Ruimtelijke onderbouwing Dorstseweg 36, Bavel...ruimtelijke ordening (Bro), zodat artikel 3.1.6,...

132
Ruimtelijke onderbouwing Dorstseweg 36, Bavel De bouw van een Ruimte-voor-ruimte-woning Gemeente Breda Datum: 18 april 2016

Transcript of Ruimtelijke onderbouwing Dorstseweg 36, Bavel...ruimtelijke ordening (Bro), zodat artikel 3.1.6,...

  • Ruimtelijke onderbouwing Dorstseweg 36, Bavel

    De bouw van een Ruimte-voor-ruimte-woning

    Gemeente Breda Datum: 18 april 2016

  • 1. Inleiding 1.1 Aanleiding In september 2008 is de gemeentelijke structuurvisie ‘Groen en Rood’ vastgesteld. Een onderdeel van deze structuurvisie is het beleid ‘Buitenwonen aan de linten’ dat mogelijkheden biedt voor de bouw van Ruimte-voor-ruimte-woningen in speciaal daartoe geselecteerde bebouwingsconcentraties in het buitengebied van de gemeente Breda. De provinciale ruimte-voor-ruimteregeling (artikel 7.8 Verordening Ruimte) heeft tot doel de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren door in ruil voor de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen (die in gebruik zijn of waren voor de intensieve veehouderij) in combinatie met realisering van milieuwinst ter plaatse, de bouw van woningen op passende locaties toe te staan. Dit in afwijking van de regel dat er geen nieuwe (burger)woningen mogen worden toegevoegd aan het buitengebied. De gemeente en de provincie hebben afspraken over de uitvoering van het gemeentelijke beleid voor Buitenwonen aan de linten vastgelegd in een overeenkomst. Het beleid voor Buitenwonen aan de linten is nader beschreven in hoofdstuk 3. Het buitengebied rondom Bavel is destijds niet opgenomen in de Structuurvisie Groen en Rood vanwege de toen nog beoogde ontwikkeling van circa 3000 woningen in Lijndonk-Tervoort. In de Structuurvisie Breda 2030, die is vastgesteld op 26 september 2013, is bepaald dat de bouw van Lijndonk-Tervoort definitief niet door gaat. Tevens is in de Structuurvisie 2030 een herziene versie van de Structuurvisie Groen en Rood opgenomen waarbij een gebiedsvisie voor Bavel is toegevoegd. De gebiedsvisie geeft aan in welke bebouwingsconcentraties in ruimtelijke zin “draagvermogen” aanwezig is voor het toevoegen van Ruimte-voor-ruimte-woningen. Eén van deze bebouwingsconcentraties betreft een zone aan de zuidzijde van de Dorstseweg, tussen de Gilzewouwerbeek en de Tervoortseweg. Hiervoor heeft de initiatiefnemer een omgevingsvergunning met afwijking aangevraagd voor het bouwen van een Ruimte-voor-ruimtewoning. 1.2 Doel Omdat het initiatief niet rechtstreeks in het vigerende bestemmingsplan past, heeft de initiatiefnemer een omgevingsvergunning met afwijking aangevraagd (projectbesluit). Om de gevraagde omgevingsvergunning te kunnen verlenen is onderhavige ruimtelijke onderbouwing opgesteld. 1.3 Ligging van het plangebied De locatie voor de te bouwen woning ligt in het buitengebied ten noordoosten van Bavel.

  • Het betreft het perceel Dorsteweg 36, dat aan de westzijde wordt begrensd door de Gilzewouwerbeek. Kadastraal is de locaties bekend als (voormalige) gemeente Nieuw-Ginneken, sectie M, nummer 44.

    Plangebied 1.4 Vigerend bestemmingsplan Ter plaatse geldt het bestemmingsplan ‘Buitengebied Nieuw-Ginneken’ (onherroepelijk d.d. 12 juni 1999). De locatie is bestemd als Agrarisch gebied en het agrarische bouwblok is met een koppelteken verbonden met het bouwblok van een andere locatie (ten zuiden van Dorstseweg 38). Het bouwblok op de tweede locatie betreft het bouwblok op afstand, de bedrijfswoning is gesitueerd in het plangebied.

  • Bestemmingsplan Buitengebied Nieuw-Ginneken 1.5 Procedure aanvraag omgevingsvergunning met afwijking Afwijking van het bestemmingsplan is mogelijk via een omgevingsvergunning. In artikel 2.12, eerste lid, sub a, onderdeel 3 van de WABO is deze afwijkingsmogelijkheid geregeld. Het betreft een eenmalige toestemming om van het bestemmingsplan af te mogen wijken. Een omgevingsvergunning met afwijking mag slechts worden verleend wanneer dit in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Voor een goede ruimtelijke ordening is onder meer relevant dat het nieuwe gebruik in overeenstemming is met het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Voor een omgevingsvergunning ex artikel 2.12 lid 1 sub 3 onderdeel 3 WABO is een “verklaring van geen bedenkingen” van de gemeenteraad vereist. 1.6 Leeswijzer Deze ruimtelijke onderbouwing is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt allereerst de huidige situatie van het plangebied beschreven, vervolgens het beleid dat van toepassing is op het initiatief, daarna wordt het plan zelf nader toeglicht, gevolgd door de milieukundige randvoorwaarden die gelden voor het plan, hierna komt de haalbaarheid aan bod en tenslotte wordt het communicatieproces toegelicht.

  • 2. Gebiedsanalyse 2.1 Ruimtelijke Structuur De locatie behoort tot het gehucht Tervoort. Tervoort werd reeds rond 1300 vermeld in oude geschriften en is ooit ontstaan op de flank van een dekzandrug, nabij een doorwaadbare plaats van de Gilzewouwerbeek. De doorwaadbare plaats lag op het punt waar op dit moment de Dorstseweg de Gilzewouwerbeek kruist en waar het beekdal zeer smal is. Het plangebied grenst aan deze plek. Het plangebied heeft lange tijd tot een boerenbedrijf gehoord dat ten zuiden van het huidige Dorstseweg 38 lag (zie topografische kaart uit 1870).

    Topografische kaart 1870 In de jaren ’70 werd de boerderij uitgebreid met een aantal schuren en werd aan de Dorsteweg een burgerwoning gebouwd, het huidige Dorstseweg 38 (zie topografische kaart uit 1980).

    Topografische kaart 1980 In de jaren ’80 werd een nieuwe bedrijfswoning met twee schuren gebouwd in het plangebied, het huidige Dorstseweg 36. De woning kwam zeer dicht op de Gilzewouwerbeek te staan. Op de andere locatie werd rond de schuren en de voormalige boerderij een houtsingel aangeplant (zie topografische kaart uit 1989).

    Topografische kaart 1989 In de jaren ’90 zijn de oude schuren en boerderij op de andere locatie vervangen door twee moderne schuren (zie topografische kaart uit 1998).

  • Begin deze eeuw heeft de gemeente Breda beide locaties opgekocht met het oog op de voorgenomen ontwikkeling van Lijndonk-Tervoort. Het veehouderijbedrijf had namelijk in de vorm van geurhinder een nadelige invloed op de beoogde bouw van 3000 woningen in dit gebied. De gemeente heeft de stallen en schuren laten slopen. Op dit moment staan in het plangebied alleen nog een woning en een bijgebouw. 2.2 Functionele structuur Het plangebied is voor een klein deel in gebruik als woning met tuin. Het overige deel betreft weiland. 2.3 Ontwikkelingen In en direct aangrenzend aan het plangebied is een drietal ontwikkelingen gaande. EVZ Boomkikker Langs de Gilzewouwerbeek en de Molenleij wordt stap voor stap een ecologische verbindingszone (EVZ) ontwikkeld tussen het St Annabosch en Boswachterij Dorst. Deze EVZ heeft als belangrijkste doelsoort de Boomkikker. Evenementenpark Bavelse Berg Aan de zuidkant van de voormalige stortplaats Bavelse Berg wordt op dit moment een evenemententerrein aangelegd met een evenementenhal, een bioscoop, horeca en een sportwinkel waarvan de artikelen mogen worden uitgeprobeerd op het terrein er omheen (try and buy). Een ander onderdeel van het evenementenpark Bavelse Berg is een natuurgebied van circa 7 hectare groot dat deel uitmaakt van de EVZ Boomkikker. Dit natuurgebied grenst direct aan de Dorstseweg.

    Evenementenpark Bavelse Berg

  • Bestemmingsplan ‘Buitengebied Oost’ Op dit moment wordt bestemmingsplan ‘Buitengebied Nieuw-Ginneken’ geactualiseerd. Het nieuwe bestemmingsplan ‘Buitengebied Oost’ heeft als hoofddoelstelling het behoud van de agrarische structuur, aangezien Breda-oost - na het afblazen van woningbouw in Lijndonk-Tervoort - in de Structuurvisie Breda 2030 is aangewezen als primair landbouwgebied. Het plangebied van bestemmingsplan ‘Buitengebied Oost’ krijgt - zoals het er nu naar uitziet - voor een groot deel de bestemming 'Agrarisch'. Eén van de weinige uitzonderingen hierop vormen de gronden langs de Gilzewouwerbeek. Voor wat betreft het beekdal van de Gilzewouwerbeek wordt beoogd de ruimtelijke kwaliteit te versterken, zodat het gebied haar recreatieve aantrekkingskracht behoudt voor de bewoners van Bavel en buitengebied oost. Daarnaast wordt getracht natuurwaarde te genereren in het kader van de EVZ Boomkikker. De gronden in de beekdalen krijgen - zoals het er nu naar uitziet - de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'. Naast duurzaam agrarisch grondgebruik is deze bestemming gericht op behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en abiotische waarden. 2.4 Conclusie Het dorp Bavel en evenementenpark Bavelse Berg worden begrensd door de beekdalen van de Gilzewouwerbeek en Molenlei, die grotendeels zullen worden ontwikkeld als natuurgebied en (in de loop der tijd) een groene buffer (gaan) vormen tussen stedelijk gebied en landbouwgebied. Het plangebied ligt deels ìn en deels aan de rand van deze groene buffer, op de overgang van stad naar land.

  • 3 Beleidskader 3.1 Rijksbeleid Er is geen rijksbeleid geformuleerd dat doorwerkt op de planlocatie. In het onderstaande wordt kort de toets van het initiatief aan de Ladder voor duurzame verstedelijking besproken. Per 1 oktober 2012 is in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden (de “Ladder voor duurzame verstedelijking”). De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. De beide vervolgstappen uit de genoemde ladder hebben betrekking op vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden en als dat niet mogelijk is op andere locaties, die vooral goed ontsloten moeten zijn. Bij het doorlopen van de Ladder voor duurzame verstedelijking dient eerst de vraag beantwoord te worden of er inderdaad sprake is van een ‘stedelijke ontwikkeling’. In diverse uitspraken van de Raad van State met betrekking tot woningbouw is ingegaan op de vraag of bij de betreffende woningbouwontwikkeling sprake was van een ‘stedelijke ontwikkeling’. Zo heeft de Raad van State bij een woningbouwontwikkeling van 8 woningen (uitspraak van 24 december 2014, 201405237/1/R2) en bij een woningbouwontwikkeling van 9 woningen (uitspraak van 8 april 2015, 201401119/1/R1) geoordeeld dat hierbij geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), zodat artikel 3.1.6, tweede lid van het Bro (de Ladder voor duurzame verstedelijking) niet van toepassing is. Gelet op deze uitspaken (en andere soortgelijke uitspraken) wordt de ontwikkeling waarin de omgevingsvergunningaanvraag voorziet, de bouw van 1 woning, niet aangemerkt als een ‘stedelijke ontwikkeling’. De Ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet van toepassing op dit initiatief. 3.2 Provinciaal beleid In de Verordening Ruimte 2014 heeft de provincie het provinciale ruimtelijke beleid vertaald in regels die gemeenten in acht dienen te nemen bij het opstellen van bestemmingsplannen, afwijkingsbesluiten, etc. Op het plangebied zijn de regels van artikel 7.8 Ruimte-voor-ruimte van toepassing. Hierin is bepaald dat een bestemmingsplan (of afwijkingsbesluit) dat is gelegen in een bebouwingsconcentratie binnen (de aanduiding) gemengd landelijk gebied, kan voorzien in nieuwbouw van één of meer woningen, mits het bestemmingsplan (of afwijkingsbesluit) de nodige voorwaarden bevat om een goede landschappelijke inpassing van de te bouwen woningen te verzekeren. Daarnaast moet op basis van artikel 7.8 worden voldaan aan de Beleidsregel ruimte-voor-ruimte 2006 waarin is opgenomen dat de bouw van woningen op passende locaties alleen wordt toegestaan in ruil voor de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen in combinatie met realisering van milieuwinst ter plaatse. Daarnaast ligt op een strook aan de westgrens van het plangebied (een deel van) de aanduiding Ecologische verbindingszone. Dit betreft de grond die direct aan de Gilzewouwerbeek grenst. Voor de ecologische verbindingszones geldt vanuit de provincie een beperkt beschermingsregime, gericht op het bieden van basisbescherming. Inrichting, beheer en bescherming op perceelsniveau dienen nader in het bestemmingsplan (of afwijkingsbesluit) te worden uitgewerkt.

  • Verordening Ruimte, Themakaart Natuur en Landschap, Aanduiding ecologische verbindingszone (paarse lijn)

  • 3.3 Gemeentelijk beleid Structuurvisie Breda 2030 (Buiten wonen aan de linten) In de Structuurvisie Breda 2030, die is vastgesteld op 26 september 2013, is in één van de bijlagen een herziene versie van de gemeentelijke Structuurvisie Groen en Rood uit 2008 opgenomen. Het hoofddoel van het rood-voor-groenbeleid is de ontwikkeling van natuur en landschap (Groen) ter verbetering van de kwaliteit van het Bredase buitengebied. De term Rood verwijst naar beperkte nieuwbouw van woningen als middel om financiën te generen die de investering in het groen bekostigen. Nieuwbouw vindt alleen zodanig plaats dat de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied niet wordt aangetast. De ruimtelijke draagkracht van het Bredase buitengebied is bepalend voor de mate waarin nieuwe bebouwing toegevoegd kan worden. ‘Buitenwonen aan de linten’ vormt één van de onderdelen van het rood-voor-groenbeleid en biedt mogelijkheden voor de bouw van Ruimte-voor-ruimte-woningen in speciaal daartoe geselecteerde bebouwingsconcentraties. Onderstaande gebiedsvisie voor Bavel geeft aan dat in de rood gearceerde delen van de bebouwingsconcentraties ten oosten van Bavel, in ruimtelijke zin “draagvermogen” aanwezig is voor het toevoegen van Ruimte-voor-ruimte-woningen. Het draagvermogen van het totale gebied bedraagt maximaal 10 woningen. Op het moment dat in dit deel van het buitengebied 10 Ruimte-voor-ruimte-woningen zijn gerealiseerd, zal de gebiedsvisie voor Bavel worden ingetrokken.

    Gebiedsvisie Bavel Om ervoor te zorgen dat de ruimtelijke kwaliteit van de bebouwingsconcentraties zelf niet wordt aangetast zijn er nadere eisen gesteld aan de inhoud van de Buitenwoning en de omvang van de kavel alsmede de locatie, de schaal en typologie van de nieuwbouw. De locatiegebonden regels betreffen:

    1. Het betreft een vrijstaande en grondgebonden burgerwoning van max. 1000 m³ aan het lint op een vrije kavel;

    2. De nieuwe Buitenwoning aan het lint takt direct aan op bestaande wegen; 3. Een vrije kavel voor Buitenwonen aan het lint heeft een frontbreedte van minimaal 70 meter

    direct aan het bebouwingslint gemeten vanaf de belendende bestaande eigendommen;

  • 4. Sporadisch is via insteekweggetjes Buitenwonen aan de linten áchter de linten mogelijk waarbij een kaveldiepte van minimaal 70 meter wordt ingesteld voor de bestaande kavel aan de weg en de nieuwe toe te voegen kavel achter het bebouwingslint;

    5. Een integraal ontwerp is vereist voor zowel de nieuwe Buitenwoning aan het lint, als de kavel èn de tuin;

    6. Landschappelijke inpassing is vereist; 7. Bij een nieuwe Buitenwoning aan het lint blijft 10 meter rand uit de perceelsgrens onbebouwd

    (hier geen huis en geen opstallen toegestaan). De rooilijn aan de voorzijde dient afgestemd te worden op de rooilijn van het betreffende bebouwingslint.

    Ad 5. Een integraal ontwerp is vereist voor zowel de nieuwe Buitenwoning aan het lint als voor de kavel èn de tuin. Het integrale ontwerp dient ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de gemeente Breda waarbij inhoud aan onderstaande beeldkwaliteitsaspecten is gegeven:

    Passendheid in het landschap. Dit dient tot uitdrukking te komen in de situering en de vormgeving van de Buitenwoning aan het lint. Kavel, tuin en bebouwing dienen het landschap, de directe omgeving en elkaar te versterken. Ook dient de keuze van de architectuur en het materiaalgebruik van de Buitenwoning aan het lint maar ook vormgeving en beplanting van de tuin aan te sluiten op het omringende landschap;

    De nieuwe Buitenwoning aan het lint bestaat uit één bouwlaag met een kap (maximale goothoogte 4,5 meter, maximale bouwhoogte 9 meter). De huidige typologie van nagenoeg alle bestaande burgerwoningen in het Bredase buitengebied is hierbij maatgevend.

    Het bijgebouw heeft een oppervlakte van maximaal 100 m² en bestaat eveneens uit één bouwlaag met een kap (maximale goothoogte 3 meter, maximale bouwhoogte 5 meter);

    Het is de vrije keus van de initiatiefnemer welke architectuur hij / zij prefereert: eigentijds, modern of traditioneel;

    Het opstellen van een tuinontwerp is verplicht. In het tuinontwerp wordt duidelijk dat tuin/ kavel en nieuwe Buitenwoning aan het lint door een landschappelijke beplanting dient te zijn ingepast in het omringende landschap. Te denken valt aan: bosschages, houtwallen, kavelrandbeplantingen, lanen, boomgaarden, poelen, sloten met oevervegetaties etc. Een landschappelijke beplanting bestaat uit inheemse soorten die geschikt zijn op de aanwezige bodemsoort. Hiermee wordt ‘vertuining’ van het platteland voorkomen en is passendheid in het landschap gewaarborgd. Binnen deze landschappelijke structuren is ondergeschikt een verdere invulling met tuin- en sierelementen mogelijk.

    Het plangebied is gelegen in de bebouwingsconcentratie aan de zuidzijde van de Dorstseweg, tussen de Gilzewouwerbeek en de Tervoortseweg en heeft een rode arcering meegekregen op de gebiedsvisiekaart voor Bavel. Qua ligging past het initiatief dan ook in het Buiten wonen aan de linten-beleid. De passendheid qua locatiegebonden regels en beeldkwaliteitsaspecten komt aan de orde in hoofdstuk 4 waarin het plan wordt beschreven. Erfgoedvisie (Archeologie) Het gemeentelijk beleid met betrekking tot archeologie is verwoord in ‘Erfgoed in context, Erfgoedvisie Breda 2008-2015’. Om de archeologische waarden in een gebied te beschermen, dient bij nieuwbouw een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd in gebieden die op de ‘Beleidsadvieskaart Breda’s Erfgoed, deel 1 Archeologie’ zijn aangeduid als gebied met een middelhoge of hoge verwachtingswaarde. De resultaten van het archeologisch onderzoek worden vervolgens door bevoegd gezag, in deze de gemeente Breda, middels een selectiebesluit vastgesteld.

  • Beleidsadvieskaart Breda’s Erfgoed, deel 1 Archeologie Het plangebied kent deels een hoge verwachtingswaarde en deels een lage verwachtingswaarde, alleen de strook langs de beek heeft een middelhoge verwachtingswaarde. Dit betekent dat voorafgaand aan de voorgenomen ontwikkeling archeologisch onderzoek dient plaats te vinden. De gemeente Breda zal het archeologisch onderzoek uit laten voeren alvorens tot defintieve verkoop van de gronden over te gaan. 3.4 Conclusie De bouw van Ruimte-voor-ruimte-woningen in het plangebied past in het provinciaal en gemeentelijk beleid. In het plangbied dient een deel van een ecologische verbindingszone te worden gerealiseerd, zoals aangeduid in de Verordening Ruimte (EVZ Boomkikker). Daarnaast dient het plan te voldoen aan de locatiegebonden regels en beeldkwaliteitsaspecten, die zijn beschreven in het Buiten wonen aan de linten-beleid. Dit zal nader worden besproken in hoofdstuk 4 waarin het plan wordt beschreven. Voorafgaand aan de voorgenomen ontwikkelingen dient archeologisch onderzoek plaats te vinden.

  • 4. Het plan Het plan wordt toegelicht aan de hand van de locatiegebonden regels en beeldkwaliteitsaspecten in het Buiten wonen aan de linten-beleid (zie hoofdstuk 3). Frontbreedte minimaal 70 meter Een vrije kavel voor Buitenwonen aan het lint dient een frontbreedte te hebben van minimaal 70 meter direct aan het bebouwingslint gemeten vanaf de belendende bestaande eigendommen. Het plangebied heeft een frontbreedte van 130 meter, dus er wordt voldaan aan de eis van 70 meter.

    Vrijstaande en grondgebonden burgerwoning van max. 1000 m³ Een Buitenwoning aan het lint betreft een vrijstaande en grondgebonden burgerwoning van max. 1000 m³ op een vrije kavel. Ten behoeve van het initiatief worden de bestaande woning en het bijgebouw gesloopt. De bestaande woning staat namelijk zeer dicht op de Gilzewouwerbeek, hetgeen ten koste gaat van de realisatie van de EVZ Boomkikker. Gezien het feit dat er twee woningen mogelijk zijn in het plangebied en er slechts één wordt gebouwd, achten wij het ruimtelijk verantwoord om de te bouwen Buitenwoning aan het lint een maximale inhoud van 1500 m³ mee te geven. Landschappelijke inpassing vereist In het tuinontwerp wordt duidelijk dat tuin/kavel en nieuwe Buitenwoning aan het lint door een landschappelijke beplanting dient te zijn ingepast in het omringende landschap. Te denken valt aan: bosschages, houtwallen, kavelrandbeplantingen, lanen, boomgaarden, poelen, sloten met oevervegetaties etc. Een landschappelijke beplanting bestaat uit inheemse soorten die geschikt zijn op de aanwezige bodemsoort. De ontwikkeling zal landschappelijk worden ingepast door aan de oostzijde van de Gilzewouwerbeek een strook van 10 meter breed in te richten als natuurvriendelijke oever met een apart (voorlopig

  • eenzijdig) zomer- en winterbed. Deze strook wordt onderdeel van de EVZ Boomkikker en zal worden bestemd als Natuur. Perceelsrand (10 meter) onbebouwd Bij een nieuwe Buitenwoning aan het lint dient 10 meter rand uit de perceelsgrens onbebouwd te blijven (geen huis en geen opstallen toegestaan). De rooilijn aan de voorzijde dient afgestemd te worden op de rooilijn van het betreffende bebouwingslint. De Dorstseweg kent geen duidelijke voorgevelrooilijn, de bebouwing kent wisselende afstanden tot aan de weg. In het plangebied komt het bouwblok ongeveer midden op het perceel te liggen zodat er voldoende afstand tot de randen is gewaarborgd en de nieuwe bebouwing bijdraagt aan de afwisseling langs de Dorstseweg.

    Concept bestemmingsplankaart Integraal ontwerp (beeldkwaliteitseisen) Een integraal ontwerp is vereist voor zowel de nieuwe Buitenwoning aan het lint, als de kavel èn de tuin. De passendheid in het landschap dient tot uitdrukking te komen in de situering en de vormgeving van de Buitenwoning aan het lint. Kavel, tuin en bebouwing dienen het landschap, de directe omgeving en elkaar te versterken. Ook dient de keuze van de architectuur en het materiaalgebruik van de Buitenwoning aan het lint maar ook vormgeving en beplanting van de tuin aan te sluiten op het omringende landschap. Het is de vrije keus van de initiatiefnemer welke architectuur hij / zij prefereert: eigentijds, modern of traditioneel. De nieuwe Buitenwoning aan het lint bestaat uit één bouwlaag met een kap (maximale goothoogte 4,5 meter, maximale bouwhoogte 9 meter). Het bijgebouw heeft een oppervlakte van maximaal 100 m² en bestaat eveneens uit één bouwlaag met een kap (maximale goothoogte 3 meter, maximale bouwhoogte 5 meter). Het plangebied grenst aan de Gilzewouwerbeek en ligt tegenover het Evenementenpark Bavelse Berg waarvan het natuurgebied direct aan de Dorstseweg grenst. De initiatiefnemer poogt aan te sluiten bij de directe omgeving door:

    De zone langs de Gilzewouwerbeek ecologisch in te richten en vervolgens qua tuininrichting een geleidelijke overgang van natuur naar tuin te bewerkstelligen, waarbij de bebouwing op voldoende afstand staat van de Gilzewouwerbeek;

  • In aansluiting op het natuurgebied aan de overzijde van de Dorstseweg, de kavel te omringen met opgaande beplanting, zodat het groen van Evenementenpark Bavelse Berg als het ware ‘de weg oversteekt’ en wordt voortgezet in het beekdal van de Gilzewouwerbeek;

    De architectuur van de woning en het bijgebouw zo rustig mogelijk te houden middels terughoudend kleurgebruik en een horizontale geleding van de bebouwing, zodat het groen de overhand heeft. Hierbij wordt veel glas toegepast, zodat het omringende (natuur)landschap doorloopt tot in de woning;

    De architectuurstijl van de woning en het bijgebouw aan te laten sluiten op de eigentijdse, moderne architectuur van de gebouwen die zullen verrijzen op het evenemententerrein aan de overzijde van de Dorstseweg.

    referentiebeelden Het plan heeft inhoud gegeven aan alle beeldkwaliteitsaspecten die zijn genoemd in het Buiten wonen aan de lintenbeleid, uitgezonderd de benoemde kap op de woning en het bijgebouw. Het plan gaat uit van een woning van 2 lagen met een plat dak (bouwhoogte maximaal 8 meter). Het eventuele bijgebouw dient maximaal één laag hoog te zijn (bouwhoogte maximaal 4 meter). Gezien de goede aansluiting van het plan op het omringende landschap en de passendheid van de gekozen architectuurstijl in de groene omgeving, achten wij het ruimtelijk verantwoord om een maximale bouwhoogte van 8 meter toe te staan.

  • Conclusie Het plan voldoet grotendeels aan de locatiegebonden regels en beeldkwaliteitsaspecten, die zijn beschreven in het Buiten wonen aan de linten-beleid. De afwijkingen voor wat betreft de maximale inhoud en het ontbreken van een kap, zijn voldoende kwalitatief onderbouwd voor wat betreft de beoogde kwaliteitsverbetering die samenhangt met het Buiten wonen aan de linten-beleid.

  • 5. Milieuaspecten

    5.1 Bodemkwaliteit De algemene doelstelling van het Rijk is dat in 2030 alle ernstige verontreinigingen van de (water)bodem zijn gesaneerd en /of onder controle zijn. De doelstelling ten aanzien van bodem in de duurzaamheidsvisie van de gemeente Breda is: Breda is op weg naar de landelijke doelstelling: een stad op een stevige, leefbare en duurzame bodem, die geschikt is voor een breed gebruik. Alle historische bodemverontreinigingen zijn gesaneerd of beheersbaar geworden. Door het (industriële) verleden van Breda, kunnen er lokaal in meer of minder mate verontreinigingen aanwezig zijn. De gemeente Breda heeft de betreffende locaties geïnventariseerd en combineert deze informatie met de vele bodemonderzoeken die zijn of worden uitgevoerd bij bv bouw, aan/verkoop en grondverzet. Al deze zaken zijn bij de gemeente beschikbaar in bodeminformatiesystemen en worden gebruikt bij beoordelingen en advisering. Locaties met daarop een zogeheten wettelijke beoordeling (beschikking) zijn bovendien kadastraal geregistreerd. Nadere toelichting over dergelijke bodemaangelegenheden is te verkrijgen bij de gemeente Breda, afdeling Mobiliteit en Milieu. De tijd dat elke vervuiling moest worden aangepakt ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is of de vervuiling zodanig is dat er sprake is van risico’s voor gezondheid of milieu. In de praktijk blijken er vrijwel nooit risico’s te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico’s (verspreiding en ecologie) komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat eventuele vervuilingen afstemming vereisen met bepaalde ontwikkelingen. Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren en behoeven alleen de zogeheten “ernstige vervuilingen” in meer of minder mate aangepakt te worden. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie. Beoordeling bodemkwaliteit Om kansen te benutten en problemen te voorkomen is het van belang dat er bij (ver)bouw en ontwikkelingen tijdig kennis is van de bodemkwaliteit. De gemeente bewaakt dit door in voorkomende gevallen een bodemonderzoek uit te voeren of te verlangen. De uitkomsten hiervan toetst de gemeente aan de regels die gesteld zijn in de Wet bodembescherming (Wbb). Op basis van deze wet, landelijke circulaires en het Bredase bodembeleid wordt bepaald waaraan de kwaliteit van de bodem wordt getoetst en of er maatregelen (bv beheer of sanering nodig is). De uiteindelijke bodemkwaliteit moet voldoen aan de functie. Grondverzet Grondverzet moet overeenkomstig het Besluit bodemkwaliteit plaatsvinden. Als gevolg van dit Besluit, heeft de gemeente Breda op basis van lokaal geldende bodemkwaliteiten een Bodemkwaliteits- en functiekaart vastgesteld. Op deze bodemfunctiekaart is de gemeente ingedeeld in de functies ‘wonen’, ‘industrie’ en ‘niet ingedeeld’. De kwaliteit van de grond die op een locatie wordt gebruikt moet voldoen aan de vastgelegde functie en bodemkwaliteit. Het gaat hierbij om de ‘natuurlijke’ achtergrondkwaliteit, verontreinigde lokaties zijn van deze kaart uitgesloten. Hiervoor geldt het gebruikelijke onderzoeks- en saneringstraject. Ondergrond Naast de (milieukundige) bodemkwaliteit speelt er steeds meer in de ondergrond. Denk aan installaties voor Koude- Warmte Opslag (KWO), kabels en leidingen, archeologie, etc. Het meenemen van de ondergrond in de planvorming, geeft ruimtelijke, milieukundige en financiële voordelen (lagenbenadering) Door de ondergrond efficiënt in te richten, kan een gemeente functies als waterberging en Koude- Warmte Opslag zo goed mogelijk bereiken. Alleen door slim gebruik van de ondergrond , blijft deze schatkamer voor biodiversiteit, milieukwaliteit, schoon water, cultuurhistorie en geologie beschermd. m.b.t. de ondergrond vraagt de gemeente dan ook aandacht voor:

    1. grondwateronttrekkingen: bijvoorbeeld bronnering bij bouwwerkzaamheden. Bij bronneringswerkzaamheden zullen voor zover relevant ingevolge de Grondwaterwet, de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren en de Lozingsregeling riolering meldingen c.q. aanvragen voor vergunningen moeten worden ingediend.

    2. Plaatsing Koude- Warmte Opslag (KWO) installaties. Deze kunnen niet overal geïnstalleerd worden: mogelijk is er ongewenste beïnvloeding van een andere KWO installatie of een grootschalige grondwaterverontreiniging. De gemeente wil alle installaties registreren (dus

  • zowel open als gesloten systemen). Voor een open systeem is bovendien vergunning van de provincie nodig.

    Conclusie ten aanzien van bodemkwaliteit Voor het plangebied is in 2005 een bodemonderzoek opgesteld. Hieruit bleek dat er geen sprake is van bodemverontreiniging. Verder zal de grondwaterpluim van voormalige stortplaats Bavel-Dorst geen invloed hebben ter plaatse van het plangebied. Op basis hiervan zijn er voor het aspect bodem geen beperkingen in het kader van de ruimtelijke procedure.

    5.2 Waterhuishoudkundige situatie De watertoets heeft tot doel om ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen aan het vigerende waterbeleid en de wateraspecten volwaardig mee te laten wegen bij de besluitvorming omtrent een goede ruimtelijke ordening. Dit proces komt in samenwerking met de gemeente en het waterschap Brabantse Delta tot stand. Het waterschap zal het wateradvies geven in het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro. De drie Brabantse waterschappen, Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta hebben hun keuren en waterschapsbeleid geharmoniseerd. De Structuurvisie Breda, het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan en het Hemelwater- en grondwaterbeleid vormen het beleidskader water op gemeentelijk niveau. Het beleid is gericht op het nastreven van de oorspronkelijk natuurlijke situatie. Hiervoor gelden eisen ter voorkoming van (hemel- of grond) wateroverlast (veiligheidseisen) en eisen ter voorkoming van achteruitgang van het natuurlijk (hemel- of grond) watersysteem (duurzaamheidseisen). Met de inwerkingtreding van de nieuwe Waterwet (2009) is duidelijker omschreven wie waar verantwoordelijk voor is. Een van de zaken die hier uit voortvloeien is dat een particulier in eerste instantie zelf verantwoordelijk is voor de verwerking van het hemelwater en grondwater op zijn eigen terrein. In dit kader verwacht de gemeente meer inspanning van de particulier om zelf maatregelen te nemen om wateroverlast te voorkomen. Hierbij kan worden gedacht aan de aanleg van retentievoorziening op eigen terrein bijvoorbeeld met groene daken. De voorkeursvolgorde voor het omgaan met hemelwater is 'vasthouden, bergen, afvoeren'. Ten aanzien van de waterkwaliteit is de voorkeursvolgorde: 'schoonhouden, scheiden en zuiveren'. Voor nieuwbouwinitiatieven is het uitgangspunt dat deze 'waterneutraal' dienen te zijn. Voorkomen moet worden dat het water versneld afvoert ten gevolge van een toename van het verhard oppervlak. Schone oppervlakken worden in principe niet op het rioleringssysteem aangesloten. Het toepassen van uitlogende (bouw)materialen is ongewenst. Om de waterkwaliteit te verbeteren, wordt ook in bestaande situaties waar mogelijk schoon verhard oppervlak afgekoppeld van het rioolstelsel waardoor het gemengd stelsel minder wordt belast. Hiermee wordt het aantal overstortgebeurtenissen met vervuild water vanuit het gemengde stelsel verminderd. De gemeentelijke ambitie bij herstructurering is het verwerken van kleine buien op een zo natuurlijk mogelijke wijze. Uitgangspunt van dit beleid is dat het systeem duurzaam, maar ook doelmatig wordt ingericht. Bij een toename aan verharding dient op grond van gemeentelijk beleid 78 mm (78 liter per m2) te worden geborgen. Bij een duurzame invulling kan hier van af worden geweken. Conclusie ten aanzien van de waterhuishoudkundige situatie Het perceel grenst aan de Gilzewouwerbeek. Op het terrein staat nu een woning die gesloopt zal worden. De nieuwe woning zal verder van de beek vandaan gebouwd worden. Er is daarom geen toename van verhard oppervlak en geen verplichting. Het hemelwater dient op de sloten afgevoerd te worden, het afvalwater op het gemeentelijke drukriool. Het regenwater wordt bij voorkeur hergebruikt, geïnfiltreerd en gebufferd conform het gemeentelijke beleid. Er vindt geen verslechtering van de waterhuishoudkundige situatie plaats. 5.3 Ecologie Natuur en groen wordt over het algemeen positief gewaardeerd. Zowel in als buiten de stad vertoeven veel mensen in hun vrije tijd graag in de bossen en de parken in en rond de stad. De aanwezigheid

  • van voldoende groen op een bereikbare afstand bepaalt voor een belangrijk deel de leefbaarheid van een woongebied. Ook de aanwezigheid van dieren, bijvoorbeeld vogels, in de stad wordt over het algemeen als positief ervaren. De aanwezigheid van voedsel-, nest- en rustgebied is voor deze dieren van essentieel belang. Natuur is een vast onderdeel van de kwaliteit van de stad en zijn omgeving. Daarnaast heeft natuur ook diverse verschillende functies: van voetbalveldje in de straat tot leefgebied van de das. Ook in de woonwijken is natuur dichtbij huis te vinden. Op loopafstand (zo’n 200 meter) zijn er groen-rustplaatsen. Huidige ecologische kwaliteit Het plangebied kent een woning dicht op de Gilzewouwerbeek. De beperkte ruimte tussen de woning en de beek bestaat uit tuin met diverse cultuurplanten. De beek ligt ter plaatse van het plangebied als een “boerensloot” in het landschap. De oevers zijn steil en de beek heeft primair een afwaterende functie. De ecologische waarden beperken zich dan ook tot enkele nestgelegenheden voor vogels. Ecologische waarden vastgelegd in wet- en regelgeving Naast het plangebied liggen enkele (kleine) gebieden die deel uitmaken van de (rijks- en provinciale) ecologische hoofdstructuur (EHS, tegenwoordig ook Natuur Netwerk Nederland (NNN) genoemd). Tot de ecologische hoofdstructuur behoren ook de Natura 2000-gebieden en de Natuurmonumenten. En tevens zijn er ook bijzondere soorten aanwezig die niet alleen binnen natuurgebieden te vinden zijn en die zijn beschermd zijn middels de Flora en Faunawet. In deze paragraaf wordt hier op ingegaan. In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de volgende onderwerpen:

    Natura 2000-gebied en Natuurmonumenten;

    De EHS (zijnde geen Natura2000 en Natuurmonument);

    De beschermde flora en fauna. Natura 2000-gebieden en beschermde Natuurmonumenten De Europese natuur is in de loop der jaren sterk onder druk komen te staan door verstedelijking en schaalvergroting en intensivering van de agrarische sector. Veel natuurgebieden gingen verloren. Ook werd er steeds meer infrastructuur aangelegd zoals wegen en spoorlijnen. Al deze ontwikkelingen zorgden er voor dat de natuur sterk af nam en werd versnipperd. Om de achteruitgang van het areaal natuur te stoppen is en de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen heeft de Europese Unie Natura 2000 in het leven geroepen. Een samenhangend netwerk van natuurgebieden die zijn aangewezen op grond van de vogelrichtlijn en habitatrichtlijn. De staatssecretaris van EZ heeft voor Nederland ruim 160 Natura 2000-gebieden aangewezen. Gezamenlijk hebben ze een oppervlak van ruim 1,1 miljoen hectare. Ongeveer 69% is water, de rest (31%) is land. Ten zuidwesten van plangebied ligt één Natura 2000-gebied, het Ulvenhoutse Bos.

    Het Ulvenhoutse Bos is een klein bosgebied ten zuidoosten van Breda, direct ten noordoosten van

    Ulvenhout. Het gebied is op 23 december 2009 door het toenmalige Ministerie van LNV definitief

    aangewezen als Natura 2000-gebied. Het gehele Natura 2000-gebied is Habitatrichtlijngebied. Er is

    geen Vogelrichtlijngebied of Beschermd Natuurmonument aanwezig. Voor het Natura2000-gebied is

    een beheerplan opgesteld. In het beheerplan zijn maatregelen vastgelegd die nodig zijn om de

    aanwezige habitattypen, planten en dieren in het natuurgebied te beschermen. Het Ulvenhoutse Bos

    is met name gevoelig voor stikstofdepositie (verzuring en vermesting) en verdroging.

    In de huidige situatie staat er een woning op het perceel. Deze wordt gesloopt en er wordt een grotere

    woning voor terug gebouwd. Het aantal voertuigbewegingen zal hetzelfde blijven. De

    verwarmingsinstallatie zal alleen groter zijn. Gezien de ligging en de zeer beperkte toename van de

    uitstoot van stikstof is de stikstof depositie op het Ulvenhoutse Bos lager dan 1 mol/ha/jaar. Hierdoor is

    er geen meldingsplicht in het kader van de natuurbeschermingswet 1998.

  • Natura2000-gebied Ulvenhoutse Bos (met rode lijn aangegeven) in relatie tot ligging van plangebied (met oranje circel aangegeven). Tevens is middels de donkergroene kleur de EHS weergegeven en met de helder groene kleur de EVZ.

    Ecologische Hoofdstructuur De Brabantse natuur is in de loop der jaren sterk onder druk komen te staan door verstedelijking en schaalvergroting en intensivering van de agrarische sector. Veel natuurgebieden gingen verloren. Ook werd er steeds meer infrastructuur aangelegd zoals wegen en spoorlijnen. Al deze ontwikkelingen zorgden er voor dat de natuur sterk af nam en werd versnipperd. Om de achteruitgang van het areaal natuur te stoppen is in 1990 de ecologische hoofdstructuur (EHS) door het rijk vastgesteld in het “Natuurbeleidsplan”. De EHS is recent qua naam gewijzigd in het Natuur Netwerk Nederland (NNN). De provincie Noord-Brabant heeft de EHS vervolgens vast gelegd in de Verordening Ruimte (2014). De doelstelling van de EHS is het behoud, het herstel en de ontwikkeling van nationaal en internationaal belangrijke ecosystemen. Dit dient onder andere te geschieden door middel van de ruimtelijke veiligstelling in bestemmingsplannen. De ecologische verbindingszones (EVZ’s) maken onderdeel uit van de EHS. Dit zijn stroken natuur die de grotere natuurgebieden met elkaar moeten gaan verbinden om zo de versnippering tegen te gaan. Het hoeven niet aaneengesloten natuurstroken te zijn, het mogen ook kleine vlakvormige landschapselementen betreffen. In het plangebied ligt dus geen EHS, alleen op grotere afstand liggen enkele kleine percelen die

  • onderdeel uitmaken van de EHS. Er ligt wel een belangrijke EVZ voor een deel in het plangebied. Deze EVZ heeft als doelsoort de Boomkikker en moet de populatie op de vliegbasis Gilze-Rijen verbinden met de populatie in het Chaamsbroek. In het plan is reeds voorzien dat een strook van 10 meter breed ecologisch wordt ingericht ten behoeve van deze EVZ.

    Beschermde flora en fauna Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet (2002) van kracht. Doelstelling van de Flora- en Faunawet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is het "Nee, tenzij"-principe. Dit betekent dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Heel vaak gaan activiteiten en de bescherming van soorten prima samen. Soms is het optreden van schade aan beschermde dieren en planten echter onvermijdelijk. In die situaties is het nodig om vooraf te bekijken of hiervoor een vrijstelling geldt, of dat een ontheffing moet worden aangevraagd. Voor ruimtelijke ontwikkelingen is in veel gevallen een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Flora- en Faunawet van toepassing. Bij de vrijstellingsregeling zijn twee criteria belangrijk: de zeldzaamheid van de aangetroffen soort en de ingrijpendheid van de werkzaamheden. Hoe zeldzamer de soort en hoe ingrijpender de activiteit, hoe strikter de regeling. Er worden verschillende beschermingsniveau’s in deze wet gehanteerd: algemene soorten (tabel 1), overige soorten (tabel 2) of soorten uit de bijlage IV van de Habitatrichtijnlijn of uit bijlage 1 A vb (tabel 3):

    Voor tabel 1 soorten geldt een algemene vrijstelling;

    Voor tabel 2 soorten geldt dat je moet werken via een goedgekeurde gedragscode en als die niet voorhanden is een ontheffing noodzakelijk;

    Voor tabel 3 soorten is altijd een ontheffing noodzakelijk. Voor alle vogels geldt dat er gewerkt moet worden volgens een goedgekeurde gedragscode of indien die niet voorhanden is moet er een ontheffing worden aangevraagd. Speciale aandacht gaat uit naar vogelsoorten die ieder jaar terugkeren naar hetzelfde nest. Deze nesten zijn dan ook namelijk jaarrond beschermd (vaste rust- en verblijfplaats). Dit geldt met name voor roofvogels als uilen, havikken etc. Voor het uitvoeren van werkzaamheden die schade veroorzaken aan beschermde soorten (tabel 2 soorten zonder gedragscode en tabel 3 soorten) kan ontheffing van de verbodsbepalingen worden aangevraagd. Ontheffing kan alleen worden verleend als onderzoek aantoont dat de ingreep geen afbreuk doet aan de duurzame staat van instandhouding van de getroffen soorten, er een dwingende reden van groot openbaar belang is en compenserende en mitigerende maatregelen worden getroffen. Naast de lijsten met soorten die een beschermingsstatus genieten onder de Flora- en Faunawet, geldt er op grond van de Flora- en Faunawet een algemene zorgplicht voor alle in het wild levende flora en fauna. Daartoe dienen in het bestemmingsplan de waardevolle leefgebieden van kwetsbare soorten in beeld te worden gebracht en dienen ontwikkelingen die deze aantasten te worden geweerd. In de beek zijn geen beschermde soorten bekend. Er heeft uitgebreid onderzoek plaatsgevonden aan de noordzijde van het plangebied ten behoeve van de aanleg van Breepark. Aangezien er slechts een weg tussen ligt worden er dan ook geen beschermde vissoorten verwacht in de beek. De bomen en struiken in de tuin kunnen nestmogelijkheden bieden voor algemeen voorkomende vogels waardoor het noodzakelijk is om de bomen en struiken te verwijderen buiten het broedseizoen. Hoewel de te slopen woning niet optimaal geschikt is als vaste rust- en verblijfplaats voor vleermuizen, vindt er toch een vleermuisonderzoek plaats. Ook het groen rond de woning wordt in dit onderzoek meegenomen om te kunnen uitsluiten dat er vaste vliegroutes zijn. Dit onderzoek vindt plaats van mei tot en met september 2016. Omdat het onderzoek nog niet is afgerond zal de sloop van de woning pas plaatsvinden na het onderzoek, dus op zijn vroegst in november 2016. Dit is vastgelegd in de koopovereenkomst. Indien uit het onderzoek blijkt dat er toch vleermuizen in het pand voorkomen zullen voldoende mitigerende maatregelen moeten plaatsvinden die tijdig worden aangebracht. Er worden daarom in mei reeds maatregelen genomen, zo worden er al kasten opgehangen die kunnen dienen als vervangende verblijfplaats.

  • Het aanwezige groen is wel geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. Er is echter voldoende groen in de directe omgeving en zal het daardoor geen cruciaal onderdeel zijn van het foerageergebied. Andere beschermde soorten worden gezien het habitat niet verwacht. Daarom is een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vooralsnog niet noodzakelijk. 5.4 Luchtkwaliteit Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse. Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De Wet Luchtkwaliteit is een implementatie van de Europese regelgeving uit 1996, en bevat luchtkwaliteitsnormen voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofoxiden en stikstofdioxide, zwevende deeltjes (fijn stof (PM10)), lood, koolmonoxide en benzeen. Nieuwe ontwikkelingen dienen getoetst te worden aan de grenswaarden. Een grenswaarde geeft de kwaliteit aan die op een bepaald tijdstip ten minste moet zijn bereikt, en die, waar zij aanwezig is, ten minste moet worden in stand gehouden. Behalve voor zwevende deeltjes (PM10) stikstofdioxide voldoet de luchtkwaliteit overal in Breda aan de gestelde grenswaarden. Mede door de relatief hoge achtergrondconcentraties overschrijden de concentraties zwevende deeltjes en stikstofdioxide plaatselijk de grenswaarden. De overschrijdingen hangen in de meeste gevallen samen met het drukke verkeer. Nieuwe ontwikkelingen mogen er niet toe leiden dat de grenswaarden worden overschreden. Indien blijkt dat dit toch het geval is, kan onderzocht worden of het mogelijk is om met maatregelen toch te voldoen aan de normen. Hierbij hebben bronmaatregelen de voorkeur. Indien dit niet mogelijk is kunnen overdrachtsmaatregelen of in het uiterste geval maatregelen bij de ontvanger worden genomen. Conclusie ten aanzien van luchtkwaliteit In het plangebied wordt 1 woning toegevoegd . Als resultaat hiervan is een groei van ten hoogste 6 voertuigbewegingen te verwachten. De bijdrage aan verslechtering van de luchtkwaliteit is niet in betekenende mate op basis van de NIBM-tool.

    5.5 Geluid Geluid is één van de factoren die de beleving van de leefomgeving in belangrijke mate bepaalt. Door de toename van het verkeer en de bedrijvigheid wordt de omgeving in steeds sterkere mate belast met geluid. Dit leidt tot klachten, in een aantal gevallen wordt zelfs de gezondheid beïnvloed door geluid. Om de negatieve effecten van geluid te beperken zijn normen opgenomen in wetten. Met name de Wet geluidhinder, de Luchtvaartwet en de Wet milieubeheer zijn in dit kader van belang. Deze normen ondervangen echter slechts voor een deel de problemen. Zo richt de wetgeving zich op zogenaamde gevoelige objecten zoals woningen, scholen en ziekenhuizen. Om de leefbaarheid te verbeteren of ten minste te handhaven, zal het beleid zich in de toekomst vooral richten op de bron van het geluid. Bij nieuwe ontwikkelingen van geluidgevoelige bestemmingen dient de geluidssituatie in beeld gebracht worden. De geluidsniveaus op de gevel van de nieuwe gebouwen worden getoetst aan de geluidsnormen. Er dient gekeken te worden naar vier bronnen van geluid, namelijk wegverkeerslawaai, spoorlawaai, industrielawaai en vliegtuiglawaai. Het plangebied heeft enkel wegverkeerslawaai als relevante bron, overige brontypen hebben geen zone die het plangebied doorkruisen. Wegverkeerslawaai In de Wet geluidhinder staat dat de voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevels van nieuwe geluidgevoelige objecten ten gevolge van het wegverkeer ten hoogste 48 dB bedraagt. Indien de gevoelige objecten buiten de bovengenoemde zones liggen, kan er vanuit gegaan worden dat aan

  • de voorkeursgrenswaarde voldaan wordt. Indien ze binnen deze zones liggen is akoestisch onderzoek noodzakelijk. In dit akoestisch onderzoek wordt de geluidbelasting op de gevel van de geluidgevoelige objecten bepaald. Het plangebied ligt binnen de zone van de Dorstseweg. Het akoestisch onderzoek is separaat bijgevoegd. Conclusie ten aanzien van geluid Het plangebied wordt geluidbelast door de Dorstseweg. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is noodzakelijk. Uitvoeringsverplichtingen voor realisatie zijn:

    - Dove gevel aan noordzijde van de woning - Geluidluwe gevel garanderen

    In het kader van een goede ruimtelijke ordening geeft de cumulatieve geluidbelasting een indruk van de leefkwaliteit. Ter plaatse van het bouwplan zal de geluidbelasting cumulatief ten hoogste 62 dBLden bedragen. Dergelijke niveaus leiden in het algemeen niet ernstige slaapverstoring of gezondheidsrisico’s. Op basis hiervan is sprake van een goede ruimtelijke ordening.

    5.6 Bedrijven en milieuzonering De aanwezigheid van bedrijven kan de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Bedrijven kunnen geur, stof, geluid en gevaar ten gevolg hebben. Voorkomen moet worden dat bedrijven hinder veroorzaken naar de omgeving, vooral indien het woongebieden of andere gevoelige bestemmingen betreft. Daarnaast moeten bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden. Om dit bereiken is het van belang dat bedrijven en gevoelige bestemmingen ruimtelijk goed gesitueerd worden zodat de bedrijven zo min mogelijk overlast opleveren en woongebieden de bedrijven zo min mogelijk beperken in hun bedrijfsuitvoering De mate en de ernst van de invloed van een bedrijf is mede afhankelijk van het type en de omvang van het bedrijf. In de uitgave “Bedrijven en milieuzonering” uitgegeven door de VNG is per bedrijfstype een globale indicatie gegeven van het invloedgebied voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Op basis van het aspect met de grootste afstand zijn de bedrijven in de volgende categorieën ingedeeld. Categorie 1 grootste afstanden 0 en 10 meter Categorie 2 grootste afstand 30 meter Categorie 3 grootste afstanden 50 en 100 meter Categorie 4 grootste afstanden 200 en 300 meter Categorie 5 grootste afstanden 500, 700 en 1000 meter De afstanden gelden in principe tussen de perceelsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en -indeling) en anderzijds de gevel van een woning. De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief gezien worden. Doordat de omvang van bedrijven kan verschillen en omdat bedrijven maatregelen kunnen nemen om de invloed te beperken kan de invloedssfeer in werkelijkheid afwijken van bovengenoemde afstanden. De uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving wordt geregeld in het kader van de Wet milieubeheer. In het bestemmingsplangebied is iedere bestemming met bedrijven verantwoord middels de algemene richtlijnen conform de uitgave “Bedrijven en milieuzonering”, met uitzondering van bedrijven met specifieke onderzoeken naar de relevante milieuaspecten. Voor deze bedrijven is maatwerk opgesteld. Conclusie ten aanzien van bedrijven en milieuzonering Het plangebied omvat woningbouw, welk gevoelig is voor bedrijvigheid. Uit omliggende bestemmingsplannen blijkt dat het evenemententerrein plangebied een hindercontour heeft die het plangebied overlapt. In de verkenningen die de grondslag vormden voor het evenemententerrein heeft akoestisch onderzoek plaatsgevonden. Hieruit blijkt dat niet de Dorstseweg 36, maar nummer 35A maatgevend is voor bedrijfsmatige activiteiten op het evenemententerrein. Op basis hiervan:

    1. Vormt de ontwikkeling geen beperking voor de bedrijfsmatige activiteiten van Breepark 2. Zal de leefkwaliteit ter plaatse van de woning acceptabel zijn.

  • Bovendien; de noordgevel van de nieuwbouwwoning zal worden uitgevoerd als ‘dove gevel’ en is hierdoor uitgesloten van toetsing Activiteitenbesluit. Overige bedrijven betreffen veehouderijen. Deze worden nader behandeld onder het kopje ‘geurhinder’. Op basis hiervan vormt het aspect ‘bedrijven en milieuzonering’ geen belemmering voor de ontwikkeling van het nieuwbouwplan.

    5.7 Externe veiligheid Externe veiligheid heeft betrekking op de risico’s die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen). Externe veiligheid gaat nadrukkelijk niet over de veiligheid van de mensen die werkzaam zijn binnen het bedrijf of de betreffende transportroute. Regelgeving Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico’s vastgelegd in diverse besluiten en regelingen. De belangrijkste regelingen zijn:

    - Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Staatsblad 2004 nr. 250. - Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), Staatblad 2015 nr. 195. - Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Staatsblad 2010 nr. 686.

    De normen in de besluiten zijn vastgelegd in de vorm van grenswaarden en richtwaarden. De grenswaarden geven de milieukwaliteit aan die op een bepaald tijdstip ten minste moet zijn bereikt, en die, waar zij aanwezig is, ten minste in stand moet worden gehouden. De richtwaarden geven de kwaliteit aan die op een bepaald tijdstip zoveel mogelijk moet zijn bereikt en die, waar zij aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan normen vermeld in bovengenoemde regelgeving. Ontwikkelingen zijn niet toegestaan indien deze leiden tot een overschrijding van de grenswaarden. Van de richtwaarden kan gemotiveerd worden afgeweken. Plaatsgebonden risico (PR).

    Groepsrisico (GR)

    Onderzoek Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In de nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven gelegen welke vallen onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Er zijn derhalve geen relevante (bedrijfs)risicocontouren waarmee rekening gehouden dient te houden. Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt)). In 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes inwerking getreden (Bevt) in werking. Hierin staan regels voor de ruimtelijke inrichting rond wegen, waterwegen en spoorwegen met vervoer van gevaarlijke stoffen. In het algemene risicobeleid dat binnen Nederland wordt gehanteerd is bepaald dat de kans op overlijden als gevolg van een ongeluk met gevaarlijke stoffen maximaal 1 op de miljoen per jaar mag zijn (= 10

    -6, plaatsgebonden risico, PR). Dat betekent dat binnen een bepaalde

    Het plaatsgebonden risico geeft inzicht in de theoretische kans op overlijden van een individu op een bepaalde horizontale afstand van een risicovolle activiteit. Het plaatsgebonden risico wordt bepaald door te stellen dat een (fictief) persoon zich 24 uur per dag gedurende een heel jaar onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt bepaald door het aantal transporten van gevaarlijke stoffen en de ongevalfrequentie en wordt uitgedrukt als een kans per jaar. De plaatsgebonden risicocontour is een contour waarbij alle punten met een gelijk risico met elkaar verbonden worden. Deze punten worden bepaald door de kans van optreden van diverse ongevalscenario’s. De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico is 10-6 per jaar en geldt voor nieuwe situaties. Hierbinnen mogen geen kwetsbare objecten worden toegevoegd en ook nieuwe beperkt kwetsbare objecten, zijn in beginsel niet toegestaan. Als het plaatsgebonden risico 10-8 per jaar is, wordt het als verwaarloosbaar beschouwd.

    Het groepsrisico wordt behalve de ongevalfrequentie en het aantal transporten van gevaarlijke stoffen, tevens bepaald door de hoeveelheid aanwezige mensen in de nabijheid van een mogelijk ongeval. Bij het aangeven van representatieve hoeveelheden personen wordt gewerkt vanuit zowel kwetsbare als beperkt kwetsbare objecten. Met het groepsrisico wordt aangegeven hoe groot het aantal dodelijke slachtoffers bij een ongeval kan zijn op basis van de hoeveelheid aanwezige mensen. Naarmate de groep slachtoffers groter wordt, moet de kans op een dergelijk ongeval (kwadratisch) kleiner zijn. Bij het bepalen van het groepsrisico wordt getoetst aan de oriëntatiewaarde.

  • zone langs de weg (dit is de zogenaamde veiligheidszone) geen (beperkt) kwetsbare objecten gebouwd mogen worden. De grootte van de veiligheidszone is langs elke wegvak anders, afhankelijk van de hoeveelheid en samenstelling van het vervoer. In de Regeling basisnet zijn in de tabel Basisnet Weg per wegvak de veiligheidsafstanden opgenomen. Op een afstand van nagenoeg 600 meter van het plangebied loopt de Rijksweg A27, wegvak B110:

    afrit 15 (Breda) - Knp. Annabosch. Voor dit wegdeel geldt geen veiligheidsafstand (PR 10-6 per jaar). Voor dit wegvak is er wel sprake van een invloedsgebied. Binnen het invloedsgebied moet het groepsrisico worden bepaald en verantwoord. De afstand ten opzichte van het plangebied bedraagt nagenoeg 600 meter. Ontwikkelingen op een afstand van minder van 200 meter van de risicobron (Rijksweg) hebben geen invloed op de hoogte van groepsrisico. Bovendien betreft de ontwikkeling realisatie van slechts één woning. Overeenkomstig artikel 8 van het Besluit externe veiligheid transportroutes kan er derhalve worden volstaan met een beperkte groepsrisico verantwoording, nl. in het plangebied is voldoende (secundair) bluswater, is goed bereikbaar voor hulpdiensten en er zijn voldoende vluchtwegen. Het plangebied is tevens gelegen buiten het pasbrandaandachtsgebied. Dat betreft het gebied binnen een afstand van 30 meter van de Rijksweg. Binnen dit gebied kunnen er, op grond van het Bouwbesluit, aanvullen (bouwkundige) eisen worden gesteld.

    Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dit besluit zijn is een grenswaarde opgenomen voor het plaatsgebonden risico (PR) van 10

    -6 per

    jaar voor (beperkt) kwetsbare objecten. Voor wat betreft het groepsrisico geldt bij ontwikkelingen in het invloedsgebied een verantwoordingsplicht. Op een afstand van nagenoeg 500 meter van het plangebied is de hogedruk aardgasleiding Z 528-01 gelegen. De leiding heeft geen PR 10-6 contour en het invloedsgebied bedraagt 140 meter aan weerszijden van de leiding. Het plangebied is hierbuiten gelegen. De leiding heeft derhalve geen beperkende invloed op deze ontwikkeling. Conclusie ten aanzien van Externe Veiligheid Aan de normstelling wordt voldaan. Externe veiligheid levert geen beperkingen op voor de geplande ontwikkeling.

    5.8 Geurhinder Op Tervoortseweg 6 is een grote varkenshouderij aanwezig, die op dit moment bezig is met uitbreidingsplannen, die zodanig worden uitgevoerd dat de geurbelasting naar omwonenden iets zal verminderen. Gelet op de afstand van ruim 490 meter tot de op te richten woningen vormt dit bedrijf geen belemmering. Aan Tervoortseweg 2 is een rundveebedrijf aanwezig. De vereiste afstand van 50 meter wordt echter ruimschoots behaald. Het rundveebedrijf aan Dorstseweg 37 is in 2014 officieel gestopt. Dorstseweg 34 als bedrijf is niet meer in werking; er is nog wel een propaantank aanwezig. Met deze opslag moet aan bepaalde afstanden worden voldaan. In 2012 is hier een controle uitgevoerd. De opstelplaatsen van tank en vrachtwagen zijn ten zuidwesten van de (voormalige bedrijfs)woning. Gelet op de handelingen rondom de tank (aantal vullingen e.d.) is een afstand van minimaal 25 m vereist. Hier wordt ruimschoots aan voldaan. Conclusie ten aanzien van Geurhinder Er zijn geen belemmeringen vanuit agrarische bedrijven in de omgeving om een nieuwe woningen op te richten in het plangebied.

    5.9 Eindconclusie ten aanzien van de milieuaspecten

  • Het aspect milieu vormt geen belemmeringen voor de ontwikkeling van het nieuwbouwplan aan de Dorstseweg 36.

  • 6. Uitvoerbaarheid Economische uitvoerbaarheid De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in een bestemmingsplan, een wijziging van een bestemmingsplan of een projectbesluit/afwijkingsbesluit. De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit betreft onder meer plannen voor de bouw van een of meer woningen en de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen. Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is. Een exploitatieplan is niet noodzakelijk indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Voor wat betreft het initiatief wordt het kostenverhaal via een anterieure overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer geregeld. Om deze reden is het niet noodzakelijk om ten behoeve van de onderhavige ontwikkeling een exploitatieplan op te stellen. Conclusie Op grond van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat naar de huidige inzichten en verwachtingen het plan economisch uitvoerbaar is.

  • 1

    Hypotheken 4

    Besluit tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting (Wet geluidhinder) – Dorstseweg 36 te Bavel (gemeente Breda) Afwijking van het bestemmingsplan

    ------------------------------------------------------------------------------

    Het besluit van het College van burgemeester en wethouders van Breda tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting inzake de omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan wordt afgeweken ten behoeve de bouw van een woning aan de Dorstseweg 36 te Bavel, kadastraal bekend gemeente Ginneken, sectie M, nummer 44.

    Datum:

  • 2

    Hypotheken 4

    1. Inleiding Ter plaatse van de Dorstseweg 36, kadastraal bekend als gemeente Ginneken, sectie M, nummer 44 bestaat het voornemen hier een reguliere vrijstaande woning te bouwen, ter vervanging van een bestaande bedrijfswoning. Het verzoek past niet in het geldende bestemmingsplan ‘Buitengebied Nieuw Ginneken’ en zal mogelijk worden gemaakt via een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van het bestemmingsplan wordt afgeweken. Woningen zijn geluidgevoelig in het kader van de Wet geluidhinder (hierna Wgh). De nieuwe woning ligt buiten stedelijk gebied, binnen de geluidzone van de Dorstseweg. 2. Onderzoek Door de afdeling Mobiliteit en Milieu van de gemeente Breda is een akoestisch onderzoek verricht. Dit onderzoek bevat voldoende gegevens voor een goede beoordeling en voldoet aan de wettelijke vereisten op basis van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder (hierna Bgh). Het akoestisch onderzoek heeft het rapportnummer 20162201-2, d.d. 3 februari 2016 en maakt deel uit van dit besluit.

    3. Beoordelingskader Wet geluidhinder Wegverkeerslawaai - Voorkeursgrenswaarde: De voorkeursgrenswaarde is vastgesteld

    op 48 dB voor de geluidbelasting op de gevel van de woningen binnen de zone van de weg, artikel 74, 76a en 82 Wgh. Wordt deze voorkeursgrenswaarde overschreden dan zijn geluidsgevoelige objecten op die locatie in beginsel niet toegestaan.

    - Hogere waarde: Het college kan een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting dan de voorkeursgrenswaarde vaststellen, artikel 110a Wgh. Voor nieuwe woningen langs bestaande wegen binnen de bebouwde kom mag een maximale hogere waarde 63 dB bedragen, artikel 83 Wgh. Voor nieuwe woningen die dienen ter vervanging van een bestaande woning, langs bestaande wegen buiten de bebouwde kom of gelegen binnen de zone van een autoweg of autosnelweg, mag een maximale hogere waarde 58 dB bedragen, artikel 83 Wgh.

    30-km per uur wegen Op basis van de Wgh zijn 30 km/uur wegen niet toetsingsplichtig. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient de geluidsbelasting van deze wegen wel beoordeeld te worden, hierbij wordt vaak aansluiting gezocht bij de normering uit de Wgh.

    Cumulatie Op basis van artikel 110f Wgh (plangebied gelegen in twee of meer geluidszones) is inzicht vereist in de geluidsbelasting als gevolg van alle geluidbronnen samen. De cumulatieve geluidsbelasting is een indicator voor de te verwachten geluidhinder en vormt verder de basis voor berekeningen in het kader van het Bouwbesluit. Cumulatie van geluidbelasting van geluidsbronnen die niet onder de Wgh vallen zal in de Wro-procedure moeten worden beschouwd (in het kader van een goede ruimtelijke ordening).

  • 3

    Hypotheken 4

    Voorwaarden voor het vaststellen van een hogere waarde Het vaststellen van een hogere waarde is alleen toelaatbaar als voldaan wordt aan de vereisten uit de Wgh en het Bgh en na een afwegingsproces. Als basis voor het afwegingsproces dient het ontheffingenbeleid dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda in hun notitie “Ontheffingenbeleid geluidhinder, wegverkeerlawaai, spoorweglawaai en industrielawaai” hebben vastgesteld (deze beleidsnotitie is te raadplegen via www.breda.nl). Conform het ontheffingenbeleid moet onderzoek gedaan worden naar de toepasbaarheid van geluidsbeperkende maatregelen. Daarbij geldt de volgende volgorde: Bronmaatregelen Overdrachtsmaatregelen Maatregelen bij ontvanger Hoofdcriteria

    Om ontheven te worden van de verplichting om de voorkeurs-grenswaarde te realiseren, kan een beroep worden gedaan op een vijftal wettelijke ontheffingscriteria (hoofdcriteria) uit artikel 110a lid 5 Wgh.: 1. Stedenbouwkundige overwegingen; 2. Verkeerskundige overwegingen; 3. Vervoerskundige overwegingen; 4. Landschappelijke overwegingen; 5. Financiële overwegingen. Wanneer aangetoond wordt dat de te nemen maatregelen aan minimaal één van deze hoofdcriteria voldoen, kan ontheffing aan de orde zijn. Subcriteria De subcriteria zijn door het college van burgemeester en wethouders aangewezen als een aanvullende toetsingsgrond voor de te verlenen ontheffingen, naast de algemeen geldende wettelijk voorgeschreven hoofdcriteria. - Indien er sprake is van nieuwe woningen of wijzigende

    bestemming: doelmatige afscherming; grond- en/of bedrijfsgebondenheid; opvullen open plaats; vervanging bestaande bebouwing.

    - Indien er sprake is van een nieuwe of wijzigende weg: een noodzakelijke verkeers- en vervoersfunctie; verkeersverzamelfunctie.

    Uitvoeringseis – Geluidluwe gevel Als bij een geluidgevoelig object de voorkeursgrenswaarde met meer dan 5 dB wordt overschreden of wanneer een gebouw moet worden voorzien van een dove gevel (een gevel dan stel het ontheffingenbeleid de aanvullende eis dat het betreffende geluidgevoelig object dient te beschikken over een geluidsluwe gevel. Op deze gevel wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden. Binnenwaarde Bij het vaststellen van een hogere waarde moet er worden voldaan aan een goed binnenklimaat. De binnenwaarden in het kader van de Wgh worden toegepast bij reconstructies en saneringen. In andere situaties, voornamelijk nieuwbouw, zijn de binnenwaarden uit het Bouwbesluit van toepassing.

    http://www.breda.nl/

  • 4

    Hypotheken 4

    4. Bevindingen akoestisch onderzoek Wegverkeerslawaai Uit het akoestisch onderzoek volgt dat het wegverkeer op de Zwijnsbergenstraat en in minder mate de Lange Bunder bepalend zijn voor de optredende geluidbelastingen. Resultaten De resultaten van het akoestisch onderzoek zijn, behoudens de cumulatieve geluidbelastingen, inclusief de aftrek van 5 dB conform artikel 110g Wgh jo artikel 3.6 Reken- en Meetvoorschrift geluidhinder 2012 berekend. In het akoestisch onderzoek is de toepassing van geluidarm wegdek meegenomen in de eindresultaten. De geluidbelasting bedraagt vanwege de Dorstseweg: - maximaal 59 dB op eerste verdieping van de noordgevel; - maximaal 58 dB op de begane grond van de noordgevel; - maximaal 53 dB op de oostgevel; - maximaal 56 dB op de westgevel. Cumulatie De geluidsbelasting bedraagt maximaal 61 dB vanwege de cumulatieve geluidsbelasting. 5. Afweging en beoordeling Hoofdcriteria Bronmaatregelen aan de weg - Het toepassen van stil asfalt vergt een forse investering die niet in

    verhouding staat tot de ontwikkeling van een nieuwe woning. - Een snelheidsverlaging verhoudt zich niet met de aard en de

    functie van de weg. Het toepassen van bronmaatregelen is onvoldoende doelmatig en stuit op bezwaren van financiële en verkeers- en vervoerskundige aard. Overdrachtsmaatregelen

    - Het betreft een buitenstedelijke situatie, waarbij een wal of scherm leidt tot een ongewenste stedenbouwkundige barrière en bovendien slecht inpasbaar is gezien de korte afstand van de woning ten opzichte van de weg. Tevens vereist een dergelijke voorziening een forse investering die niet in verhouding staat tot de ontwikkeling van een nieuwe woning.

    - Een andere mogelijke overdrachtsmaatregel is het vergroten van de afstand tussen geluidbron en ontvanger. Het zodanig vergroten van de afstand tussen bron en ontvanger dat de voorkeursgrenswaarde behaald wordt is in deze situatie geen optie, gezien de gewenste ruimtelijke inpassing van de woning in het bebouwingslint langs de Dorstseweg.

    Het toepassen van overdrachtsmaatregelen is onvoldoende doelmatig en stuit op bezwaren van financiële en stedenbouwkundige aard. Maatregelen bij ontvanger De geluidbelasting bedraagt 59 dB op de eerste verdieping van de noordgevel. Deze geluidbelasting overschrijdt de maximaal te verlenen hogere waarde van 58 dB en dat betekent dat hiervoor geen ontheffing mogelijk is. Deze gevel zal als ‘dove gevel’ moeten worden uitgevoerd. Dove gevels zijn gevels zonder te openen delen, of gevels gelegen aan een afsluitbare entree, artikel 1b, lid 4 Wgh. Toetsing aan de Wet geluidhinder vervalt voor deze gevel.

  • 5

    Hypotheken 4

    Subcriteria Het bouwplan betreft vervangende nieuwbouw. Op basis hiervan is voldaan aan het subcriterium ‘vervanging bestaande bebouwing’. Uitvoeringseis – Geluidluwe gevel Er is ter plaatse van de noordgevel en de westgevel sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van meer dan 5 dB. Het ontheffingenbeleid stelt in dat geval de aanvullende eis dat de woning moet beschikken over een geluidsluwe gevel. Op de zuidelijke gevel wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden. Er kan daardoor worden voldaan aan de eis uit het ontheffingenbeleid. Binnenwaarde De nieuwbouweisen uit Bouwbesluit zijn van toepassing. In een berekening geluidwering gevels, onderdeel van de omgevingsvergunning, wordt aangetoond dat voldaan wordt aan deze eisen. Cumulatie Gelet op de geluidbelasting van de wegen afzonderlijk en gezien het feit dat de cumulatieve geluidbelasting exclusief de aftrek op basis van artikel 110 g Wgh is, leidt cumulatie van geluid tot maximaal 61 dB niet tot een onaanvaardbare geluidbelasting ter plaatse. De woning kan beschikken over een geluidluwe gevel en de cumulatieve geluidsbelasting vormt vervolgens de basis voor de berekeningen in het kader van het Bouwbesluit en is bepalend voor vaststelling van de karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructies. Het aantonen dat voldaan wordt aan de binnenwaarde is onderdeel van de afweging bij de procedure voor de Omgevingsvergunning. 6. Conclusies Gelet op hetgeen onder 4. en 5. is opgenomen komt het college tot de conclusie dat de geluidsbelasting ter plaatse van de nieuwe woning aan de Dorstseweg 36 geen afbreuk doet aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Hierbij neemt het college in overweging dat: - wordt voldaan aan de hoofd- en subcriteria uit de Wgh en het

    Ontheffingenbeleid gemeente Breda; - de woning kan beschikken over een geluidluwe gevel; - de cumulatieve geluidsbelasting niet leidt tot een onaanvaardbare

    geluidbelasting; - de toekomstige bewoners op de hoogte zijn, c.q. kunnen zijn van

    de bestaande geluidbronnen en zo zorgvuldige afweging kunnen maken bij de keuze voor het bewonen van een woning op deze locatie;

    - de nieuwe woning moet voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit, waarmee een binnenwaarde van 33 dB en dus een akoestisch goed binnenklimaat wordt gewaarborgd.

  • 6

    Hypotheken 4

    7. Rechtsbescherming

    Het ontwerpbesluit zal worden gepubliceerd en gedurende een periode van 6 weken ter inzage worden gelegd. Belanghebbenden kunnen binnen de termijn van 6 weken hun zienswijze tegen het ontwerpbesluit schriftelijk of mondeling indienen bij het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, Postbus 90156, 4800RH, Breda.

    8. BESLUIT Gelet op het voorgaande, de bepalingen uit de Wet geluidhinder, het Besluit geluidhinder, de Algemene Wet bestuursrecht en het Ontheffingenbeleid Wet geluidhinder gemeente Breda, besluit het college van burgemeester en wethouders ten behoeve van het realiseren van een nieuwe woning aan de Dorstseweg 36 te Bavel, kadastraal bekend gemeente Ginneken, sectie M, nummer 44 via een afwijkingsbesluit artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3° Wabo dat: a. de geluidsbelasting vanwege de Dorstseweg maximaal 58 dB

    Lden mag bedragen;

    b. indien uit nader akoestisch onderzoek in de procedure voor de Omgevingsvergunning blijkt dat de geluidbelasting op bepaalde (delen van) de gevel de maximaal te verlenen hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting overschrijdt, als verleend onder a. dan moet aangetoond worden dat de betreffende (delen van die) gevels uitgevoerd worden als bouwkundige constructie bedoeld in artikel 1b, lid 4, sub a. en/of sub b. Wgh, te weten als dove gevel;

    c. dat het akoestisch rapport, uitgevoerd door afdeling Mobiliteit en Milieu, rapportnummer 20162201-2, d.d. 3 februari 2016, incl. bijlagen, deel uit maakt van dit besluit.

    Breda, Burgemeester en wethouders van Breda, Namens dezen, J.B. Scheltema, Directeur directie Ontwikkeling a.i.,

  • Wematech Bodem Adviseurs B.V.

    Postbus 1817, 4700 BV Roosendaal . Windmolen 23, 4751 VM Oud GastelTel. +31 (0)165 565910 . Fax +31 (0)165 544468 . [email protected] . www.wematech.nlKvK 20104743 . BTW nr. NL 810303206B01 . Rabobank IBAN NL82 RABO 0102 5687 07Algemene voorwaarden zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel

    1303738_Brief WBA.pdf 1 02-10-13 14:01

    Opdrachtgever : Gemeente Breda Directie Ontwikkeling Postbus 90156 4800 RH Breda Projectnummer : VBE-50160169 Kenmerk rapport: JN50160169.R001-0 Status rapport: Definitief Datum: 10 maart 2016 UBI-code(s) locatie: 000000 Wbb-code locatie: n.v.t.

    Projectleider Ing. W.J.A. Buijs par:

    (Mede)auteur Ing. J.J.J. Nelen par:

    Wematech Advies Groep B.V. is gecertificeerd door Lloyd’s volgens de gestelde criteria conform ISO-9001:2008 onder nummer RQA657538

    VERKENNEND BODEMONDERZOEK “DORSTSEWEG 36” BAVEL

  • Kenmerk : JN50160169.R001-0 Projectnummer : VBE-50160169

    Datum: 10 maart 2016 Pagina: 2 / 22

    SAMENVATTING

    In opdracht van Gemeente Breda Directie Ontwikkeling is door Wematech Bodem Adviseurs B.V. in februari en maart 2016 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het perceel aan de Dorstseweg 36 te Bavel. Doel van het onderzoek is het verkrijgen van inzicht in de actuele bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie en op basis hiervan na te gaan of de bodemkwaliteit een belemmering kan opleveren voor de voorgenomen eigendomsoverdracht. Het veldwerk is uitgevoerd in februari en maart 2016. Bij de uitgevoerde grondboringen is gebleken dat boring 03 is gestaakt op een diepte van circa 0,4 m op puin. Verder zijn op basis van zintuiglijke beoordeling, behoudens plaatselijk sporen baksteen, geen bijzonderheden en/of afwijkingen aangetroffen. Vanwege het aangetroffen puin zijn gaten gegraven op een gebied waar mogelijk een puinlaag aanwezig is. Hierbij is gebleken dat op het terrein een zachte toplaag aanwezig is met daaronder een extreem harde ondergrond. Dit betreft grond en dus geen puinlaag. Wet bodembescherming Geconcludeerd kan worden dat zowel de bovengrond als de ondergrond niet verontreinigd is. Het grondwater is licht verontreinigd met barium en nikkel. Besluit bodemkwaliteit Geconcludeerd kan worden dat zowel de bovengrond als de ondergrond voldoet aan de achtergrondwaarde. De eventueel tijdens de bouwactiviteiten vrijkomende bovengrond is geschikt voor hergebruik ter plaatse. Mogelijk kan de bovengrond voldoen aan de eisen voor achtergrondwaarden grond. Voor een formeel oordeel van de toepassingsmogelijkheden van de vrijkomende grond (hergebruik) dient voldaan te worden aan hetgeen wat beschreven staat in de Regeling en het Besluit bodemkwaliteit (aanwezigheid bodemfunctiekaart en/of AP04 onderzoek). Vooralsnog dienen voor de overtollige grond, afkomstig van de onderzoekslocatie, de eisen van het binnen de gemeente van toepassing zijnde beleid in acht genomen te worden. Gezien de verkregen resultaten van het onderzoek dient de gestelde hypothese "niet verdachte locatie" formeel gezien verworpen te worden. Gezien de geringe overschrijdingen en het van nature voorkomen van verhoogde achtergrondgehaltes in het grondwater is het echter gerechtvaardigd de gestelde hypothese te accepteren. Op basis van het historisch onderzoek, de zintuiglijke beoordeling van de grond- en grondwatermonsters en de resultaten van het chemisch-analytisch onderzoek kan gesteld worden dat binnen de huidige functieklasse geen gebruiksbeperkingen hoeven te worden gesteld aan de onderzoekslocatie. De verkregen resultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. De resultaten van het onderzoek vormen geen belemmering om tot eigendomsoverdracht over te gaan. Geadviseerd wordt een exemplaar van het rapport bij de notariële akte van eigendomsoverdracht te voegen.

  • Kenmerk : JN50160169.R001-0 Projectnummer : VBE-50160169

    Datum: 10 maart 2016 Pagina: 3 / 22

    INHOUDSOPGAVE:

    Blz. SAMENVATTING

    1. INLEIDING 5

    1.1. Aanleiding onderzoek 5 1.2. Opbouw rapportage 5

    2. VOORONDERZOEK 6

    2.1. Locatiegegevens 6 2.2. Historie 6 2.3. Huidige situatie 6 2.4. Belendende percelen 7 2.5. Bodemonderzoeken/saneringen 7 2.6. Informatie regionale achtergrondconcentraties 7 2.7. Geo(hydro)logie 8 2.8. Toekomstige situatie 8 2.9. Conclusie vooronderzoek 8 2.10. Onderzoeksstrategie 9

    3. VERRICHTE WERKZAAMHEDEN 10

    3.1. Inleiding 10 3.2. Veldwerkzaamheden 10 3.3. Laboratoriumonderzoek 11

    4. RESULTATEN 12

    4.1. Bodemopbouw 12 4.2. Zintuiglijke waarnemingen 12 4.3. Toetsing 12

    4.3.1. Wet bodembescherming 12 4.3.2. Besluit bodemkwaliteit 13

    4.4. Grond Wet bodembescherming 14 4.5. Grondwater Wet bodembescherming 16 4.6. Grond Besluit bodemkwaliteit 17

    5. BESPREKING RESULTATEN 19

    5.1. Grond 19 5.2. Grondwater 19

    6. CONCLUSIES EN ADVIES 20

    6.1. Conclusies 20 6.2. Advies 20

    7. RESTRISICO EN BETROUWBAARHEID 21

    7.1. Restrisico 21 7.2. Betrouwbaarheid 21

    GERAADPLEEGDE BRONNEN

  • Kenmerk : JN50160169.R001-0 Projectnummer : VBE-50160169

    Datum: 10 maart 2016 Pagina: 4 / 22

    BIJLAGEN: 1. Regionale situatieschets 2. Situatieschets met boringen en peilbuizen 3. Profielbeschrijvingen grondboringen 4. Analyseresultaten grond 5. Analyseresultaten grondwater 6. Toetsingskader grond en grondwater Wbb 7. Foto’s onderzoekslocatie 8. Toetsingskader BBk

  • Kenmerk : JN50160169.R001-0 Projectnummer : VBE-50160169

    Datum: 10 maart 2016 Pagina: 5 / 22

    1. INLEIDING

    1.1. Aanleiding onderzoek

    In opdracht van Gemeente Breda Directie Ontwikkeling is door Wematech Bodem Adviseurs B.V. in februari en maart 2016 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het perceel aan de Dorstseweg 36 te Bavel. In bijlage 1 is de globale ligging van het perceel aangegeven in een regionale situatieschets. Het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd in verband met de voorgenomen eigendomsoverdracht van het perceel. In verband hiermee wordt een inzicht gevraagd in de actuele kwaliteit van grond en grondwater. Doel van het onderzoek is het verkrijgen van inzicht in de actuele bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie en op basis hiervan na te gaan of de bodemkwaliteit een belemmering kan opleveren voor de voorgenomen eigendomsoverdracht. Op basis van de verkregen informatie is, in overleg met de opdrachtgever, een onderzoeksprogramma opgesteld op basis van de Nederlandse Norm 5740. Deze norm beschrijft de werkwijze voor het opstellen van de onderzoeksstrategie bij uitvoering van een verkennend bodemonderzoek naar de aanwezigheid van bodemverontreiniging. Als referentiekader bij de beoordeling van de resultaten worden de interventiewaarden uit de Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013 en de (maximale) waarden uit de (wijzigingen) Regeling bodemkwaliteit gebruikt. Wematech Bodem Adviseurs B.V. werkt volgens een kwaliteitsborgingsysteem dat is gebaseerd op de NEN-EN-ISO 9001:2008 en de BRL SIKB 2000. De werkzaamheden voor onderhavig onderzoek worden onder certificaat uitgevoerd conform de beschreven kwaliteitseisen. De naleving wordt periodiek getoetst door externe auditors, onder toezicht van de Raad van Accreditatie. Verder is van belang te melden dat het/de te onderzoeken perce(e)l(en) geen eigendom is/zijn van Wematech Bodem Adviseurs B.V. dan wel gerelateerde (zuster)bedrijven.

    1.2. Opbouw rapportage

    In dit rapport wordt verslag gedaan van de uitgevoerde werkzaamheden. Het vooronderzoek, op basis van de NEN 5725, is opgenomen in hoofdstuk 2. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de verrichte werkzaamheden beschreven. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van het onderzoek weergegeven en in hoofdstuk 5 worden de resultaten besproken. In hoofdstuk 6 zijn de conclusies en het advies opgenomen. Tot slot worden in hoofdstuk 7 het restrisico en de betrouwbaarheid van het onderzoek besproken.

  • Kenmerk : JN50160169.R001-0 Projectnummer : VBE-50160169

    Datum: 10 maart 2016 Pagina: 6 / 22

    2. VOORONDERZOEK

    Op basis van de verzamelde basisinformatie, aanleiding, en verdenking is het type vooronderzoek bepaald. Onderhavig onderzoek betreft een standaard vooronderzoek.

    2.1. Locatiegegevens

    De onderzoekslocatie is gelegen aan de Dorstseweg 36 te Bavel. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Nieuw Ginneken, sectie M, nummer 44. Het perceel heeft een oppervlakte van circa 8920 m2. De onderzoekslocatie is gelegen ten zuidwesten van de Dorstseweg, welke gelegen is ten noorden van het centrum van Bavel.

    2.2. Historie

    - gebruik Uit verkregen informatie is gebleken dat de onderzoekslocatie sinds geruime tijd de huidige bestemming heeft. Daarvoor had de locatie een agrarische bestemming. Bij de gemeente Breda en de opdrachtgever was geen informatie bekend dat ter plaatse van de onderzoekslocatie potentieel bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Ter plaatse van de onderzoekslocatie was een veehouderij gevestigd. De stallen zijn reeds gesloopt. Voor zover bekend hebben zich ter plaatse van de onderzoekslocatie geen calamiteiten voorgedaan die tot gevolg hebben gehad dat verontreinigende stoffen op of in de bodem zijn geraakt. De locatie is niet opgenomen in het programma Bodemsanering/Waterbodemsanering c.q. inventarisatielijst van locaties waar mogelijk sprake is van bodemverontreiniging van de gemeente Breda. Uit de archeologische beleidskaart van de gemeente blijkt dat de locatie is gelegen in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Voor zover bekend is liggen er op de onderzoekslocatie geen conventionele explosieven. Aangezien er geen kaarten voorhanden zijn, is dit echter niet volledig uit te sluiten.

    2.3. Huidige situatie

    Ter plaatse van het perceel is een woning met garage aanwezig. De overige opstallen zijn reeds gesloopt. De onderzoekslocatie is ten westen voor een klein deel verhard met klinkers. Het overgrote deel van het perceel is onverhard. Ter plaatse van de onderzoekslocatie en de directe omgeving vinden voor zover bekend geen potentieel bodembedreigende activiteiten plaats. Uit informatie van het kadaster blijkt dat ten tijde van het uitvoeren van onderhavig onderzoek gemeente Breda eigenaar is van de onderzoekslocatie.

  • Kenmerk : JN50160169.R001-0 Projectnummer : VBE-50160169

    Datum: 10 maart 2016 Pagina: 7 / 22

    2.4. Belendende percelen

    Het bodemgebruik van de omliggende percelen is als volgt: - aan de noordzijde bevindt zich de openbare weg (Dorstseweg); - aan de oostzijde bevindt zich agrarische grond; - aan de zuidzijde bevindt zich agrarische grond; - aan de westzijde bevindt zich agrarische grond.

    2.5. Bodemonderzoeken/saneringen

    - eerdere bodemonderzoeken locatie In 2005 is door Witteveen + Bos een verkennend bodemonderzoek verricht op de locatie. De bovengrond bleek licht verontreinigd te zijn met kwik. De ondergrond bleek schoon te zijn. Het grondwater was sterk verontreinigd met nikkel en licht met chroom en zink. Nader onderzoek was niet nodig [kenmerk: BR486-1/pooj/004]. In juli 2008 is door Rasenberg Milieutechniek B.V. een asbestonderzoek uitgevoerd op het perceel aan de Dorstseweg 36 en 38 te Bavel. De resultaten van dit onderzoek gaven aan dat ter plaatse van sleuven S4, S5 en S10 asbest gewogen boven de norm werd aangetoond. In de overige sleuven zijn geen gehaltes boven de norm 100 mg/kgds gewogen aangetoond. Voor een volledig overzicht van de resultaten en conclusies wordt kortheidshalve verwezen naar de rapportage. [Rasenberg Milieutechniek B.V., kenmerk: MJ/ 880649]. - eerdere bodemonderzoeken omgeving Voor zover bekend is ter plaatse van de directe omgeving van de onderzoekslocatie niet eerder een bodemonderzoek verricht. - eerdere saneringen locatie In december 2008 heeft Wematech Bodem Adviseurs B.V. de saneringswerkzaamheden ter plaatse van een asbestverontreiniging op het perceel aan de Dorstseweg 36 te Bavel milieukundig begeleid. Geconcludeerd werd dat het doel van deze sanering, het verwijderen van de verontreiniging tot de terugsaneerwaarden, is bereikt [projectnummer: SAN-50080561 en kenmerk rapport: HH090014]. - eerdere saneringen omgeving Voor zover bekend is ter plaatse van de directe omgeving van de onderzoekslocatie niet eerder een bodemsanering uitgevoerd, welke in het kader van onderhavig onderzoek van belang is.

    2.6. Informatie regionale achtergrondconcentraties

    Er is bij de gemeente en de provincie informatie beschikbaar over mogelijk regionaal verhoogde achtergrondconcentraties in het grondwater op en nabij de locatie. Op basis van de bestudeerde onderzoeksgegevens blijkt dat regionaal verhoogde concentraties zware metalen in het grondwater worden gemeten zonder dat hiervoor een duidelijke bron van verontreiniging is aan te wijzen. De locatie is volgens de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart voor zowel de bovengrond als de ondergrond gelegen in de kwaliteitszone achtergrondwaarde met als bodemfunctieklasse achtergrondwaarde.

  • Kenmerk : JN50160169.R001-0 Projectnummer : VBE-50160169

    Datum: 10 maart 2016 Pagina: 8 / 22

    2.7. Geo(hydro)logie

    De ondergrond in Westelijk Noord-Brabant is opgebouwd uit afzettingen, die geo(hydro)logisch kunnen worden onderverdeeld in relatief goed en slecht waterdoorlatende lagen. In de ondergrond van Westelijk Noord-Brabant komen twee watervoerende pakketten voor, min of meer gescheiden door een slecht doorlatende laag. Het eerste watervoerende pakket (formatie van Tegelen en Kedichem) is ter plaatse van de onderzoekslocatie circa 95 meter dik. De scheidende laag betreft de afzetting van Kallo welke bestaat uit een circa 30 meter dikke kleilaag (Kallo Klei). Het diepste watervoerende pakket wordt gevormd door de Zanden van Kattendijk (pliocene schelpenlaag). De regionale stromingsrichting van het grondwater is, op basis van de grondwaterkaarten van de Dienst Grondwaterverkenning TNO, noord tot noordwestelijk. De locatie is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied. Hoewel, zover bekend, in de directe omgeving geen particuliere grondwateronttrekking plaats vindt, is gezien de landelijke omgeving een particuliere onttrekking van grondwater niet uit te sluiten. Gegevens hieromtrent zijn echter niet beschikbaar.

    2.8. Toekomstige situatie

    De opdrachtgever is voornemens de bestaande woning met garage te slopen en tot eigendomsoverdracht over te gaan.

    2.9. Conclusie vooronderzoek

    Op basis van de verkregen informatie is de hypothese gesteld dat ter plaatse van de onderzoekslocatie geen bodemverontreiniging is te verwachten. De onderzoekslocatie is aangemerkt al