Rep.nr.VP2014/10 …... · VP2014/10 ECLI:NL:TGZRGRO:2015:2...

15
VP2014/10 ECLI:NL:TGZRGRO:2015:2 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG Beslissing in de zaak onder nummer van: VP2014/10 Rep.nr. VP2014/10 20 januari 2015 Def. 001 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDS- ZORG TE GRONINGEN Het College heeft het volgende overwogen over en beslist op de op 5 juni 2014 binnengekomen klacht van: A, klaagster, wonende te B, 1/15

Transcript of Rep.nr.VP2014/10 …... · VP2014/10 ECLI:NL:TGZRGRO:2015:2...

Page 1: Rep.nr.VP2014/10 …... · VP2014/10 ECLI:NL:TGZRGRO:2015:2 REGIONAALTUCHTCOLLEGEVOORDEGEZONDHEIDSZORG Beslissingindezaakondernummervan:VP2014/10 Rep.nr.VP2014/10 20januari2015 Def.001

VP2014/10ECLI:NL:TGZRGRO:2015:2

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Beslissing in de zaak onder nummer van: VP2014/10

Rep.nr. VP2014/10

20 januari 2015

Def. 001

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDS-ZORG

TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen over en beslist opde op 5 juni 2014 binnengekomen klacht van:

A,

klaagster,

wonende te B,

1/15

Page 2: Rep.nr.VP2014/10 …... · VP2014/10 ECLI:NL:TGZRGRO:2015:2 REGIONAALTUCHTCOLLEGEVOORDEGEZONDHEIDSZORG Beslissingindezaakondernummervan:VP2014/10 Rep.nr.VP2014/10 20januari2015 Def.001

tegen

C ,

als wijkverpleegkundige werkzaam te B,

verweerster,

BIG-reg.nr:,

advocaat: mr. T. van den Ende.

1. Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift, met bijlagen, van 30 mei 2014, ingekomenop 5 juni 2014;

- het verweerschrift, met bijlagen, van 11 augustus 2014, in-gekomen op 11 augustus 2014,

- het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek datop 24 september 2014 is gehouden onder leiding van mr. J.Wiersma-Veenhoven, plaatsvervangend secretaris van hetCollege;

- een brief van klaagster van 25 september 2014, ingekomenop 30 september 2014.

2/15

Page 3: Rep.nr.VP2014/10 …... · VP2014/10 ECLI:NL:TGZRGRO:2015:2 REGIONAALTUCHTCOLLEGEVOORDEGEZONDHEIDSZORG Beslissingindezaakondernummervan:VP2014/10 Rep.nr.VP2014/10 20januari2015 Def.001

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 9 december2014. Klaagster is verschenen en werd vergezeld door me-vrouw D. Verweerster is samen met haar advocaat versche-nen. Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toege-licht, verweerster aan de hand van een pleitnotitie.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit vande volgende feiten.

2.1

Verweerster is als wijkverpleegkundige werkzaam bij hetconsultatiebureau dat sinds

1 januari 2014 onder E valt.

2.2

Klaagster is op 27 december 2013 van een dochter. Zij isverwikkeld in een echtscheiding van haar ex-partner. Op 14april 2014 werd klaagster gebeld door haar huisarts naaraanleiding van een melding die was ontvangen van verweer-ster. Laatstgenoemde had de praktijkassistente van de huis-arts telefonisch in kennis gesteld van een anoniememeldingbij het consultatiebureau over klaagster dat het niet goedmethaar zou gaan. Gemeldwas dat klaagster signalen vertoondevan een mogelijke postnatale depressie. Klaagster verteldede huisarts dat de zorgen onterecht waren en zocht hieropcontact met het consultatiebureau om te achterhalen wat erprecies gemeld was en door wie. Verweerster vertelde haarde inhoud van de melding en ook dat deze anoniem was ge-daan en zij haar dus geen naam van de melder kon verstrek-ken. Klaagster uitte haar onvrede over deze gang van zaken.Op 17 april 2014 vond er op het consultatiebureau een ge-sprek plaats over het voorval tussen klaagster, verweersteren mevrouw F, als jeugdarts verbonden aan het consultatie-

3/15

Page 4: Rep.nr.VP2014/10 …... · VP2014/10 ECLI:NL:TGZRGRO:2015:2 REGIONAALTUCHTCOLLEGEVOORDEGEZONDHEIDSZORG Beslissingindezaakondernummervan:VP2014/10 Rep.nr.VP2014/10 20januari2015 Def.001

bureau en nauw betrokken bij de beslissing de huisarts teinformeren over de melding.

2.3

Klaagster heeft een tuchtklacht tegen beide hulpverlenersingediend. De tuchtklacht tegen mevrouw F is behandeld ineen aparte beslissing met kenmerk G2014/51.

3. De klacht

Klaagster was zeer verrast toen zij van haar huisarts te horenkreeg dat iemand uit bezorgdheid bij het consultatiebureauhad gemeld dat zij mogelijk zou lijden aan een postnataledepressie. Ondanks de scheiding ging het namelijk goedmethaar. Op 15 april 2014 belde ze naar het consultatiebureauen sprak ze als eerste wijkverpleegkundige G die na de ge-boorte van haar dochter bij de zorg door het consultatiebu-reau betrokken was geweest.G wist van niets en zei dat er ook niets over een melding inhet dossier van haar dochter stond. Klaagster ging ervan uitdat er misverstand in het spel was. ’s Avonds werd zij – naaraanleiding van het gesprek met mevrouw G – echter doorverweerster gebeld. Zij had de melding aangenomen en ver-telde klaagster daarover. Verweerster had na de melding eenen ander uitvoerig overlegd met mevrouw F en gezamenlijkhadden ze besloten de huisarts te bellen, om hun zorg voorklaagster te delen. Het was niet hun bedoeling geweest datde huisarts klaagster zou bellen. Ze wilden enkel dat dehuisarts bij het volgende contactmoment met klaagster zouweten dat er mogelijk wat speelde. Wat betreft de identiteitvan de melder werd klaagster meegedeeld dat de melderanoniem wilde blijven. Verweerster zei alleen dat de meldingdoor ‘een vrouw’ was gedaan. Klaagster had snel een vermoe-den van wie de melding afkomstig was, namelijk van eenbuurvrouw van een paar huizen verderop. De betreffendebuurvrouw erkende dit later ook nadat klaagster haar hiermeeconfronteerde. Zij heeft zelf een postnatale depressie gehadin het verleden en kon klaagster alleen maar zeggen dat zijop haar beurt graag had gewild dat iemand toen voor haaraan de bel had getrokken. Klaagster vermoedt echter dat erjaloezie in het spel is in plaats van oprechte zorgen. Ook kanhaar ex-partner een rol hebben gespeeld hierin aangezien hij

4/15

Page 5: Rep.nr.VP2014/10 …... · VP2014/10 ECLI:NL:TGZRGRO:2015:2 REGIONAALTUCHTCOLLEGEVOORDEGEZONDHEIDSZORG Beslissingindezaakondernummervan:VP2014/10 Rep.nr.VP2014/10 20januari2015 Def.001

en de buurvrouw contact met elkaar hebben. Mogelijk zoueen negatieve ‘aantekening’ over klaagster in het dossier vanhaar dochter, dat immers ook toegankelijk is voor haar ex-partner, later tegen klaagster kunnen worden gebruikt in hetkader van een eventuele voogdijprocedure. Dat zou een ver-klaring kunnen zijn voor het feit dat er gebeld is naar hetconsultatiebureau en niet naar klaagsters huisarts. Verweer-ster heeft zich door haar handelwijze ten onrechte en opkwalijke wijze hiervoor laten gebruiken.

Ook bevat het dossier van klaagsters dochter onjuiste ofonvolledige informatie, enkel gebaseerd op mededelingenvan haar ex-partner. Zo staat hierin ten onrechte vermeld datklaagster op een bepaald moment volledig zou werken engeen hulp had, terwijl ze op dat moment in werkelijkheid 32uur werkte en juist veel steun van haar ouders had. Tevensstaat er in dat zij van haar ex-partner eiste dat hij het huiszou verlaten, zonder dat ook is vermeld dat hij hetzelfde vanhaar eiste. Aangaande de anonieme melding staat in hetdossier dat daarover met klaagster is gesproken. Er staatonder meer dat klaagster het consultatiebureau niet bezoekten dat daardoor contact met de huisarts is gezocht. Hierdoorwordt ten onrechte de indruk gewekt dat klaagster buitenbeeld zou zijn. Het is echter zo dat zij een paar keer haar ex-partner alleen met hun dochter naar het consultatiebureauheeft laten gaan, omdat zij toen nog 32 uur per week werkteen hij juist geen werk had. Klaagster wil graag dat deze op-merkingen uit het digitale dossier worden verwijderd.

Tijdens het bewuste gesprek met verweerster en mevrouw Fzei verweerster dat ze – naast wat in het dossier staat – ooknogmeer informatie te hebben over haar via haar ex-partner.Deze informatie zou ze niet hebben vastgelegd in het dossier,omdat die ‘in haar hoofd zit’. Klaagster vindt dit onbegrijpelijken onprofessioneel. Alle informatie behoort te worden vast-gelegd in een dossier. De anonieme melding staat overigenszelf niet in het dossier, maar zal vast elders zijn vastgelegd,misschien in werkaantekeningen of in een schaduwdossier.Klaagster wenst dat de melding verwijderd wordt en heeftdaarom toegang tot dit schaduwdossier dan wel dewerkaantekeningen gevraagd. Tot op heden nog zondersucces.

5/15

Page 6: Rep.nr.VP2014/10 …... · VP2014/10 ECLI:NL:TGZRGRO:2015:2 REGIONAALTUCHTCOLLEGEVOORDEGEZONDHEIDSZORG Beslissingindezaakondernummervan:VP2014/10 Rep.nr.VP2014/10 20januari2015 Def.001

3.1 Eerste klachtonderdeel

Verweerster heeft klaagsters privacy geschonden door naeen anonieme melding over haar zonder klaagster hieroverte benaderen en zonder haar toestemming haar huisarts tebellen.

3.2 Tweede klachtonderdeel

Klaagster verwijt verweerster dat zij haar desgevraagd geentoegang heeft verschaft tot haar werkaantekeningen dan welschaduwdossier.

4. Het verweer

Verweerster heeft tot de anonieme melding op 9 april 2014geen directe betrokkenheid gehad bij de dochter van klaag-ster. Wel kende ze klaagster vanwege haar consultatiebezoe-ken voor haar zoon destijds. Op 9 april 2014 werd verweerstergebeld door een kennis, die een anonieme melding wildedoen aangaande klaagster. Zij maakte zich namelijk veelzorgen. Klaagster zou ernstig vermoeid zijn en haar ex-partnerwas buiten beeld. De melder herkende signalen die zoudenkunnen duiden op een postnatale depressie. Verweersteroverlegde uitgebreid met mevrouw F en zij besloten de mel-ding door te zetten naar klaagsters huisarts. Toen verweersterde huisarts belde, was deze afwezig en heeft ze de meldingdoorgegeven aan de praktijkassistente. Ook deelde ze meedat er wat het consultatiebureau betreft geen actie vereistwas. De informatie was enkel ter kennisgeving voor de huis-arts bedoeld. Op 15 april 2014 bleek dat de huisarts klaagstertoch had gebeld over de anonieme melding. Verweerstersprak met haar hierover. Aangezien klaagster erg ontstemdwas over een en ander heeft verweerster haar uitgenodigdvoor een gesprek met haar en mevrouw F. Beiden hebbenklaagster hun excuses aangeboden en uitgelegd dat ze debeste bedoelingen hadden met hun handelen. Ze vonden hetvan belang iemand die dichter bij klaagster in de buurt stondte informeren over de verontrustende signalen. Daarnaast istijdens dit gesprek het digitale dossier doorlopen om een enander toe te lichten. Uitgelegd is ook dat er geen schaduw-dossier is, wat klaagster vermoedde. Het digitale dossierbevat de volledige informatie. Klaagster probeerde herhaal-delijk de naam van de melder te achterhalen. Verweersterlegde uit dat de melder anoniem wilde blijven. Wat betreft

6/15

Page 7: Rep.nr.VP2014/10 …... · VP2014/10 ECLI:NL:TGZRGRO:2015:2 REGIONAALTUCHTCOLLEGEVOORDEGEZONDHEIDSZORG Beslissingindezaakondernummervan:VP2014/10 Rep.nr.VP2014/10 20januari2015 Def.001

haar verzoek om de passages over demelding uit het dossierverwijderd te krijgen, geldt dat aan klaagster is uitgelegd datdaartoe een schriftelijk verzoek dient te worden gericht aandemedischmanager van de E. Voor zover verweerster bekendis, is een dergelijk verzoek tot op heden nog niet ontvangen.

4.1 Verweer aangaande het eerste klachtonderdeel

Verweerster heeft de anoniememelding aangenomen, omdatzij merkte dat de melder oprecht bezorgd en ten einde raadwas en zij haar niet van het kastje naar de muur wilde stu-ren. Vervolgens overlegde zij met mevrouw F over hoe nu tehandelen. Tijdens dit overleg kwam naar voren dat klaagsterzelf eerder al had bevestigd dat er ernstige relatieproblemenwaren. Het was duidelijk dat klaagster in een stressvolle si-tuatie verkeerde met daarbij de zorg voor een zuigeling. Bei-den vonden het van belang dat de belastbaarheid van klaag-ster in de gaten werd gehouden. Klaagster kwam zelf echterniet meer naar het consultatiebureau, zodat zij voor het con-sultatiebureau buiten beeld was. De hulpverlener die hetmeest bij haar betrokkenwas, was de huisarts. Dit is de redengeweest demelding door te zetten zoals is gebeurd. De redenvoor het feit dat demelding niet eerst met klaagster is bespro-ken, is dat vermoed werd dat klaagster niet open zou staanvoor een gesprek vanwege de afstand tussen haar en hetconsultatiebureau. Dit vermoeden is later door klaagster be-vestigd. Bij het doorgeven van demelding is echter niet meerinformatie verschaft dan noodzakelijk was. Verweerster be-grijpt dat klaagster zich overvallenmoet hebben gevoeld toenzij gebeld werd door haar huisarts. Niettemin had zij depraktijkassistente meegedeeld dat de informatie puur terkennisgeving was bedoeld en dat geen actie was vereist.

4.2 Verweer aangaande het tweede klachtonderdeel

Er is geen schaduwdossier en er zijn ook geen werkaanteke-ningen. Hiertoe kan dus ook geen toegangworden verschaft.

7/15

Page 8: Rep.nr.VP2014/10 …... · VP2014/10 ECLI:NL:TGZRGRO:2015:2 REGIONAALTUCHTCOLLEGEVOORDEGEZONDHEIDSZORG Beslissingindezaakondernummervan:VP2014/10 Rep.nr.VP2014/10 20januari2015 Def.001

5. Beoordeling van de klacht

5.1

Het College wijst er allereerst op dat het er bij de tuchtrech-telijke toetsing van professioneel handelen niet om gaat ofdat handelen beter had gekund, maar om het geven van eenantwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het be-roepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van eenredelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdendmetde stand van wetenschap ten tijde van het klachtwaardiggeachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep terzake als norm of standaard was aanvaard.

5.2 Eerste klachtonderdeel

5.2.1 Meldcode

Ter zitting heeft verweerster desgevraagd gemeld dat zij deinhoud kent van de vanaf 1 juli 2013 van kracht zijnde ‘Meld-code huiselijk geweld en kindermishandeling’ (hierna: deMeldcode). Deze algemene meldcode bevat vijf stappen diedoorlopenmoeten worden bij vermoedens van geweld. Orga-nisaties en hulpverleners behoren een eigen meldcode op testellen waarin (in ieder geval) deze vijf stappen zijn verwekt.De stappen zijn als volgt.

Stap 1: In kaart brengen van signalen.

Stap 2: Overleggenmet een collega. En eventueel raadplegenvan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), hetSteunpunt Huiselijk Geweld (SHG) of een deskundige op hetgebied van letselduiding.

Stap 3: Gesprek met de betrokkene(n).

Stap 4: Wegen van het huiselijk geweld of de kindermishan-deling. En bij twijfel altijd het SHG of AMK raadplegen.

Stap 5: Beslissen over zelf hulp organiseren of melden.

8/15

Page 9: Rep.nr.VP2014/10 …... · VP2014/10 ECLI:NL:TGZRGRO:2015:2 REGIONAALTUCHTCOLLEGEVOORDEGEZONDHEIDSZORG Beslissingindezaakondernummervan:VP2014/10 Rep.nr.VP2014/10 20januari2015 Def.001

Voor een situatie als de onderhavige zijn de stappen van demeldcode uitgewerkt in de ‘Kindcheck’, die aan de orde isindien er vanwege de situatie van volwassen cliënt, zoals hieraan de orde is, zorgen bestaan over mogelijk aanwezigeminderjarige kinderen. Als voorbeeld noemt de Kindcheckde mogelijke aanwezigheid van een chronische of acutepsychiatrische stoornis, waaronder een depressie. Eenpostnatale depressie valt hier dus tevens onder.

Het College overweegt dat het consultatiebureau in beginselniet de aangewezen instantie is om een anonieme meldingover een ouder aan te nemen, ook niet als het welzijn of deveiligheid van een kindmogelijk in het geding is. Het ligt meervoor de hand een dergelijke melder door te verwijzen naarhet AMK dat gespecialiseerd is op dit terrein en immers eenaparte procedure kent voor het doen van een anonieme mel-ding. Als er toch voor wordt gekozen de melding aan te ne-men, treedt de Meldcode automatisch in werking en dienende daarin neergelegde stappen gevolgd te worden. In de on-derhavige situatie is dit niet gebeurd. Enkel op basis van eenanonieme melding is de huisarts gebeld zonder klaagstereerst te horen. Hiermee is klaagster enerzijds demogelijkheidontnomen om te reageren op de gemelde signalen en om aldan niet toestemming te geven voor het informeren van haarhuisarts. Anderzijds is niet duidelijk hoe verweerster zondernader onderzoek te doen de signalen goed in kaart kan heb-ben gebracht en tot een zorgvuldige ‘weging’ heeft kunnenkomen van de ernst van de situatie. Opvallend in dit verbandis ook dat mevrouw G niet is benaderd, terwijl zij klaagsterbeter kende. Desondanks heeft er kennelijk wel een ‘weging’plaatsgevonden, met als conclusie dat er geen onmiddellijkeactie was vereist. Het doorgeven van demeldingwas immersenkel ter kennisgeving bedoeld. Een noodtoestand werd dusniet aanwezig geacht. Dit maakt het des te meer kwalijk datachter klaagsters rug om haar huisarts werd geïnformeerd.De vraag dringt zich op welk belang zich er juist onder dezeomstandigheden tegen verzette eerstmet klaagster in gesprekte gaan. Ter zitting beantwoordde verweerster deze vraagonbevredigend, namelijk door enkel het vermoeden uit tespreken dat klaagster niet open zou hebben gestaan vooreen gesprek, aangezien ze ‘uit beeld’ zou zijn van consulta-tiebureau. Ook zou klaagster naderhand hebben bevestigdniet voor een dergelijk gesprek open te hebben gestaan.

Naar het oordeel van het College had op zijnminst een pogingtot een gesprekmoetenworden ondernomen omde juistheidvan dit vermoeden te onderzoeken.Wat klaagster naderhand

9/15

Page 10: Rep.nr.VP2014/10 …... · VP2014/10 ECLI:NL:TGZRGRO:2015:2 REGIONAALTUCHTCOLLEGEVOORDEGEZONDHEIDSZORG Beslissingindezaakondernummervan:VP2014/10 Rep.nr.VP2014/10 20januari2015 Def.001

al dan niet heeft gezegd, toen de verhouding tussen haar ende aangeklaagden al was verstoord, biedt niet met terugwer-kende kracht een rechtvaardiging voor het destijds achterwe-ge laten van een uitnodiging voor een gesprek. Overigensvalt evenmin in te zien waarom verweerster, toen de huisartsniet aanwezig bleek te zijn, de melding aan de praktijkassis-tente heeft doorgegeven. Aangezien geen onmiddellijke actiewas vereist, had het maken van een terugbelafspraak met dehuisarts meer voor de hand gelegen. De assistente mag dan– zoals verweerster ter zitting betoogde – heel professioneelen betrouwbaar zijn, dit neemt echter niet weg dat het zorg-vuldiger was geweest geen tussenpersoon te betrekken bijzo’n delicate aangelegenheid en rechtstreeksmet de huisartszelf te spreken.

5.2.2 Beroepsgeheim

De vraag die voorts beantwoord moet worden, is of de han-delwijze van verweerster tevens een schending van haar be-roepsgeheim inhoudt.

Artikel 7:457 BW bepaalt het volgende.

Lid 1. Onverminderd het in artikel 448 lid 3, tweede volzin,bepaalde draagt de hulpverlener zorg, dat aan anderen dande patiënt geen inlichtingen over de patiënt dan wel inzagein of afschrift van de bescheiden, bedoeld in artikel 454,worden verstrekt danmet toestemming van de patiënt. Indienverstrekking plaatsvindt, geschiedt deze slechts voor zoverdaardoor de persoonlijke levenssfeer van een ander nietwordt geschaad. De verstrekking kan geschieden zonder in-achtneming van de beperkingen, bedoeld in de voorgaandevolzinnen, indien het bij of krachtens dewet bepaalde daartoeverplicht.

Lid 2. Onder anderen dan de patiënt zijn niet begrepen dege-nen die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van debehandelingsovereenkomst en degene die optreedt als ver-vanger van de hulpverlener, voor zover de verstrekkingnoodzakelijk is voor de door hen in dat kader te verrichtenwerkzaamheden.

Lid 3. Daaronder zijn evenmin begrepen degenen wier toe-stemming ter zake van de uitvoering van de behandelingsbij-

10/15

Page 11: Rep.nr.VP2014/10 …... · VP2014/10 ECLI:NL:TGZRGRO:2015:2 REGIONAALTUCHTCOLLEGEVOORDEGEZONDHEIDSZORG Beslissingindezaakondernummervan:VP2014/10 Rep.nr.VP2014/10 20januari2015 Def.001

eenkomst op grond van de artikelen 450 en 465 is vereist.Indien de hulpverlener door inlichtingen over de patiënt danwel inzage in of afschrift van de bescheiden te verstrekkenniet geacht kan worden de zorg van een goed hulpverlenerin acht te nemen, laat hij zulks achterwege.

De uitzonderingen op het toestemmingsvereiste zoals neer-gelegd in de leden 1, 2 en 3 van voornoemd artikel zijn in deonderhavige situatie geen van alle van toepassing.

De ‘Richtlijn omgaan met medische gegevens’ van januari2010 (hierna: de Richtlijn) beschrijft in paragraaf 2.4.2 tweesituaties waarin toestemming van de patiënt verondersteldwordt.

1. De patiënt is op de hoogte van de gegevensverstrekking

Bij een verwijzing naar een medisch specialist is het gebrui-kelijk dat medische informatie over de patiënt wordt meege-stuurd (…).

II. De patiënt is niet op de hoogte van de gegevensverstrek-king

Is de patiënt niet (meer) in staat toestemming te geven vooreen gegevensverstrekking, dan kan de arts in bepaalde geval-len de toestemming veronderstellen. De arts doet dit aan dehand van aanwijzingen of gedragingen in het verleden,waaruit de toestemming is af te leiden. (…)

Deze uitzonderingen zijn evenmin van toepassing op de on-derhavige casus.

Naast het voorgaande kan er een reden zijn voor een inbreukop het belang van de geheimhouding als er voldoende con-crete aanwijzingen bestaan dat zonder de inbreuk een anderzwaarwegend belang zou kunnen worden geschaad. Eenenkele anonieme melding, zonder dat verder onderzoek isverricht, is niet aan te merken als een ‘concrete aanwijzing’als hier bedoeld. Dit betekent dat ook langs deze weg geeninbreuk op de geheimhoudingsplicht gerechtvaardigd was.

11/15

Page 12: Rep.nr.VP2014/10 …... · VP2014/10 ECLI:NL:TGZRGRO:2015:2 REGIONAALTUCHTCOLLEGEVOORDEGEZONDHEIDSZORG Beslissingindezaakondernummervan:VP2014/10 Rep.nr.VP2014/10 20januari2015 Def.001

Uit het voorgaande volgt dat klaagsters toestemming onver-kort vereist was voor de informatieverstrekking aan haarhuisarts. Nu deze toestemming ontbrak, heeft verweersterhaar beroepsgeheim jegens klaagster geschonden.

Een en ander maakt dat het eerste klachtonderdeel gegrondis.

5.3 Tweede klachtonderdeel

Wat betreft de volgens klaagster geweigerde toegang tot hetschaduwdossier dan wel werkaantekeningen geldt het vol-gende. Verweerster betwist de aanwezigheid van enige vormvan schriftelijke verslaglegging buiten het digitale dossieren ook overigens bestaat er geen aanknopingspunt voor deaanwezigheid van een dergelijke verslaglegging. Dit betekentdat het ervoor dient te worden gehouden dat er geen scha-duwdossier dan wel werkaantekeningen zijn. Het tweedeklachtonderdeel is dan ook ongegrond.

6. Slotsom

Het voorgaande leidt tot de slotsom dat alleen het eersteklachtonderdeel gegrond is. Verweerster heeft gehandeld instrijd met de zorg die zij ingevolge artikel 47 lid 1 onder b vande Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorgjegens klaagster had behoren te betrachten. Voorts heeft zijin strijd gehandeld met de Meldcode, artikel 7:457 BW en deRichtlijn. Aangaande de vraag welke maatregel passend is,acht het College het van belang dat verweerster zich niet al-leen niet gehouden heeft aan de voor haar geldende normenen regelgeving, maar dat hetgeen zij wel heeft gedaan deonzorgvuldigheid van haar handelwijze versterkt. Zonder deaanwezigheid van een noodtoestand is er in een situatie alsde onderhavige geen grondslag om zonder toestemming vande betrokkene een melding door te zetten naar de huisarts.Door dit wel te doen heeft verweerster op zichzelf al tucht-rechtelijk verwijtbaar gehandeld, maar dit geldt des te meervoor haar keuze de praktijkassistente van de huisarts te in-formeren. Onder de gegeven omstandighedenwas er immers

12/15

Page 13: Rep.nr.VP2014/10 …... · VP2014/10 ECLI:NL:TGZRGRO:2015:2 REGIONAALTUCHTCOLLEGEVOORDEGEZONDHEIDSZORG Beslissingindezaakondernummervan:VP2014/10 Rep.nr.VP2014/10 20januari2015 Def.001

geen enkele dringende reden aanwezig om geen gesprekmetde huisarts op een later moment af te kunnen wachten.

Ook het feit dat niet noodzakelijk werd geacht mevrouw G teinformeren over de melding, terwijl zij klaagster juist beterkende dan verweerster, getuigt van een onzorgvuldige han-delwijze. Dit geldt te meer nu vermoed werd dat klaagstergeen gesprek zou willen aangaan. Mevrouw G stond dichterbij klaagster en had haar wellicht gemakkelijker kunnen uit-nodigen.

Het College hecht er tevens aan op te merken dat tijdens deonderhavige procedure niet is gebleken dat verweerster in-middels zelf ook tot het inzicht is gekomen dat haar handel-wijze in strijd is geweest met de voor haar als professioneelhulpverlener geldende regels. De spijt die is betuigd, lijktvooral ingegeven te zijn door het onbedoelde gevolg datklaagster door haar huisarts werd gebeld over demelding endoor het feit dat klaagster verweersters goed bedoelde inter-ventie als zeer onaangenaam heeft ervaren.

Gezien de ernst van verweersters handelen kan niet met eenenkele waarschuwing worden volstaan, maar moet eenmaatregel worden opgelegd die het laakbare van haar gedragweerspiegelt. Er zal een berisping worden opgelegd.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg teGroningen:

- verklaart het eerste klachtonderdeel gegrond en legt daar-voor de maatregel van berisping op;

- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door:

mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,

13/15

Page 14: Rep.nr.VP2014/10 …... · VP2014/10 ECLI:NL:TGZRGRO:2015:2 REGIONAALTUCHTCOLLEGEVOORDEGEZONDHEIDSZORG Beslissingindezaakondernummervan:VP2014/10 Rep.nr.VP2014/10 20januari2015 Def.001

drs. J. Tiersma, lid-verpleegkundige,

D.M. van Etten, lid-verpleegkundige,

bijgestaan door mr. L.C. Commandeur, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2015 door prof.mr. L. Timmerman, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr.J. Visser, secretaris.

De secretaris: Devoorzitter:

14/15

Page 15: Rep.nr.VP2014/10 …... · VP2014/10 ECLI:NL:TGZRGRO:2015:2 REGIONAALTUCHTCOLLEGEVOORDEGEZONDHEIDSZORG Beslissingindezaakondernummervan:VP2014/10 Rep.nr.VP2014/10 20januari2015 Def.001

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag vanverzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroepworden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Ge-zondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zoverde klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijkis verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdin-specteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid,wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwdebelangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor deGezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezondenbij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor deGezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de be-roepstermijn moet zijn ontvangen.

15/15