Samenvatting Sheets Transportsystemen 2

download Samenvatting Sheets Transportsystemen 2

of 55

Transcript of Samenvatting Sheets Transportsystemen 2

Samenvatting sheets college 1A Activiteiten: alle menselijke handelingen. Noodzaak van verplaatsen van personen en goederen is gevolg van ruimtelijke spreiding van activiteiten. Transport: verkeer en vervoer Vervoer: het verplaatsen van personen en goederen. Verkeer: het zich verplaatsen van vervoersmiddelen. Transportsysteem: alle interacties tussen plaatsen, doormiddel van verplaatsingen van personen, goederen en vervoermiddelen. Onderdeel/Afgeleide Ruimtelijk systeem. Ruimtelijk systeem: alle activiteiten die in een gebied ontplooid worden. Activiteitenpatronen: verzameling achtereenvolgende activiteiten van een individu per tijdseenheid. Activiteitenpatronen kunnen gescheiden worden naar tijd, maar ook in ruimte. Geplaatst in ordening naar ruimte en tijd omvat het transport of vervoer- en verkeerssysteem 3 lagen: - Gewenste verplaatsingspatronen (met als vervoerde elementen reizigers en vracht) - Vervoerdiensten (met als elementen vervoermiddelen) - Verkeersnetwerken (met als element de verkeersinfrastructuur)ordening in ruimte en tijd elementen

vervoervraag

verplaatsingen patroon

reizigers, vracht vervoermarkt

vervoeraanbod = verkeersvraag

vervoerdiensten

vervoermiddelen verkeersmarkt

verkeersaanbod

verkeersnetwerken

verkeersinfrastructuur

Figuur 1: Het transportsysteem In het vervoersysteem en in het verkeerssysteem is sprake van markten, wanneer we streven naar evenwicht tussen gestelde eisen en geboden kwaliteit. Vervoermarkt: afstemming tussen vervoersvraag en vervoersaanbod. Verkeersmarkt: afstemming tussen verkeersvraag en verkeersaanbod. Vervoersvraag: totaal aantal verplaatsingspatronen in een bepaald gebied voor een bepaalde periode. Vervoeraanbod: totaal aantal vervoerdiensten in bepaald gebied in bepaalde tijdsperiode. Verkeersaanbod: ruimtelijke configuratie verkeersnetwerken.

Indeling verplaatsingspatronen naar (voor inzicht in vervoersvraag): - Verplaatsingsafstanden - Ruimtelijk spreidingspatroon - Tijdspatronen - Verplaatsingsmotieven - Soort goederen Vervoerdiensten zijn in te delen naar: - Particulier vervoer - Beroepsvervoer: Individueel- of Collectief vervoer. Collectief vervoer is op te verdelen in: - Openbaar vervoer - Besloten/Groepsvervoer Verkeersnetwerken: speciaal voor verkeer ingerichte openbare ruimte (statische/dynamische component). Statische component van verkeersnetwerken: netwerken van fysieke infrastructuur. Dynamische component van verkeersnetwerken: regeling voor gebruik verkeersnetwerken. Hoofdelementen van een verkeersinfrastructuur: - Toegangspunten (toe- en afrit autosnelweg, station, parkeerplaats) - Schakels (weg, spoorweg) - Knooppunten (klaverblad autosnelwegen, splitsing spoorbanen) - Buffer- en stallingsvoorzieningen (fietsenstalling, parkeerterrein, emplacement) Toegangspunten: Reizigers, vracht of voertuigen kunnen hier het infrastructuurnetwerk binnen gaan of verlaten. Er zijn 3 verschillende typen toegangspunten: - Reiziger gaat netwerk in of uit zonder vervoermiddel (station, parkeerplaats, transferium) - Reiziger gaat met vervoermiddel netwerk in of uit (in- uitvoegstrook) - Reiziger gaat met vervoermiddel en al op een ander voertuig (veerboot) Schakels: verbindingen tussen toegangspunten. Verschillende vormen van schakels: - Infrastructuur voor niet-geleide voertuigen - Infrastructuur voor geleide voertuigen - Infrastructuur voor continu transport - Waterwegen Knooppunten: plaatsen waar drie of meer schakels, behorend tot hetzelfde netwerk, bij elkaar komen.

Knooppunten in te delen naar: - Aantal samenkomende richtingen - Aantal mogelijke verkeersbewegingen - Aantal conflictvrije verkeersbewegingen 1. Nagenoeg conflictvrije knooppunten door weven verkeersstromen (rotonde). 2. Geheel conflictvrij gemaakt worden door ongelijkvloerse afwikkeling. - Knooppunten in vervoernetwerk zijn bijna altijd toegangspunt. - Knooppunten in verkeersnetwerk alleen bij overgang verschillende schakels, geen toegangsfunctie. Buffer- en stallingsvoorzieningen: opslagvoorzieningen, hierbij zijn buffervoorzieningen voor het tijdelijk vasthouden tijdens gebruik (opstelvak verkeerslicht), terwijl stallingsvoorzieningen voor langere tijd zijn. Schaalniveaus netwerken: - Kernen van groot belang (type A) - Kernen van belang (type B) - Overige kernen (type C) Indeling hoofdwegennet: - AAA-verbindingen - Overige hoofdwegenmicroactiviteitenvraag

activiteiten patroonactiviteitenmarkt

verplaatsingen patroonvervoermarkt

vervoervraag

activiteitenaanbod = vraag activiteitsruimten

dienstenactiviteitsruimtenmarkt

vervoerdienstenverkeersmarkt

vervoeraanbod = verkeersvraag

macro

aanbod activiteitsruimte

ruimtelijke structuuractiviteitensysteem

verkeersnetwerkentransportsysteem

verkeersaanbod

Figuur 2: Het ruimtelijke systeem

Samenvatting sheets college 1B 2 benaderingswijzen over verplaatsingen: - Macro: verplaatsingen als gevolg van ruimtelijke spreiding van menselijke activiteiten. - Micro: verplaatsingen als gevolg van handelen van individuen of individuele organisaties/bedrijven. Maatschappij: verzameling individuen en huishoudens, die reeks activiteiten ontplooien. Activiteitenruimten: ruimtelijke eenheden als woningen, kantoren, terrasjes, musea, straat, etc. waarin activiteiten plaatsvinden. Nederzettingen: verzameling van activiteitenruimten (dorpen, steden, etc.). Redenen ontstaan nederzettingen: - Militaire oogmerken - Handelsoogmerken - Bestuurlijke redenen Geografische redenen ontstaan nederzettingen: - Doorwaadbare plaats in rivier - Goed verdedigbare plaats - Gunstige ligging t.o.v. transportroutes Economische benaderingen nederzettingen: Surplustheorie: verstedelijking wordt mogelijk als voedselproductie groter is dan lokale behoefte. Agglomeratievoordelen: voordelen van concentratie voor met name veiligheid, bereikbaarheid en schaalvoordelen. Vestigingsplaatstheorien: Vestigingsplaatstheorie Christaller: hirarchische relaties tussen kernen. Vestigingsplaatstheorie Losch: rangorde vestigingsplaatsen. Vestigingsplaatstheorie Pred: combinatie van hirarchie en rangorde tussen vestigingsplaatsen (combo Christaller en Losch). De basis gaat uit van complementariteit tussen kernen. Christaller; De consument kiest bij identieke marktprijzen voor de dichtstbijzijnde aanbieder. Hierin is de aanbieder van een product of dienst een monopolist in een cirkelvormig marktgebied, bij concurrenten op voldoende afstand. Vestigingsplaatstheorie van Christaller: Straal minimale marktgebied (drempelwaarde): marktgebied om minimaal de vaste kosten te dekken. Straal maximale marktgebied: marktgebied waarbuiten meerwaarde onvoldoende is om transport te rechtvaardigen. Mogelijke oplossingen systeem Christaller: - Marktprincipe: k=3 - Verkeersprincipe: k =4 - Bestuurlijk principe: k=7

K is hierin de factor die aangeeft hoe de kernen verschillen. Stad: een min of meer vrij in de ruimte gelegen, markant begrensde concentratie in een landelijk gebied. Agglomeratie: stad die door groei randgemeenten deze in het stadslichaam heeft opgenomen. Stadsgewest: een gespreid samenstel van n of meer grote centra met omringende kleinere kernen, die door hun vele onderlinge relaties n functioneel gebied vormen. Stedelijke zone: stedelijke vormen van grotere uitgestrektheid, ontstaan uit stadsgewesten die zo dicht bijeen liggen dat hun invloedssferen elkaar overlappen. Groeipooltheorie Perroux: groei doet zich niet altijd voor op dezelfde tijd, maar alleen op groeipolen met variabele intensiteit, gespreid door verschillende kanalen met variabelen effecten op de gehele economie. Ontwikkelingstheorien over relatie transport en regionaal economische ontwikkelingen: - Verbetering transportsysteem heeft geen zelfstandige invloed en volgt regionaal economische ontwikkeling. - Verbeteringen in transportsysteem leiden tot verbetering regionaal economisch ontwikkelingsproces. - Wederkering verband tussen verbetering transportsystemen en regionaal economische ontwikkeling. Voorwaarden voor interactie activiteitensysteem(volgens Ullman): - Complementariteit: vraag-aanbodrelatie tussen beide plaatsen. - Ontbreken gunstige substitutiemogelijkheden - Transferabiliteit: geen verplaatsing indien die teveel geld of tijd kost. In een activiteitensysteem zijn er 3 lagen (zie figuur 2): - Activiteitenpatronen - Diensten - Ruimtelijke structuur Hierin zijn 2 markten te onderscheiden: - Activiteitenmarkt: afstemming behoefte personen en aangeboden diensten. - Activiteitsruimtemarkt: afstemming aanbod aan activiteitsruimten en vraag van diensten naar activiteitsruimten. Samenhang activiteitensysteem en transportsysteem: - Korte termijneffect: afstemming op microniveau - Lange termijneffect: afstemming op macroniveau Interactie tussen activiteitensysteem en transportsysteem volgens Mannheim:

activiteitensysteem

1a vraagfunctie

A B

2 activiteitenverschuivingsfunctie

1b aanbodfunctie

Ttransportsysteem

3 aanbodaanpassingsfunctie

Samenvatting sheets college 2a

Locaties Ruimtegebonden Activiteiten

Behoeften

Weerstand Verplaatsingen

Figuur 3: conceptueel model voor personenmobiliteit Schaalniveaus ruimtelijke ordening: - Woning - Directe woonomgeving - Buurt/Wijk - Stad/Regio - Landsdelen - Landelijk/Internationaal Indicatoren Mobiliteit: - Aantal kilometers - Aantal verplaatsingen - Milieu indicatoren - Bereikbaarheidsindicatoren Aangrijpingspunten voor indicatoren: - Aantal activiteiten dat wordt uitgevoerd buitenshuis - Vervoerwijzekeuze - Verplaatsingsafstanden per vervoerwijze - Mate van ketenverplaatsing Invloeden ruimtelijke inrichting op aangrijpingspunten: - Ligging locaties van wonen, werken, voorzieningen, etc. - Dichtheden - Mate van functiemenging - Overige factoren van belang voor de ruimtelijke ordening Overige factoren van belang voor de ruimtelijke ordening: - Eenkernige vs. Meerkernige orientatie - Nabijheid vs. Veraf - Bundeling vs. Uiteenlegging

Effecten zijn afhankelijk van: - Volume - Ruimtelijke verdeling van verkeersstromen - Ruimtelijke verdeling van ontvangers Verkeer en Vervoer in notas over de ruimtelijke ordening: - Eerste nota (1960); faciliterend meer wegen - Tweede nota (1966); faciliterend meer wegen en wisselwerking RO/verkeer - Derde nota (1977-1985); ander probleembesef en inhoudelijke trendbreuk (sturing via RO) - Vierde nota (1988-1991); procedurele trendbreuk (locatiebeleid) - Nota ruimte; liberaler en decentraal Wijzigingen in bestemmingen van ruimtelijk beleid vinden vaak plaats op macro/meso niveau. Kenworthy en Newman (1989): Energiegebruik * Dichtheid Beoordeling ruimtelijke inrichtingsvarianten: - Kilometers - Aantal verplaatsingen - Energieverbruik en emissie - Congestie Bovenstaande is goed, maar onvolledig. Beter is baten-lasten: - de baten (bereikbaarheid in geografische zin) - verkeersveiligheid - overige milieufactoren - kwaliteit leefomgeving - alle monetaire kosten - baten en kosten buiten het verkeers- en vervoersysteem - robuustheid

Samenvatting sheets college 2b Maten voor verkeersonveiligheid: - Absolute aantallen verkeersongevallen of slachtoffers - Doden, ziekenhuisgewonden, licht gewonden Risicomaten: - aantal verkeersongevallen per afgelegde afstand - slachtoffers (= doden+ziekenhuisgewonden) per afgelegde afstand - slachtoffers per 100.000 inwoners (mortaliteit) Gedragsmaten: - hoeveelheid snelheidsovertredingen - % gordeldragers - alcohol > limiet Invloedfactoren verkeersonveiligheid: - omvang verkeersvolume, verdeling wijze deelname verkeer - inrichting van de infrastructuur - verkeersveiligheidsmaatregelen - autonome of externe ontwikkelingen (factoren die niet eenvoudig te benvloeden zijn, zoals de leeftijdsopbouw van de bevolking en het aantal rijbewijsbezitters) - incidentele factoren (o.a. weer) - gezondheidszorg Mobiliteit * Slachtofferquotint = Slachtoffers Het aantal doden per modaliteit is het hoogste op de weg, gevolgd door het spoor (echter geen treingebruikers..). Ook in de EU is dit het geval (41300 op de weg en 1464 op het spoor). Kosten als gevolg van ongevallen: - medische kosten - productieverlies - materile kosten - afhandelingskosten - verlies van quality of life. Daarnaast ook kosten ter voorkoming van ongevallen. Preventiekosten bestaan uit: - voertuigveiligheid : - handhaving : - infrastructuur : - voorlichting en educatie : - onderzoek, advies en beleid :

1,2 miljard euro 600 miljoen euro 350 miljoen euro 70 miljoen euro 13 miljoen euro

Het risico op een ongeval is het hoogst bij Motoren en brom/snorfietsen. Bij de auto is dit het laagst.

Een verkeersader en Rurale weg zijn n van de meest dodelijke wegtypen. Risicoverhogende omstandigheden: - Snelheden - Alcohol - Beveiligingsmiddelen (gordel, hoofdsteun, helm) - Vermoeidheid - Drugs en medicijnen

Figuur 4: Haddon matrix (factoren van invloed op verkeersveiligheid) Duurzaam veilig wegverkeer Gevaarlijk doordat systeem te veel vraagt van verkeersdeelnemers. Kans dat veel handelingen per tijdseenheid verricht moet worden, neemt toe naarmate: - Snelheid hoger en onderlinge snelheden meer verschillen - Meer ontmoetingen met verkeer uit andere richtingen - Verkeerssituatie minder voorspelbaar en anticipatie daarom moeilijker Dit moet dus worden voorkomen om de verkeersveiligheid te vergroten (basisgedachte duurzaam veilig wegverkeer).

Figuur 5: Veiligheidsprincipes

Figuur 6: Veilige snelheid verschillende wegtypen Verschillende functies van wegen vereisen verschillende, voor weggebruikers herkenbare, vormgevingen. - De stroomfunctie: snel verwerken van doorgaand verkeer (stroomwegen) - De ontsluitingsfunctie: vlot bereikbaar maken van wijken en gebieden (gebiedsontsluitingswegen) - De erf- en verblijfsfunctie: toegankelijk maken van woningen en winkels en tegelijkertijd de straat als ontmoetingsplaats veilig stellen (erftoegangswegen)

Figuur 7: verschillende wegtypen met bijbehorende kenmerken EHK: Essentile herkenbaarheidskenmerken. Kosten van verkeersongevallen circa 12 miljard euro, deze zijn veel hoger dan congestiekosten. Veel factoren bepalen ontwikkelingen verkeersonveiligheid: - mobiliteit, demografische ontwikkelingen

- risicoverhogende omstandigheden - specifieke verkeersveiligheidsmaatregelen Samenvatting sheets college 3 Emissie = volume * techniek * gebruik Techniek: snellere vervoerswijzen meestal hogere milieubelasting per km Gebruik: Snelheden, accelereren, etc. Nota mobiliteit: infrastructuur- en prijsbeleid; OV-beleid NMPs, beleidsnotas verkeersemissies: beleid omtrent voertuigtechniek en brandstoffen Nota ruimte: ruimtelijk beleid EU-beleid: beleid waarin voertuigtechniek en brandstoffen centraal staan; kaders nationale overheden Verschillende soorten maatregelen t.o.v. emissie: - Volume maatregelen: beperkingen prestaties, bijvoorbeeld personenautokilometers, vrachtwagenkilometers. - Technische maatregelen: beperken emissies en energieverbruik per prestatie-eenheid - Maatregelen die zich op het rijgedrag richten. Lange termijn ontwikkelingen: - Demografie: meer inwoners en vooral meer huishoudens - Economie: voortgaande groei - Technologie: meer technologische kennis Lange termijn ontwikkelingen verkeer en vervoer: - Meer inwoners met meer geld; meer en snellere vervoermiddelen; meer goederenvervoer. - Schonere technieken - Goederenvervoer met meer kilos en grotere afstanden. - Nieuw vervoersysteem? - Duurzame energie voor verkeer? Verwacht resultaat transitie in verkeer en vervoer: - Duurzaam geproduceerd waterstof - Elektrische voertuigen - Biobrandstoffen - Schoon fossiel Beoordelingsopties Transitie naar duurzame energievoorziening: - Kosten - Overige milieueffecten - Risicos - Ruimtelijke aspecten - Juridische, institutionele en politieke factoren - Psychologische factoren

- houding belangrijke actoren - Geleidelijke veranderingen vs. trendbreuk

Perspectief van personen op bereikbaarheid: Mate waarin ruimtelijk-infrastructurele configuratie mensen in staat stelt ruimtegebonden activiteiten op verschillende locaties op diverse tijdstippen uit te oefenen. Perspectief van locaties van activiteiten op bereikbaarheid: Mate waarin de ruimtelijke-infrastructurele configuratie bedrijven, voorzieningen en andere activiteitenplaatsen in staat stelt mensen, goederen en informatie op diverse tijdstippen te ontvangen.

Figuur 7: Personen vs. activiteitenplaatsBevolkingscategorieen: Bedrijfstypen: Verplaatsingsmotieven: Soorten stromen: Vervoerwijzen: Schaalniveau: Inkomenscategorieen,autobezitters, personeel, bezoekers e.d. Productiebedrijven, kantoren, winkels, pretparken, verladers, expediteurs e.d. Wonen, werken, zakelijk, sociale activiteiten, recreatie, winkelen e.d. Goederen-, personen- en informatiestromen Lopen, fietsen, openbaarvervoer, auto, vliegtuig Kavel, straat, buurt, wijk, stadsdeel, plaats, regio, land en buitenland

Figuur 8: uitsplitsingen Potentile bereikbaarheid: hoeveel dingen kan ik bereiken in een bepaalde tijd. Gebruik van bereikbaarheidsmaten: - Doel onderzoek/beleid - Wetenschappelijke kwaliteit - Operationaliseerbaarheid - Communiceerbaarheid

Samenvatting sheets college 4 1918-1940: - Spoorwegnet zeer onrendabel- sanering - Lokale tramlijnen op retour - Wegvervoer sterk in opkomst (autobus) - Watervervoer vrijwel uitsluitend goederen - Luchtvervoer in opkomst Spoor Discussiethemas 1918-1940 spoorwegen: - Rendabiliteit, onrendabele lijnen, prijzen - Relatie met (inter)lokale tramwegen - Concurrentie autobus - Fusie - Electrificatie - Goederenvervoer Kernvraag: Hoe het hoofd boven water te houden? Tram/stramwegen - Fase 1 (1880/1900): voor en na transport t.o.v. trein (Steden ..platteland) - Fase 2 (1920): aanvulling & concurrentie trein (plattelandmn buitengewesten) - Fase 3 (1930): weggeconcurreerd door autobus (alleen nog electrische tram in steden) Wegen Discussiethemas 1918-1940 wegen: - wegenplan, categorisering - wegenbelasting - scheiding van verkeersstromen - verkeersregels/verkeersdiscipline - vergunningenstelsel, chauffeursberoep Kernvraag: hoe de explosie in goede banen te leiden? Bussen - 1906: motor en rijwielwet - 1923-1936: Staatscie Vervoersvraagstukken (provinciale vergunning) - 1935 Centrale Cie Economisch Vervoer (olv F. de Vries/verkeerseconoom, cie Welter , minister Colijn) - 1938 Wet Autovervoer Personen (incl. inspectie)

Luchtvaart Themas 1918-1940 luchtvaart: - Aanleg vliegvelden - Verbinding met Indi - Toevoer voor luchthaven - Watervliegtuig, Zeppelin Waterwegen - Trekschuiten definitief voorbij - Extra kanalen voor goederenvervoer Nederland 1920-1940; tijd van ordening, organisatie en leiderschap: - Uitbouw netten voor gas/elektriciteit/drinkwater/telefoon - In bedrijfsleven de opkomst van Taylorisme - In politiek de opkomst van planning, EZ, ETIs - Groeiende ambitie van ingenieurs - Opkomst organisatieadvieswezen - pacificatie van koloniale gebieden Nieuwe arbeidsterreinen voor ingenieurs: - Arbeidsinspectie - Volkshuisvesting - (gemeentelijke) nutsbedrijven (Riolering, drinkwater,reiniging / Telefonie, havenbedrijf / Gas, electra, tram) - Verkeerswezen

Samenvatting sheets college 5a Ruimtelijke modellen: - Graviteitsmodel / zwaartekrachtmodel Er zijn: - Netwerken met knopen en verbindingen - Abstracte zones, waarin zwaartepunten liggen (bedrijventerreinen, etc.) Elementen Christaller: - afstand weerstand disnut - bestemming nut - concentratie- effecten hirarchie Veronderstellingen (met betrekking tot klanten) van Christaller: - Prijzen van goederen en diensten zijn in alle centrale plaatsen gelijk. - Afstandminimalisatie door consument i.v.m. transportkosten. - Maximale concurrentie (geen agglomeratievoordelen voor aanbieders van goederen en diensten). - Gelijke spreiding bevolking, gelijke inkomens en gelijke vraagcurven voor goederen en diensten in alle richtingen (isotope vlakte). Veronderstellingen (met betrekking tot aanbieders) van Christaller: - Aanbieders van goederen en diensten in centrale plaatsen. - Ieder goed / dienst heeft een eigen economisch marktgebied, in alle richtingen gelijk. - Hexagonale marktgebieden - Hogere centrale plaatsen hebben alle functies (goederen, diensten) die lagere centrale plaatsen ook hebben + nog extra functies. Rank-size rule: pr = p1 / rq P1 = bevolking grootste stad (rangorde 1) r = rangorde q = empirische constante De 5 hirarchische keuzes van het verplaatsingsmodel: - Activiteit - Bestemming - Vervoerwijze - Tijdstip - Routekeuze Zwaartekrachtmodel (interactie tussen steden): I ij = (Pi Pj / d ij 2 )*k waarin: I ij = aantal verplaatsingen tussen i en j Pi Pj = bevolking plaats i en j

d ij = afstand tussen i en j k = empirische constante Micro economische nutstheorie: Nj - Ni > Zij Nj = nut van activiteit op plaats j Ni = nut van blijven op plaats i Zij = disnut (geld, tijd) van verplaatsing ij

Samenvatting sheets college 5b Overstappunten tussen stelsels: In het OV moet vaak worden overgestapt, omdat het OV systeem uit verschillende stelsels bestaat. Overstappunten binnen stelsels: Bij stelsels die zijn opgebouwd uit verschillende lijnen is overstap nodig om zowel bundeling als oppervlakte-ontsluiting te kunnen realiseren. Overstappen wordt als minder negatief ervaren, als: - Wachttijd gering - Loopafstand klein - Overstappunt goed beschut Te bereiken door: - Goede locatie en lay-out - Synchronisatie (samenkomen van alle lijnen op een vast tijdstip) Overstappunten: openbaar vervoerhalteplaatsen waar passagiers overstappen. Typen overstappunten: - tussen lijnen binnen hetzelfde openbaar vervoersysteem - tussen verschillende openbaar vervoersystemen - tussen openbaar vervoer en andere modaliteiten als auto of fiets Overstapbewegingen vinden plaats in knooppunten van netwerken. Overstappunten in te delen naar: - Met elkaar verboden modaliteiten - Hoogteligging van de routes - Wijze van verknoping lijnen (eindigende lijnen, eindigende en doorgaande lijnen, splitsende lijnen, kruisende lijnen en elkaar rakende lijnen) - Wijze van overstap (cross platform, gelijkvloerse kruising routes, ongelijkvloerse kruising routes) - Beschikbaarheid roltrappen en/of liften - Niveau van synchronisatie

Ontwerpcriteria overstappunten (vraaggerelateerd): - Minimalisering reistijd - Minimalisering overstaptijd - Gegarandeerde aansluiting - Minimaal hoogteverschil aankomst- en vertrekperron - Passende in- en uitstap mindervaliden - Beschutting i.v.m. weersomstandigheden - Overzichtelijk t.b.v. orintatie - Actuele overstaptijd informatie - Veiligheid Ontwerpcriteria overstappunten (explotatiegerelateerd): - flexibele inzet voertuigen - minimale oponthoudtijd - optimale synchronisatietijden - minimale turn-around tijden - minimale exploitatie- en onderhoudskosten Ontwerpcriteria overstappunten (algemene aspecten): - inpassing in stedelijke omgeving - economische investering - maximalisering gebruik - minimale gevolgen voor milieu Basisontwerpprincipes: - Af te leggen afstand bij overstap bij voorkeur