Rijschool Alex AutoTheorie

download Rijschool Alex AutoTheorie

of 150

Transcript of Rijschool Alex AutoTheorie

  • Auto theorie - Rijschool Alex

    Rijschool Alex 1.

  • Inhoudsopgave

    Hoofdstuk 1: Weggebruikers .................................................................................................. 3

    Hoofdstuk 2: Verkeersregels en snelheid ............................................................................... 8

    Hoofdstuk 3: Verkeersborden ............................................................................................... 23

    Hoofdstuk 4: Plaats op de weg ............................................................................................. 54

    Hoofdstuk 5: Afslaan, inhalen en bijzondere manoeuvres ................................................... 63

    Hoofdstuk 6: Voorrang en voor laten gaan .......................................................................... 73

    Hoofdstuk 7: Rotondes en andere bijzondere weggedeelten ................................................ 85

    Hoofdstuk 8: Auto(snel)wegen ............................................................................................. 92

    Hoofdstuk 9: Verlichting .................................................................................................... 103

    Hoofdstuk 10: Stilstaan en parkeren ................................................................................... 114

    Hoofdstuk 11: Bepalingen .................................................................................................. 122

    Hoofdstuk 12: Het nieuwe rijden ........................................................................................ 142

    Hoofdstuk 13: Gevaarherkenning ....................................................................................... 148

    Rijschool Alex 2.

  • Hoofdstuk 1: Weggebruikers

    Voetgangers

    Alle weggebruikers samen noemen we verkeer. Weggebruikers zijn onder te verdelen in voetgangers en bestuurders.

    Voetgangers zijn alle weggebruikers die te voet aan het verkeer deelnemen. Ook wanneer hierbij een klein voertuig zoals bijvoorbeeld een kinderwagen of boodschappenwagen wordt meegevoerd behoren zij tot de voetgangers. Daarnaast gelden de regels voor voetgangers voor:

    Personen die een fiets, snorfiets, bromfiets of motor aan de hand meevoeren. Skaters of rolschaatsers. Skaters mogen behalve op het voetpad of trottoir ook gebruik

    maken van een fietspad. Wanneer er geen voetpad of fietspad is mogen skaters op de rijbaan.

    Personen die gebruik maken van een gehandicaptenvoertuig wanneer zij hiermee gebruik maken van een voetpad of trottoir. Zij mogen op een voetpad of trottoir niet sneller rijden dan 6 km/uur.

    Voetgangers

    Bestuurders

    Bestuurders zijn alle weggebruikers behalve voetgangers. Bestuurders kunnen zijn:

    Bestuurders van niet-motorvoertuigen, zoals fietsen, snorfietsen, bromfietsen, trams en brommobielen.

    Bestuurders van motorvoertuigen, zoals personenauto's, motorfietsen en vrachtauto's. Bestuurders van voorrangsvoertuigen, zoals politievoertuigen, brandweerauto's en

    ambulances die optische en geluidssignalen voeren. Ook andere voertuigen met optische en geluidssignalen zijn voorrangsvoertuigen.

    Geleiders van rij- of trekdieren. Iemand die een paard aan de leidsel meevoert is een bestuurder, maar de man die zijn hond aan de lijn uitlaat is een voetganger.

    Rijschool Alex 3

  • Bestuurders

    Let op: Sommige voertuigen die wel een motor hebben zoals: bromfiets, gehandicaptenvoertuig en tram zijn volgens het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens geen motorvoertuigen. Er gelden aparte regels voor. Een snorfiets heeft wel een motor maar is meestal gelijkgesteld aan een fiets. Een dierenambulance mag geen optische en geluidssignalen voeren en is dus geen voorrangsvoertuig.

    Samenvatting

    Hieronder kun je een samenvatting zien van de indeling van de weggebruikers. Klik op de 'play-knop' om de videoclip te starten. Wanneer je denkt dat je de indeling van de weggebruikers goed beheerst kun je op de volgende pagina een opdracht maken om na te gaan of dit daadwerkelijk het geval is.

    In de oefening hieronder moet je de weggebruikers in de juiste categorien indelen. Wanneer je met je muis op een plaatje gaat staan zie je de juiste omschrijving van het plaatje. Wanneer je alle weggebruikers naar de volgens jou juiste plaats hebt gesleept, kun je je antwoord controleren door op de 'Controle-knop' te klikken. Wanneer je hierbij nog fouten hebt gemaakt kun je daarna de opdracht nogmaals maken door op de 'Opnieuw-knop' te klikken.

    Andere weggebruikers: Voetgangers

    Als automobilist kun je er niet zomaar vanuit gaan dat alle andere weggebruikers zich aan de regels houden en goed op je anticiperen. Voetgangers hebben vaak de neiging zich niet aan de regels te houden. De voetgangers waarop je het best moet letten zijn kinderen. Let dus goed op in woonwijken en in de directe omgeving van scholen.

    Ouderen en gehandicapten

    Bij ouderen is het gedrag ook niet altijd voorspelbaar. Doordat ze niet meer zo goed kunnen waarnemen en hun reactievermogen minder wordt, nemen ze beslissingen die je niet direct verwacht. Houd rekening met hun gedrag en reageer hierop. Blinden kun je herkennen aan hun blindenstok.

    Rijschool Alex 4

  • Blinde persoon die te herkennen is aan de blindenstok

    Andere weggebruikers: Fietsers, bromfietsers en snorfietsers

    Fietsers gedragen zich evenals voetgangers vaak onvoorspelbaar in het verkeer. Zo hebben zij de neiging bij een rood verkeerslicht n keer om zich heen te kijken en vervolgens aan te fietsen. Zij zijn dan ook relatief vaak betrokken bij ongevallen.

    Jonge brom- en snorfietsers vertonen dezelfde kenmerken als fietsers. Zij voelen zich vrij en hebben het idee dat hen niets kan overkomen. Houd hier rekening mee en laat je niet door hen verrassen. Houd bij het inhalen voldoende tussenruimte.

    Houd goed rekening met kinderen, zeker als ze zich in een groep bevinden

    Rijschool Alex 5

  • Motorrijders

    Bij de motorrijders is een duidelijk onderscheid te maken tussen de plezierrijders en de rijders die het idee hebben aan een wegrace mee te doen. De eerste groep rijders gedraagt zich in het verkeer zoals verwacht mag worden. De andere groep laat een duidelijk ander gedrag zien en maakt het voor anderen moeilijk hierop te anticiperen. Zij halen je rechts in en halen snelheden die (ver) boven de toegestane snelheden liggen.

    Houd rekening met beide groepen motorrijders en probeer gevaarlijke situaties te voorkomen door hiermee vooraf rekening te houden.

    Ruiters en geleiders rij-, trekdieren en vee

    Je dient als automobilist goed rekening te houden met ruiters en geleiders van rij-, trekdieren en vee. Zij behoren tot de bestuurders. Wanneer je een ruiter wilt passeren, zorg dan voor voldoende tussenruimte (ongeveer 1.50 meter). Je kunt vooraf niet inschatten hoe het paard zal reageren wanneer je het passeert en of je al opgemerkt bent door het paard en de ruiter.

    Houd voldoende tussenruimte bij het inhalen van een ruiter

    Weggebruikers en ongevallen

    In verreweg de meeste gevallen zijn de weggebruikers (mensen) de oorzaak van verkeersongevallen. In 90% van de ongevallen ligt de oorzaak bij de mens.

    Signalen van andere weggebruikers

    Wanneer andere weggebruikers knipperende alarmlichten voeren betekent dit in de meeste gevallen dat er een file of zeer langzaam rijdend verkeer is, een voertuig wordt gesleept of een voertuig stilstaat met pech.

    Rijschool Alex 6

  • Stilstaande politie met zwaailicht

    Een politieauto of -motor met zwaailicht die stilstaat op de vluchtstrook waarschuwt je voor een file, stilstaande voertuigen ten gevolge van een ongeval of een geblokkeerde rijstrook.

    Bij een ongeval moet je tevens rekening houden met bestuurders die plotseling remmen uit nieuwsgierigheid, om waar te kunnen nemen wat er precies is gebeurd. Bovendien kunnen er voetgangers op de rijbaan lopen die betrokken zijn bij het ongeval. Laat jezelf in elk geval niet afleiden door het ongeval.

    Rijschool Alex 7

  • Hoofdstuk 2: Verkeersregels en snelheid

    Het RVV

    RVV is de afkorting van "Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens". In het RVV zijn de verkeersregels opgenomen die gelden voor alle weggebruikers. Het RVV bestaat uit 92 artikelen, waarin alle verkeersregels staan. Het RVV gaat er vanuit, dat "ieder in gelijke mate aanspraak op een veilig gebruik van de weg heeft".

    De regels die het RVV geeft, voorzien niet in alle situaties. Er blijft een stuk eigen verantwoordelijkheid over voor de verkeersdeelnemer. Artikel 5 van de Wegenverkeerswet is een belangrijk artikel. We noemen het een kapstokartikel omdat het de gevallen afdekt waarvoor geen afdoende verkeersregels zijn. Hier geven we voorbeelden van de begrippen "in gevaar brengen of kunnen brengen" en "hinderen of kunnen hinderen" van andere weggebruikers.

    Je haalt vlak voor een kruispunt nog gauw even in. Er staat nergens in het RVV dat het verboden is. Op grond van artikel 5 kun je vervolgens wel een bekeuring krijgen. Je brengt namelijk het verkeer op de weg in gevaar of je zou het verkeer in gevaar kunnen brengen. Ook het hinderen van de andere weggebruikers is verboden. Artikel 5 is hierop ook van toepassing.

    Gevaarlijk inhalen voor een kruising

    Verkeersregels moeten ertoe bijdragen dat de afwikkeling van het verkeer veilig en vlot verloopt. Daarnaast is het van belang dat dit op een milieuvriendelijke manier gebeurt.

    Verkeerstekens

    Onder verkeerstekens verstaan we:

    Verkeersborden. Verkeerslichten. Tekens op het wegdek.

    Verkeerstekens moet je opvolgen. De hoofdregel van voorrang luidt: Verleen voorrang aan alle bestuurders die van rechts komen. Op de afgebeelde situatie heeft de bestuurder van links voorrang, terwijl de hoofdregel zegt dat bestuurders van rechts voorrang hebben. De voorrang wordt ter plaatse geregeld door het bord B6. Verkeersborden, verkeerslichten en tekens op het wegdek geven de weggebruiker aan wat er ter plaatse van hem of haar wordt verwacht.

    Rijschool Alex 8

  • Het bord B6 samen met de haaientanden op het wegdek geven aan dat de bestuurder voorrang moet verlenen aan alle bestuurders op de kruisende weg, ook aan bestuurders die van links komen.

    Bord B6

    Conclusie: Verkeerstekens gaan boven de verkeersregels.

    Verkeerslichten

    Je rijdt hier op een voorrangsweg. Dat kun je zien aan het bord voorrangsweg (B1). Toch moet je bij rood licht stoppen en de bestuurders op de zijweg voorrang verlenen.

    Bord B1

    Rijschool Alex 9

  • Conclusie: Verkeerslichten gaan boven verkeersborden en verkeerstekens en verkeersregels.

    Aanwijzingen

    Aanwijzing van een politieagent

    De politieagent geeft de aanwijzing dat de automobilist zijn voertuig moet stil laten staan bij de bushalte. Volgens de regels mag dit alleen voor het onmiddellijk laten in- of uitstappen van passagiers. De aanwijzingen die een politieagent kan geven zijn opgenomen in een bijlage bij de verkeersborden. Het zijn een aantal gebaren, die vooral gebruikt wordt om het verkeer op kruispunten te regelen. Er zijn buiten de politie nog meer personen, die belast kunnen zijn met de verkeersregeling, bijvoorbeeld verkeersregelaars bij grote manifestaties en verkeersbrigadiers.

    Aanwijzingen van bevoegde personen dien je altijd op te volgen. Bevoegde personen zijn:

    Politieambtenaren. Verkeersregelaars. Marechaussee. Douaneambtenaar. Verkeersbrigadiers.

    Conclusie: Aanwijzingen gaan boven verkeerslichten, verkeersborden en verkeerstekens en verkeersregels.

    Samenvatting verkeersregels, verkeerstekens, verkeerslichten en aanwijzingen

    Hier krijg je een samenvatting van de voorgaande leerstof uit dit hoofdstuk. Hierbij wordt nogmaals behandeld wanneer je de verkeersregels, verkeerstekens en -borden, verkeerslichten en aanwijzingen van bevoegde personen moet opvolgen.

    Geldigheid verkeersborden

    Verkeersborden gelden meestal voor de breedte van de gehele weg. Borden die een parkeerverbod (bord E1) of een verbod tot stilstaan (bord E2) aangeven, gelden maar voor n kant van de weg.

    Rijschool Alex 10

  • Bord E1 (links) en E2 (rechts)

    Onder verkeersborden zie je vaak zogenaamde onderborden. Het onderbord geeft aanvullende informatie over uitzonderingen of voor bestuurders van specifieke voertuigen.

    Onderbord

    Naast borden die voor de gehele breedte van de weg of voor n kant van de weg gelden kent het RVV ook borden die maar voor n rijstrook of enkele rijstroken gelden.

    Bord L11

    Soms zijn verkeersborden aangebracht op voertuigen (denk aan wegwerkzaamheden). Ook deze verkeersborden zijn geldig en moeten derhalve opgevolgd worden. Dit geldt zowel wanneer het voertuig rijdt als wanneer het voertuig stil staat.

    Belangrijke tekens op het wegdek

    Bekijk de onderstaande tekens, die je regelmatig op het wegdek tegenkomt, en lees de betekenis.

    Doorgetrokken streep

    Bestuurders mogen niet over een doorgetrokken streep die de rijbaan in rijstroken verdeelt heen.

    Doorgetrokken en onderbroken streep

    Soms zijn er een onderbroken en een doorgetrokken streep naast elkaar aangebracht. Wanneer je aan de kant van de onderbroken streep rijdt, mag je wel over de strepen heen naar de andere rijstrook. Wanneer je aan de kant van de doorgetrokken streep rijdt mag dit niet.

    Rijschool Alex 11

  • Verdrijvingsvlak

    Een verdrijvingsvlak is een gedeelte van de rijbaan waarop schuine strepen zijn aangebracht. Het is niet toegestaan op een verdrijvingsvlak te rijden.

    Voetgangersoversteekplaats

    Wanneer op de weg een oversteekplaats voor voetgangers is aangegeven, gaan voetgangers voor als zij oversteken of te kennen geven over te willen gaan steken.

    Voorsorteerstrook en voorsorteervak

    Wanneer op het wegdek voorsorteerstroken zijn aangebracht, moeten bestuurders tijdig de juiste voorsorteerstrook kiezen. Deze verplichting geldt zowel voor bestuurders van motorvoertuigen als bromfietsers. Fietsers en snorfietsers mogen gebruik maken van voorsorteerstroken, maar zijn dit niet verplicht.

    Busstrook en busbaan

    Een busstrook is een gedeelte van de rijbaan waarop het woord 'BUS' of 'LIJNBUS' is aangebracht. Busbanen zijn afgescheiden van de rijbaan door een verhoging. Taxi's met vergunning mogen ook gebruik maken van busstroken en busbanen.

    Stopstreep

    Wanneer een stopstreep op de rijbaan is aangebracht moeten bestuurders stoppen voor de stopstreep, als ze verplicht zijn om te stoppen tenminste.

    Haaientanden

    Haaientanden zijn voorrangsdriehoeken die op het wegdek zijn aangepast. De haaientanden geven aan dat je voorrang moet verlenen aan bestuurders op de kruisende weg.

    Bij wegwerkzaamheden staan vaak tijdelijke verkeerstekens op het wegdek. Die gaan boven andere verkeerstekens op de weg.

    Rijschool Alex 12

  • In de nieuwe verkeersregels komt een nieuw woord voor: 'puntstuk'. Dit is een vlak op het wegdek op de plaats waar wegen zich splitsen of bij elkaar komen. Puntstukken mogen, net als verdrijvingsvlakken, niet gebruikt worden. Daarop is n uitzondering. Als een puntstuk in een spitsstrook ligt, mogen de bestuurders die deze spitsstrook volgen, over het puntstuk heen rijden.

    Puntstuk

    Gewone verkeerslichten

    Bij de gewone, 3-kleurige verkeerslichten, gelden de volgende regels:

    Groen licht: doorrijden. Rood licht: stoppen. Geel licht: stoppen, behalve als dit redelijkerwijs niet meer mogelijk is. Na een geel

    licht volgt binnen enkele seconden het rode licht.

    Bij een groen verkeerslicht moet je er rekening mee houden dat je alleen mag doorrijden wanneer je het kruispunt in n keer kunt oversteken. Het is niet toegestaan het kruispunt te blokkeren.

    Let op: Indien onder het verkeerslicht een bord hangt met daarop de tekst rechtsaf voor (brom)fietsers vrij, dan mogen (brom)fietsers toch rechts afslaan als het verkeerslicht rood of geel is. Hierbij moeten ze wel kruisend en rechtdoorgaand verkeer voor laten gaan.

    Rijschool Alex 13

  • Geel verkeerslicht

    Verkeerslicht met pijlen

    Wanneer in een verkeerslicht een richtingspijl (rechtsaf, rechtdoor of linksaf) is aangegeven, geldt het verkeerslicht alleen voor de aangegeven richting. Wanneer je doorrijdt bij een groen verkeerslicht met een pijl hoef je in principe geen ander verkeer voor te laten gaan. Het verkeerslicht voor deze weggebruikers staat dan altijd op rood. Let wel goed op, er kunnen weggebruikers kruisen die door een rood licht rijden.

    Rijschool Alex 14

  • Verkeerslicht met richtingspijl

    Een verkeerslicht kan worden aangekondigd met een bord (J32). Vaak wordt met een onderbord aangegeven over hoeveel meter het verkeerslicht volgt.

    Bord J32

    Verkeerslichten die buiten werking zijn hebben vaak een geel knipperend licht. Het is belangrijk het kruispunt dan voorzichtig te naderen. De voorrang wordt dan geregeld door verkeersborden of de normale voorrangsregels, waarbij alle bestuurders van rechts voorrang hebben.

    Verkeerslichten bij overwegen

    Overwegen worden aangekondigd met verkeersborden. Daarnaast zijn heel veel overwegen voorzien van overweglichten. Bij overweglichten gelden de volgende regels:

    Rood knipperlicht: Stop. Bij een overweg met bomen moet je blijven wachten zolang de rode knipperlichten branden, ook al zijn de bomen omhoog.

    Wit knipperlicht: Doorrijden. Let er hierbij op dat je de gehele overweg over moet kunnen steken. Bij een file mag je de overweg niet blokkeren.

    Als er geen overweglichten zijn moet je goed uitkijken.

    Rijschool Alex 15

  • Overweglichten

    Gevaarslichten en lichten bij bruggen

    Bij geel-knipperende gevaarslichten moet je goed opletten en je snelheid verminderen. Het licht geeft aan dat je een gevaarlijk punt nadert. Een bruglicht is een enkel rood licht. Als dit licht brandt of knippert moet je stoppen.

    Bruglicht

    Verkeerslichten die gericht zijn op fietsers

    Fietsverkeerslichten zijn verkeerslichten waarin een fiets is afgebeeld. Deze verkeerslichten komen vaak voor in combinatie met gewone verkeerslichten. Bij deze verkeerslichten zijn de volgende regels van toepassing:

    Fietsers en snorfietsers volgen altijd de fietsverkeerslichten op. Bromfietsers op een verplicht fiets/bromfietspad volgen de fietsverkeerslichten op. Bromfietsers op de rijbaan volgen de gewone verkeerslichten op. Bestuurders van motorvoertuigen volgen de gewone verkeerslichten op.

    Rijschool Alex 16

  • Fietsverkeerslicht

    Wanneer je te maken krijgt met aanwijzingen van een daartoe bevoegd persoon, moet je die altijd opvolgen. Aanwijzingen gaan boven verkeersregels en verkeerstekens.

    Buslicht

    Sommige lichten gelden uitsluitend voor bussen, lijnbussen en trams. Vaak zijn op deze punten ook gewone verkeerslichten geplaatst die gelden voor de andere weggebruikers.

    Buslicht

    Snelheid

    De maximum toegestane snelheid is afhankelijk van de weg waarop je rijdt en het type weggebruiker dat je bent. Hieronder zie je een overzicht van de maximumsnelheid voor verschillende typen weggebruiker op verschillende typen wegen.

    Rijschool Alex 17

  • Voor de bromfiets gelden verschillende maximumsnelheden. Op een fiets/bromfietspad binnen de bebouwde kom is de maximumsnelheid 30 km/uur en buiten de bebouwde kom 40 km/uur. Wanneer de bromfiets op de rijbaan moet rijden geldt een maximumsnelheid van 45 km/uur, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Hierdoor sluit de snelheid van de bromfiets beter aan bij die van het overige verkeer.

    Soms wordt de snelheid ter plaatse nog met andere borden aangegeven. Bijvoorbeeld een bord dat een maximumsnelheid van 70 km/uur aangeeft buiten de bebouwde kom.

    Niet altijd zal het mogelijk zijn ook daadwerkelijk de maximumsnelheid aan te houden. Je moet vaak je snelheid aanpassen aan het overige verkeer of aan de omstandigheden. Wanneer het wegdek bijvoorbeeld glad is, is het verstandig je snelheid hierop aan te passen. Ook is het verstandig een lage snelheid aan te houden in een omgeving waar kinderen oversteken of spelen.

    Matrixborden

    Op de zogenaamde matrixborden op auto(snel)wegen wordt ook de maximumsnelheid aangegeven. Je mag deze niet overschrijden. Deze borden hebben dezelfde betekenis als gewone verkeersborden. Wanneer er op het matrixbord een andere maximumsnelheid staat dan op het verkeersbord dan geldt het bord met de laagste snelheid.

    Rijschool Alex 18

  • Matrixborden

    Adviessnelheid

    De adviessnelheid attendeert je op een situatie waarbij rijden met te hoge snelheid gevaarlijk is. Een adviessnelheid wordt aangegeven met bord A4. Het is verstandig de adviessnelheid op te volgen.

    Bord A4

    Geef in onderstaande opdracht aan wat de maximumsnelheid voor jou als automobilist is, nadat je het bord bent gepasseerd. Je moet hierbij de snelheden naar de juiste plaats slepen. Nadat je de gehele opdracht hebt gemaakt kun je je antwoord controleren.

    Hoe hard mag je?

    Buiten de bebouwde kom gelden veel verschillende maximumsnelheden. Op autosnelwegen mag je meestal 120 km/uur, maar op sommige gedeeltes maximaal 100 km/uur. Op autowegen mag je maximaal 100 km/uur. Op overige wegen mag je meestal 80 km/uur, maar je komt steeds vaker 60 km/uur tegen. Deze onduidelijkheid is niet goed voor de verkeersveiligheid en daarom wordt hier iets aan gedaan. Het is de bedoeling dat je aan de belijning van een weg kunt zien hoe hard je er mag rijden. Hieronder zie je de belijning van 60-, 80- en 100-km wegen afgebeeld.

    De 60 km/uur weg

    Onderbroken kantstrepen. Geen asstrepen.

    Op deze wegen kun je fietsers, bromfietsers en landbouwverkeer op de rijbaan verwachten.

    Rijschool Alex 19

  • De 80 km/uur weg

    Onderbroken kantstrepen. (Meestal) doorgetrokken asstrepen.

    Op een dergelijke weg kom je geen fietsers of bromfietsers op de rijbaan tegen, maar soms wel landbouwverkeer. In dat geval zijn de asstrepen onderbroken.

    De 100 km/uur weg

    Doorgetrokken kantstrepen. Doorgetrokken asstrepen. Groene vulling tussen asstrepen.

    Op een dergelijke weg zul je geen fietsers, bromfietsers of landbouwverkeer op de rijbaan tegenkomen.

    Welke snelheid op welke weg?

    In onderstaande oefening zie je de nieuwe aanduiding van wegen die sinds enige tijd wordt gebruikt. Geef aan wat de maximumsnelheid is voor jou als automobilist op de verschillende wegen. Wanneer je de gehele oefening hebt gemaakt kun je je antwoord controleren.

    Afstand houden

    Hoe hard rijd je eigenlijk? Hoeveel meters per seconde leg je af? Moet je dat weten? Ja zeker. Bijvoorbeeld om te weten hoeveel afstand je moet houden. Daarvoor hanteren we de 2-secondenregel. Hoeveel meter rijd je in twee seconden als je 90 km/uur rijdt? Of: hoeveel meters leg je af in de schrikseconde als je plotseling remmen moet, de zogenaamde reactietijd.

    In 2 seconden leg je bij verschillende snelheden de volgende afstanden af:

    Snelheid Afstand in 2 seconden 20 km/uur 12 meter 40 km/uur 24 meter 60 km/uur 36 meter 80 km/uur 48 meter 100 km/uur 60 meter 120 km/uur 72 meter

    Stopafstand

    Op het CBR-examen kun je vragen krijgen waarbij je kilometers per uur moet omrekenen naar meters per seconde. Zo moet je weten hoeveel meter afstand je minimaal moet houden

    Rijschool Alex 20

  • tot je voorligger bij een bepaalde snelheid. Of hoeveel meter je aflegt in n seconde reactietijd.

    Voorbeeld: 100 kilometer per uur is 100 x 1.000 meter = 100.000 meter. In een uur zitten 3.600 seconden. In n seconde rijd je dus 100.000 : 3.600 = 27,8 m. Dat is wel een beetje rekenwerk. Het CBR rekent met een ezelsbruggetje, waarbij je de snelheid moet delen door 10 en vervolgens moet vermenigvuldigen met 3. In n seconde leg je bij een snelheid van 100 km/uur dus ((100 : 10) x 3) = 30 meter af.

    De regel zegt: Iedere bestuurder moet zijn snelheid zodanig regelen dat hij zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze weg vrij is. De stopafstand hangt van verschillende zaken af:

    1. De snelheid waarmee je rijdt. 2. De mate waarin het voertuig remt (remvertraging). 3. De reactietijd.

    De factoren 1+2 bepalen de remafstand. Voor het remvermogen van het voertuig geldt een wettelijk minimum. Maar de ene auto remt beter dan de andere. De remweg hang ook van andere factoren af waar je rekening mee moet houden zoals: belading, wegdek, gladheid enz..

    Factor 3 de reactietijd verschilt ook van persoon tot persoon. Een uitgeruste jongeman zal sneller reageren dan een vermoeide oudere man of vrouw. Mensen die alcohol, medicijnen of drugs hebben gebruikt reageren trager. Voor de reactietijd van de doorsnee mens rekenen we wel eens n seconde. Hierboven heb je gelezen dat bij 100 kilometer per uur in n seconde bijna 30 meter aflegt. Is je reactietijd een halve seconde dan leg je altijd nog 15 meter af voordat je begint met remmen. We noemen dit de reactieafstand.

    Reactieafstand + Remafstand = Stopafstand.

    De vuistregel die gehanteerd wordt om de remafstand te bepalen is: de snelheid delen door 10 en vervolgens de uitkomst in het kwadraat te nemen en vervolgens te delen door 2. Bij een snelheid van 120 km/uur is de remafstand dus: 120 : 10 = 12. Dit moet vervolgens nog in het kwadraat genomen worden, dus: 12 x 12 = 144 meter en als laatste stap gedeeld worden door 2, dus 144 : 2 = 72 meter.

    Kijk in de tabel hieronder hoe het zit bij verschillende snelheden. Hierbij is steeds een reactietijd van n seconde aangehouden.

    Snelheid Reactieafstand Remafstand Stopafstand

    10 km/uur 3 meter 0,5 meter 3,5 meter 20 km/uur 6 meter 2 meter 8 meter 30 km/uur 9 meter 4,5 meter 13,5 meter 40 km/uur 12 meter 8 meter 20 meter 50 km/uur 15 meter 12,5 meter 27,5 meter 60 km/uur 18 meter 18 meter 36 meter 70 km/uur 21 meter 24,5 meter 45,5 meter

    Rijschool Alex 21

  • 80 km/uur 24 meter 32 meter 56 meter 90 km/uur 27 meter 40,5 meter 67,5 meter 100 km/uur 30 meter 50 meter 80 meter 110 km/uur 33 meter 60,5 meter 93,5 meter 120 km/uur 36 meter 72 meter 108 meter

    Bij het afstand houden is het verder nog belangrijk dat je altijd zorgt voor zoveel tussenruimte tot je voorligger, dat een inhalend voertuig makkelijk kan tussenvoegen.

    Rijschool Alex 22

  • Hoofdstuk 3: Verkeersborden

    Verkeersborden en verkeerstekens

    Hieronder zie je 11 rubrieken algemene verkeersborden (A t/m L). Daar horen ook borden bij die: bepaalde bestemmingen aangeven, informatie verschaffen over de situatie ter plaatse of verkeersregels aangeven die ter plaatse gelden. Naast algemene borden zijn er ook nog de rubrieken bebakening (X) en onderborden (Z).

    Alle borden vind je in onderstaande rubrieken. Naast de borden heb je ook nog de aanwijzingen van politieagenten en andere verkeersregelaars. Dit worden de aanwijzingen genoemd. Op de volgende pagina's vind je een overzicht van de verschillende borden en aanwijzingen.

    A Snelheid B Voorrang C Geslotenverklaring D Rijrichting E Parkeren en stilstaan F Overige geboden en verboden G Verkeersregels H Kommen J Waarschuwing K Bewegwijzering L Informatie X Bebakening Z Onderborden Aanwijzingen

    A Snelheid

    A1: Maximumsnelheid. Het getal 50 dient als voorbeeld. De aangeduide maximum snelheden kunnen ook: 30, 60, 70, 80, 90, 100, 110 of 120 kilometer per uur zijn.

    A2: Einde maximumsnelheid.

    Rijschool Alex 23

  • A3: Maximumsnelheid op een elektronisch signaleringsbord. Dit bord is een elektronisch signaleringsbord en geeft een maximumsnelheid aan.

    A4: Adviessnelheid.

    A5: Einde adviessnelheid.

    B Voorrang

    B1: Voorrangsweg.

    B2: Einde voorrangsweg.

    B3: Voorrangskruispunt.

    Rijschool Alex 24

  • B4: Voorrangskruispunt zijweg links.

    B5: Voorrangskruispunt zijweg rechts.

    B6: Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg. Deze borden gebieden voorrang te verlenen aan alle bestuurders op de kruisende weg.

    B7: Stop: Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg. Deze borden gebieden voorrang te verlenen aan alle bestuurders op de kruisende weg.

    C Geslotenverklaring

    C1: Gesloten in beide richtingen voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij- of trekdieren of vee.

    C2: Eenrichtingsweg, in deze richting gesloten voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij- of trekdieren of vee.

    Rijschool Alex 25

  • C3: Eenrichtingsweg.

    C4: Eenrichtingsweg.

    C5: Inrijden toegestaan.

    C6: Gesloten voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen.

    C7: Gesloten voor vrachtauto's.

    C8: Gesloten voor motorvoertuigen die niet sneller kunnen of mogen rijden dan 25 km/uur.

    C9: Gesloten voor ruiters, vee, wagens, motorvoertuigen die niet sneller kunnen of mogen

    Rijschool Alex 26

  • rijden dan 25 km/uur en brommobielen, alsmede fietsen, bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen.

    C10: Gesloten voor motorvoertuigen met aanhangwagen.

    C11: Gesloten voor motorfietsen.

    C12: Gesloten voor alle motorvoertuigen.

    C13: Gesloten voor bromfietsen, snorfietsen en voor gehandicaptenvoertuigen met in werking zijnde motor.

    C14: Gesloten voor fietsen en voor gehandicaptenvoertuigen zonder motor.

    C15: Gesloten voor fietsen, bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen.

    Rijschool Alex 27

  • C16: Gesloten voor voetgangers.

    C17: Gesloten voor voertuigen en samenstellen van voertuigen die, met inbegrip van de lading, langer zijn dan op het bord is aangegeven.

    C18: Gesloten voor voertuigen die met inbegrip van de lading, breder zijn dan op dit bord aangegeven.

    C19: Gesloten voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, hoger zijn dan op dit bord is aangegeven.

    C20: Gesloten voor voertuigen waarvan de aslast hoger is dan op het bord is aangegeven.

    C21: Gesloten voor voertuigen en samenstellen van voertuigen, waarvan de totaalmassa hoger is dan op het bord is aangegeven.

    Rijschool Alex 28

  • C22: Gesloten voor voertuigen met bepaalde gevaarlijke stoffen.

    D Rijrichting

    D1: Rotonde: verplichte rijrichting.

    D2: Gebod voor alle bestuurders het bord voorbij te gaan aan de zijde die de pijl aangeeft.

    D3: Bord mag aan beide zijden worden voorbijgegaan.

    D4: Gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord is aangegeven.

    D5: Gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord is aangegeven.

    Rijschool Alex 29

  • D6: Gebod tot het volgen van n van de rijrichtingen die op het bord zijn aangegeven.

    D7: Gebod tot het volgen van n van de rijrichtingen die op het bord zijn aangegeven.

    E Parkeren en stilstaan

    E1: Parkeerverbod.

    E2: Verbod stil te staan.

    E3: Verbod fietsen en bromfietsen te plaatsen.

    E4: Parkeergelegenheid.

    Rijschool Alex 30

  • E5: Taxistandplaats.

    E6: Gehandicaptenparkeerplaats.

    E7: Gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.

    E8: Parkeergelegenheid alleen bestemd voor de voertuigcategorie of groep voertuigen die op het bord is aangegeven.

    E9: Parkeergelegenheid alleen bestemd voor vergunninghouders.

    Rijschool Alex 31

  • E10: Parkeerschijfzone.

    E11: Einde parkeerschijfzone.

    E12: Parkeergelegenheid ten behoeve van overstappers op het openbaar vervoer.

    E13: Parkeergelegenheid ten behoeve van carpoolers.

    F Overige geboden en verboden

    F1: Verbod voor motorvoertuigen om elkaar onderling in te halen.

    Rijschool Alex 32

  • F2: Einde verbod voor motorvoertuigen om elkaar onderling in te halen.

    F3: Verbod voor vrachtauto's om motorvoertuigen in te halen.

    F4: Einde verbod voor vrachtauto's om motorvoertuigen in te halen.

    F5: Verbod voor bestuurders door te gaan bij nadering van verkeer uit tegengestelde richting.

    F6: Bestuurders uit tegengestelde richting moeten verkeer dat van deze richting nadert voor laten gaan.

    F7: Keerverbod.

    Rijschool Alex 33

  • F8: Einde van alle door verkeersborden aangegeven verboden.

    F9: Einde van alle op een elektronisch signaleringsbord aangegeven verboden.

    F10: Stop. In het bord kan worden aangegeven door wie of waarom het bord wordt toegepast.

    G Verkeersregels

    G1: Autosnelweg.

    G2: Einde autosnelweg.

    G3: Autoweg.

    Rijschool Alex 34

  • G4: Einde autoweg.

    G5: Erf.

    G6: Einde erf.

    G7: Voetpad.

    G8: Einde voetpad.

    G9: Ruiterpad.

    G10: Einde ruiterpad.

    Rijschool Alex 35

  • G11: Verplicht fietspad.

    G12: Einde verplicht fietspad.

    G12A: Fiets/bromfietspad.

    G12B: Einde fiets/bromfietspad.

    G13: Onverplicht fietspad.

    G14: Einde onverplicht fietspad.

    H Bebouwde kom

    H1: Bebouwde kom.

    H2: Einde bebouwde kom.

    Rijschool Alex 36

  • J Waarschuwing

    J1: Slecht wegdek.

    J2: Bocht naar rechts.

    J3: Bocht naar links.

    J4: S-bocht(en), eerst naar rechts.

    J5: S-bocht(en), eerst naar links.

    J6: Steile helling.

    J7: Gevaarlijke daling.

    Rijschool Alex 37

  • J8: Gevaarlijk kruispunt.

    J9: Rotonde.

    J10: Overweg met overwegbomen.

    J11: Overweg zonder overwegbomen.

    J12: Overweg met enkel spoor.

    J13: Overweg met twee of meer sporen.

    J14: Tram(kruising).

    Rijschool Alex 38

  • J15: Beweegbare brug.

    J16: Werk in uitvoering.

    J17: Rijbaanversmalling.

    J18: Rijbaanversmalling rechts.

    J19: Rijbaanversmalling links.

    J20: Slipgevaar.

    J21: Kinderen.

    Rijschool Alex 39

  • J22: Voetgangersoversteekplaats.

    J23: Voetgangers.

    J24: Fietsers en bromfietsers.

    J25: Losliggende stenen.

    J26: Kade of rivieroever.

    J27: Groot wild.

    J28: Vee.

    Rijschool Alex 40

  • J29: Tegenliggers.

    J30: Laagvliegende vliegtuigen.

    J31: Zijwind.

    J32: Verkeerslichten.

    J33: File.

    J34: Ongeval.

    J35: Slecht zicht door sneeuw, regen of mist.

    Rijschool Alex 41

  • J36: IJzel of sneeuw.

    J37: Gevaar (de aard van het gevaar is aangegeven op het onderbord).

    K Bewegwijzering

    K1: Lage beslissingswegwijzer langs autosnelweg voor doorgaande richting, met interlokale doelen en routenummer autosnelweg.

    K2: Voorwegwijzer langs autosnelweg voor de afgaande richting, met afstandsaanduiding, interlokale doelen (bovenste doel = afritnaam) verwijzing naar vliegveld/luchthaven en routenummer niet-autosnelweg.

    K3: Beslissingswegwijzer langs autosnelweg voor de afgaande richting, naar een verzorgingsplaats, met de naam van de parkeerplaats en symbolen die de aard van de voorzieningen aangeven.

    K4: Hoge beslissingswegwijzer langs autosnelweg met rijstrookpaneel voor de doorgaande richting en aftakkingspaneel voor de afgaande richting, met interlokale doelen, routenummers autosnelwegen en Europese hoofdroutes.

    Rijschool Alex 42

  • K5: Voorwegwijzer langs niet-autosnelweg, met interlokale doelen, routenummers, viaductsymbool en aanduiding industrieterrein.

    K6: Beslissingswegwijzer langs niet-autosnelweg met interlokale doelen en routenummer niet-autosnelweg.

    K7: Wegwijzer voor fietsers en bromfietsers (handwijzer), met lokaal doel, interlokaal doel, stedelijk fietsroutenummer (boven), en met interlokale doelen en interlokaal fietsroutenummer (onder).

    K8: Wegwijzer voor fietsers en bromfietsers (stapelbord), met interlokale doelen en een via een alternatieve route te bereiken doel (cursief).

    K9: Omleiding. Maatregel op voorwegwijzer langs niet-autosnelweg.

    K10: Voorwegwijzer binnen de bebouwde kom met interlokaal doel, lokaal doel, een dagrecreatieterrein, objecten en stadsroutenummers.

    Rijschool Alex 43

  • K11: Voorsorteren op niet-autosnelweg. Bord met interlokale doelen, routenummers en verwijzing naar autosnelweg.

    K12: Wijkwegwijzer binnen de bebouwde kom, met wijknamen (in verkeersgebieden).

    K13: Wijkwegwijzer binnen de bebouwde kom, met wijknummers (in verkeersgebieden).

    K14: Route voor het vervoer van bepaalde gevaarlijke stoffen.

    L Informatie

    L1: Hoogte onderdoorgang.

    L2: Voetgangersoversteekplaats.

    Rijschool Alex 44

  • L3: Bushalte / tramhalte.

    L4: Voorsorteren.

    L5: Einde rijstrook.

    L6: Splitsing.

    L7: Aantal doorgaande rijstroken.

    L8: Doodlopende weg.

    Rijschool Alex 45

  • L9: Vooraanduiding doodlopende weg.

    L10: Vooraanduiding verkeersmaatregel voor de aangegeven richting.

    L11: Verkeersbord geldt alleen voor de aangegeven rijstrook / rijstroken.

    L12: Verkeersbord geldt alleen voor de aangegeven rijstrook.

    L13: Verkeerstunnel.

    L14: Vluchthaven.

    Rijschool Alex 46

  • L15: Vluchthaven voorzien van een noodtelefoon en blusapparaat.

    L16: Noodtelefoon.

    L17: Brandblusapparaat.

    L18: Noodtelefoon en brandblusapparaat.

    L19: Dichtstbijzijnde uitgang in de op het bord aangegeven richting plus de afstand daartoe.

    X Bebakening

    X1: Een bochtschild waarschuwt je voor een naderende bocht. Vooral in het donker zijn bochtschilden goed zichtbaar. Je ziet ze van ver door de reflectie van je eigen verlichting.

    X2: Deze hekken waarschuwen je voor een T-splitsing: je kunt niet verder rechtdoor rijden; je kunt alleen links- of rechtsaf; minder je snelheid.

    Rijschool Alex 47

  • X3: Waarschuwing aan het begin van een invoegstrook van een weg (meestal een autoweg of autosnelweg).

    X4: Dit bord kondigt aan dat de vluchtstrook van een autoweg of autosnelweg ophoudt of erg versmalt.

    X5: Oversteken van voetgangers kan geregeld worden door verkeersbrigadiers. Je moet een aanwijzing van verkeersbrigadiers altijd opvolgen.

    X6: Een overweg of brug kan worden aangekondigd met bovenstaande bebakening. Elke streep betekent een afstand van 80 meter.

    Z Onderborden

    Afbuigende voorrang 1.

    Rijschool Alex 48

  • Afbuigende voorrang 2.

    Afbuigende voorrang 3.

    Alleen voor motorvoertuigen.

    Alleen voor motorvoertuigen met aanhangwagen.

    Alleen voor bussen.

    Alleen voor vrachtauto's

    Alleen voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen.

    Alleen voor motorfietsen.

    Inhalen toegestaan.

    Niet voor fietsen, bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen.

    Rijschool Alex 49

  • Niet voor fietsen en gehandicaptenvoertuigen zonder motor.

    Niet voor bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen met in werking zijnde motor.

    Niet voor motorvoertuigen die niet sneller kunnen of mogen rijden dan 25 km/uur.

    Niet voor bussen.

    Niet voor bestemmingsverkeer.

    Ga terug.

    Aanduiding in welke richting het erboven geplaatste bord van kracht is.

    Aanduiding in welke richting het erboven geplaatste bord van kracht is.

    Aanduiding voor rijrichting (twee richtingen).

    Aanduiding voor kruisend verkeer.

    Let op drempels.

    Let op spoorvorming.

    Rijschool Alex 50

  • Rechtsaf voor (brom)fietsers vrij.

    Hier beginnen met ritsen.

    Tijdsaanduiding.

    Aanwijzingen

    Algemeen stopteken.

    Stopteken voor het verkeer dat de verkeersregelaar van voren nadert.

    Stopteken voor het verkeer dat de verkeersregelaar van achteren nadert.

    Rijschool Alex 51

  • Stopteken zowel voor het verkeer dat de verkeersregelaar van voren als voor het verkeer dat hem van achteren nadert.

    Stopteken voor het verkeer dat de verkeersregelaar van rechts nadert.

    Stopteken voor het verkeer in de vrije richtingen. Opletten voor het verkeer in de stopgezette richtingen. Kruispunt vrijmaken.

    Teken tot snelheid verminderen.

    Stopteken door verkeersbrigadier met toepassing van bord.

    In deze opdracht moet je aantal verkeersborden in de juiste categorie indelen. Behoort een bord tot de gebodsborden, de verbodsborden of is het een ander bord.

    Rijschool Alex 52

  • Sleep de verkeersborden naar de volgens jou juiste plaats en controleer aan het eind je antwoorden.

    Rijschool Alex 53

  • Hoofdstuk 4: Plaats op de weg

    Hoofdregel plaats op de weg

    De hoofdregel voor de plaats op de weg luidt: "Houd zoveel mogelijk rechts", uiteraard wel op een veilige afstand van het trottoir of de berm. In de praktijk betekent dit dat er voor de verschillende bestuurders een andere plaats op de weg geldt als zij rechts houden. De fietser rijdt op de fietsstrook, de automobilist op de rijstrook en de voetganger loopt op het voetpad.

    Zwakkere weggebruikers

    Voor voetgangers en bestuurders zijn specifieke weggedeelten aangewezen. Je dient vooral rekening te houden met de zogenaamde "zwakke weggebruikers". Voetgangers en fietsers worden tot de zwakke weggebruikers gerekend, omdat zij veel kwetsbaarder zijn dan anderen. Speciale aandacht moet je hebben voor kinderen en mensen die lichamelijk en of zintuiglijk gehandicapt zijn. Kinderen vertonen vaak speels en onvoorspelbaar gedrag, zeker als zij samen met andere kinderen aan het verkeer deelnemen.

    Verschillende weggedeelten

    Voetgangers bevinden zich op het voetpad of trottoir als dat aanwezig is. Zo niet dan mogen zij een andere plaats op de weg kiezen, als er geen geslotenverklaring voor voetgangers geldt. Fietsers, snorfietsers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig maken gebruik van het verplichte fietspad, het fiets/bromfietspad, van de fietsstroken of van de rijbaan, waarbij zij zoveel mogelijk rechts houden. Bromfietsers rijden op de rijbaan, of als dit aanwezig is op het fiets/bromfietspad.

    Wegen

    Onder 'wegen' verstaat de Wegenverkeerswet: 'alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten'. Binnen de bebouwde kom loopt de weg van voortuin tot voortuin of van gevel tot gevel. De rijbaan maakt deel uit van de weg, maar ook de berm behoort ertoe! De rijbaan kan al dan niet verdeeld zijn in rijstroken.

    Rijschool Alex 54

  • Rijbaan

    Onder rijbaan verstaan we elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte met uitzondering van de fietspaden en de fiets/bromfietspaden. Men hanteert ook het begrip doorgaande rijbaan. Dit is de rijbaan zonder invoegstroken en uitrijstroken. De vluchtstrook mag alleen in geval van pech of in geval van nood gebruikt worden.

    Tegenwoordig wordt op filegevoelige trajecten de vluchtstrook gedurende bepaalde tijden opengesteld als spitsstrook. Dit wordt ter plaatse aangegeven door borden.

    Zichtbaarheid weg

    Om het wegverloop ook 's avonds goed zichtbaar te maken zijn reflectorpaaltjes aangebracht. Rode reflectorpaaltjes aan de rechterkant en witte aan de linkerkant van de weg.

    Rijschool Alex 55

  • Wegverkanting

    In bochten kunnen als gevolg van de middelpuntvliedende kracht gevaarlijke situaties ontstaan. Om dit tegen te gaan past wordt wegverkanting toegepast. Dat wil zeggen dat de binnenkant van de bocht lager of hoger ligt dan de buitenkant. Wanneer de buitenkant hoger ligt dan de binnenkant spreken we van positieve wegverkanting. Dit komt het vaakst voor.

    Soms ligt de buitenkant lager dan de binnenkant. We spreken dan van negatieve wegverkanting. Met name motorrijders moeten hier op hun hoede zijn niet uit de bocht te vliegen. In bochten zijn vaak bochtschilden aangebracht om je erop te wijzen dat je je snelheid dient aan te passen.

    Fietsers en bromfietsers

    Bromfietsers mogen niet op het verplichte fietspad rijden. Als er geen fiets/bromfietspad is moeten zij op de rijbaan rijden.

    Rijschool Alex 56

  • Verplicht fietspad; bromfietsers mogen er geen gebruik van maken

    Inhalen van fietsers/bromfietsers

    Ten opzichte van de automobilist is de bromfiets kwetsbaar. Geef bromfietsers voldoende ruimte bij inhalen. Haal niet in bij weinig ruimte.

    Inhalen van bromfietser met te weinig tussenruimte

    Bij het inhalen van fietsers en zeker bij het inhalen van fietsende kinderen moet je voldoende tussenruimte (minstens n meter) aanhouden. Vooral kinderen zijn onvoorspelbaar in hun gedrag. Fietsers zijn gevoelig voor zijwind en ze hebben de neiging om obstakels in het wegdek te ontwijken. Fietsers mogen met tween naast elkaar fietsen. Snorfietsers en bromfietsers mogen dit niet!

    Rijschool Alex 57

  • Voldoende tussenruimte

    Fietspaden en fietsstroken

    Fietsers en snorfietsers moeten op het verplichte fietspad of op het fiets/bromfietspad. Fietsers, snorfietsers en de bestuurders van een gehandicaptenvoertuig mogen op de fietsstrook met doorgetrokken of onderbroken streep rijden. Zij mogen bij het inhalen over de doorgetrokken of onderbroken streep heen.

    Inhalen door bromfietser

    Bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsers mogen niet op een fietsstrook met een doorgetrokken streep rijden, noch er op stilstaan of parkeren. Zij mogen hierop ook niet voorsorteren bij het naar rechts afslaan. Op een fietsstrook met onderbroken streep mag je voorsorteren als dit de doorstroming van het verkeer bevordert. Hierbij mag je geen fietsers, snorfietsers of bestuurders van een gehandicaptenvoertuig hinderen. Daarnaast mag je gebruik maken van de fietsstrook met onderbroken streep om uit te wijken. Hierbij mag je geen fietsers, snorfietsers of bestuurders van een gehandicaptenvoertuig hinderen. Het is niet toegestaan op een fietsstrook met onderbroken streep stil te staan of te parkeren.

    Naast fietsstroken zijn er ook nog zogenaamde suggestiestroken. Dit zijn dezelfde stroken als fietsstroken alleen ontbreekt de afbeelding van de fiets. Van deze suggestiestroken mogen automobilisten gewoon gebruik maken.

    Voetgangers lopen op het trottoir of op het voetpad. Als dit ontbreekt lopen zij op een verplicht of onverplicht fietspad. Is dat er ook niet, dan lopen ze naar keuze links of rechts op de weg aan de kant van de rijbaan of in de berm.

    Plaats op de weg

    Geef in onderstaande afbeeldingen aan waar je mag rijden. Klik op een plaats op de weg waar je mag rijden. Je krijgt dan direct te zien of je een goede plaats op de weg hebt gekozen.

    Rijschool Alex 58

  • Eenrichtingswegen

    Een eenrichtingsweg mag je maar van een kant inrijden.

    Enrichtingsweg

    De borden C3 en C4 geven een eenrichtingsweg aan. Vanaf de andere kant geldt een zogenaamde geslotenverklaring. Bord C2 geeft aan dat inrijden verboden is. Vaak heeft het bord eenrichtingsweg een onderbord dat aangeeft dat er een uitzondering geldt voor bijvoorbeeld fietsers en bromfietsers.

    Bord C2 Bord C3 Bord C4

    Als je op een eenrichtingsweg rijdt en je wilt links afslaan, dan moet je aan de linkerzijde van de weg voorsorteren. Op een eenrichtingsweg mag je, als tenminste niet anders bepaald is ter plaatse, zowel links als rechts parkeren. De borden C3 en C4 betekenen eenrichtingsweg. Verwar bord D4 nooit met bord C3. Bord D4 geeft een verplichte rijrichting aan.

    Bord D4

    Het is verboden om op een eenrichtingsweg achteruit te rijden of te keren.

    Samenvatting

    Je krijgt nu een samenvatting te zien van het eerste gedeelte van dit hoofdstuk.

    Rijschool Alex 59

  • Tegemoetkomend verkeer

    Wanneer je op een smalle weg te maken krijgt met een tegenligger, moeten zowel jij als de andere bestuurder uitwijken. Hierbij mag je elkaar niet hinderen. Wanneer de tegemoetkomende bestuurder geen uitwijkmogelijkheid heeft kun je het best extra ruim uitwijken. Let er wel op dat wanneer je hierbij gebruik maakt van de berm, de berm hiervoor ook geschikt is.

    Wanneer de tegenligger een vrachtauto is en je niet gewoon naast elkaar kunt passeren, kun jij het best uitwijken. Dit omdat het gewicht van de vrachtauto veel groter is en dit problemen op kan leveren wanneer deze moet uitwijken in de berm. Wanneer je in de berm rijdt moet je niet stoppen of remmen. Doordat in de berm grip ontbreekt, is de kans op slippen of scheeftrekken groot wanneer je remt. Je kunt dan het best het gas loslaten en de koppeling intrappen.

    Zeker op smalle wegen buiten de bebouwde kom heeft iedereen de neiging uiterst rechts te gaan rijden. Let hierbij wel goed op. Wanneer de berm lager ligt (en dat komt regelmatig voor) bestaat het gevaar dat je de macht over het stuur verliest wanneer je met je rechterwielen in de berm komt.

    Wanneer langs zo'n smalle enkelbaans weg bomen dicht langs de rijbaan staan moet je rekening houden met de volgende zaken:

    Door de bomen is het uitzicht op zijwegen slecht. Door de bomen zijn bochten onoverzichtelijk. Door de bomen ontbreken uitwijkmogelijkheden. Bestuurders vanuit zijwegen kunnen jou slecht zien.

    Gescheiden rijbanen

    Wanneer een weg door een middenberm, een bomenrij of iets dergelijks in twee rijbanen is verdeeld, wordt in de meeste gevallen door borden aangegeven welke rijbaan je moet volgen. Wanneer er geen borden staan moet je de rechterrijbaan volgen.

    Je rijdt op de verkeerde rijbaan!!! Het bord geeft aan dat je de rechterrijbaan moet volgen

    Rijschool Alex 60

  • Bij een weg die bestaat uit drie of nog meer rijstroken is het verstandig wanneer langzame weggebruikers (fietsers, snorfietsers en motorvoertuigen die niet sneller mogen dan 25 km/uur) de meest rechtse rijstrook volgen.

    Wanneer je een weg met gescheiden rijbanen wilt oversteken mag je je tussen de kruisende kruisende verkeersstromen opstellen wanneer hiervoor voldoende vrije ruimte is.

    Opstellen tussen de rijbanen in bij het oversteken

    Rijden in een landelijke omgeving

    Wanneer het weer beter wordt trekken fietsers er weer massaal op uit. Bij voorkeur maken zij gebruik van landelijke omgevingen. Let er op dat je rekening houdt met deze fietsers.

    Andere gevaren waarmee je te maken krijgt wanneer je rijdt in een landelijke omgeving zijn onder andere:

    Veel landbouwverkeer. Ben je ervan bewust dat het regelmatig voorkomt dat landbouwverkeer slecht of niet werkende verlichting voert.

    Ruiters op de rijbaan. Veel paarden zijn gewend aan verkeer. Ben je er van bewust dat het paard je wellicht niet heeft opgemerkt en schrikt.

    Rijbanen die vervuild zijn. Zeker wanneer vervuilde rijbanen nat worden kunnen ze gevaarlijke situaties veroorzaken.

    Rijden op dijkwegen

    In waterrijke gebieden heb je veelvuldig te maken met zogenaamde dijkwegen. Kenmerken van dijkwegen zijn:

    Rijbanen zijn vaak smal. Bermen lopen schuin naar beneden. In- en uitritten lopen omhoog. Weggebruikers hierop hebben vaak slecht zicht op de dijkweg. Zijwegen lopen omhoog. Weggebruikers hierop hebben vaak slecht zicht op de dijkweg. Bochtige wegen. Onoverzichtelijke wegen.

    Rijschool Alex 61

  • Op dijkwegen is het vaak moeilijk of zelfs onmogelijk andere voertuigen in te halen. Ook ontbreken vaak uitwijkmogelijkheden op dijkwegen of zijn deze slechts beperkt aanwezig. Ben je ervan bewust dat de berm vaak niet geschikt is als uitwijkmogelijkheid omdat deze er niet geschikt voor is.

    Rijden in de bergen

    Wanneer je naar het buitenland gaat kun je te maken krijgen met bergen. Bij het rijden in de bergen zijn de volgende aandachtspunten van belang:

    Rijdt niet in te hoge versnelling. Bij te weinig toeren wordt de motortemperatuur veel hoger. Klimmend verkeer heeft voorrang op dalend verkeer. Neem de afdalingen in dezelfde versnelling als de beklimmingen. Maak hierbij gebruik van de

    remwerking van de motor. Houd goed rekening met het verloop van de weg en pas hierop de snelheid aan. Zeker in de

    afdalingen. Bij regen komen er grote hoeveelheden water van de helling af. Bij mist is het rijden in de bergen zeer gevaarlijk. Alleen stapvoets rijden is dan mogelijk. Het

    is echter nog beter te stoppen. Inhalen in de bergen kost tijdens beklimmingen veel tijd. Zorg ervoor dat je voldoende tijd

    hebt om je inhaalmanoeuvre veilig uit te voeren.

    Bochten

    Ook op rechtdoorgaande wegen kun je te maken krijgen met bochten. Om een bocht veilig te kunnen nemen is het belangrijk je snelheid hierop aan te passen. Wanneer je met een te hoge snelheid een bocht ingaat bestaat het gevaar dat je de auto in de bocht niet meer kunt houden en de macht over het stuur verliest.

    Wanneer bochten gevaarlijker zijn dan de meeste bochten (bord J2 en J3) of er meerdere bochten na elkaar volgen (bord J4 en J5) wordt dit aangegeven met borden. Zeker in deze bochten is het belangrijk je goed bewust te zijn van de snelheid waarmee je rijdt.

    Ga bij een bocht ook goed na voordat je de bocht ingaat hoe het verloop van de bocht is. Pas hierop ook de snelheid aan. Daarnaast spelen bij een bocht de wegverkanting (negatief of positief) en de staat van het wegdek een belangrijke rol.

    Houd bij een bocht rekening met tegemoetkomend verkeer en langzaam rijdend verkeer vlak na of in de bocht. Zeker wanneer een bocht onoverzichtelijk is moet je hier goed op anticiperen.

    Rijschool Alex 62

  • Hoofdstuk 5: Afslaan, inhalen en bijzondere manoeuvres

    Van richting veranderen

    Van richting veranderen betekent, dat je rechts of links afslaat of van rijstrook wisselt, bijvoorbeeld om te gaan inhalen of om voor te sorteren. Bij naar rechts afslaan geldt de regel: houd zoveel mogelijk rechts.

    Van rijbaan wisselen

    Bij elke zijdelingse verplaatsing, dus ook bij van rijstrook wisselen en voorsorteren, moet je richting aangeven.

    Rechts afslaan

    Wanneer je rechts af wilt slaan moet je zover mogelijk naar rechts voorsorteren. Bij een kantstreep of trottoir moet je zo veel mogelijk tegen de kantstreep of zover mogelijk tegen het trottoir voorsorteren.

    Tegen kantstreep voorsorteren

    Bij een fietsstrook met doorgetrokken streep moet je zover mogelijk tegen de fietsstrook aan voorsorteren. Bij een fietsstrook met onderbroken streep mag je op de fietsstrook voorsorteren als je daarmee geen (snor)fietsers of bestuurders van een gehandicaptenvoertuig hindert.

    Rijschool Alex 63

  • Bij van richting veranderen (naar rechts) moet je de volgende vijf handelingen in de goede volgorde uitvoeren:

    Kijken: eerst in de binnen- en buitenspiegel en vervolgens over de rechterschouder. Richting aangeven: geef pas richting aan op het moment dat je zeker weet dat je veilig van

    richting kunt veranderen. Voorsorteren: sorteer in een vloeiende lijn voor. Zorg ervoor dat je hierbij geen andere

    weggebruikers hindert. Rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg voor laten gaan: let er hierbij op dat je ook

    voetgangers die rechtdoor gaan op dezelfde weg voor moet laten gaan. En vervolgens de bocht naar rechts nemen: zorg er bij het nemen van de bocht voor dat je op

    de rechter weghelft uitkotm van de weg die je inslaat.

    Bij het afslaan (zowel linksaf als rechtsaf) geef je op een 50 km-weg ongeveer 100 meter voor het kruispunt richting aan. Bij een 80 km-weg is dit 150 meter.

    Wanneer er voorsorteervakken zijn, moet je in het juiste voorsorteervak voorsorteren. Let op: bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen moeten gebruik maken van de aangegeven sorteervakken op de rijbaan. Fietsers mogen kiezen of ze dit al dan niet doen.

    Wanneer je buiten de bebouwde kom rechtsaf een enkelbaansweg oprijdt moet je er rekening mee houden dat het uitzicht vaak belemmerd wordt door bomen en je niet altijd voorrang zult krijgen wanneer je dit wel hebt. Let er ook dat je goed naar rechts kijkt. Je zou anders zo een aanrijding kunnen krijgen met een voertuig dat aan het inhalen is.

    Links afslaan

    Automobilisten die naar links willen afslaan moeten op rijbanen met verkeer in twee richtingen links tegen de wegas voorsorteren. Op volledige eenrichtingswegen moet je uiterst links voorsorteren.

    Bij het links afslaan moet je achtereenvolgens de volgende handelingen verrichten:

    Kijken: eerst in de binnen- en buitenspiegel en vervolgens over de linkerschouder Richting aangeven: geef pas richting aan wanneer je zeker weet dat je veilig van richting kunt

    veranderen. Voorsorteren: sorteer in een vloeiende lijn voor om links af te slaan. Recht doorgaand verkeer ongehinderd voor laten gaan: let er hierbij op dat je ook voetgangers

    die rechtdoor gaan op dezelfde weg voor moet laten gaan. De bocht naar links nemen: zorg ervoor dat je hierbij op de rechterweghelft van de

    weg uitkomt die je in wilt rijden.

    Bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsers die op de rijbaan rijden moeten bij het afslaan gebruik maken van de voorsorteervakken als deze op de rijbaan zijn aangegeven. Fietsers mogen gebruik maken van fietsvoorsorteerstroken, maar zij zijn het niet verplicht.

    Rijschool Alex 64

  • Voorsorteervakken

    Wanneer zowel jij als de tegemoetkomende bestuurder links afslaat, gaan jullie normaal gesproken voor elkaar langs. Dit is niet het geval wanneer:

    De tegemoetkomende bestuurder al duidelijk positie heeft gekozen om links af te slaan. Tekens op het wegdek aangeven dat jullie op een andere manier links af moeten slaan. Er sprake is van een brede middenberm.

    Samenvatting

    In de volgende videoclip wordt het afslaan naar links en naar rechts nog eens samen besproken.

    Voorsorteren

    Je krijgt nu 3 situaties te zien waarin je naar rechts af wilt slaan. Geef aan waar je als automobilist moet voorsorteren. Dit doe je door op die plaats te klikken. Je krijgt direct te zien of je goed voorsorteert.

    Opgeblazen fietsopstelstrook

    Er zijn soms zogenoemde opgeblazen fietsopstelstroken op het wegdek aangebracht. Dit zijn voorsorteerplaatsen voor fietsers, snorfietsers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig die bij kruispunten met verkeerslichten over de volle breedte zijn aangebracht. Motorvoertuigen en bromfietsen moeten deze opstelstroken vrijlaten.

    Afbuigende voorrangsweg of voorrangskruispunt

    Het onderbord geeft aan dat de voorrangsweg afbuigt. Degene die op de afbuigende voorrangsweg rijdt heeft voorrang op bestuurders op de zijwegen.

    Rijschool Alex 65

  • Afbuigende voorrangsweg

    Afslaande tram

    Alle weggebruikers moeten een afslaande tram voor laten gaan, ook als je de tram van voren op een voorrangskruispunt nadert.

    Rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg

    Bij afslaan geldt de regel: 'recht doorgaand verkeer op dezelfde weg gaat voor'. Dit geldt voor alle verkeer, ook voetgangers dien je dus in zo'n situatie te laten voorgaan!

    Rechtdoor op dezelfde weg

    Inhalen

    We spreken over inhalen wanneer rijdende bestuurders elkaar onderling voorbijgaan. Bij het passeren van stilstaande obstakels spreken we niet over inhalen maar over voorbijgaan.

    Rijschool Alex 66

  • Personenauto's moeten alle andere bestuurders normaal gesproken links inhalen.

    Er zijn vijf situaties waarin je rechts mag inhalen.

    1 Op of vlak voor een rotonde. 2 Als je in een file rijdt die meerdere rijstroken in beslag neemt. 3 Bij het inhalen van een tram. 4 Als je aan de rechterzijde van een blokmarkering rijdt. 5 Als het in te halen voertuig voorgesorteerd staat om links af te slaan en richting naar links aangeeft.

    Inhalen in file

    Inhalen bij blokmarkering Verboden in te halen In een aantal gevallen is het niet toegestaan in te halen: 1 In de nabijheid of op een voetgangersoversteekplaats is inhalen verboden.

    Rijschool Alex 67

  • Inhalen bij een voetgangersoversteekplaats is verboden

    2 Op plekken waar een inhaalverbod geldt. Bord F1 geeft een onderling inhaalverbod voor motorvoertuigen aan.

    Bord F1

    3 Op plekken waar een doorgetrokken witte streep is aangebracht tussen de rijbanen mag ook niet worden ingehaald.

    Rijschool Alex 68

  • Inhalen bij een doorgetrokken streep is verboden

    Wanneer er tussen twee rijstroken of op de wegas twee strepen liggen, n onderbroken en n doorgetrokken streep, mag je inhalen als de onderbroken streep aan jouw kant van de wegas of doorgetrokken streep ligt. Haal ook niet in wanneer er sprake is van een gevaarlijke situatie en dit niet is aangegeven met een bord dat een inhaalverbod aangeeft. Zo'n situatie wordt vaak aangegeven met een geel knipperlicht. Inhaalafstand

    Hoe kleiner het snelheidsverschil is tussen het in te halen en het inhalende voertuig, des te langer de inhaalmanoeuvre zal duren. De inhaalafstand is de afstand die je aflegt bij het inhalen van een voertuig. Berekeningen laten zien dat de inhaalafstand bij een onderling snelheidsverschil van 10 km/uur 6 promille bedraagt van de snelheid van het inhalende voertuig. Wanneer je met een snelheid van 70 km/uur een voertuig wilt inhalen dat met een snelheid van 60 km/uur rijdt, bedraagt de inhaalafstand 420 meter (6 promille van 70 km/uur). Bij een onderling snelheidsverschil van 20 km/uur is dit 3 promille en bij een onderling snelheidsverschil van 60 km/uur nog maar 1 promille.

    In onderstaande tabel zie je de inhaalafstand bij verschillende snelheden.

    Rijschool Alex 69

  • Let erop dat je bij het inhalen de maximumsnelheid niet mag overschrijden.

    Aandachtspunten bij inhalen

    Bij inhalen moet je letten op de volgende punten:

    Voldoende vrije ruimte laten ten opzichte van voorligger en let op tegenliggers. Nagaan of er voldoende vrije ruimte is voor het in te halen voertuig. Nagaan of de weg breed genoeg is om in te halen en of het wegdek inhalen

    verantwoord maakt. Voor je inhaalt kijken of er ook achteropkomend verkeer is. Kijken: binnenspiegel,

    buitenspiegel, over schouder. Inhalen doorzetten? Zo ja:

    o richting aangeven; o wijk voldoende uit; o vlot voorbijrijden.

    Controleer of je het ingehaalde voertuig ziet in de binnenspiegel. Zo ja: o kijk over rechterschouder; o geef richting aan naar rechts; o ga naar rechts.

    Inhalen buiten de bebouwde kom

    Voldoende vrije ruimte houden achter het in te halen voertuig. Rijd niet te dicht op je voorganger. Pas de 'tweeseconderegel' toe, wat wil zeggen

    'houd zoveel afstand als je in twee seconden aflegt.

    Soms vindt de wegbeheerder het inhalen op sommige plaatsen onverantwoord. Dan kan dit door middel van bijvoorbeeld een doorgetrokken streep op het wegdek of door middel van borden het inhalen worden verboden.

    Rijschool Alex 70

  • Bijzondere manoeuvres

    Instappen

    Bij het openen van het portier mag je andere weggebruikers niet hinderen of in gevaar brengen.

    Uitstappen

    Ook bij het uitstappen mogen andere weggebruikers niet gehinderd of in gevaar gebracht worden. Voordat je uitstapt is het belangrijk eerst in de linker buitenspiegel te kijken en links naast de auto te kijken. Je bent er dan zeker van dat je geen andere weggebruikers hindert.

    Wegrijden

    Wanneer je wilt wegrijden moet je al het overige verkeer voor laten gaan. Wanneer je auto aan de rechterkant geparkeerd staat kijk je eerst naar voren en in de binnenspiegel. Daarna kijk je in de linker buitenspiegel en links naast de auto. Staat je auto aan de linkerkant geparkeerd let dan extra goed op. Vanaf de linkerkant wegrijden is extra moeilijk omdat het zicht op tegenliggers dan vaak slecht is. Wanneer je hebt gezien dat je veilig kunt wegrijden geef je richting aan voordat je wegrijdt.

    Recht achteruit rijden

    Bij het achteruit rijden moet je alle weggebruikers voor laten gaan. Stop ongeveer 30 centimeter van de stoeprand en kijk bij het achteruit rijden rechts over de schouder naar achteren. Blijf tijdens het achteruit rijden niet alleen naar achteren kijken, maar kijk regelmatig ook even naar voren en opzij. Zodra andere weggebruikers last van je kunnen hebben moet je ogenblikkelijk stoppen en mag je pas weer doorgaan wanneer je zeker bent dat je geen andere weggebruikers meer hindert.

    Bocht achteruit

    Wanneer je een bocht achteruit wilt rijden of bijvoorbeeld achteruit een inrit in wilt rijden, rijdt dan langzaam achteruit totdat je de gehele bocht in de zijruit kunt zien. De achterwielen van je auto staan dan op gelijke hoogte met het begin van de bocht. Let er op dat je vervolgens bij het insturen van de bocht ook even opzij en naar voren kijkt. De neus van je auto zal namelijk bij het nemen van de bocht uitzwaaien en hierbij zou je andere weggebruikers kunnen hinderen. Wanneer je de bocht genomen hebt stuur je snel weer terug.

    Rijschool Alex 71

  • File parkeren

    Wanneer je vooruit in een file wilt parkeren heb je meer vrije ruimte nodig dan bij het achteruit in file parkeren. Bij het achteruit in file parkeren ga je ongeveer een halve meter naast de auto staan waarachter je wilt parkeren. Wanneer je er zeker van bent dat je niemand hindert rijd je langzaam naar achteren totdat je auto ongeveer een halve meter achter de andere auto uitsteekt. Op dat moment draai je scherp in totdat je, als je naar je rechterkoplamp kijkt, evenwijdig aan de wegas zit. Op dat moment draai je het stuur weer helemaal terug. Wanneer je auto evenwijdig aan het trottoir staat, staat je auto goed geparkeerd.

    Wanneer bij het terugdraaien je voor- of achterwiel de stoeprand raakt kun je het best direct stoppen. Wanneer je toch verder draait kunnen je wielen beschadigen.

    Keren

    Ook bij het keren mag je geen andere weggebruikers hinderen. Wanneer er onder het keren andere weggebruikers naderen stop je totdat deze gepasseerd zijn. Wanneer de weg breed genoeg is mag je je auto in n keer keren. Meestal zal de weg hier echter te smal voor zijn en moet je dit in enkele keren doen. Let erop dat bij het keren de bumper van je auto niet de stoeprand of het trottoir raakt.

    Wegrijden op een helling

    Het gevaar bij wegrijden op een helling is dat de auto even terug loopt op het moment dat je de rem loslaat om gas te geven. Dit is te voorkomen door gebruik te maken van de handrem. Wanneer je stilstaat trek je de handrem aan. Wanneer de auto in de eerste versnelling staat laat je de koppeling iets opkomen. Geef nu ook een beetje gas totdat je voelt dat de auto iets vooruit wil komen. Op dat moment laat je rustig de handrem los en geef je een beetje gas bij. Let er tijdens het wegrijden op een helling wel op dat je geen andere weggebruikers hindert.

    In- en uitstappen en wegrijden

    In de volgende videoclip wordt aandacht besteed aan het in- en uitstappen en het wegrijden.

    Rijschool Alex 72

  • Hoofdstuk 6: Voorrang en voor laten gaan

    Voorrang verlenen

    We spreken van voorrang verlenen als twee of meer bestuurders zich op twee verschillende wegen bevinden die elkaar kruisen. De plaats waar de twee wegen elkaar kruisen noemen we een kruispunt. Volgens de verkeersregels is een kruispunt een kruising of splitsing van wegen. Voorrang heeft dus te maken met bestuurders op kruisende wegen.

    Kruispunt

    Voorrang verlenen

    Voor laten gaan

    We spreken van 'voor laten gaan' als twee weggebruikers elkaar kruisen op dezelfde weg. We hebben het over weggebruikers. Voetgangers horen daar ook bij.

    Rijschool Alex 73

  • Voor laten gaan

    Let op: voorrang speelt zich af tussen bestuurders op kruisende wegen onderling, bestuurders van personenauto's, motoren, bromfietsen, fietsen enzovoort. Voetgangers zijn geen bestuurders en zij doen ook niet mee in de voorrangsregeling.

    Voor laten gaan speelt zich zoals gezegd af tussen weggebruikers op dezelfde weg. Voetgangers horen ook bij de weggebruikers. In een situatie zoals op de foto moet de bestuurder die afslaat de voetganger die rechtdoor gaat op dezelfde weg voor laten gaan.

    Samenvatting voorrang verlenen en voor laten gaan

    In onderstaande video wordt nog eens uitgelegd wat het verschil is tussen voorrang verlenen en voor laten gaan.

    Voorrang verlenen of voor laten gaan

    Geef aan of er in de volgende afbeeldingen sprake is van voorrang verlenen of voor laten gaan. Wanneer je alle afbeeldingen geplaatst hebt kun je controleren of je alles goed hebt.

    Kruispunt

    Een kruispunt is een kruising of splitsing van wegen.

    Gedragsregels op kruispunten:

    Nader het kruispunt met gematigde snelheid. Haal niet in vr een kruispunt. Bestuurders mogen een kruispunt niet blokkeren; je moet pas gaan rijden als je het

    kruispunt in n keer kunt oversteken. Bij een brede middenberm in de kruisende weg mag je in twee keer oversteken. Als twee voertuigen op een kruispunt linksaf willen, mogen ze voor elkaar langs.

    Soms geven pijlen op het wegdek dit aan.

    Rijschool Alex 74

  • Voor elkaar langs gaan

    Deze twee wegen vormen ook een kruising of splitsing van wegen. Vanwege de vorm noemen we het een Y-splitsing.

    Y-splitsing

    Gedrag op kruispunten

    Hieronder zie je nog eens uitgelegd hoe je je op kruispunten moet gedragen.

    Soorten kruispunten

    Je moet kruispunten voorzichtig naderen. Je kunt dan goed anticiperen op de situatie die ontstaat. Bij het naderen van een kruispunt moet je nagaan om wat voor soort kruispunt het gaat. De verschillende soorten kruispunten die we hier onderscheiden, zijn:

    Gelijkwaardige kruispunten. Ongelijkwaardige kruispunten. Gevaarlijke kruispunten binnen de bebouwde kom. Gevaarlijke kruispunten buiten de bebouwde kom. Kruispunten waarop een afbuigende voorrangsregeling van kracht is.

    Rijschool Alex 75

  • Kruispunt blokkeren

    Op een kruispunt mag je de doorgang van het kruisende verkeer niet hinderen. Wanneer het noodzakelijk is om bij een kruispunt even te stoppen op een fietspad, zebrapad of voetpad, probeer hierbij dan fietsers, snorfietsers, bestuurders van een gehandicaptenvoertuig en voetgangers niet te hinderen.

    Het is toegestaan op een kruispunt stil te staan wanneer:

    Je op een voorrangsweg links af wilt slaan. Je voorrangsvoertuigen voor moet laten gaan. Het verkeerslicht voor je op groen staat.

    Soms moet je op enige afstand van een kruispunt al stoppen om een ander voertuig (bijvoorbeeld een vrachtauto of bus) voorrang te verlenen. Deze voertuigen moeten dan ongehinderd hun weg kunnen vervolgen.

    Naderen van kruispunten

    Kruispunten moet je voorzichtig naderen zodat je goed kunt anticiperen op de situatie die ontstaat. Nader kruispunten waarop je voorrang moet verlenen met een zodanige snelheid dat je niet op het allerlaatst nog hard moet remmen. Bestuurders aan wie je voorrang moet verlenen, zouden kunnen denken dat je hen niet voorlaat en hierdoor schrikken. Je moet ervoor zorgen dat zij ongehinderd hun weg kunnen vervolgen.

    Wanneer je een kruispunt nadert waarbij een stopbord aangeeft dat je moet stoppen, kun je ervan uitgaan dat het gaat om een uiterst gevaarlijk kruispunt. Je bent op deze kruispunten verplicht te stoppen voor de stopstreep.

    Gelijkwaardig kruispunt

    Op een kruispunt van gelijkwaardige wegen:

    Moeten bestuurders voorrang verlenen aan bestuurders die van rechts komen. Moeten bestuurders voorrang verlenen aan bestuurders van voorrangsvoertuigen met

    optische en geluidssignalen. Moeten bestuurders, uitgezonderd voorrangsvoertuigen met optische en geluidssignalen,

    voorrang verlenen aan trams.

    Er wordt gesproken van een kruispunt van gelijkwaardige wegen of gelijkwaardig kruispunt als:

    Beide wegen verhard of beide wegen onverhard zijn. De voorrang niet wordt geregeld door borden of verkeerslichten.

    Op T-splitsingen moet je extra goed opletten of de ander ten onrechte denkt voorrang te hebben. Bord J8 is een waarschuwingsbord en het duidt een gevaarlijk kruispunt aan.

    Rijschool Alex 76

  • De donkere auto heeft voorrang op bestuurders van links

    Bord J8

    Ongelijkwaardig kruispunt

    Er wordt gesproken van een ongelijkwaardig kruispunt als:

    Borden de voorrang regelen. We spreken nu van een hoofdweg en zijwegen. Als een verharde en een onverharde weg elkaar kruisen.

    Ongelijkwaardig kruispunt

    Rijschool Alex 77

  • Kruisende verharde en onverharde weg

    Bestuurders op de verharde weg hebben voorrang op bestuurders op de onverharde weg.

    Samenvatting voorrangsregels

    Je krijgt nu een samenvatting te zien de voorrangsregels op gelijkwaardige en ongelijkwaardige kruisingen.

    Speciale voorrangsregels

    Speciale voorrangsregels zijn:

    Je mag een militaire colonne niet doorsnijden. Als je tussen de voertuigen van een militaire colonne rijdt moet je wel stoppen voor rood licht.

    Bestuurders op een onverharde weg moeten voorrang verlenen aan bestuurders op een verharde weg.

    Bestuurders moeten voorrang verlenen aan bestuurders van een tram bij een kruising van gelijkwaardige wegen.

    Militaire colonne en voorrang

    Een militaire colonne mag je niet doorsnijden. Dat betekent dat je moet wachten tot de gehele colonne voorbij is, ook al kom je van rechts. Rijd je tussen de voertuigen van een colonne in en het verkeerslicht voor je springt op rood, dan moet je toch stoppen. Als het eerste voertuig van een colonne een voetgangersoversteekplaats nadert moet het eerste voertuig stoppen voor de overstekende voetganger. Als de colonne al bezig is de voetgangersoversteekplaats te passeren, moeten voetgangers wachten tot de gehele colonne voorbij is.

    Militaire colonne die je niet mag doorsnijden

    Rijschool Alex 78

  • Het eerste voertuig van een militaire colonne is te herkennen aan twee blauwe vlaggen en n blauw licht. Het laatste voertuig van een militaire colonne herken je aan n groene vlag en n groen licht. De overige voertuigen van een militaire colonne herken je aan n blauwe vlag en n blauw licht.

    Speciale regels bij voor laten gaan

    Speciale regels bij voor laten gaan zijn:

    Bestuurders moeten voetgangers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig bij een voetgangersoversteekplaats voor laten gaan.

    Voorrangsvoertuigen, dus voertuigen van brandweer, ambulance en politie die optische en geluidssignalen voeren, hebben voorrang. Let op: de dierenambulance is nooit een voorrangsvoertuig.

    Bestuurders moeten binnen de bebouwde kom een bij een halte wegrijdende lijnbus of autobus voor laten gaan. Buiten de bebouwde kom hoeven bestuurders een bij een halte wegrijdende lijnbus of autobus niet voor te laten gaan.

    Weggebruikers die uit een uitrit komen moeten alle verkeer op de weg voor laten gaan. De weg waarover je een erf of 30 km-zone in of uit rijdt is ook vaak een uitrit.

    Bestuurders moeten blinden en zich moeilijk voortbewegende personen in het verkeer voor laten gaan.

    Moeilijk voortbewegend persoon

    Rijschool Alex 79

  • Voetgangersoversteekplaats

    Voorrangsvoertuig indien optische en akoestische signalen worden gevoerd

    Een voorrangsvoertuig moet wel de voorgeschreven optische en geluidssignalen voeren. Dit zijn een meertonige hoorn en een blauw zwaailicht. Zonder deze signalen geldt de voorrang op andere weggebruikers niet.

    Samenvatting speciale voorrangsregels

    In onderstaande video krijg je een samenvatting van de speciale regels zoals die van toepassing zijn bij het voor laten gaan.

    Borden die de voorrang regelen

    B1: Voorrangsweg.

    B5: Voorrangskruispunt zijweg rechts. Niet verwarren met bord B1 dat een voorrangsweg aangeeft, terwijl de borden B3 t/m B5 spreken over voorrangskruispunten.

    Rijschool Alex 80

  • B2: Einde voorrangsweg.

    B6: Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg. Deze borden gebieden voorrang te verlenen aan alle bestuurders op de kruisende weg.

    B3: Voorrangskruispunt. Niet verwarren met bord B1 dat een voorrangsweg aangeeft, terwijl de borden B3 t/m B5 spreken over voorrangskruispunten.

    B7: Stop: Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg. Deze borden gebieden voorrang te verlenen aan alle bestuurders op de kruisende weg. Bij dit bord ben je verplicht om te stoppen, daarbij maakt het niet uit dat er op de kruisende weg wel of geen bestuurders naderen.

    B4: Voorrangskruispunt zijweg links. Niet verwarren met bord B1 dat een voorrangsweg aangeeft, terwijl de borden B3 t/m B5 spreken over voorrangskruispunten.

    Het bord B6 komt meestal voor samen met de haaientanden op het wegdek. Soms staan er alleen maar haaientanden op het wegdek. Dit betekent dan hetzelfde als bord B6.

    Afbuigende voorrangswegen

    Een voorrangsweg gaat niet altijd rechtdoor, maar kan ook afbuigen. We spreken dan van een afbuigende voorrangsweg. Onder een voorrangsbord kan een onderbord aangeven dat je te maken hebt met een afbuigende voorrangsweg.

    Onderborden die een afbuigende voorrangsweg aangeven

    De onderborden tonen naar welke kant de voorrangsweg afbuigt, naar links of naar rechts. De vette gebogen lijn op het onderbord geeft de voorrangsweg aan, de smalle lijnen geven de zijweg(en) aan. Bestuurders op de zijweg moet voorrang verlenen aan bestuurders op de voorrangsweg.

    Als je de afbuigende voorrangsweg blijft vervolgen of wilt verlaten, krijg je voorrang van alle bestuurders die de afbuigende voorrangsweg naderen.

    Rijschool Alex 81

  • Voorrang in erven

    Bord G5

    Erven worden aangegeven door bord G5. Op kruispunten in een erf geldt de hoofdregel van de voorrang: aan bestuurders van rechts moet voorrang worden verleend. Voetgangers zijn geen bestuurders en doen niet mee in de voorrangsregeling. Aan voetgangers die op een kruispunt in een erf van rechts komen hoeft dus geen voorrang te worden verleend.

    Als een bestuurder een erf verlaat, wordt dit aangegeven door bord G6. De bestuurder mag nu weer zijn snelheid aanpassen aan de ter plaatse geldende snelheid.

    Bord G6

    Voorrang bij rijbaanversmallingen

    Een rijbaanversmalling kan ontstaan door:

    Obstakels op de weg, bijvoorbeeld een geparkeerde auto of werk in uitvoering. Snelheidsremmende maatregelen.

    Obstakel op de weg

    Rijschool Alex 82

  • Snelheidsremmende maatregel

    Bij een rijbaanversmalling moet de ene weggebruiker de andere vaak laten voorgaan. In bepaalde gevallen moet een bestuurder ook een voetganger voor laten gaan. Het verkeer aan de zijde van het obstakel laat het tegemoetkomend verkeer onbelemmerd doorgaan. Bij snelheidsremmende maatregelen en wegversmallingen regelen de borden F5 en F6 wie eerst gaat. Dit is ook van toepassing op voetgangers!

    Bord F5

    Bord F6

    Aan de vorm van het bord kun je al zien of tegemoetkomend verkeer eerst gaat of jij. Zie je het ronde bord F5, dan weet je dat je te maken hebt met een verbod om als eerste te gaan.

    Rijschool Alex 83

  • Rijschool Alex 84

  • Hoofdstuk 7: Rotondes en andere bijzondere weggedeelten

    Wat is een rotonde?

    Een rotonde is een soort kruispunt waar het verkeer vlot door kan stromen. Een rotonde wordt aangegeven door de borden J9 en D1. Bord J9 is geplaatst op enige afstand vr de rotonde en het waarschuwt je dat er een rotonde aankomt. Bord D1 staat op de rotonde.

    Bord J9 Bord D1

    Grote rotondes hebben meerdere rijstroken voor motorvoertuigen. Meestal is er ook een verplicht fietspad of een verplicht fiets/bromfietspad. Motorvoertuigen gebruiken de rijbaan. Snorfietsers en fietsers gebruiken altijd het fietspad of fiets/bromfietspad. Bromfietsers gebruiken het verplichte fiets/bromfietspad als dat er is, anders gebruiken ze de rijbaan.

    Kleine rotondes hebben maar n rijstrook voor motorvoertuigen. Soms is er ook een fietsstrook, een verplicht fietspad of een verplicht fiets/bromfietspad. Motorvoertuigen gebruiken de rijbaan. Snorfietsers gebruiken altijd de fietsstrook, het fietspad of het fiets/bromfietspad. Bromfietsers gebruiken het verplichte fiets/bromfietspad als dat er is, anders gebruiken ze de rijbaan.

    Soorten rotondes

    Er zijn twee soorten rotondes:

    Rotondes waar bestuurders op de rotonde voorrang moeten verlenen aan bestuurders die de rotonde oprijden.

    Rotondes waar bestuurders op de rotonde voorrang hebben op bestuurders die de rotonde op willen rijden. Dit type rotonde komt verreweg het meeste voor.

    Rijschool Alex 85

  • Bestuurders op de rotonde verlenen voorrang aan bestuurders die de rotonde oprijden

    Bestuurders op de rotonde hebben voorrang op bestuurders die de rotonde op willen rijden

    Kleine rotondes met n rijstrook

    De afgelopen jaren is het aantal rotondes sterk gestegen. Binnen de bebouwde kom is er in veel gevallen sprake van kleine rotondes die maar uit n rijstrook bestaan. Bij nadering van deze rotondes hoef je geen richting aan te geven wanneer je halfrond gaat. Wanneer je de rotonde wilt verlaten bij de eerste zijweg, geef je richting naar rechts aan. Wanneer je op de rotonde linksaf wilt, geef je richting aan naar links bij het naderen van de rotonde en zet je je richtingaanwijzer uit op het moment dat je de rotonde oprijdt.

    Rijschool Alex 86

  • Kleine rotondes zijn vaak vrij krap uitgevoerd. Het is belangrijk je snelheid hierop aan te passen. Een snelheid van 20 tot 30 km/uur is hierbij het maximum. Langs de rijstrook van deze rotondes ligt vaak een fietsstrook of suggestiestrook. Houd rekening met de aanwezigheid van fietsers en snorfietsers, zeker wanneer je de rotonde verlaat. Je moet dan fietsers en snorfietsers die de rotonde willen blijven volgen voor laten gaan.

    Rotondes met meerdere rijstroken

    Bij rotondes met meerdere rijstroken neemt het aantal weefbewegingen om van rijstrook te wisselen sterk toe. Om dit wisselen enigszins binnen de perken te houden wordt al vr de rotonde aangegeven welke rijstrook moet worden gekozen. Om te voorkomen dat er op de rotonde toch nog van rijstrook gewisseld wordt is er tussen de rijstroken vaak een betonnen rand aangebracht. Zorg ervoor dat je bij het naderen van de rotonde de juiste rijstrook kiest. Je bent verplicht om bij het verlaten van de rotonde richting aan te geven, ook wanneer je vanwege een betonnen rand geen andere keus hebt.

    Inhalen voor en op een rotonde

    Vlak voor en op een rotonde mogen bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen zowel links als rechts rijden en elkaar zowel links als rechts inhalen. Bromfietsers moeten op het fiets/bromfietspad rijden als dat aanwezig is. Ze mogen hierbij elkaar zowel links als rechts inhalen. Bij het verlaten van de rotonde moeten bestuurders altijd richting aangeven.

    Je kunt op een rotonde vier routes rijden:

    Rechts afslaan. Half rond gaan (rechtdoor). Driekwart rond gaan. Geheel rond gaan.

    Driekwart rond gaan op rotonde

    Rijschool Alex 87

  • Verlaten van een rotonde

    Als je de rotonde verlaat - dit is altijd rechts afslaan - moet je het verkeer dat op de rotonde zijn weg vervolgt voor laten gaan. Hier geldt de regel: 'rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg gaat voor'. Bestuurders die afslaan, moeten altijd richting aangeven! Ook fietsers.

    Verlaten rotonde waarbij fietser voorrang heeft

    Voor (snor)fietsers die zich op een naast de rotonde gelegen fietspad of fiets/bromfietspad bevinden, geeft bord B1 samen met haaientanden op het wegdek aan dat zij de afslaande bestuurders van motorvoertuigen voorrang moeten verlenen. Als er ter plaatse geen verkeerstekens zijn gaat de bestuurder van (snor)fiets of bromfiets voor.

    Voetgangers op de rotonde

    Wanneer een voetganger zich bevindt op een pad of strook binnen de rotonde, moet een afslaande personenauto de voetganger voor laten gaan volgens de regel 'recht doorgaand verkeer op dezelfde weg gaat voor'. Wanneer het pad of de strook buiten de rotonde ligt, moet de voetganger de personenauto voor laten gaan.

    Rijschool Alex 88

  • Welke rijstrook op de rotonde?

    Wanneer er op rotondes meerdere rijstroken zijn moet je afhankelijk van de afslag die je op de rotonde neemt bij het oprijden van de rotonde de juiste rijstrook kiezen om de doorstroming te bevorderen.

    En kwart rond

    Wanneer je op een rotonde bij de eerste zijweg de rotonde al weer wilt verlaten, blijf je al op de weg die naar de rotonde leidt op de rechterrijstrook rijden en geef je richting aan naar rechts.

    Halfrond

    Als je de rotonde bij de tweede zijweg wilt verlaten en dus eigenlijk rechtdoor gaat, blijf je op de weg die naar de rotonde leidt op de rechterrijstrook rijden. Wanneer je de eerste zijweg bent gepasseerd geef je richting aan naar rechts.

    Op rotondes met drie rijstroken, kies je bij het oprijden van de rotonde de middelste rijstrook. Nadat je de eerste zijweg bent gepasseerd, ga je naar de rechterrijstrook en geef je hierbij richting aan naar rechts.

    Rotonde met drie rijstroken

    Driekwart rond

    Wanneer je de rotonde bij de derde zijweg wilt verlaten en dus driekwart rond gaat, kies je op de weg die naar de rotonde leidt de linkerrijstrook en geef je hierbij richting aan naar links. Bij het oprijden van de rotonde schakel je de richtingaanwijzer uit. Na het passeren van de tweede zijweg geef je richting aan naar rechts en ga je naar de rechterrijstrook.

    Samenvatting rotondes

    In onderstaande clip krijg je een samenvatting over rotondes.

    Erven

    Het begin van een erf wordt aangegeven met bord G5 en het eind met bord G6.

    Rijschool Alex 89

  • Links bord G5 en rechts bord G6

    In een erf moeten alle bestuurders stapvoets rijden. In de praktijk betekent stapvoets rijden een snelheid van 15 km/uur.

    In de meeste gevallen verlaat je een erf via een uitrit. Dit is te herkennen aan een verlaagd trottoir. Wanneer dit het geval is, moet je net als bij elke uitrit al het overige verkeer, dus ook voetgangers, voor laten gaan. Wanneer je een erf niet verlaat via een uitrit, gelden de normale verkeersregels.

    30 km-zone

    Een 30 km-zone is er niet voor niets. In deze zones moet je ervan uitgaan dat er sprake is van veel voetgangers en fietsers en dan met name kinderen. Net als bij erven verlaat je ook 30 km-zones vaak via een zogenoemde uitritconstructie. Wanneer dit het geval is moet je bij het verlaten van de zone weer al het overige verkeer, en dus ook voetgangers, voor laten gaan.

    Bushaltes en tramhaltes

    Bussen die weg willen rijden bij een bushalte binnen de bebouwde kom moet je voor laten gaan. Buiten de bebouwde kom hoeft dit niet.

    Bussen bij een bushalte moet je altijd voorzichtig passeren. Je moet er rekening mee houden dat passagiers die de bus uitstappen of nog net de bus willen halen het overige verkeer niet goed in de gaten houden.

    Ook bij tramhaltes moet je rekening houden met passagiers die de tram uitstappen of nog net de tram willen halen. Houd rekening met deze passagiers en laat ze veilig de rijbaan oversteken.

    Rijschool Alex 90

  • Bruggen en viaducten

    Wanneer de temperatuur richting het vriespunt gaat hoor je bij het nieuws al snel dat het verkeer rekening moet houden met gladheid op bruggen en viaducten. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat bij viaducten de wind ook ond