Repuatie UVADe relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotiënt en de reputatie van...

47
De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotiënt en de reputatie van een organisatie Masterscriptie Communicatiewetenschappen Universiteit van Amsterdam Naam: Ilona Albers Studentnummer: 5953081 Datum: 08-04-2011 Onderwerp: Reputatiemanagement Begeleiding: Claartje ter Hoeven

description

Steeds meer organisaties zijn zich bewust van de waarde van een goede reputatie. Een manier om de reputatie van een organisatie te meten is aan de hand van de Reputatie Quotiënt (RQ) (Fombrun, Gardberg & Sever, 2000). Dit meetinstrument bestaat uit zes reputatatie drivers: 1) Emotionele aantrekkingskracht, 2) Producten en diensten, 3) Visie en leiderschap, 4) Werkomgeving, 5) Maatschappelijke verantwoordelijkheid en 6) Financiële performance. Deze reputatie drivers maken onderdeel uit van de reputatie van een organisatie. Organisaties proberen aan de hand van de reputatie drivers hun reputatie te managen. Het is alleen onduidelijk op welke reputatie drivers ze zich dan specifiek moeten richten. De reputatie drivers zijn wetenschappelijk gemeten binnen de private sector, maar het is onduidelijk of deze reputatie drivers ook van belang zijn binnen de publieke sector. In dit onderzoek gelden de reputatie drivers als voorspellers van reputatie om zo de effecten te meten. Aan de hand van de RQ zijn twee vragenlijsten opgesteld, één over banken en één over de Universiteit van Amsterdam

Transcript of Repuatie UVADe relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotiënt en de reputatie van...

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    Masterscriptie Communicatiewetenschappen Universiteit van Amsterdam Naam: Ilona Albers Studentnummer: 5953081 Datum: 08-04-2011 Onderwerp: Reputatiemanagement Begeleiding: Claartje ter Hoeven

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    1

    Samenvatting

    Steeds meer organisaties zijn zich bewust van de waarde van een goede reputatie. Een

    manier om de reputatie van een organisatie te meten is aan de hand van de Reputatie

    Quotint (RQ) (Fombrun, Gardberg & Sever, 2000). Dit meetinstrument bestaat uit zes

    reputatatie drivers: 1) Emotionele aantrekkingskracht, 2) Producten en diensten, 3) Visie

    en leiderschap, 4) Werkomgeving, 5) Maatschappelijke verantwoordelijkheid en 6)

    Financile performance. Deze reputatie drivers maken onderdeel uit van de reputatie van

    een organisatie. Organisaties proberen aan de hand van de reputatie drivers hun reputatie

    te managen. Het is alleen onduidelijk op welke reputatie drivers ze zich dan specifiek

    moeten richten. De reputatie drivers zijn wetenschappelijk gemeten binnen de private

    sector, maar het is onduidelijk of deze reputatie drivers ook van belang zijn binnen de

    publieke sector. In dit onderzoek gelden de reputatie drivers als voorspellers van reputatie

    om zo de effecten te meten. Aan de hand van de RQ zijn twee vragenlijsten opgesteld,

    n over banken en n over de Universiteit van Amsterdam. Op deze wijze wordt het

    verschil in hirarchie van de reputatie drivers binnen de private- en publieke sector

    gemeten. In de literatuur is weinig aandacht voor de indirecte invloed van mentaliteit op

    reputatie, het gaat hierbij om iemand zijn denkbeelden, persoonlijke ervaring, sociale

    ervaring en cultuur op milieugebied (Teece & Nonaka, 2001). Slechts drie reputatie

    drivers hebben in de private- en publieke sector een significant effect op de reputatie van

    de organisatie. De rangorde tussen de sectoren heeft zowel overeenkomsten als

    verschillen. De arbeidsomgeving en financile prestaties vormen in beide sectoren

    belangrijke voorspellers. In de publieke sector is de reputatie driver producten en

    diensten de belangrijkste voorspeller van reputatie en in de private sector heeft

    aantrekkingskracht veel invloed op reputatie. De overige reputatie drivers hebben geen

    significant effect op reputatie. Mentaliteit heeft zowel in de publieke als de private sector

    een indirect effect. Dit onderzoek toont aan dat de reputatie drivers uit de RQ niet alleen

    onderdeel uitmaken van reputatie, maar ook als voorspellers van reputatie kunnen dienen.

    De hirarchie van de reputatie drivers verschilt in de private- en publieke sector.

    Steekwoorden: reputatiemanagement, Reputatie Quotint, financile prestaties,

    leiderschap, emotionele aantrekkingskracht, producten en diensten, arbeidsomgeving,

    maatschappelijk verantwoord ondernemen, vertrouwen, mentaliteit.

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    2

    Inleiding 3

    Theoretisch kader 5

    Private versus publieke sector 5

    Mentaliteit 6

    Reputatie als middel 9

    Hoe bouw je als bedrijf aan een sterke reputatie? 10

    Arbeidsomgeving 11

    Emotionele aantrekkingskracht 12

    Financile prestaties 14

    Maatschappelijk verantwoord ondernemen 15

    Producten en diensten 16

    Visie en leiderschap 17

    Methode 19

    Steekproef en procedure 19

    Operationalisatie 19

    Analyseplan 23

    Resultaten 25

    Beschrijving variabelen 25

    Reputatie 26

    Mentaliteit 26

    Reputatie drivers 27

    Toetsen hypotheses 27

    Discussie 36

    Literatuurlijst

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    3

    De relatie tussen de reputatie drivers en de reputatie van een organisatie Het concept reputatie krijgt wereldwijd veel aandacht onder wetenschappers en

    managers (Helm, 2005). Een goede reputatie is voor iedere organisatie van belang, want

    het kan bijdragen aan een positief beeld bij het publiek en dit kan uiteindelijk leiden tot

    een toename van de verkoopcijfers (Groenland, 2002; Cravens & Oliver, 2006). Een

    slechte reputatie kan daarentegen het einde betekenen voor een organisatie (Fombrun &

    Van Riel, 2004). Daarom zijn organisaties bewust met reputatiemanagement bezig.

    Voordat managers aan de reputatie van de organisatie kunnen werken, moeten ze eerst de

    reputatie meten.

    Fombrun, Gardberg en Sever (2000) hebben een wereldwijde schaal ontwikkeld

    om de reputatie van een organisatie te kunnen meten. Organisaties kunnen hiermee hun

    sterke en zwakke punten ontdekken en hier vervolgens in de praktijk aan werken. De

    Reputatie Quotint (RQ) bestaat uit zes verschillende onderdelen: 1) Emotionele

    aantrekkingskracht, 2) Producten en diensten, 3) Visie en leiderschap, 4) Werkomgeving,

    5) Maatschappelijke verantwoordelijkheid en 6) Financile performance. De

    verschillende onderdelen binnen de RQ worden reputatie drivers genoemd en maken deel

    uit van de reputatie van een organisatie (Fombrun & Van Riel, 2004). Het model is

    wereldwijd geanalyseerd (Chun, 2005; Schwaiger, 2004), empirisch getoetst (Groenland,

    2002) en blijkt een valide meetinstrument te zijn om reputatie te meten (Gardberg &

    Fombrun, 2002).

    Het meetinstrument richt zich op de verschillende onderdelen van reputatie, maar

    het is hierbij onduidelijk of er sprake is van een specifieke hirarchie binnen de reputatie

    drivers. Moet een bedrijf zich bij reputatiemanagement bijvoorbeeld meer richten op de

    emotionele aantrekkingskracht of op de producten en diensten? Daarnaast besteden

    Fombrun, Gardberg en Sever (2000) geen aandacht aan de werking van het RQ-model

    binnen verschillende sectoren. Het model is ontworpen voor organisaties uit het

    bedrijfsleven, de private sector. Deze bedrijven zijn vooral gericht op het maken van

    winst, terwijl organisaties uit de publieke sector dit niet primair als doel hebben (Camps,

    2001). Toch is een goede reputatie ook van belang voor organisaties in de publieke

    sector. Het soort organisatie kan een rol spelen bij het vertrouwen en het gevoel van een

    consument (Van der Walle, & Bouckaert, 2003). Het verschil tussen de sectoren zou

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    4

    effect kunnen hebben op de perceptie van consumenten ten aanzien van het beleid van

    een organisatie. Daarom is het zowel maatschappelijk als wetenschappelijk relevant om

    het RQ-model en de rangorde te onderzoeken in de private- en de publieke sector.

    Bij het RQ-model staan de persoonlijke ervaringen van consumenten centraal

    (Berens & Van Riel, 2004). Naast de ervaringen zal de mentaliteit van een persoon ook

    indirect invloed kunnen uitoefenen op de reputatie van een organisatie. Als iemand

    bijvoorbeeld zelf een positief gevoel heeft bij maatschappelijk verantwoord ondernemen,

    dan zal die persoon wellicht sneller een bedrijf steunen met een dergelijk beleid (Berens

    & Van Riel, 2004; Mentality Monitor, 2008). De mentaliteit van een persoon bestaat uit

    verschillende componenten, zoals denkbeelden, persoonlijke ervaring, sociale ervaring en

    cultuur (Teece & Nonaka, 2001). Een mentaliteit ontstaat in de loop der jaren en bepaalt

    hoe mensen reageren op informatie (Teece & Nonaka, 2001).

    In dit onderzoek gelden de reputatie drivers uit de RQ als voorspellers van

    reputatie, om te toetsen of er een specifieke rangorde te ontdekken is binnen de publieke

    en private sector. Op deze wijze kunnen organisaties gerichter hun reputatiemanagement

    voeren. Ook wordt in dit onderzoek de mentaliteit van mensen gebruikt om te toetsen of

    dit een indirect effect heeft op de reputatie van een organisatie. Anders moeten

    organisaties wellicht hun communicatiebeleid aanpassen om eerst de mentaliteit van de

    consument te benvloeden. De volgende onderzoeksvraag staat in dit onderzoek centraal:

    In hoeverre kan reputatie verklaard worden uit de reputatie drivers, hoe verschilt dat

    binnen de private en publieke sector en heeft de mentaliteit van consumenten hier invloed

    op?

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    5

    Theoretisch kader Private versus publieke sector

    In Nederland maakt men onderscheid tussen de publieke sector en de private

    sector. Organisaties binnen de publieke sector maken deel uit van de overheid en vallen

    daarom onder de noemer public governance (Camps, 2001). Deze organisaties richten

    zich niet op het maken van winst, maar op het maatschappelijk belang. De publieke

    sector wordt daarom ook wel de non-profit sector genoemd (Devos, Verhoeven, Kuhk, &

    Rots, 2002). Het gaat om de niet-commercile dienstverlening waarbij onder andere met

    belastinggeld zaken verwezenlijkt worden voor de bevolking. De private sector omvat

    organisaties die niet volledig vallen onder de noemer overheid. Private organisaties

    worden daarom vaak ondernemingen genoemd, omdat ze zelfstandig zijn. Het beleid van

    deze ondernemingen wordt gevoerd aan de hand van corporate governance (Camps,

    2001). Iedere organisatie is verbonden met de overheid, omdat er regels nageleefd

    moeten worden, alleen krijgen organisaties binnen de private sector geen subsidies van de

    overheid en dienen ze niet direct het algemeen belang. Organisaties binnen de private

    sector kunnen er voor kiezen om het algemeen belang te dienen, maar zijn hier niet toe

    verplicht (Camps, 2001). De private sector wordt vaak het bedrijfsleven, of de profit

    sector genoemd (Devos, Verhoeven, Kuhk, & Rots, 2002). Zowel publieke als private

    organisaties besteden tegenwoordig veel aandacht aan maatschappelijk verantwoord

    ondernemen (MVO). Toch verwachten mensen op dit gebied meer van de overheid dan

    van private organisaties (Van der Veen, Aarts, & Pellikaan, 1995). Dit heeft te maken

    met het vertrouwen in een organisatie. Mensen vertrouwen erop dat een non- profit

    organisatie op een maatschappelijk verantwoorde manier omgaat met overheidsgeld

    (Camps, 2001), terwijl mensen soms met een sceptische blik kijken naar het MVO-beleid

    van bedrijven in de private sector (Elving, Heuvel & Doets, 2009). Als publieke diensten

    goed functioneren hebben mensen vertrouwen in de overheid, maar wanneer publieke

    diensten niet goed functioneren, ontstaat er een breuk in dit vertrouwen (Van de Wallen

    & Bouckaert, 2003). Over het algemeen verkiest het publiek de diensten in het

    bedrijfsleven boven de diensten in de publieke sector (Sztompka, 1999). Een goed gevoel

    en vertrouwen zijn voor beide sectoren van groot belang om consumenten te overtuigen

    van de oprechtheid van investeringen. Er zijn drie aspecten waaraan men de oprechtheid

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    6

    van een organisatie meet: 1) Reputatie, 2) Prestaties, en 3) Presentatie (Sztompka, 1999).

    Voor zowel publieke als private organisaties is een goede reputatie essentieel,

    vandaar dat deze organisaties proberen om hun reputatie te managen (Martin, 2009).

    Toch is er in de literatuur meer aandacht voor reputatiemanagement binnen het

    bedrijfsleven dan binnen de overheid. Het model om reputatie te meten, de RQ, wordt

    hoofdzakelijk toegepast bij bedrijven uit de private sector (Vidaver-Cohen, 2007). De

    reputatie van de overheid komt in de literatuur over reputatiemanagement niet aan bod. In

    het boek Reputatiemanagement (Fombrun & Van Riel, 2004) geven de auteurs aan dat

    een sterke reputatie een voedingsbodem is voor een sterke financile gezondheid. Toch

    heeft de overheid ook een groot belang bij een goede reputatie, omdat consumenten

    tevreden moeten zijn. De rangorde van de reputatie drivers verschilt in beide sectoren.

    Hypothese 1: Bij de publieke sector wordt verwacht dat financile performance het minst

    effect heeft op reputatie en maatschappelijk ondernemen het grootste effect heeft op

    reputatie. Daarentegen wordt binnen de private sector verwacht dat producten en

    diensten de belangrijkste voorspeller is van reputatie en werkomgeving het minst

    voorspelt van reputatie.

    Mentaliteit

    Van Riel (2001) is van mening dat zowel publieke als private organisaties door

    prestaties op sociaal-maatschappelijk terrein ervoor kunnen zorgen dat stakeholders

    anders gaan denken over een onderneming. Een bedrijf kan volgens hem proberen om

    een mentaliteit over te brengen naar de consument, zoals bij het merk Nike, waarbij de

    just do it-mentaliteit heeft gezorgd voor een aantrekkelijk merk voor consumenten.

    Echter, de mentaliteit van een organisatie is niet alleen van belang, consumenten moeten

    ook zelf de juiste mentaliteit hebben om overtuigd te raken van de goede bedoeling van

    een organisatie (Elving et al., 2009).

    Organisaties en individuen hebben op een andere wijze toegang tot informatie. De

    zender (organisatie) moet bijvoorbeeld kiezen hoe informatie gecommuniceerd moet

    worden en de ontvanger moet zelf beslissen hoe hij dit signaal interpreteert (Connelly,

    Certo, Ireland, & Reutzel, 2011). Het maken van beslissingen is een proces wat benvloed

    wordt door signalen, gevoelens en emoties (Bechera, Damasio, & Damasio, 2000).

    Daarom is het voor een individu soms moeilijk om een mening te vormen en een houding

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    7

    in te nemen. Mensen bezitten ook verschillende persoonlijkheidskenmerken die invloed

    kunnen uitoefenen op iemand zijn houding. De big five theorie onderscheid vijf

    persoonlijkheidsdimensies waarmee het karakter van een persoon kan worden bepaald: 1)

    Extraversie, 2). Neuroticisme, 3) Conscintieusheid, 4) Altrusme, 5) Openheid voor

    ervaringen (Barrick & Mount, 1991). Bij extraversie wordt gekeken in hoeverre iemand

    van gezelligheid houdt en in het gezelschap van anderen wil verkeren. Neuroticisme heeft

    betrekking op de emotionele instabiliteit: Is iemand zeker van zichzelf en maakt iemand

    zich veel zorgen of juist niet? Conscintieusheid richt zich op de mate waarin iemand

    zich georganiseerd en doelgericht gedraagt. Als een persoon hoog scoort op de schaal

    altrusme, dan is iemand erg hulpvaardig en kan zich goed verplaatsen in een ander.

    Iemand die laag scoort op deze schaal plaatst zijn eigen belang voorop en is harder in zijn

    sociale opvattingen en oordelen over anderen. De laatste dimensie, openheid voor

    ervaringen, test of mensen neigen naar conservatieve opvattingen of juist niet (Hoekstra,

    Ormel, & De Fruyt, 1996).

    Deze persoonlijkheidsdimensies lijken in grote mate de mentaliteit van iemand te

    bepalen. Bij mentaliteit gaat het vooral om iemand zijn mentale houding die bepaalt hoe

    een persoon diverse situaties interpreteert en daar vervolgens op reageert (Winkel, 2008).

    Verschillende houdingen bij elkaar vormen als het ware een mentaliteit. Mentaliteit kun

    je zien als een psychologische houding die het resultaat is van een reactie op nieuwe

    informatie (Teece & Nonaka, 2001). Mentaliteit is een van de grootste factoren in het

    begrijpen van de attitude van mensen en het gedrag richting nieuwe ideen en nieuwe

    kennis in het algemeen. Individuen construeren hun cultuurspecifieke mentaliteit op hun

    eigen bijzondere manier. Mentaliteit is niet statisch, het kan veranderen als dat

    noodzakelijk is. Door middel van sociale interactie kunnen mensen hun standpunten

    versterken, of aanpassen (Wegerif, Mercer, & Dawes, 1999). De mentaliteit van iemand

    bestaat uit verschillende componenten, zoals denkbeelden, persoonlijke ervaring, sociale

    ervaring en cultuur (Teece & Nonaka, 2001). Identiteit hangt samen met iemand zijn

    mentaliteit, aangezien iemand daarmee betekenis probeert te geven aan zichzelf en de

    wereld daaromheen (Winkel, 2008). Mentaliteit komt daarmee voort uit iemand zijn

    identiteit, het wordt daar als het ware vormgegeven. Mentaliteit blijft een interpretatie,

    gebaseerd op de betekenis die men geeft aan de wereld om zich heen.

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    8

    Motivaction is een onderzoeksbureau dat een Mentality test heeft ontwikkeld

    waarbij onderzoek wordt gedaan naar de belevingswereld van mensen door middel van

    een waarden- en leefstijlonderzoek. Motivaction heeft samen met Telos, een universitair

    kenniscentrum, onder de bevolking onderzoek gedaan naar het duurzaamheidsbewustzijn

    en gedrag in opdracht van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygine

    (MentalityMonitor, 2008). Daaruit kwamen drie duurzaamheidssegmenten naar voren

    gebaseerd op de waardenpatronen van mensen (Beckers, Harkink, Van Ingen, Lampert,

    Van der Lelij, & Van Ossenbruggen, 2004):

    Laag duurzamen: deze mensen zijn sterk gericht op het leven in het hier en nu en zijn niet bezorgd over het milieu.

    Middelhoog duurzamen: zijn wel bezorgd over het milieu, ze willen milieubewust leven en zijn gehecht aan maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven.

    Hoog duurzamen: zijn bezorgd over het milieu, willen bewust milieuvriendelijk consumeren en zijn bereid om meer te betalen voor milieuvriendelijke producten.

    Uit de MentalityMonitor (2008) blijkt dat het milieubewustzijn van de bevolking

    afneemt, vooral onder jongeren. Daarnaast was een groot deel van de bevolking van

    mening dat het bedrijfsleven milieuvervuiling moest tegengaan, terwijl dat nu sterk

    verminderd is. Een van de redenen waardoor de zorg over het milieu is afgenomen, is

    milieumoeheid. Overal worden mensen geconfronteerd met informatie over het milieu.

    Ook zijn er wetenschappers die ontkennen dat het milieu verslechtert en zijn er fouten

    gemaakt in de rapporten over het klimaatprobleem (Van der Kloor, 2010), waardoor

    sommige mensen niet meer geloven in de milieuzorgen. Verder vragen mensen zich af in

    hoeverre ze zelf invloed kunnen hebben op het klimaat en of een bedrijf dat wel kan. Een

    sociaal bewuste consument koopt geen producten van bedrijven die schade toebrengen

    aan de gemeenschap. Deze groep hoort juist producten uit te zoeken van bedrijven die

    goed zijn voor de gemeenschap en het milieu (Mohr, Webb, & Harris, 2001). Voordat

    een consument een mening kan vormen, moet het zich eerst bewust zijn van het

    maatschappelijk beleid van een organisatie (Mohr et al., 2001).

    Het is nog onduidelijk of de mentaliteit van mensen ook invloed heeft op de

    reputatie van een organisatie. Vandaar dat mentaliteit bij dit onderzoek betrokken wordt.

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    9

    Uit het onderzoek kan gemeten worden welke mate van duurzaamheid de respondenten

    bezitten en welke indirect dit heeft op de reputatie van een organisatie. Over mentaliteit is

    een hypothese opgesteld. Hypothese 2: De positieve relatie van de reputatie drivers op de

    reputatie van de organisatie (privaat/publiek) wordt versterkt door de mate van belang

    dat wordt gehecht aan duurzaamheid.

    Reputatie als middel

    Organisaties en belanghebbenden hechten grote waarde aan een goede reputatie,

    omdat ze kunnen zorgen voor concurrentievoordeel en een goed bedrijfsresultaat

    (Schwaiger, 2004; Fombrun & Shanley, 1990). Wat houdt het concept reputatie precies

    in? In de literatuur is geen eenduidige betekenis van dit begrip te vinden (Bergh, Ketchen,

    Boyd & Bergh, 2010; Barnett, Jermier & Lafferty, 2006). Het concept bestaat in de

    literatuur uit een aantal elementen, zoals de algemene bekendheid van de organisatie,

    bekendheid van specifieke doelen van de organisatie en de aantrekkelijkheid van de

    organisatie (Lange, Lee, & Dai, 2011). Reputatie kan daarbij gezien worden als een

    evaluatie van de organisatie door stakeholders. Barnett, Jermier en Lafferty (2006)

    hebben verschillende definities van het begrip reputatie geanalyseerd en zijn uiteindelijk

    tot n definitie gekomen: Corporate reputation: Observers collective judgements of a

    corporation based on assessments of the financial, social, and environmental impacts

    attributed to the corporation over time (p. 34). Deze definitie laat zien dat het concept

    reputatie ontstaat in samenwerking met andere onderdelen van een bedrijf, het is niet

    statisch.

    Voordat een organisatie kan werken aan een goede reputatie voor het publiek,

    moet een organisatie eerst intern bouwen aan een goede identiteit: wie zijn we en waar

    staan we voor? (Fombrun & Van Riel, 2004). Vervolgens kan deze identiteit uitgedragen

    worden naar de stakeholders: medewerkers, consumenten, investeerders, journalisten en

    financile analisten (Jackson, 2004). Stakeholders hebben invloed op de reputatie van een

    organisatie, zo kunnen ze bijdragen aan de reputatie door bijvoorbeeld goede recensies te

    schrijven over de organisatie, maar ze kunnen de reputatie ook verminderen door zich

    kritisch uit te laten over de organisatie (Fombrun & Shanley, 1990). De reputatie van een

    organisatie kan gezien worden als een interactief proces, omdat verschillende

    stakeholders elkaar en de organisatie kunnen benvloeden. Consumenten maken

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    10

    bijvoorbeeld niet alleen aankoopbeslissingen op basis van de realiteit, maar ook op basis

    van verhalen van vrienden en hun eigen waarnemingen (Fombrun & Van Riel, 2004). Het

    construeren van een reputatie neemt geruime tijd in beslag door het hele proces. Het is

    voor een organisatie moeilijk om een goede reputatie te behouden, want alle delen van

    een organisatie moeten in balans blijven en hetzelfde uitdragen. Een organisatie kan in de

    loop der tijd te maken krijgen met een schandaal. De media berichten graag over negatief

    nieuws bij organisaties, omdat dit goed verkoopt. Toch zal negatief nieuws niet direct

    effect hebben op de reputatie, het imago wordt vooral aangetast (Benoit, 1997). Bij imago

    gaat het om een momentopname van het merk of de organisatie zelf, terwijl reputatie

    ontstaat op lange termijn (Van Rekom, 1998). Het schandaal zou lang moeten aanhouden

    om de reputatie te verminderen.

    Hoe bouw je als bedrijf aan een sterke reputatie?

    Een organisatie wil graag kunnen meten hoe goed of slecht de reputatie van de

    organisatie is. Fombrun, Gardberg & Sever (2000) hebben de Reputatie Quotint (RQ)

    ontwikkeld om de reputatie van een organisatie te kunnen meten. De RQ is een middel

    om de reputatie van een bedrijf te meten (Schwaiger, 2004). Het meetinstrument bestaat

    uit zes dimensies die samen de reputatie vormen voor de consument (zie Figuur 1). De

    zes onderdelen van reputatie bestaan uit: 1) Emotionele aantrekkingskracht, 2) Producten

    en diensten, 3) Visie en leiderschap, 4) Werkomgeving, 5) Maatschappelijke

    verantwoordelijkheid en 6) Financile performance (Fombrun & Gardberg, 2004). Deze

    zes onderdelen worden ook wel reputatie drivers genoemd (Fombrun & Van Riel, 2004).

    De zes dimensies van reputatie zijn ontstaan in verschillende stappen. Aan consumenten

    is via online interviews en telefonische interviews gevraagd om organisaties in gedachten

    te nemen die een goede of slechte indruk achterlieten. Vervolgens werd door de

    onderzoekers gevraagd om deze keuzes te verantwoorden. De zes dimensies spelen een

    cruciale rol in de besluitvorming van consumenten. Fombrun en Van Riel (2004) geven

    aan dat onderscheid, zichtbaarheid, transparantie, consistentie en authenticiteit naast de

    zes dimensies noodzakelijke kenmerken voor een organisatie zijn om aan te voldoen. Dit

    zijn voorwaarden voor een organisatie om aan reputatie te kunnen werken.

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    11

    Figuur 1. De Reputatie Quotint: zes dimensies volgens Fombrun en Van Riel (2004, p. 45)

    De RQ is empirisch getoetst (Groenland, 2002) en wordt wereldwijd geaccepteerd

    als betrouwbaar en valide meetinstrument (Gardberg & Fombrun, 2002). Ook gebruikt

    het Reputation Institute de RQ om een ranglijst op te stellen van organisaties met de beste

    reputaties. Kritiek op dit model is dat er door de onderzoekers geen rekening is gehouden

    met culturele verschillen (Groenland, 2002). Daarnaast richt dit model zich alleen op

    consumenten en niet op andere stakeholdersgroepen (Helm, 2005). De zes reputatie

    drivers uit de RQ worden in de volgende alineas besproken.

    Arbeidsomgeving

    De reputatie driver arbeidsomgeving heeft betrekking op de werkomgeving van

    een organisatie. De kenmerken hierbij zijn prettige arbeidsomstandigheden, goede

    werknemers en goede beloningen (Fombrun & Van Riel, 2004). De reputatie van een

    organisatie wordt geconstrueerd door een grote groep mensen, waaronder consumenten,

    werknemers, investeerders, stakeholders en het algemene publiek (Jackson, 2004).

    Vidaver-Cohen (2007) is van mening dat de arbeidsomgeving minder van belang is voor

    consumenten buiten de organisatie, dan voor werknemers van de organisatie, maar deze

    visie wordt niet gedeeld door andere wetenschappers (Martin, 2009; Chun & Davies,

    2010; Cravens & Oliver, 2006). Vidaver-Cohen (2007) geeft in haar onderzoek wel aan

    dat bedrijven volgens haar een betere reputatie krijgen als hun werknemers zeer tevreden

    zijn. Werknemers die tijdens hun werk contact hebben met klanten, behandelen de

    Financile resultaten

    Visie en leiderschap

    Maatschappelijke verantwoordelijkheid

    Arbeids- omgeving

    Producten & diensten

    Emotionele aantrekkingskracht

    Reputatie

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    12

    consumenten op dezelfde wijze waarop zij worden behandeld door hun management

    (Berkley en Gupta, 1995). Als de arbeidsomstandigheden slecht zijn, dan kunnen

    consumenten dit merken. Consumenten gebruiken informatie van werknemers bij hun

    oordeelsvorming. Werknemers hebben daarom een belangrijke rol binnen een

    organisatie. Werknemers zijn als het ware de bron van een bedrijf. Zij zijn de

    belangrijkste factor voor het managen van de reputatie, aangezien er zonder werknemers

    geen kwaliteitsproducten kunnen ontstaan (Cravens & Oliver, 2006). Ook communiceren

    de werknemers bepaalde waarden naar de buitenwereld en daarom hebben zij invloed op

    de reputatie van de organisatie (Martin, 2009). Tevens zijn werknemers van groot belang

    voor de dienstverlening van een organisatie. De arbeidsomstandigheden en de beloning

    van de werknemers moeten ook in orde zijn bij de arbeidsomgeving. De laatste jaren zijn

    verschillende bedrijven in opspraak gekomen omdat ze geen goede

    arbeidsomstandigheden boden aan hun werknemers, dan was er bijvoorbeeld sprake van

    kinderarbeid (Fombrun & Van Riel, 2004). Een reputatie kan volledig beschadigen door

    dergelijk nieuws. Binnen de private sector zijn bedrijven uit op winst en daardoor zijn

    goedkope krachten interessant. De beloning van de werknemers is niet altijd in

    verhouding met de arbeid. Tegenwoordig proberen bedrijven de arbeidsomstandigheden

    voor hun werknemers te verbeteren om een schandaal voor te zijn. De vraag is alleen of

    consumenten deze informatie bewust tot zich nemen. De publieke sector gebruikt

    belastinggeld van de burgers voor haar producten en diensten (Camps, 2001). Het draait

    daarbij niet om het maken van winst en daarom zijn er niet noodzakelijk goedkope

    arbeidskrachten nodig. Het is onduidelijk of consumenten de arbeidsomgeving binnen de

    publieke sector of private sector belangrijker vinden bij hun reputatievorming.

    Hoogstwaarschijnlijk zullen consumenten het belangrijk vinden dat werknemers in de

    publieke sector goede arbeidsomstandigheden hebben, omdat deze mensen betaald

    worden met belastinggeld en het algemeen belang dienen. De volgende hypothese is

    daarom van kracht over arbeidsomgeving. Hypothese 3: Arbeidsomgeving heeft meer

    invloed op de reputatie in de publieke sector dan in de private sector.

    Emotionele aantrekkingskracht

    Emotionele aantrekkingskracht is een van de reputatie drivers van de RQ. Bij

    deze dimensie gaat het om het gevoel van de consument ten opzichte van een organisatie

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    13

    en de mate van sympathie, het vertrouwen in de organisatie en bewondering en respect

    (Schwaiger, 2004). Deze reputatie driver richt zich dus op de gevoelens van een persoon.

    Fombrun en Pan (2006) hebben getest welke emotionele factoren de grootste rol spelen

    bij de aantrekkingskracht van een organisatie. Ze hebben daarbij de volgende emoties

    getoetst: een goed gevoel, bewondering en respect, vertrouwen en sympathie. Uit dat

    onderzoek komt naar voren dat een goed gevoel en vertrouwen de bedrijfsreputatie voor

    het grootste deel verklaren. Een consument of shareholder moet een goed gevoel hebben

    over een bedrijf, zodat er vervolgens affectie ontstaat (Fombrun & Van Riel, 2004). Het

    lijkt alsof aantrekkingskracht de belangrijkste voorspeller is van corporate reputatie

    (Groenland, 2002). Een organisatie kan aan de hand van communicatie-uitingen, zoals

    een slogan, een bepaald gevoel losmaken. De aantrekkingskracht van een organisatie

    neemt toe naarmate consumenten verrast worden of verwonderd zijn (Lee & Mason,

    1999). Emoties hangen vaak samen met de mate van vertrouwen, omdat mensen een

    organisatie eerder vertrouwen als ze er een goed gevoel bij hebben (Schoorman, Mayer,

    & David, 2007). Toch vertrouwen mensen een organisatie niet zomaar. Het is de taak

    van organisaties om het vertrouwen van het publiek te winnen (Sztompka, 1999).

    Hiervoor is het bieden van zekerheid van groot belang. Mensen hebben sneller

    vertrouwen in de overheid, omdat deze een bepaalde verplichting heeft naar de bevolking

    (Sztompka, 1999). Goede prestaties van organisaties kunnen het vertrouwen in een

    organisatie vergroten en slechte prestaties kunnen het vertrouwen verminderen (Van de

    Wallen & Bouckaert, 2003). Vertrouwen kan gezien worden als een relatie, omdat een

    consument een vertrouwensband aangaat met een organisatie (Schoorman, Mayer &

    David, 2007). Het vertrouwen van consumenten kan in een dergelijke relatie gewonnen

    worden door volledige transparantie te geven (Kanagaretnam, Mestelman, Nainar, &

    Shehata, 2009). Verder moet een organisatie een strategie voor ogen hebben en dit op een

    duidelijke wijze communiceren naar de stakeholders (Eccles, Grant, & Van Riel, 2006).

    Het aantrekken, begrijpen en behouden van klanten kan bereikt worden als een

    organisatie beschikt over een onderscheidend vermogen (Day & Walsmit, 2001). De

    organisatie moet proberen om de concurrent voor te zijn met nieuwe ontwikkelingen of

    initiatieven. Dit is meer van belang voor de private- dan voor de publieke sector, omdat

    consumenten verplicht zijn om voor bepaalde zaken bij de overheid aan te kloppen. Zij

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    14

    kunnen niet kiezen voor een concurrent, terwijl dit in het bedrijfsleven wel mogelijk is.

    Toch is aantrekkingskracht voor zowel de private- als de publieke sector van groot

    belang, want beide sectoren willen dat stakeholders vertrouwen hebben in hun

    organisatie. Hypothese 4: Emotionele aantrekkingskracht is zowel voor de private als de

    publieke sector een belangrijke voorspeller van reputatie.

    Financile prestaties

    Voor organisaties binnen de private sector is winst van groot belang, zodat ze hun

    concurrentiepositie in de markt kunnen behouden. Ook zorgen financile prestaties voor

    het behoud van een goede reputatie (Roberts & Dowling, 2002). Over het algemeen

    belonen financile markten een aanhoudende groei. Investeerders en analisten zien groei

    als een teken van een sterke concurrentiepositie en daarmee ontstaat een positieve kijk op

    de toekomst (Fombrun & Van Riel, 2004). Met een goede reputatie kan een organisatie

    beter concurreren met andere organisaties. Onder financile prestaties worden de

    volgende zaken verstaan: hoge winst, omzetstijging, toename van de verkoopcijfers

    (Brown & Whysall, 2010). Financile prestaties zijn een van de dingen die zwaar wegen

    bij het beeld dat mensen hebben van de organisatie (Sztompka, 1999). Daarom kunnen

    negatieve financile prestaties uit het verleden ook invloed hebben op een organisatie

    (Roberts & Dowling, 2002). In de literatuur wordt veel aandacht besteed aan de

    tweezijdige relatie tussen reputatie en de financile prestaties. Enerzijds zouden positieve

    of negatieve financile prestaties effect hebben kunnen op de reputatie van een

    organisatie (Roberts & Dowling, 2002; Fombrun & Van Riel, 2004). Anderzijds zou een

    goede reputatie de financile prestaties van de organisatie kunnen vergroten (Cravens &

    Oliver, 2006; Agarwal, Taffler, & Brown, 2006). De richting van het effect is niet altijd

    duidelijk. In dit onderzoek wordt de invloed van de financile prestaties op de reputatie

    gemeten, aangezien financile prestaties volgens de RQ deel uitmaken van de reputatie.

    De reputatie driver financile prestaties betreft de volgende kenmerken: de organisatie

    heeft een continue winstgevendheid, de organisatie vormt een veilige investering, de

    organisatie heeft groeipotentieel en de organisatie heeft een sterke concurrentiepositie

    (Fombrun & Van Riel, 2004). Binnen de publieke sector zijn financile prestaties niet het

    hoofddoel, juist het algemeen belang van de bevolking staat voorop (Camps, 2001).

    Daarom lijken de financile prestaties vooral van belang voor de private sector. De

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    15

    volgende hypothese is geformuleerd voor de reputatie driver financile prestaties.

    Hypothese 6: Financile performance heeft meer invloed op de reputatie in de private

    sector dan in de publieke sector.

    Maatschappelijk verantwoord ondernemen

    Op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) is de laatste

    jaren in organisaties enorm veel veranderd. Ruim 90% van de Amerikaanse organisaties

    uit de Fortune top 500-ranglijst heeft een MVO-beleid (Kotler & Lee, 2004). In de

    literatuur bestaan verschillende inzichten over de invloed en de oprechtheid van MVO

    (McWilliams, Siegel, & Wright, 2006). Bij MVO wil een organisatie bij alle

    werkzaamheden zoveel mogelijk rekening houden met het milieu en de mensen

    (Maignan, Ferrell, & Ferrel, 2005). Een organisatie draagt vrijwillig bij aan activiteiten

    rondom sociale vraagstukken en milieuproblemen (Lai, Chiu, Yang, & Pai, 2010). De

    reden waarom organisaties een MVO-beleid ontwikkelen, is onder andere vanwege de

    concurrentiepositie en de zichtbaarheid in de media (Nikolaeva & Bicho, 2010). Een

    organisatie wil ook negatieve publiciteit voorkomen, want tegenwoordig boycotten

    pressiegroepen steeds vaker organisaties die niet verantwoord ondernemen (Orlitzky,

    Schmidt, & Rynes, 2003).

    Voor een organisatie is MVO een manier om de aandacht van stakeholders te

    trekken en te laten zien dat de organisatie verantwoord bezig is voor de samenleving

    (Morsing & Schultz, 2006). Stakeholders hebben namelijk bepaalde verwachtingen ten

    opzichte van een organisatie (Gallego-lvarez, Prado-Lorenzo, Rodriguez-Dominguez,

    & Garzia-Snchez, 2010). Daarom moet een organisatie zijn stakeholders zien te binden

    en dat kan bereikt worden door ze een goed gevoel te geven (Mohr et al., 2001). Een

    MVO-beleid kan positief worden ontvangen door de media en het publiek (Sen &

    Bhattacharya, 2001) en zonder een MVO-beleid kunen stakeholders zich van de

    organisatie afkeren (Donaldson & Preston, 1995). Bij consumenten kan een dergelijk

    beleid ook zorgen voor een positieve perceptie van het merk en de producten (Lai, Chiu,

    Yang, & Pai, 2010). Door MVO stijgt de reputatie van een organisatie vaak, omdat

    consumenten organisaties meer waarderen als ze geld investeren in goede doelen (Mohr

    et al., 2001). Dit alles kan zorgen voor een stijging van de winst. Op deze wijze heeft

    MVO invloed op de reputatie van de organisatie.

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    16

    Toch heeft een MVO-beleid niet altijd de gewenste uitwerking. Sommige

    stakeholders staan sceptisch tegenover een MVO-beleid, omdat sommige bedrijven een

    dergelijk beleid alleen invoeren vanuit winstoogpunt (Brammer & Pavelin, 2006; Elving

    et al., 2009). Hierdoor ontstaat er juist negatieve berichtgeving. Daarom is het voor een

    organisatie van belang om een MVO-beleid te onwikkelen wat goed aansluit bij de

    identiteit van de organisatie en wat niet uit zelfverrijking lijkt te bestaan (Brammer &

    Pavelin, 2006; Ashfort & Gibbs, 1990). Voor de private sector zitten er meer haken en

    ogen aan een MVO-beleid dan voor de publieke sector, omdat het bedrijfsleven gericht is

    op het maken van winst en de publieke sector niet (Camps, 2001). De publieke sector

    heeft de taak om de belangen van de bevolking te dienen en daardoor zijn investeringen

    in sociale vraagstukken oprecht. Consumenten hebben op dit gebied ook meer

    verwachtingen van de publieke sector, dan van de private sector (Van der Veen, Aarts, &

    Pellikaan, 1995). De hypothese over MVO volgt nu. Hypothese 7: MVO heeft een groter

    effect binnen de publieke sector dan de private sector.

    Producten en diensten

    Voor een organisatie zijn producten en diensten van groot belang. Het is een van

    de manieren om te laten zien dat de kwaliteit goed is. Onder de reputatie driver producten

    en diensten worden de volgende kenmerken verstaan: hoge kwaliteit, innovatief, goede

    prijs-kwaliteit verhouding, de organisatie staat achter haar producten/diensten (Fombrun

    & Van Riel, 2004). Consumenten hechten veel belang aan de reputatie van een bedrijf bij

    het aankopen van producten (Roberts & Dowling, 2002). Een sterke reputatie wordt

    verhoogd door het vertrouwen van consumenten in producten en diensten en het vergroot

    de aankopen van consumenten (Lafferty & Goldsmith, 1999; Fombrun & Van Riel,

    1998). Mensen kijken voor een aankoop vaak naar de prijs-kwaliteit verhouding en het

    blijkt dat consumenten daarbij ook kijken naar producten uit het verleden (Shapiro,

    1983). Een onderzoek onder duizenden hoofdbestuurders in het Verenigd Koninkrijk

    wijst uit dat een grote meerderheid van de ondervraagden de reputatie van een organisatie

    mee laat wegen in hun aankoopbeslissing als de prijzen en producten van verschillende

    organisaties gelijk zijn in kwaliteit in prijs (Greyser, 1999). De reputatie van een

    organisatie kan als het ware gezien worden als een spiegel van de historie van de

    organisatie en dient om een nieuwe doelgroep te informeren over de kwaliteit van zijn

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    17

    producten of diensten in vergelijking met die van zijn concurrenten (Nguyen & LeBlanc,

    2001). In de literatuur wordt vooral aandacht besteed aan de producten, terwijl de

    diensten ook van groot belang zijn (Dick & Basu, 1994). Voor de consument zijn

    bijvoorbeeld ook de bezorging en klantenservice van groot belang. Volgens Schwaiger

    (2004) zijn er drie punten van belang bij de kwaliteit van producten en diensten:

    klantgerichtheid, de productservice en de diensten. Deze punten moeten van hoge

    kwaliteit zijn om hoog te scoren op de reputatie. Burgers zijn in de publieke sector

    verplicht om bepaalde producten af te nemen en daardoor heeft het geen zin om prijzen te

    vergelijken, zoals in de private sector. Daarom zal deze reputatie driver meer van belang

    zijn binnen de private sector. Hypothese 5: Producten en diensten heeft een direct effect

    op de reputatie binnen de private sector, maar scoort laag binnen de publieke sector.

    Visie en leiderschap

    Onder de reputatie driver visie en leiderschap vallen de volgende kenmerken:

    goede marktkansen, uitstekend leiderschap en een heldere toekomstvisie (Fombrun &

    Van Riel, 2004). Leiderschap is een onderwerp dat vaak wordt onderzocht in de

    wetenschap, maar er is nog geen eenduidige definitie van dit begrip. Een overeenkomst

    tussen de beschrijvingen van leiderschap is dat het gezien wordt als een proces wat met

    invloed te maken heeft (Yukl, 2002). Het is een proces, omdat er sprake is van een

    transactionele gebeurtenis tussen de leider en zijn volgers. Een leider kan daarbij zelf

    positief of negatief benvloed worden, of de volgers benvloeden. Vaak heeft men te

    maken met n persoon die de positie van leider vervult binnen de organisatie en op deze

    wijze invloed uitoefent op de rest van het bedrijf (Stoker & Kolk, 2003). Een leider moet

    voldoen aan verschillende criteria bij het uitoefenen van zijn taak, zo moet hij een visie

    voor ogen hebben en doelgericht te werk kunnen gaan (Bass, 1985). Ook moet de leider

    van een organisatie actief betrokken zijn bij het communicatieproces met de

    gemeenschap (Mazzola, Ravasi, & Gabbioneta, 2006). Als een organisatie extern een

    goede reputatie wil behalen, dan moet de leider eerst zorgen dat alle werknemers op de

    hoogte zijn van het verhaal achter de organisatie. Door middel van goed leiderschap

    kunnen werknemers namelijk de ware identiteit van het bedrijf ervaren en vervolgens

    doorgeven aan consumenten (Martin, 2009). Eerlijkheid naar stakeholders is ook

    essentieel bij het uitvoeren van het beleid, anders kan er schade ontstaan aan de reputatie

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    18

    van de organisatie en de persoonlijke reputatie van de leider van de organisatie (Gertsen,

    Van Riel, & Berens, 2006). Het concept leiderschap kent zijn oorsprong in de private

    sector, maar in de private sector probeert men ook een vorm van leiderschap te

    ontwikkelen. Organisaties in de publieke sector hebben vaak meer beperkingen dan

    bedrijven in de private sector, omdat ze zich aan bepaalde richtlijnen moeten houden en

    afhankelijker zijn van een budget (Nutt & Backoff, 1993). Daarom kan leiderschap, zoals

    dit toegepast wordt in de private sector, niet zomaar overgenomen worden in de publieke

    sector. De managementstijlen in de publieke sector zijn de laatste jaren verbeterd,

    desondanks is er nog een gebrek aan goed leiderschap (Carver, 2006). Carver (2006)

    geeft aan dat leiders in de publieke sector minder gebonden zijn aan harde doelstellingen,

    dan leiders in de private sector. Uit de literatuur komt niet naar voren in hoeverre een

    duidelijke leiderschapsvisie invloed heeft op de reputatievorming van consumenten. Er

    wordt vooral aandacht besteed aan de leider zelf en wat effectief leiderschap is, maar het

    effect van leiderschap op reputatie blijft daarbij vaak onderbelicht. Uit de literatuur komt

    wel naar voren dat leiderschap beter wordt toegepast in de private sector. Vandaar dat de

    volgende hypothese over leiderschap onderzocht wordt. Hypothese 8: Visie en

    leiderschap heeft meer invloed op de reputatie in de private sector dan in de publieke

    sector.

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    19

    Methode

    Steekproef en procedure

    Het onderzoeksontwerp bestaat uit een kwantitatief onderzoek wat uitgevoerd

    wordt aan de hand van twee enqutes. De onderzoekspopulatie bestaat uit Nederlandse

    mannen en vrouwen. In dit onderzoek wordt een sneeuwbalsteekproef getrokken,

    aangezien de onderzoeksgegevens afgeleid moeten worden uit de populatie om een

    antwoord te vinden op de onderzoeksvraag. Aan de hand van twee enqutes zullen de

    gegevens verzameld worden. De omvang van de steekproef bedraagt 80 personen per

    conditie. Dus in totaal bedraagt de omvang van dit onderzoek 160 personen. De enqutes

    worden verspreid via de email. Respondenten kunnen de vragenlijst op het internet

    invullen door op een link te klikken.

    Operationalisatie

    In dit onderzoek zijn verschillende meetinstrumenten van belang om een

    antwoord te zoeken op de onderzoeksvraag. Reputatie is in dit onderzoek de afhankelijke

    variabele, mentaliteit dient in dit onderzoek als moderator en de reputatie drivers vormen

    de onafhankelijke variabelen. Verder worden de persoonlijke kenmerken van

    respondenten getoetst, zoals leeftijd, geslacht en opleiding. Ook zijn er twee vragenlijsten

    opgesteld om een eventueel verschil tussen de publieke en private sector te achterhalen.

    De ene vragenlijst gaat over banken en de andere vragenlijst over de Universiteit van

    Amsterdam (UvA). Deze variabelen en hun bijbehorende meetinstrumenten worden nu

    per onderdeel besproken.

    Reputatie

    De vragen over reputatie zijn afkomstig uit een artikel van Nguyen en Leblanc

    (2001). Dit zijn vier vragen die de algemene reputatie van een organisatie meten. Een

    voorbeeld item is als volgt: Mijn bank heeft een goede reputatie. Respondenten kunnen

    aan de hand van een vijfpunts Likert schaal antwoord geven (1 = helemaal mee oneens, 2

    = beetje mee oneens, 3 = niet mee eens/niet mee oneens, 4 = beetje mee eens, 5 =

    helemaal mee eens). De vier vragen over de afhankelijke variabele reputatie uit dit

    onderzoek vormen zowel in de UvA-versie ( = .85, SD = 1.11) als de banken-versie ( =

    .85) een betrouwbare schaal.

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    20

    Mentaliteit

    De mentaliteit van de respondenten wordt gemeten door verschillende vragen te

    stellen met betrekking tot persoonlijke interesses op het gebied van milieuzaken. De

    vragen bestaan uit een vijfpunts Likert schaal. Respondenten krijgen stellingen te lezen

    over het milieu waarbij ze aan moeten geven in hoeverre ze het hiermee eens of oneens

    zijn. Een voorbeeld van een stelling ten aanzien van mentaliteit is de volgende: Ik ben

    bereid om meer te betalen voor eerlijk geproduceerde producten (1 = helemaal mee

    oneens, 5 = helemaal mee eens).

    In het onderzoek van Elving, Heuvel en Doets (2009) wordt een aantal

    vragen aan respondenten gesteld, waarbij de mentaliteit van respondenten wordt gemeten

    ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Vier van deze vragen zullen

    toegepast worden in dit onderzoek. Daarnaast worden er drie vragen gebruikt uit de

    MentalityMonitor (2008) waar de mentaliteit van Nederlanders wordt getest ten aanzien

    van MVO. Uit deze drie vragen kan afgeleid worden in welke mate de respondenten

    hoog, middelhoog of laag duurzamen zijn.

    Deze vragen zijn niet wetenschappelijk onderbouwd. Het concept mentaliteit wordt in

    dit onderzoek uiteindelijk gemeten met zeven stellingen. Aan de hand van een

    factoranalyse is de schaal getest en vervolgens is ook de betrouwbaarheid van de schaal

    gemeten. Het concept mentaliteit is in beide vragenlijsten betrouwbaar (Banken = .84;

    UvA = .89). Mentaliteit vormt in dit onderzoek de moderator variabele. Er wordt

    gekeken naar het indirecte effect van mentaliteit op reputatie. Aan de hand van een

    meervoudige regressieanalyse zullen de verbanden getoetst worden.

    Bij de vragenlijst over de UvA laten zowel het eigenwaarde-criterium als het

    scree plot zien dat er n factor aanwezig is. Deze factor dekt 61,2% van de variantie in

    de oorspronkelijke items. Aangezien er sprake is van n factor hoeft er geen varimax

    rotatie worden toegepast. Uit de betrouwbaarheidsanalyse komt naar voren dat de nieuwe

    schaal betrouwbaar is ( = .89). De betrouwbaarheid kan niet verhoogd worden door een

    item te wissen. De nieuwe variabele wordt mentaliteit genoemd en dient tijdens de

    meervoudige regressieanalyse als moderator.

    De vragenlijst over banken bestaat uit dezelfde mentaliteitsvragen als de UvA-

    versie. Het blijkt dat ook deze mentaliteitsvragen n factor vormen, aangezien er n

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    21

    component is met een eigenwaarde >1. De factor dekt bijna 52,7% variantie in de

    oorspronkelijke items. De schaal is betrouwbaar ( = .85) en kan niet verhoogd worden

    door het verwijderen van items. De nieuwe schaal krijgt net als bij de UvA-versie de

    naam mentaliteit.

    Reputatie drivers

    De reputatie drivers producten en diensten, MVO, visie en leiderschap,

    arbeidsomgeving, financile resultaten en emotionele aantrekkingskracht worden in dit

    onderzoek gemeten aan de hand van de vragenlijst van Fombrun, Gardberg en Sever

    (2000). Deze vragenlijst is uitgebreid wetenschappelijk getoetst en is betrouwbaar

    gebleken. De reputatie drivers vormen in dit onderzoek de onafhankelijke variabelen en

    voorspellen de afhankelijke variabele reputatie. De reputatie drivers worden gemeten aan

    de hand van twintig verschillende stellingen op een vijfpunts Likert schaal. Per stelling

    kunnen de respondenten aangeven in hoeverre ze het eens of oneens zijn met de stelling

    (1 = helemaal mee eens en 5 = helemaal mee oneens). De vragen zijn wel aangepast aan

    de condities. In de oorspronkelijke vragenlijst staat er in iedere stelling de organisatie

    en dan volgt de rest van de stelling. Echter, in de versie van de banken staat er telkens

    mijn bank en dan volgt de rest van de stelling. Bij de UvA staat er telkens in de

    stellingen de UvA. Uit de pretest is gebleken dat deze benaming goed werkt en dat

    mensen zo bewust over hun eigen organisatie nadenken. Voor dit onderzoek is het ook

    belangrijk om te meten of de vragen van de reputatie drivers ook daadwerkelijk aparte

    variabelen en schalen vormen en betrouwbaar zijn. De schalen zijn allemaal gemeten aan

    de hand van een principale-componenten factoranalyse en vervolgens is via een

    betrouwbaarheidsanalyse de betrouwbaarheid van de schaal getoetst.

    De reputatie driver aantrekkingskracht wordt in beide vragenlijsten met drie

    vragen gemeten. Deze vragen testen in hoeverre respondenten zich qua gevoel,

    bewondering en vertrouwen aangetrokken voelen tot de organisatie. Een voorbeeld item

    is de volgende vraag: Ik heb een goed gevoel over de UvA. De respondent geeft

    vervolgens aan in hoeverre hij het eens of oneens is met de stelling over de

    desbetreffende organisatie. Uit de factoranalyse is naar voren gekomen dat de vragen bij

    het concept aantrekkingskracht in beide sectoren een aparte schaal vormen. Ook is de

    schaal in beide vragenlijsten betrouwbaar (Banken = .80; UvA = = .89).

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    22

    De variabele werkomgeving bestaat uit drie vragen, die laten zien in hoeverre

    respondenten van mening zijn dat de organisatie goed geleid wordt, goede werknemers

    heeft en of de organisatie er aantrekkelijk uitziet om voor te werken. Een voorbeeld item

    over de werkomgeving van de organisatie is als volgt: Mijn bank ziet eruit als een bedrijf

    dat goede medewerkers heeft. Uit de factoranalyses blijkt dat arbeidsomgeving in beide

    sectoren een aparte factor vormt. De vragen passen bij elkaar en uit de

    betrouwbaarheidsanalyses blijkt dat de schaal betrouwbaar is (Banken = .86; UvA =

    .81).

    De financile prestaties van de organisatie worden in beide vragenlijsten getoetst

    door vier vragen over de resultaten van de organisatie, de vooruitzichten, de positie ten

    opzichte van concurrenten en het investeringsrisico. Een voorbeeld van een item is deze

    stelling: De UvA heeft sterke resultaten. De vier stellingen over de financile prestaties

    blijken in beide sectoren samen n factor te vormen, daarom wordt er in beide versies

    n schaal geconstrueerd. De schaal blijkt redelijk betrouwbaar te zijn in beide condities

    (Banken = .69; UvA = .99).

    De variabele maatschappelijk verantwoord ondernemen bestaat uit drie vragen.

    Bij deze vragen moet de respondent aangeven in hoeverre de organisatie goede doelen

    steunt, milieuvriendelijk is en zich moreel en ethisch verantwoord gedraagt. Een

    voorbeeld hiervan is de volgende stelling: Mijn bank steunt goede doelen. De drie vragen

    vormen n factor en daarom uit de betrouwbaarheidsanalyse van de schaal blijkt dat de

    variabele betrouwbaar is in beide vragenlijsten (Banken = .83; UvA = .73).

    De producten en diensten van een organisatie zijn gemeten aan de hand van vier

    vragen. De vragen testen in hoeverre de respondenten de kwaliteit van de producten goed

    vinden, of de producten innovatief zijn, of ze het geld waard zijn en of de organisatie zelf

    achter zijn producten en diensten staat. Een voorbeeld van een dergelijke vraag is: De

    UvA levert producten en diensten van hoge kwaliteit. De vier vragen vormen samen n

    betrouwbare schaal (Banken = .79; UvA = .83).

    De reputatie driver visie en leiderschap is getoetst aan de hand van drie vragen die

    betrekking hebben op de toekomstvisie van de organisatie, het leiderschap en de mate

    waarin de organisatie kansen in de markt herkent. Een voorbeeld hiervan is deze stelling:

    Mijn bank heeft een duidelijke visie voor de toekomst. In beide vragenlijsten is een

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    23

    factoranalyse uitgevoerd en daaruit blijkt dat de vragen in beide condities n factor

    vormen en de schaal van deze variabelen is betrouwbaar (Banken = .71; UvA = .73).

    Private versus publieke sector

    Dit onderzoek bestaat uit twee soorten enqutes, n enqute gaat over de

    publieke sector en n enqute gaat over de private sector. Bij de vragenlijst over de

    publieke sector is gekozen voor de Universiteit van Amsterdam (UvA). Daarom wordt

    deze enqute alleen naar UvA-studenten gemaild. De Universiteit van Amsterdam is in

    grote mate afhankelijk van de Rijksoverheid wat betreft subsidies. De Universiteit van

    Amsterdam heeft een lange geschiedenis. Voortgekomen uit het Athenaeum Illustre

    (1632) behoort de UvA met ruim 30.000 studenten, 5.000 medewerkers en een budget

    van bijna 500 miljoen euro tot de grote algemene universiteiten in Europa (Profiel en

    Missie, 2010). De UvA moet een algemeen belang dienen, vandaar dat zaken zoals

    maatschappelijke verantwoordelijkheid, duurzaamheid en innovatie een grote rol spelen

    binnen deze instelling (UvA Jaarverslag, 2009). Ook besteedt de UvA aandacht aan haar

    werknemers aan de hand van de UvA medewerkersmonitor. Hiermee onderzoekt de UvA

    de tevredenheid van de medewerkers over de arbeidsbeleving. De UvA bespreekt de

    financile omstandigheden wel, maar de UvA is niet gericht op het maken van winst.

    Binnen de private sector is gekozen om banken als onderzoeksonderwerp te

    nemen, aangezien vrijwel iedere consument aangesloten zit bij een bank. De afgelopen

    tijd hebben banken veel reputatieschade opgelopen door de kredietcrisis (Claeys,

    Cauberghe, & Vyncke, 2010). Daarom zou je kunnen verwachten dat consumenten

    bewuster over hun bank zouden nadenken. Immers, hun geld is daar ondergebracht. Ze

    zouden daardoor op een doordachte wijze antwoord kunnen geven op de stellingen in de

    enqute. Ook kan het zijn dat mensen vanaf hun geboorte aangesloten zijn bij een bank

    en daar niet bewust over nagedacht hebben.

    Analyseplan

    Door middel van een meervoudige regressieanalyse wordt de volgende

    onderzoeksvraag gemeten: In hoeverre kan reputatie verklaard worden uit de reputatie

    drivers, hoe verschilt dat binnen de private en publieke sector en heeft de mentaliteit van

    consumenten hier invloed op? Het gaat in de onderzoeksvraag om het verklaren van de

    invloed van de onafhankelijke variabelen (repuatie drivers) op de afhankelijke variabele

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    24

    (reputatie). Causale verbanden kunnen zo tot uiting komen door middel van

    padcoefficinten. Er is sprake van een meervoudige regressie, omdat er meerdere

    variabelen bij betrokken zijn. Naast het gezamenlijke effect is het ook belangrijk om per

    variabele te zien hoeveel het van de reputatie voorspelt. De onafhankelijke variabelen

    worden eerst gestandaardiseerd. Via de enter methode worden ze allemaal tegelijk

    ingevoerd in de regressieanalyse. De meervoudige regressie bepaalt het unieke effect

    van een variabele, dat wil zeggen wat een verandering in die variabele teweegbrengt in de

    afhankelijke variabele als alle andere onafhankelijke variabelen uitgeschakeld worden.

    Bij een meervoudige regressieanalyse wordt de voorspelling gemeten door de aangepaste

    determinatiecofficint (Adjusted R Square), die corrigeert voor het aantal onafhankelijke

    variabelen. Verder wordt er gekeken naar de F-toets op het regressiemodel. De

    nulhypothese is dat het regressiemodel in de populatie de afhankelijke variabele niet

    voorspelt. Als er een significant resultaat wordt gevonden mag de nulhypothese

    verworpen worden en daarmee de alternatieve hypothese(s) aangenomen worden.

    Voor de moderator variabele mentaliteit wordt allereerst een factoranalyse

    uitgevoerd om de betrouwbaarheid te testen. Ook worden stellingen die met elkaar

    samenhangen bij elkaar gegroepeerd. Naast de reputatie drivers kan bij een meervoudige

    regressieanalyse het effect van mentaliteit gemeten worden. De mentaliteit van een

    respondenten kan het effect van de onafhankelijke variabelen (reputatie drivers)

    versterken of verzwakken. De indirecte en directe effecten van deze variabelen kunnen

    gemeten worden met de meervoudige regressieanalyse.

    Na de analyse van de twee enqutes worden de uitkomsten van de private en

    publieke sector geanalyseerd. Er wordt gekeken in hoeverre de rangorde tussen de

    reputaties drivers verschilt.

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    25

    Resultaten

    Beschrijving variabelen

    Voor dit onderzoek zijn twee vragenlijsten verstuurd. In totaal deden er 160

    respondenten mee aan dit onderzoek, 80 respondenten per sector. Het aantal mannen en

    vrouwen is vergelijkbaar in beide sectoren (Banken: 37 mannen, 43 vrouwen; UvA: 36

    mannen, 44 vrouwen). Ook ligt de gemiddelde leeftijd in beide sectoren op hetzelfde

    niveau (Banken M = 27.8, SD = 9.96; UvA M = 26.1 jaar, SD = 4.30). Het

    opleidingsniveau van de respondenten verschilt in beide versies. De respondenten van de

    UvA hebben het Wetenschappelijk Onderwijs als hoogste opleidingsniveau afgerond (M

    = 6.96; SD = .54) en de respondenten van de bankensector hebben het Hoger

    Beroepsonderwijs als hoogste niveau afgerond (M = 6.03; SD = 1.10).

    De afhankelijke variabele reputatie scoort gemiddeld hoger in de bankensector (M

    = 5.26; SD = 1.04) dan bij de UvA (M = 4.66; SD = 1.11). Aangezien de schaal loopt van

    1 tot 7, kunnen we stellen dat in beide versies de gemiddelde score een beetje eens is:

    men is het een beetje eens met de stellingen over de reputatie van de organisatie. Dit

    betekent dat de reputatie van de banken en van de UvA relatief goed is, in ieder geval niet

    ongunstig.

    De respondenten die de UvA-vragenlijst hebben ingevuld, scoren op de schaal

    mentaliteit gemiddeld 5.19 (SD = 1.04). Dit is vergelijkbaar met de score van de

    respondenten binnen de bankensector (M = 5.32; SD = .91). Aangezien er sprake is van

    een zevenpunts Likerschaal lijken de respondenten het overwegend eens te zijn met de

    stellingen over het milieu en daarmee zijn ze vrij milieubewust en duurzaam.

    De onafhankelijke variabelen (reputatie drivers) zijn ook gemeten in beide

    sectoren. Uit de gemiddelden binnen de banken-versie komt naar voren dat de

    respondenten bij alle reputatie drivers ongeveer een vijf scoren als gemiddelde, ze zijn

    het een beetje eens met de stellingen (zie Tabel 1). Binnen de UvA-versie liggen de

    gemiddelden iets lager dan bij de banken (zie Tabel 2).

    De variabele aantrekkingskracht heeft in beide sectoren het hoogste gemiddelde

    (Banken M = 5.20, SD = 1.13; UvA M = 5.28, SD = 1.01). Een goed gevoel,

    bewondering, vertrouwen en sympathie voor de organisatie zijn bij respondenten van

    groot belang binnen de publieke n de private sector. De werkomgeving vinden

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    26

    respondenten binnen de private sector daarna erg belangrijk (Banken M = 5.18, SD =

    1.09). Ook binnen de publieke sector hechten respondenten hier grote waarde aan,

    aangezien de werkomgeving daar op de derde plek staat qua gemiddelde (Banken M =

    4.65, SD = 1.08). De producten van de UvA nemen de tweede plek in (UvA M = 4.78, SD

    = 0.94), terwijl dit bij de bankensector op de vierde plek staat (Banken M = 4.99, SD =

    .85). Ook verschillen de gemiddelden van de prestaties van de organisatie (Banken M =

    5.02, SD = .82; UvA M = 4.54, SD = .99). In beide sectoren scoren leiderschap (Banken

    M = 4.83, SD = .86; UvA M = 4.18, SD = 1.04) en mvo het laagst (Banken M = 4.80, SD

    = 1.00; UvA M = 4.29, SD = .68).

    Reputatie

    Voor de afhankelijke variabele reputatie is in beide sectoren een principale-

    componenten-factoranalyse uitgevoerd om te toetsen of de vier reputatievragen samen

    n variabele vormen. Ook is de betrouwbaarheid van de schaal getoetst (zie Tabel 1 en

    2). De vier vragen vormen in beide sectoren een betrouwbare schaal. Daarnaast is voor de

    afhankelijke variabele nog een aparte principale-componenten-factoranalyse uitgevoerd

    om te testen of de vier reputatievragen daadwerkelijk los staan van de onafhankelijke

    variabelen. Uit de resultaten van de factoranalyse blijkt dat reputatie een ander construct

    is dan de reputatie drivers. De reputatievragen worden namelijk bij elkaar gegroepeerd.

    Ze vormen geen overlap met de andere vragen. Daarom kan de afhankelijke variabele

    reputatie in dit onderzoek als relevant worden beschouwd. De variabele reputatie is dus

    geen onderdeel van de reputatie drivers, maar wordt voorspeld door de reputatie drivers.

    Hiermee kan de nulhypothese verworpen worden, aangezien de afhankelijke variabele

    reputatie geen onderdeel uitmaakt van de reputatie drivers. Reputatie kan gezien worden

    als een afhankelijke variabele

    Mentaliteit

    De mentaliteit van de respondenten geldt in dit onderzoek als moderator. Er is

    geanalyseerd in hoeverre mentaliteit invloed heeft op de reputatie drivers en de reputatie.

    Voor de mentaliteitsvragen is een principale-componenten factoranalyse uitgevoerd met

    zeven variabelen (vraag 24 t/m 30) die de mentaliteit van de respondenten ten opzichte

    van het milieu meten (zie Tabel 1 en 2). Uit de resultaten van de factoranalyses blijkt dat

    mentaliteit in beide sectoren een aparte factor vormt. Ondanks dat de vragen niet allemaal

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    27

    wetenschappelijk gefundeerd zijn, vormen de vragen in beide sectoren gezamenlijk n

    variabele en de betrouwbaarheidsanalyse laat verder zien dat deze twee schalen ook

    betrouwbaar zijn. De mentaliteit van de respondenten is in beide sectoren overwegend

    milieubewust en duurzaam. Naast de factoranalyse is ook de correlatie gemeten voor de

    moderator mentaliteit. De moderator mentaliteit correleert in beide versies niet significant

    met de afhankelijke variabele reputatie (zie Tabel 1 en 2).

    Reputatie drivers

    Aan de hand van de vragenlijsten is onderzocht in hoeverre de reputatie (van de

    bank of de UvA) verklaard kan worden uit de onafhankelijke variabelen. De

    onafhankelijke variabelen in dit onderzoek zijn zes reputatie drivers: emotionele

    aantrekkingskracht, leiderschap, MVO, prestaties, producten en werkomgeving. Deze

    variabelen zijn allemaal apart via een principale-componenten factoranalyse en

    betrouwbaarheidsanalyse getest (zie Tabel 1 en 2) om te zien of ze relevant zijn voor dit

    onderzoek. Het blijkt dat de reputatie drivers allemaal uit n factor bestaan en

    betrouwbaar zijn (zie Tabel 1 en 2). Verder is aan de correlatie te zien dat de

    onafhankelijke variabelen in beide sectoren significant hoog correleren met reputatie.

    Daarom kan er een meervoudige regressieanalyse uitgevoerd worden om de hypothesen

    te testen.

    Toetsen hypotheses

    In dit onderdeel worden de hypotheses van de variabelen getoetst. De resultaten

    worden per sector geanalyseerd. Op deze wijze komt het verschil tussen de sectoren

    duidelijker naar voren. Allereerst komt de overheid aan bod en daarna volgen de

    resultaten van de bankensector.

    Publieke sector

    Om te toetsen welke onafhankelijke variabelen de afhankelijke variabele

    voorspellen, is er gebruik gemaakt van een meervoudige regressieanalyse via de enter

    methode. De onafhankelijke variabelen zijn daarbij allemaal eerst gestandaardiseerd. Uit

    de meervoudige regressieanalyse van de UvA komt naar voren dat het model 59,6% van

    de variantie verklaart (F = 8.76, df = 15,64, p < .001). Drie reputatie drivers hebben een

    significant positief effect op de afhankelijke variabele reputatie: prestaties (

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    28

    Tabel 1. Private sector Gemiddelde, standaard deviaties, correlaties, en betrouwbaarheid van de schaal ________________________________________________________________________________________________________________________

    Std. Variabelen Mean 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Dev

    ________________________________________________________________________________________________________________________

    1. Reputatie 5.26 1.05 = .85 2. Geslacht (1= man, 2 = vrouw) 1.55 .50 .14 - 3. Leeftijd 27.83 9.96 -.21 -.04 - 4. Emotionele aantrekkingskracht 5.20 1.13 .74** .05 -.16 = .80 5. Leiderschap 4.83 .86 .54** .03 -.11 .58** = .71 6. MVO 4.80 1.00 .43** .04 .11 .47** .63** = .83 7. Prestaties 5.02 .82 .71** .10 -.01 .62** .69** .60** = .69 8. Producten 4.99 .85 .59** .14 -.10 .67** .66** .57** .55** = .79 9. Werkomgeving 5.18 1.09 .72** .05 -.15 .64** .56** .52** .64** .67** = .86 10. Mentaliteit 5.32 .91 .20 .23* -.16 .22 .12 -.05 .12 .19 .34** = .84

    Note. N = 80; ** Correlatie is significant op het .01 level (two-tailed); * Correlatie is significant op het .05 level (two-tailed); de betrouwbaarheid van de schaal staat diagonaal weergegeven.

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    29

    Tabel 2. Publieke sector Gemiddelde, standaard deviaties, correlaties, en betrouwbaarheid van de schaal ________________________________________________________________________________________________________________________

    Std. Variabelen Mean 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Dev

    ________________________________________________________________________________________________________________________

    1. Reputatie 4.66 1.11 = .85 2. Geslacht (1= man, 2 = vrouw) 1.54 .50 .03 - 3. Leeftijd 26,10 4.30 -.01 -.4** - 4. Emotionele aantrekkingskracht 5.28 1.01 .65** .10 .06 = .89 5. Leiderschap 4.18 1.04 .49** .27* .09 .53** = .83 6. MVO 4.29 .68 .29** .04 -.23* .20 .19 = .73 7. Prestaties 4.54 .99 .64** .15 -.16 .54** .63** .43** = .84 8. Producten 4.78 .94 .70** .12 .05 .75** .75** .35** .68** = .83 9. Werkomgeving 4.65 1.08 .59** .32* -.00 .58** .63** .23* .57** .65** = .81 10. Mentaliteit 5.20 1.04 -.01 .18 .05 -.02 .05 .22 .07 .08 .07 = .89

    Note. N = 80; ** Correlatie is significant op het .01 level (two-tailed); * Correlatie is significant op het .05 level (two-tailed); de betrouwbaarheid van de schaal staat diagonaal weergegeven.

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    30

    = .28, t = 2.29, p < .005), producten en diensten ( = .43, t = 2.70, p .001) en

    arbeidsomgeving ( = .27, t = 2.41 , p < .005). De producten en diensten van de UvA

    voorspellen het grootste deel van de reputatie van de UvA (zie Tabel 3). Hierbij is het

    vooral belangrijk dat de UvA achter haar producten en diensten staat. Ook is de kwaliteit

    van de producten en diensten van groot belang voor de respondenten. Dit resultaat komt

    niet overeen met de hypothese over producten en diensten. Deze variabele zou volgens de

    hypothese juist een klein effect hebben op de reputatie binnen de publieke sector, het

    tegendeel is echter waar.

    Verder zijn de effecten van de prestaties en de werkomgeving vergelijkbaar met

    elkaar, maar de invloed van de prestaties van de UvA is net iets groter (zie Tabel 3). Voor

    de respondenten zijn de sterke resultaten van de UvA vooral belangrijk en de sterke en

    goede vooruitzichten zijn ook van groot belang voor respondenten. Deze uitkomsten

    komen niet overeen met de hypothese over de prestaties bij de UvA. Volgens de

    hypothese zouden de prestaties van de UvA het minst effect hebben op de reputatie.

    Daarom wordt deze hypothese verworpen.

    De arbeidsomgeving van de UvA heeft naast de producten en diensten en de

    prestaties ook een significant effect op de reputatie van de UvA. De goede medewerkers

    zorgen voor een hoge score binnen deze variabele. De hypothese over deze variabele ging

    vooral over de vergelijking tussen de publieke en private sector. De variabele

    arbeidsomgeving zou hoger scoren in de publieke sector dan in de private sector. De

    private sector wordt later besproken, maar uit de resultaten blijkt dat de variabele

    arbeidsomgeving in de publieke sector als derde variabele de reputatie van de organisatie

    voorspelt, terwijl deze variabele binnen de private sector de grootste voorspeller van

    reputatie is. De hypothese komt niet overeen met deze resultaten en geldt hier daarom

    niet.

    De reputatie drivers leiderschap ( = -.24, t = -1.73, n.s.), MVO ( = .05, t = 0,53,

    n.s.) en emotionele aantrekkingskracht ( = .13, t = 1.10 , n.s.) hebben alle drie geen

    significant effect op de reputatie van de UvA (zie tabel 3). Opvallend hierbij is dat MVO

    en aantrekkingskracht bij de hypotheses bovenaan stonden in de rangordelijst van de

    publieke sector. MVO zou de belangrijkste voorspeller zijn van de reputatie van de UvA

    en aantrekkingskracht zou daarna het grootste effect hebben op de reputatie. Echter deze

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    31

    hypotheses kunnen niet bevestigd worden door de resultaten. De nulhypotheses worden

    daarom niet verworpen. Tabel 3. Publieke sector Samenvatting van de meervoudige regressieanalyse (N = 80) _____________________________________________________

    Variabelen B SE(B) t

    _____________________________________________________ Geslacht -.03 .11 -.03 -.29 Leeftijd .02 .10 .02 .22 Emotionele aantrekkingskracht .15 .13 .13 1.10 Leiderschap -.26 .15 -.24 -1.73 MVO .06 .10 .05 .53 Prestaties .31 .13 .28* 2.29 Producten .48 .18 .43** 2.70 Werkomgeving .30 .12 .27* 2.41 Mentaliteit -.16 .10 -.15 -1.62 Emotie x Mentaliteit -.09 .17 -.08 -.53 Leiderschap x Mentaliteit .07 .17 .05 .38 MVO x Mentaliteit -.27 .11 -.25* -2.48 Prestaties x Mentaliteit -.12 .12 -.11 -.95 Producten x Mentaliteit .27 .23 .24 1.19 Werkomgeving x Mentaliteit -.02 .14 -.02 -.17 Adj R2 = 59.6 Noot: N = 80; *p < .05, tweezijdig en **p < .01, tweezijdig

    Naast de reputatie drivers is mentaliteit in dit onderzoek getoetst als moderatorvariabele.

    Uit de meervoudige regressieanalyse blijkt dat de mentaliteit van respondenten geen rol

    speelt bij het voorspellen van de reputatie van de UvA ( = -.15, t = -1.62, n.s). Er is wel

    sprake van een significant interactie-effect van mentaliteit met mvo ( = -.25, t = -2.48, p

    < .005). Bij de publieke sector heeft mentaliteit in combinatie met MVO invloed op de

    reputatie van de organisatie. Iemand met een hoge mentaliteit en een hoge score op MVO

    zorgt voor een lage reputatie (zie Figuur 2). Een combinatie van twee hoge scores zorgt

    voor een negatief effect. Opvallend is dat de reputatie van de UvA het hoogste wordt

    wanneer iemand een lage mentaliteit heeft en een hoge score op MVO. Verder is in

    figuur twee te zien dat een lage score op MVO slechts een klein verschil veroorzaakt in

    de reputatie bij een hoge of lage mentaliteit. In de hypothese over mentaliteit werd

    gesuggereerd dat reputatie gemodereerd wordt door mentaliteit. In de resultaten is te zien

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    32

    dat het effect inderdaad versterkt wordt door de mate van duurzaamheid. Uit de resultaten

    blijkt dat het interactie-effect van mentaliteit met mvo zorgt voor een lagere reputatie. De

    hypothese kan aangenomen worden, omdat mentaliteit zorgt voor een daling van de

    reputatie als de mentaliteit van de respondenten laag is. De andere interactievariabelen

    hebben geen significante invloed op de reputatie van de UvA (zie Tabel 3).

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    8

    Low MVO High MVO

    Rep

    utat

    ie U

    vA

    Low MentaliteitHigh Mentaliteit

    Figuur 2. Interactie-effect van mentaliteit met mvo op de reputatie van de UvA. Private sector

    In de meervoudige regressieanalyse van banken voorspellen emotionele

    aantrekkingskracht, prestaties, werkomgeving en de prestaties in combinatie met

    mentaliteit voor een groot deel (Adj. R2 = .76) de reputatie van banken (F = 13.69, df =

    15,64, p < .001). Van de reputatie drivers is het effect van de variabele werkomgeving het

    grootst op de reputatie van een bank, daarna voorspellen de prestaties en vervolgens de

    emotionele aantrekkingskracht de reputatie.

    De variabele arbeidsomgeving is de grootste voorspeller van de reputatie van

    banken ( = .47, t = 3.68, p < .001). Deze variabele scoort vooral hoog op de stelling of

    de bank van respondenten eruit ziet als een goed bedrijf om voor te werken. De

    uitkomsten zijn in strijd met de hypothese over de arbeidsomgeving binnen de private

    sector. Er werd verondersteld dat de arbeidsomgeving van alle reputatie drivers het minst

    effect zou hebben op de reputatie. Het tegengestelde is waar, daarom kan de hypothese

    niet aangenomen worden.

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    33

    De prestaties van de bank zorgen voor een groot effect op de reputatie van de

    bank ( = .42, t = 3.98, p < .001). Daarbij is de concurrentiepositie van de bank van groot

    belang: de bank probeert zijn concurrenten te overtreffen. De hypothese over de

    prestaties binnen de private sector komt aardig overeen met de resultaten. De

    verwachting was dat financile performance veel invloed heeft op de reputatie binnen de

    private sector. Aangezien de prestaties van banken als tweede variabele de reputatie van

    banken voorspelt, is er sprake van veel invloed. Daarom wordt de nulhypothese

    verworpen en deze alternatieve hypothese aangenomen.

    Emotionele aantrekkingskracht heeft een significant positief effect op de reputatie

    van banken ( = .33, t = 3.11, p < .001). Het gevoel van de respondenten ten opzichte van

    de bank en het vertrouwen in de bank spelen hierbij een grote rol. Emotionele

    aantrekkingskracht is volgens de hypothese een belangrijke voorspeller van reputatie. Uit

    de resultaten blijkt dat aantrekkingskracht inderdaad een belangrijke voorspeller is voor

    de reputatie van banken (zie Tabel 4). .

    Tabel 4. Private sector Samenvatting van de meervoudige regressieanalyse (N = 80) ______________________________________________________

    Variabele B SE(B) t

    ______________________________________________________ Geslacht .11 .07 .11 1.65 Leeftijd -.09 .07 -.09 -1.21 Emotionele aantrekkingskracht .34 .11 .33** 3.11 Leiderschap -.06 .11 -.06 -.51 MVO -.10 .10 -.10 -1.00 Prestaties .43 .11 .42** 3.98 Producten -.12 .11 -.12 -1.10 Werkomgeving .49 .13 .47** 3.68 Mentaliteit -.06 .09 -.05 -.64 Emotie x Mentaliteit -.08 .13 -.16 -.64 Leiderschap x Mentaliteit .04 .17 .07 .23 MVO x Mentaliteit -.11 .09 -.12 -1.15 Prestaties x Mentaliteit -.35 .16 -.45* -2.15 Producten x Mentaliteit .21 .19 .40 1.09 Werkomgeving x Mentaliteit .14 .08 .23 1.80 Adj R2 = 0.76 Noot: N = 80; *p < .05, tweezijdig en **p < .01, tweezijdig

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    34

    De onafhankelijke variabelen leiderschap ( = -.06, t = -0.51, n.s.), MVO ( = -

    .10, t = -1,00, n.s.) en producten en diensten ( = -.12, t = -1.10, n.s.) hebben geen

    significant effect op de reputatie van een bank. Het is opvallend dat deze drie variabelen

    een negatief zwak effect hebben op de afhankelijke variabele (zie Tabel 4). De

    hypotheses over deze reputatie drivers kunnen niet aangenomen worden, omdat er geen

    significant effect is op de reputatie.

    Naast het effect van de onafhankelijke variabelen is ook het moderator effect

    getoetst op de afhankelijke variabele reputatie. Aan de hand van een meervoudige

    regressieanalyse is getest of mentaliteit een (in)direct effect heeft op reputatie. Tussen de

    moderator mentaliteit en de afhankelijke variabele reputatie is geen significant verband

    aanwezig ( = -.06, t = -.64, n.s.). Dit betekent dat de mentaliteit van respondenten geen

    directe invloed heeft op de reputatie van de bank. Ook zijn er interactie-effecten gemeten

    voor mentaliteit. Bij het interactie-effect van de reputatie drivers met mentaliteit komt

    naar voren dat de interactie tussen prestaties en mentaliteit zorgt voor een significant

    effect op de afhankelijke variabele reputatie ( = -.45, t = -2.15, p < .005). De combinatie

    van twee hoge variabelen zorgt niet voor een verhoging van de reputatie. Mensen met een

    hoge mentaliteit zorgen voor dezelfde reputatie, ongeacht de hoogte van de prestaties van

    de bank (zie Figuur 3). Mensen met een lage mentaliteit en een hoge score op prestaties

    zorgen juist voor een hoge reputatie. Daarentegen zorgt een lage mentaliteit in

    combinatie met lage prestaties voor een extra lage reputatie. De andere

    interactievariabelen (leiderschap x mentaliteit, prestaties x mentaliteit, producten x

    mentaliteit en werkomgeving x mentaliteit) zijn niet significant (zie Tabel 4). Mentaliteit

    heeft als moderator binnen de banken-versie weinig invloed, aangezien er maar bij een

    reputatie driver een significant effect is veroorzaakt. Volgens de hypothese zou reputatie

    worden gemodereerd door mentaliteit op zo een manier dat dit effect wordt versterkt door

    de mate van belang dat wordt gehecht aan duurzaamheid. Uit de resultaten blijkt dat een

    lage mentaliteit effect heeft op de reputatie van een organisatie, zowel positief als

    negatief. Daarom kan de hypothese aangenomen worden.

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    35

    1

    2

    3

    4

    5

    6

    7

    8

    Low Prestaties High Prestaties

    Rep

    utat

    ie B

    anke

    n

    Low MentaliteitHigh Mentaliteit

    Figuur 3. Interactie-effect van mentaliteit met prestaties op de reputatie van banken.

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    36

    Discussie In dit onderzoek is gekeken naar de Reputatie Quotint (RQ) van Fombrun,

    Gardberg en Sever (2000). Dit meetinstrument bestaat uit zes reputatie drivers die

    volgens Fombrun en Van Riel (2004) gezamenlijk de reputatie van een organisatie

    vormen. Wat opvalt bij dit model is dat de reputatie drivers alleen gemeten zijn binnen de

    private sector en niet binnen de publieke sector en het is onduidelijk of er sprake is van

    een bepaalde hirarchie binnen de RQ. Daarnaast is de mentaliteit van de respondenten

    onderzocht om te kijken of er een interactie-effect plaatsvindt tussen mentaliteit en de

    reputatie drivers bij het verklaren van de reputatie. Dit onderzoek is uitgevoerd aan de

    hand van twee vragenlijsten, gebaseerd op de RQ (Fombrun, Gardberg en Sever, 2000).

    Consumenten moesten in een vragenlijst stellingen beantwoorden over banken (private

    sector) en de andere vragenlijst had betrekking op stellingen over de Universiteit van

    Amsterdam (publieke sector). Aan de hand van een meervoudige regressieanalyse is een

    antwoord gezocht op de hoofdvraag uit dit onderzoek: In hoeverre kan reputatie

    verklaard worden uit de reputatie drivers, hoe verschilt dat binnen de private en publieke

    sector en heeft de mentaliteit van consumenten hier invloed op?

    Het blijkt dat reputatie zowel binnen de publieke als de private sector niet

    volledig verklaard wordt uit de zes reputatie drivers. Slechts drie reputatie drivers hebben

    in beide sectoren een significant effect op de reputatie van de organisatie (zie Tabel 5).

    Als de reputatie drivers uit dit model allemaal deel uitmaken van de algehele reputatie,

    zoals Fombrun, Gardberg en Sever (2000) in hun onderzoek aangeven, dan zouden ze de

    reputatie gezamenlijk moeten voorspellen. In dit onderzoek lijken de reputatie drivers de

    reputatie niet gezamenlijk te kunnen voorspellen, zoals het RQ-model stelt. Reputatie kan

    slechts gedeeltelijk worden verklaard uit de reputatie drivers. Dit is een opvallende

    uitkomst, want alle reputatie drivers correleren heel sterk met reputatie en de waarden

    van de verklaarde variantie zijn heel hoog. De hirarchie van de reputatie drivers in de

    publieke en de private sector vertoont verschillen en overeenkomsten. De reputatie

    drivers prestaties en arbeidsomgeving komen in beide sectoren voor in de lijst, alleen is

    de volgorde van arbeidsomgeving anders (zie Tabel 5).

  • De relatie tussen de reputatie drivers van de Reputatie Quotint en de reputatie van een organisatie

    37

    Tabel 5. Significante uitkomsten regressieanalyse

    Voorspellers van reputatie per sector, in volgorde van het sterkte effect

    Voorspellers van reputatie in de private sector Voorspellers van reputatie in de publieke sector

    1. Arbeidsomgeving 1. Producten

    2. Prestaties 2. Prestaties

    3. Emotionele aantrekkingskracht 3. Arbeidsomgeving

    De verwachting was dat arbeidsomgeving meer invloed had in de publieke sector

    dan in de private sector, omdat deze mensen betaald worden met belastinggeld en het

    algemeen belang dienen, maar de invloed is juist groter binnen de bankensector.

    Arbeidsomgeving vormt binnen de private sector de belangrijkste voorspeller van

    reputatie en deze reputatie driver is bij de overheid de derde voorspeller. De uitkomsten

    bevestigen dat een goede arbeidsomgeving voor consumenten belangrijk is (Martin,

    2009; Chun & Davies, 2010). Consumenten gebruiken informatie van werknemers bij

    hun oordeelsvorming. Werknemers hebben daarom een belangrijke rol binnen een

    organisatie (Cravens & Oliver, 2006). De producten en diensten zijn binnen de publieke

    sector de belangrijkste voorspeller van reputatie. Dit komt niet overeen met de hypothese.

    Daarin werd verondersteld dat de reputatie driver producten en diensten laag zou scoren

    binnen de publieke sector. Wellicht is deze uitkomst te verklaren doordat studenten deze

    vragenlijst alleen hebb