ROMEINEN GERMANEN TOETS Invallen Germanen 1407histoforum.net/toetsmateriaaltijdvakken/Romeinen -...

13
ROMEINEN GERMANEN Romanisering Christenvervolgingen Invallen Germanen TOETS 1407 BRON Salvianus was een christelijk schrijver uit de vijfde eeuw. In zijn werk 'De gubernatione dei' beschrijft hij het Gallië in de tijd van de Germaanse volksverhuizingen en hoe hij de rol van God in deze chaotische tijd ervaart. In het fragment hieronder schrijft hij over spelen met wilde dieren; de genoemde steden zijn het huidige Mainz en Keulen. "Hierin bestaat het grootste genoegen in het ter dood brengen van mensen, of, wat nog erger is (...) dat ze in stukken verscheurd worden (...) dat mensen opgegeten worden, tot grote vreugde en opgetogenheid van de toeschouwers (...) Er worden nu geen voorstellingen meer gegeven in Mogontiacum (...) evenmin in Colonia, want zij worden nu gecontroleerd door de barbaren (...) Welke hoop hebben christenen in de ogen van God, wanneer deze kwaden alleen ophouden te bestaan (...) wanneer Romeinse steden zelf onder de heerschappij van de barbaren zijn gekomen?" 1 Maak duidelijk dat uit de bron blijkt dat Gallië in de vijfde eeuw inmiddels grondig geromaniseerd was. 2 Hoewel de vervolgingen van de christenen in de vijfde allang verleden tijd waren, kun je uit de woorden van Salvianus wel een motief halen waarom de vervolgingen in vroeger eeuwen op de instemming van veel Romeinen konden rekenen. Toon dat aan. 3 Salvianus laat in de bron duidelijk merken dat hij gemengde gevoelens heeft bij het vooruitzicht dat Gallië onder de heerschappij van de barbaren komt. Maak dat duidelijk.

Transcript of ROMEINEN GERMANEN TOETS Invallen Germanen 1407histoforum.net/toetsmateriaaltijdvakken/Romeinen -...

ROMEINEN – GERMANEN Romanisering

Christenvervolgingen

Invallen Germanen

TOETS

1407

BRON

Salvianus was een christelijk schrijver uit de vijfde eeuw. In zijn werk 'De gubernatione dei' beschrijft hij het Gallië

in de tijd van de Germaanse volksverhuizingen en hoe hij de rol van God in deze chaotische tijd ervaart. In het

fragment hieronder schrijft hij over spelen met wilde dieren; de genoemde steden zijn het huidige Mainz en Keulen.

"Hierin bestaat het grootste genoegen in het ter dood brengen van mensen, of, wat nog erger is (...) dat ze in stukken

verscheurd worden (...) dat mensen opgegeten worden, tot grote vreugde en opgetogenheid van de toeschouwers

(...) Er worden nu geen voorstellingen meer gegeven in Mogontiacum (...) evenmin in Colonia, want zij worden nu

gecontroleerd door de barbaren (...) Welke hoop hebben christenen in de ogen van God, wanneer deze kwaden

alleen ophouden te bestaan (...) wanneer Romeinse steden zelf onder de heerschappij van de barbaren zijn

gekomen?"

1 Maak duidelijk dat uit de bron blijkt dat Gallië in de vijfde eeuw inmiddels grondig geromaniseerd was.

2 Hoewel de vervolgingen van de christenen in de vijfde allang verleden tijd waren, kun je uit de woorden

van Salvianus wel een motief halen waarom de vervolgingen in vroeger eeuwen op de instemming van

veel Romeinen konden rekenen. Toon dat aan.

3 Salvianus laat in de bron duidelijk merken dat hij gemengde gevoelens heeft bij het vooruitzicht dat Gallië

onder de heerschappij van de barbaren komt. Maak dat duidelijk.

2

ROMEINEN – GERMANEN Ondergang West-Romeinse Rijk

Rechtsstelsel

TOETS

762

BRON

Enkele wetsbepalingen van de Saliërs, die onderdeel uitmaakten van de Germaanse stam van de Franken. Dit

wetboek dateert uit het begin van de vijfde eeuw.

"Titel XIV Betreffende geweldpleging en beroving.

1 Als iemand een vrije man heeft aangevallen en beroofd, en het is tegen hem bewezen, zal hij veroordeeld

worden tot 63 schellingen.

2 Als een Romein een Salische Frank heeft beroofd, zal de regel hierboven van kracht zijn.

3 Maar als een Frank een Romein heeft beroofd, zal hij veroordeeld worden tot 35 schellingen."

1 Leg met behulp van bovenstaande wetsbepalingen uit dat de ondergang van het West-Romeinse Rijk als

gevolg van de invallen van de Germanen het einde van het Romeinse rechtsstelsel betekende.

3

ROMEINEN – GERMANEN Invallen Germanen

Christenen vs. Grieks-Romeinse

cultuur

TOETS

148

BRON I

Fragment uit een brief van Hiëronymus (ca. 347 – ca. 420), een van de belangrijkste kerkvaders van de christelijke

kerk en vertaler van de Bijbel in het Latijn, over de invallen van de Germanen.

"Ontelbare en uiterst wilde volkeren zijn geheel Gallië binnengevallen. Het hele gebied tussen de Alpen en de

Pyreneeën, de Oceaan en de Rijn is verwoest door de Quaden, de Vandalen, de Sarmaten, de Alanen, de Gepiden,

de vijandige Herulen, de Saksen, de Bourgondiërs, de Alemannen en de Pannoniërs. Oh ongelukkig Rijk. Mainz,

vroeger zo’n edele stad, is ingenomen en geruïneerd en in de kerk zijn vele duizenden mannen afgeslacht. Worms

is verwoest na een langdurig beleg. Reims, die machtige stad, Amiens, Arras, Spiers, Straatsburg – allen hebben

moeten toezien dat hun burgers in gevangenschap naar Duitsland zijn geleid. Aquitanië en de provincies Lyon en

Narbonne zijn geheel ontvolkt, op een paar steden na; en deze worden van buitenaf bedreigd door het zwaard,

terwijl binnenin de honger zijn verwoestende werk doet. Ik kan niet zonder tranen spreken van Toulouse, dat

dankzij de verdiensten van de heilige bisschop Exuperius tot nog toe verwoesting bespaard is gebleven."

BRON II

De christelijke auteur Salvianus (ca. 400-480) schreef in zijn boek 'De gubernatione Dei' over hoe de inwoners van

het Romeinse Rijk de invallen van de Germanen ondergaan.

"Maar naar wat anders kunnen deze ongelukkige mensen verlangen, die lijden onder de aanhoudende en zelfs

onophoudelijke verwoesting als gevolg van publieke belastingheffingen? Voor hen is er ieder moment de dreiging

van een zware en meedogenloze vervolging. Zij verlaten hun huizen, omdat zij anders gefolterd worden in hun

eigen huis. Zij gaan in ballingschap, om te voorkomen dat zij gemarteld worden. De vijand is jegens hen meer

toegevend dan de belastinginners. Dit wordt bewezen door het enkele feit dat zij naar de vijand vluchten teneinde

het volle gewicht van de zware belastingheffing te ontvluchten. Juist deze belastingheffing, hoe hard en

onmenselijk ook, zou niettemin minder zwaar en hardvochtig zijn als iedereen deze in gelijke mate en gezamenlijk

zou dragen. De belasting is schandelijker en drukkender gemaakt, omdat niet allen de last van allen dragen. Zij

persen van de arme man schatting af voor de belastingen van de rijken, en de zwakkeren dragen de last van de

sterkeren. Er is geen andere reden dat zij alle belastingen niet kunnen opbrengen dan dat de last die op deze

stakkers wordt gelegd groter is dan hun middelen."

1 Leg met behulp van beide bronnen uit dat Salvianus (II) het beeld dat Hiëronymus (I) van de Germaanse

invallen gaf nuanceerde.

2 Hoewel de christelijke leer duidelijk afstand nam van (veel aspecten van) de klassieke Grieks-Romeinse

samenleving, is de christelijke kerk tegelijkertijd zo diepgaand door de klassieke cultuur beïnvloed dat zij

zich met die samenleving ging vereenzelvigen. Bij wie (Hiëronymus of Salvianus) zie je vooral die

kritische houding vanuit het christelijk geloof, bij wie vergaande vereenzelviging? Licht steeds je

antwoord toe.

4

ROMEINEN – GERMANEN Overgang Oudheid-Middeleeuwen

TOETS

311

BRON I

Kaart van Europa, circa 117 na Christus.

BRON II

Kaart van Europa, circa 650 na Christus.

1 Welke

verandering als

gevolg van de

overgang van de

Oudheid naar de

Middeleeuwen

kun je aan

bovenstaande

bronnen

ontlenen? Leg

je antwoord uit.

5

ROMEINEN – GERMANEN Romeinse Germanen-politiek

Germaanse invallen

TOETS

1864

BRON

Hieronder volgt een fragment uit de geschriften van een Romeinse ambtenaar en geschiedschrijver, Procopius, die

in de eerste helft van de zesde eeuw leefde. Hij was betrokken bij de strijd van de Oost-Romeinse keizer Justinianus

tegen de Ostrogoten en de Vandalen, twee Germaanse stammen. Het Lacus Maeotis is de naam, die in de Oudheid

gebruikt werd voor de Zee van Azov, in het noordoosten van de Zwarte Zee. Honorius was keizer van het West-

Romeinse Rijk van 395-423.

"Onder de druk van hongersnood trokken de Vandalen, die vroeger langs de kust van het Lacus Maeotis woonden,

op naar de Rijn en vielen zij de Franken aan. Met hen kwamen de Alanen. Zij vervolgden hun opmars tot in Spanje,

de meest westelijke provincie van het Romeinse Rijk en vestigden zich daar onder hun koning, Godegisel, nadat

Honorius een overeenkomst met hen had gesloten waarbij het de Vandalen toegestaan werd zich in Spanje te

vestigen op voorwaarde dat zij het land niet zouden plunderen."

1 Al eeuwenlang probeerden Germaanse stammen het Romeinse Rijk binnen te vallen. Maak eerst duidelijk

welk motief deze stammen daarvoor in zijn algemeenheid hadden en ontleen vervolgens aan de

beschrijving van Procopius welke bijzondere reden de Vandalen daarvoor hadden.

2 Leg uit dat de overeenkomst die de Romeinse keizer Honorius volgens de bron met de Vandalen sloot

paste in een politiek die de Romeinse keizers al eeuwenlang hadden gevolgd ten opzichte van Germaanse

stammen.

3 Als je de overeenkomst tussen Honorius en Godegisel evenwel goed vergelijkt met hetzelfde soort

overeenkomsten dat in vroeger tijden gesloten werd tussen de Romeinse keizers en Germaanse

stamhoofden, moet je tot de conclusie komen dat het Romeinse Rijk inmiddels ernstig verzwakt was. Geef

de redenering die tot deze conclusie leidt.

6

ROMEINEN – GERMANEN Politiek Rome t.o. Germanen

Romanisering Germanen

Betrouwbaarheid bron

TOETS

1889

BRON

De gevierde, uit Bordeaux afkomstige Latijnse dichter Ausonius (315-395) heeft onder meer een dichtbundeltje

geschreven op Bissula, een meisje dat hij als slaaf had gekregen, maar spoedig vrijgelaten had. Hier volgt één van

deze gedichten.

"Bissula, over de ijskoude Rijn woont je stam, was je haardstee;

ergens, Bissula, weet je de plek waar de Donau ontspringt,

krijgsgevangene was je, vrijgelaten nu heers je

- tot zijn geluk - over hem, die jou als oorlogsbuit kreeg.

Moederloos kind, dat koestering miste, kwam je in handen

nooit van een meesteres, slavernij heb je nimmer gevoeld.

Nu, gelatiniseerd, ben je echt Germaanse gebleven,

'k zie je gezicht, het blauw van je ogen, het blond van je haar;

Dubbelwezen? zó ben je van taal, maar zó van verschijning,

déze zegt: 'dóchter van 't Rijnland', met trots, maar die: 'een Latijnse'."

1 Leg uit welke politiek de Romeinen tot in de vierde eeuw na Christus nastreefden met betrekking tot de

Germaanse stammen die het Romeinse Rijk wilden binnentrekken.

2 Als je een onderzoek doet naar de gevolgen van de confrontatie van de Romeinse met de Germaanse

cultuur, welke informatie levert dan het gedicht van Ausonius over Bissula op?

3 Beredeneer of het gedicht over Bissula een betrouwbare bron is voor een onderzoek naar de confrontatie

van de Romeinse met de Germaanse cultuur.

7

ROMEINEN – GERMANEN Hunnen

Germaanse huurtroepen

Romeins burgerschap

TOETS

2048

BRON

De Romeinse diplomaat Priscus maakte in 448/449 deel uit van een gezantschap van de Romeinse keizer naar het

hof van Attila, de leider van de Hunnen. Daar ging Priscus in debat met een Griekse koopman, die een aantal

jaren eerder tijdens een oorlog door de Hunnen krijgsgevangen was gemaakt, een aantal jaren een slavenbestaan

had geleid en weer was vrijgelaten; hij besloot toen niet terug te keren, maar zich te vestigen in het rijk van de

Hunnen. Hieronder volgt een fragment van het verslag dat Priscus van dit debat maakte; de Hunnen worden hier

aangegeven met de term Scythen.

"Hij beschouwde zijn nieuwe leven te midden van de Scythen als beter dan zijn oude leven onder de Romeinen,

en hij gaf daarvoor de volgende redenen: 'Na een oorlog leven de Scythen zonder veel te doen, genietend van wat

zij hebben verworven en helemaal niet, of maar heel weinig onder bedreiging. Aan de andere kant lopen de

Romeinen heel erg het risico in de oorlog ten onder te gaan, aangezien zij hun hoop op veiligheid van anderen

afhankelijk moeten maken en het hen niet is toegestaan, vanwege hun tirannen, om wapens te gebruiken. En

degenen die ze gebruiken worden gedupeerd door de lafheid van hun generaals, die niet in staat zijn om bij te

dragen aan het verloop van de oorlog. Maar de toestand van de onderdanen in vredestijd is veel vreselijker dan de

kwaden van de oorlog, want de belastingheffing is zeer streng en gewetenloze mannen brengen anderen

verwondingen toe, omdat de wetten in de praktijk niet voor alle lagen van de bevolking gelden. Een overtreder

die tot de rijke bovenlaag behoort wordt niet gestraft voor zijn onrechtvaardigheid, terwijl een arme man, die

geen verstand van zaken heeft, een gerechtelijke straf ondergaat, dat wil zeggen indien hij niet komt te overlijden

voor de rechtszaak, want zo lang slepen gerechtelijke procedures zich voort en zoveel geld wordt daaraan

uitgegeven. Het toppunt van de ellende is dat je moet betalen om je recht te halen. Want geen enkele rechtbank

hoort een slachtoffer van een misdrijf, tenzij hij een bedrag aan geld betaalt aan de rechter en aan de klerken van

de rechter'."

1 De Hunnen zijn zeker geen Germaanse stam, daarom is de bron niet direct in verband te brengen met het

kenmerkende aspect van de confrontatie tussen Romeinen en Germanen. Toch is er in de bron een min

of meer terloopse opmerking te vinden, waardoor je hem wel aan dit kenmerkend aspect kunt koppelen.

Welke opmerking is dat? Leg je antwoord uit.

2 In de bron noemt de 'Scytische' man de inwoners van het Romeinse Rijk 'onderdanen'. Leg uit waarom

veel inwoners van het Romeinse Rijk deze betiteling verontwaardigd van de hand gewezen zullen

hebben.

3 De 'Scytische' man in de bron heeft geen goed woord over voor de Romeinen. Dat heeft consequenties

voor het gebruik van het verslag van Priscus als historische bron. Toon dat aan door

- eerst te beredeneren waarom juist deze man zo'n negatief beeld van de Romeinen geeft en

- vervolgens een historische vraag te bedenken waarvoor de bron juist wel bruikbaar is.

8

ROMEINEN-GERMANEN Bataven

Grieks-Romeinse cultuur

Germanen in Romeinse Rijk

Pax Romana

TOETS

2017

BRON

Op basis van opgravingen uit 1976 bij de plaats Kessel (langs de Maas) is deze reconstructietekening gemaakt

van een tempel. Het gaat waarschijnlijk om een tempel van de Bataven, een Germaanse stam die in het gebied van

de rivieren Rijn, Waal en Maas woonde, op de grens van het Romeinse Rijk. Geleerden denken dat de tempel

ongeveer 100 na Christus gebouwd is en gewijd was aan de hoofdgod van de Bataven, Hercules Magusanus.

1 De reconstructietekening van de tempel van Kessel kun je, met de bijbehorende toelichting, koppelen aan

twee kenmerkende aspecten van de Oudheid. Beredeneer welke twee dat zijn door:

- eerst de architectuur van de tempel in verband te brengen met de plaats waar deze gevonden is;

- vervolgens aan te geven met welk doel de Romeinen Germaanse stammen als de Bataven zich in

het grensgebied van hun rijk lieten vestigen en

- ten slotte de twee gevraagde kenmerkende aspecten te noemen.

2 De tempel van Kessel is waarschijnlijk omstreeks 100 na Christus gebouwd, dus midden in de periode

van de Pax Romana. Omschrijf nu eerst wat we verstaan onder de periode van de Pax Romana en leg

vervolgens uit dat een tempel, zoals die uit de reconstructietekening blijkt, goed bij deze periode past.

9

ROMEINEN – GERMANEN Recht

Cultuur

TOETS

65

BRON

In het vroege Germaanse recht werd vaak gebruik gemaakt van het godsgericht. Hieronder volgt de formulering

van het oordeel van het 'gloeiende ijzer', dat in de vroege Middeleeuwen regelmatig werd toegepast.

"Nadat de beschuldiging op wettige wijze naar voren is gebracht en drie dagen met vasten en gebed zijn

voorbijgegaan, zal de priester, behalve zijn opperkleed gehuld in zijn heilige gewaden, met een tang het ijzer

pakken dat voor het altaar ligt; en terwijl hij het lied van de drie jongeren 'Benedicite' zingt, zal hij het naar het

vuur dragen, en zal hij dit gebed uitspreken voor de plek, waar het vuur het oordeel moet uitvoeren: 'Zegen, o

Here God, deze plek, dat er hier voor ons heiligheid, kuisheid, deugd en overwinning is, en wettigheid,

nederigheid, goedheid, vriendelijkheid en overvloed aan recht, en gehoorzaamheid aan God de Vader en de Zoon

en de Heilige Geest.' – Hierna zal het ijzer in het vuur gelegd worden en zal het met heilig water besprenkeld

worden; en terwijl het heet wordt, zal hij de mis opdragen. Maar wanneer de priester het Heilig Sacrament zal

hebben genomen, zal hij de man die het oordeel moet ondergaan bezweren (…) en zal hij hem er toe bewegen

communie te doen. Dan zal de priester geheiligd water over het ijzer sprenkelen en zeggen: 'De zegen van God

de Vader, de Zoon en de Heilige Geest kome over dit ijzer om het rechtvaardig oordeel van God te bepalen.' En

onmiddellijk zal de beschuldigde het ijzer over een afstand van negen voet dragen. Tenslotte zal zijn hand met

een zegel gedurende drie dagen toegedekt worden, en als er zwerend bloed gevonden wordt op de plek waar het

ijzer gedragen is, zal hij schuldig geoordeeld worden. Maar als hij evenwel ongedeerd zal vertrekken, zal God

lof toebedeeld worden."

1 Leg uit dat een godsoordeel, zoals in de bron beschreven, niet paste in de rechtsopvattingen van de

Romeinen.

2 Als in de vijfde eeuw Germaanse stammen het Westen onder voet lopen wordt hun cultuur

geconfronteerd met die van het toenmalige Romeinse Rijk. Maak duidelijk dat de bron een gevolg van

die confrontatie laat zien.

10

ROMEINEN - GERMANEN Vergelijking Germaans recht

met Romeins recht

TOETS

93

BRON

Een aantal bepalingen uit de wet van de Salische Franken, een Germaanse stam uit het begin van de

Middeleeuwen.

"Hoofdstuk XIII, betreffende verkrachting door vrije mannen.

1. Als drie mannen een vrij geboren meisje ontvoeren, zullen zij gedwongen worden 30 shilling te

betalen.

2. Als zij met meer dan drie zijn, zal ieder 5 shilling betalen.

4. Maar zij die zich aan verkrachting schuldig maken, zullen gedwongen worden 2500 denarii te

betalen, hetgeen gelijk is aan 63 shilling.

Hoofdstuk XXIV, betreffende het doden van kleine kinderen en vrouwen.

1. Als iemand een jongen onder 10 jaar heeft doodgeslagen (…) en het is bewezen dat hij het gedaan

heeft, zal hij veroordeeld worden tot 24.000 denarii, hetgeen gelijk is aan 600 shilling.

3. Als iemand een vrije vrouw, die zwanger is, heeft geslagen en zij overlijdt, zal hij veroordeeld

worden tot 28.000 denarii, hetgeen gelijk is aan 700 shilling.

6. Als iemand een vrije vrouw heeft gedood nadat ze is begonnen kinderen te krijgen, zal hij tot 24.000

denarii veroordeeld worden, hetgeen gelijk is aan 600 shilling.

7. Nadat ze geen kinderen meer kan krijgen, zal hij die haar doodt veroordeeld worden tot 8.000 denarii,

hetgeen gelijk is aan 200 shilling."

1 Maak met behulp van de bron duidelijk dat met de Germanen ook een rechtsopvatting zijn intrede deed,

die fundamenteel van de Romeinse verschilde.

11

ROMEINEN - GERMANEN Ondergang Romeinse Rijk

Volksverhuizingen

Betrouwbaarheid bronnen

TOETS

281

BRON

In de vijfde eeuw maakte Hydace de Chaves (395-470), bisschop van de provincie Gallaecia in het noordwesten

van het huidige Spanje, de invallen mee van de Germaanse stammen. Hij doet daarvan verslag in zijn 'Hydatii

Gallaeciae episcopi chronicon'.

"De Barbaren die in de Spaanse provincies zijn binnengedrongen, plunderen en moorden zonder medelijden. De

pest richt van zijn kant niet minder verwoestingen aan.

Terwijl de Spaanse provincies zijn overgeleverd aan de uitspattingen van de Barbaren en het kwaad van de pest

niet minder tekeer gaat, worden de rijkdommen en de voorraden die in de steden opgeslagen zijn, afgeperst door de

tirannieke belastinggaarder en opgebruikt door de soldaat. Zo ziet de verschrikkelijke hongersnood, waardoor we

overvallen zijn, eruit: de mensen verslinden onder de druk van de honger mensenvlees, de moeders, ook zij,

voeden zich met de lichamen van hun kinderen die zij gedood of gekookt hebben.

De wilde beesten, gewend aan de kadavers van de slachtoffers van het zwaard, van de honger of van de pest, doden

ook de sterkste mensen en zijn, verzadigd van hun vlees, overal als razenden bezig met de vernietiging van de

menselijke soort. Op deze manier, door de vier plagen van de degen, van de honger, van de pest en van de wilde

beesten, voltrekt zich wat de Heer door Zijn Profeten heeft aangekondigd.

In het jaar 457 van onze jaartelling, terwijl de Spaanse provincies verwoest zijn door deze vier plagen, loten de

Barbaren, bekeerd tot de gedachte om de vrede te stichten door de barmhartigheid van de Heer, om de gebieden

van de provincies om zich er te vestigen.

De Vandalen bezetten Gallaecia en de Sueven de streek in het uiterste westen, aan de kust van de oceaan. De

Alanen loten Lusitania en het gebied van Carthago Nova, terwijl de Vandalen, die ook de Silings genoemd worden,

Baetica hebben. De Spanjaarden uit de steden en de versterkte plaatsen,die de plagen van de Barbaren, heren over

de provincies, overleefd hebben, berusten in de slavernij."

1 Je doet een onderzoek naar de houdbaarheid van de volgende hypotheses over de oorzaken van de

ondergang van het West-Romeinse Rijk:

a het bestuur van het Romeinse Rijk functioneerde niet langer naar behoren;

b in veel streken was de grond, als gevolg van intensieve landbouw, uitgeput geraakt.

Ga na of je in de kroniek van Hydace de Chaves aanwijzingen kunt vinden voor de houdbaarheid van elk

van beide hypotheses. Leg steeds je antwoord uit.

2 Bij ieder historisch onderzoek moet de betrouwbaarheid van de gebruikte bronnen bepaald worden. Geef

een argument voor én een argument tegen de stelling dat de kroniek van Hydace de Chaves betrouwbaar

is als bron voor een onderzoek naar de oorzaken van de ondergang van het West-Romeinse Rijk.

12

ROMEINEN – GERMANEN Romeinse burgerschap

Aantrekkingskracht Rom. Rijk

Perspectief

TOETS

1792

BRON I

Een Romeinse geschiedschrijver, van wie wij de naam niet kennen, schreef omstreeks 300 na Christus het volgende

over de Germanen, die hij omschreef met de term 'barbaren'.

"Barbaren worden gedreven door kwade geesten; zij zijn bezeten door demonen, die hen dwingen de meest

gruwelijke daden te begaan (…) niet in staat om in overeenstemming met geschreven wetten te leven en slechts

met tegenzin koningen aanvaardend (…) Hun begeerte naar goud is immens, hun liefde voor drank grenzeloos.

Barbaren kennen geen grenzen (…) Hoewel zij over het algemeen beschouwd worden als knap, zijn zij geneigd

nauwelijks werk te maken van persoonlijke hygiëne (…) Zij lopen vuil en blootvoets, zelfs in de winter (…) Zij

smeren hun blonde haar in met boter en het maakt hen niet uit dat dit ranzig ruikt (…) Hun energie om zich voort te

planten is onuitputtelijk; het Noordelijke klimaat van hun geboorteland, met zijn lange winters begunstigt hun

fantastische drang om zich voort te planten. (…) Als een barbaars volk wordt teruggedreven of vernietigd, dan

komt al weer een ander tevoorschijn uit de moerassen en wouden van Germanië (...) Inderdaad, er zijn geen nieuwe

barbaarse volkeren – afstammelingen van dezelfde stammen blijven tevoorschijn komen."

BRON II

De christelijke priester Salvianus, omstreeks 405 in het westen van het huidige Duitsland geboren, schreef circa

440 het volgende in zijn boek 'De gubernatione Dei' over het verschil tussen Romeinen en Germanen. Ook

Salvianus geeft de Germanen aan met de term 'barbaren'.

"In welk opzicht kunnen wij de voorkeur geven aan onze gewoontes boven die van de Goten en de Vandalen of

zelfs met die van hen vergeleken worden? En in de eerste plaats, sprekend over genegenheid en wederzijdse

menslievendheid (welke, zoals onze Heer leert, de belangrijkste deugd is, zeggende 'Hierdoor zullen alle mensen

weten dat gij mijn leerlingen zijt, als gij elkander lief hebt'), bijna alle barbaren, in ieder geval die van hetzelfde ras

of van dezelfde familie zijn, hebben elkaar lief, terwijl de Romeinen elkaar vervolgen. Want welke burger is niet

afgunstig op zijn medeburger? Welke burger betoont volledige naastenliefde aan zijn naaste?"

1 Uit bron I zou je de conclusie kunnen trekken dat het voor Germanen weinig aantrekkelijk was om naar

het Romeinse burgerschap te streven. Welke aanwijzing uit de bron zou tot deze conclusie kunnen leiden?

Leg je antwoord uit.

2 Waarom oefende het Romeinse Rijk dan toch een geweldige aantrekkingskracht op Germaanse stammen

uit?

3 Uit bron II rijst een heel ander beeld op van de Germanen dan uit bron I. Geef een uitleg bij dit verschil

door:

a eerst in het kort samen te vatten wat dit verschil is;

b vervolgens uit te leggen dat dit verschil te maken kan hebben met de auteurs van elk van beide

bronnen en

c ten slotte te beredeneren dat verschil wellicht ook verklaard kan worden uit het tijdsverschil

tussen beide bronnen.

13

ROMEINEN – GERMANEN Bataven

Grieks-Romeinse cultuur

Romanisering

Pax Romana

Germanen in Romeinse Rijk

TOETS

2007

BRON I

Bij Empel, een dorp dat stadsdeel van 's Hertogenbosch is

geworden, zijn in 1989 sporen van een tempel gevonden. Het gaat

waarschijnlijk om een tempel voor Hercules Magusanus, de

belangrijkste god van de Germaanse stam van de Bataven. In de

buurt van de tempel zijn Romeinse munten en mantelspelden

(fibulae) gevonden. Hieronder staat een reconstructie van deze

tempel.

BRON II

Dit bronzen beeldje van een god is

gevonden op het terrein van de tempel

van Empel. Het betreft waarschijnlijk

een offerbeeldje voor de god Hercules

Magusanus, een combinatie van een

Romeinse en een inheemse god.

1 Op grond van de bronnen I en II kom je tot de conclusie dat de tempel van Empel

- waarschijnlijk in de periode van de Pax Romana gebouwd moet zijn en

- duidelijk maakt dat de stam van de Bataven geromaniseerd was.

Beredeneer met verwijzingen naar de bronnen I en II de juistheid van deze conclusies.

2 Ontleen aan de bronnen I en II twee aanwijzingen dat de cultuur van de Romeinen sterk door die van

de Grieken beïnvloed was.

3 Noem een motief van een Germaanse stam als die van de Bataven om zich binnen het Romeinse Rijk

te vestigen én een motief van de Romeinen om een dergelijke Germaanse stam tot hun rijk toe te laten.