ROM_1209 LR

48
12 december 2009 www.romagazine.nl Stad van de toekomst – Infrastructuur Lees verder Dordtse Stadswerven aan + en in het water Krimp als kans voor duurzame + economische groei Integraal plannen + ROM_1209.indd OMI ROM_1209.indd OMI 12/9/2009 8:01:13 PM 12/9/2009 8:01:13 PM

description

Dordtse Stadswerven aan+ en in het water Krimp als kans voor duurzame+ economische groei Integraal plannen+ december 2009 www.romagazine.nl Lees verder ROM_1209.indd OMIROM_1209.inddOMI 12/9/2009 8:01:13PM12/9/20098:01:13PM ROM_1209.indd OMIIROM_1209.inddOMII 12/9/2009 8:01:24PM12/9/20098:01:24PM

Transcript of ROM_1209 LR

Page 1: ROM_1209 LR

12 december 2009 www.romagazine.nl

Stad van de toekomst – Infrastructuur

Lees verder

Dordtse Stadswerven aan + en in het water

Krimp als kans voor duurzame + economische groei

Integraal plannen +

ROM_1209.indd OMIROM_1209.indd OMI 12/9/2009 8:01:13 PM12/9/2009 8:01:13 PM

Page 2: ROM_1209 LR

ROM_1209.indd OMIIROM_1209.indd OMII 12/9/2009 8:01:24 PM12/9/2009 8:01:24 PM

Page 3: ROM_1209 LR

Een uitbreiding van een pretpark, de realisatie van een jachthaven, recreatieparken die graag willen groe-ien of het verwezenlijken van een dierentuin met loslopende beren, bizons, lynxen en wolven. RBOI heeft ervaring met de meest uiteenlopende projecten op het gebied van toerisme en recreatie. Elk project is anders en vraagt om een passende oplossing.

Adviseren, ondersteunen en voorkomen Ondernemers die recreatieve of toeristische plannen hebben, lopen in het planologisch traject tegen veel regels aan. Niet in de laatste plaats omdat deze ontwerpen zich vaak in de nabijheid van al dan niet beschermde natuur afspelen. Samir Lamkadmi, jurist en projectleider ruimtelijke planning bij RBOI, onderschrijft deze regeldruk maar wijst er ook op dat deze wetten er niet voor niets zijn. “De natuur heeft bescherming nodig. Ook met het oog op duurzaamheid, hoe maken we Nederland mooier, denk ik dat het heel belangrijk is om juist aan deze regelgeving vast te houden.” Onderzoek naar de impact op het milieu en de omgeving is in alle projecten aan de orde volgens Chris Brunner, senior projectleider milieu en water bij RBOI. Waar nodig gebeurt dit in de vorm van een milieueffectrapportage (MER). “We weten van alles dat er kan spelen voldoende af. We kunnen het benodigde onderzoek niet altijd zelf uitvoeren maar dan weten we de juiste vraag bij de juiste persoon neer te leggen en het resultaat op bruikbaarheid te toetsen.”

Onderzoeks- en risicomanagementLamkadmi en Brunner geven aan dat het van het grootste belang is om vanaf het begin een goed onderzoeks- en risi-comanagement te voeren. Dat begint met een verkenning van de planologische haalbaarheid. Hierin wordt duidelijk wat de knelpunten kunnen zijn en waar het project dus op kan vastlopen. “Stel dat er een beschermde diersoort of plant voorkomt in het gebied. Een ondernemer kan hierop gebaseerde bezwaren wegnemen door juist iets met de aanwezigheid van dit dier te doen”, zegt Lamkadmi. Daarnaast geeft de verkenning ook een beeld welk onderzoek er nodig is en hoe dit het beste kan worden aangepakt. Brunner: “Veel ondernemers kiezen ervoor de begeleiding hiervan in grote mate bij RBOI neer te leggen.”

Planologische ondersteuning en vertalingHet sluitstuk van het traject vormt de juridische verankering in een bestemmingsplan of projectbesluit. Daarbij wordt op basis van strategisch inzicht bekeken op welk moment er overige partijen, zoals de provincie, bij worden be-trokken. Dit omdat er bijvoorbeeld strikte regels gelden ten aanzien van uitbreidingen in het buitengebied. Lamkadmi: “Wij zorgen ervoor dat er een plan komt waarin de visie op het gebied en de onderzoeken die daar aan ten grondslag liggen, worden vertaald in een uitvoerbaar bestemmingsplan dat stand houdt bij de Raad van State.”Over de toekomst op dit gebied zijn beide heren positief. “Wij zien dat veel recreatieondernemers met plannenbezig zijn.”

Strategisch advies

recreatieondernemersvoor

– Advertorial –

ROM_1209.indd 1ROM_1209.indd 1 12/9/2009 8:01:25 PM12/9/2009 8:01:25 PM

Page 4: ROM_1209 LR

Redactioneel

december 20092

InhoudHufterigAl zo’n dertig jaar harrewarren we in dit land over de prijs van het autorijden. Het is kenmerkend voor een polderland, waarin het zoeken naar consensus de maat is en de enige manier om dingen van de grond te krijgen. Je kunt ook zeggen: dat is de kracht van een volwassen democratie, waar niemand écht de

macht heeft en het altijd aankomt op onder-handelen.Toch weerklinkt steeds vaker de roep om een krach-tige overheid, een autoriteit die van aanpakken weet. Dat staat stoer in een natie zonder echte leiders en is volgens degenen die dat roepen nog de enige manier om belangrijke zaken van de grond te krijgen. Maar wat te doen als die overheid na jaren studie en overleg met een voldragen plan komt en

de maatschappelijke weerstand wakkert weer aan?

Er ligt nu eindelijk een doortimmerd plan voor kilometerbeprij-zing. Dat is volgens de meeste deskundigen de enige manier om de dagelijkse fi les structureel aan te pakken. De grotere steden slib-ben dicht en met het vooruitzicht van een sterke stedelijke groei de komende decennia is ingrijpen onontkoombaar. In deze editie van ROmagazine ruim aandacht voor de noodzaak om de verste-delijking af te stemmen op de infrastructuur. Een strak ruimtelijk beleid is dus een belangrijke voorwaarde. De praktijk laat zien hoe complex dat is. Bouwen bij drukke wegknooppunten klinkt logisch, maar de milieunormen knellen. En niet alleen vanwege de normen voor luchtkwaliteit! Ingrijpen in het verplaatsingsgedrag van de burger is onontkoom-baar. En daar botsen we op een andere karaktereigenschap van ‘de Nederlander’: eigenwijs en rechtlijnig. Wie aan mijn portemon-nee komt, is de klos. Populistische politici snappen dat heel goed, populistische media ook. Nog niet zo lang geleden, kwam uit dezelfde hoek het geluid dat de regering te weinig doet. Nu wordt ze beschuldigd van beperking van de individuele privacy en het ‘pakken’ van de automobilist. Het is gemakkelijk meedeinen op golven van onvrede en geklaag, maar het is ook asociaal om uit eigenbelang problemen te blijven vooruitschuiven. Een vorm van hufterigheid.

Marcel Bayer, hoofdredacteur é

4

12

14

16

19

22

30

32

35

42

ROm2- Amsterdam trekt de haven in - Vuilstortplaats transformeert in nieuwbouwwijk- Inspiratie bij OverijsselAtelier- Gebiedsontwikkeling Enka nadert bouwfase- Infrastructuur als katalysator- Urbanisme- Nieuws uit Brussel- Column: De verwondering

Terug naar de groentetuin van de stadIn de omgeving van de grote steden staat de voedselproductie voor de stadsbevolking ineens weer op de agenda.

Warme citymarketing‘Een stad moet niet zéggen dat ze aantrekkelijk is, ze moet aantrekkelijk zíjn. Zorg dat het zo prettig is in een stad dat mensen en bedrijven er willen blijven’, vindt Gert-Jan Hospers, bijzonder hoogleraar City- en regiomarketing in Europa.

Gebiedsontwikkeling oplossing voor krimpregio’sOnze samenleving is ingesteld op groei. Alleen als de economie en de woningmarkt groeien, gaat het goed. Nu de groei in sommige delen van Nederland omslaat in krimp, levert dat soms een paniekreactie op. Maar is krimp echt zo negatief?

Interview Wouter Vanstiphout

De Stad van de Toekomst 2 Bereikbaarheid

Professionele procesregie beter dan crisiswet

Integraal plannen, Zuid-Limburgse groevenBij integraal plannen biedt het ontwerp een oplossing aan maatschappelijke problematiek in de streek, verschillende doelen worden gestapeld en beleid wordt op regio- en lokaal niveau op elkaar afgestemd.

Stadswerven Dordrecht

RO-snippersAgenda, recensies

ROM_1209.indd 2ROM_1209.indd 2 12/9/2009 8:01:25 PM12/9/2009 8:01:25 PM

Page 5: ROM_1209 LR

december 20093

TrendDe Stad van de Toekomst 2 Bereikbaarheid

Interview ‘Het publieke debat over de ruimtelijke ordening moet terugkeren’

PraktijkStadswerven Dordrecht

Hoe kun je steden in de toekomst bereikbaar en (economisch) gezond houden? Die vraag staat centraal in het hoofdverhaal over de rol van stedelijke mobiliteit in de Stad van de Toekomst. Op dit moment zorgt de onop-houdelijke groei van het autoverkeer voor het dichtslibben van de ruimte en groeiende klachten over geluidsoverlast en luchtvervui-ling. Vaak zit de capaciteit van het openbaar vervoer ook aan zijn tax. Er zijn slimme op-lossingen nodig om beide vervoerssystemen beter te laten functioneren. De grootste uit-daging ligt in het beter verknopen van auto en openbaar vervoer zodat er een robuust en fl exibel vervoerssysteem ontstaat. Het realiseren van goede overstapmogelijkheden (P&R-terreinen/transferia) is een goede eerste stap. Maar eigenlijk zou stedelijke ont-wikkeling voortaan alleen nog plaats mogen vinden op plekken waar beide vervoersmid-delen elkaar kruisen. In een recent advies heeft de VROM-raad daar ook hartstochtelijk voor gepleit. Wat komt daar in de praktijk allemaal bij kijken?

De reacties hebben hem verrast: ‘Je hoort wel dat Nederlanders egalitair en informeel zijn, maar zo’n hoogleraarschap, dat ís hier echt iets. In Wenen en Berlijn heb ik soortgelijke functies gehad en daar wordt er toch minder gewichtig over gedaan.’ Architectuurhis-toricus Wouter Vanstiphout (Heist op den Berg (B), 1967) mag zich de eerste praktijk-hoogleraar Ontwerp en Politiek noemen. De komende vier jaar gaat hij proberen om de studenten van de TU Delft meer feeling voor het politieke besluitvormingsproces bij te brengen. Opdrachtgever voor de leerstoel is het ministerie van VROM, waar de wens leefde om de banden tussen de ontwerpkant – architecten en stedenbouwkundigen – en de bestuurlijke kant weer wat steviger aan te halen. ‘Er is veel pseudo-participatie en namaak-inspraak’.

Stadswerven is 30 hectare groot, ligt buitendijks en vlak bij de binnenstad van Dordrecht. Het is een oud, industrieel gebied: vanaf de 19e eeuw vestigden zich er verschei-dene scheepswerven. Die werven zijn inmid-dels allemaal verdwenen, het gebied ligt braak. Edwin van Son, stedenbouwkundige bij de gemeente, noemt het een bijzonder interessant gebied: ‘Omdat er veel bij elkaar komt: overblijfselen van oude industrie en twee verschillende watersystemen.’ De bouw van Stadswerven moet starten in 2011. Door Urban Flood Management (UFM) en MARE – een soort opvolger van UFM – is Stadswerven tot een voorbeeld geworden voor hoe steden kunnen omgaan met water.

pag. 19 pag. 35pag. 22

ROM_1209.indd 3ROM_1209.indd 3 12/9/2009 8:01:25 PM12/9/2009 8:01:25 PM

Page 6: ROM_1209 LR

december 20094

Amsterdam trekt de haven inAmsterdam is geen havenstad maar een stad met een haven. Voor de meeste bewoners en bezoekers van de hoofdstad is het Westelijk Havengebied onbekend en dus onbemind. In de onlangs gepresenteerde Ontwerp Structuurvisie - Amsterdam 2040 Economisch Sterk en Duurzaam worden stad en haven meer met elkaar verbonden. Door uitplaat-sing van overlastgevende havenbedrijven binnen de ringweg A10 ontstaat ruimte voor 13.000 tot 19.000 woningen. De westelijke IJ-oevers zijn aangewezen als een van de twee mogelijke centrale locaties voor de organisatie van de Olympische Spelen. Het is een ver toekomstbeeld, want met de havenbedrijven in het gebied is in een convenant afgesproken dat ze in elk geval tot 2029 kunnen blijven.De transformatie van de haven veroorzaakt een lastig dilemma. Amsterdam wil graag een creatieve stad zijn, maar laagdrempelige broedplaatsen voor kunstenaars worden bij de

herontwikkeling van havengebieden vaak om zeep geholpen. Tijdens een bijeenkomst van Amsterdam Vrijstaat, een debatprogramma dat het ruimtelijk beleid van inspiratie voorziet, klonk de vrees dat de rafelranden van de stad verdwijnen en er alleen nog aangeharkte gebieden overblijven. Een voorbeeld is het internationaal vermaarde Robodock-festival, dat al drie keer is verplaatst en opnieuw op zoek is naar een geschikte locatie. Ook wordt de nieuwbouw op het NDSM-terrein in Amsterdam-Noord, waar onder meer MTV Europe zich heeft gevestigd, door een deel van de creatieve sector als ‘te netjes’ en ‘ te commercieel’ ervaren.‘Het gevoel leeft dat er steeds minder ruimte is voor experiment,’ zegt architect Ronald Rietveld van Rietveld Landscape. ‘Deels is dat terecht, want de lege pakhuizen raken op. De creatieve sector is nu aan zet om ruimte te scheppen. In het Westelijk Havengebied is een tijdelijke hoeveelheid

grond beschikbaar die groter is dan de hele Amsterdamse binnenstad. Je mag er 24 uur per dag geluid maken, je mag er de hoogte in bouwen en de meeste grond is eigendom van de gemeente, die welwillend staat tegen-over de creatieve sector. Dat biedt grote kansen.’Zef Hemel, adjunct-directeur van de Dienst Ruimtelijke Ordening (DRO) en curator van Vrijstaat Amsterdam, ondersteunt de oproep aan de creatieve sector om de haven in te trekken: ‘Tijdelijkheid is een geschikte strategie voor het Westelijk Havengebied. Door de crisis is de vraag hoe en wanneer de ongebruikte ruimte wordt ingevuld, nog actueler geworden. Tijdelijk ruimtegebruik past bij een nieuwe vorm van planning, met meer deelnemers en meer vrijheden. We hebben méér nodig dan alleen structuurvi-sies met een vast eindbeeld.’

Martin de Jong é

RO

december 20094

ROM_1209.indd 4ROM_1209.indd 4 12/9/2009 8:01:27 PM12/9/2009 8:01:27 PM

Page 7: ROM_1209 LR

december 20095

Vuilstortplaats transformeert Vuilstortplaats transformeert in nieuwbouwwijkin nieuwbouwwijk

en in 2005 is een ontwerp opgesteld voor de herinrichting van het gebied. In 2006 is een deel van het terrein gesaneerd.Door externe factoren heeft het project in 2007 en 2008 gedeeltelijk stilgelegen. In 2009 is opdracht van de gemeente Tiel verkregen voor het aanbesteden van de bodemsanering en herinrichting van het gebied. Het unieke aan dit project is het koppelen van de sane-ring en woningbouw, waardoor opbrengsten worden gegenereerd die de saneringskosten dekken, waarbij zelfs een kleine opbrengst

voor de gemeente wordt gerealiseerd. Ook wordt met deze oplossing een geheel nieuwe functie aan de stortplaats gegeven.Adviesbureau MWH dat gespecialiseerd is in water, milieu, energie en infrastructuur zal in opdracht van de gemeente Tiel de milieukundige begeleiding van de sanering en het projectmanagement van het project verzorgen.

Robbert Coops é

([email protected])

Een voormalige stortlocatie in Tiel zal wor-den herontwikkeld tot een nieuwbouwwijk. Het gaat om een voormalige, gemeentelijke stortplaats van zo’n tien hectare. Hierdoor ontstaat het perspectief voor deze onaan-trekkelijke locatie om een potentieel ontwik-kelingsgebied te worden. Uit bodemonderzoek ter plekke is geble-ken dat de voormalige stort is afgedekt met verontreinigde grond. Ook is er asbest aangetroff en. Het grondwater is daarente-gen niet of nauwelijks verontreinigd. Het Vijverterrein aan de Echteldsedijk blijkt in het verleden soms ook gebruikt te zijn voor de stort van bedrijfsafval.Als vervolg op het bodemonderzoek is in 2004 een saneringsplan opgesteld om de voormalige stort te saneren. Het totaal ontgraven van de stort en elders verwerken van het stortmateriaal zou circa 70 tot 80 miljoen euro bedragen. Gelet op de hoogte van dat bedrag is gekozen voor een variant waarbij op de huidige locatie een laag schone grond wordt aangebracht, waarna de locatie als park zal worden ingericht. De sanering en herinrichting van een dergelijke grote locatie op deze manier zouden ‘slechts’ enkele miljoenen bedragen. In een later stadium is een plan gepresenteerd om de sanering te koppelen aan woningbouw op een gedeelte van de locatie. Dit plan is verder uitgewerkt

RO

ROM_1209.indd 5ROM_1209.indd 5 12/9/2009 8:01:31 PM12/9/2009 8:01:31 PM

Page 8: ROM_1209 LR

RO

december 20096

Inspiratie en speeddaten bijInspiratie en speeddaten bijAtelierOverijssel AtelierOverijssel Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet toevoegen van kwaliteit altijd het uitgangspunt zijn. Daarbij spelen ge-meenten en ondernemers, maar ook particulieren een belangrijke rol. De provincie helpt hen zoveel mogelijk met het re-aliseren van kwaliteit. Belangrijke instrumenten daarvoor zijn de provinciale ‘Omgevingsvisie’ en AtelierOverijssel. Dit laatste is een onafhankelijke werkplaats voor iedereen die wil leren, ervaring wil opdoen, nieuwe inzichten wil krijgen en advies wil over ruimtelijke opgaven.

Ruimtelijke kwaliteit maak je vooral samen en dat was te zien tijdens de speciale middag half november in Zwolle. Dag van de ruimtelijke kwaliteit. De Provincie Overijssel en AtelierOverijssel presenteerden hier met alle partners de Overijsselse lessen én resultaten. Dit gebeurde tijdens thematische workshops voor de bezoekers, een plenair interactief forum en op een speciale ‘kwaliteitsmarkt’. Hier waren inspirerende voorbeelden, projecten en adviesproducten te zien van alle betrokken partijen.

Zo konden bezoekers bijvoorbeeld een kijkje nemen in de toekomst van Twente, oefenen in ‘ontwikkelen met kwaliteit’ met de nieuwe Omgevingsvisie, dorpsranden bekijken door de ogen van jonge bewoners, maar ook ‘speeddaten’ met bestuurders van Atelier-Overijssel. Namens het ministerie van VROM plaatste Edward Stigter, programmadirecteur Mooi Nederland, de Overijsselse aanpak en resultaten in landelijk perspectief en wees op de vier Overijsselse nominaties voor

innovatieprogramma Mooi Nederland. “Overijssel is oververtegenwoordigd. Dat zegt iets. Er zijn hier parels van projecten te vinden”, aldus Stigter.In een toelichting op de provinciale ambities onderstreepte de Overijsselse gedeputeerde Gert Ranter het belang van samenwerking tussen alle betrokken partijen. “Sturen op kwaliteit is ook een zoektocht is. We moeten samen werken aan de doorontwikkeling. Vandaag werken we aan de cultuurhistorie van morgen.”

ROM_1209.indd 6ROM_1209.indd 6 12/9/2009 8:01:35 PM12/9/2009 8:01:35 PM

Page 9: ROM_1209 LR

RO

december 20097

Gebiedsontwikkeling Enka nadert de bouwfaseHet Enka-gebied, voormalige bedrijfsterrein van de beroemde Enka-fabriek bij Ede, is bijna klaar voor de eerste bouwfase. De omvangrijke sloop en de bodemsanering zijn nagenoeg afgerond. Het stedenbouw-kundig plan is gereed en de architecten zijn voor het eerste deelgebied volop aan het werk.

In 2002 sloot de kunstzijdefabriek Enka de deuren en in 2003 is het terrein verworven door AM Vastgoedontwikkeling en ASR Vastgoed. Beide zijn in de Grondbank Bennekomseweg Ede CV een samenwerking aangegaan voor de herontwikkeling van het Enka-gebied. MWH is verantwoordelijk voor het civiel-technische ontwerp en doet het complete

projectmanagement over het bouw- en woonrijp maken van het gebied.Het gebied is ongeveer 42 hectare groot en ligt vlak bij het intercitystation Ede-Wage-ningen op de spoorverbinding Utrecht-Arn-hem. Op het fabrieksterrein staan een aantal prachtige industriële rijksmonumenten. Die blijven behouden en krijgen een passende functie in een levendig gebied voor wonen, werken en verblijven. Ed den Outer, senior projectmanager bij MWH: ‘Het is een boeiend historisch belangrijk gebied waarin karakteristieke elementen worden behou-den. Zo blijven er bijvoorbeeld torenhoge oude schoorstenen in de nieuw te bouwen woonwijk staan. Omdat het terrein aan de Veluwe grenst, is er veel aandacht voor groen. Ook op het vlak van duurzaamheid

wordt er geïnvesteerd. Zo krijgt bijvoorbeeld elke woning een warmtepomp. Dit bij elkaar maakt het voor ons een bijzondere opgaaf die prima bij ons past.’Uiteindelijk zullen er zo’n 1400 woningen verrijzen op het voormalige industrieter-rein. Ook komt er 50.000 m² aan voorzie-ningen voor zowel commerciële als niet-commerciële organisaties. Eind 2009 wordt een start gemaakt met het bouwrijp maken van het terrein voor de eerste woningen. De gehele ontwikkeling van het Enka-terrein neemt een periode van circa tien jaar in beslag.

De resultaten van vier onderzoeksprojecten die AtelierOverijssel dit jaar heeft uitgevoerd, zijn in workshops gepresenteerd en bediscus-sieerd rond vier actuele thema’s op het gebied van ruimtelijke kwaliteit: mobiliteit, vrijetijdseconomie, water & natuur en het proces van ruimtelijke kwaliteit. Zo moest

tijdens de workshop ‘Water & natuur’ een concrete stap worden gezet in de opgave om meer ruimtelijke kwaliteit te bewerkstelligen in de Overijsselse Ecologische Hoofdstruc-tuur (EHS). Zestig professionals werkten samen aan drie gouden regels. Schakel boeren meer in bij de natuuropgave.

Combineer water- en natuurdoelen met economische functies. Ga fl exibel om met regels. Dat zijn de drie gouden regels die gedeputeerde Piet Jansen kon meenemen. In de workshop ‘Ruimtelijke kwaliteit en proces’ is in ‘Lagerhuisopstelling’ gedebat-teerd over stellingen als: ‘Ruimtelijke kwaliteit is alleen gezamenlijk en integraal te realiseren’ en ‘Ruimtelijke kwaliteit moet meetbaar zijn’. Daaruit kwam de waardevolle conclusie naar voren dat het waard is te knokken voor investering in ruimtelijke kwaliteit bij de start van een opgave. Want daar waren velen het over eens: de investe-ring betaalt zich uiteindelijk terug. In welzijn, duurzaamheid en het voorkomen van ‘herstelwerk’.

De Provincie Overijssel heeft tijdens de Dag van de Ruimtelijke Kwaliteit zes kwaliteits-adviezen van de Atelierpartners beschikbaar gesteld. De winnaars worden begin 2010 bekendgemaakt. Kijk voor meer informatie op http://provincie.overijssel.nl.

Dag van de Ruimtel i jke Kwal ite it .

ROM_1209.indd 7ROM_1209.indd 7 12/9/2009 8:01:35 PM12/9/2009 8:01:35 PM

Page 10: ROM_1209 LR

RO

december 20098

Infrastructuur als katalysator

De reconstructie of nieuwe aanleg van infrastructuur wordt steeds meer gezien als een motor voor gebiedsontwikkeling. De overheid vormt bij dat alles zeker niet meer de ‘allesbepalende regisseur maar een van de spelers in een delicaat samenspel tussen ontwikkelaars, aannemers, ontwerpers, ondernemers, adviseurs en bewoners’. Dat was een van de conclusies van een onlangs gehouden studiedag over de kwaliteit van stedelijke ontwikkeling.

De recente naamwijziging van MIT (meerja-renprogramma infrastructuur en transport) naar MIRT (meerjarenprogramma infrastruc-tuur, ruimte en transport) is zeker geen cosmetische. Die verandering markeert daadwerkelijk een start om gebiedsontwikke-ling vanuit verschillende beleidsterreinen actief en integraal te laten plaatsvinden. Niet alleen verkeer en vervoer en ruimtelijk beleid, maar ook waterafspraken, ontwikke-lagenda’s, beleid voor bedrijventerreinen, verstedelijkingsplannen of agenda’s voor natuur en landschap worden systematisch verdisconteerd in de planning en de uitvoe-ring op rijksniveau. Met die nieuwe gezamen-lijke aanpak wordt nu gewerkt aan het opstellen van gebiedsagenda’s. Dat proces is – volgens directeur-generaal Sieben Riedstra van Verkeer en Waterstaat – goed op dreef. Voor 95 procent liggen de afspraken voor gebiedsontwikkeling tussen Rijk en regio’s vast. Het komt nu aan op ontwikkeling en

uitvoering, waarbij in deze crisistijd uiteraard de fi nancieringscom-ponent van groot belang is. Van de overheid wordt in ieder geval een impuls verwacht op het gebied van infrastructuur en water, maar nauwelijks op het terrein van ruimtelijk beleid.

De vastgoedmarkt ligt op z’n rug, maar daar is wel veel kennis en ervaring waar het gaat om gebiedsontwikkeling en herstructurering aanwezig. Daarbij is het verstandig niet alleen naar de investeringskosten, maar ook naar de opbrengsten ervan te kijken. Dat geeft een deels ander perspectief, aldus Friso de Zeeuw, hoogleraar aan de TU Delft en directeur nieuwe markten bij Bouwfonds Property Development op de studiemiddag die was georganiseerd door de Federatie Welstand, de Praktijkleerstoel Gebiedsont-wikkeling, Connekt en Twynstra Gudde. Dat infrastructuur een katalysator voor economische ontwikkeling is, mag duidelijk zijn. De A-12-zone, de Zuidas, de A2-tunnel bij Maastricht en de Zuidelijke Ringweg rond Groningen bewijzen die stelling. Maar lastig is het nog steeds om de verschillende randvoorwaarden binnen het proces van gebiedsontwikkeling logisch te combineren en te organiseren. Zo staan mobiliteit en

bereikbaarheid nogal eens tegenover leefbaarheid van een gebied. Ook de planningshorizonten blijken onderling enorm te verschillen. Dat levert nu nog vertraging en gedoe op, maar ook dat zal zich onder druk van de bestuurlijke en sociaal-economische omstandigheden oplossen. Duidelijk in dat verband is dat overleg, communicatie en commitment met alle relevante stakeholders van essentieel belang is om een integrale aanpak te versnellen en te realiseren. Of die integrale aanpak ook daadwerkelijk leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op regionale schaal is nog onvol-doende duidelijk. Hoogleraar Ton Verhoeven, verbonden aan het Atelier Rijksbouwmeester, is weliswaar van mening dat vooral stedelijke gebiedsontwikkeling de toekomst heeft, maar dat er nog een lange weg te gaan is voordat duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit elkaar gevonden hebben. De niet geringe opgave wordt het ontwikkelen van steden die energie en voedsel opleveren in plaats van verbrui-ken. Daarbij is de component mobiliteit een dominante factor. Door een slimme combinatie van inrichting van het stedelijk gebied – waarbij wordt ingezet op voetgan-gersverkeer – en dat wordt ondersteund door een mechanische infrastructuur kan – zoals in Shanghai wordt bewezen – het energiever-bruik drastisch worden beperkt.

Hugo Priemus, Friso de Zeeuw, Henk Lichter, Jeroen den Uyl, Flip ten Cate, Jan Wabeke en David van Zelm van Eldik (2009): Gebiedskwaliteit rond infrastructuur; essays, Federatie Welstand, Amsterdam,ISBN 978-90-813653-3-8, 56 blz.

Drs. Robbert Coops, sociaal-geograaf é

en senior communicatiestrateeg bij Schuttelaar & Partners mailto:[email protected]

Bedreigingengebiedsontwikkeling:de vier o’s:1. Overtrokken ambities2. Onbeholpen communicatie3. Onderweg blijven polderen4. Overkokende overhead

ROM_1209.indd 8ROM_1209.indd 8 12/9/2009 8:01:37 PM12/9/2009 8:01:37 PM

Page 11: ROM_1209 LR

december 20099

Urbanisme

Op dit moment woont de helft van de wereldbevolking in steden, in 2030 zal het aandeel zijn gestegen tot 60 procent. Of de Kopenhaagse afspraken worden waarge-maakt, is dan ook voor een belangrijk deel afhankelijk van de manier waarop de verstedelijking vorm krijgt. Twee weken voor de klimaattop hield het IFoU (International Forum on Urbanism) de driedaagse conferentie Th e New Urban Question, in Delft en Amsterdam. In de afgelopen decennia werd verstedelijking gestuurd door globalise-ring en marktwerking, maar de krediet- en klimaatcrisis vragen om bottom up initiatief en het terughalen van publieke doelen. ‘Om

echte waarde toe te voegen aan een locatie, is kennis nodig over die locatie, de lokale cultuur en de omgeving. Het kost en tijd en moeite om die te vergaren,’ schrijft socioloog en key note speaker Manuel Castells in de bij de conferentie uitgegeven bundel, waarvan de naam een verwijzing is naar zijn 35 jaar oude klassieker Th e Urban Question. Ondanks die oproep naar bestudering van het eigene doet hij enkele zeer concrete voorstellen. Netwerken van fi etssnelwegen, eventueel verhoogd aangelegd, zijn nodig om milieu-vriendelijk vervoer een eerlijke kans te geven. Urban farming op lege plekken in de stad kan tegenwicht bieden aan de voort-

gaande vernietiging van ecosystemen waarmee in de stedelijke voedselbehoefte wordt voorzien. En omdat het aandeel van het standaardgezin steeds kleiner wordt, zouden vrijstaande huizen in de suburbs zodanig moeten worden aangepast dat meerdere huishoudens er in kunnen wonen en er voorzieningen delen. Castells pleit voor een radicale verduurza-ming en vermenselijking van de stad. Hij schuwt daarbij de grote woorden niet: nu de vastgoed-zeepbel uiteen is gespat, is het tijd om gezamenlijk te zoeken naar een nieuwe stad, ‘to create a project towards a new city transcending the ruins of our metropolitan civilization’. De manier waarop het neo-libe-ralisme er van langs krijgt bij Castells is niet altijd even overtuigend. Zo beschrijft hij de Amerikaanse suburb wat al te gemakkelijk als een door de markt opgedrongen woonvorm, daarmee negerend dat er zo iets als een suburbane woonwens bestaat. Interessant, en ook bruikbaar voor de Nederlandse situatie, is het voorstel om zoning laws (bestemmingsplannen) te vervangen door performance guidelines. Planning zou minder gericht moeten zijn op het uitsluiten van functies maar die beoordelen op de bijdrage die ze leveren aan duurzaamheid en sociale cohesie. Zo zou het bijvoorbeeld eenvoudiger moeten zijn voor bewoners om vanuit huis een horecazaak of winkel te beginnen. Een soortgelijk pleidooi is terug te vinden in de bijdrage van Susanne Komossa, onderzoeker aan de TU Delft, over de transformatie van het Nederlandse bouwblok. Bijna alle kleinschalige economi-sche activiteit is verbannen uit nieuwe woonomgevingen. Daarmee is een belangrijk aspect van stedelijkheid verloren gegaan, dat langzaam weer heroverd moet worden, bijvoorbeeld bij de vernieuwing van na-oorlogse wijken.

IFoU (2009) Th e New Urban Question; Urbanism Beyond Neo-LiberalismRotterdam, ISBN 978-90-78658-13-9

Martin de Jong é

RO

Milieuvr iendel i jk ver voer,

C hina .

Foto: WFA

december 20099

ROM_1209.indd Sec3:9ROM_1209.indd Sec3:9 12/9/2009 8:01:37 PM12/9/2009 8:01:37 PM

Page 12: ROM_1209 LR

Minder geld EU voor landbouw en regionaal beleidDe Europese Commissie, het dagelijks bestuur van de EU, wil na 2013 minder geld besteden aan landbouw en regionaal beleid. Tegelijkertijd zou een groter deel van het EU-budget moeten worden besteed aan investeringen op het gebied van klimaat en energie. Dat blijkt uit een uitgelekt ontwerp-voorstel. Nadat het defi nitieve voorstel er is moeten de 27 EU-regeringsleiders het er nog over eens worden. In de tekst van het voorstel staat dat er na 2013 ‘een omvangrijke verschuiving’ moet zijn in de EU-uitgaven. Daarbij moet de nadruk meer liggen op groei en werkgelegen-heid, klimaat en energiezekerheid en ‘minder op landbouw’. In de huidige begroting van de EU die ongeveer 125 miljard euro bedraagt, gaat zo’n driekwart van het budget naar landbouw en regionaal beleid. De Assembly of European Regions (AER) , een samenwerkingsverband van 255 regio’s heeft voorzitter José Manuel Barroso per brief laten weten zeer bezorgd te zijn over de plannen. Voorzitster Michèle Sabban noemt het in de brief ironisch dat de EU zo snel na de implementatie van de budgetperiode 2007-2013, waarin het budget voor het regionaal beleid voor het eerst dat voor de landbouw overstijgt, alweer komt met een herziening. Hoe kunnen Europese regio’s vertrouwen hebben in een commissie die overweegt het beleid alweer te herzien terwijl het nog slechts in het eerste stadium van implementatie verkeert, schrijft ze. http://www.aer.eu/en/news/2009/2009102301.html

Ruim 200 miljoen EU voor 196 nieuwe LIFE+-projectenDe Europese Commissie heeft de fi nancie-ring goedgekeurd van 196 nieuwe projecten in het kader van het LIFE+-programma (2007-2013), het Europees milieufonds. Daaronder zijn ook twee Nederlandse projecten. Het gaat om projecten op het gebied van natuurbehoud, milieubeleid en communicatie. De totale investering bedraagt 431 miljoen euro, waarvan de EU 207,5 miljoen euro bijdraagt. Het totale EU-budget van LIFE+ bedraagt 2,143 miljard voor de periode 2007-1013.

In Nederland gaat het om twee projecten waarvoor 10,8 miljoen euro wordt uitgetrok-ken. Het eerste project betreft het herstellen van de natuurlijke waterbalans in het verdroogde Noordenveld, onderdeel van het Nationaal Park Dwingelderveld dat bekend- staat als natte heidegebied. De bedoeling is om de natuur in dit Natura 2000-gebied te herstellen.Het tweede project betreft het natuurgebied het Fochteloërveen, een hoogveengebied op de grens van de provincies Friesland en Drenthe. Het gebied is een Natura 2000-

gebied en aangewezen als wetland. In het kader van het project wordt het waterniveau in delen van het gebied verhoogd.http://ec.europa.eu/environment/life/publications/lifepublications/compilations/documents/natcompilation08.pdf

Honderd miljoen pond voor meest achtergestelde delen LondenVia het Gezamenlijke Europese steunfonds voor duurzame ontwikkeling in stedelijke gebieden, JESSICA, is 100 miljoen pond (= 111,64 miljoen euro) beschikbaar voor groene investeringen die moeten zorgen voor een opleving van enkele van Londens achterstandswijken. De investeringen zorgen ook voor ruim duizend nieuwe banen. Van de 100 miljoen pond komt 50 miljoen (55,85 miljoen euro) uit het Europese Regionale Ontwikkelingsfonds, 32 miljoen (35,75 miljoen euro) van het Londense ontwikkelingsagentschap en 18 miljoen (20,1 miljoen euro) van de Londense afval- en recyclingraad.

Met het geld worden projecten op het gebied van gedecentraliseerde energie, recycling en opwekking van energie uit afval gefi nan-cierd. Alle projecten helpen mee aan de heropleving van achtergestelde wijken en moeten duurzame, klimaatneutrale economische groei bevorderen. Zo dragen ze bij aan het bereiken van Londens doel om in 2025 de CO2-uitstoot met zestig procent te hebben teruggedrongen. Bij leningen uit het JESSICA-fonds mogen opbrengsten uit investeringen opnieuw in de projecten geïnvesteerd worden. ‘Het

JESSICA-fonds zal een aanmerkelijke bijdrage leveren aan de herople-ving en verbete-ring van de levensomstandig-heden in enkele van Londens meest achterge-stelde wijken. In tegenstelling tot eenmalige leningen kan het geld uit dit fonds worden gerecycled

en opnieuw worden geïnvesteerd, wat betekent dat de investering verder draagt en betere langetermijninvesteringen oplevert’, aldus Pawel Samecki, Europees Commissaris voor Regionaal Beleid. http://ec.europa.eu/regional_policy/funds/2007/jjj/jessica_en.htm

Climate Star Award 2009 voor Den HaagDe gemeente Den Haag heeft een Climate Star Award 2009 gewonnen. De prijs is een initiatief van de Climate Alliance, een netwerk van ruim 1400 Europese steden die zich inzetten voor een beter klimaat. Er dongen 444 steden mee naar de onderschei-ding.Den Haag kreeg de klimaatprijs onder meer voor de zeewaterwarmtecentrale van woningcorporatie Vestia. De centrale zorgt voor vijftig procent minder uitstoot van CO2 door bij de verwarming van achthonderd huizen in Duindorp gebruik te maken van warmte uit zeewater. Den Haag wil in 2050 volledig klimaatneutraal zijn.

Pawel Samecki : betere langeter mi jninvester ingen.

december 200910

Nieuws uit Brussel

ROM_1209.indd Sec3:10ROM_1209.indd Sec3:10 12/9/2009 8:01:53 PM12/9/2009 8:01:53 PM

Page 13: ROM_1209 LR

In de categorie ‘Steden met meer dan 100.000 inwoners’ werden ook de Duitse steden Freiburg im Breisgau en Osnabrück en het Belgische Gent onderscheiden. Daarnaast kregen nog eens dertien kleinere steden een prijs.

Comité Vlaamse regering buigt zich over Oosterweelver-bindingNadat de Antwerpse bevolking op 18 oktober tegen de bouw van de enorme Lange Wapperbrug heeft gestemd en ook het Antwerpse gemeentebestuur vervolgens een negatief advies over de brug uitbracht, is het woord nu aan de Vlaamse regering. Die heeft het ministerieel comité ‘Duurzame Antwerpse Mobiliteit’ (DAM) opge-richt. Taak van het DAM is de mobili-teitsknoop van Antwerpen te ontwar-ren. Ook zijn er zeven werkgroepen opgericht die verschillende onderdelen van het mobiliteitsdossier moeten gaan onderzoeken.De Lange Wapperbrug maakt samen met een tunnel onderdeel uit van de omstreden Oosterweelverbinding. De brug zou ter hoogte van het Sportpa-leis beginnen en tot aan de rand van de haven leiden. De brug heeft twee rijlagen met twee keer drie rijstroken plus een pechstrook. Bij het Antwerpse Sportpaleis zou het aantal rijstroken worden uitgebreid van acht naar achttien. De bedoeling van dit project is de Antwerpse ring te voltooien en zo de dagelijkse fi les rond Antwerpen aan te pakken. Het project is begroot op minimaal 2,2 miljard euro. Bij het referendum in Antwerpen stemde 59,24 procent van de stemmers tegen het traject met de Lange Wapperbrug. De voorstanders haalden 40,76 procent. Zowat één derde van de stemgerechtigde Antwerpenaren bracht zijn of haar stem uit. De opkomst was 34,75 procent.

Boris Peters é

Het leven van de kokerjuff er

Een kokerjuff er metselt als larf een kokertje en leeft daar veilig in tot hij kan vliegen: zonder koker geen leven. Ook wij kunnen niet zonder verkokering: (onder)-scheiden, benoemen, indelen, organiseren, allemaal vormen van verkokering. God zelf, zo vertelde een theologe laatst, begon niet met scheppen maar met scheiden: van hemel en aarde. En aan het eind van alle tijden zou Hij dat weer doen: scheiden van goeden en slechten. Kortom, verkokering is de alfa en omega van het bestaan. Tegenover verkokering staat niet zoiets als effi ciency maar chaos. Hoe ingewikkelder de samenleving, hoe meer vormen van verkokering mogelijk zijn.

Pogingen tot ontkokering komen meestal neer op herkokering. Ruimtelijke ordening is bij uitstek een poging tot ontkokering, uitgevonden om samenhang te brengen tussen verkokerde sectoren en belangen. Dat lukt de laatste jaren steeds minder: het ruimtelijk integratiekader wordt inmiddels ervaren als een nieuwe koker. Zo gaat het altijd: afstemmings- en coördinatieorganen gaan zelf werken als koker. De mode van gebiedsontwikkeling is een poging om binnen een nieuwe koker effi ciënt te werken door een gebied af te zonderen. Dat werkt even een beetje. Als iedereen aan gebiedsontwikkeling doet, is er door de verkokering immers geen samenhang tussen gebieden meer.

Kortom, de situatie is hopeloos. Kokers zijn niet overbodig, dus ontkokeren doet pijn. Wat kunnen we dan nog?De eerste strategie voor ontkokering die ik zie komt neer op het centraliseren van de macht: geef politici meer macht, of positiever gezegd, meer ruimte om leiderschap te tonen. De grand projets in Frankrijk kunnen zo snel tot stand komen, in China gaan de dingen ook snel net als in sommige golfstaten. Veel planologen

hebben de laatste jaren de snelheid van ontwikkelingen in die laatste staten ten voorbeeld gesteld, maar die snelheid kwam niet zonder off ers. De rechten van individuele burgers komen in het geding en algemene middelen worden arbitrair ingezet. Een tweede strategie die ik zie, komt neer op het decentraliseren van de macht: geef meer bevoegdheden aan professionals. Dat leidt tot verschillen in de uitvoeringspraktijk waar we nogal bang voor zijn. In het publieke domein wordt daarom iedereen behandeld of hij dom, onverantwoord en misschien zelf crimineel is. De daarbij behorende controle en verantwoording hebben een extra verkokerend eff ect. Als je alles moet verantwoorden, kijk je immers wel uit om buiten de kokers van je bevoegdheden te treden. De derde strategie is wellicht de meest breed toepasbare: maak kokers (semi)permeabel. Met andere woorden: leg verbindingen, communiceer. Ook dit is geen gemakkelijke weg. Iedereen ziet de circussen van eindeloos praten met iedereen voor zich. Toch kan daarin meer professionaliteit worden ontwikkeld: procedures kunnen helderder, de betekenis van overleg kan duidelijker. In veel projecten wordt communicatie nog gezien als side-dish waar het main course is.

We staan dus voor een zware opgave. Zonder wezenlijke verandering in machtsverdeling en wezenlijke verandering in de manier waarop we verbindingen leggen, is blijvende ontkokering niet mogelijk. Misschien is blijvende ontkokering te veel gevraagd. De kokerjuff er leeft zijn hele leven in een koker, slechts een dag vliegt hij vrij rond, maar dat is wel de dag waarop hij zich voortplant.

Bram van de Klundert é

[email protected]

De verwondering

december 200911

ROM_1209.indd Sec3:11ROM_1209.indd Sec3:11 12/9/2009 8:01:55 PM12/9/2009 8:01:55 PM

Page 14: ROM_1209 LR

december 200912

(Peri-)urbane voedselketen verschijnt op regionale plankaarten

Voer voorVoer voor planologen planologenStadslandbouw en stadsregionale voedselvoorziening zijn in opkomst rond steeds meer metropolen, ook in Nederland. Ruimtelijke ordening kan belangrijke voorwaarden scheppen. Maar hoe, en wat zijn de kosten en baten? Structureel gefinancierd beleid is schaars, zo bleek op de eerste Europese conferentie over ‘duurzame voedselplanning’ in Almere.

Enthousiasme kan Jan Willem van der Schans niet worden ontzegd. Onstuitbaar kan hij betogen. Over

stadslandbouw en de werkgroep Eetbaar Rotterdam, waarvan hij, als projectleider bij het Landbouweconomisch Instituut (LEI) medeoprichter is. Over alle initiatieven van onderop in datzelfde Rotterdam, zoals ‘tijdelijk groen’, ondersteund door deelgemeenten en woningcorporaties. Of over het plan van Eetbaar Rotterdam voor een gemeen-schaps-parktuin op de Marconistrip bij de Merwedehaven.Stadslandbouw moet slim en ‘hightech’ wezen, vindt Van der Schans. Vervuilde bodem? ‘Dat kunnen we ondervangen met ‘fytosanitatie’, bodemreiniging door planten. Of met compost van afgekeurd fruit van de Fruitterminal in de haven, als schone teelt-toplaag. Onze benadering spreekt

aan. Van overal uit Rotterdam krijgen wij aanvragen, van: we hebben hier nog x hectare grond, kunnen we daar wat mee?’Maar ja, de realiteit is weerbarstig. ‘Ons eerdere voorstel voor een dakpark op de Vierhavenstrip, met ‘etnische’ voedselgewassen voor de naastgelegen woonwijk Le Midi, is afgeketst bij ontwikkelaar Dura Vermeer. Sowieso is er weinig oog voor etnische teelten, en dat in een stad waar meer dan de helft van de bevolking en de volkstuinders buitenlander is!

Food milesVoeding is een basisbehoefte. Voedselproductie en -verwer-king terugbrengen in de stadsbeleving is ‘hot’. Streekproduc-ten dienen de eigen ‘regionale identiteit’. Stadsbesturen van

Ruimtelijk bekeken

Gemeenschappel i jke

groententuin op de

Muller pier in

Rotterd am. Init iat ie f-

nemers z i jn Frank

Picard en Mark Voig t .

Foto: Jan Willem van der Schans

ROM_1209.indd Sec3:12ROM_1209.indd Sec3:12 12/9/2009 8:01:56 PM12/9/2009 8:01:56 PM

Page 15: ROM_1209 LR

december 200913

Almere, waar overigens amper praktijkmensen zaten. Niet toevallig was het septembernummer van Planning, het gerenommeerde huisblad van de American Planners Association APA aan ‘Th e Food Factor’ gewijd. ‘Sustainable food systems winnen erkenning als legitiem RO-onderwerp’, constateert professor Kevin Morgan van Cardiff University. Morgan was degene die samen met hoogleraar rurale sociologie Han Wiskerke van de Wagenin-gen Universiteit de conferentie bijeen haalde. ‘Voedselvoor-ziening raakt aan tal van thema’s als verkeerscongestie, afval, water, milieu en energie. Tijd dat RO’ers nu daadwerkelijk faciliterend worden.’

Opmerkelijke voorbeeldsteden zijn Warschau dat kiest voor vingervormige, radiale stadsuitbreiding: zo wordt de afstand tussen stad en tussenliggende landbouwgrond geminimali-seerd, en Bejing, dat binnenstedelijke landbouwarealen reserveert om de dagelijkse vloedgolf van ruim 300.000 vrachtwagens met voedingswaren te bestrijden. Almere zelf wil in 2030 tien procent van zijn voedsel uit eigen stadsland-bouw halen, Oakland (Californië) streeft naar dertig procent.‘Boeren kunnen profi teren van de nabijheid van steden’, verwacht de Zuid-Hollandse gedeputeerde Lenie Dwarshuis van Water, Kust en Europa. Dwarshuis is tevens president van de lobbykoepel van stadsregio’s Peri-urban Regions Platform Europe (PURPLE). ‘Waarom geen “food miles” duurzaamheidskeurmerk op streekproducten?’ oppert zij. ‘Consumenten hebben daarvoor misschien best geld over. Verder leveren agrariërs ook recreatie, educatie, landschap en waterdiensten, waarvoor naburige steden kunnen meebetalen.’Van ‘ruimte reserveren voor weilandjes in de stad’ is Dwarshuis geen fan. ‘Ik zie meer in slimme uitlegplanning, zoals rond Warschau. Of in anders niet-benutte binnen-stadslocaties. De stedelijke milieukwaliteit hoeft in het algemeen in Nederland geen belemmering te zijn.’

Michel Robles é

metropolen kunnen met wijk-teelttuinen bevolkingsgroepen ondersteunen in kapitaalzwakke ‘voedselwoestijnen’, stadsdelen waar mét de verswinkels ieder gezond voedsel-aanbod teloor is gegaan.Stadslandbouw doet kleinschalige distributie, verwerkings-industrie en retail terugkeren, ergo: werkgelegenheid. Burger-groenbeheer scheelt de gemeente beheerskosten. Opbouwwerkers en onderwijskrachten bepleiten gemeen-schapstuinen als sociaal-educatief bindmiddel. Woningbouwers reppen van toegevoegde ‘groene’ woonkwa-liteit. Milieugroeperingen verwachten energiebesparingen – ‘food miles reduction’ in duurzaamheidsjargon. Middenklas-se stedelingen staan in de rij: zelfteelt is goedkoop en fi jn ‘puur’. Kredietcrisis en krimp helpen een handje: door braak en sloop groeit het grondaanbod. Technisch is steeds meer mogelijk, bijvoorbeeld ‘teelaarde-loze’ hydrocultuur.

VakbondenMaar de worsteling van Eetbaar Rotterdam illustreert dat (peri-)urbane voedselvoorziening nog niet ‘geland’ is binnen lokale bestuursapparaten, ook niet bij ruimtelijke-ordenaars. Waar landbouw en stad ooit innig verweven waren, hebben modernisering en globalisering beide drastisch uiteen-gedreven. Boeren produceren voornamelijk voor de wereld-markt, de steden krijgen alles aangeleverd van over de hele aardbol, verpakt en wel.Voedselpolitiek is overgenomen door (boven)nationale instanties en industrieën. Op lokaal niveau ontbreken integrale planning en budget, niet in de laatste plaats bij gebrek aan overtuigend empirisch datamateriaal: welke modellen zijn eff ectief en winstgevend voor overheden en vastgoedontwikkelaars, wat betekenen vervuilde stadsmilieus voor de geproduceerde voedselkwaliteit, geeft stadslandbouw geen stankproblemen en tot slot: wat is de rol van de overheid?Neem New York, breed aangeprezen als voorloper inzake voedselbeleid. ‘Feitelijk gaat het om een samenraapsel van ad-hocprojecten van verschillende gemeenteafdelingen’, vertelt onderzoeker Nevin Cohen van het Eugene Lang College, NY: ‘Het wateragentschap steunt boeren in de naburige Catskill Mountains door aangepast waterbeheer, afdeling Parken heeft 600 gemeenschaps-stadstuintjes opgezet, Justitie en Onderwijs laten respectievelijk gedeti-neerden en scholieren tuinieren op gemeentegrond. Maar voor de coördinatie is exact één ambtenaar aangesteld, bij Volksgezondheid. Voor de burgemeester heeft lokale voedselproductie “geen prioriteit”. Men wil geen gedoe met vakbonden en de voedingsindustrie.’

KeurmerkRome, Toronto en Amsterdam (project Amsterdam Proef-tuin), haast overal leiden ‘duurzame’ regiovoedings-initiatie-ven een politieke onzeker bestaan. Maar er is verandering op til. Niet voor niets was de Association of European Schools of Planning (AESOP) medesponsor van de expertmeeting in

(Peri-)urbane voedselvoorziening is nog niet ‘geland’ binnen lokale bestuursapparaten

Süleyman Turkmeno ğ ,

de tegels er uit

gehaald en is etnische

groenten gaan te len,

die hi j ook in de wi jk

verkoopt (Rotterd am,

Delfshaven).

Foto: Jan Willem van der Schans

ROM_1209.indd Sec3:13ROM_1209.indd Sec3:13 12/9/2009 8:02:04 PM12/9/2009 8:02:04 PM

Page 16: ROM_1209 LR

december 200914

Citymarketing zou veel warmer moeten zijnVeel gemeenten investeren in een campagne om bewoners, bedrijven, bezoekers en bollebozen aan te trekken. Niet zo zinvol, constateert Gert-Jan Hospers, bijzonder hoogleraar City- en regiomarke-ting in Europa. Steden kunnen zich beter concentreren op het vasthouden van bewoners, bedrijven en bollebozen. Dat vraagt om warme in plaats van koude citymarketing.

In Nederland staat citymarketing hoog op de lokale beleidsagenda. Driekwart van de gemeenten heeft al een

beleidsnota citymarketing. Ook stellen colleges van B en W steeds vaker citymarketeers aan. Met citymarketing hopen gemeenten de lokale economie te stimuleren en zich te wapen tegen de naderende demografi sche krimp. Het resultaat is meestal een multimediacampagne die vergezeld gaat van een slogan, merchandise, attracties en evenemen-ten. Tenenkrommende pay-off s als ‘Allemaal Alphen’, ‘Helemaal Hengelo’ en ‘Zoom in op Zutphen’ dragen niet bij aan een verbetering van het imago van citymarketing. Zelfs op bijeenkomsten met professionals staat er altijd wel iemand op die enthousiast roept: ‘Ik heb nog een leuke

slogan!’ Dat gediscussieer over campagnes en slogans moet eens afgelopen zijn. Een campagne kan een stad echt niet aantrekkelijker of ondernemender maken dan ze is. Een stad moet niet zeggen dat ze bijzonder is – ze moet bijzonder zíjn!

HonkvastheidSteden zijn complexer dan wasmachines. Anders dan een product zit een stad op een wonderlijke manier tussen onze oren. De meeste mensen hebben een band met hun woon-plaats, simpelweg omdat ze daar het grootste deel van hun tijd doorbrengen. Dat blijkt ook uit het verhuisgedrag in ons land: van de 10 procent van de Nederlanders die jaarlijks verhuist (dat is ruim anderhalf miljoen mensen) blijft twee derde binnen dezelfde gemeente. Slechts 14 procent verhuist verder dan 100 kilometer. De meesten van ons zijn dus honkvast, alle retoriek over stedenstrijd en mobiliteit ten spijt. Die geografi sche inertie zien we ook bij bedrijven. In ons land verhuist jaarlijks vier procent van het totaal aantal

bedrijven (inclusief overheidsinstellingen). Net zoals bij bewoners geldt dat die bedrijven meestal verhuizen binnen de arbeidsmarktregio (94 procent) en maar liefst 75 procent van de ondernemingen blijft binnen de eigen gemeente. Ook de mobiliteit van bollebozen moet niet worden overschat. Veel studenten kiezen nog voor hotel mamma, en als ze al naar een andere stad verhuizen, zijn ze meestal na hun studie snel vertrokken. Veel steden kunnen afgestudeerden maar moeilijk vasthouden. Zeker in perifeer gelegen regio’s (Groningen, Twente, Zuid-Limburg en Zeeland) is er sprake van een brain drain. De bollebozen vertrekken vooral naar de Randstad waar ze sneller een baan denken te vinden.

Van koud naar warmMijn indruk is dat citymarketeers nog weinig gebruikma-ken van verhuisgegevens van bewoners, bedrijven en bollebozen. Veel gemeenten proberen nieuwkomers te trekken; ze investeren vooral in wat ik ‘koude citymarke-

Ruimtelijk bekeken

Een campagne maakt een stad echt niet aantrekkelijker of ondernemender dan ze is

ROM_1209.indd Sec3:14ROM_1209.indd Sec3:14 12/9/2009 8:02:08 PM12/9/2009 8:02:08 PM

Page 17: ROM_1209 LR

vraag voor gemeenten zou kortom moeten zijn: hoe kunnen we doelgroepen be houden in plaats van nieuwe aantrekken?

WinstHoogeveen is een gemeente in ons land die dat beseft. Ze koestert het bestaande bedrijfsleven en maakt het voor plaatsgenoten die starten op de woningmarkt gemakkelijker om een huis te kopen. De grond van het project Vlinderpla-teau Zuid is bijvoorbeeld verkocht voor dertig procent onder

de werkelijke waarde. Wanneer de starters na een aantal jaren de woning verkopen, moeten ze die bijdrage deels terugbetalen aan de gemeente. Dat bedrag wordt weer geïnvesteerd in een woonproject voor startende Hoogeve-ners. Een ander voorbeeld is Dordrecht. De wijk Noorder-kwartier zou gesloopt worden, tot de woningbouwcorporatie van de Turkse en Antilliaanse bewoners hoorde dat die boven- en benedenwoningen juist goed aansloten bij hun wensen: zo konden grootouders boven het gezin van hun kinderen blijven wonen. De wijk is gerenoveerd en daardoor bleef het sociaal kapitaal in stand. Dit soort warme citymar-keting doet recht aan het wezen van de stad en levert echt veel meer op dan welke campagne of slogan dan ook.

ting’ noem. Zeker in plaatsen die te maken hebben met demografi sche krimp is die koude acquisitie populair. Zo verloot de Zweedse gemeente Lekeberg bouwkavels onder Nederlanders die er binnen twee jaar heen verhuizen. Het Oostenrijkse dorp Rappottenstein geeft zelfs bouwgrond weg aan nieuwkomers die een gezin willen stichten. Nederlandse gemeenten zijn nog niet zo wanhopig, maar doen ook hun best om extra inwoners te trekken. Zo zet Noordoost-Groningen in op de Blauwe Stad en Friesland op wonen-op-water. Gemeenten uit Zeeuws-Vlaanderen stonden vorig jaar zelfs op de Emigratiebeurs onder het motto dat je niet naar het buitenland hoeft om rust, ruimte en levenskwaliteit te vinden. De vraag is hoe nuttig deze koude citymarketing is. Mensen verhuizen immers niet zomaar. Het lijkt mij zinvoller om de woonwensen van de eigen bevolking als uitgangspunt te nemen en in te spelen op de geografi e van het geluk. Dat vraagt om ‘warme citymarke-ting’, die de lokale bevolking aan de stad probeert te binden en voorkomt dat ze vertrekt. Zo’n aanpak is ook voor lokale bedrijven nuttig. Veel gemeenten investeren nog in acquisi-tie van bedrijven van buiten, terwijl driekwart van de bedrijfsverplaatsingen binnen de gemeente plaatsvindt. De

Steden kunnen afgestudeerden maar moeilijk vasthouden

Noorderkwar tier,

Dordrecht : door

renovatie is

soc iaal kapitaal

behouden.

Foto: Roel Dijkstra

Gert-Jan Hospers é

december 200915

ROM_1209.indd Sec3:15ROM_1209.indd Sec3:15 12/9/2009 8:02:09 PM12/9/2009 8:02:09 PM

Page 18: ROM_1209 LR

december 200916

Solidariteit is niet toereikend

Gebiedsontwikkeling Gebiedsontwikkeling oplossing voor oplossing voor krimpregio’skrimpregio’s

Onze samenleving is ingesteld op groei. Alleen als de econo-mie en de woningmarkt groeien, gaat het goed. Nu de groei in sommige delen van Nederland omslaat in krimp, levert dat soms een paniekreactie op. Maar is krimp echt zo negatief ? Frans Evers ziet krimp ook als een kans om een omschakeling te maken naar duurzame economische groei in samenhang met sociale en ecologische ontwikkelingen.

voor hen vooral niet-rendabele investeringen. Bovendien lijken verdunning en vergroening synoniem te staan voor kapitaal-vernietiging. Toch heeft de medaille een positieve keerzijde. Met inzet op gebiedsontwikkeling biedt krimp wel degelijk kansen: op meer kwaliteit in het landelijk gebied, op nieuwe kleinschalige initiatieven voor (zorg)voorzieningen en ook op nieuwe arrangementen voor wonen, werken en recreëren.

Gezamenlijke belangenDe focus van het Rijk op het wonen en de rol van woningcor-poraties doet geen recht aan de complexiteit van de krimpsi-tuatie. De problematiek van leegstaande woningen hangt samen met zaken als de arbeidsmarkt, scholing, zorg en sociale voorzieningen. De rol die het Rijk toebedeelt aan de woningcorporaties klopt daarom niet, vindt adviseur Frans Evers. ‘De oproep om solidair met elkaar te zijn, klinkt nobel, maar dat gaat zo niet werken. De corporaties zijn verzelf-standigd en moeten hun eigen broek ophouden. Dan kun je niet opdraaien voor een probleem dat groter is dan leegstand alleen. Bovendien hebben corporaties in groeigebieden geen boodschap aan de problemen van corporaties in krimpre-gio’s. Het zoeken naar gezamenlijke belangen binnen de regio’s past beter in deze situatie. De belangen van woning-corporaties dus, maar óók de belangen van bijvoorbeeld gemeenten, scholen, zorginstellingen, natuurorganisaties en allerlei andere betrokken partijen. Geen solidariteit, maar een gebiedsgerichte aanpak, waarbij Rijk en regio’s, publieke en private partijen met elkaar in gesprek gaan over de echte urgenties en belangen in de krimpgebieden.’

Vier beleidsniveausGebiedsontwikkeling heeft ons de benodigde lessen geleerd: sámen afstemmen over belangen en op basis daarvan gefundeerde besluiten nemen over doelen en middelen. ‘Het zijn lessen die in de paniek rond de krimp vergeten lijken te zijn’, zegt Anne-Wil Lucas van Oranjewoud. ‘Bij een gebiedsgerichte aanpak wordt bij een besluit gezocht naar overeenstemming op vier niveaus: normatief, strategisch,

Ruimtelijk bekeken

Uit de regionale bevolkingsprognoses van het Centraal Planbureau blijkt dat in veel delen van Nederland zowel de bevolking als het aantal huishoudens gaan krimpen. Het thema staat hoog op de politieke agenda. Het Rijk lijkt in haar op handen zijnde Actieplan Krimp vooral op te roepen tot solidariteit tussen woningbouwcorporaties. Hoogleraren Leo van Wissen (economische demografi e) en Gert de Roo (planologie) van de Rijksuniversiteit Groningen zien kansen voor een proces van gebiedsontwikkeling en kleinschalig maatwerk. Zij krijgen bijval van Frans Evers, onafhankelijk adviseur en procesbegeleider bij gebiedsontwikkelingen, en Anne-Wil Lucas van Oranjewoud, senior adviseur Ruimtelijke Ordening.

Zonder de noodzaak van groei kun je investeren in vervanging en maatwerk, en dus in kwaliteit. Oranje-

woud ziet een gebiedsgerichte aanpak – waarbij alle betrokken partijen zoeken naar gezamenlijke belangen – als de sleutel. Want uiteindelijk draait het om leefbaarheid.

Leegstand van woningen, onvoldoende draagvlak voor voorzieningen en in sommige delen van Nederland zelfs een overschot aan ruimte. Een vreemde gewaarwording na een periode waarin bevolkingsgroei en druk op de ruimte centraal stonden. De gemeentebesturen van krimpregio’s krijgen te maken met complexe problemen. Herstructurering betekent

ROM_1209.indd Sec3:16ROM_1209.indd Sec3:16 12/9/2009 8:02:12 PM12/9/2009 8:02:12 PM

Page 19: ROM_1209 LR

december 200917

ng

’s

ving. Krimp krampachtig willen ombuigen in groei, bijvoor-beeld door bijzondere woonmilieus of het welstandsvrij bouwen, is geen oplossing. Daarmee bereik je hooguit concurrentie tussen buurgemeenten. Bovendien lost het de problemen rondom werkgelegenheid, zorg en voorzieningen niet op. Kortom, in de zoektocht naar oplossingen is het slim om veel breder kijken dan naar woningbouw alleen. ‘Maar allereerst moeten krimpgemeenten op normatief niveau aanvaarden dat het traditionele economische groeimodel faalt,’ stelt Evers. ‘Daarna ontstaat pas ruimte om te kiezen voor een meer duurzame ruimtelijk-economische strategie.’

Strategisch niveauWelke problemen vragen om een gezamenlijke oplossing? Daar moeten partijen overeenstemming over bereiken op strategisch niveau. Hoogleraar Leo van Wissen benadrukt dat de woningmarkt niet het enige knelpunt is. ‘De krimp van het aantal huishoudens heeft gevolgen voor het hele maatschappelijke leven, van werk en scholing tot voorzienin-gen en benodigde infrastructuur. Een ontbouwingsplan alleen is niet voldoende. Leefbaarheid vraagt om creatieve oplossingen. En om durf, want investeren in kleinschalige maatoplossingen is niet eenvoudig. Toch moeten we zeker in krimpregio’s af van de standaardoplossingen in bijvoorbeeld de zorg, met haar grote zorgcentra en almachtige maatschap-pelijke organisaties. Maatwerk moet mogelijk worden en daar kan het Rijk aan bijdragen door in wet- en regelgeving minder te focussen op schaalvergroting.’

tactisch en uitvoerend. Eerst moet er overeenstemming zijn over een meer duurzaam ruimtelijk-economisch model (normatieve uitgangspunten) en daarna is het zaak doelen vast te stellen (strategische keuzes) op het gebied van wonen, werken, voorzieningen en ruimtelijke kwaliteit. Vervolgens kun je de aanpak bespreken (tactische beslissin-gen) en bijbehorende instrumenten kiezen.’

Normatief niveauHet ‘groei is altijd beter’-dogma moet losgelaten worden om te kunnen streven naar duurzame kwaliteit van de leefomge-

Duurzame kwal ite it

van de leefomge-

ving is van belang ;

maatwerk in zorg

kan belangr i jker

z i jn d an grote zorg-

centra .

Foto: Oranjewoud

èè

ROM_1209.indd Sec3:17ROM_1209.indd Sec3:17 12/9/2009 8:02:14 PM12/9/2009 8:02:14 PM

Page 20: ROM_1209 LR

december 200918

Krimp uit de kramp: een aantal praktische tips• Krimp is geen ramp, maar een ontwikkeling die

vraagt om een fundamentele herbezinning op het plattelandsbeleid.

• Wacht niet op redding vanuit het Rijk. Neem als krimpregio zelf besluiten en kijk over de eigen (administratieve) grenzen heen bij het bepalen van beleid.

• Solidariteit is een mooi streven, maar het is verstandiger om je te verdiepen in de belangen van alle betrokken partijen binnen het gebied.

• Zorg voor overeenstemming op normatief, strate-gisch, tactisch en uitvoerend niveau.

• Werk integraal, interactief, gebiedsgericht en steek processen ook fi nancieel breed in.

Tactisch en operationeelBij het zoeken naar creatieve oplossingen is het volgens hoogleraar Gert de Roo belangrijk dat gemeenten gebruik-maken van elkaars ervaringen. ‘Geen krimpregio is gelijk, maar je kunt elkaar wel op ideeën brengen, dus het Rijk zou het initiatief moeten nemen in het uitwisselen van best practises. Toch blijft het maatwerk. In een wijk of dorp is bijvoorbeeld sloop lang niet altijd de beste oplossing, terwijl in het landelijk gebied de sloop van rotte kiezen juist kan leiden tot kwaliteitsverbetering. Dat onderstreept het belang van afstemming tussen partijen in de regio. Samen moeten ze bekijken welke maatregel past.’

Helaas zijn de traditionele instrumenten en geldstromen in de ruimtelijke ordening minder geschikt voor krimpsituaties; ze zijn immers ingesteld op groeimodellen. Dus ook de fi nanciering vraagt om creatieve oplossingen. ‘Als Oranje-woud adviseren we hiervoor het ISV-budget in te zetten, dat biedt namelijk kansen voor een op maat gemaakte integrale en regionale aanpak’, vertelt Lucas.

Het proces‘Om op alle niveaus tot overeenstemming te komen is het belangrijk om integraal, interactief, gebiedsgericht en fi nancieel breed aan de slag te gaan. Dat betekent óók het op tijd betrekken van burgers. Want de aansluiting tussen vraag en aanbod op de woningmarkt en het wegvallen van voorzieningen is iets wat bewoners rechtstreeks raakt. Ook afstemming tussen gemeenten is van groot belang. Een keuze in gemeente A heeft immers gevolgen in gemeente B. De provincie kan en moet hier de regierol in nemen. Drenthe en Groningen zijn voorbeeldprovincies. De krimpproblema-tiek heeft daar prioriteit en wordt benaderd vanuit de leefbaarheidsgedachte. Slim, want krimpregio’s zijn geen rampgebieden, maar gebieden waar ruimte ontstaat voor maatoplossingen.’

Anne-Wil Lucas, senior adviseur RO, Oranjewoud é

TaTTTactctisisischhch e enn opopererattatioiioneneellel Helaas zijjn n de tradititiononele instrumementen en gegeldstromemen n in S loop is niet a lt i jd

de beste oplossing.

Foto: Oranjewoud

Ruimtelijk bekeken

ROM_1209.indd Sec3:18ROM_1209.indd Sec3:18 12/9/2009 8:02:27 PM12/9/2009 8:02:27 PM

Page 21: ROM_1209 LR

december 200919

Hij is een historicus die stevig in het heden wil staan. Met de onconventionele aanpak van WiMBY! maakte hij naam in Hoogvliet. Nu mag Wouter Vanstiphout als praktijk-hoogleraar Ontwerp en Politiek proberen om de banden aan te halen tussen ontwerpers en beslissers. De ‘droomdenkers’ moeten weer een grotere rol voor zichzelf opeisen, vindt hij. Maar dat geldt eigenlijk voor iedereen die te maken krijgt met ruimtelijke plannen. ‘Er is veel pseudoparticipatie en namaak-inspraak’.

Interview

De reacties hebben hem verrast: ‘Je hoort wel dat Nederlanders egalitair en informeel zijn, maar zo’n

hoogleraarschap dat ís hier echt iets. In Wenen en Berlijn heb ik soortgelijke functies gehad en daar wordt er toch minder gewichtig over gedaan.’ Architectuurhistoricus Wouter Vanstiphout (Heist op den Berg (B), 1967) mag zich

de eerste praktijkhoogleraar Ontwerp en Politiek noemen. De komende vier jaar gaat hij proberen om de studenten van de TU Delft meer feeling voor het politieke besluitvormings-proces bij te brengen. Opdrachtgever voor de leerstoel is het ministerie van VROM, waar de wens leefde om de banden tussen de ontwerpkant – architecten en stedenbouwkundi-

‘Het‘Het

publieke publieke debat debat over deover de ruimtelijke ruimtelijke ordening moet ordening moet

terugkeren’terugkeren’

Wouter Vanstiphout

èè

ROM_1209.indd Sec3:19ROM_1209.indd Sec3:19 12/9/2009 8:02:39 PM12/9/2009 8:02:39 PM

Page 22: ROM_1209 LR

december 200920

Interview

gen – en de bestuurlijke kant weer wat steviger aan te halen. De tijd van de machtige stedenbouwkundige diensten is voorbij. Kleinere gemeenten hebben zelfs vaak helemaal geen ontwerpexpertise meer in huis.

‘Ontwerp en politiek zijn verschillende werelden die elkaar vaak niet begrijpen,’ zegt Vanstiphout. ‘Als je het hebt over politiek dan gaat het niet alleen om gekozen bestuurders maar ook om woningcorporaties, het bedrijfsleven en belangengroeperingen. Ik wil mijn studenten in discussie

brengen met vertegenwoordigers van die partijen, zodat ze doorzien dat de verschillende stakeholders in de ruimtelijke ordening allemaal hun eigen agenda hebben. Zo kunnen ze beter hun eigen positie bepalen en begrijpen ze beter

waarom de mooie ontwerpen die ze bedenken altijd op weerstand stuiten.’

Het lijkt vanzelfsprekend dat architecten en stedenbouwkundigen een belangrijke rol krijgen toebedeeld. Hoe komt het dat hun positie is verzwakt?‘Er is iets scheefgegroeid in de relatie tussen politiek en ontwerp,’ zegt Vanstiphout. ‘In de jaren negentig kreeg architectuur steeds meer een glamourstatus, vooral in Nederland met de “Super Dutch”-generatie in het kielzog van Rem Koolhaas, Ben van Berkel en MVRDV. Architectuur werd door de buitenwereld benaderd alsof het kunst was. Daardoor is de misvatting ontstaan dat ontwerpers er zijn om ruimtelijke plannen te voorzien van beelden, van een imago; als een soort fraaie kers op de taart. Maar ontwer-pers zijn geen leveranciers van een mooie buitenkant, ze horen over de plannen zélf te gaan. Begrijp me niet verkeerd, ik pleit niet voor een terugkeer van het grote Masterplan. De tijden dat Riek Bakker min of meer in haar eentje de Kop van Zuid kon ontwerpen, keren niet meer terug. Ik pleit voor een ontwerpsector die haar plaats aan tafel weer opeist, die stapsgewijs terrein herovert zonder in grote schema’s te vervallen. Een van de motto’s tijdens de Architectuur Biennale die we net hebben gehouden, was: make no big plans.’

De boodschap tot herbezinning komt op een moment dat veel architecten en stedenbouwkundige adviesbureaus moeite hebben om het hoofd boven water te houden. Juist de ontwerpsector is zwaar getroff en door de kredietcrisis. Vanstiphout: ‘Je ziet langzaam maar zeker een nieuwe generatie ontstaan, een die niet op zoek is naar grote faam maar die begint vanuit een zelfscheppende, bijna activisti-sche houding. Een bureau als ZUS is in het centrum van Rotterdam begonnen met het scheppen van ruimtes voor de creatieve sector, die door het kunstbeleid van de gemeente regelmatig heen en weer wordt geslingerd door de stad. Dat is begonnen vanuit betrokkenheid. Nu krijgen ze opdrachten uit Sjanghai.’De architectuurhistoricus heeft een dag per week ter beschikking voor zijn hoogleraarschap aan de TU Delft, de resterende tijd blijft hij bezig voor zijn eigen bureau Crimson, dat hij vijftien jaar geleden samen met vijf andere historici oprichtte; een onderzoeks- en adviesbureau dat lezingen, debatten en tentoonstellingen organiseert. Hij is een historicus die deel wil uitmaken van het heden. Het meest in het oog springende project waarbij Crimson was betrokken, is de sociale en fysieke vernieuwing van Hoog-vliet, de Rotterdamse Vogelaarwijk avant la lettre. Tussen 2001 en 2007 kon het niemand ontgaan dat er onder de noemer WiMBY! iets bijzonders aan de hand was langs de Oude Maas, niet in het minst dankzij de publiciteit die inten-dant Felix Rottenberg aan het project gaf.

Met WiMBY! hebben we geprobeerd om alle bewoners bij de vernieuwing te betrekken

Vanstiphout : ‘Mi jn studenten moeten doorzien d at de verschi l lende

stakeholders in de r uimtel i jke ordening a l lemaal hun eigen agend a

hebben.’

ROM_1209.indd Sec3:20ROM_1209.indd Sec3:20 12/9/2009 8:02:43 PM12/9/2009 8:02:43 PM

Page 23: ROM_1209 LR

december 200921

Vanstiphout zag het als een alternatief voor de heersende trend van sloop en nieuwbouw: ‘We werkten er bewust voor het bestaande Hoogvliet, als tegenwicht voor de drastische herstructurering die door de gemeente en de corporaties werd uitgevoerd en waarbij vijfduizend woningen werden gesloopt. Zo’n topdown benadering verwijdert misschien wel de problemen uit de wijk, maar verspreidt deze vervolgens over de rest van de stad. Ik geloof niet dat er één bewoner is die een hoger opleidingsniveau heeft gehaald of meer is gaan verdienen. Wat dat betreft moet ik de kritiek onderschrijven dat het wijkenbeleid niet aantoonbaar leidt tot een verbete-ring van de positie van bewoners. Met WiMBY! hebben we geprobeerd om alle bewoners bij de vernieuwing te betrek-ken en het liefst ook tegelijk; van de Antilliaanse bijstands-moeder tot de gepensioneerde havenarbeider. Er zijn blijvende successen achtergelaten in de vorm van een park en een cultureel centrum. Er zijn dingen gebeurd die nergens anders dan in Hoogvliet konden gebeuren. En dat terwijl het een type wijk is die je letterlijk overal ter wereld kunt tegenkomen, van de banlieues in Parijs tot in Accra of Ulaanbaatar.’

Bij Vanstiphout is het bijna onvermijdelijk dat de namen van exotische oorden vallen. Hij heeft een fascinatie voor de modernistische stedenbouw, reist de wereld rond om te onderzoeken hoe de ‘Hoogvliets’ en ‘Bijlmers’ worden getransformeerd of gesloopt en is ook betrokken bij het dit jaar opgerichte New Town Institute in Almere waarvan Crimson-collega Michelle Provoost directeur is. Over de maakbaarheidsgedachte die met het modernisme is verbonden, wordt tegenwoordig alleen nog op smalende toon gesproken; ‘maakbaarheid’ klinkt naar utopische mislukkingen, de ruimtelijke-ordeningspraktijk van nu is realistisch en houdt meer rekening met de diversiteit aan gebruikers en hun wensen. Het is een bedrieglijke consensus, vindt Vanstiphout: ‘In de eerste plaats is het streven naar maakbaarheid heel normaal. Elke ruimtelijke ingreep zou een poging moeten zijn om een betere situatie achter te laten. Maar verder klopt het niet dat er nu minder maak-baarheidsdenken zou zijn dan vroeger. Er is misschien wel méér maakbaarheidsdenken dan ooit, het blijft alleen verborgen bij een kleine groep beslissers.

Neem de herstructurering van Amsterdam-West, waar de koek is verdeeld tussen een paar grote woningcorporaties die elk een deelgebied voor hun rekening mogen nemen. Het is de grootste vernieuwingsoperatie van West-Europa, en toch gebeurt het bijna geruisloos. Het publieke debat over de ruimtelijke ordening moet terugkeren. Vaak wordt wel de suggestie gewekt dat iedereen mag meedoen en dat er naar belanghebbenden wordt geluisterd, maar blijft het bij een etiketje. Er is veel pseudoparticipatie en namaak-inspraak. Dankzij de groeiplannen is Almere op dit moment de enige plek waar sprake is van wat ik ‘politieke ruimtelijke ordening’

noem. Ik ben benieuwd of de schaalsprong van Almere een thema wordt bij de komende gemeenteraadsverkiezingen. Wat dat betreft is het interessant dat de PVV juist daar meedoet. Het tot een “echte stad” laten ontwikkelen van Almere staat haaks op de agenda van rancune en angst die de PVV voorstaat. Laat de bevolking zich maar over deze twee

perspectieven uitspreken. Ontwerp en politiek zijn voor mij geen twee verschillende werelden. Ontwerp ís politiek, of zou het moeten zijn.’

De nieuwe hoogleraar krijgt veel vrijheid bij de invulling van de leerstoel. Eén ding moet hij toegeven: hij is meer van de grote steden dan van de kleine kernen en meer van de Randstad dan van ‘de rest van het land’.‘Dat is gewoon een feit, daar moet ik nog eens goed over nadenken. Want er vinden natuurlijk grote veranderingen plaats. In een groot deel van Nederland zal groei niet langer de richting van de ruimtelijke ordening bepalen. Dan moet je gaan denken over specialisatie, over het uitbuiten van de unieke kenmerken van een plek. Niet altijd hetzelfde willen als de buurgemeente, maar weten waar je eigen kansen liggen en durven te kiezen. Er is behoefte aan nieuw elan, een nieuw optimisme. Het is de rol van ontwerpers om daar vorm aan te geven.’

é Martin de Jong

Er is nu niet minder maakbaarheidsdenken dan vroeger

ROM_1209.indd Sec3:21ROM_1209.indd Sec3:21 12/9/2009 8:02:44 PM12/9/2009 8:02:44 PM

Page 24: ROM_1209 LR

december 200922

Trend

Wie als automobilist ’s ochtends naar de fi leberichten luistert, zakt de moed in de schoenen. Ondanks de

kredietcrisis staat op een willekeurige maandagmorgen het verkeer op meer dan tweehonderd kilometer snelweg vast. Steden dreigen daardoor onbereikbaar te worden. Een stagnatie van hun economische ontwikkeling ligt op de loer, terwijl de groeiende lucht- en geluidsoverlast het leefklimaat aantasten. Er zijn wel plannen om het openbaar vervoer te verbeteren. Nadat achtereenvolgende regeringen alleen oog hadden voor internationale verbindingen, wil het kabinet tot

Verstedelijking afstemmen op

infrastructuur voor de bereikbare stadSteden dreigen door de dagelijkse verkeersdrukte onbereikbaar en onleefbaar te worden. Er zijn wel plannen voor beter openbaar vervoer en de invoering van kilometerheffing. Maar die komen te laat en hebben onvoldoende resultaat. Voor een duurzame ontwikkeling van economisch belangrijke regio’s moet verstedelijking veel nadrukkelijker worden gekoppeld aan bestaande en nieuwe infra-structuur.

2020 bijvoorbeeld 4,5 miljard euro investeren in extra capaciteit op een aantal drukke spoortrajecten. Verschillende steden zoals Groningen, Utrecht en Nijmegen maken plannen voor de terugkeer van de tram in hun binnenstad.

Voor het wegverkeer hebben bestuurders en beleidsmakers al hun hoop gevestigd op de invoering van kilometerheffi ng. In Singapore en Londen kon zo de onbereikbaarheid van hun binnensteden met succes worden aangepakt. In eigen land liet Amsterdam zien dat met hoge parkeertarieven lokaal

Op de drempel van een nieuw decennium denken bestuur-ders en beleidsmakers na over de toekomst van hun stad. In nieuwe structuurplannen worden ruimtelijke opgaven benoemd en strategische projecten bedacht. In een serie van

vier verhalen kijkt ROMagazine mee over de schouders van ro-professionals. Welke uitdagingen staan hen te wachten en hoe wordt daar in binnen- en buitenland al op ingespeeld? Deze afl evering: de bereikbare stad.

Stad van de Toekomst2

S loterdi jk , stat ionsom-

geving biedt no g

voldoende ontwikke-

l ingsmo gel i jkheden.

Foto: MR

Trend

ROM_1209.indd Sec3:22ROM_1209.indd Sec3:22 12/9/2009 8:02:44 PM12/9/2009 8:02:44 PM

Page 25: ROM_1209 LR

december 200923

autoverkeer kan worden afgeremd en het schaarse asfalt effi ciënter kan worden verdeeld. Onlangs liet het Planbureau voor de Leefomgeving in een studie over mobiliteitsmaatre-gelen nog eens zien dat met prijsbeleid de drukte op het wegennet het best kan worden aangepakt. Meer en beter gelegen Park & Ride-voorzieningen, een uitgebreide fi etsinfrastructuur en autodelen zijn andere nuttige wapens in de strijd voor een gezonde en beter bereikbare stad.

Knooppunten worden onderbenutToch zullen bestuurders en beleidsmakers er niet aan ontkomen om de verstedelijking beter af te stemmen op de bestaande en nieuwe infrastructuur. Nieuwe woonwijken en bedrijfsterreinen zouden alleen nog mogen worden aange-legd bij knooppunten waar auto en openbaar vervoer samenkomen, luidt de conclusie van steeds meer studies en visies. Zo liet de VROM-raad in de studie Acupunctuur in de hoofdstructuur zien dat het overgrote deel van de 72 door haar geïnventariseerde multimodale knooppunten ruimtelijk worden onderbenut en dus volop mogelijkheden bieden voor nieuwe woningen en kantoren. Zelfs in Amsterdam, door de raad als lichtend voorbeeld van deze strategie aangehaald, liggen op spoor- en ringweglocaties als Zuidoost en Sloter-dijk nog voldoende ontwikkelingsmogelijkheden. Utrecht laat juist zien wat er gebeurt als de stad groeit op plekken die slecht of eenzijdig bereikbaar zijn. Het verkeer staat er iedere ochtend en avond muurvast.

Succesverhaal PortlandVoor zijn advies heeft de VROM-raad onder meer zijn licht opgestoken bij hoogleraar planologie Luca Bertolini van de

Universiteit van Amsterdam. De vervoersplanoloog bracht onlangs met enkele collega’s een boek uit over Transit Oriented Development (TOD) in verschillende buitenlandse steden. De Amerikaanse stad Portland is één van de goede voorbeelden van een gecombineerde ontwikkeling van infrastructuur en verstedelijking die in de uitgave worden beschreven. De groei van de stad concentreert zich rond een beperkt aantal bestaande en nieuwe knooppunten van het metropolitane lightrailsysteem. ‘De regionale overheid bekijkt eerst uitvoerig waar de beste ontwikkelingsmogelijk-heden liggen. Vervolgens zet ze al haar instrumenten in om die knooppunten volgens een bepaalde rangorde te ontwik-kelen.’ Gebrek aan geld hoeft daarbij geen belemmering te zijn. ‘Gebiedsontwikkeling kun je ook sturen met heldere regelgeving en fi scale prikkels. Portland heeft dat met veel succes gedaan.’

Nederland zou veel van dit soort voorbeelden kunnen leren. ‘Maar dan moet je wel eerst de principiële keuze maken om verstedelijking op multimodale knooppunten te concentre-ren’, aldus Bertolini. De nieuwe locaties voor woningbouw bewijzen volgens hem dat daar nog geen sprake van is. Goed ontsloten plekken als de Zaanse corridor, de Bollenstreek en de omgeving van Weesp en Abcoude worden open gehouden, terwijl er duizenden nieuwe huizen worden gebouwd in de Zuidplaspolder en Rijnenburg bij Utrecht. ‘We beseff en misschien wel dat er iets moet veranderen. Maar we handelen er nog niet naar. Regels en geldstromen worden

NationaleBereikbaarheidskaart

Verstedelijking en infrastructuur moeten de komende jaren nog beter op elkaar worden afgestemd. Wie wil weten wat er gebeurt als dit niet van de grond komt, moet eens kijken op de website www.bereikbaarheidskaart.nl. Na het invoeren van een postcode berekent de achterliggende database hoeveel mensen er binnen een bepaalde tijd per auto of openbaar vervoer kunnen komen. Het aardige van de database is dat er ook een toekomstvoorspelling in is opgenomen. De makers hebben daarvoor de verwachte resultaten van het huidige verkeers- en vervoersbeleid in de bereke-ningen verwerkt. De resultaten voor 2020 zijn zonder meer dramatisch. Zo is in dat jaar het gebied van waaruit automobilisten in de ochtendspits binnen een uur op Schiphol kunnen zijn, ineengeschrompeld tot de Metropoolregio Amsterdam. Nu is de luchthaven binnen dat tijdsbestek nog per auto bereikbaar vanuit alle grote steden in het westen van het land.

Masterclass Ruimte &Mobiliteit

Tot twee jaar geleden had het Kennisplatform Verkeer en Vervoer (KpVV) een speciaal programma om de beleidsvelden ruimtelijke ordening en verkeer & vervoer dichter bij elkaar te brengen. Het bundelen van infrastructuur en verstedelijking liep als een rode draad door de activiteiten heen. Ondanks alle beschikbare kennis hebben project- en procesmana-gers nog steeds behoefte aan het opdoen van prakti-sche vaardigheden om de twee beleidsvelden te integreren. Daarom is het KpVV begonnen met het organiseren van masterclasses Ruimte & Mobiliteit. De eerste training heeft inmiddels in Amsterdam plaatsgevonden. Voor andere data en meer informatie kunnen geïnteresseerden contact opnemen met Hans Voerknecht, [email protected].

èè

Verstedelijking op multimodale knooppunten concentreren

ROM_1209.indd Sec3:23ROM_1209.indd Sec3:23 12/9/2009 8:02:53 PM12/9/2009 8:02:53 PM

Page 26: ROM_1209 LR

Trend

nog te versnipperd ingezet. Bovendien werken verkeerskun-digen en planologen nog altijd moeilijk met elkaar samen. Individuele gemeenten hebben ook zoveel macht dat regionale projecten gemakkelijk kunnen worden gefrus-treerd.’

Hoge ambities versus harde realiteit Op een aantal plekken in Nederland hebben bestuurders begrepen dat ze het roer moeten omgooien. Zo probeert de provincie Zuid-Holland samen met de gemeenten Rotterdam en Den Haag en verschillende regio’s in de zuidelijke Randstad een fl ink deel van haar nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen langs het hoofdspoornet te concentreren. Tussen 2010 en 2020 moet concreet in het project Steden-baan één op de drie nieuwe woningen en twee derde van alle nieuwe vierkante meters aan kantoren binnen een straal van een kilometer rond een select aantal NS-stations worden gebouwd. Met de Nederlandse Spoorwegen is afgesproken dat de frequentie van haar treindiensten tegelijkertijd fors wordt uitgebreid.

In de praktijk blijkt Stedenbaan wel erg moeizaam van de grond te komen. Projectleiders breken zich het hoofd over strenge normen voor geluidsoverlast en luchtkwaliteit die bij multimodale knooppunten extra moeilijk zijn op te lossen. Bovendien kost het veel geld om bodemvervuiling op te ruimen en de stations beter te ontsluiten. Zonder uitzonde-ring kampen de eerste Stedenbaanlocaties met miljoenente-korten, die alleen met forse rijkssubsidies zijn op te lossen. Ook verlangen de Nederlandse Spoorwegen harde garanties over het aantal in- en uitstappers, terwijl projectontwikke-laars pas gebouwen willen neerzetten als er meer treinen rijden op het spoor. RijnGouwelijn te laat Bij de aanleg van de RijnGouwelijn heeft de provincie Zuid-Holland afspraken gemaakt over de concentratie van lokale nieuwbouwplannen langs het lightrailtraject. Al is het niet helemaal duidelijk hoe ambitieus de bundeling uiteindelijk uitpakt. Grotere gemeenten als Leiden, Alpen aan den Rijn en Gouda zullen waarschijnlijk ook op andere locaties nieuwe woningen en bedrijventerreinen toestaan. Bovendien loopt de nieuwbouw hier en daar vóór op de oplevering van de omge-bouwde spoorlijn. Zo wonen er in de Waddinxveense nieuw-bouwwijk Coenecoop al mensen, terwijl de RijnGouwelijn er pas over een jaar in gebruik wordt genomen. Alleen de kredietcrisis kan ervoor zorgen dat de wijk dan nog niet is afgebouwd en de bewoners al één of twee auto’s hebben gekocht.

Combiconcessie van de baanIn het Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) proberen ze al een aantal jaren bij nieuwbouwwijken zulke situaties te voorkomen. Zo stopten er in de Arnhemse Vinex-wijk Schuytgraaf al treinen voordat de eerste woningen waren

Foto: Agnes Vermaas

december 200924

Greenwheels ,

bewuster auto gebr uik

en minder parkeer-

problemen.

Foto: Nico Hobma

ROM_1209.indd Sec3:24ROM_1209.indd Sec3:24 12/9/2009 8:02:54 PM12/9/2009 8:02:54 PM

Page 27: ROM_1209 LR

december 200925

opgeleverd. Ook worden er rond stations extra voorzienin-gen aangelegd zoals kantoren, scholen en P&R-terreinen Ook wil de stadsregio in de komende jaren een vrijliggend HOV-net aanleggen dat volledig is geïntegreerd met de toekomstige verstedelijking. Het liefst hadden de bestuur-

ders ook de nieuwe openbaar-vervoersconcessie gecombi-neerd met een overeenkomst voor de ontwikkeling van knooppunten. In Japan is het heel gebruikelijk dat bedrijven er zowel voor het vervoer als de bouw van nieuwe woningen en kantoren rond de stations zorgen. Helaas bleken er maar twee bedrijven bereid om hierop een bod uit te brengen. ‘Dat vonden wij te weinig voor een verantwoorde aanbestedings-procedure’, laat stadsregiovoorzitter Jaap Modder weten.

Op een aantal cruciale locaties waren de gemeenten ook niet gecharmeerd van het idee om de vastgoed- en infrastructuur-ontwikkeling aan marktpartijen over te laten. Bovendien bleek het in de praktijk lastig om de vervoersexploitatie op

de knooppuntontwikkeling af te stemmen. ‘Beide trajecten hebben met andere doorlooptijden te maken’, aldus Modder. Gemeenten gaan daarom nu met de stadsregio zelf de aanleg van infrastructuur en stationsvoorzieningen realiseren. Om projectontwikkelaars op de meest kansrijke knooppunten te laten investeren, wil Modder in overleg met het ministerie van Verkeer en Waterstaat fi nanciële prikkels inzetten en minder bouwvergunningen laten verlenen op alternatieve bouwlocaties. ‘We hebben goed gekeken hoe buitenlandse steden hiermee zijn omgegaan.’

Jaco Boer é

Goederen in stadscentraslimmer vervoeren

De bevoorrading van winkels en bedrijven zadelt veel binnensteden op met zware vrachtauto’s die straten kapot rijden en voor fi les en ongelukken zorgen. Om over de vieze diesellucht nog maar te zwijgen. Enkele slimme ondernemers en gemeenten hebben daarom alternatieve vormen van goederenvervoer in de stadscentra bedacht. Zo bezorgt pakketleverancier DHL in de Amsterdamse grachtengordel al weer enkele jaren zijn pakjes per rondvaartboot. In Utrecht neemt de gemeentelijke havendienst wegens groot succes binnenkort de tweede bierboot in gebruik om cafés en restaurants in en boven de werfkelders te voorzien van drank en etenswaren. Het bedrijf Binnenstadservice.nl pakt het nog groter aan. Franchisenemers in Nijme-gen, Den Bosch, Maastricht en sinds kort Arnhem laden buiten het centrum goederen voor aangesloten winkeliers en bedrijven over op kleinere milieuvrien-delijke busjes of transportfi etsen om deze te bezorgen. In de toekomst zullen ook digitale bestellingen van consumenten via Binnenstadservice.nl worden thuisbezorgd bij de koper. Dat bespaart de winkelier de aanschaf van een bestelbus en de stad heel wat verkeersdrukte en CO2-uitstoot.

In de Ar nhemse

Vinex- wi jk Schuy tgraaf

stopten a l tre inen

voord at de eerste

woningen waren

opgeleverd.

Verkeerskundigen en planologen werken nog altijd moeilijk met elkaar samen

ROM_1209.indd Sec3:25ROM_1209.indd Sec3:25 12/9/2009 8:02:57 PM12/9/2009 8:02:57 PM

Page 28: ROM_1209 LR

december 200926

Trend

Stuttgart scoort met bundelenverstedelijking

De Duitse metropool Stuttgart heeft een lange traditie in de integratie van ruimtelijke ordening

en verkeer. Een direct gekozen regionaal bestuur bepaalt waar nieuwe woningen en bedrijven mogen komen. Gemeenten hebben weinig vrijheid om daarvan af te wijken. Stedelijke ontwikkelingen concentreren zich daardoor in knooppunten, die onderling zijn verbonden door een fi jnmazig regionaal openbaarver-voersnet.

Th omas Kiwitt heeft er niet wakker van gelegen. Maar het was wel een spannend moment, toen de leden van het regioparlement in de Verband Region Stuttgart afgelopen zomer hun stem moesten uitbrengen over het nieuwe Regionalplan 2020. Als hoofd van de afdeling die verantwoordelijk is voor de regionale planning in een gebied met 2,7 miljoen inwoners en wereldberoem-de bedrijven als Mercedes en Mannesmann, weet hij als geen ander wat de gevolgen zijn van het besluit. Als het plan wordt aangenomen, moeten gemeenten hun eigen ruimtelijke plannen aanpassen aan de nieuwe regionale richtlijnen. ‘Ze blijven wel verantwoordelijk voor de bouwplanning en vergunningverlening, maar ze kunnen geen ontwikkelingen toestaan op plaatsen die wij open willen houden. Ook mogen ze geen bestemmingen veranderen die in strijd zijn met onze uitgangspunten. Daar hebben we nog wel eens confl icten over.’

Krachtige regionale planningDe sterke positie van de Verband Region Stuttgart komt niet uit de lucht vallen. In de afgelopen decennia is het gebied rond Stuttgart zo verstedelijkt geraakt, dat er grote behoefte ontstond aan een krachtige regionale planning. In 1994 werd daarom het vrijwillige samen-werkingsverband van gemeenten omgevormd tot een regionaal bestuursorgaan, waarin direct gekozen parlementsleden het laatste woord hebben. Zij nemen besluiten over zaken als de ruimtelijke ontwikkeling van de regio, het milieubeleid, de uitbouw van het openbaar-vervoernet en de stimulering van economische activiteiten.

Veel van deze thema’s komen samen in het Regionalplan dat globaal elke tien jaar wordt herzien. Een belangrijk principe van dit plan is het bundelen van nieuwe bedrijvigheid en woningbouw in bestaande en nieuwe knooppunten op zogenaamde ontwikkelingsassen. Het regionale openbaarvervoersnet, dat uit een uitgebreid en fl exibel sneltramnet en zes S-Bahnlijnen (hoogfre-

Sterke positie regionaalbestuur zorgt voor geïntegreerd

beleid

Foto

: Fra

nk E

pple

r

ROM_1209.indd Sec3:26ROM_1209.indd Sec3:26 12/9/2009 8:03:02 PM12/9/2009 8:03:02 PM

Page 29: ROM_1209 LR

december 200927

quente stoptreinen) bestaat, vormt de ruggengraat van deze verstedelijkingscorridors. Binnen de knooppunten geldt overigens een bepaalde rangorde. Naast Oberzentrum Stuttgart zijn er op dit moment 14 Mittelzentren, 12 Unterzentren en 29 Kleinzentren in het regionaal plan vastgelegd. Voor bepaalde voorzieningen heeft deze indeling grote gevolgen. Zo mogen de wat grotere winkels alleen hun deuren openen in plaatsen die minimaal het niveau van een Unterzentrum hebben. De Verband Region wijst ook een aantal concentratiepunten aan voor woning-bouw en de bouw van nieuwe bedrijventerreinen of kantoorparken. Maar gemeenten mogen zelf beslissen of ze deze locaties wel of niet tot ontwikkeling brengen. Ze mogen er alleen niet iets anders mee doen.

90% verstedelijking gebundeldOmdat de Verband Region behalve opsteller van het regionaal plan ook de opdrachtgever is voor het regionale S-Bahnvervoer, lukt het haar bijzonder goed om de bundelingsstrategie ook werkelijk uit te voeren. ‘Ik denk dat 90 procent van de nieuwe bebouwing binnen de regionale ontwikkelingsassen wordt gereali-seerd’, verklaart Kiwitt. Alleen op plaatsen waar nog oude bouwrechten lagen, is er van het regionaal plan afgeweken. Het verklaart ook het tumult, dat enkele jaren geleden ontstond rond het plan van het regionaal bestuursorgaan voor een nieuw congres- en beurscom-plex naast de luchthaven. Om het conferentiecentrum te kunnen bouwen, moest de Verband Region haar eigen regionaal plan aanpassen en de groene bestemming van de locatie schrappen. Inmiddels is het gebied aan weerszijden van de nieuwe S-Bahn die het complex met de binnenstad verbindt, als nieuwe ontwikkelingsas in het regionaal plan opgenomen. Het voorbeeld toont

volgens Kiwitt aan, dat er ondanks een krachtig regionaal plan voldoende fl exibiliteit blijft bestaan om in te spelen op nieuwe behoeften en ruimtelijke trends.

Open gebieden beschermenIn de komende jaren wil de Verband Region zich nog sterker richten op het open houden van groene gebieden. ‘Met het oog op de klimaatverandering moeten we de luchtkwaliteit in de stad verbeteren’, aldus Kiwitt. Het beleid om verstedelijking te concentre-ren in knooppunten langs openbaarvervoerslijnen zal daarom nog steviger worden uitgevoerd. Onlangs heeft de Verband Region bijvoorbeeld een planningsfout hersteld, waardoor perifere detailhandel zich niet langer op plaatsen kan vestigen die slecht per openbaar vervoer zijn te bereiken. Kiwitt ziet ook het plan voor een nieuw ondergronds centraal station met directe verbindingen naar Frankfurt en München als een belangrijke impuls voor de bundelingsstrategie van zijn regio. ‘De stad wordt niet alleen beter verbonden met andere Europese metropoolregio’s. Maar in het hart van de regio komt ook een gebied van 110 hectare vrij voor de bouw van nieuwe woningen en bedrijvigheid.’

Jaco Boer é

Foto

: Kra

ufm

ann

ROM_1209.indd Sec3:27ROM_1209.indd Sec3:27 12/9/2009 8:03:05 PM12/9/2009 8:03:05 PM

Page 30: ROM_1209 LR

december 200928december 200928

Bekend netwerkprincipe: je bent maar vijf handdrukken af van beroemdheden als Nelson Mandela. Geef Winy

Maas een hand en je doet het in twee. Maas behoort tot het

tiental architecten dat door president Nicolas Sarkozy is gevraagd om een stedenbouwkundige verkenning van Grand

Why Factory broedt op hypothetische stadsconcepten

Stedentrip in een glazen bol

De wereld is één stad, in de ogen van Winy Maas. Architect, stedenbouwkundige en futuroloog met sinds kort zijn eigen urbanistische denktank Th e Why Factory Niemand weet hoe we over twintig jaar leven. Prachtig toch om nu al te studeren op die futuristische stad. De boer wordt stadsmens en de architect een serviceprovider en ruimtelijk specialist in één. ‘Je moet voortdurend vragen blijven stellen tot het antwoord er is.’

Paris in 2030 te maken. Overleg, minder schaars dan gedacht, met het Franse staatshoofd hoort daarbij. Net als zijn voorgangers wil Sarkozy iets groots nalaten. In zijn geval is dat een collectieve stedenbouwkundige visie op de nu al zo’n dertien miljoen zielen tellende metropool. Een kolfj e naar zijn hand, weet Maas. In eigen land bedreef hij dit kunstje al in Almere met zijn bijdrage aan de structuurvisie 2010-2030. Onlangs is zijn toekomstvisie voor Den Haag, voor de periode na 2020, verschenen. Op een van de locaties in de Hofstad waar het stadsbestuur grote ambities koestert, het nu nog verpauperde bedrijventerrein De Binckhorst, heeft Maas zijn omstreden varkensstal (City Pig) gesitueerd.

‘Iemand die de kwaliteiten van een stad toegankelijk en verleidelijk maakt voor een groter publiek’

Trend

ROM_1209.indd Sec3:28ROM_1209.indd Sec3:28 12/9/2009 8:03:08 PM12/9/2009 8:03:08 PM

Page 31: ROM_1209 LR

december 200929

‘Why Factory’. ‘Goede architecten accepteren geen nee als antwoord.’ De naam straalt ook het experiment uit. Natuurlijk moet dat allemaal in het Engels, wat ook de voertaal is op het openingsevenement. Maas wil concurreren met vergelijkbare instituten in het buitenland.

De ambitie van Th e Why Factory is, zo lezen we in de uitnodiging, ‘de argumentative power of the architectural and urbanistic profession’ te verbreden. ‘De architect’, legt Maas uit, ‘is niet langer iemand die alleen maar gebouwen

ontwerpt. Hij is een serviceprovider en ruimtelijk specialist in één, die naast klassieke boeken en visies ook games en visualisaties maakt. Iemand die de kwaliteiten van een stad toegankelijk en verleidelijk maakt voor een groter publiek en burgers trakteert op passie.’ Th e Why Factory wil modellen gaan ontwikkelen, denk wederom aan de stad die zelf landbouwproducten maakt maar ook aan de autoloze stad. ‘Deze modellen willen we gaan testen in de verschillende metropolen in de wereld.’ Ook het ontwikkelen van software, de Green City Calculator, staat op het programma. Steden hebben elk hun eigen kenmerken en kwaliteiten, door Maas parameters genoemd. ‘We denken aan een soort digitale bibliotheek die bijvoorbeeld voorrekent welke parameters nodig zijn om een duurzame stad te worden.’ Terugkomend op de Why-factor: ‘Je moet voortdurend vragen blijven stellen tot het antwoord er is.’

Pieter van den Brand é

In de stad van de toekomst bevinden voedselproductie en -voorziening zich dichter bij elkaar. Milieuproblemen? Nee hoor, er is over nagedacht. ‘De stank lossen we op met een koepel van een nieuw soort glas dat geuren kan absorberen. De mest van de varkens gebruiken we om biogas voor de energievoorziening mee te maken’, licht Maas toe.

Een voorbeeld van de ‘nieuwe spanningsvelden’ die Maas niet schuwt. Steden worden er zijn ogen avontuurlijker op. Waarom zou je die ‘stolp-stal’ niet kunnen combineren met een outletcenter en een wooncomplex? ‘Steden worden steeds diverser. Driekwart van de wereldbevolking woont straks in de stad.’ Voor andere steden bedacht hij hetzelfde. In Barcelona visualiseerde hij tuinbouwkassen op antieke appartementen van Gaudi, de overtreff ende trap van het traditionele volkstuintje. In de baai van Hongkong ziet hij imposant glimmende waterlelies van zonnecellen komen. Green is een van de toverwoorden. ‘Bij minstens de helft van de gebouwen die we nu nog gaan maken, moet de focus op duurzaam liggen.’

DenktankMaas’ stadsconcepten als Food City, Visionary City en Green Architecture bevinden zich in de kraamkamer van Th e Why Factory, een initiatief van architectenbureau MVRDV (Maas is de ‘M’ in deze reeks) en de Technische Universiteit Delft. Half oktober werd de ‘urbanistische denktank’ geopend door minister Ronald Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In de metershoge glazen serre achter het voormalige hoofdgebouw van de alma mater zitten weten-schappers en studenten bijeengepakt op een knaloranje tribune. Ademloos volgen zij de op een enorm beeldscherm visueel omklede inauguratie van de professor Architectronic and Urban Design. ‘Een warme, open en welkome academi-sche omgeving’, typeert Maas de door MVRDV ontworpen collegeruimte. Een impuls voor de architectenopleiding vormde de reden voor de deelname van de universiteit aan de Why Factory, kek afgekort als T?F.

Voor Maas is dit onderzoekslab de ideale proeftuin om eindeloos te schaven aan hypothetische stadsconcepten. ‘Eindelijk is er een platform voor fundamenteel onderzoek. Huidige exercities beperken zich tot kortlopende studio’s. Dat is killing voor innovatie.’ De ‘waarom-vraag’ past naadloos bij de academische ambiance, vandaar de naam

In de stad van de toekomst bevinden voedselproductie en -voorziening zich

dichter bij elkaar

ROM_1209.indd Sec3:29ROM_1209.indd Sec3:29 12/9/2009 8:03:18 PM12/9/2009 8:03:18 PM

Page 32: ROM_1209 LR

Ambtelijke molens draaien traag, en met de ruimtelijke planprocedures gaat het al niet veel beter. Met de Crisis- en herstelwet wil het kabinet doorbraken forceren en investeringen naar voren halen. Een riskant zaak, signaleerde het Centraal Planbureau al. Tegen de tijd dat de plannen kunnen wor-den uitgevoerd, zitten we waarschijnlijk weer in een hoogconjunctuur. Bovendien gaat de Crisis- en herstelwet voorbij aan de crux van het probleem: gebrek aan deskundigheid, ervaringen en kwaliteit bij de overheid.

Professionele procesregie beter dan crisiswet

De bestuurskracht van de kleine gemeente staat al decennialang ter discussie. Tal van voorbeelden uit

grotere gemeenten laten zien dat het bij daar niet veel beter gaat. De Noord-Zuidlijn in Amsterdam, de tramtunnel in Den Haag, de herinrichting van het stationsgebied in Arnhem, het CiBoGa-bouwproject in Groningen; het is een aaneenschakeling van foute inschattingen en falend management. ‘We zijn uiteindelijk allemaal amateurs’, zo gaf burgemeester Cohen ruiterlijk toe in een openbaar verhoor

door de gemeenteraad over de Noord-Zuidlijn, waarmee hij verklaarde dat het stadsbestuur slechts kan varen op het advies van professionals. Er zijn natuurlijk ook goede voorbeelden, zoals de uitbrei-ding van de metro in Rotterdam en de aanleg van de Hubertustunnel in Den Haag. Wat maakt het verschil?Een veelgehoorde dooddoener hier is dat het gaat om mensenwerk: succes of falen staat of valt met de persoon in de vorm van een goede project- of programmaleider en/of

De Huber tustunnel in

Den Haag , voorbeeld

van een goed

ver lopend proces .

Foto: MR

december 200930

Forum

december 200930

ROM_1209.indd Sec3:30ROM_1209.indd Sec3:30 12/9/2009 8:03:22 PM12/9/2009 8:03:22 PM

Page 33: ROM_1209 LR

een goede bestuurder. Maar ligt hier niet juist het probleem: die goede mensen zijn er wel, maar ze zijn er klaarblijkelijk te weinig. Een wethouder in een ‘100.000 plus’-gemeente gaf vertrouwelijk in een interview toe dat veel beleidsopgaven dermate complex zijn dat er binnen het stadhuis niemand te vinden is die het proces op een goede manier kan regisseren.

ProcesregieWe hebben in dit land veel ambities en belangen ‘geborgd’ met veel regels en procedures. Het is niet alleen zaak al deze regels en procedures te kennen en na te leven. Ook moeten er creatieve en slagvaardige oplossingen komen binnen de vaak beperkte speelruimte die resteert. Zo is voor de herinrichting van het stationsgebied in Utrecht becijferd dat er zo’n 4.200 procedures gevolgd moeten worden. Indien één ervan niet goed wordt doorlopen, leidt dit onherroepelijk tot vertraging.Procesregie vraagt om een goede organisatie van de interactie: - tussen politiek, bestuur en ambtelijke organisatie, in het

bijzonder het bemiddelen tussen het wenselijke en het haalbare en het organiseren van tijdige besluitvorming om belangen te wegen en politieke knopen door te hakken;

- het interne samenspel tussen verschillende ambtelijke onderdelen die betrokken zijn bij het project – in een situatie waar er vaak nog steeds sprake is van verkokering en eilandengedrag;

- interactie met de samenleving, in het bijzonder burgerpar-ticipatie én de aansluiting hiervan bij het reguliere beleids-proces;

- de samenwerking met andere overheden, particuliere investeerders en maatschappelijke initiatiefnemers.

Professionalisering Het kabinet zoekt de oplossing in het stroomlijnen van procedures en het beperken van het aantal regels. Oplossing kan ook zijn het helder krijgen van de rollen en het afspre-ken van een goede taakverdeling tussen alle spelers, zoals geadviseerd door een bureau in het kader van de Noord-Zuidlijn. Weer een andere richting is het versterken van posities (realiseren van doorzettingsmacht), het inbouwen van onafhankelijke expertise én een cultuurverandering zoals de commissie-Veerman over deze Noord-Zuidlijn aan de gemeente Amsterdam adviseert.1

Al deze maatregelen kunnen zinvol zijn, maar ze zijn echter niet toereikend. Ze raken niet aan twee kernoorzaken voor beperkte bestuurskracht en voor achterblijvende ruimtelijke investeringen.De eerste kernoorzaak is het ontbreken van professionaliteit in procesregie. Er is geen beroepsgroep, geen gemeenschap-pelijke taal, geen gemeenschappelijk (ontsloten) kennisfonds en er zijn geen kwaliteitsstandaarden voor een goede procesregie.

De praktijk is veelal dat specialisten op het gebied van inhoud – ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer, logistiek enzovoort – het proces erbij doen. Een cursus projectma-nagement is doorgaans ontoereikend, vooral wanneer hierin het proces wordt voorgesteld als iets wat ‘technisch’ vanuit een ‘gecontroleerde omgeving’ te beheersen is. In de praktijk gebeurt het maar zelden dat vooraf een minutieus en goed doordacht procesplan wordt gemaakt.

ExpertsEen tweede kernoorzaak is het ontbreken van een expertsys-teem om complexiteit te helpen doorgronden en om kennisontwikkeling en het uitwisselen van ervaringen te faciliteren. We kunnen de complexiteit niet aan; de opwaar-dering van een sterke projectleider naar een multidisciplinair team is vaak niet toereikend om processen goed te doorgron-den en aangesloten te zijn bij werkwijzen en oplossingen die elders al door anderen zijn uitgeprobeerd. In de praktijk zien we een enorme zucht naar vereenvoudiging om de complexi-teit van veel projecten te beperken. Het lijkt er vaak op dat we onze verloren sleutels onder de lantaarnpaal zoeken, omdat het licht daar schijnt. Een projectleider van Rijkswa-terstaat vertrouwde mij eens toe dat het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening even buiten de deur is gehouden in een inmiddels vijftien jaar durend proces rond de opwaardering van een provinciale weg: ‘Zij komen geheid met allerlei bezwaren en dat geeft alleen maar complicaties’.

Daarom is er meer aandacht nodig voor procesregie. Met publieke en private partijen bouwen we momenteel aan een platform van professionals voor procesregie rond beleid, projecten en programma’s. Doel is om samen met gebruikers en kennisontwikkelaars een systeem voor kennisdeling en ontsluiting te maken. Bouwt u mee?!

Noot:

1. Commissie Veerman, Bouwen aan Verbinding, De Noord - Zuidlijn

Amsterdam, 2 juni 2009.

Igno Pröpper é

directeur Partners+Pröpper www. interactief2.nl

De goede mensen zijn er wel, maar ze zijn er klaarblijkelijk te weinig

december 200931

ROM_1209.indd Sec3:31ROM_1209.indd Sec3:31 12/9/2009 8:03:31 PM12/9/2009 8:03:31 PM

Page 34: ROM_1209 LR

Integraal plannen is hip. Iedereen praat erover, maar hoe doe je het eigenlijk? Aan de hand van de herinrichting van een groevengebied in Zuid-Limburg laten we zien dat bij integraal plannen het ontwerp een oplossing biedt aan de maatschappelijke problematiek in de streek, verschillende doelen gestapeld worden en beleid op regio- en lokaal niveau op elkaar afgestemd worden.

Voorbeeld Zuid-Limburgse groeven

Integraal plannen

Voor de zandgroeven in Spaubeek en Schinnen (beide Zuid-Limburg) worden al twintig jaar dezelfde afwer-

kingsplannen gemaakt. De ontgronder is verplicht om, nadat de laatste kubieke meter zand verwijderd is, de groeve te her-inrichten, of in elk geval daarvoor een plan te hebben. De plannen die hiervoor zijn gemaakt, zijn gericht op het met minimale middelen komen tot een aanvaardbare inrichting. De ruimtelijke relatie met de omgeving in deze plannen ontbreekt echter geheel, zoals ook de maatschappelijke positionering van de potentiële waarden van de groeven. Het is dus ook niet te zeggen of de heringerichte groeven voorzien in een behoefte. Invloed van bewoners en belang-hebbenden is miniem, hun rol heeft zich logischerwijs tot nu toe beperkt tot het voeren van bezwaarprocedures. Kan dat niet anders? Er zijn kenteringen te zien, waaronder de provinciale verplichting voor ontgronders om de maatschappelijke meerwaarde van nieuwe ontgrondingen aan te kunnen tonen voordat een nieuwe vergunning wordt afgegeven. Maar voor de herinrichting van het groevenge-bied was nog niets geregeld.

Onze benaderingOp verzoek van de Milieugroep Stort Westelijke Mijnstreek heeft de wetenschapswinkel van Wageningen Universiteit onderzoek gedaan naar mogelijk nieuwe benaderingen. Uitgangspunt was een integrale benadering, waarvan de kenmerken zijn: 1. Actorenanalyse. Alle belanghebbenden wordt gevraagd

naar de problemen die in de regio spelen, welke rol zij zien voor het groevengebied (zie kader) en welke inrichting zij wenselijk achten. Omdat hierbij ook gemeenten, provincie en gebiedscommissie benaderd worden, wordt ook meteen de koppeling gelegd met de verschillende beleidslagen. In het geval van het groevengebied gaat het dan om beleid omtrent de aanleg van de ecologische hoofdstructuur, recreatie en wonen/werken in relatie tot krimp.

2. Leren van goede voorbeelden. Zuid-Limburg is niet de enige streek met zandafgravingen. In andere gebieden zijn inventieve ideeën ontwikkeld over hoe een groeve kan worden ingericht. Het is wel van belang om deze ideeën al ver voordat de groeve leeg is te formuleren, zodat in de

laatste fase van de ontgronding al rekening gehouden kan worden met de toekomstige inrichting. Zo zijn in Het Doornse Gat en in Opgrimbie (België) een aantal zandli-chamen in de groeven blijven liggen, bijvoorbeeld om verschillende ruimten te creëren in de groeve.

3. Cyclisch plannen. Eerste schetsen van ontwerpen die mogelijk aansluiten bij wensen uit de streek zijn gepresen-teerd aan bewoners en andere belanghebbenden. Hiervoor zijn vooral studentontwerpen zeer geschikt omdat zij gemakkelijk wilde ideeën produceren, en omdat die ook gemakkelijker geaccepteerd worden door omstanders. Niet dat er in onze latere plannen veel overgebleven is van de golfbanen, wandwoningen en futuristische kassen, maar het opende de discussie en gaf aan welke richting wel wenselijk was. Hierna zijn er nog sessies geweest met de begeleidingscommissie en de gebiedscommissie.

4. Geïntegreerde gebiedsschets. Om een echt zinvol ontwerp te maken moest het groevengebied gekoppeld worden aan aangrenzende gebieden zoals Landschapspark De Graven, de dorpen en het landbouwgebied op het plateau.

5. Deeluitwerkingen. Het inrichtingsplan is vervolgens uitgewerkt in een fl ink aantal deelstudies. Dit zijn geen eindbeelden, maar wel beelden die voldoende detail bevatten om de discussie over de integrale herinrichting van het gebied te entameren.

De laatste twee stappen werken we hierna uit.

Geïntegreerde gebiedsschetsIn onze visie worden natuur, recreatie en waternetwerken versterkt. Dit gebeurt ten eerste door de beide zijden van het dal met elkaar te verbinden. Het groevengebied kan zo als overloopgebied dienen voor het drukke De Graven, dieren kunnen weer van de ene naar de andere kant migreren en het water van Het Hoogbeeksken kan op een natuurlijke manier afstromen. Daarnaast wordt er om dezelfde reden een groen netwerk aangelegd in het Groevengebied. Ook dit netwerk is multifunctioneel: het zorgt voor verbindingen voor dieren (das, hazelmuis…), voor een recreatief padenstelsel (fi etsen, wandelen, paardrijden…) en voor waterretentie (inzijgen

december 200932

Forum

ROM_1209.indd Sec3:32ROM_1209.indd Sec3:32 12/9/2009 8:03:33 PM12/9/2009 8:03:33 PM

Page 35: ROM_1209 LR

Potentiële waarden van het groevengebied: uitkomst van actoren-analyse, uitgangspunt voor ontwerp

NatuurLokaal: specifi eke groevenatuur (soorten) en processen (zie verborgen valleien).Regionaal: aansluiting op ecologische hoofdstructuur en Provinciaal Ontwikkelingszone Groen (POG) (geldt voor hele gebied rondom groeven).

Geologie en landschapLokaal: steile wanden, besloten wereld, zichtbare en leesbare ondergrond (Van der Ven et al., 2008).Regionaal: bijdrage aan de landschappelijke kwaliteiten van het plateau: openheid, ver kunnen kijken. Probleemoplos-send vermogen voor andere landschappelijke problemen (bijvoorbeeld waterinzijging, erosie (Bink et al., 2008).

CultuurhistorieRegionaal: groeven zijn onderdeel van Limburgs cultureel erfgoed. Naast de hiervoor geschetste ecologische, landschap-pelijke en recreatieve meerwaarde van het niet-volstorten van voormalige groeven ligt een belangrijke reden voor het openhouden ervan in de cultuurhistorie. Al sinds mensenheugenis is Limburg rijk aan kleine en grote groeven. Als we die allemaal weer ‘met het maaiveld gelijk maken’, verdwijnen er weer een stukje Limburgse cultuurhistorie en Limburgse identiteit.

RecreatieLokaal: behoefte van mensen uit Schinnen en Spaubeek om een ommetje te maken.Regionaal: hoge bewoningsdruk, behoefte aan nieuwe recreatieterreinen zoals De Graven.Regionaal: groeven onderdeel van regionale en landelijke recreatieve structuur.

EconomieLokaal: rendement voor de ontgronders en eigenaren.Regionaal: nieuwe economische dragers voor de regio zijn gewenst.Sociale, beleidsmatige en wettelijke inpassingLokaal: draagvlak onder belanghebbenden. Snelheid waarmee een alternatief gerealiseerd kan worden.Regionaal: passend in regelgeving en in regionaal beleid.

december 200933

èè

Illustratie: Dorith van

Gestel

ROM_1209.indd Sec3:33ROM_1209.indd Sec3:33 12/9/2009 8:03:33 PM12/9/2009 8:03:33 PM

Page 36: ROM_1209 LR

water in de bodem, met als gevolg minder modderstromen en een nattere dalnatuur). Binnen dit raamwerk dienen de groeven als bijzondere elementen. Ze zijn enerzijds grotere natuurelementen (stapstenen) in het ecologische netwerk en anderzijds bijzondere stukjes natuur met hun eigen waarden (oeverzwaluwen, oehoe…). Voor recreanten die hun rondje lopen of fi etsen – misschien wel over de aan te leggen fi etsbrug! – betekenen de groeven een uitstapje in een bijzondere (afgesloten) wereld met een kijkje op de geologische gelaagdheid, de geschiedenis van de delfstofwinning en mogelijke nieuwe gebruiksvormen zoals wijnbouw. Op deze manier wordt het gebied zeer aantrekke-lijk als woon- en vestigingsklimaat.

DeeluitwerkingenDeze deeluitwerkingen zijn voorbeelden van een reeks uitwerkingen die gebruikt zijn om de gebiedsdiscussie aan te zwengelen.

Zo is er een toeristisch-ecologisch transferium ontworpen dat de twee landschapsparken ontsluit en met elkaar

verbindt. Voor zowel mens als dier vormen de snelweg en de spoorlijn anders namelijk een te grote barrière.

Ook voor de voormalige groeven zijn diverse deeluitwerkin-gen gemaakt, die alle gemeen hebben dat de groeven een meerwaarde krijgen voor het gebied, en dan met name voor de mensen uit de nabijheid. In plaats van afgesloten ‘no-go areas’ worden de groeven dus weer teruggegeven aan de bevolking.

Resultaten tot nu toeDe kracht van integraal plannen uit zich in het Zuid-Lim-burgse groevengebied tot nu toe onder meer in:- de duidelijke meerwaarde van de nieuwe plannen boven de

‘oude’ plannen die voor de groeven gemaakt werden, omdat ze nadrukkelijk antwoord geven op lokale en regionale opgaven;

- het grotere draagvlak voor de nieuwe plannen, omdat veel meer partijen bij de formulering ervan betrokken zijn;

- het feit dat de lokale milieugroep haar strategie kon wijzingen: van tegenpartij naar meedenkpartij;

- dat betrokken beleidsmakers, die het groevengebied voorheen amper op het netvlies hadden, de groeven zijn gaan zien als een kans om gebiedsambities te realiseren.

Geleerde lessenGeïntegreerd plannen houdt rekening met de wensen en belangen van meerdere partijen, ziet verbindingen met de omliggende gebieden en stapelt kwaliteiten in het gebied zelf. Daardoor levert het betere plannen. Geïntegreerd plannen kost in eerste instantie veel tijd; onderhavig proces heeft twee jaar gelopen. Waarschijnlijk is de totale doorloop-tijd echter niet eens zo veel langer, omdat het brede draagvlak er voor zorgt dat omwonenden en andere belanghebbenden mee- in plaats van tegenwerken.

Derk Jan Stobbelaar, é

Hogeschool Van Hall Larenstein, Velp

Hugo Hoofwijk, De Groene Link, é

Wageningen

Literatuur

- Stobbelaar & Hoofwijk, 2009. Groeven en Graven. Nieuw leven voor

zandgroeven in Zuid-Limburg. Wetenschapswinkelapport 260,

Wageningen Universiteit en Research Centrum.

- Van der Ven, H.K. Perreijn & D. van Gestel, 2008. Landschap op de

helling. Een stevige toekomst voor de omgeving Spaubeek, Zuid

Limburg. Masterplan Afstudeerfase, Hogeschool Van Hall Larenstein,

Velp.

- Bink, A., Marcellis & M. Planthof, 2008. Spaubeek: de stoere kant van

het Geleenbeekdal. Masterplan Hogeschool Van Hall Larenstein, Velp.

- Zie verder: http://www.wetenschapswinkel.wur.nl/NL/projecten/

Projecten2009/zandgroeven/.

december 200934

Forum

I l lustrat ie : Akke

B ink - Wiegersma

ROM_1209.indd Sec3:34ROM_1209.indd Sec3:34 12/9/2009 8:03:39 PM12/9/2009 8:03:39 PM

Page 37: ROM_1209 LR

Projectdossier

december 200935

Dordtse Stadswerven gebouwd aan en in het waterDordrecht ontwikkelt een wijk, Stadswerven, waarin water en stad bij elkaar komen. De nieuwe wijk krijgt straten, pleinen en parkjes die periodiek onder water zullen lopen. Het wordt gezien als een voorbeeldproject hoe je een mooie en interessante woonomgeving kunt creëren, niet door het water te weren, maar juist door stad en water te verbinden.

Stadswerven is dertig hectare groot, ligt buitendijks en vlak bij de binnenstad van Dordrecht. Het is een oud,

industrieel gebied: vanaf de negentiende eeuw vestigden zich er verscheidene scheepswerven. Die werven zijn inmiddels allemaal verdwenen, het gebied ligt braak. Edwin van Son,

stedenbouwkundige bij de gemeente, noemt het een bijzonder interessant gebied: ‘Omdat er veel bij

elkaar komt: overblijfselen van oude industrie en twee verschillende watersystemen.’ Stadswer-

ven is aan de noordzijde begrensd door de

Beneden Merwede, een druk bevaren rivier, waar Rijkswater-staat harde eisen stelt aan onder meer de hoogte van de kades. Het Wantij, dat de wijk doormidden snijdt, wordt vooral voor de pleziervaart gebruikt en kent daardoor een heel ander karakter, met een wat meer glooiende oeverlijn.Er was een plan voor de nieuwe wijk, maar dat werd vanwege vooral fi nancieringsproblemen door de gemeenteraad weggestemd. In die tijd werd Stadswerven ook als studiepro-ject gebruikt door een Europees project, Urban Flood Management (UFM). Deze samenwerking van publieke en private partijen voor innovatie in stedelijke ontwikkeling in èè

Foto: Stadswerven Dordrecht

december 200935

ROM_1209.indd Sec3:35ROM_1209.indd Sec3:35 12/9/2009 8:03:41 PM12/9/2009 8:03:41 PM

Page 38: ROM_1209 LR

december 200936

Projectdossier

waterrijk gebied, zette diverse betrokken partijen bij elkaar aan tafel om nieuwe concepten te bedenken. De gemeente kon bij het maken van het nieuwe plan de inzichten van UFM gebruiken.

Plein onder waterDe bouw van Stadswerven moet starten in 2011. Aan de noordzijde van de wijk, bij de Beneden Merwede, komt voornamelijk hoogbouw. Dat past bij het beeld van dat deel:

de kade daar komt op vier meter boven NAP en de bebou-wing ligt 25 meter van het water, vanwege eisen van Rijkswaterstaat. Er komen onder meer luxe woonvoorzienin-gen voor ouderen. De Maasstraat, die nu al als een centrale as door de wijk loopt, wordt verhoogd tot vijf meter om het hoogteverschil te benadrukken. Vanaf daar loopt de wijk trapsgewijs af naar het Wantij, dat het hart van Stadswerven gaat worden, met kades en pleinen die periodiek onder water lopen en waarvoor zelfs land afgegraven gaat worden. Hier komen voornamelijk laagbouw en eengezinswoningen. Bij de insteekhaven, die al bestaat, zijn drijvende woningen gepland. De punt van de wijk, waar Wantij en Beneden Merwede bij elkaar komen, krijgt een plein dat bij hoogwater dagelijks onder water zal lopen. Bij die punt komt ook een voetgangers- en fi etsersbrug, die de wijk met de Dordtse binnenstad verbindt. Er komen voorzieningen zoals horeca en winkels. Aan de overkant van het Wantij is ook woning-bouw gepland, bij Villa Augustus (het oude watertorencom-plex dat als eerste deel van Stadswerven al is herontwikkeld) is plek voor drijvende woningen. Overblijfselen uit de

KEREND TIJ

Vier landschappen

Randstad binnen Europa

15e eeuw

De Gouden eeuw voor Dordrecht door tolheffing en stapelrecht. Bestuurlijk centrum voor de Zuidelijke Nederlanden. In 1472 getroffen door de Elizabethvloed.

20e eeuw

Door de nadruk op de corridorfunctie voor de Randstad is Dordrecht niet meer in het netwerk opgenomen. Versnippering van het stedelijk gebied vindt mede plaats door de aanleg van infrastructuur: HSL en Betuweroute, die functioneert op een hoger schaalniveau. De Drecht-steden raken hierdoor versnipperd: eilanden ontstaan.

17e en 18e eeuw

Een verschuiving van de econo-mische dynamiek naar Rotterdam. De opkomst van de stoomboot en het openbaar vervoer over water maakt Dordrecht tot een schakel in het netwerk van veerdiensten.

19e eeuw

Door de aanleg van spoor- en autowegen door het Rijk komen de Drechtsteden als een logische schakel in een nieuw netwerk te liggen.

toekomst

De stad in stromenland ontstaat. De corridorfunctie wordt duurzaam veilig gesteld en de kwaliteit van het leefgebied van de Deltapoort wordt sterk vergroot. Een eilandenrijk in de Randstad ontstaat. De wateropgave staat prominent op de agenda: de waterveiligheid wordt gegarandeerd. Eén gemeenschappelijk gedragen visie zorgt voor de ontwikkeling van een stedelijk gebied met een eigen profiel.

Stromenland als scharnierpunt

RANDSTAD

RIVIERENLANDZEELAN

D

Randstad zakt weg uit top 10

Aanbod leefmilieus: Rotterdamse regio ontbreekt het aan woonmilieus gedragen door het landschap

Bestuurlijk krachtenveld: huidig vs. toekomstig

Stromenland

Rotterdam

Amsterdam

Eindhoven

Historisch perspectief

Dordrecht is de stad in Holland Dordrecht als schakel in een netwerk van veerdiensten Dordrecht als schakel in een nieuw netwerk De versnipperde stadEilandenrijk

1:100.000

2,0 km 4,0 km8,0 km

N

het plan voor

Stadswer ven is

gemaakt door AWG

architecten en Paul

van B eek

landschapppen.

ROM_1209.indd Sec3:36ROM_1209.indd Sec3:36 12/9/2009 8:03:43 PM12/9/2009 8:03:43 PM

Page 39: ROM_1209 LR

december 200937

industriële tijd worden opgenomen in het ontwerp. Zo worden oude scheepshellingen bij de Beneden Merwede onderdeel van een park (dat ook onder water kan lopen) en krijgt een monumentale oude energiecentrale een culturele bestemming.

Nieuwe hefbrugVolgens Van Son past het plan bij het karakter van de stad, want ook in de oude binnenstad staan de huizen vlak op, en soms in, het water. ‘Kades hoog boven het water hebben we in de oude stad niet en in Stadswerven willen we de beleving van wonen bij het water ook graag realiseren.’ Maar als je wilt bouwen met water, dan moet er met veel factoren rekening worden gehouden. De gemeente werd daar door UFM in gesteund. Rijkswaterstaat, het waterschap, de provincie, Deltares en andere betrokkenen werkten in workshops mee met de visieontwikkeling. ‘We vroegen hen om creatief mee te denken. Daardoor ontstonden nieuwe inzichten’, zegt Sebastiaan van Herk, projectleider UFM. Uit een workshop met Rijkswaterstaat, havenbedrijf, ontwerpers en ingenieursbureaus kwam een idee voor een brug die de punt van Stadswerven straks met de oude binnenstad moet verbinden. Omdat de stroming op die plek nogal turbulent is, wilde Rijkswaterstaat daar aanvankelijk geen brug. De pijlers van een brug zouden de stroming beïnvloeden en wellicht elders het water opstuwen. Maar die brug is wel een essentieel element. Rijkswaterstaat kwam vervolgens met

het idee om een hefbrug te bouwen, die de pijlers op de wal heeft staan. Samen met het ingenieursbureau van de gemeente Rotterdam wordt dat nu verder uitgewerkt.

Bouwbesluit‘Als je water en stedenbouw bij elkaar brengt, dan komen er twee werelden bij elkaar die elk hun eigen taal spreken. Maar na een aantal sessies samen weet je wat er speelt en waar je rekening mee moet houden. En dan worden hun middelen ontwerpmiddelen’, schetst Van Son. Het gegeven dat het water rond Dordrecht getijden kent en dat delen van de stad bij hoogwater regelmatig blank staan, wordt in Stadswerven doelmatig toegepast. Ook sommige straten zullen af en toe

blank komen te staan. Daarom moeten de woningen wel veilig zijn. ‘We hebben in UFM diverse types waterbestendige woningen onderzocht, op risico’s, verzekerbaarheid en verkoopbaarheid. Welk type we gaan kiezen, moeten we nog uitwerken’, zegt Van Son. Te denken valt aan woningen met waterdichte gevels en luiken die de ramen beschermen tegen

‘Water en stedenbouw; twee werelden die elk hun eigen taal spreken’

èè

Dordrecht in

vo gelvlucht .

Foto: Stadswerven Dordrecht

ROM_1209.indd Sec3:37ROM_1209.indd Sec3:37 12/9/2009 8:03:48 PM12/9/2009 8:03:48 PM

Page 40: ROM_1209 LR

december 200938

Projectdossier

drijfhout. Op het water komt een aantal drijvende wonin-gen. De gemeente had graag meer woningen in het Wantij gezien, drijvend of op palen, maar dat ging niet door. ‘Het zou ongewenste eff ecten geven voor de scheepvaart’, zegt Van Son. Binnen UFM werden overstromingsscenario’s berekend en was er veel aandacht voor juridische aspecten en verzekerbaarheid van wonen met water. Dordrecht ging bij de gemeente Amsterdam te rade over hoe om te gaan met het bouwbesluit: ‘Amsterdam heeft ervaring met drijvende woningen in IJburg. Bijvoorbeeld hoe je de bereikbaarheid

van deze woningen garandeert bij hoogwater, hoe het zit met de brandveiligheid en vluchtwegen en hoe de uitgifte van een waterkavel gaat.’

Duurder beheer?Als het stedenbouwkundig plan naar verwachting nog dit najaar is goedgekeurd, kan de gemeente beginnen met het

invullen van de deelplannen. Zij zal daarbij ondersteund worden door MARE, een soort opvolger van UFM, waar Van Herk opnieuw projectleider is. ‘We zullen het internationale kennisnetwerk dat we met UFM vormden, inzetten om de gemeente te ondersteunen’, zegt hij. Want spannend blijft het wel, bouwen met water. Grote vraag is natuurlijk of zo’n gebied duurder is in ontwikkeling en beheer. Volgens Van Son valt dat mee: ‘Het hele gebied ophogen tot vier meter boven NAP is ook kostbaar en dat hoeft nu niet. En door de grote hoogteverschillen in de wijk te benutten, hoeven we minder diep te graven om parkeergarages aan te leggen.’ Of het beheer van onder water lopende kades en pleinen ook duurder uitvalt, dat weet Van Son nog niet. ‘We doen nu onderzoek naar het beheer en brengen de kosten in beeld. Overigens is dat wel iets waar we ervaring mee hebben, want in de oude stad lopen ook geregeld kades onder water.’ Door UFM en MARE is Stadswerven tot een voorbeeld geworden voor hoe steden kunnen omgaan met water. ‘We gaan in Stadswerven allemaal beproefde concepten gebruiken, maar ze komen hier op een klein gebied samen’, zegt Van Son. Zo’n demonstratieproject is hard nodig, besluit Van Herk: ‘Het laat zien dat het echt kan, dat het veilig is en nog mooi wonen ook.’

Marieke Vos é

Zo hoo g kan het

water komen.

Foto: Stadswerven, Dordrecht

‘Het hele gebied ophogen tot vier meter boven NAP is ook kostbaar’

ROM_1209.indd Sec3:38ROM_1209.indd Sec3:38 12/9/2009 8:03:48 PM12/9/2009 8:03:48 PM

Page 41: ROM_1209 LR

Praktijkdossier - Visie

december 200939

Kerend tij: naar een waterbestendige DeltapoortDe Deltapoort inrichten in verschillende zones die elk op hun eigen manier omgaan met hoogwater. Water blijft een hoofdrol spelen, de veiligheid is voor de toekomst gegarandeerd, terwijl cultuur-historische elementen behouden blijven en de leefbaarheid toeneemt. Het prijswinnende integrale ontwerp Kerend Tij gaat uit van een gezamenlijke aanpak door provincie en gemeenten. Een inspire-rende visie.

Een kruispunt van rivieren en kanalen, strategisch gelegen op de verbinding van Rotterdam naar Duitsland

en de Antwerpse haven. De Drechtsteden liggen op een gouden plek, al eeuwen. Maar met de klimaatverandering is er betere bescherming tegen wateroverlast nodig. De traditionele Hollandse aanpak is om hogere dijken aan te leggen. Om verschillende redenen is dat in de Deltapoort onwenselijk. Het zou het karakteristieke waterfront van de oude handelssteden Dordrecht, Zwijndrecht en Papendrecht verwoesten. Bovendien zou een ingrijpende dijkaanpassing uiterst kostbaar zijn aangezien op veel plaatsen de bebou-wing over de dijk heen loopt. Naast het stedelijk gebied ligt de Biesbosch, een uniek gebied door de invloed van de getijdenwerking op de natuur. Het handhaven van de open verbinding met de Noordzee enerzijds en de rivieren uit het achterland is dus uitgangs-punt voor elke ruimtelijke visie die de Deltapoort waterproof moet maken en tegelijk ruimte moet bieden voor de ambities in het gebied. De zes gemeenten in de Deltapoort werken samen in het samenwerkingsverband Drechtsteden. Een gedeelde ruimtelijke visie is er nog niet. Kerend Tij wil een aanzet daarvoor zijn.

21ste eeuw Hoogwater is vanzelfsprekend en het water zal steeds hoger komen te staan. Ernstige schade en slachtoff ers door hoogwater zijn niet acceptabel. Maar niet alle overlast door hoogwater hoeft te leiden tot grote schade en ongerief. Het ontwerp Kerend Tij gaat uit van een verdeling van het gebied in zones met ieder zijn specifi eke manier van omgaan met hoogwater, gekarakteriseerd door de frequentie van het optreden van hoogwater. Alle mogelijke manieren van omgaan met hoogwater hebben hun voor- en nadelen en geen enkele is geschikt voor toepassing op het gehele gebied.

Juist een slimme combinatie van de mogelijke aanpakken leidt tot een optimale invulling van de Deltapoort. De vier strategieën zijn:1. Meegaan met het water dat

vrij kan bewegen: het gebied staat permanent in contact met water en is bij elke waterstand leefbaar.

2. Hoogwaterbestendigheid: een droge woonomgeving waar eens per honderd jaar tijdelijke aanpassingen getroff en worden.

3. Vrijwaring van hoogwater door dijken en stuwen.

4. Benutten van hoge gebieden die bij elke waterstand droog blijven.

Vier zonesToepassing van de boven-staande principes voor de omgang met hoogwater op de Deltapoort leidt tot vier zones (zie volgende pagina) waarin steeds op een andere manier met het water wordt omgegaan.

1. Wonen in de Delta: water en wonen zijn volledig verweven, water beweegt vrij en volledig mee met het open water. Drijvende en amfi bische woningen zijn hier op hun plaats.

2. Veilig wonen met water: een woongebied dat normaliter droog is, maar voorbereid op hoogwater. Woningen zijn dryproof uitgevoerd om schade te beperken en infrastruc- èè

Totaalbeeld K erend T i j .

Gezicht op Dordrecht , Jan van Goyen, 1651.

ROM_1209.indd Sec3:39ROM_1209.indd Sec3:39 12/9/2009 8:03:55 PM12/9/2009 8:03:55 PM

Page 42: ROM_1209 LR

december 200940

Praktijkdossier - Visie

tuur is zo aangelegd dat het dagelijks leven gewoon door kan gaan. Extreem hoogwater leidt tot overlast maar niet tot grote schade of slachtoff ers. Stedenbouwkundig is deze het meest uitdagend gezien het verschil met andere nieuwbouwplan-nen in Nederland, maar oude bebouwing langs de rivieren toont aan dat er voldoende mogelijkheden zijn.3. Wonen achter de dijk: volledig

beschermd tegen hoogwater. Aanpassingen in dit gebied en de huidige waterkeringen zijn niet nodig.

4. Wonen aan de oever: de gebieden die nu buitendijks liggen zoals Stadswerven in Dordrecht worden beter beschermd door de twee nieuwe stuwen. Hier kunnen, afhankelijk van de hoogteligging, verschillende bouwtechnieken toegepast worden. Zie voor een voorbeeld hiervan www.ufmdordrecht.nl.

PerceptieIn elk van de vier zones ligt de acceptatie van de overlast

door hoogwater verschillend. Bescherming door dijken en wonen boven de hoogste waterstand betekent dat hoogwater zo goed als nooit zal optreden. De norm in Nederland voor dijken is dat de faalkans 1:10.000 jaar is en inwoners ervaren dat alsof er nooit water zal komen. Het andere uiterste,

water dat er altijd is maar soms hoger dan anders, maakt de inwoners bewust van het variërende waterpeil. Hoogwater leidt hier tot een heel ander leefgebied dan anders maar niet tot schade. Tussen deze extremen ligt een zone waar eens in een mensenleven en eens in de levensduur van de bebouwing water zal komen. Door preventieve maatregelen en tijdelijke voorzieningen te treff en is de schade beperkt en daarom wijst een kosten-batenanalyse uit dat een hogere dijk geen goed alternatief is.

De grenzen van de zones volgen de bestaande gradiënten in landschap van hoogte, dichtheid van bebouwing en de ligging van de hoofdinfrastructuur. Specifi ek in Dordrecht is de verhoogde ligging van de provinciale weg N3. Deze infrastructurele verbinding tussen de A16 en A15 is uitermate geschikt om te combineren met een waterkerende functie door de weg uit te voeren als Deltadijk. De combinatie van verbetering van de weginfrastructuur en van de waterkeringen is een voorbeeld van het zoeken naar complementaire belangen: investeringen die meerdere doeleinden dienen. Zo kan een beroep worden gedaan op bestaande fi nancieringsmogelijkheden om een grotere dekking en kans van slagen te krijgen.

HistorischOm historisch Dordrecht niet aan te tasten wordt een piekafvoer van de rivieren om de stad heen geleid. Door de aanleg van twee stuwen in de Dordtse Kil en de Merwede aan beide zijden van de stad zal het water nooit hoger komen dan het huidige ontwerppeil van de waterkeringen. Het gebied waar de hoogwaterpiek doorheen gaat, krijgt dus met sterkere wisselingen in waterstand te maken. Daardoor ontstaat een dynamisch gebied dat een geheel eigen invulling vraagt. Nieuwe of geherstructureerde bebouwing hier wordt verweven met het water en de huidige buitendijkse gebieden ontwikkelen zich als de gouden randen van de Deltapoort!

Steven de Boer, é

adviseur duurzaam stedelijk water, DHV B.V.

De Deltacommissie over de DrechtstedenDe Deltacommissie doet voor de Deltapoort de aanbeve-ling om vanuit toekomstbestendigheid te kiezen voor ‘afsluitbaar open’. Zo worden vooruitzichten op het gebied van veiligheid, zoetwatervoorziening, stedelijke ontwikke-ling en natuur gewaarborgd. Het houdt in dat bij extreem hoge waterstanden op zee het gebied wordt afgesloten met de bestaande keringen zoals de Maeslantkering en, eventueel aanvullend, afsluitbare keringen in onder andere de Dordtse Kil en de Merwede. Er zijn dan minder dijkversterkingen nodig, terwijl het geheel wel als een dijkring fungeert. Daardoor ontstaan nieuwe perspectie-ven voor hoogwaardige gebiedsontwikkeling.

In het algemeen heeft de Deltacommissie geadviseerd om nieuwbouwplannen op fysisch ongunstige locaties te baseren op een integrale kosten-batenafrekening. Zo worden alle kosten nu en in de toekomst voor alle partijen berekend. Specifi ek zouden deze kosten (en baten) in rekening moeten worden gebracht bij degenen die ervan profi teren.

zones volgen deten ingte,

ur. echt is de

d i i l

PerceptieIn elk van de vier zones ligt

door hoogwadhhov1

Wonen aan de oever met direct

zicht op het water en a l le bi jbehorende

act ivite iten betekent leven in de moder ne var iant

van wat Jan van Goyen ooit zag , een hedend aags

‘ Zicht op Dordrecht ’ !

Vier waterbestendige zones

Wonen in de Delta biedt een unieke leefomgeving in een get i jdenland-

schap waar het water niet buitengesloten wordt maar een ver r i jk ing biedt!

Deltadi jk

ROM_1209.indd Sec3:40ROM_1209.indd Sec3:40 12/9/2009 8:03:59 PM12/9/2009 8:03:59 PM

Page 43: ROM_1209 LR

december 200941

De Vereniging van Milieuprofessionals (VVM) is hét platform voor milieuprofessionals. De vereniging zet

zich in voor alle milieuprofessionals, ervaren krachten en nieuw talent. Niet de genoten opleiding geldt als

criterium om lid te worden, maar het werkveld. De achtergrond van de leden is daarom heel divers. Juist

die variatie van werkgevers en disciplines maakt de VVM al ruim twintig jaar lang tot een wervend en in-

spirerend platform voor haar leden. Door de open cultuur komen intercollegiale contacten tot stand en is

het mogelijk om discussie te voeren en opinies te vormen over alle mogelijke milieuonderwerpen.

PlanMER: kans voor structuurvisiesTegenwoordig geldt bij veel structuur-visies een planMER-plicht. Is dit een kans of last? De sectie MER van de Vereniging voor Milieuprofessionals heeft op 15 oktober een rondetafel georganiseerd met opstellers van structuurvisies en van planMER’en. De algemene mening was dat alle betrokkenen aan elkaar moeten wennen en dat planMER een kans is.

Bij de integrale omgevingsvisie van de provincie Overijssel (met onder andere de provinciale structuurvisie) en bij het opstellen van de structuurvisie voor de provincie Noord-Holland is de planMER van begin af aan meegelift in het planproces. In beide gevallen heeft men ervaren dat het opstarten van de planMER moeizaam verliep, maar dat gaandeweg de rit de culturen van het planproces en de planMER tot elkaar zijn gekomen. Het resultaat was een ander, beter geaccepteerd plan. Het cultuurverschil lijkt te zitten in de wijze waarop men vindt dat besluiten onderbouwd dienen te worden.

Strategische plannen hebben een hoger abstractieniveau dan projectbesluiten, en onderbouwing kan op hoofdlijnen zijn. PlanMER kan helpen om input te geven aan discussies in het planproces, en dan is minder detail nodig. Bovendien is het de bestuurder die als bevoegd gezag lopende het proces bepaalt wanneer er genoeg informatie is, en niet de milieudeskundige. Uit ervaringen met het projectMER is echter het onterechte beeld ontstaan dat eff ecten per se in detail voorspeld moeten worden. Het helpt ook om te knippen: eerst een structuurvisie, met onderbouwing op hoofdlijnen, en dan een uitgewerkt plan met gedetailleer-dere onderbouwing.

Een slim uitgevoerd planMER is dus niet duur. De Commissie m.e.r. signaleert dat sommige planprocessen van zichzelf al voldoende milieu-infor-matie kan bevatten: de PlanMER kan dit proces dan samenvatten, bijvoor-beeld op basis van een bijgehouden (milieu)logboek. Zonder bijgehouden

(milieu)logboek leidt een planMER vaak tot extra kosten. Vaak is het nog verkieslijker, in plaats van het bijhouden van een milieulogboek, de planMER mee te laten liften met het planproces. Een bijkomend voordeel van planMER is dat de vervolg-MER’en gebruik kunnen maken van de informatie uit de eerdere planMER’en.

Kortom, het beeld dat planMER vertragend werkt en duur is kan een self-fullfi lling prophecy zijn, maar dat heeft de planner in eigen hand. Door beide processen vroeg te koppelen kun je het planMER precies zo zwaar maken als bestuurlijk zinvol is. De provincies Overijssel en Noord Holland hebben, door beide culturen de kans te geven aan elkaar te wennen, een beter plan gemaakt. Hierover was de ronde-tafel vrijwel unaniem.

Bert Wachelder é

en Sibout Nooteboom, Sectie m.e.r.

VVM Agenda

Workshop BOP; het Nederlands onderzoeksprogramma fi jn stofvrijdag 11 december (9.30 – 16.30 uur)RIVM, Bilthoven

Debat Crisis- en herstelwet vrijdag 18 december (16.00 – 17.30 uur)Louis Hartlooper Complex, Utrecht

VVM AdresgegevensJosquin des Prézstraat 1Postbus 2195, 5202 CD Den BoschTel. 073-621 59 85Fax 073-621 69 85E-mail [email protected] www.vvm.info

Bezoek voor meer informatie en aanmelden onze site: www.vvm.info.

ROM_1209.indd Sec3:41ROM_1209.indd Sec3:41 12/9/2009 8:04:09 PM12/9/2009 8:04:09 PM

Page 44: ROM_1209 LR

december 200942

RO snippers Agenda

Symposium/congresCongres Nieuwe stedenHet gezamenlijk pleidooi voor een nieuwe kijk op stedelijke vernieuwing.Datum: 14 januari 2010Plaats: PRO school voor praktijkonderwijs, AlmereInformatie: www.rostra.nl

Seminar Bodem bomvol energieBetekenis voor klimaat en portemonneeDatum: 20 januari 2010Plaats: Grand Kasteel, WoerdenInformatie: www.eurecom.nl

Symposium De crisis en deAmsterdamse woningmarktFeit en fi ctieDatum: 21 januari 2010Plaats: Lloyd Hotel, AmsterdamInformatie: www.wonen.amsterdam.nl

Cursus/studiedagReiswijzer gebiedsontwikkelingVan publiek programma van eisen tot uitvoeringscontractDatum: 21 januariPlaats: Th eater Odeon, ZwolleInformatie: www.rostra.nl

Ruimtelijke kennis ontbeert managementSinds de sturingsfi losofi e van het ministe-

rie van VROM aan het veranderen is – van

hindermacht naar ontwikkelkracht – stuurt

de rijksoverheid in principe alleen op hoofdlij-

nen, zoals die voor een belangrijk deel zijn

vastgelegd in de Nota Ruimte. Dat betekent

gelijktijdig veranderende rollen en verantwoor-

delijkheden, zeker op het gebied van ruimtelijke

ontwikkeling. De RMNO (Raad voor Ruimtelijk,

Milieu- en Natuuronderzoek) voorziet dat al

deze wijzigingen ook consequenties hebben

voor de kennishuishouding en kennisinfra-

structuur. Dat geldt vooral voor onderwerpen

als gebiedsontwikkeling, waar marktpartijen,

corporaties en gemeenten aan de lat staan,

demografi e en leefstijl, waarbij de sociale

stijging en integratie van etnische groeperingen

aan de orde is en de veranderende relatie tussen

stad en platteland.

Het RMNO-advies constateert dat ook de

kennishuishouding aan het decentraliseren is. De

kloof tussen wetenschap, beleid en maatschap-

pij wordt daarbij – ondanks of misschien

wel dankzij – de grote hoeveelheid kennis en

ervaring alleen maar groter: ‘De kennisinfra-

structuur is niet meer simpel een vraag-aanbod-

systeem’. De raad pleit voor beter gestructureerd

en professioneel kennismanagement waardoor

een meer optimale verzameling, uitwisseling en

gebruik van kennis wordt gestimuleerd.

G E BIE DS ON T WIKK E L ING VO OR DE D OME INE N

RUIMT E E N WONE N; DR IE V E RBINDE NDE T HE M A’S:

K R AC H T D O OR K R I M P, S TA D E N L A N D E N B E T E R E

B U U RT , R AAD VOOR RUIMT ELIJK , MILIEU- EN

NATUURONDERZOEK , ADVIE S NR . A .O8,

I SBN 978 90 723 7769 2, DEN HAAG , 2007, 64 BLZ .

Landschappelijk verantwoord ondernemen‘Agenda Landschap’ is een mooi en creatief

vormgegeven boek (door VormVijf) dat ook nog

eens gratis verkrijgbaar is bij Postbus 51. Wat

willen we nog meer? De beleidsdoelstelling van

deze agenda – van VROM en LNV – oogt immers

buitengewoon sympathiek en is gericht op het

voorkomen van eentonigheid en verschraling van

het cultuurlandschap. De verrommeling van het

landschap en het verdwijnen van karakteristieke

landschapselementen zijn aan de orde van de

dag. Nieuwe ontwikkelingen veroorzaken eenzij-

dige landschappen (kantoren, nieuwbouw, maar

ook natuur). Het kabinet zet met deze agenda

het beleid en de bestuurlijke verhoudingen

voort zoals die onder andere in de Nota Ruimte

zijn vastgelegd. Er zijn nieuwe accenten bij en

impulsen voor de invulling van eerder gemaakte

afspraken over de rolverdeling uitvoering en

borging van het beleid aangegeven, waarbij de

focus ligt op de meest bedreigde dan wel waarde-

volle landschappen. Het blijft alleen de vraag op

welke gecoördineerde wijze de uitvoering van

dit beleid tot stand komt. Er is al een immense

Aanbevolen lectuurOnder redactie van Robbert Coops ([email protected])

ROM_1209.indd Sec3:42ROM_1209.indd Sec3:42 12/9/2009 8:04:10 PM12/9/2009 8:04:10 PM

Page 45: ROM_1209 LR

december 200943

RO snippers

baaierd van

instrumenten

en publieke

en private

partners op

dit terrein

ontwikkeld en

enthousiast

aan de gang.

Alle streven

naar een

mooi en rijk

geschakeerd landschap door zorgvuldig om te

gaan met de ruimte en door publieke participatie

en duurzame fi nanciering te organiseren. Het is

de vraag of en in hoeverre het nieuwe credo van

de rijksoverheid – ‘landschappelijk ondernemen

voor iedereen’ – daar nog iets aan toe te voegen

heeft.

AG E NDA L A N D S C HA P; L A N D S C HA PPE L I J K V E R A N T-

WO OR D ONDE RNE ME N VO OR IE DE R E E N , MINI ST ERIE

VAN L ANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALI T EI T

EN HE T MINI ST ERIE VAN VOLKSHUI S VE ST ING,

RUIMT ELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER , DEN

HAAG, 2009, 72 BLZ . (ZIE OOK : WWW.MINLNV.NL OF

WWW.MINVROM.NL).

Nationale landschappen: bewaren of sparen? Iedereen is het erover eens dat waardevolle

landschappen het verdienen om bewaard of

gespaard te worden. Alleen blijken er telkens

beleidsmatige dilemma’s te zijn die vooral zijn

terug te

voeren op de

gebrekkige

regierol van

de rijksover-

heid. Er is niet

altijd sprake

van consistent

beleid, noch

van een

duidelijke

visie over

de richting waarin landschappen – onder welk

regime – zich optimaal zouden kunnen ontwik-

kelen. Ook op het gebied van de respectievelijke

verantwoordelijkheden van partners of fi nancie-

ring bestaat onduidelijkheid.

Het doel voor beschermde landschappen – tot

nu toe zijn er twintig aangewezen – blijkt niet

behoud, maar veel meer het dusdanig managen

van veranderingen dat de (h)erkende kwaliteiten

van het landschap voor toekomstige generaties

bewaard blijven. En dat onder dynamische

omstandigheden.

Het Ruimtelijk Planbureau schetst in een recente

publicatie de dilemma’s, zoals die zich in de

beleidspraktijk voordoen. Het gaat dan om

afstemming en eff ectiviteit van het beleid. Wie

heeft het nu voor het zeggen? Rijksoverheid,

provincies, gemeenten en gebiedspartners zoals

agrarische en natuurbeschermingsorganisaties,

of allemaal? En hoe kunnen belangenconfl icten

voorkomen worden? Zolang de regie van de

rijksoverheid hapert blijft het aanmodderen. Er

zal een ‘(conceptuele) consistentie op rijksni-

veau’ moeten ontstaan en het beleid moet nodig

op de schop.

JOKS JAN SSEN, NICO PIE T ER SE EN LIA VAN

DEN BROEK (2007): NAT IONA LE L A NDS C H A P -

PE N ; B E L E I D S DI L E M M A’ S I N DE PR A K T I J K , NAI

UI TGEVER S/RUIMT ELIJK PL ANBURE AU, ROT T ER-

DAM/DEN HAAG, I SBN 978 90 5662 633 4, 154 BLZ .

Pieter VerhagenOmdat het werk en de betekenis van steden-

bouwkundig ingenieur/ontwerper Pieter

Verhagen weinig aan kwaliteit heeft verloren

is het de verdienste van Marieke Steenhuis

geweest om in haar proefschrift al zijn plannen

en ontwerpen aan de vergetelheid te ontrukken.

Verhagen heeft meer dan honderd stads- en

dorpsuitbreidingen op zijn naam staan, maar is

eigenlijk alleen nog in de vakwereld bekend. Dit

in tegenstelling tot tijdgenoten als Van Eesteren

en Berlage.

Verhagen, een verwoed wandelaar en natuur-

liefhebber, werd in 1913 aangesteld bij de

gemeente Rotterdam waar de kwaliteit van het

woningbedrijf bedroevend was. ‘Zooals men daar

de straten heeft aangelegd en de huizen regen

elkander heeft aangeplakt, is dat zeer monotoon

en zoo ellendig eenvormig, als men slechts

denken kan. Alles wat leven kan brengen, wordt

daar gemist’, aldus het Rotterdamse gemeente-

raadslid Spiekman in een vlammend protest over

de toenmalige stedenbouwkundige opvattin-

gen. Verhagen was ervan overtuigd dat het wel

mogelijk was om

voor brede lagen

van de bevolking

een aantrekkelijk

woonmilieu te

creëren door

vooral veel

gebruik te maken

van plantsoenen

en water. Hij

bewees dat bijvoorbeeld in de nieuwe woonwijk

Kralingen.

‘In zijn ontwerpen verbond hij nieuwe ruimte-

lijke concepten aan de bestaande landschap-

pelijke en stedenbouwkundige context, met

als resultaat ruimtelijke composities waarin

verstedelijking en landschap niet als vijanden

tegenover elkaar stonden, maar samenkomen in

nieuwe stadslandschappen voor een verande-

rende samenleving’. In dat opzicht vormen de

ontwerpen van Verhagen (Kralingen, Hilligers-

berg, Walcheren, Den Bosch, Breda, Sappemeer,

Woerden, Wildervank) nog steeds een bewijs dat

verrommeling niet noodzakelijk is bij stedelijke

uitbreiding.

De handelseditie van het proefschrift is in alle

opzichten een genot om te lezen of door te

bladeren. Een fascinerende beschrijving met

talloze kaarten en ontwerpen.

M ARIEKE ST EENHUI S (2007) : S T E DE NB O U W I N H E T

L A N D S C HA P, PIE T E R V E R H AG E N ( 1 8 8 2 - 1 9 5 0 ) , NAI

UI TGEVER S , ROT T ERDAM, 512 BLZ . , 49,50 EURO.

Robbert Coops é

ROM_1209.indd Sec3:43ROM_1209.indd Sec3:43 12/9/2009 8:04:11 PM12/9/2009 8:04:11 PM

Page 46: ROM_1209 LR

december 200944

In januariTrendHete hangijzers in de gemeentepolitiekDoor heel Nederland heen spelen actuele ruimtelijke kwesties een bepalende rol bij de uitslag van de gemeenteraads-verkiezingen. Ze laten zien dat het voor de overheid nog uiterst moeilijk is om te kiezen tussen algemeen en particulier belang, tussen beleid voor de korte en de langere termijn, tussen economie en leefbaarheid. Opvallend is dat beleidsambtenaren en bestuurders niet gewend zijn burgers en maatschappelijke organisaties als gelijkwaardige gesprekspartners te beschouwen.

Ruimtelijk bekekenDe Tweede Urbanisatiegolf Met de demografi sche ontwikkelingen voor de toekomst ligt veelal de nadruk op de krimp van de bevolking op het platteland en de ‘randregio’s’, echter er is een fl ink aantal steden dat sterk zal groeien. Wat zijn de consequenties daarvan voor de ro?

PraktijkdossierGemeenten aan zet met RO-standaardenDoor het inwerking treden van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de praktijk van de ontwikkelingsplanologie zullen bestemmingsplannen er gaandeweg anders uit gaan zien. Gemeenten zoeken hun eigen oplossingen voor de dilemma’s bij de toepassing van de standaarden. Hoe implementeren op dit moment gemeenten de SVBP en wat zijn de eerste gebruikservaringen

Colofon

Abonnementen/klantenserviceReed klantenservice Postbus 8087000 AV Doetinchemtelefoon: 0314-358 358, fax: 0314-358 161e-mail: [email protected]

ROmagazine is gratis voor ambtenaren milieu en ro rijksoverheid, provincie, waterschappen, regiobesturen en gemeenten. Aanmelden kan via website www.romagazine.nl.

Jaarabonnement:• standaard € 161,39• studenten en VVM- en NIROV-leden € 85,86• meeleestarief (v.a. 2e abonnement op

hetzelfde adres) € 73,67 incl. btw en porti• losse nummers € 22,21 incl. btw excl. porti

Abonnementen kunnen ieder moment ingaan, doch slechts worden beëindigd indien schrifte-lijk, telefonisch of per e-mail vóór 1 november van de lopende jaargang is opgezegd. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd.

Het volgende nummer van ROmagazine verschijnt in januari. Uw opgegeven gegevens kunnen door Reed Business bv en geselecteerde bedrijven worden gebruikt voor het toezenden van informatie en/of speciale aanbiedingen. Indien u hiertegen bezwaar heeft, kunt u zich schriftelijk richten tot:

Reed Business bv t.a.v. AdresregistratiePostbus 808 7000 AV Doetinchem

ISSN 1571-0122

Jaargang 27 nr. 12december 2009

ROmagazine is het maandelijkse vak blad voor de ro’er bij gemeente en provincie, de rijksoverheid, marktpartijen en maatschappelijke organisaties. ROmaga-zine biedt actuele informatie over ontwikkelingen in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling. Aan deze uitgave is de grootst mogelijke zorg besteed: voor onvolledige/onjuiste informatie aanvaar-den auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor verbetering van onjuistheden houden zij zich aanbevolen.

RedactieadresReed Business bvPostbus 1521000 AD Amsterdamtelefoon: 020-515 91 89 of 06-485 200 20e-mail: [email protected]

RedactieMarcel Bayer (hoofdredacteur), Max Rozenboom (eindredactie), Pieter van den Brand, Martin de Jong, Michel Robles, Marieke Vos

MedewerkersPieter van den Brand, Tryntsje Dykstra, Addo van der Eijk, Mark Hendriks, Martin de Jong , Bas Husslage, Loek Kusiak, Sanne van der Most, Harry Perrée, Michel Robles, Ton van Rietbergen

UitgeverOnno Dekker

Websitewww.romagazine.nl

AdvertentiesAcquire MediaFaradaystraat 4A8013 PH Zwolletelefoon: 038-460 63 84e-mail: [email protected]

ROM_1209.indd Sec3:44ROM_1209.indd Sec3:44 12/9/2009 8:04:13 PM12/9/2009 8:04:13 PM

Page 47: ROM_1209 LR

Een gratis abonnement op ROmagazine……iets voor u?Bent u werkzaam bij de rijksoverheid, provincies, gemeenten,

waterschappen of organisaties op het gebied van ruimtelijke

ontwikkeling, dan kunt u ROmagazine vanaf februari 2009

gratis ontvangen.

Vakblad ROmagazine biedt actuele informatie over ontwikkelingen

in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en

biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling.

Stuur het formulier naar:

Reed Business bv

t.a.v. Marketing Overheid

Antwoordnummer 11725

(Postzegel niet nodig)

#

1000 RA Amsterdam

Naam q M q V

Voorletters Tussenvoegsel

Functie

Bedrijf

Adres Nr

Postcode Plaats

Telefoonnummer

E-mail

Relatienummer*

Datum Handtekening

* Heeft u al een betaald abonnement, vul uw relatienummer in, dan wordt uw abonnement automatisch omgezet. www.romagazine.nl

ROM_1209.indd Sec3:45ROM_1209.indd Sec3:45 12/9/2009 8:04:14 PM12/9/2009 8:04:14 PM

Page 48: ROM_1209 LR

Lees onze cases en ontdek hoe Eiffel ook voor uw organisatie de x kan vinden op eiffel.nl/interimmanagement

Een interim manager moet tijdelijk zijn. Z’n oplossing niet. Vind de x.

ROM_1209.indd Sec3:46ROM_1209.indd Sec3:46 12/9/2009 8:04:14 PM12/9/2009 8:04:14 PM