RUP ‘GROTE HEIDE, BONHEIDEN · 2017-01-23 · 2 RUP Grote Heide SCRPL15203 Plan-MERscreening:...
Transcript of RUP ‘GROTE HEIDE, BONHEIDEN · 2017-01-23 · 2 RUP Grote Heide SCRPL15203 Plan-MERscreening:...
1
RUP ‘GROTE HEIDE, BONHEIDEN SCRPL15203
Plan-MER Screening – Verzoek tot Plan-MER ontheffing
12 januari 2016
2
RUP Grote Heide
SCRPL15203
Plan-MERscreening: Verzoek tot plan-MER ontheffing
12 januari 2016
Opdrachtgever
Gemeente Bonheiden
Waversesteenweg 13
2820 Bonheiden
Contactpersoon
Martine De Wandeleer, [email protected]
Opdrachthouder
IGEMO
Schoutetstraat 2
2800 Mechelen
Contactpersoon
Katrien De Mets, [email protected]
3
INHOUD
1. TERMINOLOGIE 5
2. PLANNINGSINITIATIEF: RUP ‘Grote Heide’, BONHEIDEN 6
2.1. Aanleiding tot opmaak van het RUP 6
2.2. Situering en afbakening plangebied 6
2.3. Doelstelling, reikwijdte en detaillering van het plan 8
2.3.1. Doelstelling 8
2.3.2. Reikwijdte 8
2.3.3. Detailleringsgraad 8
3. MER-SCREENINGSPLICHT 9
3.1. Onderzoek Plan-MER-plicht 9
3.1.1. Kenmerken van het project 10
3.1.2. Plaats van het project 10
3.1.3. Kenmerken van het potentiële effect 11
3.2. Onderzoek Passende beoordeling 11
3.3. Onderzoek naar mogelijke milieueffecten 12
3.3.1. Doelstelling 12
3.3.2. Referentiesituatie 12
3.3.3. Disciplines 12
4. TOELICHTING PLANGEBIED 16
4.1. Bestaande toestand 16
4.2. Water 18
4.2.1. Vlaamse Hydrologische Atlas 18
4.2.2. Watertoets 19
4.2.3. Signaalgebieden 20
4.2.4. Zoneringsplan 20
4.2.5. Bodem- en wateronderzoek woonproject ‘Grote Heide’ te Bonheiden 21
4.3. Fauna en flora 21
4.3.1. Biologische waardering (BWK versie 2013) 21
4.4. Landschap en erfgoed 26
4.4.1. Onroerend erfgoed 26
4.4.2. Provinciale landschapskaart 27
4
4.4.3. Archeologie 28
4.5. Mobiliteit 28
4.5.1. Wegencategorisering 28
4.5.2. Atlas der buurtwegen 29
4.5.3. Trage wegen 30
4.6. Bodem 30
4.7. Luchtkwaliteit 33
5. TOELICHTING RUP 34
5.1. Projectdefinitie Grote Heide 34
5.2. Ontwerpend onderzoek Grote Heide 34
5.2.1. Ruimtelijke concepten 34
5.2.2. Globaal inrichtingsplan 36
5.3. RUP Grote Heide 37
6. BESCHRIJVING MOGELIJKE MILIEUEFFECTEN 40
6.1. Juridische toestand en autonome ontwikkeling 40
6.1.1. Vergunningstoestand 40
6.1.2. Autonome ontwikkeling 40
Atlas woonuitbreidingsgebieden 40
6.2. Beschrijving milieufactoren 40
6.2.1. Effecten op de mens 40
6.2.2. Effecten op de mobiliteit 41
6.2.3. Effecten op het water 42
6.2.4. Effecten op de bodem 45
6.2.5. Licht-, geluid- en trillingshinder 46
6.2.6. Effecten op het landschap en cultureel erfgoed en archeologie 47
6.2.7. Effecten op de fauna en flora 48
7. CONCLUSIE 51
7.1. Cumulatieve effecten ten gevolge van het RUP 51
7.2. Grensoverschrijdende effecten 51
7.3. Milieueffecten 51
5
1. TERMINOLOGIE
Plangebied: Het totale te herbestemmen gebied dat in het RUP wordt opgenomen, omsloten door de
Berentrodedreef, Eisenhowerlaan, Gemeenteheide en Grote Heidestraat. Het plangebied omvat het
woonuitbreidingsgebied ‘Grote Heide’, dat werd verruimd met eraan grenzende kavels met een bestemming
woongebied die voor hun ontsluiting afhankelijk zijn van de herbestemming van het woonuitbreidingsgebied.
Woonprojectzone: De woonprojectzone is, naast het woongebied, een bestemming binnen het plangebied.
Het gebied omvat de onbebouwde percelen, gelegen in het woonuitbreidingsgebied Grote Heide, dewelke na
de definitieve goedkeuring van het RUP verder ontwikkeld zullen worden.
Studiegebied: Het ‘studiegebied’ betreft het voor een welbepaalde studie (bv. mobiliteitsstudie,
bodemonderzoek,…) afgebakende gebied.
6
2. PLANNINGSINITIATIEF: RUP ‘Grote Heide’, BONHEIDEN
2.1. Aanleiding tot opmaak van het RUP
De gemeenteraad van Bonheiden besliste op. 25 mei 2012 over te gaan tot de opmaak van een RUP voor de
site ‘Grote Heide’. De opmaak van dit RUP kadert in de uitvoering van het Gemeentelijk Ruimtelijk
Structuurplan Bonheiden.
Voor de ontwikkeling van het binnengebied Grote-Heidestraat-Eisenhowerlaan wordt allereerst een
projectdefinitie opgemaakt dewelke een basis zal vormen voor de uitwerking van het masterplan en definitieve
RUP.
Het RUP geeft uitvoering aan volgend actiepunten uit de bindende bepalingen van het gemeentelijk ruimtelijk
structuurplan:
- De gemeente maakt een structuurschets op voor de site Grote Heide met het oog op een kwalitatieve
ontwikkeling van het woonuitbreidingsgebied.
Aandachtspunten hierbij zijn:
Het creëren van een kwalitatief woonmilieu, rekening houdend met de aanwezige groenstructuur.
Het integreren van de waterloop
Het vervolledigen en het opwaarderen van het netwerk van trage wegen.
- De gemeente beschouwt het binnengebied Grote Heidestraat- Eisenhowerlaan als prioritair voor de realisatie
van bijkomende woningen.
- Het voorliggende ruimtelijk uitvoeringsplan zal de krijtlijnen vastleggen voor een kwalitatief hoogstaand,
eigentijds en duurzaam woonproject.
Figuur 1 Site ‘Grote Heide’, gezien vanaf de Grote Heidestraat (24/07/2015)
2.2. Situering en afbakening plangebied
Het gebied ‘Grote Heide’ ligt ten oosten van de kern van Bonheiden. Het betreft een groot binnengebied
gelegen tussen de ‘Rijmenamseweg, de Berentrodedreef, de Oude Kasteellaan en de Eisenhowerlaan.
7
Figuur 2 Orthofoto, situering plangebied
Het plangebied omvat het woonuitbreidingsgebied ‘Grote Heide’, dat werd verruimd met eraan grenzende
kavels met een bestemming woongebied. Deze zijn voor de ontsluiting afhankelijk van de herbestemming van
het woonuitbreidingsgebied, zoals weergegeven in onderstaande figuur.
Het plangebied heeft een oppervlakte van ruim 9ha.
Het plangebied wordt ten oosten, noorden en westen geflankeerd door eengezinswoningen. Ten zuidoosten
van het projectgebied, aan de overzijde van de Eisenhowerlaan ligt een recreatiegebied met voetbal- en
tennisterreinen.
Figuur 4 Orthofoto, plangebied Grote Heide
Mechelen
Bonheiden
Grote Heide
Figuur 3 Afbakening plangebied, contour RUP (obv GRB & interpretatie gewestplan)
8
2.3. Doelstelling, reikwijdte en detaillering van het plan
2.3.1. Doelstelling
Het RUP ‘Grote Heide’ beoogt de ordening van het binnengebied ‘Grote Heide’ thans grotendeels bestemd
als woonuitbreidingsgebied en verder als woongebied, met het oog op de ontwikkeling van bijkomend
woonaanbod in dit gebied waarbij een verweving van wonen en groen wordt nagestreefd.
Het gemeentebestuur heeft de expliciete wens om een betaalbaar woonaanbod te creëren, mede in uitvoering
van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid van 27 maart 2009.
In een gemeenteraadsbeslissing van 28 mei 2008 werd besloten om te streven naar een maximale toepassing
van duurzaam CO2-arm bouwen.
2.3.2. Reikwijdte
Het RUP heeft betrekking op een deel van de percelen gelegen aan de Berentrodedreef en de
Eisenhowerlaan. Het RUP Grote Heide omvat alle percelen dewelke, deels of volledig gelegen zijn in het
woonuitbreidingsgebied, omsloten door de bebouwing en tuinen gelegen langsheen de Berentrodedreef,
Gemeenteheide, Eisenhowerlaan, Grote Heidestraat. Daarnaast heeft het RUP Grote Heide ook betrekking
op een aantal percelen dewelke voor de ontsluiting afhankelijk zijn voor de ontwikkeling van het
woonuitbreidingsgebied. Het RUP Grote Heide bestrijkt een oppervlakte van 9,12 ha.
2.3.3. Detailleringsgraad
Het RUP zal voorzien in twee bestemmingszones die ressorteren onder de gebiedscategorie wonen. Er zal
een woonprojectzone (6,35 ha) worden afgebakend die wordt voorzien van specifieke inrichtingsvoorschriften.
Delen van percelen, gelegen in het woonuitbreidingsgebied, die aansluiten bij het woongebied van de
Berentrodedreef en de Eisenhowerlaan worden herbestemd naar woongebied met algemene voorschriften.
9
3. MER-SCREENINGSPLICHT
3.1. Onderzoek Plan-MER-plicht (wijziging 2.5)
Alle ruimtelijke uitvoeringsplannen vallen onder de definitie van plan of programma volgens het D.A.B.M.
Ruimtelijke uitvoeringsplannen vormen het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project en
vallen dus eveneens onder het toepassingsgebied volgens het D.A.B.M.
De project-m.e.r.-plicht wordt afgetoetst op basis van het besluit van de Vlaamse regering houdende
vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectenrapportage, meer bepaald de
bijlagen I, II en III aan het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004.
Het voorliggende RUP Grote Heide heeft als voornaamste doelstelling de huidige gewestplanbestemming te
wijzigen van woonuitbreidingsgebied naar een woongebied en woonprojectzone met een indicatieve
aanduiding van een parkzone.
Voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan is van rechtswege niet onderworpen aan de plan MERplicht. Het
ruimtelijk uitvoeringsplan vormt geen kader voor de toekenning van een vergunning voor een project
opgesomd in bijlage I of II van het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004, het regelt wel het
gebruik van een klein gebied op lokaal niveau en het heeft betrekking op de ruimtelijke ordening.
Het RUP vormt het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in (rubriek 1d
van) bijlage III, rubriek 1d van de Omzendbrief LNE 2011/1, inzake landbouw, bosbouw en aquacultuur. Dit
betekent dat een screening moet worden uitgevoerd om na te gaan of het RUP een aanzienlijk milieueffect
kan hebben wegens haar aard, omvang of ligging.
Opm: Hierbij dient een vermelding te worden gemaakt van de voorwaarde uitgeschreven onder bijlage II:
“1d.Ontbossing met het oog op de omschakeling naar een ander bodemgebruik voorzover de oppervlakte 3
ha of meer bedraagt en voorzover artikel 87 van het Bosdecreet niet van toepassing is. ” De maximale
oppervlakte van het te ontbossen gebied bedraagt 2,74ha.
(wijziging 2.5)
Naar aanleiding van het advies van ANB betreffende de aanwezigheid van een historisch bos met
kenmerken van een Ferrarisbos wordt in het RUP Grote Heide gestreefd naar een behoud met aangepast
beheer van desbetreffend bos. De maximale oppervlakte van het te ontbossen gebied bedraagt 2,49ha
10
Figuur 5 Maximaal te ontbossen gebied.
Figuur 6 Bijgewerkt maximaal te ontbossen gebied, naar aanleiding van wijziging 2.5
3.1.1. Kenmerken van het project
Het plangebied beslaat een oppervlakte van 9,12ha en zal middels het RUP Grote Heide deels worden
bestemd als woonprojectzone of woongebied, beide ressorterend onder de gebiedscategorie wonen. Binnen
de woonprojectzone wordt een overdruk van de parkzone indicatief aangeduid.
3.1.2. Plaats van het project
Het plangebied van het RUP Grote Heide is gelegen op het grondgebied van Bonheiden.
De afstand tussen het plangebied en het stadscentrum bedraagt ca. 400m. Het gebied is gelegen in het
binnengebied achter de bebouwing langsheen de Rijmenamseweg, Berentrodedreef, Oude Kasteellaan en
Eisenhowerlaan.
3.1.3. Kenmerken van het potentiële effect
±2 500m²
±20 050m²
11
Het gebied in het RUP Grote Heide aangeduid als woongebied wordt in de huidige situatie als dusdanig in
gebruik genomen. Het gebied van de woonprojectzone wordt momenteel in gebruik genomen als bosgebied,
grasland, stortterrein, boomgaard en parking. Binnen het gebied van de woonprojectzone is, naast de
aanwezigheid van een elektriciteitscabine op perceel 300C, geen bebouwing gesitueerd.
Op basis van de voorschriften uitgeschreven voor de woonprojectzone (6,32ha), waarbij wordt gesteld dat de
toegelaten woondichtheid minimaal 15wo/ha en maximaal 30wo/ha inhoudt, kan wordt berekend dat binnen
de woonprojectzone minimaal 95 tot maximaal 190 nieuwe wooneenheden kunnen worden vergund. Uit de
mobiliteitsstudie RUP Grote Heide (door Vectris opgemaakt in februari 2014) wordt geconcludeerd dat een
maximaal programma van 30 woningen/ha geen onaanvaardbare impact heeft op de veiligheid, de
leefbaarheid of de doorstroming in de omgeving.
Het RUP Grote Heide voorziet dat het plangebied meervoudig wordt omsloten om de druk van de
verkeerstoename te verdelen over een aantal straten. Toch is het niet aangewezen het maximale programma
van 30 woningen/ha te realiseren als men rekening houdt met de wijzigingen in de verkeerstromen op lange
termijn. De verwachte problemen in de verschillende circulatiescenario’s op vlak van leefbaarheid, veilighe id
en afwikkeling zijn niet te wijten aan het project Grote Heide, omdat de hoeveelheid gegenereerd verkeer
beperkt blijft. Ze worden wel veroorzaakt door de vergrote en verschoven verkeersstromen ontstaan door de
autonome groei en de realisatie van de R6. Echter deze mobiliteitsstudie gaat uit van berekeningen op basis
van een groter oppervlak plangebied, waarbinnen maximaal 213 wooneenheden worden opgericht, hetgeen
aanzienlijk hoger is dan het huidige maximale scenario van 190 nieuwe wooneenheden.
3.2. Onderzoek Passende beoordeling
Het Decreet Natuurbehoud, Afdeling 3 bis, Artikel 36 § 3, bepaalt dat: “Een vergunningsplichtige activiteit die,
of een plan of programma dat, afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande of voorgestelde
activiteiten, plannen of programma's, een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een
speciale beschermingszone kan veroorzaken, dient onderworpen te worden aan een passende beoordeling
wat betreft de betekenisvolle effecten voor de speciale beschermingszone. (…) De initiatiefnemer is
verantwoordelijk voor het opstellen van de passende beoordeling.”
Het RUP Grote Heide is niet gelegen in of in de onmiddellijke nabijheid van een bijzonder beschermingsgebied
(Vogel- en Habitatrichtlijngebieden). De afstand tot het dichtstbijzijnde bijzonder beschermingsgebied
bedraagt 2.5 km (Habitatrichtlijngebied ‘Bossen van het zuidoosten van de Zandleemstreek’). De passende
beoordeling is bijgevolg niet van toepassing.
3.3. Onderzoek naar mogelijke milieueffecten
Desondanks een aanduiding van een elektriciteitscabine op perceel 300C in het huidige GRB, blijkt dat
tijdens het terreinbezoek van 25/11/2015, deze elektriciteitscabine niet op het terrein aanwezig is. Omwille
van de moeilijke toegankelijkheid tot desbetreffend gebied werd voorgaand uitgegaan van de GRB
gegevens.
12
3.3.1. Doelstelling
Deze screeningsprocedure heeft tot doel de voorgenomen planontwikkelingen af te toetsen op vlak van te
verwachten milieueffecten. Deze confrontatie kan aanleiding geven tot het implementeren van zogenaamde
‘milderende maatregelen’, die mogelijke milieueffecten kunnen afzwakken of tegengaan. De milderende
maatregelen voorgesteld in dit onderzoek worden opgenomen of verwerkt in het ontwerp van het ruimtelijk
uitvoeringsplan.
3.3.2. Referentiesituatie
De toestand van het milieu in de referentiesituatie wordt altijd gebaseerd op de bestaande vergunde of vergund
geachte situatie van het milieu, samen met de gevolgen van de zogenaamde autonome ontwikkeling op het
terrein en in de onmiddellijke omgeving.
3.3.3. Disciplines
Volgens het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de milieurapportage (d.d. 12/10/2007) dienen
verschillende disciplines te worden onderzocht. Sommige van deze disciplines zijn echter irrelevant,
aangezien redelijkerwijs kan gesteld worden dat de doelstellingen van dit RUP geen vermeldenswaardige
impact zullen hebben. Volgende disciplines worden bijgevolg niet besproken:
Atmosfeer en klimaat
Energie en grondstoffenvoorraden
Landbouw
13
4. ADVIESRONDE
De screeningsnota werd verstuurd naar de onderstaande adviesinstanties op 15 oktober 2015. Op 16
november 2015 werd een herinneringsbrief verstuurd.
4.1. Algemeen advies
Onderstaande tabel geeft een overzicht van alle aangeschreven adviesinstanties. De ontvangen adviezen zijn
integraal opgenomen als bijlage.
Adviesinstantie Ontvangst Advies
Provinciebestuur Antwerpen 13/11/2015 Opmerkingen
Ruimte Vlaanderen 25/11/2015 Geen advies
Agentschap Onroerend Erfgoed Antwerpen 25/11/2015 Gunstig
Agentschap Wonen-Vlaanderen 23/10/2015 Gunstig
Agentschap Natuur en Bos 04/11/2015 Gunstig, opmerkingen
OVAM 10/11/2015 Geen advies, opmerkingen
4.2. Verantwoording en argumentatie opmerkingen adviesinstanties
1. Vormelijke opmerkingen
1.1 De Dienst Ruimtelijke Planning, van het provinciebestuur, wijst op een foutieve verwoording op p.
41.
Antwoord: “Uit navraag van de gemeente Bonheiden bij het Agentschap voor Natuur en Bos blijkt bovendien
dat voor bebossing op percelen […]” De term bebossing wordt hier vervangen door de term ontbossing.
(wijziging 1.1)
2. Inhoudelijke opmerkingen
2.1 De Dienst Ruimtelijke Planning, van het provinciebestuur, vraagt om de actie DB 08-10_28 uit het
deelbekkenbeheerplan op te nemen.
Antwoord: De actie DB 08-10_28, hermeandering van de Bruinbeek, werd toegevoegd aan het mer dossier.
(wijziging 2.1)
2.2 De Dienst Ruimtelijke Planning, van het provinciebestuur, stelt dat de effecten van
habitatfragmentatie en barrièrewerking op fauna en flora, als gevolg van het verdwijnen van
openruimte, grasland en bos, onvoldoende worden beschreven.
Antwoord: De passage 7.2.7.Effecten op de fauna en flora worden nader beschreven naar habitatfragmentatie
en barrièrewerking. (wijziging 2.2)
14
2.3 De Dienst Ruimtelijke Planning vraagt om de effecten door licht- en geluidsverstoring op fauna in
de omgeving te beschrijven.
Antwoord: De passage 7.2.5.Licht-, geluid- en trillingshinder wordt aangevuld met de effecten op fauna.
(wijziging 2.3)
2.4 Het Agentschap voor natuur en bos vraagt om in de mer-screening aan te geven waar het
waardevolste (ferraris) bos zich situeert en binnen het grafisch plan ruimte te laten voor behoud van
dit bos.
Antwoord: De aanwezigheid van het (ferraris)bos werd bijkomend onderzocht en in kaart gebracht door een
landmeter. Deze gegevens worden toegevoegd aan de mer-screening. Eveneens wordt het behoud van dit
bosgebied geplaatst binnen het grafisch plan. (wijziging 2.4)
2.5 Het Agentschap voor natuur en bos wijst op de mogelijkheid tot een ontbossing van meer dan 3
hectare.
Antwoord: De maximale hoeveelheid te ontbossen gebied werd opgemeten op terrein en als volgt bepaald:
De huidige oppervlakte bos gelegen in het plangebied bedraagt bij benadering 3,16ha. Daarvan is 2,74ha
gelegen in de woonprojectzone. Minstens het bosgedeelte dat kan beschouwd worden als habitatwaardig en
met opp. 0,25ha, wordt behouden (indicatieve weergave in de parkzone).
Bijgevolg zal de maximale oppervlakte van het te ontbossen gebied beperkt blijven tot 2,49ha. (wijziging 2.5)
2.6 Het Agentschap voor natuur en bos vraagt om in de mer-screening aan te geven waar de meest
waardevolle/monumentale bomen zich bevinden in het plangebied, zodanig dat het behoud van deze
bomen kan worden doorvertaald in het RUP.
Antwoord: De passage 5.3.Fauna en Flora wordt aangevuld met een cartografische weergave waarop de
meest waardevolle/monumentale bomen zich bevinden. De selectie hiervan werd opgesteld in samenspraak
met ANB tijdens een verkennend terreinbezoek. De passage 7.2.7.Effecten op fauna en flora wijst op het
behoudt van deze bomen, vertaald in het RUP. (wijziging 2.6)
2.7 Het Agentschap voor natuur en bos wijst op de meerwaarde om binnen de groene assen
maatregelen aangaande lichtvervuiling te verankeren in het toekomstig RUP.
Antwoord:. De passage 7.2.5.Licht-, geluid- en trillingshinder wordt aangevuld met een voorschrift dewelke
lichtvervuiling binnen de parkzone beperkt. (wijziging 2.7)
2.8 Het Agentschap voor natuur en bos wijst op de natuurwaarde van de huidige waterlopen. Indien
bijkomende waterbuffering wordt voorzien is het aangeraden deze natuurtechnisch aan te leggen
onder vorm van wadi’s.
Antwoord: De bijkomende waterbuffering wordt zoveel mogelijk geënt op de reeds aanwezige waterlopen- en
grachtenstructuur in het plangebied. Bij de inrichting zal aandacht gaan naar de natuurtechnische inrichting
ervan, oa. door het aanleggen van glooiende oevers en het bewaren van de aanwezige rietkragen. Echter de
infiltratieproeven uitgevoerd in het kader van het bodem- en wateronderzoek, door Royal Haskoning wijzen uit
dat, in het plangebied, infiltratie enkel mogelijk is in het de hoger gelegen strook van het terrein met droge
zandbodem. Waterbuffering kan als gevolg, ter hoogte van de huidige waterlopen, technisch best niet worden
uitgevoerd onder de vorm van wadi’s.
15
16
5. TOELICHTING PLANGEBIED
5.1. Bestaande toestand
Het plangebied is grotendeels ingevuld met bebossing en grasland. In het gebied bevinden zich voornamelijk
woningen ter hoogte van de Berentrodedreef en de Eisenhowerlaan. De woonprojectzone is volledig
onbebouwd. Een gedeelte van het gebied wordt momenteel gebruikt als gemeentelijke opslagplaats. Ter
hoogte van de Eisenhowerlaan ligt een onverhard parkeerterrein voor het overliggende recreatiegebied.
In de onmiddellijke omgeving van het plangebied treft men in het noorden, ter hoogte van de Berentrodedreef
bebouwing aan die kan worden getypeerd door grote open eengezinswoningen van 1 tot 2 bouwlagen. Aan
de oostzijde van het plangebied gelegen langsheen de Oude Kasteellaan en de Gemeenteheide treft men
voornamelijk open eengezinswoningen bestaande uit 1 tot 2 bouwlagen. Aan de zuidwestelijk zijde van het
plangebied, gelegen aan de Rijmenamseweg en de Grote Heidestraat, typeert zich een gelijkaardige
woontypologie van voornamelijk open bebouwing bestaande uit 1 tot 2 bouwlagen met een uitzondering van
enkele rijwoningtypologieën langs de Eisenhowerlaan. De perceelsgrootte van deze rijwoningen is aanzienlijk
kleiner dan deze van de open bebouwing.
Op een aantal typologische en architecturale verschillen na is het straatbeeld in deze residentiële villawijk vrij
coherent. Alle vrijstaande woningen zijn diep in het perceel ingeplant (8 tot 12 meter t.o.v. de rooilijn) Dit is bij
uitstek de meest typerende woonvorm in Bonheiden. Alleen langs de centrale assen (Rijmenamseweg,
Waversesteenweg) en in de onmiddellijke omgeving van het centrum treft men ook rijwoningen aan.
In het centrum en langs de Rijmenamseweg liggen een aantal (recente) appartementsgebouwen met
bouwhoogte van 3 tot 4 verdiepen. Ook aan het begin van de Berentrodedreef is een appartementsblok
ingebed in het woonweefsel.
De belangrijkste faciliteiten (kleinhandel, gemeentediensten, scholen) bevinden zich vlakbij, in het centrum en
langs de centrale as (Rijmenamseweg). Recreatievoorzieningen (voetbal, tennis, sporthal en sportdomein
Berentrode) liggen op wandel- of fietsafstand (Eisenhowerlaan, Grote Doelstraat). Het Imelda-ziekenhuis ligt
op 800 meter van het plangebied.
17
Figuur 7 Bestaande toestand
18
5.2. Water (wijziging 2.1)
5.2.1. Vlaamse Hydrologische Atlas
Door het plangebied stroomt een waterloop, in de Atlas der waterwegen aangeduid als een niet-geklasseerde
waterloop. De waterloop is een verlengde van de Leemputtenbeek dewelke op zijn beurt een aftakking is van
de Bruinbeek, een waterloop van categorie 2.
Figuur 8 gewijzigde bestaande toestand
De contouren van het RUP werd gewijzigd betreffende de juridische toestand van het openbaar domein
gesitueerd op de percelen 291K2 en 307C2. Dewelke op het GRB, adp afwijken van de reële/juridische
toestand. Deze kleinschalige wijziging heeft geen gevolg voor de MER-screening.
19
Figuur 9 Vlaamse hydrologische Atlas (Geopunt)
5.2.2. Bekkenbeheerplan (wijziging 2.1)
In het plangebied is de actie DB 08-10_28 uit het deelbekkenbeheerplan van toepassing, namelijk
‘hermeandering van de Bruinbeek’.
Figuur 10 Actie uit bekkenvoortgangsrapport
5.2.3. Watertoets
Het plangebied is niet gelegen in een effectief of mogelijk overstromingsgevoelig gebied. In de onmiddellijke
omgeving is echter wel een effectief overstromingsgebied gelegen aan de zuidoostelijke zijde van het
plangebied.
Figuur 11 Watertoetskaart 2014 (Geopunt)
20
5.2.4. Signaalgebieden
Het plangebied is niet gelegen in een signaalgebied.
Figuur 12 Signaalgebieden (toestand 09/05/2014) (http://geoloket.vmm.be/bekkenwerking/map.phtml?config=signaal&resetsession=Y)
5.2.5. Zoneringsplan1
Het plangebied van het RUP Grote Heide bevindt zich deels in een collectief te optimaliseren buitengebied.
In dit gebied is momenteel nog geen rioolaansluiting voor afvalwater aanwezig.
De overige zones van het plangebied zijn gesitueerd in een centraal gebied. Hier is reeds riolering aanwezig
en aangesloten op een operationele RWZI.
Figuur 13 Zoneringsplan (detail) http://geoloket.vmm.be/zonering/
1 http://geoloket.vmm.be/zonering/
21
5.2.6. Bodem- en wateronderzoek woonproject ‘Grote Heide’ te Bonheiden
Tijdens de opmetingen van het studiegebied, naar bodem – en wateronderzoek van het gebied Grote Heide,
waren in de omgeving 3 bemalingen in werking, dewelke lage grondwaterstanden en droogstaande grachten
met zich meebrachten. Voor het verdere grondonderzoek werd daarom uitgegaan van eerder uitgevoerde
boringen.
Op basis van deze bestaande gegevens kan worden geconcludeerd dat het grondwater het grootste deel van
het jaar vrij hoog staat, in het centrale deel van het gebied zelfs tot aan het maaiveld. De gemiddelde
grondwaterstand voor het gebied, bepaald uit de grondwaterstanden van 1988, 1997 en 2008 bedraagt 0,66m-
mv. Aangezien er echter relatief grote verschillen zitten tussen de verschillende zones in het gebied, dient dit
getal met de nodige voorzichtigheid gebruikt te worden.
In natte periodes zorgen de aanwezige greppels voor de afvoer van overtollig water naar de grachten. Deze
zijn momenteel dichtgeslibd; ruimen van de grachten kan tot een betere ontwatering van het gebied leiden.
De niet geklasseerde gracht die het gebied ontwatert richting de Berentrodedreef loopt door het laagste en
natste deel van het terrein. Mogelijk zal dit deel ook na ruimen van de gracht nat blijven.
5.3. Fauna en flora (wijziging 2.4) & (wijziging 2.6)
5.3.1. Biologische waardering (BWK versie 2013)
Uit de biologische waarderingskaart, anno 2013, blijkt dat bijna de helft van het onderzoeksgebied (ca. 4ha)
geklasseerd staat als biologisch waardevol of biologisch zeer waardevol.
22
Figuur 14 Biologische waarderingskaart 2013. ( Figuur 2.1, uit studie naar de ecologische waarde van de bestaande begroeiing en waterlopen.)
Naar aanleiding van de opmaak van het RUP Grote Heide werd een gedetailleerde studie uitgevoerd naar
de ecologische waarde van de bestaande begroeiing en waterlopen (Royal HaskoningDHV). Deze studie
leidde tot een actualisatie van de BWK.
Figuur 15 Geüpdate biologische waarderingskaart 2013. (Figuur 2.2, uit studie naar de ecologische waarde van de bestaande begroeiing en waterlopen.)
23
Over het algemeen is de BWK -typering niet veel gewijzigd, enkel zijn een aantal grote eenheden verder
onderverdeeld in kleine eenheden waardoor een meer gedetailleerd beeld verkregen werd.
De geactualiseerde biologische waarderingskaart typeert verschillende delen van het plangebied als
biologisch zeer waardevol of biologisch waardevol. De betreffende ecotopen zijn:
Eiken-berkenbos [qb-] (gekarteerd in april 2000)
Verruigd grasland met struik- of boomopslag [hrb] (gekarteerd in april 2000)
Zomereik (Quercus robur) [kbq] (gekarteerd in september 2007)
Soortenrijk permanent cultuurgrasland met relicten van halfnatuurlijke graslanden [hp+] (gekarteerd in
september 2007)
Amerikaanse eik [quer]
Zwarte els [alng]
Een aantal van de graslanden zijn in waarde gedaald. Deze werden getypeerd als soortenrijk permanent
cultuurgrasland met relicten van halfnatuurlijke graslanden (hp+). Uit de opnames blijkt echter dat het eerder
soortenarme permanente cultuurgraslanden (hp) zijn.
Verder zijn een aantal boszones niet meer gekarteerd als eiken-berkenbos gezien de dominantie van 1
boomsoort. Hierdoor daalde de waarde in de gebieden ook.
Een aantal boszones zijn verder ontwikkeld tot een eiken-berkenbos (qb-) waardoor de waarde van deze
bosdelen wel gestegen is.
24
Uit de studie naar de ecologische waarde van de bestaande begroeiing en waterlopen kan algemeen
worden gesteld dat:
“Enkel de waardering van het bos in zone 18 (perceel aanpalend aan de Berentrodedreef) is verder
ontwikkeld tot zeer waardevol. De andere zones zijn achteruit gegaan of dezelfde gebleven
tegenover de voorgaande biologische waarderingskaart. .
Zowat in alle bospercelen valt het voorkomen van exoten op wat als negatieve kanttekening kan
beschouwd worden bij de beoordeling van de waarde van bos.
Globaal kan gesteld worden dat alle bossen als waardevol of zeer waardevol worden getypeerd.
Aanvullend zijn ook de bomenrij van zone 3 en het grasland van zone 5 als waardevol
gewaardeerd.”
(Wijziging 2.4 & Wijziging 2.6)
De bosleeftijdkaart toont aan dat zich binnen het plangebied een gedeelte bevindt dat als historisch
waardevol bos kan beschouwd worden - nl. ontstaan tussen 1775 en 1850. De afwateringsgrachten en
begroeiing getuigen van een lange periode van ongewijzigde bosvegetatie. De overige bebossing in het
plangebied dateert uit latere periodes en vertoont niet die kenmerken. Het bos ten noorden van de trage weg
‘Tussen de Heide’ is een jong bos. Buurtbewoners getuigen dat hier weiden zijn geweest, waarna er huisvuil
werd gestort. Sinds een 20 à 30-tal jaar is er terug verruiging en bosvorming.
Figuur 16 bosleeftijdkaart (geopunt.be)
In het kader van het opmeten van deze biologisch waardevolle zone werd een bijkomend terreinonderzoek
uitgevoerd samen met een vakdeskundige van ANB. Hierbij werd gesteld dat het bosgedeelte ten zuidoosten
van de gracht alle kenmerken vertoont van een ferrarisbos. Echter de ferrariskaart wijst op deze locatie op
een heidebeplanting. Daarom spreken we verder van een zeer waardevol historisch bosgebied, met de
kenmerken van een ferrarisbos.
25
Figuur 17 Ferrariskaart (Uit studie naar ecologische waarde van de bestaande begroeiing van de waterlopen. Royal Haskoning)
Onderstaande kaart werd samengesteld in samenspraak met ANB en geeft een concrete aanduiding van de
meest waardevolle bomen en bosgebieden.
Figuur 18 Opmetingsplan waardevolle bomen.
26
Ook in de onmiddellijke omgeving van het plangebied zijn enkele gebieden met waardevolle natuurelementen aangeduid:
Overzijde Berentrodedreef: Verruigd grasland, struweelopslag van allerlei aard, vochtig, licht bemest grasland
gedomineerd door russen
Eisenhowerlaan: bomenrij (niet gekarteerd, orthofotoplan)
Rijmenamseweg – Eisenhowerlaan: loofhoutaanplant (exclusief populier), gemengd loofhout
Aan de overzijde van de Oude Kasteellaan ( +/- 400m in vogelvlucht) kan men een groot waardevol
natuurgebied herkennen dat aansluit bij het natuurreservaat.
Volgende landschapskenmerken: Vochtig, licht bemest grasland gedomineerd door russen [hj] en soortenrijk
permanent cultuurgrasland met relicten van halfnatuurlijke graslanden [hp+] zijn bij decreet betreffende het
natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21 oktober 1997 beschermd.
5.4. Landschap en erfgoed
5.4.1. Onroerend erfgoed
Beschermde monumenten
In het plangebied zijn geen beschermde monumenten gelegen.
In de onmiddellijke omgeving, op ca. 300 meter, is volgend beschermd monument gelegen:
Kerkplein : Onze-Lieve-Vrouwkerk, Besluitnr 3656, Definitief besluit: 5 maart 2001.
Relictzones
Relictzone “Bos- en valleigebied Bruine Beek, Krekelbeek, Zwartwaterbeek/Raambeek”
Het plangebied is bijna volledig gelegen binnen de relictzone “Bos- en valleigebied Bruine Beek, Krekelbeek,
Zwartwaterbeek/Raambeek”. Een relictzone van ruim 172 ha waar het RUP Grote Heide zich in een uithoek
van bevindt. Ter hoogte van het projectgebied (Domeinen van Zellaar en Berentrode en omgeving) wordt de
landschapswaarde omschreven als opvallend aaneensluitende gesloten landschappen met grote historische
waarde en halfopen landschap in een gevarieerd microreliëf met een heide en bosvegetatie.
Beschermd stads- en dorpsgezicht
De Berentrodedreef
De Berentrodedreef ten noorden van het plangebied behoort tot het beschermd stads- en dorpsgezicht,
omgeving kasteel Berentrode (Besluit nummer 2135, definitief goedgekeurd 03/06/1986) De “Vallei van de
Bruine Beek met kasteeldomeinen Berentrode en Zellaar” (BS 08/04/2011) wordt in de landschapsatlas
aangeduid als lijnrelict “Dreef tussen kasteel van Berentrode en kerk Bonheiden” en ligt binnen de contouren
van de ankerplaats “Vallei van de Bruine Beek met kasteeldomeinen Berentrode en Zellaar”. De
Berentrodedreef is een oude verbindingsweg tussen de kerk en het kasteel Berentrode, die in 1994-1995 werd
27
heraangelegd en deels heraangeplant met esdoorns, beuken en eiken. Vandaag is het een rechte straat met
eengezinswoningen vanaf de dorpskern verlopend van lint-, over halfopen tot open bebouwing, overwegend
uit de tweede helft van de 20ste eeuw.2
Bouwkundig erfgoed
Binnen de contouren van het onderzoeksgebied is geen bouwkundig erfgoed vastgesteld. Volgende
gebouwen in de nabijheid van het gebied zijn opgenomen in de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (MB
08/11/2012):
Oud Gemeentehuis van Bonheiden, Dorp 19
Parochiekerk OLV, Kerkplein
Dorpswoningen, hoekpand, winkelpand en identieke rijwoningen Kerkplein 1, 2, 4 , 5 en 10
Langgestrekte hoeve, Oude Kasteellaan 5
Figuur 19 Landschapsatlas ( geo.onroerenderfgoed.be)
5.4.2. Provinciale landschapskaart
Het plangebied kent geen specifieke invulling op de Provinciale Landschapskaart. Aan de noordzijde wordt
het plangebied ontsloten door de Berentrodedreef, dewelke op de Provinciale landschapskaart staat
aangegeven als een dreef die al ingetekend staat op de Ferraris kaart. Aan de noordoostelijke zijde sluit het
plangebied aan op een zone die wordt aangeduid als ‘Villegiatuur’ (recente villa’s of vakantiewoningen). De
2 Inventaris van het onroerend erfgoed
28
kerk, gelegen binnen de historische woonkern, wordt aangeduid aan de zuidwestelijke zijde van het
plangebied.
Figuur 20: Provinciale landschapskaart (www.gisgeoloketten.provant.be)
5.4.3. Archeologie
Voorafgaande aan de ontwikkeling van het gebied dient een archeologisch vooronderzoek te worden
uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek kan beoordeeld worden of zich bijkomende archeologische sites in het
plangebied bevinden, of deze kunnen behouden blijven of opgegraven moeten worden.
Uit nazicht van de Centraal Archeologische Inventaris, de bodemkaart, de topografische kaart en het digitaal
hoogtemodel blijkt dat het perceel reeds sterk verstoord is en dat er geen vindplaatsen in de omgeving zijn.
Gelet op bovenstaande informatie is Onroerend Erfgoed van oordeel dat de kans klein is dat het projectgebied
nog archeologisch erfgoed bevat.
5.5. Mobiliteit
5.5.1. Wegencategorisering
In de nabijheid van het plangebied is de Rijmenamseweg/Dorp de belangrijkste weg (lokale weg type II). De
overige wegen zijn lokale wegen type III.
29
Figuur 21 Wegencategorisering ( Uit Mobiliteitsplan Bonheiden)
5.5.2. Atlas der buurtwegen
Het plangebied wordt langs twee zijden ontsloten door wegen dewelke vallen terug te koppelen aan de Atlas
der Buurtwegen. Zowel de Berentrodedreef als de Eisenhowerlaan staan op de Atlas der Buurtwegen
aangeduid als Chemin nr. 4 en 24.
De overige wegen in de omgeving van het plangebied staan tevens ook uitgetekend op de Atlas der
Buurtwegen. De Oude Kasteellaan, Edgar Tinellaan en Rijmenamseweg staan er geklasseerd onder de
naamgeving Chemin nr. 13, 14 en 1.
Figuur 22: Atlas der buurtwegen (www.gisgeoloketten.provant.be)
Plangebied
30
5.5.3. Trage wegen
De Rjimenamseweg, Het Dorp en het Kerkplein maken deel uit van het bovenlokaal fietsroutenetwerk, zijnde
de route die Mechelen met Keerbergen verbindt. Ter hoogte van het centrum van Bonheiden staat , op de
kaart van het Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk, aangegeven dat deze fietsweg te smal is ingericht.
De fietsweg bestaat hier uit twee smalle rijstroken in beide richtingen die door middel van wegmarkeringen
onmiddellijk naast de Rijmenamseweg zijn afgebakend. Ter hoogte van het kruispunt met de Eisenhowerlaan
wordt het fietspad gescheiden van het wegoppervlak door een groenstrook. Vanaf dit punt wordt de
fietsverbinding, in het Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk, als in orde beschouwd.
De Berentrodedreef en de Grote Heidestraat maken deel uit van het fietsknooppuntennetwerk. ‘Tussen de
Heide’, de trage wegverbinding tussen Gemeenteheide en Grote Heidestraat, maakt deel uit van de lokale
mountainbikeroute ‘Berentrodepad’.
Alle omliggende straten, Eisenhowerlaan, Berentrodedreef, Oude Kasteellaan, Grote Heidestraat en
Gemeenteheide zijn woonstraten zonder fietsinfrastructuur. Ook voetpaden zijn niet of nauwelijks aanwezig.
In de Grote Heidestraat ligt een smal voetpad waar meestal op geparkeerd wordt. De Eisenhowerlaan beschikt
ten zuiden van het onderzoeksgebied slechts aan één zijde over een smal voetpad. In de rest van de
Eisenhowerlaan is er geen voetpad.
5.6. Bodem
In het plangebied worden volgende bodemtypes onderscheiden:3
Matig natte zandbodems (Zdg3y): Matig natte zandbodem met duidelijke ijzer en/of humus B horizont,
drainageklasse g.
Natte zandleembodems (Pegz): Natte licht zandleembodem met duidelijke ijzer en/of humus B horizont,
drainageklasse e.
Natte zandbodems (Zeg): Natte zandbodem met duidelijke ijzer en/of humus B horizont, drainageklasse e.
Nat zandleem (Lecz): Nat zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont,
drainageklasse e.
Opgehoogde gronden (ON)
Uit het oriënterend bodemonderzoek van 1988 blijkt dat het plangebied gelegen is in een zeer kwetsbaar
grondwatergebied. Daarbij zijn de percelen 287, 288 en 290 opgenomen in het register van verontreinigde
gronden.
Delen van het gebied, perceel 287 en 288, worden gebruikt als stortplaats of als stapelplaats van puin en
grond. Vermoedelijk ligt het stortmateriaal in het plangebied nergens dieper dan 1m. Het weggraven hiervan
zou dan ook geen grote problemen mogen scheppen, maar er zou wel een put overblijven die gezien de hoge
grondwaterstanden, zeker in de winter met grondwater zou vollopen.
3 Resultaat op basis van bodemkaart geopunt.
31
Onderliggende zandbodems zijn pas relatief draagkrachtig (voor fundering van lage gebouwen) op 1,5 a 2m
onder het maaiveld. Voor gebouwen van meer dan 2 bouwlagen dienen bijkomende sonderingen uitgevoerd
te worden om de precieze fundering te dimensioneren.
De terreinhoogte van het plangebied varieert tussen de 6.50m en 9.00m t.o.v. zeespiegelniveau. Op het
digitaal hoogtemodel kan opgemerkt worden dat het gebied ter hoogte van de bosvegetatie gelegen is in een
‘kom’. Het hoogteverschil met de omliggende woonkavels aan de Berentrodedreef en Eisenhowerlaan (Noord-
Zuid as) is weliswaar niet bijzonder groot (tot 0.70m). Ten opzichte van de woningen aan de Oude Kasteellaan
en Rijmenamsesteenweg (Oost-West as) kan het hoogteverschil wel oplopen tot 1.50 meter.
Volgens het OVAM- loket hebben in het plangebied en in de omgeving van het plangebied een aantal
beschrijvende en oriënterende bodemonderzoeken plaatsgevonden:
Beschrijvend bodemonderzoek, BBO-2008, dossiernummer 21461
Beschrijvend bodemonderzoek BBO-2009, dossiernummer 24967
Oriënterend bodemonderzoek, OBO-2008, dossiernummer 5518
Figuur 24 Geschatte concentraties op basis van kriging interpolatie voor minerale olie in de toplaag
Figuur 23 geschatte concentraties op basis van kriging interpolatie voor benzo(a)pyreen in de toplaag
32
Figuur 25 Geschatte concentraties op basis van kriging interpolatie voor lood in de toplaag
In het onderzoekgebied worden twee bodemlagen onderzocht op de bodemkwaliteit. Aan de hand van een
geostatische benadering wordt, in het afperkend milieuhygiënisch bodemonderzoek, getracht
gebiedsdekkende kaarten op te maken met betrekking tot de bodemkwaliteit. Deze geostatische benadering
geeft geen zekerheid, maar geeft meer inzicht in de kans en waarschijnlijkheid op het voorkomen van
normoverschrijdingen in het kader van het grondverzet.
Het talud dat aanwezig is rond de deponie van inerte afvalstoffen is onderzocht volgens de
standaardprocedure voor opmaak van een technisch verslag.
In het talud zijn verhoogde grondconcentraties aan PAK aangetoond tot boven 80% van de
bodemsaneringsnorm type II voor PAK’s.
Analytisch zijn geen verhogingen ten opzichte van de bodemsaneringsnorm (bestemmingstype III)
waargenomen, uitgezonderd voor de parameters lood en zink in boring Bo2 (toplaag) en voor de parameter
lood in boring H2 (diepere laag). Deze boringen bevinden zich ter hoogte van de oude stortplaats. De waarde
voor vrij gebruik worden overschreden voor de parameters arseen, koper, zink, cadmium, kwik, lood, minerale
olie, benzo(a)pyreen, indenopyreen, …
Aan de hand van een (geo)statische analyse zijn de zones afgeperkt waar er een 50% kans bestaat op
overschrijding van de waarde voor vrij gebruik. Hieruit blijkt dat aan het overgrote deel van de site een code
211 kan toegerekend worden. Dit betekent dat de meeste grond vrij kan gebruikt worden, zowel binnen als
buiten de kadastrale werkzone.
33
5.7. Luchtkwaliteit
Volgens het geoloket van de Vlaamse Milieumaatschappij4 heeft de totale luchtkwaliteitsindex (2010-2012) in
het gebied waarde 4, wat overeenstemt met een ‘vrij goede luchtkwaliteit’.
4 http://geoloket.vmm.be/RUP/map.phtml
34
6. TOELICHTING RUP
6.1. Projectdefinitie Grote Heide
Voorafgaand aan de concrete invulling van het gebied, werden door vertegenwoordigers van de gemeente
Bonheiden een duidelijke visie geformuleerd en een ambitieniveau afgebakend waarbinnen de ontwikkeling
van “Grote Heide” zal plaatsvinden opdat het kan tegemoet komen aan de noden van de gemeente, dit
zowel op korte als op lange termijn.
Structureel worden uitspraken gedaan omtrent de projectrealisatie, de bodemgesteldheid, het algemene
programma van het woonproject, de mobiliteit en verkeersinfrastructuur, het publiek domein en
groenvoorzieningen en de algemene kwaliteit die men zal nastreven.
6.2. Ontwerpend onderzoek Grote Heide
Om de realiseerbaarheid van het vooropgestelde ambitieniveau te toetsen werd een ontwerpend onderzoek
uitgevoerd voor de site. Dit maakt de krijtlijnen duidelijk binnen dewelke een ontwikkeling tot stand kan komen.
6.2.1. Ruimtelijke concepten
1) Water bepalend voor hoofdstructuur
Het gebied Grote Heide wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van
een aantal waterstructuren. We onderscheiden twee belangrijke
assen: van Zuid naar Noord (niet-geklasseerde waterloop) en van
Oost naar West (gracht). Deze waterlopen vervullen vandaag een
belangrijke rol in de waterhuishouding van de omgeving (afwatering
Gemeenteheide en recreatiegebied Eisenhowerlaan). Het behoud van
deze waterstructuren is daarom essentieel voor de werking van het
watersysteem op grotere schaal.
De bestaande waterlopen zijn dan ook in de eerste plaats bepalend
voor de toekomstige hoofdstructuur van het gebied. Dit impliceert de
verdere uitbouw en herwaardering van een Noord-Zuid en Oost-West
georiënteerde waterstructuur. De voor de ontwikkeling noodzakelijke bufferbekkens worden voorzien langs de
Noord-Zuid as. Dat is de enige locatie waar de grondwaterstand voldoende laag is. Langs deze hoofdstructuur
zullen de noodzakelijke waterbuffers voor de woonontwikkeling worden voorzien. Daarnaast zullen bijkomende
kleinere waterstructuren, zoals nieuwe afwateringsgrachten, op deze hoofdstructuur geënt worden. Het
voorzien van een goede waterhuishouding vormt immers een basisvereiste voor een stedenbouwkundig
ontwerp.
2) Integratie van groenblauwe assen
Door openbaar groen te voorzien langs de waterstructuur wordt een centrale en toegankelijke groenzone
gevormd. In combinatie met de vooropgestelde 3-voudige ontsluiting (zie verder) van het gebied kan deze
zone bovendien volledig gevrijwaard worden van autoverkeer. Dit biedt verschillende voordelen:
Figuur 26 Structuurschets waterlopen woonproject Grote Heide
35
De integratie van water heeft een positief effect op de beleving van
het landschap.
Het glooiend reliëf kan dienen als bijkomende waterbuffer en
infiltratieruimte bij (uitzonderlijke) hevige regenval (vallei-effect).
De rechte assen kunnen dienen als vliegroutes voor vleermuizen.
De combinatie van water en groen heeft een versterkend effect op
de biodiversiteit.
Water kan ingezet worden als spelelement
Water heeft een verkoelende werking op de omgeving
De Noord-Zuid as wordt derhalve uitgewerkt als een landschappelijke as met recreatieve functies en
flankerend groen.
De Oost-West as wordt uitgewerkt als recreatieve as. Deze groenas krijgt een brede parkachtige structuur
waar plaats is voor een speelbos of andere recreatieve inrichtingen.
3) Woonclusters
De groen-blauwe hoofdstructuur deelt het projectgebied op in 4
woonclusters, variërend van 0.6ha (wooncluster 2) tot 2.4ha
(wooncluster 4).
In deze woonclusters wordt een kindvriendelijke en autoluwe
woonomgeving gecreëerd met aandacht voor de woonwensen van de
vooropgestelde doelgroepen.
De woonclusters worden verder ingevuld met verschillende woonvelden.
Binnen de woonvelden wordt een mix van typologieën nagestreefd. Door
een verwevenheid van diverse typologieën en een grote variatie in
gevelbreedtes aan te bieden kunnen alle doelgroepen aan bod komen.
4) Autoluwe woonomgeving
Bij het realiseren van bijkomende woningen is het van belang dat de ontsluiting zo gelijkmatig mogelijk wordt
verdeeld en dat het creëren van sluiproutes wordt vermeden. Om het bijkomende verkeer optimaal te spreiden
worden drie ontsluitingswegen voorzien.
Figuur 27 Structuurschets groenstructuur woonproject Grote Heide
Figuur 28 Structuurschets woonclusters woonproject Grote Heide
36
Elk woonveld kan op onafhankelijke wijze ontsloten worden. Woonveld
1 via de Eisenhowerlaan naar de Rijmenamseweg, Woonvelden 2 en
3 via de Grote Heidestraat naar de Rijmenamseweg en woonveld 4 via
de Gemeenteheide en de Oude Kasteellaan naar de Rijmenamseweg.
Dit mobiliteitssysteem leidt automatisch tot de vorming van autoluwe
woonomgevingen, aangezien het aantal verkeersbewegingen beperkt
blijft en er geen doorgaand verkeer mogelijk is. Ten gevolge van deze
opdeling kan elk woonveld in een verschillende fase worden
afgewerkt.
Om de parkeerdruk van bewoners op te vangen wordt
bewonersparkeren op privaat terrein gestimuleerd. Voor bezoekers
wordt een grote parking voorzien langs de Eisenhowerlaan (dubbel gebruik met sportvelden) en kleine
parkeerhavens verspreid over de woonvelden.
5) Traag netwerk
Het hele gebied wordt voorzien van een netwerk van trage wegen. We
onderscheiden de zogenaamde functionele routes van Eisenhowerlaan
naar Berentrodedreef en Grote Heidestraat naar Gemeenteheide en de
informele ‘doorsteken’ die de woonvelden met elkaar verbinden.
De bestaande trage wegverbinding ‘Tussen de Heide’ wordt bewaard.
Figuur 29 Structuurschets ontsluiting voor wagen woonproject Grote Heide
Figuur 30 Structuurschets ontsluiting voor zacht verkeer woonproject Grote Heide
37
6.2.2. Globaal inrichtingsplan
6.3. RUP Grote Heide
In het RUP worden de stedenbouwkundige principes van het ontwerpend onderzoek vertaald op het grafisch
plan en in de voorschriften.
Het plangebied wordt in het RUP Grote Heide bestemd naar woongebied met een specifieke aanduiding van
een woonprojectzone. Het woongebied, met een indicatieve overdruk van een tuinzone binnen de percelen
grenzend aan de woonprojectzone, bevestigt de bestemming van het huidige gewestplan of bevestigt de
bestemming van de reeds bebouwde percelen gelegen in het woonuitbreidingsgebied. De diepte van deze
tuinzones worden vastgesteld op 20 meter. De voorschriften voor deze tuinzones maken dat eventuele
verhardingen of bebouwing grenzend aan de woonprojectzone worden voorkomen.
De woonprojectzone bevat een oppervlakte van ongeveer 6,32ha, waarbinnen een indicatieve overdruk van
de parkzone, vier bouwvelden en de waterbufferbekkens gesitueerd zijn. Drie waterlopen worden binnen de
woonprojectzone indicatief aangeduid als lijninfrastructuur, met een vastgestelde stroomrichting. Deze
lijninfrastructuren bevestigen en benadrukken het belang van de bestaande waterlopen in het plangebied
38
dewelke zoveel als mogelijk geoptimaliseerd worden. In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen
toegelaten voor de aanleg, het functioneren of de aanpassing van de waterinfrastructuur en aanhorigheden.
Twee puntstructuren, met name het buurtplein en de parking, worden in het RUP indicatief, symbolisch
weergegeven. Het buurtplein maakt deel uit van de parkzone en situeert zich boven een met lood vervuild
boringspunt in de ondergrond en bestaat uit een betonnen plaat van minimum 1000m². De parking, ontsloten
langsheen de Eisenhowerlaan dient te voorzien in minimum 24 parkeerplaatsen. Het overige parkeren gebeurt
binnen de bouwvelden op privaat domein of collectief geclusterd per ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer.
De indicatief aangeduide parkzone wordt in het RUP bepaald als 20% van de totale woonprojectzone, waarvan
maximaal 5% marge. Dit houdt in dat ongeveer 1, 26ha als parkzone wordt ingericht waarvan maximaal
0,3ha buiten de parkzone mag gelegen zijn. Deze zone is bestemd voor de instandhouding, het herstel en de
ontwikkeling van een park. Binnen deze zone zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg, recreatie,
waterberging en –infiltratie nevengeschikte functies. De afbakening van de parkzone is niet strikt bepaald. Alle
als privatief te beschouwen inrichtingen of constructies maken geen deel uit van het buurtpark. In het park
wordt een kleinschalig netwerk van paden gerealiseerd voor langzaam verkeer. Het oprichten van gebouwen
en/of parkeerplaatsen is niet toegestaan. Gemotoriseerd verkeer wordt geweerd met uitzondering van
- het verlenen van een erfdienstbaarheid: voor het ontsluiten van een verkaveling ter hoogte van de
Eisenhowerlaan.
- het ontsluiten van de garages ter hoogte van de bestaande bebouwing aan de Eisenhowerlaan.
- het aansluiten van een bouwveld aan de op het grafisch plan indicatief symbolisch weergegeven
aansluiting voor een hoofdontsluitingsweg.
Binnen de woonprojectzone wordt de ontwikkeling van 15-30 wo/ha toegestaan, evenwichtig verdeeld binnen
de in overdruk, indicatief aangeduide bouwvelden op het grafisch plan. Volgens de geldige regelgeving wordt
het aandeel bescheiden woningen en sociale woningen in de woonprojectzone vastgelegd onder 40% en 20%.
De bouwvelden worden individueel ontsloten via de indicatief aangeduide aansluiting van de
hoofdontsluitingsweg langsheen de Eisenhowerlaan, Gemeenteheide en Grote Heidestraat waarbij doorgaand
verkeer binnen de woonprojectzone wordt uitgesloten. De concrete ligging van de wegen wordt hierdoor
binnen de woonprojectzone niet bepaald. De wegenis binnen de woonprojectzone wordt ingericht als woonerf.
39
(Wijziging 2.4)
Het schetsontwerp van het RUP Grote Heide werd zodanig gewijzigd om een passende bestemming te
bieden voor het historisch waardevolle bos, met kenmerken van een ferrarisbos, dat zich in de uiterste
hoek van bouwveld 1 situeerde. De gevolgen van deze wijziging worden nader beschreven onder 7.2.7.
Effecten op fauna en flora.
Figuur 31 Schetsontwerp RUP Grote Heide
40
7. BESCHRIJVING MOGELIJKE MILIEUEFFECTEN
7.1. Juridische toestand en autonome ontwikkeling
7.1.1. Vergunningstoestand
In het plangebied zijn voor alle bebouwde percelen de activiteiten vergund geacht of vergund. Echter voor de
percelen 288 en 287 werden geen (milieu)vergunningen teruggevonden.
7.1.2. Autonome ontwikkeling
Het plangebied is grotendeels bestemd als woonuitbreidingsgebied en gedeeltelijk als woongebied. Volgens
de huidige bestemmingen zijn in het plangebied volgende activiteiten vergunbaar, mits ze in overeenstemming
zijn met de goede ruimtelijke ordening.
(1) De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf
voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe
aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele
inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische
bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor
zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.
(2) De woonuitbreidingsgebieden zijn uitsluitend voor groepswoningbouw zolang de bevoegde overheid
over de ordening van het gebied niet heeft beslist, en zolang, volgens het geval, ofwel die overheid geen
besluit tot vastlegging van de uitgaven voor de voorzieningen heeft genomen, ofwel omtrent deze
voorzieningen geen met waarborgen omklede verbintenis is aangegaan door de promotor.
Atlas woonuitbreidingsgebieden
Het woonuitbreidingsgebied Grote Heide is opgesomd als gebied dat principieel vanuit het Vlaams
beleidskader kan ontwikkeld worden, op basis van een goedgekeurd GRS. Delen van het
woonuitbreidingsgebied zijn reeds bebouwd en/of liggen in een goedgekeurde verkaveling.
7.2. Beschrijving milieufactoren
7.2.1. Effecten op de mens
Referentie
Noch in het plangebied van het RUP, noch in de ruime omgeving ervan zijn SEVESO-inrichtingen aanwezig.
Het plangebied sluit aan bij de dorpskern van Bonheiden centrum. Het plangebied vormt geen hinder naar de
mens onder de vorm van lichthinder of slagschaduw.
Beschrijving effect
41
Het RUP garandeert dat er geen nieuwe Seveso-inrichtingen in het plangebied en bijgevolg ook niet nabij de
woningen en gemeenschapsvoorzieningen in het plangebied komen. Het RUP zorgt terzake nagenoeg
uitsluitend voor positieve effecten en veroorzaakt zeker geen betekenisvolle negatieve effecten voor de
discipline gezondheid en veiligheid van de mens.
Conclusie
Vanuit de discipline mens zijn geen negatieve milieueffecten te verwachten.
7.2.2. Effecten op de mobiliteit
Referentie
Om de bestaande verkeersbelasting in kaart te brengen vonden op donderdag 12 december 2013 zowel in de
ochtend- als de avondspits kruispunttellingen plaats op vier kruispunten in de onmiddellijke omgeving van het
onderzoeksgebied. Aan de hand van deze tellingen kunnen de verkeersstromen rond het plangebied en
richting Sint-Katelijne-Waver, Mechelen en Aarschot/Haacht/Leuven worden gekwantificeerd.
Vervolgens werd nagegaan welk het maximaal programma van het plangebied is dat de draagkracht van de
omgeving niet overstijgt. In het mobiliteitsprofiel werd gezocht naar een evenwicht tussen economische
belangen en de woonbehoeften (realisatie van een voldoende groot woningenbestand), kwalitatieve inrichting
van de openbare ruimte (als verblijfsruimte, niet volledig als parking) en minimale belasting van het omliggend
wegennet.
Uit de kruispunttelling op de Oude Kasteellaan kon worden afgeleid dat de totale intensiteiten de grenzen van
de leefbaarheid zeker niet overschrijden, maar dat er niettemin vooral in de ochtendspits sprake is van enig
sluipverkeer vanuit oostelijke richting.
Dit sluipverkeer in de ochtendspits is afkomstig van zowel de Pelgrimstraat (ca. 100 pae) als van de
Kanonnierslaan en de Rijmenamseweg (ca. 140 pae) en de Berentrodedreef (ca. 50 pae). Het verkeer rijdt
ook naar de Pelgrimstraat (ca. 30 pae) en naar de Kanonnierslaan en Rijmenamseweg (ca. 45 pae).
Er dient opgemerkt te worden dat op weekavonden trainingen van de voetbal- en tennisclub in de
Eisenhowerlaan kunnen plaatsvinden. Die starten doorgaans rond 18u en zijn het drukst op
woensdagnamiddag en –avond. Het parkeeronderzoek van IGEMO heeft uitgewezen dat op dat moment 56
parkeerplaatsen worden bezet. We kunnen er dus van uitgaan dat de recreatiezone in de avondspits een 50-
tal wagens aantrekt.
Na realisatie van de R6 zal het sluipverkeer in de Oude Kasteellaan ongetwijfeld toenemen. Dit kan enkel
vermeden worden door circulatiemaatregelen.
Berekening toekomstige verkeersgeneratie woonproject Grote Heide:
De woningdichtheid in het onderzoeksgebied kan, afhankelijk van de draagkracht van de omgeving en
financiële haalbaarheid, variëren tussen 15 en 30 woningen per hectare. Dat zijn respectievelijk 107 [95] en
213 [190] woningen in totaal, voor een projectzone van 7,1ha zoals uitgerekend in de mobiliteitsstudie van
vectris (2014). Echter de uiteindelijke projectzone betreft slecht 6,33ha. Een herberekening wordt daarom
steeds [achter] de in de mobiliteitsstudie berekende doorstroom herrekend.
Uit de mobiliteitsstudie (2014) komen het volgende naar voren:
Bewoners van de Grote Heide genereren tijdens het drukste spitsuur van ochtend- en avondspits 33
[29] tot 66 [58] autobewegingen.
42
Bezoekers van de Grote Heiden zullen tijdens het spitsuur van ochtend- en avondspits 2 [1] tot 3 [3]
autobewegingen zullen genereren.
De parkeerbehoefte voor de bewoners van Grote Heide varieert van 139 [123] tot 275 [245] plaatsen.
Voor de gemiddeld 15 [14] tot 30 [28] bezoekers per dag die met de wagen komen, zijn slechts 8 [7]
tot 15 [14] parkeerplaatsen nodig, gebaseerd op een rotatie van 2.
Voor fietsers en voetgangers wordt in het projectgebied een netwerk van trage wegen voorzien. Er wordt een
onderscheid gemaakt tussen de zogenaamde functionele routes van de Eisenhowerlaan naar Berentrodedreef
en Grote Heidestraat naar Gemeenteheide en de informele doorsteken die de woonvelden met elkaar
verbinden.
Beschrijving effect
Uit het MOBER wordt geconcludeerd dat het maximale programma van 30 woningen/ha geen onaanvaardbare
impact heeft op de veiligheid, de leefbaarheid of de doorstroming in de omgeving. Het plangebied wordt, door
middel van de voorschriften in het RUP, meervoudig ontsloten om de invloed van de verkeerstoename te
verdelen over een aantal straten.
Op vlak van leefbaarheid, veiligheid en afwikkeling zijn in de verschillende circulatiescenario’s geen problemen
te verwachten omdat de hoeveelheid gegenereerd verkeer beperkt blijft. Echter, rekening houdend met de
wijzigingen in de verkeersstromen op lange termijn, die worden veroorzaakt door de vergrote en verschoven
verkeersstromen dankzij de autonome groei en de realisatie van de R6, is het, volgens de oorspronkelijke
mobiliteitsstudie voor het RUP Grote Heide, niet aangewezen het maximale programma van 30 woningen/ha
te realiseren.
De huidige parkeervoorziening voor de sportfaciliteiten zal bij de ontwikkeling van het woonuitbreidingsgebied
op de huidige locatie verdwijnen. In het RUP wordt ter hoogte van de Eisenhowerlaan een indicatieve
symbolische aanduiding van een parking voorzien met een minimale capaciteit van 24 voertuigen. Volgens de
mobiliteitsstudie uitgevoerd voor het plangebied wordt dit voldoende geacht om het verlies aan
parkeerplaatsen op te vangen tijdens zeer drukke voetbalwedstrijden.
Het RUP ondersteunt en versterkt het netwerk voor trage weggebruikers. Doorheen het gebied worden de
aanwezige trage wegen geherwaardeerd en uitgebreid zodat er een betere aansluiting bestaat met het reeds
aanwezige netwerk. De nieuwe woonwijk zal dus voor langzaam verkeer eveneens bereikbaar zijn via de twee
reeds aanwezige trage wegen.
Conclusie
Vanuit de discipline mobiliteit zijn geen betekenisvolle negatieve milieueffecten te verwachten.
7.2.3. Effecten op het water
Referentie
Het plangebied Grote Heide ligt niet in een risicozone voor overstromingen. De vallei van de Bruinbeek,
Leiloop en Zennekensbeek vormt een natuurlijk overstromingsgebied, maar de laagte van het plangebied valt
hierbuiten. Het plangebied wordt doorsneden door een niet geklasseerde waterloop van zuid naar noord vanaf
het einde van de huizenrij aan Eisenhowerlaan tot aan de Berentrodedreef ter hoogte van het kruispunt met
43
de Pastorijstraat. Dwars hierop loopt een gracht van het oostelijke uiteinde tot aan het einde van de Grote
Heidestraat. Een tweede vrijwel verdwenen gracht loopt evenwijdig met de genoemde gracht langs de
achterzijde van de woningpercelen aan de Berentrodedreef. Over de volledige oppervlakte van het
berken/zomereikenbos is een rabatstructuur zichtbaar, hoewel die al lang niet meer geruimd werd. De sloten
staan in de winterperiode vrijwel tot de rand gevuld. Ook de rabatten in het bos zijn dan plaatselijk tot aan het
maaiveld gevuld.
De kwaliteit van een waterloop als biotoop in zijn geheel wordt geëvalueerd aan de hand van de diversiteit van
de aanwezige macro-invertebraten met de MMIF (Multimetrische macro-invertebraten index Vlaanderen). Als
macro-invertebraten beschouwt men met het blote oog waarneembare ongewervelden als insecten,
weekdieren, kreeftachtigen, wormen e.d. Deze evaluatie geeft een geïntegreerd beeld van de chemische,
biotische en fysische karakteristieken van een waterlichaam waardoor een uitspraak kan gedaan worden over
de ecologische waarde en functie van dit waterlichaam.
De resultaten van de macro-invertebraten gemeenschap had plaats op 27 juni 2013. Uit de MMIF analyse
blijkt dat de biologische waterkwaliteit slecht tot gemiddeld scoort in de waterlopen en grachten van Grote
Heide. Het voorkomen van enkele dieren die relatief gevoelig zijn aan watervervuiling duidt toch op zijn minst
op een goed potentieel van deze waterlopen en grachten.
Figuur 32 locatie macro-invertebraten. Studie naar de ecologische waarde van de bestaande begroeiing en waterlopen, Royal Haskoning DHV ( Uit masterplan Grote Heide)
Locatie 1: Deze grote ontwateringsgracht valt tijdens droge periodes waarschijnlijk volledig droog. Hierdoor
wordt het voorkomen van bepaalde groepen ongewervelden beperkt, onafhankelijk van de kwaliteit als
waterloop. De index is voor deze gracht waarschijnlijk een onderschatting. De grachten worden sterk
beschaduwd en vangen veel bladeren van de omstaande bomen. Afbraak verloopt moeilijk. Bestendigen van
waterplanten wordt op deze manier sterk bemoeilijkt wat ook het vestigen van een gemeenschap van
ongewervelden belet.
Locatie 2: De waterkwaliteit van deze gracht komt het best uit de analyse. Deze gracht staat in verbinding met
de gracht van locatie 3 welke minder goed scoort. Vergrassing van de smalle gracht en afbraak van het vele
organische materiaal zorgt waarschijnlijk tijdelijk voor water van minder goede (biologische) kwaliteit.
44
Locatie 3: De biologische kwaliteit van deze waterloop is slecht, maar dit heeft waarschijnlijk te maken met de
kwaliteit van de waterloop meer stroomopwaarts. Iets verderop verbetert de kwaliteit en komt de beek uit in
de gracht die parallel aan de weg loopt en vandaar loopt ze door onder de weg naar locatie 2.
Op basis van de gemeten grondwaterstanden blijkt dat het grondwater meestal minder dan 1m onder het
maaiveld staat. In natte periodes kan het peil in een groot deel van het terrein tot aan het maaiveld komen.
Enkel in het zuidoosten van het terrein worden ook in natte periodes iets diepere grondwaterstanden
waargenomen. In periodes van langdurige droogte zakt het grondwaterpeil diep weg.
De infiltratieproeven werden uitgevoerd in het kader van het bodem- en wateronderzoek, door Royal
Haskoning, vonden plaats op het ogenblik dat er bemalingen in de omgeving in werking waren. De
grondwaterstand was dus lager dan normaal. Er kan dus vanuit worden gegaan dat de gevonden
infiltratiecapaciteiten de maximale infiltratiecapaciteiten zijn. Uit de resultaten blijkt dat infiltratie enkel mogelijk
is in de hoger gelegen strook van het terrein met een droge zandbodem.
Bij de berekening van de noodzakelijke waterbuffercapaciteit werd uitgegaan van een maximale verharding
van 3 ha of ca. 41% van het terrein. Aangezien het noordoostelijk deel van het gebied momenteel dienst doet
als bufferbekken voor het afstromend regenwater van de omliggende hoger gelegen debieten, zal het totale
buffervolume groter moeten zijn dan enkel wat afstroomt van uit het projectgebied. In totaal zal, volgens het
bodem- en wateronderzoek, om een afvoer van 20l/s/ha te garanderen bij een bui met retourperiode 20 jaar,
1344m³ water moeten worden gebufferd.
Beschrijving effect
De ontwateringsgrachten in het bos zijn te sterk beschaduwd, waardoor waterplanten geen kans krijgen om
zich te vestigen. Door vestiging van waterplanten zouden verschillende groepen ongewervelden kunnen
volgen. Sommige groepen hiervan kunnen instaan voor het afbreken van het organisch materiaal wat
troebelheid tegengaat en een positief feedback mechanisme in werking kan stellen voor het bestendigen van
een helder watersysteem. Het openmaken van enkele stukken bos met het aansluiten en uitdiepen van enkele
grachten tot een ven zou dezelfde ontwateringsfunctie kunnen vervullen en de (biologische) waterkwaliteit
sterk verhogen.
De gracht van locatie 2 heeft veel potentieel maar is te sterk vergrast door te steile oevers en door een
onaangepast beheer zal dit alleen maar toenemen. Uitdiepen en vooral het aanleggen van glooiende oevers
zal een positief effect hebben.
In normale omstandigheden heeft het projectgebied een vrij hoge grondwaterstand. Het gebied is namelijk het
laagste van de omgeving en het afstromende water van de omliggende hoger gelegen gebieden wordt hier
verzameld. Vervolgens stagneert het en infiltreert het traag in de ondergrond met hoge waterstanden als
gevolg.
Hoewel het gebied haar beperkingen kent, is het volgens het wateronderzoek perfect mogelijk om zowel de
bestaande waterbuffercapaciteit als de toekomstige waterbuffercapaciteit in het gebied op te vangen door
middel van ondiepe waterbekkens en een uitgebreide grachtenstructuur. De marges in de studie zijn
voldoende ruim genomen opdat het ontwerp bestand is tegen een zogenaamd worst-case scenario.
45
Het RUP bevestigt het belang van de bestaande waterlopen en legt deze indicatief vast op het grafisch plan.
Het aanleggen van overige grachten is toegestaan binnen de woonprojectzone zolang voldaan wordt aan de
geldende verordeningen.
De aanleg van ondergrondse constructies kunnen een bronbemaling vereisen. Voor bronbemalingen moet
voldaan worden aan de sectorale voorschriften voor subrubriek 53.2 van de indelingslijst van Vlarem I
(art.5.53.6.1.1 van Vlarem II). Indien bemaling zal plaatsvinden is tevens bijlage III, rubriek 10 jaar van
toepassing.
Met betrekking tot de lozing van het bemalingswater kan worden verwezen naar Vlarem II art.6.2.2.1.2 §5.
Conclusie
Vanuit de discipline water zijn positieve milieueffecten te verwachten zowel naar kwaliteit als kwantiteit.
7.2.4. Effecten op de bodem
Referentie
Aan de hand van een (geo)statische analyse, uitgevoerd in het afperkend milieuhygiënisch bodemonderzoek,
zijn de zones afgeperkt waar er een 50% kans bestaat op overschrijding van de waarde voor vrij gebruik.
Hieruit blijkt dat aan het overgrote deel van de site een code 211 kan toegerekend worden. Dit betekent dat
de meeste grond vrij kan gebruikt worden, zowel binnen als buiten de kadastrale werkzone.
Voor enkele zones echter wordt de waarde voor vrij gebruik voor enkele parameters overschreden. Het betreft
een zone van circa 1000m² rond boring Bo2 en H2, een zone van circa 200m² rond boring H2O, een zone van
circa 250m² zond boring Bo5 en een zone van meer dan 500m² rond boringen H17 en B15. Deze zones krijgen
de code 410, wat betekent dat de grond vrij gebruikt kan worden binnen de kadastrale werkzone. Voor gebruik
buiten de kadastrale werkzone dient een studie van de ontvangende grond uitgevoerd te worden.
Figuur 33 overzicht loodvervuiling plangebied, afperkend milieuhygiënisch bodemonderzoek, Royal Haskoning DHV (Uit masterplan Grote Heide)
46
De bepaling van het grondverzet gebeurde in verschillende stappen. Rekening houdende met de benodigde
uitgravingen voor de wegenis en de bufferbekkens en een gesloten grondbalans zou het terrein kunnen
worden genivelleerd op ± 7,9mTAW. De omgeving is echter gelegen op een hoogte van 8,01 en 8,4 mTAW.
Dit betekent dus dat bij een nivellering met een gesloten grondbalans het volledige terrein lager komt te liggen
dan de omgeving. Aanvullend dienen, om de afstroming van het hemelwater te verzekeren, hellingen te
worden aangelegd. Ook deze zullen een effect hebben op de grondbalans. Hiermee rekening houdende zijn
binnen het bodemonderzoek (Royal Haskoning DHV) 3 scenario’s uitgewerkt om om te gaan met het
grondverzet bij ontwikkeling.
Beschrijving effect
Het bodem- en wateronderzoek bevestigt dat het implementeren van een woonfunctie binnen het RUP Grote
Heide geen negatieve effecten met zich mee zal brengen.
Het afperkend milieuhygiënisch bodemonderzoek bevestigt de aanwezigheid van vervuilde concentraties in
het gebied, maar deze zijn over het algemeen weinig zorgwekkend. Één gebied in het bijzonder kan
problematisch zijn voor de toekomstige ontwikkeling. Het betreft een zone met hoge concentraties lood. Deze
zone wordt in het RUP indicatief, symbolisch aangeduid als buurtplein. Dit buurtplein zal opgebouwd worden
op basis van een betonnen plaat met een minimale oppervlakte van 1000m², zodat ze geen gevaar vormt voor
de gezondheid van de toekomstige bewoners of voor uitloging van lood in het grondwater.
Datzelfde onderzoek wijst eveneens uit dat geen van de drie voorgestelde scenario’s voor het grondverzet
een negatieve uitwerking heeft op het milieu.
Conclusie
Vanuit de discipline bodem zijn geen betekenisvolle negatieve milieueffecten te verwachten, mits de geldende
regelgeving wordt nageleefd.
7.2.5. Licht-, geluid- en trillingshinder (wijziging 2.3.) & (wijziging 2.7.)
Referentie
De belangrijkste geluidsbron in het plangebied van het RUP is het verkeer op de wegen. Bijkomend zorgen
de sportterreinen in open lucht mogelijk voor geluidshinder.
Binnen het plangebied RUP Grote Heide zijn actueel geen lichtbronnen aanwezig. Het terrein wordt wel
omringd door woningen en straten met bijhorende openbare en private verlichting, die in het hele plangebied
waarneembaar zijn.
Beschrijving effect
De realisatie van nieuwe woningen zal lokaal voor bijkomend verkeer zorgen. De geluidsverhoging die hiermee
gepaard zal gaan, is beperkt aangezien het enkel om plaatselijk verkeer gaat. Daarnaast richt het RUP de
wegenis, binnen het plangebied, in als woonerf. Waarbinnen een toegestane snelheid van max.20km/u is
toegestaan. Op planniveau kunnen moeilijk uitspraken worden gedaan over trillingshinder. Er wordt in eerste
47
(Wijziging 2.7 & Wijziging 2.3)
Binnen de parkzone kan verlichting enkel geplaatst worden langs weginfrastructuur (trage wegen,
verbindingswegen, waterinfrastructuren en pleinen) of ter hoogte van inrichtingen of constructies, wat
verenigbaar is met het vervullen van de parkfunctie Binnen de parkzone blijft hinder door licht hierdoor
beperkt.
Daarnaast wordt de parkzone gevrijwaarde van gemotoriseerd verkeer, met uitzondering van: het
verlenen van een erfdienstbaarheid ten behoeve van en perceelontsluiting, het ontsluiten van garages,
op de achterste perceelsgrenzen van de bestaande bebouwing aan de Eisenhowerlaan en het aansluiten
van een bouwveld aan de op het grafisch plan, indicatief, symbolisch weergegeven aan sluitingen voor
een hoofdontsluiting. Binnen de parkzone blijft hinder door geluid hierdoor beperkt.
Het schetsontwerp van het RUP Grote Heide werd zodanig gewijzigd om een passende bestemming te
bieden voor het historisch waardevolle bos dat zich in de uiterste hoek van bouwveld 1 situeerde. De
gevolgen van deze wijziging worden nader beschreven onder XXX
instantie dan ook van uitgegaan dat de effecten van trillingen niet aanzienlijk zijn, ofwel niet kunnen worden
onderzocht.
Voor het plangebied RUP Grote Heide zal de inbreiding van de bebouwing de lichthoeveelheid in het
overblijvende bosgebied verhogen, omdat de oppervlakte zonder lichtbronnen afneemt en deze oppervlakte
rondom omringd zal zijn door bewoning met bijhorende verlichting. Indien langs de trage verbinding van de
Gemeenteheide naar de Grote Heidestraat verlichtingsarmaturen worden geplaatst zal er geen
noemenswaardige oppervlakte zonder lichtbronnen meer overblijven.
De oppervlakte zonder lichtbronnen, het plangebied, is actueel al erg beperkt, zodat op elke plaats de
lichtbronnen uit de omringende woningen en straten zichtbaar zijn. Dit zal door het RUP iets versterkt worden.
Conclusie
Het RUP veroorzaakt geen betekenisvolle negatieve effecten voor de discipline licht, zorgt voor neutrale
effecten op het gebied van geluid.
7.2.6. Effecten op het landschap en cultureel erfgoed en archeologie
Referentie
Het plangebied is bijna volledig gelegen binnen de relictzone ‘Bos- en valleigebied, Bruine Beek, Krekelbeek,
Zwartwaterbeek/Raambeek’. Ter hoogte van het projectgebied (Domeinen van Zellaar en Berentrode en
omgeving) wordt de landschapswaarde omschreven als opvallend aaneensluitende gesloten landschappen
met grote historische waarde en halfopen landschap in een gevarieerd microreliëf met een heide en
bosvegetatie.
In het plangebied bevinden zich geen beschermde monumenten. In de onmiddellijke omgeving werd het
kerkplein Onze-Lieve-Vrouwkerk beschermd als monument (Besluit nr. 3656, BS 05/03/2001). De
nabijgelegen Berentrodedreef ten noorden van het plangebied behoort tot het beschermd stads- en
dorpsgezicht (Besluit nr. 2135, BS 03/06/1986), omgeving kasteel Berentrode ‘De vallei van de Bruine Beek
met kasteeldomeinen Berentrode en Zellaar’, wordt in de landschapsatlas aangeduid als lijnrelict en ligt binnen
de contour van de ankerplaats ‘Vallei van den Bruine Beek’ met ‘kasteeldomein Berentrode en Zellaar’.
Door de cel Onroerend Erfgoed werd bevestigd dat in het plangebied geen archeologische vindplaatsen
gekend zijn.
48
Beschrijving effect
Het RUP zal geen negatieve impact hebben op de eerder genoemde beschermde monumenten in de
onmiddellijke omgeving van het gebied. Deze monumenten grenzen immers niet rechtstreeks aan het gebied.
Langs de Berentrodedreef is in het RUP geen ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer voorzien, waardoor de
impact op het beschermd stads- en dorpsgezicht minimaal is.
De herontwikkeling van het plangebied kan een impact hebben op het archeologische erfgoed dat mogelijk
aanwezig is in de ondergrond. Hierbij kan reeds worden verwezen naar het Erfgoeddecreet (BS 17/10/2013)
dat in werking trad op 01/01/2015, Afdeling 4 ‘Archeologisch onderzoek bij vergunningsplichtige ingrepen in
de bodem’. Voorafgaand aan een vergunningsaanvraag zal een archeologienota moeten worden opgemaakt
met de bevindingen uit het archeologisch onderzoek.
Conclusie
Vanuit de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie zijn geen negatieve milieueffecten te
verwachten, indien de geldende regelgeving inzake onroerend erfgoed wordt nageleefd.
7.2.7. Effecten op de fauna en flora (wijziging 1.1) & (wijziging 2.2) & (wijziging 2.6)
Referentie
Uit de oorspronkelijke (2013) biologische waarderingskaart blijkt dat meer dan de helft van het
onderzoeksgebied, ruim 4ha, geklasseerd staat als biologisch waardevol tot zeer waardevol gebied. Echter
uit de studie naar de ecologische waarde, uitgevoerd door Royal Haskoning, wordt hierbinnen enige
nuancering gemaakt.
De uitwerking van het RUP stelt onder meer de ambitie voorop dat de bestaande groen- en waterelementen
die een ecologische en/of landschappelijke waarde hebben, zoveel als mogelijk behouden, gewaardeerd en
geïntegreerd moeten worden binnen de indicatieve overdruk van de parkzone. Uit navraag van de gemeente
Bonheiden bij het Agentschap voor Natuur en Bos blijkt bovendien dat voor bebossing ontbossing op de
percelen 1 B 306-30-302-301a-290-288 en 287 geen vrijstelling van de compensatieplicht geldt. (wijziging 1.1)
Volgende vegetaties uit het plangebied worden in de omzendbrief LNW/98/01, betreffende algemene
maatregelen inzake natuurbehoud en de voorwaarden voor het wijzigen van vegetatie en kleine
landschapselementen ( BS 17/02/1999), vermeld als landschapselementen die niet gewijzigd mogen worden:
hp*+mr°+k(mr) (soortenarm permanent cultuurgrasland met elementen van rietland.) en hp+ (soortenarm
permanent cultuurgrasland met relicten van halfnatuurlijke graslanden.)
Uit de studie naar ecologische waarde van de bestaande begroeiing en waterlopen (Royal Haskoning DHV
2013) kunnen volgende besluiten worden getrokken met het oog op de toekomstige ontwikkeling van het
gebied:
- Over het algemeen ziet men een gelijke of dalende trend in de biologische waardering van het
plangebied. De wijze waarop het gebied evolueert binnen de huidige beheersmodus is niet
vanzelfsprekend gunstig voor de ontwikkeling van de natuurwaarde.
- De randen van het bos staan onder druk van de aanpalende woningen.
- Indien het bosoppervlak in de toekomst zal worden verkleind heeft dit ontegensprekelijk een impact
op de ontwikkelingsmogelijkheden en ecologische kwaliteit van het bos. Het lijkt dan ook aangewezen
49
(Wijziging 2.6)
ANB wijst op de aanwezigheid van een historisch bos, daterend uit de periode 1775-1850. Het bos vertoont
op terrein kenmerken van een ferrarisbos. Echter op de ferrariskaart wordt het gebied gekenmerkt als
heide. Onder passage 5.3.Fauna en flora wordt dit historisch bos grafisch weergegeven in het
opmetingsplan.
Het schetsontwerp van het RUP Grote Heide werd zodanig gewijzigd om een passende bestemming te
bieden voor het historisch waardevolle bos dat zich in de uiterste hoek van bouwveld 1 situeerde. De
gevolgen van deze wijziging worden nader beschreven onder XXX
(Wijziging 2.6)
Het realiseren van vergunningsplichtige en niet vergunningsplichtige bebouwing en/of aanleg van
parkeerplaatsen, binnen de parkzone is expliciet uitgesloten. Tevens zijn in de parkzone enkel handelingen
en wijzigingen toegelaten voor het uitoefenen van een parkfunctie, voor zover de ruimtelijke samenhang
in het gebied, de cultuurhistorische waarde, horticulturele waarde, landschapswaarde en natuurwaarde
bewaard blijven.
Tevens dient bij de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning, een park- en bosbeheerplan
opgemaakt te worden voor de totale woonprojectzone.
Het schetsontwerp van het RUP Grote Heide werd zodanig gewijzigd om een passende bestemming te
bieden voor het historisch waardevolle bos dat zich in de uiterste hoek van bouwveld 1 situeerde. De
gevolgen van deze wijziging worden nader beschreven onder XXX
kleinere bospartijen die behouden blijven een afgescheiden karakter te geven om zo maximaal de
ecologische waarde ervan te beschermen.
Door de aanpalende drevenstructuur van de Berentrodedreef en het bosoppervlak in het binnengebied van de
Grote Heide is het mogelijk dat vleermuizen in het plangebied kunnen worden aangetroffen. Zodoende dient
de geldende wetgeving hierrond te worden nageleefd. Betreffende het decreet van 23/03/2001 houdende
instemming met de overeenkomst betreffende de instandhouding van vleermuizen in Europa dient de
drevenstructuur van het te verkavelen bos mogelijk te worden doorgezet.
Beschrijving effect
Bepaalde vegetaties worden als zeer waardevol gecatalogeerd. De bestemmingswijziging zal effecten
genereren op de ontwikkelingsmogelijkheden van het bos. In het RUP zullen bepaalde delen, zijnde verboden
te wijzigen vegetaties en het indicatief, symbolisch, aangeduide bosgebied behouden blijven binnen de
parkzone (20%). Hier dringen zich maatregelen op die voorkomen dat tuinen uitlopen in deze parkzone of dat
hierbinnen tuinafval wordt achtergelaten om de kwali- en kwantiteit van de parkzone te garanderen.
Daarnaast zal, omwille van de bestemmingswijziging naar woonprojectzone bij het indienen van een
vergunning voor een woonproject, een boscompensatiedossier moeten worden opgemaakt, waarin de
voorschriften vermeld onder artikel 90 van het bosdecreet (dd. 13/06/1990) worden nageleefd.
In het RUP wordt de parkzone eveneens indicatief, in overdruk parallel aan de noord-zuid, oost-west
verbinding van de waterlopen aangeduid. Dit om de drevenstructuur, eveneens aanwezig in de
Berentrodedreef, aan te duiden. Deze drevenstructuur creëert de optimale leefomgeving voor vleermuizen.
50
(Wijziging 2.2)
De effecten naar habitatfragmentatie en barrièrewerking worden zoveel mogelijk beperkt door het behoud
van het habitatwaardig bosgedeelte en de natuurtechnische inrichting van waterbuffervoorzieningen
(wadi’s, plasbermen, rietkragen). Beide worden geïntegreerd binnen een op het grafisch plan, indicatieve
overdruk van een parkzone die het volledige plangebied in oost-west- en in noord-zuid-richting doorkruist.
De parkzone kan hierdoor de functie van corridor en migratieroute vervullen voor de aanwezige biologisch
waardevolle elementen.
De drevenstructuur wordt voortgezet in het kader van vleermuizenfoerageerruimte.
Het schetsontwerp van het RUP Grote Heide werd zodanig gewijzigd om een passende bestemming te
bieden voor het historisch waardevolle bos dat zich in de uiterste hoek van bouwveld 1 situeerde. De
gevolgen van deze wijziging worden nader beschreven onder XXX
Conclusie
Vanuit de discipline fauna en flora zijn geen negatieve milieueffecten te verwachten, indien de geldende
regelgeving inzake het compenseren van bosgebieden, overeenkomstig met artikel 9 van het bosdecreet (dd.
13/06/1990) wordt nageleefd.
51
8. CONCLUSIE
8.1. Cumulatieve effecten ten gevolge van het RUP
Met het ‘RUP Grote Heide’ beoogt het gemeentebestuur het bestaande woonuitbreidingsgebied om te zetten
naar woongebied met specifieke stedenbouwkundige voorschriften betreffende programma, ontsluiting,
parkeren, verharding, … . Dit initiatief zal geen cumulatieve effecten generen.
8.2. Grensoverschrijdende effecten
Aangezien het plangebied zich op amper 400 meter van de dorpskern bevindt en er werd geconcludeerd dat
geen negatieve gevolgen betreffende milieueffecten kunnen optreden mits het naleven van de geldende
wetgeving kan in alle redelijkheid worden besloten dat er geen grensoverschrijdende effecten zullen optreden
n.a.v. het RUP Grote Heide’.
8.3. Milieueffecten
Op basis van de beschikbare informatie kan worden besloten dat ten gevolge van het RUP ‘Grote Heide’ geen
aanzienlijk negatieve milieueffecten te verwachten zijn mits de geldende wetgeving wordt nageleefd.
Het RUP valt bijgevolg niet onder de plan-MER-plicht zoals voorzien in het plan-MER-decreet van 17/04/2007,
gewijzigd op 08/05/2009.
52
BIJLAGE 1
53
54
55
56
Bijlage OVAM:
Het bodemdecreet, in voege sinds 1 juni 2008, voorziet niet dat er door de OVAM advies wordt verleend bij de opmaak van BPA’s en/of MER-studies.
Concreet kan in dit dossier verwezen worden naar de bodemattesten die afgeleverd werden in het thans geviseerde gebied. Desgevallend kan u ook op de website www.ovam.be/webloket/ webtoepassingen en publieke lijsten/Geoloket: bodemonderzoeken en -saneringen een kaart raadplegen met informatie betreffende de locatie waarvoor bij de OVAM reeds onderzoeksgegevens beschikbaar zijn, en de fase waarin deze zich bevinden.
Als bijkomende informatiebron kan verwezen worden naar de bodemattesten die zijn afgeleverd geweest aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeenten waar de gronden zijn gelegen. Deze gegevens zijn aldaar raadpleegbaar. Verder moet rekening gehouden worden met de volgende standaardopmerkingen:
― indien er calamiteiten optreden die impact kunnen hebben op de bodem, dienen zo snel mogelijk de nodige acties ondernomen te worden om de verontreiniging weg te nemen. De nodige controlestalen dienen genomen te worden. Indien de calamiteit valt onder het toepassingsgebied van een schadegeval, dienen deze specifieke bepalingen nageleefd te worden (artikel 74 ev van het Bodemdecreet);
― indien gronden worden overgedragen, dienen de bepalingen van het Bodemdecreet te worden gevolgd (artikel 101 ev van het Bodemdecreet);
― indien gronden dienen onteigend te worden, dienen de bepalingen van het Bodemdecreet te worden gevolgd (artikel 119 en 119bis van het Bodemdecreet);
― de nodige aandacht dient te worden geschonken aan de regels van het grondverzet
― de nodige aandacht dient te worden geschonken aan de voorgenomen bestemming (wijziging) op reeds vastgestelde bodemverontreiniging:.
– Artikel 38 van het Bodemdecreet: indien een beschrijvend bodemonderzoek werd uitgevoerd op deze grond kan een mogelijk andere bestemming impact hebben op de ernst van de bodemverontreiniging/saneringsnoodzaak en urgentie;
– artikel 64 van het Vlarebo: indien het bestemmingstype van de grond in die zin wijzigt dat een lagere bodemsaneringsnorm van toepassing wordt, dient een nieuw oriënterend bodemonderzoek te worden uitgevoerd bij overdracht van de risicogrond.
57
Tevens willen wij ook nog aangeven dat het voorstel tot opmaak van een plan van aanleg of MER geen onderzoeksverplichting meebrengt in het kader van het Bodemdecreet.
58
59
60
61
62