S paas echo 2014

9
Echo Omdat het leven hier een keer ophoudt

description

 

Transcript of S paas echo 2014

Page 1: S paas echo 2014

E c h o

Omdat het leven hiereen keer ophoudt

Overleven

endood

Page 2: S paas echo 2014

32 Over leven en dood ‘Wie vermag er cool te blijven bij het probleem

van de sterfelijkheid? Hoe hard we dat ook

proberen, leven en dood kunnen we nooit met

een koele blik onder ogen zien’, zegt één van

de auteurs in dit nummer.

Dat er ooit een eind komt aan je leven, met

al z’n mogelijkheden en uitdagingen, daar sta

je niet dagelijks bij stil. En als je er dan weer

eens over nadenkt - door een plotselinge

dood van iemand uit je buurt, of na een lang

aftakelingsproces van je opa of oma - is het

beklemmend. Het laat je niet onberoerd, het

idee dat je zelf een keer ‘aan de beurt’ bent.

De dood is een vijand. Liever niet aan denken.

Voor christenen is dat trouwens niet anders.

Ook zij noemen de dood een vijand – al zeggen

ze er iets bij. Het is een vijand die uiteindelijk

verslagen wordt. Dat wordt wereldwijd gevierd

met Pasen. Sinds de opstanding van Jezus

Christus zijn de dagen van de dood geteld.

‘Ik ben de Eerste en de Laatste’, en de Levende’,

zegt Hij tegen een van de bijbelschrijvers. ‘Ik

ben dood geweest en zie, Ik ben levend tot in

alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels

van het rijk van de dood en van de dood zelf.’

Wie vermag er cool te blijven bij de mogelijkheid

van eeuwig leven?

Het kan vandaag beginnen, voor wie gelooft.

De redactie

Oog in oog met de doodDe dood lijkt alomtegenwoordig en oppermachtig.

Indringend wordt er over geschreven, in de literatuur, in de media. Op deze en volgende pagina’s hebben

we een aantal fragmenten bij elkaar gezet.

Als we met Pasen de opstanding van Jezus Christus vieren, is dat geen aanleiding om luchthartig te doen over de dood. Maar

sinds die Paasmorgen staan leven en dood wel in een ander licht.

‘De dood jaagt geen angst meer aan, schrijft de apostel Paulus,

‘want ik ben verzekerd dat noch dood, noch leven, noch wat dan ook: niets

kan mij onbereikbaar maken voor de

liefde van Christus.’

Wat is angst?‘Voor de zoveelste keer vroeg

Bastiaanse of ik mijn angst wilde beschrijven. De beelden, de

gevoelens, of ik bepaalde zaken in mijn geest hoorde die steeds

terugkeerden. ‘Ik wil alles weten wat er gebeurt als u uw ogen sluit.’

Bastiaanse sprak me soms aan met u en soms met je.

Het was of hij niet kon verkroppen dat ik bleef zwijgen.

‘Ik weet dat u bang bent, u bent het nu! Zeg het, wat voelt u precies?’ Zijn vulpen hield hij

in de aanslag. ‘Wat is angst voor u? Zeg het alsjeblieft. Je weet het!

Ik rende naar de wc en kotste. Ik schaamde me. Hij bleef het maar herhalen:

‘Wat is angst? Wat is dat?’‘Dat de dood vriendelijk is en warm. Een uitkomst.

Een oplossing. Pijnloos. Rustgevend. En dat het leven al het andere is. Ontluisterend. Schijn. Niets.’

‘Wanneer werd u zich dat voor het eerst bewust?’Ik kon niet meer denken.

‘Wanneer dacht je dat voor het eerst?’, herhaalde hij met een andere persoonsvorm.

‘Ik heb steeds het gevoel dat u dat niet mag vragen, en dat ik dat niet mag zeggen.’

Uit: ‘De grootste truc aller tijden’, Theodoor Holman, uitg. Nieuw Amsterdam, 2013

Spreidstand‘De dochter gooit haar vuile kleren

in een hoek van de badkamer. Ze kleedt zich

in fietsbroek en hemdje, ze pakt een begeerde zomerjurk

uit de klerenkast van de moeder in haar rugzakje. Ze

rijdt haar racefiets naar buiten en sluit het huis af. Het is half acht. Ze

voelt de zon op haar blote armen. Water, weilanden, buitenwijken,

straten, een steeg, het grote plein. Stoplicht.

(…)Televisiejournaal: de gele traumahelikopter

zweeft boven het plein, daalt neer midden tussen de grote kerk, het paleis, het oorlogsmonument. Politiemannen staan in

een grote kring, ze houden enorme witte lakens omhoog om nieuwsgierige omstanders

het gluren onmogelijk te maken. Een verwrongen fiets ligt op de weg.

De zon klatert langs de gevels, het is nog fris maar het zal een warme dag worden. De zonnestralen verwarmen

de onregelmatige, kunstig neergelegde steentjes waarmee het plein geplaveid is, schampen langs de ontzette gezichten

van de getuigen, strelen het meisje dat daar ligt, haar blote benen in de kleine spreidstand van de dood.

Het is half negen.’Uit: Contrapunt, Anna Enquist, uitg. Arbeiderspers, 2008

Ontzettende uren‘De uren verstrijken langzaam maar onverbiddelijk. Niemand kan op welke manier dan ook slikken, want de keel is te zeer dichtgeknepen. Iemand die die uren niet heeft gekend, kan niet zeggen dat hij de oorlog heeft meegemaakt en alleen de infanterist, die steeds in de voorhoede moet zijn, weet welke verschrikkelijke angsten zijn ziel doormaakt, welke ontzettende uren het zijn, die voorafgaan aan een woeste aanval à la baïonette. Altijd en altijd die drukkende angst: hoe lang zal ik nog tot deze wereld behoren of zal ik niet meer zijn dan een afschuwelijk lijk dat door de granaten in stukken is gereten?’ Uit een verslag uit de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog, van luitenant Charles Henry

Ditmaal wij‘Er waren twaalf wagons en wij waren met

ons zeshonderdvijftigen; in mijn wagon waren maar vijfenveertig mensen, maar het was een kleine wagon. Dat wat

we hier zien, wat we hier onder de voeten hebben, is dus een van die Duitse transporttreinen, die treinen die niet terugkomen, die treinen waarover

we, huiverend en altijd een beetje ongelovig, zo vaak hadden horen vertellen. Precies zoals het ons verteld was, tot in alle details: goederenwagons, van buiten

verzegeld, met erin mannen, vrouwen en kinderen, onbarmhartig samengeperst als waardeloze koopwaar, op reis naar het niets, op reis naar de ondergang, naar de bodem.

Ditmaal zitten wij erin.’Uit: Is dit een mens?, Primo Levi, uitg. J.M. Meulenhoff, geschreven in 1947.

TroostWat is uw enige troost in leven en sterven? Dat ik met lichaam en ziel, in leven en sterven, het eigendom ben, niet van mijzelf, maar van mijn trouwe Heiland Jezus Christus.Heidelbergse Catechismus

To be or not to be, death’s the question.’

Toon Verhoeven

Page 3: S paas echo 2014

Ik leed machteloos mee‘In een interview met schrijfster H. stelt ze dat ouders die de dood voor hun gehandicapte kind wensen, dit vooral voor zichzelf willen en niet voor het kind. Dit is totaal onwaar en het doet al deze ouders tekort. Zelf heb ik 10,5 jaar lang mijn zwaar gehandicapte engeltje Jonathan mogen verzorgen en omringen met liefde. Jonathan heeft 10,5 jaar geleden. Het ene uur zwaarder dan het andere, de ene dag meer dan de andere en heel soms een paar dagen achter elkaar niet. Ik leed machteloos mee. Mijn liefde voor hem stroomde ondanks de ongelooflijk zware verzorging. Maar mijn liefde kon zijn lijden niet voorkomen. Ja, ik wenste een einde aan zijn lijden en zag slechts de dood als oplossing. Al wist ik dat mijn lijden met zijn dood niet zou stoppen. Sinds zijn overlijden, nu bijna twee jaar geleden, is Jonathan te missen onverdraaglijk en ondraaglijk. Mijn armen zijn leeg. Mijn buik doet pijn. Ik leef zonder werkelijk te leven. Dat Jonathan nu niet meer lijdt, biedt mij geen enkele troost, maar voor hem weet ik dat er verlossing is gekomen. Ik wenste hem niet dood om mezelf een beter leven te gunnen. Integendeel. En datzelfde geldt voor andere ouders.’(Ingezonden brief in NRC, 17 dec. 2013)

Laatste grens‘Hij had talloze doden gezien, maar vond het nog altijd geheimzinnig dat de afstand tussen hem en de doden even groot als klein was. Hij had bevroren zwervers van de straat gehaald, alcoholisten die zich hadden doodgedronken, de slachtoffers van inwerking van geweld met een stomp voorwerp (het jargon van de patholoog, niet dat van hem) en de ouden en de eenzamen die dood werden gevonden in hun huis. Elke dode die hij zag, beschouwde hij als een voorbereiding op zijn eigen dood. Het oversteken van de laatste grens.’Uit: Dit zijn de namen, Tommy Wieringa, uitg. De Bezige Bij

4

Twee stenen ‘In Rotterdam heeft een vrouw ongeveer tien jaar dood in

haar huis in de Jan Porcellisstraat gelegen. Agenten ontdekten donderdagmiddag haar stoffelijk overschot nadat bouwvakkers,

die in de straat aan het werk waren, bij haar geen gehoor hadden gekregen toen ze aanbelden. Ze waarschuwden daarop

de politie. De politie zegt dat de vrouw op 74-jarige leeftijd is overleden. In de tien jaar heeft niemand haar overlijden

opgemerkt. Ze is een natuurlijke dood gestorven. De buren reageerden ontzet op de vondst. Niemand die ooit iets had opgemerkt of zelfs geroken. ‘Het blijft een

bizar idee’, zegt de buurvrouw. ‘Er zitten maar twee stenen tussen en daar lagen mijn kinderen al die tijd naast.’

Volkskrant, 21 november 2013.

Heel haar ongeleefde leven‘Het is de lege stoel aan onze tafel. Het is het haakje

aan de schoolkapstok waaraan geen winterjasje komt te hangen. Het is de verjaardag die niet kan worden

gevierd. Het is het buurtpleintje waar de kinderen zich verzamelen en er geen wordt gemist. De dierentuin waar

alle dieren blijven wachten, de ijscoman in het park. Het park waar het licht door de bladeren valt, het licht waar nu

niemand in loopt. Het zijn de rode schoentjes in de etalage, zeg jij, het is het fietsje waar nu een ander kind op rijdt,

zeg ik. Het zijn de familiefoto’s die gekiekt worden, aan het strand, in de tuin, aan het kerstmaal et cetera, waar ‘iedereen’

op staat.Er is zoveel, en zoveel meer (hoeveel weet ik nog niet: het

missen is nog maar net begonnen) en het zal allemaal, heel haar ongeleefde leven lang, in afwachting moeten blijven. Ze is dood ja, maar dat hoeven de dingen ons toch niet steeds opnieuw te vertellen?’Uit: Schaduwkind, P.F. Thomése.

Welke mens leeft die de dood niet zien zal?Uit de Bijbel, Psalm. 89:49

Hij bleefEen dode moet men te allen

tijde kunnen ontvangen, dat is bekend. Mijn vader

bijvoorbeeld heeft zich heel lang van zijn eigen sterfgeval niks aangetrokken. Hij bleef na zijn

begrafenis gewoon thuiskomen. Hij liet de tafel voor zich dekken,

hij bleef post ontvangen op zijn oude adres. De auto (hij was de

enige bij ons die kon rijden) had hij op zijn vaste plaats geparkeerd. Zijn

regenjas hing aan de kapstok, zijn hoed lag op het hoedenrek. Geregeld kraakten zijn voetstappen op de trap,

op het parket, op het grind voor het huis, geregeld trok hij – boven, buiten

– deuren achter zich dicht. En als je opstond om te kijken waar hij bleef, kon

je in de gang zijn tabakslucht nog ruiken: of ie eventjes de deur uit was gegaan en zo

gewoon terugkwam. Ik moest af en toe de overlijdensadvertentie er bij halen om echt te

geloven dat hij dood was.Uit: Schaduwkind, P.F. Thomése,

uitg. Contact, 2003

5Kees Hardeman, 90 jaar, vitaal en goedlachs, is

nog helemaal bij de tijd. Het duurt even voor de

voordeur opengaat, zo snel is hij niet meer.

Boer was hij, zijn hele leven. Hij begon hier op

een klein gemengd bedrijf, bij een boerin die een

knecht zocht nadat haar broer, die samen met

haar de boerderij runde, was overleden. Na de

oorlog pachtte hij de boerderij, en daarna kocht

hij hem. Hij is er niet meer weggegaan.

‘In mijn hart ben ik nog boer. Als ik mijn leven

weer zou mogen overdoen, dan zou ik het graag

net zo doen, als boer, met mijn vrouw en mijn

gezin. Ik ben dankbaar dat het gegaan is zoals het

ging. Best zorgen gehad, maar toch.

Toen ik negen was, overleed mijn moeder aan

longontsteking. Ze liet 10 kinderen na, de jongste

negen maanden. Ik had een heel goede moeder,

al heb ik haar maar kort gekend, we hebben

het goed gehad, heel arm, en toch goed. Mijn

vader werkte op de wolfabriek, hij moest het

geld verdienen. Hij is hertrouwd, en er kwamen

nog drie kinderen bij, we waren toen met ons

dertienen. Ik wilde altijd graag boer worden,

maar mijn vader wilde me op de fabriek, mijn

‘Het leven

hier houdt

een keer op’

In gesprek met Kees Hardeman, man met overtuiging

Tekst: Johan Timmer

De kippen hebben

het niet gezegd

tegen me, maar ze

hebben het goed

gehad.

Page 4: S paas echo 2014

Het bijbelgedeelte

hierboven vertelt hoe

Jezus onderweg is naar

Jeruzalem. Hij weet dat

Hij daar zal sterven. Van

heinde en ver komen de

pelgrims om het Joodse

Paasfeest te vieren. Zeven dagen lang gedenkt en

viert men dat God het volk heeft gered in de tijd van

Mozes. De mensen zijn in een opgewonden stemming.

Er zijn ook niet-Joodse mensen bij, die geloven in de

God van Israël en van ver gekomen zijn om het feest

mee te maken. Onder hen zijn een aantal Grieken, die

iets gehoord hebben over Jezus. Zij willen graag meer

weten over Hem. Een paar leerlingen van Jezus vinden

die aandacht voor hun Meester prachtig en willen wel

een ontmoeting regelen. Maar ze hebben er geen idee

van, wat er met Jezus tijdens dit feest zal gebeuren.

Jezus weet wel wat Hem staat te wachten. Er komt

een vreselijk lijden en een bittere dood. Maar daarom

is Hij, Gods eigen Zoon, ook mens geworden. Om

ons leven te delen. Om net als wij te reageren op de

omstandigheden. Hij heeft het allemaal meegemaakt:

mooie dingen, verdrietige dingen, gezondheid, ziekte,

vriendschap, eenzaamheid, onrecht, trouw, verraad,

mogelijkheden iets te

betekenen voor een

ander, verleidingen om

te doen wat niet goed is

en ga zo maar door. Als

enige mens is Jezus zijn

hele leven zonder zonden

gebleven, in alles trouw aan de bedoeling van God.

Omdat God niets op Hem aan te merken had kon Jezus

de straf die wij verdiend hebben op Zich nemen. Bij het

kruis zie je het oordeel van God over onze zonden én

de liefde van God die ons wil redden. Er is vergeving

en toekomst voor ieder die redding zoekt bij Jezus. Het

Paasfeest krijgt een nieuwe betekenis. Jezus zal sterven.

Maar ook weer opstaan uit de dood!

Voor dat dit gebeurt vertelt Jezus daarover in dat

prachtige beeld van de graankorrel. Als de graankorrel

niet in de aarde valt en sterft, blijft de graankorrel op

zichzelf. Maar als de graankorrel in de aarde ondergaat,

komt er nieuw leven. Dwars door de dood van de

graankorrel heen bloeit er iets moois op. Komt er een

korenaar met een veelvoud aan graankorrels. Voordat

Hij sterft verzekert Jezus zijn leerlingen ervan dat zijn

dood zin heeft. Dwars door het lijden heen opent Hij

voor wie in Hem gelooft een geweldige toekomst.

7‘Nu was er ook een aantal

Grieken naar het feest geko-

men om God te aanbidden.

Zij gingen naar Filippus uit

Betsaïda in Galilea, en vroe-

gen hem of ze Jezus konden

ontmoeten. Filip pus ging dat

tegen Andreas zeggen en sa-

men gingen ze naar Jezus. Je-

zus zei: ‘De tijd is gekomen dat

de Mensenzoon tot majesteit

wordt verheven. Waarachtig, ik

verzeker u: als een graankorrel

niet in de aarde valt en sterft,

blijft het één graankorrel,

maar wanneer hij sterft draagt

hij veel vrucht.’

Johannes 12: 20-24 NBV

De graankorrelAls je zou weten dat je nog maar

een paar dagen te leven had,

hoe zou jij je dan voelen?

UIT De BIjBeL:6

broers werkten daar ook. Ik stribbelde niet tegen, ging

naar de fabriek, toen ik 14 was.

In de oorlog werkte ik op de fabriek, maar de arbeiders

moesten naar Duitsland. Mijn vader zei: ‘Ga maar bij

de boer werken, dan zit je bij de voedselvoorziening en

hoef je niet weg.’ Dat is gelukt. Ik was bij verschillende

boeren als knecht geweest, maar toen overleed hier de

boer, zijn ongetrouwde zus bleef alleen achter.

Toen ik hier kwam was het een klein gemengd

bedrijf, twee koeien, vier varkens en 28 kippen, verder

bouwland, koren, bieten, aardappels, alles klein.

Toen de oorlog voorbij was, zei de boerin:

‘Dit is niks voor een vrouw alleen. Ik hou er mee op.’

‘Wat ga je er mee doen?’

‘Verhuren.’

‘Aan wie dan?

‘Hij weet het zelf nog niet.’

Dat was ik dus. ‘Maar ik heb er geen geld voor.’

‘Dat wist ik al lang, als je geld beurde, bracht je het

thuis: bij jullie zijn 13 kinderen. Ik zal jou helpen.’

Zo ben ik boer geworden, ondanks alles, ik heb er niet

eens om gevraagd. De oorlog was voorbij, ik had 28

kippen, overgenomen van de boerin. Die 28 kippen

brachten zoveel op dat ik toestemming kreeg om er

450 te houden. Maar hoe krijg ik die groot? Ik had

geen geld en ik had al geleend. Maar die 28 kippen

brachten genoeg op voor die 450 kippen! Ik begon lef

te krijgen. ‘Dat gaat goed!’ Volgend jaar, 8000 erbij, de

kippen waren ‘van de bon’, dus vrij te koop. Maar dat

jaar verloor ik een enorm bedrag, door ziekte onder de

kippen. Gelukkig had ik al wat meer koeien en varkens

en nog wat bouwland, dat ving de klap op, ik hield het

dat jaar vol, maar verdiende niets. Ik had wel geleerd:

niet te groot denken. Maar het jaar daarop had ik het

verloren bedrag volledig terugverdiend. Ik had een koe

meer, en een vrouw! We hebben het samen zo best

gehad.

Als boer leef je dicht bij de natuur, dicht bij het leven

en de dood, ook van je dieren. God heeft daar alles mee

te maken. Ik had een les nodig, daarom stierven mijn

kippen. Ik begon echt een beetje lef te krijgen. Anders

denk je dat je het zelf kan. Laten we maar afhankelijk

blijven. Het is een harde les, maar wel goed voor een

mens. Toen ik het later allemaal weer terug kreeg, was

ik dankbaar.

Dit is zandgrond, maar er is genoeg gegroeid. Voor

de tijd dat ik boer was, ben ik goed met mijn tijd

meegegaan. In het begin maakt ik heel goedkope

hokken, van die koloniehokken, 40 kippen per hok. Ik

zette ze zo’n 25 meter van elkaar in een groot weiland.

Een prachtig gezicht als ze ’s morgens uitzwermden

over het weiland. De kippen hebben het niet gezegd

tegen me, maar ze hebben het goed gehad.

Het bedrijf is wel intensieve veehouderij geworden,

meer kippen, meer koeien en varkens. Het land is

allemaal grasland geworden, om de dieren te voeren.

Toen mijn zoons het overnamen, ik was 65, hebben

ze het veranderd. Het is nu een zorgboerderij. Eerlijk

gezegd, ze hebben het beter voor elkaar dan ik.

Ik ben een gezegend mens, mijn kinderen komen om de

beurt, ze zorgen goed voor me.

Als je 90 bent, leef je kort bij de dood. Ik ben het hier

niet zat, begrijp me goed. Elke zondag hoor ik het en ik

lees het in de bijbel, het leven hier houdt een keer op. Je

moet niet denken dat ik er niet tegen opzie. Zelfs Jezus

was bang voor de dood. Ik sprak onlangs nog iemand

die tegen me zei: ‘We gaan naar het onbekende.’ Dat

is waar. Ik weet niet of ik mijn vrouw zal herkennen,

ik hoop het, maar de Here Jezus zal ik in ieder geval

ontmoeten. En als ik dan met mijn vrouw samen daar

mag blijven, dat zal bepaald geen verschrikking zijn.’

Zijn ogen glanzen. Hij staat op. Tijd voor een ‘koppie

thee’.

“... de Here Jezus zal ik in ieder geval ontmoeten ...”

Kees Hardeman

Page 5: S paas echo 2014

9

Het gerechtshof te Leeuwarden heeft

de man die in april 2004 zijn vrouw

en zijn schoonmoeder om het leven

heeft gebracht, veroordeeld tot een

gevangenisstraf van vijftien jaar en tbs

met dwangverpleging. De man had ook

geprobeerd zijn schoonvader te doden.

Hij wilde bovendien zijn vijf maanden

oude zoontje om het leven brengen door

met hem in het eemskanaal te springen.

Zo schreef de Groninger Courant over de veroordeling

van Bob. Wat bezielt zo iemand? En hoe kun je verder

leven na zo’n misdaad? In het boek ‘Levenslang’ is Bob

zelf aan het woord. Hij vertelt over zijn vaderloze jeugd,

over de school voor moeilijk opvoedbare kinderen en

het internaat voor jongeren met gedragsproblemen,

over seksueel misbruik, aanranding. ‘Mijn jongen’,

vraagt zijn moeder ergens halverwege het verhaal, ‘waar

is het misgegaan?’ De carrière van Bob hangt aan elkaar

van kleine contracten, hij kampt met een groeiende

schuldenlast, gaat een relatie aan met Hilga, het komt

tot een huwelijk en een kind, Matthias. ‘We waren een

gelukkig gezinnetje, als de zorg om dat stomme

geld er niet was geweest…’

‘Kon ik het maar als een pakketje bij elkaar binden.

En dan gewoon weggooien.

Ergens in een gracht of zo.’

8

Na die prachtige zinnen over

de graankorrel staan er in dat

Bijbelgedeelte enkele moeilijk te

begrijpen zinnen. In Johannes

12: 25-26 lezen we:

Wie zijn leven liefheeft verliest

het, maar wie in deze wereld zijn

leven haat, behoudt het voor het

eeuwige leven. Wie mij dient moet

mij volgen: waar ik ben zal ook mijn

dienaar zijn, en wie mij dient zal

door de Vader geëerd worden.

Ik weet niet hoe die regels bij

jou overkomen, maar het klinkt

vreemd.

Belangrijk om te weten is dat

het woord ‘haten’ in de Bijbel

vaak de betekenis heeft van ‘op

de tweede plaats zetten’. Jezus

bedoelt echt niet te zeggen dat

we een hekel zouden moeten

hebben aan het leven. Wat Hij zijn

leerlingen

duidelijk

maakt is dat

ons aardse

bestaan

hier en nu

geen doel

in zichzelf

is. Natuurlijk valt er vaak veel te

genieten. Het leven kan geweldig

goed zijn. Maar als je zo vol bent

van het leven dat God en de

medemens buiten beeld blijven,

dan is er iets grondig mis. Het

is niet de bedoeling dat wij als

egoïsten door het leven gaan. Dan

mis je zelf het echte geluk en je

bent een ramp voor je omgeving.

Jezus roept ons op om Hem te

volgen. Wij hoeven niet te doen

wat Hij heeft gedaan. Hij baant

voor ons een weg. Een weg

waarop God in beeld komt zoals

Hij is: liefdevol en trouw, door en

door goed. Het omgaan met deze

God brengt meer geluk dan al

het andere in ons leven. Wij leren

van Jezus hoe goed het kan zijn

om iets van onszelf op te offeren

om meer aandacht, tijd en geld

te hebben voor onze medemens.

Dat werkt bevrijdend.

Een stervende graankorrel heeft

iets angstaanjagends. Je houdt

eigenlijk liever vast wat je hebt.

Jezus moedigt ons aan ons leven

te investeren in de goede dingen.

Met de belofte van een rijke

oogst.

Dat is Paasfeest vieren.

Het leven haten?

Page 6: S paas echo 2014

1 1

Dan volgt in het voorjaar van 2004 de dag die zoveel

levens op z’n kop zet.

Ze vertellen me de volgende dag dat Hilga dood is. En dat

haar moeder dood is. En dat haar vader nog in het zieken-

huis ligt. ‘En Matthias…?’ vraag ik.

‘Die zie je nooit meer terug’, zegt een bewaker. ‘Denk je

dat je kind de moordenaar van zijn moeder ooit nog wil

ontmoeten?’

‘Dat ik dood wil’

In de cel krijgt Bob regelmatig bezoek van een vrijwil-

liger, Wabe; in het dagelijks leven is hij onderwijzer. ‘De

enige persoon die ervoor kiest om met me om te gaan.’

Een kwetsbaar contact. Soms knettert het behoorlijk in

de gesprekken. Maar in de loop van maanden ontstaat

er een goed contact tussen beide. Totdat Wabe opeens

vier maanden afwezig is. Zijn zoon is gestorven.

Ze pakken de draad van de gesprekken weer op.

‘Ik lig veel wakker en er maalt dan van alles door mijn

kop.’

‘Wat maalt er dan door je kop?’

‘Vooral dat ik dood wil.’

‘Je zou dus wel dood willen.’

Ik haal mijn schouders op. ‘Ach ja… ik bedenk wel vaak

hoe ik dat dan zou moeten doen. En soms bedenk ik een

plan, maar ach…dan laat ik dat toch maar weer los.’

(…) ‘Wat maakt dat je er dan toch voor kiest om het niet

te doen?’

‘Tja, goeie vraag. Nou ja, als ik dood ben dan is er niets

meer natuurlijk. Maar hoe weet ik dat zeker? En ja, mis-

schien is het gek, maar ook al is dit leven een hel, toch wil

ik wel leven.’

‘Je wilt dus leven.’

‘Nou ja, doodgaan is ook niet alles. Als ik doodga, zal ik

Hilga dan weer zien? Dat vraag ik me wel steeds af. Als

dat zo is, dan wil ik, denk ik, toch wel dood.’

Wabe blijft me aankijken, maar vraagt nu niet meer door.

Ik ben onzeker over mijn redeneringen. Ik vraag maar aan

Wabe wat hij er zelf van denkt.

‘Jij gaat toch naar de kerk? En als je naar de kerk gaat

dan geloof je toch in een God in de hemel? Maar die God

heeft je zoon toch maar mooi dood laten gaan. En weet jij

nu dat je zoon in de hemel is?’

1 0

Mijn last

Na verloop van tijd bezoekt Bob in het huis van

bewaring een kerkdienst. Het ging over Jezus, ‘dat we

net zo moesten doen als Hij, elkaars lasten dragen. Daar

heb ik dus niets mee. Denk je dat er iemand is die mijn

last wil dragen? Dat kan toch nooit. Wat een lariekoek! En

ik hoef trouwens de last van een ander ook niet. Wie weet

wat die ander uitgevreten heeft. Ze zitten hier echt niet

voor hun zweetvoeten.’

(…)

‘Volgens mij heb ik iets gedaan wat niet te dragen is.

Maar ik zal het wel moeten doen. Het is nu eenmaal

gebeurd en ik zit hier om ervoor te boeten (…). Wat

ik heb gedaan, is nooit meer goed te maken. En ik zal

nooit genoeg geboet hebben. Ik kom er nooit meer

vanaf. Dat is mijn last. Dat draag ik mee. Kon ik er maar

vanaf komen! Kon ik het maar als een pakketje bij elkaar

binden. En dan gewoon weggooien. Ergens in een gracht

of zo. En dat het dan nooit meer boven water komt.’

Spijt

De gesprekken met Wabe gaan steeds vaker over geloof.

Over bidden. Over de bijbel. Over God. Ik voel dat het

in dat christelijk geloof gaat over dingen die ik nodig

heb om met mezelf in het reine te komen. Bob maakt

een afspraak met de gevangenispredikant.

‘Ik heb spijt’, zo breng ik het gesprek al snel op het

onderwerp waar het volgens mij over moet gaan.

‘Waarvan?’ vraagt ze.

‘Van zo veel.’

‘Kun je iets concreter zijn?’

‘Dat ik iemand vermoord heb. Dat ik Hilga vermoord

heb. Dat ik mijn schoonmoeder heb vermoord. Dat

ik mijn eigen kind bijna heb vermoord. En bijna mijn

schoonvader. Hij was mijn beste vriend en nu is zijn leven

een hel. Omdat ik hem alles heb afgenomen. Ik heb

dingen gedaan die echt niet door de beugel kunnen. Ik

heb mensen beschadigd. (…) Nog één ding wil ik er aan

toevoegen. Ik heb ook spijt dat ik God heb genegeerd.

Zo’n beetje mijn hele leven. Als ik met God had geleefd,

dan was mijn leven anders gegaan.’

We zijn even stil.

‘Wat kan ik doen om er vanaf te komen?’

‘Dat gaat je niet lukken. Spijt blijft. En dingen zijn niet

terug te draaien. Dit soort dingen kun je niet vergeten.’

‘Bedankt’, zeg ik cynisch.

‘Dat was slechts de helft van mijn antwoord. De andere

helft is dat Iemand anders er wat voor gedaan heeft om

jou ervan af te helpen. Daardoor is er vergeving bij God.’

‘Ik wil vergeving.’

‘Dat kan.’

‘Voor iemand als ik?’

‘Ja. Ken je het verhaal van de verloren zoon?’

‘Ja. Wabe heeft mij dat verhaal verteld. Het is misschien

wel mijn favoriete verhaal. Een zoon die ondanks alles

mag terugkeren bij zijn Vader.’

‘God was jou ook kwijt. Maar je mag thuiskomen.’

‘Maar hoe krijg ik dan vergeving?’

‘Weet je nog van afgelopen zondag (…) Als je gelooft in

Jezus Christus, word je vrijgesproken van je schuld. Dan

staat dat niet meer tussen jou en God in.’

‘Ik geloof denk ik wel in Jezus Christus.’

‘Zeg dan eerlijk tegen hem waar je spijt van hebt.’

‘En dan?’

‘Vraag om vergeving.’

‘En dan?’

‘Dan ben je vergeven.’

‘Vrijgesproken?’

‘Inderdaad. Niet van je straf hier op aarde. Maar je hoeft

er niet tot in eeuwigheid bij God voor te boeten.

Hij wil je aannemen als zijn kind.’

De cursieve gedeelten zijn afkomstig uit het waargebeurde verhaal van

Bob, uitgegeven onder de titel ‘Levenslang; het verhaal van een tbs’er’, opgetekend door Ineke Baron en Niels de jong. Uitgeverij Boekencentrum, 2013, Zoetermeer.

Page 7: S paas echo 2014

1 2 1 3Arnold Huizinga (41 jaar, ge­trouwd, drie kinderen) heeft ALS. We spreken af op zijn kantoor, een historisch pand in het hartje van Zeist. Arnold haalt me op bij de receptie. Als we naar zijn kamer lopen, zie ik dat hij trekt met zijn rechterbeen. Is dat een gevolg van ALS?

‘Ik heb het nieuwe stadhuis van Zeist

‘gebouwd’, dat wil zeggen, ik ben de

projectleider. Met mijn team zorg ik dat alles

rond de bouw goed verloopt. Van begin tot

eind.’ Tegenover me zit een man van zo’n

veertig jaar, 41 jaar blijkt later. Hij oogt gezond,

energiek en enthousiast. ‘Wat je niet ziet, is

de parkeergarage onder het gebouw: 6500 m2,

plaats voor 200 auto’s. Ik heb de sloop begeleid,

het archeologisch onderzoek, de sanering van

de bodem, contacten met de buurt, alles. Ik was

hiermee volop bezig, in 2011, toen de diagnose is

gesteld.’

‘Ik draag een

brace rond mijn

been, anders

kan ik niet lopen.’ Hij laat zijn rechteronderbeen

zien, de kuit is aanzienlijk geslonken, zijn bovenbeen

begint ook al. ‘Wat het heel gemeen maakt, er hoort

geen pijn bij. Je voelt het niet aankomen. Het is een

sluipmoordenaar. Ik ontdekte het doordat ik een

klapvoet kreeg. Ik had me een beetje te druk gemaakt,

dacht ik. Naar de huisarts, doorverwezen naar het

ziekenhuis, en na drie bezoeken had ik de diagnose: ALS.

In mijn familie komt ALS voor, mijn oma is eraan

overleden, haar broer ook, de zus van mijn moeder ook,

en nu heb ik het. Ik heb het geërfd van mijn moeder.

De jongste broer van mijn moeder heeft het ook. Het

is een relatief onbekende ziekte. Tot de reclames op

de bushokjes (Ik ben inmiddels overleden), wist het

publiek er nauwelijks van. Je kan je laten testen, ik

heb een genetische afwijking. Maar waarom zou ik

het doen? Geen mens weet wanneer de ziekte begint.

Je hebt er helemaal niks aan als je weet dat je drager

bent van een erfelijke ziekte, die dodelijk is. Ga je dan

trouwen, denk je aan kinderen, koop je een huis? Alles

wordt dan beïnvloed.

Omdat het in de familie voorkomt, duurde de diagnose

minder lang. ALS kwam niet in mijn gedachten

op. Ik was druk geweest, er zal wel een zenuwtje

bekneld zijn… De neuroloog schrok zo, hij viel uit zijn

professionele rol. ‘Dat verandert echt alles.’ Toen was

mij wel duidelijk: ik heb ALS. Mijn leven werd een

achtbaan. Mijn levensverwachting is drie tot vijf jaar.

Het kan heel snel gaan. En grillig.

Na de diagnose heb ik gezocht naar een geloofs-

gemeenschap waar goed naar mijn kinderen wordt

omgekeken. Mijn drie kinderen - Ik heb een dochter van

bijna 14, twee zoons, van 12 en 9 - krijgen te maken

met een vader die doodziek wordt en gaat overlijden.

Daardoor kunnen ze teleurgesteld raken in God en

het vertrouwen kwijtraken. Het is erg genoeg dat ze

mij verliezen. Maar hun geloof kwijtraken… dat is pas

verlies.

De ergste onrust is nu achter de rug. Er zullen nog wel

andere tijden aanbreken. Ik kan me nu voorbereiden.

Hoe gaat het met mijn vrouw, mijn kinderen? Ik krijg

de tijd nog. Hoop ik. Mijn vrouw is ook zeer ernstig

ziek geweest. Toen heb ik geleerd om te gaan met de

situatie dat de dokters het niet meer weten. Het helpt

me om nu om te gaan met mijn diagnose. Alleen door

een wonder kan ik genezen. Er is geen medicijn tegen.

Ik heb er voor gekozen om te blijven werken, ik ben

kostwinner. Ik heb de luxe dat ik alle schoolvakanties

vrij mag nemen, dat is zo deftig. Als de kinderen vrij

zijn, ben ik er ook. Ik pak die mogelijkheid met beide

handen aan.

Ik ben nog nooit boos geworden. Ik geloof dat deze

ziekte een hoger doel heeft, maar dat gaat mij te boven.

Ik zou het mijn ergste vijand niet toewensen. Ik ben ook

niet depressief. Ik praat wel met mensen die me kunnen

helpen om dit een plek te geven.

Hij valt even stil.

Mijn geloof is niet veranderd door mijn ziekte. Ik word

wel sneller emotioneel, door een lied, een beeld, dat wel.

Ik besef dat ik kort te leven heb. Soms heb ik wel van die

momenten dat het echt zwaar is. Ondertussen durf ik

toch wel na te denken over de komende zomervakantie.

Ik heb mijn kinderen gevraagd: ‘Wat wil je nog?’

Het aardse leven trekt me natuurlijk nog wel. Wat het

moeilijkste is? Mijn werk, dat kunnen anderen overnemen.

Mijn huwelijk? Het is te kort, maar het is wel heel mooi

geweest. Maar dat ik er niet ben voor mijn kinderen straks.

Daar ben ik nog niet uit.

Ik hoef geen steen met mijn naam erop. Leg dan

maar een zwerfkei neer, waar je op kunt gaan zitten

als je het moeilijk hebt. Ik wil graag liggen op een

natuurbegraafplaats, een stukje bos. De plek ademt

bezinning, ruimte, rust. Er mag een plak hout liggen met

mijn naam erop. We zijn op een zondagmiddag naar

Heidepol geweest.

Als ik er niet meer ben mogen de mensen afscheid van me

nemen. ‘De dankdienst voor het mooie leven van …’, dat

wordt de openingszin. Over sommige dingen moet ik nog

nadenken. Ik ga nog brieven schrijven voor mijn kinderen,

voor als ze gaan trouwen, of kinderen krijgen. Ik heb het

nog niet gedaan. Daar krijg ik nog tijd voor. Nu heb ik

nog plezier om dingen met ze te doen. En hoe ik er in sta,

verandert ook nog. Ik ben nu evenwichtiger dan in het

begin. Ik zal ook naar het einde gaan verlangen, omdat

het leven voor mij een last wordt. Dat moment gaat

zeker komen...’

‘Ik heb mijn kinderen gevraagd:

‘Wat wil je nog meer?’ Spierziekte

In een aangrijpend interview bij De Wereld Draait Door

heeft profvoetballer Fernando Ricksen (37) verteld dat hij

aan de spierziekte ALS lijdt. Hij wist het nog maar kort.

ALS (amyotrofische laterale sclerose) is een aandoening

die leidt tot het onvoldoende of niet functioneren van de

spieren. ALS is progressief van aard, dat betekent dat iemand

met deze ziekte steeds verder achteruit gaat en uiteindelijk

zal sterven.

Er sterven meer mensen in

Nederland aan ALS dan aan AIDS.

www.stichting­als.nl

Page 8: S paas echo 2014

1 51 4

Het christelijk geloof staat of valt met Pasen. Als Jezus

niet is opgestaan uit de dood, is het hele christendom

begonnen met een leugen. Eentje waar nu nog een-

derde van de mensheid in gelooft! Het zou het grootste

broodje-aap-verhaal aller tijden zijn.

En inderdaad, Pasen is nogal extreem. Het kan toch

helemaal niet, de dood is toch gewoon het einde?!

Twee-derde van de mensheid gelooft het dan ook niet.

Dat zegt trouwens nog niet zo veel. Er zijn ook

landen waar de meerderheid niet gelooft

dat er ooit mensen op de maan

zijn geweest.

Louis Armstrong zou niet op 20 juli 1969 die eerste

stap hebben gezet, net zo min al die astronauten na

hem. Het is gewoon een filmtruc van de Amerikanen

om hun imago op te poetsen.

Op internet zijn er duizenden sites aan gewijd, vol met

‘bewijzen’. Toen ik die oppervlakkig doornam, schrok ik

ervan. Ja inderdaad, dacht ik, hoe weet ik nu zeker dat

die maanlanding echt was? Ik ken alleen wat foto’s en

wat filmpjes, maar die kunnen prima vervalsingen zijn.

Waarom zou ik de NASA eigenlijk vertrouwen? En zo

ging ik steeds meer twijfelen aan de maanlanding. Tot

ik de argumenten écht ging bestuderen en toen vielen

ze volledig door de mand. En het spannende is: ze lijken

ook erg op de ‘bewijzen’ tegen de opstanding

van Christus…

Wie gelooft er nog in de maanlanding? ‘Het was toen technisch

onmogelijk’

De maanlanding-ontkenners zeggen

bijvoorbeeld heel stellig dat de

techniek in 1969 niet ver genoeg

was. Want waarom zijn de Russen

er later nooit geweest? En waarom

kwamen de Chinezen er pas vorig

jaar, en dan met alleen nog maar

een karretje? Het antwoord is dat

de Amerikaanse raketten inderdaad

houtje-touwtje waren, maar dat de

ontdekkingsreizigers vroeger op hun

gammele bootjes toch ook verre

werelddelen bereikten. En toen de

Amerikanen eenmaal op de maan

geland waren, gaven de andere

grootmachten de moed op; voor hen

viel er voorlopig weinig eer meer aan

te behalen.

Vergelijk dat met de opstanding.

De dood overwinnen, dat kan toch

helemaal niet, wordt er dan gezegd.

Wonderen bestaan niet, punt uit.

De natuurwetten zijn de baas. Nou,

antwoorden dan de christenen, het

ligt er maar net aan. Want als je

gelooft dat God bestaat, zijn die

natuurwetten helemaal niet de baas.

Dan is God de baas. En als hij wil dat

die zich een keertje anders gedragen,

dan doen ze dat keurig. Het past

ook wel bij God zoiets te doen. Net

zoals de Amerikanen in 1969 wilden

aantonen hoeveel ze konden, zo liet

God in het jaar 33 zien wie werkelijk

de touwtjes in handen heeft.

‘er staan foutjes op de foto’s’

Die internet-sites die de

maanlanding willen ontkrachten,

staan vol uitgeplozen foto’s. Zie

je die vlag, staat er dan, die heeft

meerdere schaduwen en dat kan

niet op maan – dat moet wel van

filmlampen komen. En kijk, de vlag

wappert ook en op de maan is

geen wind – het moet dus wel in

een woestijn gewoon op aarde zijn

opgenomen. Nu zijn deze ‘foutjes’

prima te verklaren: het zonlicht

kaatste tegen de maanlander en

zorgde zo voor meerdere schaduwen

bij die vlag, en die wappert niet echt

maar hangt alleen maar slordig.

Dit lijkt op de ‘foutjes’ die worden

gevonden in de verslagen van Pasen.

De bekendste is: waren er bij Jezus’

graf nu één of twee engelen, stonden

of zaten ze, in of buiten het graf? Er

zijn vier verhalen van in de Bijbel en

in elke staat iets anders. Maar ook

hier is de oplossing simpel: stel dat

er eerst één engel in het graf zat,

en dat die later bij de ander buiten

ging staan? Dan kloppen alle vier

de verhalen, alleen hebben ze elk

net een volgende fase van dezelfde

gebeurtenis!

Bovendien, waarom zouden de

Bijbelschrijvers dat soort ‘foutjes’

erin hebben gelaten, als ze toch

aan het vervalsen waren? Dan toch

maar liever alles gladstrijken. Juist

dit soort detailverschillen toont aan

dat ze integer bezig waren. Denk aan

de NASA. Als die toch bezig waren

maanlandingsfoto’s te vervalsen, dan

hadden ze toch prima meteen even

die ‘foutjes’ kunnen wegpoetsen?

‘Het is allemaal een grote

samenzwering’

Er zijn veel bewijzen voor de

maanlanding. Er is bijvoorbeeld 382

kilo maansteen verzameld en naar

aarde gebracht. Dat ligt nu in diverse

laboratoriums voor onderzoek. De

maanlanding-ontkenners stellen

dat dit allemaal namaak is, een

grote samenzwering van duizenden

NASA-medewerkers. Maar het

probleem is natuurlijk, dat dan al

die medewerkers die ervan geweten

moeten hebben, allemaal niets

hebben losgelaten en zelfs op hun

sterfbed geen kik hebben gegeven…

Dat klinkt niet heel geloofwaardig.

Er waren honderden mensen die

stellig beweerden dat ze Jezus na

zijn dood hebben waargenomen,

aangeraakt, zelfs met hem hebben

gegeten. Als ze dat allemaal

verzonnen hadden – waarom

heeft er dan nooit iemand uit

de school geklapt? De vroege

christenen werden zelfs al snel

hierom gemarteld. Als het een

grootscheepse vervalsing was, was

dat meteen uitgelekt. Wat niet is

gebeurd. Dat zegt veel over hoe

intens ze erin geloofden.

‘Ze zijn voor de gek gehouden’

Maar was het dan een hallucinatie?

Dat hoor je ook nog wel over de

opstanding. Jezus’ vrienden misten

hem gewoon zo erg, dat ze hem

regelmatig in een soort droom

terugzagen. Dat gebeurt inderdaad

wel vaker. Maar dit nog nooit:

dat mensen in een groep tegelijk

allemaal hetzelfde hallucineren!

Wat bij Jezus nu juist wel het geval

is. En dat kan helemaal niet – tenzij

het echt is. Dat kun je ook weer

met de maanlanding vergelijken.

Misschien heeft Louis Armstrong het

gedroomd. Dat kan. Misschien ook

nog een andere astronaut. Dat kan

nog net. Maar ál die astronauten en

ál die NASA-medewerkers? Dat is

toch wel onwaarschijnlijk.

Dus nee, ik denk niet dat je de

opstanding hard kunt bewijzen,

maar dat kun je ook niet met de

maanlanding. Uiteindelijk komt het

neer op vertrouwen. Ik heb weinig

met de NASA, maar ik heb goede

redenen erop te vertrouwen ze niet

gelogen hebben over 1969. Ik heb

al een stuk meer met de kerk en de

Bijbel, en ik heb daarom nog veel

betere redenen om te geloven dat

Jezus inderdaad is opgestaan.

Rein

ier

Sonn

evel

d

Page 9: S paas echo 2014

Apr13

1 6E c h o Uitgave van IZB – voor zending in Nederland en de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland ISSN 0012-9119

Deze Echo is u aangeboden door:

Redactie en administratie:Joh. v. Oldenbarneveltlaan 103818 HB AmersfoortTel. 033-4611949E-mail: [email protected] 02-2014

Abonnementen:Abonnementsprijs € 10,00 per jaar bij vooruitbetaling.

Reacties:Voor reacties op de inhoud kunt u zich wenden tot de bezorger of de redactie.

Redactie:Ds. L.C. BuijsK. van NoppenN. Rietveld-de JongG. Schuurman-van EijkJ.J. Timmer

Bijdragen: ds. Leo Buijs (8/9), Johan Timmer (5/6 en 12/13), Reinier Son-neveld (14/15), J.P. Versteeg (16)

Vormgeving:Hans van Eck (Impressio Communicatie)

Foto’s:Jaco Klamer (5/6 en 12/13), Shutterstock (7, 9, 10 en 14)

Zonder de opstanding van jezus rest er niets dan een hopeloos einde.Dankzij de opstanding van jezus is er een eindeloze hoop.