Rotterdams Onderwijs Model

52
Werken Wij met het rotterDams onDerWijs moDel Daa rom

description

Een beschrijving van het Rotterdams Onderwijs Model, de visie van Hogeschool Rotterdam

Transcript of Rotterdams Onderwijs Model

Page 1: Rotterdams Onderwijs Model

Werken Wij met het rotterDams onDerWijs moDel

Daarom

Page 2: Rotterdams Onderwijs Model
Page 3: Rotterdams Onderwijs Model

INHOUD

Inleiding - De rode draad 4

1 Rotterdam 51.1 De vier Rotterdamse pijlers op een rij 81.2 Een Rotterdams assortiment 91.3 Een Rotterdamse werkwijze 121.4 De Rotterdamse student 131.5 De Rotterdamse beroepspraktijk 161.6 Het Rotterdams Onderwijs Model 17

2 De start - In de poort 20

3 Een inleiding op de startfase - jaar 1 en 2 223.1 Studieloopbaancoaching 233.2 De kennisgestuurde leerlijn 263.3 De praktijkgestuurde leerlijn 27 3.4 De studentgestuurde leerlijn 30

4 Een inleiding op de eindfase - jaar 3 en 4 314.1 Studieloopbaancoaching eindfase 344.2 De kennisgestuurde leerlijn 364.3 De praktijkgestuurde leerlijn 374.4 De studentgestuurde leerlijn 41

5. Het honoursprogramma 45

6. De professionele docent 47

Page 4: Rotterdams Onderwijs Model
Page 5: Rotterdams Onderwijs Model

Hogeschool Rotterdam heeft een

maatschappelijke taak voor de regio:

meer studenten succesvol opleiden voor

de beroepspraktijk. Dit doen wij sinds

het studiejaar 2004 - 2005 met het

Rotterdams Onderwijs Model: het ROM.

Dit boekje maakt duidelijk wat de

achtergronden van het ROM zijn en hoe

toepassen van het ROM leidt tot goed hbo-

onderwijs. De inzet van het ROM is om alle

opleidingen van Hogeschool Rotterdam een

eenduidige en herkenbare opbouw te geven.

Dit biedt de garantie dat de keuze voor

Rotterdam en Rotterdams ook herkenbaar

in de curricula terug te vinden is.

Het ROM is een kader; de rode draad in ons

onderwijs. De invulling ervan is niet statisch,

maar dynamisch: nieuwe ontwikkelingen in de

omgeving vinden steeds hun vertaling in de

onderwijsprogramma’s. Ook het ROM zelf blijft

in ontwikkeling, getuige deze tweede versie

van 'Daarom werken wij met het Rotterdams

Onderwijs Model'.

Dit boekje is bedoeld voor docenten en andere

medewerkers. Het verantwoordt het ROM en

wil inspireren met sprekende voorbeelden

uit onze dagelijkse Hogeschool Rotterdam-

praktijk. Het geeft houvast en richting bij het

creëren van een krachtige leeromgeving die

zijn wortels heeft in de stad en omgeving.

Jasper Tuytel

Voorzitter van het College van Bestuur

Inleiding - De rode draad

4

Page 6: Rotterdams Onderwijs Model

Rotterdam1

Rotterdam is de bron van inspiratie voor

Hogeschool Rotterdam en het ROM. Met dit model

profi leert Hogeschool Rotterdam zich als

dé hogeschool voor de stad en haar omgeving.

Rotterdam vond zijn economisch bestaansrecht in

de havens. nu verbreedt de stad zijn economische

activiteiten en verandert in een kennisstad. Het

gemiddeld opleidingsniveau van de Rotterdammer

ligt echter onder het nederlands gemiddelde.

Om zijn concurrentiepositie te behouden moet

Rotterdam dus fors investeren in onderwijs.

Hogeschool Rotterdam neemt hiervoor graag

een deel van de verantwoordelijkheid op zich.

We kunnen de regio van dienst zijn met onze

vele bronnen van kennis. Maar de regio levert

ook input voor ons onderwijs en vormt zo een

bron voor een krachtige leeromgeving. Deze

verbondenheid met Rotterdam is door Hogeschool

Rotterdam verwoord in vier pijlers die de basis

vormen voor het Rotterdams Onderwijs Model.

Rotterdams

5

Page 7: Rotterdams Onderwijs Model

De jongerenbibliotheek

jocé bloks WDKA

léon gommans CMI

“In 2012 staat er een jongerenbibliotheek, vóór en door jongeren”, aldus Jocé Bloks en Léon Gommans, managers Externe Betrekkingen van respectievelijk Willem de Kooning Academie en CMI. Centrale Bibliotheek Rotterdam wil een jongerenbibliotheek opzetten. Daar ligt een mooie kans voor de studenten van Hogeschool Rotterdam: een project voor en door jongeren. De gesprekken tussen de bibliotheek en de managers Externe Betrekkingen Bloks en Gommans resulteerden direct in een aantal projecten. Parallel aan deze projecten wordt in deze samenwerking gekoerst op het bereiken van gemeenschappelijke strategische doelen en een uitbreiding van de samenwerking tussen de bibliotheek en relevante partijen binnen Hogeschool Rotterdam, zoals de lectoraten en andere instituten.

Door de samenwerking bestaat er nu een platform waarbinnen studenten en docenten kunnen werken aan het concept. Ze delen kennis en de bibliotheek en de studenten hebben de mogelijkheid te experimenteren binnen het concept jongerenbibliotheek. Studenten bogen zich in projecten al over de multitouch technologie en deden een onderzoek naar jongerencultuur. “De datum 2012 en de inzet vanuit de bibliotheek en Hogeschool Rotterdam maken dat er een programma gerealiseerd wordt dat over een langere tijd wordt gedragen.”

Page 8: Rotterdams Onderwijs Model

de Rotterdamse omgeving

de Rotterdamse mentaliteit

de Rotterdamse bevolking

de Rotterdamse beroepspraktijk

7

A

B

C

D

Page 9: Rotterdams Onderwijs Model

De vier Rotterdamse pijlers op een rij

1.1

De regionale benadering leidt tot een aantal

onderwijskundige overwegingen, die de basis

leggen voor het onderwijs op de hogeschool:

De Rotterdamse omgeving vraagt om

een assortiment van opleidingen dat is

toegesneden op de behoeften van de omgeving.

De Rotterdamse mentaliteit komt terug in een

Rotterdamse werkwijze op de hogeschool. Onze

studenten verwerven competenties die ze niet

alleen in de regio, maar overal ter wereld goed

kunnen gebruiken.

De Rotterdamse bevolking is erg divers, dat geldt

ook voor de studentenpopulatie. Daarom sluit

het onderwijs aan bij de individuele behoeften

van de student.

De Rotterdamse beroepspraktijk gebruikt onze

kennis, maar wij halen de beroepspraktijk ook

de hogeschool binnen.

op de volgende pagina’s lichten we

deze uitgangspunten nader toe.

B

C

D

A

8

Page 10: Rotterdams Onderwijs Model

Een Rotterdams assortiment

Zes maatschappelijke thema’s

1.2

tussen het onderwijs, onderzoek en de contractactiviteiten op de hogeschool en de maatschappelijke

en economische kenmerken van de regio bestaat een inhoudelijke relatie. Hogeschool Rotterdam kent

instituten waarin het onderwijs vorm krijgt. De instituten hebben als taak hun assortiment van opleidingen

en studieroutes goed te blijven afstemmen op de maatschappelijke behoefte in de omgeving. Dat kan leiden

tot het aanbieden van nieuwe opleidingen of de herprofi lering van bestaande opleidingen rond de volgende

actuele speerpunten:

Deze speerpunten zijn op hun beurt verbonden aan kenniscentra, waarin onderzoeksactiviteiten zijn

gebundeld. De thema’s sluiten aan bij regionale en landelijke beleidsplannen. De hogeschool werkt bij het

bepalen van haar speerpunten nauw samen met de gemeente en Rotterdamse bedrijven en instellingen.

Deze samenwerking resulteert onder andere in convenanten en gezamenlijke projecten in de regio.

Integrale gebiedsontwikkeling talentontwikkeling Creative Industry

Zorginnovatie Duurzaamheid business Development

9

Page 11: Rotterdams Onderwijs Model

In 2009 werkten 22 studenten van de leerbedrijven Marketing Today, Comm2work en studenten VisCom aan het vooronderzoek en de conceptontwikkeling van het nieuwe magazine van de Creative Factory. Dit magazine kwam in mei 2008 voor het eerst uit en het bedrijf NEST ontwerp kreeg in 2009 de vraag opnieuw een magazine te ontwikkelen in eigen beheer. Charlotte R.M. van der Heiden, creatief directeur van NEST, hoopt een blad neer te zetten dat rendabel zal zijn. Van der Heiden over het werken met studenten: “Neem studenten serieus in hun kunnen en ambities, want dat straalt weer terug op de resultaten die je samen boekt. Zij zijn tenslotte net zo goed starters.”

creative FactorY magazine

charlotte r.m. van Der heiDen

nESt OntWERP

De Creative Factory (CF) is de creatieve broedplaats van Rotterdam. In de graansilo aan de Maas op Zuid ligt het lanceerplatform voor creatieve startende bedrijven. Naast coaching van starters verbindt de Creative Factory bedrijven uit media, mode, muziek, ontwerp en zakelijke dienstverlening. Hogeschool Rotterdam is partner van de Creative Factory. Studenten maken er kennis met de creatieve werkpraktijk en ondersteunen bedrijven bij hun bedrijfsvoering en activiteiten.

Page 12: Rotterdams Onderwijs Model

Pieter FigDor

PublIC DOMAIn ARCHItECtEn

het DrijvenDPaviljoen

In mei lag er een ontwerp en in november werd er al gebouwd. Het project ‘Het drijvend paviljoen’ is niet alleen uniek vanwege de bijzondere innovatieve en flexibele bouw op het water, maar ook vanwege de enorme snelheid waarmee er wordt gewerkt. “Het is voor studenten een prachtige kans om betrokken te zijn bij het hele bouwproces, van schets tot de inrichting van de omgeving. Dat gebeurt vrijwel nooit.” vertelt Pieter Figdor van Public Domain architecten.

Bij de bouw van het paviljoen, dat in mei 2010 officieel werd geopend, zijn naast studenten van de hogeschool, ook studenten van TU Delft en het Albeda College betrokken. Op RDM Campus doen studenten bij het architectenbureau en andere betrokken bedrijven innovatieve kennis op over deze manier van bouwen. Ook dragen ze bij aan de ontwikkeling met creatieve plannen voor bijvoorbeeld de inrichting van de omgeving van het paviljoen. “Die plannen voeren wij vervolgens weer uit”, aldus Figdor.

De komende vijf jaar fungeert het paviljoen – dat wordt versleept naar de Rijnhaven - als informatiecentrum over duurzame ontwikkelingen in de stad.

Page 13: Rotterdams Onderwijs Model

EenRotterdamse werkwijze

Denken en Doen!

Hogeschool Rotterdam kiest

voor een Rotterdamse aanpak:

‘Denken en Doen’. Het onderwijs

onderscheidt zich door een

aantal kenmerken:

1.3

Het onderwijs richt zich op het ontwikkelen van nieuwe producten, werkwijzen en kennis. Ook de lectoraten profi leren zich hiermee.

innovatief en dynamisch

In studiegroepen werken studenten samen aan praktijkvraagstukken. net als in de beroepspraktijk speelt samenwerken een grote rol in multi-disciplinaire minoren, maar ook bij het kennis- en praktijkgestuurde onderwijs.

gericht op samenwerking

resultaatgericht en pragmatischHet onderwijs richt zich op het bereiken van beroepscompetenties; concrete vraagstukken uit de beroepspraktijk staan centraal. Studenten leren praktijkproblemen resultaatgericht en pragmatisch aan te pakken.

nuchter, direct, no nonsenseDit geldt voor de werkcultuur én voor de benadering van het onderwijs: werken met een pragmatische mix van werkvormen en nooit dogmatisch kiezen voor één onderwijskundig concept.

sociaal, oog voor de maatschappelijke contextHogeschool Rotterdam streeft ernaar een bijdrage te leveren aan maatschappelijke en economische vraagstukken in de omgeving van dehogeschool. Dit maatschappelijk bewustzijn geeft Hogeschool Rotterdam ook aan studenten mee voor hun latere beroepsuitoefening.

12

Page 14: Rotterdams Onderwijs Model

Hogeschool Rotterdam wil dat de studenten-

populatie een afspiegeling is van de bevolking in

de regio Rotterdam. Ook acht ze het van groot

belang meer hbo’ers op te leiden. De gemiddelde

scholingsgraad is laag in Rotterdam en omgeving.

Het is van groot belang potentiële studenten

al vroeg in hun leven bewust te maken van hun

kansen in het hoger onderwijs. Dit doet Hogeschool

Rotterdam met outreach-activiteiten, waarbij

studenten als rolmodel optreden.

Iedere student heeft een unieke beginsituatie en

ontwikkelt een eigen idee over wat hij in en met

zijn studie wil bereiken. Met startgesprekken,

studieloopbaancoaching en peercoaching worden

studenten zich bewust van hun capaciteiten,

kansen en uitdagingen. Hogeschool Rotterdam

nodigt studenten uit zichzelf te overtreffen.

Ze biedt attractief onderwijs en begeleidt

studenten daar intensief bij. Studenten die in

de eerste studiejaren opvallen door hun ambitie,

inzet en talent kunnen in jaar 3 en 4 deelnemen

aan een honourstraject.

Met dit excellentieprogramma krijgen de meest

ambitieuze en talentvolle studenten de kans

zich te ontwikkelen tot excellente professionals.

tegelijkertijd ontwikkelen zij voor de Rotterdamse

beroepspraktijk relevante en innovatieve producten.

Voor een aantal groepen studenten zijn er aparte

studieroutes, zoals maatwerktrajecten op basis van

EVC (Erkenning van Verworven Competenties) en

deeltijdopleidingen voor studenten die al relevante

werkervaring hebben opgedaan. Voor mbo-

studenten bestaan er doorstroomroutes.

Studiesucces voor iedereen!

De Rotterdamse student

1.4

13

Page 15: Rotterdams Onderwijs Model

looPbaantraject voor havisten

“Soms is een hbo-opleiding niet de eerste keuze van jongeren, terwijl zij hier wel de talenten voor hebben”, vertelt Marja Bakker, coördinator van Student aan Zet. “Het is belangrijk dat potentiële doorzetters al vroeg in hun leven gestimuleerd worden zich optimaal te ontplooien en de stap naar het hoger onderwijs te maken.” De hogeschool zet rolmodellen in om hierbij te helpen: de outreach peercoaches.

Met het City College, het Cosmicus College en het Calvijn College -locatie Vreewijk-, is een aantal jaar geleden een begeleidingstraject voor havisten opgezet. Doelstelling van de begeleiding is het uitvalpercentage van eerste generatie studenten* te verminderen. Daarnaast is het doel meer allochtone studenten in het hbo te krijgen. Op de scholen worden outreach peercoaches ingezet om leerlingen te ondersteunen bij studiekeuze, studievaardigheden, planning, motivatie en huiswerk. Student aan Zet levert de studenten/peercoaches, verzorgt de training peercoaching en ondersteunt de studenten bij hun werk.

*) Eerste generatie studenten zijn in hun

families de eersten die studeren in het hoger

onderwijs. Zij hebben in hun directe omgeving weinig voorgangers of

zitten niet in netwerken die hen kunnen helpen

bij hun studie.marja bakker C&Eb

looPbaantraject voor havisten

“Soms is een hbo-opleiding niet de eerste keuze van jongeren, terwijl zij hier wel de talenten voor hebben”, vertelt Marja Bakker, coördinator van Student aan Zet. “Het is belangrijk dat potentiële doorzetters al vroeg in hun leven gestimuleerd worden zich optimaal te ontplooien en de stap naar het hoger onderwijs te maken.” De hogeschool zet rolmodellen in om hierbij te helpen: de outreach peercoaches.

Met het City College, het Cosmicus College en het Calvijn College -locatie Vreewijk-, is een aantal jaar geleden een begeleidingstraject voor havisten opgezet. Doelstelling van de begeleiding is het uitvalpercentage van eerste generatie studenten* te verminderen. Daarnaast is het doel meer allochtone studenten in het hbo te krijgen. Op de scholen worden outreach peercoaches ingezet om leerlingen te ondersteunen bij studiekeuze, studievaardigheden, planning, motivatie en huiswerk. Student aan Zet levert de studenten/peercoaches, verzorgt de training peercoaching en ondersteunt de studenten bij hun werk.

*) Eerste generatie studenten zijn in hun

families de eersten die studeren in het hoger

onderwijs. Zij hebben in hun directe omgeving weinig voorgangers of

zitten niet in netwerken die hen kunnen helpen

bij hun studie.marja bakker C&Eb

Page 16: Rotterdams Onderwijs Model

Pressure cooker

carolien van Den akker

ORgAnISAtIE PRESSuRE COOKER

“Excellente studenten willen geen studiepunten, maar inspiratie, uitdaging, een netwerk en de kans om heel hard te werken aan interessante vraagstukken”, vertelt Carolien van den Akker, organisator van Pressure Cooker. En die uitdaging kregen de dertig studenten tijdens de eerste editie van Pressure Cooker in 2009. Gedurende een week verbleven studenten met docenten en creatieve professionals uit het bedrijfsleven dag en nacht op RDM Campus om zich te buigen over innovatieve vraagstukken uit de zorg.

Zes multidisciplinaire teams, die samenwerkten op basis van gelijkwaardigheid, bogen zich over thema’s als leefstijl, financiering van de zorg en werken in de zorg. Tijdens ontbijtsessies kregen de teams inspiratie van gastsprekers. Met een speeddate bijeenkomst maakten ze kennis met zorgverleners én zorgvragers. Tijdens een eindmanifestatie presenteerden de teams hun bevindingen aan de buitenwereld. “Voor alle deelnemers een week vol nieuwe inzichten en ervaringen”, aldus Van den Akker. “Vooral de kans om zonder afleiding, voor honderd procent met het thema bezig te zijn, bleek een succesfactor.”

Page 17: Rotterdams Onderwijs Model

De Rotterdamse beroepspraktijk

1.5

Outside In, Inside Out (OIIO)

16

Hogeschool Rotterdam haalt de Rotterdamse

beroepspraktijk letterlijk naar binnen en geeft

daarvoor ook iets terug. Er is een directe en

wederzijdse relatie tussen de opleidingen en de

beroepspraktijk in de regio.

outside in

De student leert echt in de praktijk. Dit gebeurt

in projectopdrachten van regionale bedrijven en

instellingen, stages, duale leer-/werktrajecten

en door het uitvoeren van afstudeeropdrachten.

Ook geven beroepenveldcommissies advies

over de invulling van de opleidingsprogramma’s.

gastdocenten uit de beroepspraktijk verzorgen

onderwijs met het doel de kwaliteit van ons

opleidingsprogramma actueel te houden

en te vernieuwen.

inside out

De opleidingen dragen rechtstreeks bij aan de

ontwikkeling van de beroepspraktijk in de regio.

Studenten werken in projecten en stages aan

concrete en soms innovatieve beroepsproducten

en dragen zo bij aan het oplossen van vraagstukken

waar bedrijven en instellingen mee zitten. Ook de

lectoraten hebben een belangrijke brugfunctie

tussen de hogeschool en de beroepspraktijk.

Ze voeren praktijkonderzoek uit en spelen een

belangrijke rol bij het formuleren en overdragen

van nieuwe inzichten aan het beroepenveld.

Page 18: Rotterdams Onderwijs Model

Met competentiegericht onderwijs leert

een student adequaat handelen in concrete

beroepssituaties. Kennis en vaardigheden zijn

geen doelen op zich: het gebruik ervan in concrete

beroepssituaties staat centraal. bij Hogeschool

Rotterdam krijgt competentiegericht onderwijs

een Rotterdamse, resultaatgerichte invulling.

kennis-, praktijk- en studentgestuurde leerlijnen

Op pagina 18 is het curriculummodel afgebeeld,

waarin zichtbaar is dat het opleidingscurriculum

bestaat uit de volgende drie leerlijnen:

¬ kennisgestuurde leerlijn

waarin de student kennis, concepten,

methodieken en vaardigheden leert;

¬ Praktijkgestuurde leerlijn

waarin de praktijk zélf de leermeester is

voor de aanpak van problemen;

¬ studentgestuurde leerlijn

waarin de student een samenhangend

studiepakket opstelt waarmee hij een eigen

kleur geeft aan de studie.

De leerlijnen in samenhang

Elke leerlijn is in het hele curriculum aanwezig

en er is samenhang tussen de verschillende

leerlijnen. Concepten en vaardigheden uit de

kennisgestuurde lijn ondersteunen het aanpakken

van praktijkproblemen in het onderwijs van de

praktijkgestuurde lijn. naarmate de studie vordert,

veranderen de verhoudingen waarin de leerlijnen

voorkomen. De samenhang tussen de leerlijnen

waarborgt dat de beoogde beroepscompetenties

worden bereikt.

studieloopbaancoaching (slc)

Om het studiesucces te vergroten heeft iedere

student een studieloopbaancoach. De SlC-coach

bespreekt met de student de studievoortgang,

adviseert bij studieproblemen en studiekeuzes

en stimuleert de student zichzelf te overtreffen.

De student leert bij SlC zijn individuele

competentieontwikkeling te sturen richting de

vereiste beroeps- en opleidingscompetenties. SlC

is niet vrijblijvend. Er worden bindende afspraken

vastgelegd en een student ontvangt studiepunten.

Het Rotterdams Onderwijs Model

1.6

17

Page 19: Rotterdams Onderwijs Model

90%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

Curriculummodel

10 % ¬ bijspijkeren ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ keuzeonderwijs ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ minor 30 %

35 % ¬ Projecten ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ stage/werk ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ afstuderen 50 %

50 % ¬ gestructureerd aanbod rond concepten en vaardigheden ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ 15 %

5 % ¬ studieloopbaancoaching ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ 5 %

Alle beschreven curriculumonderdelen komen terug in dit schema. Het geeft een aanduiding van de ontwikkeling van de verschillende lijnen in de loop van de studie.

CurriculummodelCurriculummodel

gestructureerd aanbod rond concepten en vaardigheden

¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬

¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬

studieloopbaancoaching studieloopbaancoaching

Alle beschreven curriculumonderdelen komen terug in dit schema. Het geeft een aanduiding van de ontwikkeling van de verschillende lijnen in de loop van de studie.

gestructureerd aanbod rond concepten en vaardigheden

stage/werk stage/werk

keuzeonderwijs

¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬

Alle beschreven curriculumonderdelen komen terug in dit schema. Het geeft een aanduiding van de ontwikkeling van de verschillende lijnen in de loop van de studie.

¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬

¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬

¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬

¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬

Alle beschreven curriculumonderdelen komen terug in dit schema. Het geeft een Alle beschreven curriculumonderdelen komen terug in dit schema. Het geeft een aanduiding van de ontwikkeling van de verschillende lijnen in de loop van de studie.aanduiding van de ontwikkeling van de verschillende lijnen in de loop van de studie.

18

1e jaar 2e jaar 3e jaar 4e jaar

Page 20: Rotterdams Onderwijs Model

“Onder de deelnemende studenten is echt een band ontstaan”, aldus Anneloes Harreveld. Harreveld (RBS) en collega’s Goekoop (COM) en Pauwels (IFM) organiseerden in augustus 2009 een summerschool voor nieuwe studenten aan de Kralingse Zoom.

Met Havenbedrijf Rotterdam en projectorganisatie FutureLand ontwikkelden ze een casus rond Maasvlakte 2. De casus moest drie aspecten van de studies omvatten: internationaal van karakter, met commerciële en financiële vaardigheden.

verkooP De alexiahaven!

De studenten kregen de opdracht de Alexiahaven te verkopen. Zij kregen vragen als: ‘Hoe zet je een haven in de markt?’, ‘Hoe vind je geïnteresseerde bedrijven?’ en ‘Hoe breng je mensen in aanraking met een haven?’. Het project omvatte ondermeer een excursie en flankerend onderwijs in bedrijfseconomie, marketing en communicatievaardigheden. Naast de eigen docenten waren er lessen van gastdocenten uit de praktijk.

Aan het einde van de week presenteerden de studenten hun bevindingen aan een professionele jury. "Het was een heftige, volle week, maar het heeft echt iets toegevoegd", aldus Harreveld.

anita PauWels IFM

DaviD goekooP COM

anneloes harrevelD RbS

Page 21: Rotterdams Onderwijs Model

In het eerste jaar wisselt gemiddeld twintig procent

van de studenten van opleiding. Ook stopt een

fors aantal met de studie. De uitval vindt vooral

in de eerste studiemaanden van het eerste jaar

plaats. Dit zijn aanleidingen om extra aandacht te

besteden aan de startfase. Het gaat er daarbij om

elke student zo snel mogelijk op de juiste plek te

krijgen, zodat geen talent verloren gaat.

startgesprek

Iedere nieuwe student is van harte welkom bij

Hogeschool Rotterdam. Dat is de boodschap van

het startgesprek dat iedere aankomende student

voert voordat hij met de opleiding begint. Het

gesprek is bedoeld om de binding met de opleiding

te vergroten. Daarnaast biedt het gesprek de

mogelijkheid de kennis van taal en rekenen,

competenties, motivatie en thuissituatie in te

schatten.

Het gesprek vindt plaats na het maken van de

‘startmeter’, een digitaal instrument om deze

indicatoren vast te stellen. In het startgesprek

bespreken de aankomende student en de

docent of eventueel extra ondersteuning nodig

is om succesvol te starten met een opleiding.

Van het gesprek gaat een notitie naar de

studieloopbaancoach van de student.

summerschool

tijdens een summerschool maken studenten

voorafgaand aan de start van de studie kennis

met de hogeschool. Ieder instituut richt een

programma in voor een week. In de week is

aandacht voor het opfrissen van kennis, het

aanleren van studievaardigheden en kennismaken

met medestudenten en docenten. Het doel is

meer studenten gemotiveerd en beter

toegerust aan de start te krijgen en de

binding met de opleiding te vergroten.

De start - In de poort2

Startgesprek en Summerschool

20

Page 22: Rotterdams Onderwijs Model

Startfase

¬ Kennisgestuurd 27-33 EC ¬ Praktijkgestuurd 18-24 EC¬ Studentgestuurd 6 EC ¬ Studieloopbaancoaching 3 EC

Contacttijd: minimaal 580 klokuren per jaar

¬ Kennisgestuurd 27-33 EC ¬ Kennisgestuurd 27-33 EC ¬ Praktijkgestuurd 18-24 EC¬ Praktijkgestuurd 18-24 EC¬ Praktijkgestuurd 18-24 EC¬ Studentgestuurd 6 EC

kennisgestuurd kennisgestuurd

Praktijkgestuurd Praktijkgestuurd

studentgestuurd studentgestuurd

studieloopbaancoaching studieloopbaancoaching

1e jaar 2e jaar

21

Page 23: Rotterdams Onderwijs Model

In ieder opleidingscurriculum komen

studieloopbaancoaching (SlC) en de drie

leerlijnen terug. Met een SlC-coach bespreekt

de student zijn studievoortgang en bespreekt hij

keuzes betreffende zijn studie. Kennisgestuurd

onderwijs vormt een belangrijke basis voor de

praktijkgestuurde lijn. In de studentgestuurde

lijn kan de student ondersteunend onderwijs en

hogeschoolbrede keuzevakken volgen of aan

organisatorische activiteiten deelnemen.

oiio

In de startfase van de studie oriënteert de

student zich op de praktijk van het gekozen

beroep. De nadruk ligt in deze fase op ‘outside

in’: de praktijk komt de school binnen door

middel van bijvoorbeeld projecten. In het tweede

studiejaar treedt er een verschuiving op van

‘praktijk de school binnenhalen’ naar de ‘school

naar de praktijk brengen’. Er komen meer externe

projecten met opdrachtgevers die ook participeren

in de beoordeling van de bereikte resultaten.

De studenten leren samen te werken doordat

projecten dat noodzakelijk maken en de opgaven

steeds complexer worden. Aansturing op

samenwerking vindt plaats vanuit de opgave én

vanuit de begeleider.

mate van sturing

De begeleiding is in de propedeuse redelijk

intensief: afspraken over studieactiviteiten en

de voortgang zijn kort-cyclisch en de opleiding

besteedt expliciet aandacht aan vaardigheden.

Studenten krijgen gestructureerde opdrachten die

altijd gerelateerd zijn aan het beroep, maar

geen versimpelde vraagstukken. Wel zijn in deze

fase de eisen aan de uitwerking beperkt. In de loop

van het tweede studiejaar zijn er hogere eisen aan

de uitwerkingen. De student krijgt dan een lang-

cyclischer begeleiding, waardoor hij zelfstandig

zijn studieactiviteiten leert plannen.

In dit boekje richten we ons niet specifiek op de duale en deeltijdopleidingen, hoewel ze wel steeds zijdelings aan bod komen. De uitgangspunten van het ROM zijn hetzelfde voor deze opleidingen, maar de vertaling naar de onderwijspraktijk verschilt.

Een inleiding op de startfase - jaar 1 en 2

3

22

Page 24: Rotterdams Onderwijs Model

Studieloopbaancoaching (SlC) is het

leerproces waarin de student met begeleiding

van een studieloopbaancoach zijn individuele

competentieontwikkeling leert sturen richting de

vereiste beroeps- en opleidingscompetenties. SlC

begint met het startgesprek dat iedere student

voor aanvang van de studie krijgt aangeboden.

vinger aan de pols

In het eerste kwartaal, uiterlijk in week zes van

de studie, heeft iedere student een gesprek

met een SlC-coach. In dit gesprek worden de

capaciteiten van de student besproken. De student

stelt in samenspraak met zijn coach vast of en

waarin hij ondersteuning nodig heeft. Samen

stellen ze, indien nodig, een bijspijkerplan op.

Vervolgens werkt de student – met bijvoorbeeld

een crashcourse, een zelfstudieprogramma of met

hulp van een peercoach - aan het ontwikkelen van

de benodigde competenties en vaardigheden. De

coach houdt de ‘vinger aan de pols’ en controleert

of de student de afspraken nakomt.

minimaal 3 gesprekken per jaar

Per jaar voert een student, afhankelijk van de

behoefte en noodzaak, drie tot tien keer een

uitgebreid individueel gesprek met zijn coach.

De student bespreekt dan zijn studieresultaten.

De coach pakt bij haperingen in de studievoortgang

de signalen op, organiseert ondersteuning of

neemt studiebelemmeringen weg.

reflectie

In een (digitaal) portfolio doet de student verslag

van zijn planning en leerdoelen, gemaakte

keuzen, ondernomen activiteiten, evaluaties en

studieresultaten. De student krijgt zicht op zijn

eigen sterke en zwakke kanten door schriftelijke

en mondelinge reflectie en ontdekt hoe hij zich als

professional wil onderscheiden.

Studieloopbaancoaching3.1

23

Page 25: Rotterdams Onderwijs Model

halil karaaslan IVl

lale

Met mentoraten en steunpunten verhoogt Hogeschool Rotterdam het thuisgevoel van studenten. Thuisgevoel en ‘binding’ zijn voorwaardelijk voor studiesucces. De mentoraten en steunpunten hebben alle een studentenstaf die activiteiten en peercoaching organiseert. Student aan Zet is de thuisbasis. Er zijn mentoraten voor Antilliaanse en Arubaanse studenten, Surinaamse, Marokkaanse en Turkse studenten. Daarnaast is er het Powerplatform voor studenten met een functiebeperking en het Steunpunt Studerende Moeders. Naar verwachting worden in de nabije toekomst een mentoraat voor Chinese studenten en Support 21+ opgericht.

“Als je als eerstejaars student hier komt studeren, kan het lastig voor je zijn je plek binnen Hogeschool Rotterdam te vinden”, zegt student Halil Karaaslan. “Door al die verschillende gebouwen, afdelingen, klaslokalen en al die mensen kun je je al snel verloren voelen.”

Halil is initiator van Lale, een mentoraat voor Turkse studenten. Met dit mentoraat wil hij de uitval van Turkse studenten verminderen en de participatie binnen de hogeschool bevorderen. Lale biedt studenten begeleiding door een peercoach, organiseert workshops en bevordert ook ouderparticipatie. Halil gelooft dat een positieve sfeer bijdraagt aan goede studieresultaten.

Page 26: Rotterdams Onderwijs Model

simone costongs PAbO

kennismaken met het vak

"Wat kunnen wij als leerkracht doen om de ontwikkeling van kinderen te stimuleren?" Die vraag staat centraal in het vak Onderwijskunde voor het oudere kind. Eerstejaars studenten op de Pabo volgen dit oriënterende basisvak in het eerste semester van hun studie. Tegelijkertijd vergelijken zij de opgedane kennis met hun praktijkervaringen in groep vijf en zes van de basisschool, waar ze een dag per week rondkijken.

“Het is niet zo dat studenten bij dit vak alleen maar luisteren tijdens colleges over onderwijskunde”, vertelt Simone Costongs, docente aan de Pabo, “integendeel. Eigenlijk proberen ze alle theorie gelijk in de praktijk uit. Dat is wat studenten ook erg waarderen. Ze kunnen gelijk aan de slag met de opgedane kennis.”

Zo ontwerpen studenten bijvoorbeeld een ‘Superles’ waarbij ze met elkaar bespreken wat ze willen overbrengen en op welke manier. Ook analyseren ze met behulp van de theorie allerlei video’s waarop leerkrachten te zien zijn. “Het is voor de voltijdstudenten een actieve kennismaking met het vak.”

Page 27: Rotterdams Onderwijs Model

De kennisgestuurde leerlijn

Kennisgestuurd onderwijs vormt een belangrijke

basis van de beroepsopleiding. Het geeft kaders

en handvatten die nodig zijn om praktijksituaties

goed te kunnen aanpakken. Centraal staat de

body of Knowledge and Skills (bOKS) van het

beroep: theorieën, methodieken, werkmodellen

en vaardigheden die relevant zijn voor de

beroepspraktijk waarin de student zich in de

(nabije) toekomst zal bewegen. Studenten leren

redeneren als professionals.

verschillende werkvormen

Een vakdocent geeft inzicht in de actuele

theoretische achtergronden en methodieken van

het beroep en de daarvoor relevante vaardigheden.

Hij speelt in op de individuele ontwikkeling van

de student door verschillende werkvormen in te

zetten als (werk)colleges, practica, trainingen,

probleemgestuurd onderwijs, zelfstudieopdrachten,

cases, simulaties, games en skillslabs.

mate van sturing

Het onderwijs in de kennisgestuurde lijn

ondersteunt de projecten en het werk in de

praktijk. Het biedt structuur in het begin van de

studie. Door een belangrijk deel in de vorm van

cursussen en trainingen aan te bieden, waarbij

gewerkt wordt met opdrachten en cases, leert

de student wat er van hem verwacht wordt. Deze

gestructureerde werkvormen zijn een eerste

stap in het proces van geleid via begeleid naar

zelfstandig leren.

toetsing en beoordeling

Afhankelijk van de leerdoelen worden toetsvormen

vastgesteld. Het gaat bij de beoordeling om het

vaststellen in welke mate de studenten zich

de betreffende concepten, methodieken en

vaardigheden hebben eigen gemaakt. Ook wordt

getoetst of ze deze kennis in verband kunnen

brengen met de beroepspraktijk. Zij maken

daarvoor een vertaalslag naar nieuwe situaties.

Ook brengen zij kennis uit verschillende bronnen

en gebieden met elkaar in verband bij het

aanpakken van een concreet vraagstuk.

3.2

Page 28: Rotterdams Onderwijs Model

De praktijkgestuurde leerlijn

In praktijkgestuurd onderwijs is de praktijk zélf

het uitgangspunt voor het leerproces. Studenten

maken kennis met de beroepspraktijk en leren

reële beroepsvraagstukken aan te pakken, waar

mogelijk voor een opdrachtgever die uit de

buitenschoolse beroepspraktijk afkomstig is.

verschillende werkvormen

Het praktijkvraagstuk is het vertrekpunt voor het

leren. De student oriënteert zich op het probleem,

onderzoekt het en draagt een oplossing aan. Zo

leert hij professionele beslissingen te nemen en te

verantwoorden. Door veel integrale opdrachten te

programmeren wordt de beroepssituatie

zoveel mogelijk benaderd. De vraagstukken zijn

open en complex. Studenten kunnen verschillende

strategieën hanteren om tot een goed resultaat te

komen. De student voert veel opdrachten uit in de

vorm van projecten. binnen de praktijkgestuurde

leerlijn passen ook simulaties en snuffelstages. In de

duale opleidingen is er natuurlijk de werk-component.

mate van sturing

In de eerste studiefase is het projectwerk

gestructureerd en kent het een relatief intensieve

begeleiding. Afspraken over de projectvoortgang

zijn kort-cyclisch en er is expliciet aandacht voor

projectvaardigheden. In de loop van het tweede

studiejaar zijn de eisen aan de te leveren

oplossing hoger en is de begeleiding minder

direct en lang-cyclischer. Studenten werken

ook samen met studenten van andere

opleidingen, zodat ze over de grenzen

van hun eigen beroep heen kijken.

toetsing en beoordeling

De kwaliteit van het beroepsproduct is erg

belangrijk. Voor de beoordeling ervan bestaan

vooraf vastgestelde criteria en maatstaven.

Daarnaast wordt het werkproces van de

groep én van de individuele student getoetst.

Productpresentaties, procesverslagen, self- en

peerassessment spelen een rol in de beoordeling.

3.3

Page 29: Rotterdams Onderwijs Model

esther van Der vranDe

& erDal bozDag CVD StAP

vrijWilligersWerk is meer Dan

rolstoelDuWen

“Vrijwilligerswerk is heel divers en het is goed dat jongeren daar kennis van nemen.” Aan het woord is Esther van der Vrande van Centrum voor Dienstverlening (CVD STAP). Van der Vrande begeleidt samen met collega Erdal Bozdag van CVD STAP en Stichting Vrijwilligerswerk Rotterdam (SVR), tweedejaars studenten bij PMG-projecten: projecten waarin ‘Projectmatig en Multidisciplinair werken aan Grootstedelijke vraagstukken’ centraal staat.

Studenten maken kennis met vrijwillige inzet in bijvoorbeeld de zorg. Zo deed een groep studenten onderzoek naar de verhoudingen en rolverdeling tussen betaalde en vrijwillige medewerkers in de zorg. Met dit onderzoek leerden studenten de sector kennen en leerden ze onderzoeksmethodieken toe te passen en projectmatig te werken. Ook zetten zij zich als vrijwilliger in. Over de inzet van studenten zijn de betrokken organisaties enthousiast: “Studenten zijn vernieuwend, houden je scherp en – wat ook prettig is - ze zijn erg handig met nieuwe media. Zo heeft vorig jaar een groep studenten een sportmiddag in een verzorgingstehuis georganiseerd, waarbij bewoners met de Wii aan de slag gingen.”

Page 30: Rotterdams Onderwijs Model

Op 24 november 2009 was het exact 150 jaar geleden dat ‘The origins of species’ van Charles Darwin werd uitgegeven. Op die dag verzorgde Servaas van der Horst, net als de afgelopen vijftien jaar, college over de evolutieleer. Er genoten zo’n tachtig studenten van zijn populaire, maatschappelijk relevante en nog altijd actuele keuzevak. “Het was, net als altijd, een feestje”, aldus Van der Horst.

“De grote filosofische thema’s uit de evolutieleer zijn voor iedere student van wezenlijk belang. We bespreken of het leven vooruitgang heeft, of de evolutie een doel kent, maar ook praten we over de vermeende superioriteit van de mens. In de collegebanken zitten studenten van de WdkA, studenten Fysiotherapie en Culturele en Maatschappelijke Vorming naast elkaar. Ze zijn in het begin wat lacherig en ongelovig bij mijn voorbeelden, maar naarmate de weken vorderen, worden ze leergierig, nieuwsgierig en zie je de kwartjes vallen. Studenten leren op een andere manier kijken, gaan anders denken. Ik heb wel eens gehoord dat een groepje studenten na mijn college wekelijks de kroeg in dook om tot minstens vier uur 's nachts te discussiëren over de lesstof.”

evolutieleer

servaas van Der horst IVl

Page 31: Rotterdams Onderwijs Model

De studentgestuurde leerlijn

Het onderwijsprogramma in de studentgestuurde

lijn biedt in de eerste twee jaar ruimte voor de

volgende drie invullingen. bij voorrang wordt

eerst ingezet op het ondersteunend onderwijs.

ondersteunend onderwijs

De student stelt in samenspraak met zijn

studieloopbaancoach vast of en waarin hij

ondersteuning nodig heeft. Dit gebeurt reeds in

het intakegesprek voorafgaand aan de start van de

studie. Indien nodig maakt hij een bijspijkerplan.

Door het – in de vrije keuzeruimte - volgen

van een bijspijkercursus, het werken met een

zelfstudieprogramma, eventueel met begeleiding

van een peercoach, wordt aan de vaardigheden

gewerkt. Hogeschool Rotterdam biedt cursussen op

het gebied van nederlands, nederlands als 2e taal

(nt2), wiskunde, Engels en computervaardigheden,

maar ook op vakspecifieke terreinen.

hogeschoolbrede keuzevakken

Als aan de bijspijkerverplichting is voldaan, kan

de student zich met hogeschoolbrede keuzevakken

verbreden op terreinen die aansluiten bij zijn

opleiding. De student heeft voor het volgen

van een keuzevak geen opleidingsspecifieke

voorkennis nodig. De keuzemodulen zijn bij

voorkeur maatschappelijk relevant en

spelen zo mogelijk in op de actualiteit.

organisatorische activiteiten

Een student kan ook binnen de keuzeruimte

studiepunten krijgen voor organisatorische

activiteiten. Deze activiteiten

betreffen bijvoorbeeld deelname aan

medezeggenschapsraden, interne commissies,

besturen van studie- en studentenverenigingen,

open dagen of maatschappelijk relevant

vrijwilligerswerk, enzovoorts.

naast de genoemde keuzemogelijkheden

kunnen de instituten voor een bepaald

programmaonderdeel zelf ook

keuzemogelijkheden scheppen binnen de

kennis- en praktijkgestuurde leerlijnen.

Dit is een aanvullende keuzemogelijkheid die

naast, maar niet in plaats van de drie

genoemde mogelijkheden komt.

3.4

30

Page 32: Rotterdams Onderwijs Model

In de eindfase veranderen de verhoudingen

tussen kennis-, praktijk- en studentgestuurde

leerlijnen. De minor, de stage en het afstuderen

vormen in deze fase belangrijke onderdelen

van het studieprogramma. De student vult de

eindfase van de studie grotendeels zelf in en de

sturing door docenten neemt verder af. Op basis

van de vereiste competenties van de beginnend

beroepsbeoefenaar en de door hemzelf gewenste

profilering stelt de student - in overleg met zijn

studieloopbaancoach - het studieprogramma vast.

De minor

Met een minor onderscheidt een student zich later

in de beroepspraktijk. In de minor past de student

zijn verworven beroepscompetenties toe in actuele

uitdagende vraagstukken. Door bijvoorbeeld in

een Innovation lab te werken, verkent een student

naast de grenzen van het beroep zijn eigen

grenzen en verwerft hij innovatieve competenties.

De stage

In de stage leert de student de beroepspraktijk

kennen in een bedrijf of instelling en leert daarin

op hbo-niveau te functioneren. In de terugkomtijd

reflecteert hij op de stage.

het afstuderen

Het afstuderen vindt ook in de beroepspraktijk

plaats. Hiermee laat de student zien dat hij op hbo-

niveau zelfstandig een relevant beroepsprobleem

kan aanpakken en afronden. Met het afstuderen

bewijst de student startbekwaam te zijn voor de

beroepsuitoefening.

honourstraject

Studenten die in de eerste studiejaren opvallen

door hun ambitie, inzet en talent kunnen in

jaar 3 en 4 deelnemen aan een honourstraject.

Met dit excellentieprogramma krijgen de meest

ambitieuze en talentvolle studenten de kans zich

te ontwikkelen tot excellente professionals.

Een inleiding op de eindfase - jaar 3 en 4

4

31

Page 33: Rotterdams Onderwijs Model

model jaar 3 en 4

In het ROM is de verdeling van studiepunten (EC)

in het 3e en 4e studiejaar samen:

In jaar 3 hebben studenten 320 contacturen.

In jaar 4 280 contacturen.

In het 3e jaar van de studie ligt de nadruk op

het leren werken in de beroepspraktijk van een

arbeidsorganisatie: de stage. In het 4e jaar staan

beroepsontwikkeling, verdieping en innovatie als

uitdagingen centraal.

In de onderstaande modellen worden twee

mogelijkheden geboden om de studiepunten

over de laatste twee studiejaren te verdelen.

Model A gaat uit van vier dagen stage in het 5e

semester. In model b hebben studenten in zowel

het 5e als 6e semester drie dagen stage per

week.

In model A is ruimte om praktijkopdrachten in

complexe projecten en/of leerwerkbedrijf in te

plannen. In model b krijgen deze activiteiten in

de stage-opdrachten vorm.

Praktijkgestuurd 56 - 60 EC

Kennisgestuurd 24 - 28 EC

Studentgestuurd – minor 30 EC

SlC 6 EC

32

5 6 7 8 5 6 7 8

Stage24 EC

Stage12 EC

Stage12 EC

Praktijk- gestuurd

12 EC

Kennis-gestuurd

5 EC

Kennis-gestuurd

16 EC

Minor30 EC

Afstudeer-onderzoek20-24 EC

Kennis-gestuurd

3-7 EC

SLC 1 SLC 2 SLC 2 SLC 1

Praktijk- gestuurd

6 EC

Praktijk- gestuurd

6 EC

SLC 1 SLC 2 SLC 2 SLC 1

Kennis-gestuurd

11 EC

Kennis-gestuurd

10 EC

Minor30 EC

Afstudeer-onderzoek20-24 EC

Kennis-gestuurd

3-7 EC

Model A, EC per semester Model B, EC per semester

Page 34: Rotterdams Onderwijs Model

“Werkgevers kijken naar meer dan alleen een diploma”, vertelt Cheryl Gerretsen, SLC-coördinator bij de opleiding Trade Management gericht op Azië, “daarom leren wij studenten goed naar zichzelf te kijken om te zien waarin zij zichzelf onderscheiden en hoe ze zich goed kunnen profi leren. Na een stage van een jaar in Azië ontdekken ze of ze zelfstandig en initiatiefrijk zijn, of ze zich prettig voelen op de voorgrond als manager, of toch liever een rol op de achtergrond vervullen. Deze zelfanalyse vormt het eerste deel van de loopbaanplanning die ze in jaar 4 schrijven.”

een DiPloma alleen is niet interessant genoeg

Op basis van de zelfanalyse en de feedback van medestudenten, stagebegeleider en SLC-coach bepalen studenten of ze startbekwaam zijn. “Zo vlak voor het betreden van de arbeidsmarkt beseffen studenten pas echt wat ze nodig hebben. Velen kiezen er dan toch voor om na de opleiding door te studeren aan een masteropleiding of om nog een Nima-A diploma te halen. Studenten gaan bij ons in het vierde jaar ook allemaal ‘verplicht’ naar de Masterbeurs en de Carrièrebeurs om zich goed te oriënteren op de toekomst. Op deze wijze helpen we hen carrièredoelen op de korte en langere termijn te stellen.”

cherYl gerretsen RbS

Page 35: Rotterdams Onderwijs Model

De student geeft in de eindfase een ‘eigen

kleur’ aan zijn studieprogramma. Hij maakt

keuzen voor stage, minor en afstudeerwerk. De

studieloopbaancoach helpt de student bij het

opstellen van een samenhangend programma.

De begeleiding verandert van studiebegeleiding

naar loopbaanbegeleiding. De student maakt

zijn keuzen nu steeds nadrukkelijker als

startend professioneel beroepsbeoefenaar. Hij

reflecteert op zijn eigen handelen in complexe

beroepssituaties.

van studiebegeleiding naar loopbaanbegeleiding

De keuzevrijheid is niet onbeperkt, maar

gekaderd door het curriculum van de opleiding,

de beoogde competenties en de mate van

competentiebeheersing. In een (digitaal) portfolio

houdt de student zijn competentieontwikkeling

bij en stuurt zo gericht zijn studieactiviteiten. De

coach is daarbij de gesprekspartner en monitor.

het eindgesprek

Met het eindgesprek sluit de student het vierjarig

traject van studieloopbaancoaching af. Hij kijkt

met de coach terug op de studie en de behaalde

resultaten en vooruit om het beroepsperspectief te

bespreken.

In het eindgesprek geeft de coach uitvoerig

feedback. Op basis van het portfolio analyseren

coach en student het gevolgde studietraject en

kijken naar de persoonlijke ontwikkeling van

startend student tot startend beroepsbeoefenaar.

De coach geeft de student een ontwikkeladvies

voor de toekomst, waarbij hij ook zijn visie geeft op

de beroepscontext waarin de student mogelijk het

best tot zijn recht zal komen.

Studieloopbaancoaching eindfase

4.1

34

Page 36: Rotterdams Onderwijs Model

“Met dit vak leren derdejaars studenten Vrijetijdsmanagement (VTM) om te gaan met culturele diversiteit. Ik verzorg drie inleidende hoorcolleges waarin ik de gangbare theorieën van Pinto en Hofstede presenteer. Vervolgens gaan de studenten in werkcolleges aan de slag met een onderzoek naar de interculturele communicatie binnen een organisatie uit de beroepspraktijk. Op basis van de analyse van de communicatie en onderzoek naar de achterliggende culturele waarden van verschillende betrokken partijen, formuleren studenten een verbetervoorstel dat ze voorleggen aan de bewuste organisatie. Zowel het onderzoek als het verbeterplan en de feedback van de onderzochte organisatie maken deel uit van de eindbeoordeling.”

Michel Schelvis heeft het vak nu verder uitgebreid met een extra hoorcollege waarin hij dieper ingaat op de relatie tussen cultuur en religie. “Volgens het beroepsprofiel van VTM is de Rotterdamse vrijetijdsmanager een wereldburger, met respect voor mens en omgeving. Ook is hij een bruggenbouwer met passie om verschillende doelgroepen te bereiken met oog voor andere culturen. Dan is een brede visie noodzakelijk. In eerdere vakken leerden studenten bijvoorbeeld over de economische, sociale, en creatieve dimensies van het werk. Nu staat het interculturele aspect centraal.”

De vrijetijDsmanager als WerelDburger

londen

tokio

new York

sydney

michel schelvis WDKA/VtM

Page 37: Rotterdams Onderwijs Model

De kennisgestuurde leerlijn

In de eindfase heeft het kennisgestuurd onderwijs

een zogenaamd ‘flankerende’ functie voor het

praktijkgestuurde onderwijs. De student krijgt

de concepten, methodieken en vaardigheden

aangereikt die hij in de stage en bij zijn

afstudeerwerk nodig heeft. Zo kan hij zijn eigen

concrete ervaringen verbinden met de theorie en

methodieken van het toekomstig beroep.

Flexibel

De student maakt een keuze voor de richting die hij

binnen het gekozen beroep wil inslaan. Dan wordt

echt duidelijk aan welke punten hij nog kan werken

om de vereiste beroepscompetenties te bereiken.

De invulling van het kennisgestuurde onderwijs

moet een zekere flexibiliteit hebben en moet

keuzemogelijkheden bieden, zodat er samenhang

kan ontstaan in het programma van de individuele

student. Dit kan bijvoorbeeld met opdrachten

waarin studenten zelfstandig literatuur verwerken.

terugkomdag

Op de wekelijkse ‘terugkomdag’ in de

stageperiode in model A in het 5e semester (zie

model op pagina 32) verbindt de student zijn

ervaringen in de praktijk met de eerder in de studie

verworven kennis en vaardigheden. Ook werkt

hij aan de leervragen en opdrachten die hij nog

heeft. Hierbij staat reflectie op zijn praktijkervaring

centraal. Met andere studenten bespreekt hij

bijvoorbeeld in een intervisiebijeenkomst zijn

stage-ervaringen en zoeken ze samen naar

oplossingen voor voorkomende problemen.

Werkvormen

naast de zelfstudie en literatuuronderzoek

behoren workshops, korte cursussen, lezingen,

themacolleges en refereersessies tot de mogelijke

werkvormen. Deze kunnen gecombineerd

worden met spreekuren en presentatielessen.

4.2

36

Page 38: Rotterdams Onderwijs Model

De praktijkgestuurde leerlijn

De student besteedt minstens de helft van de

tijd in de laatste twee studiejaren aan werk

in de praktijk (zie ook model op pagina 32).

Stage en afstudeeronderzoek bieden aan

studenten de mogelijkheid te kiezen om de

beoogde beroepskwalificatie binnen een specifieke

setting en aan de hand van een bepaald type

vraagstuk te verwerven. Dat komt tegemoet aan

de behoefte die studenten veelal in deze studiefase

hebben om zich te verdiepen in een specifiek deel

van de beroepspraktijk (specialisatie).

Ook projectonderwijs, het werk in mini- of

leerbedrijven, simulaties en action-learning in

praktijksituaties zijn belangrijke onderdelen van de

praktijkgestuurde leerlijn in de eindfase. In duale

opleidingen vervult de werkplek de onmisbare

werk-component van de opleiding.

De stage

In de stage leert de student de beroepspraktijk

waarvoor hij wordt opgeleid in zijn volle omvang

kennen binnen het organisatorisch kader van een

bedrijf of instelling en hij leert daarin op

hbo-niveau te functioneren. Afhankelijk van de

afspraken tussen opleiding en werkveld is de stage

geconcentreerd in het 5e semester of gespreid

over het hele 3e jaar.

een echte ‘leerplek’

Ruim voor het semester waarin de stage van

start gaat, maakt de student in overleg met de

studieloopbaancoach/de stagebegeleider de keuze

voor een stagebiedende instelling. belangrijk is dat

de stageplek aansluit op het competentieprofiel

van de student. Het moet natuurlijk een echte

‘leerplek’ zijn. De student start met het maken van

een stagewerkplan aan de hand van een analyse

van de stageplaats. De begeleider ondersteunt het

proces van zoeken, analyseren en formuleren van

het stagewerkplan, waarbij nadrukkelijk ook het

bedrijf wordt betrokken.

uit de stage kan een student een vervolgopdracht

meenemen ter invulling van de praktijkgestuurde

lijn in semester 6. Ook kan hij in die fase van zijn

studie een opdracht uit de omgeving aanpakken in

het leerbedrijf van zijn instituut.

4.3

37

Page 39: Rotterdams Onderwijs Model

Sinds 2006 is Comm2work het leerwerkbedrijf waar derdejaars communicatie studenten in teams werken aan opdrachten uit de praktijk. Jaarlijks verdiepen zij zich in circa 120 ‘echte’ opdrachten van stichtingen, gemeenten, verenigingen en bedrijven.

“Vorig jaar kregen we bijvoorbeeld van Stichting Islam en dialoog het verzoek ‘iets met hun website te doen’”, vertelt Monica Heikoop, coördinator van Comm2work. “Studenten pakten deze opdracht met verve op: ze richtten de site opnieuw in, schreven nieuwe teksten, herschreven bestaande teksten en adviseerden over nieuwe tools. Er was veel waardering voor het werk en dat leverde ons weer ‘nieuwe klanten’ op.”

“Een ander leuk voorbeeld is het onderzoek naar de waardering voor diverse communicatiemiddelen op een school. Dit onderzoek voerden studenten uit onder ouders van het Johan de Wit gymnasium. De adviezen zijn door het bestuur integraal overgenomen. Op de volgende ouderavond zijn de studenten uitgenodigd hun onderzoek te presenteren”, aldus een trotse Monica Heikoop.

beDrijven nemen stuDenten serieus

monica heikooP COM

Page 40: Rotterdams Onderwijs Model

haventalent

sjoerD De jager lECtORAAt DE IDEAlE HAVEn

“De haven is superdynamisch, internationaal en veelzijdig. Het is een rijke praktijkomgeving voor veel opleidingen”, aldus Sjoerd de Jager, junior onderzoeker bij het lectoraat De ideale haven en projectleider van Haventalent.

Haventalent is in 2009 bedacht en ontwikkeld door studenten. Bij het jaarlijkse netwerkdiner Deltalinqs met organisaties uit de haven, constateerde student Gerard de Koning dat studenten tijdens hun studie nog nauwelijks met de haven in aanraking kwamen. “Een gemiste kans.” De student maakte een plan en het lectoraat De ideale haven adopteerde het project. Het doel is meer studenten te betrekken bij de haven. Dit gebeurt door hen als ambassadeur van de ‘Ideale Haven’ in te zetten. Zij verkennen binnen hun studieprogramma’s de mogelijkheden van het inpassen van de thematiek en gaan hierover in gesprek met opleidingsmanagers en docenten. Ook benaderen ze externe partijen om projecten mee op te zetten.

Het inzetten van studenten werkt. Ze worden goed ontvangen, omdat ze pro-actief en enthousiast zijn. De opzet werpt zijn vruchten af: de eerste nieuwe modules zijn in ontwikkeling.

Page 41: Rotterdams Onderwijs Model

In het 8e semester rondt de student zijn studie

af in een setting van de beroepspraktijk. Hij laat

zien dat hij op hbo-niveau zelfstandig de aanpak

van een relevant beroepsprobleem tot een goed

einde kan brengen. Een praktijkprobleem van

een (leer)bedrijf of organisatie vormt hierbij het

uitgangspunt. Het realiseren van de opdracht door

het maken van een ‘beroepsproduct’ vormt het

afstudeerwerk.

De student laat zien het beroep (op startersniveau)

te beheersen. Hij toont dit door de relevante

conceptuele kaders (theorie) op een adequate

manier te gebruiken, door de methodiek

die kenmerkend is voor het beroep op

een juiste manier toepassen. Zo levert

de student een bijdrage aan de verdere

ontwikkeling van de beroepspraktijk.

De context

De student kiest zelf de context van zijn

afstuderen. Dit wordt vaak ook gestuurd

door opdrachten die het leerbedrijf of het

bureau Externe betrekkingen van het instituut

beschikbaar hebben. Een keuze voor een bepaalde

context is relevant voor de profilering die de

student als beroepsbeoefenaar wil. De minor en

stage kunnen hierin mede richtinggevend zijn.

het afstudeerproduct

Het beroepsproduct dat de student aflevert heeft

een innovatief karakter. Van een afgestudeerd

hbo'er mag immers verwacht worden dat hij

nieuwe en vernieuwende oplossingen kan vinden

voor concrete praktijkvraagstukken. In het verslag,

waarin de student ook het werkproces beschrijft,

legt hij verbanden met de in de opleiding geleerde

concepten en vaardigheden.

De beoordeling

De opdrachtgever is tevens begeleider. Deze

begeleider heeft bij de beoordeling een belangrijke

adviserende stem. Vanuit de opleiding kan de

studieloopbaancoach de interne begeleiding voor

zijn rekening nemen. De interne begeleider is

tevens beoordelaar. De opleiding wijst een tweede

interne beoordelaar aan.

Het afstuderen

40

Page 42: Rotterdams Onderwijs Model

De studentgestuurde leerlijn

In het 4e jaar staan beroepsontwikkeling,

verdieping en innovatie als uitdagingen centraal.

De studentgestuurde lijn wordt in deze fase gevuld

met de minor en eventueel een Innovation lab.

De minor

In het zevende semester van het 4e jaar volgt

een student een minor. Daarmee krijgt zijn

opleiding de gewenste profilering en kan hij zich

op de arbeidsmarkt onderscheiden met een extra

competentie. De minor is een zelfstandig onderdeel

van de studie, waarin praktijk- en kennisgestuurde

elementen in gelijke mate aanwezig zijn. Concrete

relevante vraagstukken uit de beroepspraktijk

hebben een centrale plek in het programma en

de student verdiept zich aan de hand van deze

vraagstukken in nieuwe conceptuele kaders.

Minors zijn actueel, explorerend en vernieuwend

en leveren nieuwe inzichten op. Hiervan leert

niet alleen de student, maar ook zijn docent,

medestudenten, het werkveld en het lectoraat.

Met de minors speelt de hogeschool in op

relevante ontwikkelingen in de omgeving die

(nog) geen plaats hebben gevonden in het

kerncurriculum.

De doorstroomminor

De doorstroomminor geeft de student een zo

veel mogelijk drempelloze doorstroom naar een

universitaire masteropleiding. De studenten

zullen zich vooral richten op methodieken van

wetenschappelijk onderzoek en het systematisch

overzicht van wetenschappelijke disciplines.

Er blijft nadrukkelijk een verbinding met de

bacheloropleiding door bijvoorbeeld de verworven

kennis toe te passen in een voor het beroep

relevant (afstudeer-)onderzoek.

4.4

41

Page 43: Rotterdams Onderwijs Model

arbeiD en gezonDheiD:

een breeD Werkterrein

haralD mieDema

lECtORAAt PARtICIPAtIE, ARbEID En gEZOnDHEID

“In het theoretische deel van de minor Arbeid & Gezondheid maken studenten van diverse opleidingen, zoals Fysio- en Ergotherapie, Personeel en Arbeid en Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, kennis met dit werkterrein”, vertelt lector Harald Miedema. “Er is aandacht voor zowel negatieve als positieve gevolgen van werk. Uitgebreid kijken we naar re-integratie in werk vanuit een verzuim- of uitkeringssituatie. In een praktijkproject werken studenten aan een vraagstelling van een externe opdrachtgever. Voorbeelden zijn hoe de fysieke belasting in een overslagbedrijf in de haven verminderd kan worden, of hoe de communicatie tussen re-integratie- en gezondheidszorg-professionals te verbeteren. Na onderzoek onder begeleiding van kenniskring-medewerkers, formuleren de studenten een advies aan de opdrachtgever.”

Miedema vertelt verder: “Het interessante is dat de minor een breed werkterrein heeft dat voor veel opleidingen heel relevant is. Studenten kunnen na deze minor aan de slag als bijvoorbeeld verzuimadviseur, arbeidsfysiotherapeut of bedrijfsmaatschappelijk werker. Ook kunnen zij sneller doorstuderen voor arboverpleegkundige of bedrijfsfysiotherapeut.” Na succesvol afronden van alle onderdelen van de minor, inclusief een scriptie over het praktijkproject, ontvangen studenten een certifi caat dat vergelijkbaar is met het niveau van een jaar post-hbo opleiding bij de Transfergroep Rotterdam.

Page 44: Rotterdams Onderwijs Model

Future mobilitY

roelanD hogt EAS

Binnen het I-Lab programma Future Mobility stellen studenten zich de vraag ‘hoe verplaatsen we ons in de stad van de toekomst?’. De eerste opgave is de invoering van emissieloos vervoer in de binnenstad van Rotterdam, een project dat de gemeente met diverse partijen wil realiseren. Onderdeel van deze opgave is het ontwikkelen van een prototype elektrisch voertuig. Studenten Autotechniek, Elektrotechniek, Werktuigbouwkunde en Industrieel Product Ontwerpen buigen zich over deze opdracht.

De I-Lab studenten in het multidisciplinaire managementteam vertalen de complexe context achter de ontwerpopgave naar concrete opdrachten voor de overige teams. Het managementteam analyseert de commerciële haalbaarheid, houdt rekening met wettelijke kaders, veiligheidsnormen, visie en missie van de gemeente en met de wensen van de gebruiker. Vanuit deze analyse stelt het I-Lab team een pakket van eisen op dat de onderlegger is voor de technische uitwerking en de vormgeving. Hiermee kunnen de ontwerpteams vervolgens aan de slag. “Zo’n managementteam vraagt om studenten met de I-Lab factor”, aldus projectleider Roeland Hogt. “We hebben hiervoor communicatief sterke en ondernemende studenten nodig met visie. Niet alleen technische studenten, maar vooral ook studenten uit economische en commerciële disciplines.”

Page 45: Rotterdams Onderwijs Model

Een Innovation lab (kort: I-lab) is een

multidisciplinair project rond complexe

vraagstukken die zijn verbonden met de

maatschappelijke kernopgaven van de regio. In

de I-labs werken studenten, docenten en lectoren

met verschillende achtergronden ieder vanuit

hun eigen vak aan een gezamenlijke opdracht die

niet gekoppeld is aan een specifieke discipline. De

opdracht komt van bedrijven en instellingen uit

Rotterdam. Studenten volgen de helft van de tijd

cursussen binnen een relevante minor en werken

daarnaast in een I-lab samen met studenten

uit andere minoren en vakgebieden aan een

projectopdracht. Zij verbreden en verdiepen zo

hun eigen competenties.

De studenten die aan I-labs deelnemen zijn

betrokken en gemotiveerd om een extra uitdaging

aan te gaan. Studenten die in hun eerdere

studiejaren ambitie en motivatie getoond hebben,

worden gestimuleerd om binnen hun minor

voor een I-lab te kiezen. Ze nemen daarmee

ook deel aan het praktijkgericht onderzoek van

de kenniscentra van Hogeschool Rotterdam. De

deelnemers krijgen na afronding een certificaat

waarmee ze kunnen aantonen dat ze in staat zijn

om samen met mensen uit andere disciplines

tot creatieve en innovatieve oplossingen voor

weerbarstige vraagstukken te komen.

Deelname aan een I-lab is ook voorwaarde om

verder deel te nemen aan het honourstraject

voor excellente studenten.

Het Innovation lab

44

Page 46: Rotterdams Onderwijs Model

Het honoursprogramma is een op excellentie

gericht programma voor ambitieuze studenten

en geeft hen een ‘honoursdiploma’. Studenten

onderscheiden zich met een ‘hbo-plus niveau’: een

extra set competenties die hen net even ‘meer’

maken. Studenten zijn in staat (ontwerp)opgaven

op een hoger abstractieniveau aan te pakken, het

geheel te overzien, ondernemerschap te tonen

en vakoverschrijdend samen te werken. Het

honourstraject bestaat uit de deelname aan een

Innovation lab (I-lab) als onderdeel van de minor, uit

een innovatief afstudeeronderzoek en uit deelname

aan de leer- en werkgemeenschap van een lectoraat.

binnen de I-labs worden projecten uitgevoerd

die zich onderscheiden van de andere

minorprojecten doordat de opgaven vanuit

een hogere complexiteit en abstractie worden

benaderd. Studenten ontwikkelen zich daarin

tot zogenaamde ‘I-professionals’ en ontvangen

hiervoor een certificaat.

na het werken in een I-lab kan de student zijn

excellentietraject verder vervolgen. Hij kan zich

zowel verdiepend als verbredend ontwikkelen in

een leer- en werkgemeenschap die gevormd wordt

door een lectoraat. Hij participeert gedurende

die periode in het onderzoeksprogramma van

het lectoraat, volgt extra onderwijs op maat en

studeert af onder begeleiding van de lector. Dit

afstuderen leidt ook tot een publicatie waarmee

de opgedane inzichten van de student beschikbaar

komen voor de relevante beroepspraktijk. Wanneer

een student dit geheel met succes afrondt, heeft

hij recht op een honoursdegree.

Met het honoursprogramma krijgen enerzijds

talentvolle studenten de kans zich verder te

ontwikkelen tot innovatieve professionals

en ontvangt anderzijds de Rotterdamse

beroepspraktijk innovatieve en relevante

producten.

Het honoursprogramma5

45

Page 47: Rotterdams Onderwijs Model

Peter van Waart CMI

het honoursProgramma

Studenten verkennen de grenzen van het vakgebied, maar ook de grenzen van hun eigen kunnen.

Vertrouwen geven aan studenten, leidt tot innovatie.Toen Peter van Waart, coördinator van het honoursprogram bij CMI, enkele jaren geleden ontdekte dat talentvolle studenten de studie de rug toekeerden, bedacht hij dat er iets moest veranderen in de aanpak. “Ik merkte dat wij er naar neigden veel aandacht te besteden aan de gemiddelde student en aan de studenten die wat achter bleven, maar dat we er niet in slaagden onze topstudenten te motiveren.”

Inmiddels heeft het instituut alweer een aantal jaren een succesvol honoursprogramma voor excellente studenten. Studententeams zoeken zelf hun opdrachtgever, formuleren een projectvoorstel en werken het zelfstandig uit. Ze vergaren hierbij niet alleen kennis, maar delen deze kennis met anderen door het schrijven van artikelen en het verzorgen van presentaties.

De begeleiding hierbij is puur inhoudelijk. Er wordt aangestuurd op eigen verantwoordelijkheid. “En dat werkt”, zegt Van Waart, “vaak als ik ’s avonds naar huis ga, zitten de studenten hier nog hard te werken aan hun project. De sleutel van ons succes is dat we studenten vertrouwen geven. Dat leidt tot innovatie.”

Page 48: Rotterdams Onderwijs Model

De professionele docent

6

Om de theorie van het Rotterdams Onderwijs

Model uit te voeren in een praktijk die werkt,

zijn professionele docenten van diverse niveaus

nodig. Hogeschool Rotterdam onderscheidt vier

docentprofielen:

De docent (schaal 10) draagt als vakdocent

bestaande kennis over, ontwikkelt materiaal en

begeleidt studenten als SlC-coach of bij stages.

De kerndocent (schaal 11) is een allround docent.

Hij legt naast kennisoverdracht vakoverschrijdende

verbanden in ontwikkeling en uitvoering, trekt

projecten met externe opdrachtgevers, begeleidt

afstudeeronderzoek, zorgt voor relevante

resultaten voor de buitenwereld, neemt deel aan

netwerken en begeleidt collega’s.

De hogeschooldocent (schaal 12) functioneert

als innovatieve c.q. expertdocent. Hij voert

onderwijs uit op expertniveau en introduceert

vernieuwende kennis op basis van ontwikkelingen

in de wetenschap en/of toegepast onderzoek. Hij is

verantwoordelijk voor samenhangende projecten

en toegepast onderzoek en vormt netwerken met

de omgeving. Hij heeft een leidende rol bij de

aanpak van coaching in het instituut.

De hoofddocent (schaal 13) is een sleutelfiguur

in onderzoek en innovatie. Hij heeft een leidende

rol in onderzoek en onderwijsontwikkeling

bij masteropleidingen en/of minoren rond

strategische thema’s. Hij is, naast de lector, de

sleutelfiguur in het samen met de beroepspraktijk

onderzoeken en ontwikkelen van innovatieve

beroepsproducten. Ook zorgt hij voor de inbedding

van dat onderzoek in het onderwijs in minoren,

afstudeeronderzoek en masteropleidingen.

Ook begeleidt de hoofddocent studenten die

participeren in onderzoek van het lectoraat.

Alle docenten werken actief aan hun professionele

ontwikkeling. Hieraan besteden zij 10 procent

van hun aanstelling met Crash Courses verzorgd

door de dienst P&O, door het volgen van een

mastertraject of door te promoveren met behulp

van een promotievoucher.

Page 49: Rotterdams Onderwijs Model

In het onderwijs werken veel leraren met passie voor hun werk. Zij willen een voortrekkersrol vervullen in de verbetering en vernieuwing van het onderwijs. Daarbij zijn zij een inspiratiebron voor collega’s en aanspreekpunt voor het management. Voor deze veelbelovende en talentvolle docenten biedt de hogeschool de mogelijkheid zich verder teprofessionaliseren met de masteropleiding Leren & Innoveren. Deze opleiding is bedoeld voor leraren in het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs, volwasseneneducatie en hoger beroepsonderwijs. Na een tweejarig traject ontvangen de deelnemers een masterdegree.

Ook voor docenten aan Hogeschool Rotterdam biedt deze opleiding de mogelijkheid te werken aan hun onderwijskundige professionalisering. Ze leren hun onderwijs te ontwerpen, uit te dagen tot leren en innoveren en verliezen de maatschappelijke context van het onderwijs daarbij geen minuut uit het oog. Tegelijkertijd draagt de master bij aan het verhogen van het kwaliteitsniveau van het onderwijs. “Deelnemers van het mastertraject zijn als geen ander in staat om te beargumenteren waarom ze doen wat ze doen”, aldus Jan Streumer, lector van de Kenniskring Versterking Beroepsonderwijs en drijvende kracht achter de master.

jan streumer lECtORAAt VERStERKIng bEROEPSOnDERWIJS

masteroPleiDing leren & innoveren

Page 50: Rotterdams Onderwijs Model

5 6 7 8 5 6 7 8

Stage24 EC

Stage12 EC

Stage12 EC

Praktijk- gestuurd

12 EC

Kennis-gestuurd

5 EC

Kennis-gestuurd

16 EC

Minor30 EC

Afstudeer-onderzoek20-24 EC

Kennis-gestuurd

3-7 EC

SLC 1 SLC 2 SLC 2 SLC 1

Praktijk- gestuurd

6 EC

Praktijk- gestuurd

6 EC

SLC 1 SLC 2 SLC 2 SLC 1

Kennis-gestuurd

11 EC

Kennis-gestuurd

10 EC

Minor30 EC

Afstudeer-onderzoek20-24 EC

Kennis-gestuurd

3-7 EC

Model A, EC per semester Model B, EC per semester

Model jaar 3 en 4

Model jaar 1 en 2

kennisgestuurd kennisgestuurd

Praktijkgestuurd Praktijkgestuurd

studentgestuurd studentgestuurd

studieloopbaancoaching studieloopbaancoaching

1e jaar 2e jaar

90%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

Curriculummodel

10 % ¬ bijspijkeren ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ keuzeonderwijs ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ minor 30 %

35 % ¬ Projecten ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ stage/werk ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ afstuderen 50 %

50 % ¬ gestructureerd aanbod rond concenpten en vaardigheden ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ 15 %

5 % ¬ studieloopbaancoaching ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ 5 %

Curriculummodel

gestructureerd aanbod rond concenpten en vaardigheden

¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬

¬ ¬¬ ¬

studieloopbaancoaching studieloopbaancoaching

gestructureerd aanbod rond concenpten en vaardigheden

stage/werk stage/werk

keuzeonderwijs

¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬

¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬

¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬

¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬

¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬ ¬

1e jaar 2e jaar 3e jaar 4e jaar

49

Page 51: Rotterdams Onderwijs Model

bronnen

In dit boekje is de hoofdlijn van het Rotterdams Onderwijs Model besproken in het licht van de visie die

Hogeschool Rotterdam heeft op haar opdracht voor de regio. Er is nog meer over te lezen; op HInt is het

belangrijkste te vinden. Het strategische beleid van Hogeschool Rotterdam staat kernachtig beschreven in

het Positionpaper. Daarnaast zijn er notities en besluiten over allerlei verschillende onderdelen van het ROM,

zoals over Studiesucces, over studieloopbaancoaching en peercoaching, over de praktijkgestuurde leerlijn,

over minoren en over de profielen van docentfuncties. Het programma voor excellente studenten staat

beschreven in de notitie ‘Excellente studenten overtreffen zichzelf’ (2009). Meer informatie is ook te krijgen

bij de dienst Concernstrategie of via de adviseurs van de dienst Onderwijs en Kwaliteit.

Mannelijke vorm = vrouwelijke vorm

Omwille van de leesbaarheid is de mannelijke vorm gehanteerd.

Dank

Dankzij de geïnterviewden van binnen en buiten Hogeschool Rotterdam

is de informatie over de good practices verkregen.

Colofon

tekst: bOS, bureau voor Onderwijs & Samenleving

Vormgeving: nijgh

Fotografie: Roy borghouts en Jan nass (foto Creative Factory)

Drukwerk: Scheffer drukkerij

uitgave: Dienst Concernstrategie, Hogeschool Rotterdam

juni 2010

Alle rechten voorbehouden. niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd,

opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt,

in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën,

opnamen, of op enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming

van de uitgever (dienst Concernstrategie, Hogeschool Rotterdam).

50

Page 52: Rotterdams Onderwijs Model