Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...
Transcript of Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...
Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering Gemeente De Bilt
2 Zonnepark N417 Achterwetering
Gegevens over het plan:
Plannaam: Zonnepark N417 Achterwetering
Identificatienummer: NL.IMRO.0310.00-0001
Status: Ontwerp
Datum: 26 november 2020
Projectnummer Buro SRO: 31.90.01
Gegevens projectbetrokkenen:
Opdrachtgever: ROM3D
Contactpersoon opdrachtgever: Mevr. G. Stoffelen
Betrokken gemeente: De Bilt
Gegevens Buro SRO:
Projectleider Buro SRO: Dhr. L. Arends
Bezoekadres vestiging Arnhem Sweerts de Landasstraat 50
6814 DG te Arnhem
Telefoon: 026 – 35 23 125
E-mail: [email protected]
Internet: www.Buro-SRO.nl
Zonnepark N417 Achterwetering 3
Inhoudsopgave
Ruimtelijke onderbouwing Hoofdstuk 1 Inleiding 5
1.1 Aanleiding voor het initiatief 5
1.2 Ligging plangebied 5
1.3 Leeswijzer 5
Hoofdstuk 2 Het initiatief 6
2.1 Huidige situatie 6
2.2 Toekomstige situatie 7
Hoofdstuk 3 Beleidskader 9
3.1 Rijksbeleid 9
3.2 Provinciaal beleid 10
3.3 Gemeentelijk beleid 11
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid 13
4.1 Milieu 13
4.2 Water 18
4.3 Ecologie 21
4.4 Verkeer 23
4.5 Cultuurhistorie en archeologie 23
4.6 Kabels en leidingen 24
4.7 Elektromagnetische straling 24
4.8 Veiligheid 25
4.9 Economische uitvoerbaarheid 26
Hoofdstuk 5 Procedure 27
5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 27
5.2 Van ontwerp naar vaststelling 28
5.3 Juridische planbeschrijving 28
Bijlagen 29 Bijlage 1 Landschapsplan 'Zonnepark N417, Achterwetering' 31
Bijlage 2 Bodemonderzoek 33
Bijlage 3 Resultaten Watertoets 35
Bijlage 4 Onderzoek stikstofdepositie 37
Bijlage 5 Quickscan flora en fauna 39
Bijlage 6 Toetsing foerageergebied Das 41
Bijlage 7 Archeologisch onderzoek 43
4 Zonnepark N417 Achterwetering
Zonnepark N417 Achterwetering 5
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding voor het initiatief
Ix Zon is voornemens een zonnepark te ontwikkelen tussen de A27 en de provinciale weg N417, ter hoogte van
de buurtschap Achterwetering in de gemeente De Bilt. Het initiatief kan niet worden gerealiseerd binnen de
regels van het geldende bestemmingsplan. Het sluit wel aan op de gemeentelijke duurzaamheidsambities en is
passend is op de locatie. Daarom wordt medewerking verleend aan deze ontwikkeling. In dit document wordt
dit toegelicht en gemotiveerd waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
1.2 Ligging plangebied
Het projectgebied is gelegen in het buitengebied van Maartensdijk, tussen de A27 en de N417. Bijgevoegde
afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.
De ligging van het projectgebied en de omgeving (bron: Openstreetmaps.nl)
1.3 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op
het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 is het project inhoudelijk op
haalbaarheid getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens wordt ingegaan op de
economische haalbaarheid van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 5 in op de maatschappelijke uitvoerbaarheid
van het plan, waarbij de uitkomsten van overleg en zienswijzen zijn opgenomen.
6 Zonnepark N417 Achterwetering
Hoofdstuk 2 Het initiatief
In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het
plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.
2.1 Huidige situatie
Het projectgebied ligt in het buitengebied van Maartensdijk. Het bestaat uit twee langgerekte agrarische
percelen die ingeklemd liggen tussen de infrastructuur van de A27/spoorlijn en de N417. De oppervlakte van
het gebied bedraagt iets minder dan 10 hectare. Het is gelegen in een veenweidelandschap dat onderdeel
uitmaakt van het Groene Hart. Aan de oostzijde grenst het projectgebied aan de spoorlijn, die pal tegen de
A27 aanligt. Aan de westzijde ligt de N417, dit was vroeger de belangrijkste verbindingsweg tussen Utrecht en
Hilversum. Dwars over het projectgebied loopt een hoogspanningsleiding, een hoogspanningsmast staat
midden in het gebied. Ook ligt er een hoofdrioolleiding. Aan de westzijde ligt de buitenplaats Persijn met
bijbehorende landerijen. Het veenweidelandschap is een nat gebied. De agrarische percelen worden van
elkaar gescheiden door watergangen. De toegang naar de percelen ligt nabij de noordelijkst gelegen rotonde.
Navolgende afbeelding toont een luchtfoto van het projectgebied.
Luchtfoto van het projectgebied (bron: Landschapsplan, ROM3D)
Zonnepark N417 Achterwetering 7
2.2 Toekomstige situatie
Binnen het projectgebied wordt een zonnepark gerealiseerd. Het zonnepark krijgt een vermogen van circa 8
MWp waarmee het 2200 huishoudens van stroom voorziet. De zonnepanelen staan gericht op het zuiden en
volgen de verkavelingsrichting. De verkavelingsstructuur blijft behouden. Voor de toekomstige inrichting en
het beheer is een landschapsplan opgesteld. Deze is opgenomen in bijlage 1. In totaal wordt ca. 3,2 ha van het
plangebied (van 10 ha) ingezet voor de versterking van natuur en landschap.
Om de biodiversiteit te versterken wordt in het gehele zonnepark een basis gelegd met bloemrijk grasland.
Tussen de panelen komt voldoende ruimte om het licht op de bodem te laten schijnen en het bloemrijk tot
ontwikkeling te laten komen. Ter hoogte van buitenhuis Persijn komt een opening ten behoeve van een
zichtlijn op het buitenhuis. Ter plaatse van de hoogspanningsmast blijft een gedeelte vrij van zonnepanelen,
omdat onder de mast geen panelen geplaatst mogen worden.
Toekomstige inrichting van het projectgebied (bron: Landschapsplan ROM3D)
De afstand tussen de panelen en de N417 is circa 25 meter breed en fungeert als bufferzone. Tevens wordt de
bestaande bomenrij langs de N417 aangevuld met nieuwe bomen. Het westelijk deel van
het zonnepark wordt begrensd door middel van een rij knotwilgen. In de omgeving van het plangebied komen
dassen voor (zie paragraaf 4.3 en bijlage 5). Het plangebied is zelf niet geschikt als verblijfplaats voor de das,
maar door het periodiek maaien en bemesten van een gedeelte van het grasland kan de betekenis als
foerageergebied voor de das worden versterkt. De A-watergang die in de huidige situatie van de oostzijde via
de zuidzijde naar de westzijde van het plangebied loopt, krijgt een doorsteek dwars door het plangebied.
Hiermee wordt invulling gegeven aan ecologische en waterkwaliteitsdoelen van het Hoogheemraadschap.
Ten opzichte van het ontwerp van het zonnepark dat in het kader van het principeverzoek is voorgelegd aan
de gemeente is deze doorsteek van de A-watergang een wijziging. Een andere wijziging is dat het doorzetten
van de bestaande watergang aan de westzijde van het plangebied uit het ontwerp is gehaald vanwege de
aanwezigheid van een gasleiding. Het zonnepark wordt slechts voor een klein deel voorzien van een hekwerk.
Om het zonnepark extra te beveiligen worden op meerdere plekken camera's geplaatst. De camera's worden
op palen van maximaal 3,3 meter hoog geplaatst.
8 Zonnepark N417 Achterwetering
Toekomstige inrichting met aanduiding onderdelen (bron: Landschapsplan ROM3D)
Bij een zonnepark zijn technische voorzieningen nodig, zoals een inkoopstation, van waaruit de opgewekte
stroom wordt aangesloten op het net, en transformatoren. De transformatoren worden langs het spoor
gepositioneerd. Het terrein wordt via een bestaand toegangspad ontsloten.
Zonnepark N417 Achterwetering 9
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Gebiedsgericht
De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de
waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele
werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de ecologische hoofdstructuur, de
elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond
rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden, zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam
en Schiphol.
In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is
richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels
aanvullend vastgelegd.
In de SVIR worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van
bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden.
Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en
bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.
Ladder duurzame verstedelijking
Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is 'duurzame verstedelijking'. Via de 'ladder voor duurzame
verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in
stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro, artikel 3.1.6 onder 2.
De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een plan dat een nieuwe
stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de
ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom
niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is. Daar wordt het volgende onder verstaan: "een ruimtelijke
ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties
of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand
stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid,
detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk
groen en infrastructuur."
Per 01 juli 2017 is de ladder voor duurzame verstedelijking herzien. Bij de herziening zijn onder meer de drie
afzonderlijke 'treden' van de ladder losgelaten en is het begrip 'actuele regionale behoefte' gewijzigd in
'behoefte'. Nieuw is dat de laddertoets bij flexibele plannen kan worden doorgeschoven naar het moment van
vaststelling van een wijzigings- of uitwerkingsplan.
Planspecifiek
Gebiedsgericht
Het plangebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden van de SVIR en het Barro. Enig effect op deze
gebieden als gevolg van dit project zijn daarmee op voorhand uit te sluiten.
Een zonnepark wordt in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking niet aangemerkt als stedelijke
voorziening, zo blijkt uit jurisprudentie. Een nadere toetsing is derhalve niet nodig.
Het project is uitvoerbaar binnen het rijksbeleid.
10 Zonnepark N417 Achterwetering
3.2 Provinciaal beleid
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS)
In de PRS beschrijft de provincie het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2028. Deze periode sluit aan bij die in
de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het rijk. De provincie geeft aan welke doelstellingen zij van
provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort én hoe zij uitvoering geeft aan dit beleid.
Deels geeft zij uitvoering aan het beleid via de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) die tegelijk met de
PRS is vastgesteld.
Met betrekking tot de pijler 'vitale dorpen en steden' heeft de provincie het volgende provinciale belang
gedefinieerd: 'Door de ontwikkeling van wonen en werken vooral in het bestaande stedelijke gebied te laten
plaatsvinden, behouden we vitale dorpen en steden'
In de Provinciale ruimtelijke structuurvisie 2013 – 2028 (PRS) zijn de volgende provinciale belangen vastgelegd
die betrekking hebben op vitale steden en dorpen:
Realiseren van voldoende en op de behoefte aansluitend woningaanbod, met een accent op
binnenstedelijke ontwikkeling.
Een vitale en innovatieve regionale economie, met voldoende en diverse vestigingsmogelijkheden.
Optimaal gebruik van de binnenstedelijke ruimte.
Een goede bereikbaarheid voor woon-, werk en vrijetijdsverkeer
Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV)
In de PRV zijn onder andere de regels uit het PRS rechtstreeks overgenomen, waarbij een verduidelijking is
gegeven op de wijze van het overnemen van de provinciale regeling in (gemeentelijke) ruimtelijke plannen. De
PRV is gebaseerd op artikel 4.1, eerste lid, van de Wro. Op basis van dit artikel kunnen, met het oog op een
goede ruimtelijke ordening, Provinciale Staten regels stellen omtrent de inhoud, toelichting of onderbouwing
van ruimtelijke plannen. Hieronder vallen de bestemmingsplannen (inclusief de uitwerkings- en
wijzigingsplannen), besluiten op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) waarbij
afgeweken wordt van een bestemmingsplan, beheersverordeningen en projectuitvoeringsbesluiten op basis
van de Crisis en herstelwet. Doel van de verordening is om een aantal provinciale belangen te laten
doorwerken naar het gemeentelijk niveau.
In artikel 3.12 van de PRV is opgenomen dat zonnevelden mogelijk zijn in aansluiting op bestaande structuren
zoals hoofdinfrastructuur of stedelijke functies, in overeenstemming met de schaal van de bebouwde
omgeving. Daarnaast mogen zonnevelden niet leiden tot onevenredige aantasting van landschappelijke
kernkwaliteiten, natuurwaarden en de cultuurhistorische waarden.
Planspecifiek
Het projectgebied ligt niet binnen de cultuurhistorische hoofdstructuur uit het provinciaal beleid en ook niet
binnen een Natura-2000 gebied of het Natuur Netwerk Nederland. Wel valt het projectgebied binnen
Landschap Groene Hart, waar de provincie kernkwaliteiten als openheid, veenweidekarakter, landschappelijke
diversiteit, rust en stilte wil behouden.
In voorliggend plan is nadrukkelijk aangesloten bij de aanwezige hoofdinfrastructuur. Het terrein ligt
ingeklemd tussen de A27/spoorlijn en de provinciale weg N417. Er is daardoor geen sprake van een
onevenredige aantasting van de landschappelijke openheid. Voor de inpassing van het zonnepark is een
landschapsplan gemaakt (zie bijlage 1).
Het initiatief past binnen het provinciale beleid.
Zonnepark N417 Achterwetering 11
3.3 Gemeentelijk beleid
3.3.1 Routekaart Energieneutraal De Bilt 2030
De gemeente De Bilt heeft de ambitie om in 2030 een energie neutrale gemeente te zijn. Onder andere zonne-
energie wordt gezien als een kansrijke mogelijkheid om bij te dragen aan een duurzamere (lokale)
energievoorziening. In bijlage 3 bij de 'Routekaart Energieneutraal De Bilt 2030' heeft de gemeente beleid
opgesteld voor zonnevelden. Kansrijke locaties liggen binnen of aansluitend aan het stedelijk gebied, langs
grootschalige infrastructuur of binnen de grenzen van het Veenweidelandschap, Kromme Rijnlandschap en het
Coulisselandschap.
De gemeente De Bilt stelt de volgende ruimtelijke randvoorwaarden aan zonnevelden in het landelijke gebied:
1. voldaan moet worden aan het rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid;
2. er dient een landschappelijk inpassingsplan door de gemeente te worden goedgekeurd, waaruit blijkt dat
de opstelling van zonnevelden ruimtelijk inpasbaar is, passend en aansluitend op de bestaande
landschappelijke kenmerken en de opstelling passend is in omvang en aansluitend op de bestaande
verstedelijking / woonkernen in de omgeving;
3. gestreefd wordt naar een menging van functies/dubbel ruimtegebruik;
4. zodra het gebruik als zonneveld is beëindigd dienen de gronden weer in gebruik genomen te worden
conform het oorspronkelijke (veelal agrarische) gebruik.
Planspecifiek
Het zonnepark ligt in het veenweidelandschap en ingeklemd door de infrastructuur van de A27/spoorlijn en de
N417. Dit sluit aan bij het gemeentelijk beleid. In het beleid zijn vier kansrijke locatiemogelijkheden benoemd,
waarvan er twee relevant zijn voor dit zonneveld:
Binnen de grenzen van de landschappen Veenweidelandschap, Kromme Rijnlandschap en het
Coulisselandschap.
Langs grootschalige infrastructuur (wegen en spoor).
Voorwaarde is dat het zonnepark op een goede wijze landschappelijk wordt ingepast. Hiervoor is het
landschapsplan (zie bijlage 1) opgesteld. Naast het gebruik voor zonnepanelen wordt het terrein op
ecologische wijze ingericht, wat de biodiversiteit vergroot. Indien de zonnepanelen worden verwijderd, is
agrarisch gebruik weer mogelijk. Het plan past in het rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. Voldaan wordt
aan de voorwaarden zoals hierboven genoemd.
3.3.2 Geldend bestemmingsplan
Ter plaatse van het projectgebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Maartensdijk 2012 (vastgesteld op
30 oktober 2014 en onherroepelijk geworden op 12 april 2017). Voor het projectgebied gelden de
enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - 2' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Daarnaast
liggen over een deel van het gebied de dubbelbestemmingen 'Leiding - Hoogspanningsleiding' en 'Leiding -
Riool'.
12 Zonnepark N417 Achterwetering
Uitsnede van het bestemmingsplan 'Buitengebied Maartensdijk 2012 (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Planspecifiek
Het plaatsen van zonnepanelen is niet toegestaan op agrarische gronden. Omdat de gemeente De Bilt positief
staat tegenover duurzame energieopwekking wordt hier een procedure gevoerd om te mogen afwijken van
het bestemmingsplan.
Zonnepark N417 Achterwetering 13
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
Voor een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke
ordening (Bro) de uitvoerbaarheid aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de
onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de
economische uitvoerbaarheid van het plan.
4.1 Milieu
4.1.1 Bodem
Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en
het grondwater in het plangebied in overeenstemming is met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan
namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Bij een functiewijziging zal in veel
gevallen een specifiek bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.
Planspecifiek
Een zonnepark is geen bodemgevoelige functie zoals bedoeld in de Wbb. Vanuit de Wbb zijn er op basis van
het aspect bodem daarom geen bezwaren voor dit project. De omgevingsdienst heeft in een eerder stadium
wel verzocht om een historisch bodemonderzoek conform NEN5725 uit te voeren. Dit onderzoek is
toegevoegd als bijlage 2. In het onderzoek zijn de volgende adviezen en conclusies opgenomen:
Uit het vooronderzoek blijkt dat sprake is van voormalige en/of huidige bodembelasting waardoor het
vermoeden van bodemverontreiniging aanwezig is. Voor de onderzoekslocatie (deellocatie A) dient
daarom een verkennend bodemonderzoek plaats te vinden.
Ter plaatse van de voormalige sloot (deellocatie B) wordt aanbevolen om via enkele diepe boringen na te
gaan of er demping heeft plaatsgevonden met bodemvreemd materiaal. Indien nodig wordt een
vervolganalyse geadviseerd;
Ter plaatse van de meest oostelijke gronden van het onderzoeksgebied (deellocatie C) wordt geadviseerd
de bovengrond te onderzoeken op zware metalen;
Op het perceel ten westen van de onderzoekslocatie zijn diverse milieu hygiënische calamiteiten
geconstateerd. Daarom wordt geadviseerd om nabij deze gronden enkele boringen en analyses op
minerale olie en aromaten in te zetten om na te kunnen gaan of er sprake is van perceelsoverschreidende
verontreinigingen.
Voorgaande adviezen zullen in het kader van de uitvoering van het zonnepark worden opgevolgd.
Kwaliteit van de bodem
Om te voorkomen dat de bodemkwaliteit in het plangebied achteruitgaat vanwege het zonnepark wordt
ervoor gezorgd dat licht en hemelwater de bodem voldoende kunnen bereiken. Door een afstand tussen de
rijen panelen van 1.80 m en een hoogte van de tafels met panelen van 50 cm wordt gezorgd voor voldoende
zonlicht. Door tussen de panelen een kleine afstand te realiseren en door de afstand tussen de rijen panelen
bereikt het hemelwater in het plangebied de bodem mooi verspreid en kan het hemelwater rustig infiltreren in
de bodem.
Tevens wordt een monitoringsprogramma opgezet waarbij de kwaliteit van de bodem en de vegetatie worden
gemonitord. Voordat het park wordt gebouwd vindt een nulmeting naar de kwaliteit van de bodem en de
vegetatie plaats.
14 Zonnepark N417 Achterwetering
4.1.2 Lucht
De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke
ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' is het van belang te bepalen wat de bijdrage van het plan is aan
die luchtkwaliteit.
Bijdrage aan luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet maakt
een onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate'
(NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in
betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om
bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in
betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die
jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2
microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder
dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden
een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit,
omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt. Deze kwantitatieve vertaling naar
verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.
Planspecifiek
Het toekomstig gebruik als zonnepark heeft het plan geen effect op de luchtkwaliteit. Het plan leidt niet tot
een toename van verkeersbewegingen in vergelijking met het agrarische gebruik. Een nadere toetsing ten
aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.
4.1.3 Geluid
De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern
van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh
worden de volgende objecten beschermd:
woningen;
geluidgevoelige gebouwen, zoals scholen, ziekenhuizen, verzorgings- en verpleeghuizen, psychiatrische
instellingen en kinderdagverblijven;
geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaatsen en bestemde ligplaatsen voor woonschepen).
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen
deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en
een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen,
geluidbelastingkaarten en actieplannen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke
ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.
Planspecifiek
Dit project maakt een zonnepark mogelijk binnen het projectgebied. Een zonnepark is geen geluidgevoelige
functie zoals bepaald in de Wgh. Een zonnepark heeft ook geen effect op omliggende geluidgevoelige functies.
De transformatoren komen langs het spoor te staan, dit is op voldoende afstand (<130 m) van de
dichtstbijzijnde woningen aan de overzijde van de N417. Wel ligt het zonnepark in het zogenaamde
overdrachtsgebied tussen de A27 en de spoorweg en de woningen aan de westzijde van het projectgebied.
Zonnepark N417 Achterwetering 15
Effect van zonnepark op geluid van spoorweg en A27
Door de plaatsing van de zonnepanelen zal de overdrachtsdemping in dit gebied wijzigen als gevolg van
afscherming en reflecties. Op deze wijziging is echter geen normatief stelsel van toepassing omdat de
Wet geluidhinder geen toetsingskader kent voor wijzigingen in het overdrachtsgebied. Volledigheidshalve is in
het kader van een zogenaamde 'goede ruimtelijke ordening' (ex artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening) aanvullend
een kwalitatieve beschouwing gedaan.
De zonnepanelen worden op het zuiden gericht onder een hoek van 15° ten opzichte van het maaiveld, en zijn
maximaal 1,90 meter hoog. Door deze opstelling zal het verkeersgeluid afkomstig van de A27 en de spoorweg
voor een deel worden afgeschermd in de richting van het woningen, vergelijkbaar met een geluidwal ter plaatse
van de eerstelijns zonnepanelen en een gelijke hoogte.
Door de hoek waaronder de zonnepanelen worden geplaatst zal het verkeersgeluid van de A27 en de spoorweg
naar boven worden afgebogen, waardoor het onwaarschijnlijk is dat geluidreflecties op de woningen worden
geprojecteerd aangezien het laagbouw betreft.
Omdat de afscherming en afbuiging niet voor alle frequenties gelijk zal zijn is te verwachten dat de klankkleur
van het verkeersgeluid afkomstig van de A27 en de spoorweg wijzigt, hetgeen vermoedelijk net waarneembaar
zal zijn. Per saldo is een lichte verbetering te verwachten ter plaatse.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.
4.1.4 Milieuzonering
Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige
functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen,
maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun
activiteiten.
De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en
de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar
hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan
(bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn
bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof.
De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype en
verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
(VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en
bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke
milieuhinder als minder belastend wordt gezien.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is
het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.
16 Zonnepark N417 Achterwetering
Planspecifiek
Dit project maakt een zonnepark mogelijk binnen het projectgebied. Een zonnepark is geen milieugevoelig
object. Een aspect wat bij zonnevelden zou kunnen spelen is hinder door lichtweerkaatsing. De groene
bufferzones en bomen rondom het projectgebied en langs de snelweg zullen het weerkaatsende licht echter
tegenhouden. Automobilisten op de A27 of de N417 of omwonenden zullen naar verwachting geen last van
lichthinder ondervinden. Vanuit milieuzonering heeft het project dan ook geen negatief effect.
Het project is uitvoerbaar vanuit milieuzonering.
4.1.5 Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die
ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle
inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.
De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe
veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe
veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit
veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde
een Bevi-inrichting.
De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn
onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote
kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, parkeerterreinen
en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.
Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden
risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde
afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van
10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet
groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal
mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de
gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de
PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten
niet toegestaan.
Zonnepark N417 Achterwetering 17
Provinciaal Waterplan
In het provinciaal Waterplan staat het beleid van de provincie Utrecht om te komen tot schoon, mooi, veilig en
voldoende water. Op kaart 8 van het waterplan, zie navolgende afbeelding, zijn de overstromingsrisiso's
inzichtelijk gemaakt bij een doorbraak van een primaire kering. Bij zo'n doorbraak zijn de volgende 5
overstromingsscenario's mogelijk:
snel en diep
snel en ondiep
langzaam en diep
langzaam en ondiep
blijft droog.
Waterkaart provincie Utrecht (bron: website rovincie Utrecht)
Planspecifiek
Dit project maakt een zonnepark mogelijk binnen de projectlocatie. De projectlocatie zal niet worden gebruikt
als verblijfslocatie voor personen en is daarmee geen kwetsbaar object. Het zonnepark is zelf ook geen
risicobron voor kwetsbare objecten in de omgeving.
Bij een doorbraak van een primaire kering ligt het projectgebied in een 'langzaam en ondiep'
overstromingsgebied. Wanneer de elektrotechnische installaties van het zonnepark abrupt onder water
komen te staan kan er kortsluiting plaatsvinden. Het zonnepark beschikt over een veiligheidsvoorziening die er
voor zorgt dat de koppeling tussen het zonnepark en het lokale energienetwerk automatisch zal verbreken.
Effecten op de energievoorziening in de regio ten gevolge van een overstroming zijn dus niet te verwachten.
Het project is uitvoerbaar vanuit het aspect externe veiligheid.
18 Zonnepark N417 Achterwetering
4.1.6 Milieueffectrapportage
Een milieueffectrapportage (m.e.r.) onderzoekt de milieugevolgen van een plan of project en de
(milieuvriendelijkere) alternatieven. Een m.e.r. is verplicht bij grote ruimtelijke ingrepen zoals de bouw van
industriële complexen en aanleg van auto(snel)wegen maar een m.e.r. is bijvoorbeeld ook verplicht voor de
aanleg van een golfbaan en bij bepaalde uitbreidingen van agrarische bedrijven. Het milieueffectrapport (MER)
is onderdeel van de m.e.r.-procedure.
Of een project m.e.r.-plichtig is moet ten eerste worden getoetst aan het Besluit milieueffectrapportage,
artikel 7.4 bijlage C en D. In die twee bijlagen zijn de activiteiten aangewezen waarvoor een m.e.r.
beoordelingsplicht geldt. Ten tweede kan de provinciale milieuverordening aanvullend op het Besluit m.e.r.
nog meer activiteiten aanwijzen die kunnen leiden tot m.e.r.-plicht. Ten derde kan uit een passende
beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 ook een m.e.r.-plicht volgen.
Ook als de drempelwaarden in het Besluit m.e.r. (duidelijk) niet gehaald worden dient aandacht uit te gaan
naar de milieugevolgen van een plan of project. Die aandacht naar de milieugevolgen heet dan 'vormvrije
m.e.r.-beoordeling'. Een m.e.r. kan ook nodig zijn als de betreffende activiteit niet wordt genoemd in het
Besluit m.e.r. en ook niet op andere wijze (bijvoorbeeld op grond van de provinciale milieuverordening) m.e.r.-
plichtig is. Dit heet de onverplichte m.e.r.
Planspecifiek
Het onderhavige plan behelst het mogelijk maken van een zonnepark met een vermogen van circa 8 MWp/
Een zonnepark is in te delen als oprichting van een installatie bestemd voor de productie van elektriciteit. Deze
activiteit staat in het Besluit m.e.r. in de D-lijst onder nummer D22.1. De drempelwaarde bedraagt een
activiteit met een vermogen van 200 megawatt of meer. Door het maximale vermogen van dit zonnepark
wordt de drempelwaarde niet overschreden. Daarom kan volstaan worden met een vormvrije m.e.r.-
beoordeling. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing bevat die vormvrije m.e.r.-beoordeling omdat de
belangrijkste milieuaspecten in beeld zijn gebracht.
In lijn met 'Bijlage III EU richtlijn milieubeoordeling projecten' wordt in Hoofdstuk 2 Het initiatief van deze
ruimtelijke onderbouwing ingegaan op de kenmerken van de activiteit en de locatie van de activiteit.
In hoofdstuk 3 Beleidskader wordt de aard en omvang van de milieueffecten beschreven. Hieruit is niet
gebleken dat er sprake is van een ontwikkeling welke een forse invloed heeft op het milieu in de omgeving.
Belangrijke milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Hetgeen beschreven wordt in deze ruimtelijke
onderbouwing geeft voldoende inzicht op de milieu gevolgen om een gewogen besluit omtrent dit plan te
nemen. Verder onderzoek in het kader van het Besluit milieueffectrapportage is niet nodig: het plan is niet
mer-plichtig.
4.2 Water
Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan
verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de
kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot
water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal
Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in
Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor
de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die
ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor
duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
Zonnepark N417 Achterwetering 19
vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt
vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Indien nodig wordt overtollig water tijdelijk
geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen niet meer mogelijk is wordt het water
afgevoerd.
schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt
gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het
zuiveren van verontreinigd water aan bod.
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen
waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan
kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een
belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke
waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan
geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met
een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen,
beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft
maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige
generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Waterbeleid gemeente De Bilt
Het gemeentelijk waterbeleid ligt vast in het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Eind 2015 is het beleid ten
aanzien van waterbeheer voor een periode van 5 jaar opnieuw vastgesteld.
In dit plan zijn voor de planperiode de volgende doelen geformuleerd:
Het inzamelen van het binnen het gemeentelijk gebied geproduceerde afvalwater.
Het doelmatig omgaan met de inzameling van hemelwater.
Het transport van het ingezamelde afvalwater naar een geschikt lozingspunt.
Het voorkomen van ongewenste emissies naar bodem, grond- en oppervlaktewater.
Het voorkomen van overlast voor de omgeving.
Effectief beheer van de riolering.
Invulling geven aan de grondwaterzorgplicht.
Beleid Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden
Het beleid van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is neergelegd in het Waterbeheerplan
'Waterkoers 2016-2021'. De focus betreft het werken aan veilig, voldoende en gezond water tegen
aanvaardbare maatschappelijke kosten. Het hoogheemraadschap richt zich op beheren en ontwikkelen van
het watersysteem over de eigen grenzen heen en speelt in op ontwikkelingen van de maatschappij door actief
het gesprek aan te gaan en samen te werken.
Het Hoogheemraadschap hanteert beleidsregels op grond van de Keur 2018. Uitbreiding van verhard
oppervlak moet, vanuit hydrologische optiek gezien, waterbalansneutraal plaatsvinden. Als hiervoor berging of
vertraging van de afvoer plaatsvindt, bijvoorbeeld door het realiseren van een wadi (greppel) of een
ondergrondse infiltratievoorziening, dient met een maatwerkberekening te worden aangetoond dat de
voorgestelde voorziening voldoet. Bij een ontwikkeling waarbij minder nieuw verhard oppervlak, waarvan het
hemelwater direct of indirect op het oppervlaktewater wordt geloosd, wordt gerealiseerd dan 500 m² binnen
de bebouwde kom en minder dan 1.000 m² buiten de bebouwde kom, is geen compensatie nodig.
20 Zonnepark N417 Achterwetering
Beschermingszone drinkwaterwinning
Ten zuidoosten van Achterwetering ligt een beschermingszone drinkwaterwinning (conform PRV) en een 100
jaars- aandachtsgebied (PMV) / BWM- plan. De capaciteit van het drinkwaterwinningspunt Groenekan wordt
op termijn uitgebreid, waardoor het zonnepark binnen het drinkwaterwingebied valt.
Er is nog weinig bekend over mogelijke gevolgen van een zonnepark voor bodem en drinkwater. Mogelijk is er
risico op inspoeling van zware metalen. Vooralsnog staat de provincie in grondwaterbeschermingsgebieden
zonneweides toe, onder voorwaarde dat er geen milieubelastende stoffen worden gebruikt bij aanleg, beheer
en onderhoud.
Watertoets
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat
meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een
proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium
met elkaar in gesprek. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:
de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om de waterbeheerder vroegtijdig in de
planvorming te betrekken, en
de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om in hun plan verantwoording af te leggen
over de manier waarop omgegaan is met de inbreng van de waterbeheerder. Dit laatste gebeurt
doorgaans in de waterparagraaf bij het betreffende plan.
Planspecifiek
Hemelwater dat op de panelen valt stroomt af naar de onverharde ondergrond, waarna het water in de
bodem kan worden opgenomen. Het waterbergend vermogen wordt vergroot door de aanleg van
natuurvriendelijke oevers. Voor voorliggend project is de digitale watertoets uitgevoerd. De resultaten van de
watertoets staan in bijlage 3. Hieruit blijkt dat het project belangen van Hoogheemraadschap Stichtse
Rijnlanden raakt.
Beschermingzone drinkwaterwinning:
Bij de bouw van het zonnepark worden geen uitloogbare materialen gebruikt. De zonnetafelconstructies
worden niet uitgevoerd met verzinkte palen of verzinkt staal. Tevens wordt een monitoringsprogramma
opgezet waarbij de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater gedurende de exploitatie van het zonnepark
worden gemonitord. Voordat het park wordt gebouwd vindt een nulmeting naar de kwaliteit van het grond-
en oppervlaktewater plaats.
Afstemming Hoogheemraadschap
IX Zon heeft in het kader van het watertoetsproces met het hoogheemraadschap gesproken. Uit dit overleg
kwam naar voren dat het waterschap door de geplande ontwikkeling mogelijkheden ziet om het watersysteem
ter plaatse te verbeteren, om zo de afvoer in het gebied verder te optimaliseren. Ook ontstaan hierdoor
kansen om de waterkwaliteit verder te verbeteren wat aansluit bij de Kaderrichtlijn Water (KRW)
doelstellingen.
De ontwikkeling van het agrarische perceel naar zonnepark creëert de gelegenheid om in de primaire
watergang een directe doorsteek door het zonnepark te maken richting de al aanwezige duiker onder de
Koningin Wilhelminaweg. Hierdoor ontstaat tevens ruimte om langs de noordelijk te graven oever een
natuurvriendelijke oever aan te leggen ten behoeve van het verbeteren van de ecologie en waterkwaliteit.
Daarnaast wordt met deze ingreep circa 750 meter primair water afgewaardeerd naar tertiair water. Dit biedt
mogelijkheden om ook langs deze oevers natuurvriendelijke oevers aan te leggen.
Het plan biedt daarmee ruime kansen om bij te dragen aan de ecologische en waterkwaliteitsdoelen en
daarmee bij te dragen aan de doelstellingen van de KRW. Daarnaast wordt met deze ingreep de
Zonnepark N417 Achterwetering 21
aan/afvoerfunctie in het gebied verbetert. Dit draagt bij aan een robuust watersysteem waarna door het
hoogheemraadschap
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect water.
4.3 Ecologie
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Per 01-01-
2017 zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora en faunawet en de Boswet opgegaan in de nieuwe Wet
natuurbescherming. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het
bosopstanden in Nederland.
Gebiedsbescherming
In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de
overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze
Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat)
beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe
werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn,
ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.
Soortenbescherming
Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse
planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van
soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien
van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve
gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende
maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald
aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke
project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort
geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
In het kader van voorliggend initiatief zijn een 'Onderzoek stikstofdepositie' en een 'Quickscan flora en fauna'
uitgevoerd. De onderzoeken zijn toegevoegd als bijlagen 4 en 5. De belangrijkste conclusies zijn hieronder
uitgewerkt.
Gebiedsbescherming
De projectlocatie ligt niet binnen een Natura 2000-gebied, of in de directe nabijheid van een gebied dat is
aangewezen als Natura 2000. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, Oostelijke Vechtplassen, bevindt
zich op circa 2,5 kilometer afstand ten westen van het toekomstige zonnepark. Het projectgebied maakt ook
geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Het meest nabijgelegen gebied bevindt zich circa 90
meter ten westen van het projectgebied. Het betreft het beheertype 'Park- en stinzenbos'. Externe effecten als
gevolg van het voorgenomen initiatief op de projectlocatie zijn, gezien de afstand in combinatie met de aard
van het plan niet te verwachten.
22 Zonnepark N417 Achterwetering
Stikstofdepositie
Tijdens de gebruiksfase van het zonnepark zijn geen relevante stikstofemissies voorzien. Door
verkeersbewegingen (personeel en aanvoer materiaal) en de inzet van mobiele werktuigen is er gedurende de
aanlegfase wel sprake van stikstofuitstoot. Een deel van de bouwwerkzaamheden zal IX Zon uitvoeren met
elektrisch materieel. Dit zorgt voor een aanzienlijke beperking van de stikstofuitstoot tijdens de
bouwwerkzaamheden. Om er zeker van te zijn dat de werkzaamheden niet alsnog leiden tot stikstofdepositie
op Natura 2000-gebieden, is een voortoets stikstofdepositie opgesteld. Het rapport is toegevoegd als bijlage 4
en heeft als belangrijkste conclusie dat de stikstofdepositie gedurende de aanlegfase kleiner dan of gelijk is
aan 0,00 mol/ha/j op Natura 2000-gebieden. Negatieve effecten vanuit stikstof kunnen daarmee worden
uitgesloten en het aanvragen van een vergunning op basis van de Wnb voor het aspect stikstof is niet nodig.
Soortenbescherming
In de Quickscan flora en fauna, opgenomen in bijlage 5, staat een overzicht van de in het projectgebied
(mogelijk) aanwezige beschermde soorten. Indien een aantal maatregelen worden getroffen kunnen negatieve
effecten worden voorkomen. Daarnaast wordt geadviseerd om voor een aantal soorten die in het
projectgebied voor kunnen komen, maatregelen in een ecologisch werkprotocol vast te leggen.
Als genoemde maatregelen worden getroffen is geen nader onderzoek nodig naar betreffende soorten en is er
geen sprake van overtreding van de Wet natuurbescherming. Vanwege de aanwezigheid van de soort 'Das' is
er wel een toetsing van het foerageergebied van deze soort uitgevoerd. Het rapport is toegevoegd als bijage 6.
Toetsing foerageergebied Das
Op basis van de analyse van het foerageergebied leidt de voorgenomen ingreep tot een toename aan primair
foerageergebied. De werkwerkzaamheden leiden daarom niet tot een (indirect) verlies van de burcht(en)
en/of het doden van de dassen. In het landschapsplan uit bijlage 1 is aangegeven welke gronden binnen de
projectlocatie in de toekomst gaan dienen als extra foerageergebied. Verder zijn ook maatregelen verwerkt
ten behoeve van de das (aanplant besdragende soorten in de bosstrook in het zuiden, regelmatig maaien,
aanleg natuurvriendelijke oevers). Aangezien er geen foerageergebied verloren gaat is er tevens geen sprake
van compensatieplicht.
Protocollair vleermuizenonderzoek
Er is door ecologisch adviesbureau Econsultancy geen advies gegeven voor het uitvoeren van een protocollair
vleermuizenonderzoek omdat er, geen (opgaande) vegetatie verloren gaat. Mochten er verblijfplaatsen
aanwezig zijn in de aangrenzende bomen dan blijven deze behouden en treedt op dit vlak geen overtreding
plaats. Deze conclusie geldt tevens voor potentieel aanwezige vliegroutes. Wat betreft het behoud van het
perceel als foerageergebied kan beredeneerd worden dat door de landschappelijke inrichting (waarbij onder
andere aanplant van insectenbeplanting wordt gerealiseerd) het voedselaanbod ten opzichte van de huidige
situatie hetzelfde blijft al dan niet verbeterd.
Uit Brits onderzoek is gebleken dat vleermuizen zonneparken niet vermijden, maar er ook niet door worden
aangetrokken. Wel bleek de vleermuisactiviteit bij zonneparken geringer te zijn, mogelijk omdat vleermuizen
de panelen als wateroppervlakte kunnen kenmerken. Het is echter onwaarschijnlijk dat daardoor een
aanvaringsrisico ontstaat (Montag et al., 2016). Er zijn daarnaast geen studies bekend waar slachtoffers
gevonden werden (Tylor, 2010; Harrison et al., 2017). De gunstige staat van instandhouding zal redelijkerwijs
dan ook niet in het geding komen, mede ook vanwege het grote aanbod aan alternatief foerageergebied in de
omgeving.
De uitvoerbaarheid van het initiatief voor ecologie is hiermee aangetoond.
Zonnepark N417 Achterwetering 23
4.4 Verkeer
Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur.
In de huidige situatie wordt het projectgebied ontsloten via een toegangspad, gelegen aan de N417 tussen het
tankstation en de rotonde. Deze ontsluiting blijft in de toekomstige situatie behouden. Gelet op het
toekomstig gebruik als zonnepark is er geen toename van het aantal verkeersbewegingen te verwachten. De
locatie zal incidenteel worden bezocht voor beheer- en onderhoudswerkzaamheden. Dan kan geparkeerd
worden op eigen terrein. Het aantal verkeersbewegingen zal niet toenemen in vergelijking met de situatie dat
het gebied is agrarisch gebruik was.
De uitvoerbaarheid van het initiatief voor het aspect verkeer is hiermee aangetoond.
4.5 Cultuurhistorie en archeologie
In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied
aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische
gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer)
rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder
onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.
Cultuurhistorie
Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan
dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de
grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen
moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op
gebiedsniveau te behouden en te versterken.
Archeologie
De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De
essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard
blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten
archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn
om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden
en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de
gemeente.
Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van
werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke)
waardevolle zaken.
Planspecifiek
Cultuurhistorie
Binnen de projectlocatie en in de directe omgeving zijn vanuit cultuurhistorisch oogpunt geen waardevolle
objecten gelegen. De huidige verkavelingsstructuur blijft behouden. Op voorhand kan worden gesteld dat
voorliggend initiatief geen negatief effect heeft op het aspect cultuurhistorie.
24 Zonnepark N417 Achterwetering
Archeologie
Door KSP Archeologie is een quickscan uitgevoerd naar de archeologische verwachtingswaarden (zie bijlage 7).
In deze quickscan is door KSP Archeologie geadviseerd geen archeologisch vervolgonderzoek te doen. De
Omgevingsdienst Regio Utrecht (ODRU) heeft de quickscan beoordeel en geconcludeerd dat er wel aanvullend
booronderzoek nodig is.
Het is in dit stadium van de projectontwikkeling echter niet mogelijk het booronderzoek uit te voeren, omdat
er nog geen detailontwerp beschikbaar is op basis waarvan bepaald kan worden hoeveel en waar
bodemverstoring plaats gaat vinden (het gaat dan met name om de kabelgoten).
Met de omgevingsdienst is overlegd dat in de omgevingsvergunning een voorwaardelijke verplichting wordt
opgenomen waarin wordt bepaald dat voor de start van de bouw van het zonnepark alle archeologische
onderzoeken gereed moeten zijn conform de AMZ cyclus, en met goedkeuring van de ODRU.
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit cultuurhistorie en archeologie.
4.6 Kabels en leidingen
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient
rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
defensiebrandstoffen;
warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een
diameter groter of gelijk aan 18”.
Planspecifiek
De werkzaamheden als gevolg van voorliggend plan vinden plaats nabij een HD-gasleiding. Hierover heeft
reeds afstemming plaatsgevonden met netbeheerder Stedin. Naast het standaard protocol zoals beschreven in
de 'Uniforme aanwijzingen werken nabij kabels & leidingen' dienen aanvullende voorzorgsmaatregelen te
worden getroffen, zie navolgende opsomming:
Bij het slaan of trekken van (hei)palen en damwanden binnen 2 meter van de HD gasleiding mag niet
begonnen worden met de werkzaamheden zonder overleg met de Klicdesk van Stedin.
Bij het maken van boringen en sonderingen binnen 2 meter (ook indien met een handgrondboor wordt
gewerkt) mag niet begonnen worden met de werkzaamheden zonder overleg met de Klicdesk van Stedin.
Hogedruk gasleidingen mogen nooit zonder overleg in de lengte worden vrijgegraven en zonder overleg
ondergraven worden.
Stalen HD gasleidingen zijn voorzien van kathodische bescherming (KB). Deze is herkenbaar aan het KB
paaltje in de nabijheid van de leiding. Tussen het KB paaltje en de leiding liggen kabeltjes, hier mag niet
zonder overleg gegraven worden.
Indien zich op de plaats, waar zware machines worden ingezet, brosse leidingen bevinden, dient er
rekening gehouden te worden met de belasting van de bovengrond. Ter plaatse dient de bodem
afgeschermd te worden met rijplaten of draglineschotten. Waarbij u rekening dient te houden dat deze de
afsluiter-putjes (indien aanwezig) niet mogen afdekken.
De werkzaamheden ten behoeve van de realisatie van het zonnepark worden uitgevoerd met inachtneming
van voorgaande richtlijnen en voorzorgsmaatregelen.
Zonnepark N417 Achterwetering 25
4.7 Elektromagnetische straling
Met betrekking tot elektromagnetische velden van zonneparken dient onderscheidt gemaakt te worden tussen
de panelen zelf en de omvormers. Het elektromagnetisch veld dat de zonnepanelen zelf opwekken is erg zwak.
Om de laagspanning van zonnepanelen geschikt te maken voor het stopcontact is een omvormer nodig. Deze
omvormers zorgen voor een magnetisch veld, dat ruim onder de blootstellingslimiet blijft. Daardoor geldt in
algemene zin dat zonneparken geen negatieve gezondheidseffecten als gevolg hebben met betrekking tot dit
thema.
Planspecifiek
Binnen het zonnepark worden enkele kleinschalige transformatorhuisjes gerealiseerd. Zoals uit de inleidende
tekst blijkt, zijn gezondheidseffecten als gevolg van het elektromagnetische veld afkomstig van
transformatorhuisjes op voorhand uit te sluiten. In paragraaf 4.1.4 over milieuzonering is tevens aangetoond
dat het zonnepark geen negatief milieueffect kent op omliggende gevoelige objecten.
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect elektromagnetische straling.
4.8 Veiligheid
De installaties van het zonnepark zullen voldoen aan de daarvoor geldende veiligheidseisen. In het kader van
vooroverleg zijn door de Veiligheidsregio Utrecht vragen gesteld aangaande de bereikbaarheid en
bestrijdbaarheid in geval van een incident.
Naar aanleiding van deze vragen zal IX Zon in samenwerking met de Veiligheidsregio een concept
veiligheidsplan opstellen . Wanneer de installatie-details van het zonnepark voldoende bekend zijn, kan het
veiligheidsplan worden gevuld met concrete afspraken.
26 Zonnepark N417 Achterwetering
4.9 Economische uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro,
onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij
vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van
plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de
gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan
vast te stellen indien:
het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins
verzekerd is;
het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk
5°, niet noodzakelijk is;
het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid,
onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Planspecifiek
De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Voor de realisatie van het plan
hoeft de gemeente geen investering te doen. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het
voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges.
Er zal een overeenkomst betreffende planschade worden afgesloten. Deze kosten komen eveneens geheel
voor rekening van de initiatiefnemer. In overleg met gemeente De Bilt is een plan voor financiële participatie
uitgewerkt. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het plan economisch
uitvoerbaar is.
Zonnepark N417 Achterwetering 27
Hoofdstuk 5 Procedure
5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Overleg met omwonenden
De initiatiefnemer heeft de direct aanwonenden persoonlijk geïnformeerd over het plan en ook is er een
informatieavond georganiseerd voor het brede publiek. Op basis van de opmerkingen die zijn aangedragen zijn
er wijzigingen gedaan aan het plan:
Er is verzocht om het aanzicht van de achterzijde van de zonnepanelen te beperken door opgaande
beplanting te plaatsen langs de rand van het zonnepark. Tegelijk is er ook waardering uitgesproken voor
de beperkte hoogte van de zonnepanelen, waarmee het bestaande open landschap wordt behouden. Om
aan beide punten tegemoet te komen is ervoor gekozen om langs de rand van het zonnepark knotwilgen
in te passen, waarmee de ervaring van het open landschap behouden blijft en de zonnepanelen minder
prominent in het zicht staan vanaf de Koningin Wilhelminaweg.
Er is verzocht om in het beheer van het zonnepark rekening te houden met het beperken van overlast
door uitzaaiende distels. Naar aanleiding hiervan is in de beheerparagraaf van het landschapsplan een
passage opgenomen dat distels specifiek worden bestreden.
De zorg is geuit dat er negatieve effecten optreden door weerkaatsing van geluid afkomstig van de A27 en
de spoorlijn. Dit is nader onderzocht en uitgewerkt in paragraaf 4.1.3 van deze ruimtelijke
onderbouwing.
Op de projectpagina op de website van de initiatiefnemer is een verslag van de informatieavond gepubliceerd.
Op dezelfde pagina is ook het landschapsplan te raadplegen.
Overleg andere belanghebbenden
Het landschapsplan en de ecologische onderzoeken zijn gedeeld en besproken met diverse andere
belanghebbenden, waaronder de Dassenwerkgroep Utrecht & 't Gooi, Stichting Milieuzorg Zeist, Stichting
Groenekans Landschap en Natuur- en Milieufederatie Utrecht. Mede naar aanleiding hiervan is in de
beheerparagraaf van het landschapsplan beschreven hoe een gedeelte van het zonnepark beheerd zal worden
om het gebied geschikt te maken als foerageergebied van de das.
De Veiligheidsregio Utrecht is geconsulteerd om de bereikbaarheid en veiligheid van het zonnepark te
bespreken. Er is specifiek gelet op de positionering van de transformators en het inkoopstation en de manier
waarop blusvoertuigen deze kunnen bereiken. Naar aanleiding hiervan is ervoor gekozen om de
onderhoudspaden met een halfverharding uit te voeren.
Met Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) is onderzocht op welke wijze het zonnepark kan
bijdragen aan verbetering van de waterhuishouding in het gebied. Dit heeft ertoe geleid om een nieuwe
watergang te graven, inclusief een natuurvriendelijke oever. Tevens is de afstand tussen de watergangen en de
zonnepanelen zodanig afgestemd dat er voldoende ruimte is voor onderhoudswerkzaamheden aan het
watersysteem.
Als beheerders van de nabijgelegen spoorlijn en snelweg is gesproken met ProRail en Rijkswaterstaat. Naar
aanleiding van deze gesprekken is geconcludeerd dat het zonnepark geen invloed heeft op hun assets, maar
dat zij graag voor de start van de bouwwerkzaamheden een analyse ontvangen waaruit blijkt dat er geen
risico's zijn ten aanzien van lichtreflectie.
Tot slot is TenneT betrokken om de raakvlakken tussen de hoogspanningsverbinding en de zonnepanelen af te
stemmen. Uit deze gesprekken is gebleken dat het inkoopstation en de transformators in de
28 Zonnepark N417 Achterwetering
beschermingszone conform het bestemmingsplan niet zijn toegestaan. Zonnepanelen in deze zone zijn wel
toegestaan, mits deze zich niet direct onder de hoogspanningskabels bevinden en toegang tot het terrein voor
onderhoudswerkzaamheden is geborgd.
Financiële participatie
Om financiële participatie in het project voor de lokale gemeenschap mogelijk te maken is er het streven om
een energiecoöperatie op te richten voor de voormalige gemeente Maartensdijk. De initiatiefnemer heeft door
middel van drie informatiebijeenkomsten een interessepeiling georganiseerd en daaruit is voldoende animo
gebleken om vervolgstappen te ondernemen. Voor de vervolgstappen heeft de initiatiefnemer een
onafhankelijke, externe adviseur ingehuurd. Onder begeleiding van deze adviseur worden vervolgsessies
georganiseerd met geïnteresseerde omwonenden, dit traject loopt nog.
5.2 Van ontwerp naar vaststelling
De omgevingsvergunning is voorbereid met toepassing van een uitgebreide procedure ex artikel 2.12 lid 1
onder a sub 3° Wabo juncto artikel 3.10 Wabo. Het ontwerpbesluit met bijbehorende stukken zal als ontwerp
voor een termijn van zes weken ter inzage liggen. Een ieder kan hierop zienswijzen indienen. Bij het
vaststellingsbesluit wordt hierop nader ingegaan.
5.3 Juridische planbeschrijving
Binnen het besluit tot verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen en het gebruik wordt het
volgende aspect voorwaardelijk bepaald. Zonder het in acht nemen van deze voorwaarde mag het nieuwe
zonnepark niet worden gebouwd en/of gebruikt:
Het zonnepark dient te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden conform het landschapsplan
welke voor de ontwikkeling is opgesteld. Het landschapsplan is als bijlage 1 van voorliggende
onderbouwing toegevoegd.
Zonnepark N417 Achterwetering 29
Bijlagen
30 Zonnepark N417 Achterwetering
Zonnepark N417 Achterwetering 31
Bijlage 1 Landschapsplan 'Zonnepark N417, Achterwetering'
32 Zonnepark N417 Achterwetering
Zonnepark N417 Achterwetering 33
Bijlage 2 Bodemonderzoek
34 Zonnepark N417 Achterwetering
Zonnepark N417 Achterwetering 35
Bijlage 3 Resultaten Watertoets
36 Zonnepark N417 Achterwetering
Zonnepark N417 Achterwetering 37
Bijlage 4 Onderzoek stikstofdepositie
38 Zonnepark N417 Achterwetering
Zonnepark N417 Achterwetering 39
Bijlage 5 Quickscan flora en fauna
40 Zonnepark N417 Achterwetering
Zonnepark N417 Achterwetering 41
Bijlage 6 Toetsing foerageergebied Das
42 Zonnepark N417 Achterwetering
Zonnepark N417 Achterwetering 43
Bijlage 7 Archeologisch onderzoek
44 Zonnepark N417 Achterwetering
Zonnepark N417 Achterwetering 45
46 Zonnepark N417 Achterwetering