Ruimtelijke ordening: Europese regelgeving, subsidies en ... · Ruimtelijke ordening: Europese...
Embed Size (px)
Transcript of Ruimtelijke ordening: Europese regelgeving, subsidies en ... · Ruimtelijke ordening: Europese...
-
Ruimtelijke ordening: Europese regelgeving, subsidies en kennisnetwerkenEEN HANDREIKING VOOR GEMEENTEN
-
Ruimtelijke ordening:Europese regelgeving, subsidies en kennisnetwerkenEen handreiking voor gemeenten
-
Colofon
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Postbus 30435
2500 GK Den Haag
Informatiecentrum 070-3738020
E-mail: [email protected]
Auteur
Jelleke Truijen, gemeente Den Haag
Projectleider
Helen Schuurmans
Vormgeving
Chris Koning (VNG)
Juni 2011
-
Inleiding 5
1 Doorwerking EU-richtlijnen in het RO-recht 7
2 Europese subsidies 13
3 Europese kennisnetwerken 23
4 Territoriale cohesie in Europa 27
Contactgegevens 31
Inhoudsopgave
-
4 Vereniging Van nederlandse gemeenten
-
5Vereniging Van nederlandse gemeenten
Inleiding
Op de hoogte zijn van Europese ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening kan
gemeenten veel voordeel opleveren. Denk aan bijvoorbeeld aan Europese subsidies en deelname aan
kenniswerken. Het omgekeerde geldt echter ook, zoals bij bouwplannen die hinder ondervinden door
onduidelijkheid over de toepassing van de Luchtkwaliteitrichtlijnen.
Indirect hebben vele Europese richtlijnen, vooral op het gebied van milieu, grote invloed op het ruim-
telijkeordeningsbeleid van gemeenten. Hoewel Europa geen formele bevoegdheid heeft op dit terrein,
legt de EU via de Europese aanbestedings-, staatssteun- en milieurichtlijnen toch allerlei verplichtingen
op aan het lokaal bestuur. Goede kennis van Europese regelgeving is daarom van belang voor de lokale
ruimtelijke ordening. Deze publicatie biedt een eerste aanzet daartoe.
Ook de kansen die Europa biedt komen uitgebreid aan bod. Door deelname aan Europese kennisnet-
werken kunnen gemeenten slimmer en effectiever beleid maken en hoeven zij niet steeds het wiel uit
te vinden. Europese subsidies maken het mogelijk taken en projecten goedkoper, maar vaak ook snel-
ler en beter uit te voeren. Hierdoor kunnen ook in economisch mindere tijden belangrijke projecten
toch van de grond komen.
Met behulp van EU-subsidies kunnen ook vernieuwende themas en projecten worden opgepakt, die
nog niet tot de standaard dagelijkse praktijk behoren, maar in de toekomst waarschijnlijk wel zullen
doorzetten. Ook stimuleren Europese subsidies actief internationale samenwerking, waardoor kennis
en toepassingen Europees ontsloten worden.
Deze publicatie behandelt achtereenvolgens de doorwerking van Europese regelgeving op de lokale
ruimtelijke ordening (hoofdstuk 1), Europese subsidieprogrammas op het gebied van ruimtelijke
ordening (hoofdstuk 2), Europese kennisnetwerken (hoofdstuk 3) en besluit met de ontwikkelingen
rond het onderwerp territoriale cohesie. Als bijlage vindt u een lijst met contactgegevens van organi-
-
6 Vereniging Van nederlandse gemeenten
saties die u nader kunnen informeren en verder kunnen helpen met de in deze publicatie behandelde
onderwerpen.
-
7Vereniging Van nederlandse gemeenten
De Europese Unie heeft directe en indirecte invloed op de ruimtelijke ontwikkeling en op de uitvoering
van ruimtelijk beleid in Nederland. Directe impact hebben maatregelen die ontwikkelingen via regel-
geving en/of subsidies stimuleren en ondersteunen of juist beperken. Indirecte invloed van de Europese
Unie is vaak minder zichtbaar, of pas op de langere termijn.
Directe en indirecte gevolgen kunnen ook samenhangen. Door Europese subsidie kan de exploitatie
van een project net rond komen: een positief direct effect op de economische ontwikkeling van een
gebied. Tegelijkertijd kan door uitvoering van het project de beleidssamenwerking tussen overheid-
slagen veranderen. Dat is een indirect effect. Soms is de invloed zeer indirect, bijvoorbeeld doordat
EU-beleid anders denken over ruimtelijke ontwikkeling stimuleert.
Veel gemeenten zijn de laatste jaren verrast door de directe en indirecte impact van Europees beleid,
die ze niet zagen aankomen en waaraan ze zich bovendien juridisch niet konden onttrekken. Het
meest opvallende voorbeeld is wel de doorwerking van de Europese luchtkwaliteitrichtlijn. Veel ruim-
telijke projecten zijn gesneuveld of hebben vertraging opgelopen door de manier waarop Nederland
deze richtlijn aan de ruimtelijke ontwikkeling heeft gekoppeld. Deze publicatie besteedt ruime aan-
dacht aan de EU-richtlijnen die van belang zijn voor Nederlandse ruimtelijke ordening.
1.1. Europese wet- en regelgevingBehalve het EU-verdrag zelf kent de Europese Unie drie vormen van bindende regelgeving: richtlij-
nen, verordeningen en beschikkingen. EU-richtlijnen richten zich tot de lidstaten. Zij zijn verplicht de
richtlijnen op hun grondgebied richting burgers en bedrijven toe te passen. Om dit mogelijk te maken,
moet de lidstaat nationale wetgeving vaststellen. Dat heet ook wel implementatie of omzetting. Deze
omzettingswetgeving moet vervolgens worden toegepast en gehandhaafd.
EU-richtlijnen stellen data waarbinnen de nationale wetgeving moet zijn aangepast. Als deze niet wor-
1 Doorwerking EU-richtlijnen in het RO-recht
-
8 Vereniging Van nederlandse gemeenten
den gehaald, kan de richtlijn rechtstreekse werking krijgen. Bestuursorganen moeten de bepalingen
dan rechtstreeks toepassen. De nationale rechter is verplicht om erop toe te zien dat dit ook gebeurt.
Problemen kunnen ontstaan als decentrale overheden er onterecht van uitgaan dat een richtlijn al is
omgezet, zoals is gebeurd bij de Vogel- en Habitatrichtlijn. Door dit soort fouten van de rijksoverheid,
moeten decentrale overheden continu in de gaten houden of de omzetting tijdig en correct heeft
plaatsgevonden. Kennis van het Europese recht is hiervoor onontbeerlijk.
Een essentieel onderdeel van EU-richtlijnen is de resultaatsverplichting. Artikel 249 van het EU-verdrag
omschrijft deze als volgt: Een richtlijn is verbindend ten aanzien van het te bereiken resultaat voor
elke lidstaat waarvoor zij bestemd is doch aan de nationale instanties wordt de bevoegdheid gelaten
vorm en middelen te kiezen. Oftewel: hoe het gedaan wordt doet er niet toe, als het maar gebeurt.
EU-richtlijnen zijn dus onontkoombaar vanwege de verplichte omzetting en de verplichting tot het
behalen van resultaat.
Naast richtlijnen vaardigt de Europese Commissie verordeningen uit. Deze bevatten nauwkeurige
verplichtingen die vanaf een bepaald tijdstip onmiddellijk en op dezelfde wijze in de hele EU inwer-
kingtreden. Alle bepalingen van verordeningen zijn altijd rechtstreeks verbindend in elke lidstaat en
mogen niet worden omgezet in nationale wetgeving. Beschikkingen zijn besluiten in een concreet
geval. Zij zijn gericht tot een particulier of een lidstaat. Denk bijvoorbeeld aan toestemming voor een
lidstaat om een bepaalde steunmaatregel te nemen.
De volgende paragraaf behandelt de EU-richtlijnen met grote gevolgen voor de ruimtelijke ordening in
de lidstaten.
1.2. Belangrijke EU-richtlijnenDe meeste EU-richtlijnen in deze paragraaf vallen in de categorie sectorale regelgeving, dat wil zeg-
gen, regelgeving die een specifiek inhoudelijk doel beoogt. Daarnaast is er ook metaregelgeving, die
boven specifieke inhoudelijke doelstellingen uitgaat en vooral gevolgen heeft voor de implementatie
van beleid. Het Aanbestedingsrecht is hier een goed voorbeeld van.
Veel EU-regelgeving richt zich op het milieu. Problemen als luchtverontreiniging en vervuilde rivieren
zijn immers per definitie grensoverschrijdend; internationale samenwerking is dan vaak de oplossing.
Tegelijkertijd kunnen EU-richtlijnen gemeenten ook in de problemen brengen, zoals gebeurde bij de
luchtkwaliteit. Gezien de grote hoeveelheid richtlijnen, behandelen we hier een selectie van richtlijnen
met grote gevolgen voor gemeenten op het gebied van recht en ruimtelijke ordening.
Vogel- en Habitatrichtlijn
Zoals hiervoor aangegeven heeft de Europese Unie formeel geen bevoegdheid op het gebied van
ruimtelijke ordening, maar wel voor natuur. Deze bevoegdheid kan wel grote gevolgen hebben voor
de ruimtelijke ordening, wat ook bij de Vogel- en Habitatrichtlijn aan de orde is. Beide richtlijnen gaan
over de bescherming van planten, dieren en hun leefomgeving door de lidstaten van de Europese Unie.
Daarbij richt de Vogelrichtlijn zich op alle in het wild levende vogelsoorten en hun leefgebieden. Daar-
bovenop zijn er in Nederland 79 gebieden aangewezen als speciale beschermingszones, die bedreigde
vogelsoorten herbergen en dus extra bescherming verdienen. Een goed voorbeeld daarvan zijn de
Waddeneilanden.
De Habitatrichtlijn heeft als doel om de veelheid aan plant- en diersoorten (de biodiversiteit) te behou-
den door hun natuurlijke leefgebieden te beschermen. Net als bij de Vogelrichtlijn moeten de lidstaten
-
9Vereniging Van nederlandse gemeenten
speciale beschermingszones voor bedreigde soorten aanwijzen en handhaven. Ook buiten deze spe-
ciale gebieden stelt de Habitatrichtlijn bepaalde regels. Natura 2000 is de overkoepelende term voor
alle speciale beschermingsgebieden onder de Vogel- en de Habitatrichtlijn.
Flora- en Faunawet
De Vogel- en Habitatrichtlijn zijn in Nederland gemplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998
en in de Flora- en Faunawet, die de regels voor bescherming van Natura 2000-gebieden bevatten. De-
centrale overheden moeten deze regels in acht nemen bij:
Beheereninrichtingvanhetbuitengebiedendeopenbareruimte.
Opstellenengoedkeurenenuitvoerenvanruimtelijkeplannen.
Verlenenvanbouw-enmilieuvergunningen.
Nemenvanpeilbesluiten.
Luchtkwaliteitsrichtlijnen
In 1996 is de Europese Kaderrichtlijn Luchtkwaliteit vastgesteld. Deze richtlijn, die in Nederland is
omgezet in onder meer de Wet milieubeheer, bevat de grondbeginselen voor het Europese beleid voor
luchtkwaliteit. De richtlijn is vervolgens uitgewerkt in een aantal dochterrichtlijnen, zoals het Besluit
Luchtkwaliteit, dat in augustus 2005 in werking trad. Dit besluit bevat onder meer grenswaarden en
plandrempels voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, zwevende deeltjes (fijnstof) en lood. In grote delen
van Nederland is overschrijding van de normen voor NO2 en fijnstof een probleem.
Sinds november 2002 komt het voor dat de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (bouw)
projecten blokkeert. Vaak omdat inrichting- en bestemmingsplannen niet aan de normen voor NO2 en
fijnstof uit het Besluit Luchtkwaliteit voldoen. Bekende gemeentelijke voorbeelden zijn bedrijventer-
rein in Hendrik Ido Ambacht, het stationseiland in Amsterdam, het ADO-stadion in Den Haag en de
plusstrook bij de Bilt.
Om vernietiging van de vergunning door de Raad van State te voorkomen, zijn er uit de jurisprudentie
drie criteria af te leiden die gemeenten in ieder geval in acht moeten nemen:
HetplanmoetvoldoendeaantonendateraanallegrenswaardeninhetBesluitluchtkwaliteitwordt
voldaan. Voldoen aan de grenswaarde voor het jaargemiddelde voor bijvoorbeeld fijn stof is niet
voldoende, ook de maximale dagelijkse concentraties moeten in orde zijn.
DegrenswaardengeldenoveralinNederland,dusnietalleeningebiedenwaarwoningenofmen-
sen aan overschrijdingen worden blootgesteld.
Alseenprojectlokaaltotoverschrijdingleidt,maarelderstotverbeteringvandeluchtkwaliteit,
moet dat worden aangetoond. Een en ander moet passen in de bredere overheidsdoelstelling om de
luchtverontreiniging binnen de normen te krijgen.
In 2020 moet de luchtkwaliteit in heel Europa verbeterd zijn. Uitstel is echter mogelijk. Zo heeft Neder-
land op grond van het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) tot 2015 de tijd om
Europese normen voor stikstofdioxide te halen en tot 2011 om aan de nomen voor fijnstof te voldoen.
Het NSL is een bundeling van alle gebiedsgerichte programmas en rijksdoelstellingen op het gebied
van luchtkwaliteitsverbetering.
Kaderrichtlijn Water
Sinds eind 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Deze bepaalt grofweg dat de
Europese grond- en oppervlaktewaterkwaliteit in 2015 overal in orde moet zijn. Andere eisen zijn
duurzaam watergebruik en het installeren van watersystemen die droogte- en overstromingsrisicos
minimaliseren.
-
10 Vereniging Van nederlandse gemeenten
De KRW hanteert bij de integrale benadering van het waterbeheer de zogenoemde stroomgebiedbe-
nadering. Omdat water haar eigen hydraulische (dus niet de administratieve) grenzen volgt, vraagt
deze benadering veel afstemming, (bestuurlijk) overleg en samenwerking. Nederland heeft hiertoe het
Nationaal Waterplan 2010-2014 opgesteld. Per stroomgebied stellen gemeenten, provincies, water-
schappen en Rijk gezamenlijk een stroomgebiedbeheersplan (SGBP) vast.
Ook op aangrenzende beleidsterreinen als milieu, natuur, ruimtelijke ordening, landbouw, recreatie,
verkeer, vervoer en visserij is samenwerking noodzakelijk. De Waterwet uit 2009 neemt dit samenwer-
ken als uitgangspunt. Dit stimuleert gezamenlijke afspraken tussen gemeenten en waterbeheerders en
voorkomt allerlei eenzijdige voorschriften. Een goed voorbeeld is de Watertoets, waarbij gemeenten
wateraspecten van hun ruimtelijke projecten in zo vroeg mogelijk stadium breed moeten afstemmen.
Dit nalaten zorgt, zoals de jurisprudentie over natuurbescherming laat zien, voor problemen bij de
uitvoering van gebiedsgericht beleid.
Samenwerking is ook uitgangspunt van het Deltaprogramma, dat in 2010 van start is gegaan. Centraal
staat de intersectorale aanpak van gebiedsontwikkeling in relatie tot klimaatverandering, om zo lands-
breed de waterveiligheid en zoetwatervoorziening voor de komende honderd jaar veilig te stellen.
Samenwerking staat ook centraal in het Bestuursakkoord Water, dat een integrale benadering van de
afvalwaterketen door gemeenten en waterschappen voorschrijft. Deze samenwerking moet leiden tot
een optimaal rendement op investeringen, ook wat betreft milieuprestaties.
Behalve op het gebied van ruimtelijke planning werkt de KRW door op een groot aantal andere be-
leidsterreinen. Een opsomming:
landbouwbeleid(emissies,vergunningen)
bouwmaterialen-enproductenbeleid(gebruikvanvervuilendematerialenterugdringen)
rioolwaterzuivering(aanpassenvanzuiveringsinstallaties);
riolering(afkoppelingvanregenwater)
recreatie(strengereeisenaanzwemwater)
natuurbeheer(verdrogingbestrijding,terugdringenvervuilendestoffen)
onkruidbestrijding(chemischebestrijdingsmiddelenwordenverboden)
publieksparticipatie(verplichtinformeren,consulterenenbetrekken)
Nitraatrichtlijn
Deze richtlijn beoogt een betere oppervlaktewaterkwaliteit door beperkt gebruik van stikstofhou-
dende meststoffen. Bekend voorbeeld is de rem op verspreiding van dierlijke mest, waardoor plaatse-
lijk overschotten ontstaan. Vooral in Nederland is de impact groot, omdat de veehouderij hier veelal
intensiever is dan elders. Nederlandse boeren mochten daarom van de Europese Commissie tijdelijk (tot
en met 2010) extra dierlijke mest gebruiken.
In combinatie met de varkenspest was de Nitraatrichtlijn aanleiding voor een ruimtelijke reconstructie
van gebieden met intensieve veehouderij. Deze reconstructie heeft direct impact op de inrichting van
het landelijk gebied en daarmee op de ruimtelijke ordening. Sinds vorig jaar is in Nederland het vierde
actieprogramma Nitraatrichtlijn van kracht, dat loopt tot 2013.
Zwemwaterrichtlijn
Sinds maart 2006 geldt de Europese Zwemwaterrichtlijn, die is gemplementeerd in de Wet hygine en
veiligheid bad- en zwemgelegenheden. De aanwijzing van zwemwaterlocaties is geregeld in de Wet
op de waterhuishouding. De richtlijn is een aanvulling op de Kaderrichtlijn Water en beoogt behoud,
bescherming en verbetering van milieukwaliteit en gezondheid van de mens. Voor de zwemwaterkwa-
-
11Vereniging Van nederlandse gemeenten
liteit gelden er twee bacterile criteria: de concentraties intestinale enterokokken en escherichchia coli.
Zwemlocaties moeten aan het eind van badseizoen 2015 op basis van meerjarenmetingen minimaal in
de klasse aanvaardbaar vallen. Dit is volgens de toelichting nadrukkelijk een resultaatsverplichting.
Op langere termijn moet alle zwemwater goed of uitstekend zijn. Hiervoor geldt geen tijdslimiet. De
provincies worden verplicht met borden over de zwemwaterkwaliteit te informeren.
Maatregelen voor een betere zwemwaterkwaliteit zijn bijvoorbeeld de aanpak van rioolwater over-
stort op oppervlaktewater, hogere eisen aan afvalwaterzuiveringsinstallaties en een lozingenverbod
voor de recreatievaart. Als dit (vanwege de hoge kosten) niet lukt, is sluiting de enige optie.
Richtlijn Omgevingslawaai
De huidige Europese richtlijn omgevingslawaai stelt twee belangrijke eisen aan (decentrale) overhe-
den: het opstellen van geluidsbelastingkaarten en publieksvoorlichting over omgevingslawaai.
De Europese richtlijn wordt op dit moment gevalueerd. De nieuwe conceptversie wordt dit jaar ver-
wacht. Nederland wil in de nieuwe versie sterker inzetten op bronbeleid (bijvoorbeeld via de Banden-
richtlijn, die eisen aan voertuigen en banden stelt). Nieuwe Europese normen mogen de steden niet
opnieuw (denk aan de ervaringen met de luchtkwaliteit!) voor problemen stellen die enorme investe-
ringskosten vergen. Van normering kan volgens Nederland alleen sprake zijn, als de Europese Commis-
sie en de lidstaten bereid zijn om stevig bronbeleid te voeren.
De aanpassing van deze richtlijn illustreert treffend dat gemeenten en de VNG op de hoogte moeten
zijn van ontwikkelingen en voorstellen binnen Europa, om invloed te kunnen uitoefenen op nieuwe
wetgeving en beleid.
Europese richtlijn Milieu-effectrapportage (MER)
De MER is een verplichting om milieueffecten van ruimtelijke plannen en projecten al in de voorberei-
dingsfase in kaart te brengen. Conform Europees beleid worden milieubelangen zo volwaardig meege-
wogen bij ruimtelijke plannen en besluiten. De richtlijn bevat drempelvoorwaarden om te bepalen of
een project MER-plichtig is.
Onder invloed van Europese jurisprudentie staan deze drempelwaarden echter onder druk. De trend
lijkt, dat er per project een aparte MER-beoordeling noodzakelijk is. Als de Europese Commissie deze
lijn bij de komende herziening volgt, zal de case by base-benadering leiden tot aanzienlijk hogere
administratieve en bestuurlijke lasten voor gemeenten. Dit brengt veel kleinere plannen en projecten
in gevaar.
In de Nederlandse implementatie van de richtlijn in de Wet Milieubeheer spelen drempelwaarden juist
een belangrijke rol. In oktober 2009 heeft het Europees Hof van Justitie Nederland echter op dit punt
in gebreke gesteld. Door de Nederlandse omgang met de drempelvoorwaarden zouden te veel projec-
ten door de mazen van het net glippen. Nederland moet de wetgeving nu herzien.
Door de inzet van de VNG is voorkomen dat het Rijk de drempelwaarden uit de Nederlandse wetge-
ving schrapt. De huidige herzieningsvoorstellen koppelen de drempelwaarden aan een extra verge-
wisplicht, die voldoende lijkt voor het Europese Hof. Het blijft zaak om de definitieve voorstellen de
komende tijd goed in de gaten te houden.
-
12 Vereniging Van nederlandse gemeenten
Europese richtlijn Aanbesteden
De regelgeving rond Europees aanbesteden is complex. Beoordelen of een opdracht onder de Europese
richtlijnen valt, vergt niet alleen kritisch onderzoek van de Europese Aanbestedingsrichtlijnen. Ook de
uitspraken van het Europese Hof van Justitie vormen een belangrijke rechtsbron.
De kern van de Europese aanbestedingsregelgeving voor overheidsopdrachten bestaat uit het EU-ver-
drag, de verdragsbeginselen en de Aanbestedingsrichtlijnen. De belangrijkste zijn de Aanbestedings-
richtlijnen 2004/18/EG voor overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten en de Richtlijn
2004/17/EG voor de speciale sectoren, water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten. De
richtlijnen zijn in Nederland gemplementeerd via het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsop-
drachten (Bao) en het Besluit aanbestedingen speciale sectoren (Bass).
Het Europese aanbestedingsrecht bepaalt onder meer dat voor overheidsopdrachten boven een be-
paalde drempel een speciale Europese aanbestedingsprocedure nodig is. Dit in het kader van cordi-
natie van nationale procedures en met als doel een goed functionerende interne Europese markt wat
betreft mededinging en eerlijke concurrentie. De drempelwaarden zijn vastgelegd in een verordening
en een duidelijke vorm van onontkoombare Europese regelgeving met rechtstreekse doorwerking.
Voor de aanbestedingsprocedure zelf gelden er voorschriften die deel uitmaken van de twee bovenge-
noemde aanbestedingsrichtlijnen. Het gaat onder meer om verschillende soorten aanbestedingsproce-
dures, termijnen binnen de procedures, criteria voor het selecteren van mogelijke opdrachtnemers en
criteria voor de uiteindelijke gunning.
Staatssteun
Controle op overheidssteun bijvoorbeeld van gemeenten aan ondernemingen is een van de be-
langrijkste onderdelen van het mededingingsbeleid van de EU. Belangrijk doel is het waarborgen van
gelijke concurrentievoorwaarden voor alle ondernemingen op de gemeenschappelijke markt. Over-
heidsmaatregelen die door onterecht bevoordelen van bepaalde ondernemingen of hun producten
concurrentievervalsend uitpakken, zijn niet toegestaan.
De regels over staatssteun vloeien voort uit de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie. Het VWEU ziet toe op steunmaatregelen van de lidstaten aan (groe-
pen) ondernemingen die niet marktconforme voordelen verschaffen. Deze maatregelen mogen de me-
dedinging en het handelsverkeer op interne markt niet vervalsen of dreigen te vervalsen. De Europese
Commissie heeft de exclusieve bevoegdheid om staatssteunmaatregelen te controleren en goed- of af
te keuren. Ook gemeenten zijn verplicht voorgenomen maatregelen waarbij sprake kan zijn van staats-
steun voor te leggen aan de Europese Commissie.
Het staatssteunverbod is echter een verbod met vele uitzonderingen, zo blijkt uit zowel het VWEU als
uit de secundaire regelgeving. De Europese Commissie heeft de uitzonderingen op het steunverbod
uitgewerkt in vrijstellingsverordeningen, kaderregelingen, mededelingen en richtsnoeren. Navolging
van de staatssteunbepalingen in het VWEU blijft uiteraard een vereiste.
-
13Vereniging Van nederlandse gemeenten
De Europese Unie heeft vele subsidieprogrammas. Een deel daarvan richt zich (ook) op gemeenten.
Subsidie aanvragen kan zeer de moeite waard zijn. Sommige projecten zijn zelfs niet mogelijk zonder
Europese financiering. Een belangrijk aspect is het additionele karakter van Europese subsidies. Dit
betekent dat Europees geld altijd een aanvulling is op andere middelen. De volgende paragraaf schetst
in het kort de achtergronden van EU-subsidies. Paragraaf 2.2. geeft een overzicht van EU-subsidies op
het gebied van ruimtelijke ordening.
2.1. Korte Schets Europese subsidiesEuropese subsidies zijn geen eenduidig begrip. Ze bestrijken uiteenlopende beleidsterreinen en doel-
stellingen. Ook aanvraag- en uitvoeringsprocedures verschillen. Sommige subsidieprogrammas worden
beheerd door de Europese Commissie, andere lopen via agentschappen, ministeries of provincies.
Gemene deler van alle EU-subsidies is dat zij zich richten op een bepaald doel, dat zijn grondslag heeft
in het EG-verdrag. Subsidiabele projecten moeten dus altijd passen binnen vooraf vastgestelde EU-
prioriteiten en doelstellingen. Voorbeelden zijn het creren van werkgelegenheid of het stimuleren
van onderzoek. De EU wil ook dat middelen verantwoord besteed worden. Uitvoering en verloop van
gesubsidieerde projecten worden daarom meerdere malen gecontroleerd.
De bekendste Europese subsidies zijn de structuurfondsen. Hieronder vallen programmas met
uiteenlopende doelstellingen, maar als totaal altijd gericht op het verkleinen van achterstanden van
bepaalde EU-regios. Regionale samenhang in economisch en sociaal opzicht is immers een van de
hoofddoelstellingen van de EU. Belangrijke doelen van de structuurfondsen zijn verbetering van het
regionale concurrentievermogen, bestrijding van werkeloosheid en de ontwikkeling van stads- en
plattelandsgebieden. De structuurfondsen dragen zo financieel bij aan de politieke doelstellingen van
de EU. Behalve de structuurfondsen zijn er nog vele specifieke programmas op gebieden als cultuur,
milieu, jeugd et cetera.
2 Europese subsidies
-
14 Vereniging Van nederlandse gemeenten
2.2. Europese RO-subsidiesDeze paragraaf behandelt achtereenvolgens:
subsidiemogelijkhedenvanuitdeEuropesestructuurfondsen;voorruimtelijkeontwikkelingvooral
het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling (EFRO)
EFROINTERREGProgrammas
hetEuropeesLandbouwfondsvoorPlattelandsontwikkeling(ELFPO)
hetLEADERprogrammavooreconomischeontwikkelingvanhetplatteland
URBACTIIvoordeontwikkelingvannetwerkenvanEuropesesteden
LIFE+voornatuur-enmilieubeleid
Europese structuurfondsen
Het regionale beleid van de Europese Unie is gebaseerd op de prioriteiten van de Lissabonagenda, die
volgens de afspraken vooral op lokaal en regionaal niveau gerealiseerd moeten worden. In het regio-
nale beleid 2007-2013 zijn deze prioriteiten vertaald in drie doelstellingen:
1. Convergentie, cohesie en solidariteit gericht op de minst welvarende landen en regios.
2. Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid gericht op alle overige regios.
3. Europese territoriale samenwerking gericht op alle regios in de Europese Unie ter vergroting van de
onderlinge samenwerking over de landsgrenzen.
Om deze doelstellingen te bereiken zijn de Europese structuurfondsen opgericht, waaronder het Cohe-
siefonds, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESF).
Het Cohesiefonds richt zich op doelstelling 1. Nederland komt hiervoor niet in aanmerking, omdat het
niet tot de armere lidstaten behoort. Voor het EFRO en het ESF, beide gericht op doelstellingen 2 en 3,
komt Nederland wel in aanmerking.
2.2.1 EFRO-subsidies voor verbetering regionaal concurrentievermogen
Nederland komt in aanmerking voor een deel van de 22,5 miljard aan EFRO-middelen die beschikbaar
zijn om het concurrentievermogen van regios te versterken. Hieronder vindt u informatie over de sub-
sidievoorwaarden, het budget en een toelichting op de vier lopende Nederlandse programmas.
Subsidievoorwaarden
In principe komt elke Europese regio die niet onder doelstelling 1 valt in aanmerking voor EFRO-subsi-
die. De lidstaten moeten zelf aangeven welke regios prioriteit hebben. Nederland heeft vier program-
mas ter verbetering van het regionale concurrentievermogen aangewezen: Oost, Noord, West en Zuid.
Aanvraag indienen
Het opvragen van meer informatie en het indienen van subsidieaanvragen loopt via de vier regionale
programmasecretariaten en kan gedurende de hele looptijd. Zie voor de contactgegevens van de pro-
grammasecretariaten het overzicht achterin deze publicatie.
Budget
Het Nederlandse deel van het EFRO-budget is als volgt verdeeld: programma Oost 164,1 miljoen,
Noord 169,4 miljoen, West 310,6 miljoen en Zuid 185,9 miljoen. De maximale cofinancieringper-
centages liggen tussen de 50% en 85%.
Doel/inhoud
De interne markt van de 27 EU-lidstaten telt 268 regios met in totaal 493 miljoen inwoners. Hierbinnen
bestaan grote economische en sociale verschillen. DOEL van het EFRO is om de verschillen in ontwik-
keling en achterstanden van regios te verkleinen. Binnen deze doelstelling staan innovatie, onderne-
-
15Vereniging Van nederlandse gemeenten
merschap en kenniseconomie voorop. De vertaling naar Nederlands beleid is vastgelegd in Nationaal
Strategisch Referentiekader (NSR). Dit sluit zo veel mogelijk aan bij bestaand Nederlands beleid, wat de
effectiviteit ten goede komt.
De vier Nederlandse programmas (Noord, Oost, Zuid en West) worden zo veel mogelijk regionaal
vormgegeven, maar het NSR stelt wel de volgende prioriteiten:
1. Innovatie, Ondernemerschap en Kenniseconomie
2. Attractieve regios
3. Attractieve steden
Alle programmas moeten zich concentreren op de eerste prioriteit. De tweede is ook een verplicht
onderdeel. Prioriteit drie moet bij voorkeur worden meegenomen, maar is niet verplicht.
Operationeel programma Noord-Nederland
Belangrijke themas binnen het operationeel programma Noord Nederland zijn:
versterkingkennispositieeninnovatiekrachtinsectorenwater,sensortechnologieenenergie
ICTtoepassingenbijMKB
kennistransfers
bedrijventerreinen(revitaliseringopenbareruimten,veiligheidenparkmanagement)
ontsluitingtopattractiesenbovenregionalevoorzieningen
innovatiesintoerismeenvervoer
opwaarderingstedelijkvoorzieningenniveau(stedelijkecentra,cultureelentoerisme)
locactiesvoorkennisgeorinteerdebedrijvigheid
Operationeel programma Oost-Nederland
De prioriteiten uit het NSR zijn voor Oost-Nederland vertaald in:
innovatiesinfood,healthentechnology
kennisinfrastructuur(bedrijfsverzamelgebouwen,broedplaatsen,vraagbundeling,breedband)en
marktgericht innoveren
innovatiefvervoer:aansluitingophoofdtransportassen
ontsluitingwerklocaties
herontwikkelingstationsencentrumgebieden
groenenblauwronddesteden
veiligheid,toegankelijkheidenontwikkelingindesteden
Operationeel programma Zuid-Nederland
In het programma Zuid-Nederland worden bij elke prioriteit operationele doelen gesteld. Belangrijk
zijn innovatie en/of R&D- intensivering in de volgende sectoren:
hightechsystemenenmaterialen
foodennutrition
lifesciences&medischetechnologie
nieuweenergie
logistiekeenprocesenergie(vooralinzuidwest)
toerisme(metnameZeeland);
kwaliteitsverbeteringbedrijvenlocaties
groen,cultuurennatuurininnovatieveruimtelijkeconcepten
transformatiebinnensteden;
milieukwaliteitstedelijkvervoer
-
16 Vereniging Van nederlandse gemeenten
Voorbeeld
Klavertje 4 is een omvangrijk agro-industrieel en logistiek werklandschap dat met EFRO-subsidie aan
de westzijde van Venlo verschijnt. Het project sluit aan op andere economische activiteiten zoals
de Tradeport, glastuinbouw en uitbreiding van de veiling in Grubbenvorst en het is de locatie van
de wereld tuinbouwtentoonstelling Floriade in 2012. Integrale gebiedsontwikkeling combineert
een krachtige economische Greenport met versterking van de groenstructuur, ruimtelijke kwaliteit,
bereikbaarheid en de milieuvoordelen van duurzame energie, watervoorziening en afvalstoffenver-
werking. Volgens het cradle-to-cradle-principe worden voor productieprocessen alleen afbreekbare
en herbruikbare grondstoffen gebruikt.
Operationeel programma West-Nederland
Belangrijke themas binnen het operationeel programmas van West-Nederland zijn:
milieu-innovaties
innovatiesrondduurzameenergieenverbeteringluchtkwaliteit(bijvoorbeeldbijvrachtafhande-
ling, goederen- en personenvervoer)
revitaliseringenherinrichtingbedrijventerreinen
verruimingenbeteregebruikswaardevangroenenwaterronddestad
greenports,betereontsluitingbedrijvenenkantoorlocaties
verbeterenleefklimaatindebinnensteden.
Voorbeeld
Via het programma Kansen voor West krijgt de Stichting Mainport en Groen iets meer dan 1 miljoen
euro aan EFRO-subsidie voor groene recreatiegebieden rond Schiphol. Het Groene Carr ligt in het
noordelijk deel van de Haarlemmermeer en vormt een groen raamwerk als een buffer rondom Schip-
hol en de Polderbaan. Zo verbetert de leefomgeving rondom Schiphol en ontstaan er ecologische
verbindingen met andere groengebieden in de regio.
Het Groene Carr bestaat uit drie delen: Zuid, West en Noord. De drie worden straks verbonden door
fiets-, wandel- en ruiterpaden. Het fietspad langs de N205 en de ecologische oevers zijn al klaar. Ook
het gebied ten noorden van Hoofddorp (Groene Carr Zuid) is inmiddels voorzien van fiets-, wandel-
en ruiterpaden, waterlopen, waterbergingen en grondwallen.
2.2.2. EFRO-subsidies voor Europese territoriale samenwerking
Voor doelstelling 3 van het Europees regionaal beleid 2007-2013 (Europese territoriale samenwerking
over de landsgrenzen heen), is voor Nederland 247 miljoen beschikbaar. Deze doelstelling is de op-
volger van het communautair initiatief Interreg (een term die zo is ingeburgerd, dat deze nog steeds
gebruikt wordt).
Net als bij Interreg zijn huidige projecten voor Europese territoriale samenwerking bottom up. Het
initiatief ligt dus voornamelijk bij regionale en lokale overheden. Het intensiveren van de Europese
territoriale samenwerking ter versterking van de economische concurrentiekracht en de territoriale
samenhang gebeurt op drie niveaus:
degrensoverschrijdendesamenwerking(INTERREGIVA)
detransnationalesamenwerkingtussenregiosingroteregebieden(INTERREGIVB)
deinterregionalenetwerken(veelaltussenregiosofgroepenvangemeenten)voorsamenwerking
en uitwisseling van ervaringen tussen alle lidstaten (INTERREG IV C)
Subsidievoorwaarden
Anders dan de EFRO-middelen voor doelstelling 2 worden de EFRO-gelden voor doelstelling 3 niet via
-
17Vereniging Van nederlandse gemeenten
de nationale overheden verstrekt. De programmasecretariaten kennen deze toe aan de kwalitatief
beste projecten, onafhankelijk van welk gebied ze bestrijken.
Aanvraag indienen
Indienen van Interreg IV A-projecten kan doorgaans het hele jaar door. Voor Interreg IV B en IV C kunt
u reageren op de specifieke thematische oproepen. Zie voor meer informatie en contactgegevens van
de programmasecretariaten het overzicht achterin.
Doel/inhoud
Hieronder vindt u meer informatie over de inhoud van de drie Interreg-programmas.
Interreg IV A Grensoverschrijdende samenwerking
Deze samenwerking richt zich voor Nederland op een strook van ongeveer vijftig kilometer aan weers-
zijden van de landsgrenzen. Naburige overheden werken over de grenzen bijvoorbeeld aan het opzet-
ten van gezamenlijke onderwijs-, technologie-, en gezondheids centra of projecten rond gezamenlijke
duurzame ruimtelijke ontwikkelingen. De nadruk ligt de komende periode op innovatie & onderne-
merschap en milieu & natuurbescherming.
Subsidievoorwaarden
De vier regios op Nederlands grensgebied die in aanmerking komen, zijn:
Nederland-Duitsland(www.euregio.nl;http://www.territorial-cooperation.eu)
Maas-Rijn(www.euregio-mr.eu)
Vlaanderen-Nederland(http://europawerkt.eu/)
2ZeenProgramma(delenvandekustvanFrankrijk,Belgi,hetVerenigdKoninkrijkenNederland)
(http://www.interreg4a-2mers.eu)
Naast de grotere projecten bieden de Euregios in hun programmas veelal ook faciliteiten voor klein-
schaliger projecten om de burgers (en/of NGOs) over de grenzen heen dichter bij elkaar te brengen, de
zogenoemde people-to-people- projecten of micro-project facility.
Budget
Voor de periode 2007-2013 is er 169,2 miljoen beschikbaar.
Aanvraag indienen
Projecten indienen kan doorgaans het hele jaar daar door, daarnaast zijn er thematische oproepen
voor grootschaliger projecten. Voor alle programmas is er een programmadocument met daarin orga-
nisatievorm, doelstelling en activiteiten. Deze zijn te raadplegen zijn via de websites van de program-
masecretariaten.
Interreg IV B Transnationale samenwerking
Europese regios worden onderling steeds afhankelijker door globalisering, liberalisering en de op-
komst van nieuwe bestuursvormen. Dit speelt ook op het terrein van ruimtelijke ontwikkeling. Trans-
nationale territoriale samenwerking op ruimtelijke onderwerpen krijgt daarom steeds meer support
van de EU, de lidstaten en regios. Interreg IV B ondersteunt samenwerking tussen nationale en lokale
overheden die bijdraagt aan een sterkere ruimtelijke integratie tussen Europese regios. Dit moet ook
een duurzame, harmonische en evenwichtige ontwikkeling binnen de EU en de territoriale samenhang
met kandidaat-lidstaten en andere buurlanden ten goede komen. Interreg IV B-programmas concen-
treren zich op milieu, toegankelijkheid van de regios en duurzame stedelijke ontwikkeling.
-
18 Vereniging Van nederlandse gemeenten
Subsidievoorwaarden
Transnationale samenwerking betreft altijd regios uit minimaal twee landen binnen het program-
magebied Noord West of het programmagebied Noordzee. Voor Nederland zijn dit:
ProgrammaNoordzee(http://www.northsearegion.eu),voorderegiosFriesland,Groningen,Dren-
the, Overijssel, Flevoland, Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland
ProgrammaNoordwestEuropa(http://www.nweurope.org),voorderegiosOverijssel,Gelderland,
Flevoland, Utrecht, Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland, Noord-Brabant en Limburg
Budget
Het totale EFRO-budget voor transnationale samenwerking is 78 miljoen. Dit is gesplitst in 46,7
miljoen voor het Noordzeeprogramma en 31,1 miljoen voor het Noordwest-programma.
Aanvraag indienen
De procedure verschilt per programma. Zie voor meer informatie www.agentschapnl.nl (programma
Noordwest Europa)
Interreg IV C Interregionale samenwerking
Interreg IV C beoogt de effectiviteit van het Europees regionaal beleid te vergroten door uitwisseling van
kennis en ervaring tussen Europese regios te ondersteunen. Minder en meer ervaren regios kunnen zo
van elkaar leren. De prioriteiten zijn innovatie en kenniseconomie en milieu en risicopreventie. Beide
zijn onderverdeeld in subthemas, die binnen Interreg IV C-projecten gecombineerd kunnen worden.
Subthemas prioriteit 1 - innovatie en kenniseconomie:
innovatie,onderzoekentechnologischeontwikkeling
ondernemerschapenMKB
informatiesamenleving
werkgelegenheid,menselijkkapitaalenonderwijs
Subthemas prioriteit 2 - milieu en risicopreventie:
natuurlijkeentechnologischerisicos
watermanagement
afvalmanagement
biodiversiteitenbeschermingvannatuurlijkerfgoed
energieenduurzaamvervoer
cultureelerfgoedenlandschappen
Er zijn twee soorten Interreg IV C-projecten: de klassieke interregionale initiatieven, gekenmerkt door
intensieve samenwerking op breed terrein en de zogenoemde fast track-projecten. Deze draaien
vooral om kennisoverdracht rond goede voorbeelden van regionale ontwikkeling (met name good
practices uit eerdere Interreg-projecten).
Subsidievoorwaarden
Projecten in deze categorie moeten zich richten op interregionale samenwerking met tenminste twee
partners, waarvan tenminste n uit een andere lidstaat. Alle 27 EU-lidstaten plus Noorwegen en Zwit-
serland kunnen deelnemen. Partners van buiten de EU kunnen in principe ook meedoen, maar dan wel
op eigen kosten.
Budget
400 miljoen voor zeven jaar voor alle landen.
-
19Vereniging Van nederlandse gemeenten
Aanvraag indienen
Een of twee keer per jaar wordt hiervoor een call for proposals uitgeschreven. De website van Inter-
reg 4c (www.interreg4c.eu) bevat een database met projectvoorstellen waar u partners kunt vinden en/
of ideen op kunt doen.
2.2.3. Plattelandsontwikkeling: Leader en ELFPO
De Europese Unie bestaat voor meer dan 90% uit plattelandsgebied. Sinds de hervorming van het
Europese landbouwbeleid is plattelandsontwikkeling steeds belangrijker bij de aanpak van proble-
men in plattelandsgebieden. Plattelandsontwikkeling richt zich niet alleen op landbouw, maar ook op
waterbeheer, openluchtrecreatie, milieu en de vormgeving van het Nederlandse landschap. Stimuleren
van de werkgelegenheid, leefbaarheid en duurzame ontwikkelingen zijn belangrijke doelen van het
nieuwe beleid (2007-2013).
Als instrument voor het verkleinen van structurele ongelijkheid, behoorde het landbouwfonds in het
verleden tot de structuurfondsen. Sinds de hervorming van het landbouwbeleid staan de landbouw-
fondsen op zichzelf. Deze paragraaf behandelt zowel het Europees Landbouwfonds voor Plattelands-
ontwikkeling (ELFPO) als LEADER. Via een bottom-up benadering met veel ruimte voor (samenwerking
tussen) lokale organisaties en bestuurlijke vernieuwing probeert de EU met LEADER het Europese
landbouwbeleid en de plattelandsontwikkeling effectiever te maken. Samenwerking, bestuurlijke
vernieuwing en het creren van bestuurlijk draagvlak staan centraal bij het realiseren van de ELFPO-
doelstellingen.
Budget
Nederland krijgt 486,5 miljoen vanuit het ELFPO. Rijk en provincies dragen ditzelfde bedrag bij aan
plattelandsontwikkeling. Uit aanvullende staatssteun komt nog eens 600 miljoen. Samen met een
verwachte 500 miljoen aan particuliere investeringen, wordt er 2 miljard genvesteerd in het Neder-
landse platteland.
Subsidievoorwaarden ELFPO
Kennisinstellingen, ondernemers, overheden en andere organisaties kunnen ELFPO-subsidie krijgen.
Het fonds stelt verschillende prioriteiten (de zogenoemde assen, zie hieronder) met bijbehorende
subsidiedoelgroepen. Neem voor meer informatie contact op met de organisaties achter in deze publi-
catie. Let op: financiering van projecten vanuit structuurfondsen n het ELFPO is niet mogelijk.
Subsidievoorwaarden LEADER
InitiatiefnemersvanLEADER+projectenkunnenprivatepartijen,plaatselijkeverenigingen,provin-
cies en gemeenten zijn. Leader heeft tot doel inwoners van plattelandsgebieden te stimuleren om
na te denken en mee te beslissen over de toekomst van hun gebied. Dit gebeurt door netwerken van
bewoners, groeperingen en overheden op het platteland te creren of te versterken (publiekprivate
samenwerking). Er is ruimte voor maximaal 30 groepen in Nederland. De aanmelding staat open voor
zowel bestaande als nieuw te vormen Leadergroepen.
Doel/inhoud ELFPO
De Europese plattelandsverordening van 2005 legde de basis voor het nieuwe Europese landbouwbe-
leid. Onderdeel hiervan is dat elke lidstaat een eigen plattelandsontwikkelingprogramma (POP) moet
ontwikkelen. Speerpunten zijn onder meer het versterken van de concurrentiekracht, milieu & natuur
en economische bedrijvigheid in plattelandsgebieden.
Het Nederlandse POP 2 (voor de jaren 2007-2013) richt zich voornamelijk op verbetering van de concur-
-
20 Vereniging Van nederlandse gemeenten
rentiekracht van de Nederlandse landbouw en de kwaliteit van het platteland. Conform de EU-doel-
stellingen zijn er vier prioriteiten vastgesteld:
1. Het versterken van de concurrentiekracht van de land- en bosbouwsector.
2. Het verbeteren van het milieu en de natuur.
3. Het verbeteren van de leefbaarheid van het platteland en de diversificatie van de plattelandsecono-
mie.
4. Leaderaanpak (plattelandsontwikkeling door lokale aanpak).
De prioriteiten zijn vertaald in 24 concrete maatregelen, met voor iedere maatregel een bijbehorende
subsidiedoelgroep. De volledige lijst met maatregelen is te raadplegen via:
www.regiebureau-pop.nl/maatregelfiches
Toelichting LEADER
LEADER staat voor Liaison Entre Actions de Dveloppement de lEconomie Rurale. Het is een experi-
menteel programma voor sociaal-economische impulsen op gebiedsniveau. Een Leaderaanpak (ELFPO-
prioriteit vier) geeft zo veel mogelijk ruimte aan een plaatselijke bottom-up benadering, lokale partner-
schappen en projecten met een experimenteel karakter. Dit is goed voor de bestuurlijke samenwerking,
draagvlak en vernieuwing. Lokale overheden en andere plaatselijke organisaties kunnen op deze manier
hun competenties verbeteren en zo de plaatselijke plattelandsontwikkeling extra positief benvloeden.
Aanvraag ELFPO indienen
Het indienen van projectenvoorstellen in categorie 1 (versterken concurrentiekracht land- en bosbouw-
sector) verloopt voornamelijk via de Regeling LNV-subsidies. Zie voor onder meer de openstellingster-
mijnen het LNV-loket: http://www.hetlvnloket.nl. Projectvoorstellen voor de overige categorien lopen
via de provincies, die verschillende procedures hanteren. Raadpleeg voor meer informatie de provinci-
ale POP-cordinator: http://www.regiebureaupop.eu/nl/info/6/22/provincies.
Aanvraag Leader indienen
Raadpleeg voor meer informatie over calls for proposals en selectieprocedures het netwerk plattelands-
ontwikkeling via: www.netwerkplatteland.nl. Dit netwerk ondersteunt Leadergroepen en gebieds- of
streekcommisies ook bij het groepsproces en inhoudelijke zaken.
2.2.4. Stedelijke ontwikkeling: URBACT II
Onderling bespreken van best practices en geleerde lessen maakt stedelijke ontwikkeling steeds ef-
fectiever. URBACT II richt zich daarom op de ontwikkeling van netwerken van Europese steden, die het
beleid voor stedenontwikkeling effectief implementeren. De focus ligt vooral op duurzame stedelijke
ontwikkeling, met als aandachtspunten milieu en economische en sociale ontwikkelingen.
Subsidievoorwaarden
In aanmerkingen komen projecten waarbij ten minste twee partners samenwerken, waarvan ten min-
ste n uit een andere lidstaat. Steden, regionale overheden, en/of universiteiten en onderzoekscentra
kunnen aanvragen indienen.
Budget
68.890.739 voor de gehele periode (2007-2013) voor alle lidstaten plus Noorwegen en Zwitserland.
Nederlandse projecten kunnen vanuit URBACT II voor maximaal 70% aan cofinanciering krijgen.
Doel/inhoud URBACT
Het Urbact-programma sluit aan bij het bredere perspectief van de Lissabon- en Gteborg-doelstellin-
-
21Vereniging Van nederlandse gemeenten
gen (attractieve regios en steden, innovatie, banengroei en duurzame ontwikkeling). Bij het realiseren
hiervan staat de uitwisseling van kennis en ervaring centraal. Tussen 2002 en 2006 hebben binnen
URBACT I in totaal 274 partners samengewerkt. De schat aan case studies, aanbevelingen en best prac-
tices die dit heeft opgeleverd, zijn te raadplegen via de URBACT website. Gebruikmaken van de reeds
geleerde lessen is een voorwaarde voor nieuwe netwerken binnen URBACT II. Ook binnen dit program-
ma ligt de focus op duurzame stedelijke ontwikkeling. Er zijn twee prioritaire assen vastgesteld met
bijbehorende themas:
As 1: steden; motoren van groei en banen
bevorderenvanondernemerschap
verbeterenvaninnovatieenkenniseconomie
werkgelegenheidenmenselijkkaptaal
As 2: attractieve en samenhangende steden
gentegreerdeontwikkelingvanachterstandswijken
socialeintegratie
stedelijkleefmilieu
stedelijkeplanningengovernance
Vanwege de samenhang tussen deze themas, moeten netwerken zich richten op n thema en
dit gebruiken om de andere te verkennen. Samenwerkingsvormen zijn thematische netwerken en
werkgroepen. Beide moeten directe resultaten voor duurzame lokale ontwikkeling opleveren. Voor
netwerken en werkgroepen gelden wel verschillende voorschriften, zie daarvoor de programmagids op
de website.
Aanvraag indienen
Projecten kunnen via de doorgaans een- of tweejaarlijkse call for proposals worden ingediend. Raad-
pleeg de website van URBACT II (www.urbact.eu) voor de database met projectvoorstellen en het
vinden van partners en/of goede ideen.
2.2.5. Milieu: LIFE+ 2007-2013
De recente klimaatveranderingen en de wetenschap dat duurzaamheid n van de Lissabon-prioritei-
tenis,makenmilieueenvanzelfsprekendthemavoorEU-subsidies.HetprogrammaLIFE+ondersteunt
hetmilieu-ennatuurbeleidindeEU.OokondersteuntLIFE+hetzesdeEUMilieuactieprogramma
(MAP), met name projecten rond klimaatverandering, natuur en biodiversiteit, milieu en gezondheid,
kwaliteit van leven, natuurlijke hulpbronnen en afvalstoffen. Ook in Nederland is steeds meer aan-
dachtvoormilieu.Gemeentendiehierbijvooropwillenlopen,kunnenondersteuningvanuithetLIFE+
programma krijgen.
Voorbeeld
De gemeente Tilburg hergebruikt met EU-subsidie vanuit het LIFE-programma afvalwater voor indus-
trile doeleinden. Het project is een samenwerkingsverband tussen de waterbeheerders in de regio:
de gemeente Tilburg, waterschap de Dommel en de Tilburgse waterleiding Maatschappij.
Het project zet gezuiverd afvalwater uit de gemeente om in werkwater. Hiervoor hoeft dus geen
kostbaar drinkwater te worden ingezet. Werkwater is een economisch aantrekkelijk alternatief voor
drinkwater en is bruikbaar voor industrile toepassingen zoals koel, spoel-of bluswater en irrigatie.
Via een zuiveringsinstallatie en een apart transport -en distributiestelsel wordt werkwater aan bedrij-
ven in Tilburg geleverd. Dit hergebruik van stedelijk afvalwater is niet alleen goed voor het milieu,
maar levert ook economische voordelen op.
-
22 Vereniging Van nederlandse gemeenten
Subsidievoorwaarden
LIFE-subsidie is in principe bestemd voor nationale, regionale en lokale autoriteiten, internationale
en private organisaties en non-gouvernementele organisaties (NGOs). De projecten en de uitvoering
hiervan moeten plaatsvinden binnen de 27 EU-lidstaten. De Europese Commissie heeft een voorkeur
voorgrootschaligeenambitieuzeLIFE+voorstellenmeteengemiddeldebegrotingvanronddetwee
miljoen euro.
Een LIFE+ project...
Isgerichtopproefprojecten,bestpracticeofinnovatie.
Heefteenlooptijdtussendetweeenvijfjaar.
Heeftnietmeerdanvijfpartners.
Omvatgeenfundamenteelonderzoek.
Wordtuitgevoerdbinnenhetgrondgebiedvandelidstaten.
KomtnietinaanmerkingvoorandereEuropesefinancieringsinstrumenten.
Budget
Het totale budget bedraagt 2,1 miljard voor de gehele programmaduur (2007-2013). Ten minste de
helftisgereserveerdvoornatuur-enbiodiversiteitprojecten.LIFE+projectenkomeninaanmerking
voor50%cofinanciering.VoorLIFE+natuurprojectendiezichuitsluitendbezighoudenmetNatura
2000-gebieden geldt een cofinancieringpercentage van 75%.
Doel/inhoud LIFE+
HetdoelvanLIFE+isdecofinancieringvandeontwikkeling,evaluatieenuitvoeringvanEuropees
milieu- en natuurbeleid. Er zijn drie pijlers:
1: Natuur en biodiversiteit
Deze pijler is vooral van belang voor gemeenten met een Natura 2000-gebied omdat deze is gericht
op de implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijnen en de verdere ontwikkeling van het Natura
2000-netwerk. Dit netwerk omvat in Nederland 162 kwetsbare gebieden die zijn aangewezen onder
deVogelrichtlijnenaangemeldonderdeHabitatrichtlijn.LIFE+subsidieertdeuitwisselingvanbest
practices om de implementatie van deze richtlijnen te verbeteren. Ook zijn er subsidies mogelijk
voor de evaluatie en monitoring van het gemeenschappelijke natuur- en biodiversiteitsbeleid.
2: Milieubeleid en bestuur (governance)
Deze pijler is een voortzetting en uitbreiding van het vroegere LIFE-Milieu-programma. Binnen deze
pijler staan innovatie en proefprojecten centraal. Innovatieve beleidsbenaderingen en methoden
moeten uiteindelijk de uitvoering van het Europese milieubeleid op het gebied van klimaatveran-
dering, natuurlijke hulpbronnen en afval verbeteren. Deze pijler ondersteunt in het bijzonder de
uitvoering van het zesde EU Milieuactieprogramma (MAP).
3: Informatie en communicatie
Deze pijler richt zich op informatievoorziening en bewustwording van natuur- en milieuproblemen,
zoals bosbranden. Denk aan informatiecampagnes, conferenties, publicaties en trainingen.
Aanvraag indienen
Er is een jaarlijkse oproep voor het indienen van projecten. Zie voor meer informatie de websites van
de Europese Commissie: http://ec.europa.eu/environment/life/funding/lifeplus/call/index.htm
en Agentschap NL: http://www.senternovem.nl/life/introductie_life/index.asp
-
23Vereniging Van nederlandse gemeenten
Kennis van Europese wet- en regelgeving is belangrijk. Hetzelfde geldt voor Europese subsidiemoge-
lijkheden en deelname aan kennisnetwerken. De hieronder genoemde netwerken richten zich specifiek
op de ruimtelijke ordening.
Association of European Border Regions (AEBR)
AEBR (www.aebr.eu) zet zich in voor alle Europese grensregios en bevordert samenwerking en grens-
overschrijdende oplossingen. Het netwerk stelt zich de volgende doelen:
1. Inzichtelijk maken van de specifieke problemen, kansen, taken en projecten van grensregios.
2. De regios vertegenwoordigen bij parlementen en andere (EU)organen en instituten.
3. Initiren, ondersteunen en cordineren van samenwerking tussen de regios.
4. Uitwisselen van expertise en informatie.
Child friendly Cities (CFC)
Het netwerk Child friendly Cities is een platform van gemeentebestuurders, ambtenaren en andere
genteresseerden voor het ontwikkelen en ondersteunen van innovatief jeugdbeleid. Doel is om
gemeenten binnen en buiten Nederland leefbaarder te maken voor kinderen. Elkaar inspireren en het
uitwisselen van kennis en ervaring staan centraal.
www.childfriendlycities.org
City Mayors
City Mayors is een netwerk van professionals op het gebied van stedelijke planning, die de ontwikke-
ling van sterke en welvarende steden en goed lokaal bestuur willen promoten. Het houdt zich als onaf-
hankelijk en niet-commercieel internetplatform bezig met alle aspecten van stedelijk beleid die welzijn
van burgers direct aangaan, zoals volkshuisvesting, transport, onderwijs en werkgelegenheid.
www.citymayors.com
3 Europese kennisnetwerken
-
24 Vereniging Van nederlandse gemeenten
Europa Nostra
Europa Nostra maakt zich sterk voor de bewustwording van de waarde van cultureel erfgoed en het
belang van Europees en nationaal beleid hiervoor. Specifieke doelen zijn:
1. Promoten van een hoge kwaliteitsstandaard voor de conservatie van architectuur en stedelijke en
landelijke planning.
2. Stimuleren van duurzame ontwikkeling, rekening houdend met de natuurlijke omgeving.
3. Agenderen van cultureel erfgoed als bouwsteen van de Europese identiteit en versterking van Euro-
pees burgerschap.
www.europanostra.org
European Cities and Regions Networking for Innovative Transport Solutions (Polis)
Polis heeft tot doel om transport op lokaal niveau te verbeteren. Polis besteedt hierbij speciale aan-
dacht aan milieu- en mobiliteitsvraagstukken, de economische en sociale dimensies van transport en
transportveiligheid.
www.polis-online.org
European Land and Soil Use (ELSA)
Elsa is een netwerk van Europese lokale overheden die gezamenlijk duurzame stedelijke ontwikkeling
nastreven. De nadruk ligt op de promotie van duurzaam gebruik van bodem en land in het kader van
Lokale Agenda 21.
www.eea.europa.eu/soer/europe/land-use
European New Town Platform (ENTP)
ENTP heeft drie hoofdthemas: stedelijke regeneratie, sociale cohesie en duurzame ontwikkeling. Het
netwerk is de leden van dienst via de platformfunctie (de uitwisseling van best practices en het uit-
voeren van gezamenlijke projecten) en als Europese lobbyorganisatie voor het promoten van nieuwe
steden en het versterken van hun rol op regionaal en transnationaal niveau.
www.newtowns.net
European Platform on Mobility Management (EPOMM)
EPOMM is een Europees Platform voor mobiliteitsmanagement; de leden zijn overheden die beleid
hiervoor ontwikkelen.
www.epomm.eu
European Urban Knowledge Network (EUKN)
EUKN is een netwerk van nationale kenniscentra voor kennisuitwisseling over stedelijk beleid op
nationaal en Europees niveau. Vijftien lidstaten, Eurocities, het URBACT programma en de Europese
Commissie doen mee.
www.eukn.org
Group of European Municipalities with Nuclear Facilities (GMF)
GMF is het netwerk voor Europese lokale overheden nabij nucleaire installaties. Doel is gezamenlijke
benvloeding van het besluitvormingsproces rond kernenergie.
www.gmfeurope.org
-
25Vereniging Van nederlandse gemeenten
International Association for Cities and Ports (ACP)
IACP is een netwerk van economische en politieke organisaties die havensteden vertegenwoordigen.
Ook experts en onderzoekers zijn lid. Gezamenlijke doelen zijn het promoten van havensteden, ver-
sterken van de link tussen de stad en de haven en het ontwikkelen van gemeenschappelijk beleid.
www.aivp.org
International Federation for Housing and Planning (OFHP)
IFHP biedt een platform voor uitwisseling van kennis en ervaring rond volkshuisvesting en ruimtelijke
ordening. IFHP streeft de volgende doelen na:
1. Aandragen van oplossingen voor volkshuisvestingsproblemen wereldwijd.
2. Leden informeren over de laatste wereldwijde trends en ontwikkelingen in het vakgebied.
3. Stimuleren van discussies tussen experts, politici en belangengroeperingen.
4. Nieuwe inzichten vergaren door beleid te vergelijken (van steden met verschillende geografische,
economische en culturele omstandigheden).
www.ifhp.org
International Network for Urban Development (INTA)
Het INTA-netwerk bevordert de uitwisseling van informatie en best practices van stedelijke ontwikke-
ling.
www.inta-aivn.org
Lightning Urban Community International (LUCI)
LUCI is het internationale kennisnetwerk voor lokale overheden, designers, bedrijven en universiteiten
over stedelijke verlichting. LUCI stimuleert beleidsmakers de dialoog aan te gaan over technologische
ontwikkelingen, onderzoek en experimenten te initiren en werkt aan een beter begrip van de uitda-
gingen van licht landschap.
www.luciassociation.org
Association for Cities and Regions for Recycling and Sustainable Resource Management (ACR+)
ACR+iseeninternationaalkennisnetwerkvanlokaleenregionaleoverhedenophetgebiedvan
afvalmanagement. De nadruk ligt op duurzame ontwikkeling, afvalvermindering, afvalverwerking en
samenwerkingtussendepubliekesector,privatesectorenburgers.ACR+zetzichinvoor:
1. Stimuleren van kennis en kunde rond duurzaam afvalmanagement bij publieke sector.
2. Praktische verbeteringen rond afvalmanagement en duurzame consumptie.
3. Ondersteuning van regionale en lokale overheden bij knelpunten rond afvalmanagement.
4. Samenwerking tussen de leden om gezamenlijk duurzame afvaloplossingen te realiseren.
www.euractiv.com
Climate Alliance of European Cities
Climate Alliance is een vereniging van Europese steden en lokale overheden die in samenwerking met
inheemse stammen uit de regenwouden het klimaat willen beschermen en de gelijkheid tussen Noord
en Zuid willen bevorderen. Doelen hierbij zijn:
1. Verminderen van de gasuitstoot in de noordelijke gendustrialiseerde landen.
2. Beschermen van de regenwouden.
3. De regenwoudbevolking helpen om naar eigen ontwikkelingsconcepten te werken en leven in hun
natuurlijke omgeving.
www.klimabuendnis.org
-
26 Vereniging Van nederlandse gemeenten
Energy Cities
Energy Cities verenigt lokale overheden die samen manieren zoeken om energieconsumptie en lokale
emissie te verminderen en efficinter gebruik te maken van lokaal beschikbare energiebronnen. Doe-
len hierbij zijn:
1. Initiatieven van en voor lokale overheden ontwikkelen door ervaringen en expertise uit te wisselen
en gezamenlijk projecten te organiseren.
2. Leden te informeren over lokale energiestrategien.
3. Versterken van de rol en capaciteit van lokale overheden op het gebied van efficint en duurzaam
omgaan met energie.
4. Benvloeden van voorstellen van de Europese Unie over energie, milieubescherming en stedelijk
beleid.
www.energy-cities.eu
Eurocities
Eurocities is het netwerk van grote Europese steden. De leden kunnen via dit platform kennis, ideen
en ervaringen uitwisselen, gemeenschappelijke problemen analyseren en innovatieve oplossingen be-
denken. Actuele themas zijn: samenwerking, cultuur, economie, milieu, kennis, samenleving, mobiliteit
en sociale zaken.
www.eurocities.eu
Local Governments for Sustainability (ICLEI)
Deze vereniging van lokale overheden richt zich op duurzaam beleid en specifiek de verbetering en
promotie van de Lokale Agenda 21. ICLEI is van mening dat lokaal ontwikkelde intiatieven de meest
efficinte manier zijn om lokale, nationale en globale duurzaamheidsdoelstellingen te halen.
www.iclei-europe.org
-
27Vereniging Van nederlandse gemeenten
Dit hoofdstuk behandelt achtereenvolgens de stand van zaken en toekomstige ontwikkelingen en
voorstellen rond het onderwerp territoriale cohesie in Europa.
2.1. Diversiteit als basis voor gebiedsgerichte beleidsvorming Europa kent een policentrisch ontwikkelpatroon. Uit onderzoek blijkt dat de concurrentiekracht van
Europa vooral in stedelijke gebieden ligt. Daarbij geldt: hoe hoger de concentratie, hoe meer creati-
viteit. De Europese groeicijfers laten echter zien dat ook andere regios groeimogelijkheden hebben.
De diversiteit die de Europese Unie kenmerkt, hoeft dus geen nadeel te zijn, maar biedt juist mogelijk-
heden. Om die diversiteit optimaal te kunnen benutten, moeten alle overheidslagen meer maatwerk
leveren en zijn er meer initiatieven van onderaf (bottom-uo) nodig.
De Europese Commissie concludeert dat territoriale diversiteit een belangrijke Europese troef is, die
kan bijdragen aan de duurzame ontwikkeling van de hele Unie. De Nederlandse provincies en gemeen-
ten onderschrijven dat de diversiteit van de regios en het policentrische verstedelijkingspatroon een
goede basis kunnen zijn voor economische groei en werkgelegenheid.
Nederland is misschien wel het meest typische voorbeeld een sterk verstedelijkt land (in het bijzon-
der de Randstad). Enorme metropolen ontbreken echter. Ook het landelijke gebied van Nederland is
dichtbevolkt, wat de benodigde kritische massa om ontwikkelingen van de grond te krijgen oplevert.
Andere belangrijke kenmerken zijn de ligging aan de monding van grote Europese rivieren (Rijn, Maas,
Schelde), de ligging van grote delen van het land onder zeeniveau, de waterrijke gebieden en het
intensieve gebruik van het landbouwareaal.
Deze mix van kenmerken biedt de Nederlandse provincies en gemeenten specifieke groeikansen, maar
stelt de regios ook voor uitdagingen, vooral wat betreft klimaatverandering. De Europese Commissie
deelt deze conclusie in de studie naar de toekomstige uitdagingen voor de Europese regios tot 2020.
4 Territoriale cohesie in Europa
-
28 Vereniging Van nederlandse gemeenten
Om deze kansen als Nederlandse overheid te benutten en de uitdagingen in en met Europa aan te
kunnen gaan, is het van belang dat de regios de mogelijkheden krijgen om op het gewenste schaal-
niveau de uitdagingen op te kunnen pakken.
Een integrale gebiedsgerichte benadering voor beleidsontwikkeling
De regios en gemeenten zijn voor een goede concurrentiekracht steeds afhankelijker van samen-
werking tussen publieke, maatschappelijke en private partijen in binnen- en buitenland. Dit wijst de
decentrale praktijk in Nederland ook uit. Er is sprake van een bottom-up proces waarbij steden en
regios over hun administratieve grenzen heen op het gewenste schaalniveau samenwerken. Sommige
beleidsontwikkelingen vragen om een aanpak die over lokale, regionale, of zelfs nationale grenzen
heengaat.
Voor maatwerk op alle schaalniveaus is een integrale benadering van beleidsontwikkeling noodzake-
lijk. Zeker in een dichtbevolkt land als Nederland met de schaarse ruimte en de specifieke geografische
kenmerken is het belangrijk dat beleidssectoren, bestuurslagen en hun partners bij komen en geza-
menlijk integraal aan gebiedsontwikkeling werken. Hierdoor ontstaat een betere synergie tussen de
verschillende beleidsvelden (horizontale beleidscordinatie) en tussen de verschillende bestuurslagen
en partners (multilevel governance).
Deze integrale gebiedsgerichte benadering blijkt voor Nederland een goede werkwijze om op het
gewenste schaalniveau, met in achtneming van verschillende (politieke) belangen, optimale gebieds-
ontwikkeling te realiseren. De territoriale cohesie levert in dit licht een belangrijke bijdrage aan de
beleidscordinatie en governance die een duurzame integrale gebiedsgerichte ontwikkeling op lokaal
en regionaal niveau mogelijk maken. EU-brede inzet van deze methode biedt een goede basis voor
cohesie tussen de verschillende gebieden (territoria), gebaseerd op de specifieke krachten en ligging
van de individuele regios en gebieden.
4.2. Toekomstige ontwikkelingen en voorstellenHet Europese regionale beleid is gebaseerd op een gentegreerde benadering. Het overige beleid is
echter overwegend sectoraal en kenmerkt zich door een one size fits all benadering, wat de regionale
diversiteit in Europa geen recht doet. Met name op ruimtelijk gebied doet het sectorale beleid geen
goed, vooral in dichtbevolkte gebieden waar ruimtelijke aspecten grote gevolgen hebben. Bovendien
is hindert het initiatieven om ontwikkelingen van onderop (bottom up) tot stand te laten komen. Een
aanpassing van de Europese beleidsvorming is daarom noodzakelijk. Territoriale cohesie
kan hieraan bijdragen door regionale gebiedskenmerken als een van de uitgangspunten te nemen
voor Europees beleid en regelgeving.
Territoriale impact in impact assessments
De vraag is hoe Europese Commissie bij het ontwikkelen van beleid en wetsvoorstellen rekening kan
houden met ruimtelijke aspecten van de Europese regios. De Nederlandse provincies en gemeenten
stellen voor dat de Commissie bij impact assessments van alle nieuwe wetsvoorstellen een nieuw
element inbouwt: de territoriale impact van het voorstel en de praktische uitvoerbaarheid op regionaal
en lokaal niveau. Hiermee wordt een bestaand instrument vernieuwd en verbeterd. Ieder voorstel voor
een nieuwe richtlijn of verordening dient getoetst te worden op de ruimtelijke aspecten. Gezien de
grote diversiteit in Europa dienen de regios en lidstaten hierbij een ondersteunende rol te vervullen
(multilevel governance).
Voor een goede analyse van de territoriale impact van Europese voorstellen, zijn meer en beter data
-
29Vereniging Van nederlandse gemeenten
noodzakelijk. Inzicht in de dynamiek en territoriale impact van Europees sectoraal beleid is essentieel.
Er is behoefte aan relevante indicatoren die verder gaan dan de enge begrenzing via de NUTS-syste-
matiek. De nieuwe en betere gegevens dienen de basis te vormen van nieuwe indicatoren, die meer
recht doen aan de diversiteit van gebieden en de gevolgen van beleidsmaatregelen voor hun inwoners.
Zowel kwalitatieve als kwantitatieve indicatoren kunnen nuttig zijn, zoals:
dematevansamenwerkingtussenpubliekeenprivatepartijen
detoegangvanburgerstotdienstenvanalgemeenbelang(aantalICTverbindingen,medischevoor-
zieningen, toegang tot onderwijs et cetera)
demografischeontwikkelingen
dematevanverstedelijkingenterritorialesamenhang(relatiestad/land)
-
30 Vereniging Van nederlandse gemeenten
-
31Vereniging Van nederlandse gemeenten
VNGNassaulaan 12 (de Willemshof)
Postbus 30435
2500 GK Den Haag
De directie Europa van de VNG informeert over de kansen die Europa biedt en het lobbytraject in Brus-
sel. Via de subsidiewijzer kunt u een subsidiescan voor uw project laten maken. Al uw andere vragen
over Europese subsidies en kennisnetwerken kunt u voorleggen aan de directie Europa via het informa-
tiecentrum van de VNG.
T: 070-373 8020.
Website: www.vng.nl
Subsidies
De directie Europa van de VNG kan u helpen bij vragen over alle Europese subsidies voor gemeenten.
Stel uw vraag via het Informatiecentrum of laat een subsidiescan maken van uw project.
Presentaties
De directie Europa verzorgt presentaties over Europese kansen, vragen en themas bij gemeenten voor
groepen vanaf tien personen. Neem ook daarvoor contact op via het VNG Informatiecentrum. perso-
nen).
Nieuws
De directie Europa houdt u op de hoogte van Europese ontwikkelingen via het VNG-weekoverzicht.
Hierin staan berichten over bijvoorbeeld partnersearches, calls for proposal en bijeenkomsten.
Meld u aan via: vng.nl/weekoverzicht
Contactgegevens
-
32 Vereniging Van nederlandse gemeenten
Europa Forum (forum van VNG Directie Europa)http://www.forums.vng.nl
Europa decentraal Nassaulaan 12 (de Willemshof)
Postbus 30435
2500 GK Den Haag
T: 070-3381090
e-mail: [email protected]
website: www.europadecentraal.nl
Relevante dossiers op de website van Europa Decentraal:
Informatiewijzer Staatssteun voor decentrale overheden
Dossier Europa decentraal Grondbeleid en staatssteun
Handreiking grondtransacties en staatssteun
InfoMil Juliana van Stolberglaan 3
Postbus 93144
2595 CA Den Haag
Telefoon: 088-6025580
Pianoo Malietoren, 19e verdieping
Bezuidenhoutseweg 10-12
Den Haag
Postbus 20101, ALP K/040
2500 EC DEN HAAG
Telefoon: 070 349 07 77
Coordinatiepunt staatssteun decentrale overheden van BZK Ministerie van BZK
Schedeldoekshaven 200
2511 EZ Den Haag
Telefoonnummer: 070 426 64 26
Postadres
Postbus 20011
2500 EA Den Haag
ROM Netwerk (forum van VNG afdeling Milieu & Mobilietei)https://www.romnetwerk.nl/portal/
Projectbureau POLKADit bureau informeert en ondersteunt onder meer gemeenten en provincies bij taken die voortvloeien
uit de Richtlijn Omgevingslawaai, zoals het maken van geluidsbelastingkaarten, opstellen van actie-
plannen en het voorlichten van het publiek over omgevingslawaai en de aanpak ervan.
www.polka.org
-
33Vereniging Van nederlandse gemeenten
EFROEZ Cordinatiepunt Structuurfondsen
Postbus 20101
2500 EC Den Haag
T: 070 - 379 8617
I: www.minez.nl
Programmasecretariaten:
Programma Noord
Uitvoeringsorganisatie SNN
Laan Corpus den Hoorn 200
Postbus 779
9700 AT Groningen
T: 050 - 522 49 40
F : 050-527 6091
I: SNN - homepage
Programma Oost
Provincie Gelderland,
EU Programmasecretariaat
Postbus 9090
6800 GX Arnhem
T: 026 - 359 97 24
F: 026 - 359 92 09
I: GO- Gebundelde innovatiekracht
Programma Zuid
Stimulus programmamanagement
Postbus 585
5600 AN Eindhoven
T: 040 - 237 01 00
I: OP-Zuid
Programma West
Acht partners binnen Kansen voor West hebben 9 steunpunten ingericht.
Zie voor contactinformatie:
I: Kansen voor West
-
34 Vereniging Van nederlandse gemeenten
Programma Nederland-Duitsland
Gemeenschappelijk secretariaat
EUREGIO, Euregio Rijn-Waal, euregio rijn-maas-noord
Emmericher Strae 24
47533 Kleve
Duitsland
T: 0049 - 2821 - 79 30 22
F: 0049 - 2821 793050
I: www.territorial-cooperation.eu
Programma Maas-Rijn
Euregio Maas-Rijn
Gospertstrasse
B - 700 EUPEN
Belgi
T: 0032 - 8 - 778 96 41
I: www.euregio-mr.eu
Voor Nederlandse projectaanvragers
Provincie Limburg
Postbus 5700
6202 MA MAASTRICHT
T: 043 - 389 7137
Programma Vlaanderen-Nederland
Interreg Vlaanderen-Nederland
Belpairestraat 20 B10
2600 Antwerpen (Berchem)
Belgi
T:+32(0)32406920
F:+32(0)32406929
I: www.grensregio.eu/
2 Zeen programma:
De regio Nord-Pas de Calais is de managementautoriteit voor het 2 zeen programma.
Gezamenlijk Technisch Secretariaat
Interreg IVA van de 2 Zeen
Les Arculaires 45
Rue de Tournai 5/D
F-59800 Lille
Frankrijk
-
35Vereniging Van nederlandse gemeenten
Contactpunt Nederland
Postbus 153
4330 AD Middelburg
T: 0118 - 631096
I: http://www.interreg4a-2mers.eu
Contact
Programma Noordwest Europa
SenterNovem
Jacqueline Brouwer / G Huismans
E: [email protected] ; [email protected]
T: 030 - 2393664 / 030 - 2393613
I: www.senternovem.nl
Programma secretariaat Noordwest Europa
Les Caryatides, 5th Floor,
24 Boulevard Carnot,
59800 Lille, Frankrijk
T:+33(0)320785500
F:+33(0)320556595
I: www.nweurope.org/
Programma Noordzee
Contactpunt in Nederland:
Ministerie VROM
Lidwien Slothouwer-van Schipstal
T: 070 - 3393592
I: www.minvrom.nl/interreg
Programmasecretariaat Noordzee
Jernbanegade 22
8800 Viborg
Denemarken
T:+45(0)87288070
F:+45(0)86601680
I: www.northsearegion.eu
-
36 Vereniging Van nederlandse gemeenten
INTERREG IVC (gezamenlijk technisch secretariaat)Conseil Rgional Nord-Pas de Calais
24, Boulevard Carnot - 3e tage
59800 Lille
Frankrijk
T:+33(0)328381111
F:+33(0)328381115
I: www.interreg4c.eu
Regiebureau POPPostbus 2755
3500 GT Utrecht
T: 030 - 275 69 09
I: http://www.regiebureau-pop.eu/nl/info/4/
Netwerk PlattelandsontwikkelingPostbus 64
3830 AB Leusden
T: 033-43 26000
I: http://www.netwerkplatteland.nl
Ministerie van Landbouw, Natuur en VoedselkwaliteitI: http://www.minlnv.nl/
LNV loket
T: 0800 - 22 333 22 (gratis op werkdagen 8.30-16.30 uur)
I: http://www.hetlnvloket.nl
Europese Commissie / DG Landbouw en PlattelandsontwikkelingWetstraat 130
B - 1049 Brussel
Belgi
F: 0032 - 2-295 01 30
I: http://ec.europa.eu/agriculture/contact/index_nl.htm
Urbact II SecretariaatT: 0033 - 1 - 49 17 47 52
I: http://urbact.eu