RUILVERKAVELING RIJKEVORSEL - WORTEL · De ruilverkaveling Rijkevorsel-Wortel situeert zich in de...

136
RUILVERKAVELING RIJKEVORSEL - WORTEL Kennisgeving

Transcript of RUILVERKAVELING RIJKEVORSEL - WORTEL · De ruilverkaveling Rijkevorsel-Wortel situeert zich in de...

RUILVERKAVELING RIJKEVORSEL - WORTEL

Kennisgeving

COLOFON

Opdracht:

Ruilverkaveling Rijkevorsel - WortelKennisgeving

Opdrachtgever:

Vlaamse LandmaatschappijGulden Vlieslaan 721060 Brussel

Opdrachthouder:Antea Belgium nvRoderveldlaan 12600 Antwerpen

T : +32(0)3 221 55 00F : +32 (0)3 221 55 01www.anteagroup.beBTW: BE 414.321.939RPR Antwerpen 0414.321.939IBAN: BE81 4062 0904 6124BIC: KREDBEBB

Identificatienummer:

4211093000/scl/ivm

Datum: status / revisie:

18 april 2017 ontwerp4 mei 2017 defintief

Vrijgave:

Cedric Vervaet, Account Manager

Controle:

Cedric Vervaet, senior adviseur

Projectmedewerkers:

Inge Van der Mueren, MER-deskundigeSofie Claerbout, MER-deskundigeCedric Vervaet, MER-deskundigePaul Arts, MER-deskundige

Antea Belgium nv 2017Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van AnteaGroup mag geen enkel onderdeel of uittreksel uit deze tekstworden weergegeven of in een elektronische databank wordengevoegd, noch gefotokopieerd of op een andere maniervermenigvuldigd.

Team van deskundigen en projectmedewerkers:

MER-coördinator

Sofie Claerbout ([email protected])

Deskundigen:

Inge Van der Mueren: bodem en water

Sofie Claerbout: biodiversiteit

Cedric Vervaet: landschap, bouwkundig erfgoed enarcheologie

Paul Arts: mens

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 4 van 162

INHOUD

DEEL 1 KENNISGEVING.......................................................................................... 6

1 INLEIDING.................................................................................................................. 7

1.1 AANLEIDING VOOR HET RUILVERKAVELINGSPLAN EN HET PLAN-MER ............................................. 71.2 TOETSING AAN DE MER-PLICHT EN AAN DE MER-FILOSOFIE ........................................................ 71.3 PROCEDURE PLAN-MER ........................................................................................................ 91.4 DOELSTELLING VAN DE KENNISGEVING.................................................................................... 111.5 TOT STANDKOMING VAN HET RAPPORT................................................................................... 12

2 WAT IS EEN RUILVERKAVELINGSPLAN? ............................................................................ 13

2.1 DOEL ................................................................................................................................ 132.2 MAATREGELEN................................................................................................................... 132.3 PROCEDURE RUILVERKAVELING.............................................................................................. 13

3 STAND VAN ZAKEN VAN HET PLAN ................................................................................. 19

3.1 VOORGESCHIEDENIS ............................................................................................................ 193.2 VERDER BESLUITVORMINGSPROCES........................................................................................ 23

4 BESCHRIJVING VAN HET RUILVERKAVELINGSPLAN............................................................... 24

4.1 RUIMTELIJKE SITUERING ....................................................................................................... 244.2 INRICHTINGSCONCEPT.......................................................................................................... 244.3 AFBAKENING BLOKGRENS EN MAATREGELEN............................................................................ 274.4 ALTERNATIEVENONDERZOEK ................................................................................................. 40

5 JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN ........................................................ 50

6 ALGEMENE METHODOLOGISCHE ASPECTEN ...................................................................... 67

6.1 ALGEMENE OPBOUW EN UITGANGSPUNTEN VAN DE EFFECTENSTUDIE .......................................... 676.2 INGREEP- EFFECTENSCHEMA ................................................................................................. 706.3 INTERDISCIPLINAIRE GEGEVENSOVERDRACHT ........................................................................... 726.4 ONTWIKKELINGSSCENARIO’S................................................................................................. 74

7 BESCHRIJVING VAN DE BESTAANDE TOESTAND – AANZET – METHODOLOGIE ............................. 75

7.1 BODEM ............................................................................................................................. 757.2 WATER ............................................................................................................................. 847.3 BIODIVERSITEIT................................................................................................................... 937.4 LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE .......................................................... 1157.5 MENS ............................................................................................................................. 126

8 VERKLARENDE WOORDENLIJST.................................................................................... 133

DEEL 2 BIJLAGEN............................................................................................... 136

TABELLEN

Tabel 1-1: Overzicht MER-deskundigen 12

Tabel 6-1: Identificatie van sleutel-, optie- en niet-relevante disciplines voor het plan-MERruilverkaveling Rijkevorsel-Wortel 67

Tabel 6-2: Significantiekader kwetsbaarheid 68

Tabel 6-3: Ingreep effectenmatrix: globale inschatting van de milieueffecten 70

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 5 van 162

Tabel 6-4: interdisciplinaire gegevensoverdracht binnen het MER voor de ruilverkavelingRijkevorsel-Wortel 73

Tabel 7-1: Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline bodem 78

Tabel 7-2: geologische opbouw ter hoogte van het studiegebied (bron: MER 2003) 82

Tabel 7-3: Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline water 88

Tabel 7-4: hydrogeologische opbouw en karakteristieken van het Kempens Aquifersysteem (HCOV0200) (opm.: cijfers zijn indicatief) (VMM, afd. Operationeel Waterbeheer) 90

Tabel 7-5: Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline biodiversiteit 97

Tabel 7-6: BWK-types binnen het plangebied 112

Tabel 7-7: beoordelingscriteria voor de milieudiscipline ‘landschap, bouwkundig erfgoed enarcheologie’ 120

Tabel 7-8: Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline mens 129

FIGUREN

Figuur 2-1: Schematisch overzicht van de ruilverkavelingsprocedure 14

Figuur 4-1: afbakening van de deelgebieden binnen het plangebied 27

Figuur 4-2: Thematische evaluatie landbouw – indeling in deelgebieden 29

Figuur 4-3: doorgerekende scenario’s voor de invulling van de IHD’s van het SBZ-H BE2100020-7 infunctie van PAS Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Figuur 7-1: digitaal hoogtemodel ter hoogte van het plangebied 81

Figuur 7-2: landschapsecologische relevante deelgebieden (bron: Belgroma, 1997) 107

Figuur 7-3: aanduiding van de EHS op Nederlands grondgebied nabij het plangebied 114

Figuur 7-4: ligging van de 4 belangrijke zones volgens de archeologische studie van IAP 123

BIJLAGEN

Bijlage 1 Geactualiseerd ruilverkavelingsplan

Bijlage 2 Voorgestelde maatregelen

Bijlage 3 BPA’s en RUP’s

Bijlage 4 Figuren MER 2003

Bijlage 5 Oude ruilverkavelingsplan

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 6 van 162

DEEL 1 KENNISGEVING

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 7 van 162

1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het ruilverkavelingsplan en het plan-MER

De ruilverkaveling Rijkevorsel-Wortel situeert zich in de provincie Antwerpen op het grondgebied vande gemeenten Rijkevorsel, Hoogstraten en Merksplas. Ze beslaat een oppervlakte van ca. 2.495 ha.

De landbouw in het ruilverkavelingsgebied is een sterke, stabiele landbouw waarbij de melkveesectoren veredelingslandbouw de belangrijkste sectoren zijn. De grote grondbehoefte stelt zich als eenbelangrijk knelpunt. Goed leefbare bedrijven, intensieve veeteelt, een gunstige opvolgingssituatie eneen hoog percentage landbouwers die wensen uit te breiden, zorgen voor een grote vraag naarlandbouwgrond. Het aanbod daarentegen is gering. Tevens heeft de landbouw nood aanstructuurverbeterende maatregelen. Door herverkaveling en een verbetering van de ontsluiting envan de waterhuishouding zijn significante baten te realiseren.

Het ruilverkavelingsgebied is gekenmerkt door hoge, actuele natuurwaarden, maar dezenatuurwaarden gaan er zowel kwalitatief als kwantitatief op achteruit. De schaalvergroting enintensivering binnen de landbouwsector hebben tot gevolg dat de natuurwaarden, maar ook destructuurdragers van het landschap (de landschapsstructuur) aangetast worden. Natuur en landschapworden in het ruilverkavelingsgebied ontoereikend beschermd.

De ruilverkaveling kruist een aantal stappen in de structuurplanning van Vlaanderen. Door hetopstellen van het ruilverkavelingsplan in de geest van de reglementeringen en afbakeningen die opkomst zijn én in overleg met de verschillende maatschappelijke actoren, kan de ruilverkaveling voorzowel landbouw als natuur duidelijkheid scheppen met betrekking tot het toekomstige ruimtegebruik.

Om een oplossing te bieden aan de hierboven vermelde probleemstelling is een concept voor deinrichting van het ruilverkavelingsgebied opgesteld. Dit concept is uitgewerkt tot eenruilverkavelingsplan.

Voor deze ruilverkaveling wordt er een plan-milieueffectenrapport (MER)1 opgemaakt dat wordtgoedgekeurd door Departement Omgeving. Met deze kennisgeving wordt het startschot voor demilieueffectrapportage gegeven.

Frequent gebruikte terminologie in de kennisgeving:

Onder de term plangebied verstaat men het gebied dat in eerste instantie wordt beMERd, dus hetgebied binnen de blokgrens van de ruilverkaveling.

Het studiegebied wordt globaal gedefinieerd als het plangebied met daarbij het invloedsgebied vande effecten. De afbakening van het studiegebied is afhankelijk van het invloedsgebied van deafzonderlijke ingrepen en milieukarakteristieken. Dit kan per milieueffect verschillen.

1.2 Toetsing aan de MER-plicht en aan de MER-filosofie

De beoordeling van plannen en programma’s op hun gevolgen voor het milieu wordt geregeld doorhet decreet van 27 april 2007 en het besluit van de Vlaamse regering van 12 oktober 2007. De bepalingof een plan of programma, in dit geval een ruilverkaveling, onder de plan-MER-plicht valt, gebeurt indrie stappen:

• Stap 1: Valt het plan onder de definitie van een plan of programma zoals gedefinieerd in hetDecreet houdende Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM) ? >> hiervoor moetendrie voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn:

1 Een milieueffectenrapport (het MER) is een openbaar document, waarin van een voorgenomen activiteit en vanredelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatieven, de te verwachten gevolgen voor het milieu in hunonderlinge samenhang op een systematische en zo objectief mogelijke wijze beschreven worden.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 8 van 162

o Decretale of bestuursrechterlijke bepalingen moeten voorschrijven dat een plan ofprogramma wordt opgesteld en/of vastgesteld;

o Het moet gaan om een plan of programma dat door een instantie op regionaal,provinciaal of lokaal niveau is opgesteld;

o Het plan of programma moet via een instantie op regionaal, provinciaal of lokaalniveau worden vastgesteld.

Een ruilverkavelingsplan wordt opgemaakt en vastgesteld conform de ruilverkavelingswet2. Het wordtopgesteld door de Vlaamse Landmaatschappij. De minister bevoegd voor ruilverkaveling dient eenbeslissing te nemen over het nut van de ruilverkaveling. Een ruilverkaveling valt m.a.w. onder dedefinitie van een plan of programma.

• Stap 2: valt het plan onder het toepassingsgebied van het DABM ? >> dit is het geval indien:

o Het plan het kader vormt voor de toekenning van een vergunning(stedenbouwkundige, milieu-, natuur-, kap-,…) aan een project;

>> het ruilverkavelingsplan vormt in principe geen kader voor het verlenen vanvergunningen

o Het plan mogelijk betekenisvolle effecten heeft op speciale beschermingszoneswaardoor een passende beoordeling vereist is.

>> het ruilverkavelingsplan op zich dient niet onderworpen te worden aan eenpassende beoordeling, maar enkel het project (de vergunningsaanvraag) dievoortkomt uit het plan indien er sprake is van betekenisvolle negatieve effecten opeen speciale beschermingszone. Een ruilverkaveling moet per definitie voldoen aande IHD’s.

• Stap 3: valt het plan onder de plan-MER-plicht ? >> Hierbij wordt een onderscheid gemaakttussen:

o Plannen die “van rechtswege” plan-MER-plichtig zijn (geen voorafgaande“screening” vereist):

Plannen die het kader vormen voor projecten uit bijlage I, II of III van hetBVR van 10 december 2004 (project-MER-plicht) én niet het gebruikregelen van een klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziginginhouden én betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie,industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie,toerisme en ruimtelijke ordening;

Plannen waarvoor een passende beoordeling vereist is én niet het gebruikregelen van een klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziginginhouden;

o Plannen die niet onder de vorige categorie vallen en waarvoor geval per geval moetgeoordeeld worden of ze aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben >>“screeningplicht”

o Plannen voor noodsituaties (niet plan-MER-plichtig, maar hier niet relevant).

In de Europese plan-MER-richtlijn wordt gesteld dat alle plannen en programma’s van de daarinvermelde sectoren en die het kader vormen voor de toekenning van toekomstige vergunningen voorprojecten, vermeld in de bijlagen I en II van de project-MER-richtlijn (RL 85/337/EEG), vallen onder deplan-milieueffectrapportage. Het ruilverkavelingsplan vormt in principe geen kader voor het verlenenvan vergunningen. Het opmaken van een ruilverkavelingsplan is bijgevolg strikt genomen niet MER-

2 wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet, zoals aangevuld doorde wet van 11 augustus 1978 houdende bijzondere bepalingen eigen aan het Vlaamse Gewest

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 9 van 162

plichtig, maar de initiatiefnemer (VLM) opteert er voor om in een vroege fase van het project toch aleen grondig onderzoek naar de milieueffecten te voeren.

Overeenkomstig het Vlaamse project-MER-besluit zijn volgende rubrieken van toepassing:

bijlage III

10 e) aanleg van wegen

10 l) werken inzake kanalisering en ter beperking van overstromingen

Bijlage II

1 d) eerste bebossing voor zover de oppervlakte 10 ha of meer bedraagt

1 d) ontbossing met het oog op de omschakeling naar een ander bodemgebruik voor zover deoppervlakte 3ha of meer bedraagt en voor zover artikel 87 van het Bosdecreet niet vantoepassing is.

1.3 Procedure plan-MER

M.b.t. de te volgen procedure voor de opmaak van een MER is het decreet van 18/12/2002 (BS13/02/2003)3, gewijzigd door decreet van 27 april 2007 (BS 20/06/2007 4) van toepassing.

Specifiek voor wat betreft plan-MER is het plan-MER-besluit van 12/10/2007 (BS 7/11/20075) voor watbetreft het generiek spoor van toepassing.

De opmaak van een plan-MER kan opgedeeld worden in verschillende fasen. In deze paragraaf wordtde procedure voorgesteld.

In navolging van dit kennisgevingsdossier en het bijhorende ter inzage leggen, zullen volgende stappendoorlopen worden in het m.e.r.-proces:

• Terinzagelegging: de terinzagelegging van het kennisgevingsdossier dient aangekondigd teworden via een bericht in ten minste één krant of in het gemeentelijke infoblad van debetrokken gemeenten en door aanplakking op de aanplakplaatsen van de betrokkengemeenten;

• Bundeling (door de dienst Mer) van eventuele vragen en opmerkingen geformuleerd tijdenshet ter inzage leggen;

• Bespreking (in een overlegvergadering georganiseerd door de Dienst Mer) van hetkennisgevingsdossier en eventueel geformuleerde opmerkingen en adviezen met deadministraties, de erkende deskundigen en de initiatiefnemer;

• Opstellen van richtlijnen door de dienst Mer. Deze hebben betrekking op deinhoudsafbakening van het MER. De ontvangen inspraakreacties en adviezen worden hierinmeegenomen. De dienst Mer maakt een verslag op dat de richtlijnen voor het MER bevat;

• Deze richtlijnen zijn een openbaar document en elke burger kan ze bij de milieuambtenaarvan stad/gemeente opvragen. Deze richtlijnen zijn eveneens beschikbaar op de websitewww.lne.be/themas/milieueffectrapportage;

3 Decreet van 18/12/2002 (BS 13/02/2003) tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemenebepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage.

4 Decreet van 27/04/2007 (BS 20/06/2007) houdende wijziging van titel IV van het decreet van 5 april 1995houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en van artikel 36ter van het decreet van 21 oktober 1997betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.

5 Besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 betreffende de milieueffectrapportage over plannen enprogramma’s (BS 7 november 2007).

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 10 van 162

• Opmaken van het ontwerp-MER door de deskundigen, rekening houdend met deopmerkingen geformuleerd tijdens het ter inzage leggen en de eerste overlegvergadering enrekening houdend met de richtlijnen van de dienst Mer;

• Bespreking van het ontwerprapport met de betrokken administraties;

• Aanpassen van het ontwerprapport aan de opmerkingen;

• Het aangepaste ontwerp van plan-MER dient samen met het ontwerpplan of –programmaaan het college van burgmeester en schepenen van elke gemeente waarvoor het ontwerpvan plan of programma relevant is bezorgd te worden. Die gemeenten dienen dan eenopenbaar onderzoek te organiseren.

• De dienst Mer beslist uiterlijk binnen een termijn van vijftig dagen (termijn van orde) naontvangst van het plan-MER over de goed- of afkeuring ervan.

Aanvullend op de gangbare procedure volgens generiek spoor wordt het kennisgevingsdossier ookvoorgelegd aan de actoren die betrokken zijn bij de opmaak van de ruilverkaveling, zijnde de ledenvan de coördinatiecommissie en de overige actoren zoals opgesomd onderaan de bladzijde. Dezeactoren kunnen ook aanwezig zijn bij het richtlijnenoverleg van het plan-MER.

Het ontwerp van plan-MER zal dus samen met het ruilverkavelingsplan in openbaar onderzoek gaan.Hierbij dient opgemerkt te worden dat dit openbaar onderzoek minstens 60 dagen moet duren. I.f.v.de doorwerking in de besluitvorming zal het MER in de mate van het mogelijke bij de milderendemaatregelen aangeven wanneer en hoe deze zullen/kunnen doorwerken (bv. rechtstreeksedoorwerking in het ruilverkavelingsplan, in flankerend beleid, of in de omgevings-vergunningsaanvraag,…). Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming maar moet ook"doorwerken in de besluitvorming" nl. "bij de beslissing van de overheid over het voorgenomen planen de onderdelen en bij de uitwerking ervan wordt rekening gehouden met de goedgekeurderapporten én met de opmerkingen en commentaren die werden uitgebracht".

Planning

Rekening houdend met de termijnen van de verschillende procedures die dienen genomen te worden(m.e.r.-procedure en ruilverkavelingsprocedure) en rekening houdend met het feit dat een ontwerpMER samen met het ruilverkavelingsplan en de documenten art. 5 in openbaar onderzoek moet gaan,wordt door de initiatiefnemer volgende planning vooropgesteld:

- januari 2018: aangepast ontwerp plan-MER,

- februari - maart 2018: openbaar onderzoek,

- juni 2018: goedgekeurd plan-MER,

- 2019: beslissing over het nut van de ruilverkaveling en vastleggen van de blokgrens,

- 2020: start ruilverkavelingsproject na nuttig verklaring project en instellen vanruilverkavelingscomité en commissie van advies.

Volgende actoren zijn, naast de Vlaamse Landmaatschappij, betrokken bij het planningsproces van hetruilverkavelingsplan:

• Provincie Antwerpen, dienst Waterbeleid

• Departement Omgeving - Afdeling Gebiedsontwikkeling, omgevingsplanning en -projecten

• Provinciale Landbouwkamer

• Agentschap Natuur en Bos

• Agentschap Onroerend Erfgoed

• Departement Landbouw en Visserij

• FOD-financiën (kadaster)

• VMM – Afdeling Operationeel Waterbeheer

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 11 van 162

1.4 Doelstelling van de kennisgeving

Milieueffectrapportage (m.e.r.-proces) is een instrument om de doelstellingen en beginselen van hetmilieubeleid te helpen realiseren, nl. het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen.Milieueffectrapportage is een juridisch-administratieve procedure waarbij vóórdat een activiteit,ingreep of plan (projecten of beleidsvoornemens en plannen) plaatsvindt, de milieugevolgen ervan opeen wetenschappelijk verantwoorde wijze worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd. Deachterliggende grondgedachte suggereert dat het beter is om de voor het milieu schadelijkeactiviteiten (plannen en projecten) vanaf een vroeg stadium in de besluitvorming te ondervangen eneventueel bij te sturen.

Een MER is een informatief instrument en geen beslissingsinstrument. De beslissing die genomenwordt door de bevoegde overheid betreffende het al dan niet toelaten of vaststellen van een planonderworpen aan de plan-MER plicht, houdt ook rekening met andere sectoren (sociale, economischeen technische belangen) en met openbare inspraak.

Het voorliggende document behandelt het kennisgevingsdossier (kortweg KG) van het plan-MERRuilverkaveling Rijkevorsel-Wortel. Dit kennisgevingsdossier vormt de eerste procedurele stap in deopmaak van het milieueffectrapport.

De doelstellingen van deze kennisgeving zijn de volgende:

• Verschaffen van voldoende informatie omtrent het plan en de te bestuderen effecten zodatde burger en de administraties (tijdens de terinzagelegging) kunnen nagaan wat er zalbestudeerd worden en of de geplande MER-studie de te verwachten effecten voldoende zalbestuderen.

• Voldoende duidelijk aangeven wat de intenties van de MER-studie zijn (welke effecten zullenbestudeerd worden en op welke manier?), zodat het kennisgevingsdossier bij de beoordelingkan gebruikt worden als controlemiddel (zijn alle effecten wel degelijk bestudeerd enbeschreven zoals aangegeven in het kennisgevingsdossier en dit volgens de voorgesteldemethodologie?).

• Het doel van de terinzagelegging van het kennisgevingsdossier is ten eerste om de betrokkeninwoners van de gemeente op de hoogte te stellen van het voorgenomen plan en haarmogelijke gevolgen op de omgeving. Ten tweede is het de bedoeling om concrete, zinvollereacties te krijgen waarmee de dienst Mer rekening kan houden bij de opmaak van richtlijnen.

Termijn en locatie van de terinzagelegging

Dit kennisgevingsdossier wordt ca. 60 dagen (verlengd van 30 dagen tot 60 dagen daar degrensoverschrijdende procedure wordt opgestart) ter inzage gelegd bij de gemeenten Rijkevorsel,Hoogstraten en Merksplas. Het is ook beschikbaar op de website van de dienst Mer(http:///www.lne.be/themas/milieueffectrapportage) en de website van de VlaamseLandmaatschappij (www.vlm.be) gedurende 60 dagen.

De opmerkingen en aanvullingen kunnen schriftelijk (per brief of elektronisch en gespecificeerd in depublicatie op de webstek van het Departement Omgeving) ingediend worden bij de gemeente of bijhet Departement Omgeving6.

Er kan hierbij gebruik worden gemaakt van een formulier dat downloadbaar is vanafwww.lne.be/themas/milieueffectrapportage. De opmerkingen moeten ingediend worden binnen de60 dagen na publicatie.

6 Vlaamse Overheid, departement Omgeving, Dienst Milieueffectrapportagebeheer, Koning Albert IIlaan 20 bus 8; 1000 Brussel; [email protected]

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 12 van 162

1.5 Tot standkoming van het rapport

In het plan-MER komen volgende MER-disciplines aan bod:

• bodem

• water

• biodiversiteit

• landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

• mens

Alle disciplines worden behandeld door een erkend deskundige.

Aan het rapport werken volgende deskundigen mee:

Interne deskundigen

De interne deskundigen zijn verantwoordelijk voor of betrokken bij de opmaak van het in het MERbesproken ruilverkavelingsplan en bij de nodige administratieve procedures. Specifiek bij dezekennisgeving stonden zij in voor de aanlevering van de basisgegevens en het nalezen van hetdocument. De interne deskundigen zijn Bert Vueghs, Daniël Sanders, Filip Debrabandere, Stefan VanRiet, Judith Deusings, Karl Cordemans en Jeroen Reyniers. De contactpersoon vanuit de initiatiefnemeris dhr. Bert Vueghs ([email protected]).

Externe deskundigen

De externe deskundigen stonden in voor de opmaak van de kennisgeving. Hiervoor werd voor eenbelangrijk deel gesteund op gegevens aangeleverd door de interne deskundigen. De coördinatie en debeschrijving van de nota gebeurde door Sofie Claerbout ([email protected]). Debeschrijving van de verschillende disciplines gebeurde mede door de erkende deskundigen. Deerkende deskundigen die optreden voor dit MER zijn:

Tabel 1-1: Overzicht MER-deskundigen

Deskundige Discipline Erkenningsnummer Erkend tot

Inge Van derMueren

Bodem en water MB/MER/EDA/692-V1

MB/MER/EDA/692-B

Onbepaaldeduur

CedricVervaet

Landschap,bouwkundig erfgoeden archeologie

MB/MER/EDA/649B-V1 Onbepaaldeduur

SofieClaerbout

Biodiversiteit MB/MER/EDA-804 Onbepaaldeduur

Paul Arts Mens MB/MER/EDA/664-V1 onbepaaldeduur

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 13 van 162

2 Wat is een ruilverkavelingsplan?

2.1 Doel

Ruilverkaveling herschikt landbouwpercelen binnen een vooraf afgebakend gebied. Hiermee wordtgestreefd naar aaneengesloten, regelmatige en gemakkelijk toegankelijke kavels die zo dicht mogelijkbij het landbouwbedrijf liggen.

Oorspronkelijk was het doel van de ruilverkaveling zuiver landbouweconomisch. De gebieden werdenzo ingericht dat de landbouwers er efficiënter konden werken.

Intussen evolueerde het instrument en wordt het ingezet om het gebied in al zijn facetten integraalen duurzaam te laten ontwikkelen. Nieuwe aspecten treden mee op de voorgrond zoals bijvoorbeeldde zorg voor landschap, natuur, bos, erfgoedwaarde, recreatief medegebruik, ... .

Ruilverkaveling past zich hierbij in het ruimtelijke ordenings-, het milieu- en natuurbeleid en hetplattelandsbeleid. Er wordt gezocht naar mogelijkheden om bij te dragen aan natuur- enlandschapszorg, zorg voor cultuurhistorisch en archeologisch erfgoed, recreatief medegebruik,... inevenwicht met de landbouwkundige verbeteringen.

Ruilverkavelingsplannen worden uitgevoerd in gebieden met een hoofdzakelijk landbouwkundigebestemming. Ze liggen verspreid over gans Vlaanderen, met concentratie in de voornaamstelandbouwstreken.

2.2 Maatregelen

Middelen als herverkaveling, aanleg van wegen, kavelwerken, aanpassing van de waterhuishouding,... worden nu niet meer alleen ingezet met het oog op de verhoging van de landbouweconomischeefficiëntie maar ook in functie van een geïntegreerde inrichting. Het pakket werd tevens uitgebreidmet middelen als natuur- en landschapsontwikkeling, erfbeplanting, dorpskernhernieuwing, aanlegvan retentiebekkens, al of niet gecombineerd met rietzuivering, archeologische bescherming, ...

2.3 Procedure ruilverkaveling

Een ruilverkavelingsproject is een project van lange duur: de volledige procedure kan ruim meer dan10 jaar in beslag nemen.

Een ruilverkavelingsproject gebeurt in twee grote fases:

1. In het onderzoek naar het nut van de ruilverkaveling wordt het nut van de ruilverkavelingonderzocht. Er wordt een geïntegreerd ruilverkavelingsplan opgemaakt en hetruilverkavelingsblok wordt afgebakend. Op basis hiervan beslist de minister of de tweede fasekan starten.

2. Tijdens de fase van uitvoering van de ruilverkaveling wordt het ruilverkavelingsplan in depraktijk omgezet. Het ondertekenen van de aanvullende ruilverkavelingsakte (kostenomslag)betekent het einde van deze fase.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 14 van 162

Figuur 2-1: Schematisch overzicht van de ruilverkavelingsprocedure

2.3.1 Onderzoek naar het nut

1. Instelling onderzoek naar het nut

De minister bevoegd voor ruilverkaveling stelt het onderzoek naar het nut in. De minister kan dit uiteigen initiatief doen of na aanvraag door ten minste twintig belanghebbende eigenaars ofgrondgebruikers.

Het onderzoek naar het nut van het ruilverkavelingsplan Rijkevorsel-Wortel is ingesteld bij ministeriëlebesluiten van 3 januari 1969, 1 februari 1988, en 1 april 1996 voor (delen van) het grondgebied van degemeenten Rijkevorsel en Merksplas en van de stad Hoogstraten.

Dit onderzoek behelst het voorstellen van een ruilverkavelingsblok en het opstellen van een ontwerpruilverkavelingsplan.

2. Instelling van de coördinatiecommissie

Voor elke ruilverkaveling afzonderlijk richt de minister een coördinatiecommissie op. In ditoverlegorgaan zitten vertegenwoordigers van de verschillende betrokken sectoren:

• Landbouw

• Landschapszorg (monumenten, landschappen en archeologie)

• Financiën

• Ruimtelijke ordening

• Natuurbehoud

• Provinciale overheid

In 2000 werd een protocol opgesteld waarbij de Afdeling Water (nu VMM) en de Afdeling Bos en Groen(nu Agentschap Natuur en Bos) ook de vergaderingen van de coördinatiecommissie bijwonen. Ze zijngeen effectief lid, maar kunnen wel een apart advies formuleren.

De coördinatiecommissie heeft twee taken:

• Het begeleiden van de Vlaamse Landmaatschappij bij haar onderzoek en bij het opstellen vanhet ruilverkavelingsplan;

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 15 van 162

• Het voorstellen van de uiteindelijke grens van het ruilverkavelingsproject (de blokgrens) enhet adviseren van de minister.

Bij Ministerieel Besluit van 1 april 1996 werd de opdracht van de coördinatiecommissie Merksplasuitgebreid, hierna de coördinatiecommissie Rijkevorsel-Wortel genoemd.

Op 16 december 1996 sloten de Vlaamse regering en de Vlaamse Landmaatschappij eenovereenkomst af tot het opstellen van het ruilverkavelingsplan Rijkevorsel-Wortel en tot hetafbakenen van de blokgrens .

3. Terreininventarisatie

De deskundigen van de Vlaamse Landmaatschappij inventariseren via thematische studies deuitgangssituatie van het gebied.

De Vlaamse landmaatschappij kan eventueel een beroep doen op derden om de inventarisatie uit tevoeren. Alle relevante thema's komen aan bod:

• Juridisch en beleidskader

• Landbouw

• Ecologie

• Landschap

• Cultuurhistorie

• Archeologie

• Cultuurtechnische aspecten (waterhuishouding, ontsluiting en verkeersveiligheid)

• Recreatie

Deze inventaris wordt besproken met de coördinatiecommissie.

De thematische inventarisatie, evaluatie en interpretatie werden opgesteld door of in opdracht vande Vlaamse Landmaatschappij in 1997. In deze fase werden per thema de kenmerken beschreven, deknelpunten gedetecteerd en werd een visie geformuleerd.

Volgende thematische studies/rapporten werden behandeld:

• Thematische inventarisatie, evaluatie en interpretatie (nv Belgroma, 1997)

• Archeologische inventaris Rijkevorsel – Hoogstraten (IAP, 1997)

• Landbouwstudie Rijkevorsel – Wortel (VLM, 1997)

4. Geïntegreerd ruilverkavelingsplan

Op basis van de thematische studies wordt door de Vlaamse Landmaatschappij, door middel van eenproces van evaluerend ontwerpen, een ruilverkavelingsplan opgesteld. Hierbij worden sectorale visiesgeïntegreerd en wordt gezocht naar een win-situatie voor de betrokken sectoren. Het nastreven vaneen zo breed mogelijk maatschappelijk draagvlak voor het ruilverkavelingsplan is noodzakelijk.Daarom wordt tijdens de planopbouw teruggekoppeld met lokale besturen, landbouwers,natuurverenigingen, belangengroepen, … . De coördinatiecommissie adviseert de minister over hetgeïntegreerd ruilverkavelingsplan.

Het ruilverkavelingsplan bevat een beschrijving van de maatregelen die de ruilverkaveling wilrealiseren.

In de periode 1998 tot 2000 ontwikkelde de Vlaamse Landmaatschappij via integrale planvorming hetruilverkavelingsplan.

5. Voorstel blokgrens en opmaak kavelplan

Het gebied dat in aanmerking komt voor ruilverkaveling wordt afgebakend op basis van dethematische studies en op basis van het geïntegreerd ruilverkavelingsplan. Deze afbakening noemenwe de blokgrens.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 16 van 162

Tevens wordt er een kavelplan opgemaakt. Dit is een plan met de kadastrale percelen gelegen binnende blokgrens.

In de periode 1998 en 2000 bakende de Vlaamse Landmaatschappij de blokgrens af.

6. Voorlopige goedkeuring van het ruilverkavelingsplan

De minister kan op basis van het advies van de coördinatiecommissie en de bijhorende plannen enrapporten het ruilverkavelingsplan en de blokgrens goedkeuren. Deze goedkeuring is echter voorlopig.Op basis van de milieueffectrapportering (MER) en de resultaten van het openbaar onderzoek kan hetruilverkavelingsplan en de blokgrens bijgestuurd of verworpen worden.

Tijdens de zitting van 19 december 2000 heeft de coördinatiecommissie Rijkevorsel-Wortel haaradvies over het ruilverkavelingsplan en de blokgrens geformuleerd en heeft de coördinatiecommissieRijkevorsel-Wortel besloten het ruilverkavelingsplan en de blokgrens voor voorlopige goedkeuring aande bevoegde minister voor te leggen.

Bij schrijven van 23 mei 2001 gaf de bevoegde minister haar voorlopige goedkeuring aan hetruilverkavelingsplan en de blokgrens en formuleerde de minister de opdracht tot het opstellen van hetmilieueffectrapport.

7. Milieueffectrapportering (MER)

De opstelling van het milieueffectrapport (MER) gebeurt op basis van het voorlopig goedgekeurderuilverkavelingsplan.

Dit document is een objectieve en systematische inschatting van de effecten die de voorgesteldeingrepen op het milieu kunnen hebben (water, bodem, fauna, flora, …). Indien nodig wordenremediërende maatregelen geformuleerd.

Op 19 mei 2003 werd voor het ruilverkavelingsplan door de toenmalige Cel Milieueffectrapportagehet conformiteitsattest voor het milieueffectrapport afgeleverd.

Wegens verschuiving in beleidsprioriteiten werd er vervolgens niet overgegaan tot het openbaaronderzoek en de nuttigverklaring van de ruilverkaveling Rijkevorsel-Wortel. Het proces van deruilverkaveling Rijkevorsel-Wortel kwam gedurende 10 jaar stil te liggen.

Tijdens de vergadering van 29 november 2013 stelt de coördinatiecommissie dat hetruilverkavelingsplan en de blokgrens moet geactualiseerd worden ten gevolge het gewijzigde juridisch-en beleidskader, het gewijzigde grondgebruik en bedrijfssituaties en de remediërende maatregelenvan het milieueffectrapport. De Vlaamse Landmaatschappij gaf hier gevolg aan en actualiseerde hetruilverkavelingsplan.

Tevens werden er bijkomende studies uitgevoerd, met name:

• Actualisatie landbouwstudie Rijkevorsel – Wortel (VLM, 2013);

• Ruilverkaveling Rijkevorsel – Wortel: uitvoeren van een hydraulische en ecohydrologischestudie (IMDC – Technum, 2016), zie bijlage 7.

Tijdens de zitting van 9 mei 2014 formuleerde de coördinatiecommissie een advies aan de ministermet betrekking tot het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan en de aangepaste blokgrens.

Gelet op de ouderdom van het conform verklaarde MER (2003) en de doorgevoerde wijzigingen bij deactualisatie van het ruilverkavelingsplan, stelt de Dienst MER dat het bestaande MER niet zonder meerkan gebruikt worden als MER voor het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan, zoals dit wordtgevraagd bij de nuttigverklaring. Het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan dient dan ook opnieuwaan de MER-procedure onderworpen te worden. Aangezien de aanpassingen die voorliggen in het“geactualiseerde” ruilverkavelingsplan hun oorsprong vinden in veranderende terreinrealiteit, een

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 17 van 162

geëvolueerde (in casu verstrengd) juridisch en beleidsmatig kader of invulling geven aan deremediërende maatregelen uit het oorspronkelijke MER, kunnen we vermoeden dat een nieuw MERgeen bijkomende, (negatieve,) significante milieueffecten aan het licht zal brengen. Om dit na te gaanwerd in 2015 een plan-MER-screening uitgevoerd conform Titel IV, Hoofdstuk II, afdeling 2 van hetdecreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen milieubeleid (DABM), “Onderzoek totmilieueffectrapportage”. Tijdens deze screeningsprocedure rezen echter vragen over het juridischsluitend zijn van deze procedure. (Dit enerzijds omwille van het statuut van het oorspronkelijke MERdat nog de oude MER-procedure volgde en anderzijds omwille van het ruilverkavelingsplan dat enkelvoorlopig was goedgekeurd en dus nog niet “vaststaat”). In overleg met de Dienst-MER werd daaromvooralsnog besloten geen ontheffing te verlenen, maar een nieuwe plan-MER procedure te doorlopen.

8. Openbaar onderzoek

Eigenaars, gebruikers en andere belanghebbenden kunnen zich uitspreken over het voorgestelderuilverkavelingsplan en het ontwerp plan-MER. Op het gemeentehuis van de betrokken gemeente kande bevolking de volgende documenten inkijken (dossier artikel 5):

• Het kavelplan vergezeld van lijsten met de oppervlakte van de kavels, de identiteit en hetadres van alle eigenaars, vruchtgebruikers en gebruikers die één of meerdere kavels in hetgebied bezitten / gebruiken.

• Het ruilverkavelingsplan en de beschrijving;

• Een raming van de kosten der uit te voeren werken en een aanwijzing van het gedeelte vande ten laste van de eigenaars en vruchtgebruikers komende uitvoeringkosten;

• Het ontwerpmilieueffectrapport

Bezwaren kunnen zowel mondeling als schriftelijk aan het gemeentebestuur overgemaakt worden.

9. Beslissing over het nut van de ruilverkaveling en vastlegging van de blokgrens

De minister bestudeert vervolgens het volledige dossier, inclusief de bezwaren van het openbaaronderzoek. Eventueel kan de minister op grond van het MER of van de bezwaren die voortvloeien uithet openbaar onderzoek een aanvullend onderzoek vragen (art. 8). Uiteindelijk zal de ministerbesluiten of de voorgestelde ruilverkaveling nuttig is of niet. De blokgrens wordt meteen bij denuttigverklaring vastgelegd.

Met de nuttigverklaring is de eerste fase van het ruilverkavelingsproject beëindigd en kan deuitvoering van de ruilverkaveling van start gaan.

2.3.2 Uitvoering van de ruilverkaveling

Volgende stappen worden genomen bij het opmaken en uitvoeren van een ruilverkavelingsplan:

1. Instelling ruilverkavelingscomité

2. Instelling commissie van advies

3. Bepaling van de inbreng

4. Openbaar onderzoek inbreng

5. Aanpassen openbaar domein van wegen en waterlopen

6. Uitvoering van de werken

7. Herverkaveling

8. Openbaar onderzoek herverkaveling

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 18 van 162

9. Ruilverkavelingsakte

10. Kostenverdeling

11. Openbaar onderzoek kostenomslag

12. Aanvullende ruilverkavelingsakte

13. Ontbinding van het ruilverkavelingscomité

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 19 van 162

3 Stand van zaken van het plan

3.1 Voorgeschiedenis

3.1.1 Het oorspronkelijke ruilverkavelingsplan.

Het onderzoek naar het nut van de ruilverkavelingsplan Rijkevorsel-Wortel is ingesteld bij ministeriëlebesluiten van 3 januari 1969, 1 februari 1988 en 1 april 1996 voor (delen van) het grondgebied van degemeenten Rijkevorsel en Merksplas en van de stad Hoogstraten.

Bij ministerieel besluit van 1 april 1996 werd de opdracht van de coördinatiecommissie Merksplasuitgebreid, hierna de coördinatiecommissie Rijkevorsel-Wortel genoemd.

Op 16 december 1996 sloten de Vlaamse regering en de Vlaamse Landmaatschappij eenovereenkomst af voor het opstellen van het ruilverkavelingsplan Rijkevorsel-Wortel en tot hetafbakenen van de blokgrens.

In de periode 1998 tot 2000 ontwikkelde de Vlaamse Landmaatschappij via integrale planvorming hetruilverkavelingsplan en bakende de Vlaamse Landmaatschappij de blokgrens af.

Tijdens de zitting van 19 december 2000 formuleerde de coördinatiecommissie Rijkevorsel-Wortelhaar advies over het ruilverkavelingsplan en de blokgrens en besloot de coördinatiecommissie hetruilverkavelingsplan en de blokgrens voor voorlopige goedkeuring aan de bevoegde minister voor teleggen.

Bij schrijven van 23 mei 2001 gaf de bevoegde minister haar voorlopige goedkeuring aan hetruilverkavelingsplan en de blokgrens en formuleerde de minister de opdracht tot het opstellen van hetmilieueffectrapport.

Op 19 mei 2003 werd voor het ontwerp-ruilverkavelingsplan door de toenmalige CelMilieueffectrapportage het conformiteitsattest voor met milieueffectrapport afgeleverd.

3.1.2 Resultaten MER 2003

Zoals gesteld werd voor het ruilverkavelingsplan een MER opgesteld en conform verklaard in 2003.Onderstaand worden de belangrijkste conclusies uit dit MER samengevat.

3.1.2.1 Milderende maatregelen en aandachtspunten

Het milieueffectrapport formuleert algemene en locatiegebonden milderende maatregelen enaandachtspunten voor milieueffecten op:

- bodem en grondwater;

- oppervlaktewater;

- fauna en flora (momenteel gewijzigd in biodiversiteit);

- monumenten, landschappen en materiële goederen;

- mens.

Aandachtspunten zijn sturend voor ingrepen die nog een concrete invulling moeten krijgen(bijvoorbeeld: de nieuwe kavelstructuur, de concrete ontwerpen van inrichtingswerken). Milderendemaatregelen gelden voor reeds concreet gedefinieerde ingrepen met een negatieve impact op hetmilieu.

Hieronder wordt een overzicht gegeven van de milderende maatregelen en aandachtspunten voormilieueffecten op fauna en flora, landschappen, bodem, grondwater en oppervlaktewater.

Voor de discipline “Fauna en flora” geeft het milieueffectrapport conclusies met betrekking tot:

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 20 van 162

- de zorgplichtrapportering in het kader van het decreet op het natuurbehoud;

- het habitatrichtlijngebied BE2100020 - deelgebied 7.

Voor de discipline “Landschap” geeft het milieueffectrapport conclusies met betrekking tot:

- de landschapsatlas.

Deze conclusies zijn tevens in deze tekst opgenomen.

Fauna en flora (ondertussen gewijzigd in biodiversiteit):

Het milieueffectrapport stelt milderende maatregelen en aandachtspunten voor in functie vanbiotoopverlies, vernatting, versnippering en rustverstoring.

Kaart 1 in bijlage 4 geeft de belangrijkste locatiegebonden aandachtpunten en milderendemaatregelen weer. Deze zijn:

- zoveel mogelijk behouden van waardevolle bomen en grachten;

- dreven behouden ter hoogte van bosuitbreiding in Wortel-kolonie;

- vegetatieverlies beperken bij aanleg van het laarzenpad, valleiranden volgen, rustverstoringvermijden;

- openheid ten behoeve van weidevogels behouden, geen bomenrijen aanplanten;

- evaluatie weidevogelgebied bij ontwerp der werken en herverkaveling en behoud vanpotenties voor weidevogels;

- effectief een aankoopbeleid voeren in zones “Niet ruilen, Niet werken”;

- ontsnipperingsmaatregelen nemen bij werken aan de steenweg.

Naast deze locatiegebonden milderende maatregelen en aandachtspunten worden er milderendemaatregelen en aandachtspunten geformuleerd die betrekking hebben op het ganseruilverkavelingsgebied. Deze gebiedsdekkende voorstellen zijn herverkavelings- (o.a. zo veel mogelijkbehouden van waardevolle elementen indien mogelijk voor de herverkaveling) ofuitvoeringsafhankelijk (o.a. tijdstip en wijze van uitvoeren, beperken biotoopverlies en rustverstoring,gebruik autochtoon plantmateriaal, strikte planbewaking).

Er wordt voorgesteld om, naast een “grondwatermodellering”, ook een “ecohydrologisch”modellering uit te voeren zodat de inrichtingsmaatregelen in de natuurzones goed onderbouwdkunnen worden. Tot slot, een aangepast beheerplan voor het toekomstig Vlaams natuurreservaatdient opgesteld te worden in samenspraak met de verschillende betrokken instanties.

In het licht van de verder in de tekst voorgestelde planaanpassingen bij de actualisatie van hetruilverkavelingsplan is figuur 8-10 uit het MER (zie Kaart 2 in bijlage 4) tevens van belang.

Het milieueffectrapport doet een afweging met betrekking tot :

- de zorgplichtrapportering in het kader van het decreet op het natuurbehoud;

- het habitatrichtlijngebied BE2100020 – deelgebied 7.

Met betrekking tot de zorgplichtrapportering flora besluit het milieueffectrapport het volgende:

De oppervlaktebalans voor waardevolle ecotopen is negatief, maar als rekening gehouden wordt metde natuurwaarden voor ecotopen, dan is de balans van de totale natuurwaarden positief en wordt aande stand-still en de zorgplicht voldaan.

In het milieueffectrapport wordt gesteld dat deze evaluatie een worst-case evaluatie is. Met name:

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 21 van 162

- er wordt vanuit gegaan dat alle waardevolle ecotopen op percelen die niet opgenomen zijnin “maatregelen voor niet-agrarische functies”, ten gevolge van de herverkaveling en deinrichtingswerken verdwijnen;

- er wordt geen rekening gehouden met het gegeven dat ten gevolge van de autonomeevolutie half-natuurlijke graslanden omgezet worden naar soortenarme graslanden enakkers.

Met betrekking tot het habitatrichtlijngebied BE2100020 – deelgebied 7 besluit hetmilieueffectrapport het volgende:

Volgens de plansituatie zal er:

- in de vallei van de Mark geen verlies zijn van actueel waardevolle percelen, maar gaan er inde vallei van de Mark wel potenties verloren bij de inrichting van de zone met eenlandbouwfunctie in habitatrichtlijngebied;

- worden natuurwaarden in nu waardevollere delen van de vallei van de Kleine Mark en vande depressie van de Bolkse beek, maar gelegen buiten habitatrichtlijngebied, veiliggesteld.

Om de haalbaarheid van het ruilverkavelingsplan te behouden stelt het milieueffectrapport voor omde gronden met in de plansituatie een landbouwfunctie en gelegen in het afgebakendehabitatrichtlijngebied elders, als habitatrichtlijngebied, te compenseren.

Landschap:

Het milieueffectrapport stelt milderende maatregelen en aandachtspunten voor in functie vanerfgoedwaarde, landschapsstructuur en landschapsecologische relaties en visueel ruimtelijkekenmerken en belevingswaarden.

In het algemeen wordt gesteld dat:

- het voorkomingsprincipe moet toegepast worden bij het opstellen van de herverkaveling envan het ontwerp van de inrichtingswerken, om zoveel mogelijk groenelementen, taluds ea. …te ontzien;

- bij aanplantingen moet gewerkt worden met streekeigen plantmateriaal.

Kaart 3 in bijlage 4 geeft de belangrijke locatiegebonden milderende maatregelen en aandachtspuntenweer. Deze zijn:

- minimale werken ter hoogte van archeologische sites;

- kavelinrichtingswerken beperken in zones met zeer hoge archeologische potenties;

- ter hoogte van de archeologische aandachtzones en zones met ongekende archeologischekwaliteit en bij uitbreiding het volledige projectgebied, in functie van de aard envoorafgaandelijk aan de werken, overleggen met de voor archeologie bevoegd instanties endiagnostische terreinevaluatie uitvoeren;

- beschadiging van archeologische potenties vermijden;

- behouden van taluds met cultuurhistorische waarde;

- aanleggen van het laarzenpad op oude kerkwegen aan de valleirand.

Het milieueffectrapport toets het ruilverkavelingsplan aan de landschapsatlas. Hiervoor wordt gestelddat landschapsbehoud en –ontwikkeling volgens het ruilverkavelingsplan Rijkevorsel-Wortel geënt isop de ankerplaatsen en relictzones. De toename van lijnvormige groenelementen ten gevolge van deruilverkaveling is immers groter in de ankerplaatsen dan in respectievelijk de relictzones en hetrestgebied. De afname van puntvormige groenelementen ten gevolge van de ruilverkaveling is immerskleiner in de ankerplaatsen dan in respectievelijk de relictzones en het restgebied.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 22 van 162

Bodem en grondwater:

Het milieueffectrapport stelt milderende maatregelen en aandachtspunten voor in functie vanbodemprofiel, bodemstructuur, bodemvochtregime, grondwaterkwaliteit en grondwaterkwantiteit.

In het algemeen wordt gesteld dat:

- onnodige profielverstoring en bodemverdichting moet vermeden worden;

- dat overtollige grond moet gebruikt worden in gebieden met een gelijkaardig textuurtype.

Kaart 4 in bijlage 4 geeft de belangrijke locatiegebonden milderende maatregelen en aandachtspuntenweer. Deze zijn:

- tot een minimum beperken van uitgravingen, vergravingen en egalisaties inplaggenbodemgebieden;

- tot een minimum beperken van uitgravingen, vergravingen in beekvalleien en depressies(tenzij in functie van natuurinrichting), hier verdichting vermijden door te werken metaangepaste en lichte voertuigen/machines;

- profielverstoring tot een minimum beperken bij de aanleg van nieuwe wegen, het verleggenvan waterlopen/afwateringen;

- ondoorlatend maken van de “open” bufferbekkens, beplantingen voorzien;

- egalisaties beperken en maximale infiltratie/berging in de nog te ontwerpen grachtenstelselin ruilverkavelingsgebied nastreven (in actuele en natuurlijke infiltratiegebieden).

De aandachtspunten krijgen een invulling bij het opstellen van de herverkaveling en van het ontwerpvan de inrichtingswerken. Om een betere aansturing van de herverkaveling en van het ontwerp vande inrichtingswerken mogelijk te maken wordt voorgesteld om een ”grondwatermodellering” uit tevoeren.

Oppervlaktewater:

Het milieueffectrapport stelt milderende maatregelen en aandachtspunten voor in functie vanoppervlaktewaterkwaliteit, oppervlaktewaterkwantiteit en structuurwaarden van waterlopen ensloten.

In het algemeen wordt gesteld dat:

- waar mogelijk, waterlopen steeds natuurtechnisch afwerken;

- de oppervlaktewaterkwaliteit moet opgevolgd worden.

Kaart 5 in bijlage 4 geeft de belangrijke locatiegebonden milderende maatregelen en aandachtspuntenweer. Deze zijn:

- grachten voorzien bij de aanleg en de verbetering van asfaltwegen (lees: verharde wegen);

- natuurtechnische inrichting van de omleidingsgrachten;

- stuwen en andere retentiemaatregelen voorzien op de hoofdafwateringsgrachten in deactuele en natuurlijke infiltratiegrachten.

De aandachtspunten krijgen een invulling bij het opstellen van de herverkaveling en van het ontwerpvan de inrichtingswerken. Om een beter aansturing van de herverkaveling en van het ontwerp van deinrichtingswerken mogelijk te maken wordt voorgesteld om een “oppervlaktewatermodellering” uitte voeren.

Mens:

In het MER werden volgende aandachtspunten opgenomen:

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 23 van 162

- hinder van diverse aard beperken tijdens de werken;- werken zo veel mogelijk buiten het groeiseizoen van de landbouwgewassen uitvoeren.

3.1.2.2 Besluit van het “college van deskundigen”

“Het project is verdedigbaar op het vlak van natuur en milieu, op voorwaarde dat hetruilverkavelingsplan zoals het momenteel voorligt ook effectief uitgevoerd wordt en dat met de, in hetmilieueffectrapport voorgestelde, aandachtspunten en milderende maatregelen kan rekeninggehouden worden.”

3.1.2.3 Conformiteitsattest

Op 19 mei 2003 werd voor het ruilverkavelingsplan Rijkevorsel-Wortel door de CelMilieueffectrapportage het conformiteitsattest afgeleverd.

“Het MER werd conform verklaard onder voorwaarde dat, voor de verdere besluitvorming, deresultaten van een grond- en oppervlaktewatermodel naar waterbeheersing gekend en beoordeeldzijn.“

3.1.3 Het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan.

Wegens verschuiving in beleidsprioriteiten werd er vervolgens niet over gegaan tot het openbaaronderzoek en de nuttig verklaring. Het proces van de ruilverkaveling Rijkevorsel-Wortel kwamgedurende 10 jaar stil te liggen.

Tijdens de vergadering van 29 november 2013 stelt de coördinatiecommissie dat hetruilverkavelingsplan en de blokgrens moet geactualiseerd worden ten gevolge het gewijzigde juridisch-en beleidskader, het gewijzigde grondgebruik en bedrijfssituaties en de remediërende maatregelenvan het milieueffectrapport.

De Vlaamse Landmaatschappij gaf hier gevolg aan en actualiseerde het ruilverkavelingsplan.

Tijdens de zitting van 9 mei 2014 formuleerde de coördinatiecommissie haar advies aan de ministermet betrekking tot het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan en de aangepaste blokgrens. Decoördinatiecommissie vraagt in het advies aan de bevoegde minister:

• de voorlopige goedkeuring van het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan en de aangepasteblokgrens;de toelating tot het organiseren van het openbaar onderzoek, voorzien in artikel 5, 6 en 7 vande wet op de ruilverkaveling, onder voorbehoud dat de Dienst Milieueffectrapportage eengunstige beslissing neemt met betrekking tot de MER-screening.

3.2 Verder besluitvormingsproces

Zoals eerder gezegd wordt het MER van 2003, gezien de ouderdom en de doorgevoerde wijzigingenbij de actualisatie van het ruilverkavelingsplan, niet meer actueel bevonden en wordt ook de MER-screening niet aanvaard door de Dienst Mer. Daarom werd beslist de plan-MER-procedure over tedoen op basis van het geactualiseerde ruilverkavelingsplan. De eerste stap bij de opmaak van het plan-MER is de opmaak van deze kennisgeving.

Bovendien moet volgens de richtlijn betreffende de implementatie van de methodiek voor hetoptimaliseren en meetbaar maken de ecologische inbreng in de ruilverkaveling (14 maart 2000)gerapporteerd worden over de zorgplicht en een monitoringsprogramma worden opgemaakt. Derapportering over de zorgplicht wordt getoetst in het MER.

Hierna kan het openbaar onderzoek (art. 5 van de ruilverkavelingswet) van start gaan (30 dagen in hetgemeentehuis) eventueel gevolgd door een aanvullend onderzoek (art. 8 ruilverkavelingswet).Gedurende het openbaar onderzoek liggen zowel het ruilverkavelingsplan als het kavelplan en hetontwerp-planMER ter inzage. Na dit alles doet de minister uitspraak over het nut van deruilverkaveling.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 24 van 162

4 Beschrijving van het ruilverkavelingsplan

In de beschrijving van de doelstellingen en maatregelen wordt soms verwezen naar maatregelenvolgens het “oude” ruilverkavelingsplan. Een belangrijke verwijzing is de maatregel “Zone niet ruilen,niet werken”. Deze maatregel was in het “oude” ruilverkavelingsplan voorzien in de valleien van deMark en van de Kleine Mark, in de depressies van de Hollandse Loop en van de Bolkse Beek en in hetzuiden van Wortel-kolonie. Deze maatregel had tot doel de huidige situatie in deze zones tebestendigen en geen dynamiek te initiëren. Daarom werd voorgesteld om in het kader van deruilverkaveling, in deze zones, geen werken uit te voeren en geen kavelruil te doen. De VlaamseLandmaatschappij voert in deze zones wel een aankoopbeleid.

Het ruilverkavelingsplan dd. 19 december 2000 wordt in de beschrijving het “oude”ruilverkavelingsplan genoemd, het ruilverkavelingsplan dd. 9 mei 2014 wordt in de beschrijving het“geactualiseerde” ruilverkavelingsplan genoemd.

4.1 Ruimtelijke situering

kaart 1: situering plangebied op de topografische kaart

kaart 2: situering plangebied op de orthofoto

Het ruilverkavelingsproject Rijkevorsel-Wortel is gesitueerd in de provincie Antwerpen. Hetplangebied bevindt zich op het grondgebied van de gemeenten Hoogstraten, Rijkevorsel en Merksplasen heeft een oppervlakte van ca. 2.495 ha.

4.2 Inrichtingsconcept

4.2.1 Probleemstelling ruilverkavelingsgebied

De probleemstelling voor het ruilverkavelingsgebied stelt zich als volgt:

De landbouw in het ruilverkavelingsgebied is een sterke en stabiele landbouw waarbij demelkveesector en veredelingslandbouw de belangrijkste sectoren zijn. De grote grondbehoefte steltzich als het belangrijkste knelpunt in het ruilverkavelingsgebied. Goed leefbare bedrijven, intensieveveeteelt, een gunstige opvolgingssituatie en een hoog percentage landbouwers die wensen uit tebreiden, zorgen voor een grote vraag naar landbouwgronden. Het aanbod daarentegen is zeer gering.Tevens heeft de landbouw nood aan structuurverbeterende maatregelen. Door de herverkaveling eneen verbetering van de ontsluiting en van de waterhuishouding zijn significante baten te realiseren.

Het ruilverkavelingsgebied is gekenmerkt door hoge, actuele natuurwaarden, maar dezenatuurwaarden gaan er kwalitatief en kwantitatief op achteruit. De schaalvergroting en intensiveringbinnen de landbouwsector hebben tot gevolg dat de natuurwaarden, maar ook de structuurdragersvan het landschap verder aangetast worden. Natuur en landschap worden in hetruilverkavelingsgebied ontoereikend beschermd.

4.2.2 Concept voor het ruilverkavelingsplan

Om een oplossing te kunnen bieden voor deze probleemstelling is een concept voor hetruilverkavelingsplan ontwikkeld. Dit concept stelt zich als volgt:

Het concept voor de inrichting van het ruilverkavelingsgebied is een optimale landbouwinrichtingbinnen (= met respect voor) de landschappelijke hoofdstructuur, maar buiten de beekvalleien van deMark en de Kleine Mark, de depressies van de Bolkse beek en van de Hollandse loop, deweidevogelgebieden van Bolk en Polderheide, de noordzuid-boscorridor in Wortel-kolonie en delandbouwenclave met bestemming bos in het zuiden van Wortel-kolonie.

Centraal staat de verweving van functies op streekniveau (op basis van de natuurlijke structuur) en descheiding van functies op perceelsniveau.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 25 van 162

4.2.3 Doelstellingen en uitwerking van het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan

De doelstellingen van het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan zijn de volgende:

Landbouw:

De optimale inrichting voor landbouw beoogt duurzame ontwikkelingskansen te creëren voor eentoekomstgerichte en leefbare landbouw. Het verhogen van de rendabiliteit wordt gerealiseerd doorde productie- en uitbatingskosten te drukken en in mindere mate door de opbrengsten te verhogen.

Een tweede doelstelling van het ruilverkavelingsplan voor de landbouw is het verhogen van derechtszekerheid. Om duidelijkheid te kunnen geven in functie van het toekomstig ruimtegebruik is het“geactualiseerde” ruilverkavelingsplan opgesteld in overeenstemming met de, voor de afbakening vande agrarische en de natuurlijke structuur (AGNAS), geschetste “Gewenste ruimtelijke structuur”. Metbetrekking tot de, volgens het “oude” ruilverkavelingsplan, aangeduide zones “Niet ruilen, Nietwerken” wil het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan ook duidelijkheid geven voor het toekomstigruimtegebruik. Dit gebeurt door het schrappen van deze aangeduide zones en in de plaats daarvanhet realiseren van effectieve inrichtingen voor landbouw, natuur en landschap.

Het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan kan gevaloriseerd worden onder de vorm van een nog opte stellen AGNAS-gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

Het “oude” ruilverkavelingsplan voorziet een degelijke ontsluiting van alle kavels. Waar nodig wordende wegen aangepast en verbeterd. Hierbij wordt rekening gehouden met de vereisten voor hettransport van moderne landbouwmachines. Het “geactualiseerde” ruilverkavelingplan voorziet tevensin de mogelijkheid voor het vernieuwen van de verharding van welbepaalde asfalt- en betonwegennaar landbouwbedrijven of als doorgaande wegen met een belangrijke landbouwontsluiting.

Natuur:

Ten gevolge van de grote impact van de landbouw op de natuurwaarden, kan het beste tegemoetgekomen worden aan de belangen van de sectoren landbouw en natuur door een strikte scheiding opperceelsniveau.

De percelen met hoge natuurwaarden worden opgenomen in vlakvormige ”maatregelen voor niet-agrarische functies”. Delen van de beekvalleien van de Mark en van de Kleine Mark en van de depressievan Bolkse Beek alsook weilanden ter hoogte van Polderheide en Bolk worden ingericht voor natuur.

De ervaring leert dat het veiligstellen van natuurwaarden door het afbakenen van zones “Niet ruilen,Niet werken” en het voeren van een aankoopbeleid in deze zones, slechts beperkt haalbaar is. Het“geactualiseerde” ruilverkavelingsplan schrapt de zones “Niet ruilen, Niet werken” en doet hier eeneffectieve inrichting.

Volgens het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan verschuiven de vlakvormige “maatregelen voorniet-agrarische functies” deels in de richting van en naar het habitatrichtlijngebied BE2100020-deelgebied 7. Het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan wil een invulling geven van deinstandhoudingsdoelstellingen.

Landschap:

Het “oude” ruilverkavelingsplan stelt de landschappelijke hoofdstructuur veilig door het voorzien vanlijnvormige “maatregelen voor niet-agrarische functies” en door het voorzien van maatregelen in hetopenbaar domein van wegen en waterlopen. Landschapselementen die ten gevolge van deherverkaveling gerooid worden, worden gecompenseerd in deze maatregelen.

Het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan houdt, bij de invulling van de landschappelijkehoofdstructuur, tevens rekening met de bepalingen die het gewijzigd juridisch en beleidskader oplegt– zoals de ankerplaats ter hoogte van de strafschool van Hoogstraten. Het “geactualiseerde”ruilverkavelingsplan geeft daarnaast ook een historisch correctere invulling van de nog aanwezige,oude landschapsstructuren.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 26 van 162

In functie van een valorisatie en van het beheer van nieuwe houtkanten biedt het “geactualiseerde”ruilverkavelingsplan de mogelijkheid tot het aanleggen van deze houtkanten onder de vorm vanenergiehout (korte omloophout).

Bos:

Overeenkomstig het bosdecreet worden te rooien bossen gecompenseerd. Deze compensatie gebeurtvolgens het “oude” ruilverkavelingsplan in de te ontwikkelen NZ-boscorridor van Wortel-kolonie.

Volgens het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan worden, binnen agrarisch gebied, bijkomend,storende bosjes omgevormd naar landbouwgrond. Het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplanvoorziet hiervoor een bijkomende compensatie op vlakvormige “maatregelen voor niet-agrarischefuncties” in de beekvalleien en depressies onder de vorm van broekbossen.

Oppervlaktewater – grondwater:

Het systeem van de waterhuishouding wordt ontworpen zodat het infiltratie-kwelsysteem in debeekvalleien en depressies in het ruilverkavelingsgebied duurzaam functioneert, zodat denatuurwaarden in deze valleien en depressies kunnen ontwikkelen.

In landbouwgebied moet het af- en ontwateringssysteem optimaal functioneren. De verbeterde af- enontwatering na ruilverkaveling kan een verhoogde piekafvoer tot gevolg hebben. Omwateroverlastproblemen te voorkomen voorziet het “oude” ruilverkavelingsplan in het verhogen vanhet intern bergend vermogen van het waterlopen- en slotenstelsel door o.a. de aanleg vannatuurtechnische profielen en vrije beekwerking mogelijk te maken. Het “geactualiseerde”ruilverkavelingsplan gaat in de eerste instantie uit van de berging/buffering van het oppervlaktewaterin de haarvaten van het slotenstelsel.

De waterkwaliteit wordt verbeterd door het verhogen van het zelfreinigend vermogen van hetwaterlopen- en slotenstelsel door o.a. de aanleg van natuurtechnische profielen en de aanleg van“open” bufferbekkens ter hoogte van twee riooloverstorten.

Recreatie:

Het “oude” ruilverkavelingsplan streeft naar een optimale valorisatie en ondersteuning van hetrecreatief potentieel met in acht name van de draagkracht van het landelijk gebied. Recreatiefmedegebruik staat hierbij centraal. Naast het recreatief medegebruik valoriseert het“geactualiseerde” ruilverkavelingsplan bijkomend trage wegen en realiseert het “geactualiseerde”ruilverkavelingsplan “missing links” en de ontsluiting van, voor de recreant, interessante informatie.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 27 van 162

4.3 Afbakening blokgrens en maatregelen

4.3.1 Afbakening van het ruilverkavelingsblok

Voor de blokgrens van het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan Rijkevorsel-Wortel wordt uitgegaanvan een maximale perimeter die gelegen is:

- ten noorden van de gewestweg tussen Merkplas en Rijkevorsel (N131);- ten oosten van de gewestweg tussen Rijkevorsel en Hoogstraten (N14);- ten zuiden van de rijksgrens met Nederland;- ten westen van de Steenweg op Wortel en de Bolkse bossen.

Volgens het voorstel van blokgrens werden:

- de woongebieden, woonuitbreidingsgebieden, woongebieden met landelijke karakter enverkavelingen in agrarisch gebied van Hoogstraten, Wortel en Rijkevorsel, deindustriegebieden, de bosgebieden en de ambachtelijke zones in de regel uit deruilverkaveling gesloten;

- de afbakening van de blokgrens in Wortel-kolonie afgestemd op de blokgrens van deruilverkaveling Zondereigen. Gronden gelegen ten westen van de NZ-hoofddreef zijnopgenomen in de ruilverkaveling Rijkevorsel-Wortel;

- in Merksplas-kolonie enkel de gronden die eigendom zijn van de Vlaamse Landmaatschappij,samen met de naastgelegen ontsluitingswegen, in de ruilverkaveling opgenomen;

De blokgrens is weergegeven op bijlage 1.

4.3.2 Beschrijving van de voorgestelde maatregelen

Het ruilverkavelingsplan is opgedeeld in vijf grote deelgebieden (A, B, C, D en E) waarvoor telkensopties (hoofdingrepen) en maatregelen (deelingrepen) geformuleerd werden. De deelgebieden zijnaangeduid op Figuur 4-1. De beschrijving van de voorgestelde maatregelen is terug te vinden in bijlage2. De letter-cijfercombinaties zijn terug te vinden op het ruilverkavelingsplan (zie bijlage 1).

Figuur 4-1: afbakening van de deelgebieden binnen het plangebied

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 28 van 162

De maatregelen zijn algemeen onder te verdelen in volgende categorieën:

• Puntelementen: nieuwe / te behouden / te rooien groene puntelementen,snelheidsremmende maatregel, aan te leggen open bufferbekken, landschappelijkeinplanting van de Laarmolen, rustplaats voor recreanten, heraan te leggen molenvijver alspaaiplaats;

• Lijnelementen: nieuwe / te verbeteren / te behouden / te rooien groene lijnelementen,nieuwe / te verbeteren / te behouden / af te schaffen wegen, te ontwerpen laarzenpaden,nieuwe / te verleggen / te behouden / af te schaffen afwateringen, te behouden meanders,aan te leggen natuurtechnische profielen;

• Vlakvormige maatregelen: Inrichting van de landbouwstructuur door herverkaveling enkavelwerken, natuurinrichting in valleien en depressies, natuurinrichting voor weidevogels,te behouden / te rooien / nieuw bos.

Onderstaand wordt achtereenvolgens een thematische evaluatie van het “geactualiseerde”ruilverkavelingsplan beschreven voor de sectoren:

• landbouw;

• natuur;

• landschap;

• recreatie;

• water;

• archeologie.

4.3.2.1 Landbouw

Inleiding

In de rapportering met betrekking tot de thematische evaluatie van het “oude” ruilverkavelingsplan isuitgebreid ingegaan op de baten voor landbouw. Hieruit blijkt dat na uitvoering van hetruilverkavelngsplan er wel degelijk baten waren voor de landbouw in dit gebied.

Na actualisatie van het ruilverkavelingsplan is het belangrijk om te evalueren of, en in hoeverre, delandbouwkundige baten gewijzigd zijn. De landbouw in het gebied is namelijk verder geëvolueerd ener zijn wijzigingen gebeurd met betrekking tot het juridisch en beleidskader.

Voor de landbouw kunnen baten onderscheiden worden ten gevolge van:

- de kavelruil en grondmobiliteit;

- een grotere duidelijkheid met betrekking tot het toekomstige ruimtegebruik;

- de inrichting van het landbouwgebied.

Landbouwkundige baten ten gevolge van kavelruil en grondmobiliteit

Er worden vier specifieke baten voor landbouw benoemd:

- de huiskavelbaat;

- de afstandsbaat;

- de groeperingsbaat;

- de baat door kavelvergroting.

De baten per ha en/of per bedrijf kennen uiteraard een spreiding. In bepaalde delen van hetruilverkavelingsgebied zijn er duidelijk meer opportuniteiten dan in andere delen. Hetruilverkavelingsgebied is voor de batenberekening ingedeeld in 6 deelgebieden (Zie Figuur 4-2) zodat

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 29 van 162

een evaluatie per deelgebied mogelijk is. Hieronder wordt per deelgebied een kwalitatieve evaluatiegegeven.

Figuur 4-2: Thematische evaluatie landbouw – indeling in deelgebieden

Deelgebied 1

In deelgebied 1 doen zich een aantal verschillende situaties voor. Langs de zuidkant van de Bolksedijkliggen de huiskavels van 8 landbouwbedrijven aaneengesloten. Voor ongeveer de helft van dezebedrijven is er een huiskavelvergroting mogelijk. Voor ongeveer 5 bedrijven is ook een baat te halendoor de afstand tot de veldkavels te verminderen en de vorm van deze kavels te verbeteren.

In het zuiden van deelgebied 1, tussen de Merenloopweg en de Merksplassesteenweg, liggen 4bedrijfszetels waarvan de huiskavel vergroot en verbeterd kan worden door onderling te ruilen enveldkavels van andere bedrijven te verleggen. Ook kunnen voor deze bedrijven baten gehaald wordenop het gebied van afstand tot veldkavels en vormverbetering van veldkavels.

In het gebied ten zuiden van de Mark liggen 10 bedrijfszetels. De bijbehorende huiskavels nemen eengroot deel van de beschikbare landbouwoppervlakte in.

Ten zuiden van de Mark, in Bolk en ter hoogte van de samenvloeiingszone Mark, Kleine Mark en Bolksebeek liggen een aantal “maatregelen voor niet-agrarische functies”, in totaal 29,7ha. In deze“maatregelen voor niet agrarische functies” ligt één huiskavel. Hier is het in eerste instantie zaak omde verloren oppervlakte te compenseren binnen het deelgebied door veldkavels te verleggen naar eenander deelgebied.

Deelgebied 2

In deelgebied 2 wordt een oppervlakte van 25,9ha landbouwgrond ingenomen voor het geplandeweidevogelgebied Polderheide. Volgens het huidige landbouwgebruik zijn hier enkel veldkavelsgelegen zowel van binnenblok- als van buitenblokbedrijven. Deze bedrijven krijgen ter compensatieandere gronden toegewezen in het ruilverkavelingsgebied, die indien mogelijk dichter bij debedrijfszetel en/of andere gebruiksgronden gelegen zijn.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 30 van 162

Het aantal bedrijfszetels in dit gebied is eerder beperkt en er kan zeer waarschijnlijk een baatgerealiseerd worden door (huis)kavels te vergroten en percelen te groeperen.

Deelgebied 3

In deelgebied 3 zijn 7 bedrijfszetels gelegen. De oppervlakte die in vlakvormige “maatregelen voorniet-agrarische functies” ligt is beperkt, namelijk 5,7ha (waarvan 2,9ha in landbouwgebruik). In dezemaatregelen zijn enkel veldkavels gelegen. Wat betreft (huis)kavelvergroting zijn hier zeerwaarschijnlijk wel baten te realiseren. Dit bleek ook al uit de batenberekening op basis van het “oude”ruilverkavelingsplan. Ook op het gebied van kavelgroepering zijn er mogelijkheden. Een aanzienlijkdeel van de landbouwoppervlakte in dit deelgebied is namelijk in gebruik door buitenblokbedrijven.

Deelgebieden 4 en 5

In deelgebieden 4 en 5 sluiten de huiskavels van de aanwezige landbouwbedrijven op elkaar aan. Indeze gebieden zijn “maatregelen voor niet-agrarische functies” ingetekend waarvoor delen van dezehuiskavels worden ingenomen.

In deelgebied 4 gaat het om ruim 15ha. Eén landbouwbedrijf heeft zijn huiskavel uitgebreid waardoordeze nu deels in “maatregelen voor niet-agrarische functies” is gelegen. Één ander bedrijf heeft eennieuwe vestiging opgericht ten oosten van Bouwhoef, de huiskavel van dit bedrijf is ook deels gelegenin “maatregelen voor niet-agrarische functies”. Samen liggen deze twee bedrijven met eenoppervlakte van 10ha in “maatregelen voor niet-agrarische functies”.

In deelgebied 5 gaat het om 19ha “maatregelen voor niet-agrarische functies” waarvan 5ha huiskavelis van één landbouwbedrijf.

In deze deelgebieden is het daarom prioritair om de goede uitgangssituatie van de bedrijven tebehouden en zal er weinig ruimte zijn om nog (huis)kavelvergroting te realiseren. Dit werd in debatenberekening van 2000 ook geconcludeerd als gevolg van de goede uitgangssituatie van dezebedrijven in combinatie met de benodigde oppervlakte voor “maatregelen voor niet-agrarischefuncties”.

Deelgebied 6

In deelgebied 6 is veel oppervlakte in gebruik door buitenblokbedrijven. Het aantal en de omvang vande aanwezige huiskavels is beperkt.

In dit deelgebied wordt onder andere getracht om de gebruiksgronden van de strafschool tegroeperen. In ruil komen er gronden in Wortel-kolonie ter beschikking voor de lokale landbouwers.Hierdoor moet kavelvergroting en -groepering mogelijk zijn.

In deelgebied 6 is ruim 9ha “maatregelen voor niet-agrarische functies” voorzien, deze maatregelenliggen echter niet allemaal op landbouwgronden.

Er wordt getracht om de landbouwenclave met bestemming bos te verwerven. Indien mogelijkworden deze gronden gecompenseerd ter hoogte van de landbouwgronden ten noorden van deringgracht rond Merksplas-kolonie.

Compensatiegronden

In functie van de uitvoering van het ruilverkavelinsgplan is voor de “maatregelen voor niet-agrarischefuncties” meer oppervlakte nodig dan de oppervlakte die kan benut worden via “Maatregelen totLandinrichting” (+/- 45ha) en openbaar onderzoek volgens de wet op de ruilverkaveling.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 31 van 162

De uitvoering van het ruilverkavelingsplan is enkel mogelijk mits een compensatie van de“maatregelen voor niet-agrarische functies” die de “Maatregelen tot Landinrichting” en openbaardomein overschrijden.

De nodige oppervlakte voor de realisatie van de “maatregelen voor niet-agrarische functies” die deoppervlakte “Maatregelen tot Landinrichting” en openbaar domein overschrijdt, wordtgecompenseerd door de toedeling van landbouwgronden naar Wortel-kolonie (7ha), naar Merksplas-kolonie (30ha), naar de voormalige uitloper van Merksplas-kolonie ten westen van de ringgracht(64ha) en naar de landbouwgronden ten noorden van de ringgracht rond Merksplaskolonie (5,5ha).

Dit heeft tot gevolg dat een relatief grote oppervlakte in “maatregelen voor niet-agrarische functies”komt. Enerzijds betekent dit een verlies aan landbouwareaal, maar anderzijds ontstaan er extramogelijkheden naar uitruiling van bedrijfsgronden.

De hierboven genoemde kavels die dienen als compensatiegronden zijn gemiddeld 3,0ha groot, dit isten overstaan van de gemiddelde kavelgrootte in het gebied (1,7ha) een verbetering. Echter, de kavelsgelegen in Merksplas-kolonie en Wortel-kolonie worden nog ingericht, hierdoor blijft er minderoppervlakte over. Voor de kavels in de westelijke uitloper van Merksplas-kolonie is dit niet het geval,deze kavels zijn nu gemiddeld 3,5ha groot.

De afstand tot de bedrijfszetel kan in sommige gevallen wel groter worden, maar de groepering vankavels heft dit nadeel deels op.

Duidelijkheid m.b.t. het toekomstige ruimtegebruik

Door het opstellen van het ruilverkavelingsplan in de geest van de reglementeringen en afbakeningen(AGNAS, NATURA 2000) die op het gebied van toepassing zijn of worden, krijgen de landbouwersbetere garanties op het resterende landbouwareaal.

Door het uitruilen van de landbouwgronden uit de gebieden met hoge potenties voor natuur, en doorhet gedeeltelijk compenseren van deze gronden in Wortel-kolonie, Merksplas-kolonie, de voormaligeuitloper van Merksplas-kolonie ten westen van de ringgracht en door landbouwgronden ten noordenvan de ringgracht rond Merksplas-kolonie, ontstaat er meer rechtszekerheid voor het resterendelandbouwareaal en zijn er betere productieomstandigheden voor een duurzaam landbouwgebruik.

Groter verlies aan landbouwareaal

Overeenkomstig het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan verdwijnt een deel van de gronden uitlandbouwgebruik. Dit is duidelijk in tegenspraak met de visie vooropgesteld vanuit landbouw. Uit delandbouwstudies blijkt immers dat de grondbehoefte het grootste knelpunt vormt voor delandbouwbedrijven in het gebied.

Er moet gesteld worden dat het verlies aan landbouwgronden rechtstreeks een inkomensverlies totgevolg heeft, maar ook onrechtstreeks een invloed heeft op het economisch resultaat van deresterende oppervlakte. De vaste kosten zijn immers gemaakt (tractor, machines en dergelijke). Alsdeze kosten verhaald moeten worden op een kleiner areaal, dan stijgt uiteraard de totale kost perhectare op de resterende gronden.

Anderzijds moet dit verlies aan landbouwareaal gerelativeerd worden. Gronden met hoge potentievoor natuur hebben vaak lagere landbouwwaarde. Zo kan 80% van de oppervlakte die in “maatregelenvoor niet-agrarische functies” wordt opgenomen, worden getypeerd als nat tot zeer nat(drainageklassen e en f).

Zo goed als heel het ruilverkavelingsgebied is momenteel aangeduid als agrarisch gebied, ook deaanwezige beekdalen en depressies. Het verlies aan landbouwareaal dat onmiskenbaar gepaard gaatmet processen zoals AGNAS en Natura 2000 wordt door de inzet van het instrument ruilverkavelingniet door slechts enkele bedrijven gedragen. Op gebiedsniveau zijn er compensatiegronden aanwezigen daardoor wordt de impact op bedrijfsniveau gemilderd.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 32 van 162

De gronden die uit landbouwgebruik gaan, komen in overheidseigendom. Zo worden er geenvlakvormige, groene structuren op particuliere eigendom gevestigd. Medegebruik door landbouw(beheerlandbouw) van deze vlakvormige, groene structuren blijft ook deels mogelijk.

Door het rooien van zonevreemde bossen wordt landbouwareaal vrijgemaakt, zij het een beperkteoppervlakte.

Tenslotte wordt er op gebiedsniveau naar een verbetering van de productieomstandigheden (baten)voor landbouw gestreefd. Het verlies aan landbouwareaal moet uiteindelijk grondig wordenafgewogen tegen de voordelen die de geplande ruilverkaveling, door herverkaveling en werken, biedtaan de landbouw.

4.3.2.2 Natuur

In de beschrijving wordt een onderscheid gemaakt tussen:

- valleien en depressies;- weidevogelgebieden;- voormalige heidegebieden op podzolbodems;- landbouwgebieden op plaggenbodems.

Valleien en depressies:

Vanuit natuurbehoudsoogpunt is het wenselijk voldoende ruimte te voorzien om spontaneontwikkeling van evenwichtige ecosystemen in de beekvalleien en depressie toe te laten. De visie metbetrekking tot de beekvalleien en depressies is het veiligstellen van deze gebieden op systeemniveau.In het ruilverkavelingsplan wordt hierbij gekozen voor het scheiden van de functies natuur enlandbouw. Door uitruiling van landbouwgronden en toedeling van deze gronden aan de Vlaamseoverheid worden in de beekvalleien van de Mark en Kleine Mark en in de depressie van de Bolkse Beeknatuurzones ontwikkeld. Volgende resultaatdoelstellingen worden hier betracht:

Verbeteren en herstellen van het hydrologisch systeem van de beekvalleien en depressies:

Het systeem van de waterhuishouding moet ontworpen worden zodat het infiltratie-kwelsysteem vande beekvalleien en depressies in het ruilverkavelingsgebied duurzaam functioneert en denatuurwaarden hier kunnen ontwikkelen.

Door genoeg ruimte te voorzien stelt zich de mogelijkheid om een peilverhoging van de beken tebewerkstelligen. Het selectief dempen van sloten zorgt ervoor dat de ontwatering in deze gebiedenvermindert. Het afgraven van teelaarde zal vernatting verhogen en ook de eutrofiëring van grondenverminderen. Door opstuwing en verminderde ontwatering in de natuurzones zal het kalkrijke diepekwelwater niet direct afgevoerd worden, maar ter beschikking blijven van de vegetatie.

Behoud en optimalisatie van structuurkenmerken van valleien en depressies:

Door het realiseren van een aaneengesloten lint van natuurzones langsheen de beken, kunnen bij deinrichting de structuurkenmerken van beekvalleien en depressie geoptimaliseerd worden en/ofbehouden blijven.

Ontwikkelen van botanische rijkdom en biodiversiteit:

In het ruilverkavelingsplan wordt een aaneengesloten complex van kwelafhankelijke vegetaties, zoalsschrale, halfnatuurlijke graslanden, moeras- en broekbossen en ruigten beoogd (overeenkomstig deinstandhoudingsdoelstellingen voor het SBZ-H BE2100020). Speciale aandacht gaat oa. uit naarhalfnatuurlijke vegetaties behorende tot het Pimpernelverbond, met het oog op de hervestiging vanhet Pimpernelblauwtje. Het ontwikkelen van aaneengesloten natuurzones in de beekvalleien endepressies zal bijdragen tot de realisatie van deze doelstelling.

Omvorming van populieraanplantingen:

Omvorming van populieraanplantingen naar streekeigen loofhoutbossen kunnen niet in hetruilverkavelingsplan gerealiseerd worden zolang deze bossen privaateigendom zijn. Omvorming door

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 33 van 162

de ruilverkaveling is enkel mogelijk als de Vlaamse overheid eigenaar is. In de beekvalleien van deMark en van de Kleine Mark en in de depressies van de Bolkse Beek en van de Hollandse Loop betrachtde Vlaamse Landmaatschappij bospercelen te kopen.

Weidevogelgebieden:

Ook buiten de valleien en depressies worden vochtige weilanden aangetroffen. Het vochtige karakterwordt hier veroorzaakt door de aanwezigheid van ondiepe klei en de aanwezigheid van eenuitgesproken microreliëf. Deze aaneengesloten, open gebieden met minder intensief gebruikteweilanden met microreliëf zijn belangrijk als broedgebied voor weidevogels. Het veiligstellen van debelangrijkste weidevogelgebieden en het herstellen van de hydrologische situatie in deze gebieden iseen belangrijke doelstelling van het ruilverkavelingsplan. Maatregelen die genomen worden, hebbentot doel een minimale oppervlakte te voorzien die nodig is om een leefbare weidevogelpopulatie tehandhaven en plaats te bieden voor pleisterende trek- en wintervogels. Hierom worden in hetruilverkavelingsgebied ter hoogte van Polderheide, ter hoogte van Bolk en ter hoogte van desamenvloeiing van de Mark, de Kleine Mark en de Bolkse Beek natuurzones in functie vanhabitatverbetering voor weidevogels gerealiseerd. Volgende resultaatdoelstellingen worden betracht:

Optimaal weidevogelbeheer:

Het beheer in deze gebieden kan optimaal gebeuren daar ze eigendom worden van de Vlaamseoverheid. De uit te voeren inrichtingsmaatregelen en het daarop volgend beheer zullen een positieveinvloed hebben op het broedsucces van weidevogels.

Optimaliseren van de waterhuishouding in functie van weidevogelbeheer:

Een optimalisatie van de waterhuishouding in functie van weidevogelbeheer houdt in dat enkeloppervlakkige afwatering bij regenval beoogd wordt. Het doel is behoud van hoge grondwaterstandenin de winterperiode, wateraflatend in de lente en relatief droog in de zomer.

Behoud van openheid en ontwikkelen van open water:

Randvoorwaarde voor het bereiken van de doelstelling met betrekking tot weidevogels is dat deopenheid behouden en versterkt wordt in deze zones voor weidevogels en in hun ruimere omgeving.Een tweede betrachting is het creëren van plasdrassituaties en bereikbaar open water.

Voormalige heidegebieden op podzolbodems:

Ontwikkelen van corridors tussen boscomplexen / ontwikkelen van een groene NZ-verbinding:

De boscomplexen van Wortel-kolonie, de Bolkse bossen en de bossen van Merksplas-kolonie wordenmet elkaar verbonden door bosuitbreiding in Wortel-kolonie (NZ-boscorridor) en door de ontwikkelingvan bestaande en de aanplanting van nieuwe kleine landschapselementen. De abrupte overgangvanuit de bossen naar de open landbouwgebieden wordt verminderd door het nemen vanlandschappelijke maatregelen.

Het geheel van diverse, eerder kleinschalige maatregelen ter hoogte van deze voormaligeheidegebieden hebben ook een algemene opwaardering van de basismilieukwaliteit tot doel.

Optimaliseren van infiltratie:

Maatregelen worden uitgewerkt voor het optimaliseren van infiltratie in het detailontwateringstelselvan het open landbouwgebied.

Landbouwgebieden op plaggenbodems:

Behoud, herstel en ontwikkeling van kleine landschapselementen:

Ten gevolge van de vorming van nieuwe landbouwstructuren zullen houtkanten, bomenrijen, ruigten,poelen, … verdwijnen. Door de uitbouw van een duurzame landschapsstructuur worden heel wat

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 34 van 162

kleine landschapselementen verder ontwikkeld of nieuw aangelegd als “lijnvormige maatregelen voorniet-agrarische functies”, in de bermen van wegen, oevers van waterlopen. Dit deels ter compensatievan elders te rooien kleine landschapselementen.

Het geheel van deze maatregelen heeft ook een algemene opwaardering van de basismilieukwaliteittot doel.

4.3.2.3 Landschap

Inleiding

De visie op de ontwikkeling van het landschap in het ruilverkavelingsgebied richt zich algemeen op hetbestendigen en het versterken van het streekeigen karakter en de samenhang van de verschillendelandschappelijke eenheden zowel naar inrichting, naar functioneel gebruik als naar ruimtelijkestructuur. Bij deze algemene doelstelling staan de bescherming en versterking van oudecultuurlandschappen en de herwaardering en ontwikkeling van jonge, nieuwe landschappen centraal.

Van landschapsontwerp tot ruilverkavelingsplan

Ons landschap staat onder voortdurende druk door uitbreiding van steden of de productie van voedselof energie, industriële ontwikkelingen en nieuwe wegeninfrastructuren. Deze behoeften leggenvoortdurend eisen op aan de open ruimte. Individuele of sectorale beslissingen komen hieraantegemoet, wat in de praktijk leidt tot autonome ontwikkelingen van het landschap.

Met het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan kunnen de veranderingsprocessen aan de hand vaneen gedegen landschapsontwerp gestuurd en beïnvloed worden met als doel de kwaliteit van hetlandschap in de toekomst te behouden en te verbeteren. Door uiteenlopende eisen op elkaar af testemmen kunnen duurzame en kwalitatieve oplossingen aangereikt worden.

Het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan heeft verschillende onderzoekdisciplines, zoalslandschapsarchitectuur, erfgoed, archeologie, groenbeheer, ecologie, recreatie enlandbouweconomie enerzijds en ruimtelijk ontwerp anderzijds samengebracht in een consensusplan.

Evaluatie per deelgebied

Ankerplaats Kasteel van Hoogstraten (figuur 1.2.6 uit bijlage 5)

Het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan heeft de aanduiding als ankerplaats aangegrepen als eenuitdaging om de open ruimte en het landschap op te waarderen en een meerwaarde te creëren voorgebruikers en eigenaars.

Voor het uitvoeren van werken of opmaken van plannen door overheden is er een zorgplicht voorankerplaatsen of erfgoedlandschappen. Dit houdt in dat geen maatregelen genomen mogen wordendie schadelijke gevolgen kunnen hebben op het landschap. De voorgestelde maatregelen in dezebeschermingszones nemen het (erfgoed-)landschap en belangrijke archeologische zones als basis voorde verdere ontwikkeling van het gebied. Er wordt meer gedaan dan enkel voldoen aan de zorgplicht.

Op het “oude” ruilverkavelingsplan werd de depressie van de Hollandse loop aangeduid als een zone“Niet ruilen, Niet werken”. Op deze manier zou voldaan worden aan het stand-still principe. Doorautonome evolutie zal dit landschap echter verder degraderen. In het “geactualiseerde”ruilverkavelingsplan worden duidelijk ruimtelijke keuzes gemaakt, de zone “Niet ruilen, Niet werken”wordt geschrapt waardoor er maatregelen kunnen genomen worden om het historisch landschap teherstellen.

In de omgeving van het kasteel van Hoogstraten worden enkele oude dreven opgewaardeerd.Populieren worden vervangen door inheemse boomsoorten en het dwarsprofiel van de dreef wordtverbreed indien er een dubbele bomenrij wordt aangeplant. Er worden twee verdwenen dreven (dieweergegeven zijn op de Ferrariskaart) terug aangelegd.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 35 van 162

De Laarmolen, Pegelbrug en omgeving: er is hoog ingezet op erfgoedwaarden om het gebied eenaantrekkelijk profiel te geven. Er wordt onderzocht of de molenvijver kan hersteld worden. Dit isechter sterk afhankelijk van de bodemkwaliteit (oud stort) en de archeologie. Momenteel is dit eenweiland.

Beschermd landschap van de Rijksweldadigheidskolonies + ankerplaats (figuur 1.2.7 uit bijlage 5)

De voormalige uitloper van Merksplas-kolonie ten westen van de ringgracht maakt deel uit van deankerplaats Merksplas-kolonie, maar behoort niet tot het beschermd landschap. Vandaag is deruimtelijke samenhang van dit gebied aangetast door weekendverblijven, bebouwing, gewijzigdekavelstructuur, verdwenen dreven en wegen. Dit waardevol landschap heeft een grondige renovatienodig, meer dan de kolonies zelf. Het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan geeft invulling aan dezenoden door een duidelijke structuur te brengen in de oude patronen. De historische hiërarchie enligging van de dreven wordt hersteld in functie van landschappelijk erfgoed, recreatief gebruik enontsluiting van kavels.

Gebied ten oosten van Rijkevorsel-dorp, Schomme – Aardbol (figuur 1.2.8 uit bijlage 5)

Dit vroegere heidegebied werd ontgonnen vanuit Rijkevorsel en grenst aan de voormalige uitloper vanMerksplas-kolonie ten westen van de ringgracht. Dit is van oudsher een open landschap, tot 1850 eenuitgestrekte heidegebied, vandaag grote akkers en weilanden zonder veel opgaande begroeiing. Ditlandschappelijk open karakter wordt in het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan gerespecteerd.Mogelijk zullen er restanten van bomenrijen verdwijnen tijdens de uitvoeringsfase. Langs deMerenloopweg en Aardbolweg worden robuuste energiehoutkanten voorzien. Deze houtkantenbegeleiden de oude ontginningswegen die tevens een recreatieve en functionele(landbouw)ontsluiting krijgen.

De vallei van de Kleine Mark (figuur 1.2.9 uit bijlage 5)

De vallei van de Kleine Mark is samen met de vallei van de Mark de belangrijkste structuurdrager vanhet landschap binnen het ruilverkavelingsgebied. De grenzen van de vallei zijn niet altijd duidelijkleesbaar door het huidige landgebruik. Akkers en weilanden lopen vandaag helemaal door tot tegende beek. De lijnvormige opgaande begroeiing die op de meeste plaatsen van de beekdalen aanwezigis, rafelt uit van het ingesneden beekdal naar de bredere dalranden. Veelal "vertrekt" een bomenrij ofhoutkant vanuit een "valleibosje". De smalle bomenrijen die loodrecht op de beek staan, zijn in grotemate verdwenen. De typische beemdstructuren zijn verdwenen. Ook valt op te merken dat deze"natte" lijnvormige begroeiing veelal gefragmenteerd is, wat waarschijnlijk te maken heeft met een"slijtageslag": Soms worden bomenrijen en houtkanten gekapt en niet vervangen.

In het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan wordt het landschappelijke karakter van de valleihersteld. Er wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen de valleigronden en de hoger gelegenakkergronden door de overgang tussen deze twee zones landschappelijk te benadrukken. Op dezemanier wordt de vallei terug leesbaar na uitvoering. Het gebruik blijft grotendeels bij landbouw wateen meerwaarde zal bieden naar beeldvorming en beheer.

De vallei van de Mark, oostelijke loop (figuur 1.2.10 uit bijlage 5)

In de vallei van de Mark komen verspreid soortenrijke cultuur- en halfnatuurlijke graslanden voor metkleine landschapselementen (KLE). Deze valleigronden situeren zich in hoofdzaak ter hoogte vanWortel-dorp. De percelen liggen in habitatrichtlijngebied en worden in “natuurzone” opgenomen.Afhankelijk van de instandhoudingsdoelstellingen worden deze graslanden behouden en alssoortenrijke graslanden beheerd. KLE’s worden hersteld en waar nodig nieuw aangeplant.

Doordat de kenmerkende valleistructuren reeds sterk vervaagd of verdwenen zijn, zal er zeker eenmeerwaarde gecreëerd worden door het opnemen van de vallei in “maatregelen voor niet-agrarische

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 36 van 162

functies”. Landschappelijk zal er een combinatie gezocht worden tussen enerzijds een authentiekvalleilandschap met bomenrijen, houtkanten en valleibossen en anderzijds een nieuwnatuurlandschap met graslanden, ruigten, poelen, rietkragen,… (invullinginstandhoudingsdoelstellingen van het habitatrichtlijngebied).

Ter hoogte van Wortel ligt een veenpakket van groot wetenschappelijk belang met goed bewaardebotanische microfossielen. Deze percelen liggen in een “natuurzone” en worden ingericht en beheerdin functie van de doelstellingen volgens de aangeduide ankerplaats.

Depressie van de Bolkse beek (figuur 1.2.11 uit bijlage 5)

De depressie van de Bolkse beek is nog leesbaar op het meest zuidelijke gedeelte van haar loop. Zeheeft een klein markant talud op haar rechteroever ter hoogte van Bolk dat de scheiding vormt tussende hoger gelegen landbouwgronden en de natte valleigronden. Ontsluitingswegen naar landbouw- enbospercelen zijn niet eenduidig. De hoofdontsluiting vanuit Bolk is een oude dreef die kan vernieuwdworden. Enkele andere restanten van houtkanten en bomenrijen zijn minder structureel.

In het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan krijgt het gebied tussen de beek en het gehucht Bolk eennieuwe, landschappelijke structuur. De vallei wordt leesbaar gemaakt met lineaire groenstroken.

Op de linkeroever van de Bolkse beek liggen grote percelen in “maatregelen voor niet-agrarischefuncties”. De landschappelijke invulling gebeurt op basis van oude beemden en nieuwe ecologischedoelen. Dit zal de leesbaarheid van deze depressie verbeteren.

Deze maatregelen maken van dit gebied een ruimtelijk gestructureerde eenheid, waardoor deverschillende functies naast elkaar kunnen bestaan zonder te interfereren. Landschappelijk wordenduidelijke keuzes gemaakt wat resulteert in een leesbaar landschap.

Vallei van de Roeleindeloop / Bosloop (figuur 1.2.12 uit bijlage 5)

Het noordelijk deel van de vallei van de Roeleindeloop / Bosloop is gekenmerkt door bebouwingsdrukvanuit Hoogstraten, bebouwing op de valleirand, geen duidelijk landbouwgebruik meer in devalleigronden langs de kant van Hoogstraten. De linkeroever van de vallei werd niet opgenomen in deruilverkaveling. In het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan worden op de rechteroever van de valleide oude beemdstructuren met bomenrijen en elzensingels niet hersteld. Het gebied wordtovergeleverd aan de autonome evolutie.

In haar bovenloop heeft deze smalle, diep ingesneden vallei enkele markante steilranden en enkelebolle akkers en weilanden op de hoger gelegen gronden. Door het kleinschalig karakter heeft ditgebied een hoge landschappelijke waarde. In het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan wordt slechtseen gedeelte van dit landschap versterkt. Het overgrote deel van de valleiranden (taluds) wordtbehouden, maar niet versterkt met een houtkant. Dit vormt een risico dat deze valleistructuur optermijn zal verdwijnen.

Achtel (figuur 1.2.13 uit bijlage 5)

Het landbouwgebied ten westen Achtel wordt gekenmerkt door een repelstructuur met sloten enweinig of geen opgaande begroeiingen. Het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan wil dit patroonbehouden en versterken door enkele parallelle lineaire structuren. Grachten worden behouden enenkele elzensingels vormen de grens tussen gebruiksblokken.

Het dorp en zijn omgeving hebben een hoge landschappelijke waarde. De belangrijkste negatieveinvloed komt van de N14 en de industriële gebouwen langs deze drukke weg. Door het strategischaanplanten van enkele elzensingels langs de langgerekte repelpercelen krijgt het dorp een bufferingt.o.v. N14. Met deze kleine ingreep wordt de beleving van het landschap rond Achtel versterkt.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 37 van 162

Noord – Zuid verbinding

Door ontginning en autonome evolutie zijn bijna alle oude bomenrijen en houtkanten in dit gebiedverdwenen. In het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan worden enkele robuuste nieuwe strokenaangelegd langs wegen, waterlopen en op historische lijnen. Met minimale ingrepen wordt hetlandschap meer leesbaar en worden de gevraagde groene verbindingen tussen Wortel-kolonie, devallei van de Mark, de Bolkse bossen en Merksplas-kolonie gerealiseerd.

4.3.2.4 Recreatie

Met het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan wordt er sterk geïnvesteerd in de omgevingskwaliteitvan het gebied. Onder meer door het verbeteren van de landbouw- en wegeninfrastructuur, hetontwikkelen van natuurgebieden en het opwaarderen van de landschappelijke waarden.

Om deze, op het eerste zicht, concurrerende activiteiten en initiatieven te realiseren kan “erfgoed” debindende factor zijn. Sterke verhalen rond erfgoed, waarmee de bewoners zich kunnen identificeren,zijn een belangrijk vertrekpunt. Maar er is meer. Erfgoed kan worden ingezet als middel om gebiedeneen aantrekkelijk profiel te geven. Door de focus niet alleen te leggen op inrichtingen voor landbouwen natuur, maar ook op het erfgoedverhaal.

Het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan biedt het kader waarbinnen de valorisatie en identificatievan het “erfgoed” door bewoners en recreanten kan gebeuren.

Er wordt voornamelijk ingezet op nieuwe verbindingen/trage wegen en het voorzien van informatieom het landschap te kunnen ‘lezen’. Er is een sterke link met het erfgoed. T.h.v. de watermolen(Laarmolen) wordt overwogen om de molenvijver opnieuw uit te graven. Dit is echter sterk afhankelijkvan de bodemkwaliteit (oud stort) en de archeologie (oude oeververstevigingen en constructies).T.h.v. de kernen worden kleine wandellussen voorzien. Lange doorsteken doorheen het gebied zijnevenwel ook mogelijk d.m.v. oa. laarzenpaden t.h.v. van de natuurzones in de valleien en depressies.De verharding van de recreatieve paden is voornamelijk zoals de bestaande (geen bijkomende beton-en asfaltverhardingen). Zandwegen worden zo veel mogelijk behouden.

De fiets- en wandelnetwerken kunnen uitgebouwd worden met onthaalpunten / rustpunten / poortenom passanten even halt te laten houden. Hier krijgen zij informatie en kunnen zij hun routeheroriënteren. De oude dries van Bolk is zo’n voorbeeld waar fietsers en wandelaars halt kunnenhouden om te rusten. Van hieruit kunnen zij naar Merksplas-kolonie, naar Wortel-kolonie via de valleivan de Mark of naar Wortel-dorp via de depressie van de Bolkse beek en de vallei van de Mark.

In de vallei van de Mark (op plaatsen waar de natuurwaarden dit toelaten) en deels op de rand vandeze vallei komt een laarzenpad. Dit pad sluit aan op andere padden in de richting van Merksplas, inde vallei van de Kleine Mark of naar het kasteel van Hoogstraten.

Voor de inwoners van Hoogstraten worden er twee wandellussen aangeboden.

De eerste wandeling loopt via de Mark en de Laarmolen naar de depressie van de Hollandse beek.Vandaar keert de route zuidwaarts door de ankerplaats van het Kasteel van Hoogstraten, langs nieuwaangelegde dreven, naar de Mark en via de Bouwhoef terug naar Hoogstraten.

De tweede wandeling kruist de vallei van de Bosloop/Roeleindeloop, loopt langsheen het oudeplaggengebied tussen Hoogstraten en Achtel naar de vallei van de Kleine Mark. Via de steilrand tussende valleigronden en de hoger gelegen akkers loopt het pad door het centrum van Achtel terug in derichting van Hoogstraten.

Een belangrijke verbinding langsheen nieuw aan te leggen en bestaande trage wegen is de routetussen Hoogstraten, het kasteel van Hoogstraten, Wortel en Wortel-kolonie. Een andere belangrijkerecreatieve ontsluiting loopt van Achtel door de vallei van de Kleine Mark richting Bolksedijk enMerksplas-kolonie.

Tussen Rijkevorsel en Merksplas-kolonie komt een recreatieve verbinding. Ze vertrekt aan deMariakapel en Lourdesgrot aan de rand van Rijkevorsel en loopt via het historisch open landschap

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 38 van 162

doorheen de te herstellen dreven ten westen van Merksplas-kolonie naar Merksplas-kolonie. Via eendoorsteek over de ringgracht komen we in het hart van de kolonie aan.

Vanuit Rijkevorsel kan men de volledige loop van de Kleine Mark en aansluitend de Bolkse beek volgentot aan de samenvloeiing met de Mark. Van hieruit loopt een laarzenpad ten zuiden van Wortel in derichting van het kasteel van Hoogstraten en de Nederlandse grens.

4.3.2.5 Water

De maatregelen opgenomen in het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan zullen ontegensprekelijkeen impact hebben op het watersysteem.

Ten eerste zal de optimale landbouwinrichting buiten de beekvalleien, depressies enweidevogelgebieden een aantal tegenstrijdige effecten hebben. Deze zullen grotendeels het gevolgzijn van de herverkaveling en de hiermee gepaard gaande kavelinrichtingswerken:

- De herverkaveling zorgt voor grotere percelen en dus minder kilometer kavelsloten perhectare landbouwgrond. Concreet zullen de bestaande kavelsloten ter hoogte vanperceelsgrenzen die verdwijnen, gedempt worden. Ter hoogte van nieuwe perceelsgrenzenworden nieuwe kavelsloten gegraven. Ter hoogte van hoger gelegen en droogtegevoeligepercelen zullen evenwel geen grachten gegraven worden. Perceelsgrenzen worden hier metfenopalen afgebakend. Dit gegeven resulteert, uitgemiddeld over het projectgebied, in eenlangere afstroomafstand tot aan de ontvangende kavelsloot voor zowel oppervlakkigafstromend hemelwater en voor ondiep grondwater (= interflow). Een langere stroomafstandveroorzaakt op haar beurt een vertraging van afvoerpieken en een gemiddelde vernattingvan de landbouwpercelen;

- Door de herverkaveling zullen evenwel ook kavelinrichtingswerken en de hiermee gepaardgaande egalisaties het aanwezige microreliëf teniet doen, waardoor het bergingsvolume ophet maaiveld vermindert. Dit gegeven veroorzaakt op haar beurt een versnelling vanafvoerpieken. Dit nadelig effect kan geremedieerd worden door het water in de kavelslotenvertraagd af te voeren. Mogelijke maatregelen zijn het plaatsen van knijpstuwen, die hetwater bij piekafvoeren vertraagd doorlaten en hiervoor de aanwezige berging in dekavelsloten aanspreken;

Hoger vermelde effecten zijn tegenstrijdig en zeer moeilijk te kwantificeren. Door middel van deecohydrologische studie is getracht deze effecten te voorspellen en te kwantificeren.

In de lager gelegen delen, de beekvalleien en depressies, wordt de landbouw grotendeels uitgeruilden worden de percelen ingericht en beheerd in functie van natuurdoelstellingen. Over grote delen vande bovenloop van de Kleine Mark worden oeverzones van minstens 5m breed aangelegd. Dit allesheeft meerdere positieve effecten op het watersysteem :

- Door ruimtelijke (zowel in afstand als in hoogte !) scheiding van de functies landbouw ennatuur is een natuurlijkere werking van de beeksystemen van Mark, Kleine Mark en BolkseBeek mogelijk en kan het beekbeheer hierop afgestemd worden. Dit zal bijdragen tot hetherstel van de veerkracht van deze beeksystemen;

- Een gewijzigd beekbeheer eventueel gekoppeld aan lokale maatregelen in functie vanbeekbodemverhoging, zullen een vernatting in de beekdalen veroorzaken. Hierdoor zal dekalkrijke en ijzerrijke kwel in de beekdalen en depressies hoger kunnen stijgen tot in dewortelzone van de vegetatie. Hierdoor zullen de potenties voor waardevolle en zeldzamevegetatietypes en bijhorende habitattypes toenemen. In de modellering werden debestaande toestand en een 5-tal scenario’s onderzocht waarbij ook een waterpeilverhogingt.h.v. het SBZ-H werd doorgevoerd (van 50 cm waterpeilverhoging stroomopwaarts deKlinketstraat dat evolueert naar 0 cm op de grens van het ruilverkavelingsgebied).Uiteindelijk werd 1, meest realistisch scenario weerhouden;

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 39 van 162

- De chemische en biologische waterkwaliteit van deze waterlopen zal verhogen door eenverhoging van het zelfreinigend vermogen ten gevolge van een gewijzigd beekbeheer enlandgebruik in de beekdalen. Zelfs waar de maatregelen beperkt zijn tot de afbakening vaneen smallere oeverzone, voornamelijk in het beekdal van de Kleine Mark, zullen deze effectenzich voordoen.

- Door een gewijzigd landgebruik (en bestemming) wordt overstroming in de beekdalenaanvaardbaar. Extra berging in combinatie met een grondgebruik bestaande uit permanentegraslanden (bestaande uit een dikke en dichte vegetatielaag) en beekbegeleidende bossenzal zorgen voor een vertraging van de afvoer naar stroomafwaarts gelegen woongebiedenzoals Hoogstraten-centrum en Minderhout.

4.3.2.6 Archeologie

Volgens het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan zijn er slechts weinig proactieve maatregelen metbetrekking tot het archeologisch erfgoed weerhouden:

- Er zijn geen sites in het ruilverkavelingsgebied gelegen, die in aanmerking komen voorinrichting of ontsluiting;

- De sites die behouden moeten worden, zijn beperkt tot de sites die voorkomen op deCentrale Archeologische Inventaris maar, aangezien deze voornamelijk van bouwkundigeaard zijn, zullen die geen impact ondervinden van de ruilverkaveling.

Verder onderzoek is wel aangewezen in enkele zones die zijn aangeduid als “rijk aan steentijd” (terhoogte van Papenvoort/Langenberg), maar waarover verder geen informatie gekend is. Hier zalveldprospectie en booronderzoek uitsluitsel moeten brengen.

Verder zullen zones met duidelijke sporen op luchtfoto op voorhand intensief archeologischonderzocht worden als er grondverzet moet uitgevoerd worden.

Zoals in alle VLM-projecten zal vooraf of tijdens de uitvoeringsfase archeologisch vooronderzoek(proefsleuven en/of booronderzoek) worden uitgevoerd bij gepland grondverzet. Tenslotte wordt ookwerfbegeleiding en/of archeologische controle voorzien bij aanleg van grachten, poelen, bijplagwerken, ... .

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 40 van 162

4.4 Alternatievenonderzoek

4.4.1 Inleiding

Er kunnen op verschillende niveaus alternatieven beschouwd worden. Hierbij kan een onderscheidgemaakt worden tussen locatiealternatieven en uitvoeringsalternatieven.

Bij het opstellen van het ruilverkavelingsplan voor de ruilverkaveling Rijkevorsel-Wortel werden geenverschillende globale planalternatieven tegenover elkaar afgewogen, maar de verschillendemaatregelen werden tijdens het planvormingsproces of tijdens de adviesprocedure ervan inbeschouwing genomen en eventueel gewijzigd.

De opbouw van een ruilverkavelingsplan verloopt in een drietal fasen:

1) De eerste fase omvat een inventarisatie, evaluatie en interpretatie van de betrokken functies(landbouw, waterhuishouding, ontsluiting, landschap en cultuurhistorie, flora en fauna,recreatie en archeologie). Voor de verschillende sectoren worden potenties, knelpunten eneen visie geformuleerd.

2) Tijdens een tweede fase worden de afzonderlijke functionele visies aan elkaar gekoppeld,eerst voor de bepaling van een aantal basisprincipes en grote opties (op het niveau van hetconcept), dan meer naar het concrete detailniveau toe. Uit deze fase volgt dan via evaluerendontwerpen de opmaak van het ruilverkavelingsplan.Het concept en het ruilverkavelingsplan zelf werden in ontwerp opgemaakt door de VlaamseLandmaatschappij. De coördinatiecommissie adviseerde het concept en hetruilverkavelingsplan. Tijdens het planningsproces worden de initiële voorstellen uitgewerkten tussentijds geëvalueerd door een multidisciplinair samengesteld projectteam binnen deVLM en ter bespreking en advisering voorgelegd aan de coördinatiecommissie. In de loop vandit proces werd door de VLM frequent overleg gepleegd met een aantal andere externebesturen zoals de gemeenten en administraties en belangengroepen.

3) De derde fase is de fase van de milieueffectrapportage. Een plan-MER wordt opgesteld voorhet gehele ruilverkavelingsgebied. Door de opmaak van een MER voor de ruilverkavelingwordt nuttig verklaard, kunnen voorstellen tot aanpassing daadwerkelijk in het planopgenomen worden. Indien er nog grote wijzigingen gebeuren of indien blijkt dat erelementen in het plan zitten die nog niet voldoende in detail zijn uitgewerkt om demilieueffecten reeds volledig in te schatten, kan later nog een project-MER-screeningopgemaakt worden7 (eventueel beperkt tot een aantal thema’s).

Uitgaande van de gevolgde werkwijze bij de opstelling van het ruilverkavelingsplan en het erbijinbegrepen overleg zijn er zowel wijzigingen gebeurd aan het plan als deelalternatieven bekeken. Dezewijzigingen en alternatieven werden zowel geïntroduceerd op het niveau van planvorming binnen hetplanningsteam, als op het niveau van de bespreking in de coördinatiecommissie, al dan niet onderinvloed van een aantal externe besturen, administraties, belangenverenigingen en belangengroepen .Het ging hierbij dikwijls over kleinere onderdelen van het plan (b.v. al of niet aanleggen van een weg,…).

Op deze manier komt men tot een zeer groot aantal deelalternatieven die niet altijd in publiceerbarekaarten kunnen worden verwerkt. Het gaat hierbij dikwijls om denkpistes, die snel achterhaald blijkenna confrontatie met verschillende sectoren en diensten.

Het is onmogelijk alle op deze manier in beschouwing genomen deelalternatieven, varianten,wijzigingen, bijhorende discussies en afwegingen in dit MER weer te geven. Hiervoor wordt verwezennaar de teksten bij het ruilverkavelingsplan, de verslagen van de vergaderingen van decoördinatiecommissie en de overlegvergaderingen met diverse partners .

De voornaamste behandelde alternatieven worden hieronder besproken.

7 Bij een ontbossing van meer dan 3 ha of een eerste bebossing van meer dan 10 ha dient een project-MER of eenverzoek tot ontheffing van de MER-plicht opgemaakt te worden.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 41 van 162

4.4.2 De voornaamste behandelde alternatieven

Er is overleg gepleegd met verschillende partners om tot een definitief planontwerp te komen. Departners zijn de gemeenten Rijkevorsel, Hoogstraten en Merksplas, verschillende adviesraden(milieuraad, landbouwraad), landbouwersoverleggroepen8 Rijkevorsel en Hoogstraten,milieuoverleggroep9, Boerenbond, Natuurpunt, Werkgroep oude voetwegen, Strafschool vanHoogstraten, … . De opmerkingen en suggesties van de partners werden in overweging genomen.

Tijdens het proces van de planopbouw (initieel en bij de actualisatie) werden de overleggroepen opregelmatig basis geconsulteerd en geïnformeerd.

Op basis van het hierboven geschetste planvormingsproces is het ruilverkavelingsplan opgebouwd ensteeds verder verfijnd. Zo werd in 2000 gekomen tot een eerste versie van het ruilverkavelingsplan(het “oude” ruilverkavelingsplan) waarvoor in 2003 de conform verklaring van het MER werd verleend.Echter werd in de periode tussen 2003 en 2013 het onderzoek naar het nut van de ruilverkavelingRijkevorsel-Wortel stilgelegd.

Na de heropstart van de ruilverkaveling Rijkevorsel-Wortel in 2013 werd het ruilverkavelingsplangeactualiseerd. Deze planaanpassingen kunnen aanzien worden als alternatieven ten opzichte van het“oude” ruilverkavelingsplan en worden daarom ook onderstaand besproken.

Planaanpassingen worden geformuleerd voor de sectoren:

- landbouw;

- natuur;

- landschap;

- recreatie;

- water.

4.4.2.1 Landbouw

Volgende planaanpassingen zijn doorgevoerd:

- De zones “niet ruilen, niet werken” volgens het “oude” ruilverkavelingsplan zijn geschrapt enzijn vervangen door een effectieve inrichting van deze zones voor landbouw, natuur,landschap, … . Hierbij is betracht om een grotere duidelijkheid te geven over het toekomstigruimtegebruik in deze zones.

De voormalige zones “niet ruilen, niet werken” zijn zones waar de uitgangssituatie behoudenblijft door in de regel geen inrichtingswerken uit te voeren en geen kavelruil te doen. De enigemogelijk ruil kadert in de realisatie van oeverzones langsheen de waterlopen in deze zones.Deze zones zijn echter opgenomen in de ruilverkaveling opdat interessante (natuur)percelenzouden kunnen aangekocht worden.

• De zones “niet ruilen, niet werken” in de vallei van de Kleine Mark en in de depressievan de Hollandse loop zijn voor een groot gedeelte in de landbouwstructuuropgenomen (+- 45ha);

• De zone “niet ruilen, niet werken” in de depressie van de Bolkse beek is reedsgerealiseerd door het aankopen en het beheren van deze gronden door hetAgentschap voor Natuur en Bos;

8 De landbouwersoverleggroep bestaat per gemeente (Rijkevorsel en Hoogstraten) uit een 7 à 8-tal landbouwers.Voor Rijkevorsel is deze vertegenwoordiging geselecteerd tijdens een vergadering waarbij deberoepslandbouwers werden uitgenodigd. De regioconsulent van Boerenbond de burgemeesters en deschepenen bevoegd voor landbouw werden tevens uitgenodigd.

9 Tot de milieuoverleggroep behoren de milieuambtenaren en de schepenen bevoegd voor milieu vanHoogstraten en Rijkevorsel en vertegenwoordigers van lokale natuurverenigingen.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 42 van 162

• De zone “niet ruilen, niet werken” in de vallei van de Mark ten zuiden vanWorteldorp (Krabbershoek) is reeds gerealiseerd door het aankopen van dezegronden door de Vlaamse Landmaatschappij. Deze percelen kennen in hun huidigetoestand geen landbouwgebruik;

• De zone “niet ruilen, niet werken” in de landbouwenclave met “bestemming bos” inhet zuiden van Wortel-kolonie, wordt, indien mogelijk, geruild metcompensatiegronden met een agrarische bestemming ten noorden van deringgracht van Merksplas-kolonie.

- In de vallei van de Kleine Mark, verkleint de “natuurzone” met 5,6ha. De respectievelijkgronden worden in de landbouwstructuur opgenomen.

- In totaal vergroot de “natuurzone” in de vallei van de Mark en in de depressie van de Bolksebeek met 11.6ha. De respectievelijke gronden worden uit de landbouwstructuur genomen.

- In de vallei van de Mark, ten oosten van de weg Neerven, is 1,5ha “natuurzone” geschrapt enopgenomen in de landbouwstructuur. Deze percelen liggen in een huiskavel.

- De “natuurzone” in het weidevogelgebied van Polderheide verschuift naar het noorden envergroot met 5,36ha. De respectievelijke gronden worden uit de landbouwstructuurgenomen.

- Een perceel ter hoogte van Grote Plaats (ten westen van Wortel-kolonie), 1.9ha groot, metrestanten van een ven, wordt in een “natuurzone” opgenomen en wordt uit delandbouwstructuur genomen.

- Verspreid over het ruilverkavelingsgebied worden er, bijkomend, een aantal zonevreemde,storende bosjes gerooid. Deze bosjes worden in landbouwgebruik genomen. In totaal wordter bijkomend 2,6ha bos gerooid en wordt daarnaast, “mits toestemming van de eigenaar”nog eens 3,7ha bos “eventueel” gerooid.

- Voor belangrijke landbouwontsluitingswegen wordt de bestaande wegverhardingen (beton,asfalt) vernieuwd.

- 2 landbouwontsluitingswegen (t.h.v. Merksplassesteenweg en Hoogstraatsesteenweg)worden buiten woonzones gelegd.

4.4.2.2 Natuur

Mede ten gevolge van de verslechterde ecologische kwaliteit van de graslanden in de vallei van deKleine Mark én gegeven het feit dat er nogal wat negatieve impact van het “oude” ruilverkavelingsplanwas ter hoogte van de samenvloeiingszone Mark, Kleine Mark en Bolkse beek werd besloten de“natuurzones” in de vallei van de Kleine Mark in te krimpen (met behoud van enkele grotere blokkenwelke reeds grotendeels aangekocht zijn door de Vlaamse Landmaatschappij) en te verschuiven naarde samenvloeiingszone van de Kleine Mark, Bolkse beek en Mark én naar de vallei van de Mark(oostelijke loop). Zodoende wordt de in het MER van 2003 geschetste negatieve impact (zie kaart 2 inbijlage 4) hier omgezet in een positief effect. Meer actueel waardevolle percelen worden zobeschermd en meer “natuurzones” zijn gelegen in de perimeter van het habitatrichtlijngebiedBE2100020- deelgebied 7.

Vanuit ecologisch oogpunt heeft het vasthouden aan de zones “niet ruilen, niet werken” in de valleivan de Kleine Mark en in de depressie van de Hollandse loop geen enkele meerwaarde meer. Dezezones worden geschrapt en vervangen door een effectieve inrichting voor landbouw, natuur,landschap, … .

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 43 van 162

Omwille van de inplanting van hetnieuwe serrecomplex aan de Bolkse dijkwerd ook een planaanpassingdoorgevoerd aan de “natuurzone” voorweidevogels te Polderheide. Zoals op defiguur hiernaast te zien is, werd er eenverschuiving in noordelijke richting (wegvan de serres) doorgevoerd, zodoendevergroot de effectief voor weidevogelsnuttige oppervlakte. Tevens werd deoppervlakte met 5,36ha uitgebreid (tercompensatie van de teloorgeganeoppervlakte aan Aardbolheide,waarvoor in het MER van 2003aandacht gevraagd is).

De aankoop van een perceel met een oud ven, ten westen van Wortel-Kolonie (langsheen de wegGrote Plaats), biedt de mogelijkheid dit ven als klein landschapselement te beschermen en teverbeteren via de opname in een “natuurzone”. Zodoende wordt aan één van de prioriteiten vanuithet habitatrichtlijngebied (herstel-maatregelen kamsalamander, meer bepaald versterkenmigratieroutes tussen deelgebied 6 en 7 van het habitatrichtlijngebied BE2100020 (cfr.instandhoudingsdoelstellingen en prioriteiten)) mee invulling gegeven.

Aangezien er planaanpassingen doorgevoerd worden, is deze opportuniteit tevens aangegrepen omop een aantal in het MER van 2003 voorgestelde remediërende maatregelen in te spelen (zie kaartenin bijlage 4) of omwille van de autonome evolutie juist te verlaten. Ze worden hieronder kortoverlopen:

- Zoveel mogelijk behouden van waardevolle bomen en grachten:

• blijft herverkavelings- en uitvoeringsgewijs aan de orde;

- Dreven behouden ter hoogte van bosuitbreiding:

• is opgenomen in de maatregelen;

- Vegetatieverlies beperken bij aanleg laarzenpad, valleirand volgen, rustverstoring vermijden:

• bij het intekenen van het tracé is hier, in de mate van het mogelijke, reeds rekeningmee gehouden;

- Openheid ten behoeve van weidevogels behouden, geen bomenrijen aanplanten (ter hoogtevan het weidevogelgebied van Bolk):

• is opgenomen in de maatregelen, openheid wordt nog meer gerealiseerd. Opnamevan westelijk hiervan gelegen graslanden (samenvloeiingszone Mark, Kleine Mark enBolkse beek) in de “natuurzones” verhoogt de potenties voor weidevogels.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 44 van 162

- Evaluatie weidevogelgebied bij het ontwerpen van de inrichtingswerken en van deherverkaveling en behouden van potenties voor weidevogels (ter hoogte van Aardbolheide):

• is, gezien de inplanting van het serrecomplex ter hoogte van Aardbolheide, nietmeer aan de orde. Ter compensatie worden de potenties voor weidevogels terhoogte van het weidevogelgebied Bolk versterkt (opname van gronden ter hoogtevan de samenvloeiingszone van de Kleine Mark, Bolkse beek en Mark in“natuurzone”) en het weidevogelgebied ter hoogte van Polderheide uitgebreid met5,36ha.

- Aankoopbeleid voeren in zone “niet ruilen, niet werken”:

• is, met weinig resultaat, jarenlang uitgevoerd. Ingevolge autonome evolutie(intensivering van het landbouwkundig bodemgebruik in de vallei van de KleineMark en in de depressie van de Hollandse loop) is deze maatregel te schrappen.

- Ontsnipperingsmaatregelen nemen bij werken aan steenweg (niet binnen ruilverkaveling):

• niet van toepassing.

De planaanpassingen zijn, naast vanuit landschappelijke hoek, vooral vanuit ecologisch standpuntingegeven. Enerzijds wordt tegemoet gekomen aan een aantal in het milieueffectrapport voorgesteldeaandachtspunten en milderende maatregelen, anderzijds worden actueel ecologisch minderwaardevolle percelen ingeruild voor ecologisch waardevollere percelen. Bijkomend kan nog gesteldworden dat naar de landbouw toe een meer rechtszekere situatie gecreëerd wordt aangezien eengrotere oppervlakte natuurbouwzones binnen het huidige habitatrichtlijn BE2100020 komt te liggen.Verder wordt met de ruilverkaveling uitvoering gegeven aan het realiseren van de vooropgesteldeIHD’s binnen het SBZ-H BE2100020-710.

4.4.2.3 Landschap

Het “oude” ruilverkavelingsplan heeft reeds een sterke landschappelijke opbouw, die in het“geactualiseerde” ruilverkavelingsplan verder uitgediept is.

In verschillende zones zijn extra landschappelijke lijnen gecreëerd. Waar nodig worden aanpassingendoorgevoerd omwille van de autonome evolutie sinds 2003:

- De grootste aanpassingen situeren zich in de vallei van de Kleine Mark en in de depressie vanHollandse loop, ter hoogte van de volgens het “oude” ruilverkavelingsplan aangeduid zones“niet ruilen, niet werken”.

- Er wordt bijkomend aandacht besteed aan de erfgoedwaarden van de aangeduideankerplaats “Kasteel van Hoogstraten” en van de aangemelde ankerplaats ter hoogte van devoormalige uitloper van Merksplas-kolonie ten westen van de ringgracht.

- Het thema “energiehout” krijgt een invulling in het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan.

- Daarnaast zijn er nog verspreid liggende, aanpassingen die resulteren in een verdichting vanhet landschapsbeeld ter hoogte van het landbouwgebied te Achtel, Bolk en Papenvoort.

- Tot slot worden er bijkomend storende (dennen)bosjes in open agrarisch gebied gerooid enomgezet naar landbouwgrond.

Hieronder volgt een beschrijving van de belangrijkste aanpassingen.

Aangeduide ankerplaats “Kasteel van Hoogstraten”

De aangeduide ankerplaats “Kasteel van Hoogstraten” overlapt met de depressie van de Hollandseloop. Op het “oude” ruilverkavelingsplan is de depressie van de Hollandse loop aangeduid als een zone“niet ruilen, niet werken”. Op deze manier zou voldaan worden aan het stand-still principe. We stellen

10 Met name de habitattypes 6410, 6430, 6510 en 91E0.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 45 van 162

echter vast dat door de autonome evolutie dit landschap verder degradeert. In het “geactualiseerde”ruilverkavelingsplan is deze zone “niet ruilen, niet werken” geschrapt en worden, in de plaats daarvan,duidelijke, ruimtelijke keuzes gemaakt waardoor dit historisch landschap hersteld wordt. Er komt eenduidelijke afbakening op perceelniveau tussen bos, natuur en landbouw. Grachten en waterlopenworden geflankeerd met elzensingels en houtkanten. Langs de Hollandse loop komt een bomenrij diedit gebied ruimtelijk kadert. Verdwenen bomenrijen langs wegen worden opnieuw aangeplant.

Er is tevens een nieuwe ontsluiting voor recreanten voorzien langs de Mark in de richting van deHollandse loop.

Voorgestelde ankerplaats Merksplas-kolonie

De voormalige uitloper van Merksplas-kolonie ten westen van de ringgracht maakt deel uit van deaangemelde ankerplaats Merksplas-kolonie. Het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan geeft, meerdan het “oude” ruilverkavelingsplan, een duidelijke structuur aan dit gebied door oude patronen teherstellen. De historische hiërarchie van de dreven wordt hersteld in functie van het landschappelijkerfgoed, ontsluiting van kavels en recreatief gebruik. De drie hoofddreven die uit Merksplas-koloniekomen, worden doorgetrokken waardoor de oorspronkelijke link met de kolonie hersteld wordt. Deandere dreven en de landbouwkavels worden gestructureerd vanuit het deelgebied zelf. Heel watdreven worden opnieuw aangelegd. De wegen in de dreven worden verbeterd in functie vanlandbouwontsluiting en/of recreatief medegebruik. De hoofddreven komen in openbaar domeinwaardoor zij een gepast beheer krijgen, belangrijk voor de instandhouding op langere termijn.

Vallei van de Kleine Mark

Op het “oude” ruilverkavelingsplan is de vallei van de Kleine Mark aangeduid als een zone “niet ruilen,niet werken” en als “natuurzone”. Op deze manier zal een groot deel van deze vallei verder degraderenten gevolge van de autonome evolutie en de intensivering van het landbouwkundig bodemgebruik.

Volgens het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan is de zone “niet ruilen, niet werken” geschrapt envervangen door een effectieve inrichting van deze zone voor landbouw, natuur, landschap, … .

De landschappelijke inrichting van de vallei van de Kleine Mark volgens het “geactualiseerde”ruilverkavelingsplan stelt zich als volgt:

- Er wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de valleigronden en de hoger gelegenakkergronden door de overgang tussen deze twee zones landschappelijk te benadrukken. Detaluds worden hersteld en aangeplant met een houtkant of een bomenrij. Zo ontstaat eenlineair element langs beide zijden van de beek die de vallei terug leesbaar maakt.

- De beek zelf krijgt op beide oevers smalle natuurstroken (oeverzones) die de meandersafsnijden.

- Een lijnvormige bomenrij op de oevers van de beek is een derde lineair element dat de valleizal kenmerken. Deze lineaire bomenrijen zijn transparant om de landschappelijk waardevolledoorzichten naar de tegenovergelegen valleihelling te garanderen.

- Tussen deze drie lineaire stroken komen elzensingels en grachten, loodrecht op de beek, dierefereren naar oude beemden.

Deze maatregelen worden aangelegd als lijnvormige groenelementen of als groenelementen in hetopenbaar domein van de wegen en van de waterlopen, en garanderen zo een landschappelijk herstelvan de vallei van de Kleine Mark.

De “natuurzones” verschuiven naar de samenvloeiingszone van de Mark, de Kleine Mark en de Bolksebeek. Enkele kleinere “natuurzones” blijven in de vallei van de Kleine Mark gehandhaafd. Dezepercelen worden ingericht met aandacht voor de landschappelijke kenmerken van deze vallei.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 46 van 162

Vallei van de Mark, oostelijke loop

De vallei van de Mark wordt volgens het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan grotendeelsonttrokken aan landbouw door ze in te kleuren als “natuurzone”.

Rekening houdende met de instandhoudingsdoelstellingen kan hier naar een combinatie gestreefdworden van enerzijds een authentiek valleilandschap met bomenrijen, houtkanten en valleibossen enanderzijds een nieuw natuurlandschap met poelen, rietkragen, … .

Depressie van de Bolkse beek

Volgens het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan krijgt het gebied tussen de depressie en hetgehucht Bolk een nieuwe landschapsstructuur. Een talud die de grens vormt tussen de natte en drogegronden wordt versterkt en aangeplant met een houtkant. Er komen enkele nieuwe, groenelandschapselementen loodrecht op de Bolkse beek, bestaande bomenrijen worden versterkt. Er komtéén nieuwe ontsluitingsweg in de richting van de Bolkse beek, die twee bestaande ontsluitingswegenzal vervangen. Dit zorgt voor een duidelijke structuur en ontsluiting van percelen. Stroomafwaartsvolgt een andere ontsluitingsweg, komende vanuit Bolk, de loop van de beek. Deze weg vormt descheiding tussen natuur en landbouw. Waar de ontsluiting voor landbouw stopt, loopt deze wegverder als een recreatieve ontsluiting.

Op de linkeroever van de beek liggen grote percelen in “natuurzone”. De landschappelijke invullinggebeurt op basis van oude beemden en ecologische doelen in functie van deinstandhoudingsdoelstellingen.

Noord-Zuid verbinding

De noord-zuid verbindingen zijn lineaire, groene, kleine landschapselementen tussen Wortel-kolonie,de vallei van de Mark, de Bolkse bossen en Merksplas-kolonie.

Volgens het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan worden enkele robuuste nieuwe strokenaangelegd langs wegen, waterlopen en op historische lijnen:

- Zo wordt de dreef langsheen Langenberg (richting Wortel-kolonie), die al terug te vinden isop de Ferrariskaart, hersteld;

- Ten noorden van de vallei van de Mark ligt een groot plaggenveld waarvan de taluds versterktworden met houtkanten;

- Tussen de Mark en Papenvoort wordt een historische lijn terug in het landschap gebracht.

Planaanpassingen in functie van het milieueffectrapport van 2003

Aangezien er planaanpassingen doorgevoerd worden, is deze opportuniteit tevens aangegrepen omop een aantal in het MER van 2003 aangehaalde remediërende maatregelen in te spelen (zie kaartenin bijlage 4) of omwille van de autonome evolutie juist te verlaten. Ze worden hieronder kortoverlopen:

- In het ruilverkavelingsgebied het rooien van (de op het plan niet aangegeven als te behouden)bomen vermijden, zeker van waardevolle bomenrijen in groep:

• blijft herverkavelings- en uitvoeringsgewijs aan de orde. Het “geactualiseerde”ruilverkavelingsplan neemt enkele van de op kaart 1 uit bijlage 4 aangeduidebomenrijen op als een vaste grens;

- Matig negatieve effecten op het landschap door de herverkaveling enkavelinrichtingswerken, egalisatie en het eventueel rooien van opgaande houtige begroeiingmaximaal beperken:

• blijft herverkavelings- en uitvoeringsgewijs aan de orde (zie punt hiervoor);

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 47 van 162

- Bij het aanplanten van opgaand groen moet maximaal gebruik worden gemaakt vanstreekeigen plantmateriaal en soorten:

• bij het opstellen van het ontwerp van de beplantingswerken zal hiermee rekeninggehouden worden;

- Waardevolle bomen op perceelgrenzen moeten gespaard blijven bij de aanleg van fiets- enwandelpaden:

• bij het opstellen van het ontwerp van de werken zal hiermee rekening gehoudenworden;

- Overleggen met de voor archeologie bevoegde instantie tijdens de verdere planning en hetdetailontwerp van de ruilverkaveling. In functie van het ontwerp van de werken is eendiagnostische terreinevaluatie in het volledige ruilverkavelingsgebied noodzakelijk:

• blijft herverkavelings- en uitvoeringsgewijs aan de orde. Archeologischvooronderzoek en begeleiding van de werken zal gebeuren overeenkomstig een, inoverleg met de voor archeologie bevoegde instantie, opgestelde procedure.Daarnaast is sinds 1 juni 2016 het luik archeologie van het Erfgoeddecreet van krachtwaarin bepaald wordt in welke gevallen er een archeologienota moet opgemaaktworden en wanneer archeologisch onderzoek vereist is.

- Taluds met cultuurhistorische waarde behouden door deze taluds als vaste kavelgrenzen tebehouden:

• De op kaart 3 in bijlage 4 aangeduide taluds zijn op het “geactualiseerde”ruilverkavelingsplan opgenomen als vaste grenzen en zijn zodoende veiliggesteld.

Planaanpassingen “energiehout”: oogstbaar maken van het landschap

Groenstructuren zoals houtkanten, hagen, bomenrijen, kleine bosjes, grasstroken en bermen zijnbelangrijk voor de biodiversiteit, ze bepalen mee de identiteit van het landschap en ze kunnen tal vanfuncties vervullen (natuurlijke plaagbestrijding, bestuiving, waterbeheer, decor voor recreatie enontspanning, …).

Echter, het beheer en de hiermee samenhangende kosten zijn vaak een knelpunt voor een duurzameontwikkeling en instandhouding van deze groenstructuren. De economische functie die dezeelementen in het verleden hadden, is immers veelal weggevallen (zoals: productie van gerief- enbrandhout, …) of onvoldoende onderkend (zoals: windvang, schaduw, bestuiving van gewassen, ….).

Door op een moderne manier de productiefunctie van het landschap terug te valoriseren en teintegreren binnen de andere functies, kan enerzijds een meer duurzame (economische) basis voor hetbeheer worden verkregen en kan anderzijds biomassa worden geoogst die kan worden ingezet voorde productie van hernieuwbare energie of, waar mogelijk, als grondstof voor hoogwaardigeretoepassingen.

Het integreren van een productiefunctie kan kansen bieden. Dit vereist echter dat we ons landschapop een andere manier moeten gaan inrichten en het beheer op een andere manier moeten gaan doen.

In het plangebied worden 4ha energiehoutkanten aangelegd. Deze stroken bevinden zich in de regellangsheen bestaande of nieuw aan te leggen ontsluitingswegen. De ligging langs een weg faciliteerthet oogsten met een aangepaste maïshakselaar. Andere opportuniteiten om energiehout teontwikkelen via ruilverkaveling zijn de mogelijkheid tot het bepalen van de eigendomsstructuur, devormgeving en de structuur van de houtkanten.

Het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan voorziet stroken energiehout langs wegen zoalsMerenloopweg, Aardbolweg, Bavelstraat, Bolksedijk,… .

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 48 van 162

4.4.2.4 Recreatie

Het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan maakt de recreatieve ontsluiting van het gebied “volledig”.Naast het beschikbaar stellen van voor recreanten interessante informatie, zijn bijkomend volgenderecreatieve infrastructuren voorzien:

- ter hoogte van de oude dries van Bolk een onthaal- en rustpunt;- een wandellus vanuit Hoogstraten via de Mark, de Laarmolen, de depressie van de Hollandse,

het kasteel van Hoogstraten, de vallei van de Mark, de Bouwhoef terug naar Hoogstraten;- een wandellus vanuit Hoogstraten via de vallei van de Bosloop/Roeleindeloop, het

plaggengebied van Achtel, de valleirand van de Kleine Mark, het gehucht Achtel terug naarHoogstraten;

- een wandelverbinding tussen de vallei van de Kleine Mark en de westelijke uitloper vanMerksplas-kolonie;

- laarzenpaden door de vallei van de Kleine Mark en de depressie van de Bolkse Beek. Dezelaarzenpaden vormen een groter geheel met het reeds in de vallei van de Mark voorzienelaarzenpad.

4.4.2.5 Water

Met betrekking tot het thema water bevat het “geactualiseerde” ruilverkavelingsplan nauwelijkswijzigingen. De principes en concepten blijven ongewijzigd.

In de ruilverkavelingsvisie van het “oude” ruilverkavelingsplan werden reeds onderstaande principesgeponeerd:

- In het in te richten landbouwgebied moet het af- en ontwateringssysteem optimaalfunctioneren voor landbouw. Voor perioden van grote droogte moeten maatregelen voorzienworden om de waterafvoer te verminderen.

- Het systeem van de waterhuishouding moet ontworpen worden zodat het infiltratie-kwelsysteem in het ruilverkavelingsgebied duurzaam functioneert en de natuurwaarden inde beekvalleien en depressies kunnen ontwikkelen.

- De verbeterde af- en ontwatering na ruilverkaveling kan een verhoogde piekafvoer tot gevolghebben. Om wateroverlastproblemen stroomafwaarts te voorkomen moet het internbufferend vermogen van het waterlopen- en slotenstelsel verhoogd worden.

- De waterkwaliteit moet verbeterd worden door het verhogen van het zelfreinigendvermogen van het waterlopen- en slotenstelsel. Puntverontreinigingen moeten tevensgeremedieerd worden.

Ingevolge het MER van 2003 is het belang van hoger vermelde principes duidelijk geworden en zullendeze principes zo ver mogelijk doorgedreven worden en in praktijk gebracht worden.

Het MER achtte een grondwatermodellering als een oppervlaktewatermodellering nodig om de, in hetruilverkavelingsplan, voorziene maatregelen verder te verfijnen en de effecten ervan te kwantificeren.

Deze studie werd ondertussen uitgevoerd (zie bijlage 7) en bestaat uit :

1. Een oppervlaktewaterkwantiteitsmodellering (OWKM), bestaande uit :

- het opstellen van een oppervlaktewaterkwantiteitsmodel voor de bestaande en de geplandetoestand van het stroomgebied van de Mark, Kleine Mark en Laak;

- Het beoordelen van de uitgewerkte scenario’s.

De volgende geklasseerde waterlopen worden opgenomen in het model:

- Mark (1° en 2° categorie) vanaf de stuw in Meersel-Dreef tot aan Horst;

- Laak of Bolkse Beek (2° categorie) vanaf de samenvloeiing met de Mark tot aan de Bolksedijk;

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 49 van 162

- Kleine Mark (3° categorie) vanaf de samenvloeiing met de Laak of Bolkse Beek tot aan deKeirschothoeveweg.

2. Een ecohydrologische studie, bestaande uit:

- het uitvoeren van een grondwatermodellering van de bestaande en de geplande toestand.Hierbij wordt een scenario-analyse toegepast;

- het uitvoeren van een vegetatievoorspellingsmodellering;

- het opstellen van een gebiedsvisie “natuur”.

Deze studie is een zeer belangrijke tool om de nodige detailmaatregelen te bepalen en tekwantificeren.

4.4.3 Nulalternatief

Bij de bespreking van mogelijke effecten vindt in het MER een toetsing plaats t.a.v. het nulalternatief.Hierin wordt het scenario geschetst van de ontwikkeling van het gebied bij het uitblijven van hetplanningsinitiatief. Dit komt neer op het verder invullen binnen de bestemmingsvoorschriften en komtquasi overeen met de autonome evolutie van de referentiesituatie (de toestand van het gebied zoalsdie zou ontstaan zonder gestuurde beïnvloeding van buitenaf).

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 50 van 162

5 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden

kaart 3: gewestplan

In onderstaand overzicht worden de belangrijkste juridische en beleidsmatige randvoorwaarden opgesomd.

De onderwerpen die eerder een algemene, administratieve betekenis hebben (vb. vergunningsplicht) worden in dit overzicht volledig beschreven. De onderwerpen dieinhoudelijk van belang zijn voor het MER worden hier enkel kort vermeld en worden verder behandeld in de betrokken hoofdstukken. Er wordt in de tabel dan ookverwezen naar deze hoofdstukken, namelijk als volgt:

Bod: Bodem; Wat: Grond- en oppervlaktewater; Bio: Biodiversiteit; LBEA: landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie; Mens: Mens; /: niet relevant

nee*: daar waar de randvoorwaarde wel van belang kan zijn bij de verdere projectontwikkeling binnen het onderzoeksgebied, maar echter niet relevant op planniveau(meestal wegens ontbreken van voldoende detaileringsgraad/planuitwerking).

Randvoorwaarden Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk

RUIMTELIJKE PLANNING

Gewestplan Bodembestemming van de gronden in Vlaanderen. Ja De percelen binnen het plangebied zijn voornamelijkbestemd als agrarische gebieden en landschappelijkwaardevolle agrarische gebieden. In mindere matekomen bosgebieden, natuurgebieden, gebied voormilieubelastende industrieën, gebied voorgemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut (dezones met deze bestemmingen zijn wel gewijzigdn.a.v. een PRUP), woongebieden, woongebieden metlandelijk karakter, woongebied met cultureel,historische en/of esthetische waarde,woonuitbreidingsgebieden, gebieden voorambachtelijke bedrijven of gebieden voor kleine enmiddelgrote ondernemingen of gebieden voor

verblijfsrecreatie voor (zie kaart 3).

Mens

Bijzonder Plan van Aanleg (BPA) Plan opgesteld door een stad/gemeente voor eenbepaald deel van het grondgebied van destad/gemeente.

Ja Grenzend aan en beperkt overlappend met het RVK-gebied zijn volgende BPA’s goedgekeurd:

• ‘Groot Veld’

Mens; gestuurdeontwikkeling

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 51 van 162

Randvoorwaarden Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk

• De Hees

• Ambachtelijke Zone De Meiren

• Breebos

• ‘Marka’

Verder zijn ook de BPA’s Kerkveld en SlagmolenAmbachtelijke zone in de nabije omgeving van hetplangebied gelegen.

Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) Bestemmingsplan dat de link legt met de hogerestructuur van het Ruimtelijk StructuurplanVlaanderen, het Provinciaal en het GemeentelijkRuimtelijk Structuurplan

Ja Binnen het studiegebied zijn volgende RUP’s vantoepassing:

• PRUP Merksplas-kolonie

• PRUP Wortel-kolonie

Mens; gestuurdeontwikkeling

Stedenbouwkundige vergunning Concrete toepassing van de normen van hetDecreet Ruimtelijke Ordening en het decreethoudende de organisatie van de ruimtelijkeordening

Ja Bij uitvoering van een aantal vergunningsplichtigewerken binnen het plangebied dienenstedenbouwkundige vergunningen te wordenaangevraagd (voor bijvoorbeeld het reliëf van debodem aanmerkelijk wijzigen, (her)aanleg wegen,…)

Via het vrijstellingsbesluit zijn bepaalde handelingendie zijn opgenomen in een nuttig verklaarderuilverkaveling vrijgesteld van vergunningsplicht.

Bod, Wat

Verdrag van Espoo Verdrag inzake milieueffectrapportage ingrensoverschrijdend verband (UNECE, 1991)

Nee Gezien de ligging van het plangebied in de nabijheidvan de Nederlandse grens zijn grensoverschrijdendeeffecten momenteel niet uit te sluiten.

Hoofdstukgrensoverschrijdendeeffecten

MILIEUHYGIENE

Bodemsaneringsdecreet – Vlarebo(uitvoeringsbesluit)

Regelt de bodemsanering, potentiëleverontreinigingsbronnen, historisch verontreinigdegronden en grondverzet in Vlaanderen.

Ja Binnen het studiegebied zijn al bodemonderzoeken

uitgevoerd. (zie kaart 4).

De uitvoering van het plan brengt mogelijkgrondverzet met zich mee. Hiervoor zal er eentechnisch verslag en een bodembeheerrapport

Bod

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 52 van 162

Randvoorwaarden Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk

Nee* dienen te worden opgesteld. Uitvoeren vanonderzoek naar uitgegraven grond zit niet vervatbinnen het MER.

Materialendecreet – VLAREMA(uitvoeringsbesluit)

Met het Materialendecreet en het VLAREMA(Vlaams reglement voor het duurzaam beheer vanmateriaalkringlopen en afvalstoffen) evolueert hetVlaamse afvalstoffenbeleid naar een duurzaammaterialenbeleid waar het sluiten vanmateriaalkringlopen en het verlagen van demilieudruk over de hele levenscyclus van eenproduct centraal staan.

Nee* Bij de aanleg van de infrastructuur kunnen mogelijkmaterialen vrijkomen die bij hergebruik onder deVLAREMA-reglementering vallen

Bod

Mestdecreet Regelgeving omtrent bemestingsnormen,beschermingsgebieden, uitrijregeling,mesttransport en mestverwerking

Nee* Wijziging van het bodemgebruik op bepaaldepercelen, kan leiden tot andere bemestingsnormenvoor deze percelen.

/

Vlarem I Vlarem I is een uitvoeringsbesluit van hetmilieuvergunningsdecreet. Hierin worden deprocedures voor de meldingen enmilieuvergunningsaanvragen vastgelegd

Nee* Voor de exploitatie van nieuwe en/of uitbreiding vanbestaande activiteiten binnen het plangebied zalmogelijk een milieuvergunning dienen te wordenaangevraagd.

/

Vlarem II Hierin worden de algemene en sectorale voor-waarden beschreven waaraanvergunningsplichtige activiteiten moeten voldoen.Daarnaast bevat dit besluit ookmilieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater,grondwater, lucht, geluid en bodem.

Ja De Vlarem-voorwaarden zijn van toepassing op detoekomstige ontwikkelingen binnen het plangebied.

verschillende MER-disciplines

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 53 van 162

Randvoorwaarden Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk

Besluit houdende nadere regelsinzake duurzaam gebruik vanpesticiden in het Vlaamse Gewestvoor niet-land- entuinbouwactiviteiten en de opmaakvan het Vlaams Actieplan DuurzaamPesticidengebruik (15/03/2013)

Wijziging besluit van de VlaamseRegering 27.03.1985 houdendereglementering van de handelingenbinnen de waterwingebieden en debeschermingszones en het BVR27.03.1985 houdendereglementering van de handelingendie het grondwater kunnenverontreinigen, watpesticidengebruik betreft(15/03/2013)

BVR houdende nadere regels inzake duurzaamgebruik van pesticiden in het Vlaamse Gewestvoor niet-land- en tuinbouwactiviteiten en deopmaak van het Vlaams Actieplan DuurzaamPesticidengebruik.

Dit besluit wijzigt twee besluiten betreffendereglementering inzake respectievelijk dehandelingen binnen de waterwingebieden enbeschermingszones en de handelingen diegrondwater kunnen verontreinigen, opdat ze metde Europese Richtlijn Duurzaam gebruik vanpesticiden overeenkomstig zouden zijn. Deruwwaterbronnen voor de productie vandrinkwater moeten worden beschermd doorbeschermingszones af te bakenen.

Ja Sinds 1 januari 2015 geldt een verbod voor hetgebruik van pesticiden.

Het besluit is van toepassing op de volgendeterreinen die beheerd worden in het kader van eenopenbare dienst of in het kader van een commerciëleactiviteit:

• alle terreinen, inclusief de bermen, op minderdan zes meter van het talud van hetoppervlaktewater;

• alle bermen langs wegen en spoorwegen;

• alle wegranden, trottoirs en andere verhardeterreinen die deel uitmaken van de openbareweg of die erbij horen, zoals parkeerterreinen enpleinen;

• alle verharde terreinen die 200 m² of groter zijn;

• alle terreinen die toegankelijk zijn voor hetbrede publiek of voor kwetsbare groepen;

• alle andere terreinen dan de bovenvermeldeterreinen, die gebruikt worden voor eenopenbare dienst of die horen bij een gebouw datgebruikt wordt voor een openbare dienst.

Bod, Wat

WATER

Wet op de bescherming vanoppervlaktewateren

Regelt de bescherming van oppervlaktewaterenvan het openbaar hydrografisch net en deterritoriale zee tegen verontreiniging en legt dekwaliteitsdoelstellingen vast voor alleoppervlaktewateren.

Ja De waterkwaliteitsdoelstellingen voor de waterlopenin het plangebied zijn:

• Basiskwaliteit: Aardbolloop, Heymaarsloop,Hoge Putloop, Hollandse Loop, Kleine Mark,Meerenloop, Molenloop, Roeleindeloop(deels), Salmmeirloop, Schommelbeek.

Wat

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 54 van 162

Randvoorwaarden Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk

• Viswaterkwaliteit: Laak (of Bolkse Beek),Mark, Roeleindeloop (deels),

Besluit van de Vlaamse regeringvoor wat betreft de wijziging van demilieukwaliteitsnormen

In dit besluit, als wijziging van Vlarem I en II, wordteen wijziging opgenomen van de milieukwaliteits-normen voor oppervlaktewater, waterbodems engrondwater.

ja In de discipline water wordt verwezen naar dezenieuwe milieukwaliteitsnormen.

Wat

Wet op de onbevaarbarewaterlopen

Hierin wordt vastgelegd dat buitengewone werkenvan wijziging van de waterlopen slechts kunnenuitgevoerd worden nadat hiervoor een machtigingbekomen is vanwege de bevoegde overheid.

ja Er bevinden zich verschillende waterlopen in hetplan- en studiegebied: Aardbolloop, Heymaarsloop,Hoge Putloop, Hollandse Loop, Kleine Mark,Meerenloop, Molenloop, Roeleindeloop,Salmmeirloop, Schommelbeek, Laak (of Bolkse Beek),

Mark en een waterlopen zonder naam (kaart 5).

Wat

Wet op de bevaarbare waterlopen Voor de bevaarbare waterlopen geldt o.a. eenbesluit betreffende het toekennen vanvergunningen, het vaststellen en innen vanretributies voor het privatieve gebruik van hetopenbaar domein van de waterwegen en hunaanhorigheden

Nee Er bevinden zich geen bevaarbare waterlopen binnen

plan- en studiegebied (kaart 5).

Wat

Grondwaterdecreet Regelt de bescherming van het grondwater, hetgebruik ervan en het voorkomen en vergoedenvan schade. De procedure voor het aanvragen vaneen vergunning voor de onttrekking van ofinfiltratie naar het grondwater, evenals voorboringen naar grondwater, is geïntegreerd inVLAREM (rubrieken 52 tot en met 55). Specifiekevoorwaarden voor hoger genoemde activiteitenzijn opgenomen in de hoofdstukken 5.52 tot enmet 5.55 van VLAREM II.

De afbakening van waterwingebieden enbeschermingszones valt onder het besluit van 27maart 1985.

Nee*

ja

Binnen het plangebied zijn verschillendevergunningen voor grondwaterwinningen bekend

(kaart 5 - grondwater).

Het plangebied overlapt met beschermingszone 3van de grondwaterwinning van de Bolkse Heide(Kaart 5 – Grondwater).

Wat

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 55 van 162

Randvoorwaarden Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk

Polders en Wateringen Lokale openbare besturen die instaan voorintegraal waterbeheer

ja Het noordelijk deel van het plan- en studiegebied isgelegen binnen de Watering De Beneden Mark.

Wat

Decreet Integraal Waterbeleid Dit decreet is de implementatie van de EuropeseKaderrichtlijn Water in de Vlaamse wetgeving enlegt de doelstellingen, principes en structuren vastvoor een vernieuwd duurzaam waterbeleid. In ditdecreet wordt o.m. de watertoets als instrumentvoor een integraal waterbeleid opgenomen.

Ja Voor een activiteit die wordt onderworpen aan eenmilieueffectrapportage geschiedt de analyse enevaluatie van het al dan niet optreden van eenschadelijk effect op de kwantitatieve toestand vanhet grondwater en de op te leggen voorwaarden omdat effect te vermijden, te beperken, te herstellen ofte compenseren in dit rapport. Dit decreet houdteveneens in dat de schade door overstromingen zoveel mogelijk wordt beperkt door oplossingen dieaansluiten bij de natuur van het watersysteem (o.a.aanpak aan de bron en het voorzien van bufferingvoor overtollig water) en dat de nodige ruimte voorwater planmatig wordt vastgelegd.

Het plangebied behoort tot het stroomgebied van deMaas en het deelbekken van de Marke. Grote delenvan het plangebied en de omgeving zijn gevoelig vooroverstromingen, vooral in de omgeving van De Mark

(zie kaart 5b- oppervlaktewater).

Wat

Uitvoeringsbesluit watertoets (B.S.14/11/2011) en kaart van deoverstromingsgevoelige gebiedenvan 1/7/2014

Dit besluit trad in werking op 1 maart 2012 geeftde lokale, provinciale en gewestelijke overheden,die een vergunning moeten afleveren, richtlijnenvoor de toepassing van de watertoets.

D.m.v. de watertoets dient de overheid na te gaanhoe het watersysteem zal worden beïnvloed. Hetwatersysteem is het geheel van alleoppervlaktewater (gaande van water dat eenhelling afstroomt tot de rivieren), het grondwateren de natuur die daarbij hoort.

Ja In het MER worden de effecten op het watersysteemonderzocht en wordt aangegeven of herstel- encompensatiemaatregelen nodig zijn. De gegevens omde watertoets uit te voeren worden opgenomen ineen afzonderlijke paragraaf in het MER.

Wat

Deelbekkens Vlaanderen is ingedeeld in 11 rivierbekkens. De ja Het plangebied bevindt zich in het deelbekken van de Wat

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 56 van 162

Randvoorwaarden Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk

organisatie van het rivierbekkenbeleid zalgebeuren door het opstellen van eendeelbekkenbeheerplan.

Marke.

NATUUR

Natuurdecreet Dit decreet regelt het beleid inzake natuurbehouden vrijwaring van het natuurlijke milieu, inzake debescherming, de ontwikkeling, het beheer en hetherstel van de natuur en het natuurlijk milieu,inzake de handhaving en het herstel van dedaartoe vereiste milieukwaliteit en inzake hetscheppen van een zo breed mogelijk draagvlak.

Algemene maatregelen ter bescherming van denatuur dienen te worden opgevolgd.

Het decreet regelt tevens de procedure van deafbakening van de Speciale Beschermingszones.Het gebiedsgericht beleid houdt ook deontwikkeling van het Vlaams Ecologisch Netwerk(VEN) en het Integraal Verwevings- enondersteunend Netwerk (IVON) in. Hetnatuurdecreet legt de voorschriften en geboden inVEN en de Speciale Beschermingszones vast.

Ja Algemene bepalingen uit het Natuurdecreet, metondermeer het stand-still beginsel en de zorgplichtzijn uiteraard van toepassing.

Binnen het ruilverkavelingsgebied zijn geen VENgebieden aangeduid. In het noordoosten grenst hetVEN-gebied “De Vallei van het Merkske” aan hetplangebied.

Het plangebied overlapt met het SBZ-H “BE2100020Heesbossen, Vallei van Marke en Merkske en Ringvenmet valleigronden langs de Heerle”

Bio

Soortenbesluit Sinds 1 september 2009 is het Besluit van deVlaamse Regering met betrekking totsoortenbescherming en soortenbeheer (hetSoortenbesluit) van kracht.

Ja Er komen binnen het plangebied strikt tebeschermen soorten voor. Het voorkomen van debeschermde soorten in het studiegebied wordt in hetMER nader omschreven.

Bio

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 57 van 162

Randvoorwaarden Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk

Besluit van 23 april 2014betreffende de EuropeseNatuurdoelen voor het Natura2000-gebied “Heesbossen, Valleivan Marke en Merkske en Ringvenmet valleigronden langs de HeerleseLoop” (BE2100020)

Ja Omschrijft de specifieke doelstellingen van het SBZ-gebied

Bio

Natuurreservaten Voor elk erkend natuurreservaat wordt eenbeheersplan opgesteld.

neen Binnen het plangebied zijn geen natuurreservatengelegen.

Bio

Bosreservaten De Vlaamse Regering stelt vast voor welke bossenof bosgedeelten bijzondere beschermings- enbeheersmaatregelen worden genomen omdat zeeen ecologische en wetenschappelijke functie tevervullen hebben. Deze bossen worden vanaf deaanwijzing of erkenning bosreservaten genoemd.

neen Er zijn geen bosreservaten gelegen in het plangebied. Bio

Bosdecreet Heeft tot doel het behoud, de bescherming, deaanleg, het beheer en het herstel van de bossenen het natuurlijk milieu van de bossen te regelen.Het regelt o.a. compensatie van ontbossing.

Ja Er liggen bosstructuren binnen het plangebied. Erworden ontbossingen voorzien. Voor ontbossingen >3 ha dient boscompensatie in natura te wordenvoorzien.

Elders dient voor het plaatselijk rooien van bomeneen stedenbouwkundige- of kapvergunning teworden aangevraagd.

Bio

Meest Kwetsbare WaardevolleBossen (MKWB)

De Vlaamse Regering heeft een op 31 maart 2017de ontwerpkaart van meest kwetsbarewaardevolle bossen definitief goedgekeurd. Voorde bossen aangeduid op kaart van de MeestKwetsbare Waardevolle Bossen geldt eenverstrengde procedure voor ontbossing . Dieontstaat reeds voor bossen aangeduid op de

Ja Er liggen bosstructuren binnen het plangebied die opde ontwerpkaart aangeduid worden als MKWB

Bio

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 58 van 162

Randvoorwaarden Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk

voorlopige kaart. Het verwijderen van die bossenis verboden. Bij het Agentschap voor Natuur enBos kan wel een afwijking aangevraagd worden.De Vlaamse Regering zal na advies van hetAgentschap voor Natuur en Bos over dieafwijkingsaanvraag beslissen.

Natuurinrichting Heeft tot doel een gebied optimaal in te richten infunctie van het behoud, het herstel en het beheervan natuur.

Nee In het ruilverkavelingsgebied of in de nabijeomgeving werden nog geen natuurrichtplannenopgestart.

/

PAS – programmatorische aanpakstikstofdeposities

De Vlaamse Regering besliste op 23 april 2014 tothet instellen van een Programmatische Aanpakvan de Stikstofdeposities (PAS).

Het doel van de PAS is in de eerste plaats hetvermijden van een vergunningenstop en oplangere termijn het creëren van ontwikkelruimtedie deels kan gebruikt worden voor het vergunnenvan nieuwe projecten en activiteiten voor zowellandbouw, industrie als verkeer.

Door onder meer de problematiek van devermestende en verzurende stikstofdeposities(ammoniak en stikstofoxides) en het feit dat delandbouwsector, meer bepaald de veehouderij, degrootste bijdrager is in de ammoniakemissies,komt de vergunningenverlening aanlandbouwbedrijven in het vizier.

Ja Bij de goedkeuring van de Europese natuurdoelen inapril 2014 ging onmiddellijk een overgangsperiode(2014-2019) van start. De overgangsperiodegarandeert dat de vergunningverlening mogelijkblijft, op voorwaarde dat een aantal afgesprokenmaatregelen toegepast worden.

Met de definitieve PAS (2019) zullen allecomponenten van de PAS ingesteld zijn:

» brongerichte maatregelen voor elk van debetrokken sectoren: generiek en gebiedspecifiek (ophet vlak van vergunningen)

» herstelmaatregelen om de natuur robuuster temaken

De gebiedsgerichte component van het beleid wordtverder gezet, op basis van de goedgekeurdeinrichtingsnota voor de landbouwbedrijven dieminstens 50% bijdragen aan de kritische habitatcel.Op 17 februari 2017 keurde de Vlaamse Regeringtevens een herstructureringsprogramma goed voor

Bio

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 59 van 162

Randvoorwaarden Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk

de landbouwbedrijven die enerzijds een impactscorehebben van 5% of meer en minder dan 50% enanderzijds verhinderd worden in hun uitbreiding.

LANDSCHAP, ONROEREND ERFGOED EN ARCHEOLOGIE

Onroerenderfgoeddecreet(12/07/2013; B.S. 17/10/2013) enuitvoeringsbesluit (goedgekeurddoor Vlaamse Regering op16/05/2014)

Sinds 1 januari 2015 is het nieuweOnroerenderfgoeddecreet in werking. Vanaf dangeldt één overkoepelende regelgeving voormonumenten, stads- en dorpsgezichten,landschappen en archeologie.

Het nieuwe onroerend erfgoeddecreet vervangtdrie voorgaande decreten (monumentendecreetvan 1976, archeologiedecreet van 1993 enlandschapsdecreet van 1996) en een wet uit 1931op het behoud van monumenten enlandschappen.

Met de definitieve goedkeuring van het nieuwdecreet onroerend erfgoed door de Vlaamseregering is ook de Conventie van Malta (ook welhet Verdrag van Valletta genoemd) in Vlaamseregelgeving omgezet. Om de Conventie van Maltaverder te implementeren in de Vlaamseregelgeving was een volledig nieuw archeologischtraject nodig. Daarin spelen erkende archeologeneen cruciale rol. Sinds 1/06/2016 is ook hethoofdstuk Archeologie van hetOnroerenderfgoeddecreet in werking getreden.

Ja Beschermde dorpsgezichten:

• /

Beschermd landschap:

• Rijksweldadigheidskolonie

Beschermde monumenten:

• het domein van het kasteel vanHoogstraten met bijgebouwen enwerkplaatsen

• Laarmolen

Ankerplaatsen:

• de aangeduide ankerplaats ‘Kasteel vanHoogstraten’

• ankerplaats ‘Merksplaskolonie’

• ankerplaats ‘Wortel-kolonie’.

Uit vooronderzoek van de VLM blijkt dat er inzakearcheologie een viertal zones belangrijk zijn binnenhet plangebied. Het MER zal rekening houden metdeze onderzoeken alsook met het uit te brengenadvies van de bevoegde administraties en indiennodig milderende maatregelen/randvoorwaardenopleggen.

LBEA

Wet Ruilverkaveling Een ruilverkaveling herschikt landbouwpercelenbinnen een vooraf afgebakend gebied.

ja Het plan betreft een ruilverkavelingsproject. /

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 60 van 162

Randvoorwaarden Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk

Decreet Landinrichting Heeft tot doel de inrichting van landelijkegebieden te realiseren overeenkomstig debestemmingen toegekend door de ruimtelijkeordening.

neen Er zijn geen landinrichtingsplannen van toepassingbinnen het plangebied.

Referentiesituatie

Regionale Landschappen Hier kunnen openbare besturen, diensten enverenigingen elkaar ontmoeten en samenwerkenaan de ontwikkeling van de streek.

Ja Het plangebied maakt geen deel uit van eenRegionaal landschap.

LBEA

BELEIDSPLANNEN

Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Geeft de richtlijnen weer van het toekomstiggebruik van de ruimte in Vlaanderen. Dehoofddoelstelling is het behoud en waar mogelijkversterking en de uitbreiding van de nogresterende open ruimte.

Ja Het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen is definitiefvastgesteld op 23 september 1997. Ondertussen zijnreeds twee herzieningen gebeurd.

De Vlaamse Regering heeft op 17 december 2010 eentweede herziening van het Ruimtelijk StructuurplanVlaanderen definitief vastgesteld. De bindendebepalingen werden op 16 februari 2011 bekrachtigddoor het Vlaams Parlement. Beide bepalingenverschenen op 18 april 2011 in het BelgischStaatsblad. de herziening trad op 2 mei 2011 inwerking.

De ruilverkaveling Rijkevorsel-Wortel ligt in debuitengebiedregio “Noorderkempen”.

Volgende ruimtelijke beleidsdoelstellingen zijngeformuleerd:

• Vrijwaren van samenhangendelandbouwgebieden voor deberoepslandbouw;

• Behoud en versterking van de bestaandenatuurcomplexen en inschakeling ervanbinnen een netwerk;

• Behoud en versterking van bestaande bos-

Gestuurdeontwikkeling

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 61 van 162

Randvoorwaarden Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk

en parkstructuur;

• Behoud en versterken van watersystemenen valleistructuren;

• Behoud van gave cultuurlandschappen enstructurerende landschapselementen;

• Toeristisch-recreatieve ontsluiting van deopen ruimte.

De ruilverkaveling Rijkevorsel-Wortel ligt in dedeelruimte “Open Kempen”.

Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Geeft de hoofdlijnen weer van het ruimtelijkbeleid dat de provincie Antwerpen wil voeren.

Ja Hoogstraten is gelegen in de hoofdruimte‘Noorderkempen’. Binnen de Noorderkempen wordtde stad als belangrijk knoop- en verdichtingsgebiedaangeduid. Bovendien wordt erkend dat detuinbouwfunctie te Hoogstraten specifieke eisenveronderstelt. Binnen de ‘Noorderkempen’ behoortde stad tot de deelruimte ‘Open Kempen’, waarvanzij trouwens de hoofdstad is. Beleidsmatig betekentdit dat buiten de kernen aandacht gaat naargrootschalige landbouw en verspreide natuurlijkegebieden.

Het oostelijk deel van de gemeente Hoogstraten isgelegen in het natuurlijk gebied gebonden aan deMark. Dit gebied kan opgesplitst worden in eenecologisch gebied van bovenlokaal belang dat zichten zuiden van de kern van Hoogstraten bevindt eneen natuuraandachtsgebied dat zich ten oosten vandeze Hoogstraten-Minderhout-Meer bevindt. Het bosvan Heeshuis en zijn omgeving te Hoogstraten en dekolonie Wortel zijn geselecteerd als ecologischegebieden van bovenlokaal niveau evenals het gebiedvan de vallei van de Mark tussen Hoogstraten enMerksplas.

Gestuurdeontwikkeling

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 62 van 162

Randvoorwaarden Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk

Merksplas behoort tot de hoofdruimte‘Noorderkempen’ en tot de deelruimten ‘OpenKempen’ en ‘rustig grensgebied’. Het gebied van deopen Kempen is letterlijk een open gebied waar delandbouwfunctie, voor een belangrijk deelgrondgebonden, overweegt en wat een belangrijkeeconomische betekenis heeft voor de provincie.Enkel heidegebieden en bosgebieden komenverspreid voor en vormen een netwerk vanverspreide natuurlijke gebieden.

Het rustig grensgebied is een weinig bebouwd gebiedmet hoge natuurwaarden. Natuur en ondergeschiktdaaraan laagdynamische passieve recreatie zijnhoofdfuncties in het gebied. Het gebied blijft beperkttoegankelijk behalve voor doorgaand, langzaamverkeer. Grondgebonden veehouderij is deruimtelijke drager.

Rijkevorsel behoort tot de hoofdruimteNoorderkempen en tot de deelruimte Open Kempen.

Gemeentelijk RuimtelijkStructuurplan Hoogstraten

Geeft de hoofdlijnen weer van het ruimtelijkbeleid dat de gemeente wil voeren.

Ja De visie van het GRS wordt uitgewerkt in een aantalessentiële doelstellingen voor de ruimtelijkeontwikkeling van de gemeente Hoogstraten. Dezedoelstellingen zijn:

• Hoogdynamische activiteiten aanmoedigenin de hoogdynamische as

• Uitbouwen van een aantrekkelijk stedelijkgebied

• Troeven van landschap, natuur en recreatieuitspelen;

• Land- en tuinbouw stimuleren enversterken;

• Ontwikkelen van een herkenbarelandschappelijke en natuurlijke structuur;

Gestuurdeontwikkeling

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 63 van 162

Randvoorwaarden Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk

• Garanderen van leefbaarheid en identiteit inde kernen van het buitengebied

Volgende concepten worden geformuleerd om degewenste ruimtelijke structuur van de gemeente weerte geven:

• Waterlopen als groene aders

• Kernen als parels langs het snoer vanwaterlopen

• Hoogdynamische As als gelede drager vanbovenlokale ontwikkelingen

• Hoogdynamische As als permeabele wandvoor open ruimtefuncties

• Vier deelruimten als basis voor eengebiedsgericht beleid

Gemeentelijk RuimtelijkStructuurplan Rijkevorsel

Volgende basisdoelstellingen worden vooropgesteld:

• Opvangen van de lokale woonbehoeften

• Opvangen en ondersteunen van de lokaletewerkstelling

• Aandacht voor de kwaliteiten van de openruimte

• Aandacht voor de toeristisch-recreatievepotenties van de gemeente

• Aandacht voor de ontsluitings- enverbindingsfunctie van de gemeente

Volgende concepten worden geformuleerd om degewenste ruimtelijke structuur van de gemeente weerte geven:

• Rijkevorsel een landschap in ontwikkeling

• Rijkevorsel landelijk en groen

• Nadruk op lokale ontwikkelingen metrespect voor bestaande bovenlokalefuncties

Gestuurdeontwikkeling

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 64 van 162

Randvoorwaarden Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk

Gemeentelijk RuimtelijkStructuurplan Merksplas

Er wordt vertrokken van volgende uitgangspunten:

• Duurzame ruimtelijke ontwikkeling

• Maximaal streven naar ruimtelijke kwaliteit

• Ruimtelijke draagkracht als norm

• Complementariteit tussen samenhang endiversiteit

Volgende concepten worden geformuleerd om degewenste ruimtelijke structuur van de gemeente weerte geven:

• Fysisch systeem als drager van deruimtelijke structuur

• Ruimte voor wonen en functioneleverweving in de kern – lokaalbedrijventerrein in het zuiden van degemeente

• Ruimte voor agrarische ontwikkeling

• Visuele herkenbaarheid van het Kempischelandschap

• Verkeersveiligheid en –leefbaarheid in dekern

• Gradaties in recreatief gebruik

• Kolonie: evenwicht tussen open en gesloten

Gestuurdeontwikkeling

Stroomgebiedbeheerplan Het stroomgebiedbeheerplan bepaalt dehoofdlijnen van het integraal waterbeleid voor hetdesbetreffende stroomgebieddistrict, met inbegripvan de voorgenomen maatregelen, middelen entermijnen. Onderdelen van het plan kunnenbindend zijn voor entiteiten die belast zijn mettaken van openbaar nut.

Ja Het studiegebied maakt deel uit van hetstroomgebied van de Maas. Een aantal acties zijngelegen binnen het plangebied.

Wat

Gewestelijk Milieubeleidsplan 2011-2015

Het Milieubeleidsplan bepaalt de hoofdlijnen vanhet milieubeleid dat door het Vlaamse Gewest, enook door de provincies en gemeenten inaangelegenheden van gewestelijk belang, dient te

Ja Algemeen zijn de doelstellingen inzake luchtkwaliteit,biodiversiteit, kwaliteit van de watersystemen,milieudruk en bodembeleid van toepassing.

Gestuurdeontwikkeling

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 65 van 162

Randvoorwaarden Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk

worden gevoerd. Naast een schets van de context,is in het plan een evenwaardige plaats toebedeeldaan de langetermijndoelstellingen, deoverheidsinterne engagementen, deplandoelstellingen, de milieuthema’s en tenslottede maatregelenpakketten.

Actieplan Klimaatplanprovinciebestuur Antwerpen

Met het Klimaatplan voert de provincie Antwerpende doelstellingen van het ProvinciaalMilieubeleidsplan 2008-2012 uit.

• In 2020 is de provincie Antwerpen alsorganisatie klimaatneutraal.

• In 2020 zijn minstens 20% van degemeenten van de provincie alsorganisatie klimaatneutraal.

• Burgers worden gestimuleerd effectiefeen reductie in de broeikasgasuitstoot terealiseren..

ja Volgende thema’s komen aan bod: Gebouwen,Hernieuwbare energie, Mobiliteit, Landbouw (Focusop melkveehouderij), Machines en toestellen, Natuur,Compensatie, Gemeenten en Burgers.

Gestuurdeontwikkeling

Gemeentelijk milieubeleidsplanHoogstraten

Beschrijft het milieubeleid dat de gemeente dekomende jaren wil voeren.

Op 28 april 2006 werd het decreet houdendealgemene bepalingen inzake milieubeleid gewijzigd(B.S. 14/06/2006), en werden de regels voor degemeentelijke milieubeleidsplannen enmilieujaarprogramma's versoepeld. Zo is deopmaak van een gemeentelijk milieubeleidsplanvanaf dan niet langer een verplichting.

ja Volgende krachtlijnen met betrekking tot denatuurlijke structuur werden bepaald: trachten vanhet vrijwaren van bebouwing langs de oevers van deMark, behouden van de open ruimten in het helegebied. Natuurlijke gebieden zijn klein en liggen somsver van elkaar wat hun leefbaarheid sterk verlaagt.Voor het voortbestaan van de soortenrijkdom is hetessentieel dat er voldoende kwalitatief hoogstaandehabitats overblijven en dat die met elkaar inverbinding staan. De gemeente zal waar mogelijkbijkomende groengebieden verwerven en haar eigengroen zo natuurlijk mogelijk inrichten

Gestuurdeontwikkeling

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 66 van 162

Randvoorwaarden Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk

Herbevestigd agrarisch gebied Gebieden waar de gewestplanbestemming nogactueel is en een goede planologische vertaling isvan de gewenste ruimtelijke structuur, wordenherbevestigd als agrarisch gebied.

Ja De agrarische gebieden binnen het plangebiedzijn (groten)-deels aangeduid als HAG. Zo makendeel uit van het plan:

• St.-Lenaerts - Achtel

• Poeleind – Langenberg

• Rijkevorsel –Bolk

Mens

GemeenschappelijkLandbouwbeleid

Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2014-2020 bevat 3 strategische doelstellingen:

• vaste voedselzekerheid voor de Europeseburgers op de lange termijn garanderenen helpen voorzien in de wereldwijdstijgende vraag naar voedsel;

• kwaliteitsvol, hoogwaardig engediversifieerd voedsel bieden dat opduurzame wijze is geproduceerd metbehoud van de natuurlijke hulpbronnenen de biodiversiteit;

• de levensvatbaarheid van het plattelandgaranderen.

Om die doelstellingen te bereiken worden de tweepijlers van het GLB gehandhaafd:

1. rechtstreekse steun aan landbouwbedrijvenen

2. beleid voor plattelandsontwikkeling.

Ja De directe steun aan landbouwbedrijven werdde laatste jaren hervormd. Deze hervormingomvat o.m. de verplichting om 3vergroeningspraktijken toe te passen:gewasdiversificatie, behoud van blijvendgrasland en aanleg van ecologischaandachtsgebied.

Mens

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 67 van 162

6 Algemene methodologische aspecten

6.1 Algemene opbouw en uitgangspunten van de effectenstudie

Selectie van de relevante milieudisciplines

In het MER worden de effecten van het plan op de verschillende disciplines onderzocht. Er kan hierbijeen onderscheid worden gemaakt tussen sleuteldisciplines, optiedisciplines en niet relevantedisciplines.

Tabel 6-1: Identificatie van sleutel-, optie- en niet-relevante disciplines voor het plan-MERruilverkaveling Rijkevorsel-Wortel

Discipline Sleuteldiscipline Optiediscipline Niet of minderrelevante discipline

Bodem

Water: grondwater enoppervlaktewater

Biodiversiteit

Landschap, Bouwkundig erfgoed enArcheologie

Mens - ruimtelijke aspecten

Mens – mobiliteit

Mens – hinder

Lucht

Geluid en trillingen

Licht, warmte en stralingen

Energie en grondstoffenvoorraden

Voor de evaluatie van de effecten die het voorgestelde ruilverkavelingsplan zal teweegbrengen,worden bepaalde disciplines als relevant beschouwd. Het feit dat de ingrepen op de betreffendemilieudisciplines onomkeerbare en dus permanente effecten veroorzaken, klasseert hen onder denoemer sleuteldisciplines (zie tabel). Sleuteldisciplines worden door erkende MER-deskundigenuitgewerkt.

De mogelijke effecten van het plan op het geluidsklimaat en de luchtkwaliteit treden in hoofdzaak optijdens de aanlegfase van de ruilverkaveling (kavelwerken, infrastructuurwerken). Tevens wordengeen maatregelen genomen die gericht zijn op het bevorderen van intensieve veeteelt.

De effecten van kavelinrichtingswerken en ontsluiting zijn plaatselijk van aard en strekken zich nietbuiten de grenzen van de ruilverkaveling uit. De aspecten mens – mobiliteit en mens – hinderaspectenworden daarom behandeld onder de discipline mens – ruimtelijke aspecten. Optiedisciplines wordenonder verantwoordelijkheid van de MER-coördinator opgemaakt.

Overige disciplines worden niet relevant geacht.

Bestaande toestand

Dit is de toestand van het plangebied waarnaar gerefereerd wordt in functie van de effectbeoordeling.In het MER zal de bestaande toestand als referentie genomen worden voor de toetsing van deeffecten.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 68 van 162

Indien geen recente gegevens beschikbaar zijn voor bepaalde disciplines, zal de deskundige debeschikbare gegevens actualiseren (door veldwerk of door extrapolatie) indien hij dit nodig achtomwille van mogelijke significante wijzigingen in de tijd. De bestaande toestand vormt in principe hetnulalternatief ten opzichte waarvan de uitvoering en de aanwezigheid van het plan vergeleken wordt.In het MER en in de eindsynthese worden de voor- en nadelen van het plan t.o.v. dit nulalternatiefbesproken onder de vorm van een beschrijving en een cijfermatige beoordeling.

Ontwikkelingsscenario’s

De geplande projecten in de omgeving van het plangebied worden voor zover relevant meegenomenin de milieubeoordeling als ontwikkelingsscenario’s. In het MER wordt nagegaan of het plan bepaaldemogelijke wenselijke ontwikkelingsscenario’s niet hypothekeert of een knelpunt vormt.

Geplande situatie en beoordeling effecten

De geplande situatie is de toestand van het studiegebied na uitvoering van het plan, en dit zonderrekening te houden met eventuele milderende maatregelen. De beoordeling van de effecten gebeurto.b.v. expert judgement en is – waar mogelijk – gebaseerd op cijfermatige gegevens. Onder §‘methodiek effectenvoorspelling en -beoordeling’ wordt voor elke discipline aangegeven op basis vanwelke criteria en op welke wijze de beoordeling van de effecten gebeurt.

Om een overzicht te krijgen van het belang van de verschillende effecten wordt voor elk effectvolgende indelingswijze/scoretoekenning gehanteerd:

aanzienlijk negatief (-3) aanzienlijk positief (+3)

negatief (-2) positief (+2)

beperkt negatief (-1) beperkt positief (+1)

verwaarloosbaar / geen significant effect (0)

Er wordt bij de beoordeling van de negatieve effecten zowel rekening gehouden met de omvang /schaal van de impact van het plan of haar onderdelen, als met de kwetsbaarheid van de omgevingvoor het betreffende milieuaspect. Grosso modo kan volgend algemeen significantiekadervooropgesteld worden:

Tabel 6-2: Significantiekader kwetsbaarheid

Schaal

Kwetsbaarheid

Grote impact Middelmatigeimpact

Beperkte impact

Zeer kwetsbaar -3 -2 -1

Matig kwetsbaar -2 -1/-2 0/-1

weinig kwetsbaar -1 0/-1 0

In volgende hoofdstukken worden de specifieke significantiekaders per discipline besproken.

Maatregelen

Na de bespreking en evaluatie van de effecten worden – waar nuttig en mogelijk – maatregelenvoorgesteld ter eliminatie, beperking of compensatie van de effecten. Aan de hand van de grootte vande toegekende scores zal kunnen afgeleid worden in hoeverre de deskundigen een effect belangrijkvinden, in hoeverre een maatregel vereist geacht wordt, en welke de impact is van deze maatregel(resterend effect). Het resterend effect wordt op gelijkaardige wijze beoordeeld als het oorspronkelijkeffect.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 69 van 162

Synthese van de milieueffecten en milderende maatregelen

Na de analyse i.f.v. de verschillende milieuaspecten worden in een samenvatting en eeneindbespreking de belangrijkste elementen van de studie tabelmatig weergegeven en besproken,samen met een globale evaluatie van het plan.

Hieronder zullen de verschillende effecten en voorgestelde maatregelen tabelmatig samengevatworden.

Leemten in de kennis en monitoring

Hieronder zullen volgende zaken beschreven worden:

• welke aspecten eventueel nog niet éénduidig bepaald zijn;

• voor welke aspecten geen volledig inzicht beschikbaar is van de bestaande milieutoestand;

• waar onzekerheden gesitueerd zijn m.b.t. de effectinschatting;

• voorstellen ter opvolging van bepaalde aspecten tijdens werken of tijdens de exploitatie.

Grensoverschrijdende effecten

Het plangebied is gelegen in het Vlaams Gewest.

Daar het plangebied niet nabij de grens met het Waalse of Brussels Hoofdstedelijk Gewest gesitueerdis, worden er geen gewestgrensoverschrijdende effecten verwacht.

Daar het plangebied nabij een landsgrens gesitueerd is, nl. de Nederlandse grens, worden er mogelijklandsgrensoverschrijdende effecten verwacht.

Eindbespreking

Hierin zullen kort de belangrijke elementen van het MER met een integrerende evaluatie vanwege decoördinator worden weergegeven.

Niet-technische samenvatting

Als bijvoegsel van het MER wordt een niet-technische samenvatting van het volledig MER opgenomen.

Elementen voor het uitvoeren van de Watertoets

In deze bijlage worden de elementen besproken voor het uitvoeren van de Watertoets. De gegevenshiervoor worden afgeleid uit de disciplines bodem en grondwater, oppervlaktewater en biodiversiteit.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 70 van 162

6.2 Ingreep- effectenschema

Gebaseerd op de algemene locatiekarakteristieken en de planbeschrijving worden hieronder de voornaamste mogelijke effecten die t.g.v. het plan redelijkerwijze kunnenverwacht worden in een overzicht weergegeven:

Tabel 6-3: Ingreep effectenmatrix: globale inschatting van de milieueffecten

Deelingrepen Verwacht effect op…

Water Bodem Biodiversiteit Landschap, bouwkundigerfgoed en archeologie

Mens

AANLEGFASE

Kavelwerken i.f.v. landbouw ennatuur,

Nivelleren terrein,

Vergraven,

Aanpassen van bestaande ontsluitingen wegeninfrastructuur (incl. traagverkeer),

Aanpassen van bestaandeafwatering,

Aanpassing landschapselementen(voor punt- en lijnvormigeelementen),

Verwijderen / aanplant - aanleg vanaanwezige / nieuwe vegetatie (zowelvoor punt- lijn-, en vlakvormigeelementen (waaronder rooien enaanplanten van bossen),

Aanleg bufferbekken enoverstromingszones en verhogen vanhet bergend vermogen van water-lopen ,

Mogelijke bemalingen

Tijdelijke invloed opgrondwaterhuishouding,grondwaterkwaliteit (bijinfiltratie) en opoppervlaktewaterkwali-teit en –kwantiteit (ingeval wordt geloosd opde waterloop) tijdensbemalen en aanpassingvan bestaandewaterlopen metpermanente effecten opreceptordisciplines

Permanente verdichting

Permanenteprofielvernietiging

Permanentebodemzetting metimpact op gebouwen eninfrastructuur

Permanentbiotoopverlies

Permanenterustverstoring

Permanente structuur-en relatiewijzigingen

Permanente wijzigingerfgoedwaarde(potentieel verliesarcheologischpatrimonium)

Permanente wijzigingbouwkundig erfgoed

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 71 van 162

Deelingrepen Verwacht effect op…

Water Bodem Biodiversiteit Landschap, bouwkundigerfgoed en archeologie

Mens

Werfverkeer

EXPLOITATIEFASE

Ruimtebeslag na herverkaveling enkavelruil

Wijziginginfiltratiemogelijkhedenhemelwater en daarmeegepaard gaandewijziging in grond- enoppervlaktewaterkwan-titeit

Wijzigingbodemgebruik/-geschiktheid

Biotoopwinst/-verlies

Versnippering/ontsnip-pering

vernatting/verdroging

impact op migratie-,foerageer- enbroedgebieden

WijzigingLandschapsperceptieWijziginglandschapsstructuur

Wijziging bouwkundigerfgoed

wijziging bewaringarcheologischbodemarchief

Impact op landbouw

Wijziging ruimtelijkfunctioneren

Wijzigingbelevingswaarde voorbewoners en recreanten

exploitatie van de nieuwe landbouw-en kavelstructuur + in gebruiknamevan het aangepast hoofdafwaterings-en waterlopenstelsel i.f.v. eenverbeterde waterhuishouding

Wijziginginfiltratiemogelijkhedenhemelwater en daarmeegepaard gaandewijziging in grond- enoppervlaktewaterkwan-titeit

Wijzigingbodemgebruik/-geschiktheid

Biotoopwinst/-verlies

Versnippering/ontsnip-pering

vernatting/verdroging

impact op migratie-,foerageer- enbroedgebieden

vermesting /eutrofiëring

WijzigingLandschapsperceptieWijziginglandschapsstructuur

Wijziging bouwkundigerfgoed

wijziging bewaringarcheologischbodemarchief

Impact op landbouw

Wijziging ruimtelijkfunctioneren

Wijzigingbelevingswaarde voorbewoners en recreanten

Nieuwe ontsluitinglandbouwpercelen enaangepaste/nieuweweginfrastructuur traag en recreatiefverkeer

Wijziging grond- enoppervlaktewaterkwan-titeit

Permanente verdichting

Bodemzetting

Rustverstoring

Versnippering/ontsnip-pering

WijzigingLandschapsperceptieWijziginglandschapsstructuur

Impact op landbouw

Wijziging ruimtelijkfunctioneren

Wijzigingwegeninfrastructuur

Recreatief medegebruikvan ontsluitingswegen

Verkeersveiligheid

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 72 van 162

Deelingrepen Verwacht effect op…

Water Bodem Biodiversiteit Landschap, bouwkundigerfgoed en archeologie

Mens

Aangepaste/ nieuweweginfrastructuur traag en recreatiefverkeer (incl. laarzenpasen,rustpunten,…)

Wijziging grond- enoppervlaktewaterkwan-titeit

Permanente verdichting

Bodemzetting

Rustverstoring

Versnippering/ontsnip-pering

WijzigingLandschapsperceptieWijziginglandschapsstructuur

Wijziging ruimtelijkfunctioneren

Wijzigingwegeninfrastructuur

Recreatief medegebruik

Verkeersveiligheid

Aanwezigheid bufferbekken enoverstromingszones en aanwezigheidvan het verhoogde waterbergendvermogen van waterlopen

Wijziging grond- enoppervlaktewater-kwantiteit

Wijziging grond- enoppervlaktewaterkwali-teit

Wijzigingbodemkwaliteit

Biotoopwinst/-verlies

Versnippering/ontsnip-pering

impact op migratie-,foerageer- enbroedgebieden

Vernatting

WijzigingLandschapsperceptieWijziginglandschapsstructuur

Wijzigingbelevingswaarde

Veiligheid vooroverstromingen

Inrichtingsmaatregelen i.f.v. ecologieen landschap (incl. rooien enaanplanten van bossen)

Wijziginginfiltratiemogelijkhedenhemelwater en daarmeegepaard gaandewijziging in grond- enoppervlaktewaterkwan-titeit

Wijziging bodemgebruik-geschiktheid

Biotoopwinst/-verlies

Versnippering/ontsnip-pering

impact op migratie-,foerageer- enbroedgebieden

vernatting

WijzigingLandschapsperceptieWijziginglandschapsstructuur

Wijziging bouwkundigerfgoed

Impact archeologischerfgoed

Wijziging ruimtelijkfunctioneren

Wijzigingbelevingswaarde

6.3 Interdisciplinaire gegevensoverdracht

Een van de taken van de coördinator van het MER is het organiseren van gegevensoverdracht tussen de disciplines onderling. Een efficiënte gegevensoverdracht heefteen positieve invloed op de gevolgde methodiek van effect- en impactvoorspelling en zal de betrouwbaarheid ervan verhogen. Als gevolg van deze gegevensuitwisselingzullen bepaalde disciplines hun deelstudie pas kunnen voltooien nadat andere disciplines hun deelstudie voltooid hebben. Overigens moeten de gevolgde methodologieënvan de verschillende disciplines op elkaar afgestemd worden. De erkende (externe) m.e.r.-deskundigen die aan dit project zullen meewerken zijn tewerkgesteld bij

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 73 van 162

hetzelfde advies- en ingenieursbureau. Dit betekent dat de overdracht op een vlotte en frequente manier kan verlopen. In Tabel 6-4 volgt een matrix betreffende deinterdisciplinaire gegevensoverdracht tussen de betrokken disciplines voor het MER voor de ruilverkaveling Rijkevorsel-Wortel.

Tabel 6-4: interdisciplinaire gegevensoverdracht binnen het MER voor de ruilverkaveling Rijkevorsel-Wortel

Disciplines die gegevens opvragen

Disciplines diegegevens leveren

Bodem Water Biodiversiteit Landschap, bouwkundig erfgoeden archeologie

Mens

Bodem • zones waarin bodemgebruikeventueel het water kanbeïnvloeden

• grondwaterkwetsbaarheid(functie van geologie)

• bodemgebruik

• wijziging bodemvochtregime

• verdrogings/vernattingsge-voeligheid

• kwaliteit van de bodem

• landgebruik

• bodemprofielontwikkeling

• geomorfologie

• landgebruik

• bodemverstoring (m.b.t.archeologie)

• veranderdebodemfuncties/bodemgebruik

• bodemvervuiling

Water • grondwaterstand

• grondwaterkwaliteit

• (grond)waterstand

• (grond)waterkwaliteit

• waterhuishouding

• structuurkenmerken

• voorkomen kwel

• geomorfologie

• wijziging bodemprofiel

• landgebruik

• bodemgeschiktheid

• bodemerosie

• bodemprofiel-ontwikkeling

• veiligheid (overstromen)

biodiversiteit bodemgebruik • BWK-types gevoelig voor kwelen eutrofiëring

• vegetatiewijzigingen

• landschapsperceptie

• visuele beleving

Landschap,bouwkundig erfgoeden archeologie

• historisch landgebruik

• terreinmorfologie

• historisch landgebruik • visuele beleving

Mens • bodemgebruik • Wijziging verkeerssituatie

• barrière

• hinderaspecten

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 74 van 162

6.4 Ontwikkelingsscenario’s

6.4.1 Autonome evolutie

De autonome ontwikkeling van het ruilverkavelingsgebied wordt besproken met betrekking tot deverschillende milieucomponenten. Dit is de evolutie van de toestand van het gebied zonderbijkomende gestuurde beïnvloeding van buitenaf.

De percelen binnen het plangebied zijn voornamelijk bestemd als agrarische gebieden enlandschappelijk waardevolle agrarische gebieden. In mindere mate komen bosgebieden,natuurgebieden, gebied voor milieubelastende industrieën, enkele snippers woongebied,woonuitbreidingsgebied en woongebieden met landelijk karakter en verspreid enkele gebieden voorambachtelijke bedrijven of gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen voor

Randvoorwaarden blijvend grasland

Bij de laatste hervorming van het GLB werden drie vergroeningseisen ingevoerd, waarvan het behoudvan blijvend grasland er één van is. Landbouwers kregen een individueel referentieareaal (IRA)toegekend. Iedere landbouwer met een IRA diende dit areaal op bedrijfsniveau in stand te houden.

In 2017 verdwijnt het IRA. Vanaf dan is de verplichting tot het behoud van grasland een Vlaamsebevoegdheid. Dit wil zeggen dat het areaal blijvend grasland in Vlaanderen niet méér dan 5% magdalen ten opzichte van de referentie in 2015. Landbouwers hebben dan de vrijheid om hun percelengrasland te scheuren en elders in te zaaien. Zolang het Vlaamse areaal blijvend grasland niet meer dan5% afneemt, zal er niet gesanctioneerd worden. Vanaf het ogenblik dat de referentieratio meer dan5% daalt, moeten de landbouwers die de daling hebben veroorzaakt, opnieuw gras inzaaien. Deheringezaaide percelen krijgen dan meteen de status blijvend grasland. De verwachting is dat er in2017 wellicht heel wat grasland zal gescheurd worden.

De mogelijke wijziging in oppervlakte grasland naar aanleiding van de gewijzigde wetgeving kanbeschouwd worden als een autonome evolutie

6.4.2 Gestuurde ontwikkeling

Gestuurde ontwikkeling beschrijft de evolutie van het studiegebied in de toekomst, rekening houdendmet de evolutie onder invloed van plannen (zoals BPA’s, RUP’s, ontwikkelingsprojecten in deomgeving,…) en beleidsopties (zoals structuurplannen,…). In het MER wordt nagegaan of het planbepaalde mogelijke wenselijke ontwikkelingsscenario’s niet hypothekeert of een knelpunt vormt.

Volgende plannen zijn relevant:

• Bijzondere Plannen van aanleg en Ruimtelijke Uitvoeringsplannen:o PRUP Merksplas-kolonieo PRUP Wortel-kolonie

• Ruimtelijke structuurplannen (Vlaanderen, Provincie Antwerpen, Gemeente Rijkevorsel,Hoogstraten, Merksplas)

• Milieubeleidsplannen (Vlaanderen, Gemeente Rijkevorsel, Hoogstraten, Merksplas)

• Gemeentelijk Mobiliteitsplan Rijkevorsel, Hoogstraten, Merksplas

• Stroomgebiedbeheerplan

• Gemeenschappelijk landbouwbeleid

• Instandhoudingsdoelstellingen binnen de Natura 2000-gebieden

• Aanvraag tot Unesco Werelderfgoed van Wortelkolonie en Merksplaskolonie (waarbij hetrecreatief potentieel van beide kolonies zal toenemen)

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 75 van 162

7 Beschrijving van de bestaande toestand – aanzet –methodologie

7.1 Bodem

kaart 4: bodem

7.1.1 Afbakening van het studiegebied

In dit deel worden – voor zover relevant – de effecten beschreven in de bovenste aardlaag, die vaninvloed zijn op het gebruik van de bodem door mens, plant en dier. Het betreft beschrijvingen inzakeniveaus, geomorfologie, bodemprofiel, textuur, structuur, drainageklasse, chemische en mineralesamenstelling. Het studiegebied voor dit aspect omvat het plangebied zelf en veiligheidshalve ook dezone tot op 200 m daarrond.

7.1.2 Juridische en beleidsmatige context

De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden zijn vooral van belang voor het vervolgtraject, nl. bijde effectieve realisatie van de planonderdelen, maar worden hier volledigheidshalve vermeld.

Bij uitgravingen zoals bedoeld in het Vlarebo (perceelsinrichting, aanleg wegen en paden,…) dient ereen technisch verslag en een bodembeheerrapport opgesteld te worden als de uitgegraven bodemafkomstig is van een verdachte grond of als de totale uitgraving op een niet-verdachte grond meerdan 250 m³ bedraagt. Bij het verruilen van verontreinigde en potentieel verontreinigde gronden inkader van de herverkaveling dient een bodemonderzoek te gebeuren.

Het mestdecreet omvat de regelgeving omtrent bemestingsnormen, beschermingsgebieden,uitrijregeling, mesttransport en mestverwerking. De wijziging van het bodemgebruik op bepaaldepercelen, kan leiden tot andere bemestingsnormen voor deze percelen.

7.1.3 Methodologie

7.1.3.1 Methodiek gedetailleerde beschrijving bestaande situatie

Voor het beschrijven van de referentiesituatie baseert de deskundige zich op basisinformatie die terbeschikking is of kan worden gesteld.

Voor het onderzoek naar de bodemgesteldheid, bodemkwaliteit en de geologie in het studiegebiedwordt in het MER gebruik gemaakt van o.a.:

• bodemkaart van Vlaanderen voor de beschrijving van de bodemtypes;

• geologische kaart van België;

• webstek van de Databank Ondergrond Vlaanderen (http://dov.vlaanderen.be) waarinformatie omtrent boringen, sonderingen, bodemerosie, peilputten en/ofgrondwaterwinningen wordt geraadpleegd;

• gedetailleerde bodemkartering van de Vlaamse Landmaatschappij;

• topografische kaarten, orthofotoplan en functiekaarten om het huidige bodemgebruik na tegaan;

• OVAM-databank met locatie van uitgevoerde bodemonderzoeken;

• Risicogronden voor verontreiniging uit gemeentelijke inventaris

• inventarisatie van het bodemgebruik door de VLM i.f.v. de ruilverkaveling;

• MER RVK Rijkevorsel (Technum), 2003;

• Hydraulische en ecohydrologische studie (IMDC-Technum) , 2014 (bijlage 7).

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 76 van 162

In deze nota wordt reeds bondig informatie weergegeven op basis van een aantal van bovenvermeldebronnen. Deze informatie wordt in het MER zelf nog verder uitgedetailleerd en aangevuld.

In functie van de te verwachten effecten worden in het MER de meest belangrijke bodemkenmerkenbeschreven en gesitueerd op een ‘kwetsbaarheidskaart’.

7.1.3.2 Methodiek effectenvoorspelling en –beoordeling

De volgende aspecten zullen op kwalitatieve wijze bekeken worden (huidige toestand en effecten vande realisatie van het plan): bodemkenmerken (opbouw, structuur), bodemkwaliteit, bodemgebruik,bodemvochtregime (zie grondwater).

Volgende relevante te bestuderen effecten op de bodem zullen in het plan beoordeeld worden:

• Het totale ruimtebeslag (m.n. de zones waar kavelwerken of andere werken kunnen plaatsvinden)dat eveneens een maat is voor mogelijke profielverstoring en verdichting;

• De wijziging in bodemgebruik: het totale verlies of de winst aan een bepaald bodemgebruik.Onderscheid kan gemaakt worden in natuurlijk, agrarisch of verhard bodemgebruik;

• De interferentie van het plan met verontreinigde locaties;

• De kans op bodemverontreiniging door het plan;

• Wijziging van de reliëfkenmerken;

• Impact op het bodemvochtregime.

Effecten zoals verontreiniging van de bodem door grondverzet tijdens de aanlegfase (bv. lekken ofmorsen van olie of brandstof van het machinepark) zijn detailgegevens die op project-MER niveauthuishoren en worden bijgevolg niet op planniveau beschouwd. Zetting en inklinking, reliëfwijzigingenen het verlies van specifieke bodemtypes zijn dan weer permanente effecten die t.g.v. de aanlegfaseveroorzaakt worden. Zij worden bijgevolg wel in beschouwing genomen in het plan-MER.

Wat het aspect ruimtebeslag betreft, zal de waarde van de bodem voor landbouw en natuurbesproken worden in disciplines Mens en Biodiversiteit.

In functie van de te verwachten effecten worden de meest belangrijke bodemkenmerken beschreven(profiel, textuur, gevoeligheid voor verdichting, …) en gesitueerd op een ‘kwetsbaarheidskaart’. Voorde geplande situatie stelt de deskundige ‘bodem’ een ‘knelpuntenkaart’ samen die aangeeft waarbijvoorbeeld, ten gevolge van de planactiviteiten, aanzienlijke effecten inzake structuurbederf kunnenoptreden, waar aanzienlijke effecten inzake verstoring van het bodemprofiel kunnen verwachtworden, of waar een aanzienlijke wijziging van het bodemvochtregime kan optreden.

• Zo zullen verschillende geplande ingrepen vergraving van gronden met zich meebrengen (vb.bij kavelinrichtingswerken, natuurinrichtingswerken, de aanleg van wegen en waterlopen, …).In het MER zal nagegaan worden in hoeverre deze ingrepen zich bevinden ter hoogte van(zeer / uiterst) gevoelige bodems voor profielverstoring. Ook de werken t.g.v. deherverkaveling kunnen een wijziging van het bodemprofiel met zich meebrengen. Deze zullenzich hoofdzakelijk voordoen daar waar percelen geëgaliseerd worden.

• Zowel t.g.v. de werken als tijdens de exploitatie na herinrichting van het gebied kunnenpermanente effecten op de bodemstructuur ontstaan. Het gaat hier voornamelijk oververdichting en eventuele inklinking t.g.v. (tijdelijke) bemaling.11 In het MER zal nagegaanworden voor welke ingrepen er tijdens de aanlegfase gebruik gemaakt wordt van zwaremachines en of deze ingrepen zich al dan niet situeren ter hoogte van een kwetsbare zonevoor verdichting.

De bodemkwaliteit kan wijzigen t.g.v. een veranderd bodemgebruik, vb. kan een gewijzigdbodemgebruik een gewijzigd bemestingsregime en een gewijzigd gebruik van bestrijdingsmiddelen

11 er wordt verondersteld dat er geen bemalingen gaan nodig zijn tijdens de werken. Uit voorzorg wordenmogelijke effecten tijdens een eventuele bemaling toch besproken in het MER

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 77 van 162

veroorzaken. Het bemestingsgedrag van de individuele landbouwer wordt echter hoofdzakelijkbeïnvloed door factoren die geen deel uitmaken van de ingrepen van de ruilverkaveling. Er wordt bijde beoordeling in het MER verondersteld dat landbouwers zich houden aan de geldendebemestingsnormen. Verder zal nagegaan worden of er binnen de ruilverkaveling ingrepen voorzienzijn om het afspoelen van mest tegen te gaan, of zal aangegeven worden waar dergelijke maatregelenwenselijk zijn. Indien er door het uitvoeren van de ruilverkaveling gebieden zouden ontstaan die meeroverstromen dan in de huidige toestand, zal nagegaan worden of er een risico bestaat opbodemverontreiniging door overstroming met verontreinigd oppervlaktewater. Schaalvergroting enbetere perceelsvormen maken het daarnaast mogelijk een betere dosering van bemesting enbestrijdingsmiddelen toe te passen.

Lokaal kunnen vergravingen/egalisaties reliëfwijzigingen met zich mee brengen. Het verdwijnen vanwaardevolle graslanden met microreliëf wordt negatief beoordeeld.

Gezien het relatief vlakke karakter van het plangebied zal de effectgroep erosiegevoeligheid (voorwatererosie) kort besproken worden en lokaal meer diepgaand waar noodzakelijk (indienreliëfwijzigingen zouden gepland zijn). Indien relevant zal het risico op winderosie eveneens kortbesproken worden.

De effecten van een gewijzigd bodemgebruik worden beoordeeld door de waarde van de huidigebodems voor het huidige gebruik te bepalen en te vergelijken met de toekomstige waarde voor hettoekomstige gebruik. Effecten zoals het verlies van specifieke bodemtypes worden begroot. Alleeffecten worden, in de mate van het mogelijke, gekwantificeerd.

Bepaling en indien mogelijk kwantificering van de effecten gebeurt d.m.v. een GIS-overlay (huidigetoestand met geplande toestand). Op deze manier kan door gebruik te maken van de verschillendecriteria in Tabel 7-1 de effecten op de verschillende bodemkenmerken bepaald worden.

Omwille van de uitgestrektheid van het plan kan het aangewezen zijn om binnen het studiegebied‘aandachtsgebieden’ af te bakenen, waarin de eigenlijke effectvoorspelling en –beoordeling zalgebeuren. Bijzondere aandachtsgebieden zijn b.v. de (potentieel) verontreinigde gronden.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 78 van 162

Tabel 7-1: Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline bodem

Effecten Criterium Methodiek Significantiekader

Profielvernietiging Oppervlakte waarover bodem met goedontwikkeld bodemprofiel vernietigdwordt in het onderzoeksgebied.

Globale inschatting (eerder een kwalitatievekwetsbaarheidsbenadering)

Bij profielvernietiging wordt een onderscheid gemaakt inbodems zonder profiel, bodems met profiel en bodems meteen waardevolle profielontwikkeling. Voor hetonderzoeksgebied geldt:

Verstoord gebied (OB), zonder profielontwikkeling (..p) = nietsignificant (geen profielontwikkeling-niet kwetsbaar)

Profielontwikkeling a, b, c: matig gevoelig voorprofielvernietiging

Profielontwikkeling g: zeer gevoelig voor profielvernietiging

Profielontwikkeling m: uiterst gevoelig voorprofielvernietiging

De significantie wordt dan verder gespecifieerd a.d.h.v. deomvang van het effect.

Bodemverdichting Oppervlakte aan verdichting vanverdichtingsgevoelige bodems in hetonderzoeksgebied

Globale inschatting (eerder kwalitatievekwetsbaarheidsbenadering)

A.d.h.v. de sonderingen of a.h.v. de textuurklasse en dedrainageklasse wordt de gevoeligheid van de bodem voorverdichting ingeschat. Voor het onderzoeksgebied geldt:

indien conusweerstand van de bodemtoplaag (maximaalbovenste 0,5 m) < 1 N/mm² = verdichtingsgevoelige gronden

verstoord gebied = niet significant (niet kwetsbaar)

Pb., Pc., Pd., Sb., Sc., Sd., Se., Sf., Za., Zb., Zc., Zd., Ze., Zf. =beperkt significant tot significant (beperkt kwetsbaar)

Ab., Ac., Ad., AD., Lb., LD., Pe., Pf. = beperkt significant totaanzienlijk significant (matig kwetsbaar)

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 79 van 162

Effecten Criterium Methodiek Significantiekader

Ae., Af., Ag., Ah., ED., Ee., V = significant tot aanzienlijksignificant (zeer kwetsbaar)

De significantie wordt dan verder gespecifieerd a.h.v. deomvang van het effect.

Wijzigingstabiliteits-aspecten

Risico op bodemzetting Kwetsbaarheidsbenadering o.b.v. desamendrukbaarheid van de grond en de dikte vande grondlaag. Er wordt gebruik gemaakt vansonderingsresultaten en de geologische kaarten.

Uitgaande van een kwalitatieve bespreking wordt het risicoop bodemzetting als aanzienlijk significant beschouwdwanneer ten gevolge van de uitvoering van het plan zettingenverwacht worden die mogelijk schade kunnen opleveren aanomliggende structuren. Significantie is dus mede afhankelijkvan de kwetsbaarheid van de grondsoort, de draagkracht vande grond en de aanwezigheid van structuren. In hetplangebied zijn veengronden en natte leemgronden gelegen,welke zeer kwetsbaar zijn.

De significantie wordt dan verder gespecifieerd a.h.v. deomvang van het effect.

Wijziging vanbodemkwaliteit

Gedrag en calamiteiten Op basis van lokalisatie van mogelijksverontreinigde bodems, uitgaande vanuitgevoerde bodemonderzoeken.

Ligging huidige (potentieel) verontreinigdegronden toetsen aan ligging in het plangebied.

Algemene beschrijving risico’s voorgenomenactiviteiten (Natuur / landbouw – bemesting -bestrijdingsmiddelen).

Kwalitatieve bespreking. Effecten zijn significant alsverontreiniging ontstaat, verplaatst wordt of wordtgesaneerd.

De significantie wordt dan verder gespecifieerd a.h.v. deomvang van het effect.

Wijziging/behoudreliëfkenmerken

Oppervlakte bodem metwijziging/behoud reliëfkenmerken

Globale kwetsbaarheidsbenadering Kwalitatieve bespreking. Effecten zijn significant alswaardevolle reliëfkenmerken gewijzigd worden.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 80 van 162

Effecten Criterium Methodiek Significantiekader

Wijziging van hetrisico opbodemerosie

Aanwezigheid vanerosiebestrijdingsmaatregelen.Kaveloriëntatie.

Kwalitatieve bespreking Kwalitatieve bespreking. Effecten zijn significant indienmogelijkheden om bodemerosie te veroorzaken ontnomen ofgecreëerd worden.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 81 van 162

7.1.4 Beknopte beschrijving van de referentiesituatie

Reliëf en geomorfologie

Het reliëf van de Noorderkempen wordt bepaald door de formatie van de Kempen. De kleilaag vandeze formatie is compact en bestand tegen erosie. De kleilaag helt lichtjes af naar het noorden vanhet studiegebied en dagzoomt in het zuiden. De zuidelijke rand van de Pleistocene kleiplaat vormt eenmicro-cuesta (een kleine asymmetrische steilrand). Het zuiden van het studiegebied bevindt zichongeveer op 30m TAW.

Het reliëf is vlak tot lichtgolvend door de afwisseling van valleien en interfluvia. De valleien zijn vrijwelgeheel gevormd in het zandige oppervlak van het Oud-Pleistoceen. De diep ingesneden fossiele (oude)valleien vormen typische concave reliëfvormen. Deze fossiele dalen komen voor in de valleien van deMark, de Kleine Mark en het Merkske. Waar de valleien langs of doorheen kleiplaten lopen, ontstaansteilranden zoals in de vallei van de Mark nabij Wortel waar een steilrand van meer dan 6 meteraanwezig is. In de streek van Wortel en Wortel-kolonie bevindt zich een vlak hoogplateau, rond 22 mTAW, met natuurlijke kommen en gegraven grachten. De Mark vormt de zuidflank van hethoogplateau en heeft zich ingesneden tot het peil van 16 m TAW. Deze valleiflank is zuidwestelijkgericht en heeft een warmer en winderiger microklimaat.

Figuur 7-1: digitaal hoogtemodel ter hoogte van het plangebied

Geologie

De geologische ondergrond bepaalt in sterke mate de fysische gesteldheid van het landoppervlak.Gedurende de geologische tijd werden verschillende lagen op elkaar afgezet en gebeurdenverschillende erosieprocessen onder wisselende klimaatomstandigheden. De erosieprocessen dieinspelen op de verschillende aard van gesteende resulteren in het huidige reliëf.

In het Tertiair werden door de eocene zeeën zand- en kleilagen, achtereenvolgens de formatie vanGent, formatie van Lede en de formatie van Maldegem afgezet in de omgeving van het plangebied.Op deze eocene lagen werden de formaties van Boom, Berchem, Diest, Kattendijk, Lilo en Merksplasafgezet.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 82 van 162

Tijdens het Oud-Pleistoceen werd de formatie van de Kempen afgezet. De formatie van de Kempen ishet belangrijkste geologisch substraat in de Noorderkempen en bestaat uit zanden en kleien diegedurende de talrijke warme interglaciale perioden van het Pleistoceen afgezet werden in detoenmalige waddenzee. Dit klei-zandcomplex wisselt lateraal zeer snel vankorrelgroottesamenstelling, zodat éénzelfde laagje links en rechts zandiger en kleiiger is. De formatievan de Kempen helt lichtjes af naar het noorden van het studiegebied waar een dikker pakketdekzanden en kleien werd afgezet. In het zuiden van de Noorderkempen dagzoomt de kleilaag van deKempense formatie.

Tijdens het Jong-Pleistoceen werden de zanden en de kleien van de Kempen overdekt met dekzandendoor de overheersende noord- en noordwestenwinden.

Tabel 7-2: geologische opbouw ter hoogte van het studiegebied (bron: MER 2003)

Periode/Epoch Deelepoch Formatie Lithologie

KWARTAIR

Holoceen Formatie van hetHoloceen

Recente en Atlantische alluvialesedimenten en veen in valleien

Stuifzanden en plaatselijke duinen

Pleistoceen Boven-Pleistoceen

Dekzanden: zand en lemig zand

Oud-Pleistoceen

Formatie van deKempen

Onderaan bestaat de laag uit fijn totmiddelmatige zand. Naar boven toebestaat de laag uit eenklei/zand/leemcomplex

TERTIAIR

Plioceen Formatie vanMerksplas

Grove, middelmatige zanden metdunne klei- en veenlaagjes

Formatie van Lillo Zand met groot gehalte schelpen enversteende zandbanken

Formatie vanKattendijk

Fijn zand met gering glauconietgehalteen schelpen. Deze laag bevat aan debasis een grindlaag metfosfaatnodullen.

Bodem

Bijna alle bodems in het plangebied zijn zandbodems, variërend van natte zandbodems (en nattezandleembodems) langs de beekoevers, over vochtige zandbodems (en vochtige zandleembodems)iets verder in de valleien. Pleksgewijs komen in het oosten ook enkele droge zandbodems voor. In hetwesten komen ook veengronden voor.

Wat de profielontwikkeling betreft komen volgende codes voor:

o c: met verbrokkelde textuur B-horizont (oude bosgronden)

o g: met duidelijke humus en/of ijzer B horizont (podzolbodems)

o m: met diep antropogene humus A horizont (plaggenbodems)

o p: zonder profielontwikkeling (alluviale bodems)

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 83 van 162

Bodemgeschiktheid

De matig natte S.. en P.. bodems met een verbrokkelde textuur B-horizont (profielontwikkeling ‘c’) eneen diepe antropogene humus A-horizont (profielontwikkeling ‘m’) zijn zeer geschikt voor grasland.Deze bodems liggen voornamelijk in het westen van het studiegebied.

De matig natte en matig droge S.. en P.. bodems en een verbrokkelde textuur B-horizont(profielontwikkeling ‘c’) en diepe antropogene humus A-horizont (profielontwikkeling ‘m’) zijn zeergeschikt voor maïsteelt. Deze bodems liggen eveneens voornamelijk in het westen van hetstudiegebied.

Het overgrote gedeelte van de bodems in het studiegebied zijn geschikt voor grasland en maïs.

De natte alluviale beekvalleibodems (Pep, Pfp en Sfp) hebben vanuit landbouwkundig oogpunt eenlage waarde, de waarde van de bodems voor natuur is daarentegen hoog (zie verder bij biodiversiteit).Door hun permanent hogere grondwaterstanden hebben de meeste valleigronden een minderintensief landbouwgebruik en kunnen de voorkomende vegetaties zich beter ontwikkelen totsoortenrijke levensgemeenschappen. Dergelijke natte bodems zullen bovendien een specifiekewatergebonden (avi)fauna aantrekken.

Bodemkwaliteit

Het ruilverkavelingsgebied omvat 16 dossiers die opgenomen zijn in de lijst van de gronden waar eenbodemonderzoek is uitgevoerd van OVAM (zie kaart 4).

Volgende bodemonderzoeken werden reeds uitgevoerd binnen of op de grens van het plangebied(bron: OVAM, april 2017):

• oriënterende bodemonderzoeken: 10814, 13171, 15221, 2573, 28227, 29094, 31010, 73473en 5222

• beschrijvende bodemonderzoeken: 6294, 20604 en 1728

• bodemsaneringsproject: 1399

• eindevaluatieverslag: 12765, 5268 en 18772

Bodemerosie

De gemeenten Rijkevorsel, Hoogstraten en Merksplas worden op de erosiegevoeligheidskaart van deVlaamse gemeenten aangeduid als zeer weinig erosiegevoelig. Ook de erosiegevoeligheid van devoorkomende landbouwpercelen wordt op de potentiële bodemerosiekaart per perceel (2017)aangeduid als ‘verwaarloosbaar’. Er werd door de gemeenten Rijkevorsel, Hoogstraten en Merksplasgeen erosiebestrijdingsplan opgemaakt.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 84 van 162

7.2 Water

kaart 5: water

7.2.1 Afbakening van het studiegebied

Het studiegebied voor de discipline water bestaat uit de geklasseerde en niet-geklasseerdewaterlopen in het ruilverkavelingsgebied.

Bijkomend zal het studiegebied worden opengetrokken buiten de begrenzing van hetruilverkavelingsgebied en dit afhankelijk van waterlopen, grondwaterlagen en relatie tot hetdeelbekken.

7.2.2 Juridische en beleidsmatige context

Het plangebied is gelegen in het stroomgebied van de Maas. De stroomgebiedbeheerplannen 2016 –2021 voor Schelde en Maas werden op 18/12/2015 goedgekeurd door de Vlaamse Regering en kunnengeraadpleegd worden via www.integraalwaterbeleid.be. Deze plannen bevatten maatregelen om detoestand van de waterlopen en het grondwater te verbeteren en om het overstromingsrisico teverminderen. In het bekkenspecifiek deel van de Maas zijn volgende acties opgenomen, die relevantzijn voor het projectgebied :

• ACTIE 7B_D_0007: GEBIEDSGERICHT PROJECT OM VERONTREINIGING MET NUTRIËNTENVANUIT DE LAND- EN TUINBOUWSECTOR TERUG TE DRINGEN IN HET AFSTROOMGEBIED VANDE MARK;

• ACTIES 7B_I_0015 EN 7B_J_0011: UITBOUW BOVENGEMEENTELIJKE INFRASTRUCTUUR;

• ACTIES 7B_I_0016 EN 7B_J_0010 : UITBOUW GEMEENTELIJKE INFRASTRUCTUUR

• ACTIE 5B_B_0015 GEBIEDSGERICHT PROJECT TER BEVORDERING VAN WATERCONSERVERINGEN OM VERDROGING TEGEN TE GAAN IN HET AFSTROOMGEBIED VAN DE MARK;

Eén van de belangrijkste elementen uit het Decreet Integraal Waterbeleid (18/07/2003) is hetuitvoeren van een ‘watertoets’ (laatste wijziging trad in werking op 1/07/2014). De watertoets houdtin dat voor elk plan, programma of vergunningsplichtig project dient te worden nagegaan of ditschadelijke effecten heeft op het watersysteem. Indien dit het geval is, dient te worden gezocht naarmilderende of compenserende maatregelen. Eventueel kan op basis van een negatieve watertoetseen plan, programma of project worden geweigerd. De watertoets wordt zowel opgenomen in hethoofdstuk oppervlaktewater als in een apart hoofdstuk achteraan in het MER.

7.2.3 Methodologie

7.2.3.1 Methodiek gedetailleerde beschrijving bestaande situatie

Voor het beschrijven van de referentiesituatie baseert de deskundige zich op basisinformatie, die terbeschikking is of kan worden gesteld. In het bijzonder werd in 2014 een hydraulische enecohydrologische studie uitgewerkt in opdracht van de VLM (zie bijlage 7), naar aanleiding van deeerder opgemaakte MER Ruilverkaveling Rijkevorsel-Wortel, 2003. Andere bronnen zijn de VlaamseHydrografische Atlas, de overstromingsgevoeligheidskaart, het VMM-meetnet voor waterkwaliteit,DOV (grondwaterwinningen, grondwaterkwetsbaarheid en eventueel grondwaterkwaliteit) en degrondwaterkwetsbaarheidskaart.

Grondwater is een niet te missen onderdeel van het integraal waterbeleid. Kwantiteits- enkwaliteitsbeheer van grond- en oppervlaktewater moeten nauw samenhangen voor een integralebeleidsvorming. Een indicatie van de grondwaterkwetsbaarheid kan bekomen worden mitsraadpleging van de grondwaterkwetsbaarheidskaarten. Op de webstek van de ‘databank ondergrondVlaanderen’ (http://dov.vlaanderen.be) kunnen de mogelijk aanwezige sonderingen wordenopgevraagd, welke nuttige informatie verlenen m.b.t. grondwaterstanden. Voor gegevens inzake degrondwaterkwaliteit wordt het grondwatermeetnet van VMM Afdeling Operationeel Waterbeheer(eveneens beschikbaar via de ‘Databank Ondergrond Vlaanderen (DOV)’) geraadpleegd.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 85 van 162

Kwelgebieden zijn afgebakend voor zowel de bestaande toestand als voor diverse scenario’s in degrondwatermodellering, uitgevoerd door IMDC-Technum. Via een stroombanenberekening werdentelkens de bijhorende infiltratiegebieden afgebakend. De berekende stroomtijd van het grondwatergeeft een indicatie van de kwaliteit van het opkwellend grondwater. Ook de biologischewaarderingskaart kan indicatieve informatie over opkwellend grondwater bevatten.

Er wordt daarnaast getracht om zicht te krijgen op de grondwaterhuishouding, meer bepaaldgrondwaterstanden en mogelijk aanwezige watervoerende of afsluitende lagen.

De bestaande toestand van het oppervlaktewater zal beschreven en beoordeeld worden in functie vande structuurkenmerken van de waterlopen, de kwaliteit (fysico-chemie en biologisch),… . Kennis m.b.t.de oppervlaktekwaliteit zal verkregen worden door gebruik te maken van de gegevens van de VlaamseMilieumaatschappij (VMM, o.a. MAP-meetnet). Het onderzoek naar de verspreiding en de typologievan de waardevolle waterlopen in het Vlaamse gewest verschaft informatie over de structuurkwaliteitvan het oppervlaktewater. Een (her)evaluatie gebeurt op het terrein.

Voor de afcheck of het onderzoeksgebied zich situeert in een ‘Risicozone voor overstromingen’, wordtde watertoetskaart opgesteld door de Vlaamse overheid geconsulteerd.

Daarnaast zullen tevens volgende gebiedsspecifieke studies geraadpleegd worden tijdens hetopstellen van het MER zoals de deelbekkenbeheerplannen. Deelbekkenbeheerplannen gevenondermeer informatie over de oppervlaktewateren binnen een deelbekken. In het MER zal het plangescreend worden op nuttige informatie voor de beschrijving van de referentiesituatie of debeleidsvoornemens.

De infiltratiemogelijkheden van het hemelwater naar het grondwater toe worden beschreven, opbasis enerzijds het optekenen van verharde zones waar infiltratie in principe wordt tegengehouden enanderzijds het in kaart brengen van de onverharde zones waar infiltratie wel mogelijk is.

Beschrijving van de referentietoestand water gebeurt a.d.h.v. bestaande gegevens (desktopinformatie).

7.2.3.2 Methodiek effectenvoorspelling en –beoordeling

De landbouwdoelstellingen en de natuurdoelstellingen in het plangebied hebben per definitie eenbelangrijke invloed op het aspect “water”. Het optimaliseren van het af- en ontwateringssysteembinnen landbouwgebied, het duurzaam laten functioneren van het infiltratie- en kwelsysteem en hetinstellen van een variabel waterpeilbeheer in weidevogelgebieden zijn immers een aantal belangrijkete realiseren doelstellingen.

De volgende aspecten zullen op kwalitatieve wijze beoordeeld worden (huidige en toekomstigetoestand): waterkwaliteit (oppervlakte- en grondwaterkwetsbaarheid), infiltratie en buffering van hethemelwater i.f.v. geschatte verharde oppervlakte, overstromingsgevoeligheid (waterberging),grondwaterstromingsgevoeligheid, structuurkwaliteit waterlopen, wijziging inoppervlaktewaterkwantiteit, afvalwater. Eventuele dimensioneringen van retentiebekkens, buffer-en/of infiltratiebekkens of andere maatregelen zijn niet voorzien.

Bij de evaluatie van de effecten met betrekking tot het oppervlaktewater zijn vooral de volgendecriteria van belang :

• waterkwaliteitsverbeterend/verslechterend effect, ecologische basiskwaliteit van dewaterlopen: in het MER zal nagegaan worden of er een bijkomend risico is oprechtstreekse afspoeling van nutriënten en pesticiden naar de waterlopen dooruitvoering van de ruilverkaveling. Er zal nagegaan worden of er voldoende maatregelengenomen zijn om dergelijke afspoeling te beperken en er zal aangegeven worden waarbijkomende maatregelen wenselijk / noodzakelijk zijn. Er zal ook aangegeven wordenwelke ingrepen een positief effect kunnen hebben op het zelfreinigend vermogen van dewaterlopen of waar aanpassingen aan de waterinfrastructuur een mogelijk effect kunnenhebben op de bestaande kwaliteit van het oppervlaktewater.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 86 van 162

• wijziging van de afvoercapaciteit - wijziging van de ontwatering: vb. door het wijzigenvan de perceelsgrenzen, het aanleggen van nieuwe waterinfrastructuur, aanpassing ofuitbreiding van bestaande waterinfrastructuur, aanleg retentiebekkens, aanlegbijkomende / opbreken van bestaande verharding, wijziging vegetatie,….. Devoorgestelde ingrepen binnen de ruilverkaveling zullen worden bestudeerd en er zalaangegeven worden of ze een mogelijk negatief dan wel positief effect hebben op hetafvoerdebiet en het overstromingsrisico van de waterlopen. Er zal hiervoor gebruikgemaakt worden van de uitgevoerde hydraulische en ecohydrologische studie.

• wijziging van de structuurkenmerken van waterlopen: zowel de aanleg van nieuwe en deaanpassing of uitbreiding van bestaande waterinfrastructuur als de voorzienemaatregelen in het kader van het integraal waterbeheer (langer vasthouden van water,aanleg retentiebekkens, structuurherstel van waterlopen, bescherming van infiltratie enkwel,…) kunnen een invloed hebben op de structuurkenmerken van de waterlopen. Ookhet aanleggen van nieuwe wegen of het opbreken van bestaande wegen, die kruisen metwaterlopen, kan lokaal de structuurkwaliteit van waterlopen beïnvloeden. Deze aspectenzullen dan ook allen beoordeeld worden in het MER.

• habitatverbetering/verslechtering

• wijziging van waterhuishouding.

In het luik grondwater zijn vooral volgende criteria van belang :

• wijziging kwel/infiltratie - wijziging regionaal en lokaal grondwaterpeil: een tijdelijkebemaling ter hoogte van kwelzones kan opkwellend grondwater onttrekken metpermanent biotoopverlies tot gevolg. In vele gevallen zal tijdens de opmaak van het MERnog niet bekend zijn of bemaling al dan niet noodzakelijk zal zijn. Er wordt op dit momentook vanuit gegaan dat bemaling niet zal nodig zijn. Toch zullen in het MER de kwetsbarelocaties meegegeven worden waar permanent negatieve effecten t.g.v. een tijdelijkebemaling zouden kunnen voorkomen. Daarnaast kunnen landbouwers na deruilverkaveling op eigen initiatief nieuwe grondwaterwinningen aanleggen, welkeafhankelijk van de laag waarin gewonnen wordt, een impact kunnen hebben op debodem (inklinking), kwelgevoelige vegetatie of de reeds aanwezigegrondwaterwinningen. In het MER zal bijgevolg nagegaan worden of de voorkomendefreatische lagen ter hoogte van het plangebied stabiel, stijgend of dalend zijn. Rekeninghoudend met het type landbouw binnen het plangebied (vooral melkveehouders) zalnagegaan worden of een grote verschuiving in de huidige grondwaterwinningenverwacht wordt. Verder zal een inschatting gemaakt worden of de ruilverkaveling eengewijzigd infiltratiepatroon kan veroorzaken of indien kwel na uitvoering van het planonderdrukt zal worden (vb. door gewijzigde perceelsgrenzen, bijkomende verharding,werken aan waterlopen, het optimaliseren van het af- en ontwateringssystem of hetwijzigen van vegetatie). In het MER zal nagegaan worden of er binnen hetruilverkavelingsgebied maatregelen voorzien zijn om infiltratie te bevorderen, of zalaangegeven worden waar dergelijke maatregelen (bijkomend) wenselijk zijn.

• wijziging grondwaterkwaliteit: vb. door het verspreiden van bestaandegrondwaterverontreinigingen tijdens (tijdelijke) bemalingen (er wordt echter verwachtdat bemalingen niet zullen nodig zijn, uit voorzorg worden mogelijke effecten tochbeschreven) of door een veranderend bodemgebruik tijdens de exploitatiefase (t.g.v.een wijziging in bemestingsregime). Indien er door het uitvoeren van de ruilverkavelinggebieden zouden ontstaan die meer overstromen dan in de huidige toestand, zalnagegaan worden of er een risico bestaat op grondwaterverontreiniging dooroverstroming met verontreinigd oppervlaktewater.

Bovenstaande gebeurt a.d.h.v. bestaande gegevens ter beschikking gesteld door de initiatiefnemer endesktop informatie. Er wordt gebruik gemaakt van de OWKM en GWM die aangeleverd wordt door deVLM.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 87 van 162

Effecten worden berekend o.b.v. eenvoudige formules zoals opgenomen in de uitvoeringsbesluitenvan de watertoets of worden kwalitatief besproken. O.b.v. een indicatie van de bijkomende verhardeoppervlakte o.b.v. het ruilverkavelingsplan wordt in het MER een toetsing gedaan aan de principes vanbuffering en berging van hemelwater. De toetsing geeft aan of de nodige ruimte voorhanden is enbestaat niet uit een gedetailleerde uitwerking en/of dimensionering van bergings- enbufferingsbenodigdheden.

Daarnaast dient het MER de nodige informatie aan te reiken die het voor de overheid mogelijk maakteen watertoets uit te voeren. Het MER zal hieraan invulling geven. De watertoets op zich is eenbeoordeling die gebeurt door de vergunningsverlenende overheid en niet door de MER-deskundigewater of in het kader van de MER-procedure.

In het MER zal een hoofdstuk worden gewijd die de “elementen ter beoordeling van effecten op hetwatersysteem ten behoeve van de watertoets” integreert en bestaat uit een synthese van debelangrijkste effecten die in het kader van het MER op het watersysteem naar voren komen. Dewatertoets zal uitgevoerd worden conform de recent vernieuwde wetgeving nl. het Besluit van deVlaamse Regering 14.10.2011 tot wijziging van B.Vl.Reg. 20.07.2006 tot vaststelling van nadere regelsvoor de toepassing van de watertoets.

Aan een aantal andere effecten op water die zich wel kunnen voordoen worden geen criteriatoegekend aangezien deze effecten op planniveau niet relevant geacht worden. Het gaat hierbij omtijdelijke effecten die enkel tijdens de aanlegfase verwacht worden (bv. verontreiniging van grond- enoppervlaktewater ten gevolge van calamiteiten) en/of effecten die enkel op projectniveau zinvolbegrootbaar zijn (bv. bemalingseffecten).

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 88 van 162

Tabel 7-3: Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline water

Effecten Criterium Methodiek Significantie

Grondwater

Wijziging kwantiteit enhuishouding

Impact permanente bemaling/grondwaterwinning op grondwater

Invloed op kwelgebieden

Oppervlakte verstoring kwelgebiedbinnen studiegebied

Wijziging in infiltratie:

Verwachte significante daling / stijgingvan grondwaterstand

Kwalitatieve (kwetsbaarheids)benadering, Mogelijkeinvloed op reeds aanwezige grondwaterwinningen;Empirische formules

GIS-analyse gebaseerd op geologie, BWK-indicatoren(IN), reeds uitgevoerde studies, eventueel aangevuldmet terreininventarisatie binnen hetonderzoeksgebied en dit in de zones die belangrijk zijnvoor natuur.

Vergelijking met bestaande verharde oppervlakten enzones met mogelijkheid tot infiltratie.

Aanwezige grondwaterwinningen en kwelzones wordenals kwetsbaar beschouwd.

Invloed op zo een zone is altijd significant.

De significantie wordt dan verder gespecifieerd a.h.v. deomvang van het effect en dit ondermeer i.f.v. het al danniet overschrijden van de plangebiedsgrens.

Kwalitatieve beschrijving o.b.v. wijziging verhardeoppervlakte, wijziging in landgebruik en ruimte voorvoorzieningen m.b.t. hemelwateropvang.

Het effect is significant als de infiltratie zodanig wijzigtdat de bodemvochttoestand beïnvloed wordt, waardooreffecten op bodemstructuur en flora ontstaan.

Wijzigingwaterkwaliteit

Verspreiden van verontreiniging t.g.v.bemaling

Verspreiden van verontreiniging t.g.v.overstroming

Verontreiniging t.g.v. een gewijzigdbodemgebruik

Op basis van het voorkomen van mogelijksverontreinigde bodems, van uitgevoerdebodemonderzoeken, van oppervlaktewaterkwaliteit.

Op basis van gewijzigd bodemgebruik als rechtstreeksgevolg van de ruilverkaveling

Kwalitatieve kwetsbaarheidsbenadering

Effecten zijn significant als de mogelijkheid er is datverontreiniging ontstaat, verplaatst wordt of wordtgesaneerd.

Oppervlaktewater

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 89 van 162

Effecten Criterium Methodiek Significantie

Wijzigingoppervlaktewater-kwaliteit

Wijziging structuurkwaliteit

Wijziging waterkwaliteit

Op basis van lokalisatie van huidige en toekomstigewaterloopzones met waardevolle structuurkwaliteit :bestaande structuurkwaliteit grachten en waterlopeno.b.v. desktop informatie en beschikbare studies.

Risico-inschatting van potentiële lozingen vanlandbouwbouwbedrijven (beschrijvend),bodemverontreiniging t.h.v. overstroombaregebieden en vergelijking met de huidigewaterkwaliteit

Effecten zijn significant als waardevolle structuur van dewaterlopen kan wijzigen of gecreëerd wordt.

Kwalitatieve bespreking, effecten zijn significant als dewaterkwaliteit van de waterlopen verwacht wordt tewijzigen.

Wijzigingoppervlaktewater-kwantiteit en –huishouding

Wijziging aanvoer waterloop ten gevolgevan run-off, aanpassing waterlopen eninrichting overstromingsgebieden

Op basis van gewijzigde situatie run-off ten gevolgevan gewijzigde infiltratiemogelijkheden (verhardeoppervlakten, gewijzigd bodemgebruik,infiltratiezones en infiltratiekenmerken bodem) enoverstromingsgebieden; kwalitatieve beschrijving

O.b.v. kwetsbaarheidsbenadering:overstromingsgevoelige zones

Effecten zijn significant wanneer t.g.v. de wijziging vande waterkwantiteit overstromingsgevoeligheid wijzigtdus in relatie met de capaciteit van de waterlopen en debestaande risicowaterlopen voor overstromen

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 90 van 162

7.2.4 Beknopte beschrijving van de referentiesituatie

Onderstaande beschrijvingen zijn grotendeels gebaseerd op het rapport ‘Uitvoeren van een hydraulische enecohydrologische studie”

7.2.4.1 Grondwater

In het stroomgebied van de Mark vormt de Boomse klei (HCOV 3000) de onderliggende grens van hetbelangrijkste grondwaterlichaam. Daarop liggen de watervoerende pakketten (of aquifers) uit hetMioceen (HCOV 0250). Het gaat hier om de zanden van Berchem (HCOV 0254), de zanden van Diest(HCOV 2522) en de formaties van Lillo en Kattendijk (HCOV 0251). Daarboven bevindt zich de formatievan Merksplas (HCOV 0231). Deze formatie dagzoomt onder het quartair (formatie van de Kempen-HCOV 0220) in het volledige studiegebied.

De formatie van de Kempen bestaat uit kleiige en zandige lagen. De kleiige lagen komen aan de topvan de formatie voor, naar onder toe worden deze eenheden zandiger. De hoeveelheid kleiigefragmenten neemt af naar het noorden, om in Nederland volledig zandig te worden. De formatie vande Kempen kan als een slecht doorlatende laag beschouwd worden. Naar het noorden wordt ze steedsbeter doorlatend en kan ze niet meer als een afsluitende laag beschouwd worden (TNO, 2006). Ookverticaal is de laag heterogeen, aangezien het zand van Beerse (HCOV 0222) onregelmatig voorkomt,en dus geen continue laag vormt.

Tabel 7-4: hydrogeologische opbouw en karakteristieken van het Kempens Aquifersysteem (HCOV0200) (opm.: cijfers zijn indicatief) (VMM, afd. Operationeel Waterbeheer)

Basis-eenheid

Benaming Gemiddelde

Kh (m/dag)

Range

Kh(m/dag)

Gemiddel-de dikte(m)

Maxima-le Dikte(m)

HCOV0221

Klei-zand-complex van deKempen

Klei van Turnhout 9 5 - 15 25 56

HCOV0222

Zand van Beerse

HCOV0223

Klei van Rijkevorsel

HCOV0231

Pleistoceen enPlioceen Aquifer

Zanden vanBrasschaat en/ofMerksplas

21 6 - 46 17 48

HCOV0251

MioceenAquifersysteem

Zand van Kattendijken/of onderstezandlaag van Lillo

10 4 - 20 8 35

HCOV0252

Zand van Diest 12 0.2 - 35 69 181

HCOV0254

Zanden vanBerchem en/ofVoort

6 0.03 - 18 27 170

HCOV0300

OligoceenAquitard

Boom Aquitard

Over het algemeen kan gesteld worden dat het complex van de Kempen regionaal gezien eenwaterscheidende laag is, maar lokaal wel watervoerend kan zijn. Samen met de bovenliggendedekzanden en Holocene afzettingen vormt het een onderscheiden grondwaterlichaam

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 91 van 162

(CKS_0220_GWL_1, VMM, 2008). Dit freatische grondwaterlichaam wordt voornamelijk gevoed doorneerslag.

Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisaties in 1997 kan gesteld worden dat er binnen hetplangebied plantensoorten voorkwamen, die een indicator kunnen zijn voor kwel. Ook worden inmeerdere waterlopen aanduiding van roestvorming aangetroffen, wat eveneens aangeeft dat hetgrondwater er opkwelt dat door een ijzerrijke grondlaag heeft gestroomd.

In het volledige plan- en studiegebied wordt het grondwater als zeer kwetsbaar/weinig kwetsbaarvoor verontreiniging beschouwd (code Ca1/Cc). Het plangebied wordt grotendeels aangeduid alsmatig gevoelig voor grondwaterstroming, in de valleigebieden zijn zeer gevoelige zones gelegen.

Ten oosten van het plangebied bevindt zich de grondwaterwinning ‘Bolkse Heide’. Beschermingszone3 van deze grondwaterwinning overlapt gedeeltelijk met het plangebied. Daarnaast zijn verschillendegrondwaterwinningen in het plan- en studiegebied gelegen.

7.2.4.2 Oppervlaktewater

Het plangebied behoort tot het stroomgebied van de Maas en het deelbekken van de Marke. Dezuidgrens van het stroomgebied van de Mark vormt bijgevolg ook de waterscheidingslijn tussen hetMaasbekken en het Scheldebekken.

Er komen geen bevaarbare waterlopen voor in het studiegebied. Volgende waterlopen zijn gelegen inhet plangebied:

• 1ste categorie: Mark

• 2de categorie: Aardbolloop (deels), Heymaarsloop, Hoge Putloop, Hollandse Loop, KleineMark, Meerenloop, Molenloop, Roeleindeloop, Salmmeirloop, Schommelbeek (deels), Laak(of Bolkse Beek)

• Niet geklasseerd: Aardbolloop (deels), Schommebeek (deels)

De Mark kent over een groot gedeelte van zijn lengte een natuurlijk meanderend verloop. TussenMerksplas en de monding met het Merkske (ten noorden van het plangebied) vertoont de Mark eenfijne meandering. Alleen ter hoogte van de doorsteek onder de brug aan de Klinketstraat is denatuurlijke meandering verdwenen over een lengte van ca. 1 km.

De vallei van de Kleine Mark en de Laak (of Bolkse Beek) sluiten op de Markvallei aan. De zijbeek KleineMark kent een natuurlijk meanderend verloop. Opwaarts de straat Koekhoven, t.h.v. Rijkevorsel, is denatuurlijke meandering verdwenen. De Laak is over zijn hele lengte vrijwel rechtlijnig.

Uit de studie “Uitvoeren van een hydraulische en ecohydrologische studie” blijkt dat volgendevaststellingen kunnen worden gemaakt in verband met de oppervlaktewaterkwaliteit van dewaterlopen in het plangebied:

• Volgens de Prati-index is de Mark matig verontreinigd tot verontreinigd, behalve op hetafwaartse deel aan de Belgische Grens. De Laak is opwaarts matig verontreinigd en afwaartsverontreinigd. De Kleine Mark is matig verontreinigd. In de periode 1989 – 2012 is debiologische waterkwaliteit op de Mark niet veranderd, behalve ter hoogte van Merksplas,waar de PIO varieert van matig verontreinigd ten tijde van de eerste metingen naarverontreinigd bij de laatste metingen.

• Ook volgens de BBI-metingen is de Mark weinig verontreinigd tot verontreinigd behalve t.h.v.de samenvloeiing met de Roeleindeloop, waar het water zwaar verontreinigend is volgens de

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 92 van 162

meting in 2010. De Laak is zwaar verontreinigd (meting 2012). De Kleine Mark is volgens delaatste meeting van goede kwaliteit. In de periode 1989 – 2012 is de biologischewaterkwaliteit op de Mark beperkt verbeterd, van zeer zwaar verontreinigd op een 5-talmeetpunten (van de 13) ten tijde van de eerste metingen naar zwaar verontreinigd op 1meetpunt bij de laatste meting.

Uit de watertoetskaart blijkt dat in het volledige studiegebied potentieel overstromingsgevoeligegebieden zijn afgebakend langs de meeste waterlopen. Op een aantal locaties bevinden zich ookeffectief overstromingsgevoelige gebieden, nl. in de vallei van De Mark en ter hoogte van de mondingvan de Aardbolloop.

Binnen de vallei van De Mark en de Kleine Mark worden pleksgewijs zones aangeduid als risicozonevoor overstroming.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 93 van 162

7.3 Biodiversiteit

kaart 6: biodiversiteit

7.3.1 Afbakening van het studiegebied

Het studiegebied voor de discipline biodiversiteit valt samen met het algemeen studiegebied: hetplangebied zelf en een zone van ca. 200 m daarrond. Een verruiming van het studiegebied is mogelijkin functie van mogelijke ecologische relaties of barrières van het plangebied met andere gebieden(meerdere kilometers), rustverstoring (enkele honderden meter), wijzigingen inoppervlaktewaterkwaliteit en –kwantiteit (zie §7.2.1).

7.3.2 Juridische en beleidsmatige context

De algemene principes zoals de zorgplicht (natuurbehoudsdecreet art. 14), het voorkomingsprincipeen het ecologisch compensatiebeginsel zijn van belang, evenals de principes m.b.t. de beschermingvan habitats en kleine landschapselementen (o.a. bescherming van historisch permanent grasland envan moerassen). Aangezien bos wordt gerooid, is het Bosdecreet van toepassing.

Verder moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van speciale beschermingszones(habitat- of vogelrichtlijngebieden), VEN-gebieden en/of natuur- of bosreservaten in of in de omgevingvan het plangebied.

7.3.3 Methodologie

7.3.3.1 Methodiek gedetailleerde beschrijving bestaande situatie

Voor de beschrijving van de huidige situatie zal beroep gedaan worden op de inventarisatiegegevensen het kaartmateriaal verzameld in het kader van de opmaak van het ruilverkavelingsplan, onder meert.b.v. het opstellen van de ecotopenbalans. Verder wordt gebruik gemaakt van de BWK versie 2016.

Een beperkte terreinverkenning zal toelaten om eventuele wijzigingen in het biotisch milieu sinds deuitgevoerde inventarisaties na te gaan. Dit betekent dat de bestaande ecologische inventarisatiewordt getoetst en niet opnieuw wordt uitgevoerd.

De landschapsecologische evaluatie gebeurt door de integratie van vier criteria. De criteria die binnendeze studie gehanteerd worden, zijn – zoals bij de BWK, versie 2.2 – zeldzaamheid, natuurlijkheid,(bio)diversiteit, en biologische potenties. Door deze criteria op een correcte en logische wijze naastmekaar te plaatsen, kan men tot vijf (zes) verschillende waarderingsklassen komen (biologisch minderwaardevol, minder waardevol met (zeer) waardevolle elementen, waardevol, waardevol met zeerwaardevolle elementen, en zeer waardevol).

De bestaande toestand op het vlak van aanwezige (avi)fauna, biotopen, versnipperingen, hetvoorkomen van barrières, rustverstoring, gevoelige zones (o.b.v. kwetsbaarheidskaarten) voorvernatting, verdroging, vermesting en/of eutrofiëring wordt beoordeeld.

7.3.3.2 Methodiek effectenvoorspelling en –beoordeling

Na onderzoek en beschrijving van de huidige natuurwaarden worden gebieden afgebakend metmogelijke kwetsbaarheden naar de te verwachten effectgroepen. Bij de afweging van de effectenworden dan de vijf onderstaande criteria gebruikt:

1) Biologische basiskwaliteit: hiermee wordt het effect op de aanwezige natuurwaardenbeoordeeld (zowel verbetering als verslechtering) bij het doorvoeren van de werken. Criteriazijn zeldzaamheid, vervangbaarheid en kwetsbaarheid. Dit betreft effecten van o.a. verhogingvan dynamiek, verstoring, verdroging, vernatting op volledige ecotopen (met inbegrip vanaanwezige fauna-elementen). Hierbij wordt rekening gehouden met de vegetatie die typischis voor het gebied, en speciale aandacht gaat uit naar de (relatief) zeldzame vegetatietypes.

2) Biologische representativiteit: beoordeeld wordt hoe het plangebied en haar natuurlijkepatronen zich verhouden tot de natuurlijke opbouw van gelijkaardige landschappen in het

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 94 van 162

gebied. Bij representativiteit horen ook begrippen als zeldzaamheid, kwetsbaarheid envervangbaarheid van plant en biotoop.

3) Biologische potenties: hiermee wordt geëvalueerd in welke mate de werken de potenties vanhet plangebied benutten en in welke mate de te ondernemen acties inspelen op deaanwezige potenties.

4) Biologische infrastructuur: beoordeeld wordt welke ingrepen opbouwend of afbrekendwerken op de onmisbare lijnen en punten in het landschap die mee de ecologische structuurvan het landschap bepalen. Ook de mate waarin de migratiemogelijkheden van de aanwezigesoorten bevorderd dan wel gehinderd worden, wordt beoordeeld.

5) Biologische ruimtebeslag: geëvalueerd wordt in welke mate de geplande ingrepen bijdragentot de omvang van het natuurlijk milieu. Hierbij wordt een overzicht gegeven van deoppervlakten (en lengte-eenheden) van een bepaalde vegetatie die al dan niet rechtstreekskan verdwijnen of (her)ontwikkelen.

De geplande werken zullen eerst per maatregel algemeen besproken worden. Zo zal o.a. besprokenworden welke effecten de herverkaveling op zich, het mogelijks omzetten van graslanden naarakkerlanden (= een mogelijks onrechtstreeks effect van de herverkaveling), het eventueel inlandbouwcultuur brengen van percelen, het aanleggen van de nieuwe landbouw- en kavelstructuur,het aanleggen / wijzigen / verwijderen van lineaire of puntvormige groenelementen,waterinfrastructuur en wegen, het aanleggen / rooien van bossen, het uitvoeren vannatuurinrichting,… kunnen veroorzaken.

Daarna worden de “klassieke effectgroepen” binnen de discipline biodiversiteit besproken:

• Biotoopverlies en -winst: dit biotoopverlies of -winst kan reversibel of irreversibel van aardzijn. Het landschappelijk karakter kan sterk wijzigen, waardoor de huidige vegetatie volledigverloren kan gaan en er een nieuw biotoop tot ontwikkeling komt. Het verlies van de huidigesituatie wordt als biotoopverlies aanzien. Het criterium dat gehanteerd wordt voor deeffectgroep ‘biotoopverlies en -winst’ is het aantal ha waardevol gebied (voor fauna en/offlora) dat zal worden gecreëerd of zal verdwijnen. Uiteraard kan de impact ook positief zijn,wanneer nieuwe waardevolle biotopen gecreëerd worden. Er wordt hierbij gebruik gemaaktvan de ecotopenbalans aangeleverd door VLM en er zal een GIS-analyse gebeuren van devoorgestelde maatregelen. Er gebeurt tevens een evaluatie van de zorgplicht.

• Vernatting/ verdroging: er wordt nagegaan ter hoogte van welke percelen momenteelvegetaties voorkomen die in min of meerdere mate afhankelijk zijn van het grondwater (vb.kwelzones). De mogelijke impact van de aanleg van overstromingsgebieden, bufferstroken,aanpassingen aan waterlopen en het watersysteem e.d. ter hoogte van deze vegetaties zalbesproken worden. Verder zullen mogelijke vegetatiewijzigingen besproken worden op basisvan de uitgevoerde ecohydrologische studie.

• Barrièrewerking en versnippering/ontsnippering: bespreking van de wijzigingen inzakeconnectiviteit en samenhang van en tussen de verschillende waardevolle gebieden. Hiervoorwordt nagegaan of grotere waardevolle gebieden voldoende verbonden zijn door vb. hetbehouden van verspreid gelegen bosjes, het uitbouwen van een groen-blauw netwerk (vb.door het aanleggen van KLE’s), natuurinrichtingswerken,…. en of bestaande verbindingen nietworden doorbroken (vb. door het verwijderen van KLE’s, waterlopen,…). Verder wordt ooknagegaan of de voorgestelde ingrepen (o.a. de aanleg van nieuwe wegen, de nieuwekavelstructuur, …) niet voor versnippering of barrièrewerking zorgen.

• Rustverstoring: hieronder valt o.m. de impact van recreatief medegebruik op de aanwezigeen te creëren natuurwaarden in het plangebied. O.a. het aanleggen van nieuwe wegen kanvoor bijkomende rustverstoring zorgen ter hoogte van gebieden die momenteel nog weinigverstoord zijn. Een efficiënter landbouwuitbating (veldkavels dichter bij het bedrijf, groterelandbouwkavels met een beter vorm) kan anderzijds een vermindering van rustverstoring totgevolg hebben. Er zal vertrokken worden vanuit de kwetsbaarheidsbenadering, waarbij de

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 95 van 162

meest verstoringsgevoelige zones worden aangeduid. De voorgestelde maatregelen binnendeze zones zullen worden beoordeeld. Er wordt opgemerkt dat het afschaffen van wegen ookeen positief effect kan veroorzaken.

• Vermesting / eutrofiëring: het grootste deel van het plangebied zal na de ruilverkaveling nogaltijd in landbouwgebruik zijn en bijgevolg bemest worden volgens de geldende normen(door een meer gunstige vorm en oppervlakte van de kavels is het wel mogelijk dat er minderrandeffecten zullen zijn). Sommige percelen worden uit landbouwgebruik genomen en zullenbijgevolg niet (of minder) bemest worden, waarbij positieve effecten voor de bestaande (ofgewenste) habitats kunnen verwacht worden. Er zal aangegeven worden welke zoneskwetsbaar zijn voor afspoeling van nutriënten en of de voorgestelde ingrepen geen versneldeafspoeling kunnen veroorzaken.

• Impact op fauna: de voorgestelde ingrepen binnen de ruilverkaveling zullen ten opzichte vande belangrijkste voorkomende fauna beoordeeld worden. Binnen het plangebied zijn eenaantal zones belangrijk voor weidevogels. Ook de gebieden ter hoogte van Wortel-kolonie enMerksplas-kolonie bezitten een hoge avifaunistische waarde. Verspreid binnen hetplangebied vormen ook de valleigebieden belangrijke leefgebieden voor de voorkomendefauna. In het MER zal nagegaan worden welke impact de voorgestelde maatregelen hebbenop de belangrijkste (potentieel) voorkomende fauna (avifauna, amfibieën en reptielen,vlinders,…) en welke maatregelen eventueel bijkomend kunnen genomen worden teroptimalisatie.

Ter begroting van de mogelijke effecten t.g.v. de nieuwe inrichting van het plangebied zal in deeffectenanalyse hoofdzakelijk met het aspect gevoeligheid gewerkt worden. Dikwijls wordt bij hetaangeven van gevoeligheden onderscheid gemaakt in verschillende gradaties van gevoeligheid (weiniggevoelig, matig gevoelig, gevoelig of zeer gevoelig). Er zal hierbij hoofdzakelijk gebruik wordengemaakt van volgende 2 aspecten, nl.:

• populaties: gevoeligheid van verschillende diergroepen (zoals kleine zoogdieren, grotezoogdieren, vooral vogels, mogelijks ook insecten,...) voor de geplande inrichting,

• ecotopen: gevoeligheid van een specifieke soortensamenstelling en van een specifieke groepvan standplaatsfactoren, voor bv. toegenomen antropogene aanwezigheid.

Het ruilverkavelingsplan overlapt met het habitatrichtlijngebieden: ‘Heesbossen, Vallei van Marke enMerkske en Ringven met valleigronden langs de Heerlese Loop’. Er zal dan ook een passendebeoordeling worden uitgevoerd i.h.k.v. het MER. Deze vormt een apart onderdeel van de disciplinebiodiversiteit. Het plan zal afgewogen worden aan de beheervoorschriften en de goedgekeurdeinstandhoudingsdoelstellingen van het ‘NATURA 2000-gebied’ en aan de bepalingen van artikel 36 vanhet Vlaamse Natuurdecreet. Volgende stappen worden hierbij doorlopen:

- Er zal worden gestart met een algemene beschrijving van de natuurwaarden in en in deomgeving het plangebied. Er zal hoofdzakelijk verwezen worden naar de beschrijvingvan de bestaande situatie van de discipline biodiversiteit binnen het MER, aangevuldmet specifieke waarnemingen van habitats en soorten in kader van de IHD’s.

- Nadien worden de verschillende zones aangehaald waar soorten en natuurlijke habitatsvoorkomen, dewelke opgenomen zijn in de bijlagen van de verschillende richtlijnen enworden de zones besproken die effectief onder de Habitatrichtlijn vallen.

- Gezien er bij de opmaak van een Passende Beoordeling rekening dient gehouden teworden met de goedgekeurde instandhoudingsdoelstellingen en de afgebakendezoekzones voor het realiseren van habitats, zullen deze bondig besproken worden engevisualiseerd worden.

- In een volgende fase wordt kort nagegaan of het plan rechtstreeks verband houdt methet beheer van het gebied met het oog op natuurbehoud.

- Vervolgens wordt nagegaan of het plan betekenisvolle (negatieve) gevolgen kan hebbenvoor de huidig voorkomende habitats en soorten binnen het beschermd gebied. Inname

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 96 van 162

van deze biotopen, of wijziging van deze biotopen door onrechtstreekse effecten(vernatting/verdroging, intensieve betreding, verzuring/vermesting …) is te vermijden.

- Vervolgens worden de gevolgen van het plan voor de instandhoudingsdoelstellingen vande bij Europa aangemelde gebieden beoordeeld. Hierbij wordt weergegeven of er naastde voor Vlaanderen belangrijke vegetatie, flora en fauna, ook in het kader van de EU-richtlijnen, belangrijke habitats en soorten aanwezig zijn die een negatieve impactkunnen ondervinden van de geplande werkzaamheden. Hiertoe wordt nagegaan voorwelke habitats en soorten het HRL-gebied werd aangemeld bij Europa, welkeinstandhoudingsdoelstellingen werden vooropgesteld en wat de impact van het plan isop deze elementen. Inname van de afgebakende zoekzones dient vermeden te worden.Er dient in deze stap aangetoond te worden dat het voorgenomen plan devooropgestelde instandhoudingsdoelstellingen niet hypothekeert. Dit betekent dat ookindirecte effecten dienen besproken te worden (vernatting/verdroging, intensievebetreding, verzuring/vermesting,…). Mogelijks zullen milderende maatregelenvoorgesteld worden om negatieve effecten te beperken.

- De resultaten van dit stappenplan zullen uiteindelijk leiden tot een algemene conclusie.

Daar het plangebied eveneens gelegen is nabij het VEN-gebied “De vallei van het Merkske” zal hetMER eveneens de elementen dienen aan te reiken die het de overheid mogelijk maakt om eenVerscherpte Natuurtoets uit te voeren. In de verscherpte natuurtoets wordt volgens de momenteelgangbare afwegingsprocedure geoordeeld of er onvermijdelijke / onherstelbare schade optreedt tenaanzien van het VEN-gebied ten gevolge van de geplande voorgenomen activiteit.

Volgende 4 essentiële vragen worden behandeld wanneer er een effect te verwachten valt:

- Zijn er veranderingen aan de natuurwaarden ?

- Zijn de veranderingen voor de natuur nadelig ?

- Zijn deze veranderingen vermijdbaar ?

- Zijn deze veranderingen herstelbaar ?

VEN-gebieden zijn gebieden waar natuurbehoud en natuurontwikkeling op de eerste plaats moetenkomen. De Vlaamse Overheid dient daarom in die gebieden een beleid te voeren dat gericht is op hetbehoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu. Inname van VEN-gebiedvoor nieuwe functies welke niet compatibel zijn met de doelstellingen van het VEN-gebied zijn niettoegelaten.

Indien het voorgenomen plan zou leiden tot aanzienlijk negatieve effecten, zullen milderendemaatregelen / aanbevelingen opgenomen worden.

Vertrekkende van de ingrepen die bij het ruilverkavelingsplan komen kijken en de milieueffecteninzake bodem en water, wordt de belangrijkste impact op de ecologisch waardevolle gebiedenbeschreven en geëvalueerd.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 97 van 162

Tabel 7-5: Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline biodiversiteit

Effecten Criterium Methodiek Significantiekader

Rechtstreekse effecten

Biotoopverlies/-winst

Versnippering/ontsnip-pering en barrière-effecten

Oppervlakte waardevol gebied (voor faunaen/of flora) dat zal verdwijnen of gecreëerdworden

Lokalisatie zones die gevoelig zijn voorversnippering en barrière-effecten.

GIS-analyse, terreinbezoek

oppervlakte waardevolle biotooptypes die rechtstreeksdreigen aangetast te worden ten gevolge van of gecreëerdworden door de ontwikkeling van het plangebied.

Bespreking o.b.v kwetsbaarheidsbenadering en expertjudgement MER-deskundige.

Effecten kunnen significant zijn wanneer biotopen verlorengaan of gecreëerd worden.

Effecten kunnen significant zijn wanneer de versnippering/ontsnippering de verspreiding van soorten beïnvloedt (positiefof negatief)

Verstoringsaspecten

Rustverstoring

Vernatting/ verdroging

Vermesting eneutrofiëring

Kwetsbare soorten / Oppervlakte kwetsbaargebied dat beïnvloed kan worden doorrustverstoring

Lokalisatie zones gevoelig voorvernatting/verdroging die beïnvloed wordt

Lokalisatie zones gevoelig voor vermesting enaanrijking ten gevolge van bodemverstoring

Globale inschatting (eerder een kwalitatievekwetsbaarheidsbenadering)

Bespreking o.b.v. resultaten uit de ecohydrologische studie,indicaties op kwetsbaarheidskaarten, veranderdeinfiltratie/kwel en expert-judgement

Inschatting o.b.v. huidige (en toekomstig geplande)natuurwaarden

Kwalitatieve bespreking, effecten kunnen significant zijnwanneer de rustverstoring ervoor zorgt dat de populatieachteruitgaat / vooruitgaat.

Effecten kunnen significant zijn wanneervernatting/verdroging leidt tot aantasting of verbetering vande vegetatie en/of de populatie van bepaalde diersoortenbeïnvloedt.

Effecten kunnen significant zijn wanneer eutrofiëringkwetsbare flora of fauna beïnvloedt.

Impact op de aanwezige(avi)fauna

Impact inkrimping / uitbreiding migratie-,foerageer- en broedgebieden

Kwalitatieve bespreking tijdens de exploitatiefase Effecten kunnen significant zijn indien het plan een zodanigeinvloed heeft op de inkrimping/uitbreiding van de migratie-foerageer- en/of broedgebieden dat dit een effect heeft op devoorkomensaantallen van een soort

Noot: De significantie zal in het MER verder worden gespecificeerd a.d.h.v. de omvang van het effect. Afhankelijk van de biologische waarde, de biologische potenties, de oppervlakte vandeze waarden/potenties, en de aard van de natuurwaarden waarin de geaffecteerde waarden/potenties zich situeren zal worden beoordeeld of het effect al dan niet significant is te noemen.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 98 van 162

In het milieueffectrapport wordt tevens de beoordeling opgenomen over het al dan niet voldoen aande zorgplicht, het voorkomingsprincipe en het ecologisch compensatiebeginsel, zoals opgelegd doorhet decreet van 21 oktober 1997 betreffende natuurbehoud en het natuurlijk milieu, gewijzigd op 9juli 2002. Dit zal gebeuren o.b.v. de ecotopenbalans aangeleverd door de VLM.

In principe gebeurt de beoordeling van de discipline Biodiversiteit ten opzichte van dereferentiesituatie; dit is de natuursituatie zoals die is vastgelegd gedurende de detailinventarisatietijdens de verschillende vooronderzoeken (specifiek voor de ruilverkaveling Rijkevorsel-Wortel werdeen basisinventarisatie uitgevoerd in 1997 en werd deze in 2014 en 2017 geactualiseerd). Voor hetMER wordt de datum waarop het ruilverkavelingsplan geactualiseerd werd (2014) alsreferentiesituatie genomen. Bij de beoordeling van de effecten op planniveau wordt ook een korteafweging gemaakt van de effecten van het plan in vergelijking met de autonome ontwikkeling en derelevante ontwikkelingsscenario’s; ook dit gebeurt ten opzichte van de genoemde referentiesituatie.

7.3.4 Beknopte beschrijving van de referentiesituatie

In een eerste hoofdstuk wordt de uitgangssituatie van het “oude” ruilverkavelingspan beschreven. Erwerd toen in 1997 een uitgebreide inventarisatie uitgevoerd door Belgroma. Door autonome evolutiezijn de natuurwaarden in bepaalde zones gedegradeerd. In een tweede hoofdstuk wordt de huidigereferentiesituatie besproken. De beschrijving van Belgroma heeft een goede algemene beschrijvingvan de mogelijk voorkomende soorten binnen het plangebied.

7.3.4.1 Uitgangssituatie “oude” ruilverkavelingsplan

Ecotopen

Het hele ruilverkavelingsgebied werd geïnventariseerd op het gebied van fauna en flora in de periode1997. Beperkte bijkomende inventarisaties werden uitgevoerd in 2014 en 2017. De vegetatiekarteringgebeurde perceelsgewijze aan de hand van de BWK-karteringseenheden. Tegelijkertijd werden er voorde flora-inventarisatie een aantal indicatorsoorten genoteerd. Deze indicatorsoorten werdengeselecteerd op basis van hun voorkomen in vochtige gebieden, (kalkrijke) kwelgebieden, bossen enhoutkanten of stikstofarme gebieden. Daarnaast werden ook de zeldzame en/of beschermdeplantensoorten geïnventariseerd.

De belangrijkste ecotopen zijn deze die als natuurlijke of halfnatuurlijke vegetaties (potentieel) in hetgebied voorkomen. Dit zijn elzenbossen, elzen-essenbossen, riet- en zeggenvegetaties, nattehooilandvegetaties en moerasvegetaties in de valleien op plaatsen met hoge grondwaterstanden enop veengronden en eikenbossen, eiken-beukenbossen en eiken-berkenbossen op meestal drogegronden of op de overgang naar de valleien.

Daarnaast komen nog een aantal percelen voor die gekarteerd zijn als open waters, aanplantingen vanloofhout, naaldhout en populieren, struwelen of kleine landschapselementen. Deze vegetatietypeszijn meestal antropogeen beïnvloed en komen van nature niet voor in het gebied.

Volgende karteringseenheden werden onderscheiden in het ruilverkavelingsgebied:

A: open waters

Ae: eutrofe waterplas

Plassen met een relatief ‘natuurlijk’ uiterlijk, waar een oevervegetatie mogelijk is. Zijn gekarteerd inde valleien van de Mark en Kleine Mark en in het gebied Merksplas-kolonie.

Ao: oligotrofe tot mesotrofe waters

Vennen of gegraven plassen met zacht hellende oevers en venvegetaties. Ook waterpartijen geheel ofop de oever begroeid met vegetaties behorend tot het Oeverkruidverbond.

Ap: diep op zeer diep water

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 99 van 162

Zandwinningen of vergraven plassen met steile oevers.

M: moerassen

Mr: rietland

Rietvegetaties komen enkel voor als lijnvormige begroeiing in grachten; zoals in het valleigebied vande Mark en Hollandse Loop.

Mc: grote zeggen-vegetaties

Vegetaties opgebouwd uit grote zeggen, dikwijls grote bulten of zoden vormend. Een klein perceelkomt voor ter hoogte van de samenvloeiing van de Mark en de Kleine Mark.

H: graslanden

Mesofiele cultuurgraslanden

Hx: soortenarm grasland

Zeer intensief uitgebate graslanden met een zeer beperkt soortenaantal. Kenmerkend zijn Engelsraaigras, Italiaans raaigras, Straatgras, Paardenbloem, Herderstasje en Ridderzuring.

Dit graslandtype komt vrij algemeen en verspreid voor in het ruilverkavelingsgebied, maarvoornamelijk buiten de valleigebieden.

Hr: geruderaliseerd, verlaten mesofiel grasland

Verlaten grasland met ruderale begroeiing. Kenmerkende soorten zijn Kropaar, Echte witbol, Grotebrandnetel, Bijvoet en Akkerdistel. Komt vrij fragmentair voor in het gebied, meestal op vrij vochtigegronden.

Hp: graasweide met Engels raaigras en Witte klaver

Regelmatig begraasde weide met volgende kensoorten: Engels raaigras, Ruw beemdgras, Witte klaver,Grote weegbree, Madeliefje, Ridderzuring, Kruipende boterbloem, Herderstasje, Paardebloem,Straatgras, Vogelmuur en Reukloze kamille. Komt vrij algemeen voor in het ruilverkavelingsgebied,zowel binnen als buiten de valleien.

Hp* soortenrijke graasweide

Minder intensief uitgebaat grasland als Hp, met naast de typische Hp-soorten ook Echte witbol,Scherpe boterbloem, Pinksterbloem, Gewone hoornbloem, Veldbeemdgras en Rode klaver. In de goedontwikkelde soortenrijke graasweiden komt ook Reukgras, Rood zwenkgras, Gewone veldbies,Grasmuur, Gewoon struisgras, Moerasrolklaver, Echte koekoeksbloem, Kale jonker, Klevering walstro,Biezenknoppen, Pitrus, Gewone rolklaver en Kleine klaver voor. Soortenrijke graasweiden komen zeerveel voor in de valleigebieden.

Hpr: graasweide met veel microreliëf en/of sloten

Min of meer intensief uitgebate graslanden met naast de Hp-soorten eveneensvochtigheidsindicatorsoorten zoals Geknikte vossenstaart, Fioringras en Mannagras. Dit type wordtvooral aangetroffen in de beekvalleien.

Hpr*: soortenrijke graasweide met veel microreliëf en/of sloten

Goed ontwikkelde vorm van soortenrijke weide (Hp*) met vochtindicatorsoorten als Veldrus, Gekniktevossenstaart en Mannagras.

Hu: mesofiel hooiland

Regelmatig onderhouden en bemeste hooilanden met veel schermbloemigen, in hetruilverkavelingsgebied met volgende typische soorten: Kropaar, Frans raaigras, Echte witbol, Scherpeboterbloem, Zachte dravik, Fluitenkruid, Berenklauw, Veldzuring en Reukgras

Komt slechts zeer fragmentair en verspreid voor in het ruilverkavelingsgebied.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 100 van 162

Niet verbeterde, half natuurlijke graslanden

Hc: vochtig, licht bemest grasland

Hooilanden of weinig intensief uitgebaat weiland met hope grondwatertafel. De dominerende grassenworden vergezeld van moerassoorten. Binnen het ruilverkavelingsgebied gaat het o.a. omDotterbloem, Echte koekoeksbloem, Bosbies, Moerasrolklaver en Moerasvergeet-me-nietje. Komtenkel in percelen vlak tegen de waterlopen van de Kleine Mark, de Bolkse beek en de Mark en in dedepressie van de Bolkse beek.

Hf: natte ruigte met Moerasspirea

Verwaarloosde hooilanden op hetzelfde bodemtype als Hc. Vooral het voorkomen van Moerasspireawerd aangehouden als onderscheid tussen Hf en Hc. Ook de duidelijk vochtigere percelen kregen deaanduiding Hf. Kenmerkende soorten zijn Moerasspirea, Echte valeriaan, Gewone wederik,Kattenstaart, Rietgras, Hennegras en Wilde bertram. Enkele kleine perceeltjes Hf-vegetaties komenvoor tangs de Mark, Kleine Mark en Bolkse Beek.

Hj: vochtig, licht bemest grasland overwoekerd door russen.

Vochtige graslanden en hooilanden van het type Hc die bij begrazing overwoekerd worden door russen(Pitrus, Biezenknoppen of Veldrus). Russengraslanden komen voor in de depressie van de Bolkse beek.

V: vallei-, moeras- en veenbossen

Va: alluviale bossen op minerale bodem

Beekbegeleidende bossen op alluvia zonder veenvorming met volgende kensoorten: Zwarte els, Wilg,Wijfjesvaren, Veelbloemige salomonszegel, Mannetjesvaren, Gelderse roos, Gewone vlier,Engelwortel, Hondsdraf en Hazelaar. Alluviale bossen komen frequent voor op natte bodems, vooralten zuiden van Wortel in de vallei van de Mark en Kleine Mark, dikwijls in combinatie met of langs Hcgraslanden.

Vn: nitrofiele alluviale bossen

Beekbegeleidende bossen op alluvia zonder veenvorming, rijk aan nitrofiele soorten. Kensoorten inhet ruilverkavelingsgebied zijn: Zwarte els, Wilg, Mannetjesvaren, Hop, Bramen, Gelderse roos,Gewone vlier, Engelwortel, Hondsdraf, Grote brandnetel, Kleefkruid, Berenklauw, Haagwinde,Smeerwortel, Rietgras, Leverkruid en Hennegras. Komt fragmentair voor in de vallei van de Mark ende depressie van de Bolkse Beek, dikwijls in combinatie met of vlak langs He of Hf hooilandvegetaties.

Vm: mesotroof elzenbos met zeggen

Moerassig elzenbos op veen met volgende kensoorten: Zwarte els, Zachte berk, Elzenzegge,Zompzegge, Melkeppe, Dotterbloem, Gewone zegge, Hennegras, Kale jonker, Wolfspoot, Gele lis,Smalle stekelvaren, Koningsvaren en IJIe zegge. Komt beperkt voor o.a. in de vallei van de Kleine Mark.

Vt: venig berkenbos

Bos met Zachte berk op venige bodem. Een perceel komt voor in het noordelijk deel van de Markvallei.

Q: mesofiele bossen

Qb: zeer arm, zuur eikenbos

Eikenbos op zure, voedselarme grond. Kenmerkende soorten zijn Adelaarsvaren,

Zachte witbol, Bramen, Kamperfoelie, Bochtige smele, Amerikaanse vogelkers, Lijsterbes, Sporkehout,Zomereik, Ruwe berk en Zachte berk. Komt voor ten noorden en ten westen van Bolk, langs de Marken verspreide in kleinere percelen, waaronder ook in Merksplas-kolonie.

Qs: zuur eikenbos

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 101 van 162

Eikenbossen of eiken-beukenbossen met ondergroei van o.a. Valse salie, Wilde kamperfoetie, Lelietje-der-dalen, Hulst, Smalle stekelvaren en bramen. Dit bostype komt voor ter hoogte van Merksplas-kolonie.

Qa: eiken-haagbeukenbos zonder wilde hyacint

Hakhout en middelhout met uitgesproken lente-aspect met Bosanemoon en Speenkruid. Komt voorthv. de bossen van Merksplas-kolonie.

S: struwelen

Sz: struweel met opslag van allerlei aard

Sf: vochtig, mesotroof tot eutroof wilgenstruweel

Wilgenstruweel met lianen (Hop, Haagwinde, Bitterzoet) en moerasplanten (Gele lis, Wederik,Moerasspirea,...). Komt voor in combinatie met zure eikenbossen ter hoogte van Merkplas-kolonie.

P: Naaldhoutaanplanten (behalve dennenaanplanten)

De verschillende types naaldhout die te onderscheiden kunnen worden zijn:

Pi: jonge naaldhoutaanplanting

Pa: gesloten naaldhoutaanplanting, onafgezien van de ouderdom

Pm: gesloten naaldhoutaanplanting met een specifieke ondergroei

Pmh: gesloten naaldhoutaanplanting met ondergroei van grassen en kruiden

Pms: gesloten naaldhoutaanplanting met ondergroei van lage struiken

Met lage struiken zoals bramen, varens, Brem en Heide.

Pmb: gesloten naaldhoutaanplanting met hoge struiken

Met hoge struiken in de ondergroei of kleine bomen.

Pp: Dennenaanplanten

Ppa: gesloten dennenaanplanting, onafgezien van de ouderdom

Ppm: gesloten dennenaanplanting met een specifieke ondergroei

Ppmh: gesloten dennenaanplanting met ondergroei van grassen en kruiden

Ppmb: gesloten dennenaanplanting met ondergroei van hoge struiken

L: populierenaanplanten

Lh: Populierenaanplanten op vochtige plaatsen

Lhi: populierenaanplanten op vochtige plaatsen met ruderale ondergroei

Ondergroei gedomineerd door Grote brandnetel en Kleefkruid.

Lhb: populierenaanplanten op vochtige plaatsen met struikondergroei

Met ondergroei van Zwarte els of Grauwe els

N: loofhoutaanplanten

Aanplanten van gemengd loofhout.

B: akkers

Bs: akkers op zandige bodems

K: lijnvormige elementen en kleine landschapselementen

Ku: ruigten op voormalig akkerland, opgehoogde terreinen en ruderale vegetatie

Kl: laagstamboomgaard

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 102 van 162

Kn: veedrinkpoel

Kb: bomenrijen

Kh: houtkanten, oude hagen en heggen

Kq: boom-, bloemkwekerij en serres

Kz: opgespoten terrein en industrieterrein

Ko: stort

Kp: park

Kpk: kasteelpark

Ua: residentiele bebouwing

Ur: bebouwing in agrarisch gebied

Un: minder dichte bebouwing in omgeving met nog veel natuurlijke begroeiing

Uv: recreatiezone

Met uitzondering van de soortenarme tot zeer soortenarme graslanden (Hx en Hp, behalve Hp metfauna-opwaardering, akkers (Bs)), de lijnvormige elementen (alle aangegeven types K, behalve Ku, Khen Kb) en de urbane gebieden zijn alle andere ecotopen onderworpen aan de zorgplicht.

De geïnventariseerde ecotopen werden op basis van de volgende vier criteria: zeldzaamheid,biologische kwaliteit, kwetsbaarheid en vervangbaarheid geëvalueerd (identieke methode zoalsgebruikt bij de opstelling van de BWK-kaarten). Aan de verschillende ecotopen wordt een biologischewaarde toegekend volgens een driedelige schaal :

− biologisch zeer waardevol

− biologisch waardevol

− biologisch minder waardevol

Bebouwde gebieden zijn apart weergegeven en werden niet gewaardeerd.

De biologisch zeer waardevolle vegetaties die in het ruilverkavelingsgebied als natuurlijke of half-natuurlijke vegetaties voorkomen worden vooral aangetroffen in de valleien van de Mark, Kleine Mark,de depressie van de Bolkse beek, in het noorden van Wortel-kolonie ter hoogte van Bootjesven enverspreid in de loofhoutbossen, waaronder ook die van Merksplas-kolonie. Dit zijn de alluviale bossen(V), de mesofiele bossen (Q en F), hooilanden (Hc), natte ruigten (Hf), moerassige vegetaties (Mr, Mc)en open waters (A).

Als biologisch waardevol worden hoofdzakelijk vochtige populierenaanplantingen (Lh),loofhoutaanplanten (N), naaldhoutaanplanten (P) en dennenaanplanten (Pp) aangeduid. Verdervormen de talrijke lijnvormige landschapselementen een biologische meerwaarde binnen degraslanden en akkerlanden. De graslandvegetaties zijn vaak cultuurgraslanden (Hp) of soortenarmeweilanden (Hx) met geringe biologische waarde. Verruigde graslanden (Hr) en ruigten (Ku) worden alsbiologisch waardevol aangegeven. De lijnvormige elementen bestaan vooral uit bomenrijen (Kb) vanzomereik, berk, populieren en of wilgen of uit hagen (Kh) met vooral meidoorn.

Flora

In het ruilverkavelingsgebied werden een aantal bijzondere plantensoorten aangetroffen. Een aantalvan deze soorten zijn vrij zeldzaam tot zeldzaam in het studiegebied. Daarnaast werd gelijktijdig metde ecotoopkartering de verspreiding van een aantal indicatorsoorten onderzocht. De aanwezigheidvan deze indicatorsoorten werd onderzocht zowel in het perceel zelf, in de perceelsranden, langsoevers of in de aanpalende (weg)bermen.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 103 van 162

In vochtige weilanden, moerassen, sloten en plassen zijn de bijzonder plantensoorten: Lidrus,Melkeppe, Waterviolier, Liesgras, Moerasspirea, Moerasvergeet-me-nietje, Beekpunge, Gelewaterkers, Witte waterkers, Wolfspoot, Watermunt, Grote lisdodde, Grote egelskop, Pluimzegge,Elzenzegge, Zwarte zegge, Veenwortel, Adderwortel, Moerasandijvie, Smeerwortel en Gagel.

De verspreiding van deze plantensoorten beperkt zich tot de vochtige gebieden, waar ook deindicatorsoorten voor vochtige gebieden aangetroffen worden (zie verder). Beekpunge werdaangetroffen in het oostelijk deel van de beekvallei van de Mark; Wolfspoot komt voornamelijk voorlangs de Kleine Mark. Veenwortel en Watermunt worden vooral in het noordelijk deel van hetruilverkavelingsgebied aangetroffen in de vochtige weilanden. Waterviolier komt veel voor in dedepressie van de Bolkse Beek. De andere, iets minder zeldzame soorten, komen verspreid voor overde beekvalleien en de vochtige depressies van het ruilverkavelingsgebied.

De indicatorsoorten voor vochtige gebieden waarvan de verspreiding onderzocht werd in hetruilverkavelingsgebied zijn Dotterbloem, Egelboterbloem, Gele lis, Kale jonker, Kleine watereppe,Moeraswalstro, Pinksterbloem, Veldrus, Wateraardbei en Waternavel. Deze vochtindicatoren komenabundant voor op de percelen langs de Mark, Kleine Mark, in de depressie van de Bolkse Beek en inde depressie van de Roeleindeloop. Daarnaast komen nog twee zones voor waarin een aantalvochtindicatorsoorten werden aangetroffen. Dit is het geval voor de zone tussen de depressie van deBolkse Beek en het oostelijk deel van de Mark. Hier werden weilanden met veel Pinksterbloem,Veldrus en Echte koekoeksbloem aangetroffen. Een tweede zone is te situeren in het gebiedAardbolheide. Dotterbloem, Moeraswalstro en Veldrus wijzen hier op een vochtige bodem,waarschijnlijk te wijten aan een ondiepe kleilaag.

Naast deze indicatorsoorten voor vochtige gebieden werden een aantal plantensoorten geselecteerddie gebonden zijn aan het voorkomen van (kalkrijk) kwelwater. Deze kwelindicatoren zijn Bittereveldkers, Bosbies, Grote pimpernel, Holpijp, Knolsteenbreek, Moerasstreepzaad, Moeraszegge,Moesdistel en Slanke sleutelbloem. De verspreiding van de kwelgebieden situeert zich vooral omheenhet oostelijk deel van de Mark, de depressie van de Bolkse beek en de vochtige weilanden in hetnoorden van het ruilverkavelingsgebied. Op deze plaatsen komt grondwater, dat kalk bevat aan deoppervlakte. Deze omstandigheden creëren unieke en zeer hope potenties voor de ontwikkeling vanzeldzame plantensoorten. Deze zones moeten als floristisch zeer waardevol behandeld worden.

Soortenrijke graslanden herbergen volgende bijzondere soorten: Echte koekoeksbloem,Klimopereprijs, Blaartrekkende boterbloem, Grote bevernel, Scherpe boterbloem, Kleine veldkers,Grasmuur, Kruipend zenegroen, Vogelmelk, Grote boterbloem, Bochtige smele en Penningkruid.

Deze planten werden voornamelijk aangetroffen in de percelen vlak tegen de beekvalleien, in dedepressie van de Bolkse beek en in de vochtige weilanden omheen de Kleigroeve. Grote bevernel werdaangetroffen op een perceeltje langs het oostelijke deel van de Mark.

In bossen en houtkanten werden een aantal bijzondere bosplanten aangetroffen. In hetruilverkavelingsgebied zijn dit: Meidoorn, Lijsterbes, Koningsvaren, Dalkruid, Meiklokje, Speenkruid,Helmkruid, Dagkoekoeksbloem, Valeriaan, Muskuskruid, Look-zonder-look, Grootbloemige muur,Nagelkruid, Hemelsleutel. Verder komen ook Adelaarsvaren, Bosanemoon, Europese vogelkers,Gelderse roos, Hondsroos, Salomonszegel, Sleedoorn en Wilde kamperfoelie voor. De laatste soortenzijn als indicatorsoorten voor houtkanten te beschouwen, daar ze vrij abundant en verspreidvoorkomen in het ruilverkavelingsgebied. Voor deze indicatorsoorten zijn de loofhoutbossen en devalleibossen en houtkanten aan in de beekvalleien belangrijk. In de zure dennenbossen worden deindicatorsoorten niet of nauwelijks aangetroffen. Gelderse roos komt vooral voor in houtkanten langsbeekvalleien. Bosanemoon is goed vertegenwoordigd in de alluviale bosjes. In de Bolkse bossen komtde Europese vogelkers en Wilde kamperfoelie in het wild voor, naast Hondsroos, Sleedoorn enAdelaarsvaren. Hemelsleutel wordt aangetroffen langs het oostelijk deel van de Mark. De bossen vanWortel-kolonie (vooral naaldhoutbossen) hebben niet zo een hoge waarde naar vegetatie toe invergelijking met de andere opgaande vegetaties (loofhout) van het ruilverkavelingsgebied. De bossenvan Merksplas-kolonie daarentegen zijn hoofdzakelijk loofhoutbossen (eiken-bossen) met een hogebiologische waarde.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 104 van 162

Bijzondere soorten voor stikstofarme gebieden zijn Gewoon struisgras, Pijpenstrootje, Schapegras,Schapezuring, Smalle weegbree, Struikheide en Veldbies. Deze soorten van voedselarme gebiedenkomen fragmentair en zeer verspreid voor in het gebied.

Fauna

De waarnemingen van de fauna zijn hoofdzakelijk gebaseerd op waarnemingen tijdens deterreininventarisaties voor vegetaties en werden aangevuld met gegevens afkomstig van Natuurpunt(gebiedsdekkende inventarisatie van weidevogels in de Markvallei, gegevens over amfibieën enreptielen en vlinders), GNOP Rijkevorsel en Hoogstraten, terreinwaarnemingen (voorjaar 2002) inkader van de opmaak van het MER 2003. Zoals reeds eerder vermeld dient opgemerkt te worden datsommige waardevolle zones sindsdien gedegradeerd zijn, waardoor het mogelijk is dat bepaalde faunaniet meer aanwezig is.

Avifauna

In het ruilverkavelingsgebied zijn drie zones belangrijk voor weidevogels. Het gaat hier om de vochtigeweilanden tussen de depressie van de Bolkse beek en het oostelijk gedeelte van de Mark, de vochtigeweilanden van de Aardbolheide en vochtige wetland rond de voormalige kleigroeven. Het voorkomenvan weidevogels is afhankelijk van volgende criteria: een open landschap, vochtige bodems en niet teintensief bemeste weilanden. Tevens dient er voldoende rust te zijn in het broedgebied. De zones zijngelegen net buiten de valleigronden, bovendien zijn de gronden er vochtig en komen er verspreid veelplasjes voor. Grutto, Wulp, Scholekster en Kievit zijn soorten die hier frequent aangetroffen wordenen er tot broeden komen. Tevens zijn er waarnemingen van Tureluur, Zomertaling en Watersnip. Doorhet grootschaliger worden van de landbouw gaat de geschiktheid van gebieden voor weidevogelssteeds achteruit, vooral Grutto is hiervoor het meest gevoelig. Voor een aantal percelen die waardevolzijn voor de weidevogels zijn er momenteel beheerovereenkomsten afgesloten met de betrokkenlandbouwers.

De valleien in het ruilverkavelingsgebied worden gekenmerkt door hun kleinschalig karakter. Door hetafwisselend voorkomen van bomenrijen, bosjes, hooilanden en weilanden wordt een rijke avifaunaaangetroffen. Geïnventariseerde soorten zijn Wintertaling, Wilde eend, Torenvalk, Boomvalk, Fazant,Waterhoen, Holenduif, Turkse tortel, Tortelduif, Koekoek, Ransuil, Groene specht, Grote bonte specht,Veldleeuwerik, Boerenzwaluw, Huiszwaluw, Boompieper, Graspieper, Witte kwikstaart,Winterkoning, Heggemus, Roodborst, Zwarte roodstaart, Gekraagde roodstaart, Roodborsttapuit,Morel, Kramsvogel, Grote lijster, Zanglijster, Sprinkhaanrietzanger, Kleine karekiet, Spotvogel,Grasmus, Tuinfluiter, Zwartkop, Tjiftjaf, Fitis, Staartmees, Matkop, Kuifmees, Zwarte mees,Pimpelmees, Koolmees, Boomkruiper, Vlaamse gaai, Ekster, Zwarte kraai, Spreeuw, Huismus,Ringmus, Vink, Groenling, Kneu, Geelgors en Rietgors.

Het gebied Wortel-kolonie bezit een hope avifaunistische waarde. In de bossen en omgeving komenonder andere Houtsnip en Zwarte specht voor. Daarnaast komen ook Bonte vliegenvanger, Havik,Sperwer, Boomvalk, Bosuil, Gekraagde roodstaart, Ransuil, Torenvalk, Buizerd, Boompieper, Kuifmees,Matkop, Huiszwaluw, Zwarte mees, Koolmees, Pimpelmees en Wintertaling voor.

Rietkragen in het noordelijk deel van de vallei van de Mark, die er als kleine landschapselementenbelangrijk zijn, bieden broedgelegenheid aan onder andere Kleine karekiet en Bosrietzanger.

Specifiek in Merksplaskolonie, voor de terreinen die behoren tot de ruilverkaveling Rijkevorsel-Wortel,zijn er een groot aantal vogelsoorten te vermelden. Een aantal hiervan zijn broedvogels, zoalsBoomklever, Boomkruiper, Bosuil, Buizerd, Goudhaantje Groene specht, Grote bonte specht, Zwartspecht. Deze soorten zijn typisch voor loof- en naaldhoutbossen. Verder komen ook Nachtegaal, Wulp,Kerkuil en een groot aantal meer algemeen voorkomende soorten tot broeden. Daarnaast zijn ergegevens voorhanden over wintergasten en doortrekkers die het gebied aandoen. Dit zijn o.a.Barmsijs, Blauwe kiekendief, Kramsvogel, Ransuil, Velduil, Vuurgoudhaantje, Beflijster, Klapekster,Ooievaar, Paapje, Smelleken, Watersnip en Witgatje. Tevens wordt het gebied of en toe bezocht dooro.a. volgende soorten: Aalscholver, Blauwborst, Boompieper, Braamsluiper, Scholekster en Ijsvogel.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 105 van 162

Amfibieën en reptielen

Alpenwatersalamander, Kleine watersalamander, Bruine kikker en Groene kikker komen verspreidvoor in het ruilverkavelingsgebied. Kleine plassen, vochtige weiden en sloten zijn geschikte habitatsvoor deze soorten. Een inventarisatie (april 2002) bevestigt het voorkomen vanAlpenwatersalamander en Kleine watersalamander in de poelen van het ruilverkavelingsgebied.Tevens werd ook op een locatie de Vinpootsalamander aangetroffen. Levendbarende hagedis (enadder) komen eveneens in het ruilverkavelingsgebied voor. Uitgesproken geschikte habitats alsvochtige heide komen niet voor in het ruilverkavelingsgebied. Daarbij komt dat geschikte habitatsworden gereduceerd door ontbossing en fragmentatie van beboste heidegronden. Het voorkomenvan de adder kon echter niet vastgesteld worden tijdens de inventarisatie (in 1997) uitgevoerd voorde opmaak van het ruilverkavelingsplan. Wel zijn er vroegere waarnemingen op drie plaatsen in hetruilverkavelingsgebied bekend. Dit is in de omgeving van de depressie van de Bouwhoeve, rond dekleiputten van Polderheide en ter hoogte van de monding van de Schommebeek in de Kleine Mark.

Vlinders

In Wortel-kolonie komen het Bont dikkopje, Eikepage en Bruine eikepage als waardevolste soortenvoor. Een aantal jaren geleden werden ook nog Groentje en de Kleine ijsvogelvlinder in dit bosgebiedaangetroffen. In de rest van het ruilverkavelingsgebied kan het Oranjetipje als waardevolle soortaangetroffen worden.

Behalve Eikepage zijn alle andere soorten momenteel als kwetsbaar aangegeven in de Rode-lijst vande dagvlinders.

Het Pimpernelblauwtje is uitgestorven in Vlaanderen, maar door het gevoerde bermbeheer in de zonerond de vallei van de Mark (Plan Pimpernel ten noorden van het ruilverkavelingsgebied) wordtgetracht een gunstige uitgangssituatie te creëren voor de Grote pimpernel en het Pimpernelblauwtje,door herstel en ontwikkeling van schrale graslanden en laaggelegen hooilanden, geschikt beheer vanwegbermen en de instandhouding van de geschikte waardmieren, zodat een herintroductie tot demogelijkheden behoort. Het Pimpernelblauwtje is een soort van internationaal belang die ookopgenomen is in de Habitatrichtlijn.

Landschapsecologische deelgebieden

Binnen het ruilverkavelingsgebied wordt een opsplitsing gemaakt in een aantal deelgebieden. Dezeindeling is gebaseerd op basis van de bodemkenmerken en potentieel natuurlijke vegetaties. Dit Leverteen eerste opdeling in 4 eenheden op namelijk de beekvalleien, de plaggenbodems, de vroegere heideen de oude bosgebieden. Met uitzondering van de oude bosgebieden worden de drie eerste eenhedennog verder onderverdeeld :

• Beekvalleien

Beekvalleien komen voor als groene gordels doorheen het landschap. In deze valleien komenElzenbossen, Elzen-vogelkersbossen, natte ruigten met moerasspirea, dotterbloemhooilanden envochtige graslanden verspreid voor.

• Plaggenbodems

Door de jarenlange bewerking (verrijking) van deze gronden kan de natuurlijke vegetatie evoluerennaar eiken-beukenbossen. Daar deze plaggenbodems cultuurhistorisch werden aangelegd rondombebouwingen, beslaat de bebouwing over het algemeen het grootste deel van deze bodems, behalveter hoogte van Achtel en Bolk.

• Vroegere heidegebieden

De grootste oppervlakte van het ruilverkavelingsgebied kan hiertoe gerekend worden.

• Oude bosgebieden

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 106 van 162

De ligging en kenmerken van de verschillende deelgebieden en hun belang voor flora en fauna wordenhierna kort behandeld. De ligging van de verschillende besproken gebieden kan terug gevondenworden op Figuur 7-2. Er dient wel opgemerkt te worden dat onderstaande beschrijving overeenstemtmet de toestand anno 1997. Zoals eerder gesteld is sindsdien de globale situatie steeds meergedegradeerd.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 107 van 162

Figuur 7-2: landschapsecologische relevante deelgebieden (bron: Belgroma, 1997)

Beekvalleien

Beekvallei van de Roeleindeloop en Bosloop (zone I.I op Figuur 7-2)

Deze beekvallei situeert zich tussen Hoogstraten en de Bouwhoef. Stroomopwaarts heet dit riviertjede Roeleindeloop en stroomafwaarts de Bosloop. Een kleine venige depressie sluit hierop aan. Ditvalleigebied is gedeeltelijk bebost met populierenaanplantingen (Lhb en Lhi) met Zwarte els en eenruige ondergroei rondom de uitgestrekte vijvers (A). Rondom dit bosgebied komen vochtigegraasweiden met Engels raaigras en Witte klaver (Hp) voor. De rest van het valleigebied bestaat uitzandige akkers en intensief uitgebate, soortenarme graslanden (Bs en Hx). Ter hoogte van deze venigedepressie is een kwelzone aanwezig en komen hooilanden en elzenbosjes voor. Gele lis,Pinksterbloem, Holpijp, Moesdistel, Veenwortel, Watermunt, Elzenzeggen en Wolfspoot werden erwaargenomen. Talrijke moerputten komen nog voor, de meeste zijn echter sterk verland. In dit gebiedwerd de Adder waargenomen.

Noordelijk deel van de Mark (zone I.II op Figuur 7-2)

Dit deelgebied strekt zich uit vanaf de samenvloeiing van de Mark en de Kleine Mark tot aan deNederlandse grens. De zone rondom de strafkolonie van Hoogstraten behoort niet tot hetruilverkavelingsgebied Rijkevorsel-Wortel. Het is een vrij brede vallei (± 80 m) met een insnoering terhoogte van Keerschotse brug. De Mark en de Hollandse loop zijn nog vrij meanderend. Grotekwelzones komen voor in het noorden en in het zuiden langs de Mark.

De oostelijke valleiwand ter hoogte van Wortel is vrij steil, de westelijke valleiwand is gradueel enzandiger. Het gedeelte van de Mark tussen Wortel en het kasteel van Hoogstraten is rechtgetrokken.In de vallei komen een groot aantal vochtige graslanden (Hp* en Hpr*) en Dotterbloemhooilanden(Hc) voor. Talrijke hagen, houtkanten en ook knotwilgen sluiten aan op alluviale bospercelen,elzenbosjes en populierenaanplanten (Lh en Va). Vooral het noordelijk deel is kleinschalig.Dotterbloem en Pinksterbloem worden op vele percelen gevonden naast vrij zeldzame soorten alsEgelboterbloem, Moeraswalstro, Waternavel, Waterviolier, Moerasvergeet-me-nietje en Beekpunge.Kwelindicatoren die hier voorkomen zijn Grote pimpernel, Holpijp, Knosteenbreek,Moerasstreepzaad, Moeraszegge, Moesdistel en zeer veel Slanke sleutelbloem. Rietkragen, die hierals kleine landschapselementen belangrijk zijn, bieden broedgelegenheid aan o.a. Kleine karekiet enBosrietzanger. In de poelen werden Alpenwatersalamander en Kleine watersalamander aangetroffen.

Oostelijk deel van de Mark (zone I.III op Figuur 7-2)

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 108 van 162

Het oostelijk deel van de Mark loopt vrijwel parallel met de hoogtelijnen van 19-20 m in het noorden.Plaatselijk is de vallei slechts een perceel breed. De Mark heeft in dit oostelijk deel nog een sterke,natuurlijk meanderende structuur. In de vallei is een dicht ontwateringspatroon aanwezig. Groteoppervlaktes veen komen voor op geringe diepte. Langs de volledige loop komen kwetsbarekwelzones voor. Graasweiden (Hp) en goed ontwikkelde graslanden (Hp*) zijn de meest voorkomendevegetaties. Dotterbloemhooilanden (Hc), natte ruigten met Moerasspirea (Hf) en alluviale bossen (V)worden eveneens aangetroffen. Zeldzame plantensoorten die in deze beekvallei aangetroffen wordenzijn Dotterbloem, Egelboterbloem, Gele lis, Kale jonker, Moeraswalstro, Veldrus, Wateraardbei. Zeerzeldzame soorten die aangetroffen werden zijn Hemelsleutel, Beekpunge, Grote bevernel,Watermunt, Waternavel en Kleine watereppe. Bosbies, Knolsteenbreek, Moeraszegge en Slankesleutelbloem zijn kwelindicatoren die hier voorkomen. Ook het voorkomen van Veldbies enBosanemoon moet hier vermeld worden. In de vijvers komen Groene kikker, Bruine kikker enAlpenwatersalamander voor.

Vallei van de Kleine Mark (zone I.IV op Figuur 7-2)

Deze beekvallei kent een zuidwest-noordoost verloop, in het noorden sluit ze aan op de Mark. Dezevallei is over een geruime afstand vrij smal (slechts twee percelen breed). Waar de Schommebeek ende Salmmeirloop aansluiten op de Kleine Mark verbreedt de vallei.

De Kleine Mark heeft een sterke, natuurlijk meanderende structuur, vooral de westelijke valleiwandis vrij steil. In de vallei komen vele kleine landschapselementen voor. Een aantal alluviale bosje (Va) enmesotrofe elzenbosje (Vm) komen voor samen met veel goed ontwikkelde graasweiden (Hp*).Hooilandjes (Hc) en alluviale bosjes komen vooral stroomafwaarts voor.

Zeldzame planten zijn hier Waterviolier, Kruipend zenegroen, Watermunt, Wolfspoot, Kleinewatereppe, Moeraswalstro en Moeraszegge. Dotterbloem, Gele lis, Kale jonker en Pinksterbloem zijnabundant verspreid. Enkele vijver aan de rechterzijde van de Kleine Mark bevattenAlpenwaterwatersalamander.

Depressie van de Bolkse Beek (zone I.V op Figuur 7-2)

Deze vochtige depressie komt voor tussen de beekvalleien van de Mark en de Kleine Mark. Aan deoostelijke zijde leunt dit gebied tegen de steilrand van Bolk. De Bolkse Beek loopt voor een groot deellangsheen deze grens. In deze depressie komt voor het grootste deel kalrijke kwel voor.

Deze depressie wordt gekenmerkt door een dicht patroon van kavelsloten en veel kleinschaligepercelen. Talrijke kleine landschapselementen als houtkanten en alleenstaande bomen komen voorsamen met veel dotterbloemhooilanden (Hc), vochtige weilanden (Hp*), alluviale bossen (Vm, Vn) enzelfs waardevolle dennenbosjes. Zeldzame planten zijn Dotterbloem, Egelboterbloem, Gele lis, Kalejonker, Moeraswalstro, Veldrus, Wateraardbei, Waternavel, Holpijp, Knolsteenbreek, Moeraszegge,Moesdistel, Pijpenstrootje en Europese vogelkers. In plassen en poelen komen Groen en Bruine kikker,Alpenwatersalamander, Kleine watersalamander en waarschijnlijk ook Kamsalamander voor.

Depressie van Bolk (zone I.VI op Figuur 7-2)

Een tweede depressie die aansluit op de beekvallei van het oostelijk deel van de Mark is de depressievan Bolk. Deze depressie situeert zich vlak boven Bolk. Deze depressie is goed vergelijkbaar met dedepressie van de Bolkse Beek, maar sluit er niet op aan. Voorkomende vegetaties zijn vochtigegraasweiden (Hp), soms met hooilandaspect, soortenarme weiden (Hx) en akkers op zandige gronden(Bs). Kleine landschapselementen komen beperkt voor.

Weidevogelgebied van Bolk (zone I.VII op Figuur 7-2)

Tussen de depressie van de Bolkse Beek en het oostelijke deel van de Mark bevinden zich een aantalweilandjes die vrij permanent vochtig blijven. Ze kunnen beschouwd worden als een oostelijke uitlopervan de depressie, doch omwille van hun uitzonderlijk avifaunistisch belang wordt het gebiedafzonderlijk behandeld. Dit uniek en waardevol weidevogelgebied wordt gekenmerkt door zeervochtige bodems, niet tot intensief bewerkte graslanden, de aanwezigheid van een microreliëf, eenopenheid, rust en door het voorkomen van een aantal poeltjes in de weilanden. De vochtige weilanden(Hp*) die hier voorkomen hebben soms een hooilandaspect.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 109 van 162

Vochtindicatoren als Dotterbloem, Egelboterbloem, Gele lis, Kale jonker, Moeras-walstro,Pinksterbloem, Veldrus en Waternavel komen voor naast andere zeldzame soorten als Slankesleutelbloem, Veldbies en Veenwortel. Een aantal percelen zijn sterk in waarde afgenomen door deomvorming tot paardenweiden. Weidevogels als Grutto, Wulp, Scholekster en Kievit worden eraangetroffen.

Plaggenbodems

Plaggenbodems van Hoogstraten – Achtel (zone II.I op Figuur 7-2)

De plaggenbemesting rond Hoogstraten en Achtel heeft een sterke uitbreiding gekend. Deplaggengronden strekken zich uit tot tegen de Roeleindeloop-Bosloop in Hoogstraten en ten noordenen ten oosten van Achtel tot tegen de Kleine Mark. In dit gebied komen tussen de verspreideboerderijen hoofdzakelijk akkers (Bs) voor. Verder zijn er soortenarme weilanden (Hx) en enkelegraasweiden met Engels raaigras en Witte klaver (Hp). Enkele lijn- en puntvormige elementen zijnaanwezig.

Plaggenbodems van Wortel (zone II.II op Figuur 7-2)

Rondom Wortel strekken de plaggenbodems zich uit in het zuidwesten en zuiden tot tegen debeekvallei van de Mark, in het oosten en noorden tot aan het gebied Wortel-kolonie.

Zowel akkers (Bs) als weilanden (Hx en Hp) komen in gelijke hoeveelheden voor. Enkele opgaandeelementen kunnen er aangetroffen worden.

Plaggenbodems van Bolk (zone II.III op Figuur 7-2)

Een geïsoleerd gebied ter hoogte van Bolk getuigt van de vroegere landbouwactiviteiten. Debebouwing is er zeer beperkt, serres en stallingen komen voor. Ten westen grenzen dezeplaggenbodems aan de vochtige gronden in depressie van de Bolkse Beek, in het zuidwesten is er eensteilrand op de grens. De oostelijke grens wordt gedeeltelijk gevormd door de Bolkse dijk. In dit gebiedkomen meer weilanden voor dan akkers (Bs). De weilanden zijn graasweiden met Engels raaigras enWitte klaver (Hp) met hier en daar aspecten van dotterbloemhooiland zodat ze als weilanden van hetrijkere type gekarteerd werden (Hp*). In het gebied zijn tamelijk wat opgaande elementen aanwezig.

Plaggenbodems van Rijkevorsel - Grote Gammel (zone II.IV op Figuur 7-2)

Slechts een zeer klein gedeelte van het ruilverkavelingsgebied ter hoogte van Otterdael en tennoorden van de vallei van de Salmmeirloop (ten noordoosten en ten noorden van Rijkevorsel) kanhiertoe gerekend worden. Het gebied begrensd door de vallei van de Kleine Mark en door het oudebosgebied. De niet bebouwde percelen worden ingenomen door graasweiden met Engels raaigras enWitte klaver (Hp) en soortenarme graslanden (Hx). Ten noorden van de Salmmeirloop zijn eroverwegend soortenarme graslanden (Hx) en akkers (Bs) te vinden. Fragmentair komen enkelepuntvormige elementen voor.

Vroegere heidegebieden

Wortel-kolonie en omliggende gronden (zone III.I op Figuur 7-2)

In het noordoosten van het ruilverkavelingsgebied ligt de rijksweldadigheidskolonie van Wortel. Hetgebied bestaat uit grote boscomplexen van meestal naaldhout, soms is er een menging van naaldhouten loofhout of komt zuiver loofhout voor. Slechts enkele percelen bosgebied behoren tot deruilverkaveling Rijkevorsel-Wortel. Deze boscomplexen vormen een brede band rondom akkers,weiden en moestuinen van het centraal gebied. Doorheen het gebied loopt een drevenpatroon metoude bomenrijen, meestal eiken. Aan de buitenrand van het boscomplex is er een bruuske overgangnaar weiden en akkers.

Het gebied Wortel-kolonie is een belangrijk infiltratiegebied voor de waardevolle vallei van hetMerkske. Het gebied sluit aan op het heidegebied met vennen op Nederlands grondgebied.

Kamsalamander, Levendbarende hagedis, Houtsnip, Zwarte specht en Havik zijn hier belangrijkesoorten.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 110 van 162

Interfluvium van het Bouwhoefse bos (zone III.II op Figuur 7-2)

Dit deelgebied ligt tussen de vallei van de Mark en de vallei van de Bosloop, in het zuiden wordt hetgebied begrensd door de plaggenbodems van Achtel.

In het gebied komen overwegend soortenarme weilanden (Hx), enkele soortenrijke graslanden (Hp*)en in mindere mate akkers (Bs) voor. Het ontwateringspatroon is vrij uitgebreid. Plaatselijk zijn errestanten van dreven.

Interfluvium van Bolk (zone III.III op Figuur 7-2)

Een kleine oppervlakte boven Bolk, tussen de vallei van de Mark en de depressie van de Bolkse Beekwordt hiertoe gerekend. Ten noorden wordt het gebied begrensd door het weidevogelgebied vanBolk. In dit deelgebied komen vooral akkers (Bs) en enkele percelen soortenarm weiland (Hx) voor.

Interfluvium van Keerschot (zone II.I Vop Figuur 7-2)

Dit deelgebied situeert zich tussen de vallei van de Kleine Mark en de depressie van de Bolkse Beek.Ten zuiden wordt dit gebied deels begrensd door de vochtige weilanden van de kleigroeve en deelsdoor het restgebied. In dit voormalige heidegebied rond Keerschot komen zowel akkers (Bs) en ietsmeer weilanden (Hx, Hp en enkele Hp* graslanden) voor. Verder komen er vrij veel houtkanten enalleenstaande bomen voor, waaronder verschillende oude eiken.

Vochtige weilanden van de kleigroeve (zone III.Vop Figuur 7-2)

Aangrenzend tegen de beekvallei van de Kleine Mark en het interfluvium van Keerschot kan een gebiedafgebakend worden met relatief gezien vrij veel vochtige weilanden, vijvertjes en plassen, al dan nietpermanent. Centraal gelegen is een oude kleigroeve met daaromheen vochtige weilanden metvijvertjes en plassen. Rondom de groeve komen veel hagen en alleenstaande bomen voor,waarschijnlijk bevindt zich hier nog een restpopulatie van de adder. In de poelen komt Gewone pad,Groene en Bruine kikker en Alpenwatersalamander voor. In het zuiden bevindt zich een groot vochtigbos. Doorheen dit bos loopt de Schommebeek. Het is een gemengd loofhoutbos met dennen; de adderwerd hier vroeger waargenomen.

Bolkse bossen (zone III.VI op Figuur 7-2)

Dit bosgebied gelegen tussen Wortel-kolonie en Merksplas-kolonie behoort niet tot de ruilverkavelingRijkevorsel-Wortel.

Weidevogelgebied van de Aertbolheide (zone III.VII op Figuur 7-2)

In het zuiden van het ruilverkavelingsgebied komt een vochtig en open gebied voor dat voor avifaunazeer belangrijk is. Het gebied strekt zich uit ten noorden van de Merksplassesteenweg en ten zuidenvan de bebouwing aan de Bolksedijk. Het belang van dit gebied voor weidevogels is vergelijkbaar methet weidevogelgebied van Bolk. Er komen veel vochtige weilanden (Hp, Hp* en Hx) en in mindere mateakkers (Bs) voor. Kleine landschapselementen zijn zeer beperkt. Het gebied bevat enkeleontwaterings-grachten en in het zuiden een open waterplas (Ae). Vochtindicatorsoorten dieaangetroffen worden zijn Dotterbloem, Egelboterbloem, Gele lis, Kale jonker, Moeraswalstro,Pinksterbloem, Veldrus en Waternavel. Daarnaast komen er nog zeldzame planten voor zoals Slankesleutelbloem, Veldbies en Veenwortel. Het gebied is zeer waardevol voor weidevogels. Zowel Grutto,Zomertaling, Wulp, Scholekster en Kievit komen er voor.

Er kan alvast opgemerkt worden dat er in het noordelijk deel van dit gebied begin de jaren 2000 eengrote serre gezet is.

Restgebied (zone III.VIII op Figuur 7-2)

Het zuidelijk en zuidoostelijk deel van het ruilverkavelingsgebied behoort hiertoe. Specifiekeecologische kenmerken zijn niet aanwezig. Enkele delen zijn meer bebost (met naaldhout en loofhout)en bevatten talrijke lijnvormige opgaande elementen. Dreven komen vooral voor tegen Merksplas.Over het algemeen is het een gebied met vrij grote percelen, vooral ingenomen door akkers (Bs) engraslanden (H; Hp). Akkers komen vooral voor in het zuidelijk deel. In het oosten is het gebied begrensd

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 111 van 162

door Merksplas-kolonie. Een aantal delen in dit restgebied zijn bebouwd zoals rond de Bolkse Dijk diedit gebied doorkruist en langs de Merksplassesteenweg.

Merksplas-kolonie

In het zuidoosten van het ruilverkavelingsgebied ligt de strafinrichting Merksplas-kolonie. Het gebieddat gelegen is binnen de ringgracht en ten noorden van de 11131 behoort tot de ruilverkavelingRijkevorsel-Wortel. Het bestaat uit grote boscomplexen van overwegend loofhout (Qb en Qs) metheiderelicten en enkele poelen, populierenaanplanten (Lh) en wilgenstruweel (Sf). Dezeboscomplexen komen voornamelijk voor in het noordelijk en oostelijk deel van Merkplas-kolonie. Deoverige gronden worden ingenomen door vooral akkers en enkele weiden, doorsneden door eenimmens drevenpatroon. Het centrale deel is bebouwd. De aanwezige bossen, heiderelicten envengebieden zijn biologisch waardevol tot zeer waardevol. Door zijn uitgestrektheid, zijn rijkdom aanbiotopen en zijn relatieve rust heeft het gebied een grote faunistische waarde.

Oude bosgebieden (zone IV op Figuur 7-2)

Ten zuidwesten van Achtel komt een gebied voor waar de overgang tussen de hoger gelegen heide ende laag gelegen valleigronden tot uiting komt. Natuurlijke vegetaties van het elzen-essentype gaanover in zomereiken- en wintereikbostypes. De bodem wordt gekenmerkt door een gebrokkeldetextuur B-horizont, die zich heeft kunnen opbouwen onder de bescherming van uitgestrekteloofhoutbossen. Momenteel is het gebied een groot aaneengesloten weidegebied met graasweiden(Hp en Hx) met nog enkele akkers (Bs). Het geheel is voorzien van een vrij dicht ontwateringsnet. Hetgebied wordt begrensd door plaggenbodems en door de vallei van de Kleine Mark

7.3.4.2 Uitgangssituatie “geactualiseerd” ruilverkavelingsplan

Voor de analyse van de BWK werd de meest recente versie van het INBO gebruikt, met name de versie2016. Op basis van de terreinkennis van de VLM werd deze versie van de BWK vereenvoudigd ombruikbaar te zijn voor een overzichtelijke zorgplichtrapportering en voor de opmaak van eenecotopenbalans. In Tabel 7-7 wordt de vereenvoudigde BWK weergegeven.

In een eerste tabel worden de oorspronkelijke en vereenvoudigde BWK met elkaar vergeleken. Hetverschil zit hem hoofdzakelijk in het feit dat in de vereenvoudigde versie lijnelementen werdenweggelaten (wegen, bomenrijen,…) en dat er geen “complexen” meer voorkomen in devereenvoudigde BWK.

Op kaart 6b wordt de BWK binnen het plangebied weergegeven volgens de vereenvoudigde versie vande VLM, en buiten het plangebied volgens de BWK, versie 2016 van het INBO.

Tabel 7-6: oppervlakte oorspronkelijke en vereenvoudigde BWK

waardering opp oorspronkelijke BWK (ha) opp vereenvoudigde BWK (ha)

m 1.840,80 2.195,19

mw 307,77 /

mwz 22,01 /

mz 12,65 /

w 188,48 200,6

wz 52,98 /

z 69,71 61

Eindtotaal 2.494,41 2.456,79

M: minder waardevol - Mw: complex van waardevolle en minder waardevolle elementen - Mwz: complex vanzeer waardevolle, waardevolle en minder waardevolle elementen - Mz: complex van minder waardevolle en zeerwaardevolle elementen - W: waardevol - Wz:complex van waardevolle en zeer waardevolle elementen - Z: zeerwaardevol

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 112 van 162

Tabel 7-7: BWK-types binnen het plangebied (volgens de vereenvoudigde BWK)

Waardering type Opp. (ha) %

m 2.195,19 89,35

bl

bs

hp

hx

kj

kj-

kl

kq

ua

ui

un

ur

uv

36,97

882,44

374,64

727,11

0,84

0,16

16,3

36,79

27,57

7,01

1,02

77,29

7,05

1,5

35,92

15,25

29,6

0,03

0,01

0.66

1,5

1,12

0,29

0,04

3,15

0,29

w 200,6 8,17

aer

ap

hp+

hpr+

hr

hu-

kbp

kpk

lhb

lhi

lsb

mr

n

pa

pi

pmb

ppmb

ppms

sf

sf-

sz

2,22

1,78

34,93

6,87

9,06

0,43

0,23

12,83

17,82

17,13

0,11

0,3

21,42

21,72

0,57

19,01

21,39

0,39

0,26

0,65

11,47

0,09

0,07

1,42

0,28

0,37

0,02

0,01

0,52

0,73

0,7

0,01

0,01

0,87

0,88

0,02

0,77

0,87

0,02

0,01

0,03

0,47

z 61 2,48

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 113 van 162

aer

ap

hp+

hpr+

hr

hu-

kbp

kpk

lhb

lhi

lsb

mr

n

pa

pi

pmb

ppmb

ppms

sf

sf-

sz

2,22

1,78

34,93

6,87

9,06

0,43

0,23

12,83

17,82

17,13

0,11

0,3

21,42

21,72

0,57

19,01

21,39

0,39

0,26

0,65

11,47

0,09

0,07

1,42

0,28

0,37

0,02

0,01

0,52

0,73

0,7

0,01

0,01

0,87

0,88

0,02

0,77

0,87

0,02

0,01

0,03

0,47

M: minder waardevol - Mw: complex van waardevolle en minder waardevolle elementen - Mwz: complex vanzeer waardevolle, waardevolle en minder waardevolle elementen - Mz: complex van minder waardevolle en zeerwaardevolle elementen - W: waardevol - Wz: complex van waardevolle en zeer waardevolle elementen - Z: zeerwaardevol

De beekvalleien van de Kleine Mark, Bolkse beek en Mark zijn duidelijk de meest waardevolle zonesbinnen het plangebied. Buiten deze valleizones bestaat het gebied in hoofdzaak uit landbouwgebiedmet een beperkte ecologische waarde. De laatste jaren werden in deze zones daarenboven nog veelweilanden met een beperkte ecologische waarde (voornamelijk in functie van weidevogels) omgezetin akkerland en raaigrasland.

Aangrenzend ten oosten van het plangebied bevinden zich een aantal (zeer) waardevolle hoofdzakelijkbeboste zones.

De valleigebieden worden gekenmerkt door alluviale, natte gronden op lemig zand, licht-zandleem enzandleemgronden, al dan niet met een veensubstraat beginnend op geringe diepte. De potentieelnatuurlijke vegetatie in deze zones betreft een complex van vochtige Elzen-Essenbossen en bossenvan het Elzenverbond. Dit complex komt algemeen voor op veengronden en moerassige gronden metondiepe grondwaterstanden.

In de open sfeer zijn deze standplaatsen geschikt voor moerasvegetaties (Rietverbond, Verbond vanGrote zeggen, Moerasspireaverbond en Kleine zeggenverbond), halfnatuurlijke graslanden(Dotterbloemverbond) en struwelen (Wilgenstruweel).

De vallei van de Bolkse beek is eigenlijk een via de Bolkse beek ontwaterde depressie, in tegenstellingtot de valleien van de Mark en de Kleine Mark. In deze depressie zal de potentieel natuurlijke vegetatieeerder naar bossen van het Elzenverbond neigen.

In de valleien van de Kleine Mark, de Mark en de Bolkse Beek komt lokaal kalkrijke kwel voor.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 114 van 162

De overgang van de valleigebieden naar de hoger gelegen heide, de zogenaamde valleiranden,worden gekenmerkt door natte licht zandleem, lemig-zand en zandgronden. Deze gradiënt wordtonderscheiden aan de bovenzijde van de zacht glooiende valleiranden van de Mark en de Kleine Mark,waar de bodem snel droger wordt. Op de hogere randen van het beekdal leunt de potentieelnatuurlijke vegetatie hier aan bij deze van de hoger gelegen gronden (Zomereik-verbond), op de lagergelegen gedeelten kunnen bossen van het vochtige Elzen-essentype als potentieel natuurlijkbeschouwd worden. In de open sfeer zijn op droge gronden het Dwerghaververbond of het verbondvan Struikheide en Kruipbrem mogelijk, op natte gronden zijn dit het Dotterbloemverbond en hetMoerasspireaverbond.

In de Hydrauliche en ecoohydrologische studie van IMDC-Technum werd de potentiële vegetatie ookvoorspeld via het Niche-model. Hier zal in het MER dieper op ingegaan worden.

Verder kan vermeld worden dat er zich ter hoogte van de Roeleindeloop nog een 2-talvismigratieknelpunten bevinden, evenals ter hoogte van de molen op de Mark (bron:vismigratie.vmm.be).

7.3.4.3 Beschermde gebieden

Binnen het ruilverkavelingsgebied zijn geen VEN gebieden aangeduid. In het noordoosten grenst hetVEN-gebied “De Vallei van het Merkske” aan het plangebied. Ook ten noorden, op Nederlandsgrondgebied worden zones aangeduid die behoren tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Figuur 7-3: aanduiding van de EHS op Nederlands grondgebied nabij het plangebied

Het plangebied overlapt met het SBZ-H “BE2100020 Heesbossen, Vallei van Marke en Merkske enRingven met valleigronden langs de Heerle”

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 115 van 162

7.4 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

kaart 7: landschap en bouwkundig erfgoed

7.4.1 Afbakening van het studiegebied

Het studiegebied omvat minimaal het plangebied. De gebieden waar landschappelijke structuren,elementen en componenten gewijzigd worden, maken deel uit van het studiegebied, evenals degebieden waar er invloed is op de landschappelijke en/of archeologische erfgoedwaarde. De omvangvan het studiegebied kan verruimd worden in functie van de visuele impact van de geplandeontwikkelingen (perceptieve kenmerken).

7.4.2 Juridische en beleidsmatige context

Sinds 1 januari 2015 is het nieuwe Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 in werking. Vanaf dangeldt één overkoepelende regelgeving voor monumenten, stads- en dorpsgezichten, landschappen enarcheologie. Het nieuwe onroerend erfgoeddecreet vervangt drie voorgaande decreten(monumentendecreet van 1976, archeologiedecreet van 1993 en landschapsdecreet van 1996) en eenwet uit 1931 op het behoud van monumenten en landschappen.

Met de definitieve goedkeuring van het nieuw decreet onroerend erfgoed door de Vlaamse regeringis ook de Conventie van Malta (ook wel het Verdrag van Valletta genoemd) in Vlaamse regelgevingomgezet. Om de Conventie van Malta verder te implementeren in de Vlaamse regelgeving was eenvolledig nieuw archeologisch traject nodig. Daarin spelen erkende archeologen een cruciale rol.

Sinds 1 januari 2015 zijn ondermeer de volgende elementen geregeld

• Erkenningsaanvragen (archeoloog, metaaldetectorist)

• Vaststelling inventaris archeologische zones

• Bescherming archeologische sites

Vanaf 1 januari 2016 is het uitvoeringsbesluit gefaseerd in werking getreden:

• Vanaf 1 januari 2016o Tijdens deze eerste fase kregen erkende archeologen de kans om hun

bedrijfsprocessen af te stemmen op de nieuwe archeologieregelgeving.o Vaststelling lijst van aangeduide erkende archeologeno Vaststelling Code van Goede Praktijk en gebieden waar geen archeologie te

verwachten valt

• Vanaf 1 april 2016o Alle uitvoeringsbepalingen archeologie m.u.v. toevoegen bekrachtigde

archeologienota bij een vergunningsaanvraago Vanaf deze fase kan je op basis van een vooronderzoek een archeologienota laten

opmaken en bekrachtigen. Ook de bepalingen over metaaldetectie entoevalvondsten treden in werking.

De melding van archeologische toevalvondsten is wettelijk verplicht (art.5.1.4 van het Onroerenderfgoeddecreet) van 12 juli 2013. Je bentverplicht om de vondst binnen de drie dagen te melden aan hetagentschap Onroerend Erfgoed. Je beschermt de vondst en haarvindplaats tot tien dagen na het vinden. Onroerend Erfgoed komt terplaatse. Op basis van dat onderzoek kan de termijn van tien dagenverlengd of ingekort worden.

• Vanaf 1 juni 2016o Is er voor een vergunningsaanvraag een archeologienota nodig, dan moet je die

vanaf deze fase ook samen met de vergunningsaanvraag indienen.

Vanaf 1 januari 2017 zijn er enkele wijzigingen van toepassing:

• Op 16 december 2016 keurde de Vlaamse Regering enkele wijzigingen aan deonroerenderfgoedregelgeving en de Code van Goede Praktijk goed. Het grootste deel van

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 116 van 162

deze wijzigingen vloeit voort uit de implementatie van het kerntakenplan OnroerendErfgoed.

o Er wordt toegestaan dat aan de vergunningsaanvraag een archeologische notawordt toegevoegd die nog niet bekrachtigd is, maar wel al voor bekrachtiging isingediend bij het agentschap. Zo hoeft een bouwheer of ontwikkelaar de termijnvan 21 dagen voor bekrachtiging niet af te wachten om de vergunningsaanvraag inte dienen. De bouwheer of ontwikkelaar moet de bekrachtigde archeologienotawel indienen vóór de beoordeling van de vergunningsaanvraag door devergunningverlenende overheid.

In de nieuwe regelgeving bestaat er een zorgplicht voor erfgoedlandschappen én onroerendegoederen die zijn opgenomen in een aan een openbaar onderzoek onderworpen vastgesteldeinventaris. Het betreft dan:

1. De inventaris van het bouwkundig erfgoed.

2. De landschapsatlas.

3. De inventaris van de archeologische zones.

4. De inventaris van houtige beplantingen met erfgoedwaarde.

5. De inventaris van historische tuinen en parken.

Binnen het plangebied zijn meerdere ankerplaatsen gelegen. Daarnaast overlapt het studiegebied methet beschermd landschap “Rijksweldadigheidskolonie” en met het beschermd monument “hetdomein van het kasteel van Hoogstraten met bijgebouwen en werkplaatsen”.

7.4.3 Methodologie

7.4.3.1 Methodiek gedetailleerde beschrijving bestaande situatie

Uitgaande van de bestaande documenten inzake landschap (terreininventarisaties landschap,kaartmateriaal, de ruimtelijk-visuele landschapsinventarisatie en de cultuurhistorische inventarisatieen evaluatie in het kader van de eerste fase van de planvorming) zal een gerichte terreinverkenningtoelaten om wijzigingen aan het landschapsbeeld en -beleving sinds de inventarisatie na te gaan. Waardit relevant is voor de effectvoorspelling zullen nieuwe elementen geïnventariseerd en opgelijstworden. De beschrijving van het landschapsbeeld zal verduidelijkt worden door een fotoreportage enzowel positieve als negatieve dragers in het landschap zullen besproken worden.

Waardevolle informatie ter afbakening van de referentiesituatie voor deze discipline zal geput wordenuit de thematische inventarisatie en de studies opgesteld door de VLM, de Landschapsatlas (atlas vande relicten van de traditionele landschappen, uit de lijst van beschermde monumenten, landschappen,stads- en dorpsgezichten, de inventaris onroerend erfgoed, de landschapskenmerkenkaart, dearcheologische inventaris opgemaakt in opdracht van de VLM, de Centraal Archeologische Inventaris(CAI) en structuurplannen. De waarden van het voorkomend erfgoed zal besproken worden en er zalaangegeven worden of deze waarden ook effectief voorkomen binnen het plangebied. Tevens wordtgebruik gemaakt van zowel historisch als actueel kaartmateriaal (o.a. Ferraris, Vandermaelen, Dépôtde la Guerre, Militair Cartografisch Instituut, orthofotoplans,...). Verder zal ook het geoloket vanOnroerend Erfgoed en www.geopunt.be geraadpleegd worden.

7.4.3.2 Methodiek effectenvoorspelling en –beoordeling

De geplande ingrepen voor de inrichting van het plangebied zullen leiden tot een wijziging van hetlandschap. De ingrepen die de landschappelijke situatie veranderen, bestaan in essentie uit hettoevoegen van nieuwe elementen en het wijzigen of verwijderen van bestaande elementen. Het

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 117 van 162

wijzigen van elementen wordt onderverdeeld in wijzigingen met betrekking tot de toestand en functieenerzijds en het voorkomen of uitzicht anderzijds.

De volgende effectgroepen zijn van belang voor deze discipline en worden op kwalitatieve wijzebehandeld:

- wijzigingen landschapsstructuur en landschappelijke relaties (compartimentering,barrièrevorming,…);

- invloed op erfgoed;

- wijziging perceptieve kenmerken (zichtlijnen, beeldbepalende elementen, schaal);

- verstoring archeologische resten (rechtstreeks via vergraving of indirect viaontwatering,…), inclusief kadering ingrepen in historische context.

De verschillende mogelijke effecten worden gegroepeerd volgens de verschillende invalshoeken vande discipline: perceptieve aspecten (landschapsbeeld), landschapsstructuur en erfgoedaspecten.

De erfgoedwaarde heeft in essentie betrekking op het archeologisch patrimonium, het bouwkundigerfgoed, de historisch-geografische elementen en structuren. Daarnaast speelt de visueel ruimtelijkesamenhang en het statuut van het relict (al dan niet beschermd) een belangrijke rol. Ingrepen in hetlandschap kunnen leiden tot het wijzigen van elementen, patronen en hierdoor samenhangen metaantasting van erfgoedwaarden. In het bijzonder wordt hier aandacht besteed aan de inpassing vande beschermde monumenten en landschappen en de (vastgestelde) ankerplaatsen. Er zal wordenaangegeven welke ingrepen er binnen of in de nabije omgeving van het voorkomend erfgoed wordenvoorzien en of deze een positief of negatief effect op het erfgoed kunnen hebben. Ingrepen diebijdragen tot het historisch herstel of die de landschappelijke waarde van het landschap versterkenworden hierbij algemeen als positief beoordeeld. Indien ingrepen worden voorzien die in strijd zijnmet het beschermingsbesluit van het voorkomend erfgoed zullen deze vermeld worden in het MER.Voor de (vastgestelde) ankerplaatsen zal eveneens getoetst worden of de visie van hetruilverkavelingsplan en de voorgestelde ingrepen overeenstemmen met de visie die per deelgebiedopgenomen is in het aanduidingsdossier voor de ankerplaats. Zo kan het vb. belangrijk zijn dat nieuwe(trage) wegen oorspronkelijke historische tracés volgen.

Behalve de zichtbare relicten, kunnen in het studiegebied nog heel wat getuigenissen van ons erfgoedonzichtbaar en niet gekend zijn. Ze zijn immers potentieel aanwezig in iedere laag van het landschap.Gebieden waar het bodemprofiel niet verstoord werd bijvoorbeeld, bezitten een hoge kans om goedbewaarde artefacten of sporen van de ontwikkelingsgeschiedenis te bevatten. In het MER zalgebiedsdekkend onderzocht worden in welke mate de geplande ingrepen een risico kunnen inhoudenten aanzien van verstoring van archeologische relicten. Hiervoor zullen volgende criteria aangewendworden:

• mate van huidige verstoring van de bodem: weinig verstoorde bodems zijn hierbijkwetsbaarder dan reeds sterk verstoorde bodems;

• aard van de ingreep: ingrepen waarbij vergraving/deformatie van het bodemprofiel plaatsgrijpt zijn hierbij risicovoller dan ingrepen zonder vergraving/deformatie;

• locatie van de ingreep: afhankelijk van de locatie van de ingreep is de kans groter of kleinerdat archeologische relicten bewaard zijn gebleven (bv. afgedekte versus geërodeerde bodem;type bodemgebruik;…)

De voornaamste ingrepen die in het plan voorzien worden die een mogelijke impact veroorzaken tenaanzien van de archeologische waarde van de ondergrond zijn: egalisatiewerken, aanleg van openbufferbekkens, her aan te leggen molenvijver als paaiplaats, nieuwe en te verleggen afwateringen, aante leggen natuurtechnische profielen, mogelijks ook bepaalde natuurinrichtingswerken enwaterbergingsingrepen en eventueel het aanleggen van nieuwe wegen, gezien deze allen kunnengepaard gaan met vergraving van de bodem.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 118 van 162

Verder dient opgemerkt te worden dat ook het verlagen van de grondwatertafel negatieve gevolgenkan hebben voor het aanwezige archeologische materiaal. In het MER zal aangegeven worden in welkemaatregelen een verlaging van de grondwatertafel wordt voorzien.

Structuurwijzigingen in het landschap, bijvoorbeeld t.g.v. herverkaveling, rooiwerkzaamheden ofbeplanting, hebben betrekking op de ruimtelijke schikking van de elementen, hun samenhang enonderlinge relaties en op het functioneren van het geheel. Landschapsecologische aspecten horen alsdusdanig thuis onder het onderdeel landschapsstructuur. De te verwachten effecten op de intrinsiekewaarde van het landschap zullen worden onderzocht. Schaalvergroting door herverkaveling wordthierbij meestal negatief beoordeeld, terwijl natuurinrichting (vb. in de valleigebieden), het aanleggenvan natuurtechnische profielen en het aanplanten van beekbegeleidende houtkanten en andere KLE's,het rooien van storende bossen in agrarisch gebied en landschapsversterkende maatregelen (zeker inankerplaatsen) meestal positief beoordeeld worden. De aanleg van nieuwe (trage) wegen dient gevalper geval beoordeeld te worden.

De belevingskwaliteiten en de perceptuele kenmerken van het landschap (visueel-ruimtelijkebenadering) horen thuis in het onderdeel landschapsbeeld. In hoofdzaak wordt hier uitgegaan van deperceptuele kenmerken. Belevingskwaliteiten hangen immers nauw samen met een waardering eninterpretatie van de situatie en deze kunnen sterk verschillen afhankelijk van de invalshoek waaruiten hoe men een gebied bekijkt. Hiervoor wordt verwezen naar de discipline mens.

Het landschapsbeeld zal globaal worden geïllustreerd aan de hand van fotomateriaal. Onder andereontbossings- en bebossingsmaatregelen, de aanwezigheid van nieuwe infrastructuren(landbouwwegen, herverkaveling, …), de ontwikkeling van lijnvormige landschapselementen, deinrichting van de natuurzones in de valleien en depressies, … kunnen een invloed uitoefenen op detransparantiegraad en de kijkafstand van het omliggende landschap. Alle ingrepen die bijdragen toteen landschappelijke inpassing of herwaardering van het landschap worden positief beoordeeld. Voorde aanleg van nieuwe wegen worden de wegen die voorzien worden in betonverharding beschouwdals het meest ingrijpende in het landschapsbeeld. In het MER zullen de belangrijkste ingrepen die eenpositieve of negatieve invloed hebben op het landschapsbeeld besproken worden.

Beoordelingscriteria met betrekking tot de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologiekunnen nooit volledig uit kwantitatieve grootheden bestaan door de complexiteit en het holistischkarakter van het studieobject. De beoordeling in de verschillende effectengroepen zal daaromenerzijds steunen op objectieve criteriawaarden en anderzijds steunen op onderzoek met betrekkingtot invloed op omgevingsfactoren, perceptie en gedrag.

Er zal ook rekening gehouden worden met positieve landschappelijke effecten (wegwerkenknelpunten, ontsnippering, ...).

Gezien de ruilverkaveling overlapt met (vastgestelde) ankerplaatsen ‘zal het hoofdstuk ‘landschap,bouwkundig erfgoed en archeologie’ dusdanig uitgewerkt worden dat het kan dienen alszorgplichtnota.

De beoordeling van de significantie gebeurt o.b.v. het MER-richtlijnenboek landschap, bouwkundigerfgoed en archeologie. Algemeen kan volgende onderverdeling gehanteerd worden:

• aanzienlijk significant: verlies van landschaps- en/of cultuurhistorische elementen,beïnvloeding van de integriteit op het vlak van samenhang, structuur en functie op eendergelijke schaal dat het potentieel voor het behoud/onderhoud van de karakteristiekelandschaps- en/of cultuurhistorische elementen verloren gaat. Opmerkelijke wijzigingen inde landschaps- en/of de cultuurhistorische kenmerken of –elementen over een groteoppervlakte of zeer sterke wijzigingen over een beperkte oppervlakte. Verstoring vanarcheologische vindplaatsen met noodzaak tot opgraving.

• significant: effecten op landschaps- en/of cultuurhistorische elementen, beïnvloeding van deintegriteit op het vlak van samenhang, structuur en functie op een dergelijke schaal dat hetpotentieel voor het behoud/onderhoud van de karakteristieke landschaps- en/of

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 119 van 162

cultuurhistorische elementen aangetast of ondermijnd wordt. Matige of lokale wijzigingen.Verstoring van archeologische vindplaatsen zonder noodzaak tot opgraving.

• Beperkt significant: effecten op landschaps- en/of cultuurhistorische elementen,beïnvloeding van de integriteit op het vlak van samenhang, structuur en functie op eendergelijke schaal dat het potentieel voor het behoud/onderhoud van de karakteristiekelandschapselementen verminderd wordt. Quasi niet waarneembare wijzigingen. Wijzigingenbinnen de opvangcapaciteit inzake “landschappelijke draagkracht”.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 120 van 162

Tabel 7-8: beoordelingscriteria voor de milieudiscipline ‘landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie’

Effecten Criterium Methodiek Significantiekader

Erfgoedwaarden

Invloed op landschap Wijziging/verlies van degeomorfologische elementen

Wijziging/verlies van historisch -geografische structuren enelementen (bv. perceelsvormen,dreven, kleinelandschapselementen)

Vergelijking van de huidige geomorfologische enhistorisch-geografische elementen en eenheden metdeze na uitvoering van het plan.

Kwalitatieve bespreking o.b.v. (historisch)kaartmateriaal en luchtfoto’s, inventarisatie KLE’s, …

Effecten kunnen significant zijnwanneer landschappelijkeerfgoedwaarden verloren gaan.

Kwalitatieve bespreking o.b.v.expert judgement.

Invloed op bouwkundigerfgoed

Directe aantasting bouwkundigerfgoedelementen

Wijziging contextwaardebouwkundig erfgoedelementen

GIS-analyse: voorkomen en directe beïnvloeding ofafstand tot bouwkundig erfgoed

Beïnvloeding context: kwalitatieve bespreking

Effecten kunnen significant zijnwanneer bouwkundig erfgoedverloren gaat

Kwalitatieve bespreking o.b.v.expert judgement.

Invloed op archeologie Potentieel verlies archeologischerfgoed t.g.v. vergraven ofverandering van degrondwatertafel.

Aandeel in bodemverstoring enarcheologische kwetsbaarheid

Ligging van de ingrepen die gepaard gaan metmogelijke vergraving en zones met een daling van degrondwatertafel ten opzichte van zones metarcheologische potentie o.b.v. landschapsatlas, dearcheologische studie (opgemaakt door IAP, 1997)Centrale Archeologische Inventaris, bodemkaart enhistorische kaarten.

Effecten kunnen significant zijnwanneer archeologisch erfgoedverloren gaat.

Kwalitatieve bespreking o.b.v.expert judgement

Landschapsstructuur

Aantasting landschap Aantasting waardevollelandschapselementen

Oppervlakte, lengte en/of aantal beïnvloed landschapo.b.v. Landschapsatlas, beschermde landschappen,inventarisatie landschapselementen, waardevollelandschapselementen (KLE’s,perceelsrandbegroeiing, geomorfologischelandschapsvormen, hydrografie…)

Kwalitatieve/kwantitatievebespreking o.b.v. expertjudgement

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 121 van 162

Effecten Criterium Methodiek Significantiekader

Wijzigingen in landgebruik Aandeel wijziginglandschappelijk waardevollelandgebruiken

GIS-analyse, terreinbezoek

Aantal en/of oppervlakte landschappelijkwaardevolle landgebruikstypes die van functiewijzigen

Kwalitatieve bespreking o.b.v.expert judgement

Wijzigingen of verwijderenvan microreliëf

Beoordeling o.b.v. huidigereliëfkenmerken en mate vanvergraving of ophoging t.g.v. dewerken

Kwalitatieve bespreking Kwalitatieve bespreking o.b.v.expert judgement

Perceptieve kenmerken

Visueleimpact/belevingswaarde(wijziging inlandschapsbeleving)

Impact van de geplandeingrepen en de bijbehorendelandschapsevolutie op de(visuele) belevingswaarde

Terreinbezoek, foto’s,…

Wijziging transparantiegraad en kijkafstand

Kwalitatieve bespreking o.b.v.expert judgement

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 122 van 162

7.4.4 Beknopte beschrijving van de referentiesituatie

Landschapsstructuur

Als belangrijkste structuurdragers van het landschap binnen het studiegebied dienen vermeld teworden:

• de gesloten tot halfopen beekdalen en depressies;

• open landbouwgebieden op de interfluvia

• de dorpskernen / gehuchten met omliggende plaggengebieden;

• de gestructureerde landschappen van de kolonies en van de uitloper die eertijds totMerkplas-kolonies behoorde

• de boscomplexen

• de landbouwgebieden die buiten de voormelde gebieden vallen.

Daarnaast zorgen de wegenpatroon en de waterlopen voor een verdere opsplitsing van het landschap.Het reliëf is bepalend geweest voor de bewoning, die steeds terug te vinden is op hoger gelegenplaatsen. Daarnaast zijn de scherpe valleiranden, de insnijding van de Mark in het oosten van hetruilverkavelingsgebied en de verhevenheid langs de Bolkse Beek eveneens van belang. Talrijkelijnvormige begroeiingen vertrekken vanuit beekdalen en lopen verder in de randen.

Traditionele landschappen

Het oostelijk deel van het plangebied bevindt zich volgens de atlas van de traditionele landschappenbinnen het traditioneel landschap “Land van Turnhout-Poppel” en het westelijk deel binnen “Land vanBrecht”.

Archeologie

In 1997 werd een archeologische inventaris opgemaakt door IAP (Instituut voor het ArcheologischPatrimonium). Er werd tot volgend besluit gekomen:

Samengevat kunnen we stellen dat er vooral vier zones belangrijk zijn. Het betreft hier de kernvan Hoogstraten en Wortel, het gebied rond Achtel en Keerschot en dit rond Bolk. Hiervoorkunnen verschillende redenen aangevoerd worden. Als we de individuele vondsten buitenbeschouwing laten, kan er gewezen worden op de unieke topografische situatie. Opuitzondering van Hoogstraten bevinden al deze zones zich op een hoogte. Enkel Bolk situeertzich buiten het plaggengebied. Dit betekent dat de meest interessant zones ook een kans opgoede bewaring hebben.

In het kader van de ruilverkaveling betekent dit dat deze zones best gevrijwaard worden vanintensieve werken. In de mate van het mogelijke zouden deze gebieden zelfs hun huidigemorfologie moeten behouden. Voor de andere zones zal het vooral van de aard van de werkenafhangen wat de gevolgen zijn op archeologisch vlak. Het is alleszins duidelijk dat hetarcheologische aspect zeker niet verwaarloosd mag worden.

Er werd reeds verschillende malen op gewezen met welke problemen deze inventarisatie tekampen had: niet alleen een gebrek aan beschikbare gegevens, maar ook een plaggenbodemdie de anders eventuele zichtbare sporen bedekt. De gegevens moeten dan ook in dit opzichtgeïnterpreteerd worden. Dit wil zeggen dat deze inventarisatie slechts een beginpunt is voorhet onderzoek in het gebied. De inventaris kan dan ook in geen geval volledig genoemdworden. Toch kan de inventaris helpen om de potenties van het gebied na te gaan en devolgende onderzoeksstappen te bepalen. Zo zal er in sommige gebieden eenoppervlakteprospectie noodzakelijk zijn, terwijl dit voor het plaggenareaal niet zinvol is, e.d.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 123 van 162

Figuur 7-4: ligging van de 4 belangrijke zones volgens de archeologische studie van IAP

De Centrale Archeologische Inventaris (CAI) is een inventaris van alle archeologische sites inVlaanderen waarvan het bestaan geweten is. Voor het plangebied werd een overlay met de gekendesites uit de CAI uitgevoerd. Dit leverde in totaal ca. 18 gekende archeologische sites (toestand april2017) op die gelegen zijn binnen het plangebied.

Landschapsatlas

Volgende ankerplaatsen zijn gelegen binnen het plangebied:

• Vastgesteld landschapsrelict “vallei van de Mark en kasteel van Hoogstraten”

natuurwetenschappelijke waardeDe natuurwetenschappelijke waarde van deze ankerplaats situeert zich op verschillendevlakken. De nog sterk meanderende Mark en de aanpalende lagere grondenvertegenwoordigen een behoorlijke floristische diversiteit. Verder bieden de bosperceleneen geschikt overwinteringsbiotoop voor roofvogels. De bijzondere zone in het deelgebied‘Valleigebied van de Mark’ ten zuiden van de kerk van Wortel is de referentiesite voor deAntwerpse Kempen op het gebied van geomorfologie en archeologie. Het gebied is vanwetenschappelijk belang door het voorkomen van goed bewaarde veensequenties die hetvolledige holoceen omvatten, vanaf het begin van het preboreaal tot aan de Romeinseperiode. Deze veensequenties zijn van wetenschappelijk belang omdat ze een uitstekendconserveringsmilieu vormen voor pollen, diatomeeën, zaden, hout en andere botanischeresten en bovendien nauwelijks onderhevig zijn aan verstoring van de stratigrafie doorbodemfauna. Dit verklaart hun grote betekenis voor de landschapsarcheologie. Volledigeholocene sequenties zijn echter zeldzaam in Vlaanderen door het beperkt aantal plaatsenwaar continue veengroei gedurende het holoceen kon voorkomen en door de ontginning vande meeste veengebieden. Die gebieden zijn echter een van de weinige informatiebronnendie ons in staat stellen het natuurlijke leefmilieu van de prehistorische en historische menste reconstrueren. Verder kunnen deze informatiebronnen meer inzicht verschaffen over de

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 124 van 162

relatie tussen landschapsontwikkeling en de bewoningsgeschiedenis. In het bijzonder is dezezone van archeologisch belang omdat ze informatie verschaft over de eerstelandbouwontginningen in Vlaanderen. Op basis van pollenanalyse is aangetoond dat er reedsvoor 6.400 BP landbouwontginningen in de buurt van Wortel plaats hadden. Dit is de vroegstebotanische aanwijzing voor landbouwactiviteiten in Vlaanderen. Er is echter nog niet veelbekend over die periode, zowel op paleo-ecologisch als archeologisch vlak. Het is dan ook vangroot belang dat dit gebied bewaard blijft voor toekomstig wetenschappelijk onderzoek. Ookvoor het vinden van 'klassieke' archeologische vondsten is de potentie van deze zonebijzonder groot, gezien de uitstekende bewaringsomstandigheden, de gunstige topografischeligging en de palynologische indicaties voor de nabijheid van een vroeg-neolitische site.Bovendien kan de veenopvulling van de Markvallei in Wortel de informatie verschaffen overde evolutie van de biodiversiteit van het gebied. Ten slotte zijn veensequenties in hetalgemeen en deze sequentie in het bijzonder van wetenschappelijk belang als klimaatarchief.Informatie over de evolutie van het klimaat kan onder meer op de klassieke wijze viavegetatiereconstructies bekomen worden. Er zijn echter tal van nieuwe technieken inontwikkeling die veel nauwkeurigere gegevens opleveren, zoals wiggle-matching en hetbepalen van het koolstofdioxidegehalte van de atmosfeer op basis van stomata frequentiesop bladoppervlakken. Deze technieken zijn allemaal afhankelijk van botanische resten uitveen- en meerafzettingen.

historische waardeVan het Kasteel van Hoogstraten wordt reeds melding gemaakt op de kabinetskaart van deFerraris (1770-1778). De site met omwalling is net als een aantal dreven - waarvan die tussenhet kasteel en de kerk de meest opvallende is - duidelijk op de kaart herkenbaar. Ook demeanderende loop van de Mark met lager gelegen valleigronden is goed terug te vinden netals 't Withof. Het gebied ten zuiden van het kasteel was op de kabinetskaart van de Ferrarisveel dichter bebost. Wat betreft het cultuurhistorische patrimonium is er het voormaligekasteel van de heren van Hoogstraten met bijgebouwen en hoeve uit verschillende perioden,de voormalige pastorie 't Withof in overwegend classicistisch getinte stijl, alsook deLaarmolen (watermolen), waarvan de oorsprong opklimt tot circa 1620.

esthetische waardeHet compartimentenlandschap van open landbouwgronden en gesloten bospercelen metdaarin het voormalige kasteel en bijgebouwen, vormt een mooi geheel langs de vallei van denog sterk meanderende Mark.

sociaal-culturele waardeIn 1810 werd het kasteel van Hoogstraten ingericht als bedelaarsoord, waarop hetachtereenvolgens dienst deed als landbouwkolonie, toevluchtshuis voor zwakke en ziekemannen, verblijfplaats van de zusters Norbertinessen en zenuwzieke patiënten en tot slotstrafschool of penitentiair schoolcentrum, een functie die het tot op vandaag nog vervult.

ruimtelijk-structurerende waardeHet patroon van dreven en bomenrijen rond het kasteel vormt een opvallend ruimtelijk-structurerend netwerk langsheen de vallei van de Mark. De nog relatief sterk meanderendeMark met vallei heeft eveneens een belangrijke ruimtelijk-structurerende waarde voor hetgebied.

• Ankerplaats “Kolonie Wortel”

• Ankerplaats “Kolonie Merksplas”

Volgende relictzones zijn gelegen binnen het plangebied:

• Bovenloop van de Mark

• Gammel en Achtel

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 125 van 162

• Kolonie Merksplas en bos- en vengebied Bolkse en Blak Heide

• Kolonie Wortel en bos- en akkercomplex Heikant

Het plangebied wordt doorkruist door volgende lijnrelicten:

• De Mark

• Oude weg Hoogstraten - 's Hertogenbosch

• Oude weg Hoogstraten – Turnhout

• Kasteeldreef Hoogstraten

Binnen het plangebied zijn volgende puntrelicten gelegen:

• Oude Bouwhoeve

• Hoeve Keerschot

• Gehucht Bolk

• Mariakapel Bolk

• Watermolen Laar

In de nabije omgeving van het plangebied zijn volgende puntrelicten gelegen:

• Oude pastorie Wortel

• Hoofdgebouw Kolonie Wortel

• Papenvoortbrug

• Dorpskern Wortel met kerk en winkelhuis Horsten

• Kasteel van Hoogstraten

• Molen Poeleinde

• Hoeve kolonie Wortel

• Kapel O.L.V. van zeven weeën

• Stenen windmolen Minderhout

• Withof

Beschermingen

De volgende beschermde monumenten zijn gelegen in het plangebied:

• het domein van het kasteel van Hoogstraten met bijgebouwen en werkplaatsen

• Laarmolen

Onderstaand beschermd landschap is gelegen in het plangebied:

• Rijksweldadigheidskolonie

Er zijn geen beschermde dorpsgezichten gelegen in het plangebied. Het vroegere beschermddorpsgezicht “Kapelberg” is vernietigd.

Bouwkundig erfgoed

Voor de inventarisatie van het bouwkundig erfgoed werd de digitale laag van de vastgesteldeinventaris geraadpleegd. Binnen de plangebied zijn er nagenoeg geen bouwkundige elementengelegen. Op de grens van het plangebied bevinden zich 6 bouwkundige elementen. Het betreft eensociale woonwijk, een voormalige hoofdbewakerswoning en onderwijzerswoningen, de watermolenLaarmolen, een woonstalhuis, de Mariakapel en Lourdesgrot en het industriegebouw Wijnhof. In deruime omgeving van het plangebied zijn wel talrijke bouwkundige elementen gelegen.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 126 van 162

7.5 Mens

7.5.1 Afbakening van het studiegebied

De milieueffecten ten gevolge van de uitvoering van het ruilverkavelingsplan op de mens en zijnleefomgeving zullen geanalyseerd worden. Voornamelijk de ruimtelijke aspecten zijn gezien de aardvan het plan van belang. Ten aanzien van de discipline Mens zullen de effecten van het plan op delandbouw, de recreatie en het verkeer in het ruilverkavelingsgebied onderzocht worden.

Het studiegebied voor de discipline mens omvat het plangebied en de (ruime) omgeving. Inzakeruimtelijke aspecten beperkt het studiegebied zich tot het plangebied en de directe omgeving. Watbetreft hinderaspecten wordt het studiegebied uitgebreid tot de nog relevante zone waar zicheffecten voor de mens kunnen voordoen (b.v. door geluidshinder, fijn stof hinder, landschapsbeeld,…). Deze uitbreiding van het studiegebied zal dus het gevolg zijn van de resultaten van deeffectbepalingen voor de andere disciplines.

7.5.2 Juridische en beleidsmatige context

Voor de discipline Mens – ruimtelijke aspecten en mobiliteit zijn als beleidsmatige context vooral hetgemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) en het mobiliteitsplan van de betrokken gemeenten vanbelang. Qua juridische bestemmingen zijn het gewestplan, de HAG, BPA en de RUP’s relevant.

7.5.3 Methodologie

7.5.3.1 Methodiek gedetailleerde beschrijving bestaande situatie

In de discipline Mens worden m.b.t. de bestaande toestand volgende aspecten beschouwd:

• Bestemming: compatibiliteit van de bestaande functies met de geldende juridischebestemmingen en de beleidsvisie(s);

• Gebruikswaarde: aanwezige economische functies; het functioneren van de activiteiten in enrond het plangebied;

Voor het deelaspect landbouw zal de bestaande landbouwsituatie beschreven worden(bedrijfs- en perceelskenmerken, het huidig grondgebruik, de huidige knelpunten inzakelandbouw, …) uitgaande van de ter beschikking gestelde geactualiseerde landbouwstudie(2013).

Het deelaspect recreatie zal een overzicht en beschrijving geven van de verschillende vormenvan recreatie die momenteel voorkomen in het ruilverkavelingsgebied (o.a. streekgebondenen routegebonden recreatie, toeristische bezienswaardigheden, …).

• Beeld- en belevingswaarde: perceptieve kenmerken van de omgeving; o.b.v. debeeldkwaliteit uit de discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

• Leefbaarheid: bewoning; tewerkstelling en voorzieningen; actuele omgevingskwaliteit(geluid, geur, stof); veiligheidsaspecten

• Bereikbaarheid en doorstroming

Wat het aspect mobiliteit betreft zal de hoofdwegenstructuur en het plattelandswegennetbeschreven worden in functie van de verschillende gebruikers (landbouwverkeer, gewoonautoverkeer, recreatief verkeer, …) en zullen de huidige knelpunten aangegeven worden. Debeschrijving zal gebeuren a.d.h.v. bestaande informatie, er worden geen verkeerstellingenvoorzien.

• Verkeersveiligheid: huidige knelpunten in functie van de verschillende gebruikers(autoverkeer – langzaam verkeer)

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 127 van 162

7.5.3.2 Methodiek effectenvoorspelling en –beoordeling

Beoordelingscriteria met betrekking tot de discipline mens kunnen nooit volledig uit kwantitatievegrootheden bestaan door de complexiteit en het holistisch karakter van het studieobject. Debeoordeling in de verschillende effectengroepen zal daarom enerzijds steunen op objectievecriteriawaarden en anderzijds steunen op onderzoek met betrekking tot invloed opomgevingsfactoren, perceptie en gedrag.

Gebruikswaarde en functionele aspecten

In de eerste plaats zijn er de functionele aspecten die betrekking hebben op de invloed van degewijzigde infrastructuur op het ruimtelijk functioneren, op de relaties tussen de verschillendefuncties en de mate waarin ontwikkelingsmogelijkheden gecreëerd of ontnomen worden. Gezien deaard van het plan zal de nadruk hierbij vooral liggen op de invloed van het plan op vlak vanherverkaveling, aanpassing van bestaande wegen en nieuwe ontsluitingen, recreatiemogelijkheden(fiets- en wandelroutes, sportterreinen). Functiewijzigingen en wijzigingen in bodemgebruik zullenvooral een impact hebben op landbouwers, inwoners en recreanten.

Wat betreft landbouw zal vooral rekening gehouden worden met de effecten die de ingrepen zullenhebben op het landbouwareaal en zijn uitbatingsmogelijkheden. Zo worden o.a. een daling in deperceelafstand, een verbeterede ontsluiting en bereikbaarheid, een verkorte arbeidsduur, hetvergroten van de huiskavels en een betere bewerkbaarheid van de percelen (t.g.v. aangepaste grootteen vorm) positief beoordeeld. Voor de nieuw aan te leggen en de te verbeteren wegen wordtnagegaan of het type verharding de bereikbaarheid van de percelen niet negatief beïnvloedt en of debreedte van de wegen in relatie staat tot de huidige moderne landbouwmachines. Een verlies aanlandbouwareaal wordt negatief beoordeeld, maar dient gezien te worden in relatie tot de velepositieve effecten van de ruilverkaveling voor de landbouw. De concrete wijzigingen in perceel- enkavelstructuur worden pas vastgelegd bij de effectieve herverkaveling en kunnen op planniveau nogniet concreet beoordeeld worden. Er zullen, indien relevant, algemene aanbevelingen gemaaktworden waarmee rekening kan gehouden worden bij de effectieve herverkaveling. De verschillendeingrepen inzake waterbeheer zullen besproken worden in relatie tot de bodemgeschiktheid voorlandbouw. Mogelijke effecten van de ingrepen die recreatie bevorderen (zoals vb. toename aanzwerfvuil, maar ook bevorderen van thuisverkoop) worden globaal besproken.

Voor het deelaspect recreatie zal een beschrijving worden gegeven van de toe- of afname van derecreatieve (mede)gebruiksmogelijkheden. De aanleg van bijkomende (trage) wegen en laarzenpaden,het realiseren van “missing links”, het versterken van natuurwaarden, het opwaarderen van erfgoedmet recreatieve waarde en het aanleggen van rustplaatsen voor recreanten worden hierbij positiefbeoordeeld. Verder zal onderzocht worden of de beoogde ingrepen negatieve effecten kunnenveroorzaken op bestaande recreatieve routes.

Na uitvoering van het plan worden geen rechtstreekse effecten verwacht op de woonfunctie.Onrechtstreekse effecten op de woonfunctie zullen globaal besproken worden vb. het aanleggen vannieuwe (trage) wegen kan een verminderde privacy ter hoogte van woningen veroorzaken, de aanlegvan bijkomende groenelementen kan het gebied aantrekkelijker maken voor bewoners.

Beeld- en belevingswaarde en hinder

Daarnaast bestaat een deel van het onderzoek uit het inschatten van de effecten met betrekking totbeleving van de ruimte zoals visuele impact of hinder, esthetische meerwaarde of oriënterendvermogen. Ook mogelijke hinder van stof, geur, geluid, enz. wordt tot de belevingsaspecten gerekend.Deze hindervormen spelen voornamelijk een rol in de aanlegfase en zijn dus van tijdelijke aard.Daarom zijn ze op planniveau niet onderscheidend als afwegingscriterium en komen ze enkel zeerglobaal aan bod. Echter hinder kan zich ook voordoen na de uitvoering van het plan, vb. deaanwezigheid van (nieuwe) recreatie in de directe omgeving van woningen kan voor geluidshinder,sluikstorten en zwerfvuil en een vermindering van de privacy zorgen. De vermindering in het aantalgereden landbouwkilometers wordt positief beoordeeld t.o.v. lucht en geluidhinder.

Eventuele effecten op landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie in de omgeving beïnvloeden debeleving ervan.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 128 van 162

In hoofdzaak wordt hier uitgegaan van de perceptuele kenmerken omdat deze objectief kunnenbeschreven worden. Belevingskwaliteiten hangen immers nauw samen met een waardering eninterpretatie van de situatie en deze kunnen sterk verschillen afhankelijk van de invalshoek vanwaaruit men een gebied bekijkt.

Mobiliteitsaspecten

De verkeerssituatie zal wijzigingen ondergaan ten gevolge van de ontsluitingsingrepen (aanleg,verbeteren of afschaffen van wegen).

De effecten van het plan op de verkeerssituatie (zowel autoverkeer als traag verkeer) zullenaangegeven worden: enkel permanente gevolgen van de ruilverkaveling op de verkeersafwikkeling,doorstroming en de verkeersveiligheid worden besproken. Aandacht gaat hierbij o.a. naarsluipverkeer. Van de nieuw aan te leggen of te verbeteren wegen zal nagegaan worden of ze eenverbinding vormen tussen 2 goed uitgeruste wegen. Op basis van het type verharding van deze nieuwaan te leggen of te verbeteren wegen wordt vervolgens nagegaan of ze een mogelijke sluiproutezouden kunnen vormen (van niet-verharde wegen wordt de kans dat ze als sluiproute zullen gebruiktworden beperkt ingeschat).

Inzake verkeersveiligheid wordt het aanleggen van nieuwe recreatieve routes positief beoordeeld,gezien trage weggebruikers deze wegen kunnen gebruiken en er bijgevolg minder conflicten zullenoptreden met gemotoriseerd verkeer. Hiermee samenhangend wordt het toegankelijk maken vanbestaande recreatieve routes voor gemotoriseerd verkeer negatief beoordeeld. In het MER zalnagegaan worden of nieuwe of te verbeteren (trage) wegen verbinding maken met grotere wegen(N14, N124 en N131).

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 129 van 162

Tabel 7-9: Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline mens

Effecten Criterium Methodiek Significantie

Gebruikswaarde en functionele aspecten

Bestemming Compatibiliteit functies met bestemmingvolgens bestemmingsplan enbeleidsvisie(s)

Kwalitatieve aftoetsing

Indien relevant kwantitatieve afweging(ruimtebalans)

Compatibel met bestemming (ja/nee)

Graad van eventuele zonevreemdheid

Gebruikswaarde Winst / verlies aan economische functies

Wijziging landbouwwaardering

Wijziging woonkwaliteit (privacy)

Functioneren activiteiten rondplangebied (zoals recreatie)

Kwantitatieve afweging (ruimtebalans,milieuaspecten van de landbouwwaardering)

Kwalitatieve beschrijving

Toename / afname aan waardering economischefuncties/landbouwwaardering/woonkwaliteit

Beeld- en belevingswaarde

Beeld- enbelevingswaarde

Wijziging van de perceptieve kenmerkendoor de realisatie van het plan enbijgevolg wijziging van debelevingswaarde

Kwalitatieve beschrijving van de wijzigingen in deomgeving die leiden tot een visuele impact +beschrijving hoe hierdoor de belevingswaardenkunnen wijzigen

Mate van visuele impact (beeldbepalende elementen,open/geslotenheid van de omgeving, visuelebarrières,…), mate waarin de waarnemings- enwaarderingskenmerken worden beïnvloed

Leefbaarheid Hinderbeleving

Veiligheidsaspecten

Kwalitatieve beschrijving Omvang van sociale en economische effecten: impact opwoningen, voorzieningen en tewerkstelling

Omvang van potentiële hinder (stof, geur, geluid,bereikbaarheid) t.h.v. bewoning, vnl. tijdens deaanlegfase

Mobiliteitsaspecten

Bereikbaarheid endoorstroming

Wijziging bereikbaarheid voorlandbouwers, inwoners en recreanten

Kwalitatieve bespreking o.b.v. aantal, ligging eninrichting wegen die aangepast of nieuw aangelegdworden i.k.v. het plan

Mate waarin de doorstroming/bereikbaarheid wijzigt

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 130 van 162

Effecten Criterium Methodiek Significantie

Wijziging doorstroming wandelaars,fietsers en auto’s (incl. sluipverkeer enrecreatie)

Verkeersveiligheid (Opheffing van) conflicten tussenverschillende weggebruikers (in hetbijzonder autoverkeer – langzaamverkeer)

Barrièrewerking / oversteekbaarheid

Kwalitatieve beoordeling onveilige situaties,oversteekbaarheid en fiets- en voetgangerscomfort

Ongevalrisico, comfortniveau, oversteekbaarheid(kwalitatief)

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 131 van 162

7.5.4 Beknopte beschrijving van de referentiesituatie

7.5.4.1 Ruimtelijke aspecten

Landbouw

In 1998 werd een landbouwstudie uitgevoerd. In 2013 werd deze studie geüpdatet. Dezegeactualiseerde landbouwstudie hanteert echter wel nog de blokgrens volgens het “oude”ruilverkavelingsplan. Alhoewel het plangebied van de geactualiseerde landbouwstudie bijgevolg nietvolledig overeenstemt met het plangebied van het geactualiseerd ruilverkavelingsplan, geven deresultaten toch een duidelijk beeld over de landbouwsituatie in het ruilverkavelingsgebied.

Het agrarisch bodemgebruik bedraagt ca. 76% van de totale oppervlakte. In 2012 waren zo’n 274landbouwers actief, waarvan er ca. 96 hun bedrijfszetel hebben binnen het plangebied. Ruim 62% vande geregistreerde landbouwoppervlakte is in gebruik door een bedrijf met zijn bedrijfszetel binnen hetplangebied.

Melkvee is zowel in aantal actieve bedrijven als ook in gebruikte oppervlakte het meest voorkomendebedrijfstype in het studiegebied. Gemiddeld gebruikt een melkveebedrijf 8 percelen met een totaleoppervlakte van 15ha in het gebied. Hoewel er ook veel varkensbedrijven actief zijn, gebruiken dezein verhouding minder oppervlakte, namelijk 5,6ha per betrokken bedrijf. De tweede grootsteoppervlaktegebruikers zijn de gemengde melk- en vleesveebedrijven, namelijk 13,1ha per betrokkenbedrijf.

Gras (45,6%) en mais (44,4%) zijn de meest voorkomende teelten in het gebied. Dit is te verklaren doorhet hoge aandeel veehouderijbedrijven. De resterende oppervlakte wordt ingenomen doorverschillende akker- en tuinbouwgewassen en door gebouwen.

Recreatie

Het recreatief en toeristisch medegebruik van het landelijk gebied wordt bepaald door verschillendevormen van recreatie en verschillende doelgroepen (zoals wandelaars, fietser, ruiters,mindermobielen, natuurliefhebbers). Het ruilverkavelingsgebied wordt voornamelijk gekenmerktdoor routegebonden recreatie. Verschillende wandel-, ruiter-en fietspaden zijn reeds aanwezig, maarzijn niet altijd onderling verbonden met elkaar. Een kwalitatief en structureel uitgebouwd netwerkontbreekt. De recreatieve aantrekkingskracht kan verhoogd worden door een aantal rustpunten tevoorzien.

Volgende recreatieve verbindingen ontbreken of zijn onvoldoende uitgebouwd :

• De bebouwde kern van Hoogstraten (zuidelijk deel) en het gehucht Achtel met de vallei vande Kleine Mark en de Bolkse dijk;

• De bebouwde kern van Hoogstraten (noordelijk deel) met de vallei van de Mark en dedepressie van de Hollandse Loop;

• De bebouwde kern van Rijkevorsel via de vallei van de Kleine Mark en de depressie van deBolkse Beek met het gehucht Bolk;

• De bebouwde kern van Rijkevorsel met Merksplas-kolonie en Breebos;

• Het gehucht Bolk met Merksplas-kolonie en Breebos;

• Recreatieve verbindingen (laarzenpadden) door de valleien van Mark en Kleine Mark en dedepressie van de Bolkse beek en de Hollandse Loop.

Veilige oversteekplaatsen voor recreanten ontbreken ter hoogte van :

• de Klinketbrug (N124)

• de Papenvoortse brug (N124)

• Grote Gammel (N14)

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 132 van 162

Ter hoogte van volgende waardevolle landschappen/elementen ontbreken goed uitgerusterustplaatsen: aan de Laarmolen, de samenvloeiing van Mark, Kleine Mark en Bolkse beek, de dries vanBolk en aan plaatselijke kapelletjes.

De kruispunten van de Klaterstraat - Zwartbossen en de Nering - Keirschothoeveweg zijn momenteelonveilig voor recreatief verkeer.

Wortel-kolonie en Merksplas-kolonie vormen (potentieel) belangrijke, recreatieve aantrekkingspolen(wandelen, fietsen, ruiterij, de bezoekerscentra, de landschappelijke en bouwkundigeerfgoedwaarden, het landlopersmuseum, de Rijksweldadigheidskolonies, ...).

7.5.4.2 Mobiliteitsaspecten

Het ruilverkavelingsgebied is in het zuiden begrensd door de gewestweg N131 van Rijkevorsel naarMerksplas en in het westen begrensd door de N14 van Hoogstraten naar Rijkevorsel. De gewestwegN124 van Hoogstraten via Wortel naar Merksplas doorkruist het ruilverkavelingsgebied van west naaroost.

De Bolkse Dijk/Bolk/Neerven is een weg van intergemeentelijk belang. Deze weg verbindt Wortel(N14) naar Rijkevorsel en doorsnijdt het studiegebied van noordoost naar zuidwest.

Deze wegen hebben als hoofdfunctie het verzorgen van gemotoriseerd niet-agrarisch verkeer (metuitzondering van de Bolkse Dijk waar ook landbouwverkeer op zit). Dit kan zijn doorgaand verkeer,intergemeentelijk verkeer en intragemeentelijk verkeer. Het gaat hier voornamelijk ompersonenwagens, vrachtwagens en openbaar vervoer.

De overige wegen (buurt- en voetwegen, fiets- en wandelpaden) behoren tot hetplattelandswegennet.

De kleinere wegen zijn meestal semi-verhard of niet verhard. De niet verharde wegen liggenvoornamelijk geconcentreerd in Merksplas- en Wortel-kolonie, de Bolkse bossen, de voormaligeuitloper van Merksplas-kolonie ten westen van de ringgracht, in de omgeving van het kasteel vanHoogstraten en ter hoogte van de valleiranden.

In kader van het PRUP Wortel Kolonie werd een onderzoek verricht aangaande de ontsluiting inWortel-kolonie en werd er een gewijzigd ontsluitingsconcept voorgesteld. Er wordt oa. voorgesteldeen bepaald dreef te wijzigen naar éénrichtingsverkeer, bepaalde dreven op strategische plaatsen teknippen,… .

De impact van het zwaar verkeer blijkt in de omgeving van het plangebied hoofdzakelijk op de noord-zuidgerichte N14 gesitueerd te zijn. Omdat deze in het centrum van Rijkevorsel samenkomt met deoost-westgerichte stroom lopen de intensiteiten qua zwaar verkeer hoog op in het centrum vanRijkevorsel (eveneens qua autoverkeer). Rekening houdend met de geplande ontwikkelingen in deregio (wonen, bedrijvigheid, infrastructuur), worden grote verkeersleefbaarheidsproblemen verwachtter hoogte van de woonkernen langs de N14. Een omleiding van de N14 om Rijkevorsel is deaangewezen oplossing van het verkeersleefbaarheidsprobleem in de kern. Rijkevorsel heeft daarnaasteen wegenstructuur met een kruis van gewestwegen. Dit zorgt ervoor dat quasi alle lokale wegengevaar op sluipverkeer vertonen.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 133 van 162

8 Verklarende woordenlijst

ANB Agentschap Natuur en Bos

Antropogeen Van menselijke oorsprong.

Avifauna Vogelwereld.

AWV Agentschap Wegen en Verkeer

Bemaling Kunstmatig verlagen van de grondwatertafel.

Binnenblokbedrijven betrokken bedrijven waarvan de bedrijfszetel binnen het plangebiedgelegen is

Buitenblokbedrijven betrokken bedrijven waarvan de bedrijfszetel buiten het plangebiedgelegen is

BPA Gemeentelijk Bijzonder Plan van Aanleg beslaat een gedeelte van hetgrondgebied van één gemeente. Het is zeer gedetailleerd plan dat verdergaat dan het aanduiden van een bestemming van de bodem, maaruitgebreide voorschriften inhoudt.

BWK Biologische Waarderingskaart. De voorkomende vegetatie wordt, a.h.v. eenuniforme lijst van karteringseenheden, geïnventariseerd en in kaartgebracht. Aan ieder ecotoop wordt een waarde toegekend.

CIRO Coöperatieve irrigatie Ophoven

Coördinatiecommissie Een adviesorgaan specifiek voor de ruilverkaveling, waar overleg tussenverschillende belanghebbenden plaatsvindt in de onderzoeksfase.

Fauna De gezamenlijke diersoorten die in een bepaald land of een bepaaldgeologisch tijdperk voorkomen.

Flora De gezamenlijke plantensoorten die de vegetatie van een bepaalde streekof periode vormen.

GEN Grote Eenheden Natuur (VEN-gebieden)

Gewestplan Getekend bestemmingsplan dat voor het hele Belgische grondgebiedaangeeft welk gebruik men van een perceel of grond mag maken (mits denodige vergunningen). Dit impliceert dan ook de waarde van de grond.

IAP Instituut voor het Archeologisch Patrimonium

INBO Instituut voor Natuur en Bos

IRA Individueel Referentie Areaal (ikv behoud permanent grasland)

IVON Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk. Een geheel vangebieden waarin de administratieve overheid zorg draagt voor het behoudvan de aanwezige natuurwaarden en maatregelen neemt ter versterkingvan die natuurwaarden en de biologische diversiteit.

Klein Landschapselement (KLE)

Individueel klein (kleiner dan 5 ha) element in het landschap met eennatuurwetenschappelijke, visuele en/of cultuurhistorische waarde.Knotwilgen en poelen zijn voorbeelden van Kleine landschapselementen.Samen vormen ze een aanzienlijk oppervlak met belangrijkelandschappelijke en biologische functies.

Kwel Het uittreden van grondwater.

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 134 van 162

Landinrichting (LI) Het bevorderen, voorbereiden, integreren en begeleiden van maatregelen,handelingen en werken die uitgaan van de bevoegde overheden en gerichtzijn op het vrijwaren, herwaarderen en het meer geschikt maken vanlandelijke gebieden, recreatiegebieden, woongebieden met landelijkkarakter en ontginningsgebieden conform het gewestplan.

Lijnvormige maatregelen voor niet agrarische functies

Specifiek voor de ruilverkaveling van Rijkevorsel-Wortel zijn dit oa. nieuwe/ te verbeteren / te behouden / te rooien groene lijnelementen, nieuwe /te verbeteren / te behouden / af te schaffen wegen, te ontwerpenlaarzenpaden, nieuwe / te verleggen / te behouden / af te schaffenafwateringen, te behouden meanders, aan te leggen natuurtechnischeprofielen

Maatregelen tot Landinrichting

Deze werken omvatten een brede waaier aan werken zoals de aanleg vanbossen, speelterreinen,… De gronden waar deze maatregelen wordenuitgevoerd worden (meestal) overgedragen aan een openbaar bestuur,zoals bijvoorbeeld de gemeente.

PAS Programatische Aanpak Stikstof

Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP)

Getekend plan dat de bestemming van gronden en eigendommen vastlegten/of dat de inplanting van de constructies in de verschillende kavelsvaststelt (ordeningsplan). Op termijn komen dergelijke plannen i.p.v. degewestplannen, algemene en bijzondere plannen van aanleg. Er komenruimtelijke uitvoeringsplannen op gewestelijk (VLARUP), provinciaal(PRORUP) en gemeentelijk (GEMRUP) niveau.

Ruilverkavelingswet Wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit krachtvan de wet, zoals aangevuld door de wet van 11 augustus 1978, houdendebijzondere bepalingen eigen aan het Vlaamse Gewest

RWZI Rioolwaterzuiveringsinstallatie.

SBZ Speciale Beschermingszones of Natura 2000 gebieden(Habitatrichtlijngebieden en Vogelrichtlijngebieden)

VEN Vlaams Ecologisch netwerk. Een samenhangend en georganiseerd geheelvan gebieden van de open ruimte waarin een specifiek beleid inzake hetnatuurbehoud, gebaseerd op de kenmerken en de elementen van hetnatuurlijk milieu, de onderlinge samenhang tussen de gebieden van de openruimte en de aanwezige en potentiële natuurwaarden wordt gevoerd.

Vlakvormige maatregelen voor niet agrarische functies

Specifiek voor de ruilverkaveling van Rijkevorsel-Wortel zijn dit oa.natuurinrichting voor weidevogels, te behouden / te rooien / nieuw bos

VLM Vlaamse Landmaatschappij

VMM Vlaamse Milieumaatschappij

Zone niet ruilen niet werken

Deze maatregel was in het “oude” ruilverkavelingsplan voorzien in devalleien van de Mark en van de Kleine Mark, in de depressies van deHollandse Loop en van de Bolkse Beek en in het zuiden van Wortel-kolonie.Deze maatregel had tot doel de huidige situatie in deze zones tebestendigen en geen dynamiek te initiëren. Daarom werd voorgesteld om

4211093000_KG_RVKRijkevorsel_v3_rev2.docx/cs - Rapportnaam pagina 135 van 162

in het kader van de ruilverkaveling, in deze zones, geen werken uit te voerenen geen kavelruil te doen

DEEL 2 BIJLAGEN

BIJLAGE 1

GEACTUALISEERD RUILVERKAVELINGSPLAN zie bijlage 1 bij het ontwerp van plan-MER

BIJLAGE 2

VOORGESTELDE MAATREGELEN Zie bijlage 2 bij het ontwerp van plan-MER

BIJLAGE 3

BPA’S EN RUP’S Zie bijlage 3 bij het ontwerp van plan-MER

BIJLAGE 4

FIGUREN MER 2003 Zie bijlage 4 bij het ontwerp van plan-MER

BIJLAGE 5 FIGUREN UIT HET GEACTUALISEERDE RUILVERKAVELINGSPLAN INZAKE LANDSCHAP

Zie bijlage 5 bij het ontwerp van plan-MER

BIJLAGE 6

OUDE RUILVERKAVELINGSPLAN Zie bijlage 6 bij het ontwerp van plan-MER

BIJLAGE 7 RUILVERKAVELING RIJKEVORSEL-WORTEL: UITVOEREN VAN EEN

BIJLAGE 8

HYDRUALISCHE EN ECOHYDROLOGISCHE STUDIE Zie bijlage 8 van het ontwerp van plan-MER KAARTENBUNDEL Zie bijlage 10 van het ontwerp van plan-MER (Kaart 4b: ‘bodem -effecten’ is enkel voor het ontwerp van plan-MER)