Samenvatting communicatie

24
Hoofdstuk 1: Een klassieke vraag: wat is communicatie? De boodschap zelf is absoluut niet altijd het belangrijkste. Het is even belangrijk hoe ze tot stand komt, hoe ze de wereld ingestuurd wordt en hoe ze daar ontvangen wordt. Kruisbestuiving communicatieleer: Psychologie: de geestesgesteldheid van de mens Sociologie: de rol van maatschappelijke patronen Antropologie: de socio-culturele kenmerken Economie: de rol van de markt Politicologie: de rol van de macht Linguïstiek: de rol van de taal Ethologie: het gedrag van de dieren .1 Moeilijkheden bij het definiëren Communicatie is een toestand die gekenmerkt wordt door verbondenheid. Als resultaat van de verbinding ontstaat een gemeenschappelijke verhouding (vergemeenschappelijking) tussen zender en ontvanger. Communicatie slaat dus op een proces: Zender-Boodschapper-Ontvanger. Vergemeenschappelijking: In zijn hoogste graad is het effect de intentie, dan wordt het doel effectief gerealiseerd. In Van Daele staat communicatie zo beschreven: 1. Mededeling, kennisgeving: het volstaat hier dat iemand een gedachte of gevoel externaliseert. Nadruk op de zender (hier lineair proces) 2. Verbinding, verkeersgemeenschap : hier is het een transport of vervoer van data. Het is meer technisch en hedendaags (hier lineair proces) 3. Uitwisseling van gedachten en informatie: de klemtoon ligt op de communicatie-actoren. Persoon A en B hebben gedachten en willen het uitwisselen. Er is geen start- en eindpunt aan het proces, het is een circulair proces. Verschil tussen communicatie en informatie: De zender moet een welbepaalde bewustzijnsinhoud in tekens omzetten. Het doet er niet toe als de zender zich daarvan bewust is of niet. Criteria: Intentionaliteitcriterium: Communicatie wordt voorgesteld als een proces van ‘informatie overbrengen’. De zender die een ‘uitstoot’ produceert staat centraal. Effectiviteitcriterium: De geslaagdheid van het proces is een voorwaarde om van communicatie te spreken. De nadruk ligt op het effect dat de zender wil bereiken. Interactiviteitcriterium: Hier staat de volstrekte gelijkwaardigheid tussen zender en ontvanger voorop. Het zijn ‘actoren’ want ze kunnen voortdurend van rol wisselen. Het zender/ontvangeronderscheid wordt overbodig. (Nooit als journalist! Wel WEB 2.0) .2 Basiselementen van het communicatieproces

Transcript of Samenvatting communicatie

Page 1: Samenvatting communicatie

Hoofdstuk 1: Een klassieke vraag: wat is communicatie?

De boodschap zelf is absoluut niet altijd het belangrijkste. Het is even belangrijk hoe ze tot stand komt, hoe ze de wereld ingestuurd wordt en hoe ze daar ontvangen wordt.

Kruisbestuiving communicatieleer: Psychologie: de geestesgesteldheid van de mensSociologie: de rol van maatschappelijke patronenAntropologie: de socio-culturele kenmerkenEconomie: de rol van de marktPoliticologie: de rol van de machtLinguïstiek: de rol van de taalEthologie: het gedrag van de dieren

.1 Moeilijkheden bij het definiëren

Communicatie is een toestand die gekenmerkt wordt door verbondenheid. Als resultaat van de verbinding ontstaat een gemeenschappelijke verhouding (vergemeenschappelijking) tussen zender en ontvanger. Communicatie slaat dus op een proces: Zender-Boodschapper-Ontvanger.

Vergemeenschappelijking: In zijn hoogste graad is het effect de intentie, dan wordt het doel effectief gerealiseerd.

In Van Daele staat communicatie zo beschreven:1. Mededeling, kennisgeving: het volstaat hier dat iemand een gedachte of

gevoel externaliseert. Nadruk op de zender (hier lineair proces) 2. Verbinding, verkeersgemeenschap: hier is het een transport of vervoer van

data. Het is meer technisch en hedendaags (hier lineair proces) 3. Uitwisseling van gedachten en informatie: de klemtoon ligt op de

communicatie-actoren. Persoon A en B hebben gedachten en willen het uitwisselen. Er is geen start- en eindpunt aan het proces, het is een circulair proces.

Verschil tussen communicatie en informatie: De zender moet een welbepaalde bewustzijnsinhoud in tekens omzetten. Het doet er niet toe als de zender zich daarvan bewust is of niet.

Criteria:Intentionaliteitcriterium: Communicatie wordt voorgesteld als een proces van ‘informatie overbrengen’. De zender die een ‘uitstoot’ produceert staat centraal.Effectiviteitcriterium: De geslaagdheid van het proces is een voorwaarde om van communicatie te spreken. De nadruk ligt op het effect dat de zender wil bereiken.Interactiviteitcriterium: Hier staat de volstrekte gelijkwaardigheid tussen zender en ontvanger voorop. Het zijn ‘actoren’ want ze kunnen voortdurend van rol wisselen. Het zender/ontvangeronderscheid wordt overbodig. (Nooit als journalist! Wel WEB 2.0)

.2 Basiselementen van het communicatieproces

Page 2: Samenvatting communicatie

Van den Bulck vereenvoudigde de definitie van Guido Fauconnier tot: ‘Communicatie is een proces waarbij een persoon een of andere handeling uitvoert die tot gevolg heeft dat bepaalde gedachten van die persoon op een of andere manier kenbaar worden gemaakt aan een of meerdere personen’

De basiselementen van communicatie volgens Van den Bulck:Bewustzijnsinhouden of bepaalde gedachten: Iets voelen kan tot communicatie leiden als er tekens geproduceerd worden die duidelijk maken en die je kunt opmerken. Dit noemen we coderen: een bewustzijnsinhoud omzetten naar een betekenisinhoud. Tekens: Tekens zijn dragers van betekenis, ze betekenen iets. Ze bestaan uit bewuste of onbewuste afspraken tussen mensen om op een bepaalde manier uitdrukking te geven aan een bewustzijnsinhoud.Signalen: Signalen zijn dragers of verspreiders van tekens, zoals de elektronische golven binnen een telefoonnetwerk of de digitale signalen van een computer. Het signaal is dus geen teken. Kanalen: Kanalen zijn dragers van signalen. Bij het voorbeeld van de televisie is de kabel het kanaal. ‘Overdraagt of tracht over te dragen’ of ‘een of andere handeling’: Er is pas communicatie als die bewustzijnsinhouden in tekens omgezet worden en een kanaal gebruikt wordt om dat teken via een signaal te verspreiden. ‘Kenbaar maken aan andere personen’: Als de mogelijkheid bestaat dat de tekens die geproduceerd worden ook door iemand opgemerkt kunnen worden, is er pas sprake van communicatie. (data-storage)

Hoofdstuk 2: Waarom communiceren mensen met elkaar? Mensen communiceren omdat ze niet zonder kunnen. We hebben als enige diersoort een beter ontwikkeld stemapparaat en een complex geheel van gesproken en geschreven taal.

Er zijn drie groepen motieven voor communicatie: biologische, interpersoonlijke en maatschappelijke motieven.

2.1 Biologische motievenBiologische motieven zijn alle niet-sociale motieven, al leiden ze wel tot sociale interactie en beïnvloeden ze ook die interactie. Mensen communiceren met elkaar om hun primaire of lichamelijke behoeften te bevredigen, of ze communiceren om aan ‘middelen’ te komen om die behoeften te kunnen bevredigen.

2.2 Interpersoonlijke motievenElk contact tussen mensen houdt een transactie of een ruil in. Gedwongen karakter: Moeder geeft baby de borst.Eigen keuze: Meeste contacten tussen volwassenen.

Zelfbeeld en communicatie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Frank Oomkes stelde de volgende veronderstellingen over het zelfbeeld:

Page 3: Samenvatting communicatie

1. Het zelfbeeld bestaat uit in-de-persoon-opgenomen interpretaties van culturele of groepswaarden (bijvoorbeeld een sportief gezin)

2. Het zelfbeeld wordt aangeleerd tijdens een sociaal leerproces, voornamelijk door de spiegel die anderen ons voorhouden via communicatie. (bijvoorbeeld sluwe kinderen in kansarme buurten)

3. Het zelfbeeld is observeerbaar: ‘alle gedrag is communicatie’. (iemand die zichzelf knap vind gedraagt en kleedt zich zo)

4. Communicatie met anderen ondersteunt of verandert het zelfbeeld. (mensen veranderen voortdurend: kind, puber, volwassen)

Alle communicatieprocessen tussen mensen kunnen dus teruggebracht worden tot drie kernthema’s:

1. Behoefte aan erkenning2. Behoefte aan invloed of macht3. Behoefte aan genegenheid

2.3 Maatschappelijke motievenElke samenleving heeft communicatie nodig. De communicatie in groepen zal – net zoals bij individuen – leiden tot de vorming van het ‘zelfbeeld’. Tot het zelfbeeld van groepen behoren:

1. De inschatting van de eigen hulpbronnen en mogelijkheden2. De kennis van de eigen behoeften3. Een systeem van normen en waarden

Behoefte aan erkenning, invloed en genegenheid staan ook bij groepen centraal.

Hoofdstuk 3: Communicatiemodaliteiten

Indeling volgens deze vragen en criteria: Hoeveel mensen nemen deel aan het communicatiegebeuren?Welke kenmerken vertoont het communicatiegebeuren?

3.1 Intrapersoonlijke communicatieDit is communicatie binnen de persoon. Mensen praten tegen zichzelf: hoorbaar en onhoorbaar. Eigenlijk is alle denken een vorm van ‘praten met jezelf’. Praten met jezelf is ook belangrijk voor het communiceren met anderen. Voorbeeld: als het taalcentrum in je hersenen beschadigd is, wordt de communicatie met anderen maar ook die met jezelf verstoord. Voorbeeld depressie: De innerlijke dialoog is verstoord, want de wijze waarop de mens naar zichzelf en de toekomst kijkt is volledig negatief ingekleurd. Daarom verlopen gesprekken met anderen heel voorspelbaar en eenzijdig.Voorbeeld spreekangst: De innerlijke dialoog is gevoed door alleenspraak als “Ze luisteren toch niet naar mij”. Deze mensen praten weinig of helemaal niet in de buurt van onbekenden.

3.2 Interpersoonlijke communicatieEen beperkt aantal mensen bevinden zich in elkaars nabijheid. Er is tussen hen voortdurende interactie. Ze kunnen elkaar zien en horen, maar binnen dat proces kunnen veel beperkingen voorkomen.

Page 4: Samenvatting communicatie

3.2.1Beperkingen van interpersoonlijke communicatie1. Beperking van tijd: interpersoonlijke communicatie gebeurt altijd hier en nu.

Het enige wat deze beperking kan overstijgen is het geheugen, maar je moet altijd herinneren dat het enkel maar een herinnering is van de woorden en nooit de woorden zelf zijn.

2. Beperking van ruimte: echte interpersoonlijke communicatie kan enkel tussen mensen die fysiek op dezelfde plaats aanwezig zijn. Als het dan toch via een tussenweg verloopt, noemen we het gemedieerde interpersoonlijke communicatie.

3. Beperking van omvang: Het is haast onmogelijk om met 100 mensen in dezelfde ruimte te communiceren. Dat is een natuurlijke beperking van omvang. Langs de andere kant heb je ook psychologische beperking van omvang, in een groep van tien mensen gaat er algauw iemand wegdromen of een ander zal zich storen aan hoe iemand spreekt..

4. Beperking van afstand: Natuurlijke beperking van afstand hangt samen met het bereik van de stem. De psychologische beperking van afstand hangt af van de proxemics (de leer van de afstand tussen mensen, deel van onderzoek naar non-verbale communicatie).

3.2.2Voor een goed begrip van ‘medium’Definitie: ‘Een medium is een technisch of fysiek middel om een boodschap om te zetten in signalen die verzonden en ontvangen kunnen worden via een kanaal dat tijd en/of ruimte overbrugt.’ –Guido FauconnierDus zowel de stem en het lichaam (fysiek) als brieven, borden en kranten (technisch) vallen onder de noemer ‘media’.

Verwarring ‘medium’ en ‘kanaal’: Een telefoonkabel is een kanaal, de telefoon is het medium. Een medium is datgene wat de boodschap omzet in signalen voor zowel verzending als ontvangst.

Een medium kan dus hulp bieden om tijd en/of ruimte te overbruggen.

3.2.3Van een transmissiemodel naar een transformatiemodelFauconnier redeneert vanuit de visie dat communicatie te vatten is in het transmissiemodel. Transmissiemodel: Het medium krijgt de status en functie van tussenschakel om boodschappen te ‘verzenden’.Deze visie telt zeker bij technologische processen, omdat computers controleprocessen uitvoeren die ervoor zorgen dat er geen vervormingen ontstaan. Bij menselijke communicatieprocessen ligt dat anders: er kunnen vervormingsmechanismen optreden, doordat je controle op je data kan uitvoeren en dat de data voor interpretatie vatbaar is. Het communicatieproces mag dus niet verengd worden tot ‘sturen’ en ‘ontvangen’ alleen. Er is iemand die een bewustzijnsinhoud of ervaring externaliseert of veruiterlijkt en die beschikbaar stelt voor waarneming op een andere plaats of in een andere tijd. Dat proces van externalisering houdt een aantal werkelijkheidsvervorming in waar je je niet altijd bewust van bent.

Realiteitsreductie: Je kan niet ‘alles’ uit de realiteit weergeven. Dit gebeurt vooral bij het gebruik van een medium: tv is in 2 dimensies, radio is enkel geluid.

Page 5: Samenvatting communicatie

Realiteitsversterking: Bepaalde aspecten van de werkelijkheid worden belangrijker dan andere. Denk aan een politicus waarbij meer aan z’n uiterlijk wordt gedacht dan aan z’n capaciteiten. Deze twee gaan vaak hand in hand.

De media versturen niet enkel boodschappen, ze veranderen ze ook. Communicatie betekent dus ook transformatie! Reductie en/of versterking van de werkelijkheid gaat deel uitmaken van het communicatieproces, vooral en zeker als die communicatie via een medium verloopt.

Het transformatiemodel is dus een beter uitgaanspunt voor het omschrijven van gemedieerde communicatieprocessen: Definitie: “Communicatie is een proces waarbij ervaringen en bewustzijnsinhouden getransformeerd worden zodat ze beschikbaar zijn voor waarneming op een ander tijdstip en/of in een andere ruimte” – Van Den Bulck

3.3Massacommunicatie 3.3.1AfbakeningMassacommunicatie:

• Heeft een openbaar karakter, niemand wordt uitgesloten van het ontvangen van een boodschap. De boodschap blijft principieel voor iedereen toegankelijk.

• Er is een afstand in ruimte en tijd mogelijk tussen zender en ontvanger, de zender weet niet op voorhand wie de boodschap zal ontvangen.

• Het begrip ‘massa’ slaat dus op het feit dat er een mogelijkheid is dat er vele ontvangers zijn. Dit is mogelijk door het soort zender (vaak anoniem, onpersoonlijk en/of professioneel geïnstitutionaliseerd), het type boodschap (oneindig gevarieerd) en het al dan niet gebruiken van een massamedium.

Categoriale massacommunicatie: Het is mogelijk dat de zender een specifieke groep op het oog heeft.Massamedia: Is niet hetzelfde als massacommunicatie! Het begrip ‘massa’: Vaak negatief beeld over de massa. Maar vaak is de mediagebruiker alleen: het publiek is dus potentieel groot. Het publiek kan wel in massa vertoeven, zoals op festivals.

Kees van Wijk komt uit bij het neutrale concept van een ‘pluriform en veelkoppig publiek’. Dat moderne publiek bestaat uit veel mensen die:

• al dan niet bekend zijn voor de zender;• niet tot eenzelfde klasse behoren;• bijgevolg verschillende groepskenmerken hebben;• via de media soms rechtstreeks en soms ongelijktijdig bereikt worden;• in sommige situaties gemeenschappelijke belangen hebben.

3.3.2Een ‘verspreid publiek’ met de kenmerken van een ‘massa’Van Den Bulck beschrijft een aantal psychologische mechanismen die in werking treden als je bijvoorbeeld naar tv of naar een film kijkt:

1. Plaatsvervangende versterking of Vicarious Reinforcement: Conditionering. Als de ‘goeie’ de ‘slechte’ neerschiet en hierdoor trouwt met de mooiste vrouw van het dorp krijg je als boodschap mee dat geweld goed kan zijn, want je wordt ervoor beloond.

Page 6: Samenvatting communicatie

2. Plaatsvervangende rolopname of Vicarious Roletaking: Identificatie. Zoals bij het succes van De Pfaffs, omdat iedereen zich wel in één bepaald personage kan vinden.

3. Plaatsvervangende betrokkenheid of Vicarious Involvement: Verregaande betrokkenheid met het lief en leed van personages.

4. Para-sociale interactie: Je vergeet vaak dat je deel uitmaakt van een groter pubiek, het lijkt alsof de nieuwslezer enkel tegen jou ‘Blij dat je er weer bij bent’ zegt.

5. Tijdelijke goedgelovigheid: Voor de duur van de film doe je alsof het allemaal echt is.

3.3.3Evolutie van de definiëring

Maletzke, 1963:‘Onder massacommunicatie wordt die vorm van communicatie verstaan, waarbij boodschappen openbaar (dus zonder dat ontvangst beperkt en aan bepaalde personen verbonden wordt) door technische verspreidingsmiddelen (de media) indirect (met afstand in ruimte en/of tijd tussen zender en ontvangers) en in eenrichtingsverkeerd aan een verspreid publiek worden overgebracht.’

Kritiek: Aan het begin van de 21e eeuw waren de ooit zo strikte grenslijnen tussen massacommunicatie en interpersoonlijke communicatie langzaam vervaagd. Tegenwoordig kunnen we die definities ook aan een kritische toets onderwerpen, recente media-ontwikkelingen verstoren de definitievorming. Harry Bouwman stelde toen voor het begrip interpersoonlijke communicatie te vervangen voor point-to-point communicatie. Het begrip massacommunicatie wordt vervangen door point-to-multipoint communicatie. Deze visie heeft nog niet veel navolging.

Dennis & De Fleur, 1996:‘Massacommunicatie is een proces waarbij professionele communicatoren media ontwerpen en gebruiken om boodschappen overal snel en voortdurend te verspreiden, met als doel bepaalde betekenissen en emoties op te wekken bij een groot, uiteenlopend en selectief publiek in een poging dit publiek op verschillende manieren te beïnvloeden’

Kritiek: 1. Bij massacommunicatie zijn professionele communicatoren niet altijd

essentieel, denk maar aan flyers rondstrooien of eigen websites ontwerpen.

2. Massamedia bereikt niet altijd een groot publiek, het kan klein zijn, zoals bij gespecialiseerde tijdschriften.

3. Snelheid is helemaal niet belangrijk, denk maar aan boeken en tijdschriften!

Frank Oomkes, hedendaags:‘Onder massacommunicatie verstaan we die vormen van communicatie, waarbij boodschappen openbaar, gemedieerd en aan een verspreid publiek worden overgebracht; bij oudere massamedia indirect en in eenrichtingsverkeer, bij sommige nieuwe media niet.’

3.1.4Evolutie van het denken over massacommunicatie

Page 7: Samenvatting communicatie

Volgens Kees van Wijk kun je elke visie op massacommunicatie op een denkbeeldige lijn tussen twee polen plaatsen. De ene pool heet ‘Transport of Transmissie’, de andere ‘Cultureel Ritueel’.

Transport of transmissie: (zoals top-down informatie)De overdracht staat centraal. De mediaboodschap wordt overgebracht. De informatieoverdracht wordt gelijkgesteld aan de ‘zakelijke inhoud’ van de boodschap. Deze visie wordt vooral gesteund door informatici en managers. Belangrijke zaken blijven wel buiten beeld:

1. De emotionele en sociale lading van een boodschap2. De ontvanger, als gebruiker van de mediaboodschappen, blijft in de

schaduw

Cultureel Ritueel: (zoals bij Dutroux)Deze pool past binnen een brede maatschappelijke kentering. Mensen gaan op zoek naar nieuwe collectieve rituelen om hun gevoelens van plezier, rouw en verdriet in een betekenisvol kader te plaatsen. Emocultuur is tegenwoordig een vast onderdeel van ons leven, persoonlijke gevoelens worden collectief beleefd. Deze communicatie is dus niet als neutraal te beschouwen. Het wordt gezien als een symbolisch proces waarin ‘werkelijkheid’ geproduceerd, in stand gehouden, bijgestuurd of veranderd wordt. Het is dus belangrijk met de vele lagen van een boodschap rekening te houden.

Wetenschappers beschouwen het mediagebruik van mensen als hun eigen subjectieve constructie van de werkelijkheid.

Hoofdstuk 4: Van een basismodel naar een procesmodel

Massacommunicatie is geëvolueerd van een transportvisie naar cultureel ritueel.

4.1Het basismodel van communicatie

Zie schema pagina 41.

4.2Ontbrekende componenten

1. Kanaal en medium2. Kanaalruis3. Encoderen en decoderen4. Feedback

4.1.1Kanaal en mediumIn meer recente benaderingen wordt het gebruik van technologie niet meer als doorslaggevend criterium voor massacommunicatie gebruikt. Volgens de transmissiegedachte ligt de klemtoon op het kanaal, volgens de cultureel-rituele opvatting is het kanaal slechts een doorgeefluik en komt de nadruk op het

Page 8: Samenvatting communicatie

medium te liggen. Het gaat in die visie dus om het voortbrengen van betekenis (The Medium Is The Message). Verwar media niet met mediabedrijf! 4.1.2Kanaalruis:Er zijn drie soorten ruis:

• Fysieke ruis: Alle signalen die het spreken, luisteren, kijken of voelen bemoeilijken. Het zijn signalen van buitenaf, dus externe ruis. (je kan moeilijk babbelen met iemand in een bomvolle fuifzaal)

• Psychologische ruis: alle vooroordelen en stereotypen die de communicatie belemmeren. (blonde secretaresse wordt gauw als dom gezien)

• Semantische ruis: Dit gebeurt wanneer zender en ontvanger verschillende codes hanteren. (ken jij bulgaars, weet je wat omega 6 is?)

Wat kan je aanvangen met fysieke ruis?•Bron van storing uitschakelen (vragen om stil te zijn als je aan telefoon

bent)•Storende bijgeluiden mentaal uitschakelen (doe je vaak automatisch)•Het signaal versterken (tv luider zetten)•Je ervaart minder ruis als je de boodschap via verschillende kanalen

ontvangt4.1.3Encoderen en decoderenJe gedachten of gevoelens moeten eerst in tekens omgezet worden om van communicatie te spreken. Ook het omgekeerde vindt plaats, je moet encoderen en decoderen. Encoderen: het omzettingsproces van gedachten en gevoelens in een taalDecoderen: de boodschap vertalen naar bewustzijnsinhoudenMensen geven dikwijls hun eigen interpretaties aan boodschappen. Er is altijd datgene wat de ‘communicatie veruitwendigt’ en er is ook datgene wat de andere ervan maakt. De grootste beperking van de taal is dat betekenissen niet in woorden zitten, maar in mensen.4.1.4Feedback In de communicatieleer betekent dit een reactie, waardoor de zender weet hoe de ontvanger zijn boodschap opvat. Dit kan zowel positief, neutraal als negatief zijn. Feedback is een concept dat we enkel in lineaire communicatiemodellen terugvinden. In circulaire opvattingen wordt communicatie beschouwd als uitwisselingen. Door feedback krijgt de zender (van dat ogenblik) informatie over hoe ze ontvanger (van dat ogenblik) zijn boodschap opvat. Er bestaat ook een feedforwardfunctie bij boodschappen. Denk aan zinnetjes als ‘je zult dit vervelend vinden maar…’ of ‘je mag niet boos worden maar...’.

4.3Het procesmodel van communicatieJe hebt kunnen zien dat het basismodel van communicatie rudimentair en dus ook onvolledig is. Het valt dan ook onder de klassieke wetenschapstraditie waarin communicatie als lineair wordt aanzien. Dit model is beter aangepast aan de huidige evolutie, en is van toepassing op zowel interpersoonlijke als massacommunicatie.

Zie schema pagina 43

Belangrijke elementen:

Page 9: Samenvatting communicatie

1. De cirkel waarin A en B zijn opgenomen, is het referentiekader van hen beide: De kijk van de mens op de wereld. Dit is broodnodig om de wereld te kunnen begrijpen, het hangt ook af van je eigen verleden.

2. Keuze en ruis3. Situatie: staat bovenaan in het procesmodel, het is een cruciaal raamwerk

waarin communicatie plaatsvindt. Het gaat om vragen als ‘waar, wanneer, met wie en onder welke (sub)culturele voorwaarden vindt communicatie plaats?’

4. Boodschap: staat in centrale middenpositie.

Hoofdstuk 5 Samenvatting: begrippen uit de communicatiewetenschap

De titel zegt het al zelf: dit is gewoon een samenvatting op zich. Pagina’s 49 en 50 moet je dus uit het boek leren.

Hoofdstuk 6: De media-explosie als aanloop naar de informatiesamenlevingIn onze informatiemaatschappij is communicatie noodzakelijk om alle ontwikkelingen te kunnen volgen. We worden in een hels tempo geconfronteerd met ICT-vernieuwingen en media-ontwikkelingen die onze samenleving steeds ingrijpend veranderen.

Nieuwe media: Interactieve media, ‘multimedia’. Let op! Dit is niet ‘nieuw’, nieuwe media is niet exclusief van onze tijd. Dit zijn drie voorwaarden van nieuwe media:

1. Ze zijn digitaal en dus op één of andere manier verbonden met een computer of netwerk.

2. Ze kunnen voor meerdere dingen tegelijk gebruikt worden.3. Ze laten toe dat zender en ontvanger direct contact met elkaar kunnen maken

en ze ook van rol kunnen wisselen.De laatste twee moeten zeker voldaan zijn.

Factoren die een rol spelen bij de verspreiding van een nieuw ICT-product:1. Kenmerken van gebruikers, hulpbronnen waarover je als gebruiker al dan niet

beschikt:• Cognitieve hulpbronnen: heb je voldoende kennis en vaardigheden?• Sociale hulpbronnen: is er voldoende aanmoediging en steun in je

nabije omgeving?• Materiële hulpbronnen: heb je genoeg geld of tijd?

2. Kenmerken van het ICT-product zelf: • Complexiteit: de moeite die het kost om te kunnen omgaan met het

toestel• Compatibiliteit: de innovatie past volledig binnen de behoeftes en

vroegere ervaringen van de consument. • Testbaarheid: de consument kan vertrouwd zijn met de technologie,

nog voor de aanschaf ervan.•Zichtbaarheid: de resultaten van een innovatie zijn duidelijk merkbaar.•Relatief voordeel: de kosten-batenbalans moet gunstig zijn.

Page 10: Samenvatting communicatie

.1 Overzicht van enkele kenmerken van de informatiesamenleving

Wat is de ‘informatiesamenleving’? Voor sommigen is het dat we zijn toegekomen in een stadium waarin de kwantiteit en de kwaliteit van informatie is toegenomen. Anderen vullen het nog aan met criteria als opslagcapaciteit, verwerkingsmogelijkheden en snelheid van verspreiding.

Kees van Wijk haalt deze maatschappelijke trends aan:

.1.1De enorme groei van communicatiemiddelenEeuwenlang behoorde de drukpers tot de belangrijkste communicatietechnologie. De gedrukte media namen daardoor een hoge vlucht. In de 20e eeuw is die positie van printmedia fel verminderd. Audiovisuele media krijgen greep op het totale aanbod van massacommunicatie.

Naast radio, telefoon, televisie en film kwamen in de 20e eeuw ook nog de computer, fax, telex en satelliet erbij. Deze zijn de elektronische tekstmedia, de datanetwerken en de digitale media.

Newton Minow, ex-voorzitter van FCC waarschuwt echter voor een informatiebombardement zonder inhoud en analyse.

.1.2Het verdwijnen van de scheidingslijnen tussen interpersoonlijke communicatie en massacommunicatie

Er is meer interactiviteit, massacommunicatie begint meer en meer kenmerken van interpersoonlijke communicatie te krijgen. De twee communicatiemodaliteiten zijn versmolten, en dat is een wezenlijk kenmerk van onze informatiesamenleving.

.1.3De digitalisering van de klassieke mediaDigitalisering: Informatie kan gedigitaliseerd worden. Woorden, geluiden en beelden kunnen in combinaties van ‘enen en nullen’ weggeschreven worden naar een geheugen, naar een opslagruimte zoals een harde schijf op een computer of cd-rom. De digitalisering heeft tot nieuwe media geleid.

De digitalisering van zowel persmedia als audiovisuele media heeft grote gevolgen voor zowel de productie als de verspreiding van nieuws. Mediaproducten die digitaal aangeleverd worden: online krant, e-book, e-zine.

Convergentie van media: Verschillende informatiekanalen en communicatiemedia vloeien in elkaar over.

Granny proof: gebruiksvriendelijk

.1.4De interactiviteitEr is hier sprake van wederzijdse beïnvloeding. Medium&gebruiker reageren op elkaar. Tegenwoordig is ‘interactief’ een selling point geworden.

Hans Van Driel spreekt van interactiviteit als:• Voor de gebruiker expliciet een mogelijkheid bestaat te kiezen

Page 11: Samenvatting communicatie

• De gebruiker expliciet een daadwerkelijke verandering kan aanbrengen.

Armchair interactivity: Beperkte interactiviteit of lazy interactivity (sms’en voor tv)

Kennis- en informatiekloof: Bij de media-explosie ontstaat een kloof tussen groepen en tussen meer en minder welvarende landen.

.2 Het ARIA-patroon in de ontvangst en ontwikkeling van media

De geschiedenis toont hoe mensen in het verleden volgens een bepaald patroon hebben gereageerd op de introductie van een nieuw medium, men herkent dit patroon ook in de ontwikkeling van het nieuwe medium zelf. Adhv dit patroon kom je meer te weten over:

• De technische ontwikkeling van elk nieuw medium.• Hoe mensen zullen omgaan met het nieuwe medium.

1. Amazement2. Resistance 3. Imitation4. Acceptance

Hoofdstuk 1: Evolutie van het wetenschappelijk onderzoek naar de gevolgen van communicatie

Kees van Wijk geeft een overzicht van de volgende vijf fases in zijn boek De Media-Explosie.

Fase 1: Almacht van de mediaTheorie: One-Step-Flow-TheoryFase 2: Almachtgedachte werd losgelatenTheorieën: Two-Step-Flow-Theory en kenniskloofhypotheseFase 3: Ontvangerspubliek is de focus van wetenschappelijke aandachtTheorie: Uses-And-Gratifications ApproachFase 4: Zekere macht aan de media, maar wel met grondige kritiek.Theorieën: Agendasetting, culturele indicatoren, kritische mediatheorieën en specifieke media-invloeden.Fase 5: Theorievorming op basis van interactiviteit.

.1 De almacht van de media

One-Step-Flow-Theory= Voor en na de Tweede Wereldoorlog werd de media gezien als almachtig en het publiek als passief en weerloos. De media hadden zogezegd een direct effect op het publiek. Men maakte zich zorgen over het propagandagehalte van film, radio en

Page 12: Samenvatting communicatie

televisie. Ze hadden het over de corrumperende werking van media. Communicatiewetenschappers gingen ervan uit dat de massacultuur de hogere cultuur van de traditionele elites zou verdringen.

Men heeft het over de one-step-flow-theory. Er is maar één enkele informatiestroom: die van de zender in de richting van de ontvangers. In deze denkfase is de zender actiegericht en intentioneel: de ontvangers worden bestempeld als gemakkelijk te manipuleren.

Aan deze theorie ligt het stimulus-responsmodel ten grondslag. Psychologen namen aan dat het menselijk gedrag uit het reageren op prikkels van andere mensen bestaat. Dat noemen we het mechanistisch mensbeeld, op een bepaalde stimulus mag een uniforme respons van alle ontvangers verwacht worden. Je moet deze theorie wel in zijn tijd plaatsen: de tijd van de Koude oorlog. Dat was een tijd waarin politici spraken van een mondiaal gevecht om de publieke opinie. Er was toen ook de Koreaanse oorlog. De beelden van Amerikaanse krijgsgevangenen stonden op ieders netvlies gebrand.

Commentaar op One-Step-Flow-Theory:Naarmate er meer onderzoek werd uitgebracht, begon men te twijfelen aan deze theorie. Bij bioscoopbezoekers stelde men vast dat propagandafilms wel een direct, maar erg kortstondig effect hadden. Hun kennis nam toe, maar hun houding bleek niet zo gemakkelijk te beïnvloeden. Bezwaren:

• Het veronderstelde mensbeeld klopte niet en het publiek werd onjuist voorgesteld. Het mensbeeld bleek te beperkt, de mensen zijn géén geïsoleerde en weerloze massamensen!

• De intermediërende factoren werden verwaarloosd. De ontvangers kiezen uit het aanbod van de media altijd die elementen die hen aanspreken, er is dus selectieve blootstelling aan een mediaboodschap. Zulke selectiemechanismen worden intermediërende factoren genoemd (=persoonlijke en sociale filters in selectie, waarneming en verwerking van het media-aanbod).

Hebben we er nog iets aan?De invloed van media op jonge kinderen, vooral op jongens, lijkt erg groot. Maar toch kan deze theorie de kwetsbaarheid van deze groep niet verklaren. Deze theorie is dus volledig af te schrijven. Velen zijn het er echter niet mee eens, en denken nog steeds dat de media een almacht is. Enkele jaren geleden was er een levendige discussie tussen politici en journalisten. D politici vinden dat de nieuwsmedia niet meer slechts de vierde macht zijn, maar onweerstaanbaar opgerukt zijn naar het centrum van het politieke bedrijf. De media zouden ook verantwoordelijk zijn voor de ‘vervlakking van de politiek’.

.2 De leer van de beperkte effecten

.2.1Opinieleider en het tweetrapsmodel=jaren ‘40De tweede generatie communicatieonderzoekers bestond vooral uit sociologen in plaats van psychologen. Zij waren meer geïntresseerd in de sociale groepen waarin een ontvanger ingebed zit.

Onderzoek naar stemgedrag van de Amerikaanse kiezer in 1940 (Erie County Study):

1 8% wijzigde zijn stemvoorkeur onder invloed van de media

Page 13: Samenvatting communicatie

2 92% volgden de media heel selectief en wisten op voorhand al voor wie ze gingen stemmen.

3 Veel kiezers vertelden hoe belangrijk andere mensen waren geweest bij het nemen van hun besluit. In elke buurt werden steeds dezelfde namen opgegeven. Zij worden opinieleiders genoemd, ze zijn goed geïnformeerde mensen die beter gebruik maken van de media en bereid zijn hun omgeving te helpen met belangrijke beslissingen. Ze zijn de verbindingsschakel tussen het massamedianetwerk en het sociale netwerk.

De intermediërende factoren bleken hun werk dus goed te doen. Naast de persoonlijke filters zijn er dus ook sociale filters, ze zijn de invloed van persoonlijke contacten.

Overzicht van de zes filters tussen media en ontvanger volgens Klapper:1 Selectieve blootstelling: je stelt je niet open voor alle media &

boodschappen.2 Selectief waarnemen en onthouden: je kunt niet alles onthouden.3 Selectief aanvaarden: je toetst de boodschap aan de normen &

waarden van de gemeenschap waarin je leeft.4 Selectief verspreiden: de boodschap kan vertekend zijn doordat ze

verspreid wordt door tussenpersonen (opinieleiders).5 Selectie door opinieleiders: de opinieleider selecteert uit het media- en

boodschappenaanbod.6 Selectie door commercie: het media-aanbod is afgestemd op de

behoeften van ontvangers.

Commentaar op Two-Step-Flow-Theory:De onderzoekers maakten geen onderscheid tussen informatiestromen (kennisvermeerdering en informatieverschaffing) en beïnvloedingsstromen (attitude- of gedragsverandering). Beide stromen lopen niet noodzakelijk verticaal. Opinieleiders worden zelf ook beïnvloed. In werkelijkheid is het proces dus diffuus. Wat de opinieleiders verbindt met hun volgelingen, is de gezamenlijke interesse voor een bepaald onderwerp en een gemeenschappelijk waarden- en normenarsenaal. Deze twee factoren zijn direct ook de basis voor onderlinge beïnvloeding tussen mensen. Het woord leider is dus niet neutraal genoeg: het werd dan ook vervangen door “influential”. Van Wijk noemt deze theorie eigenlijk de voortzetting van de One-Step-Flow-Theory. Hij noemt deze dan ook de “geknikte injectienaaldtheorie”.

Hebben wij nog iets aan deze theorie?Marketeers en voorlichters beseffen het belang van ‘intermediairen’ maar al te goed. Bij beslissen en besluiten spelen persoonlijke contacten de hoofdrol.

.2.2De kenniskloofhypothese=begin jaren ‘70Deze hypothese vertrekt van het idee dat mensen met weinig scholing en een lage sociale status het heel moeilijk hebben om hun informatiebehoeftes op te lossen. Ze hebben een ‘informatie-armoede’, en die armoede is net zoals financiële armoede erfelijk. Zij zijn de ‘have-nots’. De ‘haves’ leren sneller uit informatie, lezen en onthouden beter. De ‘have-nots’ winnen trouwens weinig bij een vergroting van het aanbod van kranten- en

Page 14: Samenvatting communicatie

tijdschiftentitels. Zij lezen een ‘vaste’ krant en hun ‘eigen’ tijdschrift. Zij profiteren weinig van meer en betere media.

Deze kenniskloofhypothese gaat niet op voor alle soorten informatie. We hebben het over grote en kleine kenniskloven. Bij informatie over zaken die mensen direct aanspreken, bestaat er een minder groot kennisverschil dan bij politieke of wetenschappelijke nieuwsonderwerpen. Motivatie en interesse bij ontvangers zijn belangrijke factoren!

Hebben wij nu nog iets aan deze benadering?We kunnen deze hypothese samenvatten als verschillen die opduiken bij kennisverwerving en informatieverschaffing. Optimisten geloven dat het internet de kloof zal dichten, pessimisten vrezen voor een toename van de kloof. De laatste jaren signaleert men een nieuwe algemene kenniskloof: tussen Amerika en Europa enerzijds en tussen Noord en Zuid anderzijds. Er is een grote en verregaande achterstand in derdewereldlanden. Ook in Vlaanderen is de problematiek doorgedrongen tot hogere beleidskringen.

.3 De aandacht gaat naar de ontvanger: Uses-And-Gratifications Approach

De actieve rol van het publiek komt op de voorgrond. De ontvanger wordt voor het eerst een serieus studieobject. Men vraagt zich af ‘wat mensen met de media doen?’

Verklaringen ommezwaai: 1 Het welvaartspeil steeg na WO2 aanzienlijk. Het bestuderen van

consumentengedrag werd dan ook een must. Het gebruikersperspectief dook voor het eerst op in de studie van massacommunicatie.

2 Mensen stellen zich alleen bloot aan die informatie die in overeenstemming is met hun eigen ideeën. Dit is de consistentietheorie: wat niet strookt met je mening, vergeet je of bestempel je als onbelangrijk.

Men ging zich dus gaan concentreren op het publiek in plaats van op de zendende partij.

Vanaf de jaren ’40 en ’50 werd in de VS onderzoek gedaan naar populaire radiohoorspelen. Er werd onderzocht waarom luisteraars zich betrokken voelden bij deze hoorspelen:1 Emotionele ontlading: Je krijgt de kans om eens flink te huilen. 2 Identiteit ontlenen: Je kunt je vereenzelvigen met de personages.3 Raadgeving: Je weet wat je moet doen als je ooit in dezelfde situatie

terechtkomt. (meestal wordt als techniek het interview gebruikt)

Via uitgebreid en representatief onderzoek wil men achterhalen welke behoeften bij ontvangers bevredigd worden, welk nut het publiek in het mediagebruik ziet en welke beloningen ontvangers denken te krijgen. Deze zijn de meest genoemde drijfveren voor het gebruik van krant en televisie:1 Leerfunctie: je leert hoe je je moet gedragen in een onzekere wereld.2 Informatieve functie: door de informatie houd je voeling met de wereld rondom

je.

Page 15: Samenvatting communicatie

3 Opwinding: televisie is spannend en prettig. Het is comfortabel. De krant is eerder ontspannend, je vlucht even weg van de dagelijkse sleur.

4 Statusverlening: Je kunt indruk maken op anderen omdat je goed geïnformeerd bent.

De term Approach geeft meteen aan dat er geen sprake is van één allesomvattende theorie, maar eerder van een aantal verwante ontvangersgerichte onderzoeken.

De achillespees van deze aanpak: Nu eens wordt de sociale functie van het mediagebruik geanalyseerd, dan weer het individueel gebruik. De aanpak wordt dan meestal tweeslachtig.

Hoofdkenmerken van Uses-and-Gratifications:1 Het verwachtingspatroon van de mediagebruiker moet serieus genomen worden.

Mensen kiezen namelijk bewust wel medium ze willen gebruiken en welke boodschappen ze willen ontvangen. (dit gaat niet altijd op: bv. Zappen)

2 De media zijn niet almachtig, maar concurreren met om het even welke andere vorm van behoeftebevrediging.

3 Als onderzoeker geef je niet je eigen oordeel over de kwaliteit van het media-aanbod. Je accepteert dat de ontvanger als mediagebruiker kiest wat hij of zij wil kiezen.

Hebben wij nu nog iets aan deze benadering?Deze aanpak past goed in onze sterk gecommercialiseerde media-omgeving. Er is veel kritiek op reality soaps, maar toch stemmen de programmamakers hun aanbod af op de behoeften van het publiek. De betekenis van de mediabeleving kan niet worden afgeleid uit de mediaboodschappen. De nieuwe virtuele versie van Uses-and-Gratifications zal niet lang op zich laten wachten, er zijn al programmeurs aan het werk om een agent te maken die op basis van behoeften en verlangens van de internetgebruiker pasklare informatie kunnen bieden. .4 De sturende macht van media

De vorige fase en deze fase lopen volledig in elkaar over. Vanaf 1970 wint vooral het meer kritisch geïnspireerde onderzoek aan invloed. Er wordt onderzoek gedaan naar langetermijneffecten en onbedoelde gevolgen van mediagebruik. Er wordt verondersteld dat de media wel een sturende macht heeft en dus effecten veroorzaken. Vooral studenten en intellectuelen leverden kritiek op het ‘entertainmentgehalte’ van het aanbod.

Vier exponenten van deze nieuwe invalshoek:2 Agendasetting3 Culturele indicatoren4 Kritische mediatheorieën5 Specifieke media-invloeden

.1 Agendasetting (=1968)Grondgedachte: de media bepalen welke onderwerpen ons bezighouden. Met andere woorden: de media-agenda bepaalt de ontvangersagenda. Er bestaat dus een causale relatie tussen de verschijning van bepaalde onderwerpen in de massamedia en de onderwerpskeuze van het publiek.

Page 16: Samenvatting communicatie

‘Hoe ontstaat nieuws eigenlijk?’ Onderzoekers zijn het eens over een groot aantal onderzoeksgegevens. Bij rampen bijvoorbeeld zegt één bepaalde journalistieke wet dat de media-aandacht voor een ramp wordt bepaald door het aantal slachtoffers gedeeld door de afstand. Afstand is hier niet enkel fysieke afstand, maar ook psychologische afstand. Die journalistieke wet samen met de “politieke lotsverbondenheid” en de “culturele verwantschap” maakten voor Europa en Amerika 11 september erg belangrijk.

Breaking news: Het nieuws dat met korte meldingen ‘hot on the spot’ de andere programma’s onderbreekt.

Kranten blijken doorgaans betere en sterkere agendasetters dan audiovisuele media, maar dit geldt niet bij rampen. Televisie belicht meer de topitems, terwijl kranten veel minder vluchtig zijn.

Media-agenda achterhalen doe je met een grondige kwantitatieve inhoudsanalyse: je bepaalt voor elk medium hoeveel ruimte (voor printmedia) of tijd (voor radio&televisie) wordt besteedt aan een bepaald onderwerp.

Ontvangersagenda bestaat uit drie delen, en kan je aan de hand van deze vragen aan de ontvanger achterhalen:

1. De intrapersoonlijke agenda: welke onderwerpen vind je als ontvanger belangrijk?

2. De interpersoonlijke agenda: over welke onderwerpen spreek je met anderen?

3. De gemeenschapsagenda: welke onderwerpen zijn in jouw vrienden-, familie- en werkkring belangrijk?

Commentaar op agendasetting-onderzoek: 1. De agendasetting meet alleen kennistoename, geen

gedragsveranderingen. Je weet alleen waar mensen over praten, niet hoe ze erover denken.

2. Het lijkt alsof geen enkele politieke, sociale of economische interferentie een rol speelt in communicatieprocessen. (John Kerry)

3. Er wordt weinig rekening gehouden met de verschillende soorten ontvangerscategorieën uit een samenleving.

4. De aandacht spitst zich uitsluitend toe op nieuws, dus slechts op 10% van het totale media-aanbod.

Hebben wij nu nog iets aan deze benadering?Het huidige agendasetting-onderzoek is werd uitgebreid met ‘priming’. Men onderzoekt niet enkel de topitems, maar ook hoe erover moet gedacht worden, en wat je er als lezer of luisteraar moet van vinden. Bij nieuwere media als internet bepaalt de ontvanger zelf wat hij wanneer wil ontvangen. Je kan dus zelf je media-agenda samenstellen. Met een slimme interface (meestal grafisch scherm dat toegang verleent tot onderliggende toepassingen) kies je op grond van je eigen interesses onderwerpen. In de toekomst kunnen we ons dus gaan afvragen hoe ver de macht van de ontvangersagenda reikt om zo de media-agenda te gaan bepalen.

Page 17: Samenvatting communicatie

Onderzoek toont aan:1. Dat er een verschil is tussen de politieke gevolgen van

onderzoeksjournalistiek en van routinejournalistiek. Onderzoeksjournalistiek schopt het dikwijls tot op de politieke agenda. Dit is de waakhondenfunctie van de media.

2. De media hebben meer impact ten tijden van politieke destabilisatie.3. In verkiezingstijden hebben de media meer impact.4. De aard van de issue speelt een rol. Hoe meer een thema zichtbaar is voor

het publiek, hoe minder de media in staat zijn dat thema te maken of te kraken.

.2 Culturele Indicatoren Project = (jaren ’70)Van George Gerbner. Hij verrichte het langslopende onderzoek naar effecten van geweld in de media. Die effecten zijn volgens hem vooral te vinden bij zware kijkers (meer dan 4 uur televisie per dag).

Hij onderzoekt op drie niveaus:Analyse van het institutionele proces (Institutional Process Analysis)Gerbner analyseert verschillende groepen die de productie van mediaboodschappen beïnvloeden (overheid, financiers, televisiedirecteurs, enz.). Hij kwam tot de conclusie dat commerciële belangen dikwijls overheersen.

Een analyse van de boodschap (Message System Analysis)Fictie op televisie heeft haar eigen structuur en werkelijkheid. Die realiteit is niet verzonnen en dus niet echt. Er wordt onderzocht hoe deze televisiewereld samengesteld is. Gerbner onderwerpt boodschappen aan vier criteria, hij noemt ze de culturele indicatoren:

1. Aandacht: hoe vaak komt een boodschap in de media?2. Nadruk: wat is er belangrijk in die boodschap?3. Strekking: welk waardeoordeel wordt uitgesproken?4. Structuur: hoe wordt de boodschap in verband gebracht met andere

verschijnselen?Hij onderzocht zo het geslacht, leeftijd, beroep en ras van de hoofd- en bijfiguren in de weekendprogramma’s en die in primetime. De resultaten gelden nog altijd! De hoofdrollen worden voor drievierde ingenomen door blanke mannen uit de midden- en toplagen van de bevolking. Ze zijn rijk, in de ‘fleur’ van hun leven en meestal vrijgezel. De vrouwen worden véél stereotieper afgebeeld. Er is een grote demografische vertekening.Ook het nieuws is aan vertekening onderhevig. Zo blijkt uit een studie dat de Vlaamse media het binnenlands terrorisme van de miltvuurdreiging stimuleerden.. De beeldvorming over de islamitische wereld is bijgevolg vrij negatief en sterk gestereotypeerd.

Een analyse van het kijkgedrag van mensen (Cultivation Analysis)Gerbner probeerde een verband te ontdekken tussen de ‘kijktijd van mensen’ en hun ‘wereldbeeld’. Zijn bevindingen:

1. Televisie is conservatief en houdt bestaande waarden en normen in stand2. Televisie veroorzaakt angst voor geweld op straat, vooral bij zware kijkers

Positieve noot: Nederlandse onderzoekers onderzochten de invloed van geweld op televisie bij jongere kinderen en constateerden dat het géén invloed heeft!

Page 18: Samenvatting communicatie

Hebben wij nu nog iets aan deze bevinding?Alle cultuurdragers hebben een immense invloed. Marc Elchardus vond in De Symbolische Samenleving (2002) dat Vlamingen die als zendervoorkeur VTM hebben:

1. Etnocentrisch gedrag kunnen vertonen2. Sterke onveiligheidsgevoelens kunnen ervaren3. Autoriteit hoogstwaarschijnlijk een belangrijke waarde vinden4. Anti-democratische stellingen meestal onderschrijven5. Het onbekende wellicht afwijzen6. Eerder rechts stemgedrag vertonen

Zij die het niet met Elchardus eens zijn vragen zich terecht af ‘of het niet komt omdat mensen al bepaalde waarden belangrijk achten dat ze zich aangetrokken voelen tot het VTM-aanbod?’

Democratisch imperatief: de zender biedt alles aan, ook dat wat we niet willen horen. Karstenstein zei ooit dat een voorwaarde om van democratie te kunnen spreken is ‘ons ongemakkelijk voelen’.Commercieel imperatief: als mensen zelf kunnen bepalen wat ze in het televisienieuws willen, kiezen de meesten voor binnenlands nieuws & het weerbericht. Het publiek wordt dan niet meer geconfronteerd, zenders kiezen voor het publiek & commercie.

.3 Kritische mediatheorieënHierin zijn er twee richtingen: de marxistische maatschappijkritiek en de Culturele Studies.

A. De marxistische maatschappijkritiekIn het begin van de jaren ’20 ontstond onrust onder jonge intellectuelen die op zoek waren naar de oorzaak van de maatschappelijke ellende. Twee verklaringen volgens hen:

• De natuurlijke en egoïstische aanleg van de mens zelf (= de antropologische pessimisten)

• Het streven naar macht van bepaalde individuen (=de cultuurpessimisten)Je moet deze stellingen zien samen met de catastrofes waarmee de meestal joodse intellectuelen werden geconfronteerd: gevolgen van WO1, de stalinisering, het fascisme en WO2.De marxistische kritiek richt zich op de grondslagen van de bestaande maatschappelijke ordening die niet enkel onrechtvaardig is, maar ook altijd opnieuw tot onderdrukking van mensen, oorlog en genocide leidt.De theorie heeft zich ontwikkeld tot een sociale filosofie met een interdisciplinair karakter. Het betekent gelijkwaardig samengaan van:

• Politiek-economisch marxisme• Freudiaanse psychoanalyse• Cultuurkritiek• Mediakritiek• Literatuurkritiek

Frankfurter Schule (1960): een groep neo-marxistische wetenschappers uit alle geledingen, geven ook aan dat massamedia een niet te miskennen rol spelen. Ze vinden dat massamedia maatschappijveranderingen tegenhouden.

Page 19: Samenvatting communicatie

Manipulatieconcept: Selectieve informatieverstrekking en bewuste beïnvloeding vormden de leidraad van het manipulatiedenken.

Wetenschappers probeerden het maatschappelijk functioneren van massacommunicatie te doorgronden:

• Theodor Adorno en Max Horkheimer introduceren het concept van cultuurindustrie als alternatief voor ‘massascultuur’. Ze vinden dat ‘massacultuur’ teveel insinueerde dat het spontaan uit de massa was voortgekomen, en dat was volgens hen niet het geval. ‘Cultuurindustrie’ verwijst naar bedrijven waar culturele producten worden vervaardigd en dus winst moeten opleveren. Ze vinden ook dat ‘massamedia’ te onschuldig klinkt, ze vinden dat het niet om de massa gaat maar om het beheersen ervan.

• Hans Magnus Enzensberger introduceren het concept van de bewustzijnsindustrie. Zijn kritiek op Adorno en Horkheimer was dat ‘cultuurindustrie’ niet de kern van de zaak aangaf. Hij vindt dat het gaat om de manier waarop maatschappelijk bewustzijn voortgebracht en doorgegeven wordt. Voor hem is bewustzijnsindustrie de totaliteit van controlemechanismen van de oudere massamedia en de nieuwere elektronische media. Het fungeert als behoeder van de bestaande machtsverhoudingen. (denk maar aan staatsgrepen)

Hebben we nog iets aan deze benadering?Het is natuurlijk boeiend om ons af te vragen als we niet zwaar in de luren worden gelegd. Maar betekent meer mediadiversiteit ook meer inhoudsdifferentiatie? NEEN! (legendarische quote: Ooit al porno gezien waarop vrouwen hun benen dichthouden?) De variaties zijn minimaal en lijken bepaald vanuit een beperkt bewustzijn. De vaak genoemde pluriformiteit is vaak ver te zoeken. Pluriformiteit: Is van toepassing wanneer er binnen (interne pluriformiteit) en tussen (externe pluriformiteit) mediatypen een verscheidenheid aan maatschappelijke stromingen en bewegingen wordt weergegeven.Cross-ownership: Als een partij zeggenschap heeft over meerdere fases van het productie- en distributieproces binnen een of meerdere mediatypes. ‘Truth is not manifest’: Karl Popper.

B. De Culturele StudiesDit is een studie van cultuursociologen Raymond Williams en Steward Hall. Zij hadden als sociologen voornamelijk aandacht voor maatschappelijke ontwikkelingen binnen het geheel van cultuurdragers. Culturele Studies zijn vooral een ‘kind van hun tijd’. In de periode van het postmodernisme werd de grens tussen ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur definitief opgeheven en riepen hun adepten ‘lage cultuur’ uit tot hoogste scheppingsvorm.De culturele studies beschouwen cultuurproducten niet langer als uitingsvorm van een gegeven cultuur, maar ze peilen voortdurend naar hoe de kapitalistische, vrouwonvriendelijke en racistische samenleving zich manifesteert in mediaboodschappen, naar sociale achterstand en ongelijkheid in mediaboodschappen. Wat juist zo goed is aan deze studie is dat ze niet alleen media-inhouden gaat bestuderen, maar ook de reacties hierop van het publiek. Er komt aandacht voor de cultuurpatronen van om het even welke bevolkingslaag.

Page 20: Samenvatting communicatie

Overeenkomsten marxistische maatschappijkritiek en de Culturele Studies:

• Ze komen overeen in het maatschappijkritisch benaderen van massacommunicatie

• Allebei houden ze rekening met de culturele en sociaal-economische context waarin communicatie gebeurt

• Ze letten allebei sterk op de ideologische kant (het verzwijgen of verbergen van machtsbelangen in boodschappen) van boodschappen

• Ze gaan uit van een langetermijnwerking van media

.4 Specifieke media-invloedenWetenschappers hebben het minder over media-effecten, maar meer over media-invloed. Hiermee wijzen ze op het ongrijpbare, complexe en indirecte karakter van de werking van media.

A. Marshall McLuhan (1911 – 1980)Deze Canadees veroorzaakte in de jaren zestig heel wat opschudding met zijn publicaties over de impact van de (massa)media op het menselijke bewustzijn. Hij wordt beschouwd als de belangrijkste theoreticus van het informatietijdperk. Op zijn grafsteen kun je aflezen: THE TRUTH SHALL SET YOU FREE.Hij is steeds eigenzinnig, net zoals z’n definitie van ‘medium’:Een medium is elke technologie die een oorspronkelijk menselijk vermogen veruiterlijkt en verwijdt, waarna deze technologie een relatief zelfstandig bestaan gaat leiden waardoor bij de mens zelfamputatie optreedt.Vanuit die visie is zelfs kleding een medium. Voor McLuhan is een medium een uitbreiding van onze mogelijkheden, zoals:De taal (praten en luisteren)De zintuiglijke waarnemingen (zien, horen, proeven, ruiken, tasten)De ledematen (armen en benen)

Hij vindt technologie een extensie van onze biologie. Een nieuw medium versnelt en verbetert de menselijke vermogens, maar amputeert tegelijk de menselijke mogelijkheden. Een medium is volgens hem niet alleen een hulpmiddel of een instrument, maar iets wat een eigen leven leidt en door zijn eigenschappen het menselijke handelen vorm geeft.

Zijn theorieën berusten op technologisch determinisme: de geschiedenis wordt geschreven door de achtereenvolgende technologische media-evoluties. McLuhan was niet geïntresseerd in de betekenis van boodschappen, maar wel en uitsluitend in het wezen van elk medium. Hij beweert ook dat het informatietijdperk onze wereld zal veranderen in een ‘global village’.

Hebben wij nog iets aan deze benadering?Ja. McLuhan confronteert zijn lezers met maatschappelijke implicaties van communicatietechnologieën op een soms hilarische wijze.

B. Neil Postman: de geestdodende werking van televisieIn Amusing Ourselves To Death beschrijft hij de gevolgen van de teloorgang van het typografische tijdperk. Hij betreurt de overgang van ‘woord’ naar ‘beeld’. Het medium televisie biedt ons enkel televisie, en steent de clip-cultuur. De printcultuur daarentegen hielp een groot publiek zich emanciperen en zelfstandig denken.

Page 21: Samenvatting communicatie

Hij geeft ook het nieuwe waarheidsbegrip dat samen met de opkomst van de televisie opgang maakte. Wat telt is ‘goed overkomen bij de kijker’.

Hebben we nog iets aan deze benadering?Het stemt tot nadenken.

.5 Massamedia in het informatietijdperk Na meer dan een eeuw theorievorming over massacommunicatie kun je een aantal belangrijke mijlpalen onderscheiden.Aan het begin van dit nieuwe millennium doen zich gelijktijdig allerlei ontwikkelingen. Hans Magnus Enzensberger is een van de mediafilosofen die zijn visie op de toekomst van nieuwe media kenbaar kent. Zijn denken is opgebouwd rond vijf hoofdlijnen

.5.1 Een veelheid aan dromen en bokkensprongen in de theorie

Het heeft lang geduurd vooraleer de mensheid zich het hoofd brak over de media. Ook over de nieuwe media ging men pas veel later gaan nadenken. In de jaren vijftig beperkte de belangstelling van faculteiten zich tot een klein aanhangsel: ze zogeheten Perswetenschap. De communicatie- en mediawetenschap beschouwen zichzelf als een academisch groeiterrein. De nieuwe wetenschap heeft een tamelijk kleurrijk gezelfschap van aanhangers aangetrokken. Ze spreken over digitaal kapitalisme en stellen prognoses. Ze zouden zich mediaprofeten kunnen noemen, maar ze zitten in twee kampen:De digitale evangelisten: nemen geen genoegen meer met de aloude blijde boodschap van de volmaakbaarheid van de mensen.

• De naïeve evangelisten zien in de wereldwijde dorpsgemeenschap de oplossing voor al onze problemen. Networking, elektronische democratie, gelijke rechten op toegankelijkheid van informatie.. zouden leiden tot evenwicht en harmonie.

• De moderne evangelisten worden ongeduldig over de gebrekkigheid van de mens. De Cyborg is de volgende logische stap in de richting van zelfafschaffing van de menselijke soort.

De apocalyptici: verkondigen hun verschrikkelijke nieuws voor eigen rekening en op eigen risico. Deze groep van wetenschappers verzekert dat het einde er al is! Paul Virilio deelt mee dat we al lang mutanten zijn en in een toestand van razendsnelle stilstand leven. Baudrilliard zegt dat alles wat wij als werkelijkheid beschouwen in werkelijkheid al lang verdwenen is.

.5.2 De gebruikswaarde van de nieuwe mediaGewoonlijk lopen de media niet alleen vooruit op de theorie, maar ook op de praktijk. De uitvinders begrepen niet altijd de waarde van hun uitvinding. Het toekomstpotentieel van de media is er: we moeten ons gewoon bewust zijn van het proces om ermee te kunnen omgaan. .5.3 Het internetHet WWW heeft zich explosief ontwikkeld. Nooit eerder is in een medium zoveel geld geïnvesteerd. Het is een utopische uitvinding die het verschil tussen zender en ontvanger afschaft. We komen niet te weinig, maar te veel te weten. Het interactieve medium is een vloek noch een zegen. Het geeft een beeld van de geestesgesteldheid van zijn deelnemers. .5.4 De balans opmaken

Page 22: Samenvatting communicatie

Hoe moeten we de beloftes van het digitale kapitalisme beoordelen?De onzekerheid begint al bij de zuiver economische kritiek. We moeten denken aan de kwetsbaarheid van de digitale techniek. Als de computer in een reisbureau uitvalt staan ze machteloos..Het pure overvloed aan materiaal op het net is ook problematisch. De meesten onder ons hebben niet te weinig, maar te veel input tot hun beschikking. We kunnen ons daar enkel maar tegen behoeden als we de ecologie van vermijding al op de basisschool geeft. De algemene en beperkte toegang tot het net. Het internet heeft het begrip van het origineel definitief om zeep geholpen. Samen met de auteur verdwijnt de autoriteit. .5.5 Virtualiteit of realiteitDe digitale evangelisten blijven zweren bij het idee dat de nieuwe media het onderscheid tussen realiteit en simulatie deden wegvallen. Zo’n wereldvreemdheid is alleen maar denkbaar in sciencefictionfilms! Ze wordt de simulatiethese genoemd. De andere illusie van mediawerkers is de overtuiging dat mensen hen geloven. Mensen zijn ondertussen sceptisch geworden en weten dat televisie amusement is en reclame een leugen. De simulatiethese is natuurlijk niet waar. Wie cyberseks verwart met liefde is rijp voor de psychiatrie (wederom zalige quote!).

(lees ook nog op pagina 101 de samenvatting)

Hoofdstuk 2: Analyse van boodschappenEen goed inzicht in de boodschap is een voorwaarde om het effect ervan te begrijpen. Dat inzicht kan volgens Kees Van Wijk op drie niveaus onderzocht worden:

Zicht op het geheel: de vier aspecten van de boodschap.• Informatiestroom: referentieel niveau.• Beïnvloedingsstroom: expressief, relationeel en appellerend niveau.

Zicht op codering: tekens en betekenis.• Denotatie en connotatie.• Soorten tekens: signaal, icoon, index en symbool.

Zicht op details: communicatietechnieken.• Informatiestroom: tekststructuren en argumentatietechnieken• Beïnvloedingsstroom: afleiding, etikettering, herhaling, identificatie,

vereenvoudiging, retoriek, cardstacking, zondebok, getuigenis, belachelijk maken, rationalisatie en bandwagoneffect.

2.1 De vier kanten van een boodschap2.1.1Het refentiële aspectDe eerste betekenislaag of zakelijke inhoud van een boodschap. Het gaat om de uitwisseling van informatie en argumenten op een manier die iedereen begrijpt2.1.2Het expressieve aspectDeze expressieve laag toont hoe een zender zich uit en profileert. Elke zender heeft zijn eigen stijl.

Page 23: Samenvatting communicatie

2.1.3Het relationele aspectHoe verloopt het contact tussen zender en ontvanger? De relationele kant van een boodschap laat toe om de zender-ontvangerrelatie te peilen. 2.1.4Het appellerende aspectAppelleren betekent (cognitief, affectief en/of connatief) een beroep doen op de ontvanger. De zender wil iets bereiken.

2.2 Tekens en betekenisEen boodschap bevat meerdere tekens en soms ook meerdere betekenissen. Er bestaan veel soorten tekens: visuele tekens, verbale tekens en muzikale tekens.

• Maar wat is precies een teken?• Wat is het verband tussen een teken en de werkelijkheid?• Welke betekenissen kan een teken hebben?• Hoe ontstaat betekenis in het communicatieproces?

Deze vragen raken de kern van de boodschapanalyse. De semiotiek of de tekenleer biedt ons een zinvol kader om die vragen te beantwoorden.

‘Een teken is iets wat voor iemand naar iets anders verwijst.’Iemand: de tekengebruiker, de zender of ontvanger dus. Boodschappen zijn multi-interpretabel, omdat er zoveel verschillende Iemand’s zijn. Er zijn oneindig veel interpretaties mogelijk (polysemie). Interpretaties volgens O’Sullivan:

• De dominante interpretatie: de interpretatie die de maker voor ogen had. Wordt ook voorkeurslezing of preferred reading genoemd.

• De onderhandelde interpretatie: wijkt niet echt af van de dominante interpretatie, maar wordt door de lezer aangepast aan zijn situatie.

• De oppositionele interpretatie: de individuele interpretatie wijkt af van, of staat recht tegenover van, de dominante interpretatie. Zo kun je tijdens een bloederige thriller plots de slappe lach krijgen.

Iets: Kan een woord, beeld, of een geluid zijn. Iets anders: Is de manier waarop de boodschap opgevat wordt, de uiteindelijke betekenis. We noemen dit de signifié

Met een code kun je het verband tussen teken en betekenis legen. Een code is een systeem waarbinnen tekens georganiseerd zijn en dat ons dus toelaat om hierdoor informatie over te brengen. De communicatie tussen mensen kan in verschillende codes verlopen. Er is de taalcode, en daarnaast nog verschillende andere zintuiglijke ervaringen die ook een eigen code hebben. Er is een zender die encodeert en gedachten omzet in tekens. Er is ook de ontvanger die decodeert en die de tekens op een actieve manier probeert te begrijpen. Codes kunnen ook misbegrepen worden, of het proces verloopt niet op gelijkaardige wijze. Dit kan dan in discussies resulteren. In Vlaanderen waakt ZORRA nauwgezet over de codes in reclame-advertenties.

• Zien• Opsporen• Reageren op• Rolpatronen in • Advertenties

2.2.1Betekenisniveaus

Page 24: Samenvatting communicatie

Boodschappen hebben een duidelijk effect op ons doen en laten. Die impact heeft te maken met de diverse betekenislagen van een boodschap. Woorden en beelden betekenen soms meer dan je denkt. In de semiologie hanteert men het onderscheid tussen denotatie en connotatie:De denotatie of het primaire betekenisniveau: de standaardbetekenis. De manier waarop de zender het woord uitspreekt geeft ook betekenis:

• Hoe het uitgesproken wordt: expressieve deel• Het contact dat de zender met je maakt: relationele deel• Het beroep dat hij op je doet: appellerende deel

De connotatie of het secundaire betekenisniveau: De figuurlijke betekenis.

Woorden en beelden hebben niet enkel een verwijzingsfunctie maar ook een evaluatieve lading. Woorden kunnen suggereren dat iets goed of fout is en dat op beide niveaus.

2.2.2Soorten tekensAls je de aard van de relatie tussen een teken en datgene waarnaar het teken verwijst op het spoort wilt komen moet je de tekensoorten ordenen.Tekenindeling van Charles Peirce:

• Signalen: tekens die door de afzender niet persoonlijk bedoeld zijn, maar waar een algemene overeenkomst over bestaat tussen zender en ontvanger. (rood licht)

• Iconen: In de kunstgeschiedenis zijn ze schilderijen van heiligen. In de semiotiek zijn het tekens die op visueel of auditief vlak een gelijkenis vertonen met datgene waar ze naar verwijzen. (pasfoto)

• Index of verwijzend teken: Het teken dat een rechtstreeks en natuurlijk verband vertoont met datgene waarnaar het verwijst. (steen, rook, plas)

• Symbolen: Deze tekens krijgen betekenis op grond van een afspraak, een maatschappelijke conventie. Het symbool is meer figuurlijk van aard en vervangt het ander begrip dat gecompliceerd en abstract is. Een symbool is dus een aanschouwelijk teken. (Olympische Ringen)