SamenvattingModerneLiteraturen Literatuur(in(de(Middeleeuwen · Literatuur(in(de(Middeleeuwen...
Transcript of SamenvattingModerneLiteraturen Literatuur(in(de(Middeleeuwen · Literatuur(in(de(Middeleeuwen...
Literatuur in de Middeleeuwen
Inleiding: Relevantie van de middeleeuwse literatuur
1.Periodisering
-‐ A0akening-‐ vroege Middeleeuwen (476 -‐ 1000)-‐ hoge Middeleeuwen (1000 -‐ 1250)-‐ late Middeleeuwen (1250 -‐ 1500)
-‐ culturele ontwikkeling ≁ politieke geschiedenis
-‐ Overzicht evoluties-‐ vroege Middeleeuwen: Germaanse invallen -‐-‐> feodaliteit
-‐ aanvankelijk periode van verval-‐ schriftelijk vooral Latijn (clerus)-‐ orale verhaalkunst in volkstaal
-‐ Karolingische Renaissance-‐ waarden klassieke Oudheid-‐ christelijke waarden-‐ onderwijs, cultuurpolitiek
-‐ hoge Middeleeuwen-‐ culturele en sociale ontwikkelingen-‐ 12e eeuw: bloeiperiode moderne literaturen (volkstaal)-‐ aristocratische cultuur + burgerlijke waardepatroon (steden)
-‐ late Middeleeuwen-‐ herfsttij + inleiding Renaissance-‐ eenheidscultuur-‐ Dante, Italiaanse steden
2.Cultuurhistorische context van de middeleeuwse literatuur
-‐ De middeleeuwse eenheidscultuur-‐ “goddelijke” orde (religie, wetenschap & maatschappij)-‐ stratificatie
-‐ Elementen van de middeleeuwse eenheidscultuur-‐ Keltisch, Germaans, Slavisch, Joods-‐christelijk, antiek-‐-‐> vermengen en integreren
-‐ gotiek, scholastiek, ridderideaal-‐-‐> gemeenschappelijke manier van denken en handelen
-‐ Dante: ultieme synthese
-‐ De middeleeuwse habitus-‐ conformiteit, algemene patronen -‐-‐> culturele vaardigheden-‐ “het collectieve aspect van de individuele cultuuruitingen”-‐ referentiepunt: transformeren / zich afzetten-‐ twijfel -‐-‐> Renaissance
Samenvatting Moderne Literaturen
1 / 46
Hoofdstuk 1: Vroeg-‐middeleeuwse literatuur (5e -‐ 10e eeuw)
1.Cultuurhistorische context
1.1. Periode van verval1.2. Latijnse literatuur
2.Oudgermaanse literatuur
2.1. Kenmerken van de Oudgermaanse verhaalcultuur
-‐ Datering-‐ mondelinge heldenverhalen: 700-‐1250-‐ opgetekend: vooral 13e eeuw-‐ verhaalstof: soms uit tijden van volksverhuizingen
-‐ Belang-‐ Germaanse cultuur met christelijke elementen (kerstening)-‐ leven voort
-‐ Overdrachtsvorm-‐ oraal-‐ militaire dichters (skopen / skalden) bij feesten
-‐ Stijl: eenvoudig, functioneel rijm-‐ Thema’s
-‐ helden (vast narratief schema)-‐ legimitatie-‐ christelijke elementen-‐ verhaallijnen-‐ stammen-‐ en persoonlijke twisten
2.2. Schriftelijke documenten uit de Oudgermaanse literatuur (monniken)
-‐ Beowulf-‐epos-‐ volksverhuizingen-‐ Angelsaksische cultuursfeer + christelijke motieven-‐ stijl: verfijnd, alliteratie & accent, aristocratisch & elegisch
3.Karolingische renaissance
3.1. Cultuurpolitiek ten tijde van Karel de Grote3.2. Literatuur van de Karolingische Renaissance
-‐ Chansons de geste-‐ “liederen over heldendaden”-‐ Karel de Grote en zijn entourage (thematiek leeft voort)-‐ Chanson de Roland
-‐ Saracenen-‐ feodale geest, strijdlust, heldenmoed, geloof
Samenvatting Moderne Literaturen
2 / 46
3.3. Kenmerken van de chansons de geste
-‐ Overdrachtsvorm-‐ mondelinge verspreiding-‐ jongleurs (beroepsdichters)-‐ publiek: gewone volk
-‐ Thematische kenmerken-‐ feodale geest (trouw aan de heer)-‐ strijdlust & heldenmoed + christelijke inslag-‐ propaganda
-‐ verheerlijking-‐ maatschappelijke orde-‐ christendom
-‐ Stilistische kenmerken
Samenvatting Moderne Literaturen
3 / 46
Hoofdstuk 2: Hoog-‐middeleeuwse literatuur (11e -‐ 13e eeuw)
1.Cultuurhistorische context
1.1. Algemene schets1.2. Ontwikkelingen onder impuls van de clerus1.3. Bloei van de aristocratische cultuur
-‐ feodale machtshiërarchie-‐ zeden en gewoonten-‐ sociaal & spiritueel-‐christelijk ideaal-‐ < Zuid-‐Frankrijk (Occitaanse cultuur)
1.4. Opkomst stadscultuur
-‐ kapitalisme -‐-‐> culturele ontwikkelingen-‐ heterogene sociale wereld-‐ deels afwijkende cultuur: alledaags, volks
2.Aristocratische literatuur
2.1. Kenmerken
-‐ Betekenis van de hoofse literatuur-‐ “hoofs”: thematiek & publiek-‐ vorst: mecenas & publiek-‐ waardepatroon: christelijke ridderideaal-‐ courtoisie
-‐ erfenissysteem beheersbaar maken -‐-‐> sociaal nut-‐ feodale hiërarchie-‐ literatuur uit de Oudheid & Arabische invloeden (altijd vermengd met christelijke elementen)
-‐ Overdrachtsvorm: troubadours-‐ mecenaat-‐ typering
-‐ componisten van minneliederen & vertellers van ridderromans-‐ langue d’oc -‐-‐> heel Europa-‐ meestal vaste beschermheer-‐ Vida’s-‐ <-‐-‐> jongleurs: betaalde uitvoerder van minneliederen (zwervend)-‐ alle sociale groepen
-‐ voorbeelden
-‐ Thematische kenmerken: waardepatroon van de aristocratie-‐ ridderideaal: christelijke deugden (trouw, bescherming van zwakkeren, heldenmoed)-‐ courtoisie: idealisering van de vrouw
-‐ religieus: “heilige” + sublimatie van alledaagse liefde + spiritueel karakter-‐ politiek: trouw aan de heer + sociale taak-‐ affectief: emoties
-‐ in de praktijk: ondergeschikte positie van de vrouw
Samenvatting Moderne Literaturen
4 / 46
2.2. De hoofse ridderroman
-‐ Thematiek: naast minnelyriek, vooral avontuurlijke heldendaden (aristocratische identiteit)-‐ Klassieke ridderroman: klassieke helden-‐ Britse ridderroman: Britse cultuursfeer (Arthurromans)-‐ Oosterse ridderroman: Midden-‐Oosterse culturele invloed (nadruk op hoofse liefde)
2.3. Troubadourslyriek of hoofse minnelyriek
-‐ volkstaal-‐ voorloper renaissanceliteratuur
2.4. Dierenverhalen
< fabels uit de oudheid + Zuid-‐Oostazische fabels (kruistochten)-‐ satirisch: menselijke ondeugden-‐ gedragscode & feodaliteit
3.Burgerlijke literatuur
3.1. Vagantenlyriek
-‐ Latijn, soms volkstaal-‐ liefde & wereldse genoegens-‐ Carmina Burana
-‐ Vaganten-‐ marginale kunstenaars-‐ culturele bagage + hedonisme (itt. ascetisme)
-‐ Genres (cf. syllabus)
3.2. Burgerlijk kortproza
-‐ Boerden-‐ komische anekdotes (scatologisch & seksueel)-‐ ∼ kluchten & exempelen-‐ satire-‐ erotisch
-‐ Fabliaux: ∼ boerden, maar verfijnder (lyrisch schema & subtieler)
Samenvatting Moderne Literaturen
5 / 46
Hoofdstuk 3: Literatuur in de late Middeleeuwen (13e -‐ 15e eeuw)
1.Cultuurhistorische context
1.1. Politieke situatie
-‐ verbrokkeling Duitse Rijk-‐ einde kruistochten-‐ Honderdjarige Oorlog-‐ Bourgondië-‐ autonome Italiaanse stadstaten
1.2. Socio-‐culturele situatie
-‐ De christelijke religie als fundament van de eenheidscultuur-‐ 13e eeuw: christelijke levensbeschouwing domineert-‐ eenheidsleer op alle kennisgebieden; religie = houvast
-‐ scholastiek: synthese van geloof, wetenschap en moraal (christelijk + Aristoteliaans)-‐ architectuur: gotiek als synthese-‐ literatuur: Dante Alighieri (Divina Commedia)
-‐ De feodale samenlevingsstructuur onder druk-‐ christendom als sociaal bindmiddel-‐ standenmaatschappij ondermijnd
-‐ boerenopstanden-‐ interne strijd in de clerus-‐ groeiende macht van de burgerij
-‐ mens = ontwerper van zijn omgeving (pragmatisme & activisme, nominalisme)
-‐ Veranderende smaakpatronen: de legitimiteit van de volkstaal en de lage thema’s-‐ vermenging hoog & laag (Dante)-‐ boeventaal in lyriek (Villon)-‐ alledaagse omgangstaal & thematiek in novelle (Boccaccio, Chaucer)
2.Dante Alighieri als exponent van de middeleeuwse eenheidscultuur
2.1. Biografische gegevens
-‐ Italiaanse steden (Firenze)-‐ intellectuele leven (scholastiek, politiek)-‐ aristocratische cultuurvormen-‐ dolce stil nuovo
-‐ stadspolitiek: democratisch en anti-‐Rooms-‐ verbanning na nederlaag
2.2. La Vita Nuova
-‐ psychologische uitdieping -‐-‐> aankondiging renaissance-‐ symbolisch-‐allegorisch: liefde voor God-‐ middeleeuws: hoofse liefdeslyriek, theologisch proza
-‐ sublimering en idealisering van de (liefde voor een) vrouw (Beatrice: louterende invloed)-‐ scholastisch schema (dichtcyclus)
Samenvatting Moderne Literaturen
6 / 46
2.3. Didactische werken
-‐ Latijn: taal, staatsleer-‐ Italiaans: vulgariserende encyclopedie (intellectuele synthese)
2.4. La Divina Commedia
-‐ Betekenis-‐ kennis van de Middeleeuwen verzoend in een grote fictionele constructie-‐ existentieel werk-‐ identiteitscrisis-‐ christelijke heilsleer (eschatologisch reisverhaal)-‐ didactisch essay-‐ politieke boodschappen-‐ verhouding Kerk -‐ staat-‐ theologische kennis: volmaaktheid van de goddelijke orde-‐ wetenschappelijke kennis (Ptolemaeïsche wereldbeeld)-‐ esthetische kennis
-‐ Structuur en stijl-‐ religieus geïnspireerde getallensymboliek
-‐ drie etappes: zonde (inferno) -‐ loutering (purgatorio) -‐ gelukzaligheid (paradiso)-‐ 100 canti, 3 cantica’s-‐ 9 fasen in elke etappe-‐ terza rima (3)
-‐ Evaluatie van het werk-‐ culminatiepunt van de middeleeuwse eenheidscultuur
-‐moraal en wetenschap (Oudheid)-‐ politieke gegevens (14e eeuw)-‐ religieuze levensbeschouwing (ME)
-‐ geïndividualiseerde aanpak die de Renaissance aankondigt (het existentiële)-‐ volkstaal & vermenging stijlregisters
3.Herfsttij der Middeleeuwen
3.1. De grens tussen ME en Renaissance
-‐ in Italië: trecento-‐ Noorden: pas in 16e eeuw -‐-‐> herfsttij der ME
3.2. François Villon
-‐ persoonlijke problematiek-‐ ironische zelfonderzoek in zijn belijdenislyriek-‐ boeventaal-‐ satirisch, maatschappijkritisch, non-‐conformistisch-‐ burgerlijke smaakpatronen
3.3. De novelle als burgerlijk-‐stedelijk genre
-‐ Kenmerken-‐ anekdotisch verhaaltje-‐ directe band tussen verhaalstof, verteller en publiek-‐ volkstaal & alledaagse gebeurtenissen (lage stijl)
Samenvatting Moderne Literaturen
7 / 46
-‐ Giovanni Boccaccio-‐ biografische gegevens-‐ Il Decamerone
-‐ raamvertelling-‐ thematiek: aardse liefde & maatschappijkritiek
-‐ Geoffrey Chaucer-‐ The Canterbury Tales
-‐ raamvertelling-‐ spreektaal, humor, zwakheden
Samenvatting Moderne Literaturen
8 / 46
Renaissance (14e -‐ 16e eeuw)
Inleiding: Ontstaan en betekenis van de Renaissance
1.Periodisering
-‐ transformatie van de cultuur (Italië, 1300 -‐ 1500)-‐ antieke cultuurideaal-‐ nieuwe cultuurdragers met nieuw waardepatroon
2. Cultuurhistorische context
2.1. Historische veranderingen vanaf de 13e eeuw
-‐ Cultuursociologische rol van de Italiaanse steden-‐ antieke cultuur-‐ autonomie-‐ samenlevingsstructuur-‐ pauselijke aanwezigheid-‐ handelsburgerij
-‐ feodalisme en ridderideaal minder aanwezig-‐ rationele geest: ondernemerssociëteiten & kruistochten-‐ bankwezen-‐ Rome: pauselijke opdrachtgevers
2.2. Ontstaan van een nieuwe culturele habitus
-‐ Het cultuurideaal van de stedelijke elites-‐ burgerlijke cultuur (individualistisch, rationeel, aards) + aristocratische cultuur (idealistisch, verheven)-‐ Castiglione: volmaakte hoveling (aristocratisch ideaal met burgerlijke, wereldse trekjes)-‐ Pietro Aretino: wereldse, hedonistische houding (profanisering)
-‐-‐> nieuwe habitus: individualisme, rationaliteit, aardsheid en materiële verfijndheid
-‐ Herwaardering van de mentaliteit van de klassieken-‐ heidense (levens)filosofieën: epicurisme & profane schoonheidscultus-‐ materiële wereld (natuurwetenschappen & nominalisme)
-‐ franciscaanse monniken-‐ afwijzen scholastiek-‐ loskoppelen geloof -‐ wetenschap (realia)
-‐ Platoonse filosofie
-‐ Burgerlijke vormen van religiositeit-‐ <-‐-‐> theologische dogma’s-‐ mystieke literatuur-‐ antropocentrisme
3. Het humanisme
3.1 De rol van het humanisme in de Renaissance
-‐ Voorbereiding-‐ Francesco Petrarca: vernieuwingsbeweging
Samenvatting Moderne Literaturen
9 / 46
-‐ Kenmerken van het Renaissance-‐humanisme-‐ afwijking van de scholastieke wijsbegeerte-‐ onamankelijk van wereldse en religieuze autoriteiten
-‐ vernieuwing & conformisme-‐ burgerlijke stadscultuur
-‐mecenaat-‐ alle lagen van de bevolking
-‐ toegenomen scholingsgraad-‐ boekdrukkunst
3.2. Humanistische idealen
-‐ Filologie-‐ homo trilinguis-‐ tekstedities van klassieke teksten
-‐ Taalzorg-‐ zuivere klassieke taal (-‐-‐> stagnatie van het Latijn)-‐ zuivere en gemodelleerde volkstaal
-‐ Interdisciplinariteit-‐ homo universalis-‐ individualisme
-‐ Empirie-‐ scheiding filosofie -‐ wetenschap -‐ religie-‐ Aristoteles
-‐ Cosmopolitisme-‐ antieke cultuurideaal en Latijnse universele taal-‐ nationalisme in Italië
3.3. Vertegenwoordigers
-‐ Desiderius Erasmus-‐ Laus Stultitiae
-‐ declamatio-‐ satire-‐ evangelische geloof
-‐ Evaluatie-‐ vrouw in narrenpak-‐ klassieke structuur-‐ anti-‐intellectualisme-‐ maatschappijkritisch-‐ authentieke religieuze beleving
-‐ Thomas More-‐ Utopia
-‐ kaderverhaal -‐maatschappijkritisch -‐ gelukzalig eiland-‐ ideale toekomststaat
-‐ Evaluatie-‐ kritiek op bestaande maatschappij & alternatief politiek project-‐ licht epicuristisch
Samenvatting Moderne Literaturen
10 / 46
-‐ Michel de Montaigne-‐ Essais
-‐ aantekeningen bij klassieke lectuur -‐-‐> persoonlijke levenservaringen-‐ volkstaal-‐work in progress-‐ individualisme en scepticisme-‐ epicurisme en stoïcisme
-‐ Evaluatie-‐ sterke invloed van de klassieken-‐ onamankelijkheid en individualisme-‐ anticipeert de Verlichting
Samenvatting Moderne Literaturen
11 / 46
Hoofdstuk 4: Kenmerken van de renaissanceliteratuur
1. Kunstsociologische kenmerken
1.1. Statuut van de kunstenaar
-‐ schriftelijke communicatie-‐ literatoren: onamankelijke klasse-‐ autonoom schepper-‐ stedelijke elite
1.2. Antropocentrisme
-‐ persoonlijke problematiek-‐ autonoom wezen-‐ esthetische vermogens -‐ genie-‐begrip: Sir Philip Sidney, An Apology for Poetry
2.Thematische kenmerken
2.1. Subjectivisme: zintuiglijkheid en affect
-‐ verfijnde gevoelscultuur-‐ zintuiglijk waarneembare wereld-‐ klassieke mentaliteit: anti-‐ascetisme, aardse genoegens-‐ individualisme (vooral lyriek): alledaagse fenomenen, (concrete) liefde
-‐ Francesco Petrarca: Il Canzoniere-‐ formele en thematische diversiteit-‐ fysieke schoonheid & psychologische introspectie-‐ paradoxen en dualiteiten van het ‘ik’
-‐ La Pléiade / Pierre de Ronsard-‐ liefdeslyriek-‐ erotiek
2.2. Gebruik van thema’s uit de Oudheid
-‐ klassieke thema’s, symbolen en motieven-‐ klassieke versificatie
2.3. Existentiële thematiek
-‐ dualiteit: sensueel, passioneel temperament + melancholie-‐ epicurisme-‐ vergankelijkheid, dood en verval-‐ eeuwigheidswaarde door lyriek-‐ Shakespeare: getormenteerdheid en noodlottige bestemming (heldhaftige falen)
3. Stilistische kenmerken
3.1. Schoonheidscultus
-‐ schoonheid van de vorm: virtuositeit & harmonie (cf. sonnetvorm)-‐ formalisme en slaafse navolging
Samenvatting Moderne Literaturen
12 / 46
3.2. Realisme
-‐ beschrijvingstechniek (burgerlijk proza)-‐ sociale en intellectuele milieu: noodlot is veel meer dan actuele conflict
3.3. Respect voor de volkstaal
-‐ gelijkwaardige literaire expressiemiddelen-‐ uitzuivering-‐ Toscaans (Petrarca na Dante) & Frans (La Pléiade)
Samenvatting Moderne Literaturen
13 / 46
Hoofdstuk 5: Het Renaissancedrama (16e eeuw)
1. Cultuurhistorische achtergrond
-‐ Engeland en Spanje -‐welvarende koloniale naties-‐ brede laag van de bevolking
-‐ volkscultuur-‐ autos sacramentales (cf. liturgie)-‐ profane straattoneel-‐morality plays-‐mantel en degenstuk (Lope de Vega)
-‐ upper middle class-‐ liefde, eer en trouw-‐ complex-‐ eenvoudig psychologisch schema-‐ happy end-‐ tragiek gepaard met komische elementen
-‐ stedelijke culturele instellingen-‐ toneelgroepen-‐ verhoogde status-‐mecenaat-‐ theaterinfrastructuur
2. William Shakespeare
2.1. Biografische elementen2.2. Artistieke ontwikkeling
-‐ Eerste fase: 1588 -‐ 1594-‐ epische gedichten (smaakconventies van aristocratische broodheren)-‐ toneelwerken (klassiek model)
-‐ Tweede fase: 1595 -‐ 1600-‐ sonnetten-‐ theater
-‐minder amankelijk van aristocratie -‐-‐> burgerlijke invloed-‐ koningsdrama’s: individualisme-‐ Romeo & Juliet-‐ lichtvoetige blijspelen: escapisme
-‐ exotisch-‐ intrige rond liefde met happy end-‐ psychologische karaktertekening
-‐ Derde fase: 1600 -‐ 1608-‐ Pessimisme (persoonlijk & politiek)-‐ tragedie
-‐ psychologisch-‐ tragische helden-‐ humor & ironie
-‐ blijspelen (wrange humor)
-‐ Laatste fase: 1609 -‐ 1616-‐ toppunt van populariteit-‐ tragikomedies
Samenvatting Moderne Literaturen
14 / 46
Hoofdstuk 6: Het ontstaan van de moderne roman (16e eeuw)
1. Voorgeschiedenis van de roman
-‐ De lotgevallen van de novelle-‐ nu ook succesvol bij aristocratie (opdrachten)-‐ legitimatie
-‐ Amadische roman-‐ navolging van Arthurromans: Welshe held & Engelse koningsdochter -‐ volmaakt ridderschap & gegarandeerd succes-‐ geestelijke volmaaktheid
-‐ Pastorale roman of herdersroman-‐ antieke traditie-‐ arcadisch-‐idyllisch milieu (escapisme)-‐ liefdessentimenten van de herders
-‐ Picareske roman of schelmenroman-‐ Typisch Spaans-‐ Thematisch
-‐ jeugdige kwajongen-‐ flat character-‐ ≠ maatschappelijke situaties-‐ sociale verschoppeling & sluwe, volkse knaap (altijd succesvol)
-‐ La vida de Lazarillo de Tormes-‐ Renaissancistisch
-‐ antropocentrisme-‐ kikkerperspectief-‐ hedonisme van de held-‐ realistische beschrijving-‐maatschappijkritische satire-‐ lage stijl & volkse humor
2. Cervantes
2.1. Biografische gegevens2.2. Don Quichote
-‐ Thematische kenmerken-‐ satirische roman: Don Quichote
-‐middeleeuwse ridderideaal vs. nieuwe sociale context-‐ tragische fantast
-‐ Sancho Panza-‐ hedonisme-‐ volksmens: boertig & praktisch realistisch
-‐ verfijnde beschaving + volks pragmatisme
2.3. Renaissancistische kenmerken
-‐ breuk met de middeleeuwse verhaalkunst-‐ realisme-‐ individualisme en existentiële thematiek-‐ vermenging hoge en lage stijl
Samenvatting Moderne Literaturen
15 / 46
3. François Rabelais
3.1. Biografische gegevens3.2. Gargantua et Pantagruel
-‐ Deel 1: -‐ parodie en uitbreiding van een populair volksboek-‐ vervolgverhaal op deel 2
-‐ Deel 2: -‐ als eerste voorgesteld-‐ Bildungsroman-‐ filosofische boodschap: abdij van Thélème (plaats waar jeugd gevormd moet worden)
-‐ Deel 3:-‐ enquête over vrouwen & het huwelijk)-‐ liefdadigheid en mensenliefde vs. fanatisme en vervolging
-‐ Deel 4: reis door maatschappij, mensheid en filosofie-‐ Deel 5: orakel: ‘drink’
3.3 Renaissancistische kenmerken
-‐ vermenging hoge & lage cultuur-‐ realisme-‐ klassieke filosofie (scepticisme) en humanisme-‐ individualisme
Samenvatting Moderne Literaturen
16 / 46
Maniërisme & Barok -‐ Classicisme
Hoofdstuk 7: Maniërisme en Barok (16e -‐ 17e eeuw)
1.Terminologie, situering en periodisering
1.1. Terminologie
-‐ maniërisme: grootse en pronkerige smaak (pauselijke en aristocratische hofstijl)-‐ barok: overdadige en overdreven gekunstelde stijl
1.2. Periodisering
-‐ ontstaan (vanaf 1520)-‐ dominantie (2e helft 16e eeuw)-‐ bloei van de barok (vanaf de 17e eeuw)-‐ classicistische onderstroom tot 1660
1.3. Situering tov. de Renaissance
-‐ maniërisme: -‐ uitloper, variant en hoogtepunt van de Renaissance-‐ cultuurideaal van de verfijnde hoveling-‐ elitair: aristocratisch / hoofs
-‐ barok:-‐ wijkt af van het renaissancistisch cultuurideaal-‐ breder publiek-‐ minder burgerlijk-‐ contra-‐reformatie -‐-‐> religieuze attitude (modern)
-‐ morele aspect: individu-‐ existentieel: onmetelijke kosmos
2.Cultuurhistorische achtergrond
2.1. Culturele ontreddering
-‐ einde van de middeleeuwse eenheidscultuur-‐ einde van het Renaissance-‐optimisme-‐ constante oorlogsdreiging
2.2. Historische verklaring van het cultuurpessimisme
-‐ politiek: einde van de eenheid-‐ vorstelijk absolutisme -‐-‐> oorlog & streven naar sterk nationaal gezag-‐ ‘de staat’-‐ paus-‐ godsdienstoorlogen
-‐ intellectueel: einde van de synthese geloof -‐ wetenschap -‐ moraal-‐ nieuwe wetenschappelijke inzichten-‐ kosmisch bewustzijn-‐ metafysische huivering: existentieel besef
Samenvatting Moderne Literaturen
17 / 46
-‐ economisch: nieuw kapitalisme <-‐-‐ kolonisatie-‐ verschuiving wereldhandelscentrum -‐-‐> culturele bloei-‐ systematische vormen van kapitalistische economie-‐ onamankelijkere kunstenaars
-‐ sociaal: onrust-‐ economische ontwikkeling -‐-‐> sociale ontevredenheid en revoltes-‐ polariteit, boerenopstanden-‐ dictatoriale regimes (machiavellisme: doel heiligt alle middelen)
2.3. De rol van de Katholieke Kerk
-‐ politiek realisme: contrareformatie (nieuwe ascese & grote strijdbaarheid)-‐ barokkunst als propagandistisch wapen (gevoelvolle kunst)
3.Kenmerken van maniërisme en barok
3.1. Kunstsociologische situatie
-‐ onamankelijkheid: geniale schepper + vrij & ongebonden-‐ kunstmarkt
3.2. Thematische kenmerken
-‐ religieus geïnspireerd individualisme-‐ kleine, nietige mens-‐ verinnerlijking van de religie-‐ immanente sacraliteit ipv. goddelijke transcendentie-‐ subjectivistische, existentiële thema’s
-‐ pessimistische thema’s (geestelijke ontreddering <-‐-‐ failliet ME eenheidscultuur & nieuwe religieuze opvattingen)-‐ ijdelheidsmotief: vergankelijkheid-‐ realiteit vs. illusie (cf. liefde en schoonheid)-‐ leven: schijnvoorstelling, droom (Calderon)-‐ motieven (syllabus p. 58)-‐ vitalistische motieven: hedonistisch genieten van beperkte levenstijd
-‐ zintuiglijke ervaringen (sensualisme)-‐ verbeelding (escapisme)
3.3. Stilistische kenmerken
4.Verschillen tussen maniërisme en barok
4.1. Verschillende doelgroep en smaakpatronen
-‐ maniërisme: aristocratie-‐ aristocratische hoven-‐ La Préciosité
-‐ saloncultuur-‐ voordracht, bon mots-‐ monopolie op smaakconventies
-‐ intellectualisme: culturele bagage
Samenvatting Moderne Literaturen
18 / 46
-‐ barok-‐ Kerk en burgerij (contrareformatie)-‐ burgerij: aards & alledaags + moralistisch-‐religieus-‐ gevoelsgericht en populair
4.2. Verschillende genrevoorkeuren
-‐ barok: epos & drama (burgerlijke genres)-‐ maniërisme: kleinere epiek, gnomische genres en lyriek (verfijnd)
5.Vertegenwoordigers
5.1 Maniëristische poëzie
-‐ Metaphysical Poets: John Donne-‐ intellectualisme (puns)-‐ persoonlijke reflectie: sterfelijkheid, God, pessimisme-‐ spiritualistisch + werelds & vitalistisch-‐ The Anniversaries: dubbelheid van vitalisme en pessimisme (vergankelijkheid & versplintering)
5.2. Gnomische vormen, brieven, maniëristische roman
-‐ Maximes: François La Rochefoucauld-‐ Préciosité-‐cultuur-‐ ∼ aforisme-‐ spitsvondig of humoristisch geformuleerde definities en spreuken-‐ levensprincipes
-‐ Réflexions ou sentences et maximes morales: -‐ spanning: (uiterlijke) schijn -‐ (ideëel) wezen-‐ pessimisme: eigenbelang
-‐ Briefliteratuur: Mme. De Sévigné-‐ society-‐brieven-‐ geestelijke ontreddering
-‐ Maniëristische roman: Mme. de La Fayette-‐ eerste Franse psychologische roman: La Princesse de Clèves-‐ banale liefdesgeschiedenis-‐ karakterontleding: innerlijke conflicten-‐ intersubjectieve relaties-‐ destructieve werking van de liefde-‐moralisme
5.3. Het barokepos
-‐ John Milton-‐ christelijke revival tijdens barok-‐ Paradise Lost: 12-‐delig religieus epos
-‐ zondeval van de eerste mens-‐ held is mens in het algemeen (breuk met epische traditie)-‐mensheid als symbool: kosmische huivering-‐ karakters: tragische lotsbestemming (ironische toon)
Samenvatting Moderne Literaturen
19 / 46
5.4. De barokke avonturenroman5.5. Barokdrama
-‐ Don Pedro Calderon de la Barca-‐ verheerlijking van de Rooms-‐katholieke Kerk en haar dogma’s (godsdienstig-‐historische stukken)-‐ filosofisch motief: ijdelheid-‐ psychologie in de comedia’s: conflict liefde -‐ eer
-‐ Joost Van den Vondel-‐ ten dienste van het Rooms-‐katholieke geloof-‐ antithese-‐ Lucifer-‐ Adam in ballingschap
Samenvatting Moderne Literaturen
20 / 46
Hoofdstuk 8: Classicisme (17e eeuw)
1.Inleiding
1.1. Periodisering en verspreiding
-‐ Frankrijk: classicisme ipv. barok (l’ âge classique)-‐ klassieke voorbeelden-‐ 2e helft 17e eeuw: ook in Engeland en Spanje-‐ aristocratische kunstleven van London-‐ Vondel en in Duitsland-‐ pseudo-‐classicisme
1.2. Cultuurhistorische context
-‐ cultuur van het (koninklijke) hof
-‐ Cultuursociologische situatie-‐ geestelijk imperialisme (Louis XIV)-‐ sociale cultuurdragers: brevetadel ipv. geboorte-‐adel (le roi soleil)-‐ Renaissancistische voorbeeld: honnête home -‐-‐> gentilhomme-‐ etiquette-‐ levenscode ook voor burgerij
-‐ Kunstsociologische situatie-‐ cultuurimperialisme
-‐ staatsreligie-‐ autoritaire hofcultuur-‐ classicistische kunstvormen
-‐ hofcultuur: académies reglementeren kunstdisciplines (Colbert)-‐ classicistische normen
-‐ voorbeelden uit Oudheid & Renaissance-‐ strikte toepassing van de traditionele vormwetten-‐ klassieke regelesthetica
2.Kenmerken
2.1. La querelle des anciens et des modernes
-‐ vernieuwers vs. traditionalisten -‐-‐> niet-‐officiële kunst vs. academische kunst-‐ <-‐-‐> individuele expressie
2.2. Literaire kenmerken
-‐ Rationaliteit, discipline-‐ orde en evenwicht-‐ formeel: afgemeten, juiste verhoudingen (imitatio)-‐ thematisch: psychologische conflict verstand vs. affect (plichtsbesef)
-‐ Regelpoëtica-‐ Art Poétique, Nicolas Boileau-‐ klassieke esthetische normen-‐ afwijking van antieke wereldbeeld-‐ normbevestiging: cultiveren van vaste gewoontes en universele waarden
Samenvatting Moderne Literaturen
21 / 46
-‐ theater: -‐ drie eenheden (Aristoteles)-‐ vraisemblance: geloofwaardigheid, waarschijnlijkheid-‐ bienséance: morele voorschriften en beleemeidsconventies-‐ sociale hiërarchie
-‐ Taalzorg-‐ volkstaal modelleren en uitzuiveren (Académie Française, auteurs)
3. Vertegenwoordigers
-‐ niet de enige stijl in die periode
-‐ functionele literatuurproductie (redevoeringen)-‐maniëristische hofcultuur-‐ didactische roman (Télémaque, Fenelon)-‐ lyriek (François de Malherbe)
-‐maar vooral dramatiek:-‐ Pierre Corneille
-‐ blijspelen & tragedies-‐ verhaalstof: Romeinse geschiedenis-‐ thematisch:
-‐ helden pogen met grote wilskracht en hartstocht een ideaal te verwezenlijken -‐morele conventies
-‐ formeel:-‐wijkt soms af van drie eenheden-‐ retorisch, gezwollen taalgebruik
-‐ Jean Racine-‐ Tragedies-‐ thematisch: conflict rede vs. passie, keuze voor dood (geïntellectualiseerde hartstocht)-‐ formeel
-‐ klassieke compositiewetten-‐ crisismoment-‐ pöetischer, soberder en eleganter
-‐ Molière-‐ regisseur, acteur-‐ koninklijk hof-‐ blijspelen-‐ psychologische karaktertekening
-‐ vroeg werk: kluchten, maatschappelijke satires-‐ rijp werk:
-‐ psychologische komedies-‐ zedenkomedies (sociale verhoudingen)-‐ liefde en ontrouw-‐ hypocrisie van opvoedingsinstanties-‐ vroomheid-‐ intellectualistisch sociaal type dat intersubjectieve amankelijkheid ontkent
-‐ later werk (mecenaat): ontspanningsstukken-‐ afgezwakte sociale kritiek-‐ nadruk op komische effecten-‐ comédie ballet
Samenvatting Moderne Literaturen
22 / 46
18e-‐eeuwse literatuurstromingen
Hoofdstuk 9: Paradoxen van de 18e-‐eeuwse literatuur
1. Overzicht van de voornaamste tendensen in de 18e eeuw
-‐ einde hofcultuur-‐ opkomst burgerlijke cultuur: culturele vernieuwing
1.1. De erfenis van de 17e eeuw
-‐ pseudo-‐classicisme: steriele kunstvormen (<-‐-‐ dogmatische kunstleer)-‐ burgerlijke smaak & levensstijl
-‐ zintuiglijkheid, emotionaliteit & alledaagsheid-‐ individualistische moraal
-‐ rococo: -‐ expliciet protest tegen classicistische autoritaire kunst-‐ frivool, ontspannend, verstrooiend
-‐ neo-‐classicisme: -‐ ascetisme en puritanisme-‐ zuiverheid en soberheid van klassieke kunst (Renaissancistisch)
1.2. Vernieuwing in de 18e eeuw
-‐ dominantie van burgerlijke smaakpatroon: Verlichting & preromantiek
2. Cultuursociologische situatie in de 18e eeuw
2.1. Crisis van het centrale gezag en verval van de classicistische hofcultuur2.2. Opkomst burgerlijke cultuur in de 18e eeuw
-‐ De burgerij als nieuwe cultuurdraagster-‐ politiek en economisch belangrijker-‐ lage smaakpatronen-‐ kritisch pragmatisme-‐ aristocratische smaakpatronen-‐ versmelting
-‐ De stad als centrum van het cultuurleven-‐ salons van aristocraten en rijke burgerdames-‐ nieuwe culturele referentiepunten
-‐ Verandering in smaak: de Querelle des anciens et des modernes-‐ cultuurpessimisten: perfectie van het verleden-‐ cultuuroptimisten: belang van de schrijver; op weg naar de perfectie
-‐ Verandering in smaak: architectuur en plastische kunsten-‐ van majestatisch naar frivool: genotscultuur
-‐ architectuur: hôtels, villa’s-‐ interieur: lichtere stijlvormen, intiemere architectuur, luxueuze inkleding-‐ schilderkunst: les fêtes galantes: intieme gezelschapsleven
-‐ van normatieve poëtica naar innige, speelse stijl
Samenvatting Moderne Literaturen
23 / 46
3.De rol en de sociale basis van de burgerlijke ideeën
-‐ verlichting: pragmatisme, scepticisme, rationalisme-‐ preromantiek: natuurlijke eenvoud, sentimenteel subjectivisme-‐ vrije meningsuiting, discussiecultuur-‐ nieuwe sociale fenomenen
-‐ Verenigingen-‐ academies-‐ salons-‐ leesgezelschappen
-‐ alfabetisering-‐ literaire café & boekhandel
-‐ vrijmetselaarsloges-‐ discussieforum-‐ tolerante & adogmatische rationele denkers-‐ rituelen en symbolen: middeleeuwse kathedraalbouwers-‐ syncretisch geheel-‐ conflict met autoritaire gezagsvormen
-‐ Nieuwe media-‐ drukkerijen en uitgeverijen-‐ afname van de censuur-‐ zedenkundige tijdschriften-‐ spectatoriale tijdschriften (Addison en Steele, The Spectator)
-‐ gevarieerde vorm-‐ gevarieerde thematiek-‐ gevarieerde stijl
-‐ De rol van de burgervrouw in de 18e eeuw-‐ nieuwe publiek
Samenvatting Moderne Literaturen
24 / 46
Hoofdstuk 10: Pseudoclassicisme & Rococo
1. Zedenkomedies van het pseudoclassicisme
-‐ Kenmerken-‐ stereotiep stramien-‐ psychologische ontleding-‐ liefde
-‐ The Restoration Comedy (comedy of manners)-‐ blijspel-‐ thematisch: kritiek op schijnmoraal, lachen met domheden-‐ dubbelzinnig, schunnig
-‐ Comédie larmoyante-‐ tragisch met happy end-‐ burgerlijke sfeer: Parijse publiek-‐ sentimentaliteit
-‐ contrasten: pathetiek vs. vertedering, drama vs. melodrama, tragiek vs. komiek-‐ idyllisch en melancholisch
2. Rococoliteratuur (2e helft 18e eeuw)
2.1. Terminologie
-‐weelderige ornamentvorm-‐ sierlijke en virtuoze vormgeving-‐waarden van de burgerij: het intieme en het zinnelijke
2.2. Literaire kenmerken en vertegenwoordigers
-‐ Thematisch-‐ Hedonisme: theater en fictie: kunstmatig paradijs-‐ Technieken om de profane theaterwereld te scheppen
-‐ proloog-‐ kunstmatige wereld in het proza: haast overdreven sentimentele setting (cf. fêtes galantes)-‐ anakreontische poëzie: stereotiep pastoraal, mythologisch, luchtig, erotisch (cf. fêtes galantes)
-‐Melancholie: onzekerheid tav. vergankelijke wereld-‐ schijnoptimisme-‐ aantonen hoe moeilijk het is het aangename van het leven in stand te houden-‐Wieland, Die Geschichte des Agathons
-‐ ridderroman met moderne gevoeligheden-‐ persoonlijke, psychologische elementen (Bildungsroman)
-‐ Generisch-‐ Formeel
Samenvatting Moderne Literaturen
25 / 46
Hoofdstuk 11: De Verlichting
1.Inleiding
1.1. Ontstaan en betekenis van de Verlichting
-‐ theoretisch-‐filosofische ideeënstroming-‐ radicale ideeën
-‐ democratisch-‐ rationalisme-‐ scepticisme-‐ verdraagzaamheid-‐ pragmatisme
-‐ rol van de schrijver-‐intellectueel: kritische, pragmatische burger (l’homme cultivé)
-‐ Ontstaan-‐ Engelse burgerij: sociale, economische en politieke omwentelingen
-‐ Franse Verlichting: gelaïciseerd & combattief-‐ Duitse Verlichting: saai, nuchter, sterk oiv. Franse en Engelse voorbeelden
1.2. Intellectuele pijlers van de Verlichting
-‐ Filosofie-‐ taakuitbreiding: Praktische Rede, Gezond Verstand-‐ rationale verklaring voor alles-‐ Descartes en Spinoza-‐ Kant
-‐ basisdiscipline aan universiteiten-‐ salons-‐ publicaties verdubbelen
-‐ Religie-‐ traditionele theïsme verliest aan invloed-‐ deïsme:
-‐ schepper grijpt niet in-‐ mens is verantwoordelijk-‐ Vrijmetselarij
-‐ freethinkers: wijzen elke vorm van religiositeit af
-‐ Ethiek-‐ filosofische, rationele fundering-‐ David Hume: niet universeel, noch boventijdelijk
-‐ Encyclopedieën en andere filosofische geschriften -‐ Diderot & d’Alembert
-‐ synthese van toenmalige kennis-‐ lezer overtuigen van Verlichtingsideeën-‐ kritische rationaliteit vs. dogmatisch denken
Samenvatting Moderne Literaturen
26 / 46
-‐ Voltaire-‐ berucht en gevreesd satiricus-‐ onvoorwaardelijke tolerantie-‐ ballingschap in Engeland: contact met Engelse Verlichting-‐ contes philosophiques: vs. godsdienstig fanatisme & politiek absolutisme-‐ verblijf aan Duitse hof-‐ tweede ballingschap: historisch werk (anti-‐Eurocentrisme)-‐ metafysisch: deïsme (persoonlijke, natuurlijke religiositeit)-‐ politiek: gelijkheid, vrijheid, broederschap
2.Vertegenwoordigers van het Verlichtingsdenken
2.1. Filosofisch geïnspireerde literatuur
-‐ Gotthold Ephraim Lessing-‐ Nathan der Weise (toneelstuk): religieuze tolerantie
-‐ Denis Diderot (Jacques le fataliste et son maître)-‐ pamfletten en polemische geschriften-‐ literatuur-‐ bewondering voor Engelse burgerlijke literatuur
-‐ Voltaire: Candide ou l’optimisme (contes philosophiques)-‐ vs. godsdienstig fanatisme, idealistische filosofie en politiek absolutisme-‐ pragmatisme
-‐ Alexander Pope-‐ van vormvirtuositeit en speelsheid naar beschouwende, verstandelijke lyriek
2.2. De burgerlijke zedenroman in Engeland
-‐ Daniel Defoe-‐ Robinson Crusoe
-‐ burgerlijke deugden: initiatief en rationaliteit, vooruitgangsoptimisme-‐ exotisch: koloniale expansie
-‐ Moll Flanders-‐ geromanceerde biografie-‐ losstaande, realistische taferelen-‐ formeel: ∼ schelmenroman
-‐ liberaal, optimistisch, burgerlijk-‐puriteins, geloof in wereld & God
-‐ Jonathan Swift-‐ menselijke ambitie -‐-‐> onmenselijke machtsstrijd-‐ conservatief, pessimistisch, sarcastisch-‐superieur, wereldverachting en mensenhaat-‐ Gulliver’s Travels
-‐ satirisch, sarcastisch-‐ ridiculiseert burgerij-‐ overdrijvingen
-‐ confrontatie: problematische held vs. problematische samenleving
-‐ Henry Fielding-‐ magistraat, grote mensenkennis-‐ menselijke komedie in een verhaal-‐ The History of Tom Jones, a Foundling: aanvaardbare middenmaat-‐ Joseph Andrews: religieuze en morele hypocrisie van de burgerij (satirisch) (parodie op Pamela)
Samenvatting Moderne Literaturen
27 / 46
2.3. De sentimentele zedenroman
-‐ intersubjectieve relaties & psychologie
-‐ Samuel Richardson-‐ Pamela or Virtue Rewarded:
-‐ briefroman-‐ dienstmeisje Pamela (deugdzaamheid overwint)-‐ wensdroomliteratuur
-‐ Clarissa Harlowe-‐ briefroman-‐ gelijkaardige intrige
-‐ huiselijke kader: kleine, alledaagse problemen-‐ concrete burgers (gemoedsleven)-‐ analyse van psychologische en morele problemen-‐ puriteinse zedelijkheidsidealen (didactisch)-‐ belang van het emotionele
-‐ Lawrence Sterne-‐ The Life and Opinions of Tristram Shandy, Gentleman
-‐ algemene beschouwingen over ‘het Leven’-‐ plotloos, collage van opmerkingen en reflecties-‐ experimenteel
-‐ A Sentimental Journey through France and Italy-‐ vlucht van emotionele armoede van het puriteinse Engeland
-‐ Abbé Prevost-‐ didactisch-‐ Manon Lescaut
-‐moralisme (zedenroman) en emotionaliteit (sentimenteel)-‐ onmogelijke en fatale liefde
Samenvatting Moderne Literaturen
28 / 46
Hoofdstuk 12: Preromantiek
1.Inleiding
1.1. Situering van de preromantiek
-‐ nieuwe esthetica-‐ rationele cultuur in vraag gesteld-‐ belangstelling voor het emotionele-‐ betovering van het leven-‐ strijd tegen troosteloze nuchterheid
1.2. Filosofische achtergrond van de preromantiek
-‐ Jean-‐Jacques Rousseau: twee prestigieuze prijsvragen -‐-‐> latere werken-‐ intellectuele vooruitgang = zedelijke achteruitgang-‐menselijke natuurtoestand geperverteerd (ongelijkheid)
-‐ privé-‐eigendom-‐ autoritaire gezagsvormen-‐ ontaarding van macht in willekeur
-‐ sociaal contract: wil van de gemeenschap-‐ natuurlijke goedheid van de mens
-‐ verdorven door maatschappij-‐ opvoeding is belangrijk
2.Kenmerken van de preromantische esthetica
2.1. Originaliteit van de literaire vormgeving
-‐ afwijken van de klassieke en classicistische vorm-‐ herontdekking van Shakespeare
2.2. Thematische kenmerken
-‐ Subjectieve emoties-‐ liefde, verdriet en liefdesverdriet-‐ expressie van individuele gevoelens
-‐ Jean-‐Jacques Rousseau-‐ Julie ou La nouvelle Héloïse
-‐ onmogelijke liefde door maatschappelijke conventies-‐ geestelijke band
-‐ ambivalentie: Verlichtingsideeën + onbestemde, depressieve stemmingen
-‐ Goethe: Het lijden van de jonge Werther (Sturm und Drang-‐beweging)-‐ natuurmotief
-‐ religieuze bewondering: James Thomson-‐ woeste, ongebreidelde grootsheid
-‐ het bovennatuurlijke en angstaanjagende-‐ graf-‐ en maanpoëzie (Gray)-‐ Griezelroman, Gothic Novel
-‐ angstaanjagend decor-‐ personages-‐ plot-‐ motieven
Samenvatting Moderne Literaturen
29 / 46
-‐ cultus van het ongerepte-‐ wat aan de rationaliteit ontsnapt-‐ le bon sauvage-‐ het ongerepte verleden-‐ de volksziel
-‐ oerpoëzie door collectief scheppend geheel-‐ spontaneïteit en regelloosheid
-‐ het kinderlijke-‐ nostalgie naar het verleden
-‐ Oudscandinavische poëzie-‐ Ossianisme: Keltische liedereren-‐ tegengesteld aan Romeins-‐Franse pseudo-‐classicisme
-‐ patriottisme-‐ heldhaftige daden van voorouders-‐ sentimentele, geëxalteerde liefde (melancholie)-‐ ongerepte natuur en oerkracht
Hoofdstuk 13: Neoclassicisme
Samenvatting Moderne Literaturen
30 / 46
Literaire ontwikkelingen in de 19e eeuw
Inleiding
1. Continuïteit tov. de 18e eeuw
-‐ 18e eeuw: burgerlijke cultuurvormen-‐ kritische rede-‐ het emotionele-‐ ontstaan in Engeland
-‐ 19e eeuw:-‐ romantiek & symbolisme: gevoelsgerichte esthetica-‐ realisme & naturalisme: erfgenamen van Verlichting
2. Cultuurhistorische context
-‐ De Industriële Revolutie-‐ Engeland: mechanisering, rationalisatie & industriële massaproductie-‐ sociologisch: kapitaal vs. arbeid (economische positie)-‐ voortdurende dynamiek: betrekkelijkheid & historische bepaaldheid
-‐ Culturele gevolgen-‐ Individualisme (liberalisme: laisser faire -‐ laisser aller)-‐ pessimistisch fatalisme: melancholie en elegie-‐ radicaal optimisme: kritische rationaliteit-‐ decadentisme binnen het symbolisme: pessimisme en ondergangsstemming
3. Kunstsociologische situatie: de autonomie van de kunstenaar
-‐Autonomie van de kunstenaar-‐materieel vlak: geen externe dwang-‐ bohémien: geïsoleerde sociale sfeer
-‐ kunst als oppositie-‐ realisme: kritische oppositie tgo. geïndustrialiseerde en verburgerlijkte samenleving-‐ esthetische oppositie: romantici en symbolisten stellen de realiteit in vraag
-‐ l’art pour l’art binnen het symbolisme-‐ schilderkunst: primauteit van eigen esthetische visie-‐Angelsaksische wereld
Samenvatting Moderne Literaturen
31 / 46
Hoofdstuk 14: Romantiek
1. Literaire kenmerken
1.1. Kunstsociologische kenmerken
-‐ a}eer van normensystemen
-‐ persoonlijke pöeticale reflectie: individuele manifesten-‐ creatio: doorbreking van bestaande normen-‐ genie-‐cultus: esthetische vermogens van de kunstenaar (poeta vates)-‐ lord Byron: persoonlijkheidsideaal (Byronic Hero)
-‐weerstand tegen elke dwang uit de buitenwereld-‐ radicale helden-‐machogedrag
-‐ immoreel en cynisch zel~eeld-‐ bespot burgerlijke heiligdommen-‐ zwarte romantiek-‐ slachtoffer van femme fatale
-‐mal du siècle-‐gevoel-‐ eenzaamheidscultus-‐ bandeloos individualisme
-‐ spel met leven en dood
1.2. Formele kenmerken
-‐ originaliteit: variatie in expressiemiddelen-‐ vrijheid-‐ hyper-‐individualisme, pathetiek
-‐ stilistische eenvoud (conversatie)
1.3. Individualistische thematiek
-‐ geniale individu vs. maatschappij-‐ grote persoonlijkheden-‐ vrijheidsstrijd-‐ trouw, vrijheidsdrang, existentiële authenticiteit en moedig zel~ewustzijn
Johan Wolfgang (von) Goethe: vrijheidsstrijd en verzetstrijders Friedrich Schiller: idem Heinrich von Kleist Lord Byron: romantisch persoonlijkheidstype Stendhal Heinrich Heine: sociaal bewogen auteur, hekelt maatschappelijke toestanden Alphonse de Lamartine: functie van poëzie: filosofisch, religieus, politiek & sociaal (progressief auteur) -‐ esthetische genie vs. banale wereld
-‐ individualisme-‐ vermogen om schoonheid te scheppen
Percy Byssche Shelley: spirituele schoonheid en extreem individualisme John Keats: dichter als goddelijk schepper
Samenvatting Moderne Literaturen
32 / 46
1.4. Irrationele motieven
-‐Ongeremde, passionele emotie-‐ gewoon vs. buitengewoon-‐ liefde & smart
Johann Wolfgang (von) Goethe Percy Bysshe Shelley: allegorische zoektocht naar ideale liefde Alfred de Musset: tragisch, verscheurdheid & weemoed, smart
-‐ Sehnsucht: -‐melancholisch verlangen naar het onbereikbare en principieel onvindbare -‐-‐> naar de dood-‐ heimwee & vaderlandsloosheid-‐ zelfmoord-‐ nacht
Novalis: nacht, natuur en sprookje (blauwe bloem: onbereikbare)
-‐ Escapistische motieven-‐ natuur
-‐ ideale toevluchtsoord-‐ spiegel van stemmingen en gevoelens
William Wordsworth: landelijke leven (the essential passions of the heart)
-‐ fascinatie voor het duistere en het bovennatuurlijk-‐ horror vs. terror-‐ cf. Gothic Novel
-‐ Het kinderlijke en het ongerepte-‐ verwondering-‐Wordsworth: ongerepte onschuld-‐ Blake: twee tegengestelde werken: menselijke deugd / besef van het Kwade
-‐ Historische thematiek: geïdealiseerd verleden Sir Walter Scott: wetenschappelijke interesse
-‐ exotisme: het geografisch verwijderde-‐ universele oertoestand-‐ het specifieke en het totaal andere van het vreemde milieu
François René Chateaubriand: geëxalteerde beschrijvingen van exotische landschappen
-‐ Religieuze motieven-‐mystieke eenwording met het sacrale & verlangen naar ideale toestand-‐ pantheïsme, deïsme: eenwording van mens & natuur
William Blake: verruimd kosmisch bewustzijn (doorbreking van conventies) Coleridge Alphonse de Lamartine: innerlijkheid, liefdesverheerlijking en christelijk idealisme Johann Wolfgang (von) Goethe: kosmisch, pantheïstisch gevoel
Samenvatting Moderne Literaturen
33 / 46
2.Realisme in het kader van de romantiek
-‐ individualistische literatuuropvatting -‐-‐> voorheen ‘verboden’ thema’s-‐ originaliteitsstreven -‐-‐> nieuwe verhaalstof (onesthetisch ervaringsmateriaal)-‐ sociale thema’s
-‐ verbondenheid met het volk-‐maatschappelijke emancipatie (vrijheidsstrijd)-‐ politieke en sociale inzichten -‐-‐> feuilletons (cf. Victor Hugo, Les Misérables)
-‐ emotionaliteit en maatschappelijke druk
-‐ Stendhal-‐ romantische esthetica-‐ Verlichtingsdenken (Rousseau)-‐ hartstocht & genie-‐cultus-‐ politieke kroniek: koele en nuchtere blik, ironische afstandelijkheid
-‐ Honoré de Balzac-‐ authentieke waarden vs. kapitalistische samenleving-‐ satirisch tov. burgerij-‐ geldhonger & machtswellust -‐-‐> degeneratie-‐ gevoel vs. maatschappij-‐ conservatief-‐nostalgisch tov. Ancien Régime-‐ destructiviteit van passies-‐ a}eer voor rationaliteit en geldzucht
Samenvatting Moderne Literaturen
34 / 46
Hoofdstuk 15: Realisme
1. Inleiding
-‐ de werkelijkheid-‐ verlichtingsroman-‐ realistisch geïnspireerde romantiek-‐ realistische roman-‐ symbolisme
-‐meest gekozen in de 20e eeuw-‐ ‘kritisch realisme’-‐ in strikte zin: beperkt in tijd
2. Cultuurhistorische context
-‐wetenschap & objectiviteit ook in cultuur-‐wetenschappelijk socialisme-‐ economisch georiënteerd utopisme-‐ positivisme op het vlak van de sociologie-‐ atheïsme en agnosticisme gebaseerd op wetenschappelijk bijbelonderzoek (projectieleer)
-‐ deterministisch mensbeeld: mens wordt bepaald door materiële factoren-‐ biologisch: Charles Darwin-‐ cultureel en biologisch: Hippolyte Taine (race, milieu et moment)
-‐ revolutionaire politieke theorieën: veranderbaarheid van mens & samenleving
3. Kenmerken van de realistische esthetica
3.1. Kenmerken van de realistische roman
-‐ de roman als kunstvorm (als hoge stijl)-‐maatschappelijke en psychologische context-‐ tranche de vie: alledaagsheid-‐ realistische technieken
-‐ objectieve observatie-‐ doorbreken van het lineaire, chronologische verhaalverloop
-‐ in medias res (ex abrupto)-‐ retrospectieve techniek
-‐ naturalisme: causale verbanden (deterministisch mensbeeld)-‐ impressionisme: zintuiglijke prikkels, nauwkeurige en smaakvolle stijl
3.2. Kenmerken van het realistische en naturalistische drama
-‐ dialoog-‐ actuele maatschappij-‐menselijk aspect ondergeschikt aan tijdsgebonden strekking
-‐ sociale leven-‐ constructie van personages-‐ spreektaal-‐ alledaagse figuren & menigtes
Samenvatting Moderne Literaturen
35 / 46
4. Vertegenwoordigers van de realistische romankunst
4.1. De Franse realistische roman
-‐ Gustave Flaubert-‐Madame Bovary:
-‐ schokeffect, proces-‐ impassibilité & impartialité-‐ contrasten (romantisch idealisme vs. vulgaire, alledaagse fenomenen)
-‐ L’éducation sentimentale:-‐ amoureuze ontgoocheling-‐ politieke desillusie van revolutionaire generatie van 1848-‐ Bildungsroman-‐ autonome kunstenaar
-‐ Emile Zola-‐ naturalisme-‐ sociale en culturele situatie (wetenschappelijke methode)-‐ theoretisch geschrift: Le roman expérimentale
-‐ sociaal-‐historicus-‐ diagnostiseren van symptomen-‐methode: determinisme & erfelijkheidstheorie
-‐ romancycli: vb. Les Rougon-‐Macquart. Histoire naturelle d’une famille sous le second empire-‐ sociale ziektesymptomen-‐ 1 familie -‐-‐> maatschappelijke situatie
4.2. De Engelse realistische roman
-‐ gematigd realisme-‐ optimistisch geloof in de ‘mensheid’
-‐ Charles Dickens-‐ autodidact, journalist-‐ autobiografisch, sociale dimensie
-‐ zel}ant van de samenleving-‐ klassejustitie-‐ onrechtvaardige verdeling van rijkdom
-‐ sentimentaliteit-‐ oppervlakkige personages-‐ realistische kenmerken: observatie van milieu en sociale types
-‐ William Makepeace Thackeray-‐ sociale kritiek-‐ scherp ironisch en satirisch-‐ Vanity Fair: kritiek: sociale schijn ipv. maatschappelijke realiteit (insincerity & romantische schijnwaarden)
-‐ Charlotte en Emily Brontë-‐ Charlotte: ongelukkige liefde; individuele, romantische hartstocht-‐ Emily: Wuthering Heights: romantiek + realisme
-‐ demonische verbeelding & hartstocht-‐ en liefdesthematiek-‐ psychologische uitbeelding
Samenvatting Moderne Literaturen
36 / 46
-‐ George Eliot-‐ psychologische karakterontleding-‐menselijke psyche & sociale omgeving-‐ bekrompen leven op het platteland, dogma’s & enggeestig provincialisme (liberaal, positivistisch)
4.3. De Russische realistische roman
-‐ allerminst moderne samenleving-‐ propaganda voor Verlichtingswaarden-‐menselijke psyche
-‐ Ivan Toergenjev-‐ doorbraak van Russische literatuur in het Westen-‐ romantisch: natuur & liefde-‐ Vaders en Zonen: oudere generatie (idealistisch, romantisch) vs. jongere generatie (nihilistisch, kritisch)
-‐ Fjodor Dostojevski-‐ biografie
-‐ gedeclasseerde -‐-‐> sociaal engagement-‐ verbanning naar Siberië (revolutionair) -‐-‐> empathie met verschoppelingen-‐ zwervend bestaan door Europa (feuilletonbijdragen)
-‐ belangrijk voor ontwikkeling Westerse Roman-‐ oppervlaktestructuur-‐ dieptestructuur:
-‐ psychologisch realisme, ideële organisatie-‐ politieke en religieuze problematiek-‐ Russische context, maar universele waarde
-‐morele ideeën: slavofilie-‐ nationale eigenheid, godsdienstige tradities-‐ bevrijde maatschappij
-‐ Ljev Tolstoj-‐ nieuwe levens-‐ en wereldbeschouwingen-‐ religieus-‐ethische sekte (evangelische christendom)-‐ sociaal engagement
-‐ novelles:-‐ sociaal-‐realistische frescoromans
5. Vertegenwoordigers van het realistische en naturalistische drama
-‐ dramatiek ondergeschikt aan romans
-‐ Henrik Ibsen-‐ burgerlijke maatschappij op de korrel
-‐ huichalarij-‐ positie van de vrouw-‐ dubbelmoraal in het huwelijk
-‐ retrospectieve techniek (vs. zuivere intrige-‐techniek)
-‐ August Strindberg-‐ naturalistische dramatiek-‐ verhouding man-‐vrouw (strijd op leven en dood)-‐ invloed
Samenvatting Moderne Literaturen
37 / 46
-‐ Gerhart Hauptmann-‐ ° naturalistische theater in Duitsland-‐ De Wevers
-‐ opstand -‐-‐> toneelomwenteling-‐ proletariaat centraal (groep ipv. individu)-‐ dialect-‐ determinering door sociale situatie (ipv. noodlot)
-‐ Herman Heijermans-‐ Nederlandstalige naturalisme-‐maatschappelijke context & bewustmakend
-‐ situatie in een milieu ipv. de handeling-‐ levensechtheid-‐ Op hoop van zegen:
-‐ failliet van menselijke samenleving <-‐-‐ sociaal-‐economische krachten-‐ fatale berusting
-‐ engagement (socialisme)
Samenvatting Moderne Literaturen
38 / 46
Hoofdstuk 16: Symbolisme
1. Kenmerken
-‐ Formele kenmerken-‐ impressionistische stijl
-‐ hoogstpersoonlijk & suggestief-‐ plastische en muzikale taaleffecten
-‐ symbolen-‐ bovenzintuiglijke werkelijkheid: subjectieve esthetische ervaring-‐magisch gehalte
-‐ Thematische kenmerken-‐ correspondentie symbool -‐ psychische werkelijkheid van de dichter
-‐ ik-‐cultus: introspectie-‐ liefde als bemiddelaar-‐ het paranormale en het metafysische
-‐ het magische, bovenzintuiglijke-‐ spiritualistisch en anti-‐materialistisch
-‐ estheticisme-‐ alledaagse moderniteit -‐-‐> zuivere schoonheid-‐ decadentisme
2. Voorlopers van het symbolisme
-‐ Charles Baudelaire-‐ Formele kenmerken
-‐ eenvoudig en precies-‐ ≠ esthetische vermogens-‐ synesthesie: geheimzinnige overeenkomsten-‐ vormcultus: strak stramien
-‐ Thematische kenmerken-‐ geheimzinnige relaties tussen het ‘ik’ en de buitenwereld (religieuze verbinding)-‐menselijk ‘gemis’ (onvoldaanheid) & contact met buitenwereldse fenomenen-‐moderne leven:
-‐ aardse vitaliteit-‐ esthetisch plezier-‐moderne grote stad
-‐ ambivalentie van het decadentisme: -‐ zuivere, schone vs. kwade, perverse, onesthetische
-‐ Paul Verlaine-‐ eerste werken:
-‐ vormcultus-‐ speelse rococopoëzie-‐ vernieuwing: muzikaliteit
-‐ evolutie: omwentelingen in zijn leven-‐ homosexuele relatie, gevangenschap, katholicisme-‐-‐> dichter: marginaal individu: zondebesef & schuldbewustzijn
-‐ poète maudit: losbandigheid en wroeging & berouw (ambivalentie)
-‐ Stéphane Mallarmé-‐ intellectualisme & abstractie (idealisme)-‐ dichtkunst moet suggereren-‐ alledaagse, communicatieve taalgebruik vs. poëtisch taalgebruik (innerlijke werkelijkheid)
Samenvatting Moderne Literaturen
39 / 46
3. De symbolisten
3.1. De symbolistische beweging3.2. Symbolistische dichters
-‐ laat-‐symbolisme (20e eeuw)
-‐ Paul Valéry-‐ intellectualisme van Mallarmé-‐ toverspel met taal (mathematische combinaties)-‐ relaties tussen begripsinhoud & klankwaarde
-‐ Rainer Maria Rilke-‐ estheticisme: impressionistisch, gemaniëreerde vorm & ritmisch-‐lyrisch proza-‐modernisme: eenvoudige dictie, symbolische lading, religieus geïnspireerde levensverheerlijking-‐ visie op het onzegbare & hermetische muzikale taal
-‐William Butler Yeats-‐ tot 1900
-‐ dromerig en romantisch, nostalgisch (natuurschoon)-‐ The Rose: Ierse overleveringen als inspiratie, mysterieuze sfeer-‐mystiek verleden
-‐ vanaf 1900 -‐ precieze en heldere beeldspraak-‐ spreektaal-‐woordenschat-‐ satirisch-‐ A vision
-‐ persoonlijke mythologie en mysticisme
3.3. Symbolisch theater
-‐Maurice Maeterlinck-‐ drame statique: geen spanning
-‐ catastrofe is uitgangspunt-‐ symboliek-‐ gevoelens en stemmingen-‐mythisch-‐symbolisch decor
-‐ noodlot is onvermijdelijk-‐ blindheid -‐-‐> angst & beklemming-‐ noodlot, liefde en dood
-‐ Andere vormen van symbolistisch theater-‐ Anton Tsjechov:
-‐ geen actie, geen heldendaden-‐ sfeerschepping & karaktertekening (gestagneerde samenleving)-‐ De Kersentuin: vruchteloze pogingen om de samenleving te redden
3.4. Hyper-‐estheticisme in het symbolistische proza
Samenvatting Moderne Literaturen
40 / 46
Literaire ontwikkelingen in de 20e eeuw
Hoofdstuk 17: de historische avant-‐gardebewegingen
1. Cultuurhistorische context en periodisering
1.1. Cultuurhistorische context
-‐ nieuwe filosofische en cultuurtheoretische inzichten-‐ religieus en moreel besef versplintert
-‐ denkers van het wantrouwen-‐ existentiële crisis-‐ conservatief cultuurpessimisme
-‐ alternatief: nieuwe visie op de mens-‐ God is dood: leve het ongeremde, bevrijde individu-‐ relativisme en laïcisering-‐moderniteit
2. Kenmerken
2.1. Kunstsociologische kenmerken
-‐ artistieke subculturen-‐ voorhoede tegen bestaande orde
-‐maatschappelijke elite-‐ artistieke elite-‐ politieke en artistieke actie: radicaal breken met tradities
2.2. Artistieke kenmerken
-‐ vernieuwingsdrang, anti-‐traditionalisme-‐ verwerping conventionele communicatie
-‐ rationeel vs. affectief-‐ futurisme, expressionisme, surrealisme-‐ onbewuste assocatievermogen -‐-‐> creativiteit-‐ vitale en onbewuste impulsen vs. rationele logica
-‐ zuivere, kinderlijke-‐ originaliteit van de communicatie (sonoriteit, typografie)-‐ kunst als spel
-‐ anti-‐kunst-‐ nieuwe expressievormen: bricolage
-‐montage en collage-‐ participatie: zelf betekenis toekennen
-‐ vermengen van kunst & leven
3. Futurisme
-‐ Thematische kenmerken-‐ energie & dynamiek-‐ daad-‐ wereld van morgen
Samenvatting Moderne Literaturen
41 / 46
-‐ Formele kenmerken-‐ dynamisch en vrij taalgebruik-‐ afwijkende visie op literaire communicatie
4.Expressionisme
-‐ antiburgerlijk-‐ sociaal-‐politieke en existentiële problemen-‐ formele vernieuwingen
-‐ Formele kenmerken-‐ revolutie van de taal, nieuwe communicatie-‐ vrije vers, ritme primeert-‐ simultaneïteitstechniek-‐ montagetechniek
-‐ Thematische kenmerken-‐ existentiële motieven (dysforisch & euforisch)
-‐ existentiële crisis: wanhoop, angst en vereenzaming-‐ redding
-‐ grootstadsmotief-‐ spiritualisme
-‐ sociale motieven: wereldondergang en regeneratie-‐ ondergang van de burgerlijke maatschappij
-‐ chaotische impressies en apocalyptische motieven (grootstadsmotief)-‐ metaforen (verval, ziekte, dood)
-‐ herstel: positieve noot van de ‘nieuwe mens’
5.Dadaïsme
-‐ meeste radicale, meest internationaal-‐ nihilistisch & anarchistisch (benaming)
-‐ Tristan Tzara: manifesten
-‐ Kenmerken-‐mentaliteit propageren-‐ vrijheid en spontaneïteit-‐ (semi-‐)literaire activiteiten: onvrede met burgerlijke cultuur & hypocriete ‘beschaving’-‐ anti-‐kunst-‐mentaliteit
-‐ primitieve naïviteit (rest is pretentie)-‐ vs. literaire codes & conventies-‐ enkel combinatie van klanken
6. Surrealisme
-‐ André Breton: eerste écriture automatique-‐tekst (° surrealisme)
-‐ Kenmerken-‐ totale revolutie op persoonlijk én maatschappelijk vlak-‐ kunst & leven verenigen-‐ alledaagse waarnemingen + boven-‐werkelijke waarnemingen
-‐ droom-‐wonderbaarlijke (droom + werkelijkheid) -‐-‐> creativiteit-‐ le point suprême: ‘nieuwe mens’
Samenvatting Moderne Literaturen
42 / 46
-‐ literatuur: wonderbaarlijke ervaring simuleren -‐-‐> zelfonderzoek-‐ instrumenten om te ontsnappen aan de alledaagse rationaliteit -‐-‐> het wonderbaarlijke-‐ écriture automatique-‐ het onbewuste-‐ combinatie van ≠ media & disciplines -‐-‐> suggestie: realiteit en droom komen samen voor-‐ bevrijding van erotische krachten-‐ zwarte humor (cynisch) vs. rationaliteit & maatschappelijke dwang
Samenvatting Moderne Literaturen
43 / 46
Hoofdstuk 18: Ontwikkelingstendensen in de 20e-‐eeuwse roman
-‐ realistische of naturalistische romantraditie-‐ lang, in hoofdstukken ingedeeld-‐ ingewikkelde intrige-‐ vele personages-‐ psychologische ontleding en beschrijving
-‐ thematische en formele vernieuwingen ((post-‐)modernisme)-‐ neo-‐romantiek en neo-‐realisme
1. Neo-‐romantische stromingen in de 20e-‐eeuwse roman2. Neo-‐realisme in de 20e-‐eeuwse roman: psychologisch realisme
-‐ psychologische roman-‐ vs. deterministisch naturalisme-‐ inspiratie: Russische psychologische problematiek & symbolistische psychische correspondenties
-‐ psychologische nuances & ideeën van specifieke personages (ipv. wisselwerking context -‐ personage)-‐ oorsprong: estheticistische auteurs, realisten-‐ ‘ontdekking’ van de Russische romanliteratuur-‐ varianten
-‐ christelijke-‐humanistische psychologische roman-‐wijsgerige problemen: kritische analyse van de wereld
3. De modernistische roman
-‐ realisme + symbolisme + psychologische realisme + avant-‐gardeliteratuur (syncretisme)
3.1. Thematische vernieuwing
-‐ kritische analyse van de condition humaine-‐ taalfilosofie, kennisleer en psychologie-‐ existentiële scharniermomenten-‐ gevestigde waarden kritisch onderzoeken
-‐ onzekerheid (‘essayistisch’) <-‐-‐ kritische attitude-‐ globale visie op de wereld (auteur als klankbord van zijn samenleving (reporter))
-‐ T.S. Eliot, The Wasteland: failliet van de moderne wereld, vervreemding
-‐William Faulkner (psychologisch getinte sociale romans)-‐ Thomas Mann (cultuurfilosofisch getinte ‘probleemroman’)-‐ existentialistische probleemroman
-‐ Franz Ka}a (ook surrealistisch, expressionistisch)-‐ Jean-‐Paul Sartre-‐ Albert Camus
-‐ symbolistische esthetica: alledaagse elementen staan symbool voor subjectieve problematiek-‐Marcel Proust-‐ Virginia Woolf-‐ Joseph Conrad
-‐ James Joyce-‐ verschillende romantypes als inspiratie: impressionisme, symbolisme, modernisme, experimentalisme-‐ Dubliners: impressionisme & naturalisme (menselijke existentie: levensmoeheid & schijnmoraal)-‐ A Portrait of the Artist as A Young Man: symbolisme (Bildungsroman) (epiphanies)
Samenvatting Moderne Literaturen
44 / 46
-‐ Ulysses: -‐ symbolische zwerftocht doorheen de cultuur-‐ elk hoofdstuk:
-‐ netwerk van symbolen in onderling structureel verband-‐ aangepaste stijl, effecten
-‐ Finnigan’s Wake: a work in progress-‐ soevereine en persoonlijke behandeling, herschepping & wijziging van cultureel materiaal-‐ symbolische functie
3.2. Formele experimenten
-‐ ook stilistische onzekerheid en onvolledigheid-‐ realistische illusie proberen overstijgen-‐ onzekerheid bevestigen
-‐ gedetailleerd weergeven van gedachtewerelden (stream of consciousness / monologue intérieur)-‐Marcel Proust (A la recherche du temps perdu)
-‐monologue intérieur (associatieve stijl)-‐mémoire involontaire-‐ symbolische fenomenen
-‐ James Joyce-‐ stream of consciousness-‐ associatieve stroom-‐ ongrammaticale intellectuele processen -‐-‐> bewustzijnsverloop
-‐ plotcompositie: juxtapositie en montage-‐ Alfred Döblin, Berlin Alexanderplatz
-‐ stream of consciousness-‐montagetechniek-‐ thematisch: expressionistisch (‘Nieuwe Mens’, politieke veranderingen)
-‐ John Dos Passos, Manhattan Transfer-‐ stream of consciousness-‐montagetechniek-‐ hele gemeenschap ipv. individu-‐ verborgen eenheid (zelf reconstrueren)
-‐ Newsreel: telegramstijl, headlines-‐ Camera Eye: commentaar, contextualisering
Samenvatting Moderne Literaturen
45 / 46
Hoofdstuk 19: Ontwikkelingstendensen in het 20e-‐eeuwse theater
1. Modernisering van het antieke drama2. Realistisch-‐naturalistisch theater3. Avant-‐gardetheater
3.1. Expressionistisch theater
-‐ Bertolt Brecht-‐ expressionisme:
-‐ Baal (dichtersleven)-‐Mann ist Mann (anti-‐militaristisch, mens als oorlogsmachine (maatschappelijke dwang))-‐ anarchisme
-‐ politieke polarisering -‐-‐> politiek karakter-‐Marx’ historisch materialisme-‐ emancipatie van lagere bevolkingslagen -‐-‐> muziektheater & Lehrstücken
-‐ fascisme -‐-‐> ballingschap (anti-‐fascistische stukken)-‐ na 1940: Lehrstücken:
-‐ didactisch-‐politiek-‐ universele problematiek:
-‐ Leben des Galilei (wetenschap vs. geloof, kerkelijke machtspositie)-‐Mutter Courage und ihre Kinder (mechanismen van de oorlog)
Samenvatting Moderne Literaturen
46 / 46