Rib tussenrapportage 3 d definitief

20
1

Transcript of Rib tussenrapportage 3 d definitief

1

2

Tussenrapportage Decentralisaties Sociaal Domein - Juni 2015

1. Samenvatting

De implementatie van nieuwe taken in het sociale domein, als gevolg van de decentralisatie van taken vanuit de rijksoverheid en provincie is een half jaar onderweg. Hoog tijd voor een eerste doorkijk op de resultaten. De hoogste prioriteit ligt vanzelfsprekend bij de kwaliteit en continuïteit van zorg en ondersteuning aan onze inwoners. Wij kunnen inmiddels met tevredenheid constateren dat de overgang van taken naar de gemeente voor wat betreft de kwaliteit en continuïteit van de geboden zorg en ondersteuning uitstekend is verlopen. Bij een overgrote meerderheid van de mensen worden de zorg en ondersteuning nog steeds geleverd door dezelfde vertrouwde organisaties en medewerkers als in 2014. Natuurlijk zijn we tegen een aantal knelpunten en uitdagingen aangelopen en in enkele gevallen hebben mensen die afhankelijk zijn van zorg en ondersteuning dit ook gemerkt. Deze knelpunten zijn echter snel getackeld en tot tevredenheid van de mensen waar het om gaat opgelost. Dit wordt nog het meest duidelijk onderschreven wanneer we het aantal bezwaarschriften WMO als graadmeter nemen. Daar waar we in 2013 een aantal van 707 bezwaarschriften en vorig jaar 281 bezwaarschriften hebben ontvangen, staat de teller tussen 1 januari 2015 en 1 mei 2015 op slechts 13 bezwaarschriften! Een bewijs dat de mensgerichte aanpak met veel persoonlijk contact vanuit de sociale wijkteams zijn vruchten afwerpt. We kunnen tevreden terugkijken op de transitie van taken, maar hoe staat het dan met de transformatie naar een nieuwe manier van werken? Een nieuwe manier van werken die is gebaseerd op het verbinden van - en het vertrouwen op de kwaliteiten van inwoners en professionals. Ten opzichte van onze eigen ambities en doelstellingen kunnen we concluderen dat we op onderdelen van de transformatie hele mooie resultaten behalen, maar op onderdelen ook nog de nodige onzekerheden hebben en nog een hoop werk te verrichten hebben de komende jaren. Wanneer we Venlo echter vergelijken met andere gemeenten in Nederland, durven we op basis van de vele contacten die we hebben met andere gemeenten en andere overheden, te concluderen dat Venlo een koploperpositie inneemt, als het gaat om de transformatie van het sociaal domein. Het in beeld brengen van de financiële gevolgen van de decentralisaties en het maken van een betrouwbare doorkijk in de toekomst is op onderdelen niet bepaald een eenvoudige opgave gebleken. Maar de behoefte om gevoel te krijgen bij hoe we er financieel voor staan, bij zo’n belangrijke en omvangrijke opgave voor de gemeente, is breed aanwezig en aanleiding om nu toch een eerste tussenrapportage op te stellen. De kwaliteit van de informatie waarop deze eerste doorkijk gebaseerd is, varieert sterk in kwaliteit en compleetheid. De informatie over lokale taken in de WMO zijn het meest solide. We hebben hier ook duidelijke verbeterdoelen voor ogen en een goed beeld hoe de mechanismen die we in onze manier van werken hebben ingebouwd, functioneren en wat ze in financieel perspectief kunnen opleveren. De informatie betreffende inwoners die gebruik maken van ondersteuning op basis van de oude WMO is vanzelfsprekend het meest compleet. Ook de mensen die gebruik maken van dagbesteding (begeleiding groep) die sinds 1 januari 2015 onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen, zijn goed in beeld, omdat de gemeente al langere tijd bezig is met de uitrol van de open inloop in de huizen van de wijk. Hierbij werken we reeds enkele jaren samen met de zorgaanbieders die tot en met 2014 de dagbesteding voor deze mensen organiseerden. Bij de individuele begeleiding van mensen vanuit de WMO zijn we meer afhankelijk van gegevens die we pas eind 2014 aangeleverd hebben gekregen van de rijksoverheid. Deze gegevens zijn gebaseerd op de zogenaamde Vectis gegevens, die in opdracht van de rijksoverheid zijn opgesteld op basis van zorgindicaties in combinatie met een inschatting van het gebruik van deze indicaties per gemeente.

3

Dit is een op rekenmodellen gebaseerde inschatting, omdat de facturering van de werkelijk gebruikte zorg bij de zorgkantoren t/m 2014 geen woonplaatsgegevens van mensen bevatte en niet alle indicaties (volledig) door mensen verzilverd worden. Een echt betrouwbaar beeld van zorgvraag kan pas gevormd worden wanneer we een representatieve hoeveelheid facturen over het jaar 2015 ter beschikking hebben. De factureringsprocessen lopen zowel bij de zorgaanbieders als in de backoffice van de gemeente nog niet over de hele linie op rolletjes. Voor een deel hebben betalingen nog in de

vorm van voorschotten plaats gevonden. In combinatie met ervaringen uit het veld denken we echter toch een redelijk betrouwbare doorkijk te kunnen geven. Bij de taak beschermd wonen die we namens een aantal regiogemeenten in Noord- en Midden Limburg uitvoeren, zijn stevige discrepanties tussen de gegevens uit de Vectis bestanden van het rijk en de regionale realisatiecijfers opgetreden. Maar liefst een kleine 100 mensen bleken niet opgenomen te zijn in de bestanden van de rijksoverheid, terwijl deze wel over een indicatie beschikken en ook gebruik maken van beschermd wonen. Deze mensen hebben een indicatie voor beschermd wonen via Bureau Jeugdzorg (BJZ) ontvangen, welke bij het opstellen van de Vectis Bestanden over het hoofd waren gezien. Op dit moment hebben we een goed overzicht van alle mensen die in onze regio gebruik maken van beschermd wonen.

Ook bij mensen die gebruik maken van een persoonsgebonden budget (PGB) dienden behoorlijke discrepanties tussen indicaties en werkelijk gebruik van PGB’s in beeld gebracht te worden, hetgeen door de problemen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) een zeer arbeidsintensieve opgave is gebleken. Op het gebied van eigen bijdragen zien we dat er op enkele terreinen een eigen bijdrage wordt berekend waar dit eerst niet het geval was (o.a. Maatschappelijk Werk boven de 15 uur inzet en de ouderbijdrage bij verblijf in de Jeugdzorg). Het grootste effect komt uit het wegvallen van de 33% WTCG korting per 1 januari 2015. Dit betekent dat ruim 80% van de mensen een eigen bijdrage zal gaan betalen die 50% hoger ligt dan in 2014. Door achterstanden bij het CAK beschikken we op dit moment nog niet over betrouwbare cijfers. Daarom zijn de onderstaande cijfers gebaseerd op een ruwe inschatting van het WTCG effect.

De grootste onzekerheid bevindt zich op dit moment nog in het domein van de Jeugdzorg. We zien hartverwarmende resultaten in de uitvoeringsteams Jeugd waar we door het elimineren van de institutionele schotten tussen professionals veel sneller en beter de juiste zorg en ondersteuning in

Het budget voor alle lokale WMO taken bedraagt voor 2015 exclusief eigen bijdragen € 28,2 miljoen. In dit budget is reeds een korting van ca. 40% op de hulp bij het huishouden en ca. 25% op de begeleiding verwerkt. Wij verwachten op basis van de huidige gegevens deze taken in 2015 te realiseren voor een bedrag van ca. € 28,0 miljoen. We besparen op deze taken dus € 0,2 miljoen meer dan de bezuinigingsopgave van het rijk. Verderop in deze rapportage worden deze bedragen verder uitgewerkt.

Op basis van de huidige informatie over beschermd wonen, verwachten we deze taak in 2015 te kunnen uitvoeren voor een bedrag dat vrijwel gelijk is aan het beschikbare rijksbudget van €43,1 miljoen.

Wij verwachten dit jaar aan eigen bijdragen ten minste een bedrag van ca. € 4,2 miljoen op te halen voor lokale WMO taken, t.o.v. € 2,5x miljoen in 2014 en ca. € 2,4 miljoen voor regionale WMO taken. Voor wat betreft de Jeugdzorg kunnen we op basis van de huidige informatie nog geen betrouwbare inschatting van de eigen bijdragen maken.

4

kwetsbare gezinnen kunnen inregelen. Ook zijn er praktijkvoorbeelden waar het aantal verschillende hulpverleners in 1 gezin, na afstemming met de gezinscoaches, meer dan gehalveerd kon worden. Tevens wordt de zorg in de gezinnen beter inhoudelijk op elkaar afgestemd en ontstaat er meer overzicht bij de professionals, maar vooral ook bij de ouders. In de geïnstitutionaliseerde Jeugdzorg varen we qua zicht op de resultaten nog door zeer mistig gebied. Behalve de gemeente en de sociale wijkteams vormen ook huisartsen nog steeds een belangrijke toegang tot de duurdere vormen van institutionele jeugdzorg. Omdat deze jeugdzorg nog steeds in de vorm van Diagnose Behandel Combinaties (DBC’s) is georganiseerd, ontvangen wij pas facturen wanneer de behandeling is afgerond. Ook moeten wij constateren dat de verplichte meldingen die jeugdzorgaanbieders aan de gemeente dienen te doen, wanneer zij een doorverwijzing via een huisarts ontvangen, nog niet consequent plaats vinden. Sommige zorgaanbieders worstelen nog duidelijk met de overgang van een subsidiemethodiek naar een inkoopmethodiek. We hebben op basis van contacten uit het veld wel het beeld dat een substantieel deel van de institutionele jeugdzorg nog op basis van doorverwijzingen door huisartsen plaats vindt. Wij investeren derhalve sterk op het opbouwen van een werkrelatie tussen de sociale wijkteams en de huisartsen, om zoveel mogelijk samen op te trekken bij de afweging of institutionele jeugdzorg nodig is, of dat er ingezet kan worden op gezinscoaching vanuit onze uitvoeringsteams jeugd.

De financiële resultaten van de Participatiewet zijn grotendeels afhankelijk van regionale samenwerkingsverbanden zoals de gemeenschappelijke regeling WAA en het onlangs opgerichte Werkgeversservicepunt dat uitvoering geeft aan de doelstellingen van het Regionaal Werkbedrijf. Venlo neemt hierin als centrumgemeente uitdrukkelijk een sturende rol.

Overall zien we onder aan de streep dat wanneer we alle taken die samenhangen met de decentralisaties bij elkaar optellen, we deze taken uit kunnen voeren voor een geraamd bedrag van ca. €130,3 miljoen, ten opzichte van een geraamd budget (inclusief eigen bijdragen) van ca. € 132,5 miljoen. Dit betekent een geprognotiseerd positief resultaat van € 2,2 miljoen.

De uitgaven voor de Participatiewet zijn onder te verdelen in twee onderdelen. De WSW en de Participatiewet. Voor de WSW voorzien we dit jaar een aanvullende bijdrage aan de Gemeenschappelijke Regeling WAA van €1,8 miljoen. Hierover bent u eerder geïnformeerd via de meerjarenbegroting. Dit bedrag is derhalve ook reeds opgenomen in de begroting. Met behulp van deze aanvulling ramen we dat de uitgaven voor de Participatiewet verder binnen de budgetten van respectievelijk € 16,6 miljoen en € 4,3 miljoen uitgevoerd kunnen worden.

Door de manier van bekostiging hebben we een sluitend beeld van de kosten van de uitvoeringsteams jeugd in de wijken voor € 4,9 miljoen alsmede van de regionaal ingekochte Jeugdzorg plus op € 5,6 miljoen. De PGB middelen voor Jeugd zijn geraamd op € 2,3 miljoen. Van de institutionele jeugdzorg is de beschikbare informatie nog te beperkt om een betrouwbare doorkijk te maken. De signalen van de hoeveelheid doorverwijzingen door huisartsen zijn vanuit financiële optiek zorgelijk en leiden tot de conclusie dat we voor het domein jeugdzorg zelfs rekening dienen te houden met een overschrijding van het budget voor 2015. Daarom hebben we de uitgaven in zorg in natura voor de Jeugdzorg nog zeer conservatief (lees ruim) geraamd op € 12,5 miljoen Daarmee komt de totale raming op een bedrag van € 25,3 miljoen, wat een tekort van € 2,5 miljoen inhoudt ten opzichte van een budget van € 22,8 miljoen.

5

2. Inleiding

Op basis van het in 2014 door u vastgestelde beleidsplan ‘Een bijzondere tijd’ (beleidsplan decentralisaties sociaal domein Venlo) heeft onze organisatie voorbereidingen getroffen voor en is op 1 januari jl. gestart met de uitvoering van de nieuwe taken op grond van de WMO 2015, Jeugdwet en de Participatiewet. Als centrumgemeente voor Noord- en Midden-Limburg betekent dit overigens nadrukkelijk niet alleen een lokale verantwoordelijkheid maar ook een regionale taak. Activiteiten die in het verleden onder de noemer van het ‘Regionaal Kompas’ (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en openbare geestelijke gezondheidszorg) werden uitgevoerd, zijn verbreed met taken op het gebied van Veilig Thuis (algemeen meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling) en ‘beschermd wonen’ (als onderdeel van de WMO). Naast de implementatie van de nieuwe taken heeft u nadrukkelijk gekozen voor een andere manier van werken, dichter bij de burger, op basis van vertrouwen in de professional en zoveel mogelijk zonder bureaucratische rompslomp. En hoewel we pas een half jaar onderweg zijn en stapsgewijs onze eerste ervaringen opdoen met deze nieuwe verantwoordelijkheden willen we u, aan de hand van deze raadsinformatiebrief, inzicht geven bij de ontwikkeling tot nu toe en het perspectief dat ons voor ogen staat. Hoe beperkt op dit moment de ‘harde gegevens’ ook zijn. Overigens is Venlo daarin zeker niet uniek. De materie is dermate nieuw, omvangrijk en complex dat een notitie op dit moment niet meer kan zijn dan een eerste globale doorkijk. Zoals met u afgesproken, ontvangt u van ons naar verwachting tegen het einde van het jaar een meer uitgebreide en kwantitatief onderbouwde evaluatie. Alsmede een inhoudelijke evaluatie van de huizen van de wijk. 2.1 Kaders voor de uitvoering

Als richtsnoer bij de uitvoering hanteren we o.a. het model van samensturing. Dit betekent: 1. Eigen kracht en eigen regie van de Venlonaar staan altijd voorop. 2. We werken wijkgericht en sluiten aan bij Venlose gemeenschappen. 3. We gaan uit van een algemeen toegankelijke samenleving zonder hindernissen. 4. Algemene ondersteuning gaat voor individuele begeleiding. 5. Individuele begeleiding organiseren we op maat en vraaggericht. 6. Als het nodig is, grijpen we in. 7. 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur is de basis. 8. We zetten in op structurele samenwerking tussen vrijwilligers en beroepskrachten. 9. We gaan uit van zo min mogelijk regels en maximale ruimte voor beroepskrachten. 2.2 Sociale Wijkteams

Om aan deze nieuwe verantwoordelijkheden binnen Venlo invulling te geven, heeft u gekozen voor een aanpak die is geënt op de inzet van sociale wijkteams en een netwerk van huizen van de wijk. Op dit moment zijn er in onze gemeente 12 sociale wijkteams actief. Deze sociale wijkteams vormen de centrale toegang naar ondersteuning voor al onze inwoners op het gebied van werk, wonen, welzijn, zorg en veiligheid. Met ruim 100 parttime medewerkers verdeeld over 12 teams beschikken we over een dekkend netwerk voor heel Venlo. Daar waar dit nodig is, kunnen deze leden van de wijkteams gebruik maken van de specialistische deskundigheid. De sociale wijkteams hebben scholing gehad gericht op het werken als generalist. In het keukentafelgesprek gaan zij in dialoog met mensen en stimuleren de inzet van eigen kracht en het sociale netwerk. Waar professionele ondersteuning op maat nodig is, wordt die door de sociale wijkteams ingezet. In de teambijeenkomsten bespreken de wijkteamleden de casussen en met de aangeleerde reflectiemethode wordt gericht gewerkt aan het centraal stellen van de leefwereld van

6

de burger en het gezamenlijk ontwerpen van integrale arrangementen voor ondersteuningsvragen op het gebied van werk, wonen, welzijn en zorg. Het sociale wijkteam werkt vanuit de leefwereld van de burger (het gezin) en komt gezamenlijk met deze inwoner tot één leefzorgplan. Gebruik makend van ‘de trap van oplossingen’ bekijken we samen met de inwoner een passende oplossing. De gewenste transformatie gaat immers uit van een passende trede op de reeks ‘eigen kracht’, ‘netwerk’, ‘algemene voorzieningen’, ‘maatwerkvoorzieningen’. Vanaf januari 2015 zijn er samen met inwoners ca. 1.300 leefzorgplannen opgesteld. Vanwege het enorme volume aan ‘klanten’ enerzijds en alle nieuwe ontwikkelingen anderzijds vraagt deze nieuwe werkwijze veel flexibiliteit, inzet, vaardigheden en kennis van de sociale wijkteamleden. In de komende periode zullen we vooral aandacht besteden aan het versterken van de gekantelde werkwijze. Daardoor beogen we de regie weer aan de burger terug te geven en de eigen kracht en mogelijkheden van mensen aan te spreken.

2.3 De voortgang tot nu toe

De stand van zaken op 1 mei jl., dus vier maanden na de start, laat het volgende beeld zien.

Wat betreft het aantal aanmeldingen voor keukentafelgesprekken: o 522 door burgers zelf o 397 via het netwerk van de burger (familie/vrienden) o 444 door organisaties waar de betreffende burger zorg/ondersteuning van krijgt

Wat betreft termijnen: Tot nu toe zijn we in staat om 94% van de leefzorgplannen binnen de gestelde termijn af te ronden. In veel gevallen zijn er meerdere gesprekken nodig om tot een plan te komen. Van de opgestelde leefzorgplannen hebben we voor 35% twee gesprekken nodig en voor 8% zelfs 3 gesprekken.

Wat betreft bezwaren: Tot 1 mei jl. zijn er dertien bezwaren/klachten binnen gekomen (o.b.v. de leefzorgplannen). Van deze bezwaren/klachten is er één gegrond verklaard.

Wat betreft de ondersteuningsvraag: Het blijkt dat bij het overgrote deel van de burgers die we gesproken hebben, sprake is van meervoudige problematieken. Onze inwoners komen met één vraag, maar vaak ligt er een veelvoud aan vraagstukken onder. Dit onderstreept naar ons oordeel het belang van gekozen aanpak, i.c. een keukentafelgesprek (breed vraagverhelderingsgesprek) om vervolgens tot één plan van aanpak te komen.

Wat betreft de inzet van wederkerigheid: Een belangrijk onderdeel van onze aanpak is om te bezien in hoeverre er sprake kan zijn van wederkerigheid. Bij 11% van de aanvragers is hier sprake van en zijn hierover afspraken gemaakt. Dit aantal lijkt wellicht iets aan de lage kant, echter bedacht moet worden dat er in een aanzienlijk aantal gevallen sprake is van een dermate problematiek dat er redelijkerwijs van wederkerigheid vooralsnog geen of nauwelijks sprake kan zijn.

Alle vragen en meldingen voor het sociaal wijkteam komen terecht bij de (gemeentelijke) midoffice. Deze is de spil in het toeleiden van casuïstiek en een inhoudelijke vraagbaak voor zeer diverse inhoudelijke thema’s (zowel WMO- als Jeugdvraagstukken). Daar vindt een eerste screening plaats van casussen en bestaat voldoende kennis van voorliggende voorzieningen en de Zorgverzekeringswet en de Wet Langdurige Zorg. 2015 is voor mensen die voorheen een AWBZ-indicatie hadden of een indicatie Jeugdzorg een overgangsjaar. Voor hen loopt de huidige zorg totdat er een besluit is genomen maximaal tot 1 januari 2016 door. Dit jaar zijn er 1972 herindicaties voorzien. Dit betreffen de herindicaties die aflopen in 2015 en in 2016. De voortgang van dit proces ligt op schema, inclusief de herindicaties met betrekking tot de

7

Jeugdwet 2015. Er bestaat nog geen zicht op de herindicaties jeugd van 2016 maar we hopen hier kort na de zomervakantie zicht op te krijgen. 2.4 Huis van de Wijk

Een kernelement van het concept Huis van de Wijk is de netwerkorganisatie op wijk- en buurtniveau. In 2014 zijn we gestart met kwartiermakers die de basis hebben gelegd voor de Huizen van de Wijk. Inmiddels zijn deze opgevolgd door coördinatoren die onder andere zorgdragen voor de informatie en adviespunten, de open inloop en de buurt- en bewonersnetwerken. De verbinding van de sociale wijkteams met de buurt- en bewonersnetwerken is essentieel om buurtinitiatieven, algemene voorzieningen en de behoefte van eigen bewoners in de wijk op elkaar af te stemmen. We constateren dat de actieve rol van bewoners een olievlekwerking heeft en dat er steeds meer enthousiaste bewoners aanhaken aan het netwerk. Actieve en betrokken bewoners in de buurten dragen zelf zorg voor initiatieven in hun wijk; in de afgelopen jaren zijn er al vele goede voorbeelden gestart. Recent is in Venlo-Noord gestart met de buurtbus. In nagenoeg alle Huizen van de Wijk is een Informatie & Adviespunt. Dit is het punt voor vragen van inwoners uit de wijk. De vrijwilligers I&A zorgen voor bereikbaarheid in de wijk, zowel fysiek, digitaal als telefonisch. Een professional zorgt voor de begeleiding van de vrijwilligers. Op 9 locaties in verschillende Huizen van de Wijk zijn we gestart met de Open inloop. De Open Inloop in Venlo is een nieuwe vorm van dagbesteding en een goed alternatief voor de traditionele dagbesteding. Op dit moment bieden we hier aan 34% van het oorspronkelijke aantal deelnemers een alternatieve dagbesteding. In de Open Inloop is tijdens de openingsuren altijd een professionele medewerker aanwezig. Deze professional stuurt voornamelijk de vrijwilligers aan maar is ook het aanspreekpunt voor alle deelnemers. Het activiteitenprogramma komt tot stand in afstemming met de deelnemers. 2.5 Uitvoeringsteams

Naast een goede toegang is uiteraard een goede uitvoering van belang. In Venlo willen dat de burger centraal staat en dat het gezin/ huishouden op een efficiënte wijze effectief ondersteund wordt. Om dit te realiseren, is ervoor gekozen om de zorg op wijkniveau te organiseren. We geven dit vorm in zogenoemde uitvoeringsteams, dat wil zeggen een team van uitvoerende professionals. Zij leveren flexibele ondersteuning en zorg, zijn direct betrokken bij het sociaal netwerk/gezin en leggen waar mogelijk de regie bij de klant en zijn sociaal netwerk. In 2014 zijn we gestart met drie gezinscoachteams die verdeeld zijn over heel Venlo. Casussen waarin begeleiding nodig is vanwege jeugd(gezins)problematiek worden opgepakt door een gezinscoach. In totaal zijn er momenteel ongeveer 35 gezinscoaches actief. Naast casuïstiek uit de sociale wijkteams krijgen deze teams ook direct meldingen via Veilig thuis. Daarnaast zijn de gezinscoaches op scholen aanwezig om een goede aansluiting met het onderwijs te borgen. De huidige aanpak en onderlinge afstemming versterkt de integraliteit. Heel recent (mei 2015) zijn we in Venlo Zuid en Blerick gestart met twee uitvoeringsteams individuele ondersteuning. Hierin worden medewerkers vanuit de voormalige disciplines Algemeen Maatschappelijk Werk en Individuele Begeleiding (AWBZ) samengevoegd in één team en bieden zij ondersteuning aan gezinnen/huishoudens waar eigen regie veelal ontbreekt. In Venlo-Noord en Tegelen zijn we begin 2015 gestart met uitvoeringsteam huishoudelijke hulp. In de komende periode zal moeten blijken in welke mate de samenwerking met aanbieders hierin succesvol is. De ontwikkeling van deze teams leidt op dit moment nog tot veel discussie met de aanbieders over allerlei (organisatorische) aspecten. We willen graag dat elke professional

8

wijkgericht werkt (zodat er uiteindelijke een netwerkorganisatie in één wijk gaat ontstaan). Deze keuze heeft nu als consequentie, dat niet elke burger haar/zijn huishoudelijke hulp kon behouden. Dit heeft op een aantal plekken tot onrust geleid. Daar waar nodig verrichten we maatwerk (bijv. als er sprake is van een progressieve ernstige ziekte). In 2015 bouwen we verder aan het uitrollen van de diverse uitvoeringsteams in Venlo. Er zijn stappen gezet in de samenwerking en afstemming met andere toegangen zoals huisartsen, scholen, politie maar ook de regionale ingang via het Veiligheidshuis. In de komende periode zullen de afspraken met deze samenwerkingspartners nog verder uitgewerkt worden om tot een sluitende en meer preventieve aanpak voor onze burgers te komen. Enerzijds zullen we blijven bouwen en ontwikkelen, anderzijds zal de aandacht de komende periode uitgaan naar een kwalitatieve verbeteringsslag. Zowel op het gebied van kennis en vaardigheden, maar ook in het optimaliseren van alle stappen in het proces. 2.6 Grafische weergave Sociale Wijkteams en Uitvoeringsteams

2.8 Participatie

Betreffende de Participatiewet informeren wij u op hoofdlijnen over de stand van zaken van de voornemens uit het beleidsplan “Venlo verbindt”. 2.8.1 Werkbedrijf Het Werkbedrijf regio Noord-Limburg wordt een bestuurlijk netwerk van gemeenten, werkgevers(-organisaties), werknemersorganisaties en UWV. Begin 2015 zijn we gestart met voorbereidingen waarna op 7 mei jl. een brede sessie heeft plaatsgevonden over inrichting en marktbewerking. Doel en ambitie

9

De ambitie van het Werkbedrijf regio Noord-Limburg is het realiseren van een inclusieve arbeidsmarkt, waarin het beschikbare arbeidspotentieel uit de regio optimaal wordt benut. Het doel is om binnen de kaders van het Werkbedrijf te komen tot samenwerkingsafspraken die bijdragen aan het oplossen van de regionale problemen op de arbeidsmarkt. Binnen de brede ambitie en doelstelling is specifieke aandacht voor de opdracht vanuit de Banenafspraak. Voor Noord-Limburg betekent dit dat tot en met 2016, 250 personen uit het doelgroepregister extra geplaatst worden in de marktsector en 105 extra bij de overheid. Het Werkbedrijf regio Noord-Limburg heeft de rol van aanjagen, elkaar aanspreken op en het monitoren van de voortgang van de regionale samenwerkingsafspraken, vastgelegd in een marktbewerkingsplan. Aan de hand van het marktbewerkingsplan dragen zij ervoor zorg dat de afspraken worden opgepakt en uitgevoerd. De uiteindelijke uitvoering van het marktbewerkingsplan gebeurt onder regie van het Werkbedrijf door het Werkgeversservicepunt regio Noord-Limburg. 2.8.2 Werkgeversservicepunt regio Noord-Limburg Het Werkgeversservicepunt regio Noord-Limburg is het centrale punt in de regio Noord-Limburg dat zorgt voor een uniforme werkgeversdienstverlening. Op basis van een convenant afspraken op bestuurlijk niveau tussen elf deelnemende partijen (zeven gemeenten; UWV; drie SW-bedrijven). Een vraag gedreven, tijdige, efficiënte en effectieve match van beschikbaar aanbod op de aanwezige of gecreëerde vraag bij werkgevers is het vertrekpunt voor handelen. Het is daarbij de uitgesproken ambitie van de samenwerkende partijen om in de uitvoering met één gezicht naar buiten te opereren, één aanspreekpunt voor werkgevers met vragen te operationaliseren en om op regionale schaal met een eenduidige en transparante propositie en productportfolio ondersteuning en ontzorging te bieden. De klant mag daarbij niet vermoeid of lastig gevallen worden met datgene wat in de backoffice georganiseerd moet worden (de interne werkprocessen). 2.8.3 BAANWIJS regio Noord-Limburg BAANWIJS regio Noord-Limburg is een netwerkorganisatie waar gemeenten, UWV, onderwijspartijen VSO, PrO, ROC en AOC samenwerken in de regio Noord-Limburg. Hiertoe is op 25 juni 2015 tussen partijen een convenant afgesloten. De ambitie van BAANWIJS is dat alle kwetsbare jongeren in de regio Noord-Limburg naar vervolgonderwijs gaan, een werkplek of passende dagbesteding hebben en behouden of in een toeleidingstraject zitten. Doordat de deelnemende partijen hun rol nemen in de gezamenlijke verantwoordelijkheid voorkomen we dat kwetsbare jongeren tussen wal en het schip raken en tussen instellingen heen en weer worden geschoven. Een goede samenwerking binnen het in eerste instantie informele netwerk heeft er voor gezorgd dat veel jongeren geen beroep hoefden te doen op een Wajong uitkering. Noord-Limburg kent verhoudingsgewijs een zeer laag aantal aanvragen door de jaren heen. Daarnaast werden jongeren die wel een beroep moesten doen snel en goed geplaatst op de reguliere arbeidsmarkt. In Noord-Limburg werken gemiddeld 25% meer Wajongeren in een reguliere baan dan gemiddeld in het land. Tot week 21 van dit jaar vonden al 173 Wajongeren een plek op de reguliere markt. Hiermee wordt invulling gegeven aan de Banenafspraak in de regio. 2.8.4 Beleidsregels Loonkostensubsidie In de verordening loonkostensubsidie die de raad op 29 augustus 2014 heeft vastgesteld, heeft het college de bevoegdheid gekregen nadere regels te stellen. De beleidsregels geven duidelijke richtlijnen voor de uitvoering over de beoordeling, de hoogte en de duur van de subsidieverlening en op welke wijze en onder welke voorwaarden de loonkostensubsidie wordt ingezet. De beleidsregel loonkostensubsidie geeft duidelijkheid over de wijze van beoordeling, de hoogte en de duur van de subsidieverlening.

10

Loonkostensubsidie is een instrument om het aannemen van mensen met een arbeidsbeperking aan te moedigen en hangt samen met de banenafspraak. Deze vorm van loonkostensubsidie mag alleen worden ingezet voor personen die in het doelgroepenregister staan bij UWV. De beleidsregel is op 23 juni 2015 (regionaal) vastgesteld door B&W. 2.8.5 Loonwaarde methodiek De Participatiewet bepaalt dat in iedere arbeidsmarktregio één loonwaardesystematiek wordt gehanteerd. In de regio Noord-Limburg is op basis van een aanbestedingsprocedure gekozen voor de Dariuz-methode. Van de 35 arbeidsmarktregio’s in Nederland hebben 17 regio’s gekozen voor Dariuz-methode en dat biedt zekerheid voor continuïteit. De loonwaardemethodiek is op 23 juni 2015 vastgesteld door B&W. 2.8.6 Beleidsregels Tegenprestatie Een tegenprestatie is het verrichten van onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden als wederdienst voor het ontvangen van een bijstandsuitkering. Bij het iets terugdoen voor de maatschappij (wijk, buurt, gemeente) wordt de term wederkerigheid gebruikt. Wederkerigheid helpt bijstandsgerechtigden om een sociaal netwerk, arbeidsritme en regelmaat te behouden. De beleidsregel tegenprestatie is op 23 juni 2015 (regionaal) vastgesteld door B&W. 2.8.7 WAA/WSW Er wordt in samenwerking met de WAA hard gewerkt aan de uitvoering van het Koersplan “samen anders”. Dit koersplan beschrijft de koers voor de ombouw van de WAA naar een duurzaam detacheringsbedrijf waarbij diverse bestaande product-markt- combinaties worden afgestoten (waarbij het personeel zo veel mogelijk overgaat). Het college van Venlo (centrumfunctie voor arbeidsmarktregio) dient op 30 juni een sectorplan aanvraag in bij het Rijk om extra middelen te generen om een deel van deze transformatieopgave gedekt te krijgen (dit gaat om een decentralisatie uitkering van € 678.000 voor de drie SW bedrijven in Noord Limburg). 2.9 Monitoring

Om de resultaten van onze inspanningen goed te kunnen volgen en ons in staat te stellen om tijdig te kunnen bijsturen, hebben wij een monitor ontwikkeld die ons daartoe in staat dient te stellen. Het model dat wij voor deze monitor hanteren, gaat uit van twee invalshoeken, namelijk een inhoudelijke indeling volgens de eerder genoemde ‘trap van oplossingen’ en een insteek die vertrekt vanuit kwantificeerbare gegevens zoals klanttevredenheid, kosten, aantallen aanvragen en voorzieningen en gegevens met betrekking tot de kwaliteit van de dienstverlening. Wij verwachten u op basis hiervan in de nabije toekomst inzicht te kunnen geven in de resultaten van de gekozen aanpak. Hiervoor heeft u kunnen lezen hoe de Venlose praktijk zich, minder dan een half jaar na aanvang, ontwikkelt. Dit is echter nog te weinig om onderbouwde uitspraken te kunnen doen over het uiteindelijke resultaat. Overigens is Venlo daarin niet uniek, getuige recente publicaties in o.a. Binnenlands Bestuur.1 2015, zo is de verwachting, is een overgangsjaar waarin we nog volop knelpunten tegen zullen komen maar waarin we ook samen met aanbieders, zorgvragers en mantelzorgers verder blijven bouwen aan een toekomstbestendig zorgstelsel.

1 “De angst voor de decentralisatie-bug’, Binnenlands Bestuur, 23 juni jl.

11

3. Sturing op de inhoudelijke opgave én op de financiële middelen

De aandacht voor de decentralisaties in de media lijkt beheerst te worden door 2 thema’s: zaken die mis gaan (zoals de uitbetaling van de PGB’s) en zorgen of gemeenten over voldoende financiën beschikken ten behoeve van goede zorg en ondersteuning aan kwetsbare inwoners. In Venlo staat het welzijn van kwetsbare mensen voorop. Ook voor onze gemeente gelden echter financiële spelregels. Een van de belangrijkste regels is dat we in onze begroting niet meer mogen uitgeven dan we binnen krijgen. Willen we zorg en ondersteuning van kwetsbare mensen nu en in de toekomst betaalbaar houden, dan dienen we dus wel een aantal richtlijnen af te spreken en mechanismes in te bouwen zodat we zorgvuldig met de beschikbare financiële middelen omspringen. Wij geloven in de kracht van onze samenleving en de kennis van onze professionals. We geloven ook dat de mechanismen die we, onder andere in onze inkoopstrategie, hebben ingebracht werken. Daarom hebben we oude limitatieve kaders losgelaten en omgezet in richtlijnen en hebben we vooraf geen plafonds afgesproken in de zorg en ondersteuning die beschikbaar zijn. We geven professionals maximaal de ruimte om samen met de mensen die hulp nodig hebben te bepalen wat nodig is. Het vertrouwen dat we hebben dat de keuzes die we in het lokale stelsel gemaakt hebben, komt voort uit het gegeven dat we in Venlo reeds in 2008 zijn begonnen met nadenken over het vernieuwen van zorg en welzijn. Niet ingegeven door financiën (de gemeente had toen nog slechts een beperkte verantwoordelijkheid) of door decentralisaties (daar had toen nog niemand van gehoord) maar vanuit de veranderende samenstelling van onze bevolkingsopbouw. Dank zij de demografische voorsprong van Limburg, het gegeven dat Limburg sneller vergrijst en ontgroent dan het Nederlands gemiddelde, stelden we onszelf toen al de vraag: hoe houden we goede zorg en ondersteuning in de toekomst voor iedereen die dat nodig heeft overeind? De demografische verandering in Noord-Limburg leidt tot 2030 tot een verdubbeling van de zorgvraag per hoofd van de beroepsbevolking. De laatste CBS cijfers laten in onze regio in 2030 92% meer 75-plussers t.o.v. een krimpende beroepsbevolking. We stelden ons de vraag of we in de nabije toekomst wel voldoende gekwalificeerde professionals ter beschikking zouden hebben om alle kwetsbare inwoners te kunnen helpen. Dat deden we niet als gemeente alleen, maar vanaf het begin samen met zorgaanbieders, welzijnsorganisaties, woningcorporaties, de gemeente én inwoners. En daarna ook steeds meer samen met de regio. De vraag leidde tot een verkenning en een werkbezoek aan Zweden, waar de lokale overheid toen al veel meer verantwoordelijkheid droeg en juist minder met professionals en meer samen met inwoners regelde. De inspiratie uit dit werkbezoek leidde weer tot de pilot VenloDroom (2011-2013) in Venlo-Oost. Wat uiteindelijk een ideale opmaat bleek naar de decentralisaties per 1 januari 2015. Die decentralisaties kwamen enerzijds voort uit de door de rijksoverheid gevoelde noodzaak om te bezuinigen op de kosten van de zorg, maar anderzijds uit dezelfde vraag als wij ons in 2008 stelden: hoe houden we zorg en welzijn naar de toekomst betaalbaar en organiseerbaar? De noodzaak tot bezuinigingen vanuit de rijksoverheid is aan de ene kant een zorg gebleken, maar ook een aanjager voor de veranderingen die naar de toekomst broodnodig zijn. 3.1 Mechanismes

Ons geloof in de keuzes die we in Venlo gemaakt hebben en daarmee de ruimte die we laten voor burgers en professionals op de werkvloer, werd al deels onderbouwd door de resultaten die we in 2013 en 2014 hebben geboekt in de oude WMO taken. In financieel opzicht hebben we in 2013 en 2014 bij elkaar opgeteld een kleine € 10 miljoen minder uitgegeven dan de oude budgetten die we van het rijk voor deze taken ontvingen. Vanaf 1 januari 2015 hebben we er zowel taken bij gekregen als kortingen op de budgetten. Op de oude WMO taken is op het onderdeel Hulp bij het Huishouden (HbH) een korting op het budget aangekondigd van ca. 40%. In de praktijk betekent dit een korting van ca. 34% in 2015 oplopend naar

12

ca. 43% in 2016. Op de nieuwe WMO-begeleidingstaken is een budgetkorting doorgevoerd van ca. 25% en op de Jeugdhulp (voorheen Jeugdzorg) is een korting doorgevoerd van ca. 6%. Om de kosten van zorg en ondersteuning voor de gemeente te bepalen, kan gebruik gemaakt worden van een eenvoudige formule:

K = ( P * Q ) – I Ofwel: de kosten bestaan uit prijs (P) maal kwantiteit (Q) minus inkomsten uit eigen bijdragen (I) Betreffende de eigen bijdragen heeft de gemeenteraad besloten om in principe over alle vormen van zorg en ondersteuning eigen bijdragen te berekenen. Prijs en Kwantiteit proberen we te beïnvloeden door voor een aantal mechanismen te kiezen. Onderstaand geven we een korte beschrijving van de gekozen mechanismen en welk effect dit heeft op bovenstaande formule. Op deze manier worden de eerste contouren zichtbaar van de financiële resultaten van de decentralisaties. Centraal staat hierin een verschuiving van individuele maatwerkvoorzieningen naar zorg en ondersteuning via uitvoeringsteams en algemene voorzieningen, de reeds eerder gememoreerde ‘trap van oplossingen’. 3.1.1 Hulp bij het huishouden Op dit terrein zijn verschillende wijzigingen doorgevoerd die effect laten zien.

(Her)indicaties 2013. In Venlo is vanaf 2013 ingezet op herindicaties voor de “oude” WMO. Dit heeft geleid tot een gemiddelde reductie van 20 minuten HbH per huishouden. Sommige huishoudens hebben meer ingeleverd en andere huishoudens amper. Dit was met name afhankelijk van de omvang van de woning versus de omvang van het huishouden. Door dit mechanisme is de kwantiteit (Q) gedaald met ongeveer 13%. Gemiddeld 20 minuten op gemiddeld ca. 2,5 uur HbH per huishouden. De norm die Venlo sinds 2013 toepast, werd in de jaren daarvoor reeds door meerdere gemeenten toegepast. Venlo hanteerde daarvoor dus een bovengemiddeld hogere norm. Per 1 januari 2015 spreken we niet meer over een norm (die strak gehanteerd wordt) maar over een richtlijn, waarbij professionals meer maatwerk op de specifieke situatie kunnen hanteren.

Verhogen van de eigen bijdrage. Vanaf 2013 hanteert de gemeente het werkelijke uurtarief (ca. €21,-) dat de gemeente aan de aanbieders betaalt als grondslag voor het berekenen van de eigen bijdrage, in plaats van een lager fictief uurtarief (ca. € 15,-). Daarnaast wordt sinds 2013 (op basis van een wijziging in het landelijke beleid), naast inkomen ook het eigen vermogen (m.u.v. woningbezit) meegewogen in het berekenen van de eigen bijdrage door het CAK. Deze wijzigingen in de berekening van de eigen bijdragen hebben enerzijds tot een verhoging van de eigen bijdragen bij hogere inkomens geleid en anderzijds tot het afhaken van een deel van de mensen die de eigen bijdrage te hoog vonden. Deze twee maatregelen hebben tezamen ervoor gezorgd dat de besparing op de HbH eind 2014 reeds de 40% benaderde.

Kanteling aan de keukentafel. Bij de nieuwe aanvragen rondom hulp bij het huishouden (HBH) wordt door het sociale wijkteam aan de keukentafel kritisch bekeken wat de burger op eigen kracht kan (al dan niet met inzet van zijn sociaal netwerk) en waar de professionals aanvullend van betekenis moeten zijn.

Uitvoeringsteams. Door in de uitvoering gebruik te maken van zelfsturende uitvoeringsteams per wijk of kern is het mogelijk om een efficiëntere inzet te maken t.o.v. de meer productiegedreven werkwijze via de zorgaanbieders. De omvang van de uitvoeringsteams (in medewerkers en uren) wordt bepaald op basis van een populatieanalyse in de betreffende wijk. Het zogenaamde DNA van de Wijk. Hierdoor wordt het veilig om de medewerkers zelf te laten meebepalen of de uren HbH bijgesteld moeten of

13

kunnen worden. De prikkel die aanbieders voorheen kregen om uren te draaien, komt immers door de populatiebekostiging te vervallen. Dit scheelt tevens kosten in de planning en administratie in de urenverantwoording en facturering. Hierdoor kunnen de kosten voor HbH licht dalen. In de twee uitvoeringsteams HbH (Tegelen en Venlo-Noord), die sinds medio mei actief zijn, is deze beweging reeds te zien.

HHT. Tenslotte kunnen mensen vanaf mei 2015 kiezen om zelf uren HbH te kopen à €10,- per uur door gebruik te maken van de Huishoudelijke Hulp Toeslag (HHT). Dit is op dit moment alleen interessant voor mensen met een hoog inkomen. Bij deze mensen wordt het verschil tussen eigen bijdrage en kostprijs niet meer aangevuld vanuit WMO middelen van de gemeente, maar vanuit de HHT middelen die minister Asscher beschikbaar heeft gesteld. Dit zorgt dus voor een inverdieneffect in de WMO.

3.1.2 Begeleiding individueel Bij Begeleiding Individueel wordt deels een zelfde beweging ingezet als bij de HbH.

Herindicaties. Dit jaar worden door middel van keukentafelgesprekken de voormalige indicaties Begeleiding Individueel herzien. Hiervoor is naast de 12 sociale wijkteams die in de wijken actief zijn, tijdelijk een extra sociaal wijkteam aangesteld.

Uitvoeringsteams Individuele ondersteuning. Daarnaast wordt zoveel als mogelijk de Begeleiding Individueel opgepakt door de Uitvoeringsteams Individuele Ondersteuning (Algemeen Maatschappelijke Werk en begeleiders van zorgaanbieders). In deze uitvoeringsteams wordt ingezet op meer kortdurende ondersteuning of lichtere vormen van ondersteuning, waarmee verwijzing naar duurdere specialistische zorg en ondersteuning voorkomen of vervangen wordt. Naar verwachting zullen hiermee de kosten voor Begeleiding Individueel in zijn totaliteit kunnen afnemen. Sinds 1 juni zijn twee uitvoeringsteams Individuele Ondersteuning gestart. Op basis van de ervaringen van deze pilots kan inzichtelijk gemaakt worden welke verschuiving van de maatwerkvoorziening begeleiding naar de Uitvoeringsteams of zelfs naar de open inloop in de Huizen van de Wijk mogelijk is.

Eigen bijdragen. Gezien de relatief hoge uurtarieven voor individuele begeleiding (variërend van €55,- tot €128,- bij enkele gevallen van gespecialiseerde ondersteuning) zou een grote rechtsongelijkheid ontstaan tussen mensen die (zowel qua uren als hoogte van de eigen bijdrage) onder de overgangsregeling vallen en nieuwe indicaties. Daarom heeft het college besloten om af te zien van de algemene beleidslijn om het werkelijke tarief als grondslag te gebruiken voor berekening van de eigen bijdrage. In plaats daarvan hanteren we gedurende 2015 nog het fictieve uurtarief van €16,- per uur zoals dit in 2014 ook door het zorgkantoor gebruik werd en waar mensen met een oude en doorlopende indicatie wettelijk nog aanspraak op kunnen maken. Met ingang van 2016, wanneer het overgangsrecht vervalt en de herindicaties wettelijk geldig worden, zal ook de grondslag voor de eigen bijdrage door het college herzien worden. Ten gevolge van deze keuze zijn voor 2015 geen aanvullende inkomsten (I) uit eigen bijdragen geraamd.

3.1.3 Dagbesteding Bij dagbesteding (voormalig AWBZ-Begeleiding groep) zien we de volgende ontwikkelingen

Inkoop. In het verleden werd dagbesteding door de zorgkantoren alleen ingekocht bij de grotere AWBZ gecertificeerde aanbieders. Dit terwijl de dagbesteding voor ca. 95% van de deelnemers werd uitgevoerd door kleinere onderaannemers. De hoge kosten om aan de AWBZ certificering te voldoen, waren voor deze kleinere aanbieders niet rendabel. O.a. door de dure software die nodig was om de digitale facturering aan het zorgkantoor te kunnen voldoen. Het verschil in tarief dat het zorgkantoor aan de hoofdaannemers betaalde, versus het tarief dat de kleinere uitvoerende partijen betaald kregen, liep in een aantal gevallen op tot ca. 35%. De 7 gemeenten in Noord-Limburg, die samen de Modulaire Gemeenschappelijke Regeling (MGR) voor opdrachtgeverschap in het sociaal domein

14

vormen, hebben op aangeven van de gemeente Venlo gekozen om zoveel mogelijk zorg en ondersteuning rechtstreeks in te kopen bij de uitvoerende partij. Hiermee wordt onderaannemerschap en de bijbehorende marges voor de hoofdaannemers geminimaliseerd. Dit levert een substantieel lagere gemiddelde kostprijs (P) op, die ca. 30% onder het oude prijsniveau ligt!

Open Inloop. Om in het verleden in aanmerking te komen voor dagbesteding was een indicatie nodig. De ambitie van de gemeente Venlo is om zoveel mogelijk deelnemers van dagbesteding in de eigen wijk of kern een activiteitenaanbod aan te bieden in het Huis van de Wijk. Deze activiteiten willen we voor iedereen algemeen toegankelijk maken, dus zonder indicatie, zodat mensen met een hulpvraag en zelfredzame mensen die het leuk vinden om samen aan activiteiten deel te nemen elkaar zoveel mogelijk ontmoeten. Hiermee worden sociale structuren in de leefomgeving van mensen versterkt. Vanaf de start van de Open inloop in de verschillende Huizen van de Wijk (nu 9 locaties), is het gelukt om op dit moment 34 % van het oorspronkelijke aantal deelnemers van dagbesteding een plek te geven in de Open Inloop. In de Open Inloop is professionele inzet aanwezig die wordt ondersteund door medewerkers vanuit de WAA en andere mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Maar ook door vrijwilligers uit de wijk en wijkbewoners die behoefte hebben aan een praatje en een kopje koffie. Een aantal mensen is op het ene moment deelnemer en op het andere moment vrijwilliger in de Open Inloop. Veel Huizen van de Wijk zijn ondergebracht in bestaande gemeenschapshuizen. Omdat de afschrijving van deze gebouwen via het beleid van gemeenschapsaccommodaties reeds afgedekt waren door de gemeente, zijn de aanvullende huisvestingskosten voor de Huizen van de Wijk zeer beperkt. Tezamen met de ruimere inzet van vrijwilligers, zorgt dit voor een kostenreductie t.o.v. de traditionele dagbesteding van ca. 60%. Op basis van een analyse van de doelgroepen die wij samen met zorgaanbieders hebben gemaakt, verwachten wij dat op termijn (wanneer de oude indicatie vervalt of wanneer mensen hier vrijwillig voor kiezen) tot 60% van de mensen die nu een indicatie voor dagbesteding hebben, gebruik zullen maken van de Open Inloop. Voor de calculaties van de financiële prognose gaan we uit van een voorzichtigere raming van 50%.

3.1.4 Jeugd Vanaf januari 2015 zijn er uitvoeringsteams Jeugd voor heel Venlo actief. Door de inzet van deze uitvoeringsteams is het mogelijk sneller de juiste hulp te verlenen. De snellere hulpverlening en tevens preventieve hulp zorgt ervoor dat jeugd en gezinnen beter geholpen worden en verwijzing naar meer specialistische 2e lijnszorg deels niet meer nodig is. In de loop van het jaar zal meer duidelijk worden welke deel van de ondersteuningsvraag door de Uitvoeringsteams Jeugd opgepakt kan worden en voor welk deel specialistische ondersteuning nodig is. Naar verwachting zal hier ook een verschuiving gaan plaatsvinden, waardoor de kosten jeugdhulp in zijn totaliteit kunnen gaan afnemen.

15

3.2 Schematische Weergave Mechanismes

Schematisch zien de (beoogde) effecten van deze mechanismen er als volgt uit:

WMO-Oud: WMO-Nieuw: Jeugdzorg

Hulp bij het Huishouden Target: -40% t.o.v. 2012

Begeleiding groep (Dagbesteding) Target: -25% t.o.v. 2013

Jeugdhulp Target: -6% t.o.v. 2013

P - Q - -

Zelfsturende Uitvoeringsteams Herindicaties 2013 – 2014

P - - - Q - - -

Inkoop rechtstreeks bij onderaannemer Kanteling naar open inloop

P - Q - -

1e lijn uitvoeringsteams - sneller juiste zorg - preventie o.a. Minder Onder Toezicht Stellingen

Q -

Kanteling keukentafel

Begeleiding Individueel Target: -25% t.o.v. 2013

(OTS-en) Minder 2e lijns Jeugdzorg

I + + Eigen bijdrage o.b.v. werkelijk uurtarief + eigen vermogen

Q - P - -

Herindicaties / Kanteling Inkoop bij kleine aanbieders

Algemeen

I + + + Hogere eigen bijdrage door wegvallen WTCG korting

16

4. Financiële prognose 2015

Het in beeld brengen van de financiële gevolgen van de decentralisaties en het maken van een betrouwbare doorkijk in de toekomst is op onderdelen niet bepaald een eenvoudige opgave gebleken. Maar de behoefte om gevoel te krijgen bij hoe we er financieel voor staan, bij zo’n belangrijke en omvangrijke opgave voor de gemeente, is breed aanwezig en aanleiding om nu toch een eerste tussenrapportage op te stellen. De kwaliteit van de informatie waarop deze eerste doorkijk gebaseerd is, varieert sterk in kwaliteit en compleetheid. De informatie over lokale taken in de WMO zijn het meest solide. We hebben hier ook duidelijke verbeterdoelen voor ogen en een goed beeld hoe de mechanismen die we in onze manier van werken hebben ingebouwd functioneren en wat ze in financieel perspectief kunnen opleveren. De informatie betreffende inwoners die gebruik maken van ondersteuning op basis van de oude WMO is vanzelfsprekend het meest compleet. Ook de mensen die gebruik maken van dagbesteding (begeleiding groep) die sinds 1 januari 2015 onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen, zijn goed in beeld, omdat de gemeente al langere tijd bezig is met de uitrol van de open inloop in de huizen van de wijk. Hierbij werken we reeds enkele jaren samen met de zorgaanbieders die tot en met 2014 de dagbesteding voor deze mensen organiseerden. Bij de individuele begeleiding van mensen vanuit de WMO zijn we meer afhankelijk van gegevens die we pas eind 2014 aangeleverd hebben gekregen van de rijksoverheid. Deze gegevens zijn gebaseerd op de zogenaamde Vectis gegevens, die in opdracht van de rijksoverheid zijn opgesteld op basis van

zorgindicaties in combinatie met een inschatting van het gebruik van deze indicaties per gemeente. Dit is een op rekenmodellen gebaseerde inschatting, omdat de facturering van de werkelijk gebruikte zorg bij de zorgkantoren t/m 2014 geen woonplaatsgegevens van mensen bevatte en niet alle indicaties (volledig) door mensen verzilverd worden. Een echt betrouwbaar beeld van zorgvraag kan pas gevormd worden wanneer we een representatieve hoeveelheid facturen over het jaar 2015 ter beschikking hebben. De factureringsprocessen lopen zowel bij de zorgaanbieders als in de backoffice van de gemeente lopen nog niet over de hele linie op rolletjes. Voor een deel hebben betalingen nog in de vorm van voorschotten plaats gevonden. In combinatie met ervaringen uit het veld denken we echter toch een redelijk betrouwbare doorkijk te kunnen geven. Bij de taak beschermd wonen die we namens een aantal regiogemeenten in Noord- en Midden Limburg uitvoeren, zijn stevige discrepanties tussen de gegevens uit de Vectis bestanden van het rijk en de regionale realisatiecijfers opgetreden. Maar liefst een kleine 100 mensen bleken niet opgenomen te zijn in de bestanden van de rijksoverheid, terwijl deze wel over een indicatie beschikken en ook gebruik maken van beschermd wonen. Deze mensen hebben een indicatie voor beschermd wonen via Bureau Jeugdzorg (BJZ) ontvangen, welke bij het opstellen van de Vectis Bestanden over het hoofd waren gezien. Op dit moment hebben we een goed overzicht van alle mensen die in onze regio gebruik maken van beschermd wonen.

Het budget voor alle lokale WMO taken bedraagt voor 2015 exclusief eigen bijdragen € 28,2 miljoen. In dit budget is reeds een korting van ca. 40% op de hulp bij het huishouden en ca. 25% op de begeleiding verwerkt. Wij verwachten op basis van de huidige gegevens deze taken in 2015 te realiseren voor een bedrag van ca. € 28,0 miljoen. We besparen op deze taken dus € 0,2 miljoen meer dan de bezuinigingsopgave van het rijk. Verderop in deze rapportage worden deze bedragen verder uitgewerkt.

Op basis van de huidige informatie over beschermd wonen, verwachten we deze taak in 2015 te kunnen uitvoeren voor een bedrag dat vrijwel gelijk is aan het beschikbare rijksbudget van €43,1 miljoen.

17

Ook bij mensen die gebruik maken van een persoonsgebonden budget (PGB) dienden behoorlijke discrepanties tussen indicaties en werkelijk gebruik van PGB’s in beeld gebracht te worden, hetgeen door de problemen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) een zeer arbeidsintensieve opgave is gebleken. Op het gebied van eigen bijdragen zien we dat er op enkele terreinen een eigen bijdrage wordt berekend waar dit eerst niet het geval was (o.a. Maatschappelijk Werk boven de 15 uur inzet en de ouderbijdrage bij verblijf in de Jeugdzorg). Het grootste effect komt uit het wegvallen van de 33% WTCG korting per 1 januari 2015. Dit betekent dat ruim 80% van de mensen een eigen bijdrage zal gaan betalen die 50% hoger ligt dan in 2014. Door achterstanden bij het CAK beschikken we op dit moment nog niet over betrouwbare cijfers. Daarom zijn de onderstaande cijfers gebaseerd op een ruwe inschatting van het WTCG effect.

De grootste onzekerheid bevindt zich op dit moment nog in het domein van de Jeugdzorg. We zien hartverwarmende resultaten in de uitvoeringsteams Jeugd waar we door het elimineren van de institutionele schotten tussen professionals veel sneller en beter de juiste zorg en ondersteuning in kwetsbare gezinnen kunnen inregelen. Ook zijn er praktijkvoorbeelden waar het aantal verschillende hulpverleners in 1 gezin, na afstemming met de gezinscoaches, meer dan gehalveerd kon worden. Tevens wordt de zorg in de gezinnen beter inhoudelijk op elkaar afgestemd en ontstaat er meer overzicht bij de professionals, maar vooral ook bij de ouders. In de geïnstitutionaliseerde Jeugdzorg varen we qua zicht op de resultaten nog door zeer mistig gebied. Behalve de gemeente en de sociale wijkteams vormen ook huisartsen nog steeds een belangrijke toegang tot de duurdere vormen van institutionele jeugdzorg. Omdat deze jeugdzorg nog steeds in de vorm van Diagnose Behandel Combinaties (DBC’s) is georganiseerd, ontvangen wij pas facturen wanneer de behandeling is afgerond. Ook moeten wij constateren dat de verplichte meldingen die jeugdzorgaanbieders aan de gemeente dienen te doen, wanneer zij een doorverwijzing via een huisarts ontvangen, nog niet consequent plaats vinden. Sommige zorgaanbieders worstelen nog duidelijk met de overgang van een subsidiemethodiek naar een inkoopmethodiek. We hebben op basis van contacten uit het veld wel het beeld dat een substantieel deel van de institutionele jeugdzorg nog op basis van doorverwijzingen door huisartsen plaats vindt. Wij investeren derhalve sterk op het opbouwen van een werkrelatie tussen de sociale wijkteams en de huisartsen, om zoveel mogelijk samen op te trekken bij de afweging of institutionele jeugdzorg nodig is, of dat er ingezet kan worden op gezinscoaching vanuit onze uitvoeringsteams jeugd.

Wij verwachten dit jaar aan eigen bijdragen ten minste een bedrag van ca. € 4,2 miljoen op te halen voor lokale WMO taken, t.o.v. € 2,5x miljoen in 2014 en ca. € 2,4 miljoen voor regionale WMO taken. Voor wat betreft de Jeugdzorg kunnen we op basis van de huidige informatie nog geen betrouwbare inschatting van de eigen bijdragen maken.

Door de manier van bekostiging hebben we een sluitend beeld van de kosten van de uitvoeringsteams jeugd in de wijken voor € 4,9 miljoen alsmede van de regionaal ingekochte Jeugdzorg plus op € 5,6 miljoen. De PGB middelen voor Jeugd zijn geraamd op € 2,3 miljoen. Van de institutionele jeugdzorg is de beschikbare informatie nog te beperkt om een betrouwbare doorkijk te maken. De signalen van de hoeveelheid doorverwijzingen door huisartsen zijn vanuit financiële optiek zorgelijk en leiden tot de conclusie dat we voor het domein jeugdzorg zelfs rekening dienen te houden met een overschrijding van het budget voor 2015. Daarom hebben we de uitgaven in zorg in natura voor de Jeugdzorg nog zeer conservatief (lees ruim) geraamd op € 12,5 miljoen Daarmee komt de totale raming op een bedrag van € 25,3 miljoen, wat een tekort van € 2,5 miljoen inhoudt ten opzichte van een budget van € 22,8 miljoen.

18

De financiële resultaten van de Participatiewet zijn grotendeels afhankelijk van regionale samenwerkingsverbanden zoals de gemeenschappelijke regeling WAA en het onlangs opgerichte Werkgeversservicepunt dat uitvoering geeft aan de doelstellingen van het Regionaal Werkbedrijf. Venlo neemt hierin als centrumgemeente uitdrukkelijk een sturende rol.

Overall zien we onder aan de streep dat wanneer we alle taken die samenhangen met de decentralisaties bij elkaar optellen, we deze taken uit kunnen voeren voor een geraamd bedrag van ca. €130,3 miljoen, ten opzichte van een geraamd budget (inclusief eigen bijdragen) van ca. € 132,5 miljoen. Dit betekent een geprognotiseerd positief resultaat van € 2,2 miljoen. 4.1 Uitgangspunten Prognoses

Bij het opstellen van de prognoses zijn we van de volgende punten uitgegaan: 4.1.1 Prognose WMO.

De prognoses van de WMO-maatwerkvoorzieningen hebben we gedaan door de berekening van de verplichtingen (op basis peildatum eind mei) aan de hand van de indicaties/verplichtingen in cliëntsysteem GWS X aantal uur/dagdelen/ dagen X prijs. Hiermee is in feite het maximumbedrag berekend dat verplicht is/ verwacht kan worden.

We hebben hier nog geen prognose op bijgesteld op basis van herindicatie of minder realisatie door de verzilvering als gevolg van de beleidswijzigingen aangezien we hier voor de nieuwe maatwerkvoorzieningen Begeleiding onvoldoende zicht hebben, c.q. ervaringscijfers voor hebben om een dergelijke prognose te stellen.

We hebben dit wel gedaan voor de HBH. Dat wil zeggen de prognose bijgesteld op basis van de verzilvering van 85%. Dit is gebaseerd op basis van harde realisatiecijfers van de aanbieders. In tegenstelling tot de nieuwe maatwerkvoorzieningen WMO, waar we deze gegevens nog niet hebben.

4.1.2 Prognose Uitvoeringsteams/open inloop.

Voor de onderdelen waar we al concreet zicht hebben op de nieuwe aanpak en de kosten en effecten daarvan hebben we dit in de prognose meegenomen, dat wil zeggen:

De kosten van de uitvoeringsteams/Open inloop vanaf juni meegenomen in de wijken waar deze operationeel zijn.

De kosten van de maatwerkvoorzieningen, die hiermee komen te vervallen vanaf juni zijn bijgesteld.

We hebben deze aanpak niet doorgetrokken naar andere wijken waar nog geen uitvoeringsteams actief zijn, aangezien hier nog onvoldoende zicht op is wanneer deze operationeel worden en wat dat precies aan verschuivingen gaat opleveren. Hier zijn wel nog besparingen te verwachten, maar pas in de loop van het jaar.

4.1.3 Prognose Jeugd.

Voor de jeugdvoorzieningen hebben we alleen de kosten van de uitvoeringsteams Jeugd en de kosten van de Jeugdzorg+ die we regionaal via de MGR inkopen inzichtelijk.

De uitgaven voor de Participatiewet zijn onder te verdelen in twee onderdelen. De WSW en de Participatiewet. Voor de WSW voorzien we dit jaar een aanvullende bijdrage aan de Gemeenschappelijke Regeling WAA van €1,8 miljoen. Hierover bent u eerder geïnformeerd via de meerjarenbegroting, Dit bedrag is derhalve ook reeds opgenomen in de begroting. Met behulp van deze aanvulling ramen we dat de uitgaven voor de participatiewet verder binnen de budgetten van respectievelijk € 16,6 miljoen en € 4,3 miljoen uitgevoerd kan worden.

19

De kosten van de maatwerkvoorzieningen jeugd kunnen we niet berekenen, omdat de gegevens m.b.t. de diverse producten jeugdhulp te grofmazig zijn om een P*Q berekening te maken voor een goede prognoses.

We zien zeer positieve resultaten optreden door het werken met uitvoeringsteams in de wijken. Deze zijn echter wel vol bezet met casussen hulpverlening, waardoor nog te beperkt ruimte is om preventief aan de voorkant te investeren. Daarbij moeten we ons ervan bewust zijn dat investeren in preventie zich pas op de langere termijn uitbetaald.

De signalen die we ontvangen betreffende de 2e lijns jeugdzorg zijn zorgelijk te noemen. Enerzijds hebben aanbieders hun verantwoordingsadministratie nog niet voldoende op orde, anderzijds krijgen we vanuit het veld signalen dat een zeer groot deel van de verwijzingen nog via huisartsen worden afgegeven. Hoewel we stevig inzetten op de samenwerking met huisartsen is er over en weer nog veel te delen om ook alternatieve oplossingsrichtingen voor jeugdproblemen in beeld te krijgen. Ook de doorverwijzingen vanuit Veilig Thuis naar 2e lijns jeugdzorginstellingen lijkt aan de ruime kant te zijn. Alle reden om aan de jeugdzorg fors extra aandacht te geven en ons nog niet rijk te rekenen met de resultaten op de WMO. Deze middelen zijn dit jaar waarschijnlijk nog hard nodig om in de jeugdzorg op het goede spoor te komen.

4.2 Vooruitblik 2016

Ook wanneer we naar de ontwikkelingen van de rijksbudgetten kijken, zien we alle reden voor voorzichtigheid. De discussie tussen rijk en gemeenten over de effecten van de overstap van een historisch verdeelmodel naar een objectief verdeelmodel voor zowel de WMO als de Jeugdwet, bevinden zich in een afrondende fase. Deels zijn de berekeningen voor Venlo na de meicirculaire nog gewijzigd. In algemene zin kunnen we echter wel concluderen dat de nieuwe objectieve rekenmodellen voor Venlo een nadeel zullen opleveren. Afgesproken is dat de resultaten per domein niet meer dan €15,- per inwoner per jaar negatief mogen zijn. Voor Venlo betekent dit dat we voor 2016 moeten anticiperen op een korting van ca. € 3 miljoen op de WMO en Jeugdwet en op verdere kortingen in 2017. Alle reden om de reserve die we voor de decentralisaties gevormd hebben, nog niet aan te spreken voor andere doelen. Voor wat betreft de participatiewet laat de meerjarenbegroting van de WAA voorlopig een structureel resttekort zien. Dit tekort is vooralsnog alleen gedekt in de begroting 2015 en nog niet in de daaropvolgende jaarschijven. Met de verschuiving van het beschut werken naar de Huizen van de Wijk en de verbinding die we willen leggen met de arbeidsmatige dagbesteding hopen we dit tekort te kunnen opvangen. Hier is recentelijk een succesvolle pilot in Venlo Noord afgerond. Een plan van aanpak voor de verdere uitrol wordt op dit moment uitgewerkt. Zodra dit gereed is, zult u hierover apart worden geïnformeerd.

20

5. Financiëel Totaaloverzicht Decentralisaties 2015

Onderstaande tabel geeft een totaaloverzicht van de geprognotiseerde financiële resultaten van de decentralisaties in het sociale domein voor 2015. In de tweede kolom ziet u de budgetten zoals deze door het rijk zijn toegekend. In de tweede kolom treft u de interne doorvertaling aan in gemeentelijke budgetten. Het budget gemeente voor de WMO en Jeugd is lager dan het door het rijk toegekende budget, omdat uit de rijksmiddelen behalve de uitvoeringskosten ook de perceptiekosten en de bovenwijkse voorzieningen zoals de compensatie van de WTCG regelingen betaald dienen te worden. De reden dat bij de uitgaven een bedrag is opgenomen van €2,1 miljoen is dat dit bedrag vanuit de oude WMO reeds geraamd was in de begroting 2015. Teneinde een getrouw beeld van inkomsten en uitgaven in de tabel weer te geven, is deze post opgenomen zodat er in het eindresultaat geen verkeerd beeld ontstaat.

Beleidsonderdeel (alle bedragen x 1 miljoen)

Budget Rijk Budget

Gemeente Raming Eigen

Bijdragen Raming

Uitgaven 2015

WMO € 31,6 € 28,2 - € 28,0

Jeugd € 26,3 € 22,8 - € 25,3

Perceptiekosten € 5,6 - € 5,6

Bovenwijkse Voorzieningen € 2,1 - € 2,1

Beschermd Wonen € 43,1 € 43,1 - € 43,1

Participatiewet € 4,3 € 4,3 - € 4,3

WSW € 16,6 € 16,6 - € 16,6

Aanvullende Bijdrage WAA € 1,8 - € 1,8

Welzijn Oud € 1,4 € 1,4 - € 1,4

Eigen Bijdrage WMO Oud € 3,4 - € 2,1

Eigen Bijdrage WMO Nieuw € 0,8

Eigen Bijdrage Besch. Wonen € 2,4

Eigen Bijdrage Jeugd PM

Eigen Bijdrage GGZ PM

Eigen Bijdrage AMW PM

Sub Totaal € 123,3 € 125,9 € 6,6 - € 130,3

Totaal

€ 132,5

- € 130,3

Resultaat € 2,2

Ten opzichte van een totaal beschikbaar budget van € 132,5 miljoen (budget gemeente + raming eigen bijdragen) worden de totale uitgaven geprognotiseerd op € 130,3 miljoen. Dit betekent dus dat we verwachten de decentralisaties in het sociaal domein in 2015 binnen begroting te kunnen uitvoeren. Het geprognotiseerde financieel resultaat betreft € 2,2 miljoen positief.