ROC FRIESE POORT - Wikiwijs€¦ · de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen...

24
ROC FRIESE POORT Vakdidactisch eindwerkstuk HET ARTIKEL Student Janneke Dölle Studentnummer 86179 NHL e-mailadres [email protected] Opleiding(en) Docent omgangskunde Traject Deeltijd Code toetseenheid TE.ECS.Dt.PP.13.D-Vakd.eindw.OK Deelbeoordeling Verslag Begeleider Y. Boksebeld Examinator Y. Boksebeld Inleverdatum December 2015

Transcript of ROC FRIESE POORT - Wikiwijs€¦ · de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen...

Page 1: ROC FRIESE POORT - Wikiwijs€¦ · de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen waar de gebruikers de inhoud – user generated content – bepalen en verspreiden.

ROC FRIESE POORT

Vakdidactisch eindwerkstuk HET ARTIKEL

Student Janneke Dölle

Studentnummer 86179

NHL e-mailadres [email protected]

Opleiding(en) Docent omgangskunde

Traject Deeltijd

Code toetseenheid TE.ECS.Dt.PP.13.D-Vakd.eindw.OK

Deelbeoordeling Verslag

Begeleider Y. Boksebeld

Examinator Y. Boksebeld

Inleverdatum December 2015

Page 2: ROC FRIESE POORT - Wikiwijs€¦ · de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen waar de gebruikers de inhoud – user generated content – bepalen en verspreiden.

Vakdidactisch eindwerkstuk

Janneke Dölle 2015 2

Inhoud

Voorwoord .............................................................................................................................................. 3

Inleiding ................................................................................................................................................... 4

1.1. Inleiding ........................................................................................................................................ 5

1. Het artikel: De kracht van social media! ............................................................................................. 5

1.1.1. Deelvragen ........................................................................................................................... 10

1.2. Context ....................................................................................................................................... 15

1.2.1. Contextbeschrijving vanuit de psychologie ......................................................................... 15

1.2.2. Contextbeschrijving vanuit de sociologie ............................................................................ 17

1.2.3. Microniveau ......................................................................................................................... 18

1.2.4. Mesoniveau ......................................................................................................................... 18

1.2.5. Macroniveau ........................................................................................................................ 18

1.3. Conclusie .................................................................................................................................... 19

Bijlage 1 Plan van aanpak ...................................................................................................................... 20

Geraadpleegde bronnen en literatuur .............................................................................................. 22

Nawoord ................................................................................................................................................ 23

Literatuurlijst ......................................................................................................................................... 24

Page 3: ROC FRIESE POORT - Wikiwijs€¦ · de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen waar de gebruikers de inhoud – user generated content – bepalen en verspreiden.

Vakdidactisch eindwerkstuk

Janneke Dölle 2015 3

Voorwoord Voor u ligt het artikel dat is geschreven in opdracht van het vakdidactisch eindwerkstuk. Hierbij is uitgegaan van de richtlijnen van de studiewijzer vakdidactisch eindwerkstuk jaargroep 2012 en de bijbehorende beoordelingscriteria. Het artikel is de verantwoording van de lessenreeks social media. Ik wil mijn collega’s en docent Yvonne Boksebeld bedanken voor de begeleiding en de feedback. Veel leesplezier.

Janneke Dölle

Leeuwarden, december 2015

Page 4: ROC FRIESE POORT - Wikiwijs€¦ · de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen waar de gebruikers de inhoud – user generated content – bepalen en verspreiden.

Vakdidactisch eindwerkstuk

Janneke Dölle 2015 4

Inleiding Sinds augustus 2014 ben ik werkzaam als docent op de Friese Poort. Tijdens werkplekleren 4 heb ik een lessenreeks ontwikkeld over social media. Het doel van de lessenreeks is bewustwording bij jongeren door het geven van voorlichting en bespreekbaar maken van social media gerelateerde onderwerpen. Steeds vaker worden jongeren geconfronteerd met de negatieve kanten van social media. Denk bijvoorbeeld aan sexting: seksueel getinte berichtjes of foto’s die zonder toestemming door middel van social media worden verspreid. In het document vakdidactisch eindwerkstuk heb ik de transfer gemaakt tussen de theorie en praktijk. In het artikel heb ik relevante informatie verwerkt dat aansluit bij de lessenreeks. Immers, door middel van literatuuronderzoek is de achtergrondinformatie compleet en kan de docent met voldoende kennis de onderwerpen behandelen. Met het schrijven van het artikel door middel van onderzoek en literatuurverdieping heb ik theorie en praktijk gekoppeld. Het resultaat hiervan is een praktisch uitvoerbare lessenreeks met een theoretische verantwoording. Het reflectieverslag is een apart document. Mijn leervragen oftewel het voorwerk heb ik in dit document bijgevoegd. Mijn visie op onderwijs, leren en omgangskunde heb ik in de docentenhandleiding toegevoegd.

Page 5: ROC FRIESE POORT - Wikiwijs€¦ · de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen waar de gebruikers de inhoud – user generated content – bepalen en verspreiden.

Vakdidactisch eindwerkstuk

Janneke Dölle 2015 5

1.1. Inleiding

Hoe begeleid je studenten in

het gebruik van social media? In de huidige maatschappij is de rol van het internet en de social media groot. Dit brengt nieuwe risico’s met zich mee en vertaalt zich naar het opgroeien en opvoeden van kinderen. Het vergroten van de weerbaarheid van kinderen ten aan zien van deze risico’s is dus van groot belang, evenals de signalering en ondersteuning door opvoeders. Vanuit de praktijk is er behoefte om een meer preventieve aanpak te hanteren en voorlichting geven. In de afgelopen decennia is het internet een steeds belangrijker rol gaan spelen in onze maatschappij. Werd internet in de vorige eeuw nog voornamelijk gebruikt voor het raadplegen van informatie, in de 21ste eeuw is het een medium voor interactie geworden. Het wordt gebruikt voor het toepassen van twee- of meerzijdige communicatie (O’ Reilly, 2005). Om te communiceren via het internet wordt gebruik gemaakt van zogeheten sociale media. Sociale media is de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen waar de gebruikers de inhoud – user generated content – bepalen en verspreiden. Zo delen gebruikers informatie, ervaringen en kennis op basis van tekst, afbeeldingen, audio en video. Er is sprake van interactie tussen de gebruikers van de sociale media. Dit wordt gezien als een hoofdaspect van Web 2.0 (Heerschap en Van Velzen, 2011). Web 2.0 duidt op het cluster van technologieën, instrumenten en applicaties die sociale media ondersteunen.

De ontwikkeling van de sociale media verloopt erg snel. Zo snel, dat het lastig is om aan te geven welke platformen wel of niet onder sociale media vallen. Bij sociale media wordt al snel gedacht aan de bekende sociale netwerkdiensten als Facebook, Hyves en Twitter. Deze netwerken zijn echter maar één verschijningsvorm van sociale media. In Nederland wordt breed gebruik gemaakt van sociale media, als vrijetijdsbesteding maar ook professioneel. Zo zet de overheid sociale media steeds meer in om de communicatie en interactie met de burger te verbeteren. In het politieke domein worden sociale media vaak gebruikt om feedback van burgers te krijgen en voorkeuren te peilen (Effing et al., 2012). Bedrijven zetten sociale media in om feedback van klanten te krijgen en voor marketingdoeleinden, bijvoorbeeld om een specifieke doelgroep te bereiken (Harris en Rae, 2009). Vanwege dit grote en toenemende belang is het thema sociale media sinds enkele jaren in de Enquête ICT-gebruik huishoudens en personen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) opgenomen. Op basis hiervan kan het gebruik van sociale media en kenmerken van gebruikers in beeld worden gebracht. Onder het gebruik van sociale media worden internetactiviteiten verstaan als berichten plaatsen op een chatsite, instant messaging via bijvoorbeeld MSN, deelname aan sociale netwerken zoals Hyves, Facebook of Twitter, deelname aan professionele netwerken zoals LinkedIn, of het lezen of zelf bijhouden van weblogs. (CBS, 2013)

1. Het artikel: De kracht van social media!

Page 6: ROC FRIESE POORT - Wikiwijs€¦ · de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen waar de gebruikers de inhoud – user generated content – bepalen en verspreiden.

Omgangskunde: vroeger, nu en in de toekomst. Het vakgebied omgangskunde kenmerkt zich door het aanleren van sociale vaardigheden die leerlingen nodig hebben voor hun toekomstige baan in de gezondheidszorg, de welzijnssector of de dienstverlening. Praktijk In de praktijk kan de docent omgangskunde in het VMBO ingezet worden als groepsdocent, mentor, stagebegeleider, studieloopbaan begeleider. Vooral binnen het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs is behoefte aan leraren die kunnen omgaan met complexe praktijksituaties van leerlingen die extra zorg en begeleiding nodig hebben. De huidige ontwikkelingen in het VO en MBO zijn erop gericht onderwijs te verzorgen, waarbij het coachen en de begeleiding van leerlingen centraal staat. Afgestudeerden van de opleiding omgangskunde zijn hier specifiek voor opgeleid.

Mijn visie

Het is een positieve ontwikkeling dat het gedrag en gedragsverandering van een leerling centraal wordt gesteld. Door complexe praktijksituaties waar docenten mee te maken krijgen is het een goede ontwikkeling dat er mensen worden opgeleid die specifiek ondersteuning kunnen bieden aan leerlingen die extra zorg nodig hebben. Het is belangrijk dat een leerling leert (sociale vaardigheden) hoe hij/zij in de maatschappij dient te functioneren en vervolgens de koppeling maken naar de beroepscontext waarvoor zij worden opgeleid. Als een leerling goed begeleid wordt tijdens het leerproces en weet wat zijn/haar drijfveren zijn zal dit leiden tot een goed opgeleide leerlingen met kansen op de arbeidsmarkt wat zijn/haar deelname aan de maatschappij zal vergroten.

Ontwikkelingen door de jaren heen Ruim veertig jaar geleden is het vakgebied omgangskunde geïntroduceerd. Op 1 augustus 1968 trad de Mammoetwet voor het voortgezet onderwijs in werking. Op één punt bleek deze wet bij de start al verouderd. De wet als formeel organisatorisch kader voor een samenhangend systeem van scholen voor voortgezet onderwijs bleek niet het antwoord op de in 1968 opkomende democratisering beweging en de vertaling daarvan voor de inhoud van het onderwijs. Rond 1970 bleek ook dat de Mammoetwet een merkwaardige leemte bevatte. Er was een sluitend stelsel voor algemeen vormend voortgezet onderwijs. Dat gold ook voor het technisch en economisch beroepsonderwijs, dat toen vrijwel uitsluitend door jongens werd gevolgd. De rol van de vrouw Het typische meisjesonderwijs – het huishoudonderwijs en de opleidingen voor de zorgsector – ontbeerde zo’n sluitende regeling. In de periode die vooraf ging aan het vaststellen van de Mammoetwet ontbrak tot 1963 zowel het politieke bewustzijn als de politieke wil om dat gebied voldoende aandacht te geven. In de jaren 1964-1974 groeide de (politieke) belangstelling voor de opleidingen ten behoeve van welzijnswerk en voor de rol van het meisje als vrouw in de maatschappij, zodat dit gat in de wet kon worden gedicht. Parlementair werd besloten tot herstructurering van het mhno/mspo. Het mhno/mspo nieuwe stijl werd later omgedoopt tot mdgo en heet daarna mbo sector Zorg en Welzijn.

Page 7: ROC FRIESE POORT - Wikiwijs€¦ · de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen waar de gebruikers de inhoud – user generated content – bepalen en verspreiden.

Vakdidactisch eindwerkstuk

Janneke Dölle 2015 7

Consequenties Voor het vak omgangskunde had deze ontwikkeling de volgende consequenties: 1. zeer nauwe binding van onderwijs en

persoonlijke ervaring; 2. onderwerpen niet kiezen omdat ze

vanuit het wetenschappelijk denkkader een sluitend

3. geheel vormen, maar op basis van hun samenhang met de directe levenspraktijk en maatschappelijke ontwikkelingen;

4. sociale vorming als aspect van persoonlijkheidsvorming;

5. sociale vorming als dimensie van beroepsvorming;

6. emancipatorische educatie van mbo-leerlingen;

7. omgangskunde profileren als leergebied.

Het doen werd belangrijker. Het mbo moest mensen praktisch opleiden, zonder scheiding tussen theorie en praktijk. Dit leidde tot het ontstaan van het leergebied (later vakgebied of vak) omgangskunde, waarin naast bovengenoemde aandachtspunten ook het volgende belangrijk werd:

Het leergebied organiseren tot een eenheid van kennen en ervaren; didactisch

georganiseerde verwevenheid van leren en praktijk.

Het leren om bewust, weloverwogen te handelen als hoofddoel stellen voor het leergebied.

Het voor alle onderwijsactiviteiten – dus zowel de lessen omgangskunde, de methodische werkbegeleiding als de stagebegeleiding / beroepspraktijkbegeleiding – loslaten van het principe van “afleiden uit wetenschappelijke disciplines”. In plaats daarvan werden de onderwerpen consequent afgeleid uit basisfenomenen van de tussenmenselijke omgang.

Beroepsvoorbereiding Onder invloed van de humanistische psychologie en maatschappelijke veranderingen was er aanvankelijk veel aandacht voor de sociale vorming en de persoonlijke ontwikkeling van studenten en mbo-leerlingen. In de jaren negentig verschoof het accent, onder invloed van het “afnemende veld” (bedrijfsleven, de zorgsector, het toekomstige werkveld van leerlingen), naar de beroepsvoorbereidende kant van omgangskunde. Voor beroepsopleidingen betekende dit: aandacht voor de mensen waarmee men in het toekomstig beroep te maken krijgt en het handelen hierop afstemmen. Al deze mensen zijn verschillend en men moet daar op een professionele manier mee om kunnen gaan. De laatste jaren blijkt in de praktijk dat de docent omgangskunde in het VMBO ingezet wordt als groepsdocent, mentor, stagebegeleider, studieloopbaan begeleider. Vooral binnen het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs is behoefte aan leraren die kunnen omgaan met complexe praktijksituaties van leerlingen die extra zorg en begeleiding nodig hebben.

Betekenis van Omgangskunde Bekwaam in de psycho-sociale dynamica van het leven. Van jezelf, samen met de ander en alle anderen. Omgangskunde is een interdisciplinair vakgebied. Het is een studie van gedrag en gedragsverandering. Aan de basis staan wetenschappen als psychologie, agologie en sociologie. Relevante deelgebieden van deze wetenschappen zijn kinder - en adolescentiepsychologie, psychologie van de volwassen mens en van de ouderwordende mens, sociale psychologie en groepsdynamica, gezins - en medische sociologie, organisatiekunde. Leren en veranderen, gedrag en gedragsverandering staan centraal in Omgangskunde. Onderwijskunde is daarom niet alleen relevant voor de lerarenopleiding maar ook voor het vak Omgangskunde.

Page 8: ROC FRIESE POORT - Wikiwijs€¦ · de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen waar de gebruikers de inhoud – user generated content – bepalen en verspreiden.

Vakdidactisch eindwerkstuk

Janneke Dölle 2015 8

De student leert over gespreksvoering, rollenspel, counselen, leerbegeleiding geven aan stagiaires, etc. Het is van belang dat de student deze kennis zodanig ‘internaliseert’ dat hij deze in de praktijk kan toepassen. De student oefent zich methodisch in sociale vaardigheden, begeleidingsvaardigheden en ontwikkelingsvaardigheden (leren leren). Reflectie staat daarin centraal. Die kennis komt vrijwel altijd uit de sfeer van de sociale wetenschappen. (Rijswijk, 2003/2008) De docent als coach Coachen betekent de ander verder helpen in zijn ontwikkeling op basis van zijn hulpvraag en op basis van veiligheid en vertrouwen. Een effectieve coachende docent roept zelfstandig gedrag op bij studenten. Iedere student is bezig met zijn eigen opdracht. De studenten tonen betrokkenheid van begin tot het einde van de les. Immers, ze werken vanuit hun eigen opgestelde studieplan. De coachende docent sluit aan bij mijn visie op onderwijs: het nieuwe leren. Het gedrag van de coachende docent

is gericht op individuele mogelijkheden

monitort de voortgang van het individuele proces

administreert de voortgang

loopt door de ruimte, voort individuele gesprekken

laat studenten reflecteren op hun leerproces en leeractiviteiten

organiseert het leerproces

werkt taakgericht

let op onderlinge sociale interactie

geeft zaken uit handen

kan loslaten

Competenties van de coachende docent

Reflecteren: inzicht hebben in eigen sterktes en zwakten. Op basis hiervan acties ondernemen om eigen kennis en vaardigheden en competenties te vergroten/ verbeteren en zodoende beter te presteren.

Leerproces gericht: laten blijken goed geïnformeerd te zijn over de ontwikkelingen van leerprocessen bij mensen.

Coachen: brengt studenten tot prestaties door stelselmatig terug te koppelen, samen met hen oorzaken en successen en falen na te gaan, mogelijkheden tot verbetering te onderzoeken en aanwijzingen te geven en oefeningen aan te bieden.

Samenwerken: levert een actieve bijdrage aan een gezamenlijk resultaat of aan de oplossing van een probleem, ook wanneer de samenwerking een onderwerp betreft dat niet direct van persoonlijk belang is. (Slooter, 2013)

Constructivisme

Het constructivisme benadrukt de actieve rol van de lerende bij het verwerken van informatie en het verwerven van kennis. De student is zelf actief met de leerstof bezig waardoor hij de stof beter begrijpt en het geleerde ook beter beklijft. In de visie van het constructivisme is het van wezenlijk belang dat bestaande voorkennis van studenten gekoppeld wordt aan de nieuwe leerstof. Deze visie wordt ook bevestigd vanuit de neurobiologie, waarin is aangetoond dat nieuwe leerstof makkelijker zijn weg vindt in het geheugen wanneer er aanknopingsmogelijkheden zijn bij al bestaande kennis. Een leerproces is een individueel proces. Omdat voorkennis een individueel gegeven is aangezien iedereen andere voorliggende ervaringen heeft, zal ook dat wat iemand leert altijd uniek zijn.

Page 9: ROC FRIESE POORT - Wikiwijs€¦ · de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen waar de gebruikers de inhoud – user generated content – bepalen en verspreiden.

Vakdidactisch eindwerkstuk

Janneke Dölle 2015 9

Daarmee is ook het verwerken van nieuwe leerstof uiteindelijk een individueel proces, en elke student maakt dus een eigen uniek mentaal beeld van de werkelijkheid. Bovendien is de student in staat om middels zelfreflectie zijn mentale beelden bij te schaven of te veranderen. Omdat de andere studenten andere voorkennis en andere associaties hebben, zal ook hun interpretatie anders zijn. Als studenten nu hun eigen kennis spiegelt aan de kennis van anderen, wordt de eigen kennis verrijkt. Een ander sociaal aspect waar in het constructivisme op wordt gewezen, is dat er ook geleerd wordt door waar te nemen: door te kijken hoe iemand die ‘het vak al verstaat’ handelt, kan de student voor zichzelf construeren hoe hij het moet aanpakken. De meerwaarde van het constructivisme ligt vooral bij het expliciteren van kennis. Met het inzetten van constructivistische leermethoden kan voorkomen worden dat studenten een overdosis aan passieve kennis krijgen aangeboden waar zij uiteindelijk weinig aan zullen hebben of snel zal vervliegen. Ook de actieve betrokkenheid van de student bevordert het begrip van de leerstof en de kans dat de nieuwe leerstof beklijft. Bovendien zal de student, die immers zelf het wiel moet uitvinden, ook zelf betekenis aan de leerstof toekennen en daardoor voor zichzelf de meest effectieve manier zoeken om de nieuwe stof in het geheugen op te slaan. (Geerts, 2011) Deze leertheorie sluit aan bij mijn visie op het nieuwe leren.

Page 10: ROC FRIESE POORT - Wikiwijs€¦ · de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen waar de gebruikers de inhoud – user generated content – bepalen en verspreiden.

Vakdidactisch eindwerkstuk

Janneke Dölle 2015 10

1.1.1. Deelvragen

Op welke wijze kan ik het gebruik

van social media integreren in mijn dagelijkse lespraktijk? Een goed leerklimaat is een voorwaarde voor veel studenten om te kunnen leren. Kohn (1996) maakt een interessant onderscheid in het begrip leerklimaat. Hij stelt dat we van studenten pas kunnen verwachten dat ze actief zijn, wanneer ze daadwerkelijk deelnemer zijn in de klas, wanneer ze actief betrokken zijn bij het klassengebeuren en daarin ook iets te vertellen hebben: wanneer ze een stem hebben. In een leerklimaat waarin verwacht wordt dat studenten meer verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen leerproces zullen docenten met studenten moeten werken in plaats van voor studenten werken. Kohn noemt dat het aangaan van een dialoog en het bieden van keuzes een ‘werken met’ leerklimaat. (Ebbens, 2013) Deci (1990) en Stevens (1997, 2002) omschrijven leerklimaat helder: ‘dat wat studenten, mensen nodig hebben om optimaal te kunnen functioneren.’ Zij benoemen drie basisbehoeften voor studenten die algemeen geldend zijn, maar zeker in leerprocessen: autonomie, relatie en competentie. Hun veronderstelling is dat wanneer aan deze drie basisbehoeften voldaan wordt, leerlingen in staat zijn actief mee te denken in hun eigen leerproces. De drie basisvoorwaarden kunnen gezien worden als voorwaarden voor het vormgeven van het eigen leren en daarmee als voorwaarden van een leerklimaat. Autonomie verwijst naar de ervaring van de student dat hij iemand is. Dat hij eigen besluiten kan nemen en zelf iets kan ondernemen zonder hulp van anderen. Relatie verwijst naar erbij horen. De student heeft het gevoel welkom te zijn in de klas.

Hij maakt onderdeel uit van een groep en heeft in die groep een plek gevonden waar veiligheid is. Competentie wil zeggen dat de student voelt wat hij kan en in de klas de indruk heeft dat hij kan wat er gevraagd wordt, dat zijn prestaties ertoe doen. (Ebbens, Effectief leren, 2013) In de bovenstaande literatuur wordt beschreven wat een student nodig heeft om effectief te kunnen leren. Als een student eigen verantwoordelijkheid heeft over zijn leerproces wordt het effectief leren vergroot. In de lespraktijk kun je social media integreren door er een opdracht aan te koppelen die aansluit bij een thema bijvoorbeeld ‘versterk je netwerk’. Ook bij het thema ‘solliciteren moet je leren’ kun je een opdracht koppelen. Laat de studenten elkaar googlen en de bevindingen met elkaar delen. Welke informatie houd je voor jezelf en welke informatie deel je met anderen? Wat ziet een werkgever als hij je naam googled?

Een leeromgeving is krachtig als hij aansluit bij de individuele kenmerken van de student. Alle studenten zijn immers verschillend. In een krachtige leeromgeving wordt de benaderingswijze afgestemd op de verschillende leerstijlen van de individuele student. Figuur 1 Leerstijlen van Kolb

Page 11: ROC FRIESE POORT - Wikiwijs€¦ · de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen waar de gebruikers de inhoud – user generated content – bepalen en verspreiden.

Vakdidactisch eindwerkstuk

Janneke Dölle 2015 11

Op welke wijze kan ik onderwerpen als cyberpesten, sexting en grooming bespreekbaar maken in de lespraktijk? Het onderwijsleergesprek is een werkvorm die je kunt toepassen als het gaat om bespreekbaar maken van een specifiek thema. Bij een onderwijsleergesprek stelt de docent van tevoren een cognitief doel vast (wat wil ik de leerlingen leren). Dat doel, informatie verschaffen over een specifiek thema/onderwerp, wil hij bereiken door met de hele klas over het onderwerp in gesprek te gaan en de studenten met vragen te stimuleren zoveel mogelijk zelf de nieuwe kennis te ontdekken. Aangezien een beroep wordt gedaan op voorkennis, is deze werkvorm uitstekend om een nieuw thema te introduceren. Het activeert en verfrist immers diverse voorkennis waaraan de nieuwe leerstof gerelateerd kan worden. Een goed onderwijsleergesprek begint bij een gedegen voorbereiding. Nadat de docent het cognitief doel heeft vastgesteld, bedenkt hij relevante vragen die gerelateerd zijn aan dit doel en die bedoeld zijn om de studenten aan het denken te zetten zodat ze uiteindelijk zelf nieuwe kennis construeren. Het is handig als de studenten in een U-vorm zitten en elkaar kunnen zien. Daarna stelt de docent een openingsvraag aan de klas bijvoorbeeld wie kan in eigen woorden het begrip cyberpesten uitleggen? Een of meerdere studenten zullen reageren op deze vraag. Afhankelijk van deze reacties worden vervolgvragen gesteld. Het cognitieve doel van een onderwijsleergesprek is alleen te bereiken als je het denken van de student centraal stelt. Dat doe je door goed te luisteren naar wat de studenten antwoorden. Zo kun je inzicht krijgen in de denkprocessen van je studenten en verschillende invalshoeken een kans geven.

Als het goed is worden studenten enthousiast omdat ze zelf hebben kunnen meedenken, en zeker wanneer ze als groep het idee krijgen dat ze elkaar aanvullen in denkstappen en daarmee samen bezig zijn nieuwe kennis te construeren. Niets is zo motiverend als gezamenlijk ontdekken dat je nieuwe kennis kunt verwerven door voort te bouwen op al aanwezige voorkennis. Docenten moeten beantwoordbare vragen stellen. De vragen moeten zijn afgestemd op het juiste cognitieve niveau. Deze denkniveaus voor vragen zijn afgeleid van de taxonomie van Bloom. Bloom onderscheidt de volgende zes hoofdcategorieën van simpel tot vergevorderd niveau van de student. 1. Kennis: het kunnen onthouden van

informatie; 2. Begrip: de informatie snappen (inzicht

op het laagste niveau); 3. Toepassing: de informatie kunnen

gebruiken; 4. Analyseren: een onderwerp

systematisch kunnen onderzoeken, uiteenrafelen in delen;

5. Synthetiseren: kennis van verschillende onderwerpen tot een nieuw geheel kunnen samenvoegen;

6. Evalueren: een oordeel kunnen geven op basis van criteria. (Geerts, Handboek voor leraren, 2011)

Page 12: ROC FRIESE POORT - Wikiwijs€¦ · de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen waar de gebruikers de inhoud – user generated content – bepalen en verspreiden.

Vakdidactisch eindwerkstuk

Janneke Dölle 2015 12

Op welke wijze kan ik studenten bewust maken van de gevaren en hun eigen gedrag in het gebruik van social media? Het virtuele leven is een niet te stoppen revolutie. ‘Tegen’ zijn is niet aan de orde, het begeleiden van riskante bijverschijnselen des temeer. Want ook in de virtuele wereld, waar zij zich zo goed thuis voelen, missen jongeren het vermogen om risico’s in te schatten. Jongeren denken aan nu, niet aan later. Nu is die grappige foto van dat uit de hand gelopen feest misschien nog leuk maar dat ligt anders als een werkgever acht jaar later bij het Googlen op dezelfde informatie stuit. Docenten en ouders die jongeren tegen dit soort problemen beschermen, doen niets fout. (Nelis, 2012) Het is belangrijk dat je als docent kan omgaan met verschillen. In veel opzichten maken studenten een gelijksoortige ontwikkeling door, maar er zijn ook veel aspecten waarop ze van elkaar kunnen verschillen, bijvoorbeeld afkomst, thuissituatie, opgedane ervaringen, capaciteiten, ontwikkelingsniveau, interesses, sociale vaardigheden en lichamelijke kenmerken maar ook de manier waarop de leerstof verwerkt wordt en de problemen die je daar mee kunt ondervinden. De lessenreeks is afgestemd op de individuele behoefte en de behoefte van de groep. Op basis daarvan is bepaald welke werkvormen en opdrachten er aangeboden worden en hoe je de instructie geeft. In de lessenreeks heb ik een opdracht reflecteren toegevoegd. Reflecteren is een vorm van bewust nadenken. Door na te denken over wat je doet word je je bewust van de redenen van je handelen, van de gevoelens die je hebt en van de gevolgen van je acties voor anderen. Reflecteren geeft je de mogelijkheid om de volgende keer bewust voor een andere aanpak te kiezen. Door middel van reflectie krijgen studenten inzicht in hun eigen gedrag.

Maar ook door met elkaar in gesprek te gaan en ervaringen te delen. Deze werkvormen zijn in de lessenreeks uitgewerkt. Is er een verschil tussen jongens en meisjes in het gebruik van social media? Jongeren zitten gemiddeld 2,8 uur per dag achter de computer. Eenzaam internetgedrag komt vaker voor bij meisjes (12,4%) dan bij jongens (7,2 %). Bij jongeren uit autoritaire gezinnen (20%), bij jongeren tot 15 jaar en bij jongeren met een lagere opleiding bijna 20% van de jonge meisjes op basisniveau behoort tot de eenzamen internetters. (Wal, 2011) Meisjes vormen daarmee een groter risico voor de gevaren van internet.

Page 13: ROC FRIESE POORT - Wikiwijs€¦ · de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen waar de gebruikers de inhoud – user generated content – bepalen en verspreiden.

Vakdidactisch eindwerkstuk

Janneke Dölle 2015 13

Waarom is het belangrijk dat je aansluit bij de leefwereld van jongeren? Het lastige is dat ouders de technologische ontwikkelingen niet altijd kunnen bijbenen. Jongeren zijn in veel opzichten voor. Omdat ouders nauwelijks zicht hebben op de belevenissen van hun pubers, begrijpen ze weinig meer van hun leefwereld. In de beslotenheid van hun kamer verkennen pubers de jongerenwereld. Van een plek om te slapen is de slaapkamer voor jongeren een complete leefomgeving geworden. Voor informatie, entertainment of sociale contacten hoeven ze de kamer niet meer uit. Het gevolg is dat ouders hun kinderen gaan overschatten. Ze zijn zo onder de indruk van al die technokennis en hippe gadgets dat ze ervan uitgaan dat daarachter in het hoofd van hun puber een samenhangend wereldbeeld schuilgaat. Ze denken dat hun jonge computerexpert al die digitale informatie ook wel op waarde zal weten te schatten. En ze veronderstellen dat hun zo op privacy gestelde puber ook op internet wel zorgvuldig zal omgaan met persoonlijke feiten en gegevens. Het tegendeel is waar. (Nelis, Puberbrein binnenstebuiten, 2012) Als je aansluit bij de leefwereld van jongeren kun je hen begeleiden in het gebruik van social media. Door interesse te tonen en betrokken te zijn bij de leefwereld zal de jongere meer informatie delen en eventueel om hulp vragen als dat nodig is. Door aan te sluiten bij de leefwereld van jongeren kun je in gesprek gaan en neemt het zelfbewust omgaan ten opzichte van social media toe.

Waarom is de samenwerking en betrokkenheid van ouders belangrijk?

Figuur 2 Pedagogische Driehoek OBS de Poolster

De begeleiding van de student krijgt vorm in een pedagogische driehoek. De docent vertegenwoordigt de school en moet de ouders informeren over de student: dat kan via nieuwsbrieven, sites, ouderportaal, schriftelijke rapportages en gesprekken. Als de pedagogische driehoek goed functioneert is er relatief weinig contact nodig tussen school en ouders. De mate van betrokkenheid kan van invloed zijn op het leerproces en de persoonlijke ontwikkeling van de student. Als de ouders betrokken zijn en actief deelnemen aan het leerproces van hun kind is er sprake van een goede samenwerking. De samenwerking tussen school, student en ouders kunnen de leerprestaties van de student vergroten. Immers, de student voelt de betrokkenheid van zijn ouders en school. Ouders die bewust hun kind naar een bepaalde school sturen en zich daar dan ook zelf voor inzetten, zijn echter vooral hoogopgeleide ouders. Ouders die om andere, vaak praktische redenen kiezen voor een bepaalde school, zijn daardoor ook veel minder betrokken en gedragen zich minder als verantwoordelijke burgers en meer als consumenten die van school ‘diensten afnemen. (Geerts, Handboek voor leraren, 2011)

Page 14: ROC FRIESE POORT - Wikiwijs€¦ · de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen waar de gebruikers de inhoud – user generated content – bepalen en verspreiden.

Vakdidactisch eindwerkstuk

Janneke Dölle 2015 14

Heeft opleidingsniveau hier iets mee te maken? Het Sociaal Cultureel Planbureau meldt dat het milieu van herkomst nog steeds sterke invloed op de schoolkeuze heeft.

Van kinderen van wie de hoogst opgeleide ouder hbo-niveau heeft, volgt ruim de helft een havo- of vwo-opleiding. Van kinderen van wie de hoogst opgeleide ouder academisch niveau heeft, is dat driekwart.

Kinderen van laagopgeleide ouders zijn op havo en vwo sterk ondervertegenwoordigd: slechts 13 procent van de kinderen met hoog opgeleide ouder basisschool; 17 procent met hoog opgeleide ouder lbo-mavoniveau.

Ook het verschil tussen studenten met een allochtone en autochtone achtergrond is aanzienlijk. Studenten met een Turkse en Marokkaanse achtergrond zijn op het vmbo in de meerderheid (bijna 60 procent) en zij stromen nauwelijks door naar havo of vwo.

De verdeling van de Surinaamse en Antilliaanse studenten lijkt meer op die van autochtone studenten. Ten opzichte van de autochtone studenten en studenten van Turkse en Marokkaanse afkomst nemen zij een middenpositie in.

In het algemeen gaan studenten naarmate ouders hoger opgeleid zijn vaker zonder omweg naar een hbo- of wo-opleiding. Indirecte stapeltrajecten, ook leidend tot hoger onderwijs worden vaker door studenten van laagopgeleide ouders gevolgd. (Geerts, Handboek voor leraren, 2011) Ongeveer zeven op de tien internetgebruikers maakten in 2012 gebruik van sociale media. Het gaat dan om één of meer van de volgende activiteiten: berichten plaatsen op chatsites, instant messaging zoals MSN, deelname aan sociale netwerken zoals

Facebook, Hyves of Twitter, deelname aan professionele netwerken zoals LinkedIn en weblogs lezen of bijhouden. Vooral sociale netwerken zijn populair. Hiervan maakt ruim de helft van de internetters gebruik. Het gebruik van deze sociale netwerken en ook van professionele netwerken is tussen 2011 en 2012 toegenomen. Het gebruik van de andere vormen van sociale media is in deze periode niet veranderd. Nederland behoort samen met Denemarken en Zweden tot de top van sociale mediagebruikers in de Europese Unie. Het aandeel sociale mediagebruikers is duidelijk hoger dan in andere West-Europese landen zoals België, Duitsland en Frankrijk. Het gebruik van sociale media varieert sterk naar leeftijd. Ongeveer negen op de tien jonge internetters maken gebruik van sociale media, van de oudere internetters twee à drie op de tien. Het sociale mediagebruik verschilt relatief weinig naar geslacht, herkomst en opleiding. Sociale mediagebruikers maken meer gebruik van (mobiel) internet. Ze beschikken ook meer over algemene internetvaardigheden: ze zijn vaardiger in allerlei andere internetactiviteiten zoals zoekmachines gebruiken, bellen via internet e.d. Het gebruik van sociale media wordt het sterkst beïnvloed door leeftijd. Geslacht, herkomst en opleiding zijn niet of nauwelijks van invloed. Ook internetvaardigheid heeft een relatief grote verklaringskracht voor het gebruik van sociale media. (Akkermans, 2013)

Page 15: ROC FRIESE POORT - Wikiwijs€¦ · de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen waar de gebruikers de inhoud – user generated content – bepalen en verspreiden.

Vakdidactisch eindwerkstuk

Janneke Dölle 2015 15

1.2. Context

1.2.1. Contextbeschrijving vanuit de psychologie Jongeren voelen zich waardevol als zij iets voor een ander kunnen betekenen. Het delen van informatie via social media is een belangrijke motivator. Bijvoorbeeld een artikel over relaties wat aansluit bij de leefwereld. Of een hilarische video van een dansende kat die wordt gedeeld. Uit het onderzoek van NYT blijkt dat 94% van de mensen nadrukkelijk nadenkt over hoe bruikbaar de informatie die ze willen delen is voor de ontvanger. En 49% hoopt bovendien dat ze door informatie te delen anderen van mening kunnen laten veranderen en tot actie kunnen aanzetten. De tweede motivator is de behoefte om zich te manifesteren. Om de wereld te laten zien wie ze zijn en waar ze voor staan. Want de informatie die je laat zien zegt veel over wie je bent. Over in ieder geval hoe je wilt dat anderen je zien. “Ik deel alleen informatie die het imago dat ik wil uitstralen versterkt: bedachtzaam, rationeel, vriendelijk, geïnteresseerd in en gepassioneerd over bepaalde zaken.” NYT onderzoek:: 68% deelt om anderen een beter beeld te geven van wie ze zijn en wat ze beweegt. Een sterke motivatie om te delen hoort bij onze behoefte om bij een groep gelijkgestemden te horen. Door informatie te delen met mensen om je heen laat je ze weten dat je aan ze denkt en om ze geeft. Het is een manier om je relaties te cultiveren. En ook om nieuwe relaties aan te gaan met gelijkgestemden.

“Ik mis de kameraadschappelijkheid en conversaties op Facebook. Ik heb constant het gevoel dat ik dingen mis zonder die verbinding.”

NYT onderzoek: 78% deelt informatie online omdat het ze in contact houdt met mensen die ze anders niet snel zouden spreken. En 73% deelt informatie omdat het ze in contact brengt met gelijkgestemden. Waardering van anderen is een sterke motivator. Wanneer we waardevolle informatie delen met derden verwachten we daar waardering voor terug. En als we die waardering krijgen genieten we daarvan. Het geeft ons het gevoel dat we ertoe doen.

“Ik geniet ervan als mensen vinden dat ik waardevolle informatie heb gestuurd en dat m’n vrienden het aan hun vrienden doorsturen, omdat het zo nuttig is. Ik voel me daardoor waardevol.”

NYT onderzoek:: 69% deelt informatie omdat ze daardoor meer waardering

krijgen van hun omgeving. Mensen voelen zich door social media veel beter in staat dan vroeger om invloed uit te oefenen op zaken waarbij ze zich betrokken voelen. (Hall, 2014) Sherry Turkle, een vooraanstaand psycholoog werkzaam bij MIT in Amerika, doet al jaren onderzoek naar dit onderwerp: “Het altijd en overal online zijn lijkt tegenwoordig volslagen normaal, maar dat is niet hetzelfde als zeggen dat het gezond of duurzaam is, want technologie – en hetzelfde geldt voor alcohol – wordt bij frequent gebruik de oorzaak én de oplossing voor alle problemen die wij hebben.”

Page 16: ROC FRIESE POORT - Wikiwijs€¦ · de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen waar de gebruikers de inhoud – user generated content – bepalen en verspreiden.

Vakdidactisch eindwerkstuk

Janneke Dölle 2015 16

Het nieuwe mobiele, razendsnelle, sociale en altijd aanwezige internet heeft effecten op ons welzijn en onze gezondheid. Het kan ons niet alleen dommer en eenzamer maken, maar ook gestresst en depressief. Bovendien maakt het ons gevoelig voor Obsessive-Compulsive (OCD) en Attention-Deficit Disorders (ADD) en het kan zelfs leiden tot psychotische klachten. Vooraanstaande wetenschappers uit de hele wereld geven aan dat de nieuwe internet-ontwikkelingen wel degelijk problemen kunnen veroorzaken, die de aandacht verdienen. Zo werkt Susan Greenfield aan een boek over de effecten van internet en zij is daar niet onverdeeld positief over: “We kunnen nog zo’n mooie wereld voor onze kinderen creëren, maar dat gaat niet lukken als we de negatieve effecten van internet ontkennen en mensen slaapwandelend online gaan en eindigen als zombies met een wazige blik.” Peter Whybrow, directeur van het Semel Institute for Neurscience and Human Behavior van UCLA, noemt computers “elektronische cocaïne”, die soms leiden tot hyperactiviteit gevolgd door depressies. Larry Rosen, een psycholoog werkzaam in Californië, waarschuwt ons dat het internet onze obsessies, afhankelijkheid en stressreacties voedt. Al jaren wordt er gesproken over de relatie tussen (mobiele) internetgebruik en het ontstaan van Obsessive Compulsive Disorder (OCD) en ADHD, maar deze theorie kon in het verleden ook op veel weerstand rekenen. Maar dat is sinds kort niet meer het geval. Zo zal één van de belangrijkste handboeken met de titel ‘The Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders’ vanaf volgend jaar een verwijzing naar ‘Internet Addiction Disorder’ (IAD) bevatten. China, Taiwan en Korea zien problematisch internetgebruik als een ernstig probleem op het gebied van de nationale gezondheid.

30 procent van de tieners in die landen worden beschouwd als internetverslaafd. Een extreem voorbeeld: een echtpaar verwaarloosde hun kindje terwijl zij een virtuele baby verzorgden op het internet. Het ‘echte’ kindje overleefde het niet. In Korea financiert de overheid speciale klinieken en sluiten ze ‘s avonds het internet af voor jongeren. China richt zich voornamelijk op voorlichting door ouders. Recentelijk zijn wetenschappers zich ook gaan verdiepen in de relatie tussen internetgebruik en zware psychische klachten. Dr. Aboujaoude van Stanford, onderzoekt of de digitale identiteiten gelden als pathologische alter ego’s zoals bij mensen die lijden aan Multiple Personality Disorders (tegenwoordig Dissociative Identity Disorder genoemd in de DSM). De broers Joel en Ian Gold, werkzaam als psychiater aan de New York University en McGill University, doen onderzoek naar het mogelijke effect van internet, waarbij mensen het contact met de realiteit verliezen, gaan hallucineren, waanbeelden krijgen en ernstige psychoses ontwikkelen, net zoals Jason Russel dat overkwam door het produceren en verspreiden van het zeer populaire (YouTube)filmpje Kony 2012. Zij vergelijken de digitale wereld met het leven in een grote stad, zoals New York en Hong Kong. Het is bewezen dat iemand die in zo’n grote stad woont meer risico loopt op een psychose dan iemand in een dorp. “Als het internet een soort grote digitale stad is, dan kan het zijn dat internet soortgelijke effecten heeft op de mens.” (Magazine, 2012)

Page 17: ROC FRIESE POORT - Wikiwijs€¦ · de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen waar de gebruikers de inhoud – user generated content – bepalen en verspreiden.

Vakdidactisch eindwerkstuk

Janneke Dölle 2015 17

1.2.2. Contextbeschrijving vanuit de sociologie De invloed van het gezin op de persoonlijkheidsontwikkeling en daarmee ook op de identiteitsontwikkeling van kinderen is groot. Verreweg de meesten kinderen groeien immers op in een gezin en worden opgevoed met waarden en normen van hun ouders. Gezinnen zijn in de laatste decennia veelvormiger geworden. Alle denkbare vormen komen wel voor: gezinnen met twee ouders, meestal van verschillende sekse, eenoudergezinnen, drie- en tweegeneratiegezinnen, getrouwde en niet-getrouwde ouders. Deze veelvormige gezinnen hebben invloed op de ontwikkeling van kinderen. Wanneer kinderen onderdeel zijn van een vechtscheiding kan dit grote en schadelijke gevolgen hebben voor de ontwikkeling. Als er sprake is van een vechtscheiding hebben ouders in de meeste gevallen weinig aandacht voor hun kind(eren). Het risico bestaat dat het kind elders aandacht en warmte gaat zoeken bijvoorbeeld door middel van via social media. Je kunt het gezin ook beschouwen als een soort opleidingsinstituut, waar waarden en beginselen die in de samenleving van betekenis zijn, worden doorgegeven. Dit is de primaire socialisatie. Wat het meest telt voor de persoonlijkheidsontwikkeling is echter de emotionele functie van het gezin. Als het goed is voelen kinderen zich er veilig, zeker en thuis. Het gevoel van (zelf)vertrouwen dat je in je ouderlijk gezin al dan niet krijgt kan van grote invloed zijn op het gebruik van social media.

Sociale interactie is de wijze waarop mensen en groepen ten opzichte van elkaar handelen, op elkaar reageren en elkaar proberen te beïnvloeden. Social media is een groot onderdeel van de interactie tussen mensen. Jongeren willen

ergens bij horen en presenteren zichzelf door middel van social media op een wijze die de groep aanspreekt waar de jongere bij hoort of bij wil horen. Bijvoorbeeld als supporter van een voetbalclub of iemand die veel waarde hecht aan een gezonde leefstijl. De media speelt een grote rol in het beïnvloeden van mensen. Zo staat Facebook op dit moment vol met personal coaches op het gebied van sport, voeding en dromen tot uitvoering brengen. Ook wel tertiaire socialisatie genoemd: waarden en normen die vanuit anonieme massamedia worden aangeboden. Het proces wat zich op school en bij vrienden af speelt is de secundaire socialisatie. Jongeren beïnvloeden elkaar en hechten veel waarde aan de mening van de groep waar ze bij horen. In deze ontwikkelingsfase zijn er regelmatig conflicten tussen ouder en kind. De jongere ontwikkelt zijn eigen mening en identiteit en maakt zich geleidelijk los van het gezin.

Page 18: ROC FRIESE POORT - Wikiwijs€¦ · de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen waar de gebruikers de inhoud – user generated content – bepalen en verspreiden.

Vakdidactisch eindwerkstuk

Janneke Dölle 2015 18

1.2.3. Microniveau In mei 2012 publiceerde de Academie een onderzoek over Social Media Stress onder jongeren. Daaruit bleek dat jongeren onder druk staan door de sterke aantrekkingskracht van de Sociale Media. Zij zijn bang om dingen te missen (FOMO: Fear of Missing Out) en voelen de online druk van de vriendengroep. De Academie pleit sindsdien voor een nieuw bewustzijn en een betere begeleiding van jongeren, zodat zij meer controle krijgen over hun eigen internetgebruik. (Delver, 2012) In dit rapport is veel informatie te lezen. Met name als het gaat om gevolgen en beïnvloeding van gedrag. Gratis te downloaden via www.mediaenmaatschappij.nl

1.2.4. Mesoniveau

Uit verschillende onderzoeken (bijvoorbeeld van Van ’t Hof & De Haan in ICT-jaarboek 2006) blijkt dat ouders de virtuele wereld van hun kinderen vaak niet meer kunnen volgen, en als gevolg daarvan een zwakke onderhandelingspositie hebben als zij hun kinderen regels op willen leggen. Jongeren zitten daardoor thuis te lang achter de computer, raken verslaafd en zijn disfunctioneel bezig en roepen bovendien bedreigingen en pesterijen over zich af. Tegelijkertijd blijken jongeren zeer bedreven in uiteenlopende digitale toepassingen: ze kunnen websites maken, video’s, nieuwsfoto’s, ringtones of muziek worden dus van consument steeds meer producent. Anders dan ouders gebruiken studenten de computer in gezinnen vaak voor communicatieve doeleinden via Facebook of Intstagram. Soms is op school merkbaar dat er thuis geen digitaal toezicht is. Het is belangrijk dat er op school toezicht is op het internetgedrag van studenten omdat zij vaak zelfstandig werken aan opdrachten op elektronische platforms van bijvoorbeeld N@T school.

Vrijheid en autonomie moet leiden tot een verantwoordelijkheidsgevoel. Is dat niet het geval, dan moeten de studenten zich toch maar weer laten leiden en ‘doen wat de docent zegt’. (Nelis, Puberbrein binnenstebuiten, 2012)

1.2.5. Macroniveau Politiek en sociale media zijn in elkaar verweven. Het internet maakt directe democratie mogelijk. De burger heeft meer directe invloed op politieke beslissingen. De burgers kunnen massaal hun stem laten horen en de politici weten beter wat er leeft. Sociale media zijn een medium om over politiek te praten. Een voorbeeld hiervan is de vluchtelingencrisis.

Page 19: ROC FRIESE POORT - Wikiwijs€¦ · de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen waar de gebruikers de inhoud – user generated content – bepalen en verspreiden.

Vakdidactisch eindwerkstuk

Janneke Dölle 2015 19

1.3. Conclusie

Met het schrijven van dit artikel lever ik een waardevolle, inspirerende en effectieve bijdrage aan het bevorderen van bewustzijn, begrip en gedrag van docenten en studenten ten opzichte van mediaontwikkelingen in de maatschappij. Door het bestuderen van de literatuur en de uitwerking in de vorm van het artikel en de lessenreeks heb ik een brug geslagen naar de dagelijkse lespraktijk.

Ik verwacht dat docenten na het lezen en bestuderen van het artikel en de literatuur hun studenten op een gedegen manier kunnen begeleiden in het omgaan met social media. De nadruk ligt op het coachen van studenten.

“Als je met jongeren werkt moet je zelf mediawijzer worden: om ze te kunnen begeleiden. Het is hun wereld

Page 20: ROC FRIESE POORT - Wikiwijs€¦ · de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen waar de gebruikers de inhoud – user generated content – bepalen en verspreiden.

Vakdidactisch eindwerkstuk: het artikel

Janneke Dölle 2015 20

Bijlage 1 Plan van aanpak Onderwerp: Social Media Het artikel wordt uitgewerkt aan de hand van de volgende niveaus:

Microniveau (Eigen onderwijs) Mesoniveau (Curriculum, school, schoolomgeving) Macroniveau (De beroepsgroep en opleidingen)

Hoofdvraag Hoe begeleid je studenten in het gebruik van social media?

Deelvragen

1. Op welke wijze kan ik het gebruik van social media integreren in mijn dagelijkse lespraktijk? 2. Op welke wijze kan ik de onderwerpen (cyberpesten, sexting en grooming) bespreekbaar

maken in de lespraktijk? 3. Op welke wijze kan ik studenten bewust maken van de gevaren en hun eigen gedrag in het

gebruik van social media? 4. Is er een verschil tussen jongens en meisjes in het gebruik van social media? 5. Waarom is het belangrijk dat je aansluit bij de leefwereld van jongeren? 6. Waarom is de samenwerking en betrokkenheid van ouders belangrijk als het gaat om het

gebruik van social media? 7. Heeft opleidingsniveau hier iets mee te maken?

Page 21: ROC FRIESE POORT - Wikiwijs€¦ · de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen waar de gebruikers de inhoud – user generated content – bepalen en verspreiden.

Vakdidactisch eindwerkstuk: het artikel

Janneke Dölle 2015 21

Motivatie probleemstelling

Social media is een groot onderdeel van de leefwereld van jongeren. Je kunt er niet om heen! Het is een manier van communiceren.

Doel

Het doel van de lessenreeks is docenten tools aanbieden die ze kunnen ondersteunen hoe hiermee om te gaan in de dagelijkse lespraktijk. Tevens wil ik de docent bewust maken van hun signalerende rol en het voeren van een gesprek met studenten over bijvoorbeeld (cyber)pesten. Ik wil de risico’s en gevaren van social media benadrukken en verschillende onderwerpen toelichten die jongeren tegen komen zoals bijvoorbeeld sexting en grooming.

Praktijk

In de praktijk ervaar ik dat sommige docenten te weinig kennis en vaardigheden hebben over het gebruik van social media. Men mist de kennis als het gaat om de begrippen: sexting, grooming en cyberpesten. Tevens ontbreekt het aan (coachings)vaardigheden waarmee deze onderwerpen in de lespraktijk bespreekbaar kunnen worden gemaakt. De docent heeft in samenwerking met studenten de verantwoordelijkheid een veilig leerklimaat te creëren. Als er geen sprake is van een veilig leerklimaat is het moeilijk om dergelijke onderwerpen bespreekbaar te maken. Wanneer het mogelijk is om in de rol van docent het gebruik van social media te integreren in de dagelijks lespraktijk zal de docent beter kunnen aansluiten bij de leefwereld van de student. Het resultaat is dat de docent zijn lesvoorbereiding kan aanpassen en betrokken is bij de leefwereld van de student. Uiteindelijk zal dit de prestaties van de student ten goede komen. Immers, er is sprake van interesse en persoonlijke betrokkenheid. De student voelt zich gezien en serieus genomen. Dit zorgt voor verbinding en betere prestaties.

Training mediawijsheid

Er is een bestaande training binnen de Friese Poort genaamd Mediawijsheid waarin aandacht wordt gegeven aan het omgaan met social media in de lespraktijk. In januari 2016 start ik met deze training. Door mijn deelname aan deze training ben ik op de hoogte van het beleid van de Friese Poort als het gaat om gebruik van social media. Dit neem ik in mijn onderzoek mee. De risico’s en gevaren van social media zijn niet op te lossen maar wel te beïnvloeden. Het aanbieden van tools waarmee docenten de studenten bewust kunnen maken van hun eigen gebruik ten opzichte van social media kan zorgen voor posiitieve beïnvloeding van het gedrag.

Opbrengsten

Een lesmethode op maat, een aanscherping van de visie op het gebruik van social media, vergroting deskundigheid op het gebied van social media (privacy en gevaren, sexting, grooming en cyberpesten).

Page 22: ROC FRIESE POORT - Wikiwijs€¦ · de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen waar de gebruikers de inhoud – user generated content – bepalen en verspreiden.

Vakdidactisch eindwerkstuk: het artikel

Janneke Dölle 2015 22

Geraadpleegde bronnen en literatuur

Kernbegrip Deelaspect Bronnen Toelichting

Rol docent t.o.v. gebruik social media

Slooter, M. (2013). De vijf rollen van de leraar. Amersfoort: Akimoto

In dit boek staat een apart hoofdstuk over de coachende leraar.

Integreren in de lespraktijk

Geerts, W. en Kralingen, R. van (2011). Handboek voor leraren. Bussum: Coutinho Ebbens, E. en Ettekoven, S. ( 2013). Effectief leren. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers

In dit boek staan de leerpsychologietheorieën en de didactiek die daarop is afgestemd centraal. Ook wordt er ingegaan op de relatie tussen de leraar en student. Het boek besteed o.a. aandacht aan de ontwikkeling van een leerklimaat in de klas.

Social media

Een specifiek thema bespreekbaar maken

Marzano, R. en Miedema, W. (2005). Leren in vijf dimensies. Moderne didactiek voor het voortgezet onderwijs. Assen: Van Gorcum

In dit boek staat uitgelegd hoe je een veilige sfeer kunt creëren in de klas.

Bewustwording gevaren van social media

Wal, van der J. en Wilde, de J. (2011). Identiteitsontwikkeling en leerlingbegeleiding. Bussum: Coutinho

In dit boek worden psychologische inzichten en professionele vaardigheden op elkaar betrokken. Het vormgeven van een eigen identiteit staat centraal.

Bewustwording eigen gedrag

Ebbens, S. en Ettekoven, S. (2013). Effectief leren. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers Nelis, H. en Sark,Y. van (2012). Puberbrein binnenstebuiten. Utrecht/Antwerpen: Kosmos Uitgevers

In dit boek wordt beschreven hoe docenten doelgericht vorm kunnen geven aan onderwijs waarin de nadruk ligt op de verantwoordelijkheid van de leerlingen. In dit boek belichten de auteurs de achtergronden van het doen en laten van de puber.

Page 23: ROC FRIESE POORT - Wikiwijs€¦ · de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen waar de gebruikers de inhoud – user generated content – bepalen en verspreiden.

Vakdidactisch eindwerkstuk: het artikel

Janneke Dölle 2015 23

Nawoord In de eerste instantie dacht ik dat het vakdidactisch eindwerkstuk vergelijkbaar was met het verslag wat ik voor vakdidactiek heb gemaakt. Inmiddels ben ik erachter gekomen dat dit werkstuk een grote meerwaarde is voor de lessenreeks. De eerdere feedback van deskundigen uit het werkveld heb ik in het artikel verwerkt. Dit zijn antwoorden op de deelvragen. Dit eindwerkstuk maakt de lessenreeks compleet. Ik heb met veel plezier aan het vakdidactisch eindwerkstuk gewerkt en heb nieuwe inzichten gekregen over het gebruik van social media binnen het mbo onderwijs. Aan de hand van deze nieuwe inzichten heb ik mijn visie op ICT binnen het mbo onderwijs gevormd. Ik wil mijn ouders, zus en intervisiegroep bedanken voor de feedback en het meedenken.

Page 24: ROC FRIESE POORT - Wikiwijs€¦ · de overkoepelende term voor online diensten en/of platformen waar de gebruikers de inhoud – user generated content – bepalen en verspreiden.

Vakdidactisch eindwerkstuk: het artikel

Janneke Dölle 2015 24

Literatuurlijst

Ebbens, E. en Ettekoven, S. ( 2013). Effectief leren. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers Geerts, W. en Kralingen, R. van (2011). Handboek voor leraren. Bussum: Coutinho Marzano, R. en Miedema, W. (2005). Leren in vijf dimensies. Moderne didactiek voor het voortgezet onderwijs. Assen: Van Gorcum Nelis, H. en Sark,Y. van (2012). Puberbrein binnenstebuiten. Utrecht/Antwerpen: Kosmos Uitgevers Slooter, M. (2013). De vijf rollen van de leraar. Amersfoort: Akimoto Wal, van der J. en Wilde, de J. (2011). Identiteitsontwikkeling en leerlingbegeleiding. Bussum: Coutinho