aal e-mailadres geopend, [email protected], waar
ruim tweehonderd lezers reageerden. Er was
kritiek. Teksten in de krant, gezet uit de ‘wulp-
se’ Lexicon, leden aan een ‘ernstige vervlak-
king’, schreef een geschokte lezer, terwijl die-
zelfde teksten gezet uit de ‘zakelijke’ Times,
met zijn ‘lekkere scherpe puntjes’ als ‘gerijpt’
overkwamen. Maar deze lezer vond weinig me-
destanders. De meeste lezers van NRC Handels -
blad waren tevreden over de nieuwe letter. Hun
leeservaring sloot aan bij die van de hoofdredac-
teur, die uitgelegd had dat de keuze voor de
Lexicon, naast de leesbaarheid, ook met het ka-
rakter van de letter te maken had, die volgens
hem aansloot bij ‘het serieuze karakter van de
krant’.
Inmiddels klaagt niemand meer over de Lexi -
con. Sterker nog, het Amsterdamse ont werp -
bureau Thonik, dat in 2009 een nieuwe commu-
nicatie- en reclamecampagne voor nrc Media
(NRC Handelsblad, nrc.next, nrc.nl) ontwikkel-
de, gebruikte een door De Does ontworpen lees-
teken uit de Lexicon als hét symbool voor alle
uitingen van de krant: de guillemet, het Franse
hoekige aanhalingsteken ›. Dat is nu een terug-
kerend herkenningssymbool voor uitgaven van
nrc Media en vervangt ook het Lux et Libertas-
logo van NRC Handelsblad op de webpagina’s
van de krant op nrc.nl. De guillemet – in het
Nederlands ook wel ganzenvoetje genoemd – is
vernoemd naar een Franse zestiende-eeuwse
drukker en letterontwerper die dit teken als
eerste gebruikt zou hebben, Guillaume le Bé.
Het achtervoegsel -ette is een verkleinwoordje,
dus het leesteken heet eigenlijk ‘Willempje’.
Ontwerpers Thomas Widders hoven en Nikki
Gonnissen van Thonik hebben dit weinig ge-
bruikte leesteken van de Lexicon als grafisch
92
s c h e r p e l e t t e r s
De schreefloze variant van de Ennerçe
Het lettertype Ennerçe (later Elsschot) dat typograafChris Brand speciaal voor NRC Handelsbladontwierp in de jaren negentig, maar dat nooit doorde krant is gebruikt.

beeldmerk van hun nrc-campagne gekozen,
omdat ze het letterontwerp van De Does zo
mooi vinden, en op die manier aansluiten bij zo-
wel grafische uitstraling van NRC Handelsblad
als die van nrc.next. Bij next zijn niet alleen de
artikelen, maar is ook de krantentitel gezet uit
de Lexicon.
Blijft de vraag waarom een krant als NRC Han -
delsblad niet, net zoals The Times, een eigen
krantenletter heeft laten ontwerpen. Nog even
los van de esthetische en typografische stam-
menstrijd die daarover op een redactie zou kun-
nen ontstaan: het is waarschijnlijk te duur.
Toch was het er in de jaren negentig van de vori-
ge eeuw bijna van gekomen. Het proces om voor
NRC Handelsblad een eigen letter te ontwer-
pen, die de naam Ennerçe zou krijgen, is toen in
gang gezet. Dat was mede op initiatief van
vormgever Henry Cannon, die onder meer de
lay-outs voor het Zaterdags Bijvoegsel en de
Wetenschap & Onderwijs-bijlage ontwierp. Ad -
junct-hoofdredacteur Max van Rooy wilde toen
graag een kleurenbijlage bij de krant, en vroeg
verschillende vormgevers van de krant daar-
voor een basislay-out te maken, onder wie
Cannon. Die stelde voor dan ook meteen maar
een eigen krantenletter te ontwerpen, als on -
derdeel van dat proces. De hoofdredactie was
nieuws gierig. Cannon vroeg de letterontwerper
Chris Brand (1921-1998) zo’n nieuwe krantenlet-
ter te ontwerpen. Brand was een gerenommeerd
typograaf en kalligraaf. Hij ontwierp de nog al-
tijd gebruikte lettering van de krantentitel van
de Volkskrant in 1965. Hij voltooide in dat jaar
ook de letter Albertina. Dat werd de eerste letter
die Stanley Morison (de ontwerper van de letter
Times) kocht als art director van het internatio-
naal opererende fotozetsysteembedrijf Mono -
type. En het werd de huisletter van de Brusselse
Koninklijke Bibliotheek Albert I.
Brand was enthousiast over de opdracht om een
nrc-letter te ontwikkelen en maakte een begin:
met een hard potlood tekende hij een paar let-
ters van de Ennerçe, om een beeld te geven. Het
opmerkelijke aan de letter was dat Brand er zo-
wel een variant met schreven als een schreefloze
variant van ontwierp. Maar uiteindelijk ging
het feest niet door. Het project kleurenbijlage
werd afgeblazen, en Brand kreeg een brief dat
het nrc-letterproject ook niet doorging: te
duur.
Zo kreeg NRC Handelsblad geen eigen letter.
Toch liet het project Brand, die ook docent typo-
grafie aan de Academie Sint Joost in Breda was,
niet los. Hij bleef eraan werken, omdat hij het
lettertekenen niet laten kon, en ontwierp met
potlood vellen vol letters en leestekens. Zo heeft
hij tot zijn dood in 1998 doorgewerkt aan het
verder ontwikkelen van de letter, die hij een an-
dere naam gaf, omdat de nrc er niet mee in zee
ging. De naam van zijn nieuwe letter werd Els -
schot, en niet Ennerçe.
93
4d e naa k t e k r an t en l e t t e r zond e r k r aa l r and

ECONOMIE
De groei van het zakelijk nieuws
Keuze uit voorpagina’s van het economiekatern van NRC Handelsblad. In de jaren
tachtig is er aanvankelijk een economie bijlage die op woensdag verschijnt, het
Supplement Mens & Bedrijf. Opmerkelijk in de bijlagekop in de basislayout van
Henry Cannon is het gebruik van het Lux et Libertas-logo van de krant als silhouet,
waarin het &-teken is vervat. De kopletters zijn wrijfletters, en illustraties gecombi-
neerd met foto’s en steunkleuren geven de zwart-wit krant kleur in de jaren tachtig.
Omdat de bijlage titel Mens & Bedrijf eind jaren tachtig iets te veel de softe geur van
de jaren zeventig ademt, en de business bijlage zakelijker moet worden, verandert de
naam in 1989 in Supplement Economie. Als NRC Handelsblad 25 jaar bestaat in 1995
worden vorm en inhoud aangepakt: de krant krijgt een dagelijks zakenkatern,
getiteld Economie, als bijlagetitel eerst in de onderkast letter Modern 20, later
kapitaal in 1998; alsof het een voorpagina van een zakenkrant binnen de krant is,
compleet met cartoon linksonder.
In navolging van de letternamen van andere bijlagen van de krant, zoals CS en Z,
wordt rond 2001 besloten de bijlage Economie om te dopen in de bijlage E, in de
hoop dat die letter ook sterk merk binnen de krant zal worden. Eerst is de E nog de
E gezet uit de krantentitelletter, de Modern 20, later wordt het de Lexicon. E wordt
weer Economie in 2006, met ondermeer als vast beeldonderdeel de rubriek Lux,
met een zakenkrant zalmroze ondergrond.
94










104

5Liever een kolibrie op Texel
105
De meest ontnuchterende definitie van foto-
journalistiek die ik ken, komt van een oud-
hoofdredacteur van The Times, Harold Evans.
Hij schreef er een boek over met de titel Pictures
on a Page. Bondiger kun je het amper omschrij-
ven: ‘foto’s op een pagina’.
Hoewel de functie en vorm van foto’s in de krant
sinds de eerste NRC Handelsblad in 1970 enorm
zijn veranderd, zijn foto’s voor de papieren
krant nog steeds beeldbepalend. De wereld
wordt er even mee stilgezet. Voor digitale vor-
men van de krant is inmiddels ook bewegend
beeld van belang; in die zin zijn we dicht bij de
kranten uit de tovenaarswereld van Harry
Potter. Schrijfster Joanne Rowling beschrijft in
haar Potterboeken magische kranten van papier
met daarin bewegende foto’s, als filmpjes. Op
krantenpagina’s op iPhone en internet is al be-
wegend beeld te zien. En er zijn proeven gedaan
met kranten van oprolbaar elektronisch ‘pa-
pier’, waarop ook ‘bewegende foto’s’ vertoond
kunnen worden. Eigenlijk is Harry Potters ma-
gische krant al realiteit voor de moderne kran-
tenmaker en krantenlezer.
Voor NRC Handelsblad begon de fotojournalis-
tiek in 1923. Het Algemeen Handelsblad had
toen, als eerste krant in Nederland, een foto -
pagina. Daarvoor, in 1916, had die krant ook al
de primeur van de eerste kleurenadvertentie ge-
had. En de eerste kleurenillustratie in een Ne -
der lands dagblad, op 10 augustus in 1877, stond
ook al in het Algemeen Handelsblad. Maar dat
was een ingeplakt kleurenplaatje. In ieder geval
was het Algemeen Handelsblad Nederlands
meest vooruitstrevende krant op dit gebied van
vormgeving en fotojournalistiek. Dat stelt com-
municatiewetenschapper Elsje de Ruijter, die
een inventarisatie maakte van NRC Handels -
blad en zijn voorlopers op vormgevingsgebied
(De vorm en de lezer, 2007). Technisch was het van-
af 1900 mogelijk om met rotatiepersen foto’s in
kranten af te drukken. De New York Daily had
in 1880 al de primeur gehad de eerste dagblad -
foto af te drukken.
Bij de andere voorloper van NRC Handelsblad,
de Nieuwe Rotterdamsche Courant, hadden ze
niet zo’n haast met al die nieuwerwetse grafi-
sche ontwikkelingen. In 1927 drukte die krant
de eerste foto af: een portret van koningin
Emma. Een nieuwsfoto kun je dat nauwelijks
noemen. Er was ook een zekere weerstand tegen
fotografie in de krant, meldt De Ruijter, en ze
citeert Bernadette Kester, die een artikel over
het ontstaan van fotojournalistiek in Nederland
schreef: ‘Vooral in liberale kringen werd het be-
paald niet chique geacht wanneer een krant al te
opvallend gebruikmaakte van foto’s.’
In veel journalistieke kringen, zeker in kringen
die zich tot de kwaliteitspers rekenen, bestaat
die koudwatervrees voor foto-illustraties in de
krant nog steeds. Serieuze Duitse kranten zijn
nog altijd bijzonder zuinig met foto’s.
Ook NRC Handelsblad-journalisten roepen
nog wel eens: ‘snij maar wat van de foto’ als ze
weer een te lang stuk hebben ingeleverd; ik heb
het als eindredacteur in ieder geval vaak ge-
hoord. Daar staat tegenover dat fotografen bij
de krant me wel eens met ontslag gedreigd heb-
ben, als hun foto niet paginabreed, maar slechts
op twee kolom meeging in de krant. nrc-foto-
graaf Vincent Mentzel zei ooit: ‘Ik moet nog al-
tijd mijn best doen om mijn foto’s erin te krij-
gen omdat er vaak geen ruimte is. Beeld is de
sluitpost.’
De strijd tussen woord en beeld is bij een krant
heviger dan bij een tijdschrift. Vandaar dat de

s c h e r p e l e t t e r s
106
echt grote fotoreportages, waarin het verhaal in
de eerste plaats met foto’s verteld wordt, vooral
in tijdschriften verschenen. Inmiddels is er een
tendens van fotojournalisten om meteen maar
een boek te maken van hun fotoreportages. Dat
neemt niet weg dat foto’s van groot belang voor
een krant zijn. Lezers waarderen beeldinforma-
tie en gebruiken foto’s behalve als bron van in-
formatie ook om te bepalen of ze een stuk zullen
gaan lezen, is uit onderzoek gebleken.
Toch is er een enorm verschil tussen de foto’s die
in 1970 in NRC Handelsblad stonden, en de fo-
to’s die veertig jaar later het beeld van de krant
bepalen. In die eerste decennia werden nieuws-
foto’s alleen in zwart-wit geplaatst: foto’s die
het visuele bewijs van nieuwsfeiten leverden.
Beelden van een ramp of aardbeving. Een ont-
moeting van wereldleiders. Vaste prik als prent
op de voor pagina.
Maar gaandeweg, eind jaren tachtig, verander-
de dat. Lezers kregen veel vaker via televisie, la-
ter via internet, al direct beelden te zien van de
actualiteit. De krant verloor gaandeweg haar
functie als brenger van zulke directe nieuws-
beelden. De foto’s in de krant moesten anders
worden, iets speciaals toevoegen: ‘Vorm en stijl,
daar kwam het voortaan op aan,’ schreef Arjen
Ribbens, fotoredacteur van NRC Handelsblad,
in een artikel over die ontwikkeling. En hij ci-
teerde de visie van de chef vormgeving van de
krant in die jaren, Willem van Zoetendaal, over
wat een goede voorpaginafoto was: ‘Liever een
kolibrie op Texel dan de laatste foto van de aard-
beving in Helmond.’ Vandaar dat NRC Han -
‘Zendfoto’ van persbureau Reuters, met bijgeplaktbijschrift: Afrikaanse leiders bijeen in Abuja,Nigeria, bij de Organisatie van Afrikaanse Eenheidmet president Babangida op 3 juni 1991.

l i e v e r e e n ko l i b r i e o p t e x e l 5
107
dels blad op 19 januari 1989 prominent een foto
van nrc-fotograaf Leo van Velzen op de voor -
pagina plaatste van de Rus sische clown Popov,
die, geschminkt, treurig naar zijn dikke buik
kijkt. Dat zou tien of vijftien jaar eerder niet ge-
beurd zijn.
Ook foto’s van kunstwerken en sportevenemen-
ten vonden vaker hun weg naar de voorpagina.
Jan Paul van der Wijk, chef vormgeving en beeld
van de krant sinds 2001: ‘Foto-illustratie was al-
tijd al een heel belangrijk element in onze bijla-
gen, zoals het Zaterdags Bijvoegsel en het Cul -
tureel Supplement. Daar ging het veel meer om
bijzondere fotografie en sfeer, dan om nieuws-
registratie. In feite is die kunstzinniger benade-
ring van foto-illustratie, die we bij NRC Han -
dels blad altijd al in de bijlagen hadden, naar vo-
ren in de nieuwskrant gegaan.’
Van der Wijk wijst op nog een ander gevolg van
de veranderende functie van fotografie in de
krant: de opkomst van de ‘infographic’, of infor-
matie-illustratie, zoals een Nederlandse om-
schrijving luidt. Daarin wordt met een tekening
of reeks tekeningen een (nieuws)gebeurtenis of
een ingewikkeld proces uitgebeeld. Het raakte
in zwang bij Amerikaanse bladen als Time en
de krant USA Today, en vormgever Kees Enden -
burg begon er midden jaren tachtig in het sup-
plement Mens en Bedrijf mee te experimente-
ren. Tegenwoordig heeft NRC Handelsblad een
studio waar dagelijks infographics voor de
krant gemaakt worden.
De krant heeft ook meer kleur gekregen in de af-
gelopen jaren. Vincent Mentzel won in 1973 de
prijs voor de beste nieuwsfoto van Nederland
met een prachtige zwart-witfoto van minister-
president Joop den Uyl, die omhoogkijkt tij-
dens een debat. En Leo van Velzens voorpagina-
foto van de clown Popov in 1989 was ook nog
zwart-wit. Maar in dat jaar verscheen dan toch
de eerste kleurenfoto in NRC Handelsblad: een
foto van een zeehondje dat slachtoffer was van
Koos Breukel fotografeerde schrijver Jan Wolkersvoor het maandblad M van NRC in 2007, naastRembrandts schilderij van een oude man. Het werdhet laatste portret van Wolkers voor zijn dood.

s c h e r p e l e t t e r s
108
de lekkende olietanker Exxon Valdez. Lezers
stuurden boze brieven: foto’s in de krant in
kleur afdrukken, dat gaf toch geen pas. Sinds
2007 worden evengoed alle foto’s in NRC Han -
delsblad in kleur gedrukt (tenzij het een zwart-
witfoto is, uiteraard).
Nieuwe technieken hebben de kwaliteit van de
foto’s in de krant dramatisch verbeterd.Om te
beginnen is door de digitalisering de kwaliteit
van de foto’s die bij de redactie aangeleverd wor-
den, enorm verbeterd. Tot eind jaren tachtig
werden nieuwsfoto’s verzonden via tele foon -
lijnen. Op de redactie stonden enorme appara-
ten om door persbureaus verzonden foto’s te
ontvangen, later ook wel fotofaxen genoemd,
die aan de lopende band zwart-wit nieuwsfoto’s
uitspuwden. Dat waren niet de allerscherpste
foto’s; soms waren het voornamelijk grijze vlek-
ken en af en toe liepen er zwarte strepen over het
beeld vanwege storingen. ‘Het loonde in die ja-
ren om eigen fotografen naar het buitenland op
nieuwsreportage te sturen,’ zegt Van der Wijk,
‘die kwamen met prachtige reportagefoto’s te-
rug, die scherp waren, beter dan wat de persbu-
reaus leverden.’
Het werk op de fotoredactie veranderde begin
jaren negentig door de digitalisering, herinnert
chef van de fotoredactie Nicole Robbers zich:
‘Voortaan meldde de fotoredacteur zich aan bij
Het Geheimzinnige Scherm om vervolgens een
stortvloed van digitale beelden over zich heen te
krijgen en de stapels foto’s op het bureau wer-
den kleiner.’
Net als de donkere kamer, waar persfotografen
Reikhalzend publiek bij de voetbalwedstrijd Ajax–Feyenoord op 2 november 1969, gefotografeerdvoor de Nieuwe Rotterdamse Courant door Vincent Mentzel.

l i e v e r e e n ko l i b r i e o p t e x e l 5
109
nog snel hun foto’s afdrukten, is de foto als ob-
ject, als afdruk op papier, eigenlijk van de kran-
tenredactie verdwenen. Bij uitzondering duikt
er soms nog zwart-witfoto op uit het archief, zo
een die aan de achterkant vaak vol staat met zet-
aanwijzingen, bijschriftinformatie en stempels
van de maker.
Ook de verandering in druktechniek heeft het
beeld van de krant veranderd. Aanvankelijk, in
de tijd van hoogdruk, moesten van foto’s clichés
gemaakt worden, een soort stempels van me-
taal, later kunststof, met puntjes in verschillen-
de dichtheden om de grijs- en zwartwaarden
aan te geven: raster werd dat puntjespatroon ge-
noemd. Een grof gerasterde zwart-witafdruk
van een foto staat nog altijd symbool voor een
ouderwetse nieuwsfoto in de krant. Met de hui-
dige computergestuurde vlakdruk zie je van dat
raster amper nog iets; de techniek is zo verfijnd
dat de rasterpunten voor het blote oog vrijwel
helemaal wegvallen. Alleen als de vormen voor
de kleuren (die apart gedrukt worden) niet goed
op elkaar passen, dus als er iets mis gaat, dan valt
het drukproces op.
NRC Handelsblad gebruikt veel foto’s van inter-
nationale persbureaus, maar werkt ook met een
vaste kern eigen fotografen zoals Roel Rozen -
burg, Leo van Velzen, Rien Zilvold en vele ande-
ren, en heeft een uitgebreide fotoredactie die
dagelijks de digitale stroom foto’s schift. De
krant verleent samen met het Rijksmuseum in
Amsterdam sinds 1997 jaarlijks een grote do -
cumentaire foto-opdracht aan een fotograaf,
Docu ment Nederland.
En voor het kleurenmagazine, nrc Weekblad,
en vooral van de voorloper daarvan, het maand-
blad M, werden fotografen op pad gestuurd om
uitgebreide beeldreportages of portrettenseries
te maken. Zo’n blad op glanzend papier, met
hoogwaardige kleurendruk, is het medium bij
uitstek voor moderne fotojournalistiek. Het
gaat dan niet alleen om documentaire fotojour-
nalistiek, die de dingen laat zien ‘zoals ze zijn’.
Ook kunstzinnige fotoprojecten hebben daarin
een plek gevonden. Zo is bijvoorbeeld de por-
tretfoto die Koos Breukel van de oude, breek -
bare Jan Wolkers maakte een Nederlands icoon
geworden: het was de laatste portretfoto van
Wolkers voor zijn overlijden in 2007, op Texel.
De achterkant van de afdruk van Vincent Mentzelskrantenfoto van Ajax–Feyenoordfoto uit 1969. Met stempels en zetaanwijzingen: de foto werd ineen 2 punts-kaderlijn afgedrukt in NRC.

WETENSCHAP
Gedeelde kennis in katernen
Keuze uit de voorpagina’s van de bijlage Wetenschap & Onderwijs. Vormgever
Henry Cannon heeft verschillende basislay-outs gemaakt voor de wetenschaps -
bijlage. In de jaren tachtig onderscheidt die zich onder meer door de dubbele stand-
lijn: twee dunne verticale lijntjes tussen de tekstkolommen. Die lijnen werden niet
geplakt, zoals de meeste lijnen en het fotozetsel toen, maar voorgedrukt op de vellen
die de opmaakredacteuren gebruikten. Geplakte dunne lijntjes braken nogal eens,
of stonden scheef. Met de elektronische paginavormgeving rond 1998 verdwijnt de
dubbele standlijn. De vormgevers kiezen zorgvuldig ondersteunend beeld bij het
wetenschappelijk artikel, van wiskundige figuren tot weckflessen met misvormde
embryo’s.
De bijlage Wetenschap verliest in 2007 de toevoeging ‘& Onderwijs’, omdat dat
gedeelte voortaan in nieuwskrant behandeld wordt. De bijlage over alfa- en bèta-
wetenschappen gaat dan ook op tabloid over, zoals alle bijlagen. Het omslagbeleid
van de bijlage Wetenschap verschilt van andere bijlagen: er wordt gekozen voor een
pakkend wetenschappelijk beeld, dat niet verwijst naar een groot verhaal binnenin.
Het coverbeeld is een opzichzelfstaand kleurig onderdeel van de bijlage, dat binnen-
in nog kort toegelicht wordt.
110












122

6Een halve eeuw Bommel
123
Ze zijn nog altijd de beroemdste stripfiguren
van Nederland: Ollie B. Bommel en Tom Poes.
En dat terwijl er al tientallen jaren geen nieuwe
avonturen meer van hen verschijnen, noch in de
krant noch in boekvorm. Woorden die tekenaar
en schrijver Marten Toonder zijn Bommel-
stripfiguren in de mond legde, zijn spreekwoor-
delijk geworden, zoals ‘hij is een minkukel’, of
‘geld speelt geen rol’ en ‘als je begrijpt wat ik be-
doel’.
Hoewel de avonturen van de beer en zijn ‘jonge
vriend’ Tom Poes in verschillende kranten zijn
afgedrukt, is Bommel toch vooral de strip van
NRC Handelsblad geworden. Dat komt doordat
Bom mel in zijn krantenleven het langst, ruim
een halve eeuw, als dagstrip verscheen in de nrc
en NRC Handelsblad. Eerst, vanaf 1947, in de
Nieuwe Rotterdamsche Courant. Bij de fusie
van de nrc met het Algemeen Handelsblad ver-
huisde Bommel mee naar NRC Han dels blad,
waar de dagstrip tot in 1998 verscheen. Zo -
doende publiceerden beide krantentitels samen
154 van in totaal 177 Bommel-verhalen die hij
maakte. Omdat Toonder zijn laatste Bommel-
verhaal ‘Het einde van eindeloos’ in 1986 maak-
te, verschenen er bijna dertien jaar lang herha-
lingen van bestaande avonturen in de krant.
Bommel en NRC Handelsblad pasten goed bij
elkaar. Het karakter van de stripbeer, een welge-
stelde heer die ‘zijn eigen eenzame weg’ gaat,
sloot nauw aan bij het imago van de liberale,
soms wat deftige krant als NRC Handelsblad.
Die ging immers ook zijn eigen eenzame weg,
getuige de beginselverklaring van de krant in
het eerste nummer uit 1970, met zinsneden als:
‘Alles wat [de] vrije ontplooiing remt of ver-
krampt, stuit op ons wantrouwen,’ en ‘Ons
wantrouwen [geldt] in beginsel iedere collecti-
viteit.’ Bommel zou het gezegd kunnen heb-
ben, filosoferend met een goed glas wijn bij het
haardvuur in Slot Bommelstein, na een eenvou-
dige doch voedzame maaltijd.
Het Algemeen Handelsblad plaatste als eersteNederlandse krant een strip in 1929, de Britsecreatie Bruintje Beer, die na de fusie nog een paarjaar in NRC Handelsblad stond, naast Bommel.
Marten Toonders eerste berenstripfiguur, de ijsbeerThijs IJs (rechts) uit 1934, die ook in de NieuweRotterdamsche Courant verscheen, als concurrentvan Bruintje Beer in het Handelsblad.

De Bommel-strip werd vooral geroemd om zijn
verhalen, om Toonders literaire kwaliteiten:
schrijver Jan Wolkers zei bij de dood van Toon -
der in 2005 dat het een schande was dat Toonder
nooit een belangrijke literaire prijs zoals de
P.C. Hooftprijs had gekregen. De Bommel-strip
is een typische krantenfeuilleton-strip, met een
strook plaatjes en daaronder het verhaal als
lopende tekst, in gezette letters. Er bestaan ook
wel Tom Poes- en Bommel-verhalen met ballon-
teksten, maar die verschenen in bladen voor een
jong publiek, zoals Donald Duck.
Het is vooral de Bommel zoals die in NRC Han -
delsblad zijn avonturen beleefde die uitgroeide
tot een nationale figuur van bijna mythische
proporties, met personages die nog altijd tot de
verbeelding spreken, zoals de schilder Terpen
Tijn, de ambtenaar Dorknoper en de duivelse
geleerde professor Sickbock. Het viel de krant
dan ook zwaar om in 1998 de strip te beëindi-
gen. Maar, zoals de hoofdredactie schreef, nadat
er een stroom protestbrieven van bedroefde en
boze lezers was binnengekomen: ‘De krant kan
aan het oeuvre van Toonder weinig meer bijdra-
gen. Hoezeer wij onze Heer van Stand ook waar-
deren, geen strip, geen auteur en geen kranten-
pagina is bestand tegen jarenlange herhalin-
gen. Ook in de keuze van een beeldverhaal kan
een krant niet stil blijven staan.’
Niet alleen Bommels krantenleven voltrok zich
grotendeels in NRC Handelsblad. Ook op de ge-
boorte van de stripbeer hadden de beide voorlo-
pers van die krant een belangrijke invloed, en
wel door de stripfiguren die de Nieuwe Rot -
terdamsche Courant en het Amsterdamse Alge -
meen Handelsblad publiceerden.
De krantenstrips zoals wij die kennen zijn rond
1900 in de Verenigde Staten ontstaan. De Ameri -
kaanse stripcultuur waaide al snel over naar
Europa. Zo vroeg de Britse krantenmagnaat
Lord Beaverbrook in 1920 aan de tekenares Mary
Tourtel om Rupert Bear te maken voor zijn
krant The Daily Express. Die beren-strip was
een succes, ook internationaal. In 1929 was het
Algemeen Handelsblad de eerste krant in Ne -
derland die een strip in de kolommen opnam:
Bruintje Beer, de vertaling van Rupert Bear.
Zeker tot in de jaren vijftig was hij een populaire
stripbeer in die krant – en zette daarmee de toon
voor de Nederlandse krantenstrip.
Andere Nederlandse kranten wilden ook strips
als Bruintje Beer, en publiceerden die soms ook,
zoals de Nieuwe Rotterdamsche Courant. In
1934 kreeg het Algemeen Handelsblad de
alleen rechten voor Bruintje, en moesten de an-
dere kranten, zoals de nrc, een list verzinnen.
De jonge, beginnende striptekenaar Marten
Toonder had de oplossing. Hij had zich al ver-
diept in Amerikaanse krantenstrips, die zijn va-
der, die kapitein was, had meegenomen. Hij
schiep een stripijsbeertje: Thijs IJs, die onder
124
s c h e r p e l e t t e r s
De plaatjesstrook van de Bommelstrip zoals hij tien-tallen jaren in NRC Handelsblad stond.

meer in het Nieuwsblad van het Noorden en in
de Nieuwe Rotterdamsche Courant verscheen.
Diens eerste avontuur begint in 1934 in de nrc
als volgt: ‘Thijs IJs, een verre neef van Bruintje
Beer, liep op zijn grote ijsschots heen en weer en
dacht “Het is niet waar, hij kan ’t niet meenen!”
Hij kreeg – dat moet je weten, zoo juist bericht
dat neefje Bruin voor altijd was verdwenen.
‘Maar ja,’ vond Thijs, ‘hij schrijft het zelf, dus is
het waar. Wat moeten nu die menschen? Zij hiel-
den veel van hem, maar zullen toch wel nieuwe
avonturen wenschen. Zeg – weet je wat? Ik zal,
als Witte Beer, hun iets van mijn belevingen ver-
halen!’ En vlug pakt Thijs zijn bullen bij elkaar
en gaat naar Nederland, zonder ook nog maar
een dag te dralen.’
Zo verschijnt de eerste Nederlandse kranten-
stripbeer in druk, van de hand van de jonge
Marten Toonder. Stripdeskundige Kees Kouse -
maker, samensteller van de website Neder -
landse Stripgeschiedenis (lambiek.net), heeft
opgemerkt dat verschillende avonturen van
Thijs IJs uit de jaren dertig later min of meer te-
rugkeerden in de eerste avonturen van Tom
Poes en zijn berenvriend – Thijs IJs in de nrc
was dus de voorloper van Ollie B. Bommel.
Toonder bevestigt dat ook in zijn autobiografie.
Er was nog een tweede stripbeëindiging nodig
om Ollie B. echt tot leven te laten komen. Dat ge-
beurde in het oorlogsjaar 1941, toen De Tele -
graaf stopte met de Amerikaanse dagstrip van
Walt Disney, Mikkie Muis. Toonder bezocht de
redactie van De Telegraaf en de hoofdredacteur
koos de tekening van de kat, die Tom Poes zou
gaan heten, als opvolger voor de Amerikaanse
muis. En in het derde Tom Poes-verhaal ‘In den
toovertuin’ verscheen een parvenu ten tonele,
de beer Ollie B. Bommel, rijk geworden van een
olie-erfenis, om eigenlijk nooit meer uit de strip
te vertrekken.
Over die B. in Ollie B. Bommels naam is veel ge-
speculeerd, de naam Berendinus is wel eens ge-
noemd, maar Toonder zei dat het gewoon B.
was, naar Amerikaans voorbeeld, zoals Franklin
D. Roosevelt, en John F. Kennedy. Toen Bommel
pas in de Tom Poes-verhalen verschenen was,
begin jaren veertig, kwam de jonge Telegraaf-
journalist Joop Lücker bij Toonder voor een in-
terview. Want Tom Poes was een succes. Lücker
was ook geïnteresseerd in die nieuwe figuur in
het stripverhaal ‘met grote ruiten op zijn jas’ die
volgens het verhaal een verre reis had gemaakt
over land en zee. ‘Doet me denken aan een
Amerikaan, is dat juist?’ vroeg Lücker volgens
Toon der in zijn autobiografie. De stripauteur
gaf toe dat hij inderdaad Bommel een Ameri -
kaanse achtergrond wilde geven, iemand uit
een ver en vrij land, dat in die oorlogsdagen nog
neutraal was.
Maar Lücker raadde Toonder af Bommel een
Amerikaanse nationaliteit te geven. Dat was te
riskant in oorlogstijd: ‘Beter niet. Amerika gaat
meedoen. Kwestie van maanden. En dan is Ollie
besmet; dat zou jammer zijn. Hij is een aan-
125
6e en h a l v e e e uw bomme l

s c h e r p e l e t t e r s
126
winst. Tom Poes alleen is te kaal,’ aldus Lücker,
volgens Toonder.
Tom Poes sloeg aan, zoals gezegd. Er was weinig
vertier in de oorlogsjaren, en men las zijn avon-
turen graag. Er verschenen puzzels met en
boekjes over Tom Poes. En Toonder zette in de
oorlogsjaren zelfs de Toonder Studio’s op, waar
onder meer aan een nooit voltooide Tom Poes-
tekenfilm werd gewerkt, door jonge mannen
die om die reden niet naar Duitsland hoefden,
om te werken. De studio werd ook dekmantel
voor een illegale drukkerij, De Algemene Vrije
Illegale Drukkerij, kortweg David.
Zelfs onder de bezetters was de strip populair.
Toonder vertelt in zijn autobiografie dat hij ge-
beld werd door de Kommandantur der Stadt
Amsterdam, terwijl er mensen van het verzet in
zijn Amsterdamse woning aanwezig waren. De
commandant kwam zelf aan de telefoon: ‘Wie
geht’s mit dem Tom Puss?’ wilde hij weten.
Want in de strip van die dag was de poes in een
benarde situatie beland. En de hoge Duitser
wilde een boekje hebben van het eerste avon-
tuur, dat even later door een gewapende soldaat
in een Duitse overvalwagen bij Toonder thuis
gehaald werd.
Kort daarna, in 1944, eindigen de avonturen van
Tom Poes en Ollie B. Bommel in De Telegraaf
abrupt, omdat een ss-er de krant ging leiden.
Tot dan toe was De Telegraaf, zoals alle andere
Nederlandse kranten, verplicht geweest de
Duit se censuur te volgen. Maar om onder direct
nazi-bewind te werken, dat ging Toonder te ver.
De hoofdredactie had hem ook gewaarschuwd:
met doorwerken voor de krant zou hij na de oor-
log problemen kunnen krijgen. Toonder liet
zich manisch-depressief verklaren. Tom Poes
dook, met Bommel, in de strip letterlijk onder:
onder water.
Pas in 1947 doken Bommel en Tom Poes weer op.
Dat kwam door de toenmalige hoofdredacteur
van de Volkskrant, Joop Lücker, die eerder al
als Telegraaf-journalist voor Bommels voort -
bestaan had gepleit. Als stripfanaat wilde hij
Tom Poes in zijn krant, en hij regelde ook plaat-
sing in andere kranten zoals de nrc. De Tele -
graaf had toen nog een verschijningsverbod.
Toen Lücker in 1965 met bonje bij de Volkskrant
vertrok, liet Toonder uit solidariteit ook Bom -
mel uit de Volkskrant vertrekken.
In de nrc en in andere kranten bleef hij ver-
schijnen als dagstrip. Bommel en Tom Poes ont-
wikkelden zich. ‘Het werd een beeldverhaal
voor volwassenen, waarin de tijdgeest subtiel
werd becommentarieerd en wanverhoudingen
aan de kaak werden gesteld,’ schreef toenma -
lig NRC Handelsblad-hoofdredacteur Folkert
Jens ma in 1998 in een speciale Bommel-af-
scheidsbijlage. ‘Van een schreeuwerige avontu-
rier was Bommel veranderd in een rijke luiaard,
die zich in het moderne leven staande moest
zien te houden.’ In de loop der jaren ontstond de
verzameling Bommelverhalen, die inmiddels
wel de ‘Bommelsaga’ genoemd worden, met
hoogtepunten als De Zwarte Zwadderneel, De bo-
venbazen en De Bommellegende, aldus de huidige
chef Boeken, Pieter Steinz.
Zelfportret van Marten Toonder

e en h a l v e e e uw bomme l 6
127
Dat in 1998 na dertien jaar verhalen herhalen
NRC Handelsblad uiteindelijk toch stopte met
de Bommel-strip kon zelfs Toonder begrijpen.
Hij schreef bij het afscheid van zijn stripheld in
de krant: ‘Ik heb begrip voor het standpunt van
de redactie, en ik dank de lezers voor de trouw
waarmee ze de loopbaan van een heer van stand
op zijn eenzame weg hebben gevolgd. Voor mij
was het beschrijven ervan in een achtenswaardi-
ge krant als de nrc altijd een genoegen, en de
band met de lezers die daardoor ontstond is me
bijzonder dierbaar.’
Het is ook niet het einde van Toonders stripbeer
gebleken. Bommel is niet dood. Hij leeft. Want
in samenwerking met NRC Handelsblad en de
Toonder Compagnie is Uitgeverij de Bezige Bij
een langlopend project begonnen, waarbij alle
Bommelverhalen opnieuw wor den uitgegeven.
Bommel en NRC Handels blad hebben elkaar
niet losgelaten.
De strip over Ollie B. Bommel en Tom Poes vanMarten Toonder zoals hij van 1970 tot en met 1998in NRC Handelsblad verscheen. Daarvoor stond hijal in de Nieuwe Rotterdamse Courant sinds 1947.

PROFIEL EN THEMA
Verdieping in beeld
Keuze uit de voorpagina’s van de bijlagen Profiel en Thema. Tussen 1996 en 2002
verschijnt bij NRC Handelsblad elke week een bijlage gewijd aan een apart onder-
werp, om dat thema uit te diepen. Aanvankelijk heet het Profiel: het eerste nummer
is gewijd aan ‘Geboorte’ (29 augustus 1996). De bijlages zijn behalve proeves van
journalistieke verdieping ook experimenten in vorm. Informatie wordt in verschil-
lende vormen gepresenteerd, nadrukkelijk ook in beeld en in infographics, naast
langere artikelen. Na de millenniumwisseling wordt Profiel omgedoopt in Thema.
Na 2002 verschijnt af en toe nog bij speciale gelegenheden een themanummer.
Zoals bij het 25-jarig jubileum van Beatrix als koningin op 29 april 2005, met op
het omslag de profielfoto die NRC staffotograaf Vincent Mentzel van haar maakte.
De foto is later gebruikt voor de afbeelding van de koningin op Nederlandse
munten.
In de jaren van Profiel en Thema groeit de grafische studio van NRC Han dels blad:
voor de ontwikkeling van het gebruik van infographics, kaarten en beeld in de krant
is deze bijlage van groot belang geweest.
128








SPORT
Kampioenen in oranje inkt
Keuze uit voorpagina’s van sportkaternen van NRC Handelsblad. Of het opzet of
toeval was is onduidelijk, maar de oranje kleur in de rubriekskop Sporttotaal ver-
bleekt van links naar rechts, voor op de sportpagina van maandag 8 juli 1974: ‘Het
beste team geen wereldkampioen’ schrijft NRC-voetbalcommentator Hans Kraay
over Oranje dat het Wereldkampioenschap legendarisch verliest van Duitsland. In
een vette kop, gezet uit de letter Bodoni, meldt ook sportverslaggever Dick Ariese:
‘Het betere voetbal niet beloond.’ Vier jaar later is het al evenmin feest, als
Argentinië het WK wint van Oranje: de kop boven de wedstrijdanalyse van sport -
verslaggever Marc Serné danst haast, zo schots en scheef staan de schreefloze letters:
‘Wereldvoetbal wordt vermoord door systemen’.
Opnieuw vloeit oranje inkt in de krant van 27 juni 1988, als Oranje wel iets wint:
het Europees kampioenschap. Inmiddels is de krant overgegaan op de letter Times.
Behalve een gedicht van dan nog sportcolumnist Youp van ’t Hek staat er een info-
graphic op de pagina, waarin beeldend uitgelegd wordt hoe de twee Nederlandse
doelpunten tegen Rusland werden gescoord.
Beeld wordt steeds belangrijker op de sport pagina’s, bijvoorbeeld als Bart Veld -
kamp Europees kampioen schaatsen wordt (1990) en als drievoudig Olympisch
kampioen wielrenner Leontien van Moorsel bij de Spelen in Athene in 2004
ten val komt.
136








144

7Van achter naar voren met Kamagurka
145
Kamagurka tekent sinds 2002 elke dag een car-
toon op de voorpagina van NRC Handelsblad.
Met zijn absurde, surrealistische stifttekenin-
gen en tekstjes relativeert hij daar de vaak bloe-
dige ernst van het nieuws. Maar hij begon heel
anders bij de krant – en niet voorop, maar ach-
terin.
‘Je mag de kleine zijn oorsmeer wel eens verver-
sen... snif... snif...’ Dat is de eerste zin in de eerste
strip die Kamagurka tekende voor NRC Han -
delsblad. In 1979; Kamagurka (kunstenaars-
naam van Luc Zeebroek, die werd geboren in
1956 in Nieuw poort, België) was toen 22 jaar.
Met die eerste zin in die eerste strip zette hij ook
direct de toon: het ruikt hier, om een titel van
een van zijn albums te parafraseren, meteen al
naar onzin. En het is aldoor maar meer naar
onzin gaan ruiken in het oeuvre van de Vla -
ming, die behalve tekenaar ook performer is,
toneel- en liedjesschrijver, tv-persoonlijkheid,
dich ter en muzikant.
‘Het was een rare tijd,’ herinnert Kamagurka
zich over de periode dat hij voor het eerst con-
tact legde met NRC Handelsblad. Hij was nog in
de dienstplichtige leeftijd. ‘Ik wilde afgekeurd
worden voor militaire dienst en at haast niets
meer.’ Zo kwam hij ook bij Adriaan van Dis, de
chef van het Zaterdags Bijvoegsel. Van Dis vroeg
de in Nederland amper bekende Kamagurka
wekelijks een strip te tekenen voor de laatste pa-
gina van zijn bijvoegsel.
‘We hadden,’ schreef Van Dis over Kamagurka
in het maandblad M, ‘destijds het ambitieuze
plan een hele strippagina te maken, nota bene
op de “rug” van het Zaterdags Bijvoegsel, een
winstgevende advertentiepagina. We hadden
verschillende tekenaars gevraagd mee te wer-
ken, onder anderen de te jong gestorven Marc
Smeets, een briljante en eenzame krabbelaar die
in de stijl van Hergé tekende, maar dan surrea-
listischer. Ook Remco Campert leverde strips in
– over het kunstenaarsleven in het Parijs van de
jaren vijftig. Het zou prachtig worden, maar he-
laas, de pagina zelf kwam nooit beschikbaar.’
nrc-vormgever Henry Cannon had Van Dis op
het werk van Kamagurka geattendeerd. ‘Hij liet
me een aantal van zijn tekeningen zien. Absurd,
bizar en totaal anders dan we destijds in eigen
Prins Claus zonder das aan de hemelpoort bijPetrus. Voorpaginacartoon van Kamagurka in NRC Handelsblad in 2002, naar aanleiding van hetoverlijden van de prins, die de stropdas verwierp.

land gewend waren. Er staat me nog heel goed
een tekening bij van een jongetje dat de deur
opendoet en naar zijn moeder, zichtbaar achter
in het huis, roept: “Mama er staat een boom voor
de deur.” Waarop moeder antwoordt: ‘Wel, laat
hem binnen.’ Flauw, maar van het soort waar ik
de slappe lach van krijg.
‘We maakten een afspraak bij mij thuis in Am -
sterdam, om nader kennis te maken. Op een
zaterdag, Smeets en Cannon waren er ook bij. Ik
had weer eens pijn in mijn rug en ontving kreu-
nend op de bank. Wel had ik allerhande lekkers
in huis gehaald. Kamagurka sloeg echter alles
af, de koekjes, en ook de koffie en de thee. Hij
had zijn eigen kruiden en sappen bij zich en ter-
wijl wij ons te goed deden aan heerlijke brood-
jes, nam Kamagurka zijn trommeltje met in
zeewier gerolde “bollekes” rijst op schoot. Hij
bleek zwaar aan de macrobiotiek en zag er dan
ook broodmager, zo niet slecht uit.’
Al de eerste minuut van zijn bezoek was het voor
Van Dis duidelijk dat Kamagurka anders naar
de wereld keek dan een normale sterveling. Van
Dis: ‘Hij vertelde droogkomisch over zijn doen
en laten. Op een gegeven moment wilde hij
ook even naar de televisie kijken, er werd op de
(toen nog) brt een programma uitgezonden
waarin hij te gast was. Het ging onder andere
over jeugd werkloosheid. “En Kamagurka, wat
vindt u daarvan?” vroeg de interviewer. “Ik ben
er tegen”, antwoordde Kamagurka. “Ik ben er
tegen.” En daar hield de gast het op. Tegen
werk loosheid zijn, kon het duidelijker. Toen
Kama gurka zichzelf zag, barstte hij in lachen
uit, niet zomaar, nee hij loeide en kwam er adem
bij tekort.’
Voor Van Dis was het duidelijk: ‘Die gek moes-
ten we hebben. Een goeie krant maak je met gek-
ken.’
Zodoende begon op 7 april 1979 in Z de strip
Willy Toeter Vercomputer En De Bloedraket,
een vrolijk, surreëel beeldverhaal, waarin Willy,
een jonge huisvader, in de door bloed aange -
dreven raket uitgevonden door Professor Drie -
hoeks wortel, naar een verre planeet reist – op
verzoek van een vrouw die zo’n grote neus
heeft, dat ze voortdurend met een smak voor-
over valt. Ze wil graag naar een planeet met
146
s c h e r p e l e t t e r s
De eerste strip van Kamagurka in NRC Handelsblad‘Willy Toeter Vercomputer en de bloedraket’ ver scheen op 7 april 1979 in het ZaterdagsBijvoegsel.

minder zwaartekracht, zodat ze minder hard de
grond raakt.
Kamagurka deelde de laatste pagina van het
Zaterdags Bijvoegsel onder anderen met de toen
bekende Franse striptekenares Claire Brétecher,
die de wereld van ‘De Gefrustreerden’ schetst:
jongvolwassen vrouwen, die zich hun feminis-
tische leven anders hadden voorgesteld. Ook
schrijver Remco Campert tekende een strip. En
Kama was de hekkensluiter op de pagina.
Bij zijn eerste strip stond een korte introductie
waarin hij zelf uit de doeken doet hoe het alle-
maal begonnen is: ‘Toen ik heel lang geleden
vernam dat mijn lievelingsstrip (te weten Bolle -
ke en de lustige kapoentjes) getekend werd door
een mens, besloot ik striptekenaar te worden.’
Op zijn twaalfde stuurde hij al tekeningen naar
het stripblad Robbedoes, en kreeg van Robbe -
does-tekenaar Tillieux een bemoedigend ant-
woord. Kama tekende door. Hij ontdekte meer
volwassen Franse stripbladen als Pilote en het
sarcastisch satirische maandblad Harakiri, met
tekeningen ‘die mij zeer verheugden door hun
grofheid’.
Op zijn 17de, tijdens een schoolreis naar Parijs,
zag hij toevallig Gébé (Georges Blondeau), de
hoofdredacteur van Harakiri, lopen. Hij sprak
hem aan, en de volgende dag, zijn klas bezocht
het Louvre, toonde Kama zijn tekeningen op de
redactie: ‘“Tu dois faire quelque chose de plus
fou,” ik moest gekkere strips maken. Koorts -
achtig begon ik eraan te werken. Niets was nog
gek genoeg. Twee jaar tekende ik slechts met
één bekommernis: is het wel gek genoeg?’ aldus
de 22-jarige Kama.
Wat hij tekende was gek genoeg voor Guy
Mortier, toen hoofdredacteur van het Vlaamse
tv-blad Humo. Hij begon midden jaren zeven-
tig tekeningen van Kamagurka te publiceren.
Kamagurka, in die tijd nog student aan de
kunst academie in Gent, hakt de knoop door als
Mortier zijn werk plaatst. Hij verlaat de acade-
mie om fulltime striptekenaar te worden. In
Frankrijk neemt Harakiri zijn werk af, in België
Humo.
De lezers van NRC Handelsblad hebben de afge-
lopen decennia kunnen zien hoe veelzijdig
Kamagurka zich ontwikkelde. Van de nog tame-
lijk prille, vrolijke strip Willy Toeter Vercom -
puter evolueerde Kama naar de strip Bert’s
Brein op Zaterdag, waarin de sukkelige Bert
Vanderslagmulders met zijn hondje Bobje licht
absurde tot schrijnende overpeinzingen op het
leven losliet.
Zoals deze: ‘Eigenlijk ben ik toch maar een ge-
wone boerenlul’, zien we Bert denken. ‘Maar
dan wel een die beseft dat hij maar een gewone
boerenlul is. Want de meeste boerenlullen, hoe
gewoon ook, denken desondanks, dat ze hele
pieten zijn. En dat terwijl ze gewoon boerenlul-
len zijn. Hahahaha!’ In het laatste plaatje zien
we Bert lachend in bed liggen, met de tekst daar-
boven: ‘Die nacht kon ik de slaap niet vatten.’
Niet iedereen kon deze overpeinzingen van Bert
in de zaterdagkrant waarderen. Af en toe drin-
gen brieven van boze, geshockeerde nrc-lezers
tot de kolommen door, waarin ze hun gram over
Kamagurka halen. Zoals deze uit 1994: ‘Als lezer
van uw kwaliteitskrant erger ik me mateloos
aan de ziekelijke en vulgaire fantasieën van
Kamagurka. (...) Zijn tampax- en klotenproza
wijst veeleer in de richting van een “puber met
puisten” dan dat het aan een volwassene den-
ken doet. Met humor heeft het niets te maken,
in hoge mate wel met smakeloosheid.’
Toch zijn er ook weer briefschrijvers die zich af-
vragen of Kama zulke brieven zelf heeft ge-
schreven. Zij eisen dat Kamagurka in de krant
blijft. Die reacties stammen nog uit de tijd dat
Kamagurka alleen op zaterdag in de krant
stond. Hij kreeg achter in de krant een eigen ru-
briek, Planeet Kamagurka, waar hij dagelijks
begon te tekenen of waar hij soms ook teksten in
schreef. Kamagurka beoefent in de klassieke zin
‘grafiek’: de kunst van het tekenen en schrijven.
Taal speelt bij het ontstaan van zijn grappen ook
147
7van a ch t e r naa r vo r en m e t k amagu r ka

s c h e r p e l e t t e r s
148
vaak een belangrijke rol. Hij is in sommige op-
zichten een tekenende schrijver – in die zin lijkt
hij wel op Marten Toonder, die overigens vond
dat ‘Kama goeoerka’, zoals hij hem noemde, als
zijn opvolger niet echt verhalen kon vertellen,
en ook geen geschoolde tekenaar was.
Maar Kamagurka groeide op in de opstandige
punktijd – hij speelde onder meer in de Vlaamse
punkband de Gurka’s – en heeft eigenwijze op-
vattingen over tekenkunst. Zijn lange kunste-
naarsnaam (kama van seks, als in kamasoetra, en
gurka van strijder) is een typisch voorbeeld van
die tegendraadse houding: hij koos die naam,
nadat hij het advies had gekregen om als cartoo-
nist een zo kort mogelijk, makkelijk te onthou-
den pseudoniem te kiezen, zoals zoveel teke-
naars hebben, zoals Sempé, GéBé of WiBo.
Vanaf 2002 gaat Kamagurka zich ook met het
dagelijks nieuws bezighouden in NRC Han -
dels blad. Op de voorpagina van de krant ver-
schijnt dagelijks zijn cartoon, waarin hij in
woord en beeld commentaar geeft op de actuali-
teit. Elke dag dat de krant verschijnt, is er rond
twaalf uur in de ochtend telefonisch contact tus-
sen de voorpaginaredactie en Kamagurka. De
nieuwsberichten van de dag worden doorgeno-
men, en Kamagurka tekent en faxt daarna bin-
nen een uur een of meer cartoons.
Ook vrijdagnacht, voor de zaterdagkrant, soms
na een optreden. ‘Ik teken graag voor de krant,
anders houd je dat niet vol. Zeker geen dertig
jaar,’ zei hij in het nrc-maandblad M in 2009:
‘En als ik ’n goede bril vind, doe ik het nog ’ns
dertig jaar.’
Kamagurka denkt en tekent snel, en maakt zijn
tekeningen graag onmiddellijk als het idee er is,
ook als hij onderweg is. Daarom paste hij ook de
keuze van zijn auto er op aan. Hij koos een bmw,
omdat hij na testritten in verschillende merken
tot de conclusie kwam dat hij, op de achterbank
van die wagen, bestuurd door een chauffeur, het
beste zonder schokken, zijn tekeningen maken
kon. Zo kan hij doorwerken voor de krant als hij
van Gent naar een optreden in Winschoten of
Leeuwarden moet.
Foto’s van rampen, ongelukken, oorlogsleed,
ze staan dagelijks in de krant, maar ze leiden
nauwelijks tot boze ingezonden brieven. Maar
als Kamagurka in een voorpaginatekeningetje
verwijst naar een ramp, dan heeft de Opinie -
redactie het druk. Er is een reeks voorpagina -
cartoons van Kamagurka waar veel lezers zich
aan gestoord hebben. Zoals de tekening na het
overlijden van prins Claus, eind 2002: we zien
Petrus bij de hemelpoort opendoen voor Claus,
die zoals bekend de stropdas had afgezworen.
Omstreden cartoon van Kamagurka in NRCHandelsblad naar aanleiding van de tsunami in de Indische Oceaan in 2004
Jarenlang tekende Kamagurka voor het ZaterdagsBijvoegsel de avonturen van Bert Vanderslag -mulders en zijn hond Bobje, onder de titel ‘Bertsbrein op zaterdag’.

van a ch t e r naa r vo r en m e t k amagu r ka 7
149
‘Zonder das? Dat zal ik even moeten navragen,’
zegt Petrus-met-das. Een mild grapje over het
deurbeleid aan de hemelpoort, een hommage
aan de overleden dasverwerper Claus, zou je
denken. Helemaal mis. Lezers reageerden ge-
schokt, stuur den brieven met opmerkingen als
‘banaal’, ‘totaal ongepast’ en: ‘Als de tekenaar
enige ontwikkeling zou hebben en even zou
hebben nagedacht, dan had hij of zij uit het
boek Genesis kunnen weten, dat God de mens in
eerste aanleg naakt geschapen heeft. Het ont-
breken van een stropdas zal aan de hemelpoort
daarom geen bezwaar zijn.’
Soms komt de hoofdredactie er aan te pas om de
vrijheid van de cartoonist te verdedigen. Grap -
pen van Kamagurka over de tsunami of de bom-
aanslag in Madrid vielen verkeerd bij sommige
lezers. Toenmalig hoofdredacteur Folkert Jens -
ma schreef als antwoord op zulke protesten in
2003 onder meer: ‘Zwarte humor, de macabere
grap, galgenhumor, ze kunnen ook letterlijk
“verlichting” brengen. Socrates zegt in Plato’s
Symposion: “De ware dichter moet tragisch en
komisch tegelijk zijn, en het hele leven van de
mens moet beschouwd worden als een menge-
ling van tragedie en komedie”.’
Humor is in Kamagurka’s werk van groot be-
lang, want ‘met humor werk je alle ballast weg’,
zoals hij het zelf wel eens uitgedrukt heeft. Zijn
doel, of het nu om een tekening, schilderij of op-
treden in een theater gaat, is om ons in contact te
brengen met wat hij noemt ons ‘collectief on-
zinbewustzijn’. En het menselijk tekort, het feit
dat we kwetsbaar zijn, klungelen, net de ver-
keerde dingen doen, bewust of onbewust, de
menselijke wreed heden – het is een onuitputte-
lijke bron van inspiratie.
Adriaan van Dis volgt Kamagurka nog altijd:
‘Als ik in Nederland ben en soms op de webpagi-
na van NRC Handelsblad. Ik vind het geweldig
hoezeer hij zichzelf is gebleven. Zijn absurdisti-
sche blik overstijgt ons dagelijks gewirwar en
zelfs zijn commentaren op de actualiteit blijven
langer hangen dan de actualiteit zelf.’
Kamagurka ontwikkelde een nieuwe kunststromingin 2008: het accidentalisme. Hij schildert uit zijnhoofd een portret, en zoekt daar via de media degene bij die hij bij toeval geportretteerd heeft.

AGENDA, LEVEN &CETERA, OPINIE & DEBAT
Levenskunst met opinieschok
Keuze uit de voorpagina’s van de bijlages Agenda, Leven &cetera en Opinie & Debat.
In de jaren negentig evolueert de wekelijkse bijlage met de culturele agenda en film-
recensies steeds meer tot een gids op het gebied van levenskunst. Daarom wordt in
2002 de stap genomen om een speciale zaterdagse bijlage op het gebied van lifestyle
te maken: de zaterdagse lichtvoetige bijlage Leven &cetera, met stukken over de
aangename kant van het leven, over vrije tijd, persoonlijk leven en populaire
cultuur. Er wordt veel geëxperimenteerd met vrijstaande foto’s: met beeld wordt
iets brutaler omgegaan dan in de serieuzere bijlagen. In 2007 fuseert Leven &cetera
met het Zaterdags Bijvoegsel tot Zaterdag &cetera.
Daarnaast groeit de behoefte aan meer en langere opinieartikelen in de krant.
Omdat vanuit de ‘choc des opinions’ de waarheid naar voren springt, zoals de
Fransen zeggen, verschijnt vanaf 2003 de zaterdagse bijlage Opinie & Debat.
Met experimenteel lange kopregels met vette trefwoorden. In 2007 gaat ook
deze bijlage over op halfformaat.
150










160

8Broekloze humor van Fokke & Sukke
161
Toen Fokke & Sukke vijf jaar oud waren, zoch-
ten ze een nest.
De cartoon-eend en -piet, die elke dag op de
Achterpagina van NRC Handelsblad staan, zijn
in studentenkringen geboren. Een van hun eer-
ste cartoons verscheen in het studentenblad
Propria Cures, in 1993. Hij was getiteld Fokke &
Sukke zoeken paaseieren. Daaronder zien we
Sukke de kanarie, met zijn baseballpet achter-
stevoren op, die handschoenen aandoet. Daar -
naast staat Fokke, het eendje met de matrozen-
muts, die we op de rug zien. Omdat beide fi-
guurtjes geen broek aan hebben, zien we duide-
lijk het sterretje onder zijn staart. Sukke, de
handschoen aantrekkend, zegt: ‘Zelfde plek als
vorig jaar, neem ik aan.’
Bij Propria Cures vonden ze vooral die anaal ge-
fixeerde humor van Fokke & Sukke leuk. Maar
dat vonden hun bedenkers, de studenten Jean-
Marc van Tol (1967), Bastiaan Geleijnse (1967) en
John Reid (1968) niet genoeg. Ze wilden meer.
Fokke & Sukke zijn bij toeval ontstaan. Van Tol
en Geleijnse studeerden Nederlands in Amster -
dam, Reid rechten, en ze hadden samen het plan
opgevat een lang stripverhaal te schrijven, over
een jonge jonkheer, Peer van Ruysteren. Maar
het verhaal en het tekenwerk stokten, en er
kwam uiteindelijk niets van terecht. Als grapje
tussendoor verzonnen ze Fokke en Sukke, als
bijfiguren bij een type uit de strip Peer, een stu-
dent die Wisse heette. De namen Fokke en
Sukke lijken direct afgeleid van de Engelse vier-
letterwoorden fuck en suck, maar dat is volgens
tekenaar Van Tol niet zo: ‘Fokke en sukke is stu-
dentenjargon. “Zit niet te sukke”, dat is als je zit
te zuigen tot iemand helemaal gek wordt van je
gezeur. “Zit niet te fokke” is bijna hetzelfde,
maar sukke is net iets geniepiger.’
Ze hadden de namen, maar nog niet de figuur-
tjes, toen een kennis bij Propria Cures hun in
1993 vroeg een cartoontje te tekenen. Geleijnse
vertelde daarover in het Stripschrift: ‘We hadden
ons Fokke en Sukke eerst als twee mannetjes
voorgesteld. Zoiets als: Fokke & Sukke, aspi-
rant-redacteuren bij pc. En dan twee jongetjes
die constant vervelend liepen te doen. Maar we
hadden al snel door dat we daarmee niet veel
verder kwamen dan: “Slager, heeft u varkens-
pootjes?” Daarop zei Jean-Marc: “We kunnen
ook richting Disney verhuizen.” Toen hebben
we die vogeltjes met die piemeltjes verzonnen,
omdat we wisten dat er bij Disney heel lang over
gepraat is of Donald Duck nou een broek aan
moest of niet.’ Het broekloze duo was geboren.
Van Tol: ‘We vonden het ook wel passen bij
Propria Cures. Maar ook weer niet, omdat het
van die pluizige poppetjes zijn. We hebben ook
echt onze plaats moeten veroveren in Propria
Jonkheer Peer van Ruysteren, student, de eerstestripfiguur van Reid, Geleijnse en Van Tol, beginjaren negentig. Wisse is de naam van eenmedestudent, net als aanvankelijk Fokke en Sukke.

s c h e r p e l e t t e r s
162
Cures. [...] Er zaten jongens bij Propria Cures die
er echt niets aan vonden. Die snapten niet dat
een eendje praten kon en zo.’
De drie makers hadden schik in Fokke & Sukke
en probeerden ze in meer bladen te krijgen. Er
verschenen ook cartoons van de eend en de ka-
narie in het onbekend gebleven literaire studen-
tenblaadje Poesjkin Wat. Maar dat had geen
geld. Net als Martin van Amerongen, toen
hoofd redacteur van de Groene Amsterdammer,
die Fokke en Sukke wel goed vond, maar steeds
geen budget had.
Inmiddels waren de zwart-wit getekende eend
en kanarie wel opgevallen. Uitgever Jaco Groot
van De Harmonie (ook uitgever van Kamagur -
ka) zocht contact met de makers, en gaf de eerste
boekjes uit, zoals Fokke & Sukke hebben altijd wat.
Maar de makers van Fokke & Sukke gunden hun
geesteskinderen een steviger nest, een groter
publiek. Ze begonnen in 1998 een campagne om
de cartoons in landelijke bladen gepubliceerd
te krijgen. Dat had matig succes, tot de cartoons
ook de leden van de stripcommissie van NRC
Handelsblad, Jan Paul van der Wijk en mij,
onder ogen kwamen. Er was nog steeds een
‘stripgat’ in NRC Handelsblad sinds Bommel
was verdwenen, dat opgevuld moest worden.
Na enig aandringen – waren een eend en kana-
rie met hun altijd zichtbaar bungelende ge-
slachtsdelen en studentikoze humor wel iets
voor een keurige krant als de nrc? – ging de
hoofdredactie overstag. En zo verschenen Fok -
ke & Sukke op 30 augustus 1999 voor het eerst in
NRC Handelsblad. Aanvankelijk op de media-
pagina, en later, toen Kamagurka naar de voor-
pagina ging, op de Achterpagina. Fokke & Suk -
ke hadden hun nest gevonden.
En ze deden een plechtige belofte, in het intro-
ductie-interview, waarin ze aan de lezers van
NRC Handelsblad werden voorgesteld: ‘Nu we
in de nrc staan zullen we ons in onze humor be-
perken tot de beroemde filosofen, de Russische
literatuur en de Dow Jones Index.’ Dát had na-
tuurlijk de doorslag gegeven voor de hoofd -
redactie.
Fokke & Sukke groeiden in de krant uit tot vol-
wassen cartoonvogels. In 2003 kregen hun
scheppers de Stripschapsprijs. In het juryrap-
port werd onder meer geschreven dat de makers
van Fokke & Sukke een ‘succesvolle slag ge-
maakt [hebben] van studentikoze humor naar
humor voor een breed publiek’. Daar waren
Reid, Geleijnse & Van Tol het wel mee eens.
Harde grappen over anale seks worden hooguit
nog één keer per jaar gemaakt. ‘Ze zijn op één
kont te tellen,’ zei Geleijnse daarover in NRC
Handelsblad: ‘We doen het alleen als het echt
leuk is. Onze humor is veel grilliger en veelvor-
miger. We maken niet alleen maar één categorie
humor. We leveren commentaar op allerlei za-
ken. Fokke & Sukke zijn wat dat betreft lege hul-
zen die we steeds per grap een ander karakter
geven. Dat maakt het voor ons leuk.’
In feite ontstaan de grappen voor Fokke &
Sukke nog altijd precies zoals in de begintijd:
door overleg. Reid en Geleijnse bellen of mailen
voor ze aan hun dagelijkse werk beginnen (ze
hebben niet-Fokke & Sukke-werk) met tekenaar
Van Tol, die zich helemaal aan Fokke & Sukke
wijdt. Elke dag worden de actualiteiten van sati-
risch commentaar voorzien, en daaruit kiezen
ze de beste grappen. Van Tol moet inmiddels
veel meer dan alleen een dagelijkse nrc-grap te-
kenen, want Fokke & Sukke verschijnen ook da-
gelijks in nrc.next, en sinds 2007 zijn ze elke
avond behalve in de nrc ook nog met een verse
De Fokke & Sukke-scheppers Bastiaan Geleijnse,John Reid en Jean-Marc van Tol, getekend door Van Tol begin jaren negentig.

b ro e k lo z e h umor van fo k k e & s u k k e 8
163
grap op tv te zien, in het programma De Wereld
Draait Door. Ook op internet hebben Fokke en
Sukke een plek, en er is een iPhone-applicatie.
Van Tol, die ook een eigen stripuitgeverij is be-
gonnen, Catullus, werkt aan een meerdelige
graphic novel over De Opkomst & Ondergang
Van Fokke & Sukke.
Dat NRC Handelsblad graag het nest van Fokke
& Sukke is, bleek op 1 september 2009. Toen
werd gevierd dat de kanarie en eend tien jaar
lang dagelijks een cartoon in de krant hadden.
Dat gebeurde met een speciale uitgave, een
unicum in de grafische geschiedenis van NRC
Handelsblad. Alle voornaamste illustraties op
de nieuwspagina’s waren Fokke & Sukke-car-
toons.
Een van de redenen van het succes van Fokke &
Sukke is de vorm van de cartoon. Die is steeds
opgebouwd volgens een vast patroon. Tekenaar
Jean-Marc van Tol: ‘Het ziet eruit als een één-
plaatje-cartoon, maar de caption, de kop, heeft
eigenlijk de functie van een apart plaatje, waar-
in verteld wordt wat er aan de hand is.’ Som -
mige Fokke & Sukke-cartoons moeten het heb-
ben van een woordspelige caption, zoals ‘Fokke
& Sukke scheppen een president’ (Fokke aan het
stuur, ster in de voorruit, Sukke, achteromkij-
kend: ‘Fokke!.. Zag je dat!!?’). In veel Fokke &
Sukkes dient de caption om het hele plaatje in
een ander daglicht te stellen, als in ‘Fokke &
Sukke praten juist heel openlijk over hun ge-
voelens’ (‘Hoe gaat het?’ ‘Goed’), of relativeert
het plaatje juist de caption, als in ‘Fokke &
Sukke stellen zich even voor’ (‘Hoi!’ ‘Neuken?’).
Deze vorm, van een ‘avontuur in één plaatje’,
past goed in de tijd, waarin lezers voor lange
stripverhalen toch weinig geduld meer hebben.
Fokke & Sukke lijken wat minder studentikoos
sinds de nrc hun nest is. Dat neemt niet weg dat
lezers zich soms nog wel storen aan de broeklo-
ze humor van de eend en de kanarie. Van Tol:
‘Vroeger kregen we iedere boze brief die naar de
krant gestuurd werd doorgestuurd. Die beant-
woordde ik dan. Legde de grap uit. En legde uit
dat wij nooit de bedoeling hebben om mensen
te beledigen. Maar soms kreeg je dan nog bozere
brieven terug. Ik heb toen gevraagd of de krant
de brieven wil beantwoorden, want je schiet er
niks mee op.’ Kritiek is onvermijdelijk, vindt
Van Tol. Want: ‘Humor gaat altijd over de gren-
zen van wat mag. Humor moet schrijnen.’
Als Fakko & Sakko (‘hebben altijd wat’) probeerdenFokke & Sukke in 2006 in Sint-Petersburg, Ruslandeen voet aan de grond te krijgen.
De millenniumwisseling was het onderwerp van deeerste grap die Fokke & Sukke in NRC Handelsbladmaakten op 30 augustus 1999.

NRC.NEXT
Jonge ochtendkrant op tabloid
Keuze uit de proefcovers en verschenen covers van nrc.next. De tabloid zusterkrant
voor een jonger lezerspubliek van NRC Handelsblad, nrc.next, verschijnt voor het
eerst in 2006. Maar al vanaf 2004 zijn er plannen voor zo’n uitgave. Een proefkrant
van de halfformaat ochtendeditie van NRC Handelsblad wordt aan bezoekers van
de Bijenkorf uitgedeeld. De reacties zijn bemoedigend. Maar men wil een andere
krantentitel. Eerst is de naam Focus. Er wordt geëxperimenteerd hoe nieuws in
beeld gebracht moet worden.
In 2005 wordt het concept van nrc.next zoals de tabloid dan al heet verder uit -
gewerkt. Aanvankelijk met meer tekst op de cover, en de punt tussen nrc en next
is nog onder op de regel (19 mei 2005). De volgende proef (11 oktober 2005) heeft
de rode punt al als beeldmerk tussen nrc en next, en rechts een tekstkolom met
kort nieuws.
In 2006 verschijnt nrc.next werkelijk, in een basislay-out ontworpen door Jan Paul
van der Wijk en Ank Swinkels. Beeld op de cover is van groot belang, als foto óf in de
vorm van speciaal gemaakte illustraties, de nieuwskolom is naar onderen verlegd.
164










174

9De krant vernieuwt zich: nrc.next
175
De grootste verandering in de vorm die NRC
Handelsblad heeft meegemaakt, is het verschij-
nen van de zusterkrant nrc.next, vanaf 14 maart
2006. Vanaf die dag kent de avondkrant op
groot formaat ook een andere verschijnings-
vorm: een ochtendkrant op halfformaat. Voor
een deel is de inhoud van beide kranten precies
het zelfde, maar vorm en presentatie verschillen
aanmerkelijk. Dat komt doordat de functies van
beide kranten verschillen. Vorm volgt functie,
fff (Form Follows Function) is een leidend be-
grip in moderne architectuur en industrieel
ontwerp – en het geldt ook gedeeltelijk voor de
krant, die naast waakhond van de democratie,
brenger van nieuws en wat al niet, ook gewoon
een industrieel product is.
Amerikaanse onderzoekers, die de vorm van
kranten bestudeerden (Barnhurst & Nerone,
The Form of News, 2002), hebben geconcludeerd
dat culturele en economische factoren van gro-
ter belang zijn voor grote veranderingen in het
uiterlijk van kranten dan technologische ver-
nieuwing. Een van die culturele factoren is de
behoefte en gewenning van de lezersgroepen
die de krant bedient. Net zoals de gewenning
van de makers van de krant, uiteraard. Kranten
zijn, hoewel ze over de dynamiek van de wereld
gaan, trage veranderaars. En de meeste vaste le-
zers vinden dat prima.
NRC Handelsblad is een broadsheet avond-
krant voor de hoger opgeleide lezers, die over
het algemeen wat ouder zijn: de gemiddelde
nrc-lezer is eerder veertig, vijftig, of zestig jaar,
dan twin tig. Het overheersend idee is: hij of zij
waardeert een grote broadsheet krant, met veel
stukken op een pagina, waarin de lezer zelf
uit de veelheid iets zoekt wat hem bevalt:
nieuwsberichten, uitgebreide achtergrondver-
halen, re portages en analyses, een stevig opinie-
stuk. Beeld in de krant is aangenaam, maar het
moet niet te gek en te wild worden. Lezers laten
dat soms weten, in oudere journalistenkringen
heerst die mening ook. Zo ergerde de eerste
hoofdredacteur van NRC Handelsblad, André
Spoor, zich in een interview in 2009 aan de grote
foto’s die NRC Handelsblad tegenwoordig af-
drukt. Zoiets zou een krant als The Inter -
national Herald Tribune volgens hem nooit
doen: ‘Wat zij niet doen is die krankzinnig grote
foto’s brengen die NRC Handelsblad vaak heeft.
Met zulke foto’s geef je een heel ander signaal
dan je zou verwachten van een type kwaliteits-
krant zoals wij die maken.’ (Na een restyling
kort na dat interview, plaatste ook The Inter -
national Herald Tribune soms grote foto’s).
Niet te grote foto’s, veel tekst, in een grote krant
die je over de tafel kan uitspreiden ’s avonds, of
waarachter je je goed kan verschuilen. Dat is het
beeld van wat een serieuze krant moet zijn, dat

overheerst. Toen de Volkskrant begin 2010 be-
sloot om naar een tabloidformaat te gaan, rea-
geerde Derk Sauer, een van de eigenaren van
NRC Handelsblad, kort daarop in het blad Adfor -
matie: ‘Een tabloid staat voor snel en oppervlak-
kig, wij blijven groot. Een big paper voor big
ideas.’ Met ‘wij’ bedoelde hij NRC Han delsblad.
De nieuwe hoofdredacteur van NRC Handels -
blad Peter Vandermeersch (afkomstig van De
Standaard in België), vertelde in een radiointer-
view kort na zijn aanstelling in juni 2010, dat hij
wel gecharmeerd is van een kleiner formaat
krant, tussen tabloid en broadsheet in, het zoge-
noemde Berliner-formaat. Maar omdat die tus-
senmaat krant niet gedrukt kan worden op de
persen van NRC Handelsblad, is zo’n formaat-
wijziging van de krant vooralsnog niet aan de
orde.
In de jaren negentig zakten internationaal de
verkoopcijfers en lezersaantallen van grote seri-
euze kranten in West-Europa en de Verenigde
Staten in. In het Verenigd Koninkrijk begonnen
kwaliteitskranten met eigen marktonderzoek
en pogingen een jonger publiek aan te spreken.
Jongeren staan meer in de moderne informatie-
maatschappij dan oudere krantenlezers; ze ha-
len hun nieuws eerder en vaker van alternatieve
media, zoals internet. Ze willen sneller geïnfor-
meerd worden en hebben meer affiniteit met
beeld cultuur. En ook als ze een diepgravend
stuk willen lezen, moet dat smakelijk gepresen-
teerd worden.
In 2003 ging The Independent als eerste broad-
sheet quality paper over op het tabloidformaat,
omdat dat jongere lezers zou aanspreken en een
andere presentatie van nieuws vraagt. Omdat
het tabloidformaat voor een krant in de Angel -
saksische wereld tot dan toe vooral met populai-
re, volkse sensatiekranten geassocieerd werd,
gaf The Independent zijn halfformaat krant de
wat deftiger naam ‘compact’.
Die krant als tablet-achtige (het woord tabloid is
afgeleid van een tablet, een pil, een snelle ge-
comprimeerde manier om medicijnpoeder te
slikken) sloeg aan. Vele kwaliteitskranten volg-
den die moderne, gecomprimeerde vorm, en
gingen over op tabloid, zoals de Britse Times
(2003, na meer dan 200 jaar in broadsheet te zijn
verschenen), maar ook bijvoorbeeld De Stan -
daard in België (2004). In Nederland gingen na
176
s c h e r p e l e t t e r s

Het Parool (2004) onder meer ook Trouw (2005)
en de Volkskrant (2010) over op halfformaat. Die
overgang naar tabloid is mede in gang gezet
door het succes van gratis kranten als Metro
en in Nederland Spits. In verschillende landen
verschenen sinds eind jaren negentig gratis
kranten in tabloidformaat, die veelal bij trein -
of metrostations worden uitgedeeld – vandaar
de naam van een van de internationaal gratis
opererende kranten, Metro. Ze zijn se rieuzer
dan de standaard tabloid schandaalkranten,
maar min der serieus dan kwaliteitskranten. Ze
zijn onder meer halfformaat omdat ze daardoor
makkelijker in trein of metro te lezen zijn. Het
succes van deze gratis tabloids deed de losse ver-
koop van betaalde kranten dalen. Daar door
werd bij de bestaande kranten het idee ontwik-
keld om iets van die populaire, moderne kran-
tenvorm over te nemen. Ook kwaliteitsjourna-
listiek kon blijkbaar in een krant van halffor-
maat gedijen. Met name jongere lezers waar-
deerden die moderne, compacte presentatie van
nieuws en achtergronden. Ze willen to-the-
point informatie, dat is de voornaamste functie
die een moderne krant voor hen heeft.
Ook bij NRC Handelsblad werd intussen nage-
dacht over hoe je een jonger lezerspubliek kan
binden aan kwaliteitsjournalistiek. In 2003
werden de eerste pogingen gedaan. Proef num -
mers van een weekkrant op tabloidformaat, af-
geleid van NRC Han delsblad, wer den verspreid
op universiteiten. Uit onderzoek bleek echter
dat studenten zo’n speciaal op henzelf gericht
weekblad niet hoefden. Ze wilden serieus geno-
men worden als krantenlezers. Zo ontstond het
idee een echte krant gericht op jongeren te ma-
ken. Een projectteam van adjunct-hoofdredac-
teur Gijsbert van Es, uitgever Willem Jan Mak -
kinga en chef vormgeving Jan Paul van der Wijk
begon in 2004 dat project verder uit te werken:
er moest een dagelijkse krant, met zo veel moge-
lijk stukken uit NRC Handels blad, ontwikkeld
worden. Niet een gratis krant, maar een waar-
voor je betaalt. Want je koopt kwaliteit. Er wer-
den in grote oplage proef num mers gemaakt, en
die werden besproken met lezers uit de doel-
groep. Zo ontstond uiteindelijk de vorm van
nrc.next.
In vergelijking met het ‘klassieke’ NRC Han -
dels blad lijkt nrc.next meer op een tijdschrift,
dat vooruitblikt, dan op een krant, die vooral
het nieuws van de afgelopen 24 uur samenvat.
Next heeft een cover met een alles overheersen-
177
9d e k r an t v e rn i e uw t z i c h : n r c . n e x t

s c h e r p e l e t t e r s
178
de foto op het omslag, die het ‘verhaal van de
dag’ aankondigt, dat binnenin op twee pagina’s
uitgewerkt wordt. Dat geeft meteen al het sig-
naal dat in deze krant ook beeld belangrijk is:
beeldinformatie overheerst de voorpagina.
Bovendien wordt er altijd een speels verband
gelegd in vorm tussen het beeld (illustratie of
foto) op de cover van next, en het beeld bij de bij-
behorende featurepagina’s binnenin; van de
nrc.next-lezer wordt verwacht dat hij of zij een
dergelijk speelse en doordachte omgang met
beeld begrijpt en waardeert.
De indeling in de rest van de krant is streng: je
moet snel je weg kunnen vinden, vrijwel alle pa-
gina’s bevatten reeksen korte berichten, waarin
nieuws compact wordt verteld. Al die informa-
tie kun je als lezer snel in je opnemen. Daarnaast
staan er consequent grote stukken, vaak over
twee pagina’s uitgespreid, waarin meer in de
diepte gegaan wordt: uitgebreide reportages,
opiniestukken. Voor die stukken moet je gaan
zitten. Het is een krant van twee snelheden. Het
aanbod om snel nieuws te scannen of uitgebreid
tot je te nemen is in nrc.next dwingender dan in
NRC Handelsblad, en dat komt door de vorm
en de presentatie. Er is een duidelijke focus.
Focus was ook eerst de werktitel van nrc.next,
waarmee onderzoek werd gedaan. In het boek
De krant moet kiezen (2008) van Warna Ooster -
baan en Hans Wansink vertelt de ontwerper van
de basislay-out, Jan Paul van der Wijk, over het
onderzoek van het Focus-proefnummer met de
beeldcover onder twintig proefpersonen: ‘Zes -
tien van de twintig waren heel negatief over die
Focus. Dat was toch geen krant, vonden ze. Maar
er waren vier die het juist wél zagen: dat dit een
andere manier van kranten maken was en wel
eens heel aantrekkelijk zou kunnen zijn. Dat
zette ons aan het denken. We wisten dat we niet
iedereen als lezer hoefden te hebben. Als we tien
procent van de doelgroep zouden krijgen, had-
den we 150.000 lezers, ruim voldoende.’
Van der Wijk ging door met het ontwikkelen
van deze basislay-out, en deed dat mede op basis
van internationaal lezersonderzoek. Verschil -
lende onderzoeken, waarbij lezers brillen op-
hadden die hun oogbewegingen tijdens het le-
zen volgen (eyescanners), maakten duidelijk dat
lezers hun krant veel eerder wat doorgrazen,
scannen, dan ieder bericht of artikel lezen. Ze
kijken naar foto’s en onderschriften, koppen,
blokjes met info, tussenkoppen. En op basis
daarvan beslissen ze of ze een artikel echt gaan
lezen. Over het algemeen lezen krantenlezers
alleen korte berichten helemaal uit. Een kran-
tenlezer scharrelt dus veel meer door een krant,

d e k r an t v e rn i e uw t z i c h : n r c . n e x t 9
179
op zoek naar iets van zijn gading, dan dat hij
lappen tekst leest. Hij springt van instappunt
naar instappunt, en zulke instappunten zijn
beeld, koppen, tussenkoppen, puntsgewijs op-
geschreven kaders. De basislay-out van nrc. next
houdt nadrukkelijk rekening met zulk gedrag:
er zijn veel ‘instapmomenten’ gecreëerd – meer
dan in een klassieke krant als NRC Han dels -
blad. Omdat de doelgroep nietjes in de half -
formaat krant zeer op prijs stelde, zoals in het
onderzoek bleek, kreeg de nieuwe krant ook
nietjes. En de onderzochte proeflezers vonden
de naam Focus niet goed. Met behulp van een
gespecialiseerd bureau werd uit namen als
Focus, Compri, nrc.nu uiteindelijk nrc.next ge-
kozen. Maar dat de snelle focus die nrc.next
biedt belangrijk is voor het karakter van de
nieuwe krant, weerspiegelt zich in de krantenti-
tel die Van der Wijk ontwierp. De titel is gezet
uit de nrc-letter, de Lexicon, maar in onder-
kast. In tegenstelling tot de krantentitel NRC
Handelsblad, die uit statige kapitalen is gezet.
En waar NRC Handelsblad het traditionele, gra-
fisch complexe Lux et Liber tas-vignet als beeld-
merk heeft, is dat bij nrc. next een felle rode
punt: een focuspunt. Ook de toon in de koppen
en artikelen in nrc.next is, waar de inhoud dat
toestaat, wat speelser of, zoals Oosterbaan en
Wansink het noemen, wat minder ‘tobberig’
dan in NRC Handelsblad. Zo wordt met een
groot deel van de zelfde kopij van NRC Han -
delsblad, soms aangepast, bekort of juist aange-
vuld en langer gemaakt, een kwaliteitskrant
voor een jongere lezersgroep gemaakt. En dat
experiment met een modernere vorm en pre-
sentatie van kwaliteitsjournalistiek is een suc-
ces geworden. De oplage van nrc.next is in vier
jaar tijd naar zo’n 80.000 exemplaren gestegen,
en de krant bereikt grotendeels een groep rela-
tief jongere lezers die eerder geen abonnement
op een krant hadden.
Rubrieken en verwijzingen in nrc.next

SPECIALE UITGAVEN
Weekeditie en eenmalige bijlagen
Keuze uit voorpagina’s van bijzondere uitgaven van NRC Handelsblad. De voorlo-
per van de krant, de Nieuwe Rotterdamsche Courant, had sinds 1846 al een maande-
lijkse editie voor West- en Oost-Indië, die in 1947 overging in een Overzeese Week -
editie. Na de fusie krijgt ook NRC Handelsblad een Weekeditie voor het buitenland
(1975), die in 2000 Web- en Weekeditie voor het buitenland wordt. Sinds 2010 heet
die editie, met samenvatting van Nederlands nieuws voor lezers in het buitenland,
NRC De Week.
Daarnaast geeft NRC Handelsblad soms speciale, eenmalige bijlages bij de krant uit.
De kerstbijlage in 1985 bijvoorbeeld is een bundeling persoonlijke observaties van
onze correspondenten, getiteld ‘Door onze correspondent’. Jarenlang geeft de krant
bij het verschijnen van de Rijksbegroting een aparte bijlage uit, zoals in 1991. Hoe
Nederland zich aanpast aan de Europese Unie, is onderwerp van een speciale bijlage
‘Het vaderland in Europa’ uit datzelfde jaar. De worsteling van België met het
Vlaamse en Waalse deel van de staat is aanleiding tot een portret van dat land in
de bijlage ‘België (voor het te laat is)’ in 1992.
180








188

10Van digitaal experiment tot e-paper nrc.nl
189
‘Het loopt helemaal uit de hand. Het moet stop-
pen.’ Hoofdredacteur Ben Knapen zei dat, of
woorden van die strekking, tegen systeem -
redacteur Dirk Limburg. Het was duidelijk dat
de top van NRC Handelsblad voorjaar 1994 niets
moest hebben van Limburgs eerste experimen-
ten met de krant op het nieuwe wereldwijde
web – net zomin overigens als mensen uit de
uitgeverij. ‘Ze hadden geloof ik neefjes in
Amerika, en die hadden op onze experimentele
nrc-site gratis en voor niets zogenaamd de hele
krant kunnen lezen. Ze vreesden dat de nrc
Weekeditie voor het Buitenland zo ondermijnd
zou worden. Terwijl we toen alleen nog maar
dagelijks een paar berichten per rubriek online
hadden gezet in de experimentele Digitale
Stad,’ vertelt Dirk Limburg.
In januari 1994 begon hij met experimentele
webpagina’s voor de nrc, nadat hij in Ant wer -
pen als verslaggever bij een discussie was ge-
weest van de makers van het ‘tijdschrift voor
techno-anarchisten’ Hack-Tic. Mede-oprichter
van internetprovider xs4all, Rop Gong grijp,
was ook betrokken bij het opzetten van een in-
ternet-netwerk voor burgers, de zogenoemde
Digitale Stad. ‘Om mensen een idee te geven van
wat je allemaal kon op het nieuwe internet had-
den zij het beeld van een stad gekozen. Met plei-
nen waar je elkaar kon ontmoeten, plekken
waar je informatie kon halen, en ook kranten,’
legt Limburg uit. ‘Ze wilden in Antwerpen een
Digitale Stad opzetten, net als in Amsterdam.
Op die bijeenkomst heb ik gezegd dat we als
NRC Handelsblad daaraan mee wilden doen.
Ook het blad De Groene Amster dammer deed
mee.’ En zo werd NRC Handelsblad in 1994 het
eerste algemene landelijke dagblad in Neder -
land dat op het internet te vinden was. Binnen
de Digitale Stad. Maar in maart 1994 werd dat al
weer van hogerhand kaltgestellt. De angst voor
kannibalisering, dat mensen voor niets de krant
op internet lazen en hun abonnement opzeg-
den, was te groot. Toch had Limburg verschil-
lende mensen op de redactie, onder wie adjunct-
hoofdredacteur Hubert Smeets, en ook mensen
van de commerciële kant van de uitgeverij we-
ten te overtuigen dat NRC Handelsblad iets op
dat nieuwe internet moest doen.
Er kwam een werkgroepje dat nrc-webpagi-
na’s begon te ontwikkelen, met onder anderen
vormgever Joep Bovendeaard. Internet werd
steeds geschikter voor kranten omdat het in de
loop van 1994 mogelijk werd meer dan alleen
tekst op het scherm van de lezer te tonen. ‘Ik
weet nog dat ik thuis bij Felipe Rodriquez, een
van de oprichters van xs4all, in Amsterdam voor
het eerst een webpagina zag. Met opgemaakte
tekst en foto’s. Enorm fascinerend was dat,’ ver-
telt Limburg.
Digitaal dagblad: NRC Handelsblad op iPad

s c h e r p e l e t t e r s
190
‘In feite zijn de problemen waar we toen voor
stonden nog steeds dezelfde als nu,’ zegt Lim -
burg. ‘Wat presenteer je op internet van de
krant, hoe geef je dat vorm, hoe deel je dat in,
hoe vraag je er geld voor en welke ruimte geef je
adverteerders. De technische mogelijkheden
waren toen natuurlijk minder. Met plaatjes, fo-
to’s, laat staan filmpjes moest je zuinig zijn.
Niemand had nog een kabelaansluiting of an-
der snel internet. Het ging tergend traag via mo-
dems en telefoonlijnen. Je moest dus rekening
houden met hoe lang het duurde voordat zo’n
pagina op het scherm van de lezer opgebouwd
was. Een krantenlogo was al problematisch.
Dan moesten we Lux et Libertas zo klein moge-
lijk maken in bites, terwijl het nog wel herken-
baar was. En het was ook zo dat wij wel een letter
konden kiezen, maar iedereen kon thuis een an-
dere letter selecteren zodat je hele mooie op-
maak in duigen viel. Zoals het nu gaat, dat de
krant vrijwel helemaal de vorm bepaalt die de
webpaginalezer ziet, dat kon toen nog niet.’
Toch werkten de internetpioniers verder en in
1995 hadden ze een vorm voor de nrc-webpagi-
na’s waar iedereen achter kon staan. En zo
kwam het dat op 1 juli 1995 de eerste complete
webkrant van NRC Handelsblad op internet on-
line ging. Met verschillende pagina’s, en ook ad-
vertenties, onder meer van de Postbank.
‘Wij hadden ver uitgewerkte plannen. We wil-
den naast nieuws ook verschillende diensten
aanbieden, discussieforums maken. We hadden
plannen voor adverteerders. We hadden zelf een
soort dating-plein voor nrc-lezers in de maak.
We hadden een begroting voor die plannen ge-
maakt – maar toen werden we verkocht aan pcm
en die gingen meteen dwarsliggen. Wat mij be-
treft stopte toen alles. Ik ben wat anders gaan
doen binnen de redactie.’
PCM Uitgevers, eigenaar van de Volkskrant,
Trouw en Het Parool, namen in 1995 de eigenaar
van de nrc, de Nederlandse Dagbladunie, over.
pcm wilde niets weten van afzonderlijke kran-
ten die op internet van alles ontwikkelden,
maar alles pcm-breed doen. De plannen van de
nrc-internetpioniers werden aan de kant ge-
schoven. De krantenwebpagina bleef wel be-
staan, maar verder begon pcm langzamerhand
grootse, concernbrede interactieve dromen te
koesteren. Onder leiding van oud-nrc-hoofd-
redacteur Ben Knapen, inmiddels lid van de
raad van bestuur. PCM Interactieve Media (pim)
werd opgericht, eind jaren negentig, een pcm-
poot die los van de kranten tal van sites moest
gaan exploiteren: een nieuwssite, een reizigers-
site, een consumentensite. De kranten van pcm,
zoals de nrc, zouden mondjesmaat aan inter-
net moeten doen, want dat zou maar kannibali-
serend werken, aldus Knapen.
Het was de tijd van de internetbubbel, waarin
zakenlui gouden bergen in internetactiviteiten
zagen, zonder dat ze veel verstand van het nieu-
we medium hadden. In 2001 kondigde de pcm-
directie aan dat pim, na dertien maanden ge-
functioneerd te hebben, opgeheven werd. Het
project had zo’n dertig miljoen euro gekost, en
bitter weinig opgeleverd. De internetbubbel
was gebarsten.
NRC Handelsblad mocht zijn internetactivitei-
ten zelf weer verder uitbreiden. Er wordt nog
De eerste webpagina’s van NRC Handelsblad uit1995. Rechts: voorpagina van de krantensite die op1 mei 2001 online ging.

van d i g i t a a l e x p e r im en t t o t e - pa p e r n r c . n l 10
191
voortdurend aan de vorm en inhoud van de site
nrc.nl gesleuteld, er zijn discussies over wat wel
en wat niet betaald online moet staan. En onder-
tussen zijn de digitale activiteiten van NRC
Handelsblad enorm uitgebreid. Je kunt een di-
gitaal abonnement nemen: je krijgt dan elke
dag digitaal alle pagina’s van de krant te zien.
Die is wat uiterlijk en inhoud betreft dus iden-
tiek aan de papieren krant. NRC Handelsblad
was in 2008 ook de eerste krant in Nederland die
op een e-reader te lezen was.
De nrc is dus ook een e-paper. Ook voor de
iPhone van Apple is er een speciale NRC Han -
dels blad-applicatie, voor wie betaald de krant
op zijn smartphone wil lezen. Tekst en beeld
van de krant wordt automatisch, als de papieren
krant naar de drukker gaat, omgezet in speciale
vormgeving voor de iPhone en de iPad. Je kan
dan op je scherm krantenpagina’s bekijken die
eruitzien zoals de papieren krant, en als je een
artikel aantikt, opent zich een apart scherm
waarop alleen dat artikel met illustraties te be-
kijken is. Je kunt ook per rubriek (sport, weten-
schap) artikelen zoeken.
‘We zijn allang niet meer een krant alleen op
papier, maar een bron van hoogwaardige infor-
matie, kwaliteitsjournalistiek, die je op allerlei
mogelijke manieren, in allerlei vormen tot je
kunt nemen. Onze digitale abonnee-aantallen
groeien enorm,’ zei nrc-hoofdredacteur Birgit
Don ker in 2009.
De vormgeving van de nrc als e-paper ontwik-
kelt zich nog steeds, zegt chef vormgeving Jan
Paul van der Wijk. In de zomer van 2010 is de ver-
nieuwde website van NRC Handelsblad gelan-
ceerd. ‘Het grappige is,’ zegt Van der Wijk, ‘dat
we de webpagina’s weer meer op krantenpagi-
na’s laten lijken. In de begintijd leken kranten-
sites op teletekstpagina’s. Nieuwssites zoals
nu.nl hebben nog steeds zo’n vorm. Maar je ziet
internationaal dat krantensites er weer meer als
echte krantenpagina’s uit gaan zien. Met drie-
of twee koloms openingen. Wel of geen foto.’
Dat komt, volgens Van der Wijk, omdat kran-
tensites zich willen onderscheiden van snelle
alleen-maar-nieuwssites. ‘Toen ik in 2001 chef
vorm geving van NRC Handelsblad werd, was ik
alleen verantwoordelijk voor de vormgeving

s c h e r p e l e t t e r s
192
van één avondkrant. In 2010 ben ik verantwoor-
delijk voor de vormgeving en de herkenbaar-
heid van een mediamerk, dat zijn informatie
verspreidt op wel vijftien platforms, digitaal en
in druk. Dat vraagt een heel andere benadering.’
Om de gezamenlijke herkenbaarheid van ver-
schillende NRC Media-uitgaven te vergroten, is
ook voor het overal terugkerende guillemet-
logo van Thonik gekozen: het komt terug in
NRC Handelsblad, in nrc.next, en op webpagi-
na’s. En om herkenbaar te zijn als aanbieder van
kwaliteitsnieuws- en achtergrondinformatie,
die NRC Handelsblad wil zijn, heeft Van der
Wijk ook gekozen voor een meer krantenpagi-
na-achtige vorm van de webpagina’s. ‘Wij wil-
len op internet laten zien dat je misschien niet
het snelst het nieuws hebt, maar wel de beste
achtergrondinformatie, de beste verslaggeving
over nieuwsontwikkelingen. Natuurlijk heb-
ben wij ook zo’n Laatste Nieuws teletekst-ach-
tig kolommetje op onze site. Maar daarnaast
wegen wij ook nieuwsfeiten, zoeken wij zaken
uit. We schiften, brengen verbanden aan. Dat
vertaalt zich in de vorm van de informatie die
we aanbieden. Wij brengen hiërarchie aan. En
daartoe is een flexibele vorm, als op een kran-
tenpagina, ook zeer geschikt op onze webpagi-
na’s. Je voelt dat je bij de krant bent, bij NRC
Handelsblad. En tegelijk gaan we op onze web-
pagina’s verder waar de krant stopt, met bewe-
gend beeld, bewegende infographics.’
Als sluitstuk van die krant op internet zou het
voor de herkenbaarheid mooi zijn als daar de
zelfde letter, de Lexicon, gebruikt zou worden
als in de papieren krant. Maar die is nog niet
voor webpublicaties beschikbaar. Van der Wijk
wil voorlopig een letter die bij de Lexicon in de
buurt komt. Want ook op internet wil NRC
Handelsblad zijn inhoud presenteren in helde-
re, goed leesbare letters. Scherpe letters.
De voorpagina van de website van NRC Handels -blad uit 2010
De site van de krant krijgt een nieuwe vormgevingen nieuwe naam: nrc.nl

193
Bronnen
Barnhurst, Kevin G. John Nerone, The Form of News:a History, New York, 2002
Blokker, Jan Nederlandse journalisten houden niet vanjournalistiek, Amsterdam 2010
Bruin, Ellen de ‘De mop van de kanarie en de eend’,in: NRC Handelsblad , 14 mei 1999
Hofland, H.J.A ‘Logo’s in opkomst en verval’, in: NRC Handelsblad, 12 december 2003
Dis, Adriaan van, ‘Hoe Kama bij de krant kwam’, in: Maandblad M bij NRC Handelsblad, 7 maart 2009
Jensma, Folkert ‘Met uw welnemen’, in bijlage Profielgewijd aan Marten Toonder, bij NRC Handelsblad, 2 april 1998
Jensma, Folkert ‘Een nieuwe letter’, in: NRCHandelsblad 23 juli 2001
Kester, Bernadette ‘Onder vuur: het ontstaan van deNederlandse fotojournalistiek’, in: Journalistiekecultuur in Nederland. Amsterdam 2002
Oosterbaan, Warna en Hans Wansink, De krant moetkiezen, Amsterdam 2008
Panzer, Mary Things as they Are, Photojournalism inContext 1955, World Press Photo, Amsterdam/Londen2005
Ribbens, Arjen ‘De buik van Popov en de Bush vanMolle, in: ‘Stilstaande beelden, Ondergang enopkomst van de fotografie’, artikel in: Kunst en beleidin Nederland nr 7. Boekmanstichting Amsterdam, 1995
Ruijter, Elsje de De vorm en de lezer, Een inventarisatievan NRC Handelsblad en zijn voorgangers, 2007, online:www.eader.nl
Shafer, Jack Honey They Shrunk the Newspaper, Slate,2004 (online)
Steenhuis, Paul ‘Wat betekent dat plaatje voor op NRC Handelsblad’, in: NRC Handelsblad, 15 juni 2001
Steenhuis, Paul, ‘Op NRC volgt voortaan eenguillemet’, in: NRC Handelsblad, 4 januari 2010
Steenhuis, Paul, ‘De knetterende onzin van hetleven’, NRC Handelsblad, 6 december 2002
Steenhuis, Paul, ‘Kamagurka in NRC Handelsblad, De eerste 30 jaar’, in maandblad M, bij NRC Handels -blad, 9 maart 2009
Steenhuis, Paul ‘Fokke en Sukke doen het al 10 jaar’,in: NRC Handelsblad, 1 september 2009
Steenhuis, Paul ‘Lexicon: een degelijke letter met eenzwierig trekje’, in: NRC Handelsblad, 23 juli 2001
Steinz, Pieter ‘De man die ’s werelds gekte te kijkzette’, necrologie Marten Toonder, in: NRC Handels -blad, 28 juli 2005
Toonder, Marten Het geluid van bloemen, deel ii,Autobiografie 1939-1945. Amsterdam 1998
Vaart, Joost van der De krant komt altijd vol, NRC Handels blad 1970 -1995, Rotterdam 1995
Visser, Cees ‘Gevierde fotojournalist VincentMentzel’, e-zine www.fotografie.nl. 2009, online
Visser, W. De papieren spiegel, honderdvijfentwintig jaarAlgemeen Handelsblad 1828 -1952, Amsterdam 1953
Algemeen Handelsblad, Gedenkboek van de jubileum -feesten 1828 5 januari 1928, ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan Algemeen Handelsblad. Amsterdam 1928
Gerrit Noordzij geciteerd in bericht ‘Lux-nieuwestijl’, in: NRC Handelsblad 23 juli 2001
Met dank aan Daan Diederiks

DONDERDAG AGENDA
Beeldexperimenten in broadsheet
Keuze uit de voorpagina’s van de bijlage Donderdag Agenda (korte tijd ook Woens -
dag Agenda). De covers van deze bijlage die van eind jaren tachtig tot begin jaren
negentig bij NRC Handelsblad verschijnt, hebben een afwijkende vormgeving.
De uitgebreide agenda, inclusief filmrecensies, is bedoeld om lezers inspiratie te
bieden voor uitstapjes en culturele genietingen in de komende week.
Om het speciale karakter van de bijlage te benadrukken, kiest chef vormgeving
Willem van Zoetendaal ervoor om de hele broadsheet voorpagina van de Donderdag
Agenda met beeld te vullen, gebaseerd op een van de in de bijlage aangekondigde
activiteiten. Daarmee is NRC Handelsblad de eerste krant in Nederland die een hele
voorpagina van een bijlage elke week met een beeldexperiment, fotografie of illus-
tratie vult. Soms is het beeld met wat korte informatie het complete item. Soms is het
beeld op de voorpagina een cover, dat verwijst naar een stuk binnenin, zoals Lenin
met een Gorbatsjov-wijnvlek op zijn voorhoofd.
194














