Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

49
European Union Politics Cini

description

samenvatting

Transcript of Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

Page 1: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

European Union Politics

Cini

Page 2: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

Hoofdstuk 1

EU – 3 pijlers:1. Communautaire pijler - economie2. Defensie en veiligheid - buitenland3. Justitie en binnenlandse zaken

Pijler 1: supranationaal3 procedures:

1) Consultation EP kan haar mening geven over de commissievoorstellen, voordat de raad een beslissing kan nemen. De commissie kan naar aanleiding van de mening van het EP het voorstel iets veranderen voordat het onder ogen van de raad komt;

2) Assent: slechts goedkeuring (ja/nee) door het EP. Deze procedure wordt slecht op enkele beleidsterreinen gebruikt. Bijvoorbeeld bij uitbreiding van de lidstaten van de EU.

3) Co-decision: Parlement en Raad krijgen elk 2 kansen om een voorstel te doen. Lukt dit niet, dan komt er een ‘conciliaition commitée’, die gaat in beraad en komt er een derde lezing.

4) Later kwam de vierde procedure erbij: co-operation

Stemmen: gekwalificeerde meerderheid (pijler 2,3: unaniem, intergouvernementeel)

Hoofdstuk 2 EU ’45-’85 Principiële ontwikkelingen ‘van niets tot iets’

Na WOII besef dat landen zich moesten verenigen, in West-Europa. In verband met de zwakke economie en de koude oorlog die een bedreiging leek te vormen voor de West-Europese landen. NATO: samenwerking met USA. Hierdoor kon europa haar politieke en economische ideeën ontwikkelen zonder zich voortdurend zorgen te maken over haar defensie. (Marshallplan) Frankrijk wilde Duitsland zwak houden en zo controle op de toekomst van Duitsland uitoefenen, Engeland wilde zijn eigen soevereiniteit bewaken.

Er moest integratie komen: welke vorm? Intergouvernementeel of supranationaal?1949: Raad v. Europa opgericht: intergouvernementeel1950: Schuman ( hij had een blauwdruk gemaakt voor hoe europa eruit zou moeten

zien): oprichting EGKS (supranationaal!). Frankrijk en Duitsland begonnenJean Monnet: begin van ‘sectorale integratie’ (per sector)

1957: EEG opgericht in verdrag van Rome (6 landen). Er werden de eerste stappen gezet tot een douane unie welke uiteindelijk zouden moeten resulteren in een gemeenschappelijke markt. Verder werd er aandacht besteed aan het opzetten van een gemeenschappelijk beleid, met nadruk op het agrarische beleid. Tevens kwam naar voren dat ‘de problemen van één lidstaat de problemen van iedereen zou zijn’.

Tijdens de top van Den Haag is er gesproken over meer gemeenschappelijk beleid. Er is besloten tot een economische en monetaire unie. Dit zou eerst geschieden door middel van een wisselkoerssysteem.

Ondanks de positieve uitwerkingen van het ‘samenwerken’ waren een aantal landen, voornamelijk Frankrijk, vooral bezig om met een europees beleid, Franse positieve effecten te krijgen. Het nationaal belang was voornamelijk van belang.

Page 3: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

Hoofdstuk 3 De gemeenschappelijke markt (’85)

Het doel van een gemeenschappelijke markt kwam goed naar voren in het Spaak rapport. Er werden drie belangrijke doelen gegeven;

1) De oprichting van algemene concurrentie standaarden door het elimineren van barrières;

2) Het inperken van staatsinterventie en monopolies;3) Het voorkomen van ongelijkheden bij competitie; ook op het terrein van wetten op

het europees niveau.Dit zijn voornamelijk federalistische doelen.

Verdrag van Rome: opzetten van een gemeenschappelijke markt door middel van:- vrije arbeidsmarkt;- liberalisatie voor diensten / geld;- afspraken voor gemeenschappelijk extern tarief;- geen barrières voor in- en exportgoederen;- Om gemeenschappelijke markt te laten slagen harmonisatie in beleid nodig.

Dit duurde lang door aantal factoren:- unanimiteit tussen de landen, laizzes-faire of interventie;- snelle ontwikkeling van/in goederen;- standaardisatie werd overgelaten aan de privé-sector wat leidde tot veel

problemen bij het Europese Hof van Justitie. Oplossing:

- in plaats van standaardisatie, referentie van standaardisatie gemaakt door de private sector in opdracht van de Europese Commissie;

- Het EHvJ hakte veel knopen door wat betreft ongelijkheden;- Om het werken in een ‘groter’ Europa mogelijk te maken kwam de European

Single Act. Hierin in werd unanimiteit van stemmen verandert in een gekwalificeerde meerderheid. Ook werd het EP sterker door ondermeer de co-operation procedure.

Sommigen denken dat de gemeenschappelijke markt ervoor heeft gezorgd dat de EU een interveniërend karakter kreeg. Al snel kwam er vraag naar simplificatie van de regels en geboden die de EC had gevormd. Het is echter nog steeds zo dat juist door de regels van de gemeenschappelijke markt bedrijven e.d. klagen dat ze niet alles uit de gemeenschappelijke markt kunnen ‘halen’.

Hoofdstuk 4: Richting Europese ‘Unie’

Oprichting EEG had het groter doel om uiteindelijk Unie te worden. 1990: Einde koude oorlog en verdrag van MaastrichtEU (1993) ontstaat uit EEG, EGKS en Eurotom. EU is supranationaal en intergouvernementele ‘co-operation’: geen ‘echte’ Unie: geen uniformiteit in structuur en besluitvormingsprocedures.

Pijler 1: supranationaalPijler 2/3: intergouvernementeel

Europese instituties zijn bijna geen spelers in pijler 2/3, behalve de Europese Raad.

Ook verschillende standpunten van de lidstaten leidde tot differentiatie in het beleid. Al met al stelde de ‘Unie’ minder voor dan dat bedoeld was. Sommig beleid gold niet meer voor iedereen en het werd een beetje een europa à la carte.

Page 4: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

Paar lidstaten (centraal+oost) wilden geen verdere integratie en burgers wilde dit ook niet. Pijlerstructuur werkte niet: intergouvernementeel in pijler 2 en 3 was niet voldoende. De bevoegdheden moesten worden vergroot: van unanimiteit naar gekwalificeerde meerderheid.

Reflectiegroep stelde differentiële integratie voor (samenwerking met gewillige landen). Ook kwamen steeds drie punten terug die gehaald moesten worden bij een groter groeiend europa:

1) De EU moest dichter bij de burgers komen te staan;2) Het moest beter gaan functioneren voordat er meer lidstaten bij de EU zouden

komen;3) De EU moest meer externe capaciteiten krijgen.

1997: verdrag van Amsterdam: vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid van pijler 3 naar pijler 1 (supranationaal): grenzen (het Schengen akkoord) werden open gesteld tussen lidstaten. Ook bij het Schengen akkoord deed weer niet iedereen mee.

Om burger dichter bij EU te brengen: transparanter en subsidiariteitsbeginsel met nadruk dat de EU niet het nationale wilde overnemen.

EP kreeg meer te zeggen, door co-decision en assent in meer/andere verdragen.

Uitbreiding EU (2x zo groot): Er moest gezorgd worden voor een unie die steeds sterker werd en dat het apparaat toch nog blijft functioneren (structuur en besluitvorming). De manier van stemmen van de Raad het stemgewicht en mogelijk verlengen van mogelijkheden tot meerderheidsstemmen én aandacht voor de grootte van de commissie moesten voor een functioneel systeem blijven zorgen.

2001: verdrag van Nice.Maximaal 30 leden in Commissie (met roulatiesysteem). Maximaal 732 leden voor het EP. Er kwam tevens een principe van de ‘gele kaart’. Deze procedure is voor lidstaten die zich niet aan de regels houden. Meer mogelijkheden tot differentiatie binnen de Unie. Het verdrag versterkt én verzwakt de Unie.

In toekomst wordt er op vier onderwerpen gefocused:1) Verwezenlijken en volgen van machten tussen EU en lidstaten;2) Rechten van de mens;3) Versimpelen verdragen beter te begrijpen;4) Grotere rol nationale parlement in Europese structuur.

Hoofdstuk 5 Federalisatie Federalisatie, federatie, en Europese integratie

Page 5: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

Eindpunt van het integratieproces voor EU. Burgers zijn verbonden met gedeelde doelen van welvaart, veiligheid, voorspoed, waarbij eigen identiteit, cultuur en interesses van landen behouden wordt, rekening houdend met het welzijn van de Unie.

Het geeft de ‘algemene oplossing voor algemene problemen’.Eigen cultuur en identiteit wordt behouden; er is samenwerking ter bate van gemeenschappelijke doelen. Keywords: vertrouwen, gelijkheid, compromissen.De macht wordt verdeeld over een centraal lichaam en de lidstaten.

De verscheidenheid aan federale modellenEr bestaat niet 1 model van federatie, maar wel altijd 2 factoren:

- dreiging van buitenaf geeft direct aanleiding om een unie te vormen (Kriegsverein)

- economie beschermen (Zollverein)Er bestaan 3 types federaties:

- Westminster model gebaseerd op een representatieve en verantwoordelijke regering (Canada, Indië en Australië);

- Republican-presidential model zeer gelijk aan het model van de Verenigde Staten;

- Hybrid-type combinatie van de twee bovengenoemde modellen.

De EU heeft een aantal federale kenmerken:- gemeenschappelijke munt (Euro);- Europese Centrale Bank;- Gemeenschappelijke markt;- Twee duidelijke lagen van regering;- Duaal burgerschap;- Een steeds groter wordende gelijkenis van Europol.

De Britten willen niet te dicht naar de EU toe omdat ze het als iets federaal zien, en dat is in hun ogen gelijk aan de kenmerken van een centralisatie

Monnet’s visie van Europa en de politieke implicatiesJean Monnet oprichter van Europese gemeenschap met als doel de drive van oorlog te verwijderen: de gemeenschappelijke doelen stap voor stap verwezenlijken; geleidelijk samenwerken en door ‘osmose’ uitbreiden. Externe zaken worden geïntegreerd. Theorie (methode): vooruitgang in functionele links (economie) tussen staten, zonder dat soevereiniteit in formele zin veranderd wordt. Geleidelijk aan komt er vertrouwen en vervagen grenzen/barrières en komen er meerbeleidsterreinen. Spinelli: dat gaat niet lukken, slechts met functies samenwerken leidt niet tot een Unie. Er ontstaat een politieke macht, hoe wordt hier mee omgegaan?

De betekenis van een federaal EuropaMomenteel is de EU meer een confederatie dan een federatie. Er zijn echter ontwikkelingen gaande die de EU meer de federale kant op kunnen duwen. Bijvoorbeeld de plannen voor een gemeenschappelijke grondwet.

Hoofdstuk 6 Neo-functionalisme (proces)

Wat is neo-functionalisme?- Spillover- Het gaat om het proces en niet zozeer om het einddoel

Page 6: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

- Belangengroepen en politieke partijen helpen bij Europese integratie. Dit doen ze (in eerste instantie) vanuit eigen belang

- Leiders moeten ‘elite’ zijn; geen democratievoorstanders- Als één land integreert met andere landen, heeft iedereen hier baat bij. - Voorstanders van supranationale instituties met ‘elite socialization’: leden van EP

werken samen, krijgen meer europees gevoel, kunnen minder rekening houden met nationale belangen.

Supranationalisme en spilloverSpillover-thesis: men integreert om gemeenschappelijke doelen te bereiken; iedereen heeft hier baat bij. Uiteindelijk gaat men meer doelen verwezenlijken, meer integratie etc. 3 soorten van spillover:

- functionele: één functioneel doel staat in relatie met andere doelen, zodat ze ook op deze gebieden gaan samenwerken (gemeenschappelijke markt)

- polititieke: politieke gebieden staan met elkaar in relatie (zelfde ideologie of politicologie), waardoor ze ook op deze gebieden gaan samenwerken (package deals)

- cultivatie: actoren zijn niet alleen meer mediators maar ook agenten van de politieke integratie / beleidsondernemers

Spillover: onbewuste consequenties van integratie

Elite socializationOntwikkeling van supranationale loyaliteit door integratie (niet zozeer meer nationale belangen). Groepen die vaak voor de EU moeten werken krijgen een wij-gevoel verbonden met de EU. Van voor de nationale werken verschuift het gevoel naar een EU-medewerker

Formering van suprationale belangengroepenBelangengroepen worden ook supranationaal, eisen versnelling van integratieproces EU van hun eigen nationale regeringen.

Kritiek op het neo-functionalismeNeo-functionalisme wordt op zowel het theoretische als empirische vlak bekritiseerd. Op empirische basis krijgen ze kritiek omdat het niet echt (traag) te zien is of er momenteel sprake is van een neo-functionalistische trend in de EU.Bij de theorie kwamen was er kritiek op drie punten:

1) critici ontkende het belang van de elite socialization;2) critici vonden dat de macht bij het integratieproces van de nationale regeringen

teveel werd onderschat;3) critici vonden dat niet de EU het middelpunt was met daaromheen de nationale

staten, maar dat deze het middelpunt vormden met een laag EU eromheen.

Hoofdstuk 7 Intergouvernementalisme

Wat is intergouvernementalismeTegenhanger van neo-functionalisme; (rol van) staten staan centraal in Europese integratieproces (zero-sum-game). Integratie gaat voort op de drijfkracht van de nationale staten. Europese politiek gaat niet verder dan gebieden die nationale soevereiniteit niet aanpassenrealisme: Internationale politiek en interactie tussen staten die eigen nationale belangen hebben, zodat staten ‘overleven’. besluitvorming: internationale organisatie zijn intergouvernementele organen waarin staten opkomen voor hun eigen belangen, en zij hebben de macht. staten hebben ‘kosten en opbrengsten’ van Europese “co-operation” zien Europese integratie als ad hoc, en niet als een trend richting federatie.

Page 7: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

Staten zijn belangrijkste actoren, waarbij ze bij de integratie geen soevereiniteit afstaan, het is meer “delegatie” van soevereiniteit.

Hoffmann en zijn kritiekHoffmann: internationale politiek is een eeuwig conflict over belangen. Staten blijven macht behouden voor 2 redenen:

- behouden legale soevereiniteit op eigen gebied- politiek legaal, doordat ze gekozen zijn.

Scheiding in hoge/lage politiek en politieke/economische sfeer. alleen integratie bij lage politiek (economie etc.). Kritiek: Staten zijn toch afhankelijk van elkaar.

Na het intergouvernementalismeConfederalisme is een aanvulling op het intergouvernementalisme. Het zou tevens niet mogelijk zijn om naar de integratie van de EU te kijken zonder te kijken naar hoe beleid wordt gevormd in samenwerking met de andere lidstaten.

Liberaal intergouvernementalisme en de kritiek daaropEr zijn twee levels spelen die door de afzonderlijke staten worden gespeeld:

- Het eerste spel refereert naar hoe staten hun politieke preferenties hebben geformuleerd in eigen land

- Het tweede spel wordt gespeeld op een internationaal niveau en gaat over het behalen van doelstelling door middel van onderhandelingen

Het doel van deze theorie was het plaatsen van een raamwerk opdat het gemakkelijker zou worden om te kijken naar hoe het nationale/internationale zich tot elkaar verhoudt.

Morvacsik’s liberaal intergouvernementalisme Rationele actor model: acties van staten zijn gebaseerd op gebruikmaken van best geschikte keuze om hun doelen te bereiken. Kijkt dus naar preferenties en macht!Er is aanbod en vraag. 3 stappen:

- economische belangen (nationaal)- relatieve macht (a-symetrische afhankelijkheid)- beschikbare overeenkomsten (institutionele delegatie)

Vraag: vanuit de nationale belangengroepen en politieke gedachten komt een roep om vertegenwoordigd te worden op het internationale niveauAanbod: Door interstatelijke connectie en onderhandelingen komt er een aanbod als reactie op de vraag

Kritiek op de deze methode is dat het vooral een beschrijvende theorie is die vooral naar het verleden is gericht en weinig materiaal bevat voor de toekomst.

Hoofdstuk 8 Nieuwe theorieën

limieten klassieke debatHet oude debat is op drie met elkaar in relatie staande punten bekritiseerd1) Niet mogelijk om de realiteit van integratie van EU te verklaren. Gebrek aan

overeenkomsten tussen theorie en praktijk. 2) De oude theorieën komen voort vanuit de discipline van de internationale relaties; IR

ging over oorlog en relaties tussen staten. (Neo-functionalisten richtte zich vooral op

Page 8: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

het integratieproces; intergouvernementalisten richtte zich vooral op de staten in het proces.) EU gaat verder dan integratie en we moeten loslaten van de statenfixatie.

3) Wetenschappelijke tekortkomingen: ‘grand theorie’ dat verschillende wetten wilt ontwikkelen faalt en worden meer ‘middle range theorieën; verklaren delen, niet het geheel.

Institutionalisme en de EUEU ken veel instituties om balans te vinden tussen staten- en supranationale machten

- balans is verouderd- instituties ontwikkelen eigen cultuur- informaliteiten zijn gewoonte geworden nieuw institutionalisme- instituties gaan van rationalisme/economie tot sociologie/processen.

Er zijn 3 soorten (nieuwe) subinstituties:- rationeel: zelfzoekend, eigen belangen, efficiëntie, strategie hoe verschuift de

relatieve macht van actoren gezien de veranderingen bij/binnen de instituties- historisch: effect van besluiten op lange termijn vaste patronen- sociologisch: interne factoren; hun kijk op de omgeving beïnvloed besluiten

Multi-Level Gouvernance3 levels: europees, nationaal, subnationaalHiertussen fluctueren politieke actoren, verspreiding van autoriteit is ongelijk over beleidsterreinen verdeeld. Meer een metafoor dan een theorie; ziet de staat meer met pluralistische, organisatorische bril: ‘een set van overkoepelende multi-level politieke netwerken waarbij de structuur van politieke controle variabel is’.

Page 9: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

Hoofdstuk 9 De Europese commissie

Conclusie van dit hoofdstuk: EC van een intergouvernementele naar een meer geëuropeaniseerde instelling.

EC bestaat uit: Commissarissen en staf Diensten (services) Directoraten-generaal

Functies van de EC

- Initiatief tot beleidsvoorstellen.- Monitoren van implementatie van beleid.- Managen van Europese programma's.- Belangrijke rol in externe relaties.- Rol als bemiddelaar tussen lidstaten onderling, en lidstaten en het EP.

De EC heeft vooral veel invloed door de agendafunctie (in pijler 1) het feit dat zij het voorbereidende werk doet. De commissie heeft een grote verantwoordelijkheid wat betreft de implementatie van beleid. Soms is ze zelfs direct verantwoordelijk voor implementatie, in andere gevallen moet ze landen helpen met implementatie en controleren of dit ook daadwerkelijk plaatsvindt.

Invloed van de EC

Er zijn twee visies op de invloed van de commissie op het beleidsproces. Dit zijn de intergouvernementele en de institutionele dan wel supranationale visie.

Intergouvernementeel:In het eerste geval accepteren de aanhangers de rol van de EC zoals deze bestaat in de eerste pijler, maar erkent de macht van de agendasetting en implementatie niet, deze macht is immers gedelegeerd. Ook denken de intergouvernementelen dat de EC opereert in een arena van nationale belangen en dat commissarissen werken in naam van hun regering.

Institutioneel (supranationaal):Zij menen dat de EC meer invloed op landen kan uitoefenen dan dat de intergouvernementelen menen. De commissie heeft veel macht vooral door het voorbereidende werk. Ook werkt de EC vanuit een visie dat elk geval afzonderlijk, losgekoppeld van land wordt bekeken. Tevens wordt veel beleid vaag beschreven, de EC heeft hier een belangrijke rol te vervullen, als invuller van het vage beleid naar daadwerkelijk beleid.

Structuur

De EC heeft zowel een politieke (commissarissen en directoraten-generaal) als een administratieve vleugel (diensten). Hierdoor wordt ze ook wel een hybride institutie genoemd. Voor de rest is de EC opgebouwd als een nationale overheid. De commissarissen staan gelijk met ministers en de administratieve departementen aan de ministeries.

De EC bevat 30 commissarissen, deze besluiten op basis van collegialiteit.De commissarissen zijn benoemd door hun land en geven leiding aan één of meerdere departementen (DG's). Deze DG's zijn zowel sectoraal als functioneel ingedeeld wat potentiële conflicten tussen commissarissen moet voorkomen.

Op dit moment is Barosso de president van de EC. Deze president is primus inter pares. Zijn extra rechten zijn het weigeren van een kandidaat-commissielid en de taakverdeling onder de kandidaten regelen. Het is dus alleen de taak van de president om portefeuilles te verdelen, niet om commissarissen aan te nemen. In het besluitvormingsproces heeft

Page 10: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

de president van de EC niet meer te zeggen dan de anderen, maar zijn rol is sinds '90 wel versterkt.

Het EP heeft meer invloed op de EC dan vroeger, de nationale overheden daarentegen minder. Dit komt doordat:

- de termijn van EU-commissarissen gelijk is aan die van de EP-leden (5 jaar). Zodat de leden van het EP iets te zeggen hebben over de commissieleden.

- EP mag het EC naar huis sturen d.m.v. een motie van wantrouwen.Opvallend is dat de meeste landen een commissaris sturen afkomstig van de regerende politieke partij met een vaak indrukwekkende politieke carrière achter de rug (bijv. Neelie Smit-Kroes). Commissarissen worden per land gekozen, waarbij het dus niet zozeer om de politieke kleur gaat, maar om de politieke capaciteiten.

Portfolio: invloed op hoe een lid beslist, niet de nationale voorkeur. Oefent een druk uit vanwege rolpatronen. Mensen verwachten dat een commissaris handelt naar nationale voorkeur.

KabinettenElke commissaris heeft naast DG's ook een eigen kabinet met vertrouwelingen die het werk voor de commissaris persoonlijk doen. Het is een politiek secretariaat en is gescheiden van de administratieve diensten. Dergelijke kabinetten zitten even lang als de commissaris zelf. Het is hierbij verplicht dat er minimaal drie nationaliteiten in deze kabinetten zijn vertegenwoordigd en dat het kabinetshoofd een andere nationaliteit heeft dan de commissaris. Het kabinet bestaat uit 5-7 adviseurs, zij helpen mee met ideeën (voorstellen) en het filteren van ideeën die uit DG's komen. Ook hebben ze contact met andere kabinetten om goede verstandhoudingen te onderhouden.

Collegialiteitbeginsel: Alle kabinetten zijn verantwoordelijk voor alle portefeuilles en voor alle genomen besluiten.

Kabinethoofden houden toezicht op commissarissen. Kabinetten zijn zowel horizontaal als verticaal georganiseerd.Kabinetsleden: poortwachters actoren kunnen EC via hen beïnvloeden.

Ook wordt er gestreefd zoveel mogelijk te doen aan interne benoemingen en niet aan parachutage (promotie van buitenaf, zonder aan het normale promotieproces mee te doen).Dit doet lijken dat de supranationale visie toch een grotere invloed kreeg dan de nationale overheden.

DienstenAdministratieve taken. Verticale structuur:1. Directoraten-generaal2. Directors3. Directoraten4. UnitsHorizontale structuur:D.m.v. uitwisseling en samenwerking tussen de units wordt voorkomen dat er een te hiërarchieke structuur ontstaat.

Kritiek op EC

Laatste jaren is de EC minder bezig met diensten, daarom nu: minder voorstellen (wetgeving) en ook meer richten op andere zijde.Belangrijke taak: EC onderhandelt veel met externe relaties en tussenpersonen; enerzijds lidstaten, anderzijds ER en EP.Ook publiceert EC belangrijke documenten aan staatshoofden van de ER of bij intergouvernementele conferenties.

Page 11: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

EC niet alleen als bemiddelaar, maar heeft ook eigen plaats versterking EU als geheel.

Hervorming

1999: Hervorming van de EC o.l.v. Prodi en Kinnock sterker, onafhankelijk en meer effectief = beter voor Europese integratie.Hervorming op grond van verschillende thema's

1. Onafhankelijkheid: geen invloed van nationale / sectorale instellingen.2. Verantwoordelijkheid: enerzijds de commissaris en kabinet m.b.t. politiek,

anderzijds de directeuren-generaal m.b.t. ambtelijk/ administratief werk.3. Betrouwbaarheid: m.b.t. relaties naar ER en EP en m.b.t. onderzoeksmethoden.4. Efficiency: Procedures vereenvoudigen & decentralisatie; meer initiatieven, omdat

ambtenaren eigen verantwoordelijkheden hebben.5. Transparantie: m.b.t. communicatie, ideeën en openstaan voor kritiek.

Drie achterliggende gedachten van de hervormingen:1. EC moet zich meer met primaire politieke objecten gaan bezighouden

nieuwe besluitvormingsmechanismen.2. Betere structuren voor menselijk onderzoek.3. Betere structuren voor financieel onderzoek.

Gevolgen hervormingen:- EC is nu betrokken bij bijna het gehele Europese overheidsproces.- EC heeft nu een kleinere rol in de 2e en 3e pijler.

De DG's

DG's mogen gelijk gesteld worden aan onze ministeries, er zijn er 23. DG's zijn zowel functioneel als sectoraal ingedeeld. De functionele indeling, ook wel horizontale indeling genoemd, loopt door de anderen heen. De Secretariaat-Generaal is de belangrijkste van de horizontale DG's opstellen van politiek profiel van externe relaties. Aan het hoofd van een DG staat een Director-Generaal. De Directoraten-generaal zijn ingedeeld in Dictorates, welke onder leiding staan van Directors. Elk Directorate is weer gesplitst in units. Om een volledig hiërarchische structuur te voorkomen vindt er veel uitwisseling en samenwerking plaats tussen units.

Werknemers van DG's kennen een A-grade status (A-grade verwijst naar veel prestige), deze varieert van A1 (Director-generaal) tot A8. Vertalers ed. kennen de LA-scale. Technici zitten op de B en C gradatie. De D-gradatie is gereserveerd voor handdiensten.

Mensen met een A-grade worden aangenomen volgens het merit-principe. Hierbij wordt gekeken naar wat deze persoon heeft bereikt qua scholing en in zijn professionele carrière. Er wordt hierbij geen aandacht geschonken aan het geslacht, de afkomst en de contacten van deze persoon. Dat er steeds ook bij interne benoemingen volgens dit merit-principe wordt gewerkt is ter voorkoming van parachutising. Toch bestaan er quota's om te zorgen dat de verhoudingen tussen landen niet scheef groeien. Echter, hoe hoger in de piramide, des te moeilijker het is om alles democratisch geregeld te houden.

Commitee systeem

Naast de DG's en kabinetten zijn er zo'n 300-400 tijdelijke en 150 vaste commissies waarin experts zich bezighouden met het voorbereiden van advies en het voorbereiden van voorstellen van de EC. Wanneer hier iets besproken is gaat het door het systeem van de EC, DG's en de kabinetten. Vervolgens gaat het naar de ER. Als deze besloten heeft wordt het teruggekoppeld naar de EC. Deze is vervolgens verantwoordelijk voor de implementatie van de gemaakte afspraken. Hiervoor zijn de speciale comitology commitees (comitéprocedures) ingesteld. Hierin wordt het juridisch afgewerkt en uitgewerkt. Hierin zitten afgevaardigden van verschillende landen. Deze afgevaardigden werken in deze comitology commitees wel vanuit nationale belangen. Sommigen geven de EC alleen advies, anderen gaan over de EC heen.Op deze manier krijgen belangengroepen van de EC inbreng, omdat het systeem dan democratischer wordt.

Page 12: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

Conclusie

EC is te vergelijken met een nationaal overheidsorgaan, er zijn immers ook politici aan het hoofd, die verantwoordelijk zijn voor verschillende diensten.EC steeds meer een Europese instelling mix van intergouvernementalisme en supranationalisme.

Hoofdstuk 10 De Raad van de Europese UnieDe raad is een institutie, die de verschillende lidstaten vertegenwoordigt, met wetgevende en uitvoerende bevoegdheden. Zij draagt zorg voor het Europese integratieproces.De Raad is het centrum van EU-besluitvorming:

- Zij moet alle voorstellen van de commissie goedkeuren voordat het Europese wetten zijn.

- Ze deelt haar macht steeds meer met het EP. (o.a. door invoering van co-decisieprocedure)

- De raad is ook het centrum van de uitvoerende macht.- In werkelijkheid zijn er 16 raden, met GAC ( General Affairs Council

algemene raad), raad voor agricultuur en het Ecofin ( Economic en Financial Affairs) als belangrijkste samenstellingen. GAC en Ecofin maandelijks overleg. Andere raden jaarlijks overleg.

- European Security and Defence Policy, is het overleg tussen de ministers van defensie en buitenlandse zaken samen.

- Elke raad heeft haar eigen agenda en regelmaat van bijeenkomsten.Algemene raad = senior council GAC

Het werk in Brussel wordt door het Coreper (Corps Represent Permanent) voorbereid zodat de minister zich alleen maar met de besluitvorming hoeft bezig te houden.

- Leden van het Coreper zijn permanent in Brussel, ze leven als het ware van Europese issues en komen wekelijks bijeen om over verschillende zaken te discussiëren.

- Naast het Coreper zijn er werkgroepen waarin experts zitting nemen, zij dragen zorg voor de technische aangelegenheden en veel van de issues worden binnen deze werkgroepen al besloten.

- Naar buiten straalt de raad een intergouvernementele samenstelling uit, maar in werkelijkheid, mede door het Coreper functioneert het ook supernationalistisch en worden er niet alleen naar nationale belangen gekeken. (gezamenlijk verantwoordelijk voor de wetgeving)

Het Coreper heeft 2 leden per lidstaat (een ambassadeur en zijn plaatsvervanger).

Verschil raad en Europese RaadIn de Europese raad zitten de 25 staatshoofden en regeringsleiders en daarbij ook de voorzitter van de EC. Hierin worden issues besproken die interministerieel voorkomen en daardoor moeilijk kunnen worden opgelost. De ER komt minstens 2x per jaar (juni en december) samen. Deze raad maakt bijna nooit beslissingen, maar stelt prioriteiten en standpunten over issues vast hoofdlijnen uitzetten. Daarnaast is er binnen de ER sprake van een informele procedure tot aan de Europese Akte.

Structuur- De raad wordt vaak gezien als een hiërarchie. Dit is echter fout. De raden

kennen geen officiële hiërarchie, in naam is de ER primus inter pares. In werkelijkheid is het een netwerksituatie tussen de raden onderling, variërend per issue.

- Roulerend presidentschap (om de 6 maanden) door één van de lidstaten. Het presidentschap houdt in:a. Het plannen, invullen en voorzitten van de bijeenkomsten van de ER.b. Dezelfde functies voor de bijeenkomsten van het Coreper (wekelijks).

Page 13: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

c. Internationale representatie als woordvoerder van externe relaties van de EU.

d. Voor een land is een presidentschap een groot voordeel, omdat agenda's kunnen worden bepaald en er wordt respect verworven met een goed voorzitterschap.

- Relatie van de ER tot het EP was tot voor kort erg eenzijdig, maar nu moet de ER in veel gevallen luisteren naar het EP, bijv. bij amendementen. EP is nu medewetgever en de ER kan de amendementen van het EP minder makkelijk negeren. Er zijn echter spanningen tussen ER en EP doordat ER intergouvernementeel is en EP supranationaal.

- De co-decisieprocedure heeft een nieuwe impuls gegeven aan interinstitutioneel overleg tussen de ER en het EP. EP is nu medewetgever en de ER kan de amendementen van het EP minder makkelijk negeren. D.m.v. een co-decisieprocedure wordt er gezocht naar een compromis.

Lagen van besluitvormingDe ER is als het ware de aanvoerder van besluitvorming. Zij draagt zorg voor verdragen en EMU-afspraken. De ER zelf maakt beslissingen over de overige zaken. De besluiten die zij maakt in de eerste pijler kunnen voorkomen in de vorm van:

- Directives (richtlijnen) instructies/bevelen resultaat moet worden bereikt, de manier waarop is vrij. Deze komt vooral veel voor binnen landbouwbeleid.

- Regulations (verordeningen) regels en voorschriften bindend in alle lidstaten. Deze komen zeer veel voor op EU-niveau

- Decisions (beschikkingen) besluiten bindend voor degene voor wie het is bedoeld. Dit is zeer specifiek en komt daardoor niet zoveel voor op EU-niveau. Joint action: betreft specifieke acties, waar actie van de EU vereist is.

- Frame-work decisions (aanbevelingen).- Recommendations en opinions geen bindende kracht soft law (komt voor

in 2e en 3e pijler).In de andere pijlers worden vooral standpunten bepaald die de ER inneemt. Unanimiteit van stemmen is nodig op het terrein van CFSP, JHA, taxation en institutionele hervormingen. Bij issues in de 1e pijler wordt gestemd volgens kwalitatieve meerderheid van stemmen; gewogen stemming, afhankelijk van de landsgrootte.Stemmen is niet populair in de EU. Vanwege de consensuscultuur wil niemand dwingen tot besluit, dit is nadelig voor tegenstemmers en komt er geen compromis tot stand.Common position: definieert de geopolitieke aard van de EU, lidstaten besluiten dat zij volgens deze aard handelen.

In ER per lidstaat: minister, permanent representative, assistent en 6 deskundigen die discussiëren.

Coreper: Manager van het proces tussen werkgroepen en de ministers.Verticaal tussen deskundigen en ministers.Horizontaal politieke verantwoordelijkheden tussen verschillende sectorale gebieden.Het Coreper kent geen formele beslissingsbevoegdheid, maar heeft duidelijke functie om enerzijds nationale belangen te vertegenwoordigen en anderzijds collectieve besluiten te nemen.

- De agenda van de ER bevat A- en B- issues. Over A-issues is binnen het Coreper al besluiten gemaakt, dit hoeft alleen maar bevestigd te worden, over de B-issues wordt ook daadwerkelijk onderhandelingen gevoerd tussen de ministers onderling.

- Door toename van het aantal stukken is het Coreper gesplitst in I en II. Deel I houdt zich bezig met technische raden (zoals transport en milieu). Het Coreper II houdt zich vooral bezig met GAC, horizontale (functionele) en financiële issues. II = meer status.

- Door het vele onderlinge contact tussen het Coreper ontstaat er iets van een samenwerkingsgevoel tussen de leden van het Coreper, hierdoor wegen nationale belangen minder zwaar, omdat het algemeen belang zeer toeneemt.

- De zogenaamde werkgroepen bevatten experts en hierbinnen wordt 70% van de beslissingen genomen. 10-15% wordt binnen het Coreper besloten en de

Page 14: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

overgebleven issues komen als B-issues bij de ER aan. Sommige werkgroepen zijn permanent aanwezig, anderen ad hoc. Het doel van werkgroepen is technische problemen en details opsporen wanneer er onenigheid bestaat en er een beslissing van het Coreper/ de ministers nodig is.

Council General Secretariat2500 ambten, banen verdeeld naar lidstaten. Top: Secretaris-Generaal en vice- Secretaris-Generaal, daaronder A-grade jobs. Geen termijn verbonden aan het leiderschap van de Secretaris-Generaal. Taken:

- Overzicht houden op onderhandelingen van de ER.- Deelnemen aan Coreper II bijeenkomsten.

CGS zorgt voor de vertalingen en is onderverdeeld in een privé-bureau, legal service, press office en 10 DG's die zorg dragen voor aparte beleidsterreinen. De functie van het CGS is:

- faciliteren van bijeenkomsten- notuleren- vertalen van documenten- adviseren van het voorzittend land

Aangezien deze laatste functie om de 6 maanden wordt overgenomen door een ander land overleven de werkers van de CGS vaak hun ministers en voorzitters waardoor ze voor contuiniteit zorgen. Door de professionaliteit en de toewijding wordt het CGS ook wel honest broker genoemd.

ProblemenDoor de toename van het aantal issues worden er meer besluiten genomen door het Coreper en minder door de ER. De ER krijgt steeds meer de taak om overzicht te houden over de ER. Deze druk kunnen de regeringsleiders er niet bij hebben. Om de problemen op te lossen is een constitutionele conventie belast met het zoeken naar institutionele oplossingen voor deze problemen.

Aandachtspunten voor de toekomst:- Toename van het aantal lidstaten zorgt voor een hogere werkdruk voor

Coreper en werkgroepen;- Toename differentiatie en polycentrisme, dit zorgt ervoor dat tot consensus

komen nog moeilijker wordt;- Democratische legitimiteit van de ER is dubieus, omdat de ministers niet

rechtstreeks gekozen zijn door het volk en de ER aardig onzichtbaar is voor de EU-burger;

ConclusieSupranationaal en intergouvernementeel, daarom een unieke instelling.Dilemma: Meer transparantie voor burgers = ineffectief. Achter gesloten deuren= effectief.

Page 15: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

Hoofdstuk 11 Het Europees Parlement

Introductie

Het Europees Parlement heeft een laag publiekprofiel (weinig legitimiteit lage opkomst bij verkiezingen). Sinds midden jaren ’80 is het EP steeds belangrijker geworden binnen de EU structuur.

3 rollen t.a.v. het EP:1. Ontwikkelen en vormen van beleid en wetgeving;2. Internationale politiek en ‘Tweede Kamer’ rol als gebied voor de competentie

tussen verschillende politieke partijen en ideologieën;3. Representatief voor EU burgers en slaat een link tussen burgers en EU.

Ontwikkeling van het EP

1952: Opzet EGKS EP was toen nog Common Assembly en werd gezien als instelling die toezicht houdt en kritisch onderzoek verricht. Zonder invloed op de besluitvorming, kon alleen (niet-bindend) advies gegeven worden. Het EP kon al wel commissieleden ontslaan.Leden werden niet gekozen, maar uit nationale parlementen gehaald (parttime functie).Kwamen bij elkaar in Straatsburg en Luxemburg.In 1952 waren er 78 leden (6 lidstaten).

Sinds het Verdrag van Rome worden leden democratisch gekozen. Dit is echter pas in ‘79 doorgevoerd, lange tijd was er angst dat sterke partijen hun ideeën zouden doorvoeren.Maar kiezen is beter voor: - integratie;

- democratie.Sinds ‘90 is het EP een centrale institutie van de EU.

Macht en invloed van EP

1980: Budgetrol van EP uitgebreid: om toenemende uitgaven te voorkomen mocht EP toezicht houden op de begroting.1987: Europese Akte: coöperatieprocedure meer mogelijkheden voor invloed en instemming.1992: Maastricht: zowel de EC nomineren als ook de voorzitter daarvan. Ook de co-decisieprocedure werd hier ingevoerd.1999: EP kreeg het vetorecht wat betreft benoeming van de president van de EC.

M.b.t. besluitvorming:- consultatie (Europese Akte)- na lobbyen coöperatie, nu voorstellen doen voor amenderen.- Europese Akte instemming- Maastricht co-decision joint action.

EP = medewetgever

Politiek binnen het EP

= complex, vanwege groot aantal landen, talen en partijen die in EP voorkomen.Leden van EP fulltime functie, moeilijk om in EP te blijven 50% weer nieuw.Voorheen: Voorstanders van de Europese integratie in het EP, tegenwoordig ook meer sceptici.

Multinationale partijen: mensen die hetzelfde denken, maar wel verschillen van tradities en interesses. Diversiteit brengt echter ook meer eenheid, doordat partijen meer gericht zijn op coöperatie dan op confrontatie.

Structuur EP

Conference of Presidents, bestaande uit:

Page 16: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

- de voorzitter van het EP- Vice-voorzitters- Voorzitters van de partijen (party-groups)

EP houdt plenaire sessie 1 x 4 dagen in de maand. Commissiewerk 2 weken in de maand.Party-groupswekenConstituency weeksTijd voor debat is dus erg strak georganiseerd.

EP: systeem van permanente commissies17 committees and individual committees wetgevend werk

politieke activiteitDeze commissies hebben eigen individuele beleidsterreinen.Rapporteur over speciale onderwerpen. de commissies creëren kansen voor MEP’s om invloed op de politiek uit te oefenen.Plenaire discussies dreigen in het extreme te raken

- Elk land wat te zeggen- Mensen overhalen- Alles moet vertaald worden- Veel stemmen veel besluiten.

Macht van EP is over partijen verdeeld.

Verkiezingen

In hoeverre is EP ‘de stem van de EU burgers’?Zetels niet eerlijk verdeeld. Kleinen landen zijn oververtegenwoordigd. Door afstand tot publiek en complexiteit minder connectie met EP.

Lagere opkomstcijfers bij Europese verkiezingen dan bij nationale verkiezingen.Omdat bij de strijd om verkiezingen in een lidstaat nog de nationale problemen besproken worden is er weinig discussie te vinden over de toekomst van Europa.

Van centrum links werd vanaf ‘99 meer op centrumrechts gestemd. Dus meer op Europa-sceptici.

EP betrekt het publiek te weinig negatieve consequenties minder legitimatie en representativiteit als gevolg van kiezers-desinteresse.

Page 17: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

Hoofdstuk 12 De gerechtshoven van de EU

Gerechtshoven EU nationale rechtbanken community courts: ECJ (European Court of Justice)

CFI (Court of First Instance of the European Communities

Eén van de basisregels van de EU is dat de EU functioneert op basis van recht (Treaty on European Union, TUE). Om goed te handhaven, wordt dit gecontroleerd door de nationale rechtbanken, Court of Justice (ECJ) van de EG en het hof van justitie van eerste instanties (CFI) van de EG.De ECJ en CFI zijn gelegen in Luxemburg. Tot voor kort was de CFI betiteld als ‘attached’ aan het ECJ. Nu zijn het twee los van elkaar functionerende instituties (sinds het verdrag van Nice). Het CFI is opgericht om de werkdruk van het ECJ te verminderen. De beslissingen zijn onderschikt, maar wel ‘final’.

Achtergrond en organisatieHet ECJ bestaat uit één rechter per land (25 momenteel) en 8 advocates general. Deze advocates general dragen de zaak voor en stellen een uitspraak voor. Een jury van rechters doet na overleg collectief een uitspraak in een zaak. Bij onenigheid wordt er gestemd, toch wordt het vonnis door alle rechters ondertekend (geen afwijkende meningen). Hun benaderingen worden beïnvloed door zowel de nationale achtergrond als door de competenties. Er wordt niet altijd gebruik gemaakt van een advocate general. Het EJC heeft bijgedragen aan de balans tussen EU-instellingen en lidstaten (door stijging van het aantal wettelijke procedures en meer gebruik van Quality Majority Voting (QMV).

Bij het CFI zijn er geen advocates general. Per zaak wordt apart bekeken of dit noodzakelijk is. Alleen bij belangrijke en moeilijke zaken wordt een rechter als advocate general aangesteld. Het vonnis is hier wederom collectief (geen afwijkende meningen). De kamers in het CFI zijn 1-, 3- of 5-hoofdig, maar altijd één rechter per lidstaat.

JurisdictieDe zaken die voor de gerechtshoven komen kunnen opgesplitst worden in:

- Prejudiciële vraag- directe acties.

Om eenheid in rechtspraak te regelen moeten nationale rechtbanken de nationale wetten eerst toetsen aan het gemeenschapsrecht (community courts) om te kijken of het niet in strijd is, voordat ze een uitspraak mag doen. (Preliminary ruling was eerst alleen een functie van EJC, na Nice mocht dit ook door het CFI gedaan worden).

Arrest ‘van Gend en Loos’ en ‘Costa-ENEL’ maakten duidelijk dat Europees gemeenschapsrecht boven dat van het nationale recht staat (verticaal direct effect) en dat niet alleen lidstaten, maar ook particuliere organisaties daar een beroep op kunnen doen (horizontaal direct effect).

Het nationaal gerechtshof beslist zelf of het eens is met het gemeenschapsrecht, ECJ/CFI kan alleen vragen beantwoorden preliminary ruling = voorbereidend. Preliminary rules geven de nationale gerechtshoven de bevoegdheid om het Europese gerechtshof voor advies te vragen op het gebied van gemeenschapsrecht, voordat zij zelf een oordeel geven.

De nationale gerechtshoven en die van de EU werken complementair in het vinden van oplossingen in zaken die inconsistent zijn met het gemeenschapsrecht. De EU-hoven doen geen uitspraken in zaken. Lagere rechtbanken hoeven niet perse zaken voor te leggen aan EU-hoven behalve als dit echt noodzakelijk is. Ook nationale hoven hoeven geen zaken voor te leggen als:

- de vraag of het issue al aan het hof is gesteld- het antwoord op de vraag zonder twijfel te raden is

Page 18: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

Voorbeeld: CILFIT-case (1982)

Sommigen vinden dat nationale tophoven meer vrijheid moeten krijgen in de interpretatie van EU-recht. Anderen willen dit niet, om afbraak aan de uniformiteit van de EU te voorkomen.

Locus stand/standing is het recht om een vernietigingsverklaring naar voren te brengen, anders wordt het gerechtshof overspoeld met dit soort verklaringen.

Directe actiesNaast preliminary-issues kunnen er ook direct zaken aan de Europese hoven worden voorgesteld.Directe zaken worden gestart en geëindigd in Luxemburg. Deze zaken worden gestart door individuen of rechtspersonen. De zaken worden ingediend bij de CFI en gaan dan naar ECJ. Lidstaten kunnen direct naar de ECJ.Deze directe zaken zijn weer onder te verdelen in:

- schendingsprocessen (tegen lidstaten, vanwege het breken met Europese wet)- vernietigingsverklaring (zaak die leidt tot vernietiging van een wet)

Bij overtredingen van lidstaten kan de EC of andere individuen de lidstaat aanklagen wegens schending. De EC laat hiervoor eerst een procedure op de lidstaten los waarbij ze een kans krijgen om het ongedaan te maken, voordat de EC de lidstaat officieel aanklaagt wegens schending van het Europese recht. De meeste casussen worden hierdoor al opgelost voordat ze bij het hof belanden (dus geen sancties).

Bij processen ter vernietiging werpt het hof een blik op de verdragen die gesloten zijn door instituties van de EU. Een belangrijk voorbeeld hiervan is de case ‘Parlement vs. Les Verts’. Ze bekijkt hierbij of de gesloten verdragen niet in strijd zijn met al andere gesloten verdragen. Mocht dit het geval zijn, dan moet de wet zo aangepast worden dat deze niet meer in strijd is.

Bij zowel de schendingsprocessen als bij de vernietigingsverklaring moet de aanklager bewijs leveren en de verdediging hoeft niet direct ‘te verdedigen’.

Het ‘juridische activisme’ debatDe basisfuncties van het ECJ en CFI zijn om erop toe te zien dat de regels en beleidskeuzes bij een wetgeving (gemaakt door gekozen politici) worden nageleefd.

Het hof is wel eens bekritiseerd op het feit dat ze een eigen agenda zou bezitten, want niet in lijn zou zijn met de verdragen. Ze zou interpreteren met wat op dat moment de politieke voorstelling is van Europa. Rasmussen meende dat overmatige activiteit van het hof afbreuk deed aan de autoriteit en legitimiteit van het ECJ. Ook Neill en de regeringen van Duitsland en Engeland hebben kritiek geleverd op de gerechtshoven van de EU. Veel van deze kritiek kent gebrek aan overtuiging omdat het gebaseerd is op verkeerde inzichten in de natuurlijke rol die het hof heeft of de issues waarmee ze te maken heeft en de gelimiteerde en niet-representatieve selecties van regels.

Door extreme toename van het aantal zaken dat voor het ECJ wordt gebracht (o.a. veroorzaakt door de toetredende landen) zijn er meer taken aan het CFI doorgegeven en zijn er extra wijzigingen aangebracht. Dit is vastgelegd in het verdrag van Nice:

- Een verlenging van gelimiteerde mogelijkheid zodat het CFI ook preliminary regels kan bekijken. Dit kan echter wel door het ECJ worden gecontroleerd als de eenheid of consistentie van gemeenschapsrecht in gevaar komt;

- Sommige directe zaken die door lidstaten en misschien door gemeenschapsinstituties werden aangevoerd mogen nu ook door het CFI worden behandeld;

- Aanstellen van meer rechters bij het CFI;- Panels instellen die zorgen voor zaken tussen instituties van de gemeenschap en

hun personeel;- Wijziging van doorverwijzen naar het hoger gerechtshof, zodat het ECJ zelf kan

beslissen de zaak aan te nemen of door te verwijzen naar het CFI.

Page 19: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

Het juridische activiteiten debat betreft moeilijke zaken omtrent:- regels van de wetgeving die niet expliciet worden gemeld;- zaken waarbij de strikte toepassing leidt tot ongerechtigheid;- een uitspraak in contrast met de wettelijke politieke aspecten.

Conclusie: casussen die het Europees Gerechtshof moet behandelen is gegroeid, maar ook de duur van de procedures is toegenomen.

Hoofdstuk 13 Belangengroepen en de EU

Belangengroepen zijn noodzakelijk, omdat:- ze de stem zijn van de burgers tussen de verkiezingen door;- het een soort school is voor democratie; het transformeert de burger tot een

politiek wezen.

Interest intermediaton is belangen vertalen in de politiek, door het medium belangengroepen.

Page 20: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

Enerzijds zijn belangengroepen belangrijk omdat ze de burger de mogelijkheden bieden om zich met de Europese beleidsvorming te bemoeien. Anderzijds zijn ze juist niet goed omdat ze door de nauw gedefinieerde belangen zich beperken en daardoor de legitimiteit en verantwoordelijkheid van de Europese instituties beperken.

Volgens de institutionele theorie is de vorm van instituties erg belangrijk voor de manier waarop belangengroepen voorkomen. De rol en de functies van belangengroepen hebben weer direct invloed op de tactieken en strategieën van deze belangengroepen. De EU is een dynamiek, complex en multi-level systeem dat gebaseerd is op het streven naar consensus. Deze structuur van de EU legt grenzen op aan interest intermediaton in de EU. Omdat het aantal beleidsterreinen waarmee de EU zich bezighoudt is toegenomen zijn het aantal belangengroepen ook toegenomen. Belangengroepen moeten hun belangen ‘europeaniseren’. Wanneer ze europeaniseren hebben ze meer controle over de publieke opinie.

De belangengroepen hebben vooral toegang tot de instituties wat betreft issues die horen in de eerste pijler. Dit wordt ook supranationaal besloten. De EC is hierbij het belangrijkste orgaan om de druk op uit te oefenen. De belangengroepen proberen in contact te komen met de DG’s die behoren bij het betreffende issue. Het EP is voor belangengroepen niet echt interessant omdat tot voor kort haar machtsinvloed erg klein was.

De Europese Raad (ER) en Coreper zijn ook belangrijke instituties voor de belangengroepen, maar ze worden niet echt door de belangengroepen benaderd. Er wordt meer getracht om op nationaal niveau invloed uit te oefenen.

Het hof kan door belangengroepen worden gebruikt om staten te controleren, maar de kosten in geld en tijd zijn zeer hoog en de uitkomst is onzeker.

Belangengroepen hebben vooral veel invloed als ze op multi-level niveau functioneren. Dit gebeurt het meest door grote bedrijven, omdat overige belangen moeilijk op meerdere niveaus te organiseren zijn.

Regulering van belangenorganisaties

De EC is erg open naar belangengroepen, omdat zij zorgen voor de ontwikkeling van een legitiem en geschikt EU-beleid. Het EP vindt de ondoorzichtigheid die veroorzaakt wordt door de onbekende invloed van belangengroepen in beleidsvorming niet prettig. Zij willen dat belangengroepen zich registreren. De EC daarentegen wil juist geen registratie omdat het de openheid van de EU belemmert.

Belangengroepen zijn belangrijk omdat:- ze definiëren, aggregeren en articuleren de belangen van hun leden en achterban;- ze bezitten speciale expertise die belangrijk kan zijn bij beleidsontwerpen;- ze bevorderen de legitimiteit van de instituties.

Sommige belangengroepen zijn opgenomen als de sociale partners in de - ETUC (European Trade Union Congress) Diffuse interest group: doel is netwerk

creëren van industriële relaties- UNICE (Federatie Europese Industry) Business interest group: doel is promoten

van gemeenschappelijke deskundige interesses in besluitvorming en in dialoog met sociale partners

- CEEP (Federatie van bedrijven in de publieke sector) Business interest groupAls sociale partners mogen ze meehelpen met beleidsvoorstellen te ontwikkelen. 82% van de belangengroepen zijn business interest groups, 18% is diffuse. Dit zijn er zo weinig omdat:

- ze moeilijk te organiseren zijn- er weinig ruimte is voor acties binnen de instituties

Page 21: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

- ze claimen een hoge reputatie te hebben maar in werkelijkheid bestaat er een free-rider-probleem voor de collectieve goederen waar ze voor staan

De EU heeft deze belangengroepen financiële steun gegeven om zich beter te organiseren. Daarnaast kunnen ze steun gebruiken om toegang te krijgen tot de gewenste expertise. De belangengroepen willen geen steun van de EU omdat ze een afhankelijkheidsrelatie afkeuren. Ze zouden dan niet kunnen functioneren zoals ze zouden moeten.

Het belangengroepensysteem in de EU kan pluralistisch genoemd worden.

Onder de belangengroepen kan onderscheid gemaakt worden tussen de EU-groepen en nationale belangengroepen. EU-belangengroepen zijn vaak federaal en kennen geen individuele leden. Ze hebben ook minder invloedsbronnen omdat ze niet voor de nationale belangen opkomen. Ze hebben soms moeite om tot een eensgezind standpunt te komen met zichzelf. Wel zijn ze op EU-toneel zichtbaarder dan de nationale belangengroepen.

De EU heeft invloed op de nationale belangen:- door toename EU-beleid heeft dit geleid tot herdefiniëring van belangen;- belangengroepen moeten de representatie volbrengen op meerdere niveaus;- de EU mag de binnenlandse structuur van belangengroepen niet veranderen;- het is niet geheel helder hoe de Europese integratie de relatieve verhouding

tussen regering en belangengroepen heeft veranderd.

Conclusie: Het systeem is asymmetrisch; 1/5 van de belangengroepen vertegenwoordigd sociale interesses (afhankelijk van de steun van Europese instellingen), 4/5 vertegenwoordigd zakelijke interesses. Belangengroepen vertegenwoordigen in tegenstelling tot nationale parlementen/regionale autoriteiten een heel ander soort mensen (specifieker). De vraag luidt dan ook of het bestaan van belangengroepen dan wel bijdraagt aan het verhelpen van de problemen ten aanzien van de democratie en betrouwbaarheid waar de EU op dit moment onder lijdt.

Hoofdstuk 16 Gemeenschappelijk Landbouw Beleid GLB

Wat is het GLB?De beginselen en instrumenten van het GLB zijn vastgelegd tijdens in het Verdrag van Rome 1957 en de Stresa Conferentie 1958 en werd van kracht in 1962.Het is belangrijk geweest voor de Europese Integratie omdat het een van de eerste EU beleidsterreinen was en is aan veel veranderingen onderhevig geweest.

De doelen zijn in artikel 39 van het Verdrag van Rome (ex-artikel 33) vastgelegd en luiden:

Toename van agrarische productiviteit en technische progressie in deze sector. Verzekeren van een fatsoenlijke levensstandaard voor agrariërs. Stabiliseren van agrarische markten. Garanderen van aanbod. Een redelijke prijs voor consumenten garanderen.

In Stresa werd bepaald hoe men deze doelen moest bereiken, dit was gebaseerd op drie principes:

Markteenheid (gemeenschappelijke prijs).Het idee hiervoor kwam tot stand door het organiseren van CMO’s (Common Market Organisations)

Gemeenschappelijk buitentarief ter bescherming van de productiviteit.Invoerrechten omdat anders goedkopere producten de afzetmarkt van Europese landbouw bedrijven zouden afnemen. Ook exportsubsidies zijn hier onderdeel van.

Page 22: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

Financiële solidariteitDit in de vorm van een gemeenschappelijk financieel fonds: het EAGGF (European Agriculture Guidance and Guaranteed Fund). Guidance dekt kosten van sociaal-economische praktijken. Guaranteed dekt kosten van het marktsysteem (de CMO’s).

Hervormen van het GLBNa WO II en tijdens de Koude oorlog wilde men een autarkie op het gebied van voedselvoorziening. Dit leidde tot veel kosten veroorzaakt door overproductie (jaren ’70) die tot stand kwam door ‘guaranteed prices’. Gevolg:

1. Een internationaal leerproces:1980; liberalisering van de landbouwmarkt (minder bescherming). Een economisch model liet zien dat de vastgeroeste politieke handel en prijzen ongunstig was. In werkelijkheid liet dit model zien welke landen de meeste steun en hervorming nodig had. In die landen moesten politieke instrumenten losgekoppeld worden van de productie, om de productie niet nadelig te laten dalen. Dit is het CAP’s price support system.

2. Internationale druk op het GLB:1986; Uruguay ronde van het GATT (huidige WTO). Ontwikkelingslanden kregen geen kans door de protectionistische Europese markt. Belangrijke landen gaven toe op dit beleid om op andere gebieden meer te kunnen eisen.

3. Radicale verandering in de politiek:1991; Onder hervorming kon men niet meer uitkomen: ‘Radical CAP reform proposal’. Naar een systeem van directe inkomenssteun. Grotere bedrijven die konden concurreren met andere landen kregen geen inkomenssteun, kleinere wel. Dit werd in mei ’92 vastgelegd.

Waarom het hervormen van het GLB zo lastig isDe belangrijkste actoren in het GLB zijn de Europese Raad (maken de uiteindelijke besluiten), de EC (maken van voorstellen en toezicht houden) en het Europees Parlement. Daarnaast is er het COPA (Committee of Agricultural Organizations in the EC), deze bestaat uit afgevaardigde Europese boeren. Europese raad, in dit geval de ‘Agricultural Council’ bepaalt de ‘price package’ voor het komende jaar. Hierin wordt bepaald wat de quota’s per regio zijn en de guaranteed prices worden bepaald. Het parlement heeft alleen invloed op budgetten, voor de rest heeft zij niks te zeggen.

Waarom is het nu zo lastig? Besluiten vereisen unanimiteit, iedere lidstaat heeft vetorecht. Landbouwprijzen verlagen is lastig omdat het verlagen van prijzen op nationaal

niveau wordt afgerekend bij de betreffende minister. Deze wil dus het beste halen voor zijn lidstaat.

Starheid van de Agricultural Council, als volgt te verklaren:o De dominante lidstaten waren tegen hervorming omdat op nationaal

niveau landbouw organisaties veel steun verwierven. Deze organisaties waren met name vanwege principiële redenen tegen hervormingen (inkomenssteun als salaris).

o Het idee achter het GLB is dat iedereen evenveel inkomenssteun krijgt, maar in feite ontvangen vooral de grote boeren.

Het veranderende debat Kwesties kwamen aan de orde:Gevaar voor publieke gezondheid (BSE), belangengroepen vonden dat inkomenssteun ook afhankelijk moest zijn van milieuvriendelijkheid, groeperingen tegen garantieprijzen omdat ze overproductie in de hand zouden werken.

Recente hervormingen en nieuwe veranderingen

Page 23: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

1996: EC organiseert European Conference on Rural Development. Doel: Europese beleidsmakers niet alleen op marktprincipes letten, maar ook op milieuprincipes.

1999: belangrijke hervorming die multifunctionality centraler stelt (landbouw draait niet alleen om productie, maar ook om sociale en culturele zaken).

Berlin Agreement: verdere hervorming ’92. Door decentralisatie kunnen lidstaten beter beslissen waar de steun terecht komt (op nationaal niveau).

Uitbreiding EU met Oost-EuropaKwesties:Hoe wordt het GLB ingevoerd in deze landen? (invoering)Hoe worden de huidige instrumenten geschikt gemaakt voor toekomstige uitbreidingen? (instrumenten)Wat is de invloed op de structuur? (structuur)Hoe moet de financiering verlopen? (financiering)

EC voorstel; directe betalingen en quota. Dit vinden de lidstaten te duur, zij vinden een hervorming noodzakelijk voordat het GLB in Oost-Europa wordt ingevoerd. Kandidaat-lidstaten vinden dat ze recht hebben op totale steun. De lidstaten stemmen uiteindelijk in met de EC. Dit is in oktober 2002.

In juli 2002 (!) komt de EC met een nieuw hervormingsplan: vanwege opkomende gebeurtenissen (de daadwerkelijke uitbreiding en WTO-onderhandelingen). Tijdens deze ‘mid-term Review’ komt men met 5 veranderingen:

Link tussen productie en directe betalingen doorbreken. Betalingen afhankelijk maken van milieu, voedselveiligheid, dierwelzijn en

veiligheidsmaatregelen. (link met multifunctionality en andere kwesties). Bevorderen Europese steun voor milieuontwikkelingen (in de vorm van directe

betalingen). Introductie landbouw controle systeem Introduceren van nieuwe ontwikkelingen in landbouw om de kwaliteit van

verschillende zaken te bevorderen.

Men kan concluderen dat deze hervormingen niet inhouden: het afschaffen van steun. Het gaat meer om allocatie en distribueren van steun.

Hoofdstuk 17 De sociale dimensie van de EU

Introductie

Sociaal beleid (social policy):Het harmoniseren van de diverse sociale- en arbeidswetten en het mogelijk maken van vrij arbeidsverkeer

De EEC en de lidstaten

EEC Treaty of Rome 1957:Sommige landen waren voor een neo-liberale, vrije markt wat betreft deze zaken, andere landen waren voor mindere mate van harmonisatie. De dominante gedachte was dat welvaartsverbetering moest worden bereikt door economische groei, veroorzaakt door liberalisatie van de Europese markt. Het verdrag leverde een aantal concrete wetsbepalingen op (bijvoorbeeld gelijke betaling man/vrouw), maar het faalde in het bemachtigen van de EEC om te handelen. Doordat met elk voorstel unaniem moest worden ingestemd door de Raad, kwam maar weinig beleid er doorheen: “joint-decision trap”Voor bepaalde onderwerpen werd een uitzondering gemaakt: een voorstel mocht dan met een meerderheid in de Raad worden aangenomen (bijvoorbeeld op het gebied van gezondheid en veiligheid van arbeiders). Een vaag geformuleerde wet liet deze uitzonderingen toe: treaty base game.

Page 24: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

De verdraghervormingen van Maastricht, Amsterdam, and Nice

Maastricht Treaty:Hier werd onderhandeld over een hervorming van de wetsbepaling van sociaal beleid. Alleen kon er weinig worden veranderd door de sterke oppositie van UK (er was immers unanimiteit nodig). Hierop werd besloten dat de meerderheidsstemming (QMV) vaker mocht worden toegepast: Agreement on Social Policy

Amsterdam Treaty:Hervormingsplannen werden uitgesteld, in afwachting van de verkiezingen in UK (in de hoop dat er dan een minder conservatieve regering zou komen). De nieuwe UK-regering stopte met de oppositie (tegenstand).

Nice Treaty:De Raad mag in het vervolg unaniem beslissen over het gebruik van de ‘co-decisioin procedure’ (zie hst 1: 5-6)

De ontwikkeling en reikwijdte van het Europese sociale beleid

Vanaf de late jaren ’50 ontstond er een steeds sterkere groei van sociaal beleid. Dit was vooral op het gebied van arbeidsrecht (en minder op het gebied van sociale zekerheid). De 3 belangrijkste gebieden: gelijkheid man/vrouw; arbeidscondities; gezondheid en veiligheid op het werk.

Het Europese sociale fonds

Opgericht tijdens EEC Treaty of Rome. Regelt alles rondom werkgelegenheid op internationaal niveau, terwijl bij oprichting grotere doelen voor ogen werden gesteld. In 2000 besloeg 9% van het totale budget het ESF.

Nieuwe ontwikkelingen

The open method of co-ordinationIn het nieuwe millennium slinkte het aantal wetgevende voorstellen. Dit kwam vooral door een nieuwe softere stijl van interventie: the open method of co-ordination: wetgeving gebaseerd op evaluaties van oude wetgeving. Deze methode heeft zich ontwikkeld in het gebied van werkgelegenheidsbeleid, en is geformaliseerd in het verdrag van Amsterdam. Recentelijk is deze methode op nieuwe gebieden toegepast.

Sociaal partnerschap op het Europese niveau

Sociaal EU-beleid kenmerkt zich door het ‘corporatisme’: intensieve samenwerking tussen publieke en private actoren. Sinds Maastricht wordt beleid gemaakt door onderhandelingen in de Raad én door collectieve afspraken met belangrijke economische belangenorganisaties.

Conclusie

Sociaal EU-beleid is uitgebreid en veranderd door de jaren heen, door de verdragen en door de ESF. Het geven van goede evaluatie hiervan is niet mogelijk.

Hoofdstuk 19 Justitie en binnenlandse zaken (pijler 3) JHA

IntroductieGezamenlijk Europees beleid, m.b.t. immigratie, asiel, politie en juridische coördinatie.Een van de nieuwste bevoegdheden.Coöperatie gaat moeilijk vanwege moeilijkheid en complexiteit van de kwesties.Toch heeft beleid geleid tot multilateraal proces en verschillende communautaire en intergouvernementele instituties.

Page 25: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

Aanloop tot co-operationMidden jaren ’70 en in de jaren ’80 kwamen thema’s als immigratie, asiel, politie en juridische kwesties steeds vaker op de collectieve politieke agenda.2 katalysatoren voor deze ontwikkeling:

1) Georganiseerde criminaliteit is grensoverschrijdend, deze konden voordelen halen uit slechte grenscontroles en slechte communicatie tussen Europese en nationale wetgevingen.

2) De opleving van de Europese integratie door Single European Act in 1986 en afspraak om tot een gemeenschappelijke markt te komen.

De ontwikkelingen troffen 3 groepen:1) burgers van de EU, wiens vrijheid om tussen de lidstaten te bewegen verzekerd

was.2) burgers uit 3e wereldlanden, die een bepaalde tijd in de EU woonachtig zijn en

werkcontracten hebben.3) 3e wereldlanden, inclusief migranten en vluchtelingen, die naar de EU willen

trekken.

Eerdere pogingen om te komen tot JHA:Door de Raad van Europa (=opgericht in ’49 en zowel Oost en West-Europese landen zitting namen) had men steeds vaker te maken met juridische kwesties, die uiteindelijk via verdragen in nationale wetgevingen terecht moesten komen. Maar vanwege verscheidenheid in meningen en beperkte instrumenten verliepen de besluiten erg traag.Vanwege tekortkomen de Raad van Europa werd raamwerk in midden ‘70 opgezet voor besluitvorming.‘Trevi Group’ hield zich bezig met grensoverschrijdende criminaliteit en opzet nauwere samenwerking betreffende EC grondwetmakers.Ondanks de absentie van bondige politieke uitkomsten en zwakke instituties, maakte Trevi Group duidelijk dat landen wel wilden onderhandelen.Er ontstonden andere groepen:- Judicial co-operation group- customs mutual assistance group- ad hoc group- immigration and organized crimedeze overspanden de 4 thema’s (immigratiebeleid, asielbeleid, politieel beleid en gerechtelijk samenwerking), die later geëuropeaniseerd werden.

Het Schengen Experiment (’85)Benelux, Duitsland, Frankrijk en Italië besloten grenzen tussen elkaar op te heffen. Ook produceerden ze een database die informatie verwierf en in bezit was van nationale rechtbanken.

Schengen compromis om grenzen naar het buitengebied te versterken en internationale grenzen open te gooien. Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken waren sceptisch over dit plan. Later is dit idee toch een fundament van de EU geworden.

Het Schengen raamwerk maakte vooruitgang op alle vier de deelgebieden. Toenemende coöperatie tussen landen.

Maastricht en de derde pijler (’93)JHA is de 3e pijler van de Europese unie. Het verdrag identificeerde negen gebieden van ‘gemeenschappelijke interesse’. Werd ook institutie en besluitvormingsraamwerk gecreëerd voor de groepen, die eerder waren ontstaan.Sommige lidstaten waren van mening dat JHA communautair moest zijn, anderen vonden meer intergouvernementeel.Toen JHA de 3e pijler werd, kregen Europese instituties er meer zeggenschap over. Ook werd vastgelegd dat de onderhandelingen in een 5-lagen systeem werden vastgelegd: raad JHA; coreper; K.4. Committee; stuurgroepen en werkgroepen. (zie figuur 19.1 op pagina 300)

Page 26: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

Besluitvorming: raad JHA, EC initiatieven, maar op JHA gebied komen weinig initiatieven voor. EP houdt toezicht en ECJ is uitgesloten.Na Maastricht verdrag kwam weinig beleid tot stand. Instituties konden de werkdruk niet aan, daarnaast moesten alle besluiten unaniem worden genomen.

Het Amsterdamse verdrag en JHADit ontstond naar aanleiding van kritiek over beslissingen van Verdrag van Maastricht. De verandering: unie moest meer transparantie bieden naar burgers toe en meer verantwoordelijk voor haar beleidsterreinen. Dit door een area of security, freedom en justice te creëren. (= AFSJ)

3 belangrijke veranderingen:1) delen van de 3e pijler gingen over naar delen van de 1e pijler titel 4;2) Het institutionele raamwerk door kwesties in 3e pijler waren gestroomlijnd3) Schengen akkoorden vielen onder het acquis communautaire.

Artikelen die in eerste pijler waren opgenomen (zie pagina 301). Ook veranderingen in de besluitvormingsprocedure binnen 5 jaarEC recht van initiatiefEP co-decision procedureECJ interpretatie titel 4 en toezicht op primaire regels van de 1e pijler

De derde pijler bestond nu nog uit ‘criminal matters’.De nieuwe titel 4 hield hetzelfde raamwerk in als in het verdrag van Maastricht. Dus EC, EP en ECJ moesten vechten om hun rol en unanimiteit voor besluiten in stand te houden.

Aan het Schengen akkoord deden 15 landen aan mee. 13 waren EU-lidstaten, 2 (IJsland en Ierland) niet; GB en Ierland namen slechts bij sommige onderdelen deel uit van het akkoord.

Beleidsoutput: baby stapjes naar een gewaagde agendaTegenwoordig geeft men een externe dimensie aan de 4 beleidsvelden van JHA.

Na Maastricht richtte de lidstaten zich op regels t.a.v. 3e wereldlanden (=Third Country Nationals=TCN) vanwege toegang tot EU afzetmarkt.Raad suggesteerde bilaterale overeenkomsten tussen de landen en de EU.1997: conventie men besloot een lijst op te stellen van landen die toegang zouden hebben, maar velen vonden dit niet ambitieus, vanwege wegvallen van grenzen binnen de EU.

Op het gebied van asiel waren geen duidelijke regels voorhanden.Raad van JHA adopteerde resoluties m.b.t. de definitie van een vluchteling, voorwaarden voor asielprocedures en regels m.b.t. welke staat verantwoordelijk zou zijn voor een asielaanvraag.

Maar er werd ook vooruitgang geboekt m.b.t. kwesties over consumenten, veiligheid en grensoverschrijdende problemen.Europol (initiatief van Duitsland) is in 1998 opgezet = Europees Centraal Crimineel Bureau = dienst voor politie coöperatie en info-uitwisseling.

2 nieuwe instituties in het leven geroepen in 1994: - The centre for information, discussion and exchange on the crossing of frontiers

and immigration (CIREFI) - The centre for information, discussion and exchange on asylum (CIREA)

In 1993 een overeenkomst tussen ministers tot European Drugs Unit (EDU)

Ondanks de vooruitgangen, die na het verdrag van Maastricht waren geboekt, toch veel verschillen in posities van de lidstaten.

Page 27: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

Na het verdrag van Amsterdam gingen de ontwikkelingen omtrent JHA co-operation veel sneller.EC president Santer stelde voor tot een speciale Eurotop. Doel om verdrag van Amsterdam te bespreken en te komen tot verdere samenwerking in JHA. In Tampere in oktober 1999 werden opnieuw afspraken gemaakt om te komen tot ‘an area of freedom, security an justice’ (AFSJ). Er werden nog veel meer afspraken gemaakt nieuwe initiatieven.

Op het gebied van immigratie ging men over tot ‘comprehensive approach’, gedachte was om problemen weg te werken die er in de eerste plaats voor zorgden dat men het land moest verlaten.De HLWG werd opgericht: high level working group on asylum and immigration. In de studies van HLWG werd het raamwerk van JHA gevestigd m.b.t. TCN’s, buitenlandse politiek, de ontwikkeling van coöperaties en economische relaties.

In Tampere creëerden de lidstaten een gemeenschappelijk Europees asielbeleid. Ondanks de achtergestelde positie van de EC vroeg de Raad de EU als coördinator van politiek voorstellen m.b.t. het asielbeleid.Ook werd het ‘European Refugee Fund’ opgericht, om te helpen bij grote vluchtelingenstromen.

Voor juridische en politiële coöperatie werd de European judicial area (EJA) opgericht om gemeenschappelijke herkenning van juridische besluiten etc.Coöperatie op dit beleidsveld werd erg belangrijk gevonden. Europol nam hier de leiding. Ook werd de ‘European Police Chiefs Operational Task Force’ opgericht om praktische zaken en informatie uit te wisselen.

In Tampere werden nog meer van dat soort besluiten genomen. Discussies na Tampere leidden tot veel frustraties.In december 2001 feedback op Tampere, maar er bleek geen tijdpad opgezet te kunnen worden voor het bereiken van de doelen. Raad gaf de EC de schuld, maar critici veroordeelden de raad. In 2002 kreeg de EC meer initiatiefrecht.

Het uitbreiden van het JHA co-operation buiten de EUMet de interne markt betrok de EU ook TCN bij de aanpak. Deze landen namen aanpak van dichte buitengrenzen over, vooral in Midden- en Oost-Europa vanwege hun nabijheid.

In 1993 werd in Kopenhagen in de Europese Raad besloten over deze landen eventuele uitbreiding EU.CEE (=central and eastern Europe) kregen hulp, ook op het gebied van beleidsvorming.Maar de EU onderhoudt ook relaties met landen die niet voor EU-lidmaatschap in aanmerking komen.“The aim of this approach is to ease migratory pressures into the union by including sending and transmit countries in the screening process.”

Ironie; EU heeft zelf liberale vrijheid in eigen grenzen. Aan de grenzen houdt het contact met die landen (CEE en TCN) die geen vrijhandel naar de EU toe hebben op.

Hoofdstuk 20 Economische en Monetaire Unie

In 1979 werd het Exchange Rate Mechanisme ingesteld als deel van het EMS. In het Treaty of Rome werden de convergentiecriteria vastgesteld.

Ontwikkeling EMU in vogelvlucht: 1992 Denemarken ratificeert het verdrag niet 1992-1993 de ERM crisis, landen kunnen zich niet binnen brandbreedte houden SGP creatie op Duits initiatief locatie van bank en president was een probleem

Page 28: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

de ECU werd een echte munt => de EURO! in 1998 waren er 11 landen die aan de convergentiecriteria voldeden

Verklaringen van de EMUEconomisch:

De landen waren onderling niet vergelijkbaar, er was geen sprake van een optimum currency area (OCA). Door de steeds meer toenemende handel was hier veel behoefte aan.

De centrale banken moeten geloofwaardig zijn, centrale banken zijn alleen effectief wanneer financiële markten vertrouwen hebben.

Politicologisch: Neo-functionalisme via spillover Intergouvernementeel door belangen van de grote lidstaten

Voordelen van de EMU: Afname van transactiekosten Sterk monetair beleid Single currency laat interne markt toenemen

Het institutioneel design roept wat vragen op, de onafhankelijkheid van de ECB laat de legitimiteit en toegankelijkheid afnemen. Het budgettair en fiscaal beleid blijft een zaak van de individuele lidstaten en wordt niet centraal gecoördineerd.

Wat is EMU?EMU is niet uniek, maar wel de unie met de grootste schaal, omvang en ambitie.

EMU is de vereniging waar lidstaten zich hebben verenigd tot:1.      een monetair beleid2.      een monetaire autoriteit3.      een gezamenlijke munt4.      van bovenaf gecoördineerde macro-economieën

1/2 De ECB voert een monetair beleid: beïnvloeden van het geldaanbod en de rentes, om zo inflatie tegen gaan. Lidstaten moet zich houden aan dit beleid, ze mogen geen eigen nationaal beleid meer voeren.Verdrag van Maastricht: regeringsleiders kwamen overeen tot het instellen van 2 instituties:

ESCB (Eur. System of central bank) Centre of decision for economic policy

m.b.t. EMU koppelen munteenheden 2 opties: 1. eigen nationale munt behouden en koersen koppelen2. gemeenschappelijke munt

Regeringsleiders kozen voor de 2e optie, voordelen:Economische: minder transactiekosten tussen landen + toename interne marktPolitiek: eenheid EMU-lidstaten

2 partijen tijdens oprichting EMU:België, Lux en Fr MonetaristZe zijn van mening dat de coöperatie van de macro-economieën vanzelf tot stand zou komen.Ne en Du -> EconomistZij zijn van mening dat er duidelijke regels opgesteld moeten worden m.b.t. de coördinatie.

Economische integratie in stappen:1.      FTA: Free Trade Area: vrij handelsgrenzen2.      CU: Customs Union: externe tarieven

Page 29: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

3.      CM: Common Market: vrijheid van kapitaal, personen, goederen en verkeer4.      Economic Union: coördinatie economieën, marktregulering, inkomstenbeleid enz.

Monetary Union: verdere integratie, uitschakelen van buitenstaande concurrentie.

EMU: combinatie van Economic en Monetary Union. Wel asymmetrisch. Er is meer sprake van een monetaire unie.

Verschil in positieve en negatieve integratie. Positief: creatie van gemeenschappelijke regels, normen en beleid. (monetair) Negatief: wegnemen van obstakels, regels algemeniseren enz. (economisch)

Van Den Haag tot Maastricht (1969-1991)1969 conferentie Den Haag ging over de weg naar de EMU1970 Werner Plan tot stand, inhoud: in 3 periodes naar de EMU toewerken:Op 1 juli ’90 tot 31 dec ’93: - vrije beweging van kapitaal - hechtere coöperatie van economisch beleid en tussen centrale banken

1 jan. ’94 tot 31 dec ‘98 - convergentie van het economische en monetair beleid in de lidstaten - creëren van Europese monetaire instituties vanaf 1 jan. ‘99 - versterken van de ECB - fixed exchange rates - introductie van een “single currency” Van het plan kwam echter weinig terecht i.v.m.:-         te grote verschillen tussen lidstaten-         internationale economie en monetaire situatie was niet optimaal om economieën

te coördineren. Wel werden er 2 instituties opgericht: ESCB en Centre of Decision for economic Policy.

‘79: “ exchange rate mechanism” ERM kwam tot stand, dit is een deel van de EMU. Vooral GB & Italië fluctueerden nogal. Er was de regel dat lidstaten niet meer dan 2.25% mochten fluctueren, maar er was een brandbreedte van 6%.

De Ecofin debatteerden over de monetaire beleidsproblemen en de “ exchange rate matters”. De Duitse munt was erg sterk, bijna iedereen volgde het beleid van de Duitse Mark 

’80: gebeurtenissen, die leidden tot opzet van de EMU:-         Franco-German cooperatie-         Europese Akte-         Liberaliseren van kapitaalmarkten

De Raad vroeg Delors om een rapport over de EMU te schrijven. Vergelijkbaar met Wernerplan, maar de Delors vondt het niet nodig om een supranationale instelling op te stellen.

Er werd n.a.v. verdrag van Rome intergouvernementele conferentie gehouden en er werden criteria opgesteld:-         Overheidstekorten mogen niet meer dan 3% van het BBP bedragen.-         Staatsschuld mag niet meer dan 60% van het BBP bedragen.-         Koersen moeten stabiel blijven, t.a.v. de normen die daarvoor gelden (ERM) in de

ten minste 2 aankomende jaren.-         Inflatie mag niet hoger zijn dan 1.5% van het gemiddelde van de 3 beste

prestaties (van landen).-         Lange termijn rente mag niet meer dan 2 punten boven het gemiddelde van de

laagste 2 uitstijgen.

Page 30: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

De EMU kwam uiteindelijk tot stand bij het verdrag van Maastricht in 1992.

From treaty to reality (1992-2002)‘92-‘93 (ERM crisis) Na verdrag van Maastricht waren er ratificatieproblemen. De Denen stemden tegen in een referendum, Fransen stemden slechts met 50.5% voor. De koersen van België, Frankrijk, Italië en Spanje daalden.Maar deze crisis zorgde er wel voor dat men inzag dat de EMU nodig was voor een economisch succes.

Midden jaren ‘90: Duitse minister van financiën: Waigel, stelde convergentiecriteria op, wanneer een land zich hier niet aan hield: boete.Prodi, president van de EC, vond het een stom plan. Uiteindelijk bleek Dld (wat eerst zo sterk was) zich nog het moeilijkste aan de criteria te kunnen houden.Locatie van de ECB werd Frankfurt, vanwege het feit dat lidstaten vroeger vooral de Bundesbank volgden. Wie president werd was een moeilijkere discussie. Duisenberg is het uiteindelijk geworden. 1998 deadline om te besluiten wie bij de Eurozone hoort. Frankrijk en Duitsland voldeden niet aan de eisen maar mochten niet ontbreken.In Mei ’98 werd besloten dat er 11 landen zouden toetreden. Uitleg over het SGP (stabiliteits- en groeipact) Doel: dat lidstaten zich aan hun budgettaire discipline houden, ook na de introductie van de Euro.  Maart 1999 besluiten:-         controle van budgettaire posities en coördinatie van economisch beleid-         uitvoeren van de “excessive deficit procedure” -         lidstaten moeten een gebalanceerde en objectief budget hebben (zodat ze zich

tegenover de raad kunnen verantwoorden)-         staten, die niet aan de 3e periode van de EMU deelnamen moeten een

convergentie programma hanteren. SGP maakt de Raad ertoe in staat om sancties op te leggen aan staten, die zich hier niet aan houden.  Het uitleggen van de EMUHeeft het zin om een EMU te vormen?Economisch opzicht:Twee scholen:- EU- lidstaten gaan alleen verder met integratieproces wanneer zij een zogenaamd “optimum currency arena” (OCA) constitueren. - Focus op centrale banken en geloofwaardigheid. Centrale banken kunnen alleen effectief zijn, wanneer de financiële markten vertrouwen hebben in hun beleid.   Politiek opzicht1 school:Neo-functionalisme in de EMU is het gevolg van een spillover en incrementele beleidsvorming. EMU was nodig om voordelen van liberalisering markt en succes van ERM te handhaven. Intergouvernementalisme van de EMU is te verklaren vanuit interacties en gedrag van de grootste lidstaten (Fr, Du en GB) Kritiek op de EMULanden tegen de EMU:Denemarken en Zwitserland willen hun eigen monetair beleid blijven voeren, maar het is niet uitgesloten dat deze landen in de toekomst toch bij de EMU gaan horen. GB wil niet te veel veranderen in hun economie en willen geen gemeenschappelijke munt. Daarnaast is de structuur van de Engelse economie anders dan die van de rest van Europa. De stad Londen opzichzelf is erg belangrijk voor de engelse economie.  

Page 31: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

Bij GB gaat het meer om de politieke gereedheid dan de economische gereedheid. GB zal waarschijnlijk ook ooit toetreden. Duitsland was net als Den, Zw en GB bang dat haar sterke positie van de eigen nationale munteenheid zou dalen, wanneer de Euro ingevoerd zou worden.  Kritiek institutioneel ontwerp EMU:t.a.v. ECB: extreme onafhankelijkheid zal leiden tot problemen m.b.t. legitimiteit en betrouwbaarheid. Dit wordt veroorzaakt door:1) ECB is meer onafhankelijk dan elke andere centrale bank in de wereld ook;2) Het is onmogelijk het bestaande mandaat van de ECB te veranderen;3) Er zijn weinig checks and ballances. 4) Geen supranationaal orgaan kan beleid afdwingen dat de onbalans kan goedmaken.  De EMU is incompleet, enerzijds zijn er strikte regels die gehandhaafd dienen te worden. Anderzijds is er geen Europese institutie, die het beleid voor de landen uitzet. Een dergelijke institutie kon voorkomen dat een renteverhoging (betreft de hele eurozone) in het ene land voordeel biedt en in het andere land nadeel. 

Hoofdstuk 21 Europeanisering Johan P. Olsen

‘Europeanisering’ is een bekende maar ook veel bekritiseerde term. Het is op verschillende manieren gebruikt om een grote variëteit van fenomenen en veranderingsprocessen te beschrijven. De term heeft geen duidelijke definitie. Dit is ook waarom men het te onhandig vindt om europeanisering als organisatorisch concept te gebruiken.Een eerste stap naar het begrijpen van europeanisering houdt een onderscheiding van verschillende fenomenen die naar de term refereren in. Er zijn vijf mogelijke manieren om de term te gebruiken:

Europeanisering als verandering in externe territoriale grenzen. Europeanisering als de ontwikkeling van bestuursinstituties op Europees niveau. Europeanisering als de export van Europese vormen van politieke organisatie en

bestuur buiten Europa. Europeanisering als een politiek project om een constructie van een verenigd en

politiek sterk Europa na te streven. Europeanisering als de verandering van instituties op Europees niveau naar

nationale en subnationale bestuurssystemen.

De veranderende grenzen van ‘Europa’Europese transformaties worden niet beperkt tot de EU en haar lidstaten. Maar ondanks dat er veel verschillende voorbeelden zijn van institutievorming op Europees niveau, is de EU extreem succesvol geweest in het institutionaliseren van een bestuurssysteem dat een groot gedeelte van het continent bevat.Er zijn twee processen van toelating tot de EU: ‘rule following’ en ‘argument and persuasion’. Als een land toegelaten wordt omdat het voldoet aan de toelatingseisen, dan is het proces van ‘rule following’ van toepassing. In minder ‘automatische’ situaties kan het onderliggende proces van ‘argument and persuasion’ van toepassing zijn. Als dit proces wordt toegepast, dan speelt een gedeelde collectieve identiteit om gezamenlijke moralen te hebben centraal.Vergroting van de EU kan niet puur gezien worden als een resultaat van strategische of rationele keuze, kosten-winst analyse aan de kant van de staten.Het is belangrijk de mogelijke spanning tussen ‘a logic of appropriateness’ (op normen gebaseerd gedrag) aan de ene kant, en ‘a logic of calculation’ (op rationele overwegingen gebaseerd gedrag) aan de andere kant te begrijpen.

Ontwikkeling van European-level instituties

Page 32: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

Europeanisering betekent hier de versterking van de organisatorische capaciteiten voor collectieve acties, maar ook voor de gezamenlijke ideeën, zoals nieuwe normen en een collectief begrip onder burgers en lidmaatschap.Een mogelijk model om de bewegingen en uitkomsten van institutionele ontwikkeling op Europees niveau begrijpen is die van ‘purposeful choice’. Binnen dit rationele model heeft een groep met actoren een keuze tussen verschillende vormen van organisatie en besturen.In een ‘problem solving’ model zijn doelen gedeeld, en institutionele verandering is het resultaat van vrijwillige overeenkomsten tussen relevante actoren.Bij een ‘conflict resolution’ model, daarentegen, reflecteert verandering de belangen en overtuigingen van de meest machtige actoren, als zij afdingen, coalities samenstellen, en verdragen sluiten of beloften doen die gebaseerd zijn op hun politieke, militaire of economische macht.Studies over ‘state and nation building’ in Europa noemen vier dimensies die relevant zijn voor het vergelijken van institutionele sferen binnen de EU enerzijds, en voor het vergelijken van de Unie met andere Europese ‘institution-building’ pogingen anderzijds:

1) Regulerende instituties administratief of militair apparaat voor controle

2) Socialiserende instituties door educatie en socialisatie ontstaat een territoriale identiteit met een eigen cultuur

3) Democratiserende instituties 4) Welzijnsinstituties ontwikkelingen op het sociale en economische

vlak om naar een sociale gelijkheid te komen

Exporteren van European-level institutiesDe wereldwijde uitbreiding van het territoriale staat systeem is een voorbeeld van hoe Europese modellen van ‘polity’ en samenleving verspreid zijn over de wereld. Hierbij maakten zij Europese ontwikkelingen fundamenteel om de rest van de wereld te begrijpen.Mensen die europeanisering bestuderen (en dan deze vorm; de verspreiding van Europese organisatie- en bestuursvormen buiten de regio) moeten de kenmerkendheid, de aantrekkelijkheid en de legitimiteit van zowel Europese modellen als de middelen die leidden tot de verspreiding begrijpen.De veranderende lange termijn Europese export-import balans van de bestuurs- en organisatievormen is een mogelijke indicator om te kijken of Europa een min of meer belangrijk wezen wordt in haar interactie met niet-Europa.

De politieke eenwording van europa Vanuit deze optiek betekent europeanisering een proces waarbij een gefragmenteerd Europees staat systeem verenigd wordt als de grenzen van de politieke ruimte vergroot worden tot boven die van de individuele lidstaten.Een sterk Europa hangt niet automatisch samen met een vergroot territorium, het bouwen van een nieuw politiek centrum, de aanpassing van nationale en subnationale bestuurssystemen en de export van Europese oplossingen.Allereerst is de institutionalisering van politieke grenzen, autoriteiten, macht en verantwoordelijkheid een lastige en balancerende taak. Ten tweede zal een sterker centrum en één hiërarchisch controleer- en bevelgevend systeem, onder bepaalde omstandigheden, het mogelijk maken voor de EU om op een meer samenhangende manier te handelen en een meer significante rol in wereldwijde ontwikkelingen te gaan spelen.Ten derde kan de plotselinge aanpassing van binnenlandse systemen zonder te veel respect voor de lokale autonomie, diversiteit en de bescherming van minderheden een conflict veroorzaken. En tenslotte, de export van Europese oplossingen lijkt succes te hebben, maar dit zal toch ook afhangen van de import vanuit andere delen van de wereld. Bij het maken van zo’n complexe afweging is het niet gewenst om er maar één veranderingsproces bij te betrekken.Deze complexiteit kan ook verklaren waarom mensen die de Europese veranderingen bestuderen vaak geobserveerd hebben dat de bewegingen van transformatie de vorm aannemen van ‘mutual adaption among co-evolving institutions’ (onderlinge aanpassing onder mede ontwikkelende instituties) op verschillende niveaus en bestuurssectoren.

Page 33: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

De impact van European-level instituties op de binnenlandse politiekOntwikkelingen op Europees niveau worden als verklarende factoren behandeld en veranderingen in de binnenlandse bestuurssystemen als de afhankelijke variabele. Twee basale modellen voor het analyseren van europeanisering als een aanpassingsproces zijn ‘experiential learning’ en ‘competitive selection’. Bij experiential learning veranderen instituties op basis van hun ervaring met en de interpretatie van aannemelijke reacties op alternatieve vormen van binnenlandse organisatie en bestuur.Bij competitive selection zijn veranderingen in de omgeving de drive van het veranderingsproces.Zowel verschillende aanpassingspatronen, als institutionele verscheidenheid kan verwacht worden in politieke settings als de EU. Dit komt omdat Europese institutieopbouw en beleidsontwerp niet gelijk zijn ontwikkeld door institutionele omgevingen en beleidsgebieden.Verscheidene reacties zijn waarschijnlijk ook bepaald door de Europese politieke orde. Deze is gekarakteriseerd door lange, sterke en gevarieerde institutionele geschiedenissen met verschillende manieren van staat- en natieopbouw, middelen en bekwaamheden.Terwijl er over het algemeen aanvaard is dat de EU-instituties binnenlandse politiek, de manier waarop dit veranderd is onder de verschillende landen, de instituties en de beleidsgebieden verandert, houdt de EU ook rekening met de specifieke omstandigheden per natie. Ontwikkelingen op Europees niveau dicteren geen specifieke vormen van institutieaanpassing, maar zijn voorzichtig met binnenlandse actoren en instituties.

ConclusieEr is geen ‘grand-theory’ wat betreft Europeanisering om ons te helpen begrijpen hoe instituties samen ontwikkelen door processen van onderlinge aanpassing. Ook is er geen eenduidige set van vooronderstellingen over verandering, instituties en actoren die de complexiteit van de Europese hervormingen/veranderingen duidelijk maakt. Echter, er bestaat een gelimiteerd repertoire van ‘middle-range’ modellen over institutionele veranderingen die handig kunnen zijn om de Europese veranderingen beter te begrijpen. Het ontdekken van de karakteristieken van elk model is een begin. Het begrijpen van hun onderlinge interactie is een moeilijkere, lange-termijn uitdaging.

Hoofdstuk 22 implementatie

3 soorten implementatie

1) indirecte implementatie: EU-commissie overziet de waarmaking van EU-wetten, maar meer “volgen, coördineren, basis vaststellen etc.” Meer richtlijnen, programma management“multi-level systeem” EU heeft geen administratie. 3 instrumenten voor implementatie: - decisions: gericht op individuen/ groepen- regulaties: direct geldig voor iedereen (veel details)- directive: richtlijnen: 2 stappen: - incorporatie/ transformatie richtlijn in wet

- uitgevoerd worden

2) directe implementatieSlechts paar beleidsterreinen : administratie, rechten v/d mens, gem. visserij, concurrentiebeleid(!) (o.a. subsidiariteitsbeginsel).

3) Regels maken: vullen van gaten tussen EU-politieke wet en uitvoering: Commissie maakt administratie-wet, dmv delegatie.

2 manieren: - top-down: wet hoort begeleid te zijn door politiek. Gaat niet door teveel levels.

Page 34: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

- bottom-up: mensen onderaan, street-level, zijn net zo belangrijk als degene die wet gemaakt hebben.

Implementatie-tekort: het mislukt om staatsbeleid om te zetten in operatiebeleid. Het gat tussen beleidsdoelen en beleidsuitkomst. non-implementatiegedeeltelijke implemenatieligt aan beleidsmakers: ‘top-down’ligt aan uitvoerders: ‘bottom-up’

top-downCommissie heeft geen bevoegdheden/ capaciteit tot implementatiestructuur is fout, zowel verticale als horizontale verantwoordelijkheidlidstaten hebben verschillende implementatiesystemenculturele factoren

bottom-upcomplexiteit maakt goede implementatie onmogelijk.

Hoofdstuk 23In dit hoofdstuk staat het democratisch standpunt van de EU centraal, het gaat specifiek over het democratisch deficit. Het democratisch deficit is een negatieve schaduwzijde van het Europese integratieproces. Het gaat hierbij om de groeiende afstand tussen het normatieve moderne democratisch bestuur (beleidsproces) en het huidige feitelijke EU bestuur (beleidsproces).

Wat houdt het democratisch deficit inVoor tientallen jaren heeft de Europese gemeenschap haar legitimiteit behaald uit het feit dat door de Europese integratie vrede en welvaart ontstond. Maar sinds het begin van de jaren ‘90 is hier een einde aan gekomen. Er is momenteel een zekere consensus dat de EU niet democratisch zou wezen, maar over hoe dit opgelost moet worden is zeker geen consensus.

Twee perspectievenEr zijn 2 perspectieven van waar uit je het democratisch deficit kan bestuderen:

Het institutionele aspectEn orthodoxe kijk van het EU ‘democratisch deficit’ is dat de overgang van wetgevende macht van nationale parlementen naar Europese instituties niet op gaat met de mate van democratie. (Nationaal heeft evenveel democratie maar minder macht, terwijl EU meer macht heeft gekregen maar even (weinig) veel democratie.)Oplossingen worden dan ook institutioneel gezocht. Dit aspect benadrukt het “verdelen” van de macht, waarbij dan vooral het EP en de nationale parlementen een belangrijkere rol moeten toebedeelt krijgen in het Europese beleidsproces. Daarnaast kan je ook denken aan het meer verkiesbaar maken van andere instituties. Verder zou er meer transparantie en simplificatie van het Europees bestuur moeten komen.

Sociaal-psychologisch aspect Dit aspect focust meer op de vraag wie wordt er bestuurd i.p.v. wie bestuurt er en hoe. Het benadrukt de afwezigheid van een Europese democratie en een “burgerlijk wij-gevoel” (civic we-ness). Verder wordt er benadrukt dat alle verschillende democratieën van de naties nog niet het gevoel hebben deel uit te maken van een grotere EU democratie.

Europese democratie modellenEr zijn minstens 4 modellen van democratisch bestuur te noemen. Er is nog geen consensus over wat het beste model zou zijn, ondanks allerlei hervormingsprojecten in de jaren ’80 en ’90.

Page 35: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

Het parlementaire modelDit moet de rol van een gekozen parlement vergroten als wetgever. Het moet representatief en gebaseerd zijn op een meerderheidssysteem, dat vergroot moet worden naar alle EU terreinen i.p.v. de nu beperkte terreinen.Zolang uitvoerders het vertrouwen van de meerderheid van de lidstaten hebben mogen ze doorgaanVoorstanders benadrukken het belang van democratische monitoren middels het ‘checks and balances’ systeem.

Het federatieve (bonds) model (zoals Duitsland) Dit model benadrukt de intergouvernementele mogelijkheden, waarbij men dus niet de individuele nationale identiteit en soevereiniteit verliest. Het wordt wel gesteld als de ‘half-way house’ tussen normaal interstatelijke en interstatelijke relaties.

Het federatieve model (zoals Engeland / Amerika)Dit is een unie van staten in een politiek lichaam. Zie ook hoofdstuk 5. Er moet een sterk wij-gevoel heersen in zo’n model en een coöperatief democratisch ethos staat centraal.

Het ‘consociationele model’ = een overlegeconomie of consensus democratieDit wordt vooral gebruikt in gebieden met meerdere gemeenschappen en sociale groepen. 4 hoofdzaken: - grote/brede coalities hier worden de besluiten genomen (het ER kan hiervoor dienen);- evenredigheid alle groepen zijn vertegenwoordigd naar grootte;- segmentale autonomie elke groep houdt nog steeds de autoriteit over zijn eigen gebied; - wederzijdse veto’s voor zeer belangrijke beslissingen is unanimiteit benodigd.

Welk model zou het democratische deficit oplossen?Het federatieve bondsmodel en het consociationele model karakteriseren de EU het beste, hoewel van alle 4 de modellen elementen zijn verweven in de EU. Juist deze twee genoemde modellen bieden niet de oplossingen voor het democratisch probleem, maar juist de andere twee modellen het federatieve Amerikaanse model en het parlementaire zouden betere oplossingen bieden.

Democratie en verdragshervormingenTot slot komt aan de orde of verdragshervormingen voor meer democratie zorgen. Het verdrag van Amsterdam had echter meer tot gevolg het vergroten van de beleidseffectiviteit, maar het had weinig effect op het democratisch deficit. Na Nice is er nog steeds geen bewijs van de noodzaak op grote schaal burgerlijke identiteit van Europa in te voeren. Het democratisch deficit blijft bestaan en het probleem dus onopgelost. Het blijkt dat het in de EU, gebaseerd op een internationaal verdrag, niet gemakkelijk is de invloed van de burger (direct of indirect) te vergroten op het beleidsproces. Dit komt door de verscheidenheid in staten en mensen waarmee de EU te maken heeft en het feit dat er meer een pragmatische aanpassing nodig is.

Hoofdstuk 24 Gedifferentieerde integratie Differentiatie houdt in dat niet alle lidstaten (gelijktijdig) deelnemen aan de Europese integratie.Het idee dat alle lidstaten alle EU-regels moeten invoeren (gelijkvormig en gelijktijdig) is niet meer van deze tijd. Uniformiteit is altijd een dominante integratiemethode geweest, omdat de oorspronkelijke lidstaten veelal dezelfde ideeën hadden over de doelstellingen omtrent de Europese integratie en omdat wetgeving het belangrijkste integratie-instrument was.

Page 36: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

Er zijn altijd verschillen geweest in het tijdskader en de mate waarin EU-regels werden geïmplementeerd bij lidstaten. Deze verschillen waren altijd niet-systematisch, ad hoc en beperkt.Met het oog op de EU-uitbreiding, zijn lidstaten serieus gaan nadenken over het ontwikkelen van differentiatiemethoden binnen het Europese kader.

De belangrijkste typen van gedifferentieerde integratie zijn:o Multispeed-integratie tijdelijk verschil van integratie, gemeenschappelijke

doelen leiden naar uiteindelijke gelijkheid;o A la carte–integratie permanent verschil in integratie, verschillen op nationaal

niveau leiden naar ongelijkheid van integratie. EU is een intergouvernementele instelling;

o Concentrische cirkels Integratie als een huwelijkstaart. Hoe hoger je op de plateaus komt hoe meer geïntegreerd je bent.

De drie methoden verschillen in de manier waarop de differentiatie is vormgegeven:“Multispeed” gebruikt tijd als belangrijkste variabele van de differentiatie.“A la carte” onderscheid zich op beleidsterreinen.“Concentrische cirkels” onderscheid zich door plaats.Op blz. 389 staat een duidelijk overzicht (tabel 24.1) van de drie typen.De “a la carte–integratie” kan ervoor zorgen dat de Europese integratie een “pick and choose – integratie” wordt. Van de drie typen is deze (à a carte) de meest radicale.

De versterkte samenwerking- bepalingen in het verdrag van Amsterdam en de herziene versterkte samenwerking- bepalingen overeengekomen in Nice lijken het meest op de à a carte–integratie.De differentiatie betwist een aantal fundamentele principes die het Europese integratieproces ondersteunen. Differentiatie kan tot fragmentatie en uiteindelijk tot disintegratie van de Unie leiden. Differentiatie van beleid kan echter snel leiden tot de deelname van alle lidstaten als de kosten van het niet-deelnemen zwaarder wegen dan die van wel-deelnemen. Hoewel de effecten van de differentiatie een punt van zorg zijn voor beleidsmakers, kunnen zij het integratieniveau van de Unie versterken. Tevens lijkt het onmogelijk om de EU te behoeden van toenemend verschil in integratie na de volgende ‘nieuwkomers ronde’.

Page 37: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

Hoofdstuk 25 Burgerschap

Burgerschap van de UnieVerdrag van Maastricht (1993): Europees Burgerschap werd ingesteld bij het verdrag van Maastricht. De belangrijkste rechten die aan de burgers toegekend worden, zijn:

het recht om op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te wonen; het recht om in de lidstaat waar men woont te stemmen en zich kandidaat te

stellen bij verkiezingen voor het Europees Parlement en bij gemeenteraadsverkiezingen;

het recht op diplomatieke en consulaire bescherming; het recht om een verzoekschrift tot het Europees Parlement te richten; het recht om zich tot de ombudsman te wenden

Verdrag van Amsterdam (1997): Het Burgerschap van de EU is een aanvulling en niet een vervanging van het nationale burgerschap. Volgens de Verklaring betreffende de nationaliteit van een lidstaat, die bij het Verdrag van Maastricht is gevoegd, is het nationale burgerschap een zaak van elke lidstaat. Elke lidstaat bepaalt dus zelf, met inachtneming van het EU-recht, de voorwaarden waaronder de nationaliteit van die lidstaat wordt verkregen of ontnomen. De Europese Unie heeft op dit gebied geen bevoegdheden.

Zowel juristen als politicologen bestuderen het ‘Union Citizenship’, beiden vanuit een andere zienswijze.

Om burgerschap te bestuderen zijn er de drie zogenaamde constitutionele elementen nodig:

het individu de staat de relatie tussen het individu en de staat

Een korte historische schets van het burgerschapHistorische studies onthullen de sleutelrol van de historische elementen van het burgerschap:

- Rechten; civiele, politieke en sociale rechten leggen vast hoe het individu juridisch is gerelateerd aan de staat.

- Toegang; betreft voornamelijk de politieke participatie van het individu.- Het horen tot een gemeenschap: culturele identiteit en legale identiteit.

(zie schema 25.3 op blz. 404)

Ontwikkeling van wettelijke institutiesRechtzaken geven belangrijke informatie over de manier waarop het Burgerschap van de Unie van invloed is op het leven van de bewoners, de ontwikkeling van politieke en wettelijke instituties en procedures. Het idee van een Europees burgerschap ontstond in de jaren ‘50 met de gastarbeiders. Zij werden niet langer gezien als economische eenheden maar als mensen. Regels over sociale zekerheid, arbeidsvoorwaarden werden uitgebreid, niet alleen voor gastarbeiders maar voor iedereen die zich in een andere Europese lidstaat bevond.

Twee belangrijke zaken die bij het European Court of Justice behandeld werden waren: Martinez Sala v Freistaat Bayern Je mag als europese burger vrij wonen in de EUTanja Kreil v Bundesrepublik door als europese burger een zaak aan te spannen kreeg ze gelijk

Ontwikkeling van politieke instituties

1. Vanaf de jaren ’70 was het maken van beleid voor het moderne burgerschap voornamelijk gebaseerd op:

Page 38: Samenvatting - European Union Politics - Cini-1 (1).doc

1) ‘de speciale rechten’ van de bewoners van de gemeenschap; 2) Het recht op zowel actief als passief deel te nemen aan verkiezingen.3) Paspoortunie; hoe de grenzen te passeren?

2. Door o.a. economische onzekerheid, budgettaire problemen en pessimisme nam in de jaren ’80 het verlangen naar het bouwen van een gemeenschappelijk burgerschap af. De nadruk lag meer op de negatieve integratie (het verwijderen van obstakels) dan op de positieve integratie (het recht om te stemmen b.v.). Uiteindelijk kwamen toch een aantal ‘speciale rechten’ tot stand (gezondheidszorg, erkenning van diploma’s, pensioen). Daarnaast werd ook het recht om te stemmen weer terug op de agenda gebracht.

3. Je moet de nationaliteit hebben van een lidstaat om lid te worden van het Burgerschap van de Unie.

4. Tijdens deze periode zijn er verschillende types identiteiten ontwikkeld. In plaats van de speciale rechten voor één bepaald type Europese bewoner zijn er nu speciale rechten voor groepen bewoners, bijvoorbeeld studenten of gastarbeiders.

Uitdagingen voor de toekomstVoor veel burgers uit de EU is het nog onduidelijk dat er een europees burgerschap bestaat. Dit besef te verbreden is een streven voor de toekomst.