Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op...

25
u Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden voor Zuid - Noord transporten van de Oosterschelde naar de Waddenzee In opdracht van de Producentenorganisatie van de Nederlandse Mosselcultuur A. Gittenberger H. Stegenga GiMaRIS rapport 2012_27

Transcript of Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op...

Page 1: Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op het Nederlands Continentaal Plat Rapport: Verspreidingskaarten gebaseerd op foto’s

u

Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden voor Zuid - Noord transporten van de Oosterschelde naar de Waddenzee

In opdracht van de Producentenorganisatie van de Nederlandse Mosselcultuur

A. GittenbergerH. Stegenga

GiMaRIS rapport 2012_27

Page 2: Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op het Nederlands Continentaal Plat Rapport: Verspreidingskaarten gebaseerd op foto’s

2

Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden voor Zuid - Noord transporten van de Oosterschelde naar de Waddenzee

Datum:november 2012

Rapport nr.:GiMaRIS 2012_27

Titel:Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden voor Zuid - Noord transporten van de Oosterschelde naar de Waddenzee

Auteurs:Dr. A. Gittenberger (GiMaRIS)Dr. H. Stegenga (Nationaal Herbarium Nederland, NCB Naturalis)

Adres / opdrachtnemer:GiMaRIS, Leiden BioScience ParkJ.H. Oortweg 212333 CH [email protected]

Opdrachtgever:Producentenorganisatie van de Nederlandse Mosselcultuur

Projectleider:dhr. H. van Geesbergen

Foto’s:Voorkant: Diplosoma listerianum op het Nederlands Continentaal PlatRapport: Verspreidingskaarten gebaseerd op foto’s NASA

GiMaRIS is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit de toepassing van de gegevens in dit rapport. De opdrachtgever vrijwaart GiMaRIS voor aanspraken van derden in verband met de gegevens in dit rapport.

Page 3: Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op het Nederlands Continentaal Plat Rapport: Verspreidingskaarten gebaseerd op foto’s

Inhoudsopgave

1. Samenvatting p 42. Inleiding p 43. Uitheemse soorten die niet bekend zijn van de Waddenzee p 7 3.1 Algae (Algen) p 7 3.1.1 Acrochaetium catenulatum p 7 3.1.2 Agardhiella subulata p 8 3.1.3 Heterosiphonia japonica p 9 3.1.4 Nitophyllum punctatum p 10 3.1.5 Polysiphonia senticulosa p 11 3.2 Ascidiacea (Zakpijpen) p 12 3.2.1 Diplosoma listerianum p 12 3.3 Mollusca (Weekdieren) p 13 3.3.1 Gibbula cineraria p 13 3.3.2 Venerupis philippinarum p 14 3.4 Porifera (Sponzen) p 15 3.4.1 Suberites massa p 154. Uitheemse soorten die bekend zijn van de Waddenzee p 165. Literatuur p 17

Appendix I: Lijst 1 Oosterschelde p 21 Appendix II: Lijst 2 Oosterschelde p 25

Page 4: Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op het Nederlands Continentaal Plat Rapport: Verspreidingskaarten gebaseerd op foto’s

4

Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden voor Zuid - Noord transporten van de Oosterschelde naar de Waddenzee

1. Samenvatting

Het voorliggende rapport betreft een risico-analyse gericht op de uitheemse soorten die zijn gevonden in de Oosterschelde tijdens schelpdier afhankelijke soorteninventarisaties die zijn uitgevoerd in het voorjaar van 2011, de winter van 2011/2012 en de zomer van 2012. Bij deze SASI’s is op bodempercelen met mosselen gericht gezocht welke andere soorten daar tus-sen en op de aanwezige mosselen voorkomen. Uitgaande van deze gegevens is in dit rapport onderzocht wat het risico is, dat soorten die via mosseltransporten vanuit de Oosterschelde in de Waddenzee terecht komen, vanwege deze trans-porten een significant effect zouden hebben op het ecosysteem in de Waddenzee en daarmee de instandhoudingsdoelstellingen van dit gebied. Het onderzoek leidt tot de conclusie dat geen van de gevonden uitheemse soorten probleem-soorten betreffen. Probleemsoorten zijn daarbij gedefinieerd als soorten waarvan op basis van de best beschikbare wetenschappelijke kennis kan worden aangenomen dat deze een significant negatief effect kunnen hebben voor de instand-houdingsdoelen van een Natura 2000-gebied.

2. Inleiding

De producentenorganisatie van de Nederlandse Mosselcultuur heeft het voornemen om in 2013 mosselen uit de Oosterschelde over te brengen naar de Waddenzee (Zuid-Noord transport). Het gaat daarbij om mosselen van op kweekpercelen voor de bodemcultuur, en waarbij er van alle kweekpercelen (verder aangeduid als het export-gebied) naar de Waddenzee mag worden ge-transporteerd. Met deze transporten kunnen ook andere soorten dan mosselen naar de Waddenzee worden getransporteerd.

In verband met transporten als deze is het Schelpdier import monitoring protocol opge-steld (Gittenberger, 2010a). Het doel van dit protocol is de kans te minimaliseren dat door het transport van schelpdieren een soort in een ge-bied wordt ingevoerd, die vervolgens de instand-houdingsdoelstellingen van dat gebied in gevaar brengt. Een eerste stap daarin is de inventari-satie van de voorkomende soorten in het her-komstgebied door een Schelpdier Afhankelijke Soorten Inventarisatie (SASI), in dit geval alle mosselkweekpercelen met mosselen in de Oos-terschelde. Een tweede stap daarin is van de niet inheemse soorten die bij de SASI zijn aangetrof-fen na te gaan of zij een risico vormen voor de natuurwaarden, in dit geval de instandhoudings-doelstellingen van de Waddenzee. Deze tweede stap, de risicoanalyse, is onderwerp van voorlig-gend rapport. In de risicoanalyse wordt achter-eenvolgens gekeken naar 1) de kans dat met de voorgenomen mosseltransporten een soort wordt geïntroduceerd in de Waddenzee, 2) de kans dat de soort zich ook vestigt in de Waddenzee, 3) de kans op uitbreiding van de populatie na vestiging en 4) de kans dat deze soort een significant ef-fect zou hebben op het ecosysteem en daarmee de instandhoudingsdoelstellingen van de Wad-denzee.

Uitgangspunt bij het bepalen van de kans op introductie is dat het transport plaats vindt zoals

Page 5: Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op het Nederlands Continentaal Plat Rapport: Verspreidingskaarten gebaseerd op foto’s

5

GiMaRIS rapport 2012_27

dit ook is gebeurd in het voorjaar van 2012 met dezelfde mitigerende maatregelen (Van Stralen & Gittenberger, 2012). Dit is ook zo aangegeven door de aanvrager (PO-mosselcultuur). Dit be-tekent dat de transporten binnendoor zullen plaatsvinden via de route Volkerak - Amsterdam-Rijnkanaal - IJsselmeer - Kornwerd - Waddenzee, waarbij in het Volkerak de lading onder zoet water wordt gezet, in het Amsterdam Rijnkanaal het water weer wordt weggepompt, en vervolgens in het IJsselmeer het ruim weer wordt volge-pompt. Deze werkwijze leidt er toe dat voor zoet water gevoelige soorten effectief worden afge-dood (Gittenberger et al., 2011b)

Bij de kans op vestiging en uitbreiding wordt rekening gehouden met het feit dat soorten die in de Oosterschelde voorkomen, zich niet auto-matisch ook goed thuis voelen in de Waddenzee. In sommige gevallen zijn er lokaal, bijvoorbeeld in jachthavens, plekken aanwezig die de vestiging van een soort mogelijk maken terwijl daarbij de uitbreiding van deze soort in de Waddenzee on-waarschijnlijk is vanwege het feit dat er meer in het algemeen duidelijke verschillen zijn tus-sen de Oosterschelde en de Waddenzee op het gebied van bijvoorbeeld de helderheid van het water, golfslag en waterdynamiek. Zo wordt in heldere watersystemen zoals de Oosterschelde bij een zelfde primaire productieniveau een hogere biomassa van de bodemdieren bereikt, dan in de meer troebele systemen zoals de Wad-denzee aangezien in heldere watersystemen het voedsel van filtreerders (algen) weinig wordt bijgemengd met onverteerbare zwevende deel-tjes, zodat het door de filtreerders opgenomen voedsel een hoge voedingswaarde heeft (Backx et al., 2004). Verder wordt bij het bepalen of een gebied geschikt is voor de vestiging en daarna uitbreiding van een soort, zoals bijvoorbeeld ook door de Jong (2007) wordt gedaan voor zeegras, rekening gehouden met het punt dat in de Oosterschelde sinds 1985 vanwege de storm-vloedkering de hydrodynamiek verminderd is en het water helderder is geworden, terwijl de Wad-denzee een relatief open gebied is.

De beoordeling betreft de soorten op lijst 1 (Appendix I) en lijst 2 (Appendix II), zoals be-schreven in het Schelpdier import monitoring protocol (Gitttenberger, 2010a). Lijst 1 is een lijst van soorten waarvan levende exemplaren in het exportgebied zitten tussen, op of onder de bodemcultuur mosselen en lijst 2 is een lijst van soorten waarvan levende exemplaren bij voor-gaande Zuid-Noord transporten samen met mosselen zijn uitgezaaid in de Waddenzee. Voor lijst 1 is gebruik gemaakt van voorgenoemde SASI’s in het voorjaar van 2011 (Gittenberger et al., 2011a), de winter van 2011/2012 (Git-tenberger et al., 2012a) en de zomer van 2012 (Gittenberger et al., 2012b) met in totaal 830 monsternames. Voor lijst 2 is gebruik gemaakt van de bemonsteringen die bij de sluizen van Kornwerderzand hebben plaats gevonden in het voorjaar van 2012 toen mosselen vanuit de Oosterschelde in de Waddenzee zijn uitgezaaid (Gittenberger et al., 2012c).

De risicoanalyse heeft zich gericht op het risico dat een soort die via mosseltransporten vanuit de Oosterschelde in de Waddenzee terecht komt, vanwege deze transporten een significant effect zouden hebben op het ecosysteem in de Wad-denzee en daarmee een probleemsoort vormt. Probleemsoorten zijn daarbij gedefinieerd als soorten waarvan op basis van de best beschikbare wetenschappelijke kennis kan worden aange-nomen dat deze een significant negatief effect kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelen van een Natura 2000-gebied (Bleker, 2012). De analyse richt zich op alle uitheemse soorten en soorten van onbekende oorsprong op lijst 1, of-wel de soorten waarvan levende individuen bij bodemcultuur mosselen zijn gevonden in de Oosterschelde (Tabel 1). Hierbij is extra aan-dacht besteed aan de soorten die tot op heden nog niet in de Waddenzee zijn aangetroffen.

Page 6: Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op het Nederlands Continentaal Plat Rapport: Verspreidingskaarten gebaseerd op foto’s

6

Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden voor Zuid - Noord transporten van de Oosterschelde naar de Waddenzee

soort hoofdgroep eerste melding WZ bron vermelding WaddenzeeAcrochaetium catenulatum Algae - -Agardhiella subulata Algae - -Antithamnionella spirographidis Algae 2009 Gittenberger et al., 2010bGracilaria vermiculophylla Algae 2009 Gittenberger et al., 2010bHeterosiphonia japonica Algae - -Neosiphonia harveyi Algae 1999 Maggs & Stegenga, 1999Nitophyllum punctatum Algae - -Polysiphonia senticulosa Algae - -Sargassum muticum Algae 1980 Prud’homme van Reine, 1980Ulva pertusa Algae 2002 Stegenga & Mol, 2002Undaria pinnatifida * Algae 2008 De Ruijter, 2008Sthenelais boa * Annelida ** Fey et al., 2008Aplidium glabrum * Ascidiacea 2009 Gittenberger et al., 2010bBotrylloides violaceus Ascidiacea 2009 Gittenberger et al., 2010bDidemnum vexillum * Ascidiacea 2008 Gittenberger et al., 2010bDiplosoma listerianum Ascidiacea - -Styela clava Ascidiacea 1974 Huwae, 1974Bugula stolonifera Bryozoa 1993 D’Hondt & Cadée, 1994Diadumene cincta Cnidaria 1925 Pax, 1936Austrominius modestus Crustacea 1950 Den Hartog, 1953Caprella mutica Crustacea 2005 Cook et al., 2007Hemigrapsus takanoi Crustacea 2006 Gittenberger et al., 2010bCrassostrea gigas Mollusca 1983 Wolff, 2005Crepidula fornicata Mollusca 1942 Korringa, 1942Ensis directus Mollusca 1981 Essink, 1984Gibbula cineraria Mollusca - -Mya arenaria Mollusca ~1300-1700 Strasser, 1999

Venerupis philippinarum Mollusca - -Suberites massa Porifera - -

* Soorten die zich slechts in een beperkt gedeelte van de Waddenzee hebben gevestigd ** Waarschijnlijk betreft Sthenelais boa een zeldzame inheemse soort (Horst, 1896)

Tabel 1. Uitheemse soorten en soorten van onbekende oorsprong, die gevonden zijn bij de mosselen van alle bodemcultures in de Oosterschelde tijdens de SASI’s in het voorjaar van 2011, de winter van 2011/2012 en de zomer van 2012 (Appendix 1; Gittenberger et al., 2011a, 2012a, 2012b). Soorten die nog niet bekend zijn van de Nederlandse Waddenzee zijn geel gearceerd. Bij soorten die al wel van de Nederlandse Waddenzee bekend zijn, staat het jaartal van de eerste waarneming en de bronvermelding.

Page 7: Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op het Nederlands Continentaal Plat Rapport: Verspreidingskaarten gebaseerd op foto’s

7

GiMaRIS rapport 2012_27

3. Uitheemse soorten die niet bekend zijn van de Waddenzee

3.1 Algae (Algen)

3.1.1 Acrochaetium catenulatum

Stegenga (2002) geeft aan dat wanneer het zeer kleine planten zoals Acrochaetium catenulatum betreft, de beslissing of een soort exotisch is enigszins arbitrair is. Deze soort wordt hooguit enkele millimeters groot. Zo werd A. catenulatum voor het eerst in 1996 in zuidwest Nederland aangetroffen, maar is hij mogelijk altijd al aan-wezig geweest. Er is echter ook geen reden om aan te nemen dat de soort inheems is. Vòòr de jaren 70 werd immers goed naar Acrochaetium en aanverwante soorten gekeken in vooral Denemarken en Frankrijk, maar daarbij werd deze soort niet aangetroffen. De oorsprong van A. catenulatum en zijn verspreiding door Europa blijft verder onbekend, aangezien zulke hele kleine soorten vaak gemist worden en ontbreken in de tot dusver gepubliceerde lijsten van Euro-pese ‘aliens’ (Stegenga, 2002). Zo is er dus ook weinig bekend van A. catenulatum en betreft het mogelijk zelfs een fase in de levenscyclus van

een andere zeer kleine algensoort: Acrochaetium densum. A. catenulatum is altijd veel geringer in aantal gebleven dan A. densum en breidt zich, als het wel een aparte soort betreft, in ieder geval dus slechter uit. Terwijl A. catenulatum wel in de Oosterschelde voorkomt (Fig. 1), lijkt het habi-tat in de Waddenzee niet geschikt te zijn en is het dus niet waarschijnlijk dat deze soort zich daar zal vestigen en uitbreiden. Dit blijkt uit kweek-experimenten met A. densum en A. catenulatum in de jaren 70 (Stegenga & Vroman, 1976). Ten-slotte is er geen reden of aanwijzing om aan te nemen dat de individuen van een soort zoals Acrochaetium catenulatum die hooguit enkele millimeters groot zijn, een significant impact zou kunnen hebben op het ecosysteem waar deze voorkomen. Het is waarschijnlijker dat dit soort zeer kleine algensoorten over het hoofd worden gezien (Stegenga, 2002) dan dat ze enige invloed op hun omgeving zullen hebben.

In conclusie wordt de kans als gering ingeschat dat vanwege mosselimporten uit de Ooster-schelde, Acrochaetium catenulatum zich in de Waddenzee zal vestigen, zal uitbreiden en tenslotte een significant effect zal hebben op het ecosys-teem in de Waddenzee en daarmee de instand-houdingsdoelstellingen.

Fig. 1. Acrochaetium catenulatum bij bodemcultuur-mosselen in de Oosterschelde, gevonden tijdens de SA-SI’s in 2011 en 2012 (Gittenberger et al., 2011a, 2012a, 2012b).

Page 8: Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op het Nederlands Continentaal Plat Rapport: Verspreidingskaarten gebaseerd op foto’s

8

Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden voor Zuid - Noord transporten van de Oosterschelde naar de Waddenzee

3.1.2 Agardhiella subulata

De alg Agardhiella subulata heeft zich over de loop van de tijd langs de gehele west Europese kust verspreid, zowel ten zuiden van Nederland als ten noorden tot in Denemarken (Gittenberger et al., 2010a) en komt in Nederland al geruime tijd voor in de Oosterschelde (Fig. 2; Stegenga, 1999). De soort is tot op heden nog niet in de Waddenzee waargenomen. Op zich zou deze soort de Waddenzee vanuit zijn verspreidings-gebied gemakkelijk moeten kunnen bereiken, aangezien A. subulata vaak in “drift assemblages” wordt gevonden (Thomsen & McGlathery, 2007) en zich daarbij dus drijvend over grote afstanden kan verspreiden. Dat de soort zich nog niet in de Waddenzee heeft gevestigd komt waarschijnlijk omdat A. subulata slecht tegen re-latief onrustig water kan (Thomsen et al., 2007) en meer in het algemeen slecht bestand is tegen wisselingen in omgevingsfactoren. Zo overleeft A. subulata het niet in “wave exposed areas” en kan hij zeer slecht vestigen in gebieden met sedimentatie (Thomsen & McGlathery, 2007). De gevoeligheid van deze soort voor verschil-lende omgevingsfactoren werd door Thomsen & McGlathery (2007) vergeleken met de algen Codium fragile, Gracilaria vermiculophylla, Fucus vesiculosus, Hypnea musciformis en Ulva curvata. Daaruit bleek dat A. subulata van al deze soorten het meest gevoelig was (samen

met C. fragile) voor sedimentatie (“burial”) en verder ook zeer gevoelig was voor “elevation”, ofwel een verandering in diepte door verplaat-sing. Tenslotte bleek deze soort ten opzicht van de andere soorten relatief helder water nodig te hebben voor groei (Thomsen & McGlathery, 2007) en toonden Thomsen et al. (2007) aan dat deze soort erg gevoelig is voor uitdroging en dus altijd onderwater moet blijven om te overleven. Er bestaat een kleine kans dat Agardhiella sub-ulata zich zeer lokaal nog wel zou kunnen ves-tigen op een beschutte plek, bijvoorbeeld in een van de jachthavens, maar de kans op uitbreiding en daarop volgend een significant effect op het Waddenzee ecosysteem is onwaarschijnlijk.

In conclusie wordt de kans als gering ingeschat dat vanwege mosselimporten uit de Oosterschel-de, Agardhiella subulata zich in de Waddenzee zal vestigen, zal uitbreiden en tenslotte een sig-nificant effect zal hebben op het ecosysteem in de Waddenzee en daarmee de instandhoudings-doelstellingen.

Fig. 2. Agardhiella subulata bij bodemcultuurmosselen in de Oosterschelde, gevonden tijdens de SASI’s in 2011 en 2012 (Gittenberger et al., 2011a, 2012a, 2012b).

Page 9: Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op het Nederlands Continentaal Plat Rapport: Verspreidingskaarten gebaseerd op foto’s

9

GiMaRIS rapport 2012_27

Fig. 4. Heterosiphonia japonica bij bodemcultuurmosse-len in de Oosterschelde, gevonden tijdens de SASI’s in 2011 en 2012 (Gittenberger et al., 2011a, 2012a, 2012b).

Fig. 3. Gebaseerd op Sjøtun et al. (2008): De locaties waar Heterosiphonia japonica voor het eerst werd waargenomen, per land, in Europa. Langs de kusten van deze landen zijn na de eerste introductie meerdere waarnemingen gedaan. Voor een gedetailleerde lijst van de 133 locaties langs de Europese kust waar H. japonica is waargenomen, verwijzen we naar Annex I in Sjøtun et al. (2008).

door schelpdiertransporten is geholpen, worden de transportvectoren “aangroei op schepen” en “ballastwater” minstens zo belangrijk als niet belangrijker geacht door Sjøtun et al. (2008). Zo wordt de import van deze soort in Nederland via schelpdiertransporten, zoals gesuggereerd door Maggs & Stegenga (1999), in twijfel getrokken door Sjøtun et al. (2008). De soort kenmerkt zich door goede verspreidingsmogelijkheden op natuurlijke wijze. Zo kunnen sporen, fragmenten van de plant, en objecten waar H. japonica op groeit met de stromingen mee grote afstanden afleggen. Daarbij hebben met name de sporen een goede overlevingskans en kunnen dus grote afstanden overbruggen. De sporen kunnen 40 dagen van duisternis overleven (Bjærke & Rue-ness, 2004), en zelfs de kleinste fragmenten kun-nen weer uitgroeien tot volwassen planten (Husa & Sjøtun 2006). Er bestaat een kleine kans dat Heterosiphonia japonica zich zeer lokaal nog wel zou kunnen vestigen op een beschutte plek, bijvoorbeeld in een van de jachthavens, maar de kans op uitbreiding en daarop volgend een sig-nificant effect op het Waddenzee ecosysteem is onwaarschijnlijk.

In conclusie wordt de kans als gering ingeschat dat vanwege mosselimporten uit de Oosterschelde, Heterosiphonia japonica zich in de Waddenzee zal vestigen, zal uitbreiden en tenslotte een sig-nificant effect zal hebben op het ecosysteem in de Waddenzee en daarmee de instandhoudings-doelstellingen.

3.1.3 Heterosiphonia japonica

De alg Heterosiphonia japonica heeft zich langs de gehele west Europese kust verspreid (Figs 3-4; Sjøtun et al., 2008) waar deze in beschut gelegen gebieden algemeen wordt gevonden (Schaffelke & Hewitt, 2007). In de Waddenzee is de soort echter nog niet waargenomen. De meest waar-schijnlijke oorzaak daarvan is dat H. japonica enerzijds slecht tegen relatief onrustig water kan en anderzijds slecht groeit bij zoutgehaltes lager dan 15 ppt (Bjærke & Rueness, 2004; Schaffelke & Hewitt, 2007). Aangezien er relatief sterke stromingen staan in de zoutere gedeeltes van de Waddenzee en de wateren daar ook relatief on-rustig worden bij storm, is de Waddenzee waar-schijnlijk ongeschikt voor de vestiging van deze soort. Dit past ook in het gegeven dat H. japonica vanuit het huidige verspreidingsgebied de Wad-denzee in principe makkelijk kan bereiken. Zo heeft de soort zich zeer snel langs de volledige west Europese kust verspreid, zowel ten zuiden als ten noorden van de Waddenzee (Fig. 3). Hoe-wel het mogelijk is dat deze soort hierbij ook

Page 10: Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op het Nederlands Continentaal Plat Rapport: Verspreidingskaarten gebaseerd op foto’s

10

Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden voor Zuid - Noord transporten van de Oosterschelde naar de Waddenzee

3.1.4 Nitophyllum punctatum

In Europa heeft Nitophyllum punctatum een ver-spreiding vanaf de Zwarte Zee, de Middellandse Zee en Marokko tot aan de Britse Eilanden en Noorwegen (Maggs & Hommersand, 1993). In de Noordzee is de soort gevonden aan de oost-kant van Engeland (Maggs & Hommersand, 1993), bij Helgoland (http://www.ukmarinesac.org.uk/communities/infralittoral/ik3_4_7.htm) en in Nederland in de Oosterschelde (Fig. 5) en Grevelingen. Nitophyllum punctatum is een één cellaag dikke alg die voor het eerst in de Ooster-schelde in 2006 werd aangetroffen. In de eerste twee jaar hierna was de soort lokaal, net onder de laag water lijn, algemeen aanwezig op relatief beschutte plekken in de Oosterschelde. Dat ge-beurde beide keren voor enkele maanden waarna de dichte begroeiing van de soort weer verdween. Vanaf 2008 is Nitophyllum punctatum niet meer in hoge dichtheden gevonden en komt hij in lage aantallen verspreid over de Oosterschelde heen voor. Hoewel de volwassen exemplaren van deze soort de voorkeur hebben om in beschutte plek-ken (”sheltered habitats”) te groeien, wordt de soort soms ook op plekken met relatief veel golf-slag en stroming algemeen gevonden, bijvoor-beeld onder de beschutting van kelpbladeren. In de Waddenzee bestaan dit soort kelp habitats

niet en zijn er relatief sterke stromingen waarbij de wateren relatief onrustig worden bij storm. Zo lijkt de Waddenzee voor deze soort geen goede plek om zich vestigen omdat dit gebied waarschijnlijk ongeschikt is voor de vestiging van deze soort. Dit past ook in het gegeven dat N. punctatum vanuit het huidige verspreidingsgebied de Waddenzee in principe makkelijk zou moeten kunnen bereiken. De soort kan zich verspreiden drijvend langs de kust, of vastgehecht aan wieren en planten zoals kelpbladeren die langs de kust drijven, maar ook vastgehecht aan scheepshui-den (Maggs & Hommersand, 1993). Er bestaat een kleine kans dat Nitophyllum punctatum zich zeer lokaal nog wel zou kunnen vestigen op een beschutte plek, bijvoorbeeld in een van de jacht-havens, maar de kans op uitbreiding en daarop volgend een significant effect op het Wadden-zee ecosysteem is onwaarschijnlijk. Hoewel de soort in principe met mosselen mee vervoerd zou kunnen worden van de Oosterschelde naar de Waddenzee, is de kans dat Nitophyllum punc-tatum dit vervoer overleeft klein, aangezien de individuen bij voorkeur altijd onderwater zitten en uit slechts één cellaag bestaan. Hierdoor zal deze soort vermoedelijk zeer gevoelig zijn voor de zoetwaterbehandeling die tijdens het trans-port van mosselen van zuid naar noord plaats zal vinden.

In conclusie wordt de kans als gering ingeschat dat vanwege mosselimporten uit de Oosterschelde, Nitophyllum punctatum zich in de Waddenzee zal vestigen, zal uitbreiden en tenslotte een sig-nificant effect zal hebben op het ecosysteem in de Waddenzee en daarmee de instandhoudings-doelstellingen.

Fig. 5. Nitophyllum punctatum is bij bodemcultuur-bij bodemcultuur-mosselen in de Oosterschelde in twee van de in totaal 830 monsters die genomen zijn in het voorjaar tijdens de SASI’s in 2011 en 2012 gevonden (Gittenberger et al., 2011a, 2012a, 2012b).

Page 11: Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op het Nederlands Continentaal Plat Rapport: Verspreidingskaarten gebaseerd op foto’s

11

GiMaRIS rapport 2012_27

Fig. 6. Polysiphonia senticulosa bij bodemcultuur-mosselen in de Oosterschelde, gevonden tijdens de SASI’s in 2011 en 2012 (Gittenberger et al., 2011a, 2012a, 2012b).

3.1.5 Polysiphonia senticulosa

Polysiphonia senticulosa zou in principe als fragment of vastgehecht aan andere algen net als Heterosiphonia janonica drijvend de Wad-denzee op natuurlijke wijze moeten kunnen be-reiken. De reden dat deze soort nog niet in de Waddenzee gevonden is, is waarschijnlijk omdat het onderwatermilieu in de Waddenzee onge-schikt voor deze soort is. Net als Heterosipho-nia japonica, groeit deze soort namelijk vooral in beschutte gebieden waar stroming en golfslag gering zijn (Kerckhof & Stegenga, 2003; Wolff, 2005). Daar is deze soort in de winter en het voorjaar te vinden nabij de laagwaterlijn en in getijde poelen. In de zomer lijkt deze typische wintersoort afwezig te zijn of aanwezig in sterk gereduceerd formaat. In de Waddenzee zijn de stromingen relatief sterk en kan er bijvoorbeeld vooral in de winter door storm een sterke golf-slag ontstaan. Lokaal, op een beschut gelegen dijk zou P. senticulosa zich in de winter moge-lijk kunnen vestigen in de Waddenzee en is deze soort mogelijk al gevestigd. De exoten inventa-risaties die tot op heden in de Waddenzee zijn uitgevoerd (Gittenberger et al., 2010b, 2012d), vonden immers plaats in de zomer.

In conclusie wordt de kans als gering ingeschat dat vanwege mosselimporten uit de Oosterschel-de, Polysiphonia senticulosa zich in de Wadden-zee zal vestigen, zal uitbreiden en tenslotte een significant effect zal hebben op het ecosysteem in de Waddenzee en daarmee de instandhou-dingsdoelstellingen.

Page 12: Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op het Nederlands Continentaal Plat Rapport: Verspreidingskaarten gebaseerd op foto’s

12

Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden voor Zuid - Noord transporten van de Oosterschelde naar de Waddenzee

3.2 Ascidiacea (Zakpijpen)

3.2.1 Diplosoma listerianum

De oorsprong van deze kolonievormende zakpijp die oorspronkelijk in 1871 uit de Middellandse zee is beschreven en wereldwijd voorkomt, is on-bekend. Hoewel Buizer (1983) en Gittenberger (2007) aangeven dat Diplosoma listerianum pas voor het eerst in 1977 in Nederland is waarge-nomen, is dat waarschijnlijk gebaseerd op een vergissing. Huus (1933) vermeldt deze soort namelijk al als voorkomend in het Kattegat, langs de volledige kust van Noorwegen, aan de Deense Noordzee kust, langs de Nederlandse en Belgse kust, de ooskust van Groot Britannie, in Shetland, in het Kanaal en in de Middellandse Zee. Tijdens de SASIs in het voorjaar van 2011,

de winter van 2011/2012 en de zomer van 2012 (Gittenberger et al., 2011a, 2012a, 2012b) werd D. listerianum in de volledige Oosterschelde aangetroffen. Verder is deze soort in Nederland bekend van de Grevelingen, in de jachthaven van Breskens in de Westerschelde en op de Noordzee relatief ver uit de kust (Fig. 7). Op de locaties waar D. listerianum wordt gevonden is het wa-ter relatief helder en rustig (weinig last van gol-ven). De twee locaties op de Noordzee betreffen dan ook wrakken waarin de kolonies enigszins beschut voor de stroming zijn te vinden. Verder liggen deze wrakken op meer dan 30 meter diep waardoor golfslag geen invloed heeft. Ondanks de grote diepte werden er ook wieren aangetrof-fen wat aangeeft dat het water ter plekke rela-tief helder is. Het relatief troebele en onrustige water in de Waddenzee verklaart waarschijnlijk waarom deze soort daar nog niet is aangetroffen. Mogelijk zou Diplosoma listerianum zich lokaal nog wel kunnen vestigen op een beschutte plek in een van de jachthavens, maar de kans op uit-breiding en daarop volgend een significant effect op het Waddenzee ecosysteem is onwaarschijn-lijk. Dit wordt ook bevestigd door het feit dat D. listerianum de Waddenzee goed via zijn natuur-lijke verspreiding kan bereiken uit zijn huidige verspreidingsgebied, via larven in de waterkolom en meeliftend op algen en andere objecten die langs onze kust drijven. Tenslotte is de kans op introductie in de Waddenzee via mosseltranspor-ten vanuit de Oosterschelde klein, aangezien D. listerianum zeer gevoelig is voor een verlaging van het zoutgehalte (Gröner et al., 2011). Deze soort zal dan ook zeer gevoelig zijn voor de zoetwaterbehandeling die tijdens het transport van mosselen van zuid naar noord plaats vindt.

In conclusie wordt de kans als gering ingeschat dat vanwege mosselimporten uit de Oosterschel-de, Diplosoma listerianum zich in de Waddenzee zal vestigen, zal uitbreiden en tenslotte een sig-nificant effect zal hebben op het ecosysteem in de Waddenzee en daarmee de instandhoudings-doelstellingen.

Fig. 7. Recente Diplosoma listerianum verspreiding op Nederlands grondgebied, gebaseerd op o.a. Bui-zer (1983), Gittenberger (2007), de resultaten van het doorlopende GiMaRIS monitoringsproject SETL, en de Doggersbankexpedities 2011 en 2012, georgani-seerd door Duik de Noordzee Schoon.

Page 13: Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op het Nederlands Continentaal Plat Rapport: Verspreidingskaarten gebaseerd op foto’s

13

GiMaRIS rapport 2012_27

Fig. 8. Gibbula cineraria bij bodemcultuurmosse-len in de Oosterschelde, gevonden tijdens de SASI’s in 2011 en 2012 (Gittenberger et al., 2011a, 2012a, 2012b).

3.3 Mollusca (Weekdieren)

3.3.1 Gibbula cineraria

Gibbula cineraria is een slak die in Europa in-heems voorkomt vanaf Gibraltar tot in IJsland (Gittenberger, 2004), langs de Belgse kust (Haelters & Kerckhof, 2003) en ten noorden van de Waddenzee bij Helgoland (Buschbaum et al., 2006; Schöne et al., 2007). Hoewel Git-tenberger (2004) gezien de fossielen die langs de gehele kust gevonden worden, aanneemt dat deze soort ongeveer 100.000 jaar geleden is uit-gestorven in Nederland en pas weer sinds 1994 in een natuurlijke populatie in de Oosterschelde voorkomt, beschrijft Herklots (1870) zowel de schelp als het levende dier van deze ‘asgrauwe tolkorenslak’ in detail in zijn overzicht van de weekdieren en lagere dieren van Nederland. Het is daarmee onduidelijk of G. cineraria als een voor Nederland uitheemse of inheemse soort be-schouwd moet worden. Tijdens de SASIs in het voorjaar van 2011, de winter van 2011/2012 en de zomer van 2012 (Gittenberger et al., 2011a, 2012a, 2012b) werd G. cineraria in twee van de 830 monsters in de oostelijke Oosterschelde aan-getroffen (fig. 8). Andere recente waarnemingen van deze soort betreffen ook vooral locaties in het oostelijke gedeelte, vanaf de Zeelandbrug tot aan Tholen (Gittenberger, 2004). Transpor-

ten van mosselen van de Oosterschelde naar de Waddenzee zal deze slak, ondanks de zoet-waterbehandeling, waarschijnlijk goed kunnen overleven aangezien G. cineraria een deurtje heeft waarmee hij zijn slakkenhuis kan afsluiten. Zo kan hij, net als de mosselen, het zoete water buiten houden tijdens transport. In hoeverre het troebele Waddenzee water een geschikt habitat vormt voor G. cineraria is onduidelijk. Dat is mogelijk de reden waarom hij zich er nog niet gevestigd lijkt te hebben. Zo kan deze soort vanuit zijn verspreidingsgebied rondom Helgo-land, langs de Belgische kust en in Zeeland de Waddenzee ook op natuurlijke wijze bereiken, tijdens zijn planktonische larvale stadium wat ongeveer 9 dagen kan duren (Underwood, 1972) of kruipend over algen en andere objecten die langs de Europese westkust drijven. Zo vermeldt De Bruyne & De Boer (2008) dat deze soort re-gelmatig van elders in de Waddenzee wordt aan-gevoerd met drijvende voorwerpen als wulkeieren, teerballen en een pak rubberplaten. In de Oos-terschelde is deze soort zeldzaam vooral in het meer beschutte oostelijke gedeelte te vinden als grazer op harde substraten. Bij deze slak, die in-heems is voor Europa en oorspronkelijk ook in Nederland voorkwam, zijn geen aanwijzingen in de literatuur te vinden die doen vermoeden dat hij in gebieden in Europa waar deze geïntrodu-ceerd zou worden, zou gaan concurreren met inheemse soorten of zich op enige andere wijze zodanig invasief zou kunnen gaan gedragen dat dit een significant effect heeft op het lokale eco-systeem.

In conclusie wordt de kans als gering ingeschat dat vanwege mosselimporten uit de Oosterschel-de, Gibbula cineraria zich in de Waddenzee zal vestigen, zal uitbreiden en tenslotte een signifi-cant effect zal hebben op het ecosysteem in de Waddenzee en daarmee de instandhoudingsdoel-stellingen.

Page 14: Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op het Nederlands Continentaal Plat Rapport: Verspreidingskaarten gebaseerd op foto’s

14

Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden voor Zuid - Noord transporten van de Oosterschelde naar de Waddenzee

3.3.2 Venerupis philippinarum

De Filipijnse tapijtschelp Venerupis philippi-narum (synoniem = Ruditapes philippinarum) is tijdens de SASI’s in het voorjaar van 2011, de winter van 2011-2012 en de zomer van 2012 (Gittenberger et al., 2011a, 2012a, 2012b) in 10 van de 830 monsters gevonden (Fig. 9) die in de exportgebieden zijn doorzocht. Deze monsters werden allen net ten oosten van de Zeelandbrug genomen. In 2008 werd deze soort voor het eerst levend in de Oosterschelde waargenomen (Faas-se & Ligthart, 2008). Waarschijnlijk heeft hij zich direct na zijn introductie in de Oosterschelde snel verspreid naar de gebieden die geschikt zijn voor zijn vestiging. Zo kwamen er direct na de eerste waarnemingen van deze soort al waarne-mingen binnen bij Stichting ANEMOON (www.anemoon.org) vanaf Zierikzee (Freek Titselaar, 1 okt. 2008) naar het oosten bij Ouwerkerk (Ri-aan Rijken, 4 jan. 2009), tot in Tholen (Freek Titselaar, 19 sep. 2008) en in het Veerse Meer bij Arnemuiden (Marco Faasse, 8 feb. 2009). Hierna heeft de Filipijnse tapijtschelp zich ech-ter niet veel verder uitgebreid, zoals ook blijkt uit de SASI’s in het voorjaar van 2011, de winter van 2011/2012 en de zomer van 2012 (Fig. 9; Gittenberger et al., 2011a, 2012a, 2012b). Dit komt waarschijnlijk omdat V. philippinarum een sterke habitat voorkeur heeft wat ondersteund wordt door Humphreys et al. (2007). Op plek-

ken met een geschikt onderwatermilieu waar de Filipijnse tapijtschelp wordt gecultiveerd in dichtheden van 2000-2500 individuen per m2 zoals in de Venice lagoon in de Middellandse Zee, heeft deze soort een duidelijke impact ge-had op de ’biogeochemical cycles, the abundan-ce of microplankton, zooplankton and macro-lagal growth’ (Humphreys et al., 2007; Sorokin et al 1999; Bartoli et al. 2001). Humphreys et al. (2007) beschrijft echter dat V. philippinarum zo-wel in zijn inheemse gebied in de Stille Oceaan, als op de plekken waar deze geïntroduceerd en gevestigd is in de Middellandse Zee en langs de Atlantische kust (bijvoorbeeld in Poole Harbour, VK) zich alleen heeft weten te vestigen op be-schut gelegen “lagoon-like” plekken met weinig golfslag en relatief helder water. Zo verwacht Humphreys et al., (2007) dat deze soort zich met de zeestromingen mee in het pelagische lar-venstadium of door menselijk toedoen, in west Europa nog verder zou kunnen verspreiden naar ‘other shallow, extensive, sheltered harbours with narrow entrances and small tidal ranges’. Deze habitat beschrijving komt overeen met het Veerse Meer waar de soort momenteel voor de kweek wordt uitgezet. De plekken waar de soort in de Oosterschelde wordt gevonden liggen al-len aan de monding van het Veerse Meer. Deze habitat beschrijving komt niet overeen met het over het algemeen troebele en onrustige water in de Waddenzee waar tijdens winterstormen een sterke golfslag kan staan. De kans dat V. philip-pinarum zich in de Waddenzee zal vestigen en uitbreiden is daarom klein. V. philippinarum in-dividuen zullen het transport met mosselen van-uit de Oosterschelde naar de Waddenzee waar-schijnlijk goed kunnen overleven waardoor deze soort met de transporten mee in de Waddenzee geintroduceerd zou kunnen worden. Daarnaast zou V. philippinarum die een gemiddelde larvale levensduur heeft van 40 dagen (Helm & Pelliz-zato, 1990; Solidoro et al., 2003) de Waddenzee echter ook op natuurlijke wijze vanuit de Oos-terschelde moeten kunnen bereiken met de zuid-noord reststroom langs de west Europese kust. Dat V. philippinarum zich ondanks dit relatief lange planktonische stadium en daarbij goede

Fig. 9. Venerupis philippinarum bij bodemcultuur-mosselen in de Oosterschelde, gevonden tijdens de SASI’s in 2011 en 2012 (Gittenberger et al., 2011a, 2012a, 2012b).

Page 15: Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op het Nederlands Continentaal Plat Rapport: Verspreidingskaarten gebaseerd op foto’s

15

GiMaRIS rapport 2012_27

Fig. 10. Suberites massa bij bodemcultuurmosselen in de Oosterschelde, gevonden tijdens de SASI’s in 2011 en 2012 (Gittenberger et al., 2011a, 2012a, 2012b).

potentie tot verspreiding, ook binnen de Oos-terschelde nog niet sterk heeft verspreid, onder-steunt dat de soort een sterke voorkeur heeft voor het habitat waarin deze zich vestigt en uitbreidt.

In conclusie wordt de kans als gering ingeschat dat vanwege mosselimporten uit de Oosterschelde, Venerupis philippinarum zich in de Waddenzee zal vestigen, zal uitbreiden en tenslotte een sig-nificant effect zal hebben op het ecosysteem in de Waddenzee en daarmee de instandhoudings-doelstellingen.

3.4 Porifera (Sponzen)

3.4.1 Suberites massa

Deze gele spons werd in Nederland voor het eerst in Zeeland waargenomen aan het eind van de ja-ren negentig nabij de Zeelandbrug (van Soest et al., 2007). Sindsdien wordt S. massa zeldzaam in de Oosterschelde gevonden. Oorspronkelijk leek het erop dat S. massa algemener in de Ooster-schelde voorkwam, maar nader onderzoek toon-de aan dat de spons Celtodoryx girardae voor lange tijd is aangezien voor de massaspons S. massa (www.anemoon.org). Suberites massa is een west Europese soort die op stenen en schel-pen onder de laag waterlijn groeit (valt nooit droog) als een uit massieve lobben bestaande spons met een diameter tot 25 cm en een hoogte tot 15 cm (Hayward & Ryland, 1995). In zijn inheemse gebied, wat vanaf de Middellandse zee en de Europees Atlantische kust tot in het kanaal reikt, heeft de soort een voorkeur voor troebel, enigszins brak water, zoals bijvoorbeeld in de zuidelijke “water inlets” van de Britse ei-landen. Zo zou deze soort zich mogelijk lokaal in de Waddenzee kunnen vestigen op plekken met hard substraat onder de laag water lijn na-bij het vaste land waar het water wat brakker is. Dit betreft echter maar een beperkt gebied, wat betekent dat de kans dat deze soort zich in de Waddenzee wijd zal verspreiden klein is. Ver-der komt de soort zowel in de Oosterschelde

als in zijn inheemse verspreidingsgebied in het Verenigd Koninkrijk zeldzaam voor (Hayward & Ryland, 1995; Seasearch, 2008) en zijn er geen meldingen uit de literatuur bekend dat deze soort zich invasief zou kunnen gedragen. Het is daarmee onwaarschijnlijk dat deze soort een significant effect op het Waddenzee ecosysteem zou kunnen hebben. Er is een kleine kans dat de soort met mosseltransporten vanuit de Oos-terschelde in de Waddenzee geïntroduceerd zou kunnen worden. Zo is Suberites massa zeldzaam tussen de mosselen gevonden tijdens de SASI’s, in slechts twee van de in totaal 830 monsters die zijn onderzocht (Fig. 10). Verder komt deze soort alleen onder de laag water lijn voor waar-door de kans groot is dat deze het opvissen en de daarop volgende mitigatie-behandeling niet overleeft. Hierbij staat de lading mosselen ca. 5 uur onder zoet water, gevolgd door ca. 5 uur droogstand en daarna weer ca. 5 uur onder zoet water. Zo worden soorten die voor zoet water en droogstand gevoelig zijn afgedood (Gittenberger et al., 2011b).

In conclusie wordt de kans als gering ingeschat dat vanwege mosselimporten uit de Oosterschel-de, Suberites massa zich in de Waddenzee zal vestigen, zal uitbreiden en tenslotte een signifi-cant effect zal hebben op het ecosysteem in de Waddenzee en daarmee de instandhoudingsdoel-stellingen.

Page 16: Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op het Nederlands Continentaal Plat Rapport: Verspreidingskaarten gebaseerd op foto’s

16

Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden voor Zuid - Noord transporten van de Oosterschelde naar de Waddenzee

4. Uitheemse soorten die bekend zijn van de Waddenzee

Van de uitheemse soorten en soorten van on-bekende oorsprong die tussen bodemcultuur-mosselen zijn gevonden in de SASI’s in de Oos-terschelde (Tabel 1; Gittenberger et al., 2011a, 2012a, 2012b), zijn er negentien al uit de Wad-denzee bekend. Van deze soorten worden er vijftien wijd verspreid in de Nederlandse Wad-denzee gevonden (Gittenberger et al., 2010b, 2012d): de algen Antithamnionella spirograp-hidis, Gracilaria vermiculophylla, Neosiphonia harveyi, Sargassum muticum en Ulva pertusa, de zakpijpen Botrylloides violaceus en Styela clava, het mosdiertje Bugula stolonifera, de zee-anemoon Diadumene cincta, de kreeftachtigen Austrominius modestus, Caprella mutica en Hemigrapsus takanoi, de tweekleppigen Cras-sostrea gigas, Ensis directus en Mya arenaria en de slak Crepidula fornicata. Aangezien deze soorten zich al door de hele Waddenzee heen gevestigd hebben, is het onwaarschijnlijk dat de import van extra individuen van deze soorten via mosseltransporten een significant effect zal heb-ben op de instandhoudingsdoelstellingen van het Waddenzee ecosysteem.

Hiernaast hebben vier soorten zich slechts in een beperkt gedeelte van de Waddenzee gevestigd (Gittenberger et al., 2010b, 2012d; Fey et al., 2008). Dit betreffen de alg Undaria pinnatifida, de worm Sthenelais boa, en de zakpijpen Apli-dium glabrum en Didemnum vexillum. Als extra individuen van deze soorten in de Waddenzee zouden worden ingevoerd via mosseltransporten uit de Oosterschelde, zal dit transport naar ver-wachting echter geen additief risico opleveren dat deze soorten een significant effect zullen heb-ben op de instandhoudingsdoelstellingen van de Waddenzee. Dit staat hieronder uitgelegd.

De alg Undaria pinnatifida is een eenjarige soort kelpwier die zich tenminste sinds 2008 algemeen in de haven van Terschelling heeft gevestigd (De

Ruijter, 2008, Gittenberger et al., 2010b, 2012d). De soort heeft een grote potentie tot voortplanting en uitbreiding, waarbij een enkel blad miljoenen nakomelingen kan produceren die zich met de waterstromingen mee kunnen verspreiden naar geschikte habitats. Desondanks heeft de soort zich nog niet verder in de Waddenzee uitge-breid. Dat komt waarschijnlijk omdat het habitat in de Waddenzee voor deze soort niet geschikt is. Undaria pinnatifida wordt vooral gevonden op plekken waar het water relatief rustig is. Git-tenberger et al. (2010b) verwachten wel dat deze kelpsoort zich mogelijk naar andere jachthavens in de Waddenzee zal verspreiden.

De voor Europa inheemse worm Sthenelais boa komt relatief zeldzaam voor in de Oosterschelde, Waddenzee en het Nederlandse gedeelte van de Noordzee (Fey et al., 2008; Hayward & Ryland, 1995; Holtmann et al., 1996; Horst, 1896) en is mogelijk inheems voor Nederland maar vanwe-ge het zeldzame voorkomen in het verleden vaak over het hoofd gezien. Er is geen reden om aan te nemen dat dit een uitheemse soort zou kun-nen betreffen die vanwege mosseltransporten van de Oosterschelde naar de Waddenzee, een bedreiging zou kunnen vormen voor de instand-houdingsdoelstellingen van het gebied.

De oorsprong van de kolonievormende zakpijp Aplidium glabrum is onduidelijk. De soort komt in ieder geval al sinds 1977 voor in de Neder-landse Delta (Buizer, 1983) en wordt zowel in de Nederlandse Waddenzee als verspreid over de Duitse Waddenzee gevonden sinds 2009 (Bus-chbaum et al., 2012; Gittenberger et al., 2010b, 2012d). Deze soort die zich verspreid via pelagi-sche larven met de waterstromingen mee, komt in zijn verpreidingsgebied relatief zeldzaam voor. Er zijn geen aanwijzingen in de literatuur dat deze soort zich ooit invasief zal gaan ge-dragen. Dat is wel het geval bij de kolonievor-mende zakpijp Didemnum vexillum die in 2008 en 2009 voor het eerst in de Waddenzee werd aangetroffen in en nabij de jachthaven van Ter-schelling (Gittenberger et al., 2010b) en zich in

Page 17: Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op het Nederlands Continentaal Plat Rapport: Verspreidingskaarten gebaseerd op foto’s

17

GiMaRIS rapport 2012_27

2011 bleek te hebben uitgebreid naar het gehele oesterrif voor Terschelling waar de soort toen een groot gedeelte van de oesters bedekte (Git-tenberger et al., 2012b). Zoals in Gittenberger (2010) al werd voorspeld lijkt Didemnum vexil-lum zich in de Waddenzee uit te breiden naar de zoutere gebieden nabij de eilanden. Deze uit-breiding is niet meer tegen te houden, gezien het zeer algemeen voorkomen van deze soort in de jachthaven van Terschelling en het daarvoor ge-legen oesterrif. Deze soort kan zich immers op natuurlijke wijze zeer goed met de stromingen mee verspreiden naar locaties waar het habitat geschikt is, zowel in het pelagisch larven stadi-um, als in het volwassen stadium waarbij stuk-jes kolonie afbreken, met de stromingen mee drijven, en nadat ze weer op de bodem terecht komen uit kunnen groeien tot nieuwe kolonies (Gittenberger, 2010b). Verder werd de soort ook al op een zeiljacht in de jachthaven van Texel aangetroffen (Gittenberger et al., 2012b).

5. Literatuur

Backx, J.J.G.M., Baretta-Bekker, J.G., Berg, M.S. van den, Bijkerk, R., Duijts, R., Hartholt J.G., Jager, Z., Jong, D. de, Klin-ge, M., Knoben, R.A.E., Kranenbarg, J., Stikvoort, E.C. & J. Twisk, 2004. Referen-ties en concept-maatlatten voor overgangs- en kustwateren voor de kaderrichtlijn wa-ter. STOWA rapport 2004_44: 92 pp. i.o.v Rijkswaterstaat

Bartoli, M., Nizzoli, D., Viaroli, P., Turolla, E., Castaldelli, G., Fano, E.A. & R. Rossi, 2001. Impact of Tapes philippinarum far-ming on nutrient dynamics and benthic res-piration in the Sacca di Goro. Hydrobiologia 455:203–212.

Bjærke, M.R. & J. Rueness, 2004. Effects of temperature and salinity on growth, repro-duction and survival in the introduced red alga Heterosiphonia japonica (Ceramiales, Rhodophyta). Botanica Marina 47: 373-380.

Bleker, H., 2012. Beleidsregels van de Staatsse-cretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 6 juni 2012, nr. 267278, houdende vaststelling van beleidsregels in-zake schelpdierverplaatsingen. Staatscourant 12068: 4 pp.

Buizer, D.A.G., 1983. De Nederlandse zakpijpen (Manteldieren) en mantelvisjes. Tunicata, Ascidiacea en Appendicularia. Wetenschap-pelijke Mededelingen Koninklijke Neder-landse Natuurhistorische Vereniging, vol. 158, pp. 1–42.

Buschbaum, C., Chapman, A.S. & B. Saier, 2006. How an introduced seaweed can affect epibiota diversity in different coastal sys-tems. Marine Biology 148: 743-754.

Buschbaum, C., Lackschewitz, D. & K. Reise, 2012. Nonnative macrobenthos in theWadden Sea ecosystem, Ocean & Coastal Manage-ment. doi:10.1016/j.ocecoaman.2011.12.011.

Cook, J.E., M. Jahnke, F. Kerckhof, D. Min-chin, M. Faasse, K. Boos & G. Ashton 2007. European expansion of the introduced amphipod Caprella mutica Schurin,1935. – Aquatic Invasions 2: 411-421.

D’Hondt, J.-L. & G.C. Cadée, 1994. Bugula stolo-nifera nieuw voor Nederland en enkele andere Bryozoën van Texel. Zeepaard 54: 33-37.

De Bruyne, R.H. & Th. W. de Boer, 2008. Schel-pen van de Waddeneilanden. Gids van de schelpen en weekdieren van Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog, 359 pp. Fontaine uitgevers.

De Jong, D.J., 2007. KaderRichtlijn Water, bepa-ling referentiesituatie en P-REF/P-GET en opstellen maatlat voor angiospermen en ma-crowieren in de zoute en brakke watertypen K1, K2, K3, O2 en M32 in Nederland. Versie 6-2007. RIKZ/ZDO/2007.803.w: 46pp

Den Hartog, C., 1953. Immigration, disseminati-on and ecology of Elminius modestus Darwin in the North Sea, especially along the Dutch coast. Beaufortia 4 (33): 1-20.

Essink, K., 1984. De amerikaanse zwaardschede Ensis directus (Conrad, 1843) een nieuwe soort voor de Nederlandse Waddenzee. Zee-paard 44: 68-71.

Page 18: Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op het Nederlands Continentaal Plat Rapport: Verspreidingskaarten gebaseerd op foto’s

18

Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden voor Zuid - Noord transporten van de Oosterschelde naar de Waddenzee

Faasse, M. & M. Ligthart, 2008. De exotische ta-pijtschelp Ruditapes philippinarum (Adams & Reeve, 1850) vestigt zich in Nederland. Zeepaard 68(6): 175-179.

Fey, F., Brinkman, B., Craeymeersch, J., Hees-sen H., Meesters, E., Stralen., M. van & R. Dekker, 2008. PRODUS dp 3: Effecten van sublitorale mosselzaadvisserij in de Zuid-westelijke Waddenzee: Situatie in eerste en tweede jaar van sluiting onderzoekvakken (2006-2007). Wageningen IMARES rapport C013/08: 168 pp.

Gittenberger, A., 2007. Recent population expan-sions of non-native ascidians in The Nether-lands. Journal of Experimental Marine Bio-logy and Ecology 342(1): 122-126.

Gittenberger, A., 2010a. Schelpdier import moni-toring protocol. GiMaRIS rapport 2010.10: 9 pp. i.o.v. Vereniging van Importeurs van Schelpdieren.

Gittenberger, A., 2010b. Risk analysis of the co-lonial sea-squirt Didemnum vexillum Kott, 2002 in the Dutch Wadden Sea, a UNES-CO World Heritage Site. GiMaRIS report 2010.08: 32 pp. i.o.v. The Dutch Ministry of Agriculture, Nature & Food Quality.

Gittenberger, A., Korthof, R.E.M., Stegenga, H., Schrieken, N. & M. Rensing, 2010a. Inventarisatie van de soortendiversiteit in tarra van mosselen uit Denemarken oostkust van Jutland, voorjaar 2010. Gimaris rapport 2010.05: 10 pp.

Gittenberger, A., Rensing, M., Stegenga, H. & B.W. Hoeksema, 2010b. Native and non-native species of hard substrata in the Dutch Wadden Sea. Nederlandse Faunistische Me-dedelingen 33: 21-75.

Gittenberger, A., Stralen, M. van, Rensing, M., Stegenga., H. & E. Gittenberger, 2011a. Schelpdier Afhankelijke Soorten Inventari-satie: SASI Oosterschelde. GiMaRIS report 2011.06: 55 pp. i.o.v. Producentenorganisatie van de Nederlandse Mosselcultuur.

Gittenberger, A., Stralen, M. van, Schrieken, N. & M. Rensing, 2011b. Voorkomen in-sleep invasieve exoten met het transporteren

van mosselen naar de Waddenzee. Een eer-ste experiment naar de effectiviteit van het onderdompelen van mosselen in zoet water. GiMaRIS report 2011.03_v2: 15 pp. i.o.v. Producentenorganisatie van de Nederlandse Mosselcultuur.

Gittenberger, A., Rensing, M., Schrieken, N. & H. Stegenga, 2012a. Schelpdier afhankelij-ke soorten inventarisatie: SASI mosselzaad Oosterschelde 2011-2012. GiMaRIS rapport 2012.02: 21 pp. i.o.v. de Producentenorgani-satie van de Nederlandse Mosselcultuur.

Gittenberger, A., Rensing, M., Schrieken, N. & H. Stegenga, 2012b. Schelpdier afhankelijke soorten inventarisatie: SASI exportgebieden Oosterschelde, zomer 2012. GiMaRIS rap-port 2012.26: 53 pp. i.o.v. de Producentenor-ganisatie van de Nederlandse Mosselcultuur.

Gittenberger, A., Rensing, M. & H. Stegenga, 2012c. Inventarisatie van de soortendiver-siteit tussen mosselen die vanuit de Ooster-schelde zijn uitgezaaid in de Waddenzee. GiMaRIS rapport 2012.04: 7 pp. i.o.v. de Producentenorganisatie van de Nederlandse Mosselcultuur.

Gittenberger, A., Rensing, M., Schrieken, N. & H. Stegenga, 2012d. Waddenzee inventarisa-tie van aan hard substraat gerelateerde orga-nismen met de focus op exoten, zomer 2011. GiMaRIS rapport 2012.01: 61 pp. i.o.v. de Producentenorganisatie van de Nederlandse Mosselcultuur.

Gittenberger, E., 2004. The grey topshell, Gibbu-la cineraria (Gastropoda: Trochidae), finally established in the Dutch Delta. - Vita Mala-cologica, 2: 67.

Gröner, F., Lenz, M., Wahl, M. & S.R. Jenkins, 2011. Stress resistance in two colonial asci-dians from the Irish Sea: The recent invader Didemnum vexillum is more tolerant to low salinity than the cosmopolitan Diplosoma listerianum. Journal of Experimental Marine Biology and Ecology 409: 48-52.

Haelters, J. & F. Kerckhof, 2003. Asgrauwe tolhoren Gibbula cineraria (L., 1758) le-vend voorkomend in Belgische wateren. De Strandvlo 23(1): 26-27.

Page 19: Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op het Nederlands Continentaal Plat Rapport: Verspreidingskaarten gebaseerd op foto’s

19

GiMaRIS rapport 2012_27

Hayward, P.J. & J.S. Ryland, 1995. Handbook of the marine fauna of North-West Europe. Oxford University Press: i-xi, 1-800. Oxford.

Helm, M.M., Pellizzato, M., 1990. Riproduzi-oneed allevamento in schiuditoio della specie Tapes philippinarum in ESAV Tapes philip-pinarum biologia e sperimentazione a cura di G. Alessandra, pp. 115, 140.

Herklots, J.A., 1870. Natuurlijke Historie van Nederland. De Weekdieren en lagere Dieren. G.L. Funke, Amsterdam: 466 pp.

Holtmann, S.E., Groenewold, A., Schrader, K.H.M., Asjes, J., Craeymeersch, J.A., Duineveld, G.C.A., van Bostelen, A.J. & J. van der Meer, 1996. Atlas of the zooben-thos of the Dutch continental shelf. Ministry of Transport, Public Works and Water Ma-nagement: Rijswijk. ISBN 90-369-4301-9. 243 pp.

Horst, R., 1896. Naamlijst der tot de Nederland-se Fauna behoorende Annelida Polychaeta. Tijdschrift der Nederlandsche Dierkundige Vereeniging. 2de serie. Deel V: 15-28.

Humphreys, J., Caldow, R.W.G., McGrorty, S., West, A.D. & A. C. Jensen, 2007. Popula-tion dynamics of naturalised Manila clams Ruditapes philippinarum in British coastal waters. Marine Biology 151: 2255-2270.

Husa, V. & K. Sjøtun, 2006. Vegetative reproducti-on in “Heterosiphonia japonica” (Da-syaceae, Ceramiales), an introduced red alga on Euro-pean coasts. Botanica Marina 49: 191-199.

Huus, J., 1933. Ascidiacea. Die Tierwelt der Nord- und Ostsee XII: 112 pp.

Huwae, P.H.M., 1974. Styela clava Herdman, 1882, nieuw voor Nederland. Zeepaard 34: 28.

Kerckhof, F. & H. Stegenga, 2003. Nieuwe Po-lysiphonia-soorten voor België en Noord-Frankrijk, met een gereviseerde determi-neertabel voor de soorten van het geslacht Polysiphonia in deze regio. Dumortiera 80: 40-45

Korringa, P., 1942. Crepidula fornicata’s inva-sion in Europe. Basteria 7: 12-23.

Maggs, C.A., & M.H. Hommersand, 1993. Seaweeds of the British Isles. Volume 1: Rhodophyta. Part 3A: Ceramiales. London, HMSO, for Natural History Museum.

Maggs, C.A. & H. Stegenga, 1999. Red algal exo-tics on North Sea coasts. Helgoländer Mee-resuntersuch.52: 243-258.

Pax, F., 1936. Anthozoa. In: G. Grimpe & E. Wag-ler (eds.) - Die Tierwelt der Nord- und Ost-see. Bd. IIIe. Akad. Verlagsges., Becker & Erler, Leipzig. 317 pp.

Prud’homme van Reine, W.F., 1980. De invasie van het Japans bessenwier in Nederland. Vita marina, marine flora 3: 33-38.

Ruijter, R. de, 2008. CS-verslag. Het Zeepaard 68(5): 2-7.

Seasearch, 2008. Brownsea Island Seasearch Surveys Summary Report. http://www.seasearch.org.uk/downloads/Brownseafull.pdf : 16 pp.

Schaffelke, B. & C.L. Hewitt, 2007. Impacts of introduced seaweeds. Botanica Marina 50: 397-417.

Schöne, B.R., Rodland, D.L., Wehrmann, A., Heidel, B., Oschmann, W., Zhang, Z., Fie-big J. & L. Beck, 2007. Combined sclero-chronologic and oxygen isotope analysis of gastropod shells (Gibbula cineraria, North Sea): life-history traits and utility as a high-resolution environmental archive for kelp forests. Marine Biology 150(6): 1237-1252.

Sjøtun, K., Husa, V. & V. Peña, 2008. Present dis-tribution and possible vectors of introducti-ons of the alga Heterosiphonia japonica (Ce-ramiales, Rhodophyta) in Europe. Aquatic Invasions 3(4): 377-394.

Solidoro, C., Canu, D.M. & R. Rossi, 2003. Ecological and economic considerations on fishing and rearing of Tapes phillipinarum in the lagoon of Venice. Ecological Modelling 170: 303-318.

Sorokin, I.I., Giovanardi, O., Pranovi, F. & P.I. Sorokin, 1999. Need for restricting bivalve culture in the southern basin of the Lagoon of Venice. Hydrobiologia 400:141–148

Stegenga, H., 1999. Het roodwier Agardhiella subulata in Nederland. Zeepaard 59: 54-57.

Stegenga, H., 2002. De Nederlandse zeewierflora: van kunstmatig naar exotisch? Het Zeepaard 62(1): 13-24.

Page 20: Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op het Nederlands Continentaal Plat Rapport: Verspreidingskaarten gebaseerd op foto’s

20

Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden voor Zuid - Noord transporten van de Oosterschelde naar de Waddenzee

Stegenga, H. & I. Mol, 2002. Ulva in Nederland: nog meer soorten. Het Zeepaard 62: 185-192.

Stegenga, H. & M. Vroman, 1976. The morpho-logy and life history of Acrochaetium den-sum (Drew) Papenfuss (Rhodophyta, Nema-liales). Acta botanica Neerl. 25: 257-280.

Stralen, M. van & A. Gittenberger, 2012. Pas-sende Beoordeling voor het transporteren van mosselzaad van een aantal percelen in de Oos-terschelde naar percelen in de Waddenzee in het voorjaar van 2012. MarniX rapport 2012.116: 35pp. i.o.v. PO Mosselcultuur, Yerseke.

Strasser, M., 1999. Mya arenaria – an ancient in-vader of the North Sea Coast. Helgoland Ma-rine Research 52(3-4):309-324

Thomsen, M.S. & K.J. McGlathery, 2007. Stress tolerance of the invasive macroalgae Codium fragile and Gracilaria vermiculophylla in a soft-bottom turbid lagoon. Biological invasi-ons 9: 499-513.

Thomsen, M.S., Silliman, B.R. & K.J. McGlathery, 2007. Spatial variation in re-cruitment of native and invasive sessile species onto oyster reefs in a temperate soft-bottom lagoon. Estuarine coastal and shelf science 72: 89-101.

Underwood, A.J., 1972. Spawning, larval deve-lopment and settlement behavious of Gib-bula cineraria (Gastropoda: Prosobranchia) with a reappraisal of torsion in gastropods. Marine Biology 17(4):341-349.

Van Soest, R.W.M. van, M.J de Kluijver, P.H. van Bragt, M. Faasse, R. Nijland, E.J. Be-glinger, W.H. de Weerdt & N.J. de Voogd 2007. Sponge invaders in Dutch coastal wa-ters. Journal of the Marine Biological Asso-ciation of the United Kingdom, Special Issue 87(6): 1733-1748.

Wolff, W.J., 2005. Non-indigenous marine and estuarine species in The Netherlands. Zool-ogische Mededelingen 79: 1-116.

Page 21: Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op het Nederlands Continentaal Plat Rapport: Verspreidingskaarten gebaseerd op foto’s

21

GiMaRIS rapport 2012_27

Appendix I: Lijst 1 Oosterschelde bodemcultuurmosselen

Lijst 1 Oosterschelde bodemcultuurmosselen; De soorten die levend bij de monstername tussen de mos-selen zijn aangetroffen in de exportgebieden van de Oosterschelde tijdens de SASI’s (Gittenberger et al., 2011a, 2012a, 2012b). Exoten zijn geel gearceerd.

Soort Auteur Hoofdgroep Status Acinetospora crinita (Carmichael) Kornmann Algae InheemsAcrochaetium catenulatum M.A.Howe, 1914 Algae Exoot Agardhiella subulata (C.Agardh) Kraft & M.J.Wynne, 1979 Algae Exoot Aglaothamnion pseudobyssoides (P.L.Crouan & H.M.Crouan) Halos, 1965 Algae Inheems Antithamnionella spirographidis (Schiffner) E.M.Wollaston Algae ExootAscophyllum nodosum (Linnaeus) Le Jolis, 1863 Algae InheemsBryopsis plumosa (Hudson) C.Agardh, 1823 Algae InheemsCatenella caespitosa (Withering) L.M. Irvine Algae InheemsCeramium cimbricum H.E.Petersen, 1924 Algae InheemsCeramium virgatum Roth, 1797 Algae InheemsChaetomorpha linum (O.F.Müller) Kützing, 1845 Algae InheemsChondria coerulescens (J.Agardh) Falkenberg, 1901 Algae InheemsChondrus crispus Stackhouse, 1797 Algae InheemsCladophora sericea (Hudson) Kützing, 1843 Algae InheemsColaconema daviesii (Dillwyn) Stegenga, 1985 Algae InheemsCystoclonium purpureum (Hudson) Batters, 1902 Algae InheemsDerbesia marina (Lyngbye) Solier, 1846 Algae InheemsDesmarestia viridis (O.F.Müller) J.V.Lamouroux, 1813 Algae InheemsDictyota dichotoma (Hudson) J.V.Lamouroux, 1809 Algae InheemsDumontia contorta (S.G.Gmelin) Ruprecht, 1850 Algae InheemsErythrotrichia bertholdii Batters Algae InheemsErythrotrichia carnea (Dillwyn) J.Agardh, 1883 Algae InheemsFucus serratus Linnaeus, 1753 Algae InheemsFucus vesiculosus Linnaeus, 1753 Algae InheemsGelidium pusillum (Stackhouse) Le Jolis, 1863 Algae InheemsGracilaria gracilis (Stackhouse) Algae InheemsGracilaria vermiculophylla (Ohmi) Papenfuss, 1967 Algae Exoot Gracilariopsis longissima (Gmelin) Steentoft, Irvine & Farnham Algae InheemsGriffithsia corallinoides (Linnaeus) Trevisan Algae InheemsHalurus flosculosus (J.Ellis) Maggs & Hommersand, 1993 Algae InheemsHeterosiphonia japonica Yendo, 1920 Algae Exoot Hypoglossum hypoglossoides (Stackhouse) F.S.Collins & Hervey, 1917 Algae InheemsLomentaria clavellosa (Turner) Gaillon, 1828 Algae InheemsMyrionema strangulans Greville, 1827 Algae InheemsNeosiphonia harveyi (Bailey) Kim, Choi, Guiry & Saunders Algae ExootNitophyllum punctatum (Stackhouse) Greville Algae UitheemsPhyllophora pseudoceranoides (S.G.Gmelin) Newroth & A.R.A.Taylor, 1971 Algae InheemsPolysiphonia elongata (Hudson) Sprengel, 1827 Algae InheemsPolysiphonia fucoides (Hudson) Greville, 1824 Algae InheemsPolysiphonia nigra (Hudson) Batters, 1902 Algae InheemsPolysiphonia senticulosa Harvey, 1862 Algae Exoot

Page 22: Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op het Nederlands Continentaal Plat Rapport: Verspreidingskaarten gebaseerd op foto’s

22

Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden voor Zuid - Noord transporten van de Oosterschelde naar de Waddenzee

Soort Auteur Hoofdgroep Status Polysiphonia stricta (Dillwyn) Greville Algae InheemsPorphyra leucosticta Thuret, 1863 Algae InheemsPterothamnion plumula (J.Ellis) Nägeli, 1855 Algae InheemsRhizoclonium riparium (Roth) Harvey, 1849 Algae InheemsSargassum muticum (Yendo) Fensholt, 1955 Algae Exoot Stylonema alsidii (Zanardini) K.M.Drew, 1956 Algae InheemsUlva compressa Linnaeus, 1753 Algae InheemsUlva flexuosa Wulfen Algae InheemsUlva intestinalis Linnaeus, 1753 Algae InheemsUlva lactuca Linnaeus, 1753 Algae InheemsUlva pertusa Kjellman, 1897 Algae Exoot Ulva prolifera O.F.Müller, 1778 Algae InheemsUlva pseudocurvata Koeman & Hoek, 1981 Algae InheemsUlva rigida C.Agardh, 1823 Algae InheemsUlva torta (Mertens) Trevisan Algae InheemsUndaria pinnatifida (Harvey) Suringar, 1873 Algae Exoot Zostera marina Linnaeus, 1753 Algae InheemsAphrodita aculeata Linnaeus, 1758 Annelida InheemsHarmothoe imbricata (Linnaeus, 1767) Annelida InheemsHediste diversicolor (O.F. Müller, 1776) Annelida InheemsLepidonatus squamatus (Linnaeus, 1758) Annelida InheemsNephtys hombergii Savigny, 1818 Annelida InheemsNereis pelagica Linnaeus, 1758 Annelida InheemsPhyllodoce maculata (Linné, 1767) Annelida InheemsSabellaria alveolata (Linnaeus, 1767) Annelida InheemsSpirorbis spirorbis (Linnaeus, 1758) Annelida InheemsSthenelais boa (Johnston, 1833) Annelida UitheemsAplidium glabrum (Verrill, 1871) Ascidiacea ExootAscidiella aspersa (Müller, 1776) Ascidiacea InheemsBotrylloides violaceus Oka, 1927 Ascidiacea Exoot Botryllus schlosseri (Pallas, 1766) Ascidiacea inheemsCiona intestinalis (Linnaeus, 1767) Ascidiacea InheemsDidemnum vexillum Kott, 2002 Ascidiacea Exoot Diplosoma listerianum (Milne-Edwards, 1841) Ascidiacea ExootStyela clava Herdman, 1881 Ascidiacea Exoot Alcyonidioides mytili (Dalyell, 1848) Bryozoa InheemsAlcyonidium gelatinosum (Linnaeus, 1761) Bryozoa InheemsAlcyonium digitatum Linnaeus, 1758 Bryozoa InheemsBugula stolonifera Ryland, 1960 Bryozoa Exoot Conopeum reticulum (Linnaeus, 1767) Bryozoa InheemsCryptosula pallasiana (Moll, 1803) Bryozoa InheemsElectra pilosa (Linnaeus, 1767) Bryozoa InheemsScrupocellaria scruposa (Linnaeus, 1758) Bryozoa InheemsAcanthodoris pilosa (Abildgaard in Müller, 1789) Cnidaria InheemsActinothoe sphyrodeta (Gosse, 1858) Cnidaria InheemsAeolidia papillosa (Linnaeus, 1761) Cnidaria InheemsDiadumene cincta Stephenson, 1925 Cnidaria Exoot

Page 23: Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op het Nederlands Continentaal Plat Rapport: Verspreidingskaarten gebaseerd op foto’s

23

GiMaRIS rapport 2012_27

Soort Auteur Hoofdgroep Status Ectopleura larynx (Ellis & Solander, 1786) Cnidaria InheemsEudendrium cf rameum (Pallas, 1766) Cnidaria inheemsHalecium halecium (Linnaeus, 1758) Cnidaria InheemsHydractinia echinata (Fleming, 1828) Cnidaria InheemsMetridium senile (Linnaeus, 1761) Cnidaria InheemsObelia dichotoma (Linnaeus, 1758) Cnidaria InheemsObelia geniculata (Linnaeus, 1758) Cnidaria InheemsObelia longissima (Pallas, 1766) Cnidaria InheemsSagartiogeton undatus (Müller, 1778) Cnidaria InheemsSertularia cupressina Linnaeus, 1758 Cnidaria InheemsTergipes tergipes (Forskål, 1775) Cnidaria InheemsTubularia indivisa Linnaeus, 1758 Cnidaria InheemsUrticina felina (Linnaeus, 1761) Cnidaria InheemsAustrominius modestus Darwin, 1854 Crustacea Exoot Balanus crenatus Bruguiére, 1789 Crustacea InheemsCancer pagurus Linnaeus, 1758 Crustacea InheemsCaprella mutica Schurin, 1935 Crustacea Exoot Carcinus maenas (Linnaeus, 1758) Crustacea InheemsCorophium cf volutator. (Pallas, 1766) Crustacea InheemsCrangon crangon (Linnaeus, 1758) Crustacea InheemsGalathea squamifera Leach, 1814 Crustacea InheemsGammarus locusta (Linnaeus, 1758) Crustacea InheemsHemigrapsus takanoi Asakura & Watanabe, 2005 Crustacea Exoot Idotea linearis (Linnaeus, 1766) Crustacea InheemsLiocarcinus depurator (Linnaeus, 1758) Crustacea InheemsLiocarcinus holsatus (Fabricius, 1798) Crustacea InheemsLiocarcinus navigator (Herbst, 1794) Crustacea InheemsMacropodia rostrata (Linnaeus, 1761) Crustacea InheemsPagurus bernhardus (Linnaeus, 1758) Crustacea InheemsPalaemon adspersus Rathke, 1837 Crustacea InheemsPilumnus hirtellus (Linnaeus, 1761) Crustacea InheemsPinnotheres pisum (Linnaeus, 1767) Crustacea InheemsPisidia longicornis (Linnaeus, 1767) Crustacea InheemsPraunus flexuosus (Müller, 1776) Crustacea InheemsSacculina carcini Thompson, 1836 Crustacea InheemsAmphipholis squamata (Delle Chiaje, 1828) Echinodermata InheemsAsterias rubens Linnaeus, 1758 Echinodermata InheemsEchinocardium cordatum (Pennant, 1777) Echinodermata InheemsOphiothrix fragilis (Abildgaard, in O.F. Müller, 1789) Echinodermata InheemsOphiura albida Forbes, 1839 Echinodermata InheemsOphiura ophiura (Linnaeus, 1758) Echinodermata InheemsPholis gunnellus Linnaeus, 1758 Echinodermata InheemsPsammechinus miliaris (P.L.S. Müller, 1771) Echinodermata InheemsNymphon gracile Leach, 1814 Insecta InheemsAbra alba (W. Wood, 1802) Mollusca InheemsAcanthocardia echinata (Linnaeus, 1758) Mollusca InheemsAcanthocardia paucicostata (G.B. Sowerby II, 1834) Mollusca Inheems

Page 24: Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op het Nederlands Continentaal Plat Rapport: Verspreidingskaarten gebaseerd op foto’s

24

Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden voor Zuid - Noord transporten van de Oosterschelde naar de Waddenzee

Soort Auteur Hoofdgroep Status Acanthodoris pilosa (Abildgaard in Müller, 1789) Mollusca InheemsBuccinum undatum Linnaeus, 1758 Mollusca InheemsCerastoderma edule (Linnaeus, 1758) Mollusca InheemsCrassostrea gigas (Thunberg, 1793) Mollusca Exoot Crepidula fornicata (Linnaeus, 1758) Mollusca Exoot Ensis directus (Conrad, 1843) Mollusca Exoot Gibbula cineraria (Linnaeus, 1758) Mollusca UitheemsLittorina littorea (Linnaeus, 1758) Mollusca InheemsMya arenaria Linnaeus, 1758 Mollusca ExootNassarius nitidus (Jeffreys, 1867) Mollusca InheemsNassarius reticulatus (Linnaeus, 1758) Mollusca InheemsOnchidoris bilamellata (Linnaeus, 1767) Mollusca InheemsOstrea edulis (Linnaeus, 1758) Mollusca InheemsSpisula subtruncata (da Costa, 1778) Mollusca InheemsVenerupis corrugata (Gmelin, 1791) Mollusca InheemsVenerupis philippinarum (Adams & Reeve, 1850) Mollusca ExootArnoglossus laterna (Walbaum, 1792) Pisces InheemsGobius niger Linnaeus, 1758 Pisces InheemsMyoxocephalus scorpius Linnaeus, 1758 Pisces InheemsPholis gunnellus Linnaeus, 1758 Pisces InheemsPlatichthys flesus (Linnaeus, 1758) Pisces InheemsPleuronectes platessa Linnaeus, 1758 Pisces InheemsPomatoschistus minutus (Pallas, 1770) Pisces InheemsPomatoschistus pictus (Malm, 1865) Pisces InheemsSyngnathus acus Linnaeus, 1758 Pisces InheemsTaurulus bubalis (Euphrasen, 1786) Pisces InheemsZoarces viviparus (Linnaeus, 1758) Pisces InheemsHalichondria bowerbanki Burton, 1930 Porifera InheemsHalichondria panicea (Pallas, 1766) Porifera InheemsHaliclona (Soestella) xena De Weerdt, 1986 Porifera InheemsHaliclona oculata (Pallas, 1766) Porifera InheemsSuberites massa Nardo, 1847 Porifera Exoot Sycon ciliatum (Fabricius, 1780) Porifera Inheems

Page 25: Risico analyse van uitheemse soorten in de exportgebieden ... · Voorkant: Diplosoma listerianum op het Nederlands Continentaal Plat Rapport: Verspreidingskaarten gebaseerd op foto’s

25

GiMaRIS rapport 2012_27

Soort Authority Hoofd groep StatusAgardhiella subulata (C.Agardh) Kraft & M.J.Wynne, 1979 Algae ExootAscophyllum nodosum (Linnaeus) Le Jolis, 1863 Algae InheemsUlva cf rigida C.Agardh, 1823 Algae InheemsUndaria pinnatifida (Harvey) Suringar, 1873 Algae ExootStyela clava Herdman, 1881 Ascidiacea ExootAustrominius modestus (Darwin, 1854) Crustacea ExootBalanus crenatus Bruguiére, 1789 Crustacea InheemsCarcinus maenas (Linnaeus, 1758) Crustacea InheemsHemigrapsus takanoi Asakura & Watanabe, 2005 Crustacea ExootSacculina carcini Thompson, 1836 Crustacea InheemsBuccinum undatum Linnaeus, 1758 Mollusca InheemsCerastoderma edule (Linnaeus, 1758) Mollusca InheemsCrassostrea gigas (Thunberg, 1793) Mollusca ExootCrepidula fornicata (Linnaeus, 1758) Mollusca ExootPlatichthys flesus (Linnaeus, 1758) Pisces Inheems

Appendix II: Lijst 2 Oosterschelde bodemcultuurmosselen

Lijst 2 Oosterschelde bodemcultuurmosselen; Soorten waarvan levende individuen zijn aangetroffen tussen mosselen die vanuit de Oosterschelde zijn uitgezaaid in de Waddenzee bij Zuid-Noord trans-porten in het voorjaar van 2012 (Gittenberger et al., 2012c). Exoten zijn geel gearceerd.