([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW · 63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW 1LFRODV &DUHWWH...

24
63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQLQKHWJHPHHQUHFKW 1LFRODV&DUHWWH Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. S. Stijns ,1/(,’,1* Het Belgisch aansprakelijkheidsrecht is van suppletieve aard zodat conventionele afwijkingen mogelijk zijn. Zo kan de aansprakelijkheid uitgebreid dan wel verminderd of uitgesloten worden. In de laatste gevallen is er sprake van exoneratiebedingen. Dergelijke exoneratiebedingen vormen het voorwerp van deze studie. In een eerste hoofdstuk worden de exoneratiebedingen gedefinieerd en afgegrensd met enige andere rechtsfiguren. In een tweede hoofdstuk wordt de geoorloofdheid en geldigheidsvoorwaarden van exoneratiebedingen besproken. Er wordt hier uitgebreid aandacht besteed aan de niet-toelaatbaarheid van exoneraties voor eigen opzet en exoneratiebedingen die de overeenkomst uithollen. Waar nodig wordt verwezen naar de Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (B.S. 29 augustus 1991) en de Wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen (B.S. 20 november 2002). Een exhaustieve studie van het gemeen recht aangaande exoneratiebedingen is in dit kort bestek niet mogelijk. Vandaar dat geopteerd wordt voor een grondige en kritische analyse met zoveel als mogelijk inname van eigen standpunten. Dit verklaart het relatief beperkt aantal hoofdstukken.

Transcript of ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW · 63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW 1LFRODV &DUHWWH...

Page 1: ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW · 63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW 1LFRODV &DUHWWH Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. S. Stijns ,1/(,’,1* Het Belgisch

����� ����� � �� � � ��� ������ ���������� ����� ���� ������� ��� 63�

([RQHUDWLHEHGLQJHQ�LQ�KHW�JHPHHQ�UHFKW���

1LFRODV�&DUHWWH���

Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. S. Stijns ���,1/(,',1*� Het Belgisch aansprakelijkheidsrecht is van suppletieve aard zodat conventionele afwijkingen mogelijk zijn. Zo kan de aansprakelijkheid uitgebreid dan wel verminderd of uitgesloten worden. In de laatste gevallen is er sprake van exoneratiebedingen. Dergelijke exoneratiebedingen vormen het voorwerp van deze studie. In een eerste hoofdstuk worden de exoneratiebedingen gedefinieerd en afgegrensd met enige andere rechtsfiguren. In een tweede hoofdstuk wordt de geoorloofdheid en geldigheidsvoorwaarden van exoneratiebedingen besproken. Er wordt hier uitgebreid aandacht besteed aan de niet-toelaatbaarheid van exoneraties voor eigen opzet en exoneratiebedingen die de overeenkomst uithollen. Waar nodig wordt verwezen naar de Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (B.S. 29 augustus 1991) en de Wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen (B.S. 20 november 2002). Een exhaustieve studie van het gemeen recht aangaande exoneratiebedingen is in dit kort bestek niet mogelijk. Vandaar dat geopteerd wordt voor een grondige en kritische analyse met zoveel als mogelijk inname van eigen standpunten. Dit verklaart het relatief beperkt aantal hoofdstukken.

Page 2: ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW · 63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW 1LFRODV &DUHWWH Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. S. Stijns ,1/(,’,1* Het Belgisch

NICOLAS CARETTE

����� ����� � �� � � ��� ������ ���������� ����� ���� ������� ���64

���%(*5,3�(;21(5$7,(%(',1*�� 2.1 BEGRIP EXONERATIEBEDING EN AFGRENZING MET ENIGE ANDERE RECHTSFIGUREN ������%HJULS�H[RQHUDWLHEHGLQJ� Een exoneratiebeding is een contractueel beding waarbij een partij stipuleert geheel of gedeeltelijk bevrijd te zullen zijn indien zijn contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheid in het gedrang komt1. Exoneratiebedingen worden ook wel eens vrijtekeningsbedingen2 of bevrijdingsbedingen3 genoemd4. In nogal wat rechtsleer wordt een exoneratiebeding gedefinieerd als een beding dat de aansprakelijkheid uitsluit of opheft.5 Zulke definitie verdient o.i. geen navolging aangezien zo de indruk wordt gewekt dat een beding dat de aansprakelijkheid beperkt, maar niet volledig uitsluit, geen exoneratiebeding is6. Aangezien het vaststaat dat bedingen die de aansprakelijkheid uitsluiten aan eenzelfde regime onderworpen zijn als bedingen die de aansprakelijkheid beperken7, lijkt het o.i. beter om in beide gevallen van een exoneratiebeding te

1 Vgl. : S. STIJNS, “Contractualisering van sancties in het privaatrecht, inzonderheid bij contractuele wanprestatie”, R.W. 2001-2002, 1260; W. VAN GERVEN en S. COVEMAEKER, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2001, 112; H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE en L. WYNANT, “Overzicht van rechtspraak (1985-1993). Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad.”, T.P.R. 1995, 1226; R. KRUITHOF, H. BOCKEN, F. DE LY en B. DE TEMMERMAN, “Overzicht van rechtspraak (1981-1992), Verbintenissen”, T.P.R. 1994, 531; J. HERBOTS, “De exoneratiebedingen in het gemeen recht”, in HERBOTS, J en PAUWELS, C. (ed.), Exoneratiebedingen, Brugge, Die Keure, 1993, 3; E. DIRIX, “Exoneratiebedingen”, T.P.R. 1988, 1172; L. CORNELIS, “Les clauses d’exonération de responsabilité couvrant la faute personelle et leur interprétation.”, (noot onder Cass. 22 maart 1979), R.C.J.B. 1981, 198. 2 E. DIRIX, l.c., T.P.R. 1988, 1172. 3 S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1260; W. VAN GERVEN en S. COVEMAEKER, o.c., Leuven, Acco, 2001, 112. 4 Zie voor een overzicht van de mogelijke terminologie : J. HERBOTS, l.c., in HERBOTS, J en PAUWELS, C. (ed.), Exoneratiebedingen, Brugge, Die Keure, 1993, 3, voetnoot 2. 5 Zie onder meer W. VAN GERVEN en S. COVEMAEKER, o.c., Leuven, Acco, 2001, 112; J. HERBOTS, l.c., in HERBOTS, J en PAUWELS, C. (ed.), Exoneratiebedingen, Brugge, Die Keure, 1993, 3; L. CORNELIS, l.c., R.C.J.B. 1981, 198. 6 Franstalige rechtsleer maakt vaak een onderscheid tussen ‘clauses exonératoires’ en ‘clauses limitatives’ : zie onder meer B. DUBUISSON, “Les clauses limitatives ou exonératoire de responsabilité ou de garantie en droit belge”, in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 35; M. COIPEL, Eléments de théorie générale des contrats, Diegem, Story-Scientia, 1999, 179; S. STIJNS, D. VAN GERVEN en P. WERY, “Chronique de jurisprudence. Les obligations : les sources (1985-1995)”, J.T. 1996, 731; L. CORNELIS, l.c., R.C.J.B. 1981, 198. 7 B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’inexécution des obligatons contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 51; S. STIJNS, D. VAN GERVEN en P. WERY, l.c., J.T. 1996, 731; R. KRUITHOF, “Les clauses d’exonération totale ou partielle de responsabilité. Rapport belge.”, in X (ed.), In memoriam Jean Limpens, Antwerpen, Kluwer, 1987, 171; L. CORNELIS, l.c., R.C.J.B. 1981, 198.

Page 3: ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW · 63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW 1LFRODV &DUHWWH Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. S. Stijns ,1/(,’,1* Het Belgisch

EXONERATIEBEDINGEN IN HET GEMEEN RECHT

����� ����� � �� � � ��� ������ ���������� ����� ���� ������� ��� 65

spreken8. Bedingen die de aansprakelijkheid slechts beperken, en dus niet volledig uitsluiten, kunnen aansprakelijkheidsbeperkende bedingen of beperkte exoneratiebedingen genoemd worden, maar blijven een exoneratiebeding VHQVX�ODWR. �������$IJUHQ]LQJ�PHW�HQLJH�DQGHUH�UHFKWVILJXUHQ� D��9ULMZDULQJVEHGLQJ� Een exoneratiebeding mag niet verward worden met een vrijwaringsbeding. Een vrijwaringsbeding is een contractueel beding dat ertoe strekt dat een contractant dient in te staan voor de financiële gevolgen van de aansprakelijkheid die de wederpartij kan oplopen tegenover derden9. Zulk beding leidt noch tot de beperking noch tot de uitsluiting van de aansprakelijkheid van de debiteur maar heeft enkel tot gevolg dat het uiteindelijke financiële risico op een derde wordt afgewenteld. Derhalve wijken dergelijke bedingen niet af van het gemeen aansprakelijkheidsrecht en zijn ze zelfs toegelaten ingeval de partij die zich laat vrijwaren zich niet geldig van haar aansprakelijkheid kan bevrijden10. Een vrijwaringsbeding is steeds geldig, behoudens strijdigheid met de openbare orde of goede zeden11 E��,QKRXGVEHSDOHQG�EHGLQJ� Een exoneratiebeding dient ook afgegrensd te worden van bedingen die de inhoud van de opgenomen verbintenissen omschrijven12. DIRIX stelt terecht

8 Zie de door ons voorgestelde definitie, evenals S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1260; E. DIRIX, l.c., T.P.R. 1988, 1172; R. KRUITHOF, l.c., in X (ed.), In memoriam Jean Limpens, Antwerpen, Kluwer, 1987, 166-167. 9 B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 39; H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYNANT en M. DEBAENE, “ Overzicht van rechtspraak (1994-1999). Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad.” , T.P.R. 2000, 1702-1703; H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE en L. WYNANT, l.c., T.P.R. 1995, 1226; R. KRUITHOF, H. BOCKEN, F. DE LY en B. DE TEMMERMAN, l.c., T.P.R. 1994, 531; E. DIRIX en A. VAN OEVELEN, “ Kroniek van het verbintenissenrecht (1985-1992), R.W. 1992-93, 1235 ; E. DIRIX, l.c., T.P.R. 1988, 1172; R. KRUITHOF, “ Contractuele aansprakelijkheidsregelingen.” , T.P.R. 1984, 246-247. 10 Cass. 7 september 1962, R.W. 1962-63, 645; B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 39; W. VAN GERVEN en S. COVEMAEKER, o.c., Leuven, Acco, 2001, 112; H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE en L. WYNANT, l.c., T.P.R. 1995, 1230 en 1231; R. KRUITHOF, H. BOCKEN, F. DE LY en B. DE TEMMERMAN, l.c., T.P.R. 1994, 531. 11 Cass. 3 december 1982, Arr. Cass. 1982-83, 469; B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 39. 12 S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1261; E. MONTERO, “ Les clauses limitatives ou exonératoires de responsabilité” , in FONTAINE, M. en VINEY, G. (ed.), Les sanctions de l’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Bruylant, 2001, 397-398; (wordt vervolgd…) (…vervolg) B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 36-38; M. COIPEL, o.c.,

Page 4: ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW · 63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW 1LFRODV &DUHWWH Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. S. Stijns ,1/(,’,1* Het Belgisch

NICOLAS CARETTE

����� ����� � �� � � ��� ������ ���������� ����� ���� ������� ���66

dat laatstgenoemde bedingen de primaire verbintenis van de debiteur omschrijven terwijl exoneratiebedingen de secundaire verplichting tot schadeloosstelling wegens niet nakoming van de primaire verbintenis regelen13. Eenvoudigweg kan gesteld worden dat een inhoudsbepalend beding omschrijft wat een contractspartij moet doen (facere, non facere of dare) en een exoneratiebeding bepaalt in hoeverre die contractspartij kan aangesproken worden indien ze niet doet waartoe ze zich verbonden heeft. ���*(225/22)'+(,'�(1�*(/',*+(,'69225:$$5'(1� 3.1. PRINCIPIËLE GEOORLOOFDHEID �������*HOGLJKHLG�LQ�DEVWUDFWR� D��%HJLQVHO���JHOGLJKHLG Over de principiële geldigheid van exoneratiebedingen LQ� DEVWUDFWR, i.e. los van de concrete omstandigheden van de zaak, bestaat eensgezindheid in de rechtspraak en rechtsleer, zowel aangaande contractuele aansprakelijkheid als buitencontractuele aansprakelijkheid en dit op grond van de beginselen van wilsautonomie en contractsvrijheid14. De gemeenrechtelijke aansprakelijkheidsregelen zijn immers van suppletieve aard zodat conventionele afwijkingen toegelaten zijn15. Anders dan in Frankrijk, zijn de

Diegem, Story-Scientia, 1999, 178-179; W. VAN GERVEN en S. COVEMAEKER, o.c., Leuven, Acco, 2001, 112; S. STIJNS, D. VAN GERVEN en P. WERY, l.c., J.T. 1996, 732; R. KRUITHOF, H. BOCKEN, F. DE LY en B. DE TEMMERMAN, l.c., T.P.R. 1994, 529-530; J. HERBOTS l.c., in HERBOTS, J en PAUWELS, C. (ed.), Exoneratiebedingen, Brugge, Die Keure, 1993, 5-6; E. DIRIX, l.c., T.P.R. 1988, 1173-1174; R. KRUITHOF, l.c., in X (ed.), In memoriam Jean Limpens, Antwerpen, Kluwer, 1987, 167-168; R. KRUITHOF, l.c., T.P.R. 1984, 235-238. 13 E. DIRIX, l.c., T.P.R. 1988, 1173. 14 Cass. 23 november 1987, R.W. 1987-88, 1359; Cass. 25 september 1959, Pas. 1960, I, 113; Cass. 28 juni 1928, Pas. 1928, I, 211; S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1260; E. MONTERO, l.c., in FONTAINE, M. en VINEY, G. (ed.), Les sanctions de l’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Bruylant, 2001, 404; B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 51; S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1260; A. VAN OEVELEN, “ Recente ontwikkelingen in de wetgeving en rechtspraak inzake de sancties bij contractuele wanprestatie” , in BILLIET, J., BRAECKMANS, H. en CASMAN, H., Postuniversitaire cyclus Willy Delva 1998-99. Overeenkomstenrecht, Antwerpen, Kluwer, 2000, 195; S. STIJNS, D. VAN GERVEN en P. WERY, l.c., J.T. 1996, 732; H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE en L. WYNANT, l.c., T.P.R. 1995, 1226; R. KRUITHOF, H. BOCKEN, F. DE LY en B. DE TEMMERMAN, l.c., T.P.R. 1994, 531-532; J. HERBOTS, l.c., in HERBOTS, J en PAUWELS, C. (ed.), Exoneratiebedingen, Brugge, Die Keure, 1993, 6 en 7; E. DIRIX, l.c., T.P.R. 1988, 1185; R. KRUITHOF, l.c., in X (ed.), In memoriam Jean Limpens, Antwerpen, Kluwer, 1987, 178; R. KRUITHOF, l.c., T.P.R. 1984, 233 en 264-265; L. CORNELIS, l.c., R.C.J.B. 1981, 200-201. 15 E. MONTERO, l.c., in FONTAINE, M. en VINEY, G. (ed.), Les sanctions de l’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Bruylant, 2001, 405; B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.),

Page 5: ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW · 63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW 1LFRODV &DUHWWH Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. S. Stijns ,1/(,’,1* Het Belgisch

EXONERATIEBEDINGEN IN HET GEMEEN RECHT

����� ����� � �� � � ��� ������ ���������� ����� ���� ������� ��� 67

artikelen 1382 e.v. B.W. in België noch van openbare orde, noch van dwingend recht16. Er wordt geen onderscheid gemaakt naargelang het beding een volledige dan wel een beperkte bevrijding van aansprakelijkheid inhoudt17. Exoneratiebedingen kunnen zowel de persoonlijke als de kwalitatieve aansprakelijkheid betreffen en kunnen zowel betrekking hebben op persoonlijke, lichamelijke schade als op zaakschade18. De regel dat men zich geldig kan exonereren voor lichamelijke schade, wordt niet door iedereen toegejuicht. Vroeger werd, om de principiële geldigheid van exoneratiebedingen voor lichamelijke schade te betwisten, wel eens ingeroepen dat het feit dat het menselijk lichaam een zaak buiten de handel is, zich tegen de geldigheid verzet19. Deze stelling kan niet gevolgd worden aangezien een exoneratiebeding aangaande lichamelijke schade slechts de regeling van de schade inhoudt en derhalve het menselijk lichaam niet als voorwerp heeft20. Een andere strekking in de rechtsleer houdt voor dat uit recente wetgeving, waarin een effectief herstel van de lichamelijke schade betracht wordt21, een algemeen beginsel van ongeldigheid van

Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 51; S. STIJNS, D. VAN GERVEN en P. WERY, l.c., J.T. 1996, 732; L. CORNELIS, l.c., R.C.J.B. 1981, 201-202. 16 Brussel 5 november 1993, T.B.H. 1994, 1077; Cass. 15 februari 1993, Arr. Cass. 1993, 185; Cass. 12 december 1986, Arr. Cass. 1986-87, 500; Rb. Brussel 13 mei 1986, R.G.A.R. 1987, nr. 11231; Cass. 29 september 1972, Pas. 1973, I, 124; Cass. 21 februari 1907, Pas. 1907, I, 135; E. MONTERO, l.c., in FONTAINE, M. en VINEY, G. (ed.), Les sanctions de l’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Bruylant, 2001, 405; B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 51; H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE, L. WYNANT en M. DEBAENE, l.c., T.P.R. 2000, 1702; H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE en L. WYNANT, l.c., T.P.R. 1995, 1226; R. KRUITHOF, l.c., in X (ed.), In memoriam Jean Limpens, Antwerpen, Kluwer, 1987, 179; R. KRUITHOF, l.c., T.P.R. 1984, 265; L. CORNELIS, l.c., R.C.J.B. 1981, 201-202. 17 Cf. supra : 1.1.1 Begrip exoneratiebeding. 18 E. MONTERO, l.c., in FONTAINE, M. en VINEY, G. (ed.), Les sanctions de l’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Bruylant, 2001, 405; B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligatons contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 51; S. STIJNS, D. VAN GERVEN en P. WERY, l.c., J.T. 1996, 732; H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE en L. WYNANT, l.c., T.P.R. 1995, 1229-1230 en 1235; J. HERBOTS, l.c., in HERBOTS, J en PAUWELS, C. (ed.), Exoneratiebedingen, Brugge, Die Keure, 1993, 7;E. DIRIX, l.c., T.P.R. 1988, 1186; R. KRUITHOF, l.c., in X (ed.), In memoriam Jean Limpens, Antwerpen, Kluwer, 1987, 178 en 179-180; R. KRUITHOF, l.c., T.P.R. 1984, 267; L. CORNELIS, l.c., R.C.J.B. 1981, 202. 19 P. DE HARVEN, “ Des conventions tendant à libérer de la responsabilité” , Rev. dr. b. 1926-30, 242-243. 20 E. DIRIX, l.c., T.P.R. 1988, 1186; R. KRUITHOF, l.c., in X (ed.), In memoriam Jean Limpens, Antwerpen, Kluwer, 1987, 179. 21 Bijvoorbeeld : Wet 10 april 1971 betreffende arbeidsongevallen, Wet 13 april 1995 tot wijziging van artikel 29bis en tot opheffing van artikel 29ter van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen; (wordt vervolgd… ) (… vervolg) Wet 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken;

Page 6: ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW · 63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW 1LFRODV &DUHWWH Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. S. Stijns ,1/(,’,1* Het Belgisch

NICOLAS CARETTE

����� ����� � �� � � ��� ������ ���������� ����� ���� ������� ���68

exoneratiebedingen nopens lichamelijke schade afgeleid kan worden. Exoneratiebedingen betreffende lichamelijke schade zouden dan ook ongeoorloofd zijn daar de vergoeding van lichamelijke schade thans van algemeen belang is22. MALINVAUD steunt de nietigheid van zulke exoneratiebedingen ook op een sociaal argument. Hij is van mening dat schade aan de persoon derwijze verfoeilijk is, dat geen conventionele beperking toegelaten kan zijn tenzij de wetgever zulke beperking toelaat23. De principiële geldigheid van exoneratiebedingen nopens lichamelijke schade kan o.i. echter staande blijven. Die regel is o.i. te rechtvaardigen op grond van de wilsautonomie. De partijen zijn vrij om te bedingen dat een van hen (of beiden) niet zal gehouden zijn tot herstel in geval van lichamelijke schade. Indien een partij zoiets overeenkomt, is zij daardoor gebonden op grond van artikel 1134 B.W. De prealabele van een geldig exoneratiebeding is namelijk het vereiste van kennis en aanvaarding. Indien een partij geen exoneratie voor lichamelijke schade wenste, had zij het niet moeten overeenkomen. Een mogelijke kritiek hierop is dat er hier wordt vanuit gegaan dat de partijen op voet van gelijkheid stonden bij de contractsluiting en daardoor vrij hebben kunnen onderhandelen. Akkoord, er zijn situaties waarin dit geenszins het geval is, maar zijn er nu net niet voor die gevallen bijzondere wetten die een exoneratie voor lichamelijke schade verbieden en alzo de zwakkere contractspartij ter hulp komen24? O.i. is dan ook het omgekeerde van wat MALINVAUD stelt, de juiste zienswijze : een conventionele beperking (of uitsluiting) van het herstel van lichamelijke schade is toegelaten tenzij de wetgever er anders over beslist. Aangezien slechts in bepaalde gevallen geen exoneratie voor lichamelijke schade toegelaten zou mogen zijn, lijkt een algemeen verbod niet de juiste oplossing. Een verbod van dergelijke bedingen enkel in de gevallen waar ze niet kunnen geduld worden, lijkt dan ook veel logischer. E��8LW]RQGHULQJHQ�RS�GH�JHOGLJKHLG�� Op de principiële geldigheid bestaan slechts drie uitzonderingen, te weten exoneratiebedingen die strijdig zijn met dwingend recht of recht dat raakt aan de openbare orde en de goede zeden (1), exoneratiebedingen die de schuldenaar bevrijden van zijn aansprakelijkheid voor zijn eigen opzet (2) en de exoneratiebedingen die de overeenkomst uithollen (3).

artikel 32, 22° bis Wet 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument. 22 B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 52-53. 23 P. MALINVAUD, “ Pour ou contre la validité des clauses limitatives de la garantie des vices cachés dans la vente” , J.C.P. 1975, nr. 16. 24 Zie voetnoot 21. Daarnaast ook nog Wet 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen.

Page 7: ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW · 63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW 1LFRODV &DUHWWH Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. S. Stijns ,1/(,’,1* Het Belgisch

EXONERATIEBEDINGEN IN HET GEMEEN RECHT

����� ����� � �� � � ��� ������ ���������� ����� ���� ������� ��� 69

�������*HOGLJKHLG�LQ�FRQFUHWR� De vraag stelt zich of een LQ� DEVWUDFWR geldig exoneratiebeding, haar geldigheid kan verliezen indien het wordt ingeroepen in de gegeven omstandigheden van de zaak. In deze context kan het vraagstuk van de toelaatbaarheid van de leer van rechtsmisbruik bestudeerd worden. Om te besluiten tot rechtsmisbruik is er een generiek criterium en drie bijzondere criteria. Bij het generiek criterium wordt nagegaan of de uitoefening van een recht niet geschiedt op een wijze die manifest de grenzen te buiten gaat van de normale rechtsuitoefening, door een redelijk en bedachtzaam persoon in dezelfde omstandigheden geplaatst25. De drie criteria, die een verbijzondering zijn van het algemeen criterium, zijn : (1) de rechtsuitoefening met als enig doel schade toebrengen aan een ander, (2) de rechtsuitoefening die nuttig is voor de rechthebbende maar nadelig voor een ander terwijl de rechthebbende beschikt over uitoefeningswijzen die voor hem even nuttig zijn maar voor de ander minder nadelig, (3) de rechtsuitoefening waarbij de schending van een recht disproportioneel is ten aanzien van het nagestreefde belang26 27. Rechtsmisbruik kan op elke uitoefening van contractuele rechten toegepast worden28. De leer van rechtsmisbruik is een controlemiddel op een op zichzelf (in abstracto) geoorloofd exoneratiebeding door te kijken hoe op concrete wijze uitwerking wordt gegeven aan dat beding. Hoewel bij exoneratiebedingen zelden rechtsmisbruik wordt toegepast29 lijken er hiervoor o.i. geen goede redenen te zijn. Rechtsmisbruik is toepasbaar bij de uitoefening van een contractueel recht30. Het beroep door de debiteur op het overeengekomen exoneratiebeding is een uitoefening van een contractueel recht. De leer van rechtsmisbruik zou dus toepasselijk moeten zijn31. De

25 Cass. 10 september 1971, Pas. 1972, 28, noot W.G.; S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1281; W. VAN GERVEN en S. COVEMAEKER, o.c., Leuven, Acco, 2001, 59; S. STIJNS, D. VAN GERVEN en P. WERY, l.c., J.T. 1996, 707 en de verwijzingen aldaar; S. STIJNS, “ Abus, mais de quel(s) droit(s) ?” , J.T. 1990, 40. 26 W. VAN GERVEN en S. COVEMAEKER, o.c., Leuven, Acco, 2001, 60; S. STIJNS, D. VAN GERVEN en P. WERY, l.c., J.T. 1996, 707 en de verwijzingen aldaar; S. STIJNS, l.c., J.T. 1990, 40-41. 27 Terecht staat bepaalde rechtsleer voor om ook de rechtsuitoefening die indruist tegen het gewettigd vertrouwen als een geval van rechtsmisbruik te weerhouden. Zie hiervoor S. STIJNS, D. VAN GERVEN en P. WERY, l.c., J.T. 1996, 707 en de verwijzingen naar rechtspraak en rechtsleer aldaar. 28 P. WERY, “ Les clauses abusives relatives à l’ inexécution des obligations contractuelles dans les lois de protection des consommateurs du 14 juillet 1991 et du 2 août 2002” , J.T. 2003, 802; S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1281 en 1283; W. VAN GERVEN en S. COVEMAEKER, o.c., Leuven, Acco, 2001, 59; S. STIJNS, l.c., J.T. 1990, 39-40. 29 S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1260. 30 Zie bijvoorbeeld Cass. 8 februari 2001, R.W. 2001-02, 778, noot A. VAN OEVELEN. 31 Zie ook S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1283 en 1284; E. MONTERO, l.c., in FONTAINE, M. en VINEY, G. (ed.), Les sanctions de l’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel,

Page 8: ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW · 63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW 1LFRODV &DUHWWH Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. S. Stijns ,1/(,’,1* Het Belgisch

NICOLAS CARETTE

����� ����� � �� � � ��� ������ ���������� ����� ���� ������� ���70

toepassing van de leer van rechtsmisbruik heeft dan tot gevolg dat exoneratiebedingen die voldoen aan de vier geldigheidsvoorwaarden32 en dus LQ� DEVWUDFWR geldig zijn, toch geen uitwerking kunnen hebben indien de uitoefeningswijze van dergelijk beding in concreto rechtsmisbruik uitmaakt. Een toepassing van deze leer vinden we in het arrest van het Hof van Beroep te Gent van 4 juni 198633. Het cassatiearrest van 8 februari 200134 stelt dat misbruik bij de uitoefening van contractuele rechten of bij de toepassing van een contractueel beding gesanctioneerd kan worden door het opleggen van de normale uitoefening, i.e. de zogenaamde matigingsbevoegdheid, of door het herstel van de schade die ontstond ten gevolge van dat misbruik35. Het arrest bepaalt daarnaast, en dat is het vernieuwende van het arrest, dat wanneer de abusieve rechtsuitoefening betrekking heeft op de toepassing van een contractueel beding, de sanctie erin kan bestaan dat aan de schuldeiser het recht wordt ontzegd om op dat beding een beroep te doen36. In geval van rechtsmisbruik bij de uitoefening van een exoneratiebeding lijkt slechts de derde sanctioneringswijze toegepast te kunnen worden37 38. 3.2. GELDIGHEIDSVOORWAARDEN �������$OJHPHHQ� Om geldig te zijn, dient het exoneratiebeding te voldoen aan de voorwaarden die gesteld worden voor elke overeenkomst, te weten toestemming, bekwaamheid, voorwerp en oorzaak (art. 1108 B.W.). Bij de vraag naar de geldigheid van een exoneratiebeding, besteedt de rechtspraak en rechtsleer in het bijzonder aandacht aan het toestemmingsvereiste39. Indien men de

Bruylant, 2001, 419-420; B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 72; M. COIPEL, o.c., Diegem, Story-Scientia, 1999, 184 en 187. Vgl. R. KRUITHOF, l.c., in X (ed.), In memoriam Jean Limpens, Antwerpen, Kluwer, 1987, 181; R. KRUITHOF, l.c., T.P.R. 1984, 269. 32 Cf. infra : 2.2.1 33 Gent 4 juni 1986, Computerr. 1986, 265, noot K. VAN HOECKE. 34 Cass. 8 februari 2001, R.W. 2001-02, 778, noot A. VAN OEVELEN. 35 Zie ook Cass. 11 juni 1992, Pas. 1992, I, 898; Cass. 18 februari 1988, Pas. 1988, I, 728; Cass. 16 december 1982, Pas. 1983, I, 472. 36 P. WERY, l.c., J.T. 2003, 802; S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1282. 37 Vgl. Gent 4 juni 1986, Computerr. 1986/4, 265, noot K. VAN HOECKE : het arrest stelt dat het beding dan voor niet geschreven moet worden beschouwd; B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligatons contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 73. 38 Bij exoneratiebedingen is de titularis van het recht voortvloeiend uit het exoneratiebeding de schuldenaar en niet de schuldeiser. 39 Pol. Charleroi 30 april 2002, Verkeersrecht 2002, 279; A. VAN OEVELEN, l.c., in BILLIET, J., BRAECKMANS, H. en CASMAN, H., Postuniversitaire cyclus Willy Delva 1998-99. Overeenkomstenrecht, Antwerpen, Kluwer, 2000, 194; S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1276; H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE en L. WYNANT, l.c., T.P.R. 1995, 1235.

Page 9: ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW · 63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW 1LFRODV &DUHWWH Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. S. Stijns ,1/(,’,1* Het Belgisch

EXONERATIEBEDINGEN IN HET GEMEEN RECHT

����� ����� � �� � � ��� ������ ���������� ����� ���� ������� ��� 71

hierboven vernoemde uitzonderingen40 op de principiële geldigheid negatief formuleert, kan men besluiten tot vier geldigheidsvoorwaarden. Ten eerste dient het exoneratiebeding aanvaard te zijn, hetgeen kennisname of mogelijke kennisname impliceert. Ten tweede mag het beding niet strijdig zijn met bepalingen van dwingend recht of bepalingen die raken aan de openbare orde en de goede zeden. Ten derde mag het exoneratiebeding geen uitsluiting van eigen opzet inhouden. Ten slotte mag het beding de overeenkomst niet uithollen. Er kan hier niet ingegaan worden op elk van de geldigheidsvoorwaarden. Er wordt enkel ruime aandacht besteed aan de derde en vierde geldigheidsvoorwaarde. �������*HHQ�H[RQHUDWLH�YRRU�HLJHQ�RS]HW� D��9HUERG�YDQ�H[RQHUDWLH�YRRU�HLJHQ�RS]HW� Bestaat er unanimiteit in de rechtspraak en doctrine over de ongeldigheid van een exoneratiebeding voor persoonlijk bedrog41, is dit geenszins het geval wat betreft het begrip bedrog en de grondslag ervan. Nopens de invulling van het begrip bedrog kunnen er grosso modo drie strekkingen onderscheiden worden42. Een eerste strekking houdt voor dat bedrog inhoudt dat de dader niet enkel het feit, waaruit schadelijke gevolgen voor de schuldeiser zijn ontstaan, heeft gewild maar tevens die gevolgen zelf43. Een tweede strekking stelt dat bedrog moet begrepen worden als elke vrijwillige wanprestatie, ongeacht het oogmerk. Hier is dus niet vereist dat de schadeveroorzaking gewild is44. Deze strekking verdient o.i. de voorkeur. Een

40 Cf. 2.2.1 B Uitzonderingen op de geldigheid. 41 Cass. 29 september 1972, Pas. 1973, I, 124; Cass. 5 januari 1961, Pas. 1961, I, 483; Cass. 3 april 1959, Pas. 1959, I, 773; Cass. 28 juni 1928, Pas. 1928, I, 211; Cass. 23 november 1911, Pas. 1911, I, 556; Cass. 21 februari 1907, Pas. 1907, I, 135; Cass. 22 februari 1900, Pas. 1900, I, 159; Cass. 26 oktober 1877, Pas. 1877, I, 406; S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1263; E. MONTERO, l.c., in FONTAINE, M. en VINEY, G. (ed.), Les sanctions de l’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Bruylant, 2001, 410; B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligatons contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 57; J. HERBOTS, l.c., in HERBOTS, J en PAUWELS, C. (ed.), Exoneratiebedingen, Brugge, Die Keure, 1993, 10; E. DIRIX, l.c., T.P.R. 1988, 1187; R. KRUITHOF, l.c., in X (ed.), In memoriam Jean Limpens, Antwerpen, Kluwer, 1987, 181; R. KRUITHOF, l.c., T.P.R. 1984, 269; L. CORNELIS, l.c., R.C.J.B. 1981, 205; J. DABIN, “ De la validité des clauses d’ exonération de responsabilité en matière contractuelle, couvrant 1° la faute lourde du débiteur, 2° la faute lourde ou intentionelle des préposés” , (noot onder Cass. 25 september 1959), R.C.J.B. 1960, 14-15. 42 Althans in de context van exonertiebedingen. 43 R. HAYOIT DE TERMICOURT, “ Bedrog en grove schuld op het stuk van nietnakoming van contracten” , R.W. 1957-58, 72. Zie ook de verwijzingen in L. CORNELIS, “ La faute lourde et la faute intentionelle” , J.T. 1981, 516, voetnoot 41. 44 Vgl. Cass. 16 februari 1987, Arr. Cass. 1986-87, 800, weliswaar gewezen inzake arbeidsongevallen bij de interpretatie van artikel 48 eerste lid Arbeidsongevallenwet. Zie DE MEYERE, L., VAN OEVELEN, A. en WALSCHOT, F., Nuttige tips voor goede contracten,

Page 10: ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW · 63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW 1LFRODV &DUHWWH Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. S. Stijns ,1/(,’,1* Het Belgisch

NICOLAS CARETTE

����� ����� � �� � � ��� ������ ���������� ����� ���� ������� ���72

derde strekking, die het midden houdt tussen de eerste twee strekkingen, meent dat het voor bedrog volstaat dat de fout opzettelijk werd gepleegd en dat de dader wist of behoorde te weten dat daardoor schade zou worden berokkend aan de schuldeiser45. Het Hof van Cassatie heeft nog niet de kans gekregen om zich hierover duidelijk uit te spreken46. Aangaande de juridische grondslag van het verbod van exoneratie voor eigen bedrog is er evenmin eensgezindheid. Sommige auteurs houden voor dat het exoneratieverbod haar juridische grondslag vindt in de artikelen 1172 en 1174 B.W. Een exoneratiebeding dat de schuldenaar vrijstelt van aansprakelijkheid wegens opzettelijke niet-nakoming, geeft aan de verbintenis een potestatief karakter en is derhalve nietig47. De nadelen van deze stelling zijn enerzijds het feit dat deze grondslag de nietigheid van de hele overeenkomst tot gevolg heeft (zie artikel 1172 B.W.), anderzijds dat deze stelling enkel kan gelden voor contractuele en niet voor buitencontractuele aansprakelijkheid48. Een andere stelling, die dient bijgetreden te worden, stelt dat het verbod haar juridische grondslag vindt in haar strijdigheid met de openbare orde en goede zeden (artikelen 6 en 1131 B.W.). Deze stelling volgt dus het adagium )UDXV�RPQLD�FRUUXPSLW49.

Mechelen, Kluwer, 2004, 37; M. COIPEL, o.c., Diegem, Story-Scientia, 1999, 185; J. HERBOTS, l.c., in HERBOTS, J en PAUWELS, C. (ed.), Exoneratiebedingen, Brugge, Die Keure, 1993, 10; E. DIRIX, l.c., T.P.R. 1988, 1187; L. CORNELIS, l.c., J.T. 1981, 515 en de verwijzingen aldaar; J. DABIN, l.c., R.C.J.B. 1960, 17-18. 45 Vgl. Cass. 5 december 2000, Pas. 2000, I, 670, weliswaar betreffende de interpretatie van artikel 8 eerste lid Wet 25 juni 1992 op de Landverzekeringsovereenkomst. Zie Bergen 6 december 1994, T.B.H. 1995, 249; Kh. Antwerpen 4 november 1971, R.H.A. 1971, 280; B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 58, weze het met nuances; P. VAN OMMESLAGHE, “ Examen de jurisprudence (1968-1973). Les obligations” , R.C.J.B. 1975, 525-526. 46 Noch Cass. 15 april 1977, Arr. Cass. 1976-77, 851, noch Cass. 28 februari 1980, Arr. Cass. 1979-80, 801, noch Cass. 27 januari 1995, Pas. 1995, I, 92, brengen uitsluitsel : in het eerste arrest blijft de rechtsvraag onbeantwoord, het tweede arrest betreft slechts de bijzondere regeling wat betreft de aansprakelijkheid van verkopers voor verborgen gebreken, vervat in de artikelen 1643 en 1645 B.W., het derde arrest heeft eveneens een beperkte draagwijdte, nl. het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg. Ook geciteerde cassatiearresten van 16 februari 1987 en 5 december 2000 zijn in een bijzondere context gewezen zodat het betwistbaar is deze uitspraken zonder meer een algemene draagwijdte toe te kennen. 47 Cass. 22 februari 1900, Pas. 1900, I, 158; P. VAN OMMESLAGHE, l.c., R.C.J.B. 1975, 528; J. DABIN, l.c., R.C.J.B. 1960, 15. 48 R. KRUITHOF, l.c., T.P.R. 1984, 273. 49 E. MONTERO, l.c., in FONTAINE, M. en VINEY, G. (ed.), Les sanctions de l’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Bruylant, 2001, 411; B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 57; R. KRUITHOF, H. BOCKEN, F. DE LY en B. DE TEMMERMAN, l.c., T.P.R. 1994, 533; E. DIRIX, l.c., T.P.R. 1988, 1187; R. KRUITHOF, l.c., T.P.R. 1984, 273; L. CORNELIS, l.c., R.C.J.B. 1981, 206; J. DABIN, l.c., R.C.J.B. 1960, 15.

Page 11: ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW · 63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW 1LFRODV &DUHWWH Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. S. Stijns ,1/(,’,1* Het Belgisch

EXONERATIEBEDINGEN IN HET GEMEEN RECHT

����� ����� � �� � � ��� ������ ���������� ����� ���� ������� ��� 73

Opgemerkt weze dat, voor overeenkomsten gesloten tussen een verkoper en een consument50, exoneratiebedingen die de verkoper ontslaan van zijn aansprakelijkheid voor zijn opzet uitdrukkelijk verboden en nietig verklaard worden (artikel 32, 11° MXQFWR� 33 §1 W.H.P.C.). E��([RQHUDWLH�YRRU�HLJHQ�]ZDUH�IRXW�LV�WRHJHODWHQ� Sinds het cassatiearrest van 25 september 1959 zijn exoneratiebedingen voor eigen zware fout toegelaten51 en wordt dus geen gevolg gegeven aan het adagium &XOSD� ODWD� GROR� DHTXLSDUDWXU dat vóór dat cassatiearrest door het grootste gedeelte van de rechtsleer en rechtspraak werd onderschreven.52 Over de invulling van het begrip zware fout bestaat geenszins eensgezindheid. Mogelijke definities van zware fout zijn : een onvergeeflijk grove nalatigheid die met opzet vrijwel gelijkstaat53, QRQ� LQWHOOHJHUH� TXRG� RPQHV� LQWHOOHJXQW54, een tekortkoming die zelfs niet wordt begaan door de meest onvoorzichtige persoon55, la violation d’ une obligation, dont la méconnaissance bouleverse l’ économie du contrat56, een in laakbaarheid aan opzet grenzende schuld57, une faute tellement grossière, tellement excessive qu’ elle ne se comprend pas

50 Zie artikel 32 eerste lid W.H.P.C. Voor de invulling van de begrippen ‘verkoper’ en ‘consument’ zie artikel 31 § 2 W.H.P.C. 51 Brussel 25 maart 1997, A.J.T. 1997-98, 258, noot E. MORTIER; Luik 25 januari 1996, J.L.M.B. 1996, 520, noot P.H.; Luik 19 oktober 1993, T.B.H. 1994, 702, noot; Cass. 7 maart 1988, Pas. 1988, I, 812 (het hof stelt hier dat er geen algemeen rechtsbeginsel bestaat dat de grove schuld gelijkstelt aan het bedrog); Brussel 18 december 1987, T.B.H. 1989, 788; Antwerpen 19 juni 1984, Pas. 1984, II, 137; Cass. 5 januari 1961, Pas. 1961, I, 483; Cass. 25 september 1959, Pas. 1960, I, 113; S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1263; E. MONTERO, l.c., in FONTAINE, M. en VINEY, G. (ed.), Les sanctions de l’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Bruylant, 2001, 413; B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligatons contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 59; A. VAN OEVELEN, l.c., in BILLIET, J., BRAECKMANS, H. en CASMAN, H., Postuniversitaire cyclus Willy Delva 1998-99. Overeenkomstenrecht, Antwerpen, Kluwer, 2000, 196; M. COIPEL, o.c., Diegem, Story-Scientia, 1999, 188; S. STIJNS, D. VAN GERVEN en P. WERY, l.c., J.T. 1996, 733; J. HERBOTS, l.c., in HERBOTS, J en PAUWELS, C. (ed.), Exoneratiebedingen, Brugge, Die Keure, 1993, 7; E. DIRIX, l.c., T.P.R. 1988, 1187; R. KRUITHOF, l.c., in X (ed.), In memoriam Jean Limpens, Antwerpen, Kluwer, 1987, 185; R. KRUITHOF, l.c., T.P.R. 1984, 275. Contra : Luik 4 november 1994, J.L.M.B. 1995, 1373; Brussel 9 augustus 1988, R.G.A.R. 1989, nr. 11.554; Luik 8 maart 1985, R.G.A.R. 1987, nr. 11.210; Rb. Brussel 16 september 1981, R.W. 1982-83, 1528; Luik 30 oktober 1968, Jur. Liège 1969-70, 33. 52 Zie de vele verwijzingen bij L. CORNELIS, l.c., R.C.J.B. 1981, 206, voetnoot 52; 53 W. VAN GERVEN en S. COVEMAEKER, o.c., Leuven, Acco, 2001, 114, voetnoot 51. Vgl. J. HERBOTS, l.c., in HERBOTS, J en PAUWELS, C. (ed.), Exoneratiebedingen, Brugge, Die Keure, 1993, 7; R. HAYOIT DE TERMICOURT, l.c., R.W. 1957-58, 72, voetnoot 64. 54 L. CORNELIS, l.c., J.T. 1981, 513, voetnoot 8. 55 L. CORNELIS, l.c., J.T. 1981, 513, voetnoot 10. 56 L. CORNELIS, l.c., J.T. 1981, 514. Deze definitie is echter slechts bruikbaar in contractuele relaties. Op buitencontractueel vlak is een zware fout “ la violation d’ une norme législative ou d’ une norme générale de comportement dont le respect est nécessaire à la sauvegarde de l’ organisation sociale existante” . Zie L. CORNELIS, l.c., J.T. 1981, 514. 57 R. KRUITHOF, l.c., T.P.R. 1984, 277.

Page 12: ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW · 63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW 1LFRODV &DUHWWH Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. S. Stijns ,1/(,’,1* Het Belgisch

NICOLAS CARETTE

����� ����� � �� � � ��� ������ ���������� ����� ���� ������� ���74

d’ une personne raisonable58. Laatstgenoemde definitie treden wij bij. Bij de beoordeling van de zwaarte van de fout zal rekening gehouden worden met de aard van de verplichting, de persoonlijke verwijtbaarheid van de fout aan de dader, het beroep van de dader, de aard, omvang en voorzienbaarheid van de schade59. Alleszins is er duidelijk een fundamenteel psychologisch onderscheid tussen zware fout en opzettelijke fout. Een opzettelijke fout wordt namelijk vrijwillig, wetens en willens begaan, terwijl een grove fout, hoe zwaar ook, zonder intentioneel element begaan wordt60. De vraag die zich stelt, reeds sinds het cassatiearrest van 195961, is of het niet wenselijk is om exoneratiebedingen voor zware fout te verbieden. Heel wat auteurs zijn van mening dat het sociaal-economisch wenselijk is om exoneratiebedingen voor zware fout te verbieden en alzo het adagium &XOSD�ODWD�GROR�DHTXLSDUDWXU in ere te herstellen.

Zo stelt DABIN dat het toelaten van exoneratiebedingen voor zware fout sociaal gezien niet goed, zelfs gevaarlijk is, en bijgevolg strijdig is met de openbare orde. Dergelijk exoneratiebeding verzwakt de bindende kracht van de verbintenis en veplicht de debiteur niet eens tot het respecteren van een minimale aandacht en zorg62. KRUITHOF meent dat, hoewel er een duidelijk verschil bestaat tussen een opzettelijke fout en grove schuld, beiden in laakbaarheid aan mekaar grenzen. Derhalve zijn beiden vanuit maatschappelijk oogpunt zeer afkeurenswaardig. Een exoneratiebeding voor zware fout kan dan ook niet toegelaten worden63. DUBUISSON houdt voor dat het niet getuigt van een goede politiek om de debiteur toe te laten te ontsnappen aan de gevolgen van zijn aansprakelijkheid bij zware fout. De toelaatbaarheid van dergelijke bedingen is incompatibel met de preventieve en repressieve functie van de burgerlijke aansprakelijkheid64. Ook MONTERO wijst op de preventieve en repressieve functie van de burgerlijke aansprakelijkheid en

58 B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 61; H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, II, Brussel, Bruylant, 1964, 585. 59 R. KRUITHOF, l.c., in X (ed.), In memoriam Jean Limpens, Antwerpen, Kluwer, 1987, 187; R. KRUITHOF, l.c., T.P.R. 1984, 277-278. 60 S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1263; B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligatons contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 59; S. STIJNS, D. VAN GERVEN en P. WERY, l.c., J.T. 1996, 733; E. DIRIX, l.c., T.P.R. 1988, 1187 en 1188; R. KRUITHOF, l.c., in X (ed.), In memoriam Jean Limpens, Antwerpen, Kluwer, 1987, 186; R. KRUITHOF, l.c., T.P.R. 1984, 276; J. DABIN, l.c., R.C.J.B. 1960, 19. 61 Cass. 25 september 1959, Pas. 1960, I, 113. 62 J. DABIN, l.c., R.C.J.B. 1960, 20-22. 63 R. KRUITHOF, l.c., in X (ed.), In memoriam Jean Limpens, Antwerpen, Kluwer, 1987, 188; R. KRUITHOF, l.c., T.P.R. 1984, 280. 64 B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 60.

Page 13: ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW · 63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW 1LFRODV &DUHWWH Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. S. Stijns ,1/(,’,1* Het Belgisch

EXONERATIEBEDINGEN IN HET GEMEEN RECHT

����� ����� � �� � � ��� ������ ���������� ����� ���� ������� ��� 75

merkt tevens op, zoals DABIN, dat er toch een minimum aan aandacht en zorg moet opgebracht worden door de schuldenaar65. O.i. bestaat er echter geen noodzaak om exoneratiebedingen voor zware fout ongeldig te verklaren66. Er zijn namelijk vijf instrumenten die de draagwijdte van de toelaatbaarheid van dergelijke bedingen enorm beperken. Ten eerste dient rekening te worden gehouden met de wijze van interpretatie van exoneratiebedingen. De restrictieve interpretatie en een eventueel beroep op artikel 1162 B.W. heeft tot gevolg dat een exoneratie voor zware fout niet wordt vermoed en derhalve uitdrukkelijk moet bedongen zijn of noodzakelijk uit het exoneratiebeding moet voortvloeien67. Ten tweede werd hoger68 reeds duidelijk de voorkeur getoond om bedrog te definiëren als elke vrijwillige wanprestatie, ongeacht het oogmerk. Deze ruime definitie van bedrog heeft tot gevolg dat élke opzettelijke fout gelijk is aan bedrog zodat een zware fout enkel een onopzettelijke gedraging kan zijn69. Ten derde kan een exoneratiebeding voor zware fout de overeenkomst uithollen zodat dergelijk beding in dat geval strijdig is met de vierde geldigheidsvoorwaarde70 71 .Toch is het mogelijk dat een exoneratiebeding voor zware fout het voorwerp van de overeenkomst niet uitholt72. Zeker bij exoneratiebedingen die de aansprakelijkheid voor zware fout beperken, en dus niet volledig uitsluiten, zal dit instrument ter beperking van de draagwijdte van de toelaatbaarheid van exoneratiebedingen voor zware fout zelden kunnen worden toegepast73.

65 E. MONTERO, l.c., in FONTAINE, M. en VINEY, G. (ed.), Les sanctions de l’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Bruylant, 2001, 414. 66 Tevens in die zin : S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1279-1280; E. DIRIX, l.c., T.P.R. 1988, 1188; L. CORNELIS, l.c., R.C.J.B. 1981, 206-207. 67 S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1279; B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligatons contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 60; M. COIPEL, o.c., Diegem, Story-Scientia, 1999, 188; E. DIRIX, l.c., T.P.R. 1988, 1188; L. CORNELIS, l.c., R.C.J.B. 1981, 207. 68 Cf. infra 2.2.2 A Verbod van exoneratie voor eigen opzet. 69 S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1279; M. COIPEL, o.c., Diegem, Story-Scientia, 1999, 185 en 188; E. DIRIX, l.c., T.P.R. 1988, 1187; R. KRUITHOF, l.c., T.P.R. 1984, 272; R. KRUITHOF, l.c., in X (ed.), In memoriam Jean Limpens, Antwerpen, Kluwer, 1987, 183; L. CORNELIS, l.c., R.C.J.B. 1981, 206-207. 70 S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1279-1280; M. COIPEL, o.c., Diegem, Story-Scientia, 1999, 188; E. DIRIX, l.c., T.P.R. 1988, 1188; M. FAURE, “ De toepassing van exoneratieclausules in het parkeercontract” , R.W. 1982-83, 2168; L. CORNELIS, l.c., R.C.J.B. 1981, 206. 71 Cf. infra 2.2.3 Geen uitholling van de overeenkomst. 72 Kh. Antwerpen 15 januari 1979, R.H.A. 1979-80, 467; Brussel 30 oktober 1975, R.G.A.R. 1976, nr. 9.605; Kh. Brussel 7 mei 1974, B.R.H. 1975, 261; Brussel 20 november 1964, Pas. 1965, II, 257. 73 S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1280; M. COIPEL, o.c., Diegem, Story-Scientia, 1999, 192; R. KRUITHOF, l.c., T.P.R. 1984, 279-280.

Page 14: ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW · 63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW 1LFRODV &DUHWWH Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. S. Stijns ,1/(,’,1* Het Belgisch

NICOLAS CARETTE

����� ����� � �� � � ��� ������ ���������� ����� ���� ������� ���76

Ten vierde kan de uitvoering van een, op zichzelf geldig, exoneratiebeding voor zware fout o.i. rechtsmisbruik uitmaken74 75. Ten vijfde bestaat er voor bepaalde gevallen een wettelijk verbod van exoneratie voor zware fout. In het bijzonder dient aandacht geschonken te worden aan artikel 32, 11° W.H.P.C.76 dat bepaalt dat bedingen en voorwaarden of de combinaties van bedingen en voorwaarden die ertoe strekken de verkoper te ontslaan van zijn aansprakelijkheid voor zijn opzet, zijn grove schuld, of door die van zijn aangestelden of lasthebbers of voor het niet-uitvoeren van een verbintenis die een van de voornaamste prestaties van de overeenkomst vormt, onrechtmatig zijn. Deze verbodsbepaling geldt echter enkel in overeenkomsten gesloten tussen een verkoper en een consument77. Toch dient er opgemerkt te worden dat artikel 32, 11° W.H.P.C. enkel betrekking heeft op exoneratiebedingen die de aansprakelijkheid van de verkoper volledig uitsluiten en derhalve geen draagwijdte heeft ten aanzien van exoneratiebedingen die de aansprakelijkheid van de verkoper slechts beperken in tijd of in omvang78. Indien een exoneratiebeding de aansprakelijkheid van de verkoper slechts beperkt, kan desgevallend een beroep worden gedaan op artikel 32, 27° W.H.P.C. om dergelijk beding vooralsnog elke uitwerking te ontzeggen indien het beding de rechter als ongepast voorkomt79. Ook de algemene toetsingsnorm van artikel 31 § 1 W.H.P.C. kan hier dienstig zijn.

74 Zie in die zin : S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1280 en 1283; B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 60. Vgl. M. COIPEL, o.c., Diegem, Story-Scientia, 1999, 184. 75 Cf. supra 2.1.2 Geldigheid in concreto. 76 Zie ook o.a. Wet 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, die niet enkel de mogelijkheid van exoneratie voor zware fout, maar de mogelijkheid van exoneratie in het algemeen. aanzienlijk beperkt. 77 Zie artikel 32 eerste lid W.H.P.C. Voor de invulling van de begrippen ‘verkoper’ en ‘consument’ zie artikel 31 § 2 W.H.P.C. 78 I. DEMUYNCK, Inhoudelijke controle van onrechtmatige bedingen : onderzoek van de Wet van 14 juli 1991 op de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument, onuitg., Universiteit Gent, 409; A. VAN OEVELEN, l.c., in BILLIET, J., BRAECKMANS, H. en CASMAN, H., Postuniversitaire cyclus Willy Delva 1998-99. Overeenkomstenrecht, Antwerpen, Kluwer, 2000, 196; (wordt vervolgd… ) (… vervolg) S. STIJNS, D. VAN GERVEN en P. WERY, l.c., J.T. 1996, 733; I. DEMUYNCK, Onrechtmatige bedingen, in A.J.T.-dossier,II, dossier 1, Gent, Mys en Breesch, 1995, 8-9; E. DIRIX, “ De bezwarende bedingen in de N.W.H.P.” , in STUYCK, J. en WYTINCK, P. (ed.), De nieuwe wet handelspraktijken : Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument, Brussel, Story Scientia, 1992, 309; M. FLAMEE, “ De onrechtmatige bedingen (art. 31-34) ” , in DE VROEDE, P. (ed.), Handelspraktijken : het nieuwe in de Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, Brugge, Die Keure, 1992, 104. Contra : P. WERY, l.c., J.T. 2003, 806. 79 Er weze opgemerkt dat artikel 32, 27° W.H.P.C. zich geenszins beperkt tot exoneratiebedingen voor zware fout maar van toepassing kan zijn op alle exoneratiebedingen.

Page 15: ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW · 63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW 1LFRODV &DUHWWH Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. S. Stijns ,1/(,’,1* Het Belgisch

EXONERATIEBEDINGEN IN HET GEMEEN RECHT

����� ����� � �� � � ��� ������ ���������� ����� ���� ������� ��� 77

Ook kan opgemerkt worden dat er een duidelijk intentioneel verschil bestaat tussen bedrog en zware fout80. De gevolgen van beide fouten kunnen misschien even ernstig zijn, toch is er qua laakbaarheid van de gedraging zelf een groot verschil. F��([RQHUDWLH�YRRU�RS]HW�HQ�]ZDUH�IRXW�YDQ�DDQJHVWHOGHQ�RI�XLWYRHULQJVDJHQWHQ�LV��WRHJHODWHQ� Net zoals exoneratiebedingen voor eigen zware fout, zijn exoneratiebedingen voor zware fout of opzet van aangestelden of uitvoeringsagenten geoorloofd81. De toelaatbaarheid van dergelijke exoneratiebedingen heeft tot gevolg dat de schuldenaar er voordeel bij heeft om voor de uitvoering van zijn contractuele verbintenissen een beroep te doen op een aangestelde of een uitvoeringsagent. De toelaatbaarheid van exoneratiebedingen voor opzettelijke fout van een aangestelde of uitvoeringsagent kan niet goedgekeurd worden82. Ten eerste, kan opgeworpen worden dat een der uitgangspunten van het cassatiearrest van 25 september 195983 en van de conclusie van de advocaat-generaal bij dat arrest84, zijnde de persoonlijke aansprakelijkheid van de aangestelde of uitvoeringsagent, door latere cassatierechtspraak achterhaald is85. Zo volgt uit het cassatiearrest van 7 december 197386 dat artikel 1165 B.W. zich verzet tegen de contractuele aansprakelijkheid van een aangestelde of uitvoeringsagent jegens de medecontractant van zijn opdrachtgever of aansteller. Anderzijds kan evenmin zijn buitencontractuele aansprakelijkheid in het gedrang worden gebracht wanneer de hem verweten fout en de door de fout veroorzaakte schade niet louter buitencontractueel zijn. Deze zogenaamde

80 Cf. supra. 81 Cass. 25 september 1959, Arr. Cass. 1960, 86; Cass. 28 juni 1928, Pas. 1928, I, 211; S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1263; E. MONTERO, l.c., in FONTAINE, M. en VINEY, G. (ed.), Les sanctions de l’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Bruylant, 2001, 416; B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 61; A. VAN OEVELEN, l.c., in BILLIET, J., BRAECKMANS, H. en CASMAN, H., Postuniversitaire cyclus Willy Delva 1998-99. Overeenkomstenrecht, Antwerpen, Kluwer, 2000, 196; S. STIJNS, D. VAN GERVEN en P. WERY, l.c., J.T. 1996, 733; H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE en L. WYNANT, l.c., T.P.R. 1995, 1227; R. KRUITHOF, H. BOCKEN, F. DE LY en B. DE TEMMERMAN, l.c., T.P.R. 1994, 534; J. HERBOTS, l.c., in HERBOTS, J en PAUWELS, C. (ed.), Exoneratiebedingen, Brugge, Die Keure, 1993, 11; E. DIRIX, l.c., T.P.R. 1988, 1188; R. KRUITHOF, l.c., in X (ed.), In memoriam Jean Limpens, Antwerpen, Kluwer, 1987, 184 en 185; R. KRUITHOF, l.c., T.P.R. 1984, 274 en 275; L. CORNELIS, l.c., R.C.J.B. 1981, 207; J. DABIN, l.c., R.C.J.B. 1960, 23. 82 Argumenten pro de geldigheid van dergelijke bedingen kan men vinden in Adv.-Gen. P. MAHAUX, conclusie bij Cass. 25 september 1959, Pas. 1960, I, 113-118. 83 Cass. 25 september 1959, Arr. Cass. 1960, 86. 84 Adv.-Gen. P. MAHAUX, conclusie bij Cass. 25 september 1959, Pas. 1960, I, 115. 85 H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE en L. WYNANT, l.c., T.P.R. 1995, 1227-1228; R. KRUITHOF, H. BOCKEN, F. DE LY en B. DE TEMMERMAN, l.c., T.P.R. 1994, 534; E. DIRIX, l.c., T.P.R. 1988, 1189; R. KRUITHOF, l.c., in X (ed.), In memoriam Jean Limpens, Antwerpen, Kluwer, 1987, 184; R. KRUITHOF, l.c., T.P.R. 1984, 274. 86 Cass. 7 december 1973, Arr. Cass. 1974, 395.

Page 16: ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW · 63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW 1LFRODV &DUHWWH Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. S. Stijns ,1/(,’,1* Het Belgisch

NICOLAS CARETTE

����� ����� � �� � � ��� ������ ���������� ����� ���� ������� ���78

quasi-immuniteit van de hulppersoon gecombineerd met de toelaatbaarheid van exoneratiebedingen voor een opzettelijke fout van een aangestelde of uitvoeringsagent, heeft tot gevolg dat in geval van opzettelijke fout (die niet vreemd is aan de uitvoering van de overeenkomst) van de aangestelde of uitvoeringsagent, noch de aangestelde of uitvoeringsagent zelf (quasi-immuniteit van de hulppersoon), noch zijn opdrachtgever of lasthebber (toelaatbaarheid van exoneratiebedingen voor een opzettelijke fout van een aangestelde of uitvoeringsagent) aansprakelijk gesteld kunnen worden. Ten tweede, is de toelaatbaarheid van dergelijke bedingen onverenigbaar met de vertegenwoordigingsgedachte. De aangestelde of uitvoeringsagent is slechts een uitvoeringsinstrument van de schuldenaar welke hij bijgevolg vertegenwoordigt. Vanuit sociaal en juridisch oogpunt is de fout van de aangestelde deze van de aansteller. Aangestelde en aansteller vormen namelijk een economische eenheid. Een verschillende beoordeling van exoneraties voor eigen opzet en dat van aangestelden of uitvoeringsagenten kan dan ook moeilijk toegelaten worden.87 Deze vertegenwoordigingsgedachte vindt bovendien steun in het cassatiearrest van 7 december 197388. Ten derde, kan men zich met KRUITHOF de vraag stellen of het wel wenselijk is dat de schuldeiser in een minder gunstige rechtspositie geplaatst wordt omdat de schuldenaar een beroep doet op aangestelden of uitvoeringsagenten89. Hieruit kan besloten worden dat de toelaatbaarheid van exoneratiebedingen voor opzettelijke fouten van een aangestelde of een uitvoeringsagent, niet kan worden voorgestaan. Het is dan ook te hopen dat het Hof van Cassatie terugkomt op haar achterhaalde rechtspraak. De toelaatbaarheid van exoneratiebedingen voor zware fouten van zijn aangestelden of uitvoeringsagenten kan o.i. daarentegen eerder bijgetreden worden. Dergelijke toelaatbaarheid kan immers niet onderworpen worden aan de hierboven uiteengezette drievoudige kritiek op de toelaatbaarheid van exoneratiebedingen voor opzet van aangestelden of uitvoeringsagenten. Ten eerste, leidt deze toelaatbaarheid niet tot een verschil in behandeling tussen exoneratiebedingen voor eigen zware fout en die voor zware fout van een aangestelde of uitvoeringsagent. Er is hier bijgevolg geen strijdigheid met de vertegenwoordigingsgedachte. Ten tweede, heeft deze toelaatbaarheid niet tot gevolg dat de schuldeiser in een minder gunstige rechtspositie geplaatst wordt omdat de schuldenaar een beroep doet op aangestelden of uitvoeringsagenten.

87 H. VANDENBERGHE, M. VAN QUICKENBORNE en L. WYNANT, l.c., T.P.R. 1995, 1227-1228; (wordt vervolgd… ) (… vervolg) E. DIRIX, “ Aansprakelijkheid van en voor hulppersonen” , in STORME, M. (ed.), Recht halen uit aansprakelijkheid, Gent, Mys en Breesch, 1993, 347 en 354; E. DIRIX, l.c., T.P.R. 1988, 1188-1189; J. DABIN, l.c., R.C.J.B. 1960, 23 e.v. 88 Cass. 7 december 1973, Arr. Cass. 1974, 395. 89 R. KRUITHOF, l.c., T.P.R. 1984, 275.

Page 17: ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW · 63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW 1LFRODV &DUHWWH Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. S. Stijns ,1/(,’,1* Het Belgisch

EXONERATIEBEDINGEN IN HET GEMEEN RECHT

����� ����� � �� � � ��� ������ ���������� ����� ���� ������� ��� 79

De schuldenaar kan zichzelf namelijk in beginsel geldig bevrijden van zijn aansprakelijkheid wegens zijn zware fout. Ten derde, heeft het cassatiearrest van 7 december 197390 weliswaar nog steeds tot gevolg dat bij zware fout (die niet vreemd is aan de uitvoering van de overeenkomst) van de aangestelde of uitvoeringsagent, noch de aangestelde of uitvoeringsagent zelf (quasi-immuniteit), noch zijn opdrachtgever of lasthebber (toelaatbaarheid van exoneratiebedingen voor een zware fout van een aangestelde of uitvoeringsagent) aansprakelijk kunnen gesteld worden. Dit gevolg kan echter gerechtvaardigd worden op grond van een D� IRUWLRUL-redenering. Indien de schuldenaar een exoneratiebeding voor eigen zware fout had gestipuleerd, zou de schuldeiser niemand kunnen aanspreken voor de schade resulterend uit de zware fout van de schuldenaar. Indien een schuldenaar zich geldig kan exonereren voor zijn eigen zware fout, kan hij zich a fortiori exonereren voor de zware fout van zijn aangestelde of uitvoeringsagent. Hierboven91 werd reeds uiteengezet dat er geen noodzaak bestaat voor het verbieden van exoneratiebedingen voor eigen zware fout aangezien er vijf instrumenten bestaan die de draagwijdte van de toelaatbaarheid van dergelijke bedingen enorm beperken. Dergelijke instrumenten kunnen tevens toegepast worden op exoneratiebedingen voor een zware fout van een aangestelde of uitvoeringsagent. Zo vormt de wijze van interpretatie een beperking van de draagwijdte van de toelaatbaarheid van dergelijke bedingen. Een exoneratie voor zware fout van zijn aangestelde of uitvoeringsagent wordt namelijk niet vermoed en zal derhalve uitdrukkelijk moeten bedongen worden of noodzakelijk uit het exoneratiebeding moeten voortvloeien92. Ook hier dient een ruime definitie van bedrog gehanteerd te worden93. Dergelijke exoneratiebedingen kunnen de overeenkomst uithollen zodat dergelijke bedingen in dat geval strijdig zijn met de vierde geldigheidsvoorwaarde94. Ook kan het zich beroepen op een exoneratiebeding voor zware fout van zijn aangestelde of uitvoeringsagent, LQ�FRQFUHWR rechtsmisbruik uitmaken95 96. Ten slotte bestaan ook hier wettelijke verboden.

90 Cass. 7 december 1973, Arr. Cass. 1974, 395. 91 2.2.2 B Exoneratie voor eigen zware fout is toegelaten. 92 B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 61; M. COIPEL, o.c., Diegem, Story-Scientia, 1999, 189. 93 Dit instrument is natuurlijk in casu slechts nuttig indien, zoals voorgesteld werd, exoneratiebedingen voor opzet van een aangestelde of uitvoeringsagent verboden worden. 94 Cass. 25 september 1959, Arr. Cass. 1960, 86; S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1280; M. COIPEL, o.c., Diegem, Story-Scientia, 1999, 186; R. KRUITHOF, l.c., in X (ed.), In memoriam Jean Limpens, Antwerpen, Kluwer, 1987, 184 en 185; R. KRUITHOF, l.c., T.P.R. 1984, 274; M. FAURE, l.c., R.W. 1982-83, 2168; L. CORNELIS, l.c., R.C.J.B. 1981, 207; Adv.-Gen. P. MAHAUX, conclusie bij Cass. 25 september 1959, Pas. 1960, I, 118; J. DABIN, l.c., R.C.J.B. 1960, 23 en 29-30. 95 Gent 4 juni 1986, Computerr. 1986, 265, noot K. VAN HOECKE; B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 61; M. COIPEL, o.c., Diegem, Story-Scientia, 1999, 187. 96 Cf. supra 2.1.2 Geldigheid in concreto.

Page 18: ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW · 63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW 1LFRODV &DUHWWH Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. S. Stijns ,1/(,’,1* Het Belgisch

NICOLAS CARETTE

����� ����� � �� � � ��� ������ ���������� ����� ���� ������� ���80

Wat betreft de wettelijke verboden, dient ook hier in het bijzonder aandacht geschonken te worden aan artikel 32, 11° W.H.P.C.97 dat bepaalt dat bedingen en voorwaarden of de combinaties van bedingen en voorwaarden die ertoe strekken de verkoper te ontslaan van zijn aansprakelijkheid voor zijn opzet, zijn grove schuld, of door die van zijn aangestelden of lasthebbers of voor het niet-uitvoeren van een verbintenis die een van de voornaamste prestaties van de overeenkomst vormt, onrechtmatig zijn. Zoals hoger vermeld, geldt deze verbodsbepaling enkel in overeenkomsten gesloten tussen een verkoper en een consument en slaat het verbod enkel op exoneratiebedingen die de aansprakelijkheid van de verkoper volledig uitsluiten. Ook hier geldt dat bij een exoneratiebeding dat de aansprakelijkheid van de verkoper slechts beperkt, desgevallend een beroep kan worden gedaan op de artikelen 31 § 1 en 32, 27° W.H.P.C. om dergelijk beding vooralsnog elke uitwerking te ontzeggen98. Artikel 32, 11° W.H.P.C. is tevens niet van toepassing op uitvoeringsagenten.99 Bovendien handelt artikel 32, 11° W.H.P.C. niet over exoneratiebedingen voor bedrog van zijn aangestelde of lasthebber, althans niet H[SUHVVLV� YHUELV. Inderdaad, tekstueel gezien vallen dergelijke exoneratiebedingen niet onder de bepaling aangezien de bepaling spreekt van ‘die van zijn aangestelden of lasthebbers’ en die ‘die’ slaat enkel op grove schuld. Rechtsleer is het er echter over eens dat het hier een schoonheidsfoutje van de wetgever betreft zodat ook exoneratiebedingen voor opzet van aangestelden en uitvoeringsagenten verboden worden door de W.H.P.C.100 Het tegenovergestelde kan niet staande gehouden worden. Aangezien een verkoper zich niet vermag te exonereren voor zware fouten van aangestelden of lasthebbers, zal hij zich a fortiori niet kunnen exonereren voor opzet van zijn aangestelden of lasthebbers. Exoneratiebedingen voor de opzettelijke fouten van aangestelden of uitvoeringsagenten zijn geldig, ondanks die toelaatbaarheid niet kan worden voorgestaan, zoals hierboven werd uiteengezet. In afwachting dat het Hof van

97 Zie ook o.a. Wet 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor produkten met gebreken, die niet enkel de mogelijkheid van exoneratie voor zware fout, maar de mogelijkheid van exoneratie in het algemeen aanzienlijk beperkt. 98 2.2.2 B Exoneratie voor eigen zware fout is toegelaten. 99 S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1263, voetnoot 50; B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligatons contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 63; I. DEMUYNCK, o.c., onuitg., Universiteit Gent, 408 en 409; M. COIPEL, o.c., Diegem, Story-Scientia, 1999, 189; S. STIJNS, D. VAN GERVEN en P. WERY, l.c., J.T. 1996, 733; I. DEMUYNCK, l.c., in A.J.T.-dossier,II, dossier 1, Gent, Mys en Breesch, 1995, 8; E. DIRIX, l.c., in STORME, M. (ed.), Recht halen uit aansprakelijkheid, Gent, Mys en Breesch, 1993, 354; J. HERBOTS, l.c., in HERBOTS, J en PAUWELS, C. (ed.), Exoneratiebedingen, Brugge, Die Keure, 1993, 7, voetnoot; E. DIRIX, l.c., in STUYCK, J. en WYTINCK, P. (ed.), De nieuwe wet handelspraktijken : Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument, Brussel, Story Scientia, 1992, 308. Contra : P. WERY, l.c., J.T. 2003, 806. 100 P. WERY, l.c., J.T. 2003, 806; B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 63; S. STIJNS, D. VAN GERVEN en P. WERY, l.c., J.T. 1996, 733.

Page 19: ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW · 63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW 1LFRODV &DUHWWH Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. S. Stijns ,1/(,’,1* Het Belgisch

EXONERATIEBEDINGEN IN HET GEMEEN RECHT

����� ����� � �� � � ��� ������ ���������� ����� ���� ������� ��� 81

Cassatie haar achterhaalde rechtspraak zal verlaten, kan intussen wel een beroep gedaan worden op de voormelde instrumenten ter beperking van de toelaatbaarheid van dergelijke bedingen, behoudens het tweede instrument101. �������*HHQ�XLWKROOLQJ�YDQ�GH�RYHUHHQNRPVW� De rechtsleer en rechtspraak onderschrijven unaniem het principe dat een exoneratiebeding ongeoorloofd is indien hierdoor de overeenkomst wordt uitgehold102 . Is de rechtspraak en rechtsleer het eens over het principe, is dit geenszins het geval wat betreft de invulling van dit principe. Er dient opgemerkt te worden dat bij deze analyse het onderscheid tussen een verbintenis en een overeenkomst goed voor ogen dient gehouden te worden. Als we de cassatiearresten dienaangaande bekijken stellen we vast dat die enkel spreken over het ‘teniet doen van de aangegane verbintenis’ 103 of over het ‘voorwerp van de verbintenis vernietigen’ 104. De arresten schijnen dus slechts één voorwaarde voorop te stellen. Toch vinden we in veel rechtspraak en rechtsleer terug dat ieder nut of betekenis aan de overeenkomst moet ontnomen zijn en het lijkt dat alzo een tweede criterium wordt vooropgesteld105. Ten eerste is dit criterium o.i. niet

101 Zie wat betreft rechtsmisbruik E. MONTERO, l.c., in FONTAINE, M. en VINEY, G. (ed.), Les sanctions de l’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Bruylant, 2001, 419. 102 Brussel 25 maart 1997, A.J.T. 1997-98, 258, noot E. MORTIER; Luik 25 januari 1996, J.L.M.B. 1996, 520, noot P.H.; Antwerpen 7 maart 1995, R.W. 1995-96, 461; Antwerpen 10 mei 1994, R.H.A. 1995, 301; Luik 19 oktober 1993, T.B.H. 1994, 702, noot; Brussel 22 januari 1993, R.G.A.R. 1995, nr. 12.491; Cass. 27 september 1990, Arr. Cass. 1990-91, 88; Cass. 23 november 1987, Arr. Cass. 1987-88, 371; Bergen 13 februari 1985, J.T. 1986, 163; Cass. 25 september 1959, Arr. Cass. 1960, 86; S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1263; E. MONTERO, l.c., in FONTAINE, M. en VINEY, G. (ed.), Les sanctions de l’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Bruylant, 2001, 421; B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 63; A. VAN OEVELEN, l.c., in BILLIET, J., BRAECKMANS, H. en CASMAN, H., Postuniversitaire cyclus Willy Delva 1998-99. Overeenkomstenrecht, Antwerpen, Kluwer, 2000, 195; M. COIPEL, o.c., Diegem, Story-Scientia, 1999, 190; S. STIJNS, D. VAN GERVEN en P. WERY, l.c., J.T. 1996, 733; J. HERBOTS, l.c., in HERBOTS, J en PAUWELS, C. (ed.), Exoneratiebedingen, Brugge, Die Keure, 1993, 11; R. KRUITHOF, l.c., in X (ed.), In memoriam Jean Limpens, Antwerpen, Kluwer, 1987, 189; R. KRUITHOF, l.c., T.P.R. 1984, 280-281; L. CORNELIS, l.c., R.C.J.B. 1981, 207; Adv.-Gen. P. MAHAUX, conclusie bij Cass. 25 september 1959, Pas. 1960, I, 118. 103 Cass. 25 september 1959, Arr. Cass. 1960, 87. 104 Cass. 23 november 1987, Arr. Cass. 1987-88, 374; Cass. 27 september 1990, Arr. Cass. 1990-91, 91. 105 Zie bijvoorbeeld Antwerpen 7 maart 1995, R.W. 1995-96, 461; S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1263; A. VAN OEVELEN, l.c., in BILLIET, J., BRAECKMANS, H. en CASMAN, H., Postuniversitaire cyclus Willy Delva 1998-99. Overeenkomstenrecht, Antwerpen, Kluwer, 2000, 195; R. KRUITHOF, H. BOCKEN, F. DE LY en B. DE TEMMERMAN, l.c., T.P.R. 1994, 535;

Page 20: ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW · 63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW 1LFRODV &DUHWWH Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. S. Stijns ,1/(,’,1* Het Belgisch

NICOLAS CARETTE

����� ����� � �� � � ��� ������ ���������� ����� ���� ������� ���82

juist. Indien de exoneratie slechts een der wezenlijke verbintenissen betreft, zal niet alle nut of betekenis van de overeenkomst verdwijnen en toch zal de exoneratie niet geoorloofd zijn106. Ten tweede is dit o.i. geen criterium doch wel slechts een gevolg van het feit dat het voorwerp van een wezenlijke verbintenis wordt teniet gedaan. Indien het voorwerp van een wezenlijke verbintenis teniet wordt gedaan, zal de overeenkomst sowieso heel wat van haar nut of betekenis verliezen. Vaak verliest de vereenkomst niet alle nut of betekenis. Een dergelijke overeenkomst zal vaak toch nog enig nut opleveren, hoe gering het dan ook moge weze. Indien de aangehaalde rechtspraak en doctrine met dergelijke toevoeging louter het gevolg omschrijven, dan is dat dus in nogal wat gevallen te streng. Bovendien weze opgemerkt dat geen enkel cassatiearrest dergelijke voorwaarde vooropstelt. Veel preciezer is het derhalve te stellen dat de overeenkomst grotendeels of volledig haar nut en betekenis verliest. Navolging verdient dan ook de rechtsleer die voorhoudt dat een exoneratiebeding ongeoorloofd is zodra het betrekking heeft op een wezenlijke verbintenis107. Strikt gezien vereisen de aangehaalde cassatiearresten niet dat het gaat om een wezenlijke verbintenis. Toch lijkt het nodig dat het een wezenlijke verbintenis moet betreffen aangezien anders ingevolge deze geldigheidsvoorwaarde zo goed als elk exoneratiebeding ongeldig zou bevonden moeten worden. Wat zijn nu de wezenlijke verbintenissen van een overeenkomst? De rechter dient de overeenkomst te kwalificeren en na te gaan wat de essentiële verbintenissen ervan zijn en wat dus de harde kern, het contractueel minimum, is van de overeenkomst108. De rechter zal ook nagaan wat de partijen van mekaar mochten verwachten109. De verbintenissen die de harde kern van de overeenkomst vormen, zijn de essentiële verbintenissen. Verbintenissen dienen tevens als essentieel beschouwd te worden indien de contractspartijen zelf die

E. DIRIX, l.c., T.P.R. 1988, 1191; R. KRUITHOF, l.c., in X (ed.), In memoriam Jean Limpens, Antwerpen, Kluwer, 1987, 189, in initio; R. KRUITHOF, l.c., T.P.R. 1984, 281 en 282; 106 Cf. infra. 107 S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1264; E. MONTERO, l.c., in FONTAINE, M. en VINEY, G. (ed.), Les sanctions de l’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Bruylant, 2001, 421; B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligatons contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 64; M. COIPEL, o.c., Diegem, Story-Scientia, 1999, 191; S. STIJNS, D. VAN GERVEN en P. WERY, l.c., J.T. 1996, 734; J. HERBOTS, l.c., in HERBOTS, J en PAUWELS, C. (ed.), Exoneratiebedingen, Brugge, Die Keure, 1993, 11; E. DIRIX, l.c., T.P.R. 1988, 1191, nr. 23, tweede zin. 108 S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1264; E. MONTERO, l.c., in FONTAINE, M. en VINEY, G. (ed.), Les sanctions de l’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Bruylant, 2001, 422; B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 64-65; J. HERBOTS, l.c., in HERBOTS, J en PAUWELS, C. (ed.), Exoneratiebedingen, Brugge, Die Keure, 1993, 11; E. DIRIX, l.c., T.P.R. 1988, 1191. 109 E. DIRIX, l.c., T.P.R. 1988, 1191.

Page 21: ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW · 63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW 1LFRODV &DUHWWH Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. S. Stijns ,1/(,’,1* Het Belgisch

EXONERATIEBEDINGEN IN HET GEMEEN RECHT

����� ����� � �� � � ��� ������ ���������� ����� ���� ������� ��� 83

verbintenissen als essentieel beschouwden110. Indien de exoneratie een dergelijke verbintenis betreft, dan zal dat exoneratiebeding niet geldig zijn. Over de grondslag van deze geldigheidsvoorwaarde bestaat onenigheid. Ons lijkt de grondslag te zijn dat een exoneratiebeding dat betrekking heeft op een wezenlijke verbintenis, de obligatoire verhouding tussen de partijen te sterk verzwakt111. Een exoneratiebeding nopens een wezenlijke verbintenis, tast de essentie en het nut van de overeenkomst aan112 en is strijdig met de economie van de overeenkomst113. Een dergelijke uitholling en verzwakking van de overeenkomst is in strijd met de openbare orde114. Men kan zich immers niet tegelijk verbinden en bevrijden van elke aansprakelijkheid wegens een wanprestatie. Donner et retenir ne vaut115. Ook op dit stuk dient rekening gehouden te worden met de W.H.P.C. Inzonderheid is er het artikel 32, 11° W.H.P.C. dat bepaalt dat bedingen en voorwaarden of de combinaties van bedingen en voorwaarden die ertoe strekken de verkoper te ontslaan van zijn aansprakelijkheid voor zijn opzet, zijn grove schuld, of door die van zijn aangestelden of lasthebbers of voor het niet-uitvoeren van een verbintenis die een van de voornaamste prestaties van de overeenkomst vormt, onrechtmatig zijn. Zoals hoger vermeld, geldt deze verbodsbepaling enkel in overeenkomsten gesloten tussen een verkoper en een consument en slaat het verbod enkel op exoneratiebedingen die de aansprakelijkheid van de verkoper volledig uitsluiten. Ook hier geldt dat bij een exoneratiebeding dat de aansprakelijkheid van de verkoper slechts beperkt, desgevallend een beroep kan worden gedaan op de artikelen 31 § 1 en 32, 27° W.H.P.C. om dergelijk beding vooralsnog elke uitwerking te ontzeggen116. Indien, zoals hierboven wordt voorgesteld, als criterium voor de ongeldigheid van een exoneratiebeding wordt vooropgesteld dat de exoneratie betrekking moet hebben op een wezenlijke verbintenis, is er geen onderscheid meer tussen

110 B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 65, voetnoot 118. 111 E. MONTERO, l.c., in FONTAINE, M. en VINEY, G. (ed.), Les sanctions de l’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Bruylant, 2001, 421; B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 64; M. COIPEL, o.c., Diegem, Story-Scientia, 1999, 191. Vgl. J. DABIN, l.c., R.C.J.B. 1960, 20-21. 112 Rb. Brussel 13 mei 1986, R.G.A.R. 1987, nr. 11.231; Brussel 10 april 1986, Dr. Inform. 1986, 232, noot Y. POULLET; S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1264; M. COIPEL, o.c., Diegem, Story-Scientia, 1999, 191; S. STIJNS, D. VAN GERVEN en P. WERY, l.c., J.T. 1996, 734; R. KRUITHOF, l.c., in X (ed.), In memoriam Jean Limpens, Antwerpen, Kluwer, 1987, 189, in fine. 113 Vred. Antwerpen 18 januari 1993, R.W. 1993-94, 475; Luik 19 januari 1989, R.G.A.R. 1992, nr. 11.939; B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 63. 114 B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligations contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 64; S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1284; M. COIPEL, o.c., Diegem, Story-Scientia, 1999, 191. Vgl. J. DABIN, l.c., R.C.J.B. 1960, 20-21. 115 S. STIJNS, l.c., R.W. 2001-2002, 1263-1264; Adv.-Gen. SOENENS, conclusie bij Gent 28 februari 1929, B.J. 1929, 549. 116 2.2.2 B Exoneratie voor eigen zware fout is toegelaten.

Page 22: ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW · 63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW 1LFRODV &DUHWWH Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. S. Stijns ,1/(,’,1* Het Belgisch

NICOLAS CARETTE

����� ����� � �� � � ��� ������ ���������� ����� ���� ������� ���84

het gemeen recht en de W.H.P.C. Een wezenlijke verbintenis zal namelijk een verbintenis zijn die een van de voornaamste prestaties van de overeenkomst vormt. Artikel 32, 27° W.H.P.C. bepaalt dat bedingen en voorwaarden of de combinaties van bedingen en voorwaarden die ertoe strekken op ongepaste wijze de wettelijke rechten van de consument ten aanzien van de verkoper of een andere partij in geval van volledige of gedeeltelijke wanprestatie of van gebrekkige uitvoering door de verkoper van een van diens contractuele verplichtingen uit te sluiten of te beperken, onrechtmatig zijn. Deze bepaling gaat verder dan artikel 32, 11° W.H.P.C. aangezien hier niet vereist wordt dat het een essentiële verbintenis betreft117. Bovendien heeft deze bepaling zowel betrekking op exoneratiebedingen die de aansprakelijkheid volledig uitsluiten als op exoneratiebedingen die de aansprakelijkheid slechts beperken. ���%(6/8,7� Aangezien de gemeenrechtelijke aansprakelijkheidsregelen van suppletieve aard zijn, is een gehele of gedeeltelijke exoneratie van zijn aansprakelijkheid op grond van de beginselen van de wilsautonomie en de contractsvrijheid principieel geoorloofd. Exoneratiebedingen kunnen zowel de persoonlijke als de kwalitatieve aansprakelijkheid betreffen en kunnen zowel betrekking hebben op persoonlijke, lichamelijke schade als op zaakschade. De toelaatbaarheid van exoneratiebedingen nopens lichamelijke schade dient o.i. staande te blijven op basis van de wilsautonomie. In de gevallen waar de wilsautonomie niet ten volle kan spelen door de ongelijkheid der partijen, bestaat er een wettelijk verbod (of zou dit er eventueel moeten komen). De te volgen regel is dan ook dat een conventionele beperking (of uitsluiting) van het herstel van lichamelijke schade toegelaten is tenzij de wetgever er anders over beslist. Er zijn vier geldigheidsvoorwaarden : kennis en aanvaarding, geen strijdigheid met dwingend recht en geen strijdigheid met openbare orde en goede zeden, geen exoneratie voor eigen opzet en geen uitholling van de overeenkomst. O.i. kan de uitoefening van een LQ� DEVWUDFWR geldig exoneratiebeding in concreto rechtsmisbruik uitmaken. De sanctie hierop is dat aan de schuldenaar het recht wordt ontzegd om op dat beding een beroep te doen. Het exoneratiebeding mag geen betrekking hebben op bedrog van de schuldenaar. Bedrog moet o.i. begrepen worden als elke vrijwillige

117 P. WERY, l.c., J.T. 2003, 806; B. DUBUISSON, l.c., in WERY, P. (ed.), Les clauses applicables en cas d’ inexécution des obligatons contractuelles, Brussel, Die Keure, 2001, 63, voetnoot 110; I. DEMUYNCK, o.c., Universiteit Gent, 423; M. COIPEL, o.c., Diegem, Story-Scientia, 1999, 179.

Page 23: ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW · 63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW 1LFRODV &DUHWWH Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. S. Stijns ,1/(,’,1* Het Belgisch

EXONERATIEBEDINGEN IN HET GEMEEN RECHT

�� �! "�#�"$ % &�'( ) *�� +�,�-. */�0�0�-�1 /�0�0 2�*�' �3�3�4 !�. 85

wanprestatie, ongeacht het oogmerk. Exoneraties voor eigen zware fout zijn daarentegen wel toegelaten. Hoewel er geen eensgezindheid bestaat over het begrip zware fout, bestaat er tussen bedrog en zware fout een wezenlijk verschil wat betreft het intentioneel element. Wij zien geen noodzaak tot het verbieden van dergelijke exoneraties. De draagwijdte van de toelaatbaarheid van dergelijke exoneratiebedingen wordt namelijk sterk beperkt door vijf instrumenten, te weten de wijze waarop exoneratiebedingen worden geïnterpreteerd, de ruime definitie van bedrog, het verbod om de overeenkomst uit te hollen, de leer van rechtsmisbruik en ten slotte bestaan er een aantal wettelijke verboden. Wat betreft de wettelijke verboden dient aandacht geschonken te worden aan artikel 32, 11° W.H.P.C. en desgevallend aan artikel 32, 27° W.H.P.C. en de algemene toetsingsnorm vervat in artikel 31 W.H.P.C. Ook exoneratiebedingen voor zware fout of opzet van aangestelden of uitvoeringsagenten zijn geoorloofd. De toelaatbaarheid van exoneratiebedingen voor opzettelijke fout van een aangestelde of uitvoeringsagent kan niet goedgekeurd worden. Ten eerste, is een der uitgangspunten van het cassatiearrest van 25 september 1959 achterhaald door latere cassatierechtspraak waar de quasi-immuniteit der hulppersonen wordt gehuldigd. Ten tweede, is dergelijke zienswijze onverenigbaar met de vertegenwoordigingsgedachte. Ten derde, is het niet wenselijk dat de schuldeiser in een minder gunstige rechtspositie geplaatst wordt omdat de schuldenaar een beroep doet op aangestelden of uitvoeringsagenten. De toelaatbaarheid van exoneratiebedingen voor zware fouten van aangestelden of uitvoeringsagenten kan daarentegen eerder bijgetreden worden. Ten eerste, is hier geen strijdigheid met de vertegenwoordigingsgedachte. Ten tweede, heeft deze toelaatbaarheid niet tot gevolg dat de schuldeiser in een minder gunstige rechtspositie geplaatst wordt omdat de schuldenaar een beroep doet op aangestelden of uitvoeringsagenten. Ten derde, heeft het cassatiearrest van 7 december 1973 weliswaar nog steeds tot gevolg dat bij zware fout (die niet vreemd is aan de uitvoering van de overeenkomst) van de aangestelde of uitvoeringsagent, noch de aangestelde of uitvoeringsagent zelf (quasi-immuniteit van de hulppersoon), noch zijn opdrachtgever of lasthebber (toelaatbaarheid van exoneratiebedingen voor zware fout van een aangestelde of uitvoeringsagent) aansprakelijk gesteld kunnen worden. Toch, indien de schuldenaar zich geldig kan exonereren voor zijn eigen zware fout, kan hij zich a fortiori exonereren voor de zware fout van zijn aangestelde of uitvoeringsagent. Bovendien gelden ook hier de vijf instrumenten ter beperking van de draagwijdte van de toelaatbaarheid van exoneratiebedingen voor eigen zware fout. Ook hier dient aandacht geschonken te worden aan de beperkingen aangebracht door artikel 32, 11° W.H.P.C. en desgevallend door artikel 32, 27° W.H.P.C. en de algemene toetsingsnorm vervat in artikel 31 W.H.P.C.

Page 24: ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW · 63 ([RQHUDWLHEHGLQJHQ LQ KHW JHPHHQ UHFKW 1LFRODV &DUHWWH Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. S. Stijns ,1/(,’,1* Het Belgisch

NICOLAS CARETTE

�� �! "�#�"$ % &�'( ) *�� +�,�-. */�0�0�-�1 /�0�0 2�*�' �3�3�4 !�.86

Een exoneratiebeding mag de overeenkomst niet uithollen. Dit is het geval indien het exoneratiebeding betrekking heeft op een wezenlijke verbintenis. Het criterium dat veel rechtspraak en rechtsleer lijkt toe te voegen, namelijk dat ieder nut of betekenis aan de overeenkomst moet ontnomen zijn, lijkt ons niet enkel fout en te streng, het is bovendien niet eens een criterium doch slechts een gevolg. De grondslag van dit geldigheidsvereiste lijkt o.i. te zijn dat een dergelijke uitholling en verzwakking van de overeenkomst in strijd is met de openbare orde. Ook hier dient gelet te worden op artikel 32, 11° W.H.P.C. maar vooral moet aandacht geschonken worden aan artikel 32, 27° W.H.P.C. dat niet vereist dat het exoneratiebeding betrekking heeft op een wezenlijke verbintenis.