Rgp 83 73 Memorie Van Overgave Van de Onderafdeling Ambon Van Assistent-resident Van Wijk, Augustus...

download Rgp 83 73 Memorie Van Overgave Van de Onderafdeling Ambon Van Assistent-resident Van Wijk, Augustus 1937

If you can't read please download the document

Transcript of Rgp 83 73 Memorie Van Overgave Van de Onderafdeling Ambon Van Assistent-resident Van Wijk, Augustus...

MEMORIE VAN OVERGAVE ONDERAFDELING AMBON, VAN WIJK, 1937

73. MEMORIE VAN OVERGAVE VAN DE ONDERAFDELING AMBON VAN ASSISTENT-RESIDENT VAN WIJK, augustus 1937.1 KIT DCA 1W. ARA. Memories van Overgave. Collectie KIT, 1233.Voorwoord

Een der laatste plichten van de een ressort verlatende bestuursambtenaar, is het schrijven van een memorie over dat gebiedsdeel, of althans een aanvulling te geven voor een bestaande memorie. Zoo is het dan ook mijn plicht n en ander neer te schrijven over de onderafdeeling Amboina. Over Amboina is echter al zeer veel geschreven, zoodat ik, zonder plichtsverzaking zou kunnen volstaan met het schrijven van eenige aanvullingen op de memorie van mijn voorganger. Wanneer ik echter zie hoe in deze laatste memorie,2 evenals in andere memories, wewr verwezen wordt naar andere geschriften en werken, dan komt het me toch beter voor een nieuwe memorie te maken, om hierdoor min of meer n geheel te krijgen. Dat ik in deze memorie niet veel nieuws kan geven, zelfs zeer veel plagiaat zal moeten plegen, is iets dat vanzelf spreekt, als men ziet welk een groote literatuurlijst er voor Ambon bestaat. En nochtans blijkt mij steeds weer hoe weinig men in het algemeen van deze streken weet. [Dit] maakt het schrijven over de Molukken geenszins tot een opwekkende bezigheid. Daar staat echter tegenover dat ik lange jaren met zeer veel genoegen en voldoening voor mij zelven in deze streken heb mogen werken, zoodat het schrijven van de hier volgende memorie het genoegen heeft van alles nog eens de revue te doen passeeren. Ik hoop dan ook dat deze memorie anderer liefde voor Ambon moge opwekken, zoodat ik op deze wijze iets terug kan geven voor het vele goede dat ik hier heb mogen ontvangen.

N.A. van Wijk ging met verlof en werd vervolgens op 19 augustus 1938 benoemd tot controleur van de onderafdeling Lematang-hilir (Muara-Enim). 2 Memorie van overgave van assistent-resident H.E. Haak, no. 26.1

I. KORT GESCHIEDKUNDIG OVERZICHT

[Van Wijk schetst geschiedenis van Ambon vanaf de Portugeese tijd tot en met het begin van de 19e eeuw.]

Enkele jaren overslaande, zien we in 1824 gouverneur-generaal van der Capellen naar Amboina komen. Deze voerde verschillende verbeteringen in. - - - Onder van der Capellen kwam ook het Staatsblad 1824 No. 19a3 tot stand, een Staatsblad dat voor Amboina van zoo groote beteekenis geweest is, en nog is, zoodat het niet voor niets de naam van Ambonbijbel verkreeg. Zoo komen wij langzamerhand in de tweede helft van de negentiende eeuw; de geschiedenis gaat doorloopend vooruit, de belangrijkheid van de Molukken en daarmee van Ambon voortdurend achteruit. Ambon is geworden een 'gewone' onderafdeeling, wier wel en wee niet van de minste invloed zijn op het wereldgebeuren. Wel anders als vroeger! Of dit echter voor de onderafdeeling als zoodanig een achteruitgang is? Ik geloof het niet. De bestuursambtenaren zijn nu geen kooplieden meer, maar kunnen zich nu wijden aan hun eigenlijke werk: besturen. En dan is Ambon, juist doordat het een onderafdeeling is die

1

MEMORIE VAN OVERGAVE ONDERAFDELING AMBON, VAN WIJK, 1937

een geschiedenis heeft, een ressort, waar het werken zoo goed kan zijn, omdat hier besturen vooral is het zoeken van wegen, waarlangs de ontwikkeling nu zal moeten gaan. Want heb ik hierboven slechts enkele der voornaamste punten van de geschiedenis weergegeven, in de volgende hoofdstukken zal steeds blijken hoe vrijwel op elk gebied de geschiedenis haar invloed heeft doen gelden en nog doet gelden. Daardoor wordt hier het besturen het leiden van, maar ook het samenwerken met een volk, dat zich ondanks alles wat geschied is, een deel is gaan voelen van Nederland. Jammer is dat voor de ambtenaren besturen zoo veel geworden is: administreeren. Terwijl juist hier omgang met de bevolking zelve het punt is, waar alles om draait. 'Er ontstaat dan een persoonlijk bestuur, waaraan, tenminste voorloopig nog, deze streken behoefte hebben. De minste kapala-soa zal zich dan voelen lid van het bestuurscorps, culmineerend in den Gouverneur der Molukken. De grenzen tusschen Europeesch- en Inheemsch bestuur vervagen en er ontstaat n groot adat-lichaam van bestuurders'.* Moge de komende geschiedenis doen zien, dat dit nog lang de richtlijnen zijn, volgens welke het bestuur hier gevoerd wordt.II. AARDRIJKSKUNDIGE BESCHRIJVING

- - - Al is het nu reeds 330 jaar geleden, dat het fort Victoria ons vaste punt werd, er bestaat nog geen topografische kaart van het geheele eiland Amboina op n en dezelfde schaal. Van de kaart 1:100.000 ontbreekt nog een deel; van de kaart op schaal 1:50.000 ontbreekt een ander deel. Laten we hopen, dat het niet te lang meer zal duren, niettegenstaande de malaise, dat we op Ambon aan bezoekers n kaart van het heele eiland kunnen toonen! LiggingDl. IV, * Mededeelingen van de afdeeling bestuurszaken der buitengewesten van het Departement van Binnenlandsch Bestuur, serie B, I: 6. [= Van Sandick, 1929: 6.]3

De onderafdeeling Amboina bestaat uit het eiland van dien naam. - - - Wat de naam Amboina beteekent, is niet meer met zekerheid na te gaan. De verklaring dat het 'Neveleiland' (Noesa ombong) zou beteekenen, is wel heel toepasselijk, maar lijkt mij een later gemaakte verklaring. In de praktijk noemt men het eiland: Amboina, de hoofdstad: Ambon. De grootte is ongeveer 770 KM2, dat is zoo groot als een derde deel van de provincie Groningen. Behalve het hoofdeiland behooren nog tot de onderafdeeling de Lucipara- en de Schildpad-eilanden - - - ongeveer negentig mijl ten Zuiden van Amboina liggende. Verder ten N.W. bij Assiloeloe drie kleine eilandjes, geheeten Noesa Lain, Noesa Hatala en Noesa Ela. Deze eilandjes zijn bekend als Noesa Teloe of de Drie Gebroeders. - - - Op het grootste der drie heeft vroeger een sterkte, Vlissingen, gelegen. Tenslotte tusschen Haroekoe en Amboina nog Poelau Pombo, een langzamerhand grooter wordend eilandje, administratief behoorend tot de onderafdeeling Saparoea, maar aan de negorij Waai op Ambon behoorend. Al deze kleine eilandjes zijn onbewoond. Het eiland Amboina bestaat uit twee schiereilanden, het Noordelijke en grootste is genaamd Hitoe, het Zuidelijke en kleinste Leitimor. - - - Ze zijn gescheiden door een smalle landengte bij Passo. Verschillende malen is al geprobeerd deze landengte door te graven, en zoo een korte verbindingsweg te water tusschen de baaien in het Oosten en het Westen te verkrijgen, maar steeds mislukte het een blijvende verbinding te houden. Reeds onder Padbrugge (1682-1687) werd een poging gedaan, die echter niet verder kwam dan een versmallen van de lendengte, zoodat toch nog een overhaal noodig was. - - - Onder van der Capellen werd het nog eens geprobeerd, in 1826-'27 moet het geheele kanaal zelfs bevaarbaar geweest zijn, maar sedert 1839 is het weer dichtgeslibt. Vroeger zou een doorgraving inderdaad zin gehad hebben, maar tegenwoordig met de grootere schepen veel minder. De baai van Bagoeala toch, en het einde van de Binnenbaai zijn zoo vol ondiepten, dat hier alleen prauwverkeer mogelijk blijft. En niet te groote prauwen, worden ook thans nog overgehaald.

2

MEMORIE VAN OVERGAVE ONDERAFDELING AMBON, VAN WIJK, 1937

Terloops werd reeds genoemd de Binnenbaai. De baai van Ambon, in het Westen zeer breed, versmalt zich langzamerhand meer Oostwaarts komende, om bij kaap Martafons (bij Valentijn: Martijn Alfonsus hoek) weer te verbreeden, en dan te eindigen in de Binnenbaai of Telokdalem. De baai van Ambon is bekend is bekend om zijn schoonheid. - - - Maar ook de Binnenbaai is rijk aan natuurschoon. - - - Daarbij is de baai een pracht natuurlijke haven, die practisch steeds door een veilige ligplaats vormt. Algemeene gesteldheid van de bodem Van het water naar het land overgaande, zien we dat het eiland, hoewel nergens groote hoogten bereikt worden, zeer bergachtig is. Enkele toppen zal ik slechts noemen. De bekendste op Leitimor zijn de Horiel, de Serimau en de Nona, een prachtig doel voor een wandeling uit de hoofdstad. Onderweg en van de top heeft men schitterende uitzichten over de baai. Op Hitoe zijn de bekendste de Salahoetoe in 't Oosten, met drie toppen die boven de 1000 M. komen, het hoogste gebergte van Amboina; op de Westerhelft van Hitoe de uit de geschiedenis van Amboina bekende Wawani, de Toena en de Latoea. Ten Zuiden van de Toena ligt het bergmeertje Talaga Radja, misschien een oude krater. Aan het meertje is de volgende legende verbonden: In de oudheid kwam een keer een hemelsche prinses met zes hofjuffers naar de aarde om te gaan baden. Dit geschiedde op het Oostelijk deel van Hitoe. Toen zij aan het baden waren, werden ze bespied door n der voorouders van de tegenwoordige kepala-soa familie Matapere op Waai. Deze werd verliefd op de prinses, en verborg de bij het baden op de oever neergelegde vleugels. Het slot was natuurlijk dat het huwelijk tusschen deze man en de prinses tot stand kwam. Op een keer echter wist zij haar op de zolder verborgen vleugels weer terug te krijgen, en vluchtte van de aarde weg. Weer in de hemel gekomen, rook de familie menschenlucht, en de prinses moest bekennen dat zij omgang met menschen gehad had. De straf bleef niet uit, de prinses en haar hofjuffers, die zoo slecht gewaakt hadden, werden naar de aarde verbannen, maar niet als menschen, maar als een soort eendjes; de prinses wit, de hofjuffers zwart. De prinses werd verbannen naar een meertje ten Noorden van Soelie (Telaga Biroe); de zes hofjuffers naar de Telaga Radja, waar ze door een wit-zwart gestreepte slang bewaakt worden. Steeds zal men daar zes eendjes aantreffen, nooit meer, nooit minder. Inderdaad toen ik Telaga Radja bezocht, heb ik zes eendjes gezien, en heb ik een wit-zwart gestreepte slang gezien.4 Heeft het schiereiland in het Noord-Oosten en het Zuid-Westen dan vrij veel, weliswaar niet alle zeer hooge, maar wel steile, toppen, in het midden is het lager, en heeft men min of meer een vlakte. Hier gaat ook de weg over, die Noord en Zuid verbindt. Aan dezen weg ziet men weer hoe dikwijls men toch tot het oude terugkomt. Oorspronkelijk liep de weg van Hitoelama naar 't strand van Hoenoeth; later werd de weg naar Roemahtiga verlegd over de Maspait; terwijl men thans weer doende is de eerste weg, zelfs voor autoverkeer, in orde te maken. Ongetwijfeld is deze weg beter met het oog op de aansluiting aan het bestaande wegennet; maar de uitzichten die men van den ouden weg heeft, zijn een wandeling ten volle waard. Behalve deze vlakte, heeft men er nog enkele, maar alle vrij klein. Zoo de vlakten zich op een zekere hoogte bevinden, zijn zij meest met alang-alang begroeid, die in de lagere deelen zijn dikwijls moerassig, en dan veelal met sago begroeid. Zeer moerassig is de omgeving van Passo aan het einde van de Binnenbaai, een bron van veel malaria. In de laagvlakten komen natuurlijk ook de meeste klappers voor, die ook langs het strand geplant worden. Verder vindt men tegen de hellingen wildhout, kruidnagel, notemuskaat en velerlei vruchtboomen. Maar het meeste wildhout. Meer binnenwaarts heeft men dan de echte wildernis, 'de ewang'. Deze is meest begroeid met vrij ijl bosch, waarin men goed timmerhout kan vinden. - - Op Leitimor is de bekendste laagvlakte, die waar de hoofdplaats ligt. Verder nog een stuk bij Latuhalat, waar veel klappers geplant zijn; bij de negorijen Leahari-RoetongHoetoemoeri, waar veel sagoboomen zijn. De heuvelhellingen op Leitimor zijn lang niet meer zoo beboscht als die van Hitoe. Bijna alles is afgebrand en in tuinen herschapen.

3

MEMORIE VAN OVERGAVE ONDERAFDELING AMBON, VAN WIJK, 1937

Slechts enkele ewang complexen komen nog voor. Na de vluchtige beschrijving van het uiterlijk, thans enkele woorden over de bodem zelve. Dadelijk opvallend is de overal, tot op de hoogste punten toe, aan de oppervlakte tredende koraalsteen. Het zal wel eeuwig een vraag blijven of het land gestegen dan wel de zee4

Voor een soortgelijke mythe over badende nimfen van Ternate, zie Ch. F. van Fraassen, Ternate, De Molukken en de Indonesische Archipel. Van soa-organisatie en vierdeling: een studie van traditionele samenleving en cultuur in Indonesi I (Leiden, 1987) 16-18.

gedaald is, zeker is het dat deze streken eens geheel onder water zijn geweest. Behalve de koraal vallen op de vele groote steenen. De vruchtbaarheid moetende leveren verweringslaag, is slechts zeer dun. Dit bleek weer heel sterk na de groote regenval in 1933, toen met de bebossching de 'grond' wegspoelde, hier en daar slechts kale rotsen overlatende.

Hoewel in de loop der geschiedenis van vulkanische uitbarstingen op Amboina niets bekend is, vindt men toch ook velerlei steenformaties die op dergelijke uitbarstingen wijzen. En al moge er dan van uitbarstingen geen sprake zijn, door de vele aardbevingen die hier voorkomen, merkt men wel dat de aarde hier nog geenszins tot rust gekomen is. - - Vele aardbevingen zijn bekend, en de laatste groote van 1898 is bij de ouderen nog lang niet vergeten. De schrik zit er zoo in, dat menschen die deze aardbeving meegemaakt hebben, bij de minste schok hun huizen zullen verlaten. Eigenaardig is dat in het algemeen de grootere aardbevingen slechts in zeer smalle strooken schade aanrichten. - - Kusten

- - - In het algemeen rijst het land vrij steil uit de zee op, zoodat breede stranden vrijwel niet voorkomen. Op sommige plaatsen rijzen de rotsen vrijwel loodrecht uit zee op, zoodat het zelfs niet mogelijk is bij hoog water te voet hier langs te gaan. Daar heeft men door het werken van de zee, ongetwijfeld samenwerkend met de bewegelijke aarde zelve, op enkele punten zeer mooie rotspartijen gekregen, wier uiterlijk in de kalme tijd een tochtje met een prauw tot een zeer groot genoegen kunnen maken, waarbij men dan tevens de zeetuinen bewonderen kan. Want de mooiste zeetuinen liggen juist bij deze rotspartijen, op plaatsen waar men zelden komt. Goede ankerplaatsen heeft men hier dan ook maar zeer weinig. Dat de groote baai hierop een uitzondering maakt, is boven al aangegeven. Rivieren Waar het eiland maar klein is, en er maar weinig vlakten voorkomen, komen er geen groote rivieren voor. Wel natuurlijk door het zeer heuvelachtige terrein tallooze kleinere stroomen, waarvan enkele aan de benedenloop, maar dan nog slechts aan het einde, aan een rivier doen denken, Maar ook dezen zijn in de droge tijd vrijwel steeds doorwaadbaar. In den regentijd kunnen de rivieren, tot de kleinste toe, vaak erg bandjirren, geweldige hoeveelheden water moeten dan in korten tijd naar zee gevoerd worden. Gelukkig komen schadeberokkenende bandjirs van de omvang van die van 1933 hoogst zelden voor. - - De bekendste rivieren zijn de drie rivieren van de hoofdplaats: Wai Tomo, Wai Batoegantoeng en Wai Batoegadjah. Naar het Oosten gaande komen we over de Wai Roehoe bij Galala; de Wai Lapoe bij Halong, met een aardige waterval en badplaats; de Wai Jari bij Passo; tusschen Passo en Soelie de Wai Tatiri en de Wai Arie; tusschen Toelehoe en Waai de Wai Roetoeng en de Wai Tusoi. Bij Waai zelve het kleine riviertje, de Wai Salaka (= zilverwater), dat bekend is om zijn badplaats. - - Aan de Noordkust vinden wij tusschen Mamala en Hitoelama de Wai Ela; tusschen Hitoelama en Hila de Wai Tomo; bij Kaitetoe de om zijn bandjirs beruchte Wai Loi; bij Assiloeloe de Wai Simi; langs de Westkust omgaande bij Allang de Wai Allang lama, waar vroeger de negorij lag. Volgens de verhalen is de negorij verplaatst, toen enkele inwoners in deze rivier verdronken waren. Tusschen Hatoe en Laha de Wai Sakoela, bij Roemahtiga nog de Wai Maspait, de Wai Tonihitoe bij Passo.

4

MEMORIE VAN OVERGAVE ONDERAFDELING AMBON, VAN WIJK, 1937

Wegen Na het voorgaande, is het duidelijk dat men op Amboina voor het verkeer geheel aangewezen is op de wegen.- - - Slechts n weg is er, geschikt voor autoverkeer, de 48 KM lange weg langs de Zuidkant van de baai van Latuhalat tot Passo, en dan door tot Waai. Deze weg voldoet aan matige eischen. Een begin is gemaakt met het doortrekken van de weg naar Liang, de aan te leggen autoweg kan grootendeels het bestaande voetpad volgen. Voor de verbinding met Ceram n voor de afvoer van produkten van Liang naar Ambon, is het te hopen dat aan de tijd van geldschaarschte spoedig een einde moge komen, zoodat dit werk uitgevoerd kan worden. Aansluitende aan de bestaande weg is bij Passo een begin gemaakt met de aanleg van een weg langs de Noordkust van de Binnenbaai tot Goeroe-Goeroe, en vandaar over de hoogvlakte naar Hitoelama. Voor de verbinding van Ceram van minder belang als de weg naar Liang, zal ze echter voor de aan de Noordkust van Hitoe gelegen negorijen van meer beteekenis zijn. Verder heeft men naar alle negorijen voetpaden, op Hitoe, waar geen negorijen in het gebergte liggen, een weg rondom langs de kust, behalve het stuk tusschen Morella en Liang, waar dit niet mogelijk is. Op Leitimor zijn alle plaatsen langs goede voetpaden te bereiken. Uit den aard der zaak zijn het allen bergpaden, voor niet geoefende wandelaars geenszins gemakkelijk, aangezien de bergen wel niet heel hoog zijn, maar het aantal zeer groot, en daarmee het aantal stijgingen en dalingen eveneens. - - - Daarbij wordt ieder oogenblik de moeite ruimschoots beloond door de mooie uitzichten die men telkens te genieten krijgt. Deze wegen voor autoverkeer geschikt te maken, zou zulke groote kosten met zich brengen, terwijl zij voor de negorijen geen zin zouden hebben, dat een dergelijke aanleg wel nooit gebeuren zal. Al de wegen, zoowel de autoweg als de voetpaden, worden in heerendienst onderhouden. Klimaat en moessons Ten slotte iets over het klimaat. Het jaar is zeer duidelijk verdeeld in twee moessons, n die van December tot Maart uit Noordelijke en Westelijke richting, van Mei tot October uit Zuidelijke en Oostelijke richting waait. De kenteringsmaanden, de pentjerobans, zijn dan van de tweede helft van Maart tot eind April en van eind October tot begin December. In die tijden komen, meest zwakke, winden uit alle richtingen voor. Het gebeurt echter dikwijls dat de kenteringstijden nog al kort zijn, en de moessons vrij snel in elkaar overgaan. In de Westmoesson is de windsterkte minder regelmatig als in de Oostmoesson, daarentegen kunnen in de Westmoesson zeer plotselinge sterke winden opkomen, de ten rechte beruchte baratdaja's. In Amboina is de Oostmoesson de regentijd, wat echter geenszins wil zeggen dat de Westmoesson de droge tijd is. Ten allen tijde kan het op Ambon regenen, en een 'echte' Ambonnees gaat dan ook nooit zonder regenscherm uit. Men zegt dan ook wel eens dat men op Ambon geen natte en droge tijden heeft, slechts groote en kleine regentijden, in de eerste zou het dan steeds, in de tweede niet steeds regenen. Daardoor is het klimaat buitengewoon vochtig, en kan het, vooral in de in een kom liggende hoofdstad, zeer drukkend zijn. Kan het, vooral in de Westmoesson, overdag zeer heet zijn, in het algemeen, en dit geldt vooral voor de Oostmoesson, koelen de nachten goed af, zelfs kan het tegen den ochtend behoorlijk koud zijn. In de ergste regenmaanden, als Juni-Juli, kan het overdag huiverig, en bepaald 'herfstig' zijn. De moessons zijn uit den aard der zaak ook van invloed op het reizen te water, alsmede op de vischvangst. In de Oostmoesson is de kust van Leitimor aan de Bandazee niet te bevaren voor prauwen; de kapen bij Allang en Tial zijn dan beslist gevaarlijk. Het komt soms voor dat de kleinere gewestelijke vaartuigen, zooals de motorschoeners, de baai niet verlaten kunnen. In dien tijd kan men dan echter langs de Noordkust overal veilig varen. In de Westmoesson, vooral als de Noorderwinden doorstaan, kan het daar gevaarlijk zijn, vooral langs Tandjong Setan kunnen de prauwen dan niet varen. Dit is voor de verbinding tusschen Morella en Liang lastig, aangezien, zooals hiervoor reeds aangegeven is, men daar ook geen voetpad heeft. Over zee zijn dus verschillende negorijen in maanden niet te bereiken. Over land kan dit echter steeds geschieden, al kan dit, door bandjirrende rivieren in enkele streken, als

5

MEMORIE VAN OVERGAVE ONDERAFDELING AMBON, VAN WIJK, 1937

bijvoorbeeld de Z.W. hoek van Hitoe, ook nog wel eens bezwaarlijk zijn.III. NEGORIJEN EN KAMPONGS

Weliswaar zouden de negorijen en kampongs nog wel onder het vorige hoofdstuk behandeld kunnen worden, waar zij echter 'de' onderafdeeling vormen, lijkt het mij beter er een nieuw hoofdstuk van te maken. Naast de eigenlijke aardrijkskundige beschrijving, die dus aangeeft wat men nu te zien krijgt, zal vele malen terug moeten worden gegaan in de geschiedenis, om na te gaan hoe n en ander geworden is, zooals het nu is, en of er lijnen te zien zijn, waarlangs de ontwikkeling nu gaat, of in de toekomst zal moeten gaan. Nu is dikwijls, wanneer men met het oog op het laatste terug gaat zien in de geschiedenis, het gevaar groot dat men te veel vast houdt aan de vraag hoe allerlei zich ontwikkeld zou hebben, als er geen invloeden van buiten zouden gekomen zijn. Soms gaat men zelfs zoo ver, dat men alles wil vastleggen, zooals het op een bepaald tijdstip was. En nu moge het waar zijn dat er bij het ontstaan en het tegenwoordig zijn van negorijen en kampongs veel, zeer veel zelfs is, dat onlosmakelijk verbonden is aan het Ambonsche volk zelve; ook het algemeen wereldgebeuren heeft op dit ontstaan ingewerkt. Wij kunnen dus niet nalaten met deze invloeden van buiten rekening te houden. Het is daarom mogelijk dat men zal zeggen dat ik te weinig met de natuurlijke ontwikkeling der dingen rekening houd, maar men verstaat dan onder de natuurlijke ontwikkeling de eigen-natuurlijke ontwikkeling. Maar ligt het niet juist in de natuur der zaken dat alles op elkaar inwerkt? Alleen dan, wanneer een bepaald volk of land geheel buiten het wereld-gebeuren zou kunnen gehouden worden, zou zulk een land of volk - indien er dan van ontwikkeling sprake zou zijn! - een eigen ontwikkeling hebben. Maar zou men dit niet juist een onnatuurlijke zaak noemen, in zooverre het geheel buiten de natuurlijke gang van het wereldgebeuren zou zijn? Wij zullen dus met de invloeden van buiten rekening hebben te houden.3

3

De vele citaten in dit hoofdstuk uit historische bronnen, zoals uit het werk van Valentijn, die tot doel hebben de historische continuteit op Ambon te benadrukken, zijn in deze tekstuitgaaf voor het overgrote deel weggelaten.

In de onderafdeeling Amboina maakt men onderscheid tusschen negorij en kampong. Een negorij is een rechtsgemeenschap, een kampong niet. Een kampong is slechts een verzameling van huizen. Een negorij is een groep van menschen, die als groep bepaalde rechten hebben op de door de leden van de groep gebruikte grond. Het woord gebruiken moet dan zoo ruim mogelijk opgevat worden. Het behoeft nog in het geheel geen zichtbaar gebruiken zijn, het kan ook zijn een door een bepaalde groep gepretendeerd en door andere groepen erkend recht om te gebruiken. In een volgend hoofdstuk zullen we zien dat deze erkenning van het recht om te gebruiken niet zoo maar zonder meer tot stand gekomen is of komt. In Amboina zegt men het aldus: een negorij heeft een beschikkingsgebied, een patoeanan; een kampong is een verzameling van huizen in een patoeanan van een negorij. Het zou echter te mooi zijn, als hier geen uitzonderingen waren. Zoo zijn er dan ook negorijen die gezamenlijk met andere negorijen n patoeanan hebben, terwijl er ook een kampong is, waarvan de bewoners als groep beschikken kunnen over de grond waarop de kampong ligt, ja, er zelfs een negorij is, die eigenlijk geen patoeanan heeft. Deze bijzondere gevallen zullen echter afzonderlijk besproken worden. Alvorens de afzonderlijke negorijen en kampongs te bespreken, zal nu eerst een opgave gegeven worden van de in deze onderafdeeling voorkomende plaatsen. In deze opgave zullen enkele kolommen voorkomen, die eigenlijk in dit hoofdstuk niet thuis behooren, maar waarvan de inhoud in volgende hoofdstukken behandeld zal worden. - - naam negorij schiereiland pela met gods- regentenerfelijk in de patoeanan dienst geslacht(en) (aan e titel liggende kampongs de regeering zijnd geslacht is onderstreept)Chr. Patty patih

Allang

Hitoe

Latuhalat

6

MEMORIE VAN OVERGAVE ONDERAFDELING AMBON, VAN WIJK, 1937

Amahoesoe o'kaja Assiloeloe Ema Halong

L'timor

Hatalai

Chr

Da Costa Silooy

Hitoe L'timor L'timor

Paperoe, Ouw, Tiouw Nakoe, Ameth nihil

Moh. Chr. Chr.

Ely. Leimena Tupenalay

patih o'kaja patih

Laoema, Hatamata

Latta, Laterie, Hoenoeth, Waiheroe

Hatalai Hative-Besar Hative-Ketjil Hatoe Hila Hitoelama Hitoermessing Hoekoerila Hoetoemoeri

L'timor Hitoe L'timor Hitoe Hitoe Hitoe Hitoe L'timor L'timor

Amahoesoe

Chr.

Loppies Nunumete Timorason Hehalatoe Ollong Pelu Pelu Hahijarij

o'kaja o'kaja o'kaja o'kaja o'kaja radja o'kaja o'kaja radja

Haria, Noesanive Chr. nihil Lima (p.s.) Wakasihoe Ouw Haroekoe Ouw Kilang en Saparoea Tamilouw. Seri-Sori Serani Ameth Hoekoerila Latoe-Hoealoi Chr Chr. Chr. Moh. Moh. Moh Chr.

Tehupeiory Waas

Kaitetoe Kilang

Hitoe L'timor Hitoe

Moh. Chr. Moh.

Loemaela De Queljoe Mewar

o'kaja radja o'kaja

Hila Serani

Laha naam negorijLarike Latoehalat Leahari

schiereilandHitoe L'timor L'timor

pela metnihil Allang Taloeti, Lisabata (P.S.)

gods- regentendienst gestacht(en)Moh. Chr. Chr. Lousepa Sulhuteru uitgestorven

erfelijke in de patoeanan titel liggende kampongsradja o'kaja o'kaja

Liang Lilibooy

Hitoe Hitoe

Leinitoe Seilale, Haria. Ihamahoe

Moh. Chr.

Sopalestoeny Castania

o'kaja patih

Mamala Morella Nakoe Negri-Lima Noesanive Oerimessing

Hitoe Hitoe L'timor Hitoe L'timor L'timor

Oma Wakal. Waai Ema Hatoe (p.s.) Hative-Besar Soija

Moh. Moh. Chr. Moh. Chr. Chr.

Malawat Sialana Gaspersz Soulissa De Soijsa Rehatta

radja o'kaja patih o'kaja radja o'kaja Koesoe-Koesoe Sereh, Mahia. Serie

Oering Passo Roemahtiga Roetong Seilale Seith Soeli

Hitoe L'timor & Hitoe Hitoe L'timor L'timor Hitoe Hitoe

Ameth Batoemerah Wakal (p.s.) Roemahkay Lilibooy. Tawiri Ouw Kaibobo

Moh. Chr. Chr. Chr. Chr. Moh. Chr

Laitoepa Simauw Tita, Da Costa Maspaitella Loppies Nukuhehe Salampessy, Da Costa

o'kaja o'kaja o'kaja o'kaja patih radja

Tihoelessing Negeri lama. Nania. Batoegong Pokka. Nipa

patih radja o'kaja o'kaja

Soija Tawiri Tengah-Tengah

L'timor Hitoe Hitoe

Oerimessing Seilale Hatoesoea.

Chr. Chr, Moh.

Rehatta Hehuwat Tuharea

7

MEMORIE VAN OVERGAVE ONDERAFDELING AMBON, VAN WIJK, 1937

Aboeboe Tial Toelehoe Waai Hitoe Hitoe Hitoe Paperoe Paperoe Kaibobo en Morella Wakal Hitoe Morella. Roemahtiga (p.s.) Wahasihoe Hitoe Hatoe, Etie Moh. Polanunu o'kaja Moh. Moh. Moh. Chr. Rolobessy Ohorella Bakarbessy Kaijadoe Soeneth o'kaja o'kaja patih patih

Behalve de hierboven genoemde plaatsen zijn er nog enkele, die ik maar niet zoo maar in een kolom van deze opgave plaatsen kan. Voor de volledigheid zal ik ze hier noemen; bij de afzonderlijke bespreking van alle plaatsen zal dan blijken waarom ze in de lijst niet ondergebracht kunnen worden. Het zijn op Leitimor de plaatsen Batoemerah en Galala; op Hitoe: Tial Serani. Alvorens nu tot de bespreking van al deze plaatsen over te gaan, lijkt het mij het beste hier eerst de nog niet genoemde hoofdplaats te behandelen. Want ook al hoort deze nu niet meer tot de negorijen of kampongs, is zij er toch uit ontstaan. Toen de Portugeezen hier kwamen, was op de plaats waar nu de hoofdplaats ligt, nog geen bevolking gevestigd. De grond behoorde tot de aangrenzende negorijen, wonen deed men toen echter niet aan de kust, maar in de bergen. Oorspronkelijk was het heele gebied van de tegenwoordige hoofdplaats een groot sago-bosch, de restanten hiervan zijn pas in de laatste jaren opgeruimd, hoewel ook nu nog hier en daar in de hoofdplaats sagoboomen voorkomen. Oorspronkelijk hadden de Portugeezen hun vestiging iets meer naar het Oosten gemaakt, bij het tegenwoordige Batoemerah, maar men was daar, zoo tegen de berghelling aan,MEMORIE VAN OVERGAVE ONDERAFDELING AMBON, VAN WIJK., 1937

minder veilig, en verhuisde toen naar de plaats, waar nu nog het fort Nieuw-Victoria ligt. - - - Het grootste deel van de tegenwoordige hoofdstad behoorde vroeger tot de negorij Soija. Eigenaardig is dat hier ook de legende bestaat dat de Portugeezen een stuk land hebben wilden, waarvan de omtrek met een koeien-huid te omspannen zou zijn. Door deze huid in smalle reepen te snijden, kon men een groot stuk land omspannen.6 'De koning van Soja heeft zijn strand (laboean Honiboppo) en de navel van zijn land (oema poese, de plek schuin tegenover het tegenwoordige landraad kantoor, waar volgens het verhaal in de grond een gouden anker is begraven) verloren, maar van uit zijn bergdorp hanteert hij nog het wel en wee van velen uit de stad. Hij is de eenige, naar wien de gevreesde Tana Loehoe (in den volksmond Nnk Loehoe, prinses van Loehoe) luistert, de vrouw met den paardevoet, die des daags als een schoone jonkvrouw tusschen de heuvels op Ambon dwaalt en iedereen verdwijnen doet, die door haar wordt medegelokt, des nachts door Ambon's straten wandelt en ongeluk aanbrengt, aan wien zij verschijnt'.*2 In een volgend hoofdstuk zal blijken, hoe sterk dit geloof heerscht. Toen de Nederlanders het fort op de Portugezen veroverden, hebben zij dit versterkt en vanuit dezelfde plaats het bestuur gevoerd. Langzamerhand kwamen er ook meer menschen om en in de nabijheid van het fort wonen, deze verhuizing was doorgaans in het geheel niet vrijwillig. Door de V.O.C. werden aan veel negorijen woonplaatsen aangewezen in de buurt van het fort, nog steeds wijst men op de hoofdplaats de verschillende plaatsen met name aan, waar de negorij bevolkingen moesten wonen. De volksmond spreekt nog steeds van Soa Ema, Soa Kilang, [Soa] Seilale enzoovoort. 'De stad ligt omtrent 2,5 mijl den inham in, op de Noordzijde van Leytimor, omtrent den voet van den berg Soya, in 't zuid-oosten; in 't westen door de schoone rivier de Olifant of Batoe-Gadja; (die er langs in zee loopt) in 't noorden door de zee van den inham en in

8

MEMORIE VAN OVERGAVE ONDERAFDELING AMBON, VAN WIJK, 1937

't oosten door de rivier Way Tomo bepaald; hoewel om net te spreken, de dorpen van Noesanivel, Oerimessen, enz. in 't westen en die van Maredheyka, Soya en Halong in 't oosten niet wel van de stad, waar zij aan vast liggen, kunnen afgescheiden worden, dewijl dezelve met de wegen die van Halong zuidwest, west en noord aan tot Noesanivel loopen, den eigenlijken omtrek van de stad Ambon maken, ten ware men de stad maar zoo bepalen wilde, gelijk ze de heer Padbrugge binnen hare wallen gelegd heeft, in hoedanig geval de dorpen Maredheyka, Soya, Halong en Oerimessing er buiten blijven; doch Noesanivel en Latoe Halat moeten daar binnen mede, als een deel van de stad, gerekend worden, al 't welke zich in de beschrijving van de stad zelve wel ontknoopen zal'.*3 Doordat men hier geen plaats vond, heeft men op regelmatige wijze een stad kunnen aanleggen. Reeds bij placaat van de landvoogd Gerard Demmer werd op 6 Februari 1644 een rooimeester aangewezen, en, al zijn [er] de laatste jaren in de buitenwijken eenige veranderingen geweest, in hoofdzaak is de hoofdstad in de loop der eeuwen niet veranderd, en vindt men de meeste straten, die door Valentijn genoemd worden, nog met de zelfde naam en op de zelfde plaats terug.

Voor een Ternataanse variant van deze legende, zie Van Fraassen, Ternate, De Molukken en de Indonesische Archipel II, 181-182. *2 [H.J. Jansen in:] Adatrechtbundels XXXVI (1933) 434. *3 F. Valentijn: Oud en Nieuw Oost-Indin, II: 134.6

9 Hoewel dus oorspronkelijk negorijgebied, heeft de V.O.C. en later het gouvernement de hoofdplaats, als zijnde veroverd gebied steeds als rechtstreeks bestuurd gebied beschouwd. Daarbij komt dat er geen oorspronkelijke bevolking 'woonde', maar, zooals boven al aangegeven werd, verschillende negorijen gedwongen werden in de buurt van "t Casteel' hun woonplaats te maken. De eigenlijke stad was toen echter *t direkt onder 't fort staande gebied tusschen de rivieren Wai Tomo en Wai Batoegadjah, de heuvels en de baai. De rechtstoestand van de gronden daarbuiten, die wel 'veroverd' waren, was echter minder duidelijk. - - Hoewel - - - eigenlijk geheel Leitimor als veroverd gebied beschouwd werd, is in de praktijk alleen het hier aangegeven deel van de tegenwoordige hoofdplaats als zuiver rechtstreeksch gebied beschouwd, en toen in de loop der tijden de naar de hoofdplaats gehaalde negorijen weer naar hun oude plaatsen vertrokken, kwamen de stukken grond buiten de eigenlijke hoofdplaats weer tot de beschikkingsgebieden van de naastbijgelegen negorijen. Zonder nu zich op eenigerlei wijze over de rechtstoestand uit te spreken, werden bij Staatsblad 1888 No, 91 de grenzen der hoofdplaats vastgesteld. Deze grenzen omvatten een veel grooter gebied als door de hoofdstad geoccupeerd werd, en waar het geen natuurlijke grenzen zijn, hebben zij op de bevolking der naburige negorijen nooit indruk gemaakt, maar hield deze zich aan de oude grenzen, hoofdzakelijk de bovengenoemde rivieren. Nu was dit ook niet zoo erg, totdat er een groote verandering kwam met de instelling van de gemeente Ambon, waarbij de grenzen van bovengenoemd Staatsblad eenvoudig overgenomen werden. Het spreekt vanzelf dat zich in en ten aanzien van de gronden, die nu wettelijk tot de gemeente Ambon behooren, maar geheel buiten de hoofdstad liggen, en door de bevolking als negorijgronden beschouwd worden, verschillende kwesties kunnen voordoen. Deze gronden toch loopen veel verder in het onbewoonde heuvelgebied als men aanvankelijk denken zou, veel verder dan het eigenlijk door de gemeente geoccupeerde gebied van de vroegere negorijen. En het is te begrijpen dat de bevolking niet begrijpt dat ze nu plotseling geen rechten meer heeft op gronden aan de overzijde van zuiver theoretische, nooit uitgezette grenzen. Het is hier zeer wenschlijk dat, na onderling overleg, hier een nieuwe grensregeling gemaakt wordt. Tevens kan dan uitgemaakt worden hoe het met de datirechten staat van de gronden aan 'deze' zijde der grens. De gemeente neemt aan dat

9

MEMORIE VAN OVERGAVE ONDERAFDELING AMBON, VAN WIJK, 1937

bij de instelling der gemeente deze rechten automatisch vervallen zijn. Maar dit lijkt mij een zeer aanvechtbaar standpunt. Dit geldt niet voor de gronden in de eigenlijke kom der gemeente, hier toch zijn ze reeds eeuwen afgeschaft; maar juist de dati's aan de grens zijn tot heden levend gebleven. Thans nog enkele woorden over de tegenwoordige toestand der stad. Op zeer enkele uitzonderingen na kan men geen bepaalde woonwijken voor bepaalde bevolkingsgroepen aanwijzen. De grootste, mooiste huizen, staan vlak bij de eenvoudigste kamponghuizen. Vooral voor menschen die pas van andere streken in Indi hier komen, doet n en ander soms vreemd aan; komt men regelrecht uit Nederland naar Ambon, dan valt dit eigenaardige niet zoo op, omdat alles immers anders is als wat men in Nederland gewoon is. Wel is ook hier de winkel-buurt een uitgesproken eenheid; de Eerste Chineesche straat, thans Handelstraat geheeten. is dit vanouds geweest. In het algemeen zijn de huizen eenvoudig gebouwd, en staan zij dich bij elkaar. Groote 'erven' komen maar heel zelden voor, slechts enkele, meest gouvernementswoningen, hebben een behoorlijk erf. Veel huizen hebben zelfs in het geheel geen stukje voorerf, en staan dan zoo aan den weg. De straten, nu vrijwel alle geasfalteerd, zijn tamelijk smal met het oog op het tegenwoordige autoverkeer; verbreeden is in verband met de hiervoor genoemde afwezigheid van voorerven zonder groote kosten veelal niet mogelijk. Een vreemdeling dadelijk opvallend is het groote aantal kerken en scholen, waarbij heel behoorlijke gebouwen.- - Door het groote aantal aardbevingen zijn er maar weinig echte oude gebouwen in deze historische plaats aan te wijzen. Enkele gebouwen mogen hier genoemd worden: de wallen en poorten van het fort Victoria; de groote kerk, helaas verknoeid door het tegen het gebouw aanbouwen van een paar blokkendoosachtige torens; de burgerwacht, helaas ook verknoeid door er een dichte voorgalerij aan te bouwen; het huis van de familie Douglas, welk huis nog wel niet oud is, maar in elk geval de oude woning uit de Compagnie tijd goed weergeeft. Het huis met erf, waarop zich het Rumphius gedenkteeken bevindt, is ingeschreven op de lijst van monumenten. Hoewel ook niet oud, is toch als historische merkwaardigheid te vermelden het huis waar Multatuli gewoond heeft, toen hij hier gewestelijk secretaris7 was. Hoewel noch tot gebouwen, noch tot bezienswaardigheden in de gewone zin des woords behoorend, kunnen hier toch enkele oude grafmonumenten op de begraafplaats genoemd worden. Na deze orienteerende opmerkingen over de hoofdplaats, zal ik nu overgaan tot een beschrijving van de verschillende negorijen en kampongs op het eiland. Ik zal beginnen met die plaatsen, die per auto te bezoeken zijn. Wanneer we in Westelijke richting gaan, komen we langs een weg, met mooie uitzichten op de baai en de overwal het eerste in Amahoesoe. Het is een kleine negorij, de huizen zijn hoofdzakelijk langs den weg gebouwd. Doordat de heuvels tot dicht aan de zee komen, is er weinig ruimte voor erven, zoodat de meeste huizen dicht aan den weg staan. Helaas is dit ook het geval met de groote, nieuwe kerk, een net gebouw, dat echter van uit een grooteren afstand als nu mogelijk is, een beteren indruk zou maken. Spoedig hebben we deze plaats al weer verlaten, en vervolgen de mooie weg tot Eri, de plaats waar het grootste deel van de bewoners van Noesanive woont. Eigenlijk is Eri de naam van een uitgestorven plaatsje, waar later Noesanive zijn woonplaats heeft gevestigd. Noesanive toch was een der plaatsen, die gedwongen werden in de hoofdplaats te wonen. - - Noesanive behoorde oorspronkelijk tot de eerste koningschappen van Amboina. 'De oudste, dien deze koningen van hun geslacht weten op te tellen, was Latoe Aylema, wiens zoon geweest is Sinapati, die ten tijde van den Portugeschen zeevoogd Don Andrea Furtado Mendosa geleefd, gelijk hij hem in 1602 ook bewogen heeft, om van Kaytetto, op de kust van Hitoe, weer naar 't kasteel te komen en zich en eenige van de zijnen, te laten doopen, latende hem en zijn tweede zoon Thomas de Soysa, na den onderzeevoogd en zijnen oudsten zoon Andrea naar zich zelven noemen'.*4 Nog steeds regeert dit regentengeslacht over Noesanive, hoewel de negorij zelve nu slechts een onbelangrijke plaats geworden is. Noesanive was ook het eindpunt van de zwerftocht van de

7

Februari-juli 1852. F. Valentijn: Oud en Nieuw Oost-Indien, II: 131-132.

*4

10

MEMORIE VAN OVERGAVE ONDERAFDELING AMBON, VAN WIJK, 1937

Bandasche prinses Booi Rattan. De legende luidt als volgt: [Volgt citaat uit AdatrechtbundelsXXXVI (1933) 432-433, waar H.J. Jansen deze legende weergeeft.]

Een ander deel van deze negorij [Noesaniv], maar niet per auto te bereiken, ligt aan de Banda-zee, de kampong Air laoe (brak water). Alvorens de tocht per auto voort te zetten, dalen we even te voet af naar de baai van Ambon, waar aan de Laboean radja, de koningsrede, het kleine plaatsje Seilale ligt. Weinig huizen vinden we hier bij elkaar liggen, de meeste bewoners hebben hun huizen verspreid in de, ook maar kleine, patoeanan. Niet voor niets draagt deze reede zijn weidschen naam. In de, het grootste deel van het jaar doorstaande Oostmoesson, heeft men daar een veilige reede. Bij kalme zee kunnen we hier genieten van de zeetuinen. Na deze afdwaling zoeken we de auto weer op, om de landtong over te steken, om naar Latoehalat ( = koning van het Westen) te gaan. Op het hoogste punt van de weg hebben we een mooi uitzicht over de Banda-zee. Ook deze negorij is gedwongen geweest in de hoofdplaats te wonen, nu nog wijst men er de plaats waar baileo en kerk stonden. Later is men teruggekeerd naar zijn oude woonplaatsen, zelfs in zooverre dat de negorij nog geen eigenlijke bebouwde kom heeft. Een mooie kerk, de plaats waar de nieuwe school zal verrijzen, de regentswoning en enkele huizen vormen wel een centrum, maar de overige huizen van deze vrij groote negorij liggen verspreid in het gebied der negorij. Op de Goenoeng Kapal zien we de vuurtoren, nog verder doorgaande de restanten van het eens zoo trotsche radiostation, waarvan het bestaan op grooten afstand van de stad, met hooge antennemasten, door de steeds vooruitgaande wetenschap en ontdekkingen niet meer noodig was. De eigenaardige, lastige bevolking van deze uithoek, pas in de laatste tientallen jaren eigenlijk Christen geworden, maar in wezen van de Christenbevolking van Ambon misschien met nog een enkele, later te noemen groep, nog het dichtste bij het heidendom staande, is door de aanwezigheid van het radiostation en het daarmee samenhangende vrij regelmatige autoverkeer met de hoofdplaats, enkele jaren min of meer in aanraking geweest met de 'wereld', maar zoekt nu zijn eigen rust weer te hervinden. Na een oogenblik aan het aardige strand bij het oude radiostation verpoosd te hebben, kunnen we door een klapperbosch loopen naar de uiterste punt van Amboina, tandjong Noesanive, om daarna langs de zelfde weg terug te keeren naar de hoofdplaats, om de tocht naar het Oosten te aanvaarden. De eerste plaats, die we doorgaan, is Batoemerah, op het oog zuiver een deel van de hoofdplaats, er geheel aan vast gebouwd, slechts de Wai Batoemerah vormt een zichtbare afscheiding. - - - Batoemerah is een Mohammedaansche negorij, bestaande uit vreemdelingen, meest van Hoamoal afkomstig, die zich op grondgebied van 't oude Amantelo, dat voor de komst der Nederlanders reeds opgegaan was in Soija, gevestigd hebben. In de oudste tijden is Batoemerah nooit als afzonderlijke negorij beschouwd, daarvoor lag het te dicht onder het kasteel. Doordat de overige, inheemsche bewoners, Christen waren, en deze vreemden Mohammedanen bleven, zijn ze langzamerhand een eigen negorij gaan vormen, en hebben ook enkele dati's van Soija bezet. Afstammelingen van de kepala soa familie Nurlete in Loehoe zijn orangkaja geworden. In Valentijn en andere oude geschriften wordt dan ook de negorij nog niet genoemd, wel de bewoners en hun woonplaats, waar later de naam aan ontleend is. Ik geloof uiteindelijk de beste oplossing hier zal zijn dat de 'negorij' Batoemerah te niet gaat, en de kom dier negorij bij de hoofdstad getrokken wordt. De persoonlijke bezittingen en de dati's van inwoners van Batoemerah in de patoeanan van Soija, kunnen natuurlijk het eigendom blijven van de tegenwoordige eigenaren. Deze rechtens dus eigenaardige negorij verlatende, komen we door een klapperbosch over een mooie weg langs de baai langs de plaats waar vroeger de negorij Hative-ketjil lag, welke naam we hier terug vinden in die van de klapperonderneming Klein-Hative. De eerste plaats, die we na deze klappertuin ontmoeten is Galala, een burgerkampong in de negorij Halong. Als naaste buurman, en er geheel meer samengegroeid, kerkelijk n gemeente vormend, ligt nu ook hier de negorij Hative-ketjil. Beiden samen maken nu een aardigen indruk door de vele nette huizen die er langs den weg staan. Hative-ketjil is ook

11

MEMORIE VAN OVERGAVE ONDERAFDELING AMBON, VAN WIJK, 1937

een plaats, die al heel wat malen van woonplaats veranderd is. De oude negorij Hative, door de V.O.C. gedwongen bij 't kasteel te komen wonen, kwam toen in de buurt van den Rooden berg, ging door en om ziekten grootendeels daarna in 't Westen van de stad wonen - 't Westen van de hoofdstad aan de baai heet nog steeds Hative -, om later als Hative-besar weer naar Hitoe te verhuizen; 't Hative-ketjil onder Halong achterlatende. Doorgaande komen we nu dan ook aan de eigenlijke kom van Halong, een vriendelijk uitziend, met levende paggers langs den weg liggend dorpje. Op grond van Halong komen we verder langs de burgerkampongs Latta en Laterie, beiden een ietwat rommeligen indruk makend. Zooals nu de toestand van het Halong-complex is, kan het niet blijven. Hativeketjil, dat vroeger trouwens al onder Halong stond, heeft zelve al de oplossing gegeven in welke richting we moeten zoeken, door op grondgebied van Halong te gaan wonen. Als enclave ligt daar dan nog Galala, zooals ik al zei vroeger een burgerkampong op grond van Halong. In 1924 werd aan Galala de door haar bewoonde kom als zelfstandig gebied gegeven, waarmee de kampong, bij gebrek aan eigenlijke beschikkingsgebied, toch geen negorij werd. Ook de vraag of de menschen nu evengoed burgers bleven, dan wel negorijlieden werden, werd in het midden gelaten. De wijkmeester kreeg wel een benoemingsbesluit als regent, maar werd natuurlijk geen echte regent. De eenigste oplossing hier is, dat wanneer de betrekking van wijkmeester zal komen te vaceeren, de regent van Halong met de waarneming belast zal worden, opdat men uiteindelijk weer zal komen tot een negorij Halong, waarvan alle ingezetenen de eigenlijke rechtsgemeenschap vormen, ook al wonen ze in nog met name aangeduide wijken. - - Doorgaande komen we aan de op de verbinding tusschen Leitimor en Hitoe liggende plaats Passo. Langs het laatste stuk van den weg zien we de restanten van de doorgraving, nu slechts een bij hoogwater volloopend modderslootje. Juist aan deze ligging heeft de negorij haar naam Passo te danken; de vroegere negorij Baguala, waar nu nog de baai van Baguala haar naam aan te danken heeft, lag iets verder op. Wij stappen hier even uit om een kort bezoek te brengen aan de restanten van het fortje Middelburg, dat hier vroeger de door- en overtocht moest bewaken. Want - - - was dit punt vroeger veel belangrijker dan nu. Toch is er altijd nog wel eenig verkeer met de andere eilanden, dit blijkt ook wel door de verschillende toko's, die men hier juist op de landengte vindt. Behalve overhaal alleen, was Passo vroeger ook een plaats, waar de heeren van 't kasteel een vroolijke dag doorbrachten. - - - Van dit al is niet veel meer over, veel indruk maakt de negorij niet meer. Het eenigste wat echter nog wel zoo gebleven is, is dat er nog steeds veel visch gevangen wordt. Wij gaan echter verder, nu grootendeels door een sagobosch, over een weg die pas de laatste jaren voor autoverkeer geschikt gemaakt is. Na enkele, voor dit eiland vrij groote rivieren, als de Wai Tatiri en de Waijari overgegaan te zijn, komen we, niet ver verwijderd van de negorij Soelie, aan een aardig strand aan de baai, welke plaats veel gebruikt wordt voor een uitstapje vanuit Ambon. Hoewel nu niet meer aan den weg liggend, komen we zoo dicht langs de negorij Soelie, dat we de auto weer even verlaten, en een kijkje gaan nemen in deze plaats. Mooi is de negorij niet, en eigenaardig is haar volk. 'Soelie is een christennegorij met rijke sago-tuinen, die, door lieden van elders (Liang, Kabau e.a.) in deelbouw gexploiteerd, den Soelineezen zonder arbeid hun zetmeelvoeding in huis brengt. Men treft er ook uitgebreide klapperdoesoens aan, maar deze zijn verhuurd aan Boetonneezen en andere mohammedanen. Er woont een bevolking, die 'de Compagnie' wantrouwt en zeer tot allerlei nieuwigheden geneigd is. Lange redenaties over onbegrepen onderwerpen worden gehouden onder het genot van sagoweer en koolwater. Het zijn drinkende en feestenden mensen met een feestenden en drinkenden regent aan het hoofd'.*5 Maar als het waar is dat soort over soort genade is, dan geldt dat wel in de eerste plaats hier, deze regent werd met vrijwel algemeene stemmen verkozen. Toch zijn de Soelieneezen geenszins onbruikbaar, en de pas gebouwde nieuwe school toont maar al te goed aan dat zij, zonder hulp van buiten, in staat zijn goed werk te leveren. Wij zoeken echter onze auto weer op, en gaan nu langzaam naar boven, om over een hoogvlakte,8 met mooie uitzichten, naar het aan een andere baai gelegen

12

MEMORIE VAN OVERGAVE ONDERAFDELING AMBON, VAN WIJK, 1937

Toelehoe te gaan. Even boven Soelie passeeren we een proeftuintje van den landbouwvoorlichtingsdienst, en daarnaast een schooltuin. Met plezier zien we hier ook het steeds toenemend aantal bevolkings-voedingstuinen, die we ook weer dicht bij de volgende negorij, Toelehoe, zien. Vroeger alang-alang velden, zien we hier, als in vele andere streken, hoe een weg in letterlijken zin het land openlegt. Na een fraai uitzicht op de zee tusschen Amboina, Haroekoe en Ceram, met in het midden liggend het kleine eilandje Poeloe Pombo, genoten te hebben, dalen we steil af, om de grootste negorij van Amboina binnen te gaan. Opletten is de boodschap, het aantal kinderen is groot, en, al kan men Toelehoe nu al enkele jaren per auto bereiken, schijnen de menschen er nog niet aan gewend te zijn, dat een auto meer plaats als een voetganger inneemt, 't Is een eigenaardig verschijnsel, dat zoowel voor dieren als menschen eenige geslachten noodig schijnen te zijn, om een bepaald instinct te doen ontwikkelen. Want niet alleen spelende kinderen maken het verkeer gevaarlijk, ook de ouderen plaatsen hun stalletjes met koopwaren nog maar al te dikwijls midden op den weg. Omgekeerd is er toch ook weer veel veranderd door dit moderne verkeer. Was vroeger het bezoek van een Europeaan aan deze plaats een bijzonderheid, waar de heele negorij voor uitliep om dit wonder te aanschouwen, gaat men nu rustig zijn gang, al zal de jeugd nog wel 'walanda' roepen, als de auto passeert. Eenerzijds is de bevolking, die geheel Mohammedaan is, in zijn soort door het groote aantal lieden dat de tocht naar het heilige land volbracht heeft en door de velen die als matroos vreemde landen gezien hebben - bestaat in Singapore zelfs niet een kampong Toelehoe! eenigszins wereldwijs geworden, anderzijds is zij zoo in-dom, dat ze makkelijk objekt voor minder gunstige lieden is om bewerkt te worden, welke lieden maar al te veel meer vertrouwd worden als de goedwillenden. - - - Voordat we gaan. maken we een rondwandeling door de regelmatig aangelegde negorij; naast de, de groote meerderheid*5 8

Adatrechtbundels XXXVI (1933) 436. In het origineel staat 'hoofdvlakte'.

vormende, primitieve woningen, zien we net gebouwde huizen, die laten zien dat men wel in staat is zelf goede huizen te bouwen, maar die tevens laten zien dat men ze nooit afmaakt. Dit is ook het geval met de groote, royaal opgezette moskee, die, al is ze reeds jaren in gebruik, nog steeds in aanbouw is. En al zal men bij geboorte, sterven en andere gebeurtenissen de verschillende voorschriften der godsdienst volgen, en al heeft men er vele hadji's; het niet afmaken van de moskee, de vele vervallen bidhuizen der verschillende soa's, het geringe bezoek bij de Vrijdagsgodsdienstoefening, bewijst wel dat het godsdienstige leven niet zeer bloeiende is. Wij brengen nog een kort bezoek aan de warme bronnen, op korten afstand van de negorij aan het strand gelegen, welke bronnen men een geneeskrachtige werking toeschrijft, waarna wij weer onze auto opzoeken, die staat te wachten bij de niet fraaie, maar ongetwijfeld nog wel het centrale punt der negorij vormende baileo.

Wij gaan weer verder, om het eindpunt op heden van den autoweg te bereiken, de Christennegorij Waai, eveneens een regelmatig aangelegde plaats, met een pas gerestaureerde, mooie kerk. De negorij zelve maakt een ietwat verwaarloosde indruk op ons, de bevolking is lui. Last zal men er nooit van hebben, vriendelijk zal men de gasten ontvangen, maar er zit geen leven in. De menschen zijn 'koud noch warm'. Nu wij toch het verste punt bereikt hebben, dat we per auto kunnen bereiken, maken we voordat we terug gaan gebruik van de mooie badgelegenheid die hier in het heldere water van de Wai Salaka gebouwd is. Heerlijk opgefrischt. aanvaarden we de terugtocht naar Ambon, om uit te rusten voor een tocht naar de bergnegorijen. Op een vroegen ochtend aanvaarden we de tocht, om thans iets te gaan zien van de negorijen, die in de bergen van Leitimor liggen. Al dadelijk kunnen we beginnen te klimmen, en reeds na een paar minuten zien we de kerktorens onder ons liggen, en hebben we een mooi gezicht op Batoegadjah, woning met tuin van de hoofden van gewestelijk

13

MEMORIE VAN OVERGAVE ONDERAFDELING AMBON, VAN WIJK, 1937

bestuur. Gelukkig komt dadelijk daarna een stukje, dat iets vlakker is, zoodat wij, als wij geen klimmen gewend zijn, even onze adem kunnen regelen. Want al spoedig gaan we weer naar boven, door een boschje van kajoepoetihboomen, die echter niet gexploiteerd worden. Maar welk boschje toch de oorzaak is van de naam, die de eerste kampong, die we nu binnengaan, gekregen heeft: Kajoepoetih. Dit kampongetje, behoorende onder Soija, is meest bewoond door vreemden en maakt, met zijn nette paggers langs den weg, steeds een vriendelijken indruk. Doorgaande gaan we nu steil naar boven, om in de 'buurt' Ahoesin, welke naam het eenige is dat nog over is van de reeds voor de V.O.C, uitgestorven kampong van dien naam, het eigenlijke dorp Soya te betreden. Het is aardig te zien, en in alle bergnegorijen zullen we weer hetzelfde zien, hoe men op de hellingen stukken grond als het ware uitgekapt heeft, en op de daardoor ontstane kleine vlaktetjes de huizen gebouwd heeft. Zelden zal men het aantreffen dat twee huizen op de zelfde hoogte staan, het eene heeft de vloer waar het andere het dak heeft. Maakte de kampong Kajoepoetih al een vriendelijken indruk, zeer zeker kan het zelfde van Soija gezegd worden. In het algemeen nette huizen, tuintjes met bloemen, daarbij elk oogenblik tusschen de heuvels door aardige uitzichten, een vriendelijke bevolking, in n woord, men vergeet bij aankomst de moeite die het klimmen het dikwijls ongetrainde lichaam heeft gegeven. Wanneer we als ambtenaar hier de eerste maal komen, en dit geldt voor alle plaatsen in de onderafdeeling, dan worden we ongetwijfeld op feestelijke wijze 'ingehaald'. - - - Vooral in het begin, nadat het eerste nieuwtje eraf is, heeft men neiging dusdanige ontvangsten vervelend te gaan vinden, maar als men langer met en onder de bevolking hier verkeert - - zal men merken dat deze ontvangst niet een opgelegd iets is, maar uit het volk komt, dat de heele negorij er aan mee doet, om op deze wijze het bestuur, dat zij ziet als vertegenwoordiger van ten slotte de Koningin, eer te bewijzen. Steeds weer zal men bemerken dat men zich hier, ik zou haast zeggen, meer een deel van Nederland dan van Nederlandsch-Indi voelt. En als men zoo de ontvangsten 'ondergaat', dan zal men voelen hoe sterk de band tusschen volk en bestuur is. Nadat wij een oogenblik in de voorgalerij van de woning van den regent verpoosd hebben, de dansers, muzikanten, zangers en wie al meer voor de ontvangst bedankt hebben, maken we nog even een rondwandeling door de kom van de negorij. Met zijn net onderhouden wegen, gemetselde trappen, levende paggers langs de erven, doet het plaatsje aan een villadorp denken. We brengen een bezoek aan het kleine, maar net onderhouden kerkje, en de daartegenover gelegen school. Het hoofd der school vraagt ons een handteekening te zetten in het bezoekboek, trots wijzende op de handteekeningen van bekende autoriteiten, en vergeet niet de handteekening van de tegenwoordige Koning der Belgen aan te wijzen.9 Daarna nemen we noode afscheide van dit vriendelijke plaatsje, om onze tocht voort te zetten naar de eeuwen oude vijand van Soija, Ema. En al moge het nu de laatste tijd niet meer tot openlijke vechterijen komen, vrienden zijn de lieden van Soija en Ema nog bij lange na niet, en zullen het de eerste tientallen van jaren ook wel niet worden. Daarvoor heeft de vijandschap te veel eeuwen geduurd. Vanaf de bergruggen hebben we schitterende uitzichten over de dalen en de Banda-zee; hier en daar de dorpjes Hatalai, Kilang en Nakoe voor en onder ons ziende liggen. Maar ook krijgen we op onze tocht een goede indruk van het bergstelsel van Leitimor. Weliswaar komen we nergens op groote hoogten, maar doorloopend is het dalen en stijgen, vlakke stukken komen vrijwel nergens voor, en als ze er nog zijn, zijn ze nauwelijks groot genoeg om plaats te geven aan een klein huis. We zijn dan ook blij, als we bij de laatste, vrijwel loodrecht naar boven gaande stijging, de huizen van Ema te zien krijgen. Volgens een oude legende zou Ema in zeer oude tijden op een andere plaats, meer naar het Westen gelegen hebben. Toen het, om niet meer bekende redenen noodzakelijk geacht werd te verhuizen, zou een der hoofden een pijl en boog genomen hebben, en de pijl naar boven geschoten hebben. Waar deze pijl nu neer zou komen, daar zou de negorij gebouwd worden. Inderdaad, speciaal uitgezocht kan deze plaats haast niet zijn, voor elk huis vrijwel

14

MEMORIE VAN OVERGAVE ONDERAFDELING AMBON, VAN WIJK, 1937

is een plekje uitgehakt moeten worden in de steile bergwanden. - - -Eenvoudige huizen, Ema is maar een arme

9

Prins Leopold, die in februari 1934 de Belgische troon besteeg als Leopold III, bracht met prinses Astrid in 1929 een bezoek aan Nederlands-Indi.

negorij. Maar goed onderhouden. Hier heerschen reeds enkele geslachten ouderwetsche regenten, die zich weten te doen gehoorzamen. Maar als het noodig is, al zou het hen zelve schade berokkenen, voor hun onderdanen opkomen. En omgekeerd gaan de menschen door een vuur voor hun hoofden. Waar we hier in Ema de nacht zullen doorbrengen, maken we het ons gemakkelijk in de voorgalerij van de regentswoning, opziende naar de ruim een meter hooger gelegen weg. Des avonds worden we vergast op zang van een gemengd koor en een mannenkoor, welke zang het aanhooren ten volle waard is. Des ochtends, na behoorlijk uitgerust te zijn, gaan wij verder, en dalen langs een zeer steil voetpad af naar Hoekoerila, een zeer regelmatig op een kleine vlakte aan het strand aangelegde negorij. Onderweg hebben we reeds van boven een blik kunnen slaan op het aardige plaatsje, beneden gekomen, maken we een rondgang over de net aangelegde straten. Klein is het negorijtje, pas enkele tientallen jaren geleden van uit de bergen hier naar toe verhuisd, bij de aanleg van de nieuwe woonplaats geholpen door de naburige negorijen. Aan de eenvoudige, maar ongetwijfeld netjes zijnde kerk, is een dertigtal jaren gewerkt, maar de negorijlieden zijn maar weinige, de bevolking is arm, zoodat het werk slechts langzaam opschoot. Maar is het niet van meer waarde zijn godsdienstoefeningen te houden in een geheel door de bewoners zelven opgezet godshuis dan in een door betaalde krachten geplaatste kerk? Een oogenblik staan we bij het mooie strand, in tweestrijd of we niet eerst maar een bad zullen nemen in het lokkende water van de Banda-zee. Maar we hebben geen tijd, en verlaten het vriendelijke plaatsje weer, om de bergen weer in de gaan, om nu, langs het oude Hoekoerila, waar we nog enkele fundamenten van kerk en huizen zien, naar Kilang te gaan. Kilang (= plaats der kajoepoetihboomen), eens na Noesanive het tweede koningschap van Amboina. En ook nu nog worden de regenten van Kilang door hun mederegenten als de eerste onder hun gelijken beschouwd. Hoewel ook geheel op de bergen liggend, heeft men hier de bergen wat meer afgegraven, enkele wegen gemaakt, waarlangs de huizen liggen. Het mooie, groote regentshuis, met het pleintje en de breede, met levende paggers van bamboe-tjina afgezette weg ervoor, doet nog iets gevoelen van de oude grootheid. We loopen een weinig rond door de negorij, om daarna een oogenblik rust te nemen in de voorgalerij van het regentshuis, en onwillekeurig komt ons gesprek op de oude tijden. - - [Volgt een citaat uit Valentijn over Kilang en het regentengeslacht de Queljoe.] Nog steeds regeeren de de Queljoe's in Kilang, nog steeds kunnen zij gasten zeer wel onthalen, maar het vele goud en zilver is helaas in den loop der tijden verdwenen. Gaarne zouden we de uitnoodiging van de echtgenoote van den regent om hier de nacht door te brengen, hebben aangenomen, maar hebben ons reisplan al opgemaakt deze dag nog de volgende negorij Nakoe te gaan bezoeken, en hier te overnachten. Nakoe, hemelsbreed maar op zeer korten afstand van Kilang gelegen, is weer een net aangelegde negorij; in al de door ons nu bezochte of nog te bezoeken negorijen zien we weer steeds dat het met moeite verkregene het beste onderhouden wordt. Vriendelijk zijn we reeds aan de grens der negorij met het door het fluitorkest geblazen aloude en mij steeds weer op mijn reizen bij de ontvangsten ontroerende Wilhelmus ontvangen, en daarna begeleid met vroolijke marschen dalen wij in de negorij af. Voordat wij aan de daling beginnen bekijken we even het, wel zeer dicht aan een ravijn liggend kerkje, vanwaar we tevens een mooi gezicht over de omtrek, en over de negorij zelve hebben. Langs een groote steenen trap komen we in de hoofdstraat, alle huizen in verband met onze komst versierd met vlaggen. Dat een enkele vlag ondersteboven hangt, doet aan de goede wil niets af. In de geheel tot het logeerhuis verbouwde baileo zullen we overnachten, maar ontvangen worden we in het daartegenover liggende regentshuis. Naast ons verblijf ligt ook de

15

MEMORIE VAN OVERGAVE ONDERAFDELING AMBON, VAN WIJK, 1937

keurige school, Josephine school geheeten, naar de echtgenoote van den regent. Nadat we een weinig rust genomen hebben, gaan we nog even een ronde doen door de negorij, en zien, soms met schrik, dat de hoofdstraat eigenlijk een bergrug is, en dat de huizen hier inderdaad tegen de berg aanhangen. Dat dit geenszins zonder gevaar is, is helaas gebleken in 1933, toen met een extra groote regenval de grond losliet, en enkele huizen met bewoners en al in het ravijna verdwenen, bij welk ongeluk enkele dooden te betreuren waren. Na een stevig ontbijt genoten te hebben, maken wij ons op om naar Hatalai te gaan, en al moge de weg daarheen door de boomen goed beschermd zijn, menige zweetdroppel zal ze ons kosten. We zijn dan ook blij als we in de eigenaardig gebouwde baileo aankomen, en een oogenblik kunnen rusten. Deze baileo, staande op een rotspunt die geheel ommetseld is, beheerscht inderdaad de lager gelegen huizen, kerk en school. De door andere negorijen spottend gegeven naam 'kota Hatalai' is niet verkeerd. Maar dit al neemt niet weg dat we hier zittend, een pracht gezicht hebben op de dorpsstraat beneden, over de heuvels in de omtrek, over de wijde Banda-zee. Eigenaardig, lastig volk ontmoeten we hier, grof in doen en laten, grof in stem spraak. Eenerzijds gehard door den strijd om het bestaan, klein toch is slechts de patoeanan; anderzijds verslapt door het gebruik van veel koolwater, want als fabrikanten van deze drank hebben de lieden van Hatalai een goede naam. Maar ook een goede naam hebben ze als timmerlieden, zoowel het groote werk van het huizenbouwen, als het fijne werk van het vioolbouwen verstaan ze goed. Eenerzijds zoogenaamd verlicht, en spoedig meegaande met allerlei nieuwe theorien, anderzijds aartsconservatief vasthoudende aan hun oude heidensche gebruiken. In stilte vrezende en vereerende de groote batoe pemali, die wij gaan bekijken; bewarend de kleeren van de oudste 'kapitan' in een groote kist, die slechts door een zeer, zeer enkele gezien mogen worden. Maar te lang blijven kunnen we niet, want we hebben deze dag nog een heele wandeling voor de boeg. Langs een voetpad gaan we naar Mahia, een kampong in de negorij Oerimessing. Mahia zou beteekenen: plaats waar ritueel gedanst wordt, en inderdaad, hoewel de kerk in het midden der plaats staat, hield men hier het langste vast aan het oude heidendom. Al kom ik in een volgens hoofdstuk hierop terug, mag ik, nu we de kampong bezoeken, wel even opmerken dat we misschien achter het woord 'hield' nog wel een vraagteken kunnen plaatsen. Want komen hier nog steeds menschen voor die, uiterlijk Christen zijnde, niet gedoopt zijn, om zoo de band met het oude niet te verbreken? Na vluchtig wat rondgekeken te hebben gaan we weer door langs een vrij goede, niet al te veel dalende en stijgende weg, naar Koesoe-Koesoe-Sereh, een andere kampong in de negorij Oerimessing, met als middelpunt een vriendelijk kerkje en een nieuwe school. Van de oorspronkelijke negorijbevolking van Oerimessing is niet veel meer over, deze is reeds onder de Portugeezen uitgemoord geworden. Alvorens naar Ambon terug te keeren, gaan we even over de naastbijzijnde heuvel heen een kijkje nemen bij den oorsprong der Ambonsche waterleiding. De stortbak bij het brongebouw noodt uit tot een verfrisschend bad, en we vragen aan den mandoer dan ook even de sleutel om binnen te gaan om van het overtollige water gebruik te maken. Wanneer we genoeg genoten hebben, zouden we langs het zoogenaamde buizenpad naar Ambon terug kunnen keeren, maar dit maal zullen we dat niet doen, maar de oude weg nog gebruiken. Want nu het zoo langzamerhand tegen den avond gaat loopen, is het niet zoo warm meer, en willen we genieten van de uitzichten op de baai en de mooie zonsondergang; op de geheel open liggende, onbeschaduwde weg kan dat, terwijl de in aanleg zijnde beschaduwde weg langs het buizenpad, op zichzelf ook een aardige weg, voor een volgende maal bewaard wordt, wanneer we in de warmte overdag de tocht moeten maken. Na het laatste stuk van de wandeling een mooi gezicht gehad te hebben op de stad, waar juist de lichten ontstoken zijn, komen we langs de steile afdaling achter het Residentshuis weer in Ambon terug. Het moge een vermoeiende tocht geweest zijn, we hebben een goeden indruk opgedaan van de bergnegorijen, haar bevolking en haar leven. Waar we echter zoo spoedig mogelijk het heele eiland althans gezien willen hebben,

16

MEMORIE VAN OVERGAVE ONDERAFDELING AMBON, VAN WIJK, 1937

blijven we niet te veel dagen op Ambon, maar gaan, nu we wat geoefend zijn, weer spoedig op stap, en gaan de bergen weer in. We beginnen de Goenoeng Nona aan de Westkant van de hoofdstad te beklimmen, een prettige, niet zware wandeling. Wanneer we boven zijn, en naar alle kanten van de uitzichten genoten hebben, nemen we ons voor deze tocht vanuit Ambon, bij wijze van uitstapje meer te maken. Maar nu moeten we verder, dalen wel een deel weer af, maar buigen dan naar het Zuiden, om over de Goenoeng Siwang (= geestenberg) naar Seri te gaan. Voordat we het verwachten, staan we plotseling op een nog hoog punt voor de Banda-zee, en zien heel in de diepte het kerkje van Seri liggen. Hier moeten we even stil staan, om dan langs een zeer steil pad naar beneden te dalen, en het vriendelijke plaatsje, eveneens een kampong in de negorij Oerimessing, binnen te gaan. Nu we eenmaal beneden zijn, zien we dat het kerkje heelemaal geen kerkje is, maar een flinke, modern opgezette kerk, in een klein plaatsje. Dikwijls is dit ons al opgevallen, en het zal ons nog dikwijls opvallen dat de huizen klein en primitief zijn. dat de kerken groot en mooi zijn, eigenlijk te groot en te mooi voor de omgeving. Dikwijls worden hier op- en aanmerkingen over gemaakt. Maar was het in Europa anders in de Middeleeuwen? Zien we ook daar niet groote kathedralen temidden van de armelijke huizen van de poorters? En laten we ons eens eerlijk afvragen of we eigenlijk niet jaloersch moeten zijn op de menschen die hun godshuis nog het gebouw vinden, voor welks bouw en onderhoud geen moeite te veel is? Maar veel tijd tot mediteeren hebben we nu nog niet, we werpen een blik op de aardige badplaats waar een heerlijke straal ijskoud helder bergwater in valt, bezoeken even het kleine schooltje, om daarna naar het strand te gaan, om op ouderwetsche wijze ons met een prauw langs de kust naar het Oosten te laten brengen. Wij hebben het al gehoord, niet steeds kan deze tocht gemaakt worden, niet steeds is ze zonder gevaar, maar wij hebben de goede tijd uitgezocht, om te kunnen genieten van wat de zeebodem laat zien, bewonderen de zeetuinen op plaatsen waar de touristen niet komen kunnen, daarbij bedenkende hoevele malen rondreizende ambtenaren toch in dienst genieten mogen van iets, waar anderen voor betalen moeten. En hoe meer oog men er voor heeft, hoe meer men ziet hoe ontzettend veel er in de natuur te genieten is op deze onze eenzame tochten! Maar niet alleen onder water, maar ook langs de hoogwaterlijn hebben we veel te bekijken. Grillig gevormde rotsen en klippen, heele holen en grotten, waar we binnen kunnen varen met onze prauw, waar we druipsteen formaties en mooi gekleurde wanden zien. Hoeveel eeuwen heeft het water, opgezweept door de felle Oostmoesson, hier gewerkt, om al dit bewonderenswaardige ons voor te tooveren? En dit al krijgt men alleen te zien, als men langzaam, in een prauw langs de kust voortgeroeid wordt, groote schepen wagen zich niet zoo dicht aan de wal, waar al wat wij nu bewonderen tot gevaren kan worden. Zoo varen we door, een goede indruk van de kust van Amboina krijgende, totdat we eindelijk in Leahari weer aan de wal gaan. Klein negorijtje, verscholen achter de boomen, aan zee liggend, maar vanuit zee niet gezien wordend. Slechts een straat met enkele huizen vinden we. een kleine, maar oude kerk. Een eigen regent heeft de negorij niet meer, de oudste kepala soa neemt waar. Op den duur zal deze negorij bij Ema gevoegd dienen te worden, waar het reeds vanouds onder hoort. De meeste familienamen komen in beide plaatsen voor, terwijl vele malen beide plaatsen reeds een gemeenschappelijke regent gehad hebben. Spoedig verlaten we dan ook weer de negorij, om te voet door te gaan naar Roetong, een iets grootere negorij, met een aardige kerk en school. Lastig volk, door zijn onlangs overleden lastige regent geheel verwaarloosd, onbeschaafd in uiterlijk, onbeschaafd in innerlijk. Wij gaan dan ook spoedig door, om het einde van onze dagtocht te bereiken: Hoetoemoeri. Dit is weer een groote negorij, van ouds bekend om zijn niet gemakkelijke bevolking. Een groote, pas keurig netjes gerestaureerde kerk, daarnaast de school, er tegenover de oude, groote regentswoning doen zien dat echter de bevolking wel in staat is behoorlijke gebouwen te maken. Jammer dat de menschen verre van matig zijn in het gebruiken van de zoo zeer geliefde sageroe en het koolwater. - - Na in Hoetoemoeri de nacht doorgebracht te hebben, gaan we na ontbeten te hebben

17

MEMORIE VAN OVERGAVE ONDERAFDELING AMBON, VAN WIJK, 1937

weer op stap, tot aan Roetong dezelfde weg die wij gisteren reeds geloopen hebben, om daarna langs een zeer steile weg, op veel plaatsen nog ongemakkelijker gemaakt door te hooge steenen treden, naar boven te gaan. Zonder een enkele boom die schaduw geeft, zonder een enkel vlak stukje om even op adem te komen, moeten we doorgaan, voor mij is deze weg steeds de zwaarste van Amboina geweest. Maar zijn we eenmaal boven, dan is het leed geleden, en gaan we, soms een weinig dalende, soms een weinig weer naar boven, geleidelijk naar Ambon toe. Wanneer we bij Air Besar komen, nemen we een ogenblik rust. Vroeger een pracht badplaats, heeft deze helaas door de bandjir van 1933, waardoor veel zand en steen van het gebergte afgevoerd werden, veel van zijn aantrekkelijkheid verloren. Tegen den middag zijn we weer thuis, tevreden dat we, zij het misschien soms op ietwat Amerikaansche wijze, nu heel Leitimor 'gedaan' hebben. Maar uitwendig hebben we in elk geval een goede indruk van het land gekregen, terwijl we toch verschillende malen reeds een blik in het leven der menschen hebben kunnen slaan. Een paar dagen blijven we slechts in Ambon, om ons gereed te maken voor een tocht langs de kust van Hitoe. Op een ochtend laten we ons bij het krieken van den dag met de motorboot van den havendienst naar Hatoe brengen, vanwaar we onze wandeling rondom Hitoe's kust zullen aanvangen. Hatoe is slechts een kleine, ietwat vervallen negorij. Aan het uiterlijk en het optreden van de inwoners merken we al gauw genoeg dat men hier geen afkeer heeft van alcoholhoudende dranken. Na even rondgekeken te hebben, gaan we dan ook door, en loopen over een weg langs de zee naar Lilibooy. Ook hier kunnen we niet lang blijven, we hebben deze dag nog een heele wandeling voor de boeg, maar toch maken we even een rondgang door de negorij, en bekijken de nette kerk en de mooie school, door de bevolking gebouwd als straf voor haar optreden tegen een rondgaande dokter. Want lastig zijn deze menschen, gewend als ze zijn met de tanden op elkaar te moeten vechten tegen de golven der zee, wel eens vergetende dat men tegen zijn medemenschen zachter behoort op te treden. Veel bijzonders is er echter niet, en spoedig gaan we dan ook verder, om naar de volgende negorij Allang te gaan, de grootste Christennegorij, die op Amboina ligt. Gaat in den beginne de weg mooi langs de zee, al gauw vangen we weer aan met klimmen, om later langs een zeer steil voetpad naar beneden te gaan, en een mooi klapperbosch te betreden, waar we al weer door een fluitorkest opgewacht worden. Groot is de negorij, en slechts klein de ruimte. De huizen zijn dan ook dicht bij elkaar gebouwd en de wegen smal. Overal waar maar een plaatsje te vinden of te maken was, tegen de - - - heuvel op, zien we de huizen, ons er over verwonderende dat ze niet naar beneden vallen. Met de regentes,10 een der beste bestuurders van Amboina, maken we een wandeling door de negorij, bekijken de groote kerk, de school, de baileo. Een hard volk vinden we hier, steeds schreeuwende, ook al denken zij zelven te fluisteren. Want Allang ligt open voor de volle Oost-moesson die de zee doet breken met donderend geweld op de rotsen bij de negorij, elkander verstaan bijna onmogelijk makende. Aartsconservatief; liep de halve gemeente tijdens de godsdienstoefening de kerk voor enkele jaren nog niet uit toen de voorgaande Inlandsch leeraar de preekstoel beklom, plaats die alleen een predikant of hulpprediker toekwam? En is het niet nu pas de laatste Inlandsch leeraar getukt geregeld van de preekstoel af te spreken? Na een oogenblik in de mooie woning van de regentes gezeten te hebben, beklimmen we een hooge steenen trap tegen de heuvel op, om vanuit het daarboven gelegen koepeltje een pracht gezicht te hebben over negorij en omgeving. Maar al hadden we hier graag wat langer vertoefd, we moeten weer verder. Na afscheid genomen te hebben, beginnen we al dadelijk aan de grens van de negorij weer steil naar boven te gaan, om zoo over de in zee uitloopende kaap heen te komen. Loodrecht staan de rotsen in zee, tot hoog boven de daarop staande klappers breekt het opgezwiepte water uiteen. Onmogelijk is het hier een weg langs de kust te maken. Na eenigen tijd bereiken we een aardige vlakte, met mooie rivieren. Een prachtig strand. Dit is het Allang-lama, welke plaats ons veel beter voorkomt als de beklemde plaats, waar nu de negorij ligt. Inderdaad was de negorij hier vroeger ook, maar toen enkele menschen in de rivieren verdronken waren, was het een bewijs dat deze plaats blijkbaar niet goed

18

MEMORIE VAN OVERGAVE ONDERAFDELING AMBON, VAN WIJK, 1937

was, en verhuisde men naar de tegenwoordige negorij. Wij gaan door, en al gaan we nog wel heel wat malen naar boven en beneden, groote hoogten hebben we niet meer te beklimmen. In de buurt van Laboean Tapi, de veelal veilige ankerplaats van Wakasihoe, worden we reeds opgewacht door den regent van Wakasihoe met enkele van zijn onderhoofden. Maar we moeten toch nog een uurtje loopen, voordat we Wakasihoe zelve betreden. We zijn nu weer in de Mohammedaansche streken. De kleine, maar prettig aandoende negorij is goed onderhouden, verdeeld in twee dicht bij elkaar liggende kampongs, doordat er weinig plaats is, de bergen komen hier vrij dicht aan de kust, en de zee komt langzaam maar zeker de kustvlakte nog kleiner maken. De plaats waar de vorige moskee stond, ligt thans reeds ver in zee, de tegenwoordige, een honderd jaar geleden op veilige afstand van de zee10

De weduwe van dr. J. Mahulete. gebouwde moskee begint nu ook al gevaar te loopen. Het is een prettige bevolking, niet al te ontwikkeld. - - - Voor de negorij, in zee, zien we een eigenaardig gevormd eilandje, Batoe Soewangi geheeten, door Valentijn zeer terecht het suikerbroodje genoemd. Maar wij moeten weer verder, dus nemen we weer afscheid en gaan door, om langzamerhand historische grond te betreden, het 'nagelcomptoir' Larike. Niet alleen in de tijd van de V.O.C., ook lang daarna nog is hier Europeesch bestuur geweest. Dat hier een paar eeuwen Europeanen verbleven hebben, is dikwijls aan de bevolking nog te zien. Alvorens echter de oude vestiging te betreden, beklimmen we eerst de naastbij-liggende heuvel om een bezoek te brengen aan het oude Larike zelve. Verscholen achter de boomen, is er vanuit zee niet veel van te zien. De beangstigend aan de rand van de heuvel staande groote moskee, is bij de aardbeving van 1934 behoorlijk beschadigd. Langs een groote trap dalen we aan de andere kant de berg weer af, om bij het oude kerkje aan de rivier weer beneden te komen. Over deze rivier lag een eeuwen oude brug van groote boomstammen, maar werd deze in begin 1934 door de aardbeving reeds beschadigd, bij de daar spoedig op volgende bandjir verdween ze heelemaal.- - - Het eenige restant van de oude tijden zijn nu de enkele Christenen, meest vreemden, die er nog wonen, en in verband daarmee het boven reeds genoemde eenvoudige kerkje. Daarnaast vinden we de restanten van het oude fort Rotterdam, nu geheel vervallen, slechts enkele stukken zijn er nog van over. Want net als te Wakasihoe, neemt de zee hier ook langzaam maar zeker weg van het land. - - Aan de overkant van de rivier zien we de restanten van de eertijds groote regentswoning, die ook bij de laatste aardbeving zoo zeer beschadigd is, dat ze slechts verder afgebroken kan worden. Wij blijven hier dan ook niet langer, en gaan door, nu voorloopig een geheel vlakke weg langs de kust. Bij wederom een eigenaardig gevormde steen, terecht Batoelajar geheeten, moeten we even uitkijken als we hoogwater treffen. De weg toch is hier geheel weggeslagen, bij laagwater kunnen we wel langs de rots gaan, bij hoogwater moeten we even wachten tot de golf terugtrekt om dan gauw door te loopen, in de hoop droog te blijven. We komen nu aan den groote inham, Laboean Lai, waar enkele Benoengkoehuizen zijn. Na vandaag al heel wal uren geloopen te hebben, zullen we ten slotte toch nog een flinke steilte beklimmen, om het eindpunt van onze tocht te bereiken. In de landtong waar we over heen moeten, bevinden zich groote spelonken en rotsholen. - - Wanneer we echter boven op de berg gekomen zijn, kunnen we langs een langzaam dalende helling naar ons eindpunt voor deze dag, Assiloeloe gaan. Van verre zien we al een groote massa kinderen ons staan op te wachten. Het is merkwaardig de groote voorraden naakte en halfnaakte kinderen te zien, die steeds weer in de meeste Mohammedaansche negorijen de vreemdelingen staan aan te zien, als waren het groote wonderen. Een oogenblik door een oudere verjaagd, komen ze langs een omweggetje weer te voorschijn. Maar dit maal letten we niet te veel op deze jeugd, en zijn blij als we in het groote regentshuis wat tot rust kunnen komen, nog juist op tijd aangekomen zijnde om te kunnen genieten van de mooie zonsondergang, waar we vanuit het aan zee gelegen huis zulk een

19

MEMORIE VAN OVERGAVE ONDERAFDELING AMBON, VAN WIJK, 1937

mooi gezicht hebben op de zee en het bergland van de Zuidpunt van Ceram's uitlooper, Tandjong Sial. Al vroeg zoeken we onze kamer op, om te rusten te gaan in het oude, mooi gebeeldhouwde, ledikant. Geheel uitgerust staan we de volgende ochtend vroeg op, en maken nu een rondgang door de negorij. Ook nu weer worden we begeleid door een groote schare kinderen, die wel tonen dat, al zien ze hier niet veel Europeanen, ze er toch geenszins bang voor zijn. Behalve het mooie royaal gebouwde regentshuis, valt dadelijk op de groote, op een hoog punt gelegen moskee, die helaas ook bij de laatse aardbeving nog al beschadigd is geworden. Aan de vele groot opgezette huizen kunnen we wel zien dat deze plaats vroeger tot de welvarende behoord heeft; maar ook zien we dat f de huizen niet helemaal afgebouwd zijn f dat ze slecht onderhouden zijn, een verschijnsel dat we bijna steeds in Mohammedaansche negorijen vinden kunnen. - - Na onze rondgang gaan wij door naar het niet ver afgelegen plaatsje Oering, een veel kleinere negorij, maar die een iets nettere indruk maakt als Assiloeloe. De bevolking zelve maakt daarentegen een onbeschaafdere indruk. Een oogenblik gaan we zitten in de ruime voorgalerij van de goedgebouwde, maar slecht onderhouden regentswoning, om dan weer door te wandelen naar de volgende negorij, Negeri Lima. De naam zegt reeds dat deze negorij oorspronkelijk uit vijf plaatsen bestond, die langzamerhand zoo in elkaar vergroeid zijn, dat het n negorij geworden is. Wel vindt men hier nog vele moskeen, want het duurt eeuwen voordat men daar afstand van doet. De Vrijdagsche godsdienstoefening wordt echter steeds in n der moskeen slechts gehouden. We bevinden ons nu weer op historische terrein, en bezoeken dan ook eerst de nog vrij goed aanwezig zijnde restanten van het oude blokhuis. - - - Vooral als men met een prauw even voor de kust vaart, maakt de steenen vesting een aardige indruk, en doet wel zien dat in het algemeen de Compagnie zeer goed wist, waar zij haar versterkingen moest maken. Ook verder maakt deze negorij een zeer goeden indruk wat haar uiterlijk betreft, breede wegen met gemetselde randen; de bevolking daarentegen maakt geen vriendelijken indruk, en blijkt veelal haar hoofden maar zeer matig te gehoorzamen. Wij nemen dan ook weer afscheid, en wandelen verder, om na een paar uur de negorij Seith te bereiken. Reeds bij de op nog een ongeveer tien minuten loopen afstand van de negorij gelegen rivier Wai Hoeloeng worden we ontvangen door den regent, die gezorgd heeft dat er eenige menschen met stoelen zijn, om ons op deze wijze droog over de rivier te brengen. Dadelijk valt op, en het verschil met de vorige negorij is zeer groot, hoe de bevolking hier zeer goed weet wie haar hoofden zijn, en wie ze te gehoorzamen hebben. Toch zijn de lieden hier geenszins slap, of worden ze verdrukt. Maar ze weten dat, als het op het verdedigen van hun belangen, al dan niet vermeend, aankomt, ze ook op hun hoofden kunnen rekenen. Als we dan ook in de negorij aankomen, blijkt deze heel netjes te zijn onderhouden, wat hier ook voor de meeste huizen gezegd kan worden. Ook Seith bestond oorspronkelijk uit meer plaatsen, maar dit is niet meer zoo uitgesproken te merken als in Negeri Lima. Na hier bij den regent het middagmaal gebruikt te hebben, gaan we naar den voor het huis gebouwden steiger, om verder per prauw naar ons eindpunt van dezen dag, Hila te gaan. Op dit tochtje langs de kust blijkt wel dat Seith over goede roeiers beschikt, met een behoorlijke vaart gaat onze orembaai door het water! Ongeveer halverwege stoppen we even, om een kijkje te nemen in de sero van den regent van Kaitetoe. Wanneer wij er niet bij geweest waren, zou men dat niet gedurfd hebben, de verhouding tusschen de twee negorijen is niet zoo heel goed. Maar nu wij het zelf vragen, vindt men het wel aardig eens even een kijkje te nemen in de sero van de buren, en niet zonder een weinig jaloersch te worden, te zien dat reeds een aardige voorraad visch zich heeft laten vangen in dit doolhof. Het schijnt een goede plaats te zijn hier, ja enkele jaren geleden was de plaats zelfs te goed, zoodat een groote massa visch met vereende kracht de serowand wist te vernielen, en zoo weer te ontsnappen! Waar het echter niet zoo vroeg meer is, gaan wij echter spoedig door, totdat we voor de passanggrahan van Hila komen, waar we ons aan wal laten dragen, waar we door de hoogwaardigheidsbekleeders van de buurnegorijen Hila en Kaitetoe en de burgerkampong

20

MEMORIE VAN OVERGAVE ONDERAFDELING AMBON, VAN WIJK, 1937

Hila-Serani ontvangen worden. In de passanggrahan, de oude woning der voormalige bestuursambtenaren alhier, maken wij het ons gemakkelijk. Prachtig is de ligging hier, eenerzijds de zee met op den achtergrond Ceram, voor ons de restanten van het oude fort Amsterdam, een weinig op zij het oude kerkje. Vooral nu tegen den avond, met het gezicht op de schitterende, elke keer weer uit andere kleuren bestaande, zonsondergang, gaan wij aan het mijmeren over den tijd, dat hier op dezelfde plaats de ambtenaren der V.O.C. rondliepen. Er zijn weinig plekken op Ambon, waar de omgeving nog zoo het oude zooals van gisteren suggereert, als de passanggrahan op Hila. - - Den volgenden ochtend beginnen we met een bad te nemen in de heerlijke rivier - - - om daarna de buurnegorijen Kaitetoe en Hila rond te wandelen. Aan de geheele regelmatige aanleg is nog te zien, dat hier jaren lang het bestuur gevestigd is. Beide plaatsen hebben een keurige moskee, terwijl men ons in Kaitetoe nog een oude moskee toont, die niet door menschenhanden gebouwd zou zijn. maar in voorhistorische tijd uit den hemel gevallen zou zijn, en daarna nog enkele malen zich zelve verplaatst heeft. Een oogenblik staan we stil op het oude kerkhof, waar zoovelen begraven liggen, die hier, ver van het moederland het leven lieten. Wanneer we daarna een bezoek brengen aan het oude kerkje en daar ontvangen [worden] door een zangkoor, kan het niet anders, of we komen een oogenblik onder den indruk. Hier is te midden der Mohammedaansche bevolking, ongetwijfeld een stukje Nederland! Het gemoed vol met allerlei gedachten verlaten we dan ook deze plaats, om onze wandeling langs de kust voort te zetten. De eerste, kleine, negorij, die we na een paar uur loopen binnengekomen is Wakal, een Mohammedaansche negorij, met een uitermate domme bevolking. Maar feestelijk worden we ontvangen. - - - Na een kort bezoek bij den regent, waar we even kennis maken met zijn echtgenoote en enkele dochters, gaan we door. om nu de bekende plaats Hitoe binnen te gaan. Hadden we ons in Assiloeloe al over de vele kinderen verbaasd, hun aantal is hier nog heel wat grooter, en begeleid en aan alle kanten omstuwd door de jeugd, bereiken we het groote, keurig geschilderde, regentshuis, met zijn door lage muren omgeven groote voorerf. Hier zijn we op de plaats, waar misschien eeuwen geleden het sultanaat Hitoe stond geboren te worden, als niet door Portugeezen en Hollanders ingegrepen was geworden. - - - In [de] gedachten [van Hitoe's oudsten] is de 'keradjaan Hitoe' nog niet dood, en ik herinner me hoe men, jaren geleden, meeleefde als de toenmalige Controleur des avonds voorlas uit de verhalen van Ridjali; een groote menigte zittend op het groote voorerf, de Controleur aan een klein tafeltje met een petroleum lampje, de oude, geliefde geschiedenissen voordragend.11 Levend waren de verhalen, en wanneer ouden van dagen andere beschrijvingen wisten, werden ze niet verzwegen, maar vertellen ook zij hun verhalen. Hila en Hitoe, wat kunnen we op deze plaatsen steeds weer beleven hoe eeuwen slechts momenten zijn in de eeuwigheid. O zeker, bij een eerste vluchtig bezoek dringt dat al niet zoo tot ons door, maar wanneer we hier meer onder de menschen verkeeren, bij het behandelen van allerlei zaken niet ons gejaagde Westersche tempo volgen, maar de kalmte van het Oosten weten te betrachten, dan leeren we hoe langer hoe meer zien dat het zoogenoemde verre verleden nog zoo heel dicht bij ligt, maar leeren we ook begrijpen dat het dikwijls zoo onredelijk is boos te worden als onze voorschriften en bevelen, zoo weinig zichtbaar resultaat hebben. Na de ontvangst in het regentshuis, maken we, natuurlijk begeleid door de jeugd een rondgang door de groote negorij. Ook al weten we dat het eigenlijk twee plaatsen, Hitoelama en Hitoemessing zijn, merken we daar aan het uiterlijk niets van. Niet alleen dat ze n patoeanan hebben, maar ook de huizen van de twee negorijen zijn gewoon door elkaar geplaatst, men heeft samen n moskee, n baileo, n regentenfamilie, de beide nu aan het bestuur zijnde functionarissen zijn neven van elkaar. Op het eerste gehoor zou men aan het woord Hitoelama denken, dat dit de oudste plaats is, in welke richting Valentijn ook wel even wijst; maar er zijn ook aanwijzingen die in de richting wijzen dat het hier niet om een Maleisch woord gaat, maar om een Ternataansch woord, en lama zou dan eigenlijk lamo (= groot) moeten zijn, waarbij Hitoe dan keuken zou

21

MEMORIE VAN OVERGAVE ONDERAFDELING AMBON, VAN WIJK, 1937

moeten beteekenen, en Hitoelama zou dan zoo iets zijn als de verzamelplaats van alles wat de Ternatanen hier weghaalden. Inderdaad is het Ternataansche woord voor keuken hitoe, maar in de naam van het andere deel der negorij, Hitoemessing, komt het woord ook voor. zooals het ook in de landstalen als telwoord zeven voorkomt, alsmede in eigennamen. Het komt mij voor dat het toch wel iets gezocht is om in de naam Hitoelama ineens een Ternataansch woord te zoeken, in de andere niet. Toch zijn er ook wel aanwijzingen, dat Hitoelama wel terdege het 'oude Hitoe' beteekent. De splitsing van het oude Hitoe in twee groepen zou men zich ook kunnen ontstaan denken uit het feit dat een groep [het] niet met het door de meerderheid gewilde hoofd hield. - - Hoe dan ook, zonder nu verder op de eventueele geschiedenis in te gaan, we hebben hier nu een dubbelnegorij, waarbij de ontwikkeling kwam uit de richting van een enkele negorij, wat het eigenlijk in wezen nog is. Een splitsing is niet meer mogelijk, ook niet wenschelijk. Ook al heeft men nu nog twee hoofden, met al de onaangenaamheden aan dit feit verbonden, ziet men in de erfelijke titels hier ook at weer het streven naar de eenheid; in rang toch is de regent van Hitoelama erfelijk radja (die de kroon van de oude Capitan Hitoe bewaart), terwijl de erfelijke titel in Hitoemessing orangkaja is. We zullen dan ook aan moeten sturen op een

11

Het handschrift van Rijali is in 1977 door Z.J. Manusama in een dissertatie bezorgd onder de tit