Samenvatting Communicatieleer

32
Samenvatting: Communicatieleer Deel 1: H1: Wat is communicatie? 1.1 Moeilijkheden bij definiëren Geen echte definitie! Al vanaf 1945 wordt erover nagedacht! Oomkens, F.R. (2000): Alle gedrag met en zonder woorden, in aanwezigheid van een ander mens, van wie men zich bewust is, is communicatie. Van den Bulck (2002-2003):Een proces waarbij een zender bewustzijnsinhouden in verbale tekens omzet aan een of meerdere concrete ontvangers kenbaar maakt, waarna deze ontvangers de bewustzijnsinhouden opneemt. Watzlawick, P. : Je kunt niet niet communiceren. Verfijning van de definitie: - Een proces: Zender - Boodschap - Ontvanger - Moet niet perse een ontvanger bereiken ( Bv. Weblogs) en ook niet perse de juiste ontvanger bereiken (Bv. Gekraakte mailbox) - Geslaagd? Als de boodschap begrepen wordt of als het gewenste effect bereikt wordt. - Onbewust of bewust bewustzijnsinhouden omzetten in tekens. - Niet enkel verbaal! 3 visies die de verfijning van de definitie anders aanvullen: - Intentionaliteitcriterium: de intentie van de zender staat centraal. - Effectiviteitcriterium: ‘Het proces moet geslaagd zijn.’ is grootste voorwaarde. - Interactiviteitcriterium: Zender en ontvanger wisselen voortdurend van rol en zijn dus actoren. 1.2 Basiselementen van communicatie Van Den Bulck: Communicatie is het proces waarbij een persoon en of andere handeling uitvoert die tot gevolg heeft dat bepaalde gedachten van die persoon op een of andere manier kenbaar worden gemaakt aan een of meerdere personen.

Transcript of Samenvatting Communicatieleer

Page 1: Samenvatting Communicatieleer

Samenvatting: Communicatieleer

Deel 1: H1: Wat is communicatie?1.1 Moeilijkheden bij definiëren

Geen echte definitie! Al vanaf 1945 wordt erover nagedacht!

Oomkens, F.R. (2000): Alle gedrag met en zonder woorden, in aanwezigheid van een ander mens, van wie men zich bewust is, is communicatie.

Van den Bulck (2002-2003):Een proces waarbij een zender bewustzijnsinhouden in verbale tekens omzet aan een of meerdere concrete ontvangers kenbaar maakt, waarna deze ontvangers de bewustzijnsinhouden opneemt.

Watzlawick, P. : Je kunt niet niet communiceren.

Verfijning van de definitie:- Een proces: Zender - Boodschap - Ontvanger- Moet niet perse een ontvanger bereiken ( Bv. Weblogs) en ook niet perse de

juiste ontvanger bereiken (Bv. Gekraakte mailbox)- Geslaagd? Als de boodschap begrepen wordt of als het gewenste effect bereikt

wordt.- Onbewust of bewust bewustzijnsinhouden omzetten in tekens.- Niet enkel verbaal!

3 visies die de verfijning van de definitie anders aanvullen:- Intentionaliteitcriterium: de intentie van de zender staat centraal.- Effectiviteitcriterium: ‘Het proces moet geslaagd zijn.’ is grootste voorwaarde.- Interactiviteitcriterium: Zender en ontvanger wisselen voortdurend van rol en zijn

dus actoren.

1.2 Basiselementen van communicatie

Van Den Bulck: Communicatie is het proces waarbij een persoon en of andere handeling uitvoert die tot gevolg heeft dat bepaalde gedachten van die persoon op een of andere manier kenbaar worden gemaakt aan een of meerdere personen.

1. Bewustzijnsinhouden/Bepaalde gedachten : Ze drukken uit wat je denkt, of hoe je je voelt. Ze leiden tot communicatie als er tekens worden geproduceerd die een ander kan opvangen. Dit hoeft niet bewust te gebeuren. Vb. hoofd vastpakken omdat je hoofdpijn hebt.

2. Tekens : Ze dragen een betekenis en willen iets zeggen. Het zijn bewuste of onbewuste afspraken tussen mensen om hun bewustzijnsinhouden op een bepaalde manier uit te drukken. De betekenissen die de tekens dragen, verschillen vaak van cultuur tot cultuur.

3. Signalen : Ze dragen en verspreiden de tekens. Vb. Elektronische golven binnen het telefoonnet.

Page 2: Samenvatting Communicatieleer

4. Kanalen : Ze dragen signalen. Vb. de kabel voor televisie

5. Overdragen (of tracht) : We spreken enkel van communicatie als de bewustzijnsinhoud wordt omgezet in tekens die door signalen verspreid worden via een kanaal. M.a.w. niet als je simpelweg bewustzijnsinhouden hebt en er niets mee doet.

6. Kenbaar maken aan anderen : We spreken pas van communicatie als onze tekens door iemand opgemerkt kunnen worden.

Deel 1: H2: Waarom communiceren mensen met elkaar?2.1 Biologische motieven:

Communicatie gebruiken om primaire behoeften zoals eten, slapen, … te bevredigen. Of je communiceert om middelen te bekomen die je helpen bij het vervullen van je behoeften. Als de primaire behoeften bevredigd zijn, communiceer je om de secundaire en tertiaire behoeften te vervullen.

2.2 Inter-persoonlijke motieven:

Je communiceert met elkaar als een soort ruil. Het is een vrije keuze die je maakt en als de ruil je niet genoeg winst meer oplevert, stap je eruit. (Vb. in een relatie wordt er ruzie gemaakt om wat je niet genoeg kreeg, bij te eisen. Krijg je dat toch niet, stap je uit de relatie.)

De hoeveelheid en de soort aandacht die iemand krijgt door communicatie bepalen of je je veilig voelt bij iemand en of je gewaardeerd en aanvaard wordt. Je leert jezelf kennen door de ogen van anderen en ontwikkelt zo een zelfbeeld. Het gezin bepaalt vaak in hoge mate hoe je jezelf ziet en zal zien. Deels wordt het zelfbeeld ook aangeleerd door de sociale waarden en normen die gelden in een cultuur. (Vb. jongens wenen niet, meisjes wel). Het zelfbeeld is observeerbaar; je ziet het dus als iemand onzeker is of juist niet. Wanneer je met anderen praat, kan je je zelfbeeld bevestigen of juist weerleggen. (Vb. ik ben 50, maar ik voel me 20.)

Sociale basisbehoeften voor communicatie:

- Erkenning en ontplooiing van zelfbeeld.- Behoefte aan invloed en macht.- Behoefte aan genegenheid.

2.3 Maatschappelijke motieven:

De maatschappij moet ook enkele behoeften bevredigen zoals voldoende voedsel, veiligheid, … Ook de behoeften als erkenning, invloed en genegenheid zijn bij groepen (en individuen) aanwezig. Daarom is er communicatie nodig om alles vlot te doen verlopen (Vb. Verkeersregels).

Page 3: Samenvatting Communicatieleer

Ook communicatie in groepen leidt tot een zelfbeeld. Dit doen ze door in te schatten welke mogelijkheden ze hebben en bij wie ze terecht kunnen voor hulp. Als je weet wat je wil, behoort dit tot wie je bent. Wat je wil en wie je bent, is vaak ook bepaald en afhankelijk van een systeem van waarden en normen die in je groep leeft.

(Vb. om bij uit te werken: De Joden: Ze hebben een sterk leger en kunnen ter hulp gaan bij de internationale gemeenschap. Ze streven naar het herstellen van de Israëlische grenzen. Ze willen dit omdat het zo door hun geloof beloofd werd.)

Deel 1: H3: Communicatiemodaliteiten Afhankelijk van:

- Aantal deelnemers/actoren aan het communicatiegebeuren.- De kenmerken van het communicatieproces.

3.1 Intrapersoonlijke communicatie:

= Communicatie binnen de persoon.

Praten tegen jezelf (hoorbaar of niet) is belangrijk voor de communicatie met anderen.

Vb 1.: Stel dat door een ongeluk het talencentrum in de hersenen is aangetast, verloopt zowel het denken en het praten moeilijk, omdat de persoon verward is.

Vb 2.: Spreekangst wordt gevoed door de innerlijke alleenspraak: Ik kan het niet, ze gaan me uitlachen, ze luisteren toch niet, … zorgen ervoor dat je niet makkelijk praat met anderen.

3.2 Interpersoonlijke communicatie:

= communicatie tussen beperkt aantal personen met voortdurende interactie.

3.2.1 Beperkingen

- Tijd: interpersoonlijke communicatie verloopt altijd hier en nu. Enkel het geheugen kan deze beperking overstijgen maar wat in je geheugen zit is vaak een verwerking van de oorspronkelijke boodschap. De herinnering aan de woorden is niet hetzelfde als de woorden zelf.

- Ruimte: interpersoonlijke communicatie is enkel mogelijk wanneer mensen fysiek op dezelfde plaats aanwezig zijn. Wanneer er een medium zoals een brief of een telefoon wordt gebruikt, noemen we dat gemedieerde interpersoonlijke communicatie.

- Omvang: Bij interpersoonlijke communicatie is voortdurende interactie een must. Logisch dus dat de omvang van de groep mensen beperkt is. Met 100 kan je niet allemaal door elkaar staan praten.

- Afstand: Je kan natuurlijk niet verder geraken dan je stem je toelaat. Ook als je gebaren gebruikt, is het voor de hand liggend dat je ze niet van op een grote afstand nog kan waarnemen.

Page 4: Samenvatting Communicatieleer

3.2.2 Het medium

zorgt voor het overbruggen van de beperkingen!

Fauconnier: Een medium is een technisch of fysisch middel om een boodschap om te zetten in signalen die verzonden en ontvangen kunnen worden via een kanaal dat tijd en/of ruimte overbrugt.

- Fysisch: lichaam, stem, …- Technisch: Brief, telefoon, …

Het medium gebruikt een kanaal om de boodschap over te brengen: De telefoonlijn is het kanaal, de telefoon is het medium.

!! Internet zorgde ervoor dat tijd en ruimte te samen kunnen overbrugt worden !!

3.2.3 Van transmissiemodel tot transformatiemodel

Fauconnier beschouwt communicatie als een transmissiemodel: het medium krijgt de functie van tussenschakel om boodschappen te verzenden. Dit geldt zeker bij technische processen (Vb. computers) maar niet meer bij mensen. Mensen krijgen je boodschap maar kunnen ze anders, op een heel persoonlijke manier interpreteren.

Eerst en vooral is er iemand die externaliseert, iemand die zijn bewustzijnsinhouden vrij geeft. Vaak komt hier realiteitsinductie voor; m.a.w. je kan niet goed beschrijven wat je voelt, je weet geen goeie woorden om iets te beschrijven, … Radio en televisie herleiden de werkelijkheid tot enkel geluid of slechts 2 dimensies.

Een medium kan ook bepaalde aspecten van de werkelijkheid belangrijker maken. Dit heeft realiteitsversterking. Uiterlijk wordt zo geen criterium voor iemands competentie als we enkel zijn/haar stem horen op de radio.

Deze twee soorten vervorming gaan meestal hand in hand. Wanneer dit optreedt is het voor de ander al makkelijker om je boodschap anders te interpreteren. Daarom zien we (gemedieerde) communicatie eerder als een transformatiemodel, omdat de boodschap aangepast en geïnterpreteerd kan worden.

3.3 Massacommunicatie

3.3.1 Afbakening

- Openbaar karakter: niemand wordt uitgesloten van het ontvangen van de boodschap. Niemand wordt uitgesloten, de boodschap is gericht tot iedereen. Vb. Het Weerbericht.

- Categoriale massacommunicatie: Uit werkelijk iedereen een bepaalde groep (nog steeds zeer groot) om zich naar te richten: Vb. Ketnet

Indirect karakter: Afstand en tijd zijn mogelijk in deze communicatievorm.

!! Massamedia wordt niet bepaald door het aantal ontvangers, maar door de mogelijkheid op een groot aantal ontvangers. Dit wordt mee bepaald door het soort zender, het soort medium en het type van de boodschap.!!

Page 5: Samenvatting Communicatieleer

‘Massa’ heeft een negatieve conotatie. Daarom wordt veelkoppig en pluriform publiek ook wel gebruikt. Dit publiek is voor de zender niet bekend, ze behoren niet tot eenzelfde sociale klasse, ze beschikken over verschillende groepskenmerken, ze kunnen rechtstreeks maar ook ongelijktijdig bereikt worden en in sommige situaties hebben ze gemeenschappelijke belangen. M.a.w. is het geen echte letterlijke massa waarom media een grote invloed kan uitoefenen, maar eerder een ruim en verspreid publiek!

3.3.2 Een ‘verspreid publiek’ met de kenmerken van een ‘massa’

Als je naar tv kijkt, zijn er enkele psychologische mechanismen die automatisch en onbewust in werking treden:

1. Plaatsvervangende versterking : Je leert iets makkelijker als je ervoor beloond wordt. Je kan ook gedrag aanleren door observatie. Wanneer je op televisie iemand ziet die beloond wordt voor zijn gedrag, wordt dat bij de kijker aangeleerd als goed gedrag.

2. Plaatsvervangende rolopname : Je oefent verschillende sociale rollen door het gedrag van personages op tv te gebruiken. Je identificeert je met de personages. Soms kan dit zelfs leiden tot imitatie.

3. Plaatsvervangende betrokkenheid : Hierbij voel je je uitermate betrokken met het leven van de personages. Je huilt en lacht mee en denkt dat je de personages echt kent.

4. Parasociale interactie : Wanneer je het gevoel krijgt dat de presentator je persoonlijk aanspreekt en je even vergeet dat je deel uitmaakt van een groter publiek. “Wat leuk dat U er weer bij bent!”

5. Tijdelijke goedgelovigheid : Hoewel je weet dat het allemaal fictie is, zolang je kijkt vindt je het toch superspannend of ontroerend. Je doet alsof het allemaal echt is.

3.3.3 Evolutie van de definiëring

Oorspronkelijk waren de grenzen duidelijk afgelijnd tussen massa en interpersoonlijke communicatie. Meer en meer werd deze lijn vervaagd en moest de definitie worden aangepast.

Maletzke (1993): Onder massamedia wordt die vorm van communicatie verstaan, waarbij boodschappen openbaar door technische verspreidingsmiddelen indirect en in eenrichtingsverkeer aan een verspreid publiek worden overgebracht.

Oomkes: Onder massacommunicatie verstaan we die vormen van communicatie waarbij boodschappen openbaar, gemedieerd en aan een verspreid publiek worden overgebracht, bij oudere massamedia indirect en in eenrichtingsverkeer, bij sommige nieuwe media niet.

Page 6: Samenvatting Communicatieleer

3.3.4 Evolutie over het denken

Er zijn 2 denkpolen:

1. Transport -Transmissie :De overdracht staat centraal! Wat overgedragen wordt is de mediaboodschap die informatie bevat. Achter deze visie staan vooral managers en technici omdat ze effectief en efficiënt communiceren belangrijk achten. Ze hebben geen aandacht voor geladen woorden en emoties.

2. Cultureel Ritueel : De omgang en relatie tussen de zender en ontvanger staat centraal! Hoe mensen omgaan met de boodschap is belangrijk, alsook het besef dat ze geladen zijn met emoties, waarden en normen die soms proberen om te motiveren of te overtuigen. Vb. Dutroux-affaire: de media gaf heel veel informatie, maar die berichten waren ook uitingen van onze collectieve beleving van ongeloof en afschuw.

Deel 1: H4: Van een basismodel naar een procesmodel.McLuhan: Pers die als 1ste heeft gezegd: ‘The medium is the message’ Hij is de goeroe vd communicatie!

4.1 Het basismodel

4.2 Ontbrekende componenten

Kanaal & Medium Encoderen & DecoderenRuis Feedback

4.2.2 Ruis of noise

De boodschap is niet overgekomen zoals het moest.- Interne ruis= Binnen het proces of tussen de beide actoren afspelen- Externe ruis= De oorzaken liggen daarentegen buiten het communicatieproces.

J.A. DeVito maakte nog een onderscheid tussen:

- Fysieke ruis: Komt van buitenaf -> Externe ruis. (Bv. Gezoem van arico, geraas van voorbijrijdende auto’s) Oplossing: bv. Tv weggooien of uitschakelen, kraan die lekt -> mentaal uitschakelen.

- Psychologische ruis: Je vertrekt vanuit je eigen vooroordelen. Je interpreteert het anders omdat je een vooroordeel hebt, emoties, kortsichtigheid en stereotypen. (zender en ontvanger.) Zijn dikwijls het gevolg van waarden en normen -> opvoeding!

Zender Boodschap/ Reactie Ontvanger

Page 7: Samenvatting Communicatieleer

- sematische ruis: (= betekenisruis) ° wnr zender en ontvanger verschillende codes hanteren. Bv. Je spreekt een andere taal. Kan ° door:

Afleiding Een andere code Een ander referentiekader Het verkeerde deel van de boodschap wordt benadrukt

OPLOSSINGEN TEGEN RUIS:

- de bron van de storing uitschakelen.- Storende bijgeluiden mentaal uitschakelen.- Het signaal versterkt. Bv je zet de tv harder om het straatlawaai te overstemmen.- boodschap via verschillende kanalen. Bv mondelinge afspraak nog eens schriftelijk bevestigd worden.

4.2.3 Encoderen en decoderen

- Encoderen = gevoelens, bewustzijninhouden omzetten in een code. (Bv. Nederlands, doventaal, …)

- Decoderen = De boodschap in code vertalen naar bewustzijnsinhouden.

De zender probeert iets uit te drukken en de ontvanger probeert het te verstaan!! Door conotatie en denotatie van woorden, wordt het nog moeilijker om de

boodschap die de zender stuurt, volledig op dezelfde manier te interpreteren!!

Transmissie - benadering: lineair proces omwille van eenrichtingsverkeer.

Benadering van cultureel ritueel: circulair proces omdat ontvanger eigen interpretaties heeft.

DE BETEKENISSEN NIET IN WOORDEN ZITTEN, MAAR IN MENSEN! -> je vraagt aan een leerling, wat is een school?, en je vraagt het ook aan de conciërge => ander antw., WANT ander beeld van de school!

4.2.4 Feedback

= Een reactie waardoor de zender weet dat de ontvanger zijn boodschap opvat.

Enkel gebruikt bij lineaire processen!! (Bij circulair heet dat uitwisseling!!)

Feedforwardfunctie = Een reactie kondigt iets aan: Vb. “Je zult boos zijn, maar …” of ontkracht de boodschap: Vb. “Je zult denken dat ik emotioneel reageer, maar …”

4.3 Het procesmodel

Zie schema’s van modellen van Shannon & Weaver, Maletzke en Prakke!!!

Zie schema en verduidelijking p. 46-47 in boek !!!

Page 8: Samenvatting Communicatieleer

Deel 1: H5: Samenvatting: begrippen uit de communicatiewetenschapData= een boodschap dat niet waargenomen wordt

Waarneming betekent selectie. Je neemt niet alles waar en in je waarneming krijgt het ene meer aandacht dan het andere. De internalisering van data houdt dus reductie in. Het interpreteren van het waargenomen door een cognitief systeem houdt altijd transformatie in.

Er zijn 3 vormen communicatie: intra, inter of massacommunicatie.

Deel 1: H6: De media-explosie als aanloop naar de informatiesamenlevingNieuwe media is een oude term want de nieuwe media zijn niet exclusief van de laatste tijd! Vandaag beschikt nieuwe media over volgende kenmerken:

-Ze zijn digitaal en daardoor vaak aangesloten met de computer.

-Ze kunnen voor meerdere dingen tegelijk gebruikt worden.

- Er is interactie tussen de zender en de ontvanger.

Aan alle voorwaarden voldoen!! Bv. Televisie ≠ nieuw medium!!

Voorwaarden voor een goed gebruik van nieuwe media: (kenmerken van gebruiker)

- Cognitieve hulpbronnen : Beschik je over voldoende kennis en vaardigheden om met de nieuwe technologie om te gaan? Vooral de kloof tussen jongeren en oudere generaties wordt hier steeds groter!

- Sociale hulpbronnen : Is er in je leefomgeving voldoende aanmoediging om de nieuwe technologie te gebruiken?

- Materiële hulpbronnen : Heb je voldoende tijd en budget om de nieuwe technologie aan te schaffen en te gebruiken?

Voorwaarden voor een goed nieuw medium: (kenmerken vh nieuwe ICT-product)

- Complexiteit : moeilijk of makkelijk om met de nieuwe toestellen om te gaan?- Comptabiliteit : past de innovatie binnen de behoeftes van de consument en

vervult ze die?- Testbaarheid : De consument is al vertrouwd met de nieuwe technologie zonder

die aangeschaft te hebben. Vb. kinderen die vertrouwd zijn met gsm-toestellen, en die er een kopen voor hun ouders.

- Zichtbaarheid : De resultaten van de innovatie zijn zichtbaar (omdat het veel gebruikt wordt en andere toestellen vervangt!)

- Relatief voordeel : De kostenbalans moet gunstig zijn!

6.1 Overzicht van enkele kenmerken van de informatiesamenleving

6.1.1 De enorme groei van communicatiemiddelen

Vroeger bestond er enkel de drukpers, die in de 20ste eeuw aan populariteit verloor door de opkomst van andere media: grammofoon, fotografie, televisie, … Vooral de audiovisuele media worden razend populair! Nadien ontstonden ook

Page 9: Samenvatting Communicatieleer

elektronische tekstmedia (Vb. fax), datanetwerken (Vb. satelliet) en digitale media (Vb. computer).

6.1.2 Het verdwijnen van de scheidingslijn tussen interpersoonlijke communicatie en massacommunicatie

Belspelletjes op tv, stemmen bij wedstrijden, … meer en meer wordt de kijker interactief met de televisie! Niet alleen de massamedia heeft kenmerken over genomen van de interpersoonlijke communicatie, ook omgekeerd geldt dit! Persoonlijke communicatie verloopt ook vaker via computers en mobiele telefoons. We zijn allemaal zender en ontvanger! De twee modellen zijn versmolten!

6.1.3 De digitalisering van de klassieke media

Door het ontstaan van internet werd het voor vele persmedia en audiovisuele media mogelijk om hun producten digitaal aan te leveren. Zo kan je op internet artikels uit de krant herlezen, online naar de radio luisteren, rubrieken uit tv programma’s oproepen, … Dit leidt tot wat we convergentie van de media noemen. Verschillende informatiekanalen en media vloeien in elkaar over.

6.1.4 De interactiviteit

Er is sprake van wederzijdse beïnvloeding. Het medium en de gebruiker reageren op elkaar.

2 voorwaarden: Iets is interactief als…- De gebruiker de mogelijkheid heeft tot kiezen! Vb. bij een boek moet je de

bladzijde volgen want anders snap je de inhoud niet meer. Maar bij een krant kies je zelf welk artikel je al dan niet leest en wanneer, in welke volgorde je dat doet.

- De gebruiker een verandering kan aanbrengen! Je kan in de eerste plaats kiezen naar wat je kijkt op tv, maar je kan ook bij voetbalmatchen zelf replays opvragen, het camerastandpunt bepalen, enz.

Voor de toekomst: nog meer middelen met een betere kwaliteit! MAAR de technische kloof tussen generaties en tussen meer en minder welvarende landen wordt steeds groter!!

6.1.5 De Evolutie van het World wide web

Informatie delen en connecting people. Bv op Facebook, My Space, …

Geëvolueerd van een top-downmedium (web 1.0) naar een bottum-upmedium (web 2.0)

Page 10: Samenvatting Communicatieleer

6.2 Het ARIA-patroon in de ontvangst en ontwikkeling van media

Mensen reageren volgens een bepaald patroon op de introductie van een nieuw medium:

Stap 1: Amazement / Verbazing

Er ontstaat verbazing over het kunnen van het nieuwe medium die tot nu toe nog ondenkbaar waren. Vb. eerste gesprek met de gsm, eerste verbinding met internet, … Deze fase wordt door de meesten overgeslagen.

Stap 2: Resistance / Weerstand

Een nieuw medium wordt vaak als bedreigend of onzinnig ervaren omdat men nog zo vertrouwd is met de gevestigde media. Vb. de eerste gsm was groot en zwaar en absoluut nog geen mooi luxe artikel!

Stap 3: Imitation / Imitatie

Het nieuwe medium heeft sowieso al dezelfde functies als haar voorgangers maar de kwaliteit is beter, ze zijn educatiever en inhoudelijk beter. Ze hebben dat tikkeltje meer! Zo brengen ze altijd een schok teweeg in het medialandschap waardoor oude media zich moet aanpassen en er een nieuw evenwicht bereikt wordt. Het medialandschap wordt zo steeds voller en de reeds bestaande media moeten wikken en wegen over hun nieuwe positie.

Stap 4: Acceptance / Aanvaarding

Pas als de kracht van het nieuw medium groot genoeg is, wordt het geleidelijk aanvaard. Die kracht wordt groot genoeg als het medium zich heeft leren onderscheiden van de bestaande en vertrouwde media. Vb. met de gsm kan je niet alleen overal telefoneren, je kan ook foto’s nemen en versturen, je e-mails lezen, chatten, …

De Early Adaptors zijn een groep die van Stap 1 onmiddellijk overschakelen naar Stap 4 en dus Stap 2 & 3 overslaan!

Deel 2: H1: Evolutie van het wetenschappelijk onderzoek nr de gevolgen van massacomm.

Zie hb p. 69 tem 119

Deel 2: H2: Analyse van de boodschappenMediaboodschappen moet je kritisch bekijken want de media stuurt je niet enkel informatie maar ook beïnvloedingsstromen!! Om het effect van een boodschap te begrijpen, hen je een goed inzicht nodig. Dat inzicht wordt op 3 niveaus onderzocht: Het zicht op het geheel. (4 aspecten van de boodschap)Het zicht op de codering. ( tekens en betekenis)Het zicht op de details. (Overtuigingsstrategieën)

Page 11: Samenvatting Communicatieleer

2.1 De 4 kanten van een boodschap - Het referentiële aspect: Dit is de eerste laag van de betekenis, de zakelijke

inhoud. Het gaat vooral over de uitwisseling van informatie en argumenten die door iedereen te begrijpen zijn.

- Het expressieve aspect: Iedereen hanteert een eigen stijl wanneer hij/zij iets zegt. De manier waarop je iets zegt, zegt veel over welke gevoelens je daarbij hebt. Vb. zuchten, ironisch, … Bij massacommunicatie kan je herkennen welke zender je iets wil zeggen door zijn stijl van schrijven, presenteren, monteren, …

- Het relationele aspect: Dit geeft weer hoe de relatie is tussen de zender en de ontvanger. Bv. Word je met u aangesproken?

- Het appellerende aspect: De zender wil iets bereiken waardoor hij beroep doet op de ontvanger. Dit kan zijn om te reageren op het bericht, het imago van de zender te wijzigen, het product te kopen, …

2.2 Tekens en betekenis Tekenleer = semiotiek is de studie van de tekens en tekensystemen.

Een teken is iets dat voor iemand naar iets anders verwijst. Dit kan natuurlijk voor iedereen verschillen want vaak geef je zelf betekenis aan tekens.

O’Sullivan deelt interpretaties in 3 groepen in:

° Dominante interpretatie: de interpretatie die de maker voor ogen had: Vb. ik wil de kijkers ontroeren, maar dit wil niet zeggen da ik het zelf ontroerend vind.

° Onderhandelde interpretatie: de interpretatie verschilt niet echt van de dominante interpretatie maar wordt aangepast door de lezer aan zijn situatie. Vb. Ik kijk naar een enge film en begrijp dat de regisseur mij angst wil aanjagen, hoewel ik toch niet snel bang ben.

°Oppositionele interpretatie: de interpretatie die de ontvanger aan de boodschap geeft. Soms is deze totaal verschillend van de dominante interpretatie: Vb. een reclamespotje dat je zo belachelijk vind, dat je het zeker niet wil kopen!

Een code geeft het verband tussen het teken en de betekenis weer: Vb. een taal, symbolen, zintuiglijke codes, …

Page 12: Samenvatting Communicatieleer

2.2.1 Betekeniselementen

- Denotatie : (primaire betekenisniveau) het is het primaire betekenisniveau. Het verwijst naar een deel van een werkelijkheid die voor iedereen gelijk is of m.a.w. de standaardbetekenis van een woord. Vb. vrouw = persoon van het vrouwelijk geslacht.

- Connotatie : (secundaire betekenisnieveau) Dit is de figuurlijke betekenis die aan een woord gegeven wordt. Je eigen onderliggende interpretatie kan je meegeven door het expressieve, relationele en het appellerende deel. Een connotatie kan een eigenschap zijn de je koppelt aan het woord, een gevoel, een kleur, … Die onderliggende betekenissen hangen af van wie je bent en waar (in welke cultuur) je je bevindt.

- Vaste en variabele betekenis : Bv de Teletubbies denk je aan de gekleurde tekenfiguurtjes van de kinderserie (vast). Variabele betekenis: Teletubbies verwijst naar de 4 politici van die tijd. Variabele geldt dus slechts voor sommigen onder ons.

HB p. 126 schema!

2.2.2 Soorten tekens

-Signalen: Deze tekens zijn niet persoonlijk bedoeld maar gelden voor iedereen. Vb. een rood licht = stoppen!-Iconen: Deze tekens zijn visueel en verwijzen naar iets waar ze op lijken. Vb. een landkaart of een pasfoto.-Index of verwijzend teken: Deze tekens hebben een rechtstreeks verband met de zaak waarnaar ze verwijzen. Het zijn daarom dus ook aangeleerde indices omdat ze gebaseerd zijn op kennis. Vb. rook, want zonder vuur is er geen rook.-Symbolen: Deze tekens, hebben net als signalen, een maatschappelijke afspraak. Maar hier vervangt het een begrip dat eerder abstract en gecompliceerd is. Vb. het hakenkruis doet overal ter wereld denken aan Nazi-Duitsland. Het symbool is een eenvoudig teken, terwijl Nazi-Duitsland een gecompliceerde zaak is.

2.3 Overtuigingsstrategieën 2.3.1 De informatiestroom Dit helpt je om de zakelijke inhoud van een tekst te ontrafelen!

Page 13: Samenvatting Communicatieleer

2.3.2 De beïnvloedingsstroomArgumenteren kan op 3 manieren:

- Op basis van autoriteit : Vb. een wetenschappelijke onderzoek, …- Op basis van voorbeelden : Vb. iemand kennen die…- Op basis van sociale regels en tradities : Vb. “dat doe je niet..”

Dit zijn argumentatietechnieken met een emotionele impact. Ze worden vaak gebruikt door politici!!

- Afleiding : De vraag niet beantwoorden door over iets anders te beginnen. Vaak wordt de aandacht dan van een belangrijke zaak, meer gevestigd op die van iets minder controversieels.

- Cardstacking : De zender belicht maar een kant van de zaak, en dan ook diegene die hem het best uitkomt. Het lijkt op afleiding, ze verschillen van elkaar omdat hier de aandacht niet van het onderwerp zelf wordt afgeleid, maar slechts op één kant ervan. Het gaat hier dus niet echt om liegen, maar om het bewust achterhouden van informatie.

- Aperte bewering : Deze evidente beweringen worden vaak gebruikt, soms positief, soms negatief omdat men vaak ook geen tegenspraak krijgt.

- Bandwagoneffect – Meezuigeffect : Hiermee wil de zender de indruk geven dat iedereen het doet of denkt. Als ontvanger krijg je dan de neiging om niet achter te blijven en de menigte te volgen.

- Etikettering – Stereotypering : De zender doet hier beroep op zijn publiek om zijn eigen positie te versterken en zijn concurrent in diskrediet te brengen.

- Belachelijk maken : De zender wil zo spot drijven met zijn concurrent. - Getuigenis afleggen : De zender laat mensen getuigenissen afleggen in de hoop zo

geloofwaardiger te worden. Vb. BV’s in reclame!- Herhaling : Slagzinnen en slogans worden in reclame veel herhaald omdat in de

psychologie bewezen is dat door herhaling mensen makkelijker leren en onthouden. Zo verhogen ze dus hun kans op herkenbaarheid.

- Rationalisatie : De zender geeft motieven die redelijk lijken om mindere kanten te verhullen. Zo wordt de redelijkheid van iets benadrukt en het mindere verbloemd. Logisch klinkende verklaringen worden gebruikt om fouten goed te praten, terwijl de zender evengoed weet dat hij fout is. Voor een onwetend of ongeïnformeerd publiek is het heel moeilijk om deze techniek te ontdekken.

- Retoriek : De zender heeft een overdreven moeilijk taalgebruik en gebruikt vaak ironie of sarcasme. Het draait hier vooral om de kunst van de welsprekendheid. Veel blablabla zonder inhoud!

- Simplificatie : Het vereenvoudigen van ingewikkelde zaken kan op 2 manieren uitdraaien. Het kan verfraaiing of vervalsing opleveren. Vb. “Ook jij kan helpen om armoede te bestrijden!” VS “Alle Marokkanen zijn dieven!”

Page 14: Samenvatting Communicatieleer

- Zondebokmechanisme : Een persoon of een hele groep wordt aansprakelijk gesteld voor een vervelende situatie waarin iemand is terecht gekomen. De zondebok die gekozen wordt is vaak zwak en onschuldig en kan zich dus niet goed verweren. De bedoeling is dat de zondebok wordt uitgestoten en hiermee het probleem dan ook opgelost lijkt te zijn.

Samenvatting in schema:

Deel 2: H3: Functies van massacommunicatie

3.1 Intentiefuncties= Welk effect wil de zender bij de ontvanger realiseren? Drie primaire intentiefuncties (= mogelijke redenen wrm een zender een bepaalde boodschap zou zenden) vn massacommunicatie:

Zie schema:

Aan die basisfuncties nog secundaire intentiefuncties: - Kritisch leren denken,- Esthetisch leren genieten,- Leren aanvaarden en waarderen van maatschappelijke normen en regels,- Een kick = een emotioneel hoogtepunt: Vb. spanning, verdriet, … Komt veel voor in reality-shows.

Zicht op details: communicatietechnieken

Informatiestroom: argumentatietechnieken Beïnvloedingsstroom: afleiding, cardstacking, ...

Zicht op codering: tekens en betekenis

Denotatie & Connotatie Soorten tekens: signalen, symbolen, indices en iconen

Zicht op het geheel: de 4 aspecten van een boodschap

Informatiestroom: referentieel niveau Beïnvloedingsstroom: expressief, relationeel en appellerend niveau

Basisfuncties

Creëren van kennis en inzicht bij de ontvanger

Beïnvloeden van de mening, de houding of het gedrag van de

ontvangerStreven naar

ontspanning bij de ontvanger

Page 15: Samenvatting Communicatieleer

Deze functies kunnen latent of manifest aanwezig zijn: de latent zitten verstopt en de manifeste zijn duidelijk waarneembaar. Vb. migranten en homo’s in programma’s als thuis:- Latente functie: een correcte beeldvorming geven van de maatschappij.- Manifeste functie: kleur brengen en het verhaal aandikken.

3.2 Gevolgfuncties= op welke manier reageren de ontvangers op de boodschap?Wright (1959):- Berichtgeving of nieuws- Opinievorming en commentaar- Cultuuroverdracht en educatie- Amusement en ontspanning

Aanvulling mediafuncties:

Amuseren: afwisseling & ontspanning

Informeren en interpreteren van info

Socialiseren: culturele waarden en normen overdragen en gedragcodes aanreiken

Opleiden en instrueren: hoe doe ik iets?

De samenleving bewaken: vb. burgerrechten verdedigen

De economie stimuleren: productinfo verschaffen

Dagelijkse rituele creëren: vaste tijdstippen voor programma’s

Inzicht in eigen cultuur bieden

Ontwikkelingen in het heden en verleden documenteren

Deze functies kunnen ook zoals intentiefuncties latent en manifest aanwezig zijn. Hier wordt ook nog en onderscheid gemaakt tussen eufuncties en disfuncties!

Positief gevolg en versterkt het contact tussen zender en ontvanger. Het zijn gevolgen die (on)bedoeld en (on)gewenst kunnen zijn.

Vb. Show rond Sunami

EufunctiesNegatief gevolg en brengt schade toe aan het contact tussen zender en ontvanger. Het zijn gevolgen die (on)bedoeld en (on)gewenst kunnen zijn.

Vb. Jambers

Disfuncties

Page 16: Samenvatting Communicatieleer

Deel 2: H4: Media & Cultuur

4.1 Evolutie van het begrip cultuur

Populaire Cultuur (cinema, theater, …) VERSUS Hoge cultuur (ballet, opera, …)

- Vanaf ’50: Frankfurther Schule:

Ze beweren dat de media populaire cultuur promoot als handelsproduct en er zo een cultuurindustrie ontstaat. De populaire cultuur verdringt de hoge cutuur. Dit is een negatief aspect en zorgt ervoor dat de ontvanger passief is en alles ondergaat.

-Vanaf ’80: Culturalisten:

Deze invalshoek beweert dat de populaire cultuur helemaal niet slecht is! Ze geloven dat de kijkers wel zelf macht hebben en niet passief zijn! Want ze hebben de mogelijkheid om te kiezen naar wat te kijken, anders zappen ze weg!

Fiske (Culturalist) zegt: Ons sociaal-economisch profiel bepaalt welke keuze we nemen in hoge of lage cultuur. Maar Bourdieu beweert het volledig tegenovergestelde: De media bepaalt het profiel van de mensen. Hij leunt dus aan tegen de oude visie van de Frankfurther Schule en vind dus dat de kijker passief is want hij wordt bepaald door de media.

Fiske geeft ‘wie wij zijn’ als verklaring voor onze mediavoorkeuren.

Onze persoonlijkheid zal bepalen wat we gaan zien.

Pierre bourdieu, beschrijft het tegenovergestelde:

Volgens hem is ‘wie wij zijn’ een gevolg voor onze mediavoorkeuren.

WAT IS HET NU? Iets tssn in!

-Vanaf jaren ’90: Een mengeling van hoge en lage cultuur: Vb. Helmut Lotti goes classic. Er ontstond nu weer een vrees voor de opslokking van de hoge cultuur door de lage cultuur.

-Nu: elke cultuurvorm heeft zijn eigenheid en de twee vormen staan evenwaardig naast elkaar. Toch vermengen ze zich soms met elkaar: theater en musea vallen soms in de 2 categorieën.

4.2 Functies van populaire cultuur:

- Sociale dimensie: via programma’s en roddelpers kom je in contact met de buitenwereld. Het reikt zo ook gesprekonderwerpen aan en laat de imaginaire leefwereld in omvang toenemen. (populaire cultuur) -> Fauconnier

Page 17: Samenvatting Communicatieleer

-Morele dimensie: Mediaverhalen geven dikwijls mogelijkheden tot het interpreteren van morele kwesties. Mensen leren opvoeden, wat kan en niet kan in de maatschappij, … (Guido Fauconnier -> tv = kerktoren (goed & kwaad)

-Publieke dimensie: Politici en het gewone volk kunnen in vele programma’s hun mening en stem kwijt.

Heel optimistische functies!! Er schuilt ook gevaar: commercialisering, inbreuk op privacy, halve waarheden verspreiden, …

Deel 3: H1: Interpersoonlijke communicatieMensen kunnen een boodschap in 4 talen interpreteren:

- De woordentaal- De beeldentaal- De objectentaal- De lichaamstaal

1.1 Lichaamstaal: aangeboren of aangeleerd?

° Biologische visie: Alle lichaamstaal is een uiting van de individuele emoties. Die emoties zijn dan aan de buitenkant zichtbaar en hebben niet te maken met de andere mensen.

° Sociale visie: Alle lichaamstaal is het gevolg van emoties die te maken hebben met andere mensen en de omgeving.

De waarheid? Mengeling van de 2 visies!Bepaald gedrag is in hun grondvorm aanwezig: Vb. huilen als je pijn hebt. Maar een samenleving kan wijzigingen van dat gedrag veroorzaken: Vb. niet geeuwen in de klas ook al is het saai.

Er zijn ook universele gedragspatronen die bij iedereen hetzelfde zijn en zijn aangeboren. Vb. dove en blinde kinderen uitten op dezelfde manier blijdschap en ze hebben het nooit kunnen zien of horen bij een ander.

1.2 Wat is lichaamstaal? Mehrabian ontdekte dat lichaamstaal 3 klassen van gevoelens uitdrukt:- Responsiveness : Hoe reageren anderen op jou? Negeren? Of erkennen?- Dominance : Hoe stel jij de op tegenover de ander? Een dominante houding? Of

afhankelijk van de ander?- Immediacy : Welke afstand neem je aan tegenover de ander? Toenadering en dus

genegenheid? Of grote afstand en dus afkeer?

Kleding, gezichtsuitdrukkingen, gebaren, lichaamshouding, klank van de stem, aanrakingen, …

Page 18: Samenvatting Communicatieleer

70% met lichaamstaal!!

Incongruentie = als woordentaal de lichaamstaal tegenspreekt: Vb. Hoe gaat het? Goed! Maar de stem is zacht en de toon is flauw!

1.2.1 Analoge en digitale communicatie

-Analoge communicatie: Zonder taal, dus met gebaren en lichaamstaal. Deze taal is beelden. Ze is duidelijk maar kan wel verschillen van context. Vb. Tranen van geluk of verdriet. Maar niet voor alles een gebaar: Vb. in het verleden of de toekomst, als… dan… En soms laten deze gebaren ongewild een indruk achter. Vb. je zegt niet tegen iemand dat je veel geld hebt, maar je toont het wel door merkkledij, juwelen, auto, …

-Digitale Communicatie: Spreken met woorden. Het moeilijke aan digitale communicatie is dat het aangeleerd moet worden, anders wordt het niet begrepen. Digitale taal is ook minder toepasselijk om te gebruiken bij het uiten van gevoelens en relaties. Het wil ook niet zeggen dat omdat je woorden kan gebruiken, dat je ze makkelijk vindt!

1.2.2 Communicatie & metacommunicatie

°Inhoudsniveau: letterlijke betekenis van de woorden (zoals de zakelijke inhoud).

°Betrekkingsniveau: hoe de zender tegenover de boodschap en de ontvanger staat (zoals de expressieve, relationele en appellerende kanten van de boodschap).

°Metacommunicatie: geeft de bedoeling van de zender weer. Vaak ligt wat je van de ander wil verscholen en wordt die niet met woorden maar met een omweg verteld. Omdat mensen bang zijn voor de reactie, zich schamen, niet makkelijk over gevoelens kunnen praten, wordt hun bedoeling toch door de toon in de stem, de blik in de ogen, … verklapt.

Metacommunicatie kan ook bij geschreven boodschappen!! Bv. Zwierig lettertype, schreeuwerige koppen of gehaast handschrift, …

1.2.3 Functies van lichaamstaal

-Metacommunicatie: (gaat de comm. beïnvloeden) kan niet achterwege gelaten worden! Zegt iets over hoe jij je voelt als zender en wat jij van de ander wilt d.m.v. non-verbale taal, vaak onbewust.

-Aanvullen van de boodschap: gebaren en bewegingen kunnen een boodschap illustreren. Vb. kind dat aantoont hoe groot de school is.

-Versterken van de boodschap: (ng een trap hoger)gebaren en bewegingen kunnen een boodschap onderstrepen, maar gebeurt vaak door de stem.

-Vervangen van de boodschap: Soms worden woorden volledig vervangen door gebaren. Vb. verkeersagent, voetbalcoach, … Bv. Filmpje felefoongesprek of foto man, hande id haren

Page 19: Samenvatting Communicatieleer

-Suggereren van intimiteit: Via lichaamstaal wordt vaak een zekere vertrouwelijkheid uitgedrukt. Vb. een knipoogje, man slaat arm rond de middel van vrouw, vrouw plukt pluisje van de kraag van man: ze maken onbewust duidelijk dat ze van elkaar zijn.

-Interactiemanagement: Met je lichaamstaal controleer je of regel je het verloop van het gesprek. Vb. je vinger opsteken als je iets wil zeggen, achteruit leunen als je niet in het gesprek wil deelnemen, de ander de beurt geven door hem/haar aan te kijken, … (het geloof vh gesprek het ritme aangeven dmv je handen)

-Terugkoppeling of feedback: Als je praat, krijg je van de luisteraars feedback, vaak door lichaamstaal. Vb. geknik, gegeeuw, …

1.3 De woordentaal als informatiedrager 1.3.1 Taal is maar een instrument

Taal wordt gebruikt om informatie uit te wisselen en je kan zo gedachten van anderen te weten komen. Maar daardoor kan je ook onterecht een houding van vanzelfsprekendheid aannemen. Vb. het woordje is: het duidt op objectiviteit, zekerheid en blijvendheid. Terwijl in de zin: ‘het blad is groen.’ deze suggesties niet overeenkomen met de werkelijkheid.

1.3.2 Taal is een ordenend systeem(kern van de zaak)In elke cultuur hebben mensen te maken met verschillende zaken waar ze meer of minder aandacht aan schenken, wat leidt tot een verfijning van de woordenschat.

Linguïstische relativiteit: de verfijning van de woordenschat: Vb. in het Frans une rivière et une fleuve, terwijl in het Engels enkel River wordt gebruikt.

1.3.3 Sociale aspecten van taal

De Saussure, F. maakte een onderscheid tussen la parole et la langue:- La langue : het gestructureerd taalsysteem, de code, de grammatica, de

woordenschat, … Vb. &- La parole : de manier waarop la langue gebruikt wordt. Vb. Amperzand

Taalgemeenschap/Speech of community: mensen die zich d.m.v. het taalgebruik van anderen onderscheiden, vaak is dit territoriaal gebonden. Vb. vakjargon van een beroep, dialecten, een internationale taalgemeenschap, …

1.3.4 Taal heeft verschillende functies

- Informatieve : het gaat vaak om uitwisselingen van feiten of waarnemingen ALS ze geen elementen van beoordeling, interpretatie, of conclusie bevatten! Vb. Hij leefde van 1927 tot 2003.

Page 20: Samenvatting Communicatieleer

- Sociale : Deze communicatie voorkomt dat er stiltes vallen. Het maakt niet ui waarover en of er goed geluisterd wordt, het is een gezamenlijke activiteit. Vb. zeuren over lectoren. Deze vorm van communicatie dient dus ook om relaties te bevestigen: Vb. iemand begroeten, maakt duidelijk dat je elkaar kent. Taal kan ook een wij/zij-gevoel creëren waardoor ze zich verbonden voelen met elkaar. Vb. speech communities.

- Directieve : Deze communicatie gebruikt je om het gedrag, het doen, denken en laten van iemand te beïnvloeden in de toekomst. Vb. “Kom eens hier!” of “Dat doe je niet!”

- Affectieve : Deze functie wordt gebruikt om een gevoelstoestand op te roepen zodat er een bepaalde sfeer hangt. Het effect hangt dan af van de emotie: Vb. kippenvel bij een griezelverhaal, tranen bij een liefdesverhaal, …

- Ontlading : Als je iets hebt meegemaakt, kan je je emoties uiten om er afstand van te nemen. Vb. vloeken

Deel 3: H2: Interculturele communicatie2.1 Cultuur & Communicatie Bv. Borat

Cultuur is de collectieve programmering die de leden van een groep of categorie mensen onderscheidt van die van anderen(= hofstede). Cultuur komt van het Latijnse cultura wat verzorging,bewerking betekende. Het verwijst dus naar het proces of de activiteit waardoor de natuurlijk vermenselijkt wordt.

Volgens Dekeyser en Dhont 2 manieren:

- Materiële vermenselijking: beeldhouwkunst, huizen, … (alles wat we produceren)- Immateriële vermenselijking: waarden en normen, rollen, verwachtingen, …

(onze gedachten)

In de ruime zin wordt cultuur beschreven als:

‘het proces vh bewoonbaar maken van de wereld door de mensen.’

Julian Huxley onderscheidt:- menifacts: religie, taal, traditie, kunst. Abstract, maar geven aanleiding tot discussie. Bv. Jezus, kruisafneming. Je moet enige voorkennis hebben,vr/h te begrijpen.- sociofacts: relatieregels tss individuen v/e bepaalde groep. Bv zondag pistolekes, bepaalde gewoontes, traditie. - artefacts: kleding, architectuur.. de materiële uittingen v/e cultuur en weerspiegeld de graad vn techologie en de relatie tss de mens en zijn leefmilieu. Bv Harrods, grootse shoppingcenter, Alles wat je wil kopen, kan daar gebeuren!

In enge zin: (Frese)

Page 21: Samenvatting Communicatieleer

‘Cultuur wordt beperkt tot beschaving en hoogstaande normen en waarden, inclusief godsdienst, kunsten en wetenschappen die aan dit beschavingsproces uitdrukking geven.’

2.2 Wederzijdse beïnvloeding

Communicatie is een voorwaarde om tot cultuur te komen en het is tegelijk ook een onderdeel ervan. Cultuur wordt generaties lang overgedragen en heeft communicatie nodig om verandering aan te brengen. Unieke communicatiestijlen ontwikkelen zich ook als onderdeel van de cultuur. Vb. in Nieuw-Zeeland mogen de vrouwen tot 6 maand na de sterfte van hun man, niet praten. Vb. bij de dokter geven we een toestand van ons lichaam als hij vraagt hoe het met ons gaat, terwijl bij een vriend er een ander antwoord volgt!

2.3 Cultureel imperialisme Dit begrip doet vaak denken aan: Mc Donaldisering, veramerikanisering, …

Een beschaving gelooft dat er maar één is zoals zij en dat zij superieur is aan de anderen.

In de geschiedenis werden zwakke samenlevingen door machtige samenlevingen overheerst, vaak door militaire, economische of politieke macht, maar ook door communicatie!

2.4 Cultureel fundamentalisme Als de essenties en eigenheid van de cultuur als politiek mobiliserend middel gebruikt

wordt. De cultuur zelf geeft antwoord op de levensvragen dus fungeert as bron van zingeving. Anderen worden uit dit culturele gestel gehouden omdat ze niet dezelfde wortels hebben.

Dit kan leiden tot extreemrechtse bewegingen!!

2.5 Modaliteiten van interculturele communicatie

Cultuur ontstaan ook in kleine groepen, in je gezin heb je tradities, waarden en normen die worden overgedragen op de kinderen, maar ook het reizen en zeilen van bepaalde activiteiten. Als je met iemand gaat samenwonen kunnen al die ‘brokjes’ uit je gezinscultuur leiden tot heel wat onbegrip en ruzie.

Intercultureel: communicatie tussen verschillende culturen. Vb. mensen die uit verschillende gezinnen komen.

Intracultureel: communicatie tussen personen van eenzelfde cultuur. Vb. gezinsleden.

Interraciaal: communicatie tussen personen van een andere huidskleur. Vb. blanken

Page 22: Samenvatting Communicatieleer

Internationaal: communicatie tussen personen van eenzelfde volk of land. Vb. Belgen

Interculturele communicatie is NIET noodzakelijk gelijk aan interraciale of internationale communicatie!! Het kan wel want vaak hebben mensen met verschillende huidskleuren of vanuit andere landen een andere cultuur. MAAR ook tussen mensen met eenzelfde huidskleur of inwoners van eenzelfde land kunnen culturele verschillen zijn. (Vb. gezinscultuur!)

Etnocentrisme: het bestempelen van de eigen cultuur als beste. Maar dit impliceert ook dat je je ras en vaderland als middelpunt van de wereld beschouwd.

2.6 Dimensies van heterogeniteit 2.6.1 Stuart Hall

- Ongelijke sociale posities van cultuurvormen hebben te maken met de verhouding tussen verschillende kapitaalsoorten. Die ongelijkheid resulteert in diverse levensstijlen en sociale praktijken. Hierdoor is er een garantie voor een grote verscheidenheid aan materiële en immateriële artefacten.

- Over deze artefacten kan de media op verschillende manieren rapporteren: eerst en vooral er niets over zeggen: EXCLUSIE. Of er iets goed of slechts over melden: POSITIEVE OF NEGATIEVE INCLUSIE. Wat en op welke manier de media rapporteert over culturen heeft een effect op de aanvaarding in die samenleving van die welbepaalde cultuur.

2.6.2 Sarbaugh- Coderingssystemen : om met mensen van een andere cultuur te praten, moet je al

hun taalcodes en ook de non-verbale gebruiken kennen.- Normen & waarden : het verschil van waarden en normen, zorgt vaak voor een

groot verschil tussen culturen. Als je de waarden en normen van een ander niet kent, vergroot je de heterogeniteit onderling.

- Gedrag en rolpatronen : Dit geeft een verwachting weer van het gedrag in een bepaalde situatie. Als de mensen de verschillen in rolgedrag niet kennen, is de heterogeniteit het grootst.

- Wereldvisie : Culturen verschillen hard van elkaar in wat ze zien als het doel en de aard van het leven en hoe hun relatie is met de kosmos. Sommigen geloven in vooruitgang en ontwikkeling terwijl anderen zich aan het traditionele vasthouden.

- De relatie tussen de deelnemers : Relaties bepalen het vertrouwen in elkaar en dat heeft tot gevolg of je al dan niet de relatie wil behouden. Dit hangt af of die gevoelens positief of negatief zijn, of je denkt dat je iets met de ander kan delen en of je gelijk staat in de relatie. Deze drie aspecten gaan vaak gepaard met

Page 23: Samenvatting Communicatieleer

etnische en racistische vooroordelen waardoor een dus geen of een slechte relatie ontstaat tussen groepen en mensen.

- De waargenomen bedoeling : Mensen zeggen niet makkelijk wat ze willen, je leid het af van hun gedrag. Naarmate de heterogeniteit groter is, wordt het moeilijker om het gedrag te beoordelen, laat staan dat je het al begrijpt.

Besluit: p. 157-158: lezen