Rens Lieman tekst INTERVIEW STEFANO KEIZERS · 2019. 11. 28. · RENS LIEMAN volgt drie maanden...

5
‘Waar gáát dit interview eigenlijk over? Waarom volg je mij? Ik weet het al. Je wilt het monster van dichtbij zien’ links Pak van Dior prijs op aanvraag Overhemd van Canali € 195 Sneakers van Filling Pieces € 240 rechts Hoed van Signes via The English Hatter  € 100 maart — april 2019 Esquire maart — april 2019 Esquire 95 94 INTERVIEW STEFANO KEIZERS productie Gino Gurrieri grooming Tommy Hagen beeldbewerking Ferry Drenthem Soesman met dank aan Boutique Hotel Pincoffs fotografie Carin Verbruggen tekst Rens Lieman styling Clyde Semmoh

Transcript of Rens Lieman tekst INTERVIEW STEFANO KEIZERS · 2019. 11. 28. · RENS LIEMAN volgt drie maanden...

Page 1: Rens Lieman tekst INTERVIEW STEFANO KEIZERS · 2019. 11. 28. · RENS LIEMAN volgt drie maanden lang de man die zich als GOVER MEIT een miskend genie voelde en daarom het personage

‘Waar gáát dit interview eigenlijk over? Waarom volg je mij?

Ik weet het al. Je wilt het monster van dichtbij zien’

linksPak van Dior prijs op aanvraagOverhemd van Canali € 195Sneakers van Filling Pieces € 240

rechtsHoed van Signes via The English Hatter  € 100

maart — april 2019 Esquire maart — april 2019 Esquire

9594

INTERVIEW STEFANO KEIZERS

prod

uctie

Gin

o G

urrie

ri g

room

ing T

omm

y Ha

gen

beeld

bewe

rkin

g Fer

ry D

rent

hem

Soe

sman

met

dan

k aan

Bou

tique

Hot

el P

inco

ffs

fotografie Carin Verbruggen

tekst Rens Lieman

styling Clyde Semmoh

Page 2: Rens Lieman tekst INTERVIEW STEFANO KEIZERS · 2019. 11. 28. · RENS LIEMAN volgt drie maanden lang de man die zich als GOVER MEIT een miskend genie voelde en daarom het personage

RENS LIEMAN volgt drie maanden lang de man die zich als GOVER MEIT een miskend genie voelde en daarom het personage STEFANO KEIZERS bedacht.

Maar nu is de grens tussen die twee zo vervaagd dat hij soms niet meer weet wie hij eigenlijk is.

ALTIJD de DORPSGEK

De vraag – laat misschien, want halverwege onze derde ontmoeting – is eenvoudig: ‘Hoe gaat het met je?’

Het antwoord is complex en duurt ruim negen minu-ten. Gover Meit, alias Stefano Keizers, cabaretier, schrij-ver, beeldend kunstenaar, tv-persoonlijkheid en tv-pre-

sentator, kortom: ‘ENTERTAINER EN WINNAAR’, zoals zijn Twitter-bio vermeldt, haalt adem. ‘Ik ben gelukkiger en tevredener dan ooit. In mijn werk ben ik de afgelopen jaren erg vooruitgegaan. Maar al het andere is nog net zo troosteloos als altijd. Mijn huis is nog net zo vies, misschien wel viezer. Op relationeel gebied ben ik nog complexer en verder getraumatiseerd dan ik al was. Ik ben de grip op mijn sociale leven volledig kwijt. Ik weet niet meer wan-neer ik optreed en wanneer niet. Ik weet niet meer waar de werke-lijkheid ophoudt en mijn fantasie begint. Als iemand me vraagt hoe het met me gaat, weet ik niet meer namens wie ik antwoord geef: Gover Meit of Stefano Keizers? Dit interview is een publiek gesprek, dat valt onder het oeuvre van Stefano Keizers. Maar ik heb geen zin om continu zo recalcitrant als Stefano te zijn, ik wil eerlijk antwoord geven op je vragen. Dus meng ik in het antwoord dat Stefano zou geven anekdotes en gevoelens uit mijn eigen leven. Sommige daarvan gebruik ik dan weer in mijn theatervoorstelling, wat de grens tussen Gover en Stefano nog vager maakt. Als ik ’s avonds thuiskom, weet ik niet meer wie of wat Stefano Keizers is. Een alter ego? Een perso-nage? Een artiestennaam? Een imaginair mens? Het zijn vragen die best onbeantwoord mogen blijven, maar intussen meet ik mijn geluk en tevredenheid volledig af aan het succes van Stefano Keizers. Dat is namelijk het enige dat ik nog heb. Ik richt me volledig op het com-merciële succes ervan. Al het andere – gezond leven, het hebben van comfort, een relatie – komt op de tweede plaats. Zo’n focus geeft mij rust. Het heeft me tot een egocentrist gemaakt. Ik ben niet in staat om gelukkig of tevreden te zijn, daarvan ben ik overtuigd. Daarvoor heb ik te lang in isolement gezeten, te lang geen podium gekregen. Het ongeluk is met mij vergroeid, alsof ik ooit mijn rug heb gebroken en sindsdien met een bochel loop. Geluk haal ik daarom uit iets artifici-eels: Stefano Keizers. Dus hoe het met mij gaat? Ik weet het niet.’

Soms is Gover Meit (Amsterdam, 1987) Gover Meit. Soms is hij Ste-fano Keizers (Yaoundé, Kameroen, 1984). Meestal is hij dus een mix

‘Dat heb ik al sinds mijn jeugd. Ik vind het heerlijk om aandacht

te krijgen, maar daarna voel ik me vies’

links Kast met hoofdenOverhemd van Sandro € 220Riem van Corneliani € 200Broek van seersucker van Marciano € 129

maart — april 2019 Esquire

9796

INTERVIEW STEFANO KEIZERS

fotografie Carin Verbrugge

tekst Rens Lieman

INTERVIEW

Page 3: Rens Lieman tekst INTERVIEW STEFANO KEIZERS · 2019. 11. 28. · RENS LIEMAN volgt drie maanden lang de man die zich als GOVER MEIT een miskend genie voelde en daarom het personage

van de twee. In het naamloze hoofdpersonage uit zijn debuutroman, Twee luitenanten (uitgeverij Lebowski), herkent Meit zich ook, vertelt hij op zijn boekpresentatie in november 2018. Het is de eerste keer dat ik Gover Meit ontmoet.

De ochtend ervoor las ik de verhalen die over hem de ronde doen. Over een Chinese keramiekfabriek die hij zou overnemen. Over zijn prijswinnende theatervoorstelling, waarin hij de eerste tien minu-ten vanuit een dichte slaapzak spreekt. Over de vele bandjes die hij oprichtte, zoals The Wu-Tang Brothers (‘Nog altijd de eerste en enige raptributeband op aarde. En dan ook nog eens all white.’). Over zijn wekelijkse optredens in de Amsterdamse gay cruise club ChUrch (‘Stond ik daar elke donderdagavond gek te doen voor een stel traves-tieten die me raar aankeken’). Ik keek zijn optredens in de tv-quiz De slimste mens terug, waarin hij de lachers op zijn hand kreeg door met kleurrijke anekdotes en dito outfits iedereen op het verkeerde been te zetten. Ik hoorde hem in talkshows vertellen over zijn zelfverklaarde megalomanie. Presentatrice Eva Jinek: ‘Ben je thuis ook zo?’ ‘Ik vrees van wel.’

Daarna las ik Twee luitenanten, waarvoor Meit zich liet inspireren door de donkerste dagen uit zijn eigen leven. Het boek doet denken aan Hunter Thompsons Fear and Loathing in Las Vegas: een soms onna-volgbare stream of consciousness, ingekleurd met bizarre anekdotes van een schrijver die op zijn minst van iets, maar waarschijnlijk van van alles, onder invloed moet zijn geweest. Dat was Meit ook, zegt hij nu, op zijn boekpresentatie. ‘Ik was zwaar onder invloed van zelf-medelijden, meer dan van drank en drugs. Ik was er zo aan verslaafd dat ik mijn eigen misère belachelijk begon te maken door het allemaal op te schrijven, laat in de nacht op mijn computertje.’

Meit schreef zijn debuut in een periode waarin hij zich als afge-studeerd kunstenaar een miskend genie voelde. Hunkerde naar een podium dat hij van niemand kreeg. Hij vond zich zielig. Ondernam niets meer. Nam zijn telefoon niet op en ging het huis niet uit. Totdat schrijven hem nieuwe energie gaf. En nieuw materiaal. Hij bezocht zijn vrienden weer, altijd met wat velletjes van zijn manuscript in de binnenzak. ‘Daar las ik dan uit voor. Ik geil er mijn hele leven al op om iets op te voeren.’

Het material werd een boek en een theatershow. Meits zoveel-ste kunstproject, dat in zijn hoofd gedoemd was te mislukken. Hij

bedacht een artiestennaam zodat hij het in de anonimiteit een kans kon geven: ‘Stefano Keizers’. Dan zou tenminste zijn moeder er nog geen lucht van krijgen. (Wat ze overigens wel kreeg.)

Meit wil me de komende tijd wel op sleeptouw nemen, om dan ondertussen dat wonderlijke levensverhaal te vertellen. Alle publi-citeit is tenslotte welkom: ‘Ik ben het grootste mediasletje van dit moment. Ik grijp alles aan om een BN’er te worden. Bekend zijn geeft me de artistieke vrijheid om te doen wat ik wil doen.’ Waarover later meer. Eerst spreek ik die avond nog zijn broer, jeugdvriendin, regis-seur en oud-studiegenoot. Ze waarschuwen me: mensen geloven Gover vaak niet, want hij heeft de raarste verhalen. Maak niet die fout. Wat hij vertelt, is allemaal waar.

I28 november, station Amsterdam Amstel. Meit treedt vanavond op in het Haagse theater Diligentia. Het is de officieuze première (want: grote zaal, 400 stoelen) van Meits reprisetour Erg Heel. Meit, glow in the dark-verfspetters op zijn schoenen, zwarte muts

van Kunstbende op zijn hoofd, eet op een bankje op het perron een afhaalpasta. Bij de derde hap gaat zijn telefoon. Paniek. ‘Oh nee. Oh god. Oh god.’ Naar zijn zin wordt Meit veel te vaak gebeld de laatste tijd. Er lopen allerlei projecten tegelijk: de theatertour dus, de pro-motie voor zijn boek, een tv-programma, hij begeleidt weleens jonge kunstenaars en in de nachtelijke uren beschildert hij samen met twee andere kunstenaars in een loods in Diemen een immense planeet — vandaar die verfspetters. Maar een beller wegdrukken, dat durft hij niet. Noch kan hij whatsappjes onbeantwoord laten als blauwe vink-jes verraden dat hij ze wel gelezen heeft. Gelukkig is de beller goed volk: ‘SUPERTESSEL’, zijn kostuumontwerper.

In de trein naar Den Haag is Meit klierig. Hij laat zich liever aflei-den dan dat hij antwoord geeft op vragen. Toch leer ik wat over hem. Over zijn angsten: ‘Ik ben deze tour begonnen met de uitspraak dat ik geen angsten meer heb. Ha! De Goden, die altijd heel erg met mij bezig zijn, waarschijnlijk omdat ik de Messias ben, maar dat hoeft niet de enige reden te zijn, bewijzen al anderhalf jaar wat voor een belachelijke uitspraak dat was. Ik heb angsten voor van alles. Mijn nieuwste angst is dat niets wat ik bedenk of zeg nog bijzonder is. Dat mensen zich kunnen herkennen in mijn verhaal.’

Over zijn werkschema, en daarmee ook zijn persoonlijke hygiëne: ‘Ik voel me niet fris. Hoewel ik redelijk recent nog gedoucht heb, heb ik al twee maanden mijn kleren niet gewassen. Vooral nijpend: onder het kostuum dat ik vanavond aan moet, kan ik alleen een herens-lip dragen. Daar heb ik er één van en daar heb ik nu acht voorstellin-gen in gespeeld. Vlak voordat ik met jou in deze trein ben gestapt, heb ik met veel afgrijzen dat vochtige, zompige, kroketachtige ding weer aan moeten trekken. Maar ja, wanneer wil je dat ik de was doe? Ik treed vrijwel elke avond op. Dan kom ik ’s nachts thuis, helemaal

blij met mezelf, ga ik zitten in m’n tuinstoel en geniet ik van het enige moment op de dag dat niemand me belt – behalve misschien een of andere ex die boos op me is, maar dat doen ze de laatste tijd ook niet zo veel meer. Moet ik dan opstaan om de was te doen, twee uur later de boel ophangen aan de lijn, wat me daarna nog zo’n anderhalf uur geeft om te slapen, voordat er een roedel productiemensen met bran-dende fakkels voor mijn deur staat om met mij een filmpje op te gaan nemen?’

Tegen het einde van de treinreis, in een volle coupé: ‘Ik heb mede-lijden met mijn toehoorders. Al dat gejank. Dat tóóntje. Huilen en kla-gen en jou ervan te proberen te overtuigen dat ik erg zielig ben maar tegelijk ook heel rock-’n-roll.’

We lopen het laatste stukje naar het theater. ‘Ik ben niet meer bang op het podium. Er zijn zelfs kortdurende momenten dat ik geniet van deze tour. Dat boezemt me dan wel weer angst in. Ik kan alles jinxen.’ ‘Oh god, oh nee. Jezus.’ Telefoon. Een flard uit het gesprek: ‘Don’t worry, ik kan elk meisje onder de achttien bang maken voor je, maak je daarover maar geen zorgen.’ (Het gaat over een filmpje voor zijn tv-programma. Gelukkig.)

Meit is pas nog door zijn rug gegaan, hij loopt er moeilijk door. Hij is bovendien ‘verschrikkelijk moe’ en het is begonnen te regenen. Hij hangt de telefoon op en draait zich om naar mij. Vanonder zijn capu-chon: ‘Waar gáát dit interview eigenlijk over? Waarom volg je mij? Waarom bevraag je mijn vrienden, die er ook allemaal niets aan kun-nen doen? Ik weet het al. Je wil het monster van dichtbij zien.’

Zo vlak voor een voorstelling, zou Meit later uitleggen, groeit hij in zijn rol als Stefano Keizers. ‘Ik zit dan in een fantasiewereld waarin ik niet meer tot rust kan komen, geen normaal gesprek meer kan voe-ren. Ik raak langzaam maar zeker in de zwartgalligheid van het per-sonage.’ Daar kijkt vanavond een uitverkocht theater naar. Het is een voorstelling als geen andere. Anticabaret, noemt Meit het. Een ‘ver-vreemdende, intelligente deconstructie van het zogenaamd ontrege-lende cabaret’, schrijft NRC. Volgens de krant is het ‘het meest indruk-wekkende cabaretdebuut in jaren’.

Zonder veel te verraden: het publiek wordt vaak op het verkeerde been gezet. Bespeeld, soms. Geshockeerd, vaak. Meit wil laten zien dat cabaret ook anders kan zijn. Zonder maatschappijkritische, mooi gezongen liedjes, zonder grappen die zich aan een vast ritme hou-den, via een begrijpelijke route tot een duidelijke punchline komen, het moment waarop het publiek weet: we mogen lachen. Maar ook al lijkt Meits show chaotisch, hij wordt strak opgevoerd, zegt technicus Chris van achter de knoppen waarmee hij straks het licht zal bedie-nen: ‘Gover werkt keihard. Elk onderdeel in de show is heel precies bedacht en scherp getimed.’

In de pauze vragen twee mensen bij de kassa hun geld terug. Dit is niet waarvoor ze kwamen. Dat komt vaker voor. Meit: ‘Vooral in de try-outs gebeurde het vaak dat publiek wegliep. Oké, ik moest zelf ook nog groeien in mijn toon en timing, maar het kwam vooral doordat ik iets heel anders deed dan wat met name de oude theaterbezoekers gewend zijn. Sommigen worden boos, omdat ze zich genaaid voelen. Iedereen is altijd bang om genaaid te worden.’ Meit liet zich er niet door afschrikken, hoewel de situatie schrijnend werd. ‘De première kwam steeds dichterbij en ik raakte avond na avond mensen kwijt.

Pas op de première kwamen twee dingen bij elkaar: ik was scherp en door mijn optredens in De slimste en recensies in de kranten, had ik een soort seal of approval gekregen. Kennelijk is dat belangrijk. Doordat mijn stijl iets bekender werd, kwam er ook ander, jonger publiek. Zij komen af op “de voorstelling waar iedereen boos de zaal uitloopt”.’

Later bel ik met Meits regisseur, Jelle Kuiper. ‘Gover zoekt altijd de grens op. In de try-outs ging hij daar vaak overheen. Het was alle-maal veel te lang, te gênant, te hard. Het is mijn taak om aan te voelen wat het publiek aankan.’ Kuiper leerde Meit kennen op Texel, waar Meit meedeed aan het Amsterdams Kleinkunst Festival. Hij won daar de Wim Sonneveldprijs, het eerste wapenfeit van ‘Stefano Keizers’. Kuiper: ‘Het eerste deel van die voorstelling was briljant, het tweede was ontstellend slecht. Maar hij kwam op in een slaapzak en bleef daar tien minuten lang in. Tien minuten! Juist daarom is dat te gek: het gaat de grap voorbij. Meit heeft het talent om zich af te sluiten van het publiek. Als het publiek zich tegen hem keert, past hij zich niet aan maar knalt hij door. Dat is geweldig, maar dat kun je niet een hele voorstelling lang doen.’

Direct na de voorstelling in Diligentia tref ik in de kleedkamer een andere Gover Meit dan die naast me in de trein. Hij leunt tegen een tafel en heeft zich omringd met een groepje fans van een jaar of acht-tien. Ze hebben biertjes van hem gekregen en luisteren aandach-tig naar de eigenaardige verhalen die hij ze vertelt. Technicus Chris steekt zijn hoofd om de hoek. Ziet hij dit vaker, Meit met groupies in zijn kleedkamer, honderduit vertellen? ‘Ben je mal’, fluistert hij. ‘Nog nooit meegemaakt dit! Ik heb hem überhaupt nog nooit zien lachen na een voorstelling.’

De fans gaan huiswaarts, de bus wordt ingeladen. Meit verafschuwt zichzelf ineens. ‘Aargh, dit is toch erg? Ik zit gewoon te geilen op hun aandacht. Dat heb ik al sinds mijn jeugd. Ik vind het heerlijk om aan-dacht te krijgen, maar daarna voel ik me vies.’

IIMeit heeft altijd het podium gezocht, vertelt jeugdvrien-din Ilse. Ze zat met Gover op de basisschool en middel-bare school in Amstelveen. ‘In groep zes schreef hij raps waarmee hij de klassen rondging. In de brugklas stond hij

elke lunchpauze in zijn eentje op het podium in de kantine een slow motion- act op te voeren. Op Rome-reis deed ik met hem mee, we sprongen samen in de Trevifontein en acteerden een hevige ruzie. Moesten we ineens rennen voor de politie. Dit soort dingen gebeurt alleen met Gover. Hij is altijd in voor avontuur. En hij treedt graag op de voorgrond. Soms is hij bloedirritant, als hij heel de dag in een rol zit, maar dat gebeurt maar zelden. Hij is een van de liefste mensen die ik ken, je kunt heel goed met hem praten.’

‘Ik ben altijd de dorpsgek geweest’, zegt Meit. ‘Ik was een lelijk kind. Motorisch gestoord, sloom, rare stem, ongekamde haren, Dis-ney-truien aan die mijn oma ooit voor me had gekocht… Het enige wapen dat ik had, was de wil en durf om mij op een podium over mijn schaamte heen te zetten. Dat werd mijn overlevingsstrategie.’

In groep 8 wordt de juf zo gek van Meit dat ze een deal met hem sluit: als je de hele dag je mond houdt, mag je de laatste vijf minuten van de les optreden voor de klas. ‘Ik leefde echt naar die dagelijkse optredens toe. Ik herinner me nog goed dat ik mij jarenlang een Ame-rikaanse superster waande. Met fans die naar zijn optredens hunker-den en paparazzi die hem overal volgden. Op het podium was die fan-tasie compleet.’ Zijn optredens maken hem in de klas ook gehaat. De juf vergeet vaak die tijd vrij te houden. Dan gaat de bel en eist Meit toch zijn vijf minuten op, waardoor iedereen moet nablijven. ‘Ik nam het op de koop toe. Op het podium staan was mijn enige doel.’

Meit valt in Amstelveen op tussen alle Jeroens en Sannes, maar dat

de artistieke vrijheid om

‘Ik grijp alles aan om een BN’er

te worden. Bekend zijn geeft me

te doen wat ik wil doen’

‘Toen ik wakker werd, bedacht ik allemaal dingen die ik liever

wilde doen dan zelfmoord plegen’

maart — april 2019 Esquire maart — april 2019 Esquire

9998

INTERVIEW STEFANO KEIZERS

Page 4: Rens Lieman tekst INTERVIEW STEFANO KEIZERS · 2019. 11. 28. · RENS LIEMAN volgt drie maanden lang de man die zich als GOVER MEIT een miskend genie voelde en daarom het personage

verandert als hij naar de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam gaat. Toenmalig klasgenoot Sohrab: ‘Gover vond zichzelf een weirdo, maar belandde in een klas vol met imbecielen. Als hij iets geks deed, vertoonde een ander daarna een of andere psychotisch gemonteerde video van een vogel die zes minuten lang krijst. Dan had niemand het meer over Gover. Dat vond-ie wel moeilijk.’ Meit: ‘Klopt. Ik had nog steeds dat idee dat ik een wereldberoemd genie was. De eer-ste weken waren een shock. Daarna raakte ik juist geïnspireerd door mijn klasgenoten.’

Als kunstenaar-in-wording maakt Meit voor het eerst kennis met de Grote Leegte. In het tweede jaar Rietveld valt alle structuur weg. Geen klassikale lessen, geen huiswerk, alleen op afspraak contact met de docenten. Meit woont net op zichzelf en zijn eerste relatie gaat uit. Hij hoeft niet te werken, want er is studiefinanciering. ‘Ineens was ik een compleet vrij mens zonder enige vorm van sociale controle. Ik leefde een maand lang als kluizenaar. Uitzending Gemist was net geïntroduceerd, ik heb drie dagen lang, zonder tussendoor te slapen, álle afleveringen van Per seconde wijzer gekeken. Het was heerlijk om onzichtbaar te zijn.’

Zonder dat hij het dan weet, oefent Meit voor de Donkere Dagen, de periode na zijn afstuderen. Een periode waarin er wél gewerkt moet worden. Waarin Meit zich zorgen gaat maken: wat ga ik doen met mijn carrière? Hij heeft geen idee. Wie gaat hem bellen? Nie-mand. Niemand weet wat hij doet en kan, hij weet het zelf niet eens. ‘Ik moest dealen met de realiteit. Totale hel. Heb ik nooit gekund.’

‘Het is niet zo dat het chronologisch van A naar slechter liep’, zegt Meit nu, december 2018, in een Amsterdams café. Vriendelijk als altijd, maar nu ook met al zijn aandacht bij het interview. Hij speelt geen rol vandaag. Denk ik.

Zo was daar Wooden Constructions, de band die hij met drie vrien-den oprichtte. Meits rol: schrijver, zanger, danser. ‘Cabaret had ik definitief de rug toegekeerd, omdat ik het maar stoffig vond. En mijn docenten hadden me verzekerd dat ik geen originele ideeën had, dus besloot ik maar rock-’n-rooooller te worden. We maakten post-punk, zo zou je het kunnen noemen. Op optredens deed ik zoals gewoon-lijk weer heel raar op het podium. Ik danste als Iggy Pop in de jaren zeventig. We hadden een fucking goede drummer en evenzo goede gitarist. Na een paar jaar maakten we dan ook echt goede muziek. Vrijwel elke week traden we op in de meest obscure zaaltjes. Meestal voor een man of tien, één keer was er alleen een hond. Na twee num-mers vertrok de hond. Ik raakte ondertussen weer verslaafd aan het podium. Ik hield van het rock-’n-roll-leven dat ik leefde. In Neder-land hoor, dus dat betekent drie tientjes met z’n vieren verdelen en ’s nachts om vijf uur je spullen zelf inladen, maar toch.’

Meit had ook werk, hij verdiende zijn geld met het regisseren van amateurtoneelgroepen. En hij had een vriendin met wie hij min of meer samenwoonde. Hij kookte vaak en hield het huis schoon.

Alles gaat goed, totdat Meit in januari 2013 onrustig wordt. Er zit geen rek in die amateurtoneelgroepen. Hij wil Wooden Constructi-ons groot maken, maar zijn bandgenoten hebben andere projecten om aan te werken. Zijn relatie belandt op een dood spoor. In tien dagen tijd maakt hij aan alles een einde. ‘En wel op zo’n lompe manier dat mijn bandleden, tevens mijn beste vrienden, me nooit meer wil-den zien of spreken. Opnieuw was alle structuur in mijn leven ver-dwenen. Ik deed niets meer in huis. Want voor wie ruim ik op? Ik kijk liever Per seconde wijzer dan dat ik mijn badkamer schrob. Waarom zou ik nog naar buiten gaan? Niemand zit op me te wachten. Iedereen heeft toch een hekel aan me.’

Het enige dat hem nog in beweging krijgt, is het podium, dat zoals altijd lonkt. Meit begint een nieuw muziekproject: hiphopact Meitje.

Hij schrijft, componeert en betaalt alles zelf. Al zijn spaargeld gaat naar de gerenommeerde hiphopproducer Tim Shroom. En naar een dertienkoppige band. Hij maakt zelf zijn videoclips, boekt de optre-dens en doet de pr. Zeven intensieve maanden later staat hij als Meitje op het podium in een goeddeels lege zaal in de Amsterdamse Melk-weg. Zwarte pruik op, rood geschminkt gezicht.

Na tien seconden weet hij genoeg: dit is het niet. ‘Ik had er geen hart voor. Meitje was niet uit liefde ontstaan, maar

uit spijt dat ik al mijn schepen had verbrand, uit angst dat ik nooit meer een podium zou krijgen. Ik had veel te strenge keuzes gemaakt. Mijn vrienden was ik kwijtgeraakt, ik had me de tyfus gewerkt en mij ook nog eens flink in de schulden gestoken. Met tien goedbezochte live shows zou ik al dat geld terugverdienen, maar die avond in de Melkweg stond er nog geen honderd man. Alle onverkochte kaart-jes kwamen voor mijn rekening. Ik was doodmoe en schaamde me voor de liedjes die ik had gemaakt, waarvoor ik alleen maar mezelf de schuld kon geven. Ik realiseerde me dit allemaal in die eerste tien seconden, ja. Alles glipte door mijn vingers.’

Die avond belt Meit zijn ex-vriendin. Ze neemt op en hoort hem zeggen: ‘Ik ben dood.’

Podium, inkomsten, vrienden, vriendin, zelfvertrouwen; alles is verdwenen en Meit heeft geen energie meer om ook maar één van die gemissen terug in zijn leven te brengen. De Donkere Dagen breken aan. Zijn huis: een onvoorstelbare zooi waarin de muizen vrij rondrennen. Zijn dieet is afhankelijk van de hoeveel geld hij op die momenten heeft. Maandenlang leeft Meit op blokjes melkchocolade-repen van Euroshopper. Soms kan er nog een pot goedkope pindakaas vanaf, wat iets meer vult. Geld voor drugs om de realiteit mee te ont-vluchten is er al helemaal niet, sigaretten uitgezonderd, hoewel Meit er wel uitziet als een junk en ook zo leeft. Hij blijft hele dagen bin-nen, slaapt veel, gamet als hij wakker is of kijkt Uitzending Gemist. De telefoon blijft uit. Tegen wie hij wel nog spreekt, doet hij vooral akelig, zodat ook zij boos op hem worden. Af en toe hosselt Meit een baantje, als taxiteller of subsidieaanvrager voor andere kunstenaars. Vaak moet hij echter – met afschuw – zijn moeder bellen voor geld. ‘Dat was misschien nog wel het treurigste. Dat ik niet eens écht op straat kon belanden.’

In een warme deken van zelfmedelijden gewikkeld, voelt Meit zich heerlijk zielig. ‘Ik was niet meer bezig om mijzelf uit het gat te krijgen. Ik was het gat dieper gaan graven. Dat gevoel van zielig zijn was zo lekker.’

Meit is door zijn ouders ‘erg melancholisch opgevoed’, legt hij uit. ‘Ze leefden volgens het principe dat vroeger alles beter was. Ik had me altijd voorgenomen om dat om te draaien: leven met het idee dat de leukste dag nog moet komen.’ Hoewel die levensinstelling begon te wankelen, hield Meit uiteindelijk toch stand. ‘Ik heb tegen het einde van dat jaar een staatslot gekocht. Ik had besloten: als ik een miljoe-nenbedrag win, kan ik eindelijk het leven leiden dat ik wil, maar als ik niets win, dan heeft mijn leven echt geen zin meer. Dan loop ik naar het Hilton en spring ik er vanaf. Het is moeilijk om nu te zeggen of ik echt suïcidaal was. Ik won niets met dat lot, niet eens een gratis lot. Maar ik had geen zin om uit mijn bed te stappen en naar het Hilton te lopen. Eerst maar eens wat slapen. Toen ik wakker werd, bedacht ik allemaal dingen die ik liever wilde doen dan zelfmoord

plegen – laat ik dan op z’n minst eerst nog eens een bank overvallen of zo. Spijt krijgen is altijd mijn angst geweest. Ik was dus ook bang om spijt van zelfmoord te krijgen.’

IIIJanuari 2019. Gover Meit (of Stefano Keizers) ontvangt me in zijn appartement in Amsterdam-Zuid. Hij is ‘gelukkiger en tevredener dan ooit’. ‘Happy new year!’

Zijn huis is desondanks nog net zo’n rotzooi als vijf jaar geleden. In de werkkamer waar hij zijn boek schreef, bedekken talloze oranje zakjes Doritos-chips de vloer, in rijen van wel twintig centimeter hoog. Hamburgerdoosjes. Lege bakken textiellijm. Dichte gordijnen. Te midden van alle rommel een groene plastic tuinstoel, waarin hij vannacht nog tot acht uur ’s ochtends ‘heel erg veel afleve-ringen’ van Nostalgia Critic heeft gekeken, een serie over films uit zijn jeugd in de jaren negentig. We hink-stap-springen naar de woonka-mer, waar het eenzelfde rotzooi is. Maar hier kunnen we tenminste even zitten op de bank, daar bij de liggende flatscreen-tv die nog in de verpakking zit en alleen maar als verlenging van de salontafel dient. Gelig behang aan de muur. Ook hier de gordijnen dicht.

Toch heeft Meit het licht weer gezien. Verschillende gebeurtenis-sen zorgden daarvoor.

De eerste: een wijze les van een oude Chinees met wie Meit in dronken toestand aan de praat raakt op een bruiloftsfeest van een – lang verhaal – nieuw opgedane Chinese vriend. ‘“There’s always a good side, and a baaaad side”, zei die man tegen me. Als je je aan de slechte kant begeeft, kun je het goede nog wel opzoeken.’

De tweede: de treurige aanblik van een gelauwerde maar klagende kunstenaar die Meit op een nacht aantreft in diens woonkamer. ‘Die jongen zat daar in het donker, omringd door allemaal prijswinnende kunstwerken die hij had gemaakt. Maar hij had nog nooit in het MoMA geëxposeerd en sommigen van zijn oud-klasgenoten op de Rijksacademie wel. Hij voelde zich een miskend genie en zat daar een beetje depressief over te wezen. Eerder die avond had hij dat op zijn vriendin afgereageerd.’ Op de mishandeling na herkent Meit zichzelf in die jongen. ‘Ik had ook die zwartgalligheid gekregen, dat gevoel miskend geniaal te zijn. Zoals hij wilde ik absoluut niet worden.’

De derde: geld. Meit had nooit om geld gegeven. Maar nu hij het niet heeft, elke week moet rekenen hoe lang hij nog heeft voordat hij zijn moeder moet bellen, beheerst het zijn leven. Daar is hij wel klaar mee.

De vierde en laatste: Stefano Keizers. En het succes van Stefano Keizers. Meit begint de lol te zien in zijn misère en schrijft zijn avon-turen op. Dat zou later het boek Twee luitenanten worden, maar eerst wordt het een theatervoorstelling. (Die waarvoor hij in 2016 de Wim Sonneveldprijs wint. Het bronzen beeldje staat tussen de rotzooi, bedekt onder cadeaupapier.) Kunstrecensenten en theaterboekers

merken hem op. Regisseur Jelle Kuiper versiert een plekje voor Meit in de populaire televisiequiz De slimste mens. (Kuiper: ‘Er was een afzegging, dus mochten we komen. Ik trapte Gover uit z’n bed, griste wat outfits mee en reed hem naar de studio. Wist ik veel dat hij zo slim was en de finale zou halen…’) Door De slimste kan het grote publiek wennen aan het personage Stefano Keizers. Kijkers worden bezoekers van zijn theatervoorstellingen, televisietalkshows nodigen hem uit en zo rolt de sneeuwbal verder. Tot deze winterse januaridag, de eerste opnamedag van zijn eigen televisieprogramma Experimensen, ‘een panelshow waarin wetenschap en humor elkaar ontmoeten’.

Meit vertelt me over meer van zijn avonturen. Zoals die tijd toen hij bijna een Chinese keramiekfabriek overnam. ‘We zouden een revo-lutie in de keramiekwereld ontketenen!’ Maar er zijn nog zoveel ver-halen dat ik maar opsta om mijn jas te zoeken. Onderweg struikel ik over een schoen. Meit, vanaf een krukje in de woonkamer: ‘De rot-zooi in mijn huis is een unique selling point geworden, een kunst-werk. Het behoort tot het leven van Stefano Keizers. Het is een grap, natuurlijk, maar wel een waar ik al vijf jaar in leef, een die ertoe leidt dat ik in mijn huis geen vrienden kan ontvangen, laat staan een vrien-din.’ Een lach.

Meits ster is rijzende. Althans, die van Stefano Keizers is dat. De rommel en de duisternis in zijn huis symboliseren volgens Meit de stilstand in zijn privéleven. Daar is hij geen steek verder mee geko-men. Stefano Keizers zit nog maar aan het begin van zijn verhaal, zegt Meit. Eerder had hij me uitgelegd dat hij altijd op de grens tussen kunst en commercie balanceert. Dat zijn strijd altijd geweest is dat hij te kunstzinnig is voor de commerciële wereld en te commerci-eel voor de kunstwereld. Maar dat het ook zijn wens is om precies op die grens te blijven opereren. ‘Vroeger was ik op het podium die vage gast waar niemand iets van begrijpt. Dan kun je niet leven van de kunst. Dat is wel wat ik wil. Ik kan niets anders. Het is het podium op, of sterven.’

Het eerste seizoen van Experimensen (AVROTROS) is net afgelopen. Twee luitenanten (Lebowski) ligt nu in de winkel. De reprisetour van Erg Heel loopt op zijn eind.

‘Al dat gejank. Dat tóóntje. Huilen en

klagen en jou ervan te proberen te overtuigen

dat ik erg zielig ben, maar

tegelijk ook heel rock-’n-roll’

maart — april 2019 Esquire maart — april 2019 Esquire

101100

INTERVIEW STEFANO KEIZERS

Page 5: Rens Lieman tekst INTERVIEW STEFANO KEIZERS · 2019. 11. 28. · RENS LIEMAN volgt drie maanden lang de man die zich als GOVER MEIT een miskend genie voelde en daarom het personage

‘Ik moest dealen met de realiteit. Totale hel.

Heb ik nooit gekund’

DE LOCATIE Esquire fotografeerde Stefan Keizers in Suite Hotel Pincoffs, op de Kop van Zuid in Rotter-dam. In dit hotel wordt de sfeer van het monu-mentale, voormalige douanegebouw gecom-bineerd met design en bijzondere antieke objecten. Het hoge serviceniveau en de gast-vrijheid van het team maken dit boetiekhotel al jaren tot het hoogst gewaardeerde hotel van Rotterdam.De kamers en suites hebben alle een uniek inte-rieur en vanuit de meeste kamers kijk je uit over het water van de Nieuwe Maas, de skyline van Rotterdam en de oude havens. De stijlvolle bar (met haard!) serveert cocktails, mocktails, G&T’s, whisky’s en de Pincoffs Pink Fizz. Op de kade vind je het stadse terras met moestuin.De watertaxi heeft een halte voor de entree.

Kamers vanaf € 135www.hotelpincoffs.nl

Wit pak omgekeerd hoofdPak van Boss, prijs op aanvraagZijde overhemd van Boss prijs op aanvraag

rechtsJasje van Boss € 439Overhemd met ronde kraag van C.P. Company € 159Broek van C.P. Company € 238Ketting, privébezit stylist

miniatuur Stefano KeizersOverhemd van Levi’s Vintage Clothing € 180Pantalon van Canali € 350Schoenen van Hugo Boss € 230Zonnebril van Marni € 295

maart — april 2019 Esquire

103102

INTERVIEW STEFANO KEIZERS