SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit...

36
HOE VER IS DE TRANSFORMATIE? WEEK VAN DE OPVOEDING GEEF ME DE VIJF! NIEUW: TOOLBOX MEDIAOPVOEDING RELATIEMAGAZINE VAN HET NEDERLANDS JEUGDINSTITUUT NUMMER 1 - OKTOBER 2015 ROND JEUGD EN GEZIN SAMEN IN DE WIJK

Transcript of SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit...

Page 1: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

HOE VER IS DE TRANSFORMATIE?

WEEK VAN DE OPVOEDING GEEF ME DE VIJF!

NIEUW: TOOLBOX MEDIAOPVOEDING

RELATIEMAGAZINE VANHET NEDERLANDS JEUGDINSTITUUT

NUMMER 1 - OKTOBER 2015

ROND JEUGD EN GEZIN

SAMEN IN DE WIJK

Page 2: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

2 NJij? – nr.1 okt. 2015

IN DIT NUMMER

EN VERDER

Kort nieuws 4Job Cohen over het Transformatieberaad 9Nieuw lokaal jeugdstelsel 12Zo werkt het Utrechtse buurtteam 19Erasmus+ 21Leidse samenwerking voor veiligheid 22

Hoe kunnen school en wijkteam linken? 27Blog: Wie zijn de verdwenen kinderen? 28Proeftuinen voor het jonge kind 30Swing: 11 projecten van start 325 vragen aan Anita van Zeijl, Leiden 34 Ondertussen op Whatsapp 36

05WEEK VAN DE OPVOEDING:

GEEF ME DE VIJF!

Projectleider Krista Okma over het profileren van jeugdprofessionals en behoeften van ouders

10TRANSFORMATIE: HOE VER ZIJN WE?

10 opvallende beelden over de transformatie van het jeugdstelsel

14DE PEDAGOGISCHE

HUISARTS KOMT ERAAN

Nieuwe professional als spil van het wijkteam

06MEDIAOPVOEDING

Hoogleraar Peter Nikken over het nut van mediaopvoeding

en de nieuwe toolbox

25DE DRIVE VAN

VICTOR EVERHARDT

Wethouder Jeugd over de transformatie in Utrecht

16BLIK OP DE

WIJKTEAMS JEUGD

Hoe zorg je dat kinderen voldoende in het vizier blijven?

Een moeder en een manager aan het woord

COLOFON

© Nederlands Jeugdinstituut, Utrecht 2015

NJij? is het relatiemagazine van het Nederlands Jeugdinstituut en verschijnt drie keer per jaar.

RedactieKees Bakker, Lea Brinckman en Joanka Prakkeni.s.m. Tekstburo Gort

BeeldredactieAnne Bouw, Lea Brinckman, Elizabeth Wattimena

Foto’sAnne Bouw (p. 5, 13), Martine Hoving (p. 16-18, 29, 30, 32), Bettina Neumann (p. 3, 19, 24, 26), Martine Sprangers (p. 23, 25), Elizabeth Wattimena (cover, p. 7) en cartoons Luuk Poorthuis

Aan dit nummer werkten meeSuzanne Hardeman, Josette Hoex, Hellen Kooijman, Bo Peeters, Mark Snijder, Jolanda Spoelstra, Merel Steinweg en Marja Valkestijn

VormgevingPunt Grafisch Ontwerp, Utrecht

Reacties Reacties of abonneren? Dat kan via [email protected].

Opinies in artikelen vertegen-woordigen niet altijd de opvatting van de redactie of het Nederlands Jeugdinstituut. (Gedeeltelijke) overname van artikelen in overleg met de redactie.

Nederlands JeugdinstituutPostbus 19221, 3501 DE UtrechtCatharijnesingel 47, 3511 GC UtrechtT. 030 230 63 [email protected]

Het Nederlands JeugdinstituutAls kennisnetwerkorganisatie voor jeugd- en opvoedvraagstukken streven we ernaar om samen met gemeenten en aanbieders van jeugd- en opvoedhulp de gezonde ontwikkeling van jeugdigen en de sociale en pedagogische kwaliteit van hun leefomgeving te bevorderen. Daarbij richten we ons op het verbeteren van de kwaliteit en doelmatigheid van zorg- en dienstverlening aan jeugdigen en opvoeders. Dat doen we door professionals en gemeenten te ondersteunen met kennis en advies.

Meer informatiewww.nji.nl

Page 3: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

3Nederlands Jeugdinstituut

REDACTIONEEL

Dit is de eerste editie van NJij?, het nieuwe relatie­magazine van het Nederlands Jeugd instituut. Met dit blad zoeken we de interactie met u: bestuurders, managers, jeugdprofessionals, cliëntvertegenwoordigers en beleidsmakers die werken aan een sterke jeugdsector. Het is een spannende tijd in onze sector. De transitie is een feit en we staan nu voor de vraag: gaat de transformatie lukken? Lukt het om het jeugdstelsel beter te maken met minder geld? In dit nummer spreekt Job Cohen, voorzitter van het Transformatieberaad, over de stip op de horizon. De transformatie is gebaat bij de komst van een nieuwe professional: de jeugd­ en gezins­generalist. Iemand die van alle markten thuis is, die weet wanneer hij niets moet doen en wanneer hij juist in actie moet komen.De ontwikkeling van wijkteams is zeer actueel

en van cruciaal belang in die transformatie. We horen veel vragen. Hoe stuur je op kwaliteit van het werk? Hoe bekostig je het? Wat moet zo’n generalist kunnen? Hoe krijg je grip op feiten en cijfers? Hoe zorg je dat de bureaucratie niet verder toeneemt? Hierover sprak ik met de Utrechtse wethouder Jeugd. In dit nummer hebben we die ontwikkeling uitgelicht. Maar we geven ook informatie over allerlei andere activiteiten in het brede jeugddomein waar het Nederlands Jeugd­instituut bij betrokken is. En vooral willen we met u in gesprek om te weten wat u bezighoudt. Niet voor niets hebben we met dit blad gekozen voor de naam ‘NJij?’ Let op het vraagteken. Dit is geen reclameblad van het Nederlands Jeugdinstituut maar een relatiemagazine. We horen graag hoe u kijkt naar de ontwikkelingen. Over welke thema’s wilt u met ons in gesprek?

Doet u mee?

Kees Bakker Voorzitter Raad van Bestuur Nederlands [email protected]

Er zijn signalen dat sommige kinderen uit beeld raken van de (lichtere) jeugdhulp en pas bij een crisis weer opduiken. We vroegen bezoekers van www.kennisnet.jeugd.nl of zij dit herkennen.

Deze poll is uitgezet na plaatsing van de blog Wie zijn de verdwenen kinderen? Zie pagina 28.

POLL KRIJGEN SOMMIGE KINDEREN GEEN JEUGDHULP MEER?

NIEUW BIJ HET NJIVanaf 1 december gaat Rutger Hageraats, voorheen programma-manager Zorg voor de Jeugd bij de gemeente Amsterdam, aan de slag als programma directeur Transformatie. Wim Gorissen, voor-heen directeur Zorg bij de Bascule, Academisch Centrum Kinder- en Jeugd psychiatrie, is vanaf diezelfde datum directeur van het programmacluster Effectiviteit en vakmanschap.

84%139 STEMMEN

‘Ja, ik denk dat het een groeiend structureel

probleem is’

7%13 STEMMEN

‘Ja, maar ik denk dat het over incidenten

gaat’

7%13 STEMMEN

165STEMMEN

TOTAAL

‘Nee, het is volgens mij geen

probleem’

Page 4: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

4 NJij? – nr.1 okt. 2015

TRENDSTUDIE: DIE JEUGD VAN TEGENWOORDIG Hoe is het met de jeugd van tegenwoordig? In navolging van het boek Opgroeien in Nederland (1993) doken drie auteurs opnieuw in de materie over opvoeden en opgroeien in Nederland. Zijn er steeds meer of juist minder opvoed­ en opgroeiproblemen? Voeden ouders hun kinderen slechter op? Of valt het allemaal reuze mee? In het debat over de Nederlandse jeugd doen allerlei verhalen en mythes de ronde, zo blijkt uit de nieuwe publicatie Die jeugd van tegenwoordig. De auteurs kozen daarom voor een caleidoscopische aanpak waarbij het maatschappelijk debat én feiten uit praktijk en onderzoek worden gepresenteerd. Het resultaat is een kleurrijk overzicht van onderwerpen waarmee de Nederlandse jeugd, hun ouders en deskundigen worstelen.

GAAT HET ECHT GOED?In de publicatie is te zien dat het op grond van feiten en cijfers goed lijkt te gaan met de Nederlandse jeugd. Zo scoren Nederlandse kinderen volgens Unicef het best van alle kinderen uit rijke landen als het gaat om welbevinden en gezondheid, op basis van 26 internationaal vergelijkbare indicatoren. Tegelijkertijd blijkt uit onderzoek dat gemiddeld 25% van de vmbo­leerlingen problemen ervaart terwijl het bij de vwo­leerlingen 10% is. Ook het maatschappelijk debat is hierover niet eenduidig. Optimisten en pessimisten staan vaak lijnrecht tegenover elkaar in hun waardering van het opvoed­ en opgroeiklimaat in Nederland. ‘Eigenlijk gaat het best goed met de Nederlandse jeugd, maar toch strookt onze beeldvorming daar niet altijd mee omdat die vaak is gebaseerd op misstanden die veel aandacht genereren. Dat we in Nederland nou eenmaal met een enorm bevoorrechte jeugd te maken hebben, wordt in discussies omtrent die incidenten dan nogal eens vergeten’, aldus Erik Jan de Wilde, één van de auteurs.

Bakker, K., E. de Wilde en H. Kooijman, Die jeugd van tegenwoordig. Over opvoeden en opgroeien in Nederland, prijs: 12,50 euro, bestellen via www.nji.nl/publicaties.

NIEUWS

Tussen 2011 en 2016 worden maar liefst 14 richtlijnen jeugdhulp en jeugd bescherming ontwikkeld. De richtlijnen bieden praktische aan­bevelingen op basis van de laatste kennis uit wetenschap, praktijk én cliënt voorkeuren. Op dit moment staan 9 van de 14 richtlijnen online op www.richtlijnenjeugdhulp.nl.

Werken met richtlijnen is voor professionals in de jeugdhulp en jeugd-bescherming nieuw. Projectleider Karlijn Stals van het Nederlands Jeugdinstituut : ‘Dit zijn de eerste richtlijnen die speciaal voor deze sector ontwikkeld zijn. Het

gebruik ervan in de dagelijkse praktijk is nog niet vanzelfsprekend. Het roept vragen op over hoe je als professional met richtlijnen moet werken: strak opvolgen of juist afwijken? Of welke richtlijn is wanneer van toepassing?’

NETWERKOm organisaties in de jeugdhulp en jeugd-bescherming te helpen bij het invoeren van richtlijnen in hun eigen organisatie, is een netwerk opgericht waar inmid-dels 65 organisaties lid van zijn. Stals: ‘Die 65 organisaties voeden we zo goed mogelijk met allerlei tips en tools. We helpen bijvoorbeeld bij het maken van

een invoerplan of stellen materiaal beschikbaar waarmee zij zelf collega’s kunnen stimuleren om met de richtlijnen te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken daar ook het meeste van op.’

GEDEELD BESLUITSpecifieke aandacht gaat uit naar gedeelde besluitvorming: de samen-werking tussen professionals, ouders en het kind. Stals: ‘Actieve deelname van ouders en jeugdige bevordert het effect van hulpverlening. Daarom staat gedeelde besluitvorming in alle richt-lijnen hoog in het vaandel. De praktijk is daar alleen nog niet altijd voldoende op toegerust. Samen met cliënten hebben we tools ontwikkeld om die gedeelde besluitvorming te bevorderen.’

14 RICHTLIJNEN VOOR JEUGDHULP EN JEUGDBESCHERMING IN DE MAAK

Page 5: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

5Nederlands Jeugdinstituut

1. Waarom ‘Geef me de vijf!’? ‘Met het thema “Geef me de vijf!” willen we deze week de positieve kanten van opvoeden benadrukken. Met 85% van de jeugd in Nederland gaat het goed en dat is een high five voor ouders. Keerzijde is dat ouders zich ontzettend verantwoordelijk voelen voor het geluk en welzijn van hun kinderen. Met deze week willen we aangeven dat het belangrijk is om dit in perspectief te zien. Of het goed gaat met je kind ligt óók bij het kind zelf en zijn omgeving.’

2. Is zo’n week nog wel nodig? ‘Jazeker! Ouders denken dat er iets aan de hand moet zijn om naar een professional te gaan. Met deze week stimuleren we ouders om ook eenvoudige opvoedvragen gewoon te stellen en zich daar niet voor te generen. Opvoeden is leuk maar kan ook lastig zijn. De Week van de Opvoeding laat zien dat het één het ander niet uitsluit. Ouders ontdekken dat het goed is het gesprek aan te gaan over opvoeden, niet alleen met professionals maar ook bijvoorbeeld op school met andere ouders.’

3. Vinden ouders het echt moeilijk om hun vragen te stellen?‘Ik geef workshops tijdens de Week van de Opvoeding en hoor vaak dat ouders het prettig vinden om te praten over opvoedvraagstukken die weinig besproken worden. Zoals in de file staan terwijl je kind achterin zit te brullen. Of boos worden op je kind en je daar later schuldig over voelen. Ouders stellen vaak hun hulpvraag uit, ze gaan eerst online op zoek. Of ze stellen de vraag in hun eigen netwerk, wat natuurlijk prima is. De Week van de Opvoeding laat zien dat het goed is om al eerder je vraag te stellen aan een professional en samen te kijken hoe je het kunt oplossen.’

4. Wat kunnen professionals en wijkteams met deze week?‘De Week van de Opvoeding is een kans voor jeugd­professionals en wijkteams

om ouders te laten kennis maken met henzelf en met hun steunpunt. Dat kan door activiteiten te organiseren en door er aandacht aan te besteden in de lokale media. Zo weten ouders waar je zit, wie je bent en komen ze naar je toe als dat nodig is.’

5. Komt de Week van de Opvoeding in het nieuws?‘Ik hoop het! Nu worden vooral problemen uitgelicht in de media. Hierdoor ontstaat een vertekend beeld over opvoeden. Maar het is lastig om landelijk met deze week in het nieuws te komen omdat het om positief nieuws gaat. Anderzijds, dit jaar is het de vijfde keer dat we de Week van de Opvoeding organiseren. Misschien is dat nét het zetje voor het Jeugdjournaal of RTL Nieuws om dit item uit te lichten.’

Op 5 oktober 2015 start de vijfde Week van de Opvoeding. Dit jaar vieren we het 1e lustrum met het thema: Geef me de vijf! Projectleider Krista Okma legt uit waarom deze week een mooie kans is voor wijkteams en jeugdprofessionals om zich te profileren en ouders te stimuleren opvoedvragen te stellen.

Week van de Opvoeding:

INTERVIEW

GEEF ME DE VIJF!

Meer informatie: www.weekvandeopvoeding.nl

Page 6: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

6 NJij? – nr.1 okt. 2015

Waarom is mediaopvoeding belangrijk?‘We hebben 24 uur per dag internet. Media worden steeds toegankelijker voor kinderen op steeds jongere leeftijd. Daarom is het zo belang­rijk dat professionals en ouders goede kennis hebben van mediaopvoeding.’

Hoe moet je hier als ouder mee omgaan?‘Mediagebruik is iets dat er gewoon bij hoort. We moeten ons er niet teveel zorgen over maken. Het is goed te weten hoe je risico’s kunt voorkomen en hoe je het leuk kunt houden zodat het een positief effect heeft op de ontwikkeling van kinderen. Neem gamen, dat is niet alleen een spelletje op een scherm, met gamen kunnen kinderen zich ook ontwikkelen.’

Hoe doen ouders de media opvoeding?‘Over het algemeen lijkt het in gezinnen goed te gaan. Dat wat je leest in de media over het gevaar van mediagebruik ­ zoals kans op aanraking met pedofielen, hacking en grooming op internet ­ zijn risico’s maar meer uitzondering op de regel. Tegelijk is er ook een kleinere groep ouders waar de opvoeding minder makkelijk gaat, ook de mediaopvoeding.’

Wat raad jij professionals aan? ‘Als professionals zich bij lichte opvoedings­ondersteuning concentreren op goede omgang met media en vragen van ouders beantwoorden, dan kun je zwaardere problemen voorkomen. Dat is bovendien goedkoper en effectiever.’

Knelpunt?‘Er is heel veel informatie over mediaopvoeding maar het is niet altijd gestoeld op wetenschap­pelijk onderzoek. Uit onderzoek blijkt dat docenten twijfelen welke informatie de juiste is. Professionals googelen en kunnen dan niet direct het antwoord vinden. Of ze vragen zich af of het betrouwbaar of bruikbaar is. Ook ouders weten meestal niet waar ze wat kunnen vinden. Veel kennis komt vanuit verschillende partijen die het op verschillende manieren uitleggen. Daarnaast is bestaande informatie vaak gericht op een breed publiek, zoals kinderen op de basisschool of middelbare school. En niet specifiek op kinderen van een bepaalde leeftijd of uit een bepaalde groep qua beperking.’

Er is dus extra kennis nodig?‘Ja, we weten veel uit wetenschappelijk onderzoek over mediagebruik maar het wordt nog te weinig benut. Het is van belang dat we gefundeerd antwoord kunnen geven op vragen die nu leven. Wat weten we precies over de effecten van media op kinderen? Waarom zijn media goed voor ze en waarom brengen ze in sommige situaties risico’s met zich mee? We weten ook weinig over de risico’s voor kinderen met bijvoorbeeld een licht verstandelijke beperking en kinderen uit andere culturen. Met goede gegevens kunnen we ouders goed informeren, hypes voorkomen en spook­verhalen uit de wereld helpen.’

MEDIAOPVOEDING IS EEN MUST‘Mediaopvoeding hoort er voor alle ouders bij’, stelt Peter Nikken, hoogleraar media­opvoeding. Maar het is hoog tijd dat er meer wetenschappelijke kennis over komt en gericht op specifieke leeftijdsgroepen, voor professionals én ouders.

INTERVIEW

Page 7: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

7Nederlands Jeugdinstituut

‘We hebben meer gefundeerd antwoord nodig

op vragen die nu leven’

Page 8: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

8 NJij? – nr.1 okt. 2015

WAT IS DE MEERWAARDE VAN DE TOOLBOX?‘De toolbox biedt gefundeerd antwoord op vragen van ouders over opvoeding en mediagebruik, zoals over de risico’s en wanneer wat kan en mag. Deze vragen zijn niet nieuw, die hadden ouders ook al in de jaren vijftig. Maar media zijn nu constant aanwezig en in de handpalmen van kinderen. Er zijn overal kleinere schermen en ouders weten vaak niet wie wat op welk medium doet. De toolbox geeft antwoord op concrete vragen over specifieke onderwerpen. Als professionals de toolbox gebruiken, kunnen ze sneller, beter en met meer zekerheid vragen van ouders beantwoorden.’

HOE ZORG JE DAT EEN JONG KIND NIET STEEDS BUMBA OF PINQU KIJKT? ‘De toolbox geeft inderdaad concrete tips over dergelijke onderwerpen. Ouders kunnen aan­geven op welk moment van de dag een kind mag kijken. Met een duidelijk ritueel wanneer het afgelopen is en wanneer ze wat anders gaan doen zoals buiten spelen of tekenen. Daar moeten ouders consequent in zijn en bovendien zich

bewust zijn van het eigen mediagedrag. Zo kan een ouder met zichzelf afspreken geen media te gebruiken op tijden dat hun kind dat ook niet mag. Het gaat om een evenwicht. Zoals de ‘schijf van vijf’ met eten, zo kun je ook kijken naar dagbesteding van het kind: hoeveel tijd huis­werk, wanneer eten, slapen en wanneer media gebruiken?’

WAT KUNNEN WIJKTEAMS MET DE TOOLBOX?‘Ik vind het belangrijk dat de verschillende partijen in de wijkteams dezelfde boodschap geven over de rol van media. Dan kunnen ze kind en gezin op dezelfde manier ondersteunen. Juist waar de opvoeding moeizaam verloopt, is het goed dat er een consequente boodschap wordt uitgedragen. Door het organiseren van ouder­bijeenkomsten via school bijvoorbeeld kun je met behulp van de toolbox het juiste verhaal vertellen. Je laat dan zien dat zowel ouders als de school samen een rol spelen in de (media­)opvoeding van kinderen.’

De Toolbox Mediaopvoeding is te vinden op: www.nji.nl/mediaopvoeding

Meer weten: [email protected]

Nieuw: Toolbox MediaopvoedingDeze zomer heeft het Nederlands Jeugdinstituut de Toolbox Mediaopvoeding uitgebracht. De toolbox biedt professionals een compleet informatiepakket over mediagebruik van kinderen, met facts en figures en tips wat je als opvoeder kunt doen in specifieke opvoedsituaties. Peter Nikken werkte als inhoudelijk deskundige mee aan de toolbox.

UITGELICHT

WERKCONFERENTIE SAMEN OM HET KIND IN DE WIJK Op 27 november 2015 organiseert het Nederlands Jeugdinstituut samen met de gemeente Utrecht de werkconferentie Samen om het kind in de wijk. Tijdens deze werkconferentie draait het om de vraag: hoe kan de Jeugdwet zo uitgewerkt worden dat kinderen optimale en integrale ondersteuning krijgen? Daarbij gaat het zowel om sturing en beleid vanuit de gemeente als om uitvoering in de praktijk door instellingen en professionals. De conferentie is interessant voor bestuurders, professionals en gemeenten die zich met hun beleid, instelling of in hun werk richten op gezinnen met kinderen. Deelname kost €195, inclusief de publicatie Samen om het kind. In de wijk.

Meer informatie: www.nji.nl/congressen

Page 9: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

9Nederlands Jeugdinstituut

Een paar dagen na het Transformatieberaad kijkt Cohen vanaf een Amsterdams terras tevreden terug op de bijeenkomst. ‘Precies een jaar geleden presenteerden wij met de denktank het rapport Beter met minder, ons advies over de transformatie van het jeugdstelsel. En een half­jaar terug is de Jeugdwet ingevoerd. Het was dus een goed moment om met z’n allen de stand op te nemen. Waar staan we nu? Zien we de belangrijke punten die we toen hebben aangegeven, zoals het bewezen effectief werken, nu voldoende terug in de praktijk?’

STIP OP HORIZONCohen wijst op het belang van een langetermijn­perspectief, juist als de dagelijkse drukte de overhand krijgt. ‘Met de denktank hebben we ons vorig jaar vooral gericht op de stip op de horizon. Hoe moet dat nieuwe stelsel er idealiter uit zien? En hoe gaan we dat bereiken? We wisten dat je dat punt gemakkelijk uit het oog verliest in het gedoe van alledag. Daarom is het zo belangrijk om het toch op de agenda te houden, ook als je er vandaag of morgen niet aan toekomt.’

WIJKTEAMSTijdens het Transformatieberaad werkten de deelnemers drie thema’s uit: integratie van de specialistische zorg, transformeren op basis van monitoring en cijfers, en integraal werken in de wijk. ‘Het verschil in perspectief vind ik

opvallend. Gemeenten bouwen met de wijkteams aan iets nieuws en zijn daarover dus enthousiast. Maar cliëntenorganisaties zijn kritisch en maken zich zorgen. Het is daarom goed dat gemeenten horen dat cliënten en de beroepspraktijk nog niet tevreden zijn over de wijkteams. Maar ook andersom is het belangrijk voor alle partijen om te zien hoe hard er gewerkt wordt binnen gemeenten.’ Dit soort bijeenkomsten zouden volgens Cohen moeten leiden tot meer kennis­deling tussen gemeenten. ‘Er zit een enorme verscheidenheid in de manier waarop gemeenten de wijkteams inrichten. Dat is logisch, want dat is het idee achter de decentralisatie. Maar als we al die kennis over de inrichting van de wijkteams verzamelen, kunnen alle gemeenten er hun voordeel mee doen.’

REFLECTIE GAAT NIET VANZELFReflecteren, vooruitkijken en kennis delen gaan echter niet vanzelf, weet ook Cohen. ‘Dat moet je organiseren. Zeker van mensen die elke dag met hun poten in de modder staan, kan je niet verwachten dat ze die stip aan de horizon in gedachten houden. Je moet hen dus uitdagen om na te denken over wat ze doen en waarom ze dat doen. Daarom was dit Transformatieberaad nuttig: iedereen is hard bezig met zijn eigen dingen, maar nu konden we even achterover leunen en elkaar vragen: wat ben jij aan het doen?’

‘Het is goed dat gemeenten horen dat cliënten en de beroepspraktijk nog niet tevreden zijn’

JOB COHEN OVER HET TRANSFORMATIEBERAAD

Op een vrijdagmiddag in juni 2015 kwamen zo’n dertig vertegenwoordigers van gemeenten, jeugdhulp­instellingen en cliëntenorganisaties bijeen in de Utrechtse binnenstad, op initiatief van het Nederlands Jeugdinstituut. Zij hielden een ‘Transformatieberaad’ waarin ze de ontwikkelingen in het land rondom de jeugdhulp volgen. Voorzitter Job Cohen, eerder voorzitter van de Denktank Transformatie Jeugd­stelsel: ‘Het is belangrijk dat we regelmatig de thermometer in de transformatie steken.’

INTERVIEW

Page 10: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

10 NJij? – nr.1 okt. 2015

1 GEMEENTEN ZIJN POSITIEVER DAN AANBIEDERS EN CLIËNTEN

Gemeenten zijn positiever over de transformatie van het jeugdstelsel dan zorgaanbieders en cliënten. Volgens de gemeenten verloopt de samenwerking met zorgaanbieders soepel. Er is een constructieve dialoog tot stand gekomen, daarover zijn beide partijen het eens. Maar er klinken ook andere geluiden. ‘Gemeenten sturen op een droom. Kritiek is taboe’, aldus een jeugdinstelling.

2 ECHTE TRANSFORMATIE MOET NOG BEGINNEN

De meeste geïnterviewden vinden dat de transitie gelukt is: de voorspelde grote drama’s zijn uit­gebleven en de zorg is gegarandeerd. ‘De wereld is niet ontploft’, aldus een wethouder. De eerste stappen zijn gezet, maar de echte transformatie moet nog beginnen. Daarover is iedereen het eens.

3 BETER MET MINDER?Een beter functionerend jeugdstelsel dat minder geld kost? De meeste gemeenten zijn daar positief

over, al moet daarvoor nog wel het nodige gebeuren. De wijkteams zorgen volgens hen dat er sneller hulp kan worden geboden en dat er minder bureaucratie is en dus meer geld voor ondersteuning. Bestuurders uit de jeugdhulp en jeugd­ggz denken daar anders over: zij vinden dat de bureaucratie de spuigaten uit loopt. Ook gemeenten zijn zich bewust van de groeiende administratieve lasten maar vinden het nog te vroeg om harde conclusies te trekken.

4 WIJKTEAMS LOPEN ZICH WARM Overal ontstaan wijkteams maar die zijn nog lang niet overal goed toegerust. Ze hebben jeugd niet altijd op het netvlies. Professionals moeten anders gaan werken. Dat verloopt met vallen en opstaan. Onder tijdsdruk vallen ze soms terug in oude gewoonten en verwijspatronen. Er zijn signalen dat niet elk wijkteam beschikt over de expertise om goed te signaleren en door te verwijzen. Er lijkt vaker via de huisarts te worden verwezen naar de ggz. Ook zouden sommige kinderen te lang te licht geholpen worden.

5 TRANSFORMATIE VIA INKOOPPROCES IS VOLGENDE STAP

De inkoop van zorg is onder grote tijdsdruk tot stand gekomen. Er is sectoraal en groten­deels historisch ingekocht De continuïteit van zorg lijkt op de meeste plekken gegarandeerd maar er is nog veel verbetering mogelijk. Een gemeente: ‘Door gebrek aan informatie hebben we aannames moeten doen voor de inkoop die in de praktijk niet altijd blijken te kloppen. We hebben extra budget moeten vrijmaken om zorg te kunnen garanderen. Volgend jaar hopen we de transformatie meer via de inkoop te beïnvloeden.’

10 opvallende beelden over de transformatie van het jeugdstelselHoe ver is de transformatie van het jeugdstelsel? Het Nederlands Jeugdinstituut heeft dit medio 2015 gepeild bij dertig sleutelfiguren van gemeenten, zorgaanbieders en cliënten. Dit zijn de 10 meest opvallende punten. Geen harde feiten of conclusies, maar indrukken van direct betrokkenen.

Meer informatie: Bas Wijnen,[email protected]

TRANSFORMATIE

Page 11: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

11Nederlands Jeugdinstituut

6 PREVENTIE VRAAGT MEER AANDACHTGemeenten investeren nog weinig in preventie en zijn zich daarvan ook bewust. Er is sprake van dalende consumptie maar het is niet duidelijk of dat komt door de nieuwe manier van werken.

7 WIJKTEAMS NOG ZOEKENDE NAAR HUN ROL BIJ VEILIGHEIDSISSUES

Ondanks de Wet meldcode zien niet alle keten­partners veiligheid als hun verantwoordelijkheid. Bij signalen van onveiligheid sluist het wijkteam volgens sommige geïnterviewden te makkelijk door naar Veilig Thuis. In eerste instantie probeerden wijkteams alles zelf af te handelen en was een afname van het aantal ondertoezicht stellingen te zien. Dat is veranderd. Een jeugd beschermer: ‘Wijkteams zijn zich bewust geworden van de complexiteit van veiligheidsvraagstukken en zijn daardoor eerder gaan doorverwijzen. Veilig Thuis kan het aantal zorgmeldingen bijna niet aan.’

8 SAMENWERKING MET ONDERWIJS KRIJGT GESTAAG VORM

In het algemeen lijkt de samenwerking tussen jeugdhulp en onderwijs nog in de kinderschoenen te staan. Gemeenten zijn hierover positiever dan

hulpverleners. Op bestuurlijk niveau weet men elkaar te vinden maar op de werkvloer is dat niet altijd het geval. Een instelling: ‘We weten nog steeds niet altijd van elkaar dat de ander al bezig is met een gezin.’

9 PARTICIPATIE VAN OUDERS EN JONGEREN IN KINDERSCHOENEN

Terwijl gemeenten en zorgaanbieders elkaar steeds beter weten te vinden, zijn ouders en kinderen nog niet structureel betrokken bij beleid en praktijk. Participatie loopt zelfs terug omdat gemeenten dat vormgeven via Wmo­raden. Een ouder: ‘Daar praten ze vaak eerst twee uur over steunkousen en trapliften en dan blijft er nog vijf minuten over voor jeugdzorg. Daar ga ik dus echt niet meer heen.’ Andersom moeten ouders en jongeren ook bewust gemaakt worden van de rol die ze kunnen spelen als ervaringsdeskundigen, stellen sommigen.

10 PRIVACY IS LASTIG PUNTHet omgaan met privacy is en blijft voor iedereen lastig. Wetgeving stelt strikte eisen aan het delen van cliëntinformatie tussen de verschillende partijen.

Page 12: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

12 NJij? – nr.1 okt. 2015

Veel gemeenten kiezen ervoor hun vrij toe ganke ­lijke jeugdhulp onder te brengen in een sociaal wijkteam. Herma Ooms: ‘Dat is een kans om de hulp aan huishoudens met kinderen integraal vorm te geven. In een gezin is er toch vaak meer aan de hand dan alleen jeugdproblematiek. Die lokale herinrichting en integrale manier van werken heb je echter niet van vandaag op morgen geregeld. Iedereen moet zich hervinden in de nieuwe situatie . En eigenlijk heb je daar de tijd niet voor, want je hebt te maken met kinderen in de knel; die mag je niet bloot stellen aan dit soort onzekerheden.’

PIJNPUNTENEerder dit jaar trokken de Kinderombudsman en Samenwerkende Inspecties aan de bel omdat de toegang, die in veel gemeenten via een wijkteam verloopt, niet goed zou functioneren. Cliënten lieten eenzelfde kritisch geluid horen met hun Monitor Transformatie Jeugdstelsel. Pijnpunten: de informatievoorziening aan burgers en het gebrek aan expertise waarover veel wijkteams zouden beschikken. De veelal generalistisch opererende professionals zouden lang niet allemaal de jeugdproblematiek goed kunnen duiden, er tijdig passende hulp bij halen en weten hoe ze veiligheidsissues moeten signaleren en aanpakken. Ook zorgaanbieders lieten van zich horen. Te lang te lichte hulp bieden zou ervoor zorgen dat de crisisopvang overuren draait.

EERSTE LIJNHoe kijkt Ooms hier tegenaan? ‘Er ontstaat een nieuw krachtenveld waarbij de opdracht aan veel professionals verandert. Neem professionals in een wijkteam. Vaak wordt er van ze gevraagd zoveel mogelijk vragen en problemen zelf op te lossen. Maar dan moeten ze wel weten wat nog verantwoord is om zelf te doen, wanneer ze moeten doorverwijzen en wanneer een situatie goed genoeg is. De generalistische aanpak heeft in die zin ook beperkingen. Zo’n professional moet weten waar de eigen expertise of die van zijn team ophoudt. In de praktijk zie je dat het daar vaak aan schort. Daar waar al goede contacten zijn met aanvullende vormen van hulp, bijvoorbeeld in de vorm van diagnostische teams, gaat het beter. Het is dan makkelijker en vanzelfsprekender om advies in te winnen.’ Collega Caroline Vink vult aan: ‘De focus van veel gemeenten is in deze beginfase vooral gericht op de eerste lijn en dat is vaak een wijkteam. De samenhang met de voor­ en achterliggende voorzieningen is nog lang niet overal op orde.’

TE VROEGVink vindt het te vroeg om op landelijk niveau conclusies te trekken over de effecten van de transformatie. ‘Vooralsnog zijn de signalen die we krijgen vooral gebaseerd op kleinschalig praktijk­onderzoek, op aannames. De eerste CBS­cijfers geven nog geen uitsluitsel of het de wijkteams

TRANSFORMATIE

Transformatie gaat nieuwe fase in

De zoektocht naar een nieuw lokaal jeugdstelselDe transitie van de jeugdzorg naar gemeenten is een feit, maar de transformatie heeft meer tijd nodig. ‘Op papier is alles misschien geregeld, maar de praktijk is nog zoekende.’ Een interview met Herma Ooms en Caroline Vink, beiden van het Nederlands Jeugdinstituut.

Meer informatie: Herma Ooms, [email protected]

Page 13: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

13Nederlands Jeugdinstituut

gaat lukken om te normaliseren of dat er meer kinderen tussen wal en schip terecht komen. Uit een recente belronde langs gemeenten en aan­bieders blijkt dat gemeenten optimistisch zijn over de stand van de transformatie en accepteren dat het stelsel in opbouw is. Aanbieders en cliënten lijken daar een stuk kritischer over.’

DOEN WAT WERKTVolgens Ooms is het belangrijk dat professionals, zeker in deze fase, zich niet laten leiden door de waan van de dag. ‘Je moet regelmatig stilstaan bij de vraag hoe je het aanpakt. Doen we het goede? Doen we dat goed genoeg? Wat kan beter? Wat kunnen we van anderen leren? Welke kennis en instrumenten zijn er beschikbaar die mij kunnen helpen? Die reflectie wil er nogal eens bij inschieten. Zorgelijker nog is het adagium “meer ruimte voor de professionals” dat door sommigen gezien wordt als een vrijbrief om naar eigen inzicht te handelen, zonder daarbij gebruik te maken van beschikbare kennis. Weten en doen wat werkt, is een eerste vereiste om een beter stelsel te realiseren. Je zit in een fase dat je moet experimenteren, maar dat moet je wel verant­woord doen, dus boor de hulpbronnen aan die je daarbij kunt gebruiken. Het kan geen kwaad soms iemand van buiten in te vliegen om mee te kijken’.

Vink: ‘En ga de dialoog met elkaar aan als dingen niet lopen. Gemeenten betreuren het dat sommige aanbieders naar de pers gaan als er knelpunten zijn. Hoewel we constateren dat de samenwerking met aanbieders al goed op gang is gekomen, kan de dialoog kennelijk toch beter.’

NIEUWE FASE, NIEUW PROGRAMMAVolgens Ooms en Vink moet de transformatie van het lokale stelsel nu een nieuwe fase ingaan. Een fase waarin monitoring, het vergelijken van praktijken en onderzoek naar wat werkt bij de herinrichting van het lokale jeugdstelsel, een belangrijke rol zullen spelen. In opdracht van het ministerie van VWS en gemeenten start het Nederlands Jeugdinstituut met andere kennis instituten, gemeenten en de praktijk het program ma Integraal werken in de wijk. Doel: meer zicht krijgen op de werkzame elementen in de wijkaanpak. Om de samenwerking tussen praktijk, beleid en wetenschap te optimaliseren, zal het programma aansluiting zoeken bij de regionale kennisinfrastructuur. Ook komt er een centrale plek waar gemeenten en instellingen beschikbare kennis over wijkgericht werken kunnen vinden en hun vragen kunnen stellen. Het Nederlands Jeugd instituut neemt daarbij vraagstukken over opvoeden en opgroeien voor rekening.

‘Kinderen die in de knel zitten, mag je niet blootstellen aan de onzekerheden van de transformatie’

Page 14: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

14 NJij? – nr.1 okt. 2015

TRANSFORMATIE

DE PEDAGOGISCHEHUISARTS KOMT ERAAN!De transformatie van het jeugdstelsel is gebaat bij de komst van een nieuwe professional: de jeugd­ en gezinsgeneralist. Deze hoger en breed opgeleide functionaris weet wat werkt bij opvoed­ en opgroeiproblemen en handelt de meest voorkomende vragen zelf af. Pleitbezorger Tom van Yperen, expert bij het Nederlands Jeugdinstituut, heeft het over de pedagogische huisarts. ‘Iemand die met zijn handelingsrepertoire in staat is de toestroom naar gespecialiseerde zorg te keren.’

Page 15: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

15Nederlands Jeugdinstituut

TRANSFORMATIE

Met de komst van wijkteams is een nieuwe professional opgestaan: de generalist. De generalist staat voor integrale hulp die aansluit bij de wensen, behoeften en krachten van cliënten. Hij streeft ernaar hun netwerk te betrekken. Voor­heen werkte hij als school maatschappelijk werker, gezinsvoogd, welzijnswerker, schuldhulpverlener of opvoedadviseur. Nu moet hij van alle markten thuis zijn. Hoewel daarvoor de nodige trainingen uit de kast gehaald worden, is het de vraag of hij er daarmee is. Recent onderzoek laat zien dat in veel gemeenten de toegang naar jeugdhulp nog niet op orde is. Lang niet alle generalisten beschikken over de juiste competenties om jongeren en hun ouders passende ondersteuning te bieden. Zo zou de signaleringsfunctie te wensen over laten, zijn lang niet alle lokale professionals gewend erop te letten of kinderen veilig opgroeien en weten ze vaak niet welke specialisten ze kunnen inschakelen. Veel kinderen zouden te lang te lichte hulp krijgen met als gevolg: een crisisopvang die overuren draait.

ANTWOORDAls antwoord hierop pleit Van Yperen voor de introductie van de nieuwe jeugd­ en gezins­generalist. ‘Hij is opgeleid om problemen te signaleren, kan beoordelen wat hij moet door­sturen naar een specialist en wat niet. Hij weet bij welke problemen je niets hoeft te doen omdat ze meestal vanzelf over gaan en kan de meest voorkomende opvoed­ en opgroeiproblemen zelf afhandelen in vijf tot maximaal zeven contacten. Bovendien kan hij het handelen van beroeps­opvoeders – zoals docenten en pedagogisch mede­werkers in de kinderopvang ­ versterken door zijn beschikbaarheid voor consultatie en advies. En is er toch aanvullende hulp nodig? Dan verwijst hij tijdig door naar de juiste specialist, want hij herkent problematieken en kent de sociale kaart in al zijn facetten.’

EN ER IS MEERDeze nieuwe professional helpt actief mee aan het realiseren van veranderingen die het stelsel beter laten functioneren. Van Yperen: ‘Neem bijvoor­beeld de groeiende stroom doorverwijzingen naar de ggz. Die gaat hij niet vrolijk in stand houden

want hij is zich ervan bewust dat verwijsstromen niet per definitie de beste oplossing zijn voor ouder en kind. Als hij van oordeel is dat die hulp beter vanuit zijn wijkteam geboden kan worden, dan zoekt hij daar de oplossing voor. Bijvoorbeeld door een soort basis­ggz in zijn team te incorporeren.’ In die zin zorgt de jeugd­ en gezinsgeneralist er dus ook voor dat het beleid van de overheid om te ontzorgen verder uitgewerkt wordt in de praktijk. En daarmee is hij een belangrijke factor in het welslagen van de transformatie, benadrukt Van Yperen. ‘Keer op keer laat onderzoek zien hoe lastig het is om verwijsstromen om te buigen. Het blijkt een enorm obstakel te zijn in het verhogen van de effectiviteit van zorg.’

DE SPIL Van Yperen stelt dat de nieuwe professional de spil van het wijkteam kan worden. ‘Natuurlijk kunnen gemeenten er ook voor kiezen hem op een andere manier te positioneren. Het gaat erom, en daarom gebruik ik graag de vergelijking met de huisarts, dat je er als burger makkelijk terechtkunt. Als je belt, krijg je een assistent die jouw vragen al wat uitzeeft, je geruststelt of tips geeft en zo nodig een afspraak met de jeugd­ en gezinsgeneralist inplant. De jeugd­ en gezins generalist is dus ook een teamleider die volgens een verantwoorde werktoedeling samenwerkt met een aantal assistenten of – zo je wilt ­ generalisten van een wijkteam.’

WEERSTANDVan Yperen weet dat de term ‘pedagogische huis­arts’ weerstand oproept. Sommigen denken dat het veel te duur zal uitpakken als je in elke wijk zo’n hoog opgeleide professional neerzet. Anderen maken de vergelijking met het medisch model waar diagnose en behandeling hand in hand gaan. Van Yperen wijst die bezwaren van de hand. ‘De moderne huisarts denkt allang niet meer alleen in simpele diagnose en behandeling, maar is ook een generalist die veel breder kijkt. En wat de kosten betreft? Ik denk dat in dit geval duurkoop goedkoop kan uitpakken. Gemeenten kunnen veel profijt hebben van een effectieve basiszorg – ook in financiële zin – als de professionals de juiste expertise bezitten.’

TRAININGEN VOOR GENERALISTEN

De hoogopgeleide jeugd- en gezinsgeneralist bestaat nog niet. Het Nederlands Jeugd-instituut werkt samen met opleidingen en beroepsverenigingen aan de verdere uitwerking van het profiel. Intussen verzorgt het instituut samen met de Tinten Welzijnsgroep en de Hanze Hogeschool Groningen trainingen om het handelingsrepertoire van de huidige generalist zo te verbreden dat hij in staat is de tien meest voorkomende opvoed- en opgroeivragen op te lossen. De trainingen zijn bestemd voor mede werkers van brede welzijnsinstellingen (jongeren-/kinderwerk, buurtmaatschappelijk werk, schoolmaatschap-pe lijk werk, schuld-dienst verlening, peuter-speelleidsters, sport- en cultuurcoaches, CJG-medewerkers) met een hbo-vooropleiding.

Zie ook: • Scholing Generalistisch

Werken Basis, http://scholingsgids.fcb.nl/details/29

• Scholing Generalistisch Werken Verdieping, http://scholingsgids.fcb.nl/details/30

Meer informatie: Pieter Paul Bakker, [email protected]

Page 16: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

16 NJij? – nr.1 okt. 2015

JEANNET BUURMAN: ‘DE BASIS STAAT. NU KOMT HET VERFIJNEN´

CJG Kennemerland is sinds de transitie een nieuwe organisatie, zo vertelt manager Jeannet Buurman. ‘Voorheen waren we een netwerk­organisatie. Sinds de nieuwe Jeugdwet zijn we ook een uitvoerende jeugdhulporganisatie en hebben we medewerkers in dienst en bij ons

gedetacheerd. In feite bouwen we de organisatie van de grond af op. Het fundament staat, maar de inrichting vraagt nog veel aandacht.’

Op welke gebieden zijn jullie aan het inrichten?‘De samenwerking tussen onze jeugdteams en de sociale wijkteams bijvoorbeeld. Die loopt dikwijls goed. Toch hebben we nog geen antwoord op alle vragen. Onze mensen zijn jeugd generalisten. Als ze in een gezin te maken krijgen met huis­vestings­ en schuldenproblematiek werken ze samen met het sociale wijkteam. Maar welke taken moeten bij de jeugdgeneralist blijven en welke neemt het sociale wijkteam over? Anders om speelt dit ook. Wanneer wordt de jeugd generalist erbij gehaald en hoever gaat diens bemoeienis? Neemt hij of zij alles over of alleen een bepaald stukje in het traject? Op zulke momenten moet je kunnen terugvallen op helder omschreven kaders.

TRANSFORMEREN IN DE PRAKTIJK

BLIK OP DE WIJKTEAMS JEUGDHet inrichten van de wijkteams jeugd blijkt in de praktijk geen sinecure. Hoe zorg je dat kinderen en jongeren voldoende in het vizier blijven? Een moeder en een manager vertellen.

JEANNET BUURMAN is manager Kwaliteit en Innovatie bij CJG Kennemerland, waar de stad Haarlem onder valt.

Jeannet Buurman over het Nederlands Jeugdinstituut: ‘Samen met het Nederlands Jeugdinstituut ontwikkelden we een werkwijze om onze CJG-coaches aan het onderwijs te binden. We hebben de functie van jeugd-generalist vormgegeven. Ook in monitoring vinden we elkaar. Het instituut is een goede sparringpartner. Maar de dienstverlening zou samen hangender mogen. Nogal eens weten mede-werkers die met ons samen-werken niet dat hun collega’s ook met ons bezig zijn.’

Page 17: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

17Nederlands Jeugdinstituut

Wat is je opdracht en hoe verhoud je je tot elkaar? Je moet goede afspraken maken en vastleggen, anders ga je in de praktijk met elkaar botsen.́

Wat zie jij voor kansen en valkuilen bij de transformatie?‘Ik ben de afgelopen twee jaar veel bezig geweest met de gemeentelijke toegangsfunctie die we voor de stad Haarlem hebben. Dit houdt in dat de gemeente Haarlem onze coaches en informatie­ en adviesmedewerkers gemandateerd heeft om de hulp van individuele voorzieningen in te schakelen. Denk hierbij aan gespecialiseerde jeugd­ en opvoedhulp en de jeugd­ggz. We geven ook beschikkingen af voor een persoons­gebonden budget. Die nieuwe toegangsfunctie geeft enorme kansen, dat merken we nu al. Je kunt er bijvoorbeeld goed hulp op maat voor gezinnen mee regelen. Tegelijkertijd ervaar ik het ook als een potentieel risico, omdat die functie tevens een andere verantwoordelijkheid en stijl van werken met zich meebrengt. Het vraagt om veel formeler handelen. Verder hebben we de taak om zichtbaar te zijn in de wijk, korte lijnen te hebben, eropaf te gaan. Dat maakt het soms lastig om te bepalen wat nu je positie en identiteit is. Ben je als professional een hulpverlener die dicht bij de mensen staat, of ben je een semi­gemeentelijke partij met een mandaat?’

En dat heeft gevolgen voor de benadering van een cliënt of een ouder?‘Ja. Welke taal hoort bijvoorbeeld bij die toegangs functie? Van oudsher hanteren wij bij het CJG een je­stijl van communiceren. Maar op het moment dat je beschikkingen afgeeft, kun je niet tutoyeren. En wanneer ga je langs, wanneer stuur je een brief? Oftewel: wanneer ben je formeel en wanneer ben je niet formeel? Als je dat goed doet, kun je heel veel ondervangen. Maar je kunt er ook het goede contact met de cliënt door verliezen. Ook dit gebied zijn we nog aan het aftasten.’

MOEDER CORINNE VINKS: ‘LUISTEREN EN NOG EENS LUISTEREN’

U bent lid van de cliëntenraad van het CJG Capelle aan den IJssel. Daar signaleert een sociaal wijkteam (voor 18 jaar en ouder) eventuele problemen en haalt indien nodig er een CJG-coach bij. Werkt deze aanpak voor u? ‘Ja, ik vind van wel. Er zit veel kennis in zowel de wijkteams als de jeugdteams. En heel belangrijk: er wordt echt geluisterd naar cliënten. Zo zijn er acht keer per jaar trainingen, voor beide teams. Daarin vertellen ouders en cliënten over hun ervaringen, maar ze geven ook advies. Bijvoorbeeld: op welk moment je als hulpverlener een cliënt los moet laten en het hogerop moet gaan zoeken.’

GEBIEDSTEAMS IN HAARLEM

In Haarlem werkt het CJG Kennemerland met gebieds -teams jeugd. De teams werken in gebieden die groter zijn dan een wijk. De teams bestaan uit jeugd -generalisten, onder meer uit de jeugd en opvoed-hulpinstellingen, de jeugd-ggz of de lvb-sector. In de wijken, net op wat kleinere schaal, werken de sociale wijkteams, die de meer volwassenenproblematiek proberen op te lossen. In de meeste wijken werken meerdere sociale wijkteams samen met één gebiedsteam jeugd.

CORINNE VINKS is ouder van twee kinderen met psychische beperkingen. Ze werkte als Forumbeheerder bij Balans, een vereniging voor ouders van kinderen met een leer- en/of gedragsstoornis en is voorzitter van de cliëntenraad van het CJG Capelle aan den IJssel.

Page 18: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

18 NJij? – nr.1 okt. 2015

TRANSFORMEREN IN DE PRAKTIJK

Zijn andere ouders en cliënten ook tevreden?‘Ik hoor weinig klachten van ouders. Ze vin­den dat de begeleiding adequaat is en dat er daadwerkelijk resultaten geboekt worden. In de cliëntenraad zitten twee jeugdleden, van 16 en 21 jaar. Ook die geven aan dat er naar ze geluisterd wordt. Ouders worden bovendien bij het hele traject betrokken. De coaches vinden de ervaring van ouders belangrijk, die weten tenslotte wat er gebeurd is met hun kind vanaf de geboorte. Tegelijkertijd blijven ze hameren op eigen kracht en zelfredzaamheid en laten ze de regie bij de ouders liggen. En dat vind ik heel goed.’

Belangrijke beslissingen worden dus in dialoog genomen? ‘Ja. Een kennis van mij bijvoorbeeld heeft een zoon met pdd­nos. Die jongen is 16 maar gaat al een jaartje of twee niet meer naar school omdat hij dat niet meer aankan. Aanvankelijk kwam er een gezinscoach vanuit het jeugdteam, maar die had weinig ervaring met kinderen met autisme. De moeder gaf aan dat dit zo niet ging. Toen werd er een andere hulpverlener ingeschakeld, iemand die wat meer ervaring had met dit soort kinderen.

Die pakte het anders aan, heel langzaam, stapje voor stapje. Nu, na driekwart jaar, gaat die jongen weer een eindje fietsen, een uurtje zwemmen. Zijn moeder heeft in het traject ernaartoe veel mee kunnen beslissen. Vooral het inzetten van een andere hulpverlener is belangrijk geweest. Er moet een klik zijn tussen zo’n jongen en de hulpverlener. Anders krijg je niets voor elkaar.’

Wat kan beter?‘Ik denk dat de scholen meer informatie zouden moeten delen met het CJG. Zodat, zodra een school een probleem signaleert, het CJG ook de ouders kan benaderen. Zo van: als je erover wilt praten, dan kan dat. We hebben een psycholoog in huis, er zijn lotgenotencontactgroepen.’

Maar over het algemeen bent u positief over de nieuwe aanpak?‘Ja, ik wel. Ik loop al vijftien jaar mee en vroeger zag je toch dat veel organisaties langs elkaar heen werkten en het wiel opnieuw uitvonden. Nu zijn de lijntjes korter, evenals de wachtlijsten ­ “ons” CJG heeft geen wachtlijst ­professionals weten meer van elkaar wat ze doen. En dat werkt.’

VIER JEUGDTEAMS IN CAPELLE

Via het wijkteam (18 jaar en ouder) komen kinderen en jongeren in de knel in beeld en wordt er samengewerkt met het CJG. Het CJG heeft vier jeugdteams, bestaande uit professionals uit onder meer de jeugdzorg en de jeugd-ggz die speciaal zijn opgeleid tot jeugd en gezinscoach. Het CJG-team kijkt welke coach het beste aansluit bij de problematiek. Die professional is van begin tot eind verantwoordelijk voor het kind en het gezin. De coaches kunnen het kind tevens doorverwijzen of begeleiden naar intensievere specialistische hulpverlening.

Corinne Vinks over het Nederlands Jeugdinstituut: ‘Bij het Nederlands Jeugd-instituut wordt naar me geluisterd. Ik beoordeel folders, geef advies over hoe het beter kan, praat mee in de jeugdbeschermingstafel over de transitie en trans-formatie. En ik zie dat er met die feedback iets wordt gedaan.’

Page 19: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

19Nederlands Jeugdinstituut

Mariët Janse werkt ruim twee jaar in het buurt­team Jeugd & Gezin in de Utrechtse wijk Ondiep. Na de melding neemt ze telefonisch contact op met de moeder van Naima. Ze krijgt alarmerende dingen te horen over eerwraak en vuurwapens. Janse besluit advies te vragen aan het SAVE­team dat in Utrecht de nieuwe jeugdbescherming verzorgt. De SAVE­medewerker neemt pools­hoogte bij Naima’s moeder. Ze komt tot de conclusie dat eerwraak niet aan de orde is. De moeder had die indruk gewekt omdat ze hoopte Naima daardoor snel weer thuis te krijgen.

LOSLATENAlle vragen van gezinnen uit Ondiep die bij andere instellingen binnenkomen, worden doorgesluisd naar het buurtteam. De opdracht van het buurt­team is: normaliseren, niet problematiseren en onnodig doorverwijzen. Maar ook: durven loslaten wanneer een gezinssituatie goed genoeg is. Collega gezinswerker Kim ter Beke: ‘Dat betekent dat we aansluiten bij wat gezinnen als probleem ervaren. We helpen hen om hun eigen vraag te formuleren en van daaruit een gezinsplan te maken.’

WEER THUISIntussen is de minderjarige Naima tegen de zin van haar moeder ingetrokken bij haar oudste broer. De SAVE­medewerker stelt de voorwaarde dat Naima weer thuis moet komen wonen. Naima en haar moeder weten niet hoe ze dat in goede banen moeten leiden en vragen het buurtteam om hen daarbij te ondersteunen. Aan Janse de taak moeder en dochter zo ver te krijgen dat ze daarover afspraken maken. Dat lukt. Moeder en dochter komen met een plan om hun relatie te verbeteren. Naima gaat weer thuis wonen.

BUURTTEAM Tijdens het casuïstiekoverleg vraagt Janse haar collega’s van het buurtteam: ‘Hoe ga ik verder met dit gezin? Houd ik het klein en trek ik me terug als de relatie tussen Naima en haar moeder gestabiliseerd is? Of moet ik toch proberen het hele gezin bij elkaar te krijgen om het conflict bij te leggen? Ik zie namelijk dat Naima erg onder de ruzies lijdt. Wanneer is de situatie in het gezin goed genoeg?’ De leden van het team stellen haar vragen. Wat zou er gebeuren als Mariët zich

TRANSFORMEREN IN DE PRAKTIJK

Mariët Janse werkt in het Utrechtse buurtteam Jeugd & Gezin. Een tijdje terug kreeg het buurtteam een melding over een gezin dat in de problemen zit. Dochter Naima van 15 was weg gelopen. In diezelfde tijd sloeg een van haar broers de boel thuis kort en klein. Er is veel ruzie in het gezin. Hoe heeft het buurtteam dit aangepakt?

Zo werkt het Utrechtse buurtteam

Een uitgebreide versie van dit artikel is te lezen in Samen om het kind. In de wijk van het Nederlands Jeugdinstituut.

In de wijk geeft een impressie van hoe gemeenten en instellingen anno 2015 omgaan met integraal werken in de wijk voor jeugd en gezin. De publicatie is bestemd voor professionals, beleids medewerkers en bestuurders van gemeenten en organisaties in de jeugd-sector. Doel? Inspireren, van elkaar leren en de transformatie samen verder brengen.

In de wijk verschijnt in de serie Samen om het kind van het Nederlands Jeugdinstituut over de transformatie van het jeugdstelsel in de praktijk. Te bestellen via www.nji.nl/publicaties.

Page 20: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

20 NJij? – nr.1 okt. 2015

ACADEMISCHE WERKPLAATS TRANSFORMATIE JEUGD UTRECHTDe gemeente Utrecht en diverse lokale partners starten met een Academische Werkplaats Transformatie Jeugd Utrecht. Doel is de zorg en ondersteuning voor jeugdigen en gezinnen in Utrecht te verbeteren, zodat alle jeugdigen gezond en veilig kunnen opgroeien.

De Academische Werkplaats wil praktijk, beleid, onderzoek en onderwijs verbinden, in samenwerking met jeugdigen, hun opvoeders en informele zorg. De Academische Werkplaats focust hiermee op de transformatie voor het hele jeugdstelsel. De buurtteams Jeugd en Gezin van Lokalis vormen de spil van de transformatie in de gemeente en hebben daarmee een centrale positie in deze Academische Werkplaats.

Meer informatie: Germie van den Berg, [email protected]

TRANSFORMEREN IN DE PRAKTIJK

terugtrekt? Hoe kijken Naima en haar moeder aan tegen de situatie? Heeft het gezin een sociaal netwerk? Zouden de broers en zussen van Naima bereid zijn met elkaar in gesprek te gaan?

GOED GENOEGJanse krijgt het advies een inventariserend gesprek met de broers en zussen te voeren om te peilen of die iets aan het conflict willen doen. Met Naima kan Mariët bespreken wat zij wil en wie daarbij kan helpen. En aan de moeder de vraag hoe zij tegen de situatie aankijkt en of er toch niet iemand uit het netwerk kan helpen. Tot nu toe heeft moeder dat steeds afgehouden. Als blijkt dat de verschillende gezinsleden niet gemotiveerd zijn om iets aan de situatie te doen, kan Janse de casus maar beter afsluiten. Naima is immers veilig en dat is dan goed genoeg.

ALTIJD MOENaima en haar moeder vertellen hoe de week verlopen is. Naima is tevreden. Ze geeft de situatie thuis nu een 7. Haar moeder is wat minder tevreden. Ze ziet dat haar dochter lijdt onder de ruzies. ‘Vroeger was het zo’n actief kind, nu wordt ze helemaal in beslag genomen door de problemen. Ze is altijd moe. Ze verslaapt zich, komt te laat op school en daardoor hebben we nu de leerplicht op ons dak. Mariët, kun jij niet eens met Naima praten?’ Naima kijkt Janse vragend aan en zegt: ‘Kun je maandag na school? Dat zou ik fijn vinden.’

BLIJAls Naima en haar moeder vertrokken zijn, zegt Janse triomfantelijk: ‘Dat was precies waarop ik hoopte. Ze kiezen er nu zelf voor. Ik kan nu van Naima horen wat ze wil en wie weet kan ik de andere leden van het gezin daarin proberen mee te krijgen.’ Janse gelooft in de kracht van buurt­teams. ‘Ik denk dat we erin slagen om gezinnen op een laagdrempelige manier te ondersteunen en escalatie van problemen te voorkomen. Gezinnen zijn vooral blij dat ze met al hun vragen bij één persoon terechtkunnen en niet meer van het kastje naar de muur worden gestuurd.’ En wat zeggen Naima en haar moeder? ‘Eigenlijk is het idioot dat we iemand nodig hebben om de problemen in ons gezin op te lossen’, zegt Naima’s moeder. ‘Maar het helpt wel.’

‘Eigenlijk is het idioot dat we iemand nodig hebben om de problemen in ons gezin op te lossen’

Page 21: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

ERASMUS+

Erasmus+ Jeugd biedt subsidiemogelijkheden in Europa voor jongeren, jongerenwerk, jongerenorganisaties en jeugdbeleid. Jongeren, vrijwilligers en professionals op het gebied van jeugd krijgen de kans om met subsidie van Erasmus+ Jeugd nieuwe competenties te verwerven. Dat kan door mee te doen aan een internationale jongerenuitwisseling, een Europees vrijwilligersproject of een training of netwerk­activiteit. Organisaties in de jeugdsector zetten inter­nationale samenwerkings­projecten op. Zowel nationaal als internationaal worden bijeenkomsten voor jongeren en beleidsmakers georganiseerd.

HEB JE EEN IDEE VOOR EEN INTERNATIONAAL PROJECT OF WIL JE MEER WETEN OVER HET SUBSIDIEPROGRAMMA?

Erasmus+ is het Europese subsidieprogramma voor onderwijs, jeugd en sport en loopt van 2014 tot 2020. Het programma is bedoeld voor organisaties in het primair en voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs, de volwassenen educatie, hoger onderwijs en de jeugdsector. Het Nederlands Jeugdinstituut is het Nationaal Agentschap voor het jeugddeel Erasmus+.

Kijk op www.erasmusplus.nl en neem contact op met het team Erasmus+ Jeugd: [email protected]

Tijdens de European Youth Week zijn in Brussel de Youth Awards uit­gereikt. Dit is een belangrijke prijs van de Europese Commissie voor inspirerende jongerenprojecten die gefinancierd zijn via Erasmus+ en het eerdere programma Youth in Action. Uit 150 projecten uit heel Europa werd het Nederlandse jongeren­project Wij(k) in Verandering van de International Debate Education Association (IDEA) verkozen tot meest inspirerende project in de categorie ‘Empowering young people through mobility and other initiatives’. IDEA werkte voor het project samen met jongeren organisaties D’Broej in Brussel, KRAS in Antwerpen en Combiwel in Amsterdam.

Wij(k) in Verandering is een project voor jongeren die opgroeien in achter­standswijken. Door te debatteren met elkaar, met buurtbewoners, met de lokale overheid en met de politie bepaalden de jongeren wat ze wilden veranderen om de discriminatie in

hun wijk aan te pakken. Een jaar lang hebben de jongeren aan projecten gewerkt om hun wijk te verbeteren. In een uitwisselingstraject deelden ze hun ideeën en ervaring met andere jongeren en beleidsmakers. Ze maakten hiervoor documentaires en presentaties.

Met de uitreiking van de Youth Awards erkent de Europese Commissie het werk van jongerenorganisaties en hoopt de commissie andere organisaties te inspireren om inter­nationale projecten voor jongeren op te zetten.

Nieuws van Erasmus+NEDERLANDS JONGERENPROJECT WINT EUROPESE YOUTH AWARD

ERASMUS+ JEUGD BIEDT EUROPESE SUBSIDIEMOGELIJKHEDEN

21Nederlands Jeugdinstituut

Page 22: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

22 NJij? – nr.1 okt. 2015

mishandeling moet doen of juist moet laten. We wilden daarom op een centrale plek de expertise hebben die het lokale veld ondersteunt en adviseert.’

BRANDWEERUiteindelijk leidde dit tot een eenvoudig motto: lokaal waar het kan, centraal waar het moet. Alleen de urgente gevallen worden opgepakt door Veilig Thuis, alle andere gevallen zijn voor de lokale wijkteams. De nabijheid van de wijkteams bij de gezinnen is hierbij belangrijk, vertelt Anita van Zeijl, beleidsmedewerker huiselijk geweld bij de gemeente Leiden. ‘Omdat de wijkteams in de buurt zitten, kunnen ze goed signaleren. Daarbij is voor mensen die te maken hebben

met huiselijk geweld de drempel vrij hoog om hulp te vragen. Een wijkteam kan normaliseren en laagdrempelig die hulp aanbieden.’ Bovendien speelt er vaak meer in een gezin, weet Annette Martens. ‘Vaak is het een optelsom van problemen, waar huiselijk geweld er een van is. Het wijkteam kan goed beoordelen welke ingang bij een specifiek gezin het meest effectief is. Ik ken bijvoorbeeld een gezin dat het beste benaderbaar was via de brandweer, omdat er ook een brandveiligheidskwestie speelde. Met een integrale aanpak kan het wijkteam dat goed inschatten.’

BOEMANVoor veel wijkteams is het echter niet vanzelfsprekend om actief gezinnen te benaderen waar zorgen zijn over de veiligheid. Voor een deel heeft dit te maken met de ervaring van medewerkers. Nanda van Beest, beleidsmedewerker jeugd bij de gemeente, begrijpt het ongemak. ‘Neem een Wmo­consulent. Het bespreekbaar maken van een onveilige situatie is heel wat anders dan het bespreken van een traplift tijdens een keukentafel­gesprek.’ Maar het gaat ook over de werkwijze. Wijkteammedewerkers hebben immers de opdracht om in te gaan op een vraag van de cliënt. Ook Annette Martens begrijpt de terughoudendheid, maar pleit voor

De goede sfeer geeft bijna de indruk dat een soepele samenwerking tussen gemeente en Veilig Thuis vanzelfsprekend is. We zitten in een monumentaal Leids pand aan het Stationsplein. Voorheen werden hier de belastingen geïnd, nu zijn de beleidsafdelingen van de gemeente er gehuisvest. De drie dames aan tafel, twee van de gemeente en één van Veilig Thuis, vullen elkaar naadloos aan. De samenwerking is dan ook niet van gisteren, vertelt Annette Martens, manager Veilig Thuis bij GGD Hollands Midden. ‘In 2013 hebben alle 19 gemeenten een regiovisie opgesteld, over het domein waar zorg en veiligheid samenkomen. Dat is een specialisme, je moet echt weten wat je bij huiselijk geweld of kinder­

SAMENWERKEN IN DE WIJK

LEIDSE SAMENWERKING VOOR VEILIGHEID IN DE WIJK

Gemeente en Veilig Thuis

Op 1 januari 2015 is niet alleen de zorg voor jeugd over­geheveld naar gemeenten. Op hetzelfde moment zag Veilig Thuis het daglicht. Hier kunnen burgers en professionals terecht voor advies en hulp bij kinder mishandeling en huiselijk geweld. De 26 regionale Veilig Thuis­organisaties hebben te maken met lokale wijkteams, buurtteams en jeugd­ en gezinsteams. Maar wie gaat er nu aan de slag met een gezin als er signalen zijn van huiselijk geweld of kinder­mishandeling? In Leiden zijn concrete afspraken gemaakt.

Page 23: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

23Nederlands Jeugdinstituut

een andere manier van denken. ‘Natuurlijk is vraaggericht werken belangrijk, maar in sommige situaties moet je als professional zelf doen wat nodig is. Want iemand die iets naars doet in een gezin, zal niet zelf met een hulpvraag komen.’ Ook de beeldvorming speelt hierbij een rol, zegt Anita van Zeijl. ‘Wijk­teams willen niet het imago krijgen van het oude Advies­ en Meldpunt Kindermishandeling of van bureau jeugdzorg. Die waren in de beleving van veel mensen toch een soort boeman.’

SPRAAKVERWARRINGHet Nederlands Jeugdinstituut ondersteunde de gemeente Leiden bij de samenwerking tussen Veilig Thuis en de wijkteams. De

taak opvattingen van wijkteam­medewerkers en van Veilig Thuis waren een belangrijk onderdeel hiervan. Dit kwam duidelijk naar voren tijdens de eerste gezamen­lijke bijeenkomst, herinnert Anita van Zeijl zich. ‘Met name bij de jeugd­ en gezinsteams was er veel weerstand om zonder hulpvraag aan te bellen. We hebben toen gemengde tafels gemaakt en daar casussen besproken. Dan zie je wat er in de praktijk gebeurt. Er ontstaat spraakverwarring en de een zegt dat de ander de zaak moet oppakken.’ Gezamenlijk is bespro­ken hoe Veilig Thuis de wijkteams kan ondersteunen. ‘Er zijn allerlei varianten. Veilig Thuis kan advies geven over hoe zo’n gesprek te beginnen, of een training gespreks­

technieken aanbieden. Ook kan een mede werker van Veilig Thuis meegaan naar een gezin.’

GEEN AMBTELIJKE TAALAndersom maakt ook Veilig Thuis gebruik van de expertise van de wijkteams. Zo dachten wijkteam­medewerkers mee over de tekst van de brief waarmee Veilig Thuis een gezin informeert over het inschakelen van een wijkteam. ‘De wijkteams gaven aan dat zij geen ambtelijke taal wilden’, vertelt Annette Martens. ‘Want dan gaat de deur gelijk dicht voor het wijkteam. Dus hebben ze zelf een heldere brief gemaakt die naar hun inschatting goed wordt ontvangen door gezinnen.’ Het is een mooie illustratie van de concrete samen­werking tussen beide partijen, vindt ook Nanda van Beest. ‘Zo’n brief lijkt een klein ding. Maar het is essentieel voor de eerste ingang van een wijkteam.’

ZELF DOENLeiden is slechts een van de 19 gemeenten waarmee Veilig Thuis Hollands Midden te maken heeft. ‘Dat is ingewikkeld’, erkent Annette Martens. ‘We hebben een hand­reiking geschreven voor alle teams in alle gemeenten over hoe ze moeten handelen volgens de meldcode. Ook verspreiden we de resultaten van dit traject over de hele regio. Maar uiteindelijk moet ieder team het zelf doen binnen zijn eigen gemeente. En iedere gemeente heeft daar toch weer andere ideeën over.’

‘Het is voor een wijkteam niet vanzelf sprekend om een gezin actief te benaderen’

Meer informatie: Nic Drion, [email protected]

Page 24: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

24 NJij? – nr.1 okt. 2015

Page 25: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

25Nederlands Jeugdinstituut

Wat is jouw drive als wethouder Jeugd?‘Eigenlijk had ik altijd al belangstelling voor politiek. Maar toen ik zelf kinderen kreeg, werd mijn directe omgeving belangrijker. Ik vind het mooi en eervol als bestuurder van deze stad een bijdrage te mogen leveren aan de decentralisatie van de jeugdhulp. Het onderwerp “jeugd” is overigens niet nieuw voor me. Eerder hield ik me op het ministerie van VWS en nadien bij het Trimbos­instituut bezig met middelengebruik van jeugd en de ggz.’

Wat betekent die transformatie voor het gemeentelijk apparaat?‘We krijgen financiële middelen om van die transformatie iets goeds te maken. Met minder geld dan voorheen moeten wij heel veel doen. We zijn opdrachtgever en dat betekent dat je voor jezelf moet definiëren wat goed opdracht­geverschap is. Als bureaucratie heb je de neiging zaken complex te maken. Verklaarbaar, want je vraagt om verantwoording. Maar ik vind dat we steeds weer moeten toetsen of wat we bedacht hebben voor de stad eenvoudig genoeg is. Eenvoud is een van de belangrijkste criteria in ons denken over de transformatie.’

Hoe kijk jij aan tegen de groeiende bureaucratie? ‘Die bureaucratie was er voor de decentralisatie ook al, net als de discussie erover. Niemand wil die bureaucratie. De eerste maanden hebben we in Nederland de administratieve lasten niet weten te verminderen. Daarover zijn we in gesprek met huisartsen, buurtteams en de aan­vullende zorg. Eenvoud is daarbij leidraad, maar goed opdrachtgeverschap houdt voor mij ook in dat je elkaar durft te vertrouwen. De Utrechtse keuze voor een eenvoudig bekostigings­systematiek helpt al om de administratieve lasten te verminderen. En neem mijn relatie tot de buurtteams. Ik bepaal niet hoeveel mensen er in zo’n team zitten of hoeveel uur ze waaraan moeten besteden. Ik spreek ze aan op hun professionaliteit om de zaken zo te organiseren dat de Utrechter de ondersteuning krijgt waaraan hij behoefte heeft. Natuurlijk zijn er nog een paar parameters, maar die moet je zien te beperken.’

Hoe volg je of het effect heeft? ‘Allereerst door kwalitatief onderzoek te doen onder onze inwoners. Worden zij goed geholpen? Maar je hebt het ook over budget, wordt dat effectief besteed? Problemen in een wijk kunnen ervoor zorgen dat het ene buurtteam duurder uit is dan het andere, dat begrijp ik. Maar ik wil wel weten hoe die teams ten opzichte van elkaar presteren en of we er in slagen om hulp dicht bij huis te organiseren. Lukt het om problemen kleiner te maken of te voorkomen dat ze groter worden? Ik wil weten hoeveel mensen de buurt­teams doorsturen naar de tweede lijn. Dit geldt ook voor de verwijzingen door de huisarts, voor ons een belangrijke partner in het nieuwe systeem. Maar: bij alles wat je wilt weten, gaat het mij om de vraag: wat voegt de transformatie toe aan het welzijn van de Utrechter? Natuurlijk zie ik dat de decentralisatie extra administratieve lasten met zich mee brengt voor instellingen, die

TRANSFORMATIE VAN DE ZORG VOOR JEUGD

De drive van Victor EverhardtOp het Utrechtse stadskantoor ontmoet Kees Bakker, bestuurder van het Nederlands Jeugdinstituut, Victor Everhardt. Als wethouder Jeugd en voorzitter van de VNG­subcommissie Jeugd volgt Everhardt de transformatie van de zorg voor jeugd op de voet. ‘Helpt het de Utrechter bij zijn of haar problemen? Dat is de vraag die je je continu moet stellen.’

‘Het is een eer om als bestuurder van Utrecht bij te mogen dragen aan de decentralisatie van de jeugdhulp’

INTERVIEW

Page 26: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

26 NJij? – nr.1 okt. 2015

met meer gemeenten te maken krijgen. Maar daar hebben we met de decentralisatie voor gekozen. In de regio proberen we wel zo een vormig mogelijk te werken, maar dat is weerbarstig. We moeten van een paradigmashift van tellen en meten naar het maken van meer kwalitatieve analyses. Daar hebben we hulp bij nodig, kennis en kunde uit de praktijk maar ook van een instituut als het Nederlands Jeugdinstituut.’

We zijn met de VNG en het gemeentelijk veld bezig om outcome criteria te ontwikkelen. Spreekt je dat aan of gaat het jou alleen om kwalitatieve informatie?‘Helpt het om het systeem te verbeteren? Daar zit mijn drive. Wat heb je aan een benchmark als iedere gemeente haar eigen buurtteam heeft en dat op haar eigen manier invult? We hebben die eenvormigheid niet voor niets overboord gegooid. Maar daar waar je wilt uniformeren moet je dat zeker niet nalaten. Het is altijd goed om van elkaar te leren en gebruik te maken van best practices.’

Uit een interviewronde over de transformatie blijkt dat gemeenten en aanbieders positiever lijken dan cliënten. Herken jij deze beelden?‘Beelden ga ik niet bestrijden. Maar of ze kloppen? Ik denk dat het nog te vroeg is dit soort conclusies te trekken. 1 januari is de wereld niet vergaan, zoals velen voorspelden. Het gevaar van negatieve beeldvorming is dat die een eigen leven gaat leiden. We moeten elkaar ook dingen gunnen. Er moet wederzijds vertrouwen zijn. Gelukkig zie ik een constructieve dialoog op gang komen, ook in andere gemeenten.’

Wie is verantwoordelijk voor professionalisering en kwaliteit? ‘De professional moet zijn verantwoordelijk­heid nemen om zich te verhouden tot de nieuwe situatie. We hechten veel waarde aan een lerende organisatie en bieden daar ook ruimte voor.

Bijscholing faciliteren we graag, zolang het maar bijdraagt aan het welzijn van de Utrechter.’

De Academische Werkplaats Transformatie Jeugd Utrecht moet leiden tot een regionale kennis infrastructuur voor de jeugdsector. Hoe kijk jij daar tegen aan?‘Ik ben er blij mee zolang het maar kennis op levert waarmee we het stelsel in Utrecht kunnen versterken. We kunnen alle hulp gebruiken bij de transformatie en natuurlijk geldt dat voor bewijslast, wetenschappelijke onderbouwing dat de buurtteams inderdaad een toegevoegde waarde hebben. Maar belangrijker voor mij is onderzoek dat ten goede komt aan praktijkontwikkeling en professionalisering.’

Welke rol zie jij voor het Nederlands Jeugd-instituut bij de transformatie?‘Allereerst dat jullie de decentralisatie als uitgangspunt nemen. Zorg dat je het veranderde speelveld kent. Ga naar gemeenten en luister naar de vragen die zij hebben. Kijk ook vanuit jullie eigen drive naar wat er in gemeenten gebeurt. Welke methodieken gebruiken ze en waarom kiezen ze verschillende soorten wijkteams? Wat werkt en wat kun je daarvan leren? En zorg ervoor dat jullie samen met collega­instituten gemeenten en praktijkinstellingen kennis en kunde brengen om het stelsel steeds beter te laten werken.’

VICTOR EVERHARDT

Geboortedatum: 05-05-1968Burgerlijke staat: samenwonend en drie kinderen

WERKERVARING• Wethouder Werk en

inkomen, Jeugdzorg, Volksgezondheid, Stationsgebied, eerste locoburgemeester, Wijk Leidsche Rijn, Wijk Noordoost (heden)

• Wethouder Volks-gezondheid, Welzijn/Wmo, Stationsgebied, Diversiteit, Wijk Zuid-west (apr. 2010 - nov. 2011), Wijk Leidsche Rijn (nov. 2011 - heden)

• Voorzitter Centrum Jeugd, Trimbos- instituut (tot apr. 2010)

• Beleidsmedewerker, ministerie van Volks-gezondheid, Welzijn en Sport ( juli 1998 - mei 2006)

• Beleidsmedewerker, ministerie van Justitie (okt. 1997 - juni 1998)

• Commissie Gelijke Behandeling, juridisch medewerker (aug. 1996 - sept. 1997)

NEVENFUNCTIE• Voorzitter VNG-

subcommissie Jeugd

‘Eenvoud is een van de belangrijkste criteria

in ons denken over de transformatie’

Page 27: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

27Nederlands Jeugdinstituut

SAMENWERKEN IN DE WIJK

De aansluiting van zorg en ondersteuning thuis en op school heeft alles te maken met de ambitie om integraal te werken. De achter liggende gedachte is eenvoudig: veel problemen van jeugdigen spelen thuis, op school en in de vrije tijd. Het gaat dus vaak over dezelfde kinderen, jongeren en gezinnen. Het onderwijs en de jeugd­hulp lijken zich hier steeds beter van bewust te zijn. ‘Kinderen zitten vijf dagen in de week op school. Dus als je alleen maar in een gezin bezig bent, dan mis je een heel belangrijke invloeds­sfeer’, vertelt een medewerker uit de jeugdhulp. De directeur van een samenwerkingsverband: ‘Uiteindelijk zitten kinderen maar 25 uur per week op school. Ze bevinden zich veel meer in andere leefwerelden: in het gezin, op de sportclub of in de buurt. Alleen op school investeren in een kind is dus dweilen met de kraan open.’

SCHOLENHoe kunnen scholen en wijkteams aansluiting zoeken? Voor het basisonderwijs is dit het minst complex. De meeste leerlingen wonen in dezelfde wijk, hier gaat het vooral om goede afstemming tussen de school en één wijkteam. Het voortgezet onderwijs heeft te maken met een grote groep leerlingen die uit andere wijken (of zelfs gemeenten) komen. In het mbo speelt dit op nog grotere schaal. Daarbij hebben vo­ en mbo­scholen behoefte aan speciale expertise voor adolescenten of de doelgroep van 16+. Verschillende gemeenten experimenteren daarom met speciale teams of platforms voor het vo, mbo of specifieke leeftijdsgroepen.

HAARLEMMERMEERVoor de aansluiting tussen onderwijs en jeugd­hulp kiest de gemeente Haarlemmermeer voor ‘de school als wijk’. In plaats van nieuwe wijk­ of buurtteams zijn schoolgerichte teams gevormd met functionarissen die al dicht tegen de school aan zitten: jeugdarts of jeugdverpleegkundige, leerplichtambtenaar en schoolmaatschappelijk werker. De transitie van de jeugdhulp heeft de gemeente vervolgens in staat gesteld om het schoolmaatschappelijk werk en de jeugdhulp samen te voegen in één functie: de schoolcoach. Deze schoolcoaches hebben nu meer tijd dan de schoolmaatschappelijk werkers hadden in de oude situatie. Ook kunnen ze zelf meer hulp aanbieden op en rond de school en in het gezin.

Op school, thuis en in de wijk gaat over de ontwikkelingen in de aansluiting tussen jeugd­hulp en onderwijs en verschijnt medio oktober 2015. De publicatie komt uit in de serie Samen om het kind van het Nederlands Jeugdinstituut en is dan te bestellen via www.nji.nl/publicaties.

HOE KUNNEN SCHOOL EN WIJKTEAM LINKEN?Dit is een van de grootste opgaven in het veranderde jeugd landschap: de onder steuning en zorg voor kinderen, jongeren en gezinnen in verschillende domeinen goed op elkaar aan laten aansluiten. Met andere woorden: waar en hoe vinden de wijk en de school elkaar?

‘Alleen op school investeren in een kind is dweilen met de kraan open’

Voor advies over samen-werking tussen onderwijs en jeugdhulp kunt u contact opnemen met Chaja Deen ([email protected]) of Diana Prins ([email protected]).

Page 28: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

Wie zijn de verdwenen kinderen?

Ik lees en hoor dagelijks dat sommige kinderen sinds begin dit jaar niet meer de jeugdhulp krijgen die ze nodig hebben, bijvoorbeeld in de recente kwartaalrapportage van de Monitor Transitie Jeugd. Deze kinderen raken uit beeld van de (lichtere) jeugdhulp en duiken pas bij crisis weer op. Ik hoor dat de jeugd­ggz op sommige plekken overloopt of juist niet gevonden wordt en dat de vraag naar crisisplaatsingen toeneemt. Geluiden dat een grote, groeiende groep kinderen slacht­offer dreigt te worden van de transitie.

GEEN BETROUWBARE CIJFERSTegelijkertijd kan ik geen goede, betrouwbare cijfers vinden over de omvang en aard van dit probleem. Is het wel een landelijke tendens? Om hoeveel kinderen gaat het en met welke problematiek hebben zij te maken? Zijn er partijen die strategisch de omvang van dit probleem over drijven, of juist bagatelliseren? Ik krijg mijn vinger er niet achter. Maar hoe dieper ik graaf, hoe hardnekkiger mijn wens wordt om te weten hoe het zit.

WIJKTEAMS WACHTEN TE LANG…Uit gesprekken met gemeenten, instellingen en mijn eigen collega’s komen verschillende scenario’s naar voren die de terugloop in jeugd­hulp en de toename van crisisplaatsing verklaren. Maar het is ingewikkeld, omdat de scenario’s elkaar soms tegenspreken. Er zijn signalen dat wijkteams te lang afwachten en dat door­verwijzingen te lang duren, door de toegenomen bureaucratie. Hierdoor escaleert een situatie en is crisisplaatsing nodig.

… OF VERWIJZEN JUIST TE SNEL DOORTegelijkertijd zijn er signalen dat wijkteams in heftige gezinssituaties te snel doorverwijzen naar crisisplaatsing, omdat de professionals in

de wijkteams onvoldoende ervaring hebben met deze situaties. En er zijn geluiden dat de afname van jeugdhulp juist het resultaat is van al een geslaagde transformatie: problemen worden blijkbaar dichter bij huis opgelost.

ONDERZOEKDegelijk onderzoek naar de effecten van de nieuwe Jeugdwet blijkt lastig, in een tijd van transitie en transformatie. Een directeur van een landelijke ggz­instelling vertrouwde mij onlangs toe dat zijn organisatie nu vooral aan het over leven is en er dus geen ruimte is voor deze vragen. Van sommige gemeenten begrijp ik dat zij het beeld van verdwenen kinderen niet herkennen en dus geen noodzaak zien in onderzoek hiernaar.Mijn dilemma: het voelt onethisch om af te wachten tot de aard en omvang duidelijk worden. Ik werk tenslotte bij het Nederlands Jeugd instituut om de positie van kinderen te verbeteren. Maar ik vind het te risicovol om conclusies trekken op basis van niet­onderbouwde signalen. Mijn uitweg uit dit dilemma: klein beginnen en inventariseren welk (lokaal) onderzoek er al gedaan wordt.

HEB JIJ INFORMATIE?Ik heb jullie hulp hierbij nodig. Zijn er gemeenten die goed zicht hebben op verschuivingen in hulp en de oorzaken hiervan? Heb jij betrouwbare cijfers over de aard en omvang van de groep ‘verdwenen kinderen’ in jouw regio? Ben je nauw betrokken bij onderzoek hiernaar of heb je suggesties hoe we dit kunnen opzetten? Reageer dan op deze blog. Dan zoeken we samen uit hoe het echt zit en welke conclusies we wel kunnen trekken. Dát is de manier om vanuit gezamenlijke kennis ervoor te zorgen dat alle kinderen die hulp nodig hebben, dit ook daadwerkelijk krijgen.

BLOG

Als medewerker van een landelijk kennisinstituut sta ik voor een duivels dilemma. Ik hoor de signalen over ‘verdwenen kinderen’ die te lang moeten wachten op noodzakelijke zorg. Tegelijkertijd weten we te weinig om harde conclusies te trekken. Gezamenlijk moeten we uit deze impasse komen.

‘Ik hoor geluiden dat een groeiende groep kinderen slachtoffer dreigt te worden van de transitie’

Deze blog van Merel Steinweg verscheen 22 juli 2015 op www.kennisnetjeugd.nl en werd door bijna 4.500 mensen gelezen.

28 NJij? – nr.1 okt. 2015

Page 29: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

29Nederlands Jeugdinstituut

SAMENWERKING IN PRAKTIJK

U kent het wel: glooiende heuvels, oude bomen, kronkelende rivier, nostalgisch landhuis. Zo’n typisch Engels landschap troffen bestuurder Kees Bakker en medewerkers Daphne Kann en Germie van den Berg onlangs aan toen zij een werkbezoek brachten aan de Social Research Unit (SRU) in Dartington. Dit kleinschalige onderzoeksinstituut in het Zuidwesten van Engeland ontwikkelt en verzamelt kennis over wat werkt in jeugdinterventies. Het instituut stimuleert dat deze kennis in praktijk en beleid daadwerkelijk wordt gebruikt. Daarmee zijn er veel raakvlakken met de missie van het Nederlands Jeugd­instituut. Beide instituten werken

aan kennis over de effectiviteit van preventie en jeugdhulp. Beide instituten ondersteunen professionals, beleids­medewerkers en bestuurders. En allebei stimuleren ze dat kennis én cijfers worden benut om te leren en om de kwaliteit van de ondersteuning en zorg te verbeteren.

REKENMODELHet SRU heeft speciale expertise op het thema ‘kosteneffectiviteit van jeugd­interventies’. Zij hebben een economisch model naar Engeland gehaald om investeringen in jeugdinterventies en maatschappelijke opbrengsten te berekenen. Een volgende stap is om

dat rekenmodel, gebaseerd op onder­zoeksresultaten over effectiviteit, van Engeland verder Europa in te brengen. Het SRU heeft het Nederlands Jeugd­instituut, samen met collega­kennis­instituten in Nederland, uitgenodigd om hieraan mee te gaan werken.

SAMENWERKINGSAFSPRAKENInmiddels zijn er concrete samenwerkings ­afspraken gemaakt tussen het SRU en het Nederlands Jeugdinstituut. Zoals: leren van elkaars kennis en ervaringen, jaarlijks medewerkers uitwisselen, gezamenlijke presentatie op een Europese conferentie over effectiviteit van jeugdhulp en samen schrijven over wat werkt.

De taalvaardigheid van pedagogisch medewerkers laat te wensen over, zo blijkt uit onderzoek.Daarom heeft minister Asscher de Tijdelijke subsidieregeling versterking taal­ en interactievaardigheden beroepskrachten en gastouders in de kinderopvang (2014­2018) uitgezet. In vier jaarlijkse tranches kunnen opvang­organisaties bij het Agentschap SZW een vergoeding vragen voor trainingen van staffunctionarissen (train­de­trainer) en pedagogisch medewerkers. Het Nederlands Jeugdinstituut is door Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK) geselec­teerd als één van de twee landelijke ontwikkelaars­aanbieders binnen deze regeling.

TRAINING OOG VOOR INTERACTIEMet het oog hierop heeft het instituut heeft samen met het ROC van Amsterdam de training Oog voor

interactie ontwikkeld. In deze training werken pedagogisch medewerkers in zes bijeenkomsten aan professionele groei. Ze krijgen inzicht in de impact van hun gedrag op de ontwikkeling van kinderen (kennis), ze oefenen de basale en educatieve vaardigheden en werken aan praktijk gerelateerde taalopdrachten op hun werk. Een cursist: ‘Naar jezelf kijken en hierop feedback krijgen, brengt je naar een volgend niveau bij jezelf.’

TRAIN­DE­TRAININGHet Nederlands Jeugdinstituut en ROC van Amsterdam dragen het trainings­materiaal over in een train­de­training aan staffunctionarissen en licentie­houders. Het materiaal is specifiek afgestemd op 0­4 jaar en bso. Helaas sluit de subsidieregeling op dit moment uit dat er vanuit samenwerkings­verbanden 0­6/6­12 wordt deelgenomen aan het trainingsaanbod. Wellicht dat op termijn Oog voor interactie kan worden

benut voor het gezamenlijk versterken van een pedagogische basis voor jonge kinderen vanuit opvang, onderwijs en welzijn.

Meer informatie: Josette Hoex, [email protected]. Zie ook www.nji.nl/Oog­voor­interactie

Werkbezoek Engeland levert samenwerking op

TAALVAARDIGHEID ALS PEDAGOGISCH MIDDEL

Page 30: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

30 NJij? – nr.1 okt. 2015

SAMENWERKING IN PRAKTIJK

In de proeftuinen, verspreid over Nederland, wordt gekeken hoe professionals vanuit verschillende disciplines bij kunnen dragen aan een duurzame pedagogische omgeving. Wat betekent het werken in een integraal team voor hen? Hoe krijgt interprofessionele samenwerking vorm? Hoe bouwen professionals aan partner­schap met ouders? Dergelijke vragen staan centraal in de casestudy naar de proeftuinen.

Het Nederlands Jeugdinstituut bezoekt de proef­tuinen drie keer in 2015, steeds in samenwerking met één van de betrokken wetenschappers. In deze interactieve bezoekrondes wordt stilgestaan bij bijvoorbeeld doelen van de proeftuin, aanpak

Het Nederlands Jeugdinstituut begeleidt vier proeftuinen waarin professionals uit onderwijs, opvang en zorg samenwerken voor het jonge kind. De proeftuinen zijn de voorloper van de integrale kindcentra. PACT is een project dat investeert in de pedagogische omgeving van jonge kinderen. Een van de activiteiten van PACT zijn de proeftuinen.

PROEFTUINEN VOOR HET JONGE KIND

Page 31: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

31Nederlands Jeugdinstituut

SAMENWERKING IN PRAKTIJK

en resultaten. De Universiteit van Amsterdam/Hogeschool van Amsterdam doet daarnaast periodieke metingen naar de interprofessionele samenwerking. Door de ervaringen van de verschillende proeftuinen te verzamelen, kunnen we aanbevelingen formuleren voor andere praktijken op het terrein van integrale kind centra. Bijvoorbeeld dat een goede inter­professionele samenwerking niet van de één op de andere dag gerealiseerd is en er dus tijd voor kennismaking en reflectie gemaakt moet worden. Verwacht wordt dat er in de loop van 2015 meer proeftuinen zullen starten.

DIT IS HET WETENSCHAPSTEAM In het wetenschapsteam zitten Jeannette Doornenbal (Hanzehogeschool Groningen), Ruben Fukkink (Universiteit Amsterdam/ Hogeschool van Amsterdam) en Tom van Yperen (Nederlands Jeugdinstituut en Rijksuniversiteit Groningen). Zij volgen de voortgang van de proeftuinen kritisch. Jolanda Spoelstra van het Nederlands Jeugdinstituut biedt begeleiding.

Proeftuin Apeldoorn: ‘De bezoekrondes zijn tot nu toe heel boeiend. De opbrengst is nuttig en inspirerend. Het leuke van de proeftuin is dat het echt iets oplevert in de samen werking tussen zorg, school en kinder opvang. De ontschotting is al aardig op gang gekomen en kan het komende jaar nog verder doorgaan.’

Meer weten?www.pedagogischpact.nl of dossier: www.nji.nl/Brede-school- en-integraal-kindcentrum.

Contactpersoon: Jolanda Spoelstra, [email protected]

INTEGRAAL KINDCENTRUMEen integraal kindcentrum en een brede school bieden verschillende basisvoorzieningen (onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzaal en welzijn). Zij werken samen met vormen van jeugdhulp. Doorgaande lijnen in educatie, ontwikkeling en opvang, extra ondersteuning en zorg staan centraal in de samenwerking. Het zijn wijkgerichte netwerken die goed aansluiten bij de verwachtingen van het nieuwe jeugdstelsel, als laagdrempelige voorzieningen voor jeugd, ouders en soms ook wijkbewoners.

Zie ook het dossier hierover: www.nji.nl/Brede-school-en-integraal-kindcentrum.

OKC het Spalier en Jeugdriagg zijn per 1 juli 2015 gefuseerd tot een brede regionale instelling voor integrale specialistische jeugd-hulp: Kenter Jeugdhulp. Deze nieuwe instelling in Noord-Holland pakt alle opvoedings-, ont-wikkelings- en psychische problemen op van jeugdigen tussen 0 en 23 jaar en hun gezin-nen. Dat gebeurt met een integrale aanpak, zo kort mogelijk en waar mogelijk ambulant. De fusiepartners hebben het Nederlands Jeugdinstituut gevraagd om te ondersteunen bij de ontwikkeling van (specialistische) multifocale jeugdhulpteams die ambulant en integraal zullen gaan werken. Eind september 2015 is het project afgerond.

Wat levert het project op?• Het Nederlands Jeugdinstituut heeft een

handreiking samengesteld met voorstellen voor een toekomstige gemeenschappelijke taal en werkwijze. De jeugdhulpteams kunnen hiermee ervaring opdoen. De handreiking is het eindresultaat van een proces waarin expliciet is gekozen om de kennis en ervaring van medewerkers te betrekken. Zo konden de medewerkers van beide organisaties ook meteen met elkaar kennis maken.

• Via interviews is zicht gekregen op de uitvoering van ambulante hulp in beide organisaties. Wensen en zorgen over het werken in multifocale jeugdhulpteams zijn aan bod gekomen. Dit is besproken met de projectgroep. Daarna zijn tijdens vijf ontwerpsessies met medewerkers van beide organisaties de belangrijkste onderdelen van het multifocale jeugdhulpteam met elkaar uitgewerkt. De resultaten zijn vergeleken en aangevuld met informatie uit documenten en databanken van het Nederlands Jeugd-instituut, zoals de Databank Effectieve Inter-venties en Wat Werkt.

Meer informatie Mariska Zoon, [email protected].

Nieuw: Kenter Jeugdhulp

Page 32: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

32 NJij? – nr.1 okt. 2015

Duurzaamheid creëren door in beweging te blijven. Dat is het motto van SWING, een stimulerings programma dat veelbelovende initiatieven en projecten in de jeugdbescherming en ­reclassering ondersteunt bij verdere ontwikkeling en verdieping. Met als uiteindelijke doel: het veilig opgroeien van meer kinderen, zonder dwangmaatregelen. ‘Met SWING kunnen we zorgen dat al het goede dat in de afgelopen jaren in de jeugdbescherming en – reclassering is bereikt, niet stopt, maar dat de sector zich in die

richting verder kan ontwikkelen en verbeteren’, zegt projectmanager Harry van den Bosch van het Nederlands Jeugdinstituut.

ROBUUST PLANIn het voorjaar van 2015 konden gecertificeerde instellingen in overleg met gemeenten project­voorstellen indienen. Van den Bosch: ‘Wij zijn erg blij met de elf ingediende voorstellen. Als ze goed uitgevoerd worden, dragen ze bij aan de verbetering van de jeugdbescherming en jeugd­reclassering. We weten dat er een risico is dat dit soort projecten niet oplevert wat je ervan verwacht. Dat heeft meestal niets te maken met de motivatie en inzet van professionals, maar met de mate van robuustheid van het plan. Daarom zochten we een kritische commissie van deskundigen, met specialisten op het gebied van effectieve jeugdhulp en onderzoek.’

SAMENWERKING IN PRAKTIJK

SWING: 11 PROJECTEN VAN STARTMet het stimuleringsprogramma SWING krijgt een selecte groep gecertificeerde instellingen de kans om veelbelovende projecten duurzaam verder te ontwikkelen.

WAT IS SWING?SWING wordt gefinancieerd door het ministerie van Veiligheid en Justitie en bouwt voort op succesvolle uitkomsten van de zogeheten Vliegwiel-projecten.In het kader van SWING vinden twee landelijke symposia plaats, diverse uitwisselings-bijeenkomsten en twee prijsuitreikingen voor gemeenten die zich onderscheiden in regie-voering over de jeugd-beschermingsketen.

Vanaf november 2015 gaat de websitewww.nieuwejeugd-bescherming.nl online met informatie over de nieuwe jeugdbescherming waaronder de SWING-projecten

Page 33: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

33Nederlands Jeugdinstituut

DRIE NIVEAUSVoorzitter Huub Pijnenburg was verrast, zowel in positieve als negatieve zin, door de aard van de projectaanvragen. ‘Die waren deels echt innovatief en aansprekend geformuleerd, maar deels ook in kennelijke haast geschreven: nog niet optimaal helder, doordacht en onderbouwd.’ Pijnenburg is lector aan de Hogeschool Arnhem Nijmegen en expert op het gebied van effectieve jeugd­ en opvoedhulp. Hij benadrukt dat het bij deze projectinitiatieven bovenal gaat om doel gerichte, effectieve samenwerking. Op micro niveau gaat het om samenwerking tussen professionals en cliënten en hun sociale netwerk. ‘Net als in het kader van vrijwillige hulpverlening is dat thema hier cruciaal. Zonder autoriteit en een goede alliantie met cliënten of cliëntvertegen woordigers kan een professional in de praktijk weinig doen.’ Op mesoniveau gaat het om doelgerichte, effectieve samenwerking tussen professionals, instellingen en andere partijen zoals gemeenten. ‘Daar gaat het, zeker bij complexe problematiek, dikwijls mis.’ Tenslotte is ook de samenwerking tussen beleid, praktijk en onderzoekers belangwekkend.

VAKLITERATUUR?Veel aanvragers hadden dit thema matig uitgewerkt. ‘Zeker wat betreft de samenwerking tussen de diverse partijen, dus op mesoniveau, behoefden ze nadere concretisering: hoe ziet die samenwerking eruit? Hoe hard is het commitment van alle partijen aan het project? Hoe gaan positieve resultaten geborgd worden?’ Kanttekeningen maakt hij ook bij de onder bouwing van een aantal projectvoorstellen. ‘Een groot aantal projectaanvragers liet de vak literatuur links liggen. Er werd in de voorstellen althans niet of nauwe­lijks aan gerefereerd. Ik miste bij veel projecten de theoretische onderbouwing die plausibel maakt dat de voorgestelde aanpak kans van slagen heeft.’Van den Bosch is blij met het commentaar van de commissie: ‘Wij nemen de opmerkingen van de deskundigen mee in de begeleiding van de projecten. Dit vergroot de kans dat de resultaten die de projecten ambiëren ook daadwerkelijk gehaald gaan worden.’De uitvoering van de gehonoreerde SWING­projecten loopt tot midden 2017. Maar daarmee

staat er geen punt achter de verbetering. Het is de bedoeling dat de resultaten geïntegreerd worden in de dagelijkse werkwijze van professionals. Zowel Van den Bosch als Pijnenburg wijzen op het belang van deze langetermijndoelstelling van SWING. ‘Een of twee cursussen voor professionals geven geen gedragsverandering’, zegt Van den Bosch.

KLIP EN KLAARKortom: de lat lag bijzonder hoog. Maar er liggen nu wel elf projectvoorstellen die voldoen aan de eisen. Projecten die in de woorden van commissie voorzitter Pijnenburg ‘waarmaken wat ze pretenderen’. Dat ‘wat’ is voor hem klip en klaar. ‘Aan het einde van deze projectperiode of uiterlijk een jaar daarna moet duidelijk zijn dat er meer kinderen veilig opgroeien en dat we dit kunnen herleiden tot de SWING­projecten. Al onze inspanningen zijn enkel te rechtvaardigen als dat doel wordt bereikt.’

Wat dat betreft is er een cruciale taak weggelegd voor het Nederlands Jeugdinstituut. Pijnenburg: `Het bureausecretariaat heeft haar werk in de beoordelingsfase zorgvuldig en betrokken gedaan. Maar ik ben me ervan bewust dat de grootste uitdaging nog moet komen: een strakke coaching van de gegunde projecten in de uitvoerings fase. Dat is in de ogen van de beoordelings commissie van vitaal belang.’

SAMENWERKING IN PRAKTIJK

DIT ZIJN DE PROJECTEN1. De stem van de cliënt, De Jeugd- en Gezinsbeschermers, Wiliam Schrikker Groep en

beide cliëntraden.2. Signs of Success, Jeugdbescherming Noord, William Schrikker Groep.3. Pilot Burgervoogd, Jeugdbescherming Gelderland.4. Preventieve Jeugdbescherming (Signs of Safety), Jeugdbescherming Noord.5. Veiligheid in de lokale veiligheidsketen, Samen Veilig Midden Nederland.6. Samen optrekken in complexe echtscheidingen, De Jeugd- en Gezinsbeschermers

(Noord-Holland).7. Safe Path, BJZ Limburg.8. Samen verder met SAVE, Samen Veilig Midden Nederland, Regiecentrum Bescherming

en Veiligheid.9. Wijkgerichte aanpak kindveiligheid, BJZ Noord-Brabant, William Schrikker Groep,

Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering.10. Eén cliëntproces: tools voor samenwerking, Jeugdbescherming Overijssel,

Jeugdbescherming Gelderland.11. Burgerkracht + GGW = Transformerend werken, Intervence (Zeeland).

www.nji.nl/swing

‘Een groot aantal project­aanvragers liet de vakliteratuur links liggen’

Meer informatie:Harry van Den Bosch, [email protected]

Page 34: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

34 NJij? – nr.1 okt. 2015

1. Waarom wilden jullie aan de slag met de medewerkers van de wijkteams en Veilig Thuis?‘In de regiovisie Geweld in Huiselijke Kring, van negentien gemeenten in Hollands Midden, hebben we afgesproken dat Veilig Thuis veel met de lokale teams samenwerkt. Lokaal waar het kan, centraal waar het moet, is ons motto. Alleen de acute veiligheidsproblemen worden opgepakt door Veilig Thuis. De andere casussen worden overgedragen naar de wijkteams. De verbinding tussen de wijkteams en Veilig Thuis is dus cruciaal voor de samenwerking rondom huiselijk geweld en kindermishandeling. Maar hoe doe je dat dan? En begrijpen we elkaar wel?’

2. Wat was jullie vraag aan het Nederlands Jeugdinstituut?‘Aanvankelijk hadden we geen specifieke vraag. We wilden goede werkafspraken maken over de samenwerking tussen de wijkteams en Veilig Thuis. Daar raakten we over in gesprek. Ik dacht dat dit alleen een kwestie was van het maken van die afspraken. Maar wat hiervoor verder nodig zou zijn, daar had ik geen idee van. De adviseurs van het Nederlands Jeugdinstituut gaven direct

aan dat dit drie of vier bijeenkomsten zou kosten. Zij hebben dat goed ingeschat en ik vertrouwde op hun advies. Het helpt als een partner meedenkt, ook als de vraag nog niet helemaal helder is.’

3. Op welke manier was het Nederlands Jeugd-instituut voor jullie een relevante partner?‘Het Nederlands Jeugdinstituut is goed op de hoogte van de noodzaak van de verbinding tussen de wijkteams en Veilig Thuis. Ze verkennen de gevoeligheden die er over en weer zijn en geven daar in een programma op een goede manier inhoud aan. Tijdens de bijeen­komsten hebben we flink met elkaar gestoeid over wie nu welke rol en verantwoordelijkheid heeft. Zo bleek in de eerste bijeenkomst dat medewerkers van wijkteams veel moeite hadden om ongevraagd bij een gezin aan te bellen bij een signaal van Veilig Thuis over kinder mishandeling. Zij wilden die casussen aanvankelijk niet aannemen van Veilig Thuis. Met het Nederlands Jeugdinstituut hebben we toen nagedacht hoe we dit een stap verder konden helpen in de volgende bijeenkomst. In het begin moet je soms chaos creëren om de pijn­

Anita van Zeijl, gemeente LeidenHet Nederlands Jeugdinstituut ondersteunde de gemeente Leiden bij de samenwerking tussen de lokale wijkteams en Veilig Thuis. In drie bijeenkomsten maakten de verschillende professionals kennis met elkaar en maakten ze afspraken over rollen, verantwoordelijkheden en onderlinge ondersteuning. Anita van Zeijl, beleidsmedewerker huiselijk geweld bij de gemeente, blikt terug. ‘Dit hadden we zelf nooit kunnen doen.’

5 VRAGEN AAN...

Page 35: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

35Nederlands Jeugdinstituut

punten naar voren te laten komen. Daarna kan je aan de oplossingen werken. Het Nederlands Jeugd instituut anticipeerde daar goed op in het programma van de bijeenkomsten.’

4. Hoe ingewikkeld is jullie rol als centrum-gemeente?‘Leiden is een van de twee centrumgemeenten in de regio Hollands Midden, samen met Gouda. Die rol kan lastig zijn omdat je als centrum­gemeente vaak trekker bent, maar je bent zelf ook inhoudelijk betrokken. Het is dus fijn om er een partij bij te hebben die het dossier kent. De uitkomsten van dit traject hebben we verspreid over de regio, zodat andere gemeenten er hun voordeel mee kunnen doen. Zeker voor Veilig Thuis is het belangrijk dat er enige uniformiteit is in de werkwijzen van de negentien gemeenten. Maar niet alle gemeenten hebben de wijkteams op dezelfde wijze ingericht. Als centrum­gemeente vragen we ze om vanuit hun werkwijze een antwoord te formuleren: als we hebben afgesproken dat Veilig Thuis alleen oppakt wat echt noodzakelijk is en de rest lokaal wordt belegd, hoe gaan jullie dat dan organiseren?’

5. Wat heeft de samenwerking met het Nederlands Jeugdinstituut jullie opgeleverd?‘Concrete samenwerkingsafspraken tussen de wijkteams en Veilig Thuis, afspraken waar ieder­een in gelooft. De laatste bijeenkomst hebben we met taart de resultaten gevierd. De sfeer was heel goed. Het is een wereld van verschil tussen hoe we begonnen en wat het uiteindelijk geworden is na slechts drie bijeenkomsten. Dat hadden we zelf nooit kunnen doen. We zijn er nog niet, maar we weten nu wel waar we met elkaar aan werken. En iedereen heeft zich daaraan gecommitteerd. Dat is minstens zo belangrijk.’

Volgende keer: DordrechtWelke gemeente wil Anita in het volgende nummer van NJij? uitlichten? Anita: ‘Ik wil graag het stokje overdragen aan Dordrecht. Zij zijn een van de zes gemeenten die gestart zijn met het project Collectief tegen Kindermishandeling. Dit richt zich speciaal op een vernieuwde, betere aan­pak van kindermishandeling. Ik ben erg benieuwd hoe dat eruit ziet, want verbeteringen willen we allemaal als het om kinder mishandeling gaat.’

‘In het begin moet je soms chaos creëren om de pijnpunten naar voren te laten komen’

Page 36: SAMEN IN DE WIJK - Nederlands Jeugdinstituut · te gaan werken. Bovendien stimuleren we door dit netwerk de uitwisseling tussen organisaties. Zij hebben daar behoefte aan en steken

Marja ValkestijnProgramma leider Sterke Basis, Nederlands Jeugdinstituut

ONDERTUSSEN OP WHATSAPP

Marja Hoe gaat de samenwerking tussen jongerenwerk en wijkteams in Den Bosch?

Marja Is het erg dat jongerenwerkers hier voor gevraagd worden?

Marja Wat vindt Den Bosch van de rol van jongerenwerkers?

Marja Je hebt 100 publicaties Jongerenwerk in beeld. Voor partners in de wijk besteld. Wat heb je daarmee gedaan?

Marlies Ehm, jongerenwerkers hebben hier in Den Bosch te maken met Basisteams Jeugd & Gezin (BJG).

Marlies Is nog erg vers. Jongerenwerkers van de drie jongerenaccommodaties en de stedelijke specialisten jongerenwerk komen een keer per maand bij elkaar met het BJG-netwerk in hun wijk. Bedoeling is om óók aan collectieve preventie te doen. Zoals alcoholpreventie op de kermis en begeleiding bij overgang van basisschool naar voortgezet onderwijs. Maar de BJG-teamleden zijn nog erg druk met indicaties en individuele trajecten. We komen niet toe aan preventie.

Marlies Ik heb ‘m meegegeven aan de ambtenaren om het jongerenwerk onder de aandacht te brengen. De publicatie is ook gebruikt om de meerwaarde van het jongerenwerk intern te verduidelijken. Jongerenwerkers nemen dit boekje mee als er vragen zijn over het jongerenwerk. Altijd fijn om na een mondeling verhaal nog een schriftelijke uitwerking achter te kunnen laten.

Marlies Jongerenwerkers openen deuren voor BJG naar jongeren en ouders. Er is discussie met de wijkteams over hoe ver jongerenwerkers moeten gaan met individuele coaching van jongeren. Gevaar is dat jongerenwerkers te weinig aan hun andere werk toekomen.

Marlies Nee en ja. Nee, want willen we een civil society zijn, dan is een goede samenwerking en wisselwerking belangrijk. Ja, wel met de huidige capaciteit, want dan verdwijnt het reguliere contact met jongeren in de wijk.

Marlies De gemeente wil meer jongerenwerkers op straat en op locatie. Goede aansluiting bij de BJG ’s is volgens de gemeente één van de uitgangspunten.

Marja Hoe gaat de samenwerking dan met BJG?

Marja Welke rol spelen jongerenwerkers in Den Bosch?

Marja Veel succes met het jongerenwerk in Den Bosch!

Marlies MolenaarTeammanager welzijnswerkwijkteam, Welzijn Divers in Den Bosch

Jongerenwerk in beeld. Voor partners in de wijk is gratis te downloaden via www.nji.nlDiscussieer ook mee in de werkgroep Platform jeugdwelzijn op Kennisnet Jeugd. Meer informatie: [email protected]