Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

46
Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering Gemeente De Bilt

Transcript of Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

Page 1: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering Gemeente De Bilt

Page 2: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

2 Zonnepark N417 Achterwetering

Gegevens over het plan:

Plannaam: Zonnepark N417 Achterwetering

Identificatienummer: NL.IMRO.0310.00-0001

Status: Ontwerp

Datum: 26 november 2020

Projectnummer Buro SRO: 31.90.01

Gegevens projectbetrokkenen:

Opdrachtgever: ROM3D

Contactpersoon opdrachtgever: Mevr. G. Stoffelen

Betrokken gemeente: De Bilt

Gegevens Buro SRO:

Projectleider Buro SRO: Dhr. L. Arends

Bezoekadres vestiging Arnhem Sweerts de Landasstraat 50

6814 DG te Arnhem

Telefoon: 026 – 35 23 125

E-mail: [email protected]

Internet: www.Buro-SRO.nl

Page 3: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

Zonnepark N417 Achterwetering 3

Inhoudsopgave

Ruimtelijke onderbouwing Hoofdstuk 1 Inleiding 5

1.1 Aanleiding voor het initiatief 5

1.2 Ligging plangebied 5

1.3 Leeswijzer 5

Hoofdstuk 2 Het initiatief 6

2.1 Huidige situatie 6

2.2 Toekomstige situatie 7

Hoofdstuk 3 Beleidskader 9

3.1 Rijksbeleid 9

3.2 Provinciaal beleid 10

3.3 Gemeentelijk beleid 11

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid 13

4.1 Milieu 13

4.2 Water 18

4.3 Ecologie 21

4.4 Verkeer 23

4.5 Cultuurhistorie en archeologie 23

4.6 Kabels en leidingen 24

4.7 Elektromagnetische straling 24

4.8 Veiligheid 25

4.9 Economische uitvoerbaarheid 26

Hoofdstuk 5 Procedure 27

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 27

5.2 Van ontwerp naar vaststelling 28

5.3 Juridische planbeschrijving 28

Bijlagen 29 Bijlage 1 Landschapsplan 'Zonnepark N417, Achterwetering' 31

Bijlage 2 Bodemonderzoek 33

Bijlage 3 Resultaten Watertoets 35

Bijlage 4 Onderzoek stikstofdepositie 37

Bijlage 5 Quickscan flora en fauna 39

Bijlage 6 Toetsing foerageergebied Das 41

Bijlage 7 Archeologisch onderzoek 43

Page 4: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

4 Zonnepark N417 Achterwetering

Page 5: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

Zonnepark N417 Achterwetering 5

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het initiatief

Ix Zon is voornemens een zonnepark te ontwikkelen tussen de A27 en de provinciale weg N417, ter hoogte van

de buurtschap Achterwetering in de gemeente De Bilt. Het initiatief kan niet worden gerealiseerd binnen de

regels van het geldende bestemmingsplan. Het sluit wel aan op de gemeentelijke duurzaamheidsambities en is

passend is op de locatie. Daarom wordt medewerking verleend aan deze ontwikkeling. In dit document wordt

dit toegelicht en gemotiveerd waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.2 Ligging plangebied

Het projectgebied is gelegen in het buitengebied van Maartensdijk, tussen de A27 en de N417. Bijgevoegde

afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.

De ligging van het projectgebied en de omgeving (bron: Openstreetmaps.nl)

1.3 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op

het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 is het project inhoudelijk op

haalbaarheid getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens wordt ingegaan op de

economische haalbaarheid van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 5 in op de maatschappelijke uitvoerbaarheid

van het plan, waarbij de uitkomsten van overleg en zienswijzen zijn opgenomen.

Page 6: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

6 Zonnepark N417 Achterwetering

Hoofdstuk 2 Het initiatief

In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het

plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.

2.1 Huidige situatie

Het projectgebied ligt in het buitengebied van Maartensdijk. Het bestaat uit twee langgerekte agrarische

percelen die ingeklemd liggen tussen de infrastructuur van de A27/spoorlijn en de N417. De oppervlakte van

het gebied bedraagt iets minder dan 10 hectare. Het is gelegen in een veenweidelandschap dat onderdeel

uitmaakt van het Groene Hart. Aan de oostzijde grenst het projectgebied aan de spoorlijn, die pal tegen de

A27 aanligt. Aan de westzijde ligt de N417, dit was vroeger de belangrijkste verbindingsweg tussen Utrecht en

Hilversum. Dwars over het projectgebied loopt een hoogspanningsleiding, een hoogspanningsmast staat

midden in het gebied. Ook ligt er een hoofdrioolleiding. Aan de westzijde ligt de buitenplaats Persijn met

bijbehorende landerijen. Het veenweidelandschap is een nat gebied. De agrarische percelen worden van

elkaar gescheiden door watergangen. De toegang naar de percelen ligt nabij de noordelijkst gelegen rotonde.

Navolgende afbeelding toont een luchtfoto van het projectgebied.

Luchtfoto van het projectgebied (bron: Landschapsplan, ROM3D)

Page 7: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

Zonnepark N417 Achterwetering 7

2.2 Toekomstige situatie

Binnen het projectgebied wordt een zonnepark gerealiseerd. Het zonnepark krijgt een vermogen van circa 8

MWp waarmee het 2200 huishoudens van stroom voorziet. De zonnepanelen staan gericht op het zuiden en

volgen de verkavelingsrichting. De verkavelingsstructuur blijft behouden. Voor de toekomstige inrichting en

het beheer is een landschapsplan opgesteld. Deze is opgenomen in bijlage 1. In totaal wordt ca. 3,2 ha van het

plangebied (van 10 ha) ingezet voor de versterking van natuur en landschap.

Om de biodiversiteit te versterken wordt in het gehele zonnepark een basis gelegd met bloemrijk grasland.

Tussen de panelen komt voldoende ruimte om het licht op de bodem te laten schijnen en het bloemrijk tot

ontwikkeling te laten komen. Ter hoogte van buitenhuis Persijn komt een opening ten behoeve van een

zichtlijn op het buitenhuis. Ter plaatse van de hoogspanningsmast blijft een gedeelte vrij van zonnepanelen,

omdat onder de mast geen panelen geplaatst mogen worden.

Toekomstige inrichting van het projectgebied (bron: Landschapsplan ROM3D)

De afstand tussen de panelen en de N417 is circa 25 meter breed en fungeert als bufferzone. Tevens wordt de

bestaande bomenrij langs de N417 aangevuld met nieuwe bomen. Het westelijk deel van

het zonnepark wordt begrensd door middel van een rij knotwilgen. In de omgeving van het plangebied komen

dassen voor (zie paragraaf 4.3 en bijlage 5). Het plangebied is zelf niet geschikt als verblijfplaats voor de das,

maar door het periodiek maaien en bemesten van een gedeelte van het grasland kan de betekenis als

foerageergebied voor de das worden versterkt. De A-watergang die in de huidige situatie van de oostzijde via

de zuidzijde naar de westzijde van het plangebied loopt, krijgt een doorsteek dwars door het plangebied.

Hiermee wordt invulling gegeven aan ecologische en waterkwaliteitsdoelen van het Hoogheemraadschap.

Ten opzichte van het ontwerp van het zonnepark dat in het kader van het principeverzoek is voorgelegd aan

de gemeente is deze doorsteek van de A-watergang een wijziging. Een andere wijziging is dat het doorzetten

van de bestaande watergang aan de westzijde van het plangebied uit het ontwerp is gehaald vanwege de

aanwezigheid van een gasleiding. Het zonnepark wordt slechts voor een klein deel voorzien van een hekwerk.

Om het zonnepark extra te beveiligen worden op meerdere plekken camera's geplaatst. De camera's worden

op palen van maximaal 3,3 meter hoog geplaatst.

Page 8: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

8 Zonnepark N417 Achterwetering

Toekomstige inrichting met aanduiding onderdelen (bron: Landschapsplan ROM3D)

Bij een zonnepark zijn technische voorzieningen nodig, zoals een inkoopstation, van waaruit de opgewekte

stroom wordt aangesloten op het net, en transformatoren. De transformatoren worden langs het spoor

gepositioneerd. Het terrein wordt via een bestaand toegangspad ontsloten.

Page 9: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

Zonnepark N417 Achterwetering 9

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Gebiedsgericht

De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de

waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele

werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de ecologische hoofdstructuur, de

elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond

rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden, zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam

en Schiphol.

In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is

richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels

aanvullend vastgelegd.

In de SVIR worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van

bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden.

Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en

bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.

Ladder duurzame verstedelijking

Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is 'duurzame verstedelijking'. Via de 'ladder voor duurzame

verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in

stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro, artikel 3.1.6 onder 2.

De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een plan dat een nieuwe

stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de

ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom

niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is. Daar wordt het volgende onder verstaan: "een ruimtelijke

ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties

of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand

stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid,

detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk

groen en infrastructuur."

Per 01 juli 2017 is de ladder voor duurzame verstedelijking herzien. Bij de herziening zijn onder meer de drie

afzonderlijke 'treden' van de ladder losgelaten en is het begrip 'actuele regionale behoefte' gewijzigd in

'behoefte'. Nieuw is dat de laddertoets bij flexibele plannen kan worden doorgeschoven naar het moment van

vaststelling van een wijzigings- of uitwerkingsplan.

Planspecifiek

Gebiedsgericht

Het plangebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden van de SVIR en het Barro. Enig effect op deze

gebieden als gevolg van dit project zijn daarmee op voorhand uit te sluiten.

Een zonnepark wordt in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking niet aangemerkt als stedelijke

voorziening, zo blijkt uit jurisprudentie. Een nadere toetsing is derhalve niet nodig.

Het project is uitvoerbaar binnen het rijksbeleid.

Page 10: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

10 Zonnepark N417 Achterwetering

3.2 Provinciaal beleid

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS)

In de PRS beschrijft de provincie het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2028. Deze periode sluit aan bij die in

de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het rijk. De provincie geeft aan welke doelstellingen zij van

provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort én hoe zij uitvoering geeft aan dit beleid.

Deels geeft zij uitvoering aan het beleid via de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) die tegelijk met de

PRS is vastgesteld.

Met betrekking tot de pijler 'vitale dorpen en steden' heeft de provincie het volgende provinciale belang

gedefinieerd: 'Door de ontwikkeling van wonen en werken vooral in het bestaande stedelijke gebied te laten

plaatsvinden, behouden we vitale dorpen en steden'

In de Provinciale ruimtelijke structuurvisie 2013 – 2028 (PRS) zijn de volgende provinciale belangen vastgelegd

die betrekking hebben op vitale steden en dorpen:

Realiseren van voldoende en op de behoefte aansluitend woningaanbod, met een accent op

binnenstedelijke ontwikkeling.

Een vitale en innovatieve regionale economie, met voldoende en diverse vestigingsmogelijkheden.

Optimaal gebruik van de binnenstedelijke ruimte.

Een goede bereikbaarheid voor woon-, werk en vrijetijdsverkeer

Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV)

In de PRV zijn onder andere de regels uit het PRS rechtstreeks overgenomen, waarbij een verduidelijking is

gegeven op de wijze van het overnemen van de provinciale regeling in (gemeentelijke) ruimtelijke plannen. De

PRV is gebaseerd op artikel 4.1, eerste lid, van de Wro. Op basis van dit artikel kunnen, met het oog op een

goede ruimtelijke ordening, Provinciale Staten regels stellen omtrent de inhoud, toelichting of onderbouwing

van ruimtelijke plannen. Hieronder vallen de bestemmingsplannen (inclusief de uitwerkings- en

wijzigingsplannen), besluiten op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) waarbij

afgeweken wordt van een bestemmingsplan, beheersverordeningen en projectuitvoeringsbesluiten op basis

van de Crisis en herstelwet. Doel van de verordening is om een aantal provinciale belangen te laten

doorwerken naar het gemeentelijk niveau.

In artikel 3.12 van de PRV is opgenomen dat zonnevelden mogelijk zijn in aansluiting op bestaande structuren

zoals hoofdinfrastructuur of stedelijke functies, in overeenstemming met de schaal van de bebouwde

omgeving. Daarnaast mogen zonnevelden niet leiden tot onevenredige aantasting van landschappelijke

kernkwaliteiten, natuurwaarden en de cultuurhistorische waarden.

Planspecifiek

Het projectgebied ligt niet binnen de cultuurhistorische hoofdstructuur uit het provinciaal beleid en ook niet

binnen een Natura-2000 gebied of het Natuur Netwerk Nederland. Wel valt het projectgebied binnen

Landschap Groene Hart, waar de provincie kernkwaliteiten als openheid, veenweidekarakter, landschappelijke

diversiteit, rust en stilte wil behouden.

In voorliggend plan is nadrukkelijk aangesloten bij de aanwezige hoofdinfrastructuur. Het terrein ligt

ingeklemd tussen de A27/spoorlijn en de provinciale weg N417. Er is daardoor geen sprake van een

onevenredige aantasting van de landschappelijke openheid. Voor de inpassing van het zonnepark is een

landschapsplan gemaakt (zie bijlage 1).

Het initiatief past binnen het provinciale beleid.

Page 11: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

Zonnepark N417 Achterwetering 11

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Routekaart Energieneutraal De Bilt 2030

De gemeente De Bilt heeft de ambitie om in 2030 een energie neutrale gemeente te zijn. Onder andere zonne-

energie wordt gezien als een kansrijke mogelijkheid om bij te dragen aan een duurzamere (lokale)

energievoorziening. In bijlage 3 bij de 'Routekaart Energieneutraal De Bilt 2030' heeft de gemeente beleid

opgesteld voor zonnevelden. Kansrijke locaties liggen binnen of aansluitend aan het stedelijk gebied, langs

grootschalige infrastructuur of binnen de grenzen van het Veenweidelandschap, Kromme Rijnlandschap en het

Coulisselandschap.

De gemeente De Bilt stelt de volgende ruimtelijke randvoorwaarden aan zonnevelden in het landelijke gebied:

1. voldaan moet worden aan het rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid;

2. er dient een landschappelijk inpassingsplan door de gemeente te worden goedgekeurd, waaruit blijkt dat

de opstelling van zonnevelden ruimtelijk inpasbaar is, passend en aansluitend op de bestaande

landschappelijke kenmerken en de opstelling passend is in omvang en aansluitend op de bestaande

verstedelijking / woonkernen in de omgeving;

3. gestreefd wordt naar een menging van functies/dubbel ruimtegebruik;

4. zodra het gebruik als zonneveld is beëindigd dienen de gronden weer in gebruik genomen te worden

conform het oorspronkelijke (veelal agrarische) gebruik.

Planspecifiek

Het zonnepark ligt in het veenweidelandschap en ingeklemd door de infrastructuur van de A27/spoorlijn en de

N417. Dit sluit aan bij het gemeentelijk beleid. In het beleid zijn vier kansrijke locatiemogelijkheden benoemd,

waarvan er twee relevant zijn voor dit zonneveld:

Binnen de grenzen van de landschappen Veenweidelandschap, Kromme Rijnlandschap en het

Coulisselandschap.

Langs grootschalige infrastructuur (wegen en spoor).

Voorwaarde is dat het zonnepark op een goede wijze landschappelijk wordt ingepast. Hiervoor is het

landschapsplan (zie bijlage 1) opgesteld. Naast het gebruik voor zonnepanelen wordt het terrein op

ecologische wijze ingericht, wat de biodiversiteit vergroot. Indien de zonnepanelen worden verwijderd, is

agrarisch gebruik weer mogelijk. Het plan past in het rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. Voldaan wordt

aan de voorwaarden zoals hierboven genoemd.

3.3.2 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het projectgebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Maartensdijk 2012 (vastgesteld op

30 oktober 2014 en onherroepelijk geworden op 12 april 2017). Voor het projectgebied gelden de

enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - 2' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Daarnaast

liggen over een deel van het gebied de dubbelbestemmingen 'Leiding - Hoogspanningsleiding' en 'Leiding -

Riool'.

Page 12: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

12 Zonnepark N417 Achterwetering

Uitsnede van het bestemmingsplan 'Buitengebied Maartensdijk 2012 (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Planspecifiek

Het plaatsen van zonnepanelen is niet toegestaan op agrarische gronden. Omdat de gemeente De Bilt positief

staat tegenover duurzame energieopwekking wordt hier een procedure gevoerd om te mogen afwijken van

het bestemmingsplan.

Page 13: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

Zonnepark N417 Achterwetering 13

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

Voor een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke

ordening (Bro) de uitvoerbaarheid aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de

onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de

economische uitvoerbaarheid van het plan.

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en

het grondwater in het plangebied in overeenstemming is met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan

namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Bij een functiewijziging zal in veel

gevallen een specifiek bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.

Planspecifiek

Een zonnepark is geen bodemgevoelige functie zoals bedoeld in de Wbb. Vanuit de Wbb zijn er op basis van

het aspect bodem daarom geen bezwaren voor dit project. De omgevingsdienst heeft in een eerder stadium

wel verzocht om een historisch bodemonderzoek conform NEN5725 uit te voeren. Dit onderzoek is

toegevoegd als bijlage 2. In het onderzoek zijn de volgende adviezen en conclusies opgenomen:

Uit het vooronderzoek blijkt dat sprake is van voormalige en/of huidige bodembelasting waardoor het

vermoeden van bodemverontreiniging aanwezig is. Voor de onderzoekslocatie (deellocatie A) dient

daarom een verkennend bodemonderzoek plaats te vinden.

Ter plaatse van de voormalige sloot (deellocatie B) wordt aanbevolen om via enkele diepe boringen na te

gaan of er demping heeft plaatsgevonden met bodemvreemd materiaal. Indien nodig wordt een

vervolganalyse geadviseerd;

Ter plaatse van de meest oostelijke gronden van het onderzoeksgebied (deellocatie C) wordt geadviseerd

de bovengrond te onderzoeken op zware metalen;

Op het perceel ten westen van de onderzoekslocatie zijn diverse milieu hygiënische calamiteiten

geconstateerd. Daarom wordt geadviseerd om nabij deze gronden enkele boringen en analyses op

minerale olie en aromaten in te zetten om na te kunnen gaan of er sprake is van perceelsoverschreidende

verontreinigingen.

Voorgaande adviezen zullen in het kader van de uitvoering van het zonnepark worden opgevolgd.

Kwaliteit van de bodem

Om te voorkomen dat de bodemkwaliteit in het plangebied achteruitgaat vanwege het zonnepark wordt

ervoor gezorgd dat licht en hemelwater de bodem voldoende kunnen bereiken. Door een afstand tussen de

rijen panelen van 1.80 m en een hoogte van de tafels met panelen van 50 cm wordt gezorgd voor voldoende

zonlicht. Door tussen de panelen een kleine afstand te realiseren en door de afstand tussen de rijen panelen

bereikt het hemelwater in het plangebied de bodem mooi verspreid en kan het hemelwater rustig infiltreren in

de bodem.

Tevens wordt een monitoringsprogramma opgezet waarbij de kwaliteit van de bodem en de vegetatie worden

gemonitord. Voordat het park wordt gebouwd vindt een nulmeting naar de kwaliteit van de bodem en de

vegetatie plaats.

Page 14: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

14 Zonnepark N417 Achterwetering

4.1.2 Lucht

De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke

ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' is het van belang te bepalen wat de bijdrage van het plan is aan

die luchtkwaliteit.

Bijdrage aan luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet maakt

een onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate'

(NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in

betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om

bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).

Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in

betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die

jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2

microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder

dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden

een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit,

omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt. Deze kwantitatieve vertaling naar

verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.

Planspecifiek

Het toekomstig gebruik als zonnepark heeft het plan geen effect op de luchtkwaliteit. Het plan leidt niet tot

een toename van verkeersbewegingen in vergelijking met het agrarische gebruik. Een nadere toetsing ten

aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.

4.1.3 Geluid

De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern

van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh

worden de volgende objecten beschermd:

woningen;

geluidgevoelige gebouwen, zoals scholen, ziekenhuizen, verzorgings- en verpleeghuizen, psychiatrische

instellingen en kinderdagverblijven;

geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaatsen en bestemde ligplaatsen voor woonschepen).

Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen

deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en

een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen,

geluidbelastingkaarten en actieplannen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke

ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.

Planspecifiek

Dit project maakt een zonnepark mogelijk binnen het projectgebied. Een zonnepark is geen geluidgevoelige

functie zoals bepaald in de Wgh. Een zonnepark heeft ook geen effect op omliggende geluidgevoelige functies.

De transformatoren komen langs het spoor te staan, dit is op voldoende afstand (<130 m) van de

dichtstbijzijnde woningen aan de overzijde van de N417. Wel ligt het zonnepark in het zogenaamde

overdrachtsgebied tussen de A27 en de spoorweg en de woningen aan de westzijde van het projectgebied.

Page 15: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

Zonnepark N417 Achterwetering 15

Effect van zonnepark op geluid van spoorweg en A27

Door de plaatsing van de zonnepanelen zal de overdrachtsdemping in dit gebied wijzigen als gevolg van

afscherming en reflecties. Op deze wijziging is echter geen normatief stelsel van toepassing omdat de

Wet geluidhinder geen toetsingskader kent voor wijzigingen in het overdrachtsgebied. Volledigheidshalve is in

het kader van een zogenaamde 'goede ruimtelijke ordening' (ex artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening) aanvullend

een kwalitatieve beschouwing gedaan.

De zonnepanelen worden op het zuiden gericht onder een hoek van 15° ten opzichte van het maaiveld, en zijn

maximaal 1,90 meter hoog. Door deze opstelling zal het verkeersgeluid afkomstig van de A27 en de spoorweg

voor een deel worden afgeschermd in de richting van het woningen, vergelijkbaar met een geluidwal ter plaatse

van de eerstelijns zonnepanelen en een gelijke hoogte.

Door de hoek waaronder de zonnepanelen worden geplaatst zal het verkeersgeluid van de A27 en de spoorweg

naar boven worden afgebogen, waardoor het onwaarschijnlijk is dat geluidreflecties op de woningen worden

geprojecteerd aangezien het laagbouw betreft.

Omdat de afscherming en afbuiging niet voor alle frequenties gelijk zal zijn is te verwachten dat de klankkleur

van het verkeersgeluid afkomstig van de A27 en de spoorweg wijzigt, hetgeen vermoedelijk net waarneembaar

zal zijn. Per saldo is een lichte verbetering te verwachten ter plaatse.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.

4.1.4 Milieuzonering

Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige

functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen,

maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun

activiteiten.

De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en

de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar

hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan

(bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn

bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.

Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof.

De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype en

verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten

(VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en

bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke

milieuhinder als minder belastend wordt gezien.

Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is

het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.

Page 16: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

16 Zonnepark N417 Achterwetering

Planspecifiek

Dit project maakt een zonnepark mogelijk binnen het projectgebied. Een zonnepark is geen milieugevoelig

object. Een aspect wat bij zonnevelden zou kunnen spelen is hinder door lichtweerkaatsing. De groene

bufferzones en bomen rondom het projectgebied en langs de snelweg zullen het weerkaatsende licht echter

tegenhouden. Automobilisten op de A27 of de N417 of omwonenden zullen naar verwachting geen last van

lichthinder ondervinden. Vanuit milieuzonering heeft het project dan ook geen negatief effect.

Het project is uitvoerbaar vanuit milieuzonering.

4.1.5 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die

ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle

inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.

De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe

veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe

veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit

veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde

een Bevi-inrichting.

De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn

onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote

kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, parkeerterreinen

en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.

Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden

risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde

afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van

10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet

groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal

mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de

gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de

PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten

niet toegestaan.

Page 17: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

Zonnepark N417 Achterwetering 17

Provinciaal Waterplan

In het provinciaal Waterplan staat het beleid van de provincie Utrecht om te komen tot schoon, mooi, veilig en

voldoende water. Op kaart 8 van het waterplan, zie navolgende afbeelding, zijn de overstromingsrisiso's

inzichtelijk gemaakt bij een doorbraak van een primaire kering. Bij zo'n doorbraak zijn de volgende 5

overstromingsscenario's mogelijk:

snel en diep

snel en ondiep

langzaam en diep

langzaam en ondiep

blijft droog.

Waterkaart provincie Utrecht (bron: website rovincie Utrecht)

Planspecifiek

Dit project maakt een zonnepark mogelijk binnen de projectlocatie. De projectlocatie zal niet worden gebruikt

als verblijfslocatie voor personen en is daarmee geen kwetsbaar object. Het zonnepark is zelf ook geen

risicobron voor kwetsbare objecten in de omgeving.

Bij een doorbraak van een primaire kering ligt het projectgebied in een 'langzaam en ondiep'

overstromingsgebied. Wanneer de elektrotechnische installaties van het zonnepark abrupt onder water

komen te staan kan er kortsluiting plaatsvinden. Het zonnepark beschikt over een veiligheidsvoorziening die er

voor zorgt dat de koppeling tussen het zonnepark en het lokale energienetwerk automatisch zal verbreken.

Effecten op de energievoorziening in de regio ten gevolge van een overstroming zijn dus niet te verwachten.

Het project is uitvoerbaar vanuit het aspect externe veiligheid.

Page 18: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

18 Zonnepark N417 Achterwetering

4.1.6 Milieueffectrapportage

Een milieueffectrapportage (m.e.r.) onderzoekt de milieugevolgen van een plan of project en de

(milieuvriendelijkere) alternatieven. Een m.e.r. is verplicht bij grote ruimtelijke ingrepen zoals de bouw van

industriële complexen en aanleg van auto(snel)wegen maar een m.e.r. is bijvoorbeeld ook verplicht voor de

aanleg van een golfbaan en bij bepaalde uitbreidingen van agrarische bedrijven. Het milieueffectrapport (MER)

is onderdeel van de m.e.r.-procedure.

Of een project m.e.r.-plichtig is moet ten eerste worden getoetst aan het Besluit milieueffectrapportage,

artikel 7.4 bijlage C en D. In die twee bijlagen zijn de activiteiten aangewezen waarvoor een m.e.r.

beoordelingsplicht geldt. Ten tweede kan de provinciale milieuverordening aanvullend op het Besluit m.e.r.

nog meer activiteiten aanwijzen die kunnen leiden tot m.e.r.-plicht. Ten derde kan uit een passende

beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 ook een m.e.r.-plicht volgen.

Ook als de drempelwaarden in het Besluit m.e.r. (duidelijk) niet gehaald worden dient aandacht uit te gaan

naar de milieugevolgen van een plan of project. Die aandacht naar de milieugevolgen heet dan 'vormvrije

m.e.r.-beoordeling'. Een m.e.r. kan ook nodig zijn als de betreffende activiteit niet wordt genoemd in het

Besluit m.e.r. en ook niet op andere wijze (bijvoorbeeld op grond van de provinciale milieuverordening) m.e.r.-

plichtig is. Dit heet de onverplichte m.e.r.

Planspecifiek

Het onderhavige plan behelst het mogelijk maken van een zonnepark met een vermogen van circa 8 MWp/

Een zonnepark is in te delen als oprichting van een installatie bestemd voor de productie van elektriciteit. Deze

activiteit staat in het Besluit m.e.r. in de D-lijst onder nummer D22.1. De drempelwaarde bedraagt een

activiteit met een vermogen van 200 megawatt of meer. Door het maximale vermogen van dit zonnepark

wordt de drempelwaarde niet overschreden. Daarom kan volstaan worden met een vormvrije m.e.r.-

beoordeling. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing bevat die vormvrije m.e.r.-beoordeling omdat de

belangrijkste milieuaspecten in beeld zijn gebracht.

In lijn met 'Bijlage III EU richtlijn milieubeoordeling projecten' wordt in Hoofdstuk 2 Het initiatief van deze

ruimtelijke onderbouwing ingegaan op de kenmerken van de activiteit en de locatie van de activiteit.

In hoofdstuk 3 Beleidskader wordt de aard en omvang van de milieueffecten beschreven. Hieruit is niet

gebleken dat er sprake is van een ontwikkeling welke een forse invloed heeft op het milieu in de omgeving.

Belangrijke milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Hetgeen beschreven wordt in deze ruimtelijke

onderbouwing geeft voldoende inzicht op de milieu gevolgen om een gewogen besluit omtrent dit plan te

nemen. Verder onderzoek in het kader van het Besluit milieueffectrapportage is niet nodig: het plan is niet

mer-plichtig.

4.2 Water

Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan

verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de

kwaliteit van het water hoog gehouden worden.

Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot

water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal

Waterplan.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in

Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor

de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die

ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor

duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

Page 19: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

Zonnepark N417 Achterwetering 19

vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt

vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Indien nodig wordt overtollig water tijdelijk

geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen niet meer mogelijk is wordt het water

afgevoerd.

schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt

gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het

zuiveren van verontreinigd water aan bod.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen

waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan

kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een

belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke

waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.

Nationaal Waterplan

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan

geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met

een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen,

beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft

maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige

generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

Waterbeleid gemeente De Bilt

Het gemeentelijk waterbeleid ligt vast in het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Eind 2015 is het beleid ten

aanzien van waterbeheer voor een periode van 5 jaar opnieuw vastgesteld.

In dit plan zijn voor de planperiode de volgende doelen geformuleerd:

Het inzamelen van het binnen het gemeentelijk gebied geproduceerde afvalwater.

Het doelmatig omgaan met de inzameling van hemelwater.

Het transport van het ingezamelde afvalwater naar een geschikt lozingspunt.

Het voorkomen van ongewenste emissies naar bodem, grond- en oppervlaktewater.

Het voorkomen van overlast voor de omgeving.

Effectief beheer van de riolering.

Invulling geven aan de grondwaterzorgplicht.

Beleid Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden

Het beleid van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is neergelegd in het Waterbeheerplan

'Waterkoers 2016-2021'. De focus betreft het werken aan veilig, voldoende en gezond water tegen

aanvaardbare maatschappelijke kosten. Het hoogheemraadschap richt zich op beheren en ontwikkelen van

het watersysteem over de eigen grenzen heen en speelt in op ontwikkelingen van de maatschappij door actief

het gesprek aan te gaan en samen te werken.

Het Hoogheemraadschap hanteert beleidsregels op grond van de Keur 2018. Uitbreiding van verhard

oppervlak moet, vanuit hydrologische optiek gezien, waterbalansneutraal plaatsvinden. Als hiervoor berging of

vertraging van de afvoer plaatsvindt, bijvoorbeeld door het realiseren van een wadi (greppel) of een

ondergrondse infiltratievoorziening, dient met een maatwerkberekening te worden aangetoond dat de

voorgestelde voorziening voldoet. Bij een ontwikkeling waarbij minder nieuw verhard oppervlak, waarvan het

hemelwater direct of indirect op het oppervlaktewater wordt geloosd, wordt gerealiseerd dan 500 m² binnen

de bebouwde kom en minder dan 1.000 m² buiten de bebouwde kom, is geen compensatie nodig.

Page 20: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

20 Zonnepark N417 Achterwetering

Beschermingszone drinkwaterwinning

Ten zuidoosten van Achterwetering ligt een beschermingszone drinkwaterwinning (conform PRV) en een 100

jaars- aandachtsgebied (PMV) / BWM- plan. De capaciteit van het drinkwaterwinningspunt Groenekan wordt

op termijn uitgebreid, waardoor het zonnepark binnen het drinkwaterwingebied valt.

Er is nog weinig bekend over mogelijke gevolgen van een zonnepark voor bodem en drinkwater. Mogelijk is er

risico op inspoeling van zware metalen. Vooralsnog staat de provincie in grondwaterbeschermingsgebieden

zonneweides toe, onder voorwaarde dat er geen milieubelastende stoffen worden gebruikt bij aanleg, beheer

en onderhoud.

Watertoets

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat

meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een

proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium

met elkaar in gesprek. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:

de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om de waterbeheerder vroegtijdig in de

planvorming te betrekken, en

de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om in hun plan verantwoording af te leggen

over de manier waarop omgegaan is met de inbreng van de waterbeheerder. Dit laatste gebeurt

doorgaans in de waterparagraaf bij het betreffende plan.

Planspecifiek

Hemelwater dat op de panelen valt stroomt af naar de onverharde ondergrond, waarna het water in de

bodem kan worden opgenomen. Het waterbergend vermogen wordt vergroot door de aanleg van

natuurvriendelijke oevers. Voor voorliggend project is de digitale watertoets uitgevoerd. De resultaten van de

watertoets staan in bijlage 3. Hieruit blijkt dat het project belangen van Hoogheemraadschap Stichtse

Rijnlanden raakt.

Beschermingzone drinkwaterwinning:

Bij de bouw van het zonnepark worden geen uitloogbare materialen gebruikt. De zonnetafelconstructies

worden niet uitgevoerd met verzinkte palen of verzinkt staal. Tevens wordt een monitoringsprogramma

opgezet waarbij de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater gedurende de exploitatie van het zonnepark

worden gemonitord. Voordat het park wordt gebouwd vindt een nulmeting naar de kwaliteit van het grond-

en oppervlaktewater plaats.

Afstemming Hoogheemraadschap

IX Zon heeft in het kader van het watertoetsproces met het hoogheemraadschap gesproken. Uit dit overleg

kwam naar voren dat het waterschap door de geplande ontwikkeling mogelijkheden ziet om het watersysteem

ter plaatse te verbeteren, om zo de afvoer in het gebied verder te optimaliseren. Ook ontstaan hierdoor

kansen om de waterkwaliteit verder te verbeteren wat aansluit bij de Kaderrichtlijn Water (KRW)

doelstellingen.

De ontwikkeling van het agrarische perceel naar zonnepark creëert de gelegenheid om in de primaire

watergang een directe doorsteek door het zonnepark te maken richting de al aanwezige duiker onder de

Koningin Wilhelminaweg. Hierdoor ontstaat tevens ruimte om langs de noordelijk te graven oever een

natuurvriendelijke oever aan te leggen ten behoeve van het verbeteren van de ecologie en waterkwaliteit.

Daarnaast wordt met deze ingreep circa 750 meter primair water afgewaardeerd naar tertiair water. Dit biedt

mogelijkheden om ook langs deze oevers natuurvriendelijke oevers aan te leggen.

Het plan biedt daarmee ruime kansen om bij te dragen aan de ecologische en waterkwaliteitsdoelen en

daarmee bij te dragen aan de doelstellingen van de KRW. Daarnaast wordt met deze ingreep de

Page 21: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

Zonnepark N417 Achterwetering 21

aan/afvoerfunctie in het gebied verbetert. Dit draagt bij aan een robuust watersysteem waarna door het

hoogheemraadschap

Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect water.

4.3 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Per 01-01-

2017 zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora en faunawet en de Boswet opgegaan in de nieuwe Wet

natuurbescherming. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het

bosopstanden in Nederland.

Gebiedsbescherming

In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de

overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze

Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat)

beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe

werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn,

ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.

Soortenbescherming

Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse

planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van

soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien

van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve

gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende

maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald

aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke

project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort

geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.

Planspecifiek

In het kader van voorliggend initiatief zijn een 'Onderzoek stikstofdepositie' en een 'Quickscan flora en fauna'

uitgevoerd. De onderzoeken zijn toegevoegd als bijlagen 4 en 5. De belangrijkste conclusies zijn hieronder

uitgewerkt.

Gebiedsbescherming

De projectlocatie ligt niet binnen een Natura 2000-gebied, of in de directe nabijheid van een gebied dat is

aangewezen als Natura 2000. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, Oostelijke Vechtplassen, bevindt

zich op circa 2,5 kilometer afstand ten westen van het toekomstige zonnepark. Het projectgebied maakt ook

geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Het meest nabijgelegen gebied bevindt zich circa 90

meter ten westen van het projectgebied. Het betreft het beheertype 'Park- en stinzenbos'. Externe effecten als

gevolg van het voorgenomen initiatief op de projectlocatie zijn, gezien de afstand in combinatie met de aard

van het plan niet te verwachten.

Page 22: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

22 Zonnepark N417 Achterwetering

Stikstofdepositie

Tijdens de gebruiksfase van het zonnepark zijn geen relevante stikstofemissies voorzien. Door

verkeersbewegingen (personeel en aanvoer materiaal) en de inzet van mobiele werktuigen is er gedurende de

aanlegfase wel sprake van stikstofuitstoot. Een deel van de bouwwerkzaamheden zal IX Zon uitvoeren met

elektrisch materieel. Dit zorgt voor een aanzienlijke beperking van de stikstofuitstoot tijdens de

bouwwerkzaamheden. Om er zeker van te zijn dat de werkzaamheden niet alsnog leiden tot stikstofdepositie

op Natura 2000-gebieden, is een voortoets stikstofdepositie opgesteld. Het rapport is toegevoegd als bijlage 4

en heeft als belangrijkste conclusie dat de stikstofdepositie gedurende de aanlegfase kleiner dan of gelijk is

aan 0,00 mol/ha/j op Natura 2000-gebieden. Negatieve effecten vanuit stikstof kunnen daarmee worden

uitgesloten en het aanvragen van een vergunning op basis van de Wnb voor het aspect stikstof is niet nodig.

Soortenbescherming

In de Quickscan flora en fauna, opgenomen in bijlage 5, staat een overzicht van de in het projectgebied

(mogelijk) aanwezige beschermde soorten. Indien een aantal maatregelen worden getroffen kunnen negatieve

effecten worden voorkomen. Daarnaast wordt geadviseerd om voor een aantal soorten die in het

projectgebied voor kunnen komen, maatregelen in een ecologisch werkprotocol vast te leggen.

Als genoemde maatregelen worden getroffen is geen nader onderzoek nodig naar betreffende soorten en is er

geen sprake van overtreding van de Wet natuurbescherming. Vanwege de aanwezigheid van de soort 'Das' is

er wel een toetsing van het foerageergebied van deze soort uitgevoerd. Het rapport is toegevoegd als bijage 6.

Toetsing foerageergebied Das

Op basis van de analyse van het foerageergebied leidt de voorgenomen ingreep tot een toename aan primair

foerageergebied. De werkwerkzaamheden leiden daarom niet tot een (indirect) verlies van de burcht(en)

en/of het doden van de dassen. In het landschapsplan uit bijlage 1 is aangegeven welke gronden binnen de

projectlocatie in de toekomst gaan dienen als extra foerageergebied. Verder zijn ook maatregelen verwerkt

ten behoeve van de das (aanplant besdragende soorten in de bosstrook in het zuiden, regelmatig maaien,

aanleg natuurvriendelijke oevers). Aangezien er geen foerageergebied verloren gaat is er tevens geen sprake

van compensatieplicht.

Protocollair vleermuizenonderzoek

Er is door ecologisch adviesbureau Econsultancy geen advies gegeven voor het uitvoeren van een protocollair

vleermuizenonderzoek omdat er, geen (opgaande) vegetatie verloren gaat. Mochten er verblijfplaatsen

aanwezig zijn in de aangrenzende bomen dan blijven deze behouden en treedt op dit vlak geen overtreding

plaats. Deze conclusie geldt tevens voor potentieel aanwezige vliegroutes. Wat betreft het behoud van het

perceel als foerageergebied kan beredeneerd worden dat door de landschappelijke inrichting (waarbij onder

andere aanplant van insectenbeplanting wordt gerealiseerd) het voedselaanbod ten opzichte van de huidige

situatie hetzelfde blijft al dan niet verbeterd.

Uit Brits onderzoek is gebleken dat vleermuizen zonneparken niet vermijden, maar er ook niet door worden

aangetrokken. Wel bleek de vleermuisactiviteit bij zonneparken geringer te zijn, mogelijk omdat vleermuizen

de panelen als wateroppervlakte kunnen kenmerken. Het is echter onwaarschijnlijk dat daardoor een

aanvaringsrisico ontstaat (Montag et al., 2016). Er zijn daarnaast geen studies bekend waar slachtoffers

gevonden werden (Tylor, 2010; Harrison et al., 2017). De gunstige staat van instandhouding zal redelijkerwijs

dan ook niet in het geding komen, mede ook vanwege het grote aanbod aan alternatief foerageergebied in de

omgeving.

De uitvoerbaarheid van het initiatief voor ecologie is hiermee aangetoond.

Page 23: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

Zonnepark N417 Achterwetering 23

4.4 Verkeer

Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur.

In de huidige situatie wordt het projectgebied ontsloten via een toegangspad, gelegen aan de N417 tussen het

tankstation en de rotonde. Deze ontsluiting blijft in de toekomstige situatie behouden. Gelet op het

toekomstig gebruik als zonnepark is er geen toename van het aantal verkeersbewegingen te verwachten. De

locatie zal incidenteel worden bezocht voor beheer- en onderhoudswerkzaamheden. Dan kan geparkeerd

worden op eigen terrein. Het aantal verkeersbewegingen zal niet toenemen in vergelijking met de situatie dat

het gebied is agrarisch gebruik was.

De uitvoerbaarheid van het initiatief voor het aspect verkeer is hiermee aangetoond.

4.5 Cultuurhistorie en archeologie

In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied

aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische

gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer)

rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder

onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

Cultuurhistorie

Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan

dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de

grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen

moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op

gebiedsniveau te behouden en te versterken.

Archeologie

De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De

essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard

blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten

archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn

om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden

en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de

gemeente.

Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van

werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke)

waardevolle zaken.

Planspecifiek

Cultuurhistorie

Binnen de projectlocatie en in de directe omgeving zijn vanuit cultuurhistorisch oogpunt geen waardevolle

objecten gelegen. De huidige verkavelingsstructuur blijft behouden. Op voorhand kan worden gesteld dat

voorliggend initiatief geen negatief effect heeft op het aspect cultuurhistorie.

Page 24: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

24 Zonnepark N417 Achterwetering

Archeologie

Door KSP Archeologie is een quickscan uitgevoerd naar de archeologische verwachtingswaarden (zie bijlage 7).

In deze quickscan is door KSP Archeologie geadviseerd geen archeologisch vervolgonderzoek te doen. De

Omgevingsdienst Regio Utrecht (ODRU) heeft de quickscan beoordeel en geconcludeerd dat er wel aanvullend

booronderzoek nodig is.

Het is in dit stadium van de projectontwikkeling echter niet mogelijk het booronderzoek uit te voeren, omdat

er nog geen detailontwerp beschikbaar is op basis waarvan bepaald kan worden hoeveel en waar

bodemverstoring plaats gaat vinden (het gaat dan met name om de kabelgoten).

Met de omgevingsdienst is overlegd dat in de omgevingsvergunning een voorwaardelijke verplichting wordt

opgenomen waarin wordt bepaald dat voor de start van de bouw van het zonnepark alle archeologische

onderzoeken gereed moeten zijn conform de AMZ cyclus, en met goedkeuring van de ODRU.

Het initiatief is uitvoerbaar vanuit cultuurhistorie en archeologie.

4.6 Kabels en leidingen

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient

rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.

Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;

aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;

defensiebrandstoffen;

warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een

diameter groter of gelijk aan 18”.

Planspecifiek

De werkzaamheden als gevolg van voorliggend plan vinden plaats nabij een HD-gasleiding. Hierover heeft

reeds afstemming plaatsgevonden met netbeheerder Stedin. Naast het standaard protocol zoals beschreven in

de 'Uniforme aanwijzingen werken nabij kabels & leidingen' dienen aanvullende voorzorgsmaatregelen te

worden getroffen, zie navolgende opsomming:

Bij het slaan of trekken van (hei)palen en damwanden binnen 2 meter van de HD gasleiding mag niet

begonnen worden met de werkzaamheden zonder overleg met de Klicdesk van Stedin.

Bij het maken van boringen en sonderingen binnen 2 meter (ook indien met een handgrondboor wordt

gewerkt) mag niet begonnen worden met de werkzaamheden zonder overleg met de Klicdesk van Stedin.

Hogedruk gasleidingen mogen nooit zonder overleg in de lengte worden vrijgegraven en zonder overleg

ondergraven worden.

Stalen HD gasleidingen zijn voorzien van kathodische bescherming (KB). Deze is herkenbaar aan het KB

paaltje in de nabijheid van de leiding. Tussen het KB paaltje en de leiding liggen kabeltjes, hier mag niet

zonder overleg gegraven worden.

Indien zich op de plaats, waar zware machines worden ingezet, brosse leidingen bevinden, dient er

rekening gehouden te worden met de belasting van de bovengrond. Ter plaatse dient de bodem

afgeschermd te worden met rijplaten of draglineschotten. Waarbij u rekening dient te houden dat deze de

afsluiter-putjes (indien aanwezig) niet mogen afdekken.

De werkzaamheden ten behoeve van de realisatie van het zonnepark worden uitgevoerd met inachtneming

van voorgaande richtlijnen en voorzorgsmaatregelen.

Page 25: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

Zonnepark N417 Achterwetering 25

4.7 Elektromagnetische straling

Met betrekking tot elektromagnetische velden van zonneparken dient onderscheidt gemaakt te worden tussen

de panelen zelf en de omvormers. Het elektromagnetisch veld dat de zonnepanelen zelf opwekken is erg zwak.

Om de laagspanning van zonnepanelen geschikt te maken voor het stopcontact is een omvormer nodig. Deze

omvormers zorgen voor een magnetisch veld, dat ruim onder de blootstellingslimiet blijft. Daardoor geldt in

algemene zin dat zonneparken geen negatieve gezondheidseffecten als gevolg hebben met betrekking tot dit

thema.

Planspecifiek

Binnen het zonnepark worden enkele kleinschalige transformatorhuisjes gerealiseerd. Zoals uit de inleidende

tekst blijkt, zijn gezondheidseffecten als gevolg van het elektromagnetische veld afkomstig van

transformatorhuisjes op voorhand uit te sluiten. In paragraaf 4.1.4 over milieuzonering is tevens aangetoond

dat het zonnepark geen negatief milieueffect kent op omliggende gevoelige objecten.

Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect elektromagnetische straling.

4.8 Veiligheid

De installaties van het zonnepark zullen voldoen aan de daarvoor geldende veiligheidseisen. In het kader van

vooroverleg zijn door de Veiligheidsregio Utrecht vragen gesteld aangaande de bereikbaarheid en

bestrijdbaarheid in geval van een incident.

Naar aanleiding van deze vragen zal IX Zon in samenwerking met de Veiligheidsregio een concept

veiligheidsplan opstellen . Wanneer de installatie-details van het zonnepark voldoende bekend zijn, kan het

veiligheidsplan worden gevuld met concrete afspraken.

Page 26: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

26 Zonnepark N417 Achterwetering

4.9 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro,

onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij

vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van

plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de

gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan

vast te stellen indien:

het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins

verzekerd is;

het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk

5°, niet noodzakelijk is;

het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid,

onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Planspecifiek

De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Voor de realisatie van het plan

hoeft de gemeente geen investering te doen. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het

voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges.

Er zal een overeenkomst betreffende planschade worden afgesloten. Deze kosten komen eveneens geheel

voor rekening van de initiatiefnemer. In overleg met gemeente De Bilt is een plan voor financiële participatie

uitgewerkt. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het plan economisch

uitvoerbaar is.

Page 27: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

Zonnepark N417 Achterwetering 27

Hoofdstuk 5 Procedure

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Overleg met omwonenden

De initiatiefnemer heeft de direct aanwonenden persoonlijk geïnformeerd over het plan en ook is er een

informatieavond georganiseerd voor het brede publiek. Op basis van de opmerkingen die zijn aangedragen zijn

er wijzigingen gedaan aan het plan:

Er is verzocht om het aanzicht van de achterzijde van de zonnepanelen te beperken door opgaande

beplanting te plaatsen langs de rand van het zonnepark. Tegelijk is er ook waardering uitgesproken voor

de beperkte hoogte van de zonnepanelen, waarmee het bestaande open landschap wordt behouden. Om

aan beide punten tegemoet te komen is ervoor gekozen om langs de rand van het zonnepark knotwilgen

in te passen, waarmee de ervaring van het open landschap behouden blijft en de zonnepanelen minder

prominent in het zicht staan vanaf de Koningin Wilhelminaweg.

Er is verzocht om in het beheer van het zonnepark rekening te houden met het beperken van overlast

door uitzaaiende distels. Naar aanleiding hiervan is in de beheerparagraaf van het landschapsplan een

passage opgenomen dat distels specifiek worden bestreden.

De zorg is geuit dat er negatieve effecten optreden door weerkaatsing van geluid afkomstig van de A27 en

de spoorlijn. Dit is nader onderzocht en uitgewerkt in paragraaf 4.1.3 van deze ruimtelijke

onderbouwing.

Op de projectpagina op de website van de initiatiefnemer is een verslag van de informatieavond gepubliceerd.

Op dezelfde pagina is ook het landschapsplan te raadplegen.

Overleg andere belanghebbenden

Het landschapsplan en de ecologische onderzoeken zijn gedeeld en besproken met diverse andere

belanghebbenden, waaronder de Dassenwerkgroep Utrecht & 't Gooi, Stichting Milieuzorg Zeist, Stichting

Groenekans Landschap en Natuur- en Milieufederatie Utrecht. Mede naar aanleiding hiervan is in de

beheerparagraaf van het landschapsplan beschreven hoe een gedeelte van het zonnepark beheerd zal worden

om het gebied geschikt te maken als foerageergebied van de das.

De Veiligheidsregio Utrecht is geconsulteerd om de bereikbaarheid en veiligheid van het zonnepark te

bespreken. Er is specifiek gelet op de positionering van de transformators en het inkoopstation en de manier

waarop blusvoertuigen deze kunnen bereiken. Naar aanleiding hiervan is ervoor gekozen om de

onderhoudspaden met een halfverharding uit te voeren.

Met Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) is onderzocht op welke wijze het zonnepark kan

bijdragen aan verbetering van de waterhuishouding in het gebied. Dit heeft ertoe geleid om een nieuwe

watergang te graven, inclusief een natuurvriendelijke oever. Tevens is de afstand tussen de watergangen en de

zonnepanelen zodanig afgestemd dat er voldoende ruimte is voor onderhoudswerkzaamheden aan het

watersysteem.

Als beheerders van de nabijgelegen spoorlijn en snelweg is gesproken met ProRail en Rijkswaterstaat. Naar

aanleiding van deze gesprekken is geconcludeerd dat het zonnepark geen invloed heeft op hun assets, maar

dat zij graag voor de start van de bouwwerkzaamheden een analyse ontvangen waaruit blijkt dat er geen

risico's zijn ten aanzien van lichtreflectie.

Tot slot is TenneT betrokken om de raakvlakken tussen de hoogspanningsverbinding en de zonnepanelen af te

stemmen. Uit deze gesprekken is gebleken dat het inkoopstation en de transformators in de

Page 28: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

28 Zonnepark N417 Achterwetering

beschermingszone conform het bestemmingsplan niet zijn toegestaan. Zonnepanelen in deze zone zijn wel

toegestaan, mits deze zich niet direct onder de hoogspanningskabels bevinden en toegang tot het terrein voor

onderhoudswerkzaamheden is geborgd.

Financiële participatie

Om financiële participatie in het project voor de lokale gemeenschap mogelijk te maken is er het streven om

een energiecoöperatie op te richten voor de voormalige gemeente Maartensdijk. De initiatiefnemer heeft door

middel van drie informatiebijeenkomsten een interessepeiling georganiseerd en daaruit is voldoende animo

gebleken om vervolgstappen te ondernemen. Voor de vervolgstappen heeft de initiatiefnemer een

onafhankelijke, externe adviseur ingehuurd. Onder begeleiding van deze adviseur worden vervolgsessies

georganiseerd met geïnteresseerde omwonenden, dit traject loopt nog.

5.2 Van ontwerp naar vaststelling

De omgevingsvergunning is voorbereid met toepassing van een uitgebreide procedure ex artikel 2.12 lid 1

onder a sub 3° Wabo juncto artikel 3.10 Wabo. Het ontwerpbesluit met bijbehorende stukken zal als ontwerp

voor een termijn van zes weken ter inzage liggen. Een ieder kan hierop zienswijzen indienen. Bij het

vaststellingsbesluit wordt hierop nader ingegaan.

5.3 Juridische planbeschrijving

Binnen het besluit tot verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen en het gebruik wordt het

volgende aspect voorwaardelijk bepaald. Zonder het in acht nemen van deze voorwaarde mag het nieuwe

zonnepark niet worden gebouwd en/of gebruikt:

Het zonnepark dient te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden conform het landschapsplan

welke voor de ontwikkeling is opgesteld. Het landschapsplan is als bijlage 1 van voorliggende

onderbouwing toegevoegd.

Page 29: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

Zonnepark N417 Achterwetering 29

Bijlagen

Page 30: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

30 Zonnepark N417 Achterwetering

Page 31: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

Zonnepark N417 Achterwetering 31

Bijlage 1 Landschapsplan 'Zonnepark N417, Achterwetering'

Page 32: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

32 Zonnepark N417 Achterwetering

Page 33: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

Zonnepark N417 Achterwetering 33

Bijlage 2 Bodemonderzoek

Page 34: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

34 Zonnepark N417 Achterwetering

Page 35: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

Zonnepark N417 Achterwetering 35

Bijlage 3 Resultaten Watertoets

Page 36: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

36 Zonnepark N417 Achterwetering

Page 37: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

Zonnepark N417 Achterwetering 37

Bijlage 4 Onderzoek stikstofdepositie

Page 38: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

38 Zonnepark N417 Achterwetering

Page 39: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

Zonnepark N417 Achterwetering 39

Bijlage 5 Quickscan flora en fauna

Page 40: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

40 Zonnepark N417 Achterwetering

Page 41: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

Zonnepark N417 Achterwetering 41

Bijlage 6 Toetsing foerageergebied Das

Page 42: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

42 Zonnepark N417 Achterwetering

Page 43: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

Zonnepark N417 Achterwetering 43

Bijlage 7 Archeologisch onderzoek

Page 44: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

44 Zonnepark N417 Achterwetering

Page 45: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

Zonnepark N417 Achterwetering 45

Page 46: Ruimtelijke onderbouwing Zonnepark N417 Achterwetering ...

46 Zonnepark N417 Achterwetering