Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

28
Decentralisatie van de jeugdzorg De Rotterdamse ontwikkelagenda 2012-2015

description

Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015

Transcript of Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

Page 1: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

Decentralisatievan de jeugdzorg

De Rotterdamse ontwikkelagenda 2012-2015

Page 2: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg
Page 3: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

3 Decentralisatie van de jeugdzorg

Inhoudopgave

1. Waarom een Rotterdamse ontwikkelagenda? 4 1.1 Relatie tot lopende initiatieven 4 1.2 Status en inhoud ontwikkelagenda 5 1.3 Vervolg 5

2. Decentralisatie van de jeugdzorg: waar hebben we het over 6 2.1 Inhoud van de decentralisatie 6 2.2 Transitie en transformatie 7

3. De Rotterdamse visie 9 3.1 Inhoud 9 3.2 Proces 10 3.3 Ambities 11

4. De Rotterdamse agenda 12 4.1 Bouwstenen voor de Rotterdamse ontwikkelagenda 12 4.2 De opbouw van de Rotterdamse ontwikkelagenda 12 4.3 De Rotterdamse ontwikkelopgaven 13 4.3.1 Sterke basis: versterken van de opvoedomgeving van kind en gezin 13 4.3.2 Professionals aan zet: versterken van de uitvoering 14 4.3.3 Sturen op zorg voor de jeugd: versterken van partnerschap, verantwoordelijkheid en resultaat 15 4.3.4 Overige onderwerpen die nadere uitwerking behoeven 16 4.4 Samenwerking 17 4.5 Proeftuinen 17 4.6 Gebiedsgericht organiseren 18

5. Planning en monitoring uitvoering 19 5.1 Planning 19 5.1.1 2012: verdere ontwikkeling en beïnvloeding 19 5.1.2 2013: nadere uitwerking, experimenten, besluitvorming en implementatie 19 5.1.3 2014: afronding implementatie en start uitvoering 19 5.1.4 Landelijke en lokale planning 20 5.2 Zicht houden op de uitvoering 21 5.3 Beïnvloeding landelijk voorstellen 21

Bijlage 1 Overzicht budgetten huidig stelsel 22Bijlage 2 Visie. Een gedeelde basis voor opvoeden en zorg voor jeugd 23

Page 4: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

4 Decentralisatie van de jeugdzorg

1. Waarom een Rotterdamse ontwikkelagenda?

In het regeerakkoord van het kabinet Rutte is een stelselwijziging in de zorg voor jeugd afgesproken. Eind 2011 heeft het kabinet duidelijkheid gegeven over zijn plannen om de verantwoordelijkheid voor de volledige jeugdzorg over te dragen aan gemeenten. Deze operatie wordt de decentralisatie jeugdzorg genoemd. Per 1 januari 2015 gaan in één keer alle taken en verantwoordelijkheden naar de gemeenten over. Het gaat om taken waarvoor nu het Rijk en de provincie (in ons geval de stadsregio Rotterdam) verantwoordelijk zijn. Via deze operatie zal de jeugdzorg effectiever en efficiënter moeten worden. In deze Rotterdamse ontwikkelagenda 2012-2015 geven we aan wat de decentralisatie jeugdzorg voor Rotterdam betekent, welke inhoudelijke vraagstukken daaruit voortvloeien en hoe we die de komende periode oppakken.

Uit Beleidsbrief stelselwijziging jeugd “Geen kind buiten spel’ dd. 8 november 2011.Onze ambitie is dat alle kinderen gezond en veilig opgroeien, hun talenten ontwikkelen en naar vermogen meedoen. De ouders zijn hiervoor eerst verantwoordelijk. De overheid komt in beeld als dit niet vanzelf gaat. Dan moet het jeugdstelsel snel, goed en op maat functioneren: „Geen kind buiten spel!‛‛

Het stelsel moet eenvoudiger en een integrale aanpak van problemen bevorderen. Ouders, kinderen en andere opvoeders moeten gemakkelijker ergens terechtkunnen met hun vragen over opgroeien en opvoeden. De hoofddoelen van de stelselwijziging zijn dan ook eerdere ondersteuning en zorg op maat en betere samenwerking rond jeugdigen en gezinnen.

In het regeerakkoord is daartoe een decentralisatie van alle ondersteuning en zorg voor jeugd naar gemeenten afgesproken. Zowel bestuurlijk als financieel. Gemeenten zijn op deze wijze in staat om integraal beleid te ontwikkelen en maatwerk te bieden, afgestemd op de lokale en individuele situatie.

De decentralisatie helpt om onze ambitie zoals verwoord in Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst te realiseren. De decentralisatie biedt kansen om meer kinderen in Rotterdam op te laten groeien in een kansrijk en veilig thuis. Met de acties uit Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst willen we de beweging afmaken waarmee Rotterdam een aantal jaar geleden is gestart. De decentralisatie van de jeugdzorg biedt de mogelijkheid de zorg en ondersteuning van jeugdigen en hun gezinnen verder te verbeteren.

In dit hoofdstuk gaan we in op de wijze hoe de Rotterdamse ontwikkelagenda 2012-2015 zich verhoudt tot al lopende activiteiten en wat de status en inhoud is.

1.1 Relatie tot lopende initiatievenHet Rotterdamse beleid voor de zorg voor jeugd is recent vastgelegd in het programma Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst dat loopt gedurende de periode 2011-2015. Dit programma blijft van kracht. De ambities vanuit Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst en de decentralisatie jeugdzorg zijn zo met elkaar verbonden dat wij deze vanaf 2012 in gezamenlijkheid oppakken.

De stad Rotterdam is in het huidige stelsel verantwoordelijk voor de jeugdgezondheidszorg en het preventieve jeugdbeleid. De stadsregio Rotterdam heeft in het huidige stelsel de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg waarvoor een indicatie nodig is (via Bureau Jeugdzorg). In het nieuwe stelsel worden deze verantwoordelijkheden gedecentraliseerd naar de gemeenten. Voor enkele taken – jeugdbescherming en jeugdreclassering – geldt de verplichting dat deze bovenlokaal (in samenwerking met andere gemeenten in de regio) worden opgepakt.

In de afgelopen maanden is door de gemeenten uit de regio Rotterdam-Rijnmond gediscussieerd over de decentralisatie van de jeugdzorg. Wat komt er op ons af? Hoe kunnen we hier het beste mee omgaan? Wat zijn de belangrijkste vraagstukken die om een oplossing vragen? Alhoewel de jeugdzorg een gemeentelijke verantwoordelijk wordt, hebben alle gemeenten uit de regio Rotterdam-Rijnmond ervoor gekozen om bepaalde

Page 5: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

5 Decentralisatie van de jeugdzorg

decentralisatieopgaven gezamenlijk op te pakken. Samenwerking bij de ontwikkeling - en mogelijk ook bij de uitvoering - heeft een aantal voordelen, zoals schaalvoordelen bij inkoop van zorg, opbouw van expertise, meer flexibiliteit en een eenduidige werkwijze van diagnosestelling en toeleiding tot zorg.

De discussie met de 19 wethouders jeugd van de gemeenten uit de regio Rotterdam-Rijnmond heeft geresulteerd in het Programmaplan Decentralisatie Jeugdzorg - Samenwerkende gemeenten in de regio Rotterdam 2012-2015. De wethouders jeugd hebben daarin afgesproken welke opgaven we in regionaal verband ontwikkelen en welke opgaven vooral lokaal door de individuele gemeenten uitgewerkt worden. Het gezamenlijke Programmaplan betekent dat een aantal opgaven in gezamenlijkheid geanalyseerd, ontwikkeld en verdiept wordt. Uiteraard vindt besluitvorming in de afzonderlijke gemeenten plaats. Deze ontwikkelagenda is de Rotterdamse vertaling van het regionale programmaplan, waarin tevens de verbinding is gelegd met lopende acties uit het programma Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst.

1.2 Status en inhoud ontwikkelagendaWe hebben met die acties uit Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst al goed geanticipeerd op de decentralisatie van de jeugdzorg. Het kabinet heeft in haar beleidsbrief Geen kind buiten spel van 8 november 2011 een eerste uitwerking van vorm en inhoud van de decentralisatie gegeven. De voorliggende ontwikkelagenda geeft inzicht in de specifieke Rotterdamse opgaven door de decentralisatie van de jeugdzorg. We spreken over een ontwikkelagenda, omdat de opgaven (op dit moment) niet vanzelfsprekend te vertalen zijn in een eenduidig uitvoeringsplan met onderliggende acties, structuren en resultaten. Het nieuwe stelsel biedt ruimte voor vernieuwing en innovatie: in structuur, proces, inhoud en werkwijze. Dit kan niet (alleen) achter de tekentafel gecreëerd worden. De manier waarop Rotterdam samen met haar partners werkt aan de ontwikkeling van de

jeugdzorg, bepaalt in belangrijke mate de kleuring van het uiteindelijke resultaat. Dat betekent: nieuwe manieren van samenwerken en nieuwe verhoudingen met bestaande en nieuwe partners tot stand brengen. We realiseren ons dat dit vraagt om het doorbreken van bepaalde bestaande patronen. Als Rotterdam in staat is om het proces ter voorbereiding op de stelselherziening op een andere manier vorm te geven, dan leidt dit ook tot vernieuwing in de resultaten die we willen bereiken. Het is daarmee een illusie om nu te zeggen dat we alle acties en activiteiten overzien. Het gaat er bovenal om dat in de praktijk geëxperimenteerd en samengewerkt wordt aan de opgaven waarvoor we staan. De gemeente heeft hierin een stevige faciliterende, aanjagende, kaderstellende en stimulerende rol, maar we zijn daarbij ook afhankelijk van onze partners: de maatschappelijke organisaties (breed: zorg en welzijn), het onderwijs, de grote diversiteit aan professionals en niet te vergeten de kinderen, jongeren en gezinnen zelf.

1.3 VervolgOndanks het feit dat de opgaven in ontwikkeling zijn en nadere uitwerking vragen, hechten we er aan om nu al inzicht te geven in de opgaven waar Rotterdam voor staat. Deze opgaven geven de richting aan waarin de ontwikkeling moet plaatsvinden. Van vrijblijvendheid is geen sprake. In hoofdstuk 3 zijn de ambities geformuleerd die het eindperspectief weergeven. In 2012 zal de koers voortdurend getoetst worden aan de ambities en activiteiten van deze Rotterdamse ontwikkelagenda 2012-2015. Wijken we van onze ambities, opgaven, activiteiten en plannen af, of passen we deze aan, dan informeren we daarover de gemeenteraad.

Eind 2012 publiceert het kabinet het wetsvoorstel. Op basis hiervan brengen we begin 2013 de consequenties in kaart. Begin 2013 stellen we op basis van de uitwerking van de ontwikkelopgaven, de stand van zaken rond de voorbereidingen en de actualiteit van het wetgevingspro-ces een implementatieplan op. Het implementatieplan dient als spoorboekje voor 2013 en 2014.

Page 6: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

6 Decentralisatie van de jeugdzorg

2. Decentralisatie van de jeugdzorg: waar hebben we het over?

2.1 Inhoud van de decentralisatie

In 4 jaar: 50% meer kinderen in de GGZ. Vraag naar jeugdzorg stijgt 10% per jaar. Eén op de 11 leerlingen is nu zorgleerling. Rugzakjes in 3 jaar verdubbeld tot 30.000. ZMOK (zeer moeilijk opvoedbare kinderen)groeit het hardst: 71% in zes jaar.1

Er lijkt een paradox te bestaan in Nederland: met de meeste kinderen gaat het goed, maar tegelijkertijd heeft één op de zeven kinderen een indicatie voor specialistische zorg of speciaal onderwijs. Uit de vele analyses die de afgelopen jaren zijn gemaakt blijkt dat kansen voor kinderen en jongeren vergroot kunnen worden wanneer aansluiting wordt gezocht bij hun eigen leefsituatie. Het huidige stelsel voor jeugdzorg belemmert het bieden van integrale zorg aan kinderen en gezinnen door de verkokerde financieringsstromen en aansturing. Dit maakt dat het binnen het huidige stelsel niet mogelijk is de kanteling te maken die overal als urgent ervaren wordt: minder beroep op intensieve zorg door het versterken van de eigen kracht en van preventie en het bieden van integrale zorg. Met als resultaat een betere leefsituatie voor kind, jongere en het gezin.

Het kabinet heeft aangekondigd alle taken op het gebied van de jeugdzorg over te hevelen naar gemeenten. Op 30 september 2011 en 8 november 2011 hebben de staats-secretarissen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Veiligheid en Justitie (Transitiebrief stelselwijziging zorg voor de jeugd en Beleidsbrief Stelselwijziging Jeugd ‘Geen kind buiten spel’) de Tweede Kamer geïnformeerd over de aanpak van de decentralisatie van de jeugdzorg. De transitie van het huidige naar het nieuwe stelsel moet afgerond zijn per 1 januari 2015. Dit betekent dat alle Nederlandse gemeenten drie jaar de tijd hebben om deze ingrijpende operatie voor te bereiden.

Naast het algemene jeugdbeleid voeren gemeenten nu al enkele taken uit: jeugdgezondheidszorg en preventief jeugdbeleid met taken als informatie en advies, signale-ring, licht ambulante ondersteuning en hulpverlening en toeleiding naar en coördinatie van zorg.

De decentralisatie leidt er toe dat in 2015 hierbij de verantwoordelijkheid wordt toegevoegd over de taken waarvoor nu de stadsregio Rotterdam verantwoordelijk is:

toegang tot de geïndiceerde jeugdzorg •(Bureau Jeugdzorg)ambulante jeugdzorg •open residentiële jeugdzorg •pleegzorg •Advies- en Meldpunt Kindermishandeling •crisishulp •kindertelefoon •jeugdreclassering •en jeugdbescherming. •

Ook zal de jeugdzorg die nu op landelijke niveau wordt uitgevoerd naar Rotterdam worden gedecentraliseerd. Het gaat dan om:

jeugdzorg plus (voorheen gesloten jeugdzorg, vanuit •het Rijk)zorg voor jeugd met psychiatrische of psychosociale •klachten (jeugd-ggz via Zorgverzekeringswet, Persoonsgebonden budget, Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, AWBZ)zorg voor jeugd met een lichte verstandelijke •handicap (jeugd-lvg via de AWBZ).

In totaal is er in Nederland met deze decentralisatie een budget van ruim 3 miljard euro gemoeid. In bijlage 1 is een globaal overzicht opgenomen van de verschillende onderdelen van jeugdzorg en de daarbij behorende huidige landelijke budgetten.

Op 1 januari 2015 moet de decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten een feit zijn.

1 Conservatieve schattingen. Cijfers t/m 2007. Bronnen: SCP 2009 ; De Graaf e.a. 2005, CVZ & Prismant 2004; Rouvoet 2007, 2008; www.cijfers.minocw.nl

Page 7: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

7 Decentralisatie van de jeugdzorg

Met het nieuwe stelsel wil het kabinet de volgende tekortkomingen aanpakken:

te grote druk op gespecialiseerde zorg •tekortschietende samenwerking rond kinderen en •gezinnenafwijkend gedrag wordt niet onnodig gemedicaliseerd •het kostenopdrijvend effect als afgeleide van deze •knelpunten.

Het nieuwe stelsel moet eerder ondersteuning en zorg op maat bieden én een betere samenwerking rond gezinnen. De decentralisatie naar gemeenten, ontkokering en de bundeling van geldstromen moet hieraan bijdragen. Naast betere zorg, wil het kabinet ook efficiëntere zorg (bezuini-ging van 300 miljoen euro). Ten slotte wil het kabinet dat elke gemeente een herkenbare en laagdrempelige plek heeft van waaruit een aantal basisfuncties van ondersteu-ning en zorg wordt aangeboden. Het Centrum voor Jeugd en Gezin ziet het kabinet als frontoffice voor zorg voor jeugdigen en ouders.

In de Bestuurlijke afspraken 2011–2015 (Rijk, VNG en IPO) is afgesproken dat met de decentralisatie niet alleen een verplaatsing van de verantwoordelijkheden wordt beoogd, maar ook een andere manier van werken:

‘Het gaat niet alleen om het verleggen van verantwoordelijkheid maar vooral ook om een nieuwe opbouw van een inhoudelijk fundament van de ondersteuning en zorg voor jeugdigen en/of hun opvoeders binnen hun sociale context met waar nodig een integrale aanpak van de problematiek. Het systeem kan veel simpeler en moet prikkels bevatten om de nadruk te leggen op (collectieve) preventie en ondersteuning in een vroegtijdig stadium. Het is een uitdaging aansluiting te zoeken bij de mogelijkheden en de kracht van jeugdigen en hun opvoeders en deze te helpen versterken. Dit betekent dus een andere werkwijze van alle betrokken partijen.’

De Bestuurlijke afspraken geven aan dat er rekening moet worden gehouden met de samenhang tussen de drie decentralisaties (decentralisatie begeleiding vanuit de AWBZ naar de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, Wet Werken naar Vermogen en decentralisatie jeugdzorg) en ontwikkeling rond het passend onderwijs. Daar zal waar nodig en wenselijk ook in de Rotterdamse ontwikkelagenda 2012-2015 terdege rekening mee worden gehouden, omdat dit veel kansen biedt voor integrale zorg die optimaal is afgestemd op de behoeften van het kind.

2.2 Transitie en transformatieDecentraliseren betekent dat bevoegdheden en taken (inclusief het formuleren van beleid en het uitvoeren ervan) die eerst onder de verantwoordelijkheid van het Rijk vielen, nu naar het provinciale of lokale niveau of van het provinciale naar het lokale niveau worden verplaatst.De decentralisatie van de jeugdzorg omvat enerzijds een complexe overgang van verantwoordelijkheden en financiën van Rijk, provincie, gemeentelijke samenwerkingsverbanden, zorgverzekeraars naar de gemeenten en anderzijds een verandering in de inhoudelijke werkwijze van instellingen en professionals.De verwachting is dat hierdoor een betere, effectievere en efficiëntere inzet van mensen en middelen mogelijk is.

Gezien deze twee doelen is het nuttig om de decentralisatie niet als een geheel te bekijken en uit te voeren maar daar verschillende stadia in te onderscheiden. In de stelselwijziging van de jeugdzorg spelen drie soorten vraagstukken een rol:

het • stelsel: onder andere afspraken tussen bestuurslagen, budgetverdeling(systemen), wet- en regelgeving, besturing en toezichtde • organisatie: onder andere effecten, strategie, sturing, interactie, inkoop en verantwoordingde • uitvoering: onder andere competenties, werkwijze, dienstverlening, interactie met burger/cliënt.

Page 8: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

8 Decentralisatie van de jeugdzorg

Om op een goede manier invulling te geven aan bovenstaande vraagstukken is het van belang om twee soorten processen te onderscheiden: transitie en transformatie.

Het transitieproces (vooral de structuur) betreft de periode van het veranderen van het huidige stelsel: de regels, wetten, financiële verhoudingen en dergelijke, die het mogelijk moeten maken om tot de jeugdzorg nieuwe stijl te kunnen komen. Dit heeft directe impact op de organisatie van de uitvoering, omdat meestal

verantwoordelijkheden van de betrokken partijen wijzigen, evenals de financieringsstromen.

Het transformatieproces (vooral het handelen en de cultuur) is gericht op het realiseren van de beoogde inhoudelijke effecten van de stelselwijziging: ander gedrag van professionals en burgers, andere cultuur bij instellingen en professionals, andere werkwijzen en vooral ook het anders met elkaar omgaan tussen burgers, professionals, instellingen en gemeenten. Het is een veranderingsproces dat in gang gezet wordt.

Schema 1: transitie en transformatie

Stelsel

Organisatie

Uitvoering

Transitie

Transformatie

Transitie: de overgang van •verantwoordelijkheden

Transformatie: opnieuw inrichten van •processen, nieuwe verhoudingen

De transitie vormt de koppeling tussen stelsel en organisatie: kaders, wetten, regelgeving, instrumenten. Transformatie vormt de koppeling tussen organisatie (gemeente, instellingen) en uitvoering (professionals, burgers, wijk): gedrag, houding, cultuur, werkwijzen.

Het transitieproces genereert prikkels die invloed hebben op de invulling van het transformatieproces. Het transformatieproces genereert input (‘wat werkt wel en wat werkt niet in de praktijk’) voor het transitieproces.

Een effectieve transformatie richt zich op vier opgaven:visievorming: • Wat willen we bereiken? (ook in termen van (kwantitatief) effect)vormgeving van een nieuw lokaal samenspel: •Met welke partijen en in welke vormen?het samenstellen van een nieuw aanbod: •Met welke aanbod?en de implementatie van een nieuwe werkwijze: •Op welke manier?

We moeten van alle vier de opgaven een goed beeld hebben en weten waar we naar toe willen werken. Het

onderscheid maakt het mogelijk om de verhoudingen scherp in beeld te krijgen en de verantwoordelijkheden duidelijk bij de betrokken partijen te positioneren.

De decentralisatie jeugdzorg is bij uitstek een proces waar transitie en transformatie hand in hand gaan. Vernieuwing kan alleen ontstaan als er in de dagelijkse praktijk ruimte is om te experimenteren. Experimenteren betekent ruimte aan de professional en in de kracht zetten van de burger (kind, jongere, gezin). Een gedicteerd proces van A naar B, past daar in deze fase van het proces nog niet bij. Wel een heldere stip op de horizon. Later volgen de concrete stappen. Door het proces open in te gaan, ontstaat er ruimte voor nieuwe manieren van samenwerken en kunnen nieuwe verhoudingen met bestaande en nieuwe partners tot stand gebracht worden.

Begin 2013 stellen we op basis van de uitwerking van de ontwikkelopgaven, de stand van zaken rond de voorbereidingen en de actualiteit van het wetgevingsproces een implementatieplan op. Dan komen transitie en transformatie weer nadrukkelijk samen: we weten wat we willen en hoe we dat willen organiseren.

Page 9: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

9 Decentralisatie van de jeugdzorg

3. De Rotterdamse visie

3.1 Inhoud Elke kind en elke jongere is uniek en ontwikkelt zich in zijn eigen tempo. Het kind/de jongere staat centraal in de opvoeding. Een kind hoeft niet perfect te zijn: ieder heeft eigenschappen die sterk en minder sterk ontwikkeld zijn. Het is een brede maatschappelijke verantwoordelijkheid om een positief opvoedingsklimaat te scheppen waarin kinderen en jongeren positief worden gestimuleerd. Kinderen ontwikkelen zich binnen de capaciteiten die zij hebben, soms begrensd door een handicap of een stoornis. De behoeften en mogelijkheden van elk individueel kind/jongere vormen de basis voor het handelen tijdens de opvoeding. Uitgangspunt daarbij is dat ouders, die het meest vertrouwd zijn voor het kind, deze behoeften herkennen en er naar handelen.

In samenspraak met instellingen en professionals die bij jeugd betrokken zijn, is een vijftal uitgangspunten opgesteld die de leidraad vormen voor het handelen van professionals:

1 Elk kind en elke jongere is uniek en ontwikkelt zich in zijn eigen tempo. Het kind staat centraal in de opvoeding.

2 Ouders zijn allereerst zelf verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen. Ouders willen in principe het beste voor hun kind.

3 Opvoeden is een uitdaging voor alle ouders, waarbij zij soms tegen vragen of problemen aanlopen. De gemeente biedt laagdrempelige en toegankelijke faciliteiten voor hulp bij opvoed- en opgroeivragen.

4 Soms is er specifiekere hulp nodig bij het opvoeden of opgroeien. Deze hulp richt zich op het kind én op het versterken van de kracht van de ouders en de sociale omgeving.

5 Hulp bij het opvoeden duurt zo lang als nodig is en als de veiligheid van het kind of de jongere in gevaar is, nemen we onze verantwoordelijkheid.

In bijlage 2 is de toelichtende tekst bij deze vijf uitgangspunten opgenomen.

Ouders lopen bij het opvoeden soms tegen vragen of problemen aan. We willen een situatie creëren waarin ouders hun vragen durven te stellen in - allereerst -

hun eigen sociale context. Als het nodig is, kunnen zij hiervoor ook terecht bij professionals. Datzelfde geldt voor jongeren. We streven ernaar dat ondersteuning bij het opvoeden en opgroeien voor iedereen dichtbij en eenvoudig beschikbaar. Het (lokale) Centrum voor Jeugd en Gezin vervult hierin een centrale rol evenals het aanbieden van toegankelijke digitale informatie. Als er specifieke hulp nodig is bij het opvoeden of opgroeien, richt deze hulp zich op het kind en op het versterken van de kracht van de ouders en de sociale omgeving. Ouders voeren zelf de regie over de hulp en zorg die hen wordt aangeboden en zorgen voor coördinatie. Als ouders dit niet kunnen of de veiligheid van het kind of de jongere is in het geding, wordt een goede coördinatie van de hulp alsnog gewaarborgd. Eén gezin, één plan, één regisseur is altijd het uitgangspunt.

Het uitgangspunt is dat hulp bij het opvoeden en opgroeien een tijdelijk karakter heeft. Hulp is zo intensief als nodig en duurt zo lang als nodig. Hulp wordt zoveel mogelijk dichtbij georganiseerd en in verbinding met lokale voorzieningen.Sommige kinderen of gezinnen hebben langdurig hulp of begeleiding nodig. Dat kan komen door de aard van de problematiek, maar ook omdat de opvoedingskracht in sommige gezinnen langdurig tekort schiet. Hulp wordt in deze situaties gewaarborgd. Deze hulp moet soms intensief zijn, maar kan ook bestaan uit een continue vorm van lichte ondersteuning.

Als ouders de verantwoordelijkheid voor de opvoeding niet meer kunnen dragen en de veiligheid van het kind in het geding is, nemen we onze verantwoordelijkheid. Ook in deze situaties blijven we erop inzetten dat ouders de verantwoordelijkheid voor de opvoeding weer opnieuw kunnen oppakken, waar nodig met hulp.

Deze visie staat uiteraard niet geïsoleerd, maar past in en bij onze visie op de eigen kracht, zelfredzaamheid en participatie van onze bewoners in onze samenleving. Ook de veranderingen vanuit de andere decentralisaties die op het programma staan, maken daar onderdeel vanuit, zoals de decentralisatie van de begeleiding uit de AWBZ, de wet Werken naar Vermogen en het passend onderwijs.

Page 10: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

10 Decentralisatie van de jeugdzorg

Al deze veranderingen geven ons lokaal de kans een verbetering aan te brengen in de huidige werkwijze: van aanbod- en systeemgerichte hulp en zorg naar samenhang in de directe leefomgeving en dus een betere ondersteuning en zorg voor jeugdigen en hun ouders.

Als we weer specifiek kijken naar de organisatie van de zorg voor de jeugd hanteren we de volgende driedeling. Deze driedeling van Tom van Yperen cs. die in opdracht van het Nederlands Jeugdinstituut is uitgewerkt, vormt de basis voor onze inrichting van het jeugdzorgstelsel.

1 Opvoeding versterken Dit onderdeel van de zorgstructuur is beschikbaar voor iedereen. Het biedt preventie, opvoedingsondersteuning en jeugdgezondheidszorg. Waar nodig wordt intensievere hulp ingeroepen en wordt dit gecoördineerd. Ook worden informele steun en sociale netwerken geholpen zich te organiseren.

2 Versterking ondersteunen Als intensievere ondersteuning nodig is, biedt een professional aan ouders deze ondersteuning aan. Deze hulp komt zoveel mogelijk naar de jeugdige en de opvoeders toe. Het Centrum voor Jeugd en Gezin en de Zorgadviesteams zijn belangrijke schakelpunten voor de inzet van deze extra ondersteuning.

3 Opvoeding overnemen De hulp vanuit dit onderdeel doorbreekt in sterke mate de oorspronkelijke opvoedingscontext en wordt alleen waar nodig ingezet. Het betreft hulpverlening in het kader van jeugdbescherming of reclassering, gesloten opnames, plaatsing op een aparte onderwijsplek en dergelijke.

De drie schillen zijn nauw met elkaar verbonden. De jeugdige en het gezin kunnen ondersteuning nodig hebben uit alle drie. Het gaat erom de benodigde jeugdzorg snel, dichtbij en samenhangend te organiseren.

3.2 Proces Eén van de belangrijkste opgaven in Rotterdam is om de beoogde verandering in de dagelijkse praktijk te laten slagen. Het moet zichtbaar worden dat investeren in preventie en meer focus op de eigen kracht van kind, jongere en gezin ook daadwerkelijk leidt tot betere, effectievere en efficiëntere zorg. Geen verandering op papier, maar een transformatie in de praktijk. Dat betekent niet alleen een andere structuur, maar bovenal een andere werkwijze van professionals.

Rotterdam gaat daarom ook aan de slag met de vier thema’s van een effectieve transformatie:

visievorming •vormgeving van een nieuw lokaal samenspel •het samenstellen van een nieuw aanbod •en de implementatie van een nieuwe werkwijze •

Voor Rotterdam betekent dit ook dat de visie op de effecten die we beogen voor de jeugd, in samenhang zijn gebracht met de ontwikkelingen rond het passend onderwijs en de andere decentralisaties zoals wet Werken naar Vermogen en de extramurale begeleiding uit de AWBZ.

Centraal staat dat zo dicht mogelijk bij de leefsituatie preventieve activiteiten worden ontplooid die het opvoed- en leefklimaat van kinderen en jongeren versterken en hen ondersteunen en stimuleren in hun ontwikkeling. De directe sociale leefomgeving van kinderen en jongeren (gezin, school, clubs) blijft het belangrijkste om veilig en gezond te kunnen opgroeien. Er wordt goed gekeken naar welke versterkende en ondersteunende activiteiten in die directe sociale leefomgeving nodig zijn, om het beroep op extra specialistische zorg te kunnen verminderen.

Schema 2: de opbouw van stelsel voor zorg voor de jeugd

jeugdige

Sociale context / leefomgeving (gezin, school, buurt)

Laagdrempelige intensievere hulp(binnen eigen omgeving)

Gespecialiseerde (vrijwillig/gedwongen) hulp ((tijdelijk) buiten eigen leefomgeving).

Page 11: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

11 Decentralisatie van de jeugdzorg

Deze inhoudelijke verandering vereist nadrukkelijk een ander en nieuw samenspel tussen alle betrokken instellingen en samenwerkingsverbanden in de directe leefomgeving van kinderen, jongeren en hun ouders. Hoe zorgen we ervoor dat de eigen kracht van gezinnen en de sociale omgeving benut en versterkt kan worden? Dit heeft directe gevolgen voor de rol van de gemeente als opdrachtgever en regisseur. De gemeente kan ervoor zorgen dat het aanbod van activiteiten en voorzieningen nauw op die doelstelling aansluit: minder aanbodgericht en meer gericht op versterking van de directe sociale context in de leefomgeving. Voor Rotterdam betekent dit ook dat we sterk inzetten op het gebiedsgericht organiseren, juist ook om tot een integraal aanbod te komen dat domeinen overstijgt en vooral zorgt voor samenhang gericht op wat er in een wijk of buurt nodig is en aan sociale structuren aanwezig is. Voor professionals c.q. beroepskrachten zoals leraren die met kinderen en jongeren te maken hebben, brengt dat veranderingen met zich mee. In samenspraak met ouders en andere professionals vragen we van hen integraal te bekijken wat nodig kan zijn als signalen zichtbaar worden die ondersteuning of ingrijpen noodzakelijk maken. Daarvoor zijn soms nieuwe instrumenten en werkwijzen nodig en moeten we de gewenste competenties van professionals in beeld hebben.

3.3 Ambities

Ambitie Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst: ‘Meer kinderen in Rotterdam groeien op in een kansrijk en veilig thuis.’

Deze ambitie is het uitgangspunt van Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst. Ook voor deze ontwikkelagenda is dit de belangrijkste inhoudelijke doelstelling. Daarnaast is er in deze ontwikkelagenda een aantal ambities van meer procesmatige aard, die naast gewenste inhoudelijke effecten betrekking hebben op de wijze van handelen. Leidend is het uitgangspunt:

‘Zelfredzaam waar het kan, ondersteunen waar het hoort, doorpakken waar het moet.’

Voor de invulling van de Rotterdamse ambities volgen we de indeling van de programmalijnen in Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst: Sterke basis, Professionals aan zet en Sturen op zorg voor de jeugd.

Sterke basis: kinderen en jongeren groeien gezond en veilig op1 Voor minimaal 80% van de Rotterdamse jongeren zijn

de basisvoorzieningen voor opvoeden en opgroeien toereikend.

2 Dat Rotterdammers vragen hebben over opvoeden is normaal. Vragen die vaak voorkomen worden direct en dichtbij opgelost. De nadruk ligt op preventie: versterken van de eigen kracht van het gezin en het opvoed- en opgroeiklimaat in de directe leefomgeving.

3 Het gebruik van intensievere, duurdere zorg neemt af. Rotterdamse kinderen, jongeren en gezinnen worden meer dan nu vroeger en effectiever ondersteund in hun eigen leefomgeving.

Professionals aan zet: kinderen, jongeren en gezinnen krijgen de zorg die nodig is4 Professionals in Rotterdam hebben de competenties

en instrumenten om vroeg problemen te signaleren en daar naar te handelen. Dit doen zij vanuit de gedeelde visie op opvoeden en zorg voor de jeugd en een continue scholingsprogramma (permanente educatie).

5 Wanneer Rotterdamse kinderen, jongeren of gezinnen ondersteuning nodig hebben, wordt dit tijdig en waar mogelijk in eigen omgeving geboden. De vraag van het kind, jongere en het gezin staat hierbij centraal.

6 Rotterdamse kinderen, jongeren en/of ouders hoeven slechts één keer een hulpvraag te stellen. Zij worden, onafhankelijk van het loket waar de vraag wordt gesteld, op dezelfde passende wijze geholpen. Ouders zijn in staat zelf de zorg te organiseren, de verantwoordelijk van de gemeente komt op de tweede plaats.

Sturen op zorg voor de jeugd: verankeren van de beoogde effecten in de wijze van sturing7 We hebben zicht op de concrete zorgbehoefte in

Rotterdam, zodat we in staat zijn de juiste zorg te organiseren.

8 De ondersteuning en zorg die aan Rotterdammers wordt aangeboden is zo effectief dat herhaling van dezelfde zorgvraag zo weinig mogelijk voorkomt. Hiervoor is samenwerking tussen de partners in de jeugdzorgketen in Rotterdam van belang.

9 In Rotterdam wordt hulp integraal en in aansluiting op preventie aangeboden. Er is sprake van ‘één gezin, één plan, één regisseur’. Hiervoor is nauwe samenwerking tussen de partners in de jeugdzorg rondom het kind, de jongere en het gezin van belang. De organisatie van de zorgstructuur is sterk vereenvoudigd, zodat bijvoorbeeld de zorgcoördinatie effectief werkt.

10 De financiering van de jeugdzorg in Rotterdam stuurt op de beoogde resultaten. Daarbij is het nieuwe stelsel efficiënter en effectiever dan in de huidige situatie.

Page 12: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

12 Decentralisatie van de jeugdzorg

4. De Rotterdamse Agenda

4.1 Bouwstenen voor de Rotterdamse ontwikkelagenda

• Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst Rotterdam heeft inhoudelijk al een aantal jaren voorgesorteerd op de decentralisatie die nu landelijk wordt doorgevoerd. Het programma Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst legt een belangrijke basis voor de veranderingen die noodzakelijk zijn, nu de gemeente Rotterdam voor alle jeugdzorgtaken verantwoordelijk wordt. Het programma sorteert voor op de uitgangspunten van het nieuwe stelsel. Het verschil tussen Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst en de decentralisatie jeugdzorg is, dat er taken en verantwoordelijkheden toegevoegd worden aan de gemeente - zoals jeugdbescherming en jeugdreclassering - waardoor de ondersteuning en zorg voor de jeugd nog beter integraal kan worden opgepakt. Kortom: De decentralisatie jeugdzorg biedt de mogelijkheid een stap verder te gaan en de zorg voor jeugd verder te verbeteren.

Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst blijft de basis waar we specifieke opgaven vanuit de decentralisatie van de jeugdzorg aan toevoegen. In de ontwikkelagenda verbinden we de acties uit Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst aan de ontwikkelopgaven van de decentralisatie van de jeugdzorg.

• Regionaal Programmaplan In het Programmaplan van de wethouders jeugd van de samenwerkende gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond zijn de opgaven voor de

decentralisatie verkend. De gemeenten werken binnen dit plan samen vanuit hun verantwoordelijkheid als ‘ontvangende partij’. Dat betekent dat elke gemeente zelf verantwoordelijk blijft voor de voorbereidingen van de decentralisatie. Op een aantal terreinen verplicht het Rijk bovenlokale samenwerking, namelijk voor de jeugdbescherming en jeugdreclassering. De wethouders jeugd hebben daarnaast afgesproken welke opgaven zij samen willen verdiepen. Daarvoor worden in 2012 diverse bijeenkomsten georganiseerd.

De ontwikkelagenda geeft de activiteiten voor 2012 weer. Begin 2013 stellen we op basis van de uitwerking van de ontwikkelopgaven, de stand van zaken rond de voorbereidingen en de actualiteit van het wetgevingsproces een implementatieplan op.

4.2 De opbouw van de Rotterdamse ontwikkelagenda

De ontwikkelopgaven vanuit de decentralisatie zijn een verdere doorontwikkeling van opgaven uit Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst. De opgaven zijn gekoppeld aan de programmalijnen uit het Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst:

Sterke basis: versterken van de opvoedomgeving •van kind en gezin Professionals aan zet: versterken van de uitvoering •Sturen op zorg voor de jeugd: versterken van •partnerschap, verantwoordelijkheid en resultaat.

In de volgende paragraaf geven we weer aan welke opgaven Rotterdam de komende periode gaat werken.

Sterke basis Professionals aan zet Sturen op zorg

Versterken opvoedomgeving

Bereikbaarheid en toegang tot zorg

Centrum voor Jeugd en Gezin

Relatie tussen onderwijs en zorg

Gedeelde basis voor opvoeden en zorg voor de jeugd in kennis, houding en gedrag

Zorgcoördinatie

Financiën en zorginkoop

Sturing

Nieuwe jeugdzorgtaken (jeugdbescherming, jeugdreclassering, jeugdzorg plus, jeugd-LVG en Jeugd-GGZ)

Page 13: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

13 Decentralisatie van de jeugdzorg

4.3 De Rotterdamse ontwikkelopgaven

4.3.1 Sterke basis: versterken van de opvoedomgeving van kind en gezin

In Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst is als doel geformuleerd: ‘In 2014 is er voor alle kinderen en hun ouders een goed en makkelijk bereikbaar aanbod van opvoed- en opgroeisteun: een passend aanbod in elke wijk, aansluiting tussen zorg en onderwijs en het Centrum voor Jeugd en Gezin als spin in het web.’

In Ieder Kind Wint, zorg de toekomst richt de doelstelling van versterken van de basis zich op het versterken van het wijkaanbod (eigen leefomgeving), het versterken van de aansluiting tussen zorg en onderwijs en het versterken van het Centrum voor Jeugd en Gezin.

• versterken opvoedomgeving van kind en gezin In Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst is afgesproken dat we zorgen dat in elke wijk een laagdrempelig en passend aanbod is, gebaseerd op de vraag uit die wijk. In het kader van de decentralisatie wordt deze opgave alleen maar sterker, aangezien nog meer taken en voorzieningen naar de gemeente overgaan. Gezien het sterke accent op de zelfredzaamheid en versterking van de eigen, directe opvoedomgeving moeten we goed zicht hebben op de huidige sociale context in de wijken en buurten. Hierop kunnen we in de nieuwe aanpak zoveel mogelijk aansluiten met opvoedondersteuning, ook vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin. Zo kunnen we in een vroeg stadium de juiste ondersteuning bieden en de aanwezige vindplaatsen benutten om eventuele latente problemen te signaleren. Het versterken van de opvoedomgeving betekent niet het bedenken van allerlei nieuwe projecten, maar het gebruik maken van de kracht, initiatieven en netwerken die er al zijn. Want uiteindelijk zal het beroep op de intensievere zorg moeten verminderen. Twee acties uit Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst zijn voor zomer 2012 afgerond. De gemeenteraad is geïnformeerd over het overzicht van lokale interventies in het kader van de bestuursopdracht Organisatie Gemeentelijke Overheid Rotterdam (OGOR-Jeugd). Voor de zomer wordt de Gemeenteraad geïnformeerd over het verbeterplan gezinscoaching en jongerentrajecten. De overige twee acties uit Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst rond een laagdrempelig aanbod van opvoedsteun en voorlichting aan ouders, krijgen hun beslag in 2012/2013.

Ontwikkelopgaven Versterking van de opvoedomgeving van kinderen, - onder andere door een laagdrempelig, passend en gebiedsgericht aanbod van preventie en opvoedondersteuning voor kinderen en gezinnen Verbinding vormgeven tussen professionele - hulp en bestaande, informele sociale netwerken en initiatieven op wijkniveau gericht op de ondersteuning van kinderen en gezinnen

• de bereikbaarheid van en de toeleiding naar de zorg In Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst is de bereikbaarheid en de toegang tot de zorg geen specifiek actiepunt. Die taken liggen nu bij Bureau Jeugdzorg. Het kabinet heeft besloten de indicatiestelling door Bureau Jeugdzorg te laten vervallen en de toegang tot zorg te beleggen bij het Centrum voor Jeugd en Gezin. Het is een ontwikkelopgave om te onderzoeken op welke wijze het Centrum voor Jeugd en Gezin op een effectieve en efficiënte de toegang op zorg kan vormgeven. Om de ambitie ‘Zelfredzaam waar het kan, ondersteunen waar het hoort, doorpakken waar het moet’ ook daadwerkelijk uit te kunnen voeren, zal er een goed beeld moeten zijn en blijven over de activiteiten op wijk- en buurtniveau die gericht zijn op het vergroten van de zelfredzaamheid, zoals preventie en opvoedondersteuning. Tegelijkertijd zullen er voldoende instrumenten moeten zijn om snel te kunnen signaleren, diagnosticeren en toeleiden wanneer extra ondersteuning nodig is, of zelfs het overnemen van de zorg voor een kind. Niet geredeneerd vanuit de structuur, maar vanuit de zorg voor het kind. De nieuwe opgave vanuit de decentralisatie zien wij vooral in de verbinding tussen de versterking van de eigen leefomgeving en het tot stand brengen van een laagdrempelig, passend en gebiedsgericht aanbod dichtbij het gezin. Een effectieve werkwijze van signalering, diagnosestelling en zorgtoeleiding is daarvoor noodzakelijk. De voorstellen rond deze nieuwe werkwijzen gaan gepaard met aandacht voor eisen rond kwaliteit en competenties.

OntwikkelopgavenOntwikkeling (met samenwerkende gemeenten) - van een effectieve werkwijze van signalering, diagnosestelling en zorgtoeleiding

Page 14: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

14 Decentralisatie van de jeugdzorg

• relatie tussen zorg en onderwijs In Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst is de noodzaak van een sterke verbinding tussen onderwijs en jeugdzorg onderstreept. Dit strekt van de voor- en vroegschoolse opvang tot en met het middelbaar beroepsonderwijs. Met de decentralisatie jeugdzorg leggen we sterk de nadruk op de functie van het Centrum voor Jeugd en Gezin als primaire schakel tussen vraag en aanbod van de jeugdzorg. De ontwikkelopgave is om vanuit een samenhangende integrale visie de relatie tussen onderwijs en ondersteuning en zorg voor jeugd vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin - in relatie met de Zorgadviesteams - vorm en inhoud te geven. Vooral de relatie tussen de ambities van passend onderwijs - waarbij de scholen de plicht hebben alle leerlingen een passende onderwijsplek te bieden met waar nodig extra ondersteuning - en de ambities van de decentralisatie jeugdzorg is van cruciaal belang. Samen met het onderwijs wordt daarom verkend wat nodig is om leerlingen van passend onderwijs en zorgaanbod te kunnen voorzien. Gemeente en onderwijsinstellingen gaan gezamenlijk aan de slag om wijze van signalering, diagnosestelling, toeleiding en coördinatie op elkaar af te stemmen. En om waar nodig gezamenlijke arrangementen rond gebundelde zorg en ondersteuning te ontwikkelen.

Ontwikkelopgaven - Ontwikkeling van een eenduidige werkwijze

en samenwerking tussen onderwijs en zorg ten aanzien van signaleren, diagnosticeren en toeleiden naar ondersteuning of hulp

- Doorontwikkeling van arrangementen gericht op gebundelde zorg en ondersteuning

- Organiseren van doorlopende zorg- en ondersteuning bij overgangsmomenten in en naar het onderwijs

• Het Centrum voor Jeugd en Gezin In Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst is het Centrum voor Jeugd en Gezin vooral gepositioneerd als de basis voor de (preventieve) jeugdgezondheidszorg. Aandacht gaat uit naar onder meer de invoering van KIEN (Kwaliteit voor Ieder Kind door Effectief en Efficiënt Noodzakelijke Jeugdgezondheidszorg) en de verbetering van de overdracht en afstemming tussen Centra voor Jeugd en Gezin, en hulpverleners preventief jeugdbeleid en beroepskrachten in de eerste lijn zoals huisartsen. Het kabinet benadrukt in haar brief van 8 november 2011 de rol van het Centrum voor Jeugd en Gezin als herkenbare en laagdrempelige plek van waaruit een aantal basisfuncties van ondersteuning en zorg wordt aangeboden. Het kabinet ziet het Centrum voor Jeugd en Gezin als frontoffice voor zorg voor jeugdigen en ouders met de volgende taken: monitoren, screenen, vaccineren, ondersteuning, voorlichting, advies en informatie, bieden van hulp of inschakelen van

hulp, organiseren van integrale zorg rond gezin en samenwerking met het onderwijs. De gewenste ontwikkeling van het Centrum voor Jeugd en Gezin naar de frontoffice van de jeugdzorg vraagt om meer taken en verantwoordelijkheden dan in Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst zijn geformuleerd. We zullen op basis van enkele scenario’s in 2012 een integrale visie ontwikkelen op de rol, positie en taken van het Centrum voor Jeugd en Gezin in het nieuwe stelsel. De frontofficetaak van het Centrum voor Jeugd en Gezin zal sterk verbreed worden en alle onderdelen van de jeugdzorg moeten betreffen. Dat levert een specifieke ontwikkelopgave op rond bijvoorbeeld de wijze van signaleren en (pre-)screening. Daarnaast ligt er een ontwikkelopgave rond het toegankelijk maken van preventie en opvoedondersteuning en de toeleiding naar zorg. Het doel is dat de samenwerking en uitvoering in de hulp en ondersteuning van het kind/jongeren en gezin in de directe leefomgeving effectief en efficiënt kunnen worden uitgevoerd. Het gaat dan bijvoorbeeld om de taken rond toegang en vrijwillige hulpverlening die nu bij Bureau Jeugdzorg zijn belegd. Daarnaast gaat het ook om de afstemming van taken in de relatie tussen het Centrum voor Jeugd en Gezin en de Zorgadviesteams, welzijnswerk, eerstelijnszorg, veiligheidshuis en met de doelgroepen licht verstandelijk gehandicapten en kinderen met een psychische stoornis.

Ontwikkelopgaven- Ontwikkeling van een groeimodel Centrum voor

Jeugd en Gezin met aandacht voor (frontoffice)functie, positie, bestaande en nieuwe taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden (op basis van een aantal scenario’s), gericht op besluitvorming in 2013

4.3.2 Professionals aan zet: versterken van de uitvoering

In Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst is als doel geformuleerd: ‘In 2014 werken alle professionals in Rotterdam vanuit een gedeelde visie op zorg voor de jeugd. Zij worden hiervoor toegerust en ondersteund. Met bestuurders en professionals werken we volgens de Rotterdamse afspraken over informatie-uitwisseling, zorgcoördinatie en op- en afschalen. Met opleidingen werken we intensief samen.’

• Visie. Een gedeelde basis voor opvoeden en zorg voor jeugd Bij het opgroeien en opvoeden van kinderen en jongeren zijn naast de ouders en andere mensen in de directe omgeving van het gezin, tal van verschillende organisaties en professionals betrokken. Bijvoorbeeld in het onderwijs, de basisvoorzieningen op het gebied van welzijn, zorg, sport, maar ook in de jeugdzorg.

Page 15: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

15 Decentralisatie van de jeugdzorg

Zoals in Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst is afgesproken, willen we in Rotterdam uit gaan van een gedeelde visie op opvoeden en opgroeien. In samenspraak met instellingen en professionals die bij jeugd betrokken zijn, is hiervoor een aantal uitgangspunten opgesteld. Deze staan beschreven in hoofdstuk 3. Het is nu belangrijk om ervoor te zorgen dat instellingen en professinals deze visie ‘in hun DNA’ opnemen. Samen met het jeugdzorgveld gaan we de gedeelde visie en de vijf uitgangspunten omzetten in duidelijke kaders voor het handelen van professionals.

OntwikkelopgavenOpname van de ‘Visie. Een gedeelde basis - voor opvoeden en zorg voor de jeugd’ en de vijf uitgangspunten in beroepsprofiel van Rotterdamse professionals die werkzaam zijn op het terrein van de zorg voor jeugd en dit onderdeel laten zijn van het kwaliteitsbeleid en permanente educatie binnen instellingenOpzetten van een campagne (in samenwerking - tussen gemeente en instellingen) voor professionals die zich richt op het nieuwe jeugdzorgstelsel, de gedeelde basis voor opvoeden en zorg voor de jeugd en de gewenste competentiesSamenwerking tussen opleidingen, kennisinstituten, - gemeente en zorgaanbieders rond gewenste kennis, houding en gedrag van professionals

• Zorgcoördinatie In Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst vormt de verbetering van de zorgcoördinatie (één kind, één plan, één regisseur) een belangrijk onderdeel. Een belang-rijke actie is de vereenvoudiging van de zorgcoördinatie in 2012. Ook bij de vormgeving van het nieuwe stelsel is de coördinatie van de zorg een centraal punt. Het uitgangspunt is dat de zorgcoördinatie zo lang als mo-gelijk in handen blijft van de ouders en de hulpverlener die dicht bij de ouder staat. Dit vereist een sterk vereen-voudigde zorgstructuur. De afgelopen maanden zijn in het kader van de bestuursopdracht OGOR-Jeugd al de uitgangspunten geformuleerd voor de vereenvoudiging van de zorgcoördinatie. Voor de zomer van 2012 is die uitwerking van de vereenvoudiging gereed. De nieuwe aanpak zal in 2013 ingevoerd worden. De ontwikkelopgave vanuit de decentralisatie jeugdzorg ligt vooral in de wijze waarop omgegaan wordt met de uitbreiding van de zorgtaken rond jeugd. De decen-tralisaties maken het nu mogelijk om sneller en beter tot een toekomstbestendig en eenvoudig systeem van zorgcoördinatie te komen. Bij het herontwerp wordt re-kening gehouden met de decentralisatie jeugdzorg, het model is toekomstbestendig en afgestemd met ontwik-kelingen rond het veiligheidshuis, de nieuwe jeugdzorgtaken en de nieuwe positie Centrum voor Jeugd en Gezin. Op onderdelen zal uitvoering van het model pas in 2015 plaatsvinden, omdat dan de ver-houdingen wijzigen en de rol van Bureau Jeugdzorg en Centrum voor Jeugd en Gezin verandert. Afspraken

over informatie-uitwisseling en gebruik ICT-systemen maken deel uit van een nieuw vereenvoudigd en toekomstig bestendig model. In Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst was een audit ter beoordeling van de werking van de zorgcoördinatie voorzien. De eenmalige audit willen we omzetten in een structurele audit om de werking van het zorgcoördinatiesysteem blijvend te toetsen.

OntwikkelopgavenInvoeren van nieuw vereenvoudigd én - toekomstbestendig model van zorgcoördinatie dat in 2012 gereed is en afgestemd met de ontwikkelingen rond Veiligheidshuis, nieuwe jeugdzorgtaken en nieuwe positie Centrum voor Jeugd en Gezin

4.3.3 Sturen op zorg voor de jeugd: versterken van partnerschap, verantwoordelijkheid en resultaatIn het Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst is als doel geformuleerd: ‘In 2014 zijn partnerschap en resultaatgerichtheid de kenmerken van de Rotterdamse samenwerking rond zorg voor de jeugd. We sturen op heldere verantwoordelijkheden en resultaten. Vanuit onze voorloperpositie is Rotterdam in 2012 een proeftuin voor de decentralisatie.’

• Sturing, zorginkoop en financiën De mogelijkheden om samenhang aan te brengen in de ondersteuning zorg voor de jeugdigen en hun ouders worden door de decentralisatie enorm vergroot. Zeker ook in relatie tot de andere ontwikkelingen zoals passend onderwijs en extramurale begeleiding. Maar tegelijkertijd is dit ook een complexe opgave. Het betreft de opgave vanuit decentralisatie jeugdzorg een visie en operationalisering te formuleren op de sturing van zowel proces en inhoud. Deze sturingsvisie richt zich onder meer op samenwerking, op maatschappelijke effecten, op gewenste coördinatiemechanismen, op gewenste samenwerking tussen zorgaanbieders en op inkoop. Daarbij geven we invulling aan de rol van de gemeente als inkoper en opdrachtgever naar instellingen, als marktmeester én als regisseur. De rollen van de gemeente vragen om een juiste wijze van verantwoording over de effecten van de jeugdzorg. Daarvoor hebben we scherpe doelstellingen nodig rond beoogde effecten, samenwerking, en het proces. Het kader voor verantwoording betreft in ieder geval de verantwoording van instellingen richting gemeente en de verantwoording aan de gemeenteraad (verticale verantwoording). Daarnaast zoeken we naar horizontale verantwoording richting cliënten en de Rotterdammers. De financiering van het nieuwe stelsel staat uiteraard in nauw verband met de sturingsvraagstukken. De opgave richt zich hier vooral op de methoden van inkoop. We moeten immers de juiste zorg inkopen op

Page 16: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

16 Decentralisatie van de jeugdzorg

de juiste plaats en schaal. Voordat er een model wordt ontwikkeld is het van belang om inkoopprincipes - gebaseerd op de sturingsvisie - te formuleren. Deze inkoopprincipes vormen de basis voor het ontwikkelen van verschillende inkoopmodellen en - scenario’s. Specifieke elementen hierbij zijn de bredere invoering van een eigen bijdrage, de (on)mogelijkheden van een persoonsgebonden budget in het nieuwe stelsel en de transitie van het huidige financieringsstelsel (inclusief de realisatie van de bezuiniging). Het is van belang dat we zicht krijgen op de maatschappelijke en financiële effecten van het nieuwe stelsel zorg voor jeugd. Dat betekent inzicht hebben in wat het effect is van investeren in preventie en de sociale leefomgeving voor de totale vraag naar (intensievere) zorg op de langere termijn. We maken hiervoor een businesscase(s). Naast het effect wordt ook onderzocht wat de vraagontwikkeling is de komende jaren: aan welke zorg- en ondersteuning is behoefte - vanuit kind, jongere en gezin - en wat betekent dat voor het inkoopmodel dat ontwikkeld moet worden. Bij de ontwikkeling van de opgaven rond sturing, zorginkoop en financiering werken we samen met de gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond.

OntwikkelopgavenOntwikkelen van uitgangspunten ten aanzien van - de sturing op zorg Ontwikkelen van een inkoopmodel ten behoeve van - de zorginkoop en de financieringOntwikkelen van een businesscase(s) om meer - inzicht te krijgen in de maatschappelijke en financiële effecten van (onderdelen van) het nieuwe stelsel Ontwikkelen van een eigen bijdragesystematiek, - voor nieuwe en bestaande jeugdzorgtakenVormgeven van beleid ten aanzien van - persoonsgebonden budget.Realiseren van een helder verantwoordingskader - van instellingen richting gemeente, van College van B&W aan de gemeenteraad en van instellingen naar hun cliënten

• Nieuwe jeugdzorgtaken (jeugdbescherming, jeugdreclassering, jeugdzorg plus, Jeugd-LVG en Jeugd-GGZ) De inbedding van de nieuwe jeugdzorgtaken vormt een bijzonder aandachtspunt bij de verdere uitwerking van het nieuwe stelsel, aangezien dit een geheel nieuw werkterrein is, waar gespecialiseerde kennis en ervaring bij komt kijken. Het betreft dan de geestelijke gezondheidszorg voor de jeugd, de jeugdige licht verstandelijk beperkten en de jeugdreclassering en de jeugdbescherming. De over te dragen verantwoordelijkheden hebben niet alleen betrekking op (intensieve) zorg voor jeugdigen, maar ook de uitvoering van gerechtelijke maatregelen in het kader van de jeugdbescherming en jeugdreclassering. In het geval van jeugdbescherming

en jeugdreclassering hoeft de geboden zorg niet te verschillen met zorg die op vrijwillige wijze wordt verleend. Het aanbod van de zorg in het kader van gerechtelijke maatregelen zal naadloos aansluiten bij het reguliere zorgaanbod. Voor de zorg aan licht verstandelijke beperkten en de geestelijke gezondheidszorg gelden soms door de aard van de zorg specifieke kwaliteits- en zorgvuldigheidseisen. Voor zover deze niet landelijk worden vastgelegd, zullen we daar op gemeentelijk niveau voor zorgen. De uitvoering van de gerechtelijke maatregelen bij jeugdbescherming, jeugdreclassering en jeugdzorg plus vraagt om zorgvuldigheid, omdat de veiligheid van het kind in geding is en de verantwoordelijkheden van ouders worden begrensd. Op organisatorisch vlak spelen vragen rond de overgang van verantwoordelijkheden, de schaal ((boven)regionaal) en de toegang. Samen met de huidige verantwoordelijken en uitvoerders zal dit verder uitgewerkt worden. Rotterdam brengt in samenwerking met andere G4-steden en de samenwerkende gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond een voorstel in voor de vormgeving van jeugdbescherming (en jeugdreclassering). Bij de ontwikkeling van de opgaven rond de nieuwe jeugdzorgtaken werken we samen met de gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond. Ten aanzien van jeugdbescherming en jeugdreclassering verplicht het kabinet ons tot bovenlokale samenwerking. Of gezamenlijk verdiepen rond jeugd-GGZ en jeugd-LVG leidt tot gezamenlijk implementeren wordt begin 2013 helder.

Ontwikkelopgaven(Bovenlokaal) Vormgeven van jeugdbescherming - en jeugdreclassering in overeenstemming met herziening zorgcoördinatiestructuur, ontwikkelingen veiligheidshuis en samenwerking Advies- en Meldpunt Kindermishandeling / Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (AMK/ASHG)Uitvoeren van pilot jeugdbescherming met - samenwerkende gemeenten regio Rotterdam-Rijnmond en bepalen van kwaliteitseisen jeugdbescherming en jeugdreclassering, invulling leveringsplicht en invulling toezichtInrichting nieuwe zorgarrangementen rond nieuwe - jeugdzorgtaken

4.3.4 Overige onderwerpen die nadere uitwerking behoevenAndere onderwerpen die nog nadere uitwerking behoeven en die niet hiervoor aan de orde zijn gekomen, zijn:

Uitwerking wettelijk regime (compensatieplicht Wmo •en/of zorgplicht) Contact met beroepsgroepen •Contact met kinderen, jongeren, ouders en formele •vertegenwoordigingen als cliëntenraden.

Page 17: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

17 Decentralisatie van de jeugdzorg

4.4 SamenwerkingVoor de realisatie van de Rotterdamse visie en ambitie en deze ontwikkelagenda is de inzet van vele organisaties en professionals nodig. In de voorbereiding op de decentralisatie heeft de gemeente een belangrijke regisserende rol. Maar we kunnen onze ambities niet alleen waarmaken, daar is intensieve samenwerking voor nodig. De kracht van samenwerking zit zowel in de mogelijkheden tot verdieping en opschaling van (gespecialiseerde) voorzieningen als ook in de samenwerking met onze partners en zorgaanbieders. Samen voorsorteren op de nieuwe situatie, samen verdiepen en ontwikkelen zijn een logisch gevolg van de gezamenlijk gevoelde verantwoordelijkheid voor een goede structuur en uitvoering van de jeugdzorg.Hecht partnerschap vereist vertrouwen, transparantie en rekenschap tussen de partners. Iedere partner is verantwoordelijk voor zijn bijdrage aan het eindresultaat, terwijl de gemeente verantwoordelijk is voor het totale systeem van de jeugdzorg.

Onze ambitie is dat door de kracht van samenwerking een optimaal resultaat behaald kan worden, met concrete verbeteringen in de zorg voor kinderen, jongeren en gezinnen.

4.5 ProeftuinenEen aantal van de opgaven uit de Rotterdamse ontwikkelagenda 2012-2015 zal worden opgepakt via zogenaamde proeftuinen. Proeftuinen zijn bij uitstek een instrument om de gewenste transformatie vorm te geven. De relatie met de jongere en het gezin, het primaire proces en de interactie tussen professionals moet écht anders om een betere, cliëntgerichtere, effectievere en efficiëntere jeugdzorg te realiseren. Proeftuinen helpen om samen het experiment aan te gaan om ook echt te veranderen en zaken anders aan te pakken.

In de regio is afgesproken 8 proeftuinen te organiseren, waarvan er in ieder geval 4 in Rotterdam zullen plaatsvinden. Door proeftuinen wordt informatie verkregen

over uitvoerbaarheid van het beleid, kan worden bezien wat goed werkt in de praktijk, welke knelpunten zich voordoen en welke aanpassingen en bijstellingen er nodig zijn. Zij vormen een voortdurende interactie tussen ontwikkelen, uitproberen, analyseren, bijstellen, uitproberen, et cetera. De proeftuinen gaan over nieuwe opgaven vanuit de decentralisatie jeugdzorg, namelijk onderwijs & zorg; doorontwikkeling Centrum voor Jeugd en Gezin; diagnose & toeleiding en jeugdbescherming en jeugdreclassering. De onderwerpen voor de proeftuinen zijn niet willekeurig gekozen. Zij zijn nodig zijn om de vernieuwing en innovatie van het nieuwe stelsel te realiseren. Aan de proeftuin jeugdbescherming en –reclassering wordt al intensief gewerkt.

Jeugdbescherming en –reclassering in nieuwe stelsel: Eind 2011 heeft Rotterdam samen met de Raad voor de Kinderbescherming en de andere G4-steden het Rijk het aanbod gedaan om uit te werken hoe de jeugdbescherming en jeugdreclassering in het nieuwe stelsel vormgegeven kunnen worden. Het Rijk heeft dit aanbod aangenomen. De uitkomsten kunnen nog worden meegenomen in de landelijk wetgeving. Op basis van deze simulatie werken de G4 diverse scenario’s voor proeftuinen uit, waarvan één in Rotterdam zal plaatsvinden. Aandachtspunten zijn onder andere de verbinding met het Veiligheidshuis en het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld.

De andere proeftuinen worden nu uitgewerkt.

Naast de proeftuinen in het kader van de samenwerking binnen de regio Rotterdam-Rijnmond, vinden binnen Rotterdam tal van experimenten in de dagelijkse praktijk plaats. De ontwikkelingen worden nauwgezet gevolgd en waar mogelijk gebruikt om verbetering en vernieuwing te realiseren. Daarbij kan onder meer gedacht worden aan:

Zorgcoördinatie: Deze pilot is gericht op het verdiepen van de vereenvoudigde zorgcoördinatiestructuur zoals deze momenteel wordt uitgewerkt.

Page 18: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

18 Decentralisatie van de jeugdzorg

We gaan vanaf 2013 in Rotterdam werken met de vereenvoudigde zorgcoördinatiestructuur. In die nieuwe structuur ligt de focus op professionele hulpverleners die hulp verlenen en waar nodig ook een sterke casusregie voeren. Regie is er alleen voor die gevallen waar het echt nodig is. Een heldere scheiding tussen hulpverlening en procesregie is gewenst. We gaan daarbij uit van één coördinatiemechanisme voor volwassenen en jeugd. In één deelgemeente zal een pilot gestart worden waarbij de rol van de casusregisseur nog verder wordt vergroot door hem ook mandaat te geven om bepaalde trajecten en ondersteuning in gang te zetten. Deze casusregisseur werkt gebiedsgericht met mandaat of vergaand adviesrecht.

Gewoon en Bijzonder …wordt Bijzonder Gewoon. De pilot gaat over integrale toeleiding naar zorg. Een samenwerking tussen verschillende kinderopvang organisaties, jeugdzorginstellingen en cluster 4 onderwijs1. De samenwerking tussen deze organisaties is gericht op een betere spreiding van het aanwezige specialistisch aanbod, bijvoorbeeld een gedragsdeskundige, en het toegankelijker maken van zorg, waarbij snel over en weer doorverwijzen en zo nodig behandeling op de vindplaats mogelijk is.

Children’s zone. De Children’s zone is onderdeel van het nationaal programma Kwaliteitssprong op Zuid. Met de Children’s zone wordt een veilig en stimulerend pedago-gisch klimaat geboden op plaatsen waar jeugdigen vaak komen. Onderwijs, zorg en welzijn gaan hierin samenwer-ken. Dit sluit aan op de decentralisatie, met name op de focus van Versterken van de basis; voor alle kinderen en hun ouders een goed en makkelijk bereikbaar aanbod van opvoed- en opgroeisteun gericht op versterken van eigen kracht: passend aanbod in elke wijk, aansluiting tussen zorg en onderwijs en Centrum voor Jeugd en Gezin als spin in het web. Daarnaast is de pilot voor versterking van de aansluiting tussen de Zorgadviesteams en het Centrum voor Jeugd en Gezin gestart.

Zorginkooptafel Jeugdzorg, Jeugd-LVB en Jeugd-GGZ. De pilot is een samenwerking tussen de huidige financiers van jeugdzorg, Jeugd-LVB en Jeugd-GGZ: de stadsregio Rotterdam, de gemeente Rotterdam en de zorgverzekeraar. Doel is vanaf 2013 meer geïntegreerd zorgaanbod voor jeugdigen en gezinnen met meerdere problemen te kunnen bieden. In het proces leren we veel over de nieuwe taken van de gemeente. We snijden mogelijke overlap weg en leren van de wijze waarop zorgverzekeraars nu zorg inkopen. Vanuit het thema zorginkoop en financiering wordt daarnaast een simulatie ingericht om verschillende methoden van ordening en zorginkoop te simuleren. Hieraan doen alle gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond mee. Deze simulatie betreft onder meer het effect van verschillende inkoopscenario’s (leidraad: toetsingskader sturing- en inkoopprincipes).

4.6 Gebiedsgericht organiserenIn 2011 is in Rotterdam een begin gemaakt met de visieontwikkeling op het gebied van gebiedsgericht organiseren van zorg en welzijn. Bediscussieerd wordt of hier ook de begeleiding vanuit de AWBZ aan zal worden toegevoegd. In de loop naar 2015 zal bekeken moeten worden of (onderdelen van) het jeugdzorgaanbod gebiedsgericht georganiseerd kunnen worden.

Het uitgangspunt van de structuur van de jeugdzorg is dat zoveel mogelijk vragen en problemen in de directe leefomgeving van kinderen, jongeren en gezinnen wordt opgelost. Vooral collectieve voorzieningen en directe dienstverlening zullen dus zo veel als mogelijk op dichtbij aangeboden moeten worden. Dit vereist bijvoorbeeld een nauwe samenhang met de verdere ontwikkeling van de Centra voor Jeugd en Gezin maar ook met de andere decentralisatie zoals extramurale begeleiding, werken naar vermogen en passend onderwijs. Alleen dan wordt het mogelijk door combinaties versterking aan te brengen en van een integrale aanpak te kunnen spreken, vanuit het perspectief van het desbetreffende gebied en de vragen die daar leven.

Bij de visievorming over gebiedsgericht organiseren van hulp en zorg voor de jeugd zal vanuit de verschillende perspectieven (zoals de visie, efficiëntie en effectiviteit) bekeken worden welke modellen toepasbaar zijn.

1 Cluster 4 scholen verzorgen het onderwijs aan en de begeleiding van leerlingen met ernstige gedragsproblemen en/of psychiatrische problemen

Page 19: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

19 Decentralisatie van de jeugdzorg

5. Planning en monitoring uitvoering

De planning voor de uitvoering van de Rotterdamse ontwikkelagenda 2012-2015 richt zich op de komende drie jaar. Grofweg wordt daarbij de indeling gemaakt naar ontwikkelen, beïnvloeden, experimenteren, implementeren en uitvoeren. Een risico is dat we denken nog ruim de tijd hebben om alle opgaven verder uit te ontwikkelen. Dat moeten we ons niet laten gebeuren. 2012 en 2013 zullen we intensief en zorgvuldig moeten gebruiken om tot een goede inrichting van het nieuwe stelsel te komen. Het gaat daarbij om alle aspecten van de decentralisatie: versterken eigen leefomgeving, versterken professionals en versterken van de sturing op zorg voor jeugd. Samen met betrokken organisaties en professionals zorgen we ervoor dat we begin 2014 in de startblokken staan voor de afronding van de implementatie en de start van de uitvoering in 2014 en 2015

De besluitvorming door de gemeenteraad over (onderdelen van) de decentralisatie willen we voor de wisseling van de gemeenteraad in 2014 rond hebben. Het College van B&W zal de gemeenteraad regelmatig informeren over de stand van zaken.

5.1 Planning

5.1.1 2012: verdere ontwikkeling en beïnvloedingIn 2012 staat de uitvoering van de ontwikkelagenda centraal. Nadere verkenningen, visievorming en ontwikkelen van voorstellen zijn in dit jaar onze belangrijkste activiteiten.

Voor zomer 2012 ontvangt de gemeenteraad de stand van zaken Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst, de nulmeting van de IKW-monitor, het herontwerp zorgcoördinatie en het advies met betrekking tot de vereenvoudiging van de gezinscoachingstrajecten en jongereninterventies.

In 2012 worden de eerste proeftuinen in Rotterdam ingericht, gestart en gemonitord. Gezamenlijk met de G4 en het ministerie van Veiligheid en Justitie simuleren we de inrichting van de jeugdbescherming. In de tweede helft van het jaar start vervolgens de pilot rond jeugdbescherming (en mogelijk jeugdreclassering).

Rotterdam zal daar waar nodig, mede op basis van de eigen ontwikkelagenda, de ministeries van VWS en van Veiligheid en Justitie en leden van de Tweede Kamer blijven informeren over de praktische uitwerking van de decentralisatie jeugdzorg en eventuele moeilijkheden daarin, zodat dit bij het wetgevingsproces kan worden meegenomen.

Eind 2012 publiceert het kabinet het wetsvoorstel. Op basis hiervan brengen we begin 2013 de consequenties in kaart.

5.1.2 2013: nadere uitwerking, experimenten, besluitvorming en implementatieBegin 2013 stellen we op basis van de uitwerking van de ontwikkelopgaven, de stand van zaken rond de voorbereidingen en de actualiteit van het wetgevingsproces een implementatieplan op. In het implementatieplan wordt een transitieagenda opgenomen met daarin de stappen die in 2013-2014 gezet moeten worden. Het implementatieplan dient als spoorboekje voor 2013 en 2014.

In het implementatieplan maken we duidelijk of op onderdelen nog nadere uitwerking nodig is en welke proeftuinen in 2013 gemonitord en afgerond worden. In het spoorboekje geven we aan welke onderwerpen ter vaststelling aan de gemeenteraad worden voorgelegd. Voorstellen zoals een nieuwe gemeentelijke verordening zullen eind 2013 – begin 2014 aan de gemeenteraad worden gezonden. Ten slotte gaat het implementatieplan in op de aspecten die in 2013 – 2014 geïmplementeerd moeten worden. Zo ronden wij in 2013-2014 op basis van het landelijke verdeelmodel dat begin 2013 gepubliceerd wordt, de inrichting van het zorginkoopmodel af. Er wordt een start gemaakt met het opstellen van beschikkingen of een bestek afhankelijk van de gekozen inkoopvorm (subsidiëring respectievelijk aanbesteding).

5.1.3 2014: afronding implementatie en start uitvoeringBegin 2014 wordt de stand van zaken van de uitvoering van het implementatieplan opgemaakt. In 2014 vindt afronding van het implementatieplan plaats. Huidig beleid en bestaande afspraken worden afgebouwd

Page 20: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

20 Decentralisatie van de jeugdzorg

en nieuwe ontwikkelingen voeren we door. Het gaat om het maken van afspraken met zorgaanbieders, het implementeren van nieuwe verhoudingen en andere taak- en verantwoordelijkheidsverdeling en het trainen van professionals. In 2014 zal de aandacht met name uitgaan naar de transitieopgaven: bestuurlijke bevoegdheden,

5.1.4 Landelijke en lokale planning

Landelijke en lokale planning 2012-2015

Landelijk Lokaal

2012 Ontwikkeling opgaven ontwikkelagenda

Mei – juni 2012 Hoofdlijnen wetsvoorstel bekend: consultatieronde

Reactie op hoofdlijnen wetsvoorstel

Voor zomer 2012 Stand van zaken IKW, nulmeting IKW-monitor, advies gezinscoaches en herontwerp zorgcoördinatie naar gemeenteraad

Juni – juli 2012 Wetsvoorstel naar Raad van State

Na zomer 2012 Start proeftuinen

Eind 2012 Wetsvoorstel naar Tweede Kamer

Begin 2013 Consequenties wetsvoorstel in kaart brengen

Begin 2013 Implementatieplan op basis van wetsvoorstel en uitwerking ontwikkelopgaven

2013 Parlementaire behandeling wetsvoorstel

Begin 2013 Verdeelmodel bekend

2013 Monitoring en afronding proeftuinen

2013 Uitvoering implementatieplan waar onder inrichting nieuw inkoopmodel

2013 - 2014 Besluitvorming onderdelen implementatieplan door College van B&W en gemeenteraad (voor zover nodig) waaronder gemeentelijke verordening

2014 Wet in Staatsblad

Begin 2014 Stand van zaken uitvoering implementatieplan

2015 Overheveling in één keer nieuwe jeugdzorgstelsel

Invoering nieuwe jeugdzorgstelsel

financiering en inkoop en organisatorische vraagstukken.

Alles is erop gericht om voor de wisseling van de gemeenteraad in maart 2014 de besluitvorming in de gemeenteraad af te ronden.

Page 21: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

21 Decentralisatie van de jeugdzorg

5.2 Zicht houden op de uitvoering In 2012 zal de koers voortdurend getoetst worden aan de ambities en activiteiten van deze ontwikkelagenda. Na vaststelling van het implementatieplan, zal toetsing aan dat plan plaatsvinden. Wijken we van onze ambities, activiteiten en plannen af, dan informeren we daarover de gemeenteraad. Zoals gezegd willen we de besluitvorming rond de decentralisatie jeugdzorg voor de wisseling van de gemeenteraad in 2014 rond hebben.

Om zicht te houden op de uitvoering hanteren we een aantal instrumenten waarmee we kijken of we op de goede weg zijn en de invoeringsplanning kunnen halen:

Aansluiting op / verbreding van de IKW stand van zaken en IKW monitorVoor zomer 2012 informeren we de gemeenteraad over de stand van zaken rond Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst. Ook presenteren we de nulmeting van de IKW-monitor. Op basis van de eerste IKW-monitor zullen wij in de periode 2012-2015 de indicatoren van de IKW-monitor verbreden / aanscherpen op de ambities zoals die voortvloeien uit de decentralisatie. Het uitgangspunt is dat we met één monitor kunnen gaan werken.

AuditsIn Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst zijn diverse audits afgesproken bijvoorbeeld rond zorgcoördinatie en de borging meldcode en SISA. Ervaring met onder meer de audit rond verbetering samenwerking Bureau Jeugdzorg, stadsregio Rotterdam en de Raad voor de Kinderbescherming leert dat een structurele audit voorziet in mogelijkheid goed zicht te houden op de vorderingen. Voor zomer 2012 zal de gemeenteraad geïnformeerd worden over de wijze waarop in de komende jaren audits binnen zorg voor jeugd worden gehanteerd.

Werken met mijlpalen in implementatieplanBegin 2013 stellen we op basis van de uitwerking van de ontwikkelopgaven, de stand van zaken rond de voorbereidingen en de actualiteit van het wetgevingsproces een implementatieplan op. In het implementatieplan wordt een transitieagenda opgenomen met de stappen die in 2013-2014 gezet moeten worden.

Het implementatieplan voorziet in mijlpalen per opgave. Daarmee werkt het implementatieplan als spoorboekje voor 2013 en 2014. Toetsing daaraan is mogelijk.

5.3 Beïnvloeding landelijk voorstellenDe decentralisatie van de jeugdzorg zorgt voor een geweldige verandering binnen Rotterdam. Dat brengt risico’s met zich mee, maar biedt ook kansen. We willen ons ervoor inzetten dat de decentralisatie leidt tot maximale verbeteringen voor Rotterdamse kinderen en gezinnen. Dat is ook de reden dat vanaf 2011 ingezet is op het actief benaderen en meedenken met het Rijk en de VNG, indien mogelijk in G4-verband. Het aanbod aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie om de nieuwe inrichting rond jeugdbescherming en jeugdreclassering vorm te geven, is daarvan een voorbeeld. Vanuit onze

Rotterdamse praktijk leveren we een bijdrage aan de totstandkoming van het wetsvoorstel. Daarbij maken we gebruik van onze ervaringen met de voorbereidingen in Rotterdam zelf.

In onze contacten met het Rijk vragen wij aandacht voor de relaties met andere decentralisaties en passend onderwijs, de invulling van de bovenlokale samenwerking en de invulling van de gemeentelijke beleidsvrijheid waaronder kwaliteiteisen van de nieuwe wet, certificering en toezicht. Onze inzet is daarbij als volgt:

Gezien de ernst, omvang en aard van de •problematiek neemt Rotterdam een bijzondere positie in. Dit moet zich vertalen in een rechtvaardig budgetverdeelsysteem dat recht doet aan zwaarte van de zorg.Rotterdam pleit voor een sterke samenhang tussen •de diverse decentralisaties: extramurale begeleiding uit de AWBZ, jeugdzorg en werken naar vermogen.Rotterdam pleit voor een sterke samenhang tussen •passend onderwijs en de decentralisatie van de jeugdzorg, zowel in inhoud (zoals bijvoorbeeld de afstemming tussen de zorgprofielen van gemeenten en scholen) als in tijdpad. Ook de samenwerking / afstemming met de samenwerkingsverbanden is een aandachtspunt.Soms is bovenlokale samenwerking gewenst, •soms is het niet nodig. Voor Rotterdam is schaal van de regio Rotterdam-Rijnmond belangrijk. Kennis en expertise zijn schaars en cruciaal (vooral jeugdbescherming en jeugdreclassering). Met de gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond kunnen we slagkracht in de uitvoering organiseren én gezamenlijk (financiële) risico’s dragen. Voor jeugdbescherming en jeugdreclassering is bovenlokale samenwerking verplicht. Voor de meer specialistische zorg ziet Rotterdam voordelen in samenwerking op bovenlokaal niveau, maar dit per voorziening op zijn eigen merites en lokale context beoordelen.Rotterdam gaat er van uit dat de huidige •beleidsvrijheid voor gemeenten in de voorstellen gehandhaafd blijft. Op sommige onderdelen zijn kwaliteitseisen gewenst. We moeten voorkomen dat extra eisen en instelling van certificering en toezicht afbreuk doet aan de verantwoordelijkheden van het College van B&W en de gemeenteraad.

Page 22: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

22 Decentralisatie van de jeugdzorg

Bijlage 1Overzicht budgetten huidig stelsel

Totale landelijke budget jeugd dat onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten komt te vallen (Regeerakkoord kabinet Rutte):

Kader Domein Aantal trajecten

Budget (2008)

Wet

op

de je

ugdz

org

(sta

dsre

gion

aal /

pro

vinc

iaal

kad

er) Ambulante hulp 44.267

917 miljoen

Open residentiële zorg 11.805

Pleegzorg 20.144

Dagbehandeling 9.816

Spoedeisende zorg (crisis) 9.132

Gesloten jeugdzorg 3.225 160 miljoen

Toegangstaken BJZ 187 miljoen

Just

itiee

lK

ader

Jeugdbescherming ((gezins)voogdij)37.820 275 miljoen

Jeugdreclassering10.883 57 miljoen

AWB

Z

Jeugd-lvg 12.970 510 miljoen

Pgb j-ggz33.600

329 miljoen

Pgb j-lvg 168 miljoen

Zvw Jeugd-ggz 147.000 470 miljoen

Totaal 3.032 miljoen

Page 23: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

23 Decentralisatie van de jeugdzorg

Bijlage 2: Visie. Een gedeelde basis voor opvoeden en zorg voor jeugd

VoorafRotterdam is een grote en multiculturele stad. Rotterdam is ook een jonge stad, waarin veel kinderen en jongeren hun jeugd beleven en opgroeien. Voor een groot deel van de kinderen en jongeren gaat dit zonder (al te grote) pro-blemen. Zij groeien op tot gezonde en gelukkige volwas-senen die naar vermogen participeren in de samenleving. Tegelijkertijd kent Rotterdam de problemen van de grote stad: werkloosheid, eenoudergezinnen en armoede zijn van grote invloed op het opgroeien van een deel van de Rotterdamse kinderen en jongeren. Om het opgroeien en het opvoeden te versterken en de zorg voor deze jeugd goed te doen, is samenwerking en een gedeelde visie nodig.

Kinderen en jongeren groeien thuis op, maar ook in de buurt en op school. Bij het opgroeien en opvoeden van kinderen en jongeren zijn, naast de ouders en andere mensen in de directe omgeving van het gezin, ook ver-schillende organisaties en instellingen en dus een groot aantal professionals betrokken. Uiteraard in het onder-wijs, maar zeker ook bij de basisvoorzieningen op het gebied van welzijn, zorg, sport en in de jeugdzorg.

In deze visie geven we aan hoe we in Rotterdam aankij-ken tegen opvoeden, ook als dat niet vanzelf gaat. Het vertrekpunt hiervoor is het programma ‘Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst’. In dit programma staat zorg voor de jeugd centraal. Deze visie is in dat kader gepositio-neerd. Hoe kijken we naar het kind of de jongere, die cen-traal staat bij het opvoeden? Hoe zien we de belangrijke rol van ouders in de opvoeding? Hoe kijken we aan tegen de rol van professionals in de basisvoorzieningen en de preventieve en gespecialiseerde jeugdzorg? En wat zien we als de rol voor de gemeente zelf?

De zorg voor de jeugd wordt met de decentralisatie van de jeugdzorgtaken een gemeentelijke verantwoorde-lijkheid. Het gaat om alle jeugdzorg, van preventief tot curatief. Parallel aan de decentralisatie van de jeugd-zorg vinden in het onderwijs belangrijke ontwikkelingen rondom passend onderwijs plaats. Deze twee trajecten hangen nauw met elkaar samen en kennen - zeker in de uitvoering- op veel punten dwarsverbindingen: het gaat voor een deel om dezelfde kinderen.

De organisaties en instellingen in de jeugdsector, waaronder het onderwijs, hebben ieder positie in het jeugddomein en een eigen pedagogische opdracht. Tegelijkertijd vinden we het belangrijk dat ieder zijn specifieke opdracht invult vanuit een gemeenschappelijk gedragen basis van opvoeden en opgroeien.

We benoemen elementen die samen de gedeelde basis vormen voor opvoeden. Deze principes vloeien voor een deel voort uit het ‘Verdrag van de rechten van het kind’ en het ‘Verdrag van de rechten van de mens’. Daarmee vormen zij ook voor Rotterdam een belangrijk vertrekpunt en referentiekader.

Ouders, professionals en de gemeente kleuren de elementen uit deze visie in vanuit de specifieke opdracht waarvoor zij staan en de rol die zij hebben. Ouders doen dat in het dagelijkse contact met hun kind. Professionals en de organisaties kleuren elementen van deze visie in binnen de context van hun werk en de pedagogische visie die daaraan ten grondslag ligt. De gemeente doet dat vanuit haar betrokkenheid bij het opgroeien van kinderen in de stad en de maatschappelijke en politieke opdracht die zij heeft.

De ambitie van de gemeente is dat in Rotterdam zoveel mogelijk kinderen en jongeren kansrijk en veilig opgroei-en, hun talenten ontwikkelen en naar vermogen participe-ren in de samenleving. In 2011 woonden er in Rotterdam ruim 170.000 kinderen en jongeren tot en met 23 jaar. Zij groeien op in een veelkleurige stad, waarin mensen met uiteenlopende achtergronden samenleven.

Veel kinderen groeien op in een veilige en geborgen omgeving. Tegelijkertijd zijn er kinderen die opgroeien in thuissituaties waarin werkloosheid, armoede of de afwe-zigheid van één van de ouders een belangrijke rol speelt. Er is grote diversiteit in de omstandigheden waarin kinde-ren opgroeien en daarmee ook in de vragen en proble-men waar ouders, kinderen en jongeren tegenaan lopen. In sommige wijken hebben relatief veel kinderen met een optelsom van deze problemen te maken. Dit vraagt om extra aandacht voor opvoed- en opgroeiomstandigheden en het stelt ouders én de stad voor extra uitdagingen als het gaat om het kansrijk en veilig opgroeien van kinderen.

Page 24: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

24 Decentralisatie van de jeugdzorg

Vanzelfsprekend is het voor ouders belangrijk dat hun kinderen kansrijk en veilig kunnen opgroeien. Dat geldt ook voor de stad: kinderen en jongeren die kansrijk en veilig opgroeien, hebben als volwassenen grotere kans succesvol economisch en maatschappelijk te participeren in de Rotterdamse samenleving.

Ouders geven naar beste kunnen invulling aan de opvoeding van hun kinderen. Bijna zonder uitzondering willen alle ouders het beste voor hun kind. Kinderen en jongeren groeien niet alleen thuis op, maar in allerlei contexten: bij familie, vrienden, op school, in de buurt, op de sportclub, bij de kinderopvang of buitenschoolse opvang. Opgroeien en opvoeden zijn natuurlijke processen, ook al gaan ze niet altijd vanzelf.

1 Elk kind en elke jongere is uniek en ontwikkelt zich in zijn eigen tempo. Het kind staat centraal in de opvoeding. Ieder kind en iedere jongere verdient maximale kansen zichzelf te ontplooien en ontwikkelen, zowel geestelijk, lichamelijk als sociaal. Ieder kind is uniek en heeft eigenschappen die sterk en minder sterk ontwikkeld zijn of kunnen worden. Kinderen en jongeren ontwikkelen zich binnen de capaciteiten die zij hebben, soms begrensd door een handicap of ziekte. Het is een brede maatschappelijke opgave om een positief opvoedingsklimaat te scheppen waarin kinderen en jongeren positief worden gestimuleerd. Waarin kinderen worden geprikkeld om nieuwsgierig te zijn en zich te ontplooien en de bagage meekrijgen die zij nodig hebben om als volwassenen te kunnen participeren in de samenleving. Opgroeien en opvoeden gebeurt altijd in een sociale omgeving, waarin behalve de ouders ook anderen een rol vervullen. Ouders hebben een belangrijke rol in het positief ondersteunen van hun kind in zijn ontwikkeling. Daarnaast hebben zij ook een belangrijke rol in het bieden van houvast aan hun kind in de vorm van regels, normen, waarden en grenzen

aan wat kan en mag, en wat niet. De behoeften en mogelijkheden van elk individueel kind en elke jongere vormen de basis voor het handelen tijdens de opvoeding. Dit betekent dat elk kind en elke jongere zichzelf mag zijn en wordt gewaardeerd om wie hij of zij is. Het is van belang dat kinderen en jongeren daarin gesteund worden door hun ouders en door professionals die vanuit hun rol betrokken zijn bij het opvoeden en opgroeien van kinderen en jongeren. Ouders zijn het meest vertrouwd voor hun kind. Zij kunnen de behoeften van hun eigen kind het beste herkennen en daarnaar handelen. Van kinderen en jongeren verwachten wij dat zij de kansen pakken die zij geboden krijgen. We gaan er vanuit dat zij de ambitie hebben iets van hun leven te maken en zich een positie te verwerven in de Rotterdamse samenleving.

2 Ouders zijn allereerst zelf verantwoordelijk voor

de opvoeding van hun kinderen. Ouders willen in principe het beste voor hun kind. Ouders vormen het belangrijkste baken in de ontwikkeling van elk kind. Het gezin waarin het kind of de jongere opgroeit, is van grote waarde. Het gezin kan verschillende vormen hebben: met één of twee ouders, met een vader en een moeder, twee moeders, twee vaders. We weten dat voor veel kinderen ook anderen dan de ouder(s) de dagelijkse verzorging en opvoeding op zich nemen. Het gaat niet om de samenstelling, maar om de waarde die het gezin vertegenwoordigt: het is de kleinste eenheid in onze samenleving waarin kinderen worden opgevoed en normen en waarden worden voorgeleefd en overgedragen. Het is van essentieel belang dat ouders hun kind een warm en veilig thuis bieden, waarin het zich altijd welkom voelt. Elk kind en elke jongere moet kunnen rekenen op onvoorwaardelijke steun in de vorm van

Page 25: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

25 Decentralisatie van de jeugdzorg

tijd, liefde, aandacht en betrokkenheid. Daar hoort ook bij dat ouders hun kind structuur bieden, goed verzorgen en de fysieke integriteit van hun kind respecteren. Ouders hebben een belangrijke rol in het begeleiden van hun kind bij het vinden van de weg in de samenleving, bijvoorbeeld op straat, in de buurt, op school en in de digitale wereld. Ouders voeren de regie over de opvoeding van hun eigen kind. Elke ouder, moeder of vader, is in principe goed in staat zijn eigen kind op te voeden, hoe verschillend zij ook zijn: arm of rijk, autochtoon of allochtoon, moslim of christelijk, heteroseksueel of homoseksueel. Ouders voeden op vanuit hun eigen kracht, hun eigen deskundigheid, hun eigen draagkracht en hun eigen normen en waarden. Het is van belang dat ouders de ruimte krijgen en ervaren om hierover in hun directe omgeving en samen met anderen van gedachten te wisselen. Dat ze hun eigen handelen kunnen toetsen en alternatieven in beeld kunnen krijgen. Ouders staan er niet alleen voor: ook familie, buren, de buurt, de school, de sportvereniging, het kinderdagverblijf, geloofsgemeenschappen en professionals in het jeugddomein geven mede vorm aan het pedagogische klimaat waarin kinderen en jongeren opgroeien. Het is van belang al deze partijen te betrekken bij het creëren van een positief pedagogisch klimaat en om deze partijen met elkaar te verbinden. Het is van belang de verbinding te leggen met andere domeinen, die buiten de beïnvloedingssfeer van ouders liggen, maar van grote invloed zijn op het opgroeien van een belangrijk deel van de kinderen en jongeren in deze stad. Dit geldt zeker wanneer sprake is van achterstandssituaties waarin sprake is van werkloosheid, armoede of een slechte woonsituatie.

3 Opvoeden is een uitdaging voor alle ouders, waardoor zij soms tegen vragen of problemen aanlopen. De gemeente biedt laagdrempelige en toegankelijke faciliteiten voor hulp bij opvoed- en opgroeivragen. Gewone opvoedvragen horen erbij, net als vragen die bij opgroeien horen. Het is van belang dat vragen op een gemakkelijke en laagdrempelige manier kunnen worden gesteld, liefst in de eigen buurt of vanuit hun eigen huis, bijvoorbeeld digitaal. Ouders worden uitgenodigd om hun vragen te stellen en problemen te delen binnen hun eigen sociale netwerken en zoveel mogelijk in hun eigen omgeving. Dit geldt ook voor (oudere) kinderen en jongeren. Als het nodig is kunnen zij hiervoor ook terecht bij professionals. We zoeken samen met kinderen en jongeren en hun ouders naar antwoorden. Richting ouders vervullen professionals in de preventieve jeugdgezondheidszorg, het welzijnswerk, de kinderopvang en het onderwijs een belangrijke rol, ook als klankbord en als partner. Professionals in de (preventieve) jeugdhulpverlening vormen een volgende stap, die gemakkelijk genomen moet kunnen worden door ouders, maar ook door (oudere) kinderen en jongeren zelf. Dit vraagt om wederzijds vertrouwen. Het is van groot belang dat professionals die contact hebben met het kind of de ouders, vragen en problemen op een professionele manier taxeren en ervoor zorgen dat het kind of de jongere en de ouders tijdig de juiste antwoorden of de juiste hulp krijgen. Dit vraagt om sterke professionals aan de voorkant. Hulp wordt afgestemd op wat nodig is, voor het kind én de ouders. We willen dat problemen bij het opvoeden en opgroeien in een vroegtijdig stadium worden aangepakt en opgelost, zodat een opstapeling van problemen zoveel mogelijk wordt voorkomen. Snel de juiste hulp of zorg bieden en

Page 26: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

26 Decentralisatie van de jeugdzorg

kiezen voor het versterken van veerkracht in een vroeg stadium. Dit vraagt om ruimte voor preventie en het snel kunnen inzetten van lichte vormen van ondersteuning en hulp. We realiseren ons daarbij dat professionals het antwoord ook niet altijd direct hebben.

4 Soms is er specifieke hulp nodig bij het opvoeden of opgroeien. Deze hulp richt zich op het kind én op het versterken van de kracht van de ouders en de sociale omgeving. Het is belangrijk dat alle vormen van hulp voldoende beschikbaar zijn, zodat kinderen, jongeren en gezinnen de hulp krijgen die zij nodig hebben. Het belang van het kind of de jongere staat voor de gemeente voorop. We willen ervoor zorgen dat kinderen en jongeren gehoord worden en, waar dat kan, zichzelf uitspreken over vragen die zij hebben en de hulp die zij nodig hebben, zodat zij vervolgens ook zelf verantwoordelijkheid nemen in hun eigen hulpverleningstraject. Tegelijkertijd nemen professionals vanuit hun eigen rol en professionaliteit verantwoordelijkheid voor het bieden van de juiste hulp. Wanneer de professional dat niet zelf kan, zorgt hij ervoor dat de juiste hulp of zorg wordt ingeschakeld. Uitgangspunt is dat, ook wanneer het kind of het gezin hulp ontvangt, ouders betrokken zijn bij hun kind en het beste met hun kind voor hebben. Professionals betrekken ouders bij de hulpverlening, stellen zich op als partner, maar spreken ouders ook aan op hun verantwoordelijkheid voor de opvoeding als dat nodig is. Zij bieden ouders de ondersteuning die nodig is om deze verantwoordelijkheid (zoveel mogelijk) zelf te dragen. Ouders voeren zelf de regie over de hulp en zorg die hen wordt aangeboden en zorgen voor coördinatie. Als ouders dit niet kunnen of de veiligheid van het kind of de jongere is in het geding, wordt een goede coördinatie van de hulp alsnog gewaarborgd. ‘Eén gezin, één plan, één regisseur’ is altijd het uitgangspunt. Wanneer er meerdere hulpverleners in één gezin actief zijn, verwachten we van professionals dat zij de zorg bieden in verbinding met elkaar en dat zij de zorg op elkaar afstemmen. Professionals beschikken over veel expertise, kennis en ervaring. Tegelijkertijd is elke situatie uniek en bestaat er niet altijd een pasklaar antwoord. We geven professionals de ruimte om samen met het kind of de jongere en de ouders -waar nodig samen met professionals uit andere disciplines- tot passende hulp te komen. We vertrouwen erop dat zij zelf of samen met collega’s, binnen de kaders die we daarover afspreken, een goede afweging kan maken op welke wijze de hulp bij het opvoeden en opgroeien het beste kan worden ingericht.

5 Hulp bij het opvoeden duurt zo lang als nodig is en als de veiligheid van het kind of de jongere in gevaar is, neemt de gemeente zijn verantwoordelijkheid. Het uitgangspunt is dat hulp bij het opvoeden en opgroeien een tijdelijk karakter heeft. Hulp is zo zwaar als nodig en duurt zo lang als nodig is en zo kort als mogelijk. Hulp is snel beschikbaar. Hulp aan de ouders is erop gericht hun draagkracht zo snel mogelijk te vergroten, zodat zij zelf verantwoordelijkheid kunnen dragen voor de opvoeding en de regie kunnen nemen. Daarom vinden we het belangrijk de hulp zoveel mogelijk dichtbij te organiseren en te verbinden met lokale voorzieningen. Hulp aan kinderen en jongeren is erop gericht hen te ondersteunen bij het opgroeien en ervoor te zorgen dat zij zich, binnen de mogelijkheden die zij daarvoor hebben, kunnen ontwikkelen, zowel geestelijk, lichamelijk als sociaal. Sommige kinderen of gezinnen hebben langdurig hulp of begeleiding nodig. Dat kan komen door de aard van de problematiek, maar ook omdat de opvoedingskracht in sommige gezinnen langdurig tekort schiet. Hulp wordt in deze situaties gewaarborgd. Deze hulp moet soms intensief zijn, maar kan ook bestaan uit een continue vorm van lichte ondersteuning. Waar specialistische hulp nodig is, moet zorg op een hoogwaardige manier geboden worden. Waar het kan dichtbij. Specialistische hulp wordt daarbij zoveel mogelijk verbonden met de sociale context van het kind en het gezin. Als ouders de verantwoordelijkheid voor de opvoeding niet aan kunnen, nemen de gemeente en professionals hun verantwoordelijkheid. Gestoeld op de ‘Rechten van het kind’ willen we de veiligheid van het kind of de jongere altijd waarborgen. Waar mogelijk doen we dit door ouders de verantwoordelijkheid voor de opvoeding te laten behouden. Waar dat niet kan, zetten we door en grijpen we in. Dat betekent tijdig signaleren waar het misgaat en versterken van de factoren die kinderen, jongeren en ouders positief in hun kracht zet. Maar ook risico’s onder ogen zien en daarop actie ondernemen. We realiseren dat het ingrijpend is voor ouders als professionals zich met belangrijke beslissingen in de opvoeding bemoeien. Als het nodig is deze stap te zetten om de veiligheid van het kind te waarborgen, moet hierover zorgvuldig en afgewogen worden besloten. Hierin speelt de kinderrechter een belangrijke en onafhankelijke rol. We nemen ouders, ook in deze situaties, altijd serieus en blijven erop inzetten dat de ouders de verantwoordelijkheid voor de opvoeding weer opnieuw zelfstandig kunnen oppakken, waar nodig met hulp of ondersteuning.

Page 27: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg
Page 28: Rotterdamse Ontwikkelagenda 2012-2015, Decentralisatie Van de Jeugdzorg

28 Decentralisatie van de jeugdzorg

ColofonTekst: GGD Rotterdam-RijnmondVormgeving: Robedrijf dienstenPrintwerk: Robedrijf dienstenOplage: 250

Maart 2012

GGD Rotterdam-RijnmondPostbus 700323000 LP Rotterdamwww.ggd.rotterdam.nlTelefoon: (010) 4339966