RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan · Intergemeentelijke Samenwerking IOK Antwerpseweg 1, 2440...

46
RIJKEVORSEL RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan VERZOEK TOT RAADPLEGING Verzoek tot raadpleging Mei 2013

Transcript of RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan · Intergemeentelijke Samenwerking IOK Antwerpseweg 1, 2440...

RIJKEVORSEL RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan

VERZOEK TOT RAADPLEGING

Verzoek tot raadpleging Mei 2013

COLOFON

opdrachtgever: gemeentebestuur Rijkevorsel

project: RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan

fase: Verzoek tot raadpleging

datum: Mei 2013

opdrachthouder:

Dienstverlenende Vereniging

Intergemeentelijke Samenwerking IOK

Antwerpseweg 1, 2440 Geel – www.iok.be

projectcoördinator: Stijn Sneyers

projectverantwoordelijke: Liselotte Raes

projectteam: IOK plangroep

ruimtelijke planning: Rhea Denissen, Greet De Ruysscher, Luk Helsen, Dirk Heylen, Liselotte Raes, David Rombaut, Marijke San-nen, Stijn Sneyers, Danny Vaes, Johan Van Opstal, An Vandeplas

CAD-GIS: Anja Dello, Dirk Poelmans, Tanja Van Dooren

secretariaat: Annick Sprengers

INHOUD

Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging IOK plangroep

INHOUD

DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA ...............................................................1

1 Inleiding ..................................................................................................... 3 1.1 Doelstelling ...................................................................................................... 3 1.2 Ruimtelijke situering ......................................................................................... 3 1.3 Afbakening van het onderzoeksgebied ............................................................ 3

2 Planologisch - juridisch kader .................................................................... 4 2.1 Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen................................................................. 4 2.2 Afbakening natuurlijke en agrarische structuur ................................................ 4 2.3 Ruimtelijk structuurplan Provincie Antwerpen .................................................. 5 2.4 Gemeentelijk Ruimtelijk structuurplan Rijkevorsel ........................................... 5 2.5 Bestemmingen ................................................................................................. 6 3 Sectoraal juridisch kader ........................................................................... 7

4 Bestaande ruimtelijke structuur ................................................................. 9 4.1 Beschrijving onderzoeksgebied en omgeving .................................................. 9

4.1.1 Fysisch systeem ......................................................................................... 9 4.1.2 Natuur ........................................................................................................ 9 4.1.3 Landschap ................................................................................................ 10 4.1.4 Gebruikers ................................................................................................ 10 4.1.5 Mobiliteit ................................................................................................... 10

4.2 Beschrijving onderzoeksgebied ..................................................................... 11 4.2.1 Keukens Van de Mierop ........................................................................... 11 4.2.2 Bedrijfsloodsen Heerbaan 8, 8B en 8C ..................................................... 13 4.2.3 Chappewerken Geerts .............................................................................. 14 4.2.4 Willi van de Mierop ................................................................................... 16

5 Programma – behoefteanalyse ................................................................ 18 5.1 Behoefteanalyse ............................................................................................ 18 5.2 Programma .................................................................................................... 18

DEEL 2 BIJLAGEN ............................................................................... 19

1 PlanMER-screening – verzoek tot raadpleging ....................................... 21 1.1 Algemeen ....................................................................................................... 21

1.1.1 Toetsing planMER-plicht .......................................................................... 21 1.1.2 Algemene info screeningsdocument ......................................................... 21 1.1.3 Methodologie ............................................................................................ 21

1.1.4 Bestaande en gewenste toestand ............................................................. 24 1.1.5 Gebiedsafbakening ................................................................................... 24 1.1.6 Alternatieven ............................................................................................. 24 1.1.7 Referentiesituatie ...................................................................................... 26

1.2 Beoordeling milieueffecten ............................................................................. 26 1.2.1 Ingrepen, effecten en relevante milieudisciplines ...................................... 26 1.2.2 Beoordeling discipline Bodem en water .................................................... 28 1.2.3 Beoordeling discipline mobiliteit ................................................................ 29 1.2.4 beoordeling discipline fauna en flora ......................................................... 31 1.2.5 beoordeling discipline mens ...................................................................... 32 1.2.6 Beoordeling discipline erfgoed en landschap ............................................ 34

1.3 Algemene conclusie ....................................................................................... 35 2 Kaarten/plannen ....................................................................................... 36 2.1 Plan bestaande toestand ............................................................................... 36 2.2 Basiskaarten .................................................................................................. 36

Figuren

Figuur 1: situering onderzoeksgebied op stratenplan ............................................. 3

Figuur 2: afbakening onderzoeksgebied op perceelsniveau................................... 3

Figuur 3: gewenste ruimtelijke structuur maart 2008 – regio Noorderkempen ....... 5

Figuur 4: gedigitaliseerde gewestplan, weergegeven op de kadasterkaart ............ 6

Figuur 5: ingescand onderzoeksgebied op analoog gewestplan ............................ 6

Figuur 6: BWK2 voor omgeving onderzoeksgebied RUP Heerbaan ...................... 9

Figuur 7: onderzoeksgebied bekeken vanuit de ruime omgeving ......................... 10

Figuur 8: ligging verschillende bedrijven op orthofoto (2010) ............................... 11

Figuur 9: interdisciplinaire relaties ........................................................................ 22

Figuur 10: weergave scenario 1 op vectorieel gewestplan. Achterste grens RUP is rood gearceerd. ..................................................................................... 25

Figuur 11: weergave scenario 2 op vectorieel gewestplan. Achterste grens RUP is rood gearceerd. ..................................................................................... 25

Figuur 10: weergave scenario 3 op vectorieel gewestplan. Achterste grens RUP is rood gearceerd. ..................................................................................... 26

Tabellen

Tabel 1: planMER-screening: overzicht mogelijke bronnen en beoordelingsaspecten per milieudiscipline ............................................ 23

Tabel 2: selectie van relevante en niet relevante disciplines voor het project ..... 27

Tabel 3: ingreep-effectenschema ........................................................................ 27

Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 1

DEEL 1 Toelichtingsnota

1 Inleiding

Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 3

1 Inleiding

1.1 Doelstelling

De doelstelling van dit RUP is de opmaak van een RUP voor een lokaal bedrijventer-rein dat reeds grotendeels door het gewestplan is voorzien, maar waar een gedeelte van de activiteiten zonevreemd zijn of kunnen worden door uitbreiding. Het RUP wordt opgemaakt om tot op perceelsniveau de bestemming vast te leggen.

De zone voorzien op het gewestplan in functie van ambachtelijke bedrijven en KMO valt bovendien niet volledig samen met de perceelsgrenzen van de bedrijven op het bedrijventerrein. Het RUP moet daarom ook deels gezien worden als een vorm van grenscorrecties van het gewestplan.

1.2 Ruimtelijke situering

Zie kaart “situering topokaart met plancontour” in bijlage

Figuur 1: situering onderzoeksgebied op stratenplan

Het bedrijventerrein is gelegen te Rijkevorsel langs de Heerbaan 4 t.e.m. 8. In vogel-vlucht is dit bedrijventerrein zo’n kilometer ten westen van de kern van Rijkevorsel gelegen. De Heerbaan vindt zuidelijk van het bedrijf vrij snel aansluiting met de N131 (Sint-Lenaartsesteenweg), die voor een verbinding tussen Rijkevorsel en Sint-Lenaarts/Brecht zorgt.

Het gaat om een (beperkte) cluster van ambachtelijke bedrijven en KMO’s. Het clus-tertje van bedrijven is verder omgeven door landbouwruimte.

1.3 Afbakening van het onderzoeksgebied

Zie “orthofoto met plancontour” in bijlage

In functie van het verzoek tot raadpleging wordt nog geen onderzoeksgebied afgeba-kend, maar wordt gewerkt met een onderzoeksgebied. Dit onderzoeksgebied betreft de percelen waarop de bedrijvigheid aanwezig is + de percelen die niet in functie van bedrijvigheid worden gebruikt, maar die wel deels de bestemming bedrijvigheid heb-ben volgens het gewestplan

Figuur 2: afbakening onderzoeksgebied op perceelsniveau

DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

4 IOK plangroep Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging

2 Planologisch - juridisch kader

2.1 Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen

Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen werd definitief goedgekeurd door de Vlaam-se Regering op 23 september 1997. De bindende bepalingen werden op 17 decem-ber 1997 bekrachtigd. Het structuurplan werd een eerste maal herzien in 2003 (VR 12.12.2003). De bindende bepalingen daarbij werden bekrachtigd door het Vlaams Parlement bij decreet van 19.03.2004. Een tweede herziening is gebeurd in 2010 (VR 17.12.2010). De bindende bepalingen daarbij werden bekrachtigd door het Vlaams Parlement bij decreet van 16.02.2011 Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaande-ren heeft voor de overheden een bindend karakter, met weliswaar de mogelijkheid tot gemotiveerd afwijken van het richtinggevend gedeelte.

Het RSV vormt de inhoudelijke basis voor de verordenende uitvoeringsinstrumenten en –plannen die op termijn de gewestplannen en de gemeentelijke aanlegplannen kunnen vervangen. Intussen blijven deze van kracht.

Rijkevorsel behoort tot het buitengebied van Vlaanderen. Bekeken op het niveau van Vlaanderen is het buitengebied dat gebied waarin de open, onbebouwde ruimte overweegt.

Doelstellingen voor het buitengebied

– Een dynamische en duurzame ruimtelijke ontwikkeling garanderen zonder het functioneren van de structuurbepalende functies van het buitengebied (landbouw, natuur, bossen, wonen en werken op niveau van het buitengebied) aan te tasten.

– Een halt toeroepen aan de versnippering van de open ruimte en de verbrokkeling van de landelijke structuur door verkeersinfrastructuren en bebouwing.

– Wonen en werken ontwikkelen zich vanuit de eigen groei in de gemeente en worden ruimtelijk geconcentreerd in of aansluitend bij de kernen van het buiten-gebied.

– De landbouw-, natuur- en bosfunctie inbedden in goed gestructureerde onderde-len ter garantie van een goede ruimtelijke ontwikkeling en een vermindering van ruimtelijke conflicten tussen de verschillende structuren.

– Het bereiken van gebiedsgerichte ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied voor-namelijk met betrekking tot de rivier- en beekvalleien, het fysisch systeem, de landbouw en het nederzettingspatroon.

– Het afstemmen van het ruimtelijk beleid en milieubeleid op basis van het fysisch systeem.

2.2 Afbakening natuurlijke en agrarische structuur

Situering

In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen heeft de Vlaamse admi-nistratie, in overleg met gemeenten, provincies en belangengroepen, een ruimtelijke visie opgesteld voor de verschillende regio’s. In deze ruimtelijke visie geeft de over-heid aan hoe zij de open ruimte in deze regio de komende jaren ruimtelijk wil zien ontwikkelen en welke acties ondernomen kunnen worden om dit te realiseren.

Het grondgebied van de gemeente Rijkevorsel behoort grotendeels tot de regio Noorderkempen. In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen stelde de Vlaamse overheid in 2008 een ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos op voor de regio Noorderkempen.

Op 12 december 2008 nam de Vlaamse Regering kennis van deze visie en keurde ze de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen voor ca. 31.300 ha agrarisch gebied én een operationeel uitvoeringsprogramma goed.

In het operationeel uitvoeringsprogramma is aangegeven welke gewestelijke ruimte-lijke uitvoeringsplannen de Vlaamse overheid de komende jaren zal opmaken voor de afbakening van de resterende landbouw-, natuur- en bosgebieden.

Relevantie voor het voorliggende RUP

Het afbakenen van de gebieden van de agrarische en natuurlijke structuur is volgens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen een specifieke taak voor het Vlaams Ge-west. Voor de lagere beleidsniveaus bestaat nog de beleidsruimte voor verdere invul-ling en verfijning via RUP’s.

Tevens kan deze visie op landbouw, natuur en bos randvoorwaarden aangeven voor de ontwikkeling van andere functies in de open ruimte en biedt zo een ruimtelijk afwegingskader voor deze functies.

De visie op de gewenste ruimtelijke structuur van de open ruimte wordt aangegeven door ruimtelijke concepten te formuleren voor deelruimten die onderscheiden worden binnen de regio. Een deelruimte is een gebied waarbinnen een samenhangend ruim-telijke beleid wordt vooropgesteld.

2 Planologisch - juridisch kader

Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 5

Figuur 3: gewenste ruimtelijke structuur maart 2008 – regio Noorderkempen

Het onderzoeksgebied is gelegen in de zone 10.3. De visie die voor deze zone geldt is: “Ruimtelijk-functioneel samenhangende gebieden vrijwaren voor de land- en tuin-bouw met grondgebonden landbouw als drager van de open ruimte”. De ruimte dient hier dus maximaal te worden gevrijwaard voor landbouw.

Het onderzoeksgebied is eveneens gelegen in herbevestigd agrarisch gebied.

2.3 Ruimtelijk structuurplan Provincie Antwerpen

De Provincie Antwerpen beschikt sinds 28 augustus 2001 over een goedgekeurd Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen (R.S.P.A.). Het structuurplan werd een eerste maal herzien in 2011 (MB 04.05.2011).

De gemeente Rijkevorsel behoort tot het buitengebied.

Voor het bedrijventerrein uit dit RUP werden geen specifieke zaken opgenomen in het RSPA.

2.4 Gemeentelijk Ruimtelijk structuurplan Rijkevorsel

In zitting van 5 maart 2009 werd het gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Rijkevorsel goedgekeurd door de deputatie van de Provincie Antwerpen

Volgende elementen zijn relevant voor het onderzoeksgebied:

Gewenste nederzettingsstructuur: geïsoleerd bedrijventerrein

Vanwege de schaal van de bedrijvigheid en de aard van de activiteiten die er worden uitgeoefend kunnen deze bedrijventerreinen niet afgebouwd worden. De bedrijven-terreinen worden daarom op hun huidige locatie behouden. Aan de bedrijven die op het bedrijventerrein zijn gevestigd kunnen uitbreidingsmogelijkheden gegeven wor-den indien ze gebeuren binnen de geëigende bestemmingszone. Zonevreemde uitbreidingen zijn enkel mogelijk op basis van een perceelsgewijze afweging waarbij minimaal volgende elementen worden onderzocht:

– de uitbreidingen bedrijfseconomisch noodzakelijk zijn,

– alle mogelijkheden betreffende intensief en duurzaam ruimtegebruik opgebruikt zijn,

– de mogelijkheden tot herlokalisatie en de impact van een herlokalisatie naar een lokaal bedrijventerrein op de globale gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente (inname natuur, landbouw, …)

– de impact op de open ruimte van de voorgestelde uitbreidingen – ligging ten aanzien van de beleidscategorieën van de open ruimte,

– de ontsluiting van het bedrijf en de hieraan gekoppelde mobiliteitsproblematiek,

– de schaal van het bedrijf, de aard van de activiteiten en de verenigbaarheid met zijn omgeving.

Bij deze elementen wordt verweving en goed nabuurschap als uitgangspunt voorop-gesteld. De ontwikkeling van het bedrijf mag immers geen hinder veroorzaken ten aanzien van de hoofdactiviteit van het gebied of mag geen nieuwe, bijkomende hin-der veroorzaken naar andere omliggende nevenfuncties. Indien dit wel het geval is moeten de mogelijkheden voor herlokalisatie onderzocht worden.

Selectie gewenste economische structuur

Richtinggevend en bindend wordt het bedrijventerrein Heerbaan geselecteerd als een geïsoleerd bedrijventerrein dat kan blijven bestaan op de huidige locatie en dat (beperkte) uitbreidingsmogelijkheden kan krijgen.

Beleid voor zonevreemde bedrijven

Vanuit de gemeentelijke ruimtelijke ontwikkeling kunnen volgende grote beleidslijnen vooropgesteld worden:

DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

6 IOK plangroep Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging

– In landbouwgebieden (zowel type I, II als III) en in open ruimte corridors wordt het louter behoud van zonevreemde bedrijven vooropgesteld. Een verdere uitbreiding van bedrijven in deze gebieden zou immers een verdere inname van landbouw-gronden inhouden of een open ruimtegebied laten dichtslibben, wat in strijd is met de vooropgestelde visie voor deze gebieden.

Gewenste open ruimte structuur: Hoofdgebied voor landbouw, Type I

Het geïsoleerde bedrijventerrein is volgens het GRS gelegen in een ‘hoofdgebied voor landbouw, Type I’ (het westelijk landbouwgebied dat zich uitstrekt ten noorden van de Sint-Lenaartseweg en westen van de N14 richting Brecht, Wuustwezel en Hoogstraten). Hoofdgebieden voor landbouw, Type I betreffen gebieden waar land-bouw verder ontwikkeld wordt. Er worden in deze zone minimale beperkingen naar landbouw voorzien zodat deze soepel kunnen inspelen op nieuwe tendensen. Dit houdt in dat naast landbouwbedrijven in deze gebieden ook ruimte is voor de ontwik-keling van glastuinbouwbedrijven.

Zonevreemde functies en activiteiten (woningen, bedrijven, recreatie, …) blijven ondergeschikt aan de hoofdfunctie landbouw. Waar mogelijk dient de herlokalisatie van hinderlijke en/of ruimtelijk- intensieve bedrijven en recreatieve terreinen te wor-den gestimuleerd. Inkomensgerichte en/of grootschalige hobbylandbouw (maneges, stoeterijen, …) kan niet in dit gebied voorkomen. Enkel kleinschalige hobbylandbouw (niet-inkomensgericht) kan in dit gebied voorkomen, maar slechts op percelen die voor de beroepslandbouw niet (meer) interessant zijn.

2.5 Bestemmingen

Zie kaart “bestemmingen” in bijlage

Het bedrijventerrein is grotendeels gelegen in een gebied voor ambachtelijke bedrij-ven en KMO volgens het gewestplan. Gedeelten van het bedrijventerrein zijn echter buiten de eigenlijke gewestplanbestemming bedrijvigheid gelegen.

De zone voorzien op het gewestplan in functie van ambachtelijke bedrijven en KMO valt niet samen met de perceelsgrenzen van de bedrijven op het bedrijventerrein. Het RUP moet ook deels gezien worden als een vorm van grenscorrecties van het ge-westplan:

Cf. het gedigitaliseerde gewestplan valt de zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO's niet samen met de ligging van de bedrijfsgebouwen. Als dit vergeleken wordt met het analoge gewestplan, is duidelijk dat dit niet zo bedoeld is, maar dat bedoeld was dat de zone voor bedrijvigheid start vanaf Heerbaan nr. 4. Zo is de ligging van de KMO-zone voor dit RUP dan ook geïnterpreteerd.

De interpretatie van de gewestplangrenzen is weergegeven op het plan bestaande toestand in bijlage.

Figuur 4: gedigitaliseerde gewestplan, weergegeven op de kadasterkaart

Figuur 5: ingescand onderzoeksgebied op analoog gewestplan

Aan de bouwvergunningen die afgegeven zijn binnen het onderzoeksgebied is men er altijd van uitgegaan dat alle bestaande bedrijven binnen KMO-zone volgens het gewestplan zijn gelegen.

3 Sectoraal juridisch kader

Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 7

3 Sectoraal juridisch kader

Zie kaart “sectoraal-juridische context” in bijlage

Zie kaart “watertoetskaart” in bijlage

Samenvattende tabel sectoraal kader

Sectoraal kader Regelgeving Relevante elementen voor RUP

Natuur en bos

Natuurtoets Dit is de ‘natuurtoets’ cf. artikel 16 natuurdecreet In het onderzoeksgebied zijn weinig natuurwaarden aanwezig. Het RUP zorgt niet voor een verstoring van de natuurwaarden in of in de omgeving van het onderzoeksgebied.

Gebieden van VEN/IVON Afbakening van deze gebieden met natuurfunctie cf. natuurdecreet

Niet gelegen in of nabij VEN/IVON

Vogelrichtlijngebied Het betreft een decretale verankering (natuurde-creet) van de Europese Richtlijn 79/409/EEG

Niet gelegen in of nabij vogelrichtlijngebied

Habitatrichtlijngebied Het betreft een decretale verankering (natuurde-creet) van de Europese Richtlijn 92/43/EEG

Niet gelegen in of nabij habitatrichtlijngebied

Natuurreservaten Erkend natuurreservaat Niet gelegen in of nabij natuurreservaten

Bosdecreet In of nabij het onderzoeksgebied is geen bos gelegen.

Landbouw

Ruilverkaveling Afgebakend cf. de ruilverkavelingswetten. Het gebied is niet gelegen in een ruilverkaveling

Afbakening natuurlijke en agrarische structuur

Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos, als basis voor het uitwerken van gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen

Gelegen in Herbevestigd Agrarisch Gebied

Landschap/onroerend erf-goed

Beschermd monument, landschap, dorpsgezicht of stadsgezicht

Decreet tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten

Landschapsdecreet en decreet tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten

Niet gelegen in het gezichtsveld van een beschermd monument; niet gelegen in een bescherm land-schap of dorpsgezicht

Erfgoedlandschappen Onderdeel van het Decreet inzake de landschaps-zorg. Akerplaatsen zoals weergegeven in de land-schapsatlas. Vanaf de opname in RUP’s worden deze ‘ankerplaatsen’ erfgoedlandschappen ge-noemd.

Niet gelegen in een ankerplaats

Inventaris bouwkundig erfgoed

Cf vastgestelde lijst 14 september 2009 heeft de administrateur-generaal van het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE) de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed voor Vlaanderen

Geen waardevol onroerend erfgoed in of in de onmiddellijke omgeving van het onderzoeksgebied gelegen.

DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

8 IOK plangroep Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging

Sectoraal kader Regelgeving Relevante elementen voor RUP

vastgesteld

Archeologisch erfgoed Worden beschermd via decreet op het archeolo-gisch patrimonium

In de CAI zijn voor het onderzoeksgebied geen gegevens bekend.

Fysisch systeem

Waterloop Wetgeving mbt bevaarbare en onbevaarbare waterlopen

Het onderzoeksgebied is zowel westelijk als oostelijk op zo’n 200 meter van een waterloop van 3de catego-rie gelegen. Beide waterlopen komen samen in de Salmmeerloop, een waterloop van 3

de categorie.

Beschermingszone grond-waterwinning

De afbakening van waterwingebieden en be-schermingszones valt onder het besluit van 27 maart 1985.

Niet gelegen in of in de onmiddellijke omgeving van een beschermingszone grondwaterwinning

Watertoets Artikel 8 decreet integraal waterbeleid, uitvoe-ringsbesluit watertoets

Conform watertoetskaart 2011 niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied.

Zoneringsplan Zoneringsplan VMM De gebouwen zijn gelegen in een collectief te optimaliseren buitengebied. Op termijn zal er dus een aanslui-ting op de riolering voorzien worden.

Mobiliteit/openbare ruimte

buurtwegen Cf. atlas der buurtwegen Doorheen het onderzoeksgebied lopen geen buurtwegen. Het onderzoeksgebied grenst wel aan buurtweg nr. 12 (Heerbaan).

Mobiliteitsplan Visie geldende mobiliteitsplan De Heerbaan is in het mobiliteitsplan aangeduid als lokale weg type III. De Heerbaan ontsluit op de St-Lenaartsesteenweg, wat een lokale weg type I (lokale verbindingsweg) is.

Rooilijnplan Geen rooilijnplannen bekend

Andere

Voorkooprecht Aanduiding van gebieden waar een recht van voorkoop geldt.

Recht van voorkoop ifv ruilverkaveling

Ruimtelijke veiligheidsrap-portage

Cf. Besluit mbt veiligheidsrapportage Het RUP voorziet in het onderzoeksgebied geen SEVESO-inrichtingen. Het onderzoeksgebied is ook niet in een aandachtsgebied gelegen. De opmaak van een RVR is bijgevolg niet noodzakelijk voor dit RUP.

4 Bestaande ruimtelijke structuur

Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 9

4 Bestaande ruimtelijke structuur

Een weergave van de bestaande structuur is gebeurd aan de hand van het plan bestaande toestand in bijlage.

4.1 Beschrijving onderzoeksgebied en omgeving

4.1.1 Fysisch systeem

Zie kaart “fysisch systeem” in bijlage

Bodemtype De zone waar de bedrijfsgebouwen gelegen zijn, bevinden zich op een plaggenbodem op (lemig) zand. Achter de be-drijfsgebouwen en bestaat de bodem uit een plaggenbodem op (licht) zandleem. In het zuidwesten van het onderzoeksge-bied komt een natte plaggenbodem op (licht) zandleem

Bodemkwaliteit Er zijn binnen het onderzoeksgebied geen gegevens met betrekking tot bodemkwaliteit bekend cf. inventaris OVAM.

Reliëfkenmerken Het onderzoeksgebied is gelegen in een vrij vlak landschap

Watertoetskaarten Het onderzoeksgebied is niet in een van nature overstroom-baar gebied (NOG) gelegen, noch in een recent overstroomd gebied (ROG). Het is niet in overstromingsgevoelig gebied gelegen, noch in erosiegevoelig gebied.

Het onderzoeksgebied is in infiltratiegevoelig gebied gelegen, met uitzondering van het zuidwestelijk gedeelte van het on-derzoeksgebied, waar geen bedrijvigheid/bebouwing aanwe-zig is.

Het onderzoeksgebied is matig gevoelig voor grondwater-stroming (type 2).

4.1.2 Natuur

Globale natuurlijke struc-tuur

Noordoostelijk van het terrein is een biologisch waardevol loofbos gelegen. Het betreft een door loofbos, met voorna-melijk (zomer)eik.

Natuurwaarden in onder-zoeksgebied

Binnen het onderzoeksgebied zijn geen biologisch waarde-volle elementen aanwezig.

Figuur 6: BWK2 voor omgeving onderzoeksgebied RUP Heerbaan

DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

10 IOK plangroep Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging

4.1.3 Landschap

Landschapstype Het is een geïsoleerd bedrijventerrein omgeven door een landbouwlandschap ten westen van de kern van Rijkevorsel. In de onmiddellijke omgeving komen in de omliggende stra-ten groepen met bebouwing voor.

Landschapsatlas Niet gelegen in een relictzone

Provinciale landschaps-kaart

Op de provinciale landschapskaart is aangeduid dat het bedrijventerrein gelegen is op een plaggenbodem. De Heer-baan is ingetekend als verbindingsweg van voor 1775.

Figuur 7: onderzoeksgebied bekeken vanuit de ruime omgeving

4.1.4 Gebruikers

Wonen De woningen binnen het onderzoeksgebied zijn bedrijfswonin-gen.

Werken Het onderzoeksgebied is een lokaal bedrijventerrein met een 4-tal bedrijven. Deze bedrijven liggen geïsoleerd in de open ruimte.

Landbouw Het landbouwgebied waar het bedrijf in gelegen is, wordt gety-peerd door grasland / weiland en maïsakkers. Verder zijn in de omgeving enkele serrebedrijven gelegen. In de omgeving van het onderzoeksgebied zijn enkele landbouwbedrijfszetels gele-gen. Het onderzoeksgebied is in HAG gelegen.

4.1.5 Mobiliteit

Ontsluitingspunten Elke bedrijf ontsluit afzonderlijk op de Heerbaan.

Wegtype De Heerbaan is een gemeenteweg met een lokale ontsluiten-de functie. De weg kent geen specifieke aanduiding in het GRS.

De Heerbaan is een geasfalteerde 2 X 1 rijbaan (zonder weg-markering), afgeboord met een zachte berm en zonder fiets-paden.

Openbaar vervoer Het onderzoeksgebied wordt niet rechtstreeks ontsloten via openbaar vervoer. Er is wel een busverbinding langs de St-Lenaartsesteenweg, met haltes vlak voorbij het kruispunt met de Heerbaan. Het onderzoeksgebied wordt dus op korte af-stand wel ontsloten via het openbaar vervoer.

Langzaam verkeer Langs de Heerbaan naast het bedrijventerrein lopen geen recreatieve of functionele fietsroutes. Langs de St-Lenaartsesteenweg loopt een functionele fietsroute en verder op de Heerbaan ten noorden van het onderzoeksgebied lopen recreatieve fietsroutes.

4 Bestaande ruimtelijke structuur

Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 11

4.2 Beschrijving onderzoeksgebied

Binnen het onderzoeksgebied zijn 4 bedrijven gelegen. Deze bedrijven zullen af-zonderlijk worden besproken:

1: Keukens Van de Mierop

2: Bedrijfsloodsen Heerbaan 8, 8B en 8C

3: Chappewerken Geerts

4: Willi Van de Mierop

Figuur 8: ligging verschillende bedrijven op orthofoto (2010)

4.2.1 Keukens Van de Mierop

Inleiding

Het bedrijf is gelegen in Rijkevorsel, Heerbaan 8A. Keukens Van de Mierop is een schrijnwerkerij die zich toelegt op het vervaardigen van keukens (maatkasten). Het bedrijf is in 1996 als eenmansbedrijf in de Hoge Heideweg te Rijkevorsel opgericht.

In 1997 verhuisde het bedrijf naar de huidige locatie. Hiervoor werd een steden-bouwkundige vergunning verleend. Tevens werd een milieuvergunning klasse II verleend.

De zoon van de bedrijfsvoerder is intussen mee in het bedrijf gestapt. Verder is nog één arbeider in dienst van het bedrijf.

Het bedrijf is volgens het gewestplan slechts voor een beperkt deel in een zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s en voornamelijk in agrarisch gebied gelegen. Bij eerdere vergunningsverlening werd echter wel altijd uitgegaan van het feit dat het bedrijf in KMO-zone volgens het gewestplan gelegen is. De bedrijfsleider wenst via dit RUP de zonevreemdheidsproblematiek van het bedrijf aan te pakken en boven-dien het achterste deel van het perceel ook in KMO-zone te leggen om een bedrijfs-uitbreiding te realiseren.

Terrein en afbakening

– Het onderzoeksgebied is gelegen op het percelen met volgende kadastraal nummer:

– 772C: het perceel van Keukens Van de Mierop (inclusief inrit tot het bedrijf)

– Keukens Van de Mierop is, ten opzichte van de voorliggende weg, achter be-staande bedrijfspercelen gelegen. Enkel de inrit sluit aan op het openbaar do-mein. Deze inrit loopt langs de bestaande bedrijfspercelen om achteraan het keukenbedrijf te bereiken.

– Keukens Van de Mierop bestaat uit één bedrijfsgebouw. Tussen het bedrijf en de voorliggende bedrijfskavel is een strook verhard. Achter het bedrijf is een deel aangelegd als rijpiste voor paarden en een deel als graasweide.

Ruimtelijke kenmerken en verschijningsvorm van het bedrijf

Huidig ruimtegebruik

Oppervlakte Onderverdeeld m² (bij benadering)

Bebouwing

bedrijfsgebouw

overige bebouwing (paardenstal)

460 m²

42 m²

Verharding betonverharding voor inrit

Beton- / klinkerverharding westelijk van gebouw

Gravelverharding noordelijk van gebouw (parkeerzone)

Rijpiste paarden (zand)

310 m²

180 m²

100 m²

745 m²

2

3

4

1

DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

12 IOK plangroep Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging

Uiterlijke verschijningsvorm

Architectuur Het bedrijfsgebouw van Keukens Van de Mierop is een industriële metaalskeletbouw, moet (uitgewassen) betonpanelen als gevelbe-kleding en een flauw hellend zadeldak. Westelijk van de bedrijfs-loods is nog een paardenstal opgetrokken uit hout.

De overige bedrijfsloodsen zijn drie aaneengeschakelde industriële panden, met metalen gevelpanelen bekleed (panden vooraan in lichte kleur, pand achteraan donkere kleur). De panden vooraan hebben een plat dak. Het pand achteraan heeft een flauw hellend zadeldak.

Gebruik van de gebouwen

Het bedrijfsgebouw van Keukens Van de Mierop wordt gebruikt als schrijnwerkerij voor het vervaardigen van keukens en maatkasten. Ook de opslag van materiaal voor de schrijnwerkerij gebeurt in-pandig. Op de verdieping is een kantoorruimte voor de schrijnwer-kerij ingericht en op het gelijkvloers is een sanitaire ruimte en personeelsruimte aanwezig. Buiten staat een afvalcontainer opge-steld.

Bij dit bedrijfsgebouw werd buiten ook een paardenstal geplaatst. Deze wordt gebruikt voor het stallen van paarden bij het bedrijf, voor privégebruik.

Bijhorende infra-structuur

Naar het bedrijfsgebouw van Keukens Van de Mierop (wat achter-in gelegen is), is een inrit in betonverharding aangelegd. Tussen het bedrijf en de voorliggende bedrijven is een zone verhard. Dit wordt gebruikt als inrit naar het bedrijf (grote poort in het bedrijfs-gebouw), voor de stalling van de afvalcontainer en voor de stalling van bedrijfsvoertuigen. Hier werd ook het paardenstalletje ge-plaatst. Noordelijk van het bedrijf (ter hoogte van de toegangsdeur tot het bedrijfsgebouw) werd een zone met gravel semiverhard als parkeerzone. Achter het bedrijfspand is een deel van het terrein aangelegd als rijpiste voor paarden, het overige deel wordt ge-bruikt als graasweide. Groenbuffering of landschappelijke inpas-sing is niet aanwezig.

Omgeving en straatbeeld

De inrichting van de kavel en de architectuur kan omschreven worden als typisch voor een KMO-bedrijventerrein. Dit visueel-vormelijk voorkomen is van op de straat en vanuit de omgeving zeer duidelijk waarneembaar door een volledig gebrek aan enige landschappelijke inpassing. De uitstraling van de bedrijvenzone is op deze wijze in conflict met de omgevende landbouwruimte.

Mobiliteitsprofiel

Ontsluiting Het bedrijfsgebouw van Keukens Van de Mierop is achterin gele-gen. Het gebouw wordt via een lange inrit aan de linkse zijde van onderzoeksgebied ontsloten naar het openbaar domein.

Aantal klanten Het bedrijf heeft gemiddeld een 100tal klanten per jaar. De klanten

die het bedrijf bezoeken, komen meestal na een voorafgaand telefonisch contact. Hierdoor zijn er zelden meerdere klanten tege-lijk aanwezig op het bedrijf.

Leveranciers / personeel

Gemiddeld worden per jaar zo’n 20 leveringen aan het keukenbe-drijf verricht. Deze leveringen gebeuren voornamelijk met een lichte bestelwagen en in mindere mate ook met een gesloten vrachtwagen of trekker met oplegger.

De bedrijfsleiders komen met de (bedrijfs)auto naar het bedrijf. De arbeider komt met de fiets tot aan het bedrijf.

Parking In de noordelijke strook naast het bedrijf is een zone voorzien voor het stallen van wagens. Hier kunnen tot zo’n 8 auto’s gestald wor-den. In de westelijke rand rond het bedrijf kan de bedrijfsvrachtwa-gen gestald worden op een verharde zone.

Ruimtebehoefte

In de bedrijfsenquête1 wordt aangegeven dat er een behoefte bestaat om op de

bedrijfskavel een uitbreiding te realiseren. De bedrijfsleider wenst – zo snel mogelijk – achter het bestaande bedrijfsgebouw (op de plaats van de huidige rijpiste en de graasweide) een uitbreiding te realiseren onder de vorm van een tweede bedrijfs-loods.

Bestaande ruimtelijk-juridische context

Zie kaart bestaande toestand in bijlage

Milieuvergunning Milieuvergunning klasse 2 dd/ 18/02/1997 loopt tot 18/02/2017

Stedenbouwkundige vergunning

Bouwen van een bedrijfsgebouw (25/03/1997)

verkavelingsvergunning /

Functie vergund ja

Administratieve hande-lingen (PV’s)

/

Erfdienstbaarheid Binnen het onderzoeksgebied zijn geen erfdienstbaarheden gekend.

1 Bedrijfsenquête n.a.v. de opmaak van dit RUP, ingevuld en ondertekend door de bedrijfsleider op 7

maart 2011

4 Bestaande ruimtelijke structuur

Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 13

4.2.2 Bedrijfsloodsen Heerbaan 8, 8B en 8C

Inleiding

Op de percelen 771 Z eb 771 Y zijn bedrijfsloodsen gelegen die verhuurd worden. De percelen worden opgedeeld in 3 magazijnen met het adres Heerbaan 8, 8B en 8C. Deze bedrijfsgebouwen zijn vergund, maar liggen deels zonevreemd in agra-risch gebied. Bij eerdere vergunningsverlening werd echter wel altijd uitgegaan van het feit dat de gebouwen in KMO-zone volgens het gewestplan gelegen zijn.

Terrein en afbakening

– Het onderzoeksgebied is gelegen op de percelen met volgende kadastrale nummers:

– 771Z en 771Y: (magazijnen)

– Twee van de magazijnen geven uit op de Heerbaan; één magazijn geeft uit op de toegangsweg van Van de Mierop Keukens dat op het perceel achter deze magazijnen is gelegen.

Ruimtelijke kenmerken en verschijningsvorm van het bedrijf

Huidig ruimtegebruik

Oppervlakte Onderverdeeld m² (bij benadering)

Bebouwing

Bedrijfsgebouwen Heerbaan 8

Bedrijfsgebouwen Heerbaan 8 B

Bedrijfsgebouwen Heerbaan 8 C

470 m²

335 m²

335 m²

Verharding Klinkerverharding en betonverharding rondom bedrijfsgebouwen

1300 m²

Uiterlijke verschijningsvorm

Architectuur De bedrijfsloodsen zijn drie aaneengeschakelde industriële pan-den, met metalen gevelpanelen bekleed (panden vooraan in lichte kleur, pand achteraan donkere kleur). De panden vooraan hebben een plat dak. Het pand achteraan heeft een flauw hellend zadel-dak.

Gebruik van de gebouwen

Het bedrijfsgebouw wordt als drie units verhuurd. In de eerste unit (Heerbaan 8 – achterste loods) wordt verhuurd in functie van herstel van wagens en boten. De tweede unit (Heerbaan 8B – straatzijde noord) staat te huur en de derde unit (Heerbaan 8C – straatzijde zuid) is verhuurd aan een dakrenovatiebedrijf

Bijhorende infra-structuur

De volledige onbebouwde ruimte rond bedrijfsruimte is voorzien van verhardingen. Een deel van de verharde oppervlakte wordt gebruikt als buitenopslagplaats.

Omgeving en straatbeeld

De inrichting van de kavel en de architectuur kan omschreven worden als typisch voor een KMO-bedrijventerrein. Dit visueel-vormelijk voorkomen is van op de straat en vanuit de omgeving zeer duidelijk waarneembaar door een volledig gebrek aan enige landschappelijke inpassing. De uitstraling van de bedrijvenzone is op deze wijze in conflict met de omgevende landbouwruimte.

Mobiliteitsprofiel

Ontsluiting De 2 bedrijfsunits op het perceel 771 Z zijn rechtstreeks ontsloten op de Heerbaan. De volledige voortuinstrook wordt voor de ont-sluiting gebruikt. De bedrijfsunit in 771 Y ontsluit via de toegangs-weg die ook door Van de Mierop Keukens wordt gebruikt.

De volledige voortuinstrook van de overige bedrijfsgebouwen is verhard en wordt integraal als ontsluitingsstrook gebruikt.

Aantal klanten Het aantal klanten dat naar deze magazijnen komt is op dit mo-ment zeer beperkt omdat de bedrijfsgebouwen verhuurd worden in functie waarvan de klanten niet ter plaatse komen, maar de bedrij-ven vaak diensten uitvoeren bij mensen thuis.

Leveran-ciers/personeel

Beperkt op weekbasis. Personeel komt met de auto naar het werk.

Parking Het terrein rondom de bedrijfsgebouwen is volledig verhard. De voorzijde van het bedrijfsgebouw (langs de Heerbaan) wordt ook gebruikt als parking.

Ruimtebehoefte

Voor deze magazijnen is er geen ruimtebehoefte.

DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

14 IOK plangroep Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging

Bestaande ruimtelijk-juridische context

Zie kaart bestaande toestand in bijlage

Milieuvergunning Het bedrijf in de achterste loods heeft een klasse 3 melding van een uitbating van een garage.

Stedenbouwkundige vergunning

21/02/1978: bouwen van een opslagplaats

8/08/2001: uitbreiden van een bestaande bedrijfsruimte

verkavelingsvergunning /

Functie vergund ja

Administratieve hande-lingen (PV’s)

/

Erfdienstbaarheid Binnen het onderzoeksgebied zijn geen erfdienstbaarheden gekend.

4.2.3 Chappewerken Geerts

Inleiding

Het bedrijf is gelegen te Rijkevorsel, Heerbaan 6. Chappewerken Geerts is een bedrijf dat zich toelegt op het plaatsen van chappe-vloer en tegelwerken. Het bedrijf beschikt over één chappewagen.

De Huidige bedrijfsvoerder heeft het bedrijf in 1992 overgenomen van de ouders, die het bedrijf er reeds in de jaren ’70 oprichtte. Het huidige bedrijf is een eenmans-bedrijf. Op termijn wenst de bedrijfsvoerder het bedrijf uit te breiden van 1 chappe-wagen naar 2 of 3 chappewagens. De opvolging van het bedrijf op lange termijn wordt verzekerd door de dochter van de bedrijfsvoerder.

Het huidige bedrijf is volgens het gewestplan gelegen in een gebied voor ambachte-lijke bedrijven en KMO. De perceelkavel loopt evenwel dieper door in het agrarisch gebied. In dit deel van het agrarisch gebied wenst de bedrijfsleider op middellange termijn een uitbreiding van het bedrijf te realiseren.

Terrein en afbakening

– Het bedrijfsterrein is gelegen op de percelen met volgende kadastrale nummers:

– 771S: het bedrijfsgebouw, de bedrijfswoning en de omliggende tuin met bij-

horende oprit naar woning en bedrijfsgebouw

– 771T: de achter het bedrijfsgebouw gelegen weide

– Vooraan op het terrein is de bedrijfswoning gelegen. Rechts van deze woning is een inrit naar de achtertuin gelegen. Links achter de bedrijfswoning (en er fy-sisch mee verbonden) is een overdekte ruimte gelegen, welke momenteel ge-bruikt wordt voor de stalling en het onderhoud van een aantal oldtimers, als hob-

by voor de bedrijfsvoerder. Deze ruimte – met hobbymatig gebruik – heeft m.a.w. een residentiële functie.

Vrijstaand achter de bedrijfswoning is het bedrijfsgebouw gelegen. Het betreft een hangaar in rode baksteen, met zadeldak. In dit gebouw is ruimte voor de stalling van één chappewagen en aan de randen van het gebouw bijkomend nog plaats voor het opslaan van klein materieel en materiaal. Het gebouw is door de huidige bedrijfsvoering bijna volledig in gebruik.

De onbebouwde ruimte rond de woning en voor de bedrijfshangaar werd inge-richt als tuinzone bij de woning. Rechts op het perceel is een verharding voor-zien als inrit naar het bedrijfsgebouw en de ruimte voor de stalling van de oldti-mers. Tussen de woning en het bedrijfsgebouw is de verharding plaatselijk ver-ruimd voor de stalling van enkele voertuigen.

Achter het bedrijfsgebouw is een weide gelegen. De weide loopt door tot op het perceel van het bedrijf Keukens Van de Mierop. De weide wordt momenteel be-graasd door een paard (met stalling op het perceel van Keukens Van de Mier-op).

Ruimtelijke kenmerken en verschijningsvorm van het bedrijf

Huidig ruimtegebruik

Oppervlakte Onderverdeeld m²

Bebouwing

bedrijfsgebouw

overige bebouwing (woning + oldtimer-stalling)

260 m²

320 m²

Verharding verharding voor inrit 385 m²

4 Bestaande ruimtelijke structuur

Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 15

Uiterlijke verschijningsvorm

Architectuur Het bedrijfsgebouw betreft een hangaar in rode baksteen, met een zadeldak (wit gelakte profielplaten). Aan de voorzijde van het gebouw is een grote witte poort (als toegang voor de chappewa-gen) en een kleinere witte poort (formaat personenauto). Aan de linker zijde van het gebouw is een afdak bevestigd, welke gebruikt wordt als houtopslagplaats (vermoedelijk in functie van de be-drijfswoning).

De bedrijfswoning betreft een gelijkvloerse woning in beige gevel-steen, met onder het zadeldak nog een tweede bouwlaag (slaap-kamers). Achter de woning is een veranda-achtige constructie opgericht, welke wordt gebruikt voor de stalling en het onderhoud van oldtimers (hobby bedrijfsvoerder).

Gebruik van de gebouwen

Het bedrijfsgebouw wordt voornamelijk gebruikt voor de stalling van de chappewagen. Tevens wordt er materiaal en allerhande klein materieel opgeslagen in functie van de bedrijfsvoering. De stalling van de chappewagen neemt het merendeel van de be-schikbare ruimte van het bedrijfsgebouw in.

De bedrijfswoning wordt bewoond door de bedrijfsvoerder en zijn gezin. De ruimte achteraan de woning wordt als hobbyruimte bij de woning gebruikt voor de stalling en het onderhoud van de oldti-mers van de bedrijfsvoerder.

Bijhorende infra-structuur

De inrit tot het bedrijfsgebouw is aangelegd in grote betonplaten. Links van deze inrit is tussen het bedrijfsgebouw en de woning een uitbreiding van de verharding aanwezig in de vorm van klinkerver-harding. Deze klinkerverharding verschaft toegang tot de kleine poort van het bedrijfsgebouw en tot de stallingsruimte voor de oldtimers. Deze klinkerverharding wordt sporadisch ook als par-king bij het bedrijf gebruikt.

Achter de woning is ook een verhard terras aangelegd, horende bij de woning.

Omgeving en straatbeeld

De inrichting van de kavel en de architectuur kan vanuit het straat-perspectief omschreven worden als typisch voor een landelijke woning. Het bedrijfsgebouw is van op de straat slechts beperkt zichtbaar als groot bijgebouw bij de woning.

Zowel aan linkse als aan rechtse zijde is op de aanpalende perce-len bebouwing aanwezig (minstens tot even diep op het perceel als het bedrijfsgebouw). Hierdoor is het bedrijfsgebouw in de land-bouwomgeving reeds enigszins ingepast. Enkel langs de achter-zijde ontbreekt het bedrijf de nodige landschappelijke inpassing.

Mobiliteitsprofiel

Aantal klanten Het bedrijf heeft gemiddeld een 100tal klanten per jaar. De klanten komen nagenoeg nooit tot het bedrijf.

Leveranciers / personeel

Gemiddeld worden per jaar zo’n 5-tal (kleinere) leveringen aan het bedrijf verricht. De te verwerken chappe wordt niet aan het bedrijf zelf geleverd, maar door de chappewagen opgehaald bij een bouwmaterialenhandel en vervolgens rechtstreeks bij de klant verwerkt. De bedrijfsvoerder geeft evenwel wel aan in de toekomst (na realisatie van een eventuele uitbreiding) de chappe op het bedrijf zelf te vermengen alvorens het te vervoeren naar de klan-ten. Dit zou een significante verhoging van de toelevering aan het bedrijf inhouden.

De bedrijfsvoerder woont zelf aan het bedrijf. Er is met andere woorden geen personeelsverkeer ten gevolge van dit bedrijf.

Parking Het bedrijf behoeft nagenoeg geen parking. De verharding tussen woning en bedrijfsgebouw kan informeel als parkeerstrook gebruikt worden. Gezien de aard van de bedrijvigheid is er weinig parking nodig.

Ruimtebehoefte

In de bedrijfsenquête2 wordt aangegeven dat er op middellange termijn (5 à 10 jaar)

een behoefte bestaat om op de bedrijfskavel een uitbreiding te realiseren. De be-drijfsleider wenst bijkomende bebouwing te realiseren voor de stalling van een tweede en mogelijk ook een derde vrachtwagen. Er kan uit de bedrijfsenquête evenwel niet worden opgemaakt of deze uitbreiding als een bedrijfseconomische noodzaak dient gezien te worden. Er worden geen groeicijfers voorgelegd die een dergelijke groei (verdubbeling tot verdrievoudiging) verduidelijken. Er zijn ook geen indicaties dat bij huidige bedrijfsvoering het huidige patrimonium te beperkt is.

2 Bedrijfsenquête n.a.v. de opmaak van dit RUP, ingevuld en ondertekend door de bedrijfsleider op 10

oktober 2011

DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

16 IOK plangroep Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging

Bestaande ruimtelijk-juridische context

Zie kaart bestaande toestand in bijlage

Milieuvergunning Nvt

Stedenbouwkundige vergunning

Bouwen van een woning (17/12/1968). De woning is in vergelij-king met de vergunning nu aanzienlijk groter. Het bijgebouw ach-ter de woning kan echter als hoofdzakelijk vergund beschouwd worden.

Bouwen van een varkenshok (17/12/1968) – onvergund ver-bouwd omstreeks 1997

10/08/1976: weigering van vergunning voor de bouw van een overdekt zwembad en open terras bij de bestaande woning. De-ze werd echter toch gebouwd (is nu hobbyruimte voor oldtimers)

verkavelingsvergunning /

Functie vergund De huidige bedrijfsloods werd gebouwd en vergund als var-kensstal. De activiteiten ifv varkenshouderij waren slechts van korte duur omdat deze stal kort daarop werd gebruikt ifv bedrij-vigheid (chappewerken). Er kan dus van uitgegaan worden dat de bedrijfsactiviteiten geacht-vergund zijn.

Administratieve hande-lingen (PV’s)

/

Erfdienstbaarheid Binnen het onderzoeksgebied zijn geen erfdienstbaarheden gekend.

4.2.4 Willi van de Mierop

Inleiding

Op het perceel langs de Heerbaan 4 is een woning met achterliggende loods gele-gen. Dit perceel werd voorheen gebruikt in functie van bedrijvigheid (o.a. chappe-werken), maar op dit moment is er geen bedrijvigheid meer aanwezig omdat de bedrijfsleider, die nog altijd in de bedrijfswoning woont, op pensioen is. Het perceel is volledig in KMO-zone gelegen op het gewestplan. De eigenaar wenst dit te be-houden in functie van bedrijvigheid voor zijn zoon/kleinzoon.

Terrein en afbakening

Het bedrijfsterrein is gelegen op het perceel met volgende kadastraal nummer: 771W. De toegang tot het perceel is gelegen op het perceel 770C. Een gedeelte van perceel 770C is daarom meegenomen in het onderzoeksgebied.

Ruimtelijke kenmerken en verschijningsvorm van het bedrijf

Huidig ruimtegebruik

Oppervlakte Onderverdeeld m²

Bebouwing

Woning

Loods achter woning

145 m²

280 m²

Verharding Oprit en toegang tot loods 360 m²

Uiterlijke verschijningsvorm

Architectuur Het bedrijfsgebouw betreft een hangaar met een golfplaten zadel-dak. De bedrijfswoning betreft een gelijkvloerse woning in rode gevelsteen, met onder het zadeldak nog een tweede bouwlaag.

Gebruik van de gebouwen

Het bedrijfsgebouw heeft geen functioneel gebruik meer op dit moment. Het is gedeeltelijk in gebruik als paardenstal.

De woning wordt nog bewoond door de voormalige bedrijfsleider.

Bijhorende infra-structuur

De toegang tot de woning en het bedrijfsgebouw is voorzien op betonplaten op het naastliggende perceel (perceel 770C). Achter het bedrijfsgebouw is een deel van het terrein aangelegd als rijpis-te voor paarden. Dit perceel is grotendeels omzoomd door een bomenrij.

Omgeving en straatbeeld

De inrichting van de kavel en de architectuur kan vanuit het straat-perspectief omschreven worden als typisch voor een landelijke woning. Het bedrijfsgebouw is van op de Heerbaan niet zichtbaar. Wel vanop de Stin Lenaartsesteenweg kan op de zijkant ervan gezien worden.

Op het linkse aanpalende perceel is bebouwing aanwezig (min-stens tot even diep op het perceel als het bedrijfsgebouw). Hier-door is het bedrijfsgebouw in de landbouwomgeving reeds enigs-zins ingepast. De zuidelijke en oostelijke grens van de gebruikster-reinen zijn voorzien van een haag en een bomenrij.

Mobiliteitsprofiel

Aantal klanten Geen

Leveranciers / personeel

Geen

Parking Geen, maar op het eigen terrein is wel mogelijkheid om parkeer-plaatsen te voorzien.

Ruimtebehoefte

Op dit moment heeft dit ‘bedrijf’ geen uitbreidingsbehoefte. Wel wenst de eigenaar de bestaande bestemming (KMO-zone) te behouden, zodat zijn zoon/kleinzoon later naar hier kunnen komen in functie van het opbouwen van een bedrijf.

4 Bestaande ruimtelijke structuur

Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 17

Bestaande ruimtelijk-juridische context

Zie kaart bestaande toestand in bijlage

Milieuvergunning Nvt

Stedenbouwkundige vergunning

17/06/1966: bouwen van een varkensstal. Zowel de inplanting als de huidige afmetingen lijken af te wijken van het vergunde plan.-

20/03/1979: verbouwingswerken aan bestaande woning in am-bachtszone

verkavelingsvergunning /

Functie vergund Het gebouw als varkensstal werd gebouw is nadien (omstreeks 1975)verbouwd tot loods. De functiewijziging kan aldus als geacht-vergund worden beschouwd.

Administratieve hande-lingen (PV’s)

/

Erfdienstbaarheid Binnen het onderzoeksgebied zijn geen erfdienstbaarheden gekend.

DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

18 IOK plangroep Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging

5 Programma – behoefteanalyse

5.1 Behoefteanalyse

Twee van de bestaande vier bedrijven hebben een uitbreidingsbehoefte.

Chappewerken Geerts heeft echter nog, binnen de bestemming KMO-zone volgens het gewestplan uitbreidingsmogelijkheden binnen de juridische voorraad. De ge-wenste uitbreiding kan hierop worden gerealiseerd.

Het bedrijf Keukens Van de Mierop is bijna volledig in agrarisch gebied volgens het gewestplan gelegen. Dit bedrijf is reeds op de tweede bouwlijn vanaf de Heerbaan gezien gelegen. Er is nog een beperkte uitbreidingsmogelijkheid tussen de voorlig-gende gebouwen aan de Heerbaan en het bedrijfsgebouw. Het lijkt beter ifv het behoud van de compactheid van het bedrijventerrein om eerst verder uit te breiden tussen de gebouwen in en dan pas naar achter toe.

De twee overige bedrijven hebben geen uitbreidingsbehoefte

5.2 Programma

Duidelijk vastleggen van zone voor bedrijvigheid

Omdat in de huidige situatie er onduidelijkheid kan zijn met betrekking tot de exacte ligging van de bestemming “KMO-zone” van het gewestplan, zal het RUP hierover duidelijkheid bieden tot op perceelsniveau.

In de eerste plaats wordt het RUP gebruikt om de bestaande, vergunde bedrijven die nu (deels) zonevreemd liggen in een juiste bestemming onder te brengen.

In de tweede plaats wordt het RUP gebruikt om één ruimtelijk geheel te gaan be-stemmen als zone voor bedrijvigheid. Dit betekent dat buiten de bestaande (vergun-de) bedrijven en de bestaande juridische voorraad de oppervlakte voor bedrijvigheid toeneemt, zonder echter ruimte van andere omliggende functies in te nemen.

Uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande bedrijven

De bestaande bedrijven die uitbreidingsbehoeften hebben, kunnen deze realiseren binnen de zone voor bedrijvigheid cf. RUP.

Buffering van bestaande bedrijvenzone

De geïsoleerde bedrijvenzone is op dit moment niet gebufferd ten opzichte van de omliggende open ruimte. Net omwille van de geïsoleerde ligging is een landschap-pelijke buffer noodzakelijk. Hiervoor dient ruimte te worden voorzien binnen het bedrijventerrein.

Mogelijkheden voor invulling van lokaal bedrijventerrein

De voorschriften voor deze zone moeten zorgen dat globale voorschriften voor een lokaal bedrijventerrein van toepassing zijn binnen de gehele zone. Een lokaal be-drijventerrein is uitsluitend bestemd voor lokale bedrijven. Een lokaal bedrijf is een be- en verwerkend bedrijf dat een verzorgend karakter heeft ten aanzien van de omgeving, dat wat schaal betreft aansluit bij de omgeving en beperkt is van om-vang. Dit betekent ook dat binnen het terrein (op termijn) een herinrichting moet mogelijk zijn om de beschikbare ruimte voor bedrijvigheid optimaal te benutten.

Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 19

DEEL 2 Bijlagen

1 PlanMER-screening – verzoek tot raadpleging

Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 21

1 PlanMER-screening – verzoek tot raadple-ging

1.1 Algemeen

1.1.1 Toetsing planMER-plicht

Het plan valt onder de definitie van plan/programma zoals geformuleerd in het DABM. Het plan valt bovendien onder het toepassingsgebied van het DABM gezien het plan bij goedkeuring een kader zal bieden voor het toekennen van vergunningen binnen het onderzoeksgebied. Een stedenbouwkundige vergunning kan enkel ver-leend worden als de aanvraag in overeenstemming is met de bepalingen van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

– Het RUP is niet van rechtswege onderworpen aan de planMER-plicht omwille van de volgende redenen:

– het RUP vormt mogelijks een kader voor de toekenning van een vergunning

voor de in bijlage II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 decem-

ber 2004 opgesomde projecten, nl. rubriek 10 a , ontwikkeling van een indu-

strieterrein. Het RUP bepaalt echter het gebruik van een klein gebied op lo-

kaal niveau.

– Het RUP vormt mogelijks een kader voor projecten bedoeld in de bijlage bij

Omzendbrief LNE 2011/1 - 22 juli 2011, nl rubriek 10 a, ontwikkeling van een

industrieterrein. Het RUP bepaalt echter het gebruik van een klein gebied op

lokaal niveau.

– het RUP heeft geen mogelijke betekenisvolle effecten op een speciale be-

schermingszone. Een passende beoordeling is niet vereist.

Aldus dient voor het betreffende RUP op basis van screening worden geoordeeld of het plan mogelijks aanzienlijke milieueffecten kan hebben.

Grensoverschrijdende milieueffecten

Bij de beoordeling wordt gescreend op eventuele grensoverschrijdende effecten. Grensoverschrijdende effecten zijn bij voorliggend RUP – gelet op de ligging, de aard en omvang van de ingrepen – niet te verwachten.

Gebruik hulpbronnen

Bij de beoordeling gescreend op eventuele significante effecten als gevolg van het gebruik van hulpbronnen. Significante effecten op dit vlak zijn bij voorliggend RUP – gelet op de aard en omvang van de ingrepen – niet te verwachten.

1.1.2 Algemene info screeningsdocument

Initiatiefnemer

Gemeentebestuur Rijkevorsel

Molenstraat 5

2310 Rijkevorsel

Contactpersoon

Guy Slegers, [email protected] , 03/340 00 21

Opdrachthouder

IOK plangroep

Antwerpseweg 1

2440 Geel

014/580.991

Contactpersoon

Liselotte Raes, 014/56.27.01, [email protected]

1.1.3 Methodologie

De methodologie voor het opstellen van een screening op milieueffecten is qua opbouw en aanpak gebaseerd op de richtlijnen voor het opstellen van een MER, maar de analyses zijn minder diepgaand: in de regel wordt gewerkt met een kwalita-tieve benadering, waar relevant ook (semi)kwantitatief. Volgende opbouw en aan-pak wordt gevolgd:

Beschrijving van het plan

Het plan wordt gesitueerd, de bestaande en de gewenste toestand worden beschre-ven. Analoog aan een projectomschrijving (project MER) worden onderzoeksge-bied/plangebied en het plan zelf inhoudelijk weergegeven, met aandacht voor rele-vante elementen in relatie tot potentiële milieueffecten.

DEEL 2 BIJLAGEN

22 IOK plangroep Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging

Gebiedsafbakening

De contouren van het betrokken RUP bepalen het plangebied. In een aantal geval-len liggen deze contouren nog niet precies vast en kan verder onderzoek in de loop van het proces (alsook de planMER-screening) de precieze afbakening bijsturen. In dat geval wordt gesproken van onderzoeksgebied.

Het studiegebied wordt afgebakend in functie van verwachte reikwijdte van mogelij-ke effecten, die kan verschillen naargelang milieudiscipline. Het belangrijkste aspect bij de afbakening is het plan, de planeigenschappen en de verwachte effecten, zo-wel direct als indirect. De planeigenschappen geven aan welke effecten er waar onderzocht dienen te worden.

Beschrijving van mogelijke alternatieven + definitie nulalternatief - referentie-situatie

Een essentieel element voor beoordeling van een plan op milieueffecten is de ana-lyse van en vergelijking met mogelijke alternatieven. Globaal kunnen volgende types alternatieven onderzocht worden:

– locatiealternatieven: enkel relevant indien verschillende locaties de facto moge-lijk zijn (ruimtelijk – beleidsmatig)

– uitvoeringsalternatieven: door het opleggen van specifieke voorschriften (be-stemming – inrichting – beheer) kan ingespeeld worden op alternatieve ontwik-keling

– Nulalternatief: het alternatief waarbij uitgegaan wordt van het niet-uitvoeren van het voorliggende plan.

De referentiesituatie is de situatie waartegen eventuele milieueffecten van het RUP afgewogen worden. Hiervoor kan het nulalternatief gebruikt worden, maar voor planMER screenings vormt dit niet de regel

3.

Bij de effectbeschrijving wordt alleszins de vergelijking gemaakt van geplande toe-stand versus bestaande toestand (terreinsituatie). Zeker voor eenvoudige dossiers zal de referentietoestand gelijk zijn aan bestaande toestand.

Bij de beoordeling van de effecten kan de nadruk meer komen te liggen op het nulalternatief en minder op de bestaande toestand.

Screening mogelijke milieu effecten en vertaling in ingreep – effectschema

Op basis van het plan (inrichtingsmogelijkheden en voorschriften) worden mogelijke milieueffecten gescreend en schematisch weergegeven. Uit dit ingreep – effecten-schema komen de disciplines met mogelijk significante effecten tot uiting, die voor verdere bespreking geselecteerd worden. Significante effecten kunnen zowel posi-

3 Veel hangt af van de situatie op het terrein, het voorwerp van het plan (of de wijziging t.o.v. het be-

staande plan), de beslissing die men wenst te nemen en de perceptie die de bevolking eraan zal geven.

tief als negatief zijn. We onderscheiden directe en indirecte effecten; tevens kan een onderscheid gemaakt worden tussen tijdelijke en permanente effecten. In deze fase van planning zonder concrete invulling hebben tijdelijke effecten uit de aanlegfase minder relevantie en worden daarom buiten beschouwing gelaten.

Milieueffecten kunnen zich voordoen in verschillende milieudisciplines. Daarbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen de “primaire” disciplines (lucht, geluid en trillingen, licht, warmte en straling, bodem en watersysteem, mobiliteit) en de “inte-grerende” disciplines (mens, monumenten & landschappen, fauna & flora, klimaat). Deze laatste groep onderscheidt zich van de eerste doordat de effecten zich meest-al voordoen op een indirecte manier, nl. via effecten inzake de primaire disciplines.

Figuur 9: interdisciplinaire relaties

LUCHT

LANDSCHAP ERFGOED

LICHT GELUID TRILLINGEN

VERKEER MOBILITEIT

FAUNA EN FLORA

MENS

BODEM WATER

Verkeersleefbaarheid Bereikbaarheid Wijziging verkeersstromen (auto, fiets)

Wijziging geomorfologie Impact archeologie (wijziging bodemprofiel)

Veiligheid (overstromingen) Drinkwaterkwaliteit

bodemverontrei

niging Ecotoopwijziging door - verdroging, vernatting, wijziging kwelmilieu - wijziging bodemprofiel - wijziging grond- oppervlaktewaterkwaliteit - wijziging structuur waterloop

Visuele beleving

hinderaspecten

Vegetatiewijzing traditionele landschappen (KLE, …)

Verstoring ecologische infrastructuur (barrière)

Bij de beoordeling van de effecten wordt dit onderscheid meegenomen: de beoordeling van de primaire effecten gebeurt telkens t.o.v. de integrerende disciplines. Op die manier wordt een dubbele beoordeling vermeden.

Analyse en beoordeling per effectdiscipline

Enkel de ingrepen die op basis van het ingreep - effectenschema aanleiding kunnen geven tot potentieel significante effecten worden meegenomen voor verdere analy-se per discipline: per discipline worden directe en indirecte effecten geanalyseerd en beoordeeld met de referentiesituatie als beoordelingsbasis.

Volgende onderdelen worden telkens besproken:

– Studiegebied (reikwijdte)

1 PlanMER-screening – verzoek tot raadpleging

Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 23

– Referentiesituatie

– Analyse van ingrepen en effecten

– Beoordeling effecten

– Conclusie en aanbevelingen (remediërende maatregelen)

In Tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste geraadpleegde bron-nen en de belangrijkste elementen van beoordeling. Niet alle bronnen worden steeds systematisch geanalyseerd, maar enkel waar dit relevant is vanuit de ingre-pen en verwachte effecten. Effectbeoordeling gebeurt in de eerste plaats kwalitatief en (semi-)kwantitatief in de gevallen waar dit relevant is.

Bij de beoordeling wordt er in principe steeds van uitgegaan dat het vigerende sec-toraal juridische kader wordt toegepast, tenzij expliciet anders vermeld.

Tabel 1: planMER-screening: overzicht mogelijke bronnen en beoordelingsas-pecten per milieudiscipline

Beschrijving, bronnen beoordelingsaspecten

Bo

de

m/ w

ate

r

Bodemkaart van België (bodemtextuur, -profiel en waterhuishouding)

Geologische kaart van België

OVAM databank

Eventuele verstoring van bodempro-fiel in relatie tot kwetsbare bodems

Vlaamse hydrologische atlas

Zoneringsplannen

Bekkenbeheerplannen

VMM kartering waterkwaliteit

Waterkwantiteit: oppervlakte verhar-dingen in relatie tot infiltratie

Eventuele lozingen in relatie tot waterkwaliteit en kwaliteitsdoelstellin-gen

Eventuele ingrepen in beekstructuur

Watertoetskaarten Gevoeligheid voor overstromingen

Infiltratiegevoeligheid

Gevoeligheid voor erosie

Databank Ondergrond Vlaanderen (DOV)

Grondwaterkwetsbaarheidskaart

Beschermingszones waterwingebieden

Verontreiniging grondwater in relatie tot kwetsbaarheid

Verstoring grondwaterstromen

Gelu

id

Inventaris en analyse van de belangrijkste bestaande geluidsbronnen (verkeerswe-gen, puntbronnen…)

Richtwaarden Vlarem II

Input uit discipline mens - mobiliteit

Kwalitatieve beoordeling in relatie tot bestaande bronnen

Men

s*

Mobiliteitsprofiel – bereikbaarheidsprofiel

Actueel bodemgebruik (orthofoto, land-bouwgebruikspercelen, HAG-kaart,…)

Input uit disciplines lucht, geluid, land-schap

Functiewijziging en wijziging van bodemgebruik

Hinderaspecten (geluid, licht)

Gewijzigde visuele beleving

Wijziging verkeersafwikkeling en verkeersleefbaarheid

Fau

na e

n f

lora

Biologische waarderingskaart van België

Bijzondere beschermingen zoals SBZ (Vogel- en Habitatrichtlijngebied) natuur-reservaten, VEN

Habitatkaart INBO

Input uit disciplines water, lucht, geluid

Biotoopverlies en –wijziging

Versnippering, verstoring ecologische infrastructuur

Verdroging, vernatting

Verstoring door geluid of andere hinderaspecten

DEEL 2 BIJLAGEN

24 IOK plangroep Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging

Beschrijving, bronnen beoordelingsaspecten

Lan

ds

ch

ap

, e

rfg

oed

Orthofoto analyse, terreinkennis

Inventaris Beschermde monumenten, landschappen, dorps- of stadsgezichten

Landschapsatlas (ankerplaats, relictzone)

Landschapskenmerkenkaart

Inventaris onroerend erfgoed

Abiotische verstoring

Landschapsecologische verstoring

Beïnvloeding erfgoedwaarde

Verstoring visuele beleving

Lu

ch

t

Input uit discipline mens –mobiliteit

CAR Vlaanderen

Mogelijk relevant in relatie tot mobili-teit (uitstoot verkeer); voor het overi-ge worden geen significante effecten verwacht

Lic

ht

Kwalitatief benaderen Mogelijk relevant voor gevoelige gebieden fauna en flora

Warmte, straling Deze milieudisciplines worden beschouwd als niet relevante disciplines gelet op de aard en de omvang van de mogelijke ontwikkeling op basis van de plan-nen.

Energie- en grondstofvoorraden

klimaat

* Mens: ruimtelijke aspecten en hinder, mobiliteit

Watertoets

De planMER-screening levert de nodige informatie om de watertoets voor het plan uit te voeren. Deze informatie wordt aangeleverd vanuit de discipline water, waarin zowel effecten op grondwater (kwaliteit, stromen) als oppervlaktewater (waterber-ging- en buffering, infiltratie, waterkwaliteit, structuurkenmerken waterloop) aan bod komen. Het resultaat wordt weergegeven in de waterparagraaf.

Conclusies: maatregelen en aanbevelingen

Bij de conclusie per discipline worden, indien relevant, milderende maatregelen opgenomen.

Indien voor een bepaald aspect sectorale wetgeving bestaat, wordt er bij de beoor-deling van uitgegaan dat deze ook effectief toegepast wordt. De milderende maat-regelen kunnen wel bijkomende elementen voor het RUP opleveren en bijkomende voorwaarden voor vergunningsverlening aangeven.

Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen ‘maatregelen’ die als essentieel worden beschouwd, en ‘aanbevelingen’.

Essentiële maatregelen

Dit zijn maatregelen zonder de welke een positieve beoordeling van de planMER-screening (of van een specifieke discipline) niet mogelijk zou zijn. Zonder deze maatregelen is er een reële kans op significante effecten (voor de specifieke disci-pline).

Aanbevelingen

Aanbevelingen zijn maatregelen welke een niet-significant effect nog kunnen ver-zachten. De aanbevelingen kunnen bijvoorbeeld vanuit duurzaamheidsoogpunt aangewezen zijn.

In de planMER-screening wordt geen uitspraak gedaan over het geijkte instrument dat de implementatie van de essentiële maatregelen of aanbevelingen kan garande-ren (tenzij hierover in deze fase al uitsluitsel kan zijn). Uitgangspunt is dat de essen-tiële maatregelen worden doorvertaald in de stedenbouwkundige voorschriften, voor zover deze een ruimtelijke component hebben. Indien dit niet het geval is dan wordt ervan uitgegaan dat de nodige stappen (binnen een ander beleidsdomein) worden genomen. Deze stappen worden dan opgenomen in de toelichtingsnota bij het RUP in overleg met de bevoegde instantie.

1.1.4 Bestaande en gewenste toestand

Hiervoor wordt verwezen naar de toelichtingsnota van het RUP (zie DEEL 1-4, Be-staande ruimtelijke structuur op blz. 9 en zie DEEL 1-5 Programma – behoefteana-lyse op blz. 18)

1.1.5 Gebiedsafbakening

Voor de afbakening van het onderzoeksgebied wordt verwezen naar DEEL 1-1.3 Afbakening van het onderzoeksgebied op p. 3.

Het exacte plangebied, zal bepaald worden in een later stadium van het RUP-proces.

1.1.6 Alternatieven

1.1.6.1 Locatiealternatieven

Het voorliggende RUP wordt opgemaakt om een oplossing te bieden aan een zeer specifieke situatie die hier ter plaatse gegroeid is. Deze bedrijvenzone werd besten-digd in het GRS en er werden ontwikkelingsperspectieven voor geboden in de bin-

1 PlanMER-screening – verzoek tot raadpleging

Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 25

dende bepalingen. Om deze reden is het in overweging nemen van alternatieve locaties (ofwel herlokalisatie van bestaande bedrijven) hier niet aan de orde.

1.1.6.2 Uitvoeringsalternatieven

Eventueel mogelijke uitvoeringsalternatieven zijn:

– Afweging tot mogelijkheden voor uitbreiden van bestaande bedrijventerrein in functie van oplossen zonevreemdheid enerzijds en bieden van uitbreidingsmo-gelijkheden voor bedrijven anderzijds.

– Ruimere of beperktere mogelijkheden inzake toegelaten activiteiten

– Minder strenge of strengere beperking inzake bebouwing en verharding

– ...

Bij de beoordeling van elke discipline zal overwogen worden of alternatieve opties wenselijk zijn om mee te nemen in de voorschriften.

Aangezien in deze fase van het RUP nog niet gekend is wat de achterste grens van het RUP zal worden, worden 3 scenario’s meegenomen. Deze scenario’s vormen de minimale en maximale contour van het RUP. Waar deze scenario’s een verschil-lende beoordeling opleveren, zal dit worden opgenomen in de beoordeling. Als er niets specifiek vermeld wordt, kan uitgegaan worden dat voor alle scenario’s een zelfde beoordeling geldt.

Scenario 1

In dit scenario wordt uitgegaan van een zo minimaal mogelijke oppervlakte bedrij-venterrein:

– Opname van de juridische voorraad (gewestplan) van bedrijventerrein binnen de bedrijvenzone

– Mogelijkheid tot bestemmingswijziging van noordelijke zone met vergunde bedrijven naar bedrijvigheid

– Mogelijkheid tot het creëren van een groen-buffer op de achterste grens van het bedrij-venterrein

– Behoud van het achterste gedeelte van de bestaande percelen in functie van tui-nen/paardenweiden.

Figuur 10: weergave scenario 1 op vectorieel gewest-plan. Achterste grens RUP is rood gear-ceerd.

Scenario 2

In dit scenario wordt het volledige onderzoeksgebied herbestemd naar bedrijventer-rein:

– Opname van de juridische voorraad (gewestplan) van bedrijventerrein binnen de bedrijvenzone

– Mogelijkheid tot bestemmingswijziging van noordelijke zone met vergunde be-drijven naar bedrijvigheid

– Opname van achterste gedeelten van percelen van bedrijven in functie van bedrijvigheid. De bestaande tui-nen/paardenweiden komen zo in zone voor bedrijvigheid te liggen. Mogelijkheid wordt hier gecreëerd tot uitbreiding van bedrijven op de volledige diepte van de percelen.

– Mogelijkheid tot het creëren van een groenbuffer op de achterste grens van het bedrijventerrein

Figuur 11: weergave scenario 2 op vectorieel gewestplan. Achterste grens RUP is rood gearceerd.

Scenario 3

Dit scenario zit tussen de scenario’s 1 en 2 in. Er wordt uitgegaan van een beperkte-re uitbreiding van de bestaande bedrijvigheid:

– Opname van de juridische voorraad (gewestplan) van bedrijventerrein binnen de bedrijvenzone

– Mogelijkheid tot bestemmingswijziging van noordelijke zone met vergunde be-drijven naar bedrijvigheid

– Opname van het achterste gedeelte van perceel 772C binnen het plangebied voor de herbestemming naar bedrijvigheid ifv de uitbreiding van het bedrijf Van de Mierop Keukens. Mogelijkheid wordt hier gecreëerd tot uitbreiding van het bedrijf op de volledige diepte van de percelen.

– Mogelijkheid tot het creëren van een groenbuffer op de achterste grens van het bedrijventerrein

– Behoud van het achterste gedeelte van de percelen 771T en 771V in functie van tuinen/paardenweiden.

DEEL 2 BIJLAGEN

26 IOK plangroep Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging

Figuur 12: weergave scenario 3 op vectorieel ge-westplan. Achterste grens RUP is rood gearceerd.

1.1.6.3 Nulalternatief

Indien het RUP niet zou worden opgemaakt, dan blijven de bestemmingen conform het gewestplan van kracht. Dit betekent dat het onderzoeksgebied deels bestemd blijft als agrarisch gebied en deels als zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s.

Het niet uitvoeren van het plan betekent echter geenszins dat de zonevreemde activiteiten zouden herleid worden tot nul. De huidige wetgeving (RO en milieu) schept immers vrij verregaande mogelijkheden voor zonevreemde infrastructuur.

Uitbreidingsmogelijkheden voor de bedrijven, buiten de grenzen van de zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s is moeilijk.

1.1.7 Referentiesituatie

Als referentiesituatie wordt de bestaande toestand gebruikt + de uitbreidingsmoge-lijkheden cf. het huidige juridische kader (gewestplan).

Kort samengevat wordt de referentiesituatie als volgt genomen voor de screening op de milieueffecten:

– Bestaande zone voor bedrijvigheid met bestaande hoofdzakelijk vergunde en geacht-vergunde constructies.

– Bestaande, vergunde bedrijven die deels zonevreemd in agrarisch gebied zijn gelegen.

– De bestaande zone voor bedrijvigheid (juridische voorraad) is nog niet volledig ingevuld. Sommige bestaande bedrijven hebben nog mogelijkheden om naar achter toe uit te breiden.

– Zone voor bedrijvigheid ligt geïsoleerd in de open ruimte.

1.2 Beoordeling milieueffecten

1.2.1 Ingrepen, effecten en relevante milieudisciplines

1.2.1.1 Ingrepen

Ingreep Kwalitatieve omschrijving

Infrastructuur binnen onder-zoeksgebied

Behoud bestaande be-bouwing en verharding

Behoud bestaande (vergunde en geacht-vergunde) bedrijfsgebouwen en verhardingen

Uitbreiding van bestaan-de bebouwing en verhar-ding binnen referentiesi-tuatie (= huidige KMO-zone)

Uitbreiding of regularisatie van bestaande constructies binnen de juridische voorraad: uitbreiding van bepaalde bedrijven binnen de zone KMO-gebied cf. gewestplan

Uitbreiding van bestaan-de bebouwing en verhar-ding buiten de grenzen van de huidige KMO-zone cf. gewestplan

Zonevreemde constructies zone-eigen maken dmv het RUP + het bieden van ontwikkelingsperspectieven voor deze bedrijven. In functie van de grootte van het bedrij-venterrein zijn een minimaal, een maximaal scenario en een tussenscenario van toepassing (scenario 1, scena-rio 2 en scenario 3)

Activiteiten binnen onder-zoeksgebied

Bestendigen van de be-drijfsactiviteiten

Behoud van mogelijkheden in functie van bedrijvigheid binnen het onderzoeksgebied. Hierbij kan ook bestaan-de bedrijvigheid verdwijnen en nieuwe bedrijvigheid bijkomen.

Wonen Voorzien van bedrijfswoningen in het onderzoeksgebied.

Verkeersafwikkeling Verkeersafwikkeling ifv bedrijvigheid

Aanleggen van groenbuffer Aanleggen van een groenbuffer ten opzichte van de open ruimte

1.2.1.2 Selectie van relevante milieudisciplines

In de planMER-screening worden de effecten van het plan op de verschillende dis-ciplines onderzocht. Voor de evaluatie van de effecten die het project teweeg zal brengen worden bepaalde disciplines als relevant beschouwd. Er wordt een onder-scheid gemaakt tussen deze sleuteldisciplines, optiedisciplines en niet relevante disciplines.

1 PlanMER-screening – verzoek tot raadpleging

Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 27

Het feit dat bepaalde ingrepen binnen bepaalde milieudisciplines onomkeerbare en dus permanente effecten veroorzaken, klasseert hen onder de noemer sleuteldisci-plines.

De disciplines ‘warmte en straling’, ‘klimaat’ en ‘aanspraak op energie- en grond-stofvoorraden’ worden niet weerhouden als relevante discipline in het kader van dit RUP. Deze disciplines dienen dus niet onderzocht te worden; de aard en omvang van de ingrepen is immers niet van die aard dat een significant effect binnen deze disciplines kan verwacht worden.

De deeldisciplines geluid, licht en lucht worden niet als aparte discipline in aanmer-king genomen, maar zullen besproken worden onder de discipline mens (hinderas-pecten) en/of fauna en flora.

Tabel 2: selectie van relevante en niet relevante disciplines voor het project

Discipline Sleutel-discipline

Optiediscipline Niet relevante discipline

Bodem X

Water: grondwater en oppervlaktewa-ter

X

Fauna en flora en biodiversiteit X

Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

X

Mens – ruimtelijke aspecten en hinder X

Mens- mobiliteit X

Geluid X

Licht X

Lucht (gezondheid) X

Warmte en stralingen X

Energie- en grondstofvoorraden X

Klimaat X

1.2.1.3 Analyse van mogelijk voorkomende effecten

Ingreep- effectschema

Onderstaand ingreep-effectschema geeft een overzicht van mogelijk significante effecten per ingreep voor de verschillende milieudisciplines.

Tabel 3: ingreep-effectenschema

Onderzoeksdisciplines

Bo

de

m

Wate

r

Mo

bilit

eit

Fau

na e

n F

lora

Men

s

Erf

go

ed

en

la

nd

-s

ch

ap

Ingrepen

Behoud bestaande bebouwing en verharding

N N N N MS MS

Uitbreiding van bestaande bebouwing en verharding binnen referentiesituatie (= huidige KMO-zone)

MS MS MS MS MS MS

Uitbreiding van bestaande bebouwing en verharding buiten de grenzen van de huidige KMO-zone cf. gewestplan

MS MS MS MS MS MS

Bestendigen van de bedrijfsactiviteiten N N MS N MS N

Wonen N N MS N MS N

Verkeersafwikkeling N N MS N MS N

Aanleggen van groenbuffer N N N MS MS MS N: waarschijnlijk niet significant effect; evt.effect zeer beperkt in omgang en tijd / MS: mogelijk significant

effect / S: waarschijnlijk significant effect(T): tijdelijk effect / (P): periodiek effect / (ind): indirect effect

De tabel doet geen uitspraak over effectief significante effecten maar laat wel toe op basis van mogelijk significante effecten en waarschijnlijk significante effecten een selectie te maken van nader te onderzoeken ingreep – effectrelaties: verder te on-derzoeken zijn de effecten die als MS (mogelijk significant) worden aangeduid.

De disciplines “bodem” en “water” worden doorgaans samen besproken gezien de nauwe afstemming binnen het fysisch systeem.

De disciplines “mens” en “fauna en flora” zijn receptordisciplines. Effecten op het vlak van “lucht en geur”, “geluid en trillingen”, “licht, warmte en straling”,… concen-treren zich doorgaans op een indirecte manier op deze receptordisciplines. De op-tiedisciplines “geluid” en “licht” worden daarom niet afzonderlijk onderzocht en be-oordeeld, maar wel meegenomen in de beoordeling bij “mens” en “fauna en flora”.

DEEL 2 BIJLAGEN

28 IOK plangroep Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging

1.2.2 Beoordeling discipline Bodem en water

1.2.2.1 Studiegebied

In eerste instantie vormt het onderzoeksgebied het studiegebied. Wel worden even-tuele relaties met de nabije omgeving meegenomen:

– Infiltratiegevoeligheid

– Salmmeerloop

1.2.2.2 Referentiesituatie

Voor de referentiesituatie wordt verwezen naar 1.1.7 op pg. 26 en naar de beschrij-ving van de bestaande bedrijven in DEEL 1-4.2 op pg. 11.

Voor de beoordeling van de effecten op bodem en water, wordt verwezen naar de randvoorwaarden voor deze disciplines die eerder beschreven werden (zie DEEL 1-4.1.1 op blz. 6 en DEEL 1-4.1.1 op blz.9).

1.2.2.3 Analyse van ingrepen – effecten

Ingrepen

Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten:

– Uitbreiding van bestaande bebouwing en verharding binnen referentiesituatie (= huidige KMO-zone)

– Uitbreiding van bestaande bebouwing en verharding buiten de grenzen van de huidige KMO-zone cf. gewestplan

Effecten

Met betrekking tot de disciplines bodem en water kunnen bijgevolg volgende moge-lijke significante effecten verwacht worden:

– verstoring van de bodemlagen en het natuurlijk reliëf

– verstoring van de waterhuishouding: infiltratiemogelijkheden, overstromingsre-gime – veiligheid & waterkwaliteit

1.2.2.4 Beoordeling van de effecten

Verstoring van de bodemlagen en het natuurlijk reliëf

Door het RUP zal de mogelijkheid geboden worden om in bijkomende bebouwing en verharding te voorzien in de omgeving van de bestaande bebouwing. Het bijkomend voorzien van bebouwing/verharding, betekent per definitie verstoring van het aan-wezige bodemprofiel. Dit effect kan niet gemilderd worden. De impact wordt echter minimaal ingeschat. Bovendien is de bijkomende bebouwing en verharding voorzien in de onmiddellijke omgeving van de bestaande bebouwing en tussen bestaande bebouwing op het lokale bedrijventerrein langs de Heerbaan.

Binnen het terrein zijn weinig reliëfverschillen aanwezig met een overwegende hel-lingsgraad van <0.5% tot 5%, zonder aanwezigheid van specifieke microreliëfele-menten. Voor de ingrepen binnen het onderzoeksgebied zijn geen bijzondere reliëf-werken vereist en blijft het bestaande zo veel mogelijk behouden..

Er mag eveneens van worden uitgegaan dat in de referentiesituatie voor de gedeel-ten van het onderzoeksgebied buiten KMO-zone de verstoring van de bodemlagen minstens even groot is (landbouwgebied).

Voor dit onderdeel worden geen significante effecten verwacht.

Verstoring van de waterhuishouding

Verstoring van infiltratiemogelijkheden

In het onderzoeksgebied is een infiltratiegevoelige bodem aanwezig. De bestaande bebouwing en verharding, verstoren mogelijk plaatselijk de infiltratiemogelijkheden.

Het systeem van infiltratie van hemelwater naar grondwater moet in evenwicht ge-houden worden. Aangezien de gebouwen en verhardingen gelegen zijn op een bodem die infiltratiegevoelig is, dienen de verhardingen zoveel mogelijk worden beperkt of te worden voorzien met een waterdoorlatend karakter. Het is een aanbe-veling om te voorzien in het RUP dat de verharding die worden voorzien in functie van parkeerplaatsen, moet gebeuren in waterdoorlatende materialen. Tenzij dit in functie van milieuregelgeving anders wordt gesteld.

Indien het water niet ter plaatse kan infiltreren, dan dient dit water te worden opge-vangen en vertraagd afgevoerd. De gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en geschei-den lozing van afvalwater en hemelwater is van toepassing, waardoor geen negatief effect verwacht wordt in vergelijking met de referentiesituatie.

Verstoring van het overstromingsregime (veiligheid)

Gezien het onderzoeksgebied niet gelegen is binnen een risicozone (NOG, over-stromingsgevoelig gebied), lijkt de veiligheid tegen overstromingen gegarandeerd.

1 PlanMER-screening – verzoek tot raadpleging

Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 29

Er is verder geen schadelijk effect te verwachten indien het hemelwater wordt afge-koppeld van de verharde oppervlakte, wordt opgevangen en nuttig verbruikt. Het overtollige regenwater dient ter plaatse te infiltreren. Indien deze maatregelen ge-nomen worden, is er geen significant effect op het overstromingsregime te verwach-ten in vergelijking met de referentiesituatie.

Aantasting van de waterkwaliteit

Aantasting van waterkwaliteit kan optreden door inbreng van vreemde stoffen. Op-pervlaktewaterkwaliteit kan aangetast worden door lozing via zowel punt- als diffuse lozingen. Grondwaterkwaliteit kan aangetast worden door uitloging en lekken van verontreinigende stoffen in de bodem.

De bestaande bedrijven voorzien niet in lozingen op het oppervlaktewater, met uit-zondering van huishoudelijk afvalwater. Toekomstige bedrijven kunnen dit eventueel wel. Aangezien de bedrijvenzone gelegen is in collectief te optimaliseren buitenge-bied, zal op termijn een aansluiting op de riolering gebeuren. In afwachting van deze collectieve afvalwaterzuivering moet het afvalwater gezuiverd worden in een septi-sche put. Bij navolging van de milieuwetgeving wordt geen negatief effect verwacht in vergelijking met de referentiesituatie. De bedrijven kunnen ook individueel of gezamenlijk voorzien in een individuele waterzuivering. Daarvoor dient in de voor-schriften van het RUP ruimte worden voor voorzien.

Aantasting structuurkwaliteit waterloop

De Salmmeerloop ligt op ongeveer 200 meter van het bedrijf. De ingrepen in het onderzoeksgebied hebben geen gevolgen voor de structuurkwaliteit van deze water-loop.

1.2.2.5 Conclusie + aanbevelingen (remediërende maatregelen)

Rekening houdend met de volgende maatregelen:

– Verharding zoveel mogelijk voorzien in waterdoorlatende materialen, tenzij dit vanuit milieuregelgeving niet mogelijk is.

– Algemene voorschriften volgen m.b.t. het gescheiden afvoeren van hemelwater

en afvalwater

– Beoordeling van individuele vergunningsaanvragen (watertoets)

– Voorzien van de mogelijkheid om een afvalwaterzuivering toe te laten in het

onderzoeksgebied

kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de dis-cipline bodem en water te verwachten zijn, voor zowel scenario 1, scenario 2 als scenario 3.

Waterparagraaf

Op basis van de getoetste elementen kan een gunstige beoordeling gebeuren met betrekking tot de watertoets. De planinhoud lijkt geen aanleiding te geven tot een nadelig of schadelijk effect op het watersysteem. Op basis van de voorziene ingre-pen en maatregelen lijkt met andere woorden geconcludeerd te kunnen worden dat het plan verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

1.2.3 Beoordeling discipline mobiliteit

1.2.3.1 Studiegebied

In eerste instantie vormt het onderzoeksgebied het studiegebied. Wel worden even-tuele relaties met de nabije omgeving meegenomen:

– Invloed van de verkeersbewegingen op de directe omgeving

1.2.3.2 Referentiesituatie

Voor de referentiesituatie wordt verwezen naar 1.1.7 op pg. 26 en naar de beschrij-ving van de bestaande bedrijven in DEEL 1-4.2 op pg. 11.

Voor de beoordeling van de effecten op mobiliteit, wordt verwezen naar de rand-voorwaarden voor deze discipline die eerder beschreven werden (zie DEEL 1-4.1.5 op blz. 6 en DEEL 1-4.1.5 op blz.10)

1.2.3.3 Analyse van ingrepen – effecten

Ingrepen

Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten:

– Uitbreiding van bestaande bebouwing en verharding binnen referentiesituatie (= huidige KMO-zone)

– Uitbreiding van bestaande bebouwing en verharding buiten de grenzen van de huidige KMO-zone cf. gewestplan

– Bestendigen van de bedrijfsactiviteiten

– Wonen

– Verkeersafwikkeling

DEEL 2 BIJLAGEN

30 IOK plangroep Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging

Effecten

Met betrekking tot de discipline mobiliteit kunnen bijgevolg volgende mogelijke signi-ficante effecten verwacht worden:

– Verkeersgeneratie

– Impact op verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid

1.2.3.4 Beoordeling van de effecten

Verkeersgeneratie

Het RUP heeft tot doel het ordenen van een gebied, waar reeds bestaande activitei-ten voorkomen. Door de opmaak van dit RUP kunnen er ook bijkomende en/of an-dere vormen van bedrijvigheid aangetrokken worden in vergelijking met de bestaan-de toestand. Het RUP wordt niet specifiek opgemaakt voor het behoud van de be-staande bedrijven, wel om het vastleggen van een zone voor bedrijvigheid. De be-staande bedrijven kunnen daarin wel behouden blijven, maar op termijn hebben de voorschriften de bedoeling dat daar ook andere vormen van lokale bedrijvigheid kan, binnen de voorschriften van een lokaal bedrijventerrein. In de referentiesituatie kan dit trouwens ook al, doordat een groot gedeelte van het onderzoeksgebied reeds bestemd is als KMO-zone volgens het gewestplan.

De bestaande activiteiten veroorzaken een zeer beperkte verkeersgeneratie omwille van de aard van de activiteiten. In de referentiesituatie ligt de aard van de activitei-ten echter niet vast. In de referentiesituatie gaat het voornamelijk om bedrijven die passend zijn in een KMO-zone. Na goedkeuring van het RUP wordt deze zone een lokaal bedrijventerrein met specifieke voorschriften. In deze voorschriften zal speci-fiek opgenomen worden dat sterk verkeersgenererende activiteiten niet toegelaten zijn (vb. logistiek en distributie). Daarbij wordt door opmaak van het RUP de toena-me van verkeersgeneratie aan banden gelegd in vergelijking met de referentiesitua-tie. In de stedenbouwkundige voorschriften zal ook worden opgenomen dat slechts een beperkt gedeelte van de bedrijfsoppervlakte in functie van kantoren en toonzaal mag worden gebruikt en dat louter kleinhandel niet toegelaten is. Dit betekent dat hierdoor ook de verkeersgeneratie van het bedrijventerrein aan banden wordt ge-legd. In de voorschriften zal ook voorzien worden dat er een bedrijfswoning per bedrijf mogelijk is. Dit is op dit moment nog niet overal aanwezig, maar in de refe-rentiesituatie zou dit ook al kunnen. Dit levert geen bijkomende verkeersgeneratie op.

Tussen de verschillende uitvoeringsvarianten kan er in die zin in functie van ver-keersgeneratie een verschil optreden. Indien voor scenario 2, het maximale scena-rio geopteerd wordt, is er meer ruimte ter beschikking voor mogelijke bedrijven en kan het aantal bedrijven binnen de zone voor bedrijvigheid mogelijks groter zijn dan in het minimale scenario, scenario 1. Hierdoor is de potentiële verkeersgeneratie

groter bij scenario 2 als bij scenario 1. Scenario 3 ligt daar wat tussen omdat het maar voor één bedrijf echt bijkomende ruimte voorziet.

Echter, los van voor welk scenario uiteindelijk wordt gekozen, worden in het RUP strikte voorschriften worden opgenomen met betrekking tot toegelaten activiteiten, waardoor de verkeersgeneratie binnen de gehele zone aan banden wordt gelegd. Hierdoor wordt niet verwacht dat er significante effecten met betrekking tot ver-keersgeneratie zullen zijn, in alle drie scenario’s van de uitvoeringsalternatieven.

Om de verkeersgeneratie in beide scenario’s te beperken, wordt aanbevolen om het aantal bedrijven binnen het lokaal bedrijventerrein te beperken. Hiervoor kan een minimale oppervlakte van een bedrijfsperceel opgenomen worden, zodat het verka-velen in zeer kleine bedrijfspercelen niet mogelijk is.

Impact op verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid

Omwille van de kleinschaligheid van het bedrijventerrein wordt in het RUP niet voor-zien om één gebundelde in- en uitrit te voorzien voor het bedrijventerrein. Dit heeft echter weinig invloed op de verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid in de omge-ving. Het feit dat in het RUP voorschriften worden voorzien die de verkeersgeneratie van het bedrijventerrein beperken is het belangrijkste in functie van verkeerveilig-heid en verkeersleefbaarheid.

Door dit RUP wordt er geen dus impact op de verkeersveiligheid en de verkeers-leefbaarheid verwacht.

1.2.3.5 Conclusie + aanbevelingen (remediërende maatregelen)

Rekening houdend met de voorziene maatregelen:

– Voorzien van slechts een beperkte oppervlakte per bedrijf in functie van toonzaal en kantoren

– Verbod op louter kleinhandel op een lokaal bedrijventerrein

– Verbod op sterk vervoersgenererende bedrijven zoals logistieke- en distributie-bedrijven.

kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de dis-cipline mobiliteit te verwachten zijn, voor zowel scenario 1, scenario 2 als scenario 3.

Verder wordt volgende aanbeveling gegeven met betrekking tot de discipline mobili-teit:

– Door een minimale oppervlakte per bedrijfskavel op te nemen, wordt het aantal toegelaten bedrijven binnen de zone beperkt, waardoor ook de dynamiek van de zone beperkter kan gehouden worden.

1 PlanMER-screening – verzoek tot raadpleging

Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 31

1.2.4 beoordeling discipline fauna en flora

1.2.4.1 studiegebied

In eerste instantie vormt het onderzoeksgebied het studiegebied. Wel worden even-tuele relaties met de nabije omgeving meegenomen.

1.2.4.2 Referentiesituatie

Voor de referentiesituatie wordt verwezen naar 1.1.7 op pg. 26 en naar de beschrij-ving van de bestaande bedrijven in DEEL 1-4.2 op pg. 11.

Voor de beoordeling van de effecten op fauna en flora, wordt verwezen naar de randvoorwaarden voor deze discipline die eerder beschreven werden (zie DEEL 1-4.1.2op blz. 6 en DEEL 1-4.1.2 op blz.9).

1.2.4.3 Analyse van ingrepen – effecten

Ingrepen

Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten:

– Uitbreiding van bestaande bebouwing en verharding binnen referentiesituatie

– Uitbreiding van bestaande bebouwing en verharding buiten de grenzen van KMO-zone

– Bestendigen van de bedrijfsactiviteiten

– Wonen

– Verkeersafwikkeling

– Aanleggen van groenbuffer

Effecten

Met betrekking tot de discipline fauna en flora kunnen bijgevolg volgende mogelijke significante effecten verwacht worden:

– direct biotoopverlies door ruimtebeslag

– barrièrewerking, aantasting van de ecologische verbindingen en de ecologische infrastructuur

– verstoring van ecologische basiskwaliteit voor fauna door toename van geluids-hinder

– verstoring van ecologische basiskwaliteit voor fauna door toename van lichthin-der

– eutrofiëring

1.2.4.4 Beoordeling van de effecten

Direct biotoopverlies door ruimtebeslag

Het onderzoeksgebied neemt ruimte in beslag die in de referentiesituatie deels voor landbouwdoeleinden en deels voor bedrijvigheid is bestemd. Binnen landbouwge-bied en KMO-zone (referentiesituatie) zijn er geen garanties voor fauna en flora. In het onderzoeksgebied zelf komen geen bijzondere natuurwaarden voor.

Door het RUP kan bijkomende bebouwing en verharding worden gerealiseerd. Rondom het bedrijventerrein (met uitzondering van de zijde langs de Heerbaan, ten opzichte van de open ruimte, wordt echter een groenbuffer voorzien, zodat de po-tentiële natuurwaarden in de omgeving niet aangetast kunnen worden. Op deze manier is er geen direct biotoopverlies door ruimtebeslag te verwachten op de be-staande natuurwaarden in de omgeving.

Barrièrewerking, aantasting van de ecologische verbindingen en de ecolo-gische infrastructuur

Het onderzoeksgebied maakt deel uit van een openruimtegebied met weinig bijzon-dere natuurwaarden. Het onderzoeksgebied is nu slechts weinig gebufferd ten op-zichte van de open ruimte. Enkel in het zuiden van het onderzoeksgebied is reeds een gedeeltelijke groenbuffer aanwezig in de vorm van een haag en een bomenrij. Het onderzoeksgebied oefent geen rol uit in de ecologische infrastructuur van de gemeente. Door de groenbuffer die voorzien wordt rondom het bedrijventerrein en dit aan te leggen met inheemse, streekeigen soorten, kan de groenbuffer als een soort stapsteen tussen de natuurgebieden worden gebruikt. Deze groenbuffer kan hierdoor deze een meerwaarde betekenen naar natuur in de omgeving. Er worden in vergelijking met de referentiesituatie geen significante effecten verwacht op de ecologische verbindingen en de ecologische infrastructuur. Ook met betrekking tot barrièrewerking wordt er geen negatief effect verwacht.

Verstoring van ecologische basiskwaliteit voor fauna door toename van ge-luidshinder

Geluidshinder is een effect op fauna dat veroorzaakt wordt door de activiteiten bin-nen het onderzoeksgebied. De geluidsproducerende activiteiten van een bedrijven-terrein bestaan vooral in het af- en aanrijden van gemotoriseerd vervoer. Ook even-tuele productieactiviteiten kunnen geluidshinder geven. Indien de maatregelen met betrekking tot mobiliteit gevolgd worden (zie hoger) en indien er in de stedenbouw-kundige voorschriften opgelegd wordt dat de activiteiten geen hinder (met inbegrip van geluidshinder) mogen genereren naar de omgeving en dat geluidsproducerende activiteiten steeds binnen moeten plaatsvinden in akoestisch geïsoleerde ruimten,

DEEL 2 BIJLAGEN

32 IOK plangroep Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging

dan wordt er geen significante geluidshinder verwacht door het RUP. Het RUP biedt zelfs meer garanties op een beperking van geluidshinder dan de referentiesituatie.

In de omgeving zijn bovendien geen soorten gekend die gevoelig zijn voor geluids-hinder, waardoor hiervoor geen effect verwacht wordt door opmaak van het RUP.

Verstoring van ecologische basiskwaliteit voor fauna door toename van licht-hinder

Lichthinder kan potentieel directe effecten hebben op fauna. Lichthinder kan een afname van populaties door barrièrewerking veroorzaken. Ook het broed- en foera-geergedrag kunnen gewijzigd worden.

Om potentiële lichthinder te vermijden, is het wenselijk om de verlichting te beper-ken tot gerichte verlichting die slechts gebruikt wordt indien strikt noodzakelijk. Op deze manier kan de lichthinder naar de omgeving worden beperkt en wordt er geen significant effect verwacht ten opzichte van de referentiesituatie.

Er zijn echter geen lichtgevoelige soorten gekend in de onmiddellijke omgeving.

Eutrofiëring

Door toepassing van de milieureglementering i.v.m. lozingen kan ervan worden uitgegaan dat er geen indirecte impact van eutrofiëring kan ontstaan voor fauna en flora.

1.2.4.5 Conclusie + aanbevelingen (remediërende maatregelen)

Rekening houdend met de voorziene maatregelen:

– Voorzien van een groenbuffer tussen het bedrijventerrein en de open ruimte

– Voorzien van een groenbuffer met inheemse, streekeigen soorten

en bijkomende maatregelen:

– Geen activiteiten toelaten die hinderlijk kunnen zijn voor de omgeving, met inbe-grip van geluidshinder

– Geluidsproducerende activiteiten dienen steeds binnen te worden uitgevoerd in akoestische afgesloten ruimten.

– enkel verlichting toelaten indien het gaat om gerichte verlichting die enkel ge-bruikt wordt indien dit strikt noodzakelijk is.

kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de dis-cipline fauna en flora te verwachten zijn.

1.2.5 beoordeling discipline mens

1.2.5.1 Studiegebied

In eerste instantie vormt het onderzoeksgebied het studiegebied. Wel worden even-tuele relaties met de nabije omgeving meegenomen:

– woningen in de onmiddellijke omgeving

1.2.5.2 Referentiesituatie

Voor de referentiesituatie wordt verwezen naar 1.1.7 op pg. 26 en naar de beschrij-ving van de bestaande bedrijven in DEEL 1-4.2 op pg. 11.

Voor de beoordeling van de effecten op fauna en flora, wordt verwezen naar de randvoorwaarden voor deze discipline die eerder beschreven werden (zie DEEL 1-4.1.4 op blz. 6 en DEEL 1-4.1.4 op blz.9).

1.2.5.3 Analyse van ingrepen – effecten

Ingrepen

Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten:

– Behoud bestaande bebouwing en verharding

– Uitbreiding van bestaande bebouwing en verharding binnen referentiesituatie

– Uitbreiding van bestaande bebouwing en verharding buiten de grenzen van KMO-zone

– Bestendigen van de bedrijfsactiviteiten

– Wonen

– Verkeersafwikkeling

– Aanleggen van groenbuffer

Effecten

Met betrekking tot de discipline mens kunnen bijgevolg volgende mogelijke signifi-cante effecten verwacht worden:

– Wijziging grondgebruik met mogelijke gevolgen voor huidige gebruikers: ver-lies/winst aan functies

– Impact op herbevestigd agrarisch gebied (HAG)

– Wijziging leefkwaliteit en omgevingskwaliteit

1 PlanMER-screening – verzoek tot raadpleging

Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 33

– Verstoring door visuele hinder en lichthinder

– Verstoring door geluidshinder en geurhinder

– Veiligheidsrisico’s

1.2.5.4 Beoordeling van de effecten

Wijziging grondgebruik met mogelijke gevolgen voor huidige gebruikers: ver-lies/winst aan functies

In de referentiesituatie is het bestaande bedrijventerrein deels zone-eigen (KMO-zone) en deels zonevreemd in landbouwgebied gelegen. Het bedrijventerrein dat in het RUP zal worden vastgelegd is ofwel reeds zone-eigen gelegen ofwel zone-vreemd met bestaande vergunde bedrijven of als uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande bedrijven binnen een zone die in gebruik is als hobby-landbouw.

In theorie gaat er wel een stuk agrarisch gebied verloren. In de praktijk betekent dit echter dat er geen nieuw agrarisch gebied wordt ingenomen, ook al wordt er een gedeelte agrarisch gebied herbestemd naar bedrijvenzone door het RUP. Het agra-risch gebied dat wordt ingenomen is ofwel ingenomen door bestaande vergunde bedrijven of is in gebruik in functie van hobby-landbouw. Het gaat dus niet om de inname van professionele landbouwpercelen.

Door het RUP wordt het mogelijk dat in de bestaande, deels zonevreemde bedrijven ook een bedrijfswoning kan komen. In het RUP zullen daar regels voor opgelegd worden. In functie van de huidige gebruikers van het bedrijventerrein betekent dit een meerwaarde, gezien dit de veiligheid en de werkbaarheid van het lokaal bedrij-venterrein bewerkstelligt. Deze eventuele bijkomende woongelegenheden beteke-nen echter geen verdere inname van open ruimte, maar zullen enkel kunnen binnen het bedrijventerrein (in de verschillende scenario’s).

Er treden aldus geen significante wijzigingen op met betrekking tot grondgebruik, waardoor geen significante effecten verwacht kunnen worden hieromtrent.

Impact op herbevestigd agrarisch gebied (HAG)

De impact op HAG wordt beschreven cf. omzendbrief RO/2010/01

– Onderzoek naar alternatieve locaties

Het voorliggende RUP wordt opgemaakt om een oplossing te bieden aan een zeer specifieke situatie die hier ter plaatse gegroeid is. Deze bedrijvenzone werd bestendigd in het GRS en er werden ontwikkelingsperspectieven voor geboden in de bindende bepalingen. Om deze reden is het in overweging nemen van al-ternatieve locaties (ofwel herlokalisatie van bestaande bedrijven) hier niet aan de orde.

– Onderzoek naar de ruimtelijk-functionele samenhang van de agrarische struc-tuur

Binnen het onderzoeksgebied zijn reeds geruime tijd geen professionele agrari-sche activiteiten aanwezig. De ruimte wordt wel nog deels gebruikt in functie van privé-paardenhouderij en hobby-landbouw. Een herbestemming van het zone-vreemde deel van deze zone naar bedrijvigheid betekent dus geen verlies aan actieve landbouwpercelen. Een verdere uitbreiding naar het actief landbouwge-bied wordt in dit RUP niet doorgevoerd. De ruimtelijk-functionele samenhang van de agrarische structuur wordt dus niet aangetast door het RUP. Het onder-zoeksgebied sluit bovendien aan bij een bebouwde omgeving. Ten noorden van het onderzoeksgebied zijn aaneengesloten landbouwpercelen gelegen. Deze worden niet aangetast door het RUP in vergelijking met de referentiesituatie.

– Onderzoek naar flankerende maatregelen

Het grootste gedeelte van de infrastructuur binnen het RUP is vergund. In het kader van vergunde gebouwen/activiteiten is er een beleidsmarge voorzien. Het voorzien van flankerende maatregelen is hier dus niet aan de orde.

Verstoring door visuele hinder en lichthinder

In de referentiesituatie is het mogelijk dat er nog bijkomende bebouwing komt in functie van bedrijvigheid. Een aantal bedrijven heeft in de referentiesituatie moge-lijkheden om naar achter uit te breiden binnen de juridische voorraad. Door de op-maak van het RUP is er eveneens mogelijkheid tot voorzien van bijkomende be-bouwing:

– In scenario 1 komt dit neer op de invulling van de juridische voorraad en geeft dit geen wijzigingen ten opzichte van de referentiesituatie.

– In scenario 2 zijn er meer bebouwingsmogelijkheden tov de referentiesituatie.

– In scenario 3 zijn er meer bebouwingsmogelijkheden tov de referentiesituatie, maar beperkter dan in scenario 2.

In het RUP wordt een groenbuffer voorzien rondom het bedrijventerrein (met uitzon-dering van de zijde langs de Heerbaan), waardoor de toename van bebouwing geen bijkomende visuele hinder zal opleveren ten opzichte van de omgeving. Alhoewel de bedrijvenzone geïsoleerd is gelegen, zijn nog enkele clusters met bewoning en landbouwbedrijven in de onmiddellijke omgeving gelegen, waardoor het geheel niet als storend in een open landschap kan ervaren worden, zowel in scenario 1, scena-rio 2 als scenario 3.

Om potentiële lichthinder te vermijden, is het wenselijk om de verlichting te beper-ken tot gerichte verlichting die slechts gebruikt wordt indien strikt noodzakelijk. Op deze manier kan de lichthinder naar de omgeving worden beperkt en wordt er geen significant effect verwacht ten opzichte van de referentiesituatie.

DEEL 2 BIJLAGEN

34 IOK plangroep Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging

Verstoring door geluidshinder en geurhinder

De geluidsproducerende activiteiten van een bedrijventerrein bestaan vooral in het af- en aanrijden van gemotoriseerd vervoer. Ook eventuele productieactiviteiten kunnen geluidshinder geven. Indien de maatregelen met betrekking tot mobiliteit gevolgd worden (zie hoger) en indien er in de stedenbouwkundige voorschriften opgelegd wordt dat de activiteiten geen hinder (met inbegrip van geluidshinder) mogen genereren naar de omgeving en dat geluidsproducerende activiteiten steeds binnen moeten plaatsvinden in akoestisch geïsoleerde ruimten, dan wordt er geen significante geluidshinder verwacht door het RUP. Het RUP biedt zelfs meer garan-ties op een beperking van geluidshinder dan de referentiesituatie.

In vergelijking met de referentiesituatie wordt er geen significant effect met betrek-king tot geurhinder verwacht.

Wijziging leefkwaliteit en omgevingskwaliteit

Wijzigingen in de leefkwaliteit en de omgevingskwaliteit zullen hoofdzakelijk veroor-zaakt worden de toename van hinder (visueel, licht, geluid, geur). Aangezien de hinder door de bedrijfsactiviteiten die in het RUP voorzien worden zeer beperkt blijven, wordt er geen effect op de leefkwaliteit en de omgevingskwaliteit verwacht in vergelijking met de referentiesituatie.

Veiligheidsrisico’s

Ter uitvoering van artikel 12 van de SEVESO II-richtlijn dient in het beleid inzake ruimtelijke ordening rekening gehouden te worden met de noodzaak om op lange-termijnbasis voldoende afstand te laten bestaan tussen SEVESO-inrichtingen en aandachtsgebieden.

Het RUP voorziet in het onderzoeksgebied geen SEVESO-inrichtingen. Het onder-zoeksgebied is ook niet in een aandachtsgebied gelegen. De opmaak van een RVR is bijgevolg niet noodzakelijk voor dit RUP.

1.2.5.5 Conclusie + aanbevelingen (remediërende maatregelen)

Rekening houdend met de voorziene maatregelen:

– Voorzien van een groenbuffer tussen het bedrijventerrein en de open ruimte

– Niet-toelaten van SEVESO-bedrijven binnen het plangebied

en bijkomende maatregelen:

– enkel verlichting toelaten indien het gaat om gerichte verlichting die enkel ge-bruikt wordt indien dit strikt noodzakelijk is.

– Geen activiteiten toelaten die hinderlijk kunnen zijn voor de omgeving, met inbe-grip van geluidshinder en geurhinder

– Geluidsproducerende activiteiten dienen steeds binnen te worden uitgevoerd in akoestische afgesloten ruimten.

kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de dis-cipline mens te verwachten zijn.

1.2.6 Beoordeling discipline erfgoed en landschap

1.2.6.1 Studiegebied

In eerste instantie vormt het onderzoeksgebied het studiegebied. Het omliggende agrarisch gebied en de gebouwenclusters in de omgeving van de Sint-Lenaartsesteenweg, worden ook nog bij het studiegebied gerekend.

1.2.6.2 Referentiesituatie

Voor de referentiesituatie wordt verwezen naar 1.1.7 op pg. 26 en naar de beschrij-ving van de bestaande bedrijven in DEEL 1-4.2 op pg. 11.

Voor de beoordeling van de effecten op erfgoed en landschap, wordt verwezen naar de randvoorwaarden voor deze discipline die eerder beschreven werden (zie DEEL 1-4.1.3 op blz. 6 en DEEL 1-4.1.3 blz.9).

1.2.6.3 Analyse van ingrepen – effecten

Ingrepen

Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten:

– Behoud bestaande bebouwing en verharding

– Uitbreiding van bestaande bebouwing en verharding binnen referentiesituatie

– Uitbreiding van bestaande bebouwing en verharding buiten de grenzen van KMO-zone

– Aanleggen van groenbuffer

Effecten

Met betrekking tot de disciplines landschap en erfgoed kunnen bijgevolg volgende mogelijke significante effecten verwacht worden:

– inpasbaarheid in de landschappelijke omgeving

1 PlanMER-screening – verzoek tot raadpleging

Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging IOK plangroep 35

– invloed op de open ruimte

– invloed op de landschapsbeleving (visueel/ruimtelijk)

– invloed op het waardevol onroerend erfgoed en archeologisch erfgoed

1.2.6.4 Beoordeling van de effecten

Inpasbaarheid in de landschappelijke omgeving en invloed op de open ruimte

Het bedrijventerrein is geïsoleerd gelegen in een openruimtegebied. Het bedrijven-terrein ligt wel op korte afstand van de Sint-Lenaartsesteenweg waar groepen van verschillende soorten van bebouwing voorkomen. Ook in de andere omliggende straten komen bebouwingsclusters voor te midden van het agrarisch gebied.

De mogelijkheden voor bebouwing/verharding die in het RUP geboden worden, betekent in het oosten van het plangebied een (beperkte) mogelijke uitbreiding in de openruimte in vergelijking met de bestaande toestand. Afhankelijk van de keuze tussen scenario 1, scenario 2 of scenario 3 kan meer of minder bebou-wing/verharding voorzien worden. Welk scenario wordt gekozen in het RUP is onaf-hankelijk aan het voorzien van een groenbuffer rondom het plangebied, behalve aan de Heerbaan.

Indien voor scenario 2 wordt gekozen, is de inname van de open ruimte groter dan indien voor scenario 1 of scenario 3 wordt gekozen. Echter, welke van de scenario’s ook gekozen wordt, het gaat om de inname van percelen die nu in gebruik zijn in functie van paardenweides/dressuurpistes in gebruik door de eigenaars van voorlig-gende percelen. Het gaat dus niet om de inname van actief landbouwgebied.

Naar inpassing in de landschappelijke omgeving dient steeds te worden gestreefd naar een zo compact mogelijke inpassing en een zuinig ruimtegebruik.

Indien het RUP wordt ingevuld cf scenario 2 of scenario 3, kan de gebouwencluster verder worden opgevuld buiten de juridische voorraad. Maar doordat er rondom het plangebied, behalve aan de Heerbaan een buffer wordt voorzien, blijft het geheel wel inpasbaar in de landschappelijke omgeving. Indien de inrichting van het terrein compact kan gebeuren, met inbegrip van zuinig ruimtegebruik wordt de invloed van het RUP op de open ruimte beperkt.

Invloed op de landschapsbeleving (visueel/ruimtelijk)

De bijkomende bebouwing en verharding sluit morfologisch aan bij het bebouwde geheel in de gebouwencluster. Achter deze bijkomende en de bestaande bebou-wing en verharding, wordt in het RUP een groenbuffer voorzien. Indien deze groen-buffer een bijdrage levert tot de landschappelijke inpassing, wordt er geen signifi-cante invloed verwacht op de landschapsbeleving.

Invloed op het waardevol onroerend erfgoed en archeologisch erfgoed

Er is geen waardevol onroerend erfgoed of archeologisch erfgoed in de onmiddellij-ke omgeving gekend dus wordt er door dit RUP geen invloed op het waardevol onroerend erfgoed en het archeologisch erfgoed verwacht.

1.2.6.5 Conclusie + aanbevelingen (remediërende maatregelen)

Rekening houdend met de voorziene maatregelen:

– Voorzien van een groenbuffer tussen het bedrijventerrein en de open ruimte

– Voorzien van beperkte uitbreidingsmogelijkheden met een harde grens naar de open ruimte

en bijkomende maatregelen:

– Bij het aanvragen van een stedenbouwkundige vergunning binnen het plange-bied, dient steeds te worden aangetoond dat een zuinig ruimtegebruik gehan-teerd wordt en dat de inrichting zo compact mogelijk gebeurd.

kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de dis-cipline landschap en erfgoed te verwachten zijn.

1.3 Algemene conclusie

Dit RUP wordt opgemaakt om het bestaande bedrijventerrein aan de Heerbaan, zoals voorzien op het gewestplan te verduidelijken en aan te passen op een be-staande (vergunde) toestand en om bestaande bedrijven uitbreidingsmogelijkheden te bieden door het vormen van een terrein in functie van lokale bedrijvigheid. Door het RUP wordt duidelijkheid geboden met betrekking tot de bestemming op perceel-sniveau. In het oosten van het plangebied wordt in het RUP de mogelijkheid gebo-den tot uitbreiding van bebouwing en verharding. In het RUP zal een keuze gemaakt worden tussen drie scenario’s:

– een minimaal scenario (scenario 1) wat voornamelijk de invulling van de juridi-sche voorraad is

– het maximale scenario (scenario 2) waarbij de bedrijven grotere uitbreidingsmo-gelijkheden krijgen en één aaneengesloten blok lokaal bedrijventerrein wordt ge-creëerd.

– het scenario 3 dat tussen het minimaal en maximaal scenario gelegen is die slechts voor één bedrijf bijkomende ruimte buiten de juridische voorraad voor-ziet. Het geheel is na volledige uitvoering ook een aaneengesloten blok.

DEEL 2 BIJLAGEN

36 IOK plangroep Rijkevorsel – RUP lokaal bedrijventerrein Heerbaan – verzoek tot raadpleging

In het noordelijk gedeelte van het plangebied worden de bestaande, vergunde ge-bouwen bij in het bedrijventerrein opgenomen. Rondom het geheel wordt een groenbuffer voorzien.

De invulling van de verschillende scenario’s geeft soms een andere impact. Op basis van de beoordeling van de milieueffecten voor de verschillende relevante disciplines en rekening houdend met de per discipline voorziene milderende maat-regelen en aanbevelingen, kan echter geconcludeerd worden dat geen aanzienlijke milieueffecten verwacht worden t.o.v. de referentiesituatie.

2 Kaarten/plannen

2.1 Plan bestaande toestand

Zie plan in bijlage bij dit RUP

2.2 Basiskaarten

Volgende basiskaarten worden toegevoegd in bijlage:

– situering topokaart met plancontour

– orthofoto met plancontour

– bestemmingen

– sectoraal-juridische context

– fysisch systeem

– watertoetskaart

– landbouwgebruik

– vegetatiekaart

– landschap en erfgoed: landschapsatlas + bouwkundig erfgoed

RUP Heerbaan – Rijkevorsel – kaarten ruimtelijke context

ZV Bedrijven Rijkevorsel – bijlagen IOK plangroep

Kaart bestemmingen

Kaart sectoraal juridische context

RUP Heerbaan – Rijkevorsel – kaarten ruimtelijke context

ZV Bedrijven Rijkevorsel – bijlagen IOK plangroep

Kaart fysisch systeem - bodem

Kaart fysisch systeem - water

RUP Heerbaan – Rijkevorsel – kaarten ruimtelijke context

ZV Bedrijven Rijkevorsel – bijlagen IOK plangroep

Vegetatiekaart

Kaart landbouwgebruik

RUP Heerbaan – Rijkevorsel – kaarten ruimtelijke context

ZV Bedrijven Rijkevorsel – bijlagen IOK plangroep

Orthofoto

Topografische kaart

RUP Heerbaan – Rijkevorsel – kaarten ruimtelijke context

ZV Bedrijven Rijkevorsel – bijlagen IOK plangroep

Landschap en erfgoed

4

4

2

inritH

eerb

aan

parking

woning

hobbyplaatsold-timers

loods chappe-bedrijf

weide

tuin

tuin

inrit

inrit

weide

dressuurweide

akker

akker

bos

paardenstal

opslag

parking

burelen

werkhal

73H

73E

75M

66E

771Y

771T

770C

773B

771V

773C

771Z

773A

771S

769C

772C

771W

762A

13

6

5

moestuin

weide

tuinpaardenpiste

woning

stallen

akker

serre

Ambachtelijke bedrijven en kmo'sAgrarisch gebied

bestandslokatie schaal getekend datum faseKempen

www.iok.be

B-2440 Geel014-58 97 22014-58 09 91

Antwerpseweg 1

[email protected] F

voor deOntwikkelingsmaatschappijIntercommunale

KIOGEMEENTE RIJKEVORSEL

RUP HEERBAANG:\RIJKEVORSEL\350118\350118_BT_02.dwg - AD oktober 2012 -

Dit plan werd opgemaakt m.b.v. orthofoto's, GRB en kadasterplannen. De afmetingen en oppervlakten zijn slechts benaderend.

L. RAESir. S. SNEYERSRuimtelijk Planner Ruimtelijke Planner

DE RUIMTELIJKE PLANNERS

PLAN 'feitelijke en juridische toestand'

RUP - INVENTARIS VERGUNNINGSTOESTAND

nr omschrijving datum goedk. ref Arohm

2 het bouwen van een bedrijfsgebouw 25-03-1997 374.343

ref gemeente

3082

toegang

houtenafsluiting

berm

LEGENDE FEITELIJKE TOESTAND

kadastrale perceelsgrens

woning

grens RUP 'Heerbaan'

1 opnamepunt foto

vergunningstoestand (zie tabel)

bos

Plangebied is deels gelegen in ruilverkaveling Sint-Lenaarts.

Oppervlakte plangebied : 21a 21ca

afsluitinghaagafsluiting

Plan overeenkomstig terreinbezoek d.d. 15 en 18 maart 2011.

loofboom

tuin

4 het bouwen van een premiewoning + varkensstal 17-12-1968 69.261 1762

verharde weg (openbaar karakter)

verharding niet waterdoorlatend (privaat karakter)verharding waterdoorlatend (privaat karakter)

5 bouwen van een kweekvarkensstal 17-06-1966 - 1519

6 verbouwingswerken aan bestaande woning 20-03-1979 - 3243

Meter0 10 20 30 40 505

Bron: Gewestplan, raster 2011, Vlaamse Overheid - Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed

Bron: Digitale versie van de Orthofoto's, middenschalig, kleur, provincie Antwerpen opname april 2010 (AGIV), AGIV & provincie Antwerpen

Bron: CADMAP 2012 (AGIV - FOD Financiën A.A.P.D.)

Bron: GRB Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen

1 het bouwen van een opslagplaats 21-02-1978 -

5612

61593 uitbreiding van een bestaande bedrijfsruimte 08-08-2001 -

zandwater / gracht

akker

onverharde terrein bergplaats, open loods

-7 ---