Regionaal operationeel leider...operationele prestaties, binnen de bestuurlijke kaders. 1 Voor de...
Transcript of Regionaal operationeel leider...operationele prestaties, binnen de bestuurlijke kaders. 1 Voor de...
Status
Dit kwalificatiedossier is in december 2009 aangeboden aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties. Procesverantwoording is te vinden in de verantwoordingsnotitie inzake het opstellen van
kwalificatiedossiers voor de multidisciplinaire functies (Van der Lijcke, november 2009). Het proces is vastgesteld
door het Portefeuillehouders Overleg Crisisbeheersing in november 2009.
KWALIFICATIEDOSSIER VOOR REGIONAAL OPERATIONEEL LEIDER (werkzaam binnen de organisatie van rampenbestrijding en
crisisbeheersing)
KWALIFICATIEDOSSIER REGIONAAL OPERATIONEEL LEIDER
1
Inhoudsopgave
Deel A Vast te stellen door de minister
1.1 Algemene informatie
1.2 Vakbekwaamheid
Deel B Vast te stellen door de minister
2.1 Kerntaken
2.2 Competenties
Deel C Uitwerking kerntaken, keuzes en dilemma’s en beoordelingscriteria
3.1 Uitwerking kerntaken, keuzes en dilemma’s en
beoordelingscriteria
3.2 Prestatie-indicatoren
3.3 Specificaties vakbekwaam worden, vakbekwaam blijven
Deel D Verantwoording
Bijlage 1 Uitwerking competenties
Bijlage 2 Uitwerking niveaus in aansturing
KWALIFICATIEDOSSIER REGIONAAL OPERATIONEEL LEIDER
2
KWALIFICATIEDOSSIER REGIONAAL OPERATIONEEL LEIDER
3
Deel A Vast te stellen door de minister
1.1 Algemene informatie
Functienaam Regionaal operationeel leider
Beschrijving van de functie De regionaal operationeel leider maakt deel uit van het regionaal operationeel team (ROT). De aansturing tijdens een grootschalig incident vindt plaats op vier niveaus1, te weten:
• Besturen
• Richten
• Inrichten
• Verrichten
De regionaal operationeel functioneert op het niveau ‘richten’ en is op de volgende wijze gepositioneerd:
• Hij2 ontvangt leiding van en legt verantwoording af
aan de burgemeester.
• Hij geeft leiding aan de leden van het regionaal
operationeel team. De regionaal operationeel leider geeft richting aan de crisisorganisatie. Hij plant en monitort de te behalen operationele prestaties, binnen de bestuurlijke kaders.
1 Voor de uitwerking van de vier niveaus, zie bijlage 2.
2 Waar hij staat, kan ook zij gelezen worden.
KWALIFICATIEDOSSIER REGIONAAL OPERATIONEEL LEIDER
4
1.2 Vakbekwaamheid
De vakbekwaamheid (uitgedrukt in kerntaken en competenties zoals beschreven in deel B) wordt
geborgd door middel van opleiden, examineren, bijscholen en oefenen.
KWALIFICATIEDOSSIER REGIONAAL OPERATIONEEL LEIDER
5
Deel B Vast te stellen door de minister
2.1 Kerntaken
Kerntaak 1: Leiding geven aan het ROT
De regionaal operationeel leider geeft leiding aan de multidisciplinaire samenwerking in het ROT.
Hij is verantwoordelijk voor het multidisciplinair aanpakken van het effectgebied van het incident.
Hierin vertaalt hij de tactische informatie waar nodig naar strategische beslispunten en treedt in
voorkomende gevallen namens het ROT op als adviseur naar het bestuur/de burgemeester
(beleidsteam).
Kerntaak 2: Adviseren en informeren aan/van het beleidsteam
De regionaal operationeel leider, is verantwoordelijk voor de benodigde informatie overdracht en
advisering aan de burgemeester (beleidsteam). Hij vertaalt de tactische informatie waar nodig naar
strategische beslispunten en treedt in voorkomende gevallen namens het ROT op als adviseur.
(Vanaf GRIP 2 is de regionaal operationeel leider verantwoordelijk voor het samenstellen van
realistische multidisciplinair samengestelde scenario's, heldere adviezen en beslispunten voor het
beleidsteam.)
KWALIFICATIEDOSSIER REGIONAAL OPERATIONEEL LEIDER
6
2.2 Competenties
Voor elke functie zijn de acht belangrijkste competenties benoemd. Dit zijn de competenties die
minimaal noodzakelijk worden geacht voor de betreffende functionaris om succesvol te
functioneren.
De competenties voor de functie regionaal operationeel leider zijn te vinden in onderstaande
tabel. In de bijlage wordt beschreven welke betekenis deze competenties hebben.
Regionaal operationeel leider
Competentieoverzicht
Leiding geven
Stressbestendigheid
Daadkracht
Plannen, organiseren en coördineren
Politiek-bestuurlijk inzicht
Samenwerken
Analyseren
Communiceren
KWALIFICATIEDOSSIER REGIONAAL OPERATIONEEL LEIDER
7
Deel C Uitwerking kerntaken, keuzes en dilemma’s en beoordelingscriteria
Kerntaak 1: Leiding geven aan het ROT
Werkzaamheden
De regionaal operationeel leider geeft leiding aan de multidisciplinaire samenwerking in het ROT.
Hij is verantwoordelijk voor het multidisciplinair aanpakken van de gevolgen van het incident.
Hierin vertaalt hij de tactische informatie waar nodig naar strategische beslispunten en treedt in
voorkomende gevallen namens het ROT op als adviseur naar het bestuur/de burgemeester
(beleidsteam).
• Vervult de rol als voorzitter in het ROT overleg en bewaakt de voortgang en afstemming van
de totale rampenbestrijding en crisisbeheersing in het ROT.
• Geeft leiding aan de multidisciplinaire beeld-, oordeels- en besluitvorming (vergaren, analysen
en delen van informatie) van het incident binnen het ROT en is hiervoor
(eind)verantwoordelijk.
• Geeft leiding aan het uitvoeringsproces van een effectieve en doelmatige rampenbestrijding en
crisisbeheersing.
• Bewaakt en draagt zorg voor een juiste samenstelling en bezettingsgraad van het ROT.
• Anticipeert op de ontwikkeling van het incident (scenariodenken) en stemt met het
beleidsteam te nemen beleidsbeslissingen af.
• Heeft direct contact met de leider COPI voor het vormen van een eerste beeld en het borgen
van een goede informatiestroom uit het COPI.
• Geeft richting aan het proces in het ROT en draagt deze uit binnen het ROT.
• Vertaalt taken in processen en draagt zorg voor het uitzetten en controleren van deze
processen.
• Analyseert en beoordeelt de actuele situatie en kan een advies uitbrengen over op- of
afschaling vanaf GRIP 2 naar een andere GRIP status.
• Is verantwoordelijk voor de externe communicatiestrategie (media) tijdens een GRIP 2
opschaling.
Keuzes en dilemma’s
• Moet zijn taak onafhankelijk en rolvast blijven uitvoeren ondanks de (indirecte) hoge
bestuurlijke druk.
• Moet zich bewust zijn van bestuurlijke gevoeligheid en hierin afwegen of een beslissing aan
het bestuur dient te worden voorgelegd.
• Denkt vooruit in scenario’s ten tijden van een crisis.
• Zorgt dat de veiligheid van eigen personeel, andere hulpverleningsdiensten en derden
optimaal wordt afgewogen tegen het beoogde doel/taak/opdracht.
• Is zich bewust van confronterende belangen in de organisatie van rampenbestrijding en
crisisbeheersing en kan hier adequaat mee om gaan.
KWALIFICATIEDOSSIER REGIONAAL OPERATIONEEL LEIDER
8
Beoordelingscriteria
• Kan als voorzitter van het ROT efficiënt en effectief (met oog op besluiten, prioriteiten,
afspraken) vergaderen.
• Stimuleert samenwerking tussen de diverse partners in het ROT.
• Zorgt voor het uitvoeren van het genomen besluit conform de afspraak.
• Geeft duidelijke en uitvoerbare opdrachten aan medewerkers in het ROT.
• Beschikt over voldoende daadkracht en besluitvaardigheid om de afweging tussen snelle en
juiste besluitvorming goed te kunnen maken.
• Straalt rust en gezag uit.
• Past de juiste leiderschapsstijl toe (situationeel).
• Kent en gebruikt de van toepassing zijnde procedures en weet welke partijen een rol spelen in
de processen.
• Is in staat hoofd- van bijzaken en feiten van beelden en emoties te scheiden.
• Kan duidelijke informatie geven en genomen beslissingen uitleggen aan belanghebbende
verantwoordelijken en belanghebbenden.
• Communiceert open en helder.
KWALIFICATIEDOSSIER REGIONAAL OPERATIONEEL LEIDER
9
Kerntaak 2: Adviseren en informeren aan/van het beleidsteam
Werkzaamheden
De regionaal operationeel leider, is verantwoordelijk voor de benodigde informatie overdracht en
advisering aan de burgemeester (beleidsteam). Hij vertaalt de tactische informatie waar nodig naar
strategische beslispunten en treedt in voorkomende gevallen namens het ROT op als adviseur.
(Vanaf GRIP 2 is de regionaal operationeel leider verantwoordelijk voor het samenstellen van
realistische multidisciplinair samengestelde scenario's, heldere adviezen en beslispunten voor het
beleidsteam.)
• Informeert en adviseert gevraagd en ongevraagd het beleidsteam, dan wel de burgemeester
betreffende strategisch, politiek of bestuurlijk te nemen beslissingen.
• Zorgt voor heldere en adequaat voorbereide advisering en legt overwogen beslispunten voor
aan de burgemeester bij GRIP 2.
• Weegt kennis en beeldvorming tegen elkaar af om zo een juiste informatie voorziening
richting het beleidsteam te realiseren.
• Draagt bij aan het vormen en vaststellen van doelstellingen ten tijden van een GRIP
opschaling.
Keuzes en dilemma’s
• Is zich bewust van de bestuurlijke besluitvorming en belangen van het beleidsteam. Hij is zich
bewust van de verschillende rollen van de burgermeester en houdt hiermee rekening in de
besluitvorming. Tevens moet hij bewust zijn van de maatschappelijke impact van beslissingen.
• Is zich bewust van de positie en snelheid van de (interactieve) media.
Beoordelingscriteria
• Adviezen zijn geloofwaardig (op maat/proportionaliteit), kort en krachtig.
• Werkt samen en stemt af met betrokken partijen, met oog voor de verschillende belangen.
• Daadkrachtig en zelfverzekerd, maar flexibel acteren.
• Inhoudelijk volwaardig gesprekspartner voor alle betrokkenen.
• Is in staat adviezen te structureren, te doseren en prioriteiten te stellen.
• Is in staat om de juiste vragen te stellen en de benodigde informatie te verzamelen.
• Kent en gebruikt de van toepassing zijnde procedures en weet welke partijen een rol spelen in
de processen.
• Motiveert de werkwijze en het advies (met vakinhoudelijke argumenten). Is in staat dit uit te
leggen, te overtuigen en de uitvoerbaarheid te bespreken, te communiceren en te informeren.
• Kan duidelijke informatie geven en genomen beslissingen uitleggen aan verantwoordelijken en
belanghebbenden.
• Is in staat effectief te blijven functioneren onder turbulente omstandigheden en grote druk.
KWALIFICATIEDOSSIER REGIONAAL OPERATIONEEL LEIDER
10
3.2 Prestatie-indicatoren
De regionaal operationeel leider beheerst de vereiste competenties zodanig dat hij in staat is om
zijn werkzaamheden conform de norm uit te voeren.
Hij kan omgaan met de keuzes en dilemma’s die hij in zijn werk tegenkomt.
KWALIFICATIEDOSSIER REGIONAAL OPERATIONEEL LEIDER
11
3.3 Specificaties vakbekwaam worden, vakbekwaam blijven
Niveaubepaling (indicatie)
Nader te bepalen.
Studielast (indicatie)
Nader te bepalen.
Instroomeisen (indicatie)
Voor de functie is minimaal HBO werk- en denkniveau vereist.
Rijksdiploma/certificeerbare eenheden
Nader te bepalen.
Vakbekwaam blijven
Nader te bepalen.
KWALIFICATIEDOSSIER REGIONAAL OPERATIONEEL LEIDER
12
KWALIFICATIEDOSSIER REGIONAAL OPERATIONEEL LEIDER
13
Deel D Verantwoording
Proces- en inhoudsinformatie
Ontwikkeld door: Politie, Brandweer, GHOR en gemeenten
Onder regie van: De projectorganisatie Kwalificatiedossiers
multidisciplinaire functies.
In opdracht van: Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties
Gebruikte brondocumenten
NVBR – Kwalificatieprofiel regionaal operationeel leider, oktober 2009
Ministerie van BZK, Nibra en Nbbe – Opleiden op officiersniveau, competentiegericht opleiden, april 2004
Nbbe en Nifv – Functie- en competentieprofielen brandweerfuncties op (v)mbo-niveau, juni 2007
GHOR – Functiebeschrijvingen en Competentieprofielen t.b.v. Operationele GHOR organisatie, juli 2003
Stuurgroep Referentiekader Regionaal Crisisplan – Competentieprofielen, december 2008
Referentiekader Regionaal Crisisplan, 2009
KWALIFICATIEDOSSIER REGIONAAL OPERATIONEEL LEIDER
14
KWALIFICATIEDOSSIER REGIONAAL OPERATIONEEL LEIDER
15
Bijlage 1: Uitwerking competenties
Kerncompetenties
In deze bijlage zijn alle competenties, die zijn benoemd in de kwalificatiedossiers van de
functionarissen werkzaam binnen de organisatie van rampenbestrijding en
crisisbeheersing, opgenomen.
Aanpassingsvermogen
Effectief blijven handelen door zich aan te passen aan veranderde omstandigheden, taken verantwoordelijkheden
en/of mensen.
• Stelt de eigen doelen bij wanneer de omstandigheden dit vereisen.
• Werkt mee aan veranderingen, blijft niet vasthouden aan het oude.
• Past eigen standpunten aan dat van anderen aan.
• Raakt niet overspannen, toont geen disfunctioneel gedrag in geval van verandering, maar voegt zich snel in de nieuwe situatie.
Accuraat
Zorgvuldig en stipt handelen, gericht op het voorkómen van fouten. Nauwkeurig uitvoeren van activiteiten.
• Werkt consciëntieus en secuur, ook onder zware druk van meerdere belangen of tijd en wanneer de impact groot is van mogelijke fouten.
• Initieert en verbetert procedures voor het werk, stimuleert partners/experts procedures te ontwikkelen en te verbeteren.
• Coördineert en corrigeert de werkzaamheden van meerdere personen/diensten, zodat fouten worden voorkomen en kwaliteit wordt verhoogd.
• Heeft oog voor het cruciale belang van veiligheid onder alle omstandigheden, kan kritisch met mededelingen/informatie omgaan.
Analyseren
Systematisch onderzoeken en alloceren van problemen en vragen. Ontleden van relevante informatie, achtergronden
en structuren. Verbanden leggen tussen gegevens en overzien van relaties tussen oorzaak en gevolg.
• Kan een overzicht vormen over een situatie.
• Bekijkt ingewikkelde vraagstukken vanuit meerdere invalshoeken met gevolgen op lange
• termijn; doorziet belangentegenstellingen.
• Denkt ook over de grenzen van het eigen werkterrein heen.
• Doorziet problemen en oplossingen die pas op lange termijn spelen .
• Heeft oog voor – kritische – informatie en activiteiten en beziet de mogelijkheden hiervan
• voor de rampenbestrijdingsorganisatie.
KWALIFICATIEDOSSIER REGIONAAL OPERATIONEEL LEIDER
16
Communiceren
Ideeën, meningen en informatie aan anderen overdragen in voor de ontvanger begrijpelijke taal, gebaren en non-
verbale signalen. Tactvol en effectief reageren op behoeften en gevoelens van anderen, taal en terminologie aanpassen
aan de doelgroep (incl. Engels).
• Voert complexe gesprekken met personen op strategisch niveau over gevoelige onderwerpen met tegenstellingen in belangen en/of taalverschillen.
• Herkent persoonlijke belangen en kiest een geschikte manier om de ander te beïnvloeden; zet verschillende invloedstijlen effectief in.
• Beïnvloedt en stuurt het gesprek en de sfeer door gevoelens te benoemen, ook wanneer bij de ander geen respect lijkt te bestaan.
Daadkracht
Op adequate en krachtige wijze nemen van beslissingen op basis van een inzichtelijke afweging en eigen oordeel, ook
als kennis en/of informatie beperkt is en tevens het uitvoeren en afronden van activiteiten. Handelen naar en ‘staan
voor’ een genomen besluit (van zichzelf of een ander).
• Neemt, zonodig op basis van onvolledige informatie, besluiten die implicaties hebben voor de gehele rampenbestrijdingsorganisatie.
• Betrekt partners/experts bij de besluitvorming in complexe situaties, vraagt terugkoppeling en streeft naar draagvlak voor het genomen besluit.
• Neemt een besluit in heroverweging wanneer de wijzigende omstandigheden daarom vragen.
• Durft buiten gebaande paden te treden bij het oplossen van vastzittende, complexe kwesties.
Delegeren Eigen taken, beslissingsbevoegdheden en verantwoordelijkheden op duidelijke wijze toedelen aan juiste medewerkers.
• Draagt bij het delegeren duidelijk het volgende aan een medewerker over: o Een of meer eigen taken; o De verantwoordelijkheid voor de directe output van die taak; o De bijbehorende beslissingsbevoegdheid.
• Draagt de taak over met de benodigde instructie.
• Spreekt daarbij af op welke wijze en op welk tijdstip de medewerker over de resultaten rapporteert.
• Delegeert daadwerkelijk en niet ‘maar half’.
Inleven
Onderkennen van gevoelens en behoeften van anderen. Verplaatsen in anderen en zich bewust tonen van de invloed
van het eigen handelen.
• Creëert veiligheid in de rampenbestrijdingsorganisatie waardoor partners/experts zich durven uiten; spreekt medewerkers aan authentiek gedrag te vertonen.
• Ondertekent rollen en posities en respecteert deze door de partner/expert hierop te benaderen zonder de strijd aan te gaan.
• Bindt partners/experts aan de rampenbestrijdingsorganisatie door eigen opreden en persoonlijke uitstraling.
• Wisselt van stijl/gedrag om bewustwording bij de partner/expert te realiseren of om gedragspatronen te doorbreken of te versterken.
KWALIFICATIEDOSSIER REGIONAAL OPERATIONEEL LEIDER
17
Leiding geven
Op inspirerende wijze richting geven. Tonen van voorbeeldgedrag. Delegeren. Randvoorwaarden scheppen en mensen
motiveren zodat resultaten bereikt worden. Charisma.
• Geeft partners/experts ruimte om besluiten te nemen en ondersteunt hen bij het realiseren van collectieve ambitie
• Draagt de eigen visie uit en wordt op grond daarvan door partners/experts binnen en buiten de eigen werkomgeving gevraagd bijdrage te leveren aan hun ambities
• Creëert ruimte en mogelijkheden voor personeel om werkzaamheden op eigen (en eventueel andere) wijze uit te voeren
• Inspireert partners/experts om hun visie te delen en om draagvlak en betrokkenheid hiervoor te realiseren.
Omgevingsbewustzijn
Laten blijken geïnformeerd te zijn over maatschappelijke en politieke ontwikkelingen of andere omgevingsfactoren
en deze kennis effectief benutten voor de eigen functie of organisatie.
• Stelt zich op de hoogte van externe (politieke en maatschappelijke) ontwikkelingen en vertaalt deze naar de eigen werksituatie.
• Stelt zich op de hoogte van veranderingen in de rampenbestrijdingsorganisatie en vertaalt deze naar de eigen werksituatie.
Oordelen
Op basis van beschikbare informatie en ervaring en met inachtneming van de heersende waarden en normen tot een
mening komen die als geldig erkend wordt.
• Komt op basis van tegenstrijdige informatie tot een gewogen mening en beïnvloedt daarmee de richting voor de rampenbestrijdingsorganisatie.
• Betrekt een breed scala aan alternatieve opvattingen en meningen in de oordeelsvorming en houdt rekening met gevolgen voor de betrokken partijen.
• Schetst de mogelijke gevolgen van plannen en meningen in situaties met een hoge mate van onzekerheid en complexiteit.
Overtuigingskracht
Het verkrijgen van instemming en enthousiasme voor bepaalde doelen, plannen of ideeën zodat deze worden
geaccepteerd of gedragen.
• Treedt krachtig en vastberaden op bij verschillende of tegengestelde meningen, belangen of verwachtingen
• Wisselt relatiegericht van invloedstijl om zwaarwegende (belangen) tegenstellingen of conflicten te overbruggen
• Enthousiasmeert anderen voor zijn/haar standpunten, ook wanneer sprake is van fundamentele verschillen van inzichten of conflictsituaties; houdt de relatie daarbij in stand.
KWALIFICATIEDOSSIER REGIONAAL OPERATIONEEL LEIDER
18
Plannen, organiseren en coördineren
Vanuit een vastgesteld doel bepalen welke taken/activiteiten georganiseerd en gepland moeten worden en daar naar
handelen. Bepalen van prioriteiten en aangeven van een volgorde van werkzaamheden.
• Ondersteunt en stuurt partners/experts aan bij de planning en uitvoering van hun werkzaamheden en bewaakt de voortgang
• Coördineert veel werkzaamheden die inhoudelijk van elkaar verschillen, met een langere doorlooptijd of met gevolgen voor de langere termijn
• Houdt op elk moment en op elk niveau het overzicht van werkzaamheden en stuurt indien nodig bij op hoofdlijnen
• Anticipeert op onverwachte gebeurtenissen die van invloed zijn op de planning en past de planningen en doelstellingen hierop aan.
Politiek-bestuurlijk inzicht
Anticiperen op en onderkennen van de relevantie van gebeurtenissen die van invloed zijn op de positionering van de
brandweer en rampenbestrijdingsorganisatie in de politiek-bestuurlijke context.
• Schat politiek-bestuurlijke belangen in, betrekt actoren in besluitvorming en deelt het succes met bestuurders
• Benut het politiek-bestuurlijk krachtenveld rondom de brandweer en de ontwikkeling van de rampenbestrijdingsorganisatie, stemt zijn handelen af op dit krachtenveld en sluit allianties
• Legt relaties tussen de verwachte resultaten voor de eigen organisatie en criteria voor andere schakels in de bestuurlijke keten.
Probleemanalyse
Signaleren van problemen, herkennen van belangrijke informatie; verbanden leggen tussen gegevens. Opsporen van
mogelijke oorzaken van problemen; zoeken naar ter zake doende gegevens.
• Herkent (in een vroeg stadium)dat er sprake is van een bepaald probleem.
• Verzamelt informatie (mondeling en schriftelijk) over achtergronden en oorzaken van het probleem, voordat hij een besluit neemt. Diept het probleem uit.
• Integreert nieuw gevonden informatie met bestaande informatie.
• Legt verbanden tussen de verschillende soorten informatie.
• Weet symptomen van oorzaken te onderscheiden.
• Maakt onderscheid tussen feitelijke informatie en interpretaties/veronderstellingen.
Samenwerken
Zich inzetten om met anderen resultaten te bereiken en daarmee bijdragen aan een gezamenlijk doel. Denken en
handelen vanuit gemeenschappelijke belangen.
• Zoekt actief samenwerking met partners/experts op en stuurt daarbij op gemeenschappelijke belangen; betrekt partners/experts in besluitvorming en komt met hen tot een gemeenschappelijk doel en aanpak.
• Doet actief aan kennisoverdracht door eigen kennis en ervaringen te delen en partners/experts te motiveren hun expertise in te brengen.
• Beweegt partners/experts tot samenwerken en zorgt ervoor dat het resultaat wordt ervaren als een gezamenlijke verantwoordelijkheid.
KWALIFICATIEDOSSIER REGIONAAL OPERATIONEEL LEIDER
19
Stressbestendigheid
Kalm, objectief en effectief blijven functioneren bij tijdsdruk, tegenslag, teleurstelling of tegenspel. Om kunnen gaan
met weerstanden.
• Houdt onder grote druk en bij complexe situaties vast aan het eigen standpunt; past bij problemen of tegenstand de aanpak aan
• Herkent stressfactoren en maakt deze bespreekbaar door het proces met partners/experts te analyseren
• Presteert langdurig goed onder tijdsdruk, tegenslag en complicaties
• Schermt partners/experts af van stress door (tijds)druk en zorgt dat het werk hier geen schade van ondervindt.
Sturing geven aan proces
Op inspirerende wijze richting geven aan het proces. Randvoorwaarden scheppen en mensen motiveren zodat
resultaten bereikt worden.
• Geeft partners/experts ruimte om besluiten te nemen en ondersteunt hen bij het realiseren van collectieve ambitie
• Draagt de eigen visie uit en wordt op grond daarvan door partners/experts binnen en buiten de eigen werkomgeving gevraagd bijdrage te leveren aan hun ambities
• Creëert ruimte en mogelijkheden voor personeel om werkzaamheden op eigen (en eventueel andere) wijze uit te voeren
• Inspireert partners/experts om hun visie te delen en om draagvlak en betrokkenheid hiervoor te realiseren.
KWALIFICATIEDOSSIER REGIONAAL OPERATIONEEL LEIDER
20
Bijlage 2: Uitwerking niveaus in aansturing
Kerncompetenties
De uitwerking van de verschillende niveaus in aansturing is ontleend aan Het Referentiekader
Regionaal Crisisplan 2009.
Processen zijn ‘ketens van activiteiten in hun onderlinge samenhang, logisch geordend en gericht
op het bereiken van resultaat (output)’. Een procesmodel geeft een globaal overzicht van de
‘ketens aan activiteiten’ in een organisatie, terwijl een procesbeschrijving laat zien waaruit een
bepaald proces bestaat, wat het moet opleveren en met welke andere activiteiten het samenhangt.
Dat biedt vervolgens de mogelijkheid om aan procesmanagement te doen: ‘het beheersen,
beïnvloeden en controleren, naar onze hand zetten en als het even kan voorspelbaar maken van de
processen’. Het procesmanagement dat hier wordt bedoeld betreft het managen van
bedrijfsprocessen en niet - hoe wezenlijk ook voor crisisbeheersing - het managen van de
besluitvormingsprocessen zelf.
Een algemeen geaccepteerd uitgangspunt is dat er in elke organisatie drie hoofdsoorten processen
zijn: primaire – op de klant gerichte – processen, ondersteunende processen en besturende
processen. Primaire processen zijn daarbij het meest onderscheidend, omdat ze direct te maken
hebben met de daadwerkelijke en unieke productie en levering van diensten en goederen aan een
‘klant’. Te denken valt aan het bestrijden van brand of emissie van gevaarlijke stoffen, het
ontruimen en afzetten van het brongebied, het met ambulances vervoeren van gewonden en het
opvangen van ontheemde mensen. Besturende en ondersteunende processen, die ten dienste staan
aan de primaire processen, zijn echter nauwelijks onderscheidend en bij vrijwel alle organisaties in
hoofdlijnen hetzelfde opgebouwd.
Het Referentiekader Regionaal Crisisplan 2009 richt zich vooral op besturende processen3, omdat
zij - tegen de achtergrond van de Basisvereisten Crisismanagement - deze als randvoorwaardelijk
beschouwt binnen het bestuurlijke en operationele netwerk voor crisisbeheersing. Het
referentiekader onderscheidt het sturend werk op vier niveaus in de volgende werkwoorden4:
• besturen, we weten welke bestuurlijke prestaties we willen behalen;
• richten, we weten welke operationele prestaties we willen behalen;
• inrichten, we zijn er klaar voor;
• verrichten, we doen het; - de intake en inzet van capaciteit voor uitvoerend werk; - de intake en inzet van capaciteit voor ondersteunend werk; - de intake en inzet van capaciteit voor verbeterwerk5.
3 De term besturende processen kan beschouwd worden als een processoort, maar ook het proces van besluitvorming zelf, al dan niet
binnen netwerken. Hier wordt het besturend proces als een processoort beschouwd. 4 De begrippen strategisch, tactisch en operationeel worden verschillend geïnterpreteerd binnen de afzonderlijke sectoren en
beleidsterreinen
binnen het netwerk. 5 Het verbeterwerk - hoe essentieel ook - wordt niet nader beschreven in dit referentiekader.