Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie...

163
Regionaal Beleidsplan Food Valley 2015-2018 Food Valley Oktober 2013

Transcript of Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie...

Page 1: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Regionaal Beleidsplan Food Valley 

2015­2018

Food Valley

Oktober 2013

Page 2: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Inhoudsopgave

Ten geleide..................................................................................................................... 11.1. Aanleiding.......................................................................................................11.2. Visie en uitgangspunten..................................................................................11.3. Totstandkoming...............................................................................................21.4. Geldigheidsduur en actualisering....................................................................2

2. Inleiding...................................................................................................................... 42.1. Situatieschets: de opgave...............................................................................42.2. De wettelijke eisen..........................................................................................52.3. Randvoorwaarden..........................................................................................62.4. Visie en uitgangspunten..................................................................................62.5. Ambitie............................................................................................................72.6. De opgave......................................................................................................8

3. Lokale en (boven)regionale taken: verantwoordelijkheid en inkoop..........................103.1. Visie en uitgangspunten................................................................................103.2. Lokale versus (boven)regionale zorg............................................................103.3. Inkoop van lokale en (boven)regionale zorg.................................................123.4. Conclusies en uitwerking..............................................................................19

4.Toegang en toeleiding................................................................................................204.1. Inleiding........................................................................................................204.2.Toeleiding naar (boven)regionale hulp...........................................................214.3.Toegang tot Jeugdbescherming, AMHK en 24-uurszorg (crisiszorg).............244.4.Conclusies en uitwerking...............................................................................26

5. Sturing......................................................................................................................275.1. Inleiding........................................................................................................275.2. Continuïteit van zorg.....................................................................................275.3.Sturing door Samenwerking...........................................................................305.4 Sturing op doelen en prestaties.....................................................................315.5.Sturing op financiële risico’s..........................................................................365.6.ICT.................................................................................................................40 41

6.Financiële afspraken regionale inkoop.......................................................................426.1. Inleiding........................................................................................................426.2.Budget en zorgvormen 2015..........................................................................426.3 Toekomstperspectief (2016 en latere jaren)...................................................446.4. Financiële vertaling inkoopkader..................................................................45

7.Risicoanalyse.............................................................................................................477.1. Inleiding........................................................................................................477.2 Risicoanalyse................................................................................................487.3 Conclusie.......................................................................................................49

8.Uitvoering................................................................................................................... 50Bijlage I: Uitvoeringsplanning beleidsplan ....................................................................51

Page 3: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.
Page 4: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Ten geleide

1.1. AanleidingOp 1 juli 2013 hebben de staatssecretarissen van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en het ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ) het voorstel voor de Jeugdwet aangeboden aan de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel is een belangrijke stap naar een nieuw jeugdstelsel. Gemeenten worden verantwoordelijk om kwalitatief goede ondersteuning, hulp en zorg te bieden voor de jeugdigen en opvoeders die dat nodig hebben. De Tweede Kamer heeft begin oktober de concept wet besproken en met de nodige aanvullingen en bewerkingen vastgesteld. De concept Jeugdwet is doorgeleid naar de Eerste Kamer voor behandeling. De nieuwe wet zal, onder voorbehoud van vaststelling door de Eerste en Tweede Kamer en publicatie in de Staatscourant uiterlijk 1 januari 2014, per 1 januari 2015 in werking treden. Zij beoogt een doelmatiger en efficiënter systeem waarbij de zorg meer is toegesneden op de maat van de jeugdige en het gezin. De gemeente staat dicht bij haar inwoners en is daardoor vaak beter in staat om de ondersteuningsvragen van haar inwoners te beantwoorden.

In de nieuwe Jeugdwet staat dat gemeenten moeten samenwerken als dat noodzakelijk is voor een doeltreffende of doelmatige uitvoering van de wet. Deze samenwerking hebben de gemeenten in FoodValley1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven. Hierbij wordt uitgegaan van de lokale beleidsplannen van de diverse gemeenten en wordt ingegaan op de gezamenlijk afspraken over de wijze waarop we de (boven)regionale zorg voor de jeugd vorm gaan geven. 

1.2. Visie en uitgangspuntenIn het Plan van Aanpak ‘Zorg voor jeugd in FoodValley’ (mei 2012) is ingegaan op de aanleiding tot de decentralisatie. De aanleiding tot de decentralisatie is de ervaring dat het huidige jeugdzorgstelsel niet het juiste antwoord geeft op alle ondersteuningsvragen van jeugdigen en ouders en dat de uitvoering ook niet op de juiste wijze plaatsvindt. Een belangrijk algemeen punt van zorg is dat er een ingewikkeld en duur stelsel is ontstaan. Vooral voor jeugdigen en ouders is het onoverzichtelijk waar zij begeleiding, ondersteuning of zorg kunnen krijgen en waarvoor. Maar ook de overheid en zorgorganisaties ervaren het huidige stelsel als onoverzichtelijk en kostbaar. Het besluit van het Rijk om alle verantwoordelijkheden over te hevelen naar de gemeenten leidt er toe dat de afzonderlijke gemeenten en de samenwerkende gemeenten in de regio FoodValley tot een herijking van visies ten aanzien van jeugd, ouders en de bijbehorende zorg moeten komen. De uitgangspunten die tezamen de visie vormen, zijn neergelegd in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”.

Uitgangspunten regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”1. Wij vertrouwen erop dat ouders dagelijks voorzien in de zorg en veiligheid die jeugdigen nodig 

hebben om zich adequaat te ontwikkelen.2. Gezinnen voeren zelf regie op de zorg die zij ontvangen of laten de regie voeren door iemand 

uit de sociale omgeving.

1 Barneveld, Ede, Nijkerk, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel en Veenendaal

1

Page 5: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

3. Er moet sprake zijn van vertrouwen tussen de professional en jeugdige en ouders4. Voor de FoodValleygemeenten geldt dat de regionale samenwerking in dienst staat van de 

lokale situatie5. Het is gelet op de voorgenomen transitie niet vanzelfsprekend dat alle spelers uit het 

maatschappelijk middenveld (op eenzelfde manier) terugkeren in een nieuw stelsel van de zorg voor jeugd. 

 

De regiogemeenten in FoodValley willen met het regionale beleidsplan het volgende bereiken:

Doelstelling jeugdzorg Food Valley De samenwerkende gemeenten in Foodvalley willen de Jeugdwet zo goed mogelijk uitvoeren door te zorgen voor een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod, dat bij voorkeur lokaal uitgevoerd wordt. De uitvoering van de toekomstige zorg voor jeugd is een lokale verantwoordelijkheid met een regionale component.  

1.3. TotstandkomingBij het opstellen van dit beleidsplan is uitgegaan van de kaders zoals weergegeven in de concept­Jeugdwet en bijbehorende Memorie van toelichting, zoals die is aangeboden aan de Tweede Kamer. De concept­Jeugdwet zal nog aangepast worden als gevolg van de behandeling in de Tweede Kamer en mogelijk nog als gevolg van behandeling in de Eerste Kamer.Dit regionale beleidsplan is tot stand gekomen door de inspanning van velen: wethouders, gemeentesecretarissen, gemeentelijke projectleiders en de leden van de Werkgroep Transitie. Het proces is afgestemd met de gemeentelijke projectleiders. Daarnaast zijn het Netwerk Samen Sterk (regionaal project voor cliëntparticipatie) en de regionale klankbordgroep (bestaande uit vertegenwoordigers van cliëntorganisaties en instellingen) geconsulteerd.

1.4. Geldigheidsduur en actualiseringHet regionale beleidsplan is een aanvulling op de lokale beleidsplannen, omdat de zeven gemeenten de jeugdzorg zo integraal en dichtbij mogelijk willen organiseren. Om die reden wordt er van uitgegaan dat een algemene beschrijving van de opgave van de jeugdzorg voor gemeenten is aangegeven in de lokale beleidsplannen. Om doublures te voorkomen, is dit niet opgenomen in dit regionale beleidsplan. 

Het beleidsplan bevat samenwerkingsafspraken voor de periode 2015­2018. De ontwikkeling en innovatie van een nieuw stelsel voor zorg voor jeugd kost tijd en inspanning vanuit de samenwerkende gemeenten. Het beleidsplan zal een redelijke tijdspanne moeten bestrijken om de vastgestelde afspraken waar te kunnen maken.De transitie van de Jeugdzorg staat gepland voor 1 januari 2015. Dat wil niet zeggen dat het ‘nieuwe’ stelsel dan klaar staat. Vele bouwstenen staan nog aan het begin of moeten nog worden ontwikkeld zoals bijvoorbeeld de oprichting van gecertificeerde instellingen die de dwang­taken gaan uitvoeren of nieuwe bekostigingssystematiek voor jeugdhulpinstellingen.

2

Page 6: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Dat betekent voor het beleidsplan: tijd om samen na te denken over een nieuwe vormgeving én tegelijkertijd in de beginjaren nog gedeeltelijk doorgaan met ‘oude’ systemen. De continuering van de zorg voor kinderen en jongeren staat centraal.  

Het regionale beleidsplan dient regelmatig geactualiseerd te worden en is om een aantal redenen “werk in uitvoering”. Ten eerste dient het regionale beleidsplan te worden afgestemd op de lokale beleidsplannen die bijna tegelijkertijd worden geschreven. Actualisering is voorts noodzakelijk omdat de uiteindelijke Jeugdwet en mogelijke reparaties door Algemene maatregelen van Bestuur (AmvB) nu nog niet vaststaan. De richting is bekend , maar niet het precieze resultaat. Maar misschien wel belangrijkste reden waarom dit stuk geactualiseerd moet worden, is dat de samenwerkende gemeenten gedurende de implementatie tot veranderende inzichten komen of tot oplossingen voor vraagstukken waar nog geen antwoord voor was.

3

Page 7: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Inwoners TotaalAantal inwoners per 01-01-2012* 298.520Aantal jeugdigen t/m 17 jaar per 01-01-2012* 73.020

24%Zorg: aantal cliëntenTotaal AWBZ-jeugdzorg 1.650Totaal Zvw-jeugdzorg 4.750Totaal Provinciaal-gefinanc. Jeugdzorg 3.780Totaal aantal cliënten die Jeugd-opvoedhulp ontvangen 10.180

Beschikbare middelen meicirculaire 2013 (in miljoenen) 61.357.656

2. Inleiding

2.1. Situatieschets: de opgave

Het gaat over het algemeen goed met onze jeugd. Volgens het SCP­rapport ‘Terecht in jeugdzorg’ maakt 19% gebruik van een eerstelijns­ of tweede lijnsvoorziening waarbij 7,5% gebruik maakt van geïndiceerde zorg (SCP 2013; 63). Omgekeerd: met ruim 80% van de jeugdigen en opvoeders gaat het goed of zijn de problemen niet van dien aard dat de opvoeders het niet zelf kunnen oplossen.

Het gebruik van jeugdhulp ligt in FoodValley iets lager dan het landelijke gebruik, maar dit scheelt niet veel (0,9%). Het aanbod aan jeugdzorg in FoodValley is behoorlijk compleet: met uitzondering van JeugdzorgPlus (regio­overstijgend aanbod) kan elke jeugdige voor elke jeugdzorgvorm terecht binnen FoodValley. 

Onderstaand tabel geeft een beeld van jeugdigen, gebruik en beschikbare middelen. De verwachte beschikbare middelen voor 2015 zijn afkomstig uit de meicirculaire 2013 en derhalve een momentopname met veel mitsen en maren. Ten tijde van het schrijven van dit stuk heeft de staatssecretaris toegezegd dat de definitieve cijfers eind 2013 bekend zijn.

Tabel: Inwoners, jeugdigen, cliënten en beschikbare middelen in Regio FoodValley

Toch blijkt duidelijk de opgave: met de beschikbare middelen zullen de individuele gemeenten lokaal en in regionale samenwerking een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod moeten bieden voor al hun jeugdigen en ouders. 

Om de opdracht die de zeven gemeenten in de regio zichzelf gesteld hebben goed te omschrijven, dienen we achtereenvolgens te bezien wat de wettelijke eisen zijn (par.2.2), de randvoorwaarden (2.3) en de uitgangspunten van de regiogemeenten zoals verwoord in de regionale visie “Elke jeugdige telt 

4

Page 8: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

en doet mee” (2.4). Aan het eind van dit hoofdstuk volgt de ambitie; wat wensen we voor onze jeugdigen die jeugdhulp behoeven als we onze uitgangspunten waarmaken waarbij we rekening houden met de Jeugdwet en de randvoorwaarden?

Vanuit die realistische uitgangspunten worden beleidsmatige keuzes gemaakt voor het gezamenlijke beleid: dit is de inhoud van het Regionale Beleidsplan FoodValley. Het Regionale Beleidsplan bestaat niet alleen bestaan uit gemaakte keuzes maar ook uit vraagstukken die we nog met elkaar moeten oplossen.

2.2. De wettelijke eisen

In de nieuwe Jeugdwet staan veel aspecten die richting geven aan het nieuwe stelsel. Ze helpt daarbij gemeente om het nieuwe stelsel vorm te geven maar ook beperkt zij de gemeenten om het stelsel naar eigen inzicht in te richten. Belangrijke richtingen/verplichting zijn:

1. Regionale samenwerking.In de Jeugdwet staat dat wanneer dat nodig is voor een efficiënte en effectieve uitvoering van de Jeugdwet regionaal moet worden samengewerkt. De gemeenten hebben in beginsel de mogelijkheid om zelf tot afspraken te komen over de wijze waarop zij hun nieuwe taken gaan vormgeven. Samenwerking is in ieder geval verplicht voor het nieuw in te richten AMHK, de jeugdbescherming, de jeugdreclassering, de gesloten jeugdhulp (jeugdzorg­plus) en bepaalde vormen van gespecialiseerde jeugdhulp.

2. Kwaliteitseisen van Jeugdhulp.In de Jeugdwet is geformuleerd welke kwaliteitseisen gelden voor alle vormen van jeugdhulp. Deze kwaliteitseisen zijn geformuleerd aan de aanbieders van jeugdhulp. Deze kwaliteitseisen zijn bijvoorbeeld: inzetten van geregistreerde professionals, gebruik van een hulpverleningsplan, systematische kwaliteitsbewaking door de jeugdhulpaanbieder en een verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor alle medewerkers van een jeugdhulpaanbieders.

3. De rechtspositie van de jeugdige en de ouders is in de wet verankerd door een tweetal verplichtingen naast de onder punt 2 genoemde kwaliteitseisen:

a. De jeugdhulpplicht: de gemeente heeft een jeugdhulpplicht met een eigen beleidsvrijheid. Als eerste geldt het uitgangspunt van de eigen kracht van jeugdige en zijn ouders; het college is alleen gehouden een voorziening te treffen als de jeugdige en zijn ouders er op eigen kracht niet uitkomen. Daarnaast is het de gemeente die beslist of en welke voorziening een jeugdige nodig heeft.

b. Verder zijn er de volgende specifieke bepalingen in de wet opgenomen: de verplichte informatie aan jeugdigen en ouders over de te verlenen jeugdhulp, het toestemmingsvereiste, een effectieve en laagdrempelige klachtenbehandeling, het realiseren van medezeggenschap van jeugdigen en hun ouders (cliëntenraad) en het  beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon. 

4. Beslissingen van de Kinderrechter zijn verplichtend voor gemeenten. In die zin is de Kinderrechter ook een belangrijke toegang tot een deel van de jeugdhulp. 

5. Huisartsen en medisch specialisten hebben in de nieuwe Jeugdwet een belangrijke toeleidingsfunctie naar Jeugdhulp. De huisarts zal in het systeem een plek moeten krijgen.

5

Page 9: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

2.3. Randvoorwaarden

Om een regionale samenwerking goed te laten verlopen, is inzicht nodig in de randvoorwaarden. Deze kunnen procesmatig of inhoudelijk van aard zijn en belangrijk is daarbij op te merken dat de randvoorwaarden vrijwel nooit een keuze zijn. Tot slot zijn de  randvoorwaarden de huidige randvoorwaarden zoals we die nu kunnen overzien; dat is het vertrekpunt voor dit beleidsplan. Ze geven veelal weer dat dit beleidsplan niet een op zichzelf staand document is.

Afstemming met gemeentelijke beleidsplannenIn de regiovisie staat dat de samenwerking van de 7 gemeenten vertrekt vanuit de gedachte: de toekomstige zorg voor de jeugd is een lokale verantwoordelijkheid met een regionale component. Dit geeft de belangrijkheid van het thema aan; dit beleidsplan moet de toetsing aan de gemeentelijke beleidsplannen kunnen doorstaan. 

Afstemming met andere domeinenVanuit de gedachte ‘één gezin één plan’ is een belangrijke randvoorwaarde voor het slagen van de transitie en de transformatie dat er wordt afgestemd met de domeinen onderwijs (inclusief de leerplichtambtenaar en de RMC­functie), zorg (curatieve en langdurige zorg), werk en inkomen en politie en justitie, zowel op het beleidsniveau van de organisaties als op het niveau van de werkvloer. Deze afstemming is cruciaal om ‘winst’ te boeken in het nieuwe stelsel.Een grote doorbraak is ook de noodzakelijke integrale afstemming vanuit meerdere afdelingen rondom het sociale domein die binnen gemeentehuizen moet worden georganiseerd

Verbinding met andere transitiesGemeenten geven aan dat ze transities integraal willen bezien. Zo zijn bijvoorbeeld gemeenten van plan om één toegang te organiseren voor de verschillende vormen van hulp en ondersteuning. Inhoudelijk zal in het regionale beleidsplan dusdanige keuzes gemaakt moeten worden dat ze overeenstemmen met de lokale wensen ten aanzien van de inrichting van de WMO en de Participatiewet.

Lopende regionale projecten: de transformatie is in gang gezetDe overgang van de jeugdzorg naar de gemeenten betekent ook een transformatie: een omslag in de cultuur en structuur van het bieden van jeugdhulp. Nieuwe zorgvormen krijgen kansen binnen een nieuwe structuur. Binnen FoodValley  zijn de samenwerkende gemeenten in 2012 gestart met een aantal projecten waarin wordt geëxperimenteerd met nieuwe zorgstructuren en zorgvormen. Dit zijn het project Versterken basisstructuur, Nazorg na jeugzorg, het Experiment indicatievrije ambulante jeugdzorg en Zeggenschap over hulp. Deze projecten leveren bouwstenen voor en bouwen zelf aan het nieuwe stelsel zorg voor jeugd. De kennis en ervaring die opgedaan is en wordt bij deze projecten dient mede als input voor het opstellen van het regionale beleidsplan. Deze projecten vormen inhoudelijke startpunten van waaruit kan worden geput.

2.4. Visie en uitgangspunten

Met de bekendheid van de kaders van de Jeugdwet en de randvoorwaarden, komen we op de geformuleerde uitgangspunten binnen de regio FoodValley. Deze uitgangspunten die tezamen de visie vormen zijn neergelegd in de regiovisie “Elke jeugdige telt en doet mee” en in onderstaand blok weergegeven.

Uitgangspunten  regionale visie 1. Wij vertrouwen erop dat ouders dagelijks voorzien in de zorg en veiligheid die jeugdigen nodig 

6

Page 10: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

hebben om zich adequaat te ontwikkelen.2. Gezinnen voeren zelf regie op de zorg die zij ontvangen of laten de regie voeren door iemand 

uit de sociale omgeving.3. Er moet sprake zijn van vertrouwen tussen de professional en jeugdige en ouders4. Voor de FoodValley  gemeenten geldt dat de regionale samenwerking in dienst staat van de 

lokale situatie5. Het is gelet op de voorgenomen transitie niet vanzelfsprekend dat alle spelers uit het 

maatschappelijk middenveld (op eenzelfde manier) terugkeren in een nieuw stelsel van de zorg voor jeugd. 

Bovenstaande uitgangspunten zijn in de volgorde zo opgebouwd dat het allereerst om een cultuuromslag gaat waarbij het versterken en benutten van de eigen kracht centraal staat. Uitgangspunt 1 en 2 tezamen zeggen dat een gezin eerst eigen verantwoordelijkheid neemt alvorens een beroep te doen op professionele begeleiding, ondersteuning en zorg.Als er enige vorm van jeugdhulp nodig is dan is de professional aan zet. Deze is niet vrij om te doen wat hij wil maar heeft te maken met de volgende uitgangspunten: de vraag van jeugdige en gezin centraal stellen, kiezen voor maatwerk, de groei naar zorg temperen en de regio wenst primair ondersteunende zorg. Daarnaast moet de professional de regie houden als er sprake van meerdere zorgvormen of zwaardere zorg. Ook bij de professionals is een cultuuromslag nodig. Deze kunnen dit niet alleen maar zullen ook de hulp van de ouders en kinderen nodig hebben om dit te bereiken. Om dit waar te maken komen we op uitgangspunt 3: er moet sprake zijn van vertrouwen tussen professional en jeugdigen en ouders.

Uitgangpunt 4 zegt: ‘Voor de FoodValley gemeenten geldt dat de regionale samenwerking in dienst staat van de lokale situatie’. Allereerst zijn de gemeenten zelf verantwoordelijk voor begeleiding, ondersteuning en zorg aan jeugdigen in de eigen gemeenten. Zij hebben ook al veel geïnvesteerd in het sociale domein. De te maken keuzes op het regionale niveau moeten aansluiten bij het sociale domein.Regionale samenwerking moet een toegevoegde waarde hebben voor het lokale aanbod en beleid. Ook de regionale samenwerking tussen en ondersteuning van gemeenten gaat uit van het principe van eigen kracht en versterkt het zelfoplossend vermogen van de gemeenten. De samenwerking kan zowel inhoudelijk, beleidsmatig als organisatorisch zijn en de beschrijving van die keuzes en beslispunten komen in dit beleidsplan naar voren.

De gewenste structuur en cultuurverandering in de jeugdzorg raakt ook de maatschappelijke organisaties en zorgaanbieders. Er zit veel expertise maar het is niet duidelijk in welke vorm (zorgvorm of type instelling) deze kennis zal terugkeren. Een cultuuromslag in het denken over de verandering in de zorg met ouders/kinderen en professionals heeft vanzelfsprekend ook invloed op de zorgaanbieders (het maatschappelijk middenveld). Het is niet vanzelfsprekend dat zij terugkeren maar wel dat zij binnen de gestelde kaders door de gemeenten kunnen meedoen en denken over een nieuw stelsel (professioneel bondgenootschap). Dit is vastgelegd in uitgangspunt 5.  

2.5. Ambitie

In de genoemde regionale visie is de volgende ambitie opgenomen waarin gemeenten gezamenlijk lokaal en regionaal er naar streven dat:

Veiligheid van de jeugdige voorop staat. 

7

Page 11: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

• De sociale omgeving een actieve bijdrage levert aan het opvoeden en opgroeien van kinderen en jongeren.

• Professionele begeleiding, ondersteuning en zorg is gebaseerd op de vraag van de jeugdige en hun ouders 

• Professionele begeleiding, ondersteuning en zorg effectief is en snel en eenvoudig beschikbaar. 

• Het regionale voorzieningenaanbod aanvullend is op het lokale aanbod• Er keuzevrijheid is voor de jeugdige of het gezin.• Jeugdigen en hun ouders (weer) regie voeren op hun eigen leven. 

Het heeft te allen tijde de voorkeur een kind te laten opgroeien in zijn gezin. Indien dit niet tot de mogelijkheden behoort wordt het kind een duurzame plek geboden in een pleeggezin (netwerk­ of bestandspleeggezin) of een gezinshuis. Slechts indien er geen andere mogelijkheden zijn om aan de zorgvraag van het kind te voldoen vindt plaatsing in een residentiële setting plaats2. 

De veiligheid van de kinderen die aan jeugdhulp zijn toevertrouwd staat als eerste genoemd en dat is niet willekeurig. Het systeem waarin kinderen worden toevertrouwd aan zorgaanbieders (hulpverleners) zal veilig moeten zijn, bij onderlinge afstemming tussen aanbieder van jeugdhulp zal veiligheid geborgd moeten zijn en onveilige signalen voor kinderen in gezinnen zullen snel worden omgezet in daadkrachtig handelen.  

2.6. De opgave

De opgave in al zijn facetten komt naar voren als het spreekwoordelijke ui afpellen. Er zijn beperkte beschikbare middelen waarmee de gemeenten een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod moeten bieden voor de jeugdigen en ouders. De bezuinigingen in de jeugdzorg zullen na de overgang toegaan naar structureel 20% afgemeten aan het huidige niveau van middelen die uitgegeven worden aan zorg voor jeugd. De rijksoverheid heeft daarnaast door middel van de Jeugdwet eisen gesteld aan samenwerking, kwaliteit, de positie van ouders en kinderen en eisen gesteld om de meest kwetsbare jeugdigen de veiligheid te garanderen. De randvoorwaarden zijn gegeven; een regionaal beleidsplan heeft vele raakvlakken en aanpalende domeinen.

Binnen deze context hebben de regiogemeenten hun visie en uitgangpunten voor samenwerking neergelegd in de regionale visie. Met die uitgangspunten wil de regio de transformatie vormgeven en de ambities waarmaken.

In het huidige stelsel is het zorgaanbod gescheiden in 0e, 1e en 2e   lijns zorg. Maar een dergelijke strakke indeling sluit niet aan bij de behoefte aan hulp in de gezinnen. In de regionale visie is onderstaand figuur opgenomen, waarmee deze nieuwe benadering van kijken naar gezinnen en het verlenen van zorg geïllustreerd wordt. Zowel lokaal als bij de beschrijving van het regionale beleidsplan gaan we uit van (het versterken van) de eigen kracht van de jeugdige. Indien nodig en mogelijk valt de jeugdige (en het gezin) primair terug op het sociaal netwerk in de eigen omgeving: familie, buren, vrienden, school, verenigingen, etc. Als professionele zorg, begeleiding of zorg nodig is wordt aansluiting gezocht bij algemeen collectieve voorzieningen. Is dat niet toereikend dan kan een beroep worden gedaan op individuele (maatwerk) voorzieningen. 

2 Motie Ypma (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013­2014, 33684, nr.80)

8

Page 12: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Het onderstaande figuur illustreert deze nieuwe benadering van kijken naar gezinnen en het verlenen van zorg. Wij gaan uit van (het versterken van) de eigen kracht van de jeugdige. Indien nodig valt de jeugdige (en het gezin) primair terug op het sociaal netwerk in de eigen omgeving: familie, buren, vrienden, school, verenigingen, etc. Als professionele zorg, begeleiding of zorg nodig is wordt aansluiting gezocht bij algemeen collectieve voorzieningen. Is dat niet toereikend dan kan een beroep worden gedaan op individuele (maatwerk) voorzieningen. 

9

Page 13: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

3. Lokale en (boven)regionale taken: verantwoordelijkheid en inkoop

3.1. Visie en uitgangspunten

In dit hoofdstuk geven wij, op basis van de kennis waarover wij nu beschikken, een overzicht van de voorzieningen die wij lokaal, regionaal en bovenregionaal zullen uitvoeren en maken we een keuze voor het organisatieniveau van de inkoop van deze voorzieningen. 

In de nieuwe Jeugdwet staat dat gemeenten op regionaal niveau samenwerken indien dat noodzakelijk is. Dit geldt voor een aantal taken: de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering, het Advies­ en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK), bepaalde specialistische vormen van zorg, de kindertelefoon en gesloten jeugdzorg. 

De regio FoodValley laat zich bij de keuze van de uitvoering van de voorzieningen op lokaal danwel (boven)regionaal niveau leiden door het uitgangspunt: ‘Lokaal wat lokaal kan, regionaal wat loont’. Dit is een vertaling van het uitgangspunt over samenwerking in de Regiovisie: ‘Voor de FoodValley gemeenten geldt dat er op regionale schaal afspraken worden gemaakt indien dat vanwege schaalvoordeel dan wel garantie van beschikbare zorg efficiencywinst heeft. 

De afweging welke voorzieningen een lokale danwel (boven)regionale verantwoordelijkheid zijn moet verder worden aangescherpt. Wat bedoelen we met verantwoordelijkheid? In dit beleidsplan bedoelen we met verantwoordelijkheid dat voor de gekozen voorzieningen het budget lokaal wordt beheerd, aangestuurd en uitgevoerd; de zeggenschap is een lokale aangelegenheid.Dit moet onderscheiden worden van het organiseren van de inkoop. Een bepaalde voorziening kan onder beheer en verantwoordelijkheid van de afzonderlijke gemeenten vallen en toch regionaal (gezamenlijk) worden ingekocht.

In de volgende twee paragrafen onderscheiden we de keuze van lokale en(boven)regionale zorg (par.3.2) en de keuze van de inkoop van deze zorg (par.3.3). De eerste is een beleidsmatige keuze en het tweede geeft de organisatie van de inkoop van zorg weer.

3.2. Lokale versus (boven)regionale zorg

De regiogemeenten laten zich bij de keuze van de verantwoordelijkheid van de voorzieningen (beheer, aansturing en uitvoering) lokaal danwel (boven)regionaal leiden door het uitgangspunt: ‘Lokaal wat lokaal kan, regionaal wat moet’. Afgesproken is dat bij de zorg aan jeugdigen wordt gezocht naar de kleinst mogelijke schaal. Dit kan worden vertaald door te kijken naar het cliëntperspectief. Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk de leefroutes van jeugdigen en ouders gevolgd worden en begeleiding, ondersteuning en zorg “dichtbij” beschikbaar zijn. Onder lokale verantwoordelijkheid wordt verstaan dat begeleiding, ondersteuning en zorg binnen de eigen gemeentegrenzen wordt geboden (bijv. thuis of in de wijk) aan de jeugdige of het gezin. 

Onderstaand schema maakt inzichtelijk welke huidige zorgvormen lokaal, dan wel regionaal uitgevoerd worden. De lijst is niet uitputtend maar op hoofdlijnen richtinggevend. De kleinst mogelijke schaal is 

10

Page 14: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

uitgangspunt. Op basis van deze indeling kan grofweg gezegd worden dat de meeste vormen van ambulante begeleiding lokaal uitgevoerd kunnen worden en dat vormen van verblijf (dagdelen of gehele dagen) (sub)regionaal uitgevoerd kunnen worden.

Schema 1 Plaats van uitvoering begeleiding, ondersteuning en zorg

Zelfredzame gezinnen 

Zelfredzame gezinnen met 

regelmatig opvoedvraag 

Kwetsbare gezinnen met 

intensieve begeleiding, 

ondersteuning en zorg

Zeer kwetsbare gezinnen (met mogelijk een 

onveilige opvoedomgeving) 

Schaal­niveau van uitvoering

Pedagogische civil society

Pedagogische civil society

Pedagogische civil society Pedagogische civil society Lokaal

Informatie over oppvoeden en opgroeien (multimediaal)

Informatie over oppvoeden en opgroeien (multimediaal)

Informatie over oppvoeden en opgroeien (multimediaal)

Informatie over oppvoeden en opgroeien (multimediaal)

Welzijnsactiviteiten Welzijnsactiviteiten Welzijnsactiviteiten Welzijnsactiviteiten

Jeugdgezondheids­zorg uniform en maatwerk

Jeugdgezondheids­zorg uniform en maatwerk

Jeugdgezondheidszorg uniform en maatwerk

Jeugdgezondheidszorg uniform en maatwerk

School­ of (jeugd)maatschappe­lijk werk

School­ of (jeugd)maatschappelijk werk

School­ of (jeugd)maatschappelijk werk

Intensieve gezinsondersteuning thuis (Jeugdzorg, GGZ en LVB, bijv. praktische gezinsondersteuning)

Intensieve gezinsondersteuning thuis (Jeugdzorg, GGZ en LVB, bijv. praktische gezinsondersteuning)

Intensieve gezinsondersteuning thuis (Jeugdzorg, GGZ en LVB, bijv. praktische gezinsondersteuning)

Ambulante jeugdhulp (Ggz, LVB en Jeugdzorg) groepsgericht en individueel, zowel kort­ als langdurend

Ambulante jeugdhulp (Ggz, LVB en Jeugdzorg) groepsgericht en individueel, zowel kort­ als langdurend

Ambulante jeugdhulp (Ggz, LVB en Jeugdzorg) groepsgericht en individueel, zowel kort­ als langdurend

Jeugdbescherming3 Jeugdbescherming (sub)regionaal

Jeugdreclassering7 Jeugdreclassering

Pleegzorg Pleegzorg

Semi­residentiële zorg (behandelcentra en dagbesteding)

Semi­residentiële zorg (behandelcentra en dagbesteding)

Begeleid zelfstandig  Begeleid zelfstandig wonen 

3 Jeugdbescherming en jeugdreclassering hebben een bijzondere positie. Het zijn geen echte hulpverleningsfuncties. Daarnaast komt de jeugdbeschermer/ jeugdreclasseringsmedewerker ook bij gezinnen thuis.

11

Page 15: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

wonen 

Residentiële zorg voor alle jeugdigen(= 24 uurs opvang)

Boven­regionaal

Crisisopvang verblijf

Behandelcentra (orthopedagogisch, GGZ, LVB) 

JeugdzorgPlus (= niet­justitiële gesloten jeugdzorg)

3.3. Inkoop van lokale en (boven)regionale zorg

De inkoop van zorg volgt logischerwijs op de beantwoording van de beleidsmatige vraag Wie heeft de verantwoordelijkheid over welke zorg, de afzonderlijke gemeenten of de regio? Hier is de organisatorische en procesmatige vraag aan de orde: Welke zorg kan in de afweging tussen zorginhoudelijke uitgangspunten (eigen kracht en eigen regie) en efficiencyoverwegingen (wie kan het efficiëntste inkopen) worden ingekocht op welke organisatorische eenheid?  Het vraagstuk rond inkoop/subsidiëring van de jeugdhulp sluit aan bij de vraagstukken rond toeleiding, sturing, bekostiging, prestatie­indicatoren, financiering (zie hoofdstuk 5).Eerst wordt een functioneel model voor de jeugdhulp weergegeven, dat als basis dient voor het advies ten aanzien van inkoop. Daarna wordt kort ingegaan op eigen kracht en eigen regie en efficiencyoverwegingen als belangrijke uitgangspunten bij de uitvoering van de jeugdhulp. Vervolgens wordt het functioneel model, uitgaande van het belang van eigen kracht en eigen regie, gekoppeld aan de inkoopaspecten.

Page 16: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

13

Page 17: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Het model is afgeleid van schema 1 in paragraaf 3.2. Veel principes en uitgangspunten uit hoofdstuk 2 komen terug in het model:

•     Het functionele model is weergegeven als een opstijgen naar steeds zwaardere voorzieningen en jeugdhulp (het model suggereert een geleidelijke overgang. In de praktijk zullen er echter ook “acute” situaties zijn, waarbij op een jeugdige op een hoger niveau in het model “instroomt”). 

De sociale omgeving levert een actieve bijdrage aan het opvoeden en opgroeien van kinderen en jongeren. In de pedagogische civil society leveren mensen een bijdrage aan het opgroeien van kinderen maar niet vanuit de hulpverlenende rol.

Jeugdigen en hun ouders voeren de regie op hun eigen leven.    De vraag van jeugdige en gezin staat centraal nadat een gemeente heeft vastgesteld dat het 

gezin of de jeugdige op eigen kracht het probleem niet kan oplossen. Professionele begeleiding, ondersteuning en zorg is gebaseerd op de vraag van de jeugdige en hun ouders.

Het lokale team is de spin in het web en coördineert, schaalt op en af (leidt door) en houdt de regie.

Binnen het model kan een kind of een gezin van meerdere voorzieningen gebruik maken, maar de regie en coördinatie van zorg blijft in het lokale team.

Begeleiding, ondersteuning en zorg is effectief, snel en zo veel mogelijk lokaal beschikbaar.  

Er is keuzevrijheid voor jeugdige of het gezin. Het regionale voorzieningen aanbod is daarbij aanvullend op het lokale aanbod. 

Inzetten op normaliseren (collectief aanbod, bespreken leeftijdsgebonden ontwikkelingen etc)  en minder gespecialiseerde zorg om zo ook de groeiende vraag naar gespecialiseerde zorg te temperen.

Veiligheid van jeugdige staat voorop en is qua verantwoordelijkheid en bewaking toegedeeld in de werkprocessen.

Door steeds flexibel in te spelen op de situatie, op te schalen waar het moet en af te schalen waar het kan, wordt voor iedere cliënt uiteindelijk een persoonlijk optimum bereikt tussen ondersteuning en draagkracht. Het streven is om zo veel mogelijk klanten effectief te kunnen helpen vanuit de eigen kracht, de eigen omgeving en de collectieve, algemene voorzieningen, waardoor zo min mogelijk gebruik hoeft te worden gemaakt van de individuele voorzieningen, jeugdbescherming en jeugdreclassering.

3.3.2. Afwegingen bij de inkoop 

De gemeenten in de regio hebben eigen beleidsvrijheid (zie par. 2.2.) waarmee ze in staat gesteld worden om regie te voeren. Zij toetsen eerst of het de jeugdige en zijn ouders lukt om op eigen kracht de problemen op te lossen en als dit niet gaat kunnen zij algemeen toegankelijke jeugdhulp of jeugdhulp met een individuele beschikking aanbieden voor het verlenen van jeugdhulp bij de door haar gecontracteerde zorgaanbieders. Op die manier kan maximale kwaliteit worden geleverd tegen het beschikbare budget. Binnen deze spelregels wordt er bij de inkoopbeslissing een afweging gemaakt tussen de keuzevrijheid van het kind/ouders en efficiencyoverwegingen. 

Eigen regie en keuzevrijheidIn paragraaf 2.4 is als één van de uitgangspunten voor de regiovisie geformuleerd: ‘Gezinnen voeren zelf regie op de zorg die zij ontvangen of laten de regie voeren door iemand uit de sociale omgeving.’ In paragraaf 2.5 komt als onderdeel van de regionale ambitie naar voren, dat er keuzevrijheid is voor de jeugdige of het gezin. De invulling van zowel eigen regie als keuzevrijheid is afhankelijk van de 

14

Page 18: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

mogelijkheden van het gezin. Een deel van de doelgroep weet zelf de weg te vinden naar de meest passende vorm van dienstverlening en kan zelf de regie voeren over de uitvoering van het gezinsplan. Een ander deel heeft hierbij behoefte aan ondersteuning.

Eigen regie gaat uit van eigen verantwoordelijkheid: keuzevrijheid voor de klant is niet vrijblijvend, maar gaat gepaard met voorwaarden. Deze voorwaarden zullen strikter zijn wanneer sprake is van noodzaak tot individuele voorzieningen, dan wanneer sprake is van gebruik van collectieve, algemene voorzieningen. Bij eigen regie hoort ook: eigen verantwoording. Afhankelijk van de mate van invulling van de eigen regie, vindt het afleggen van verantwoording over de behaalde resultaten in meer of mindere mate door de klant zelf plaats: is de dienstverlening effectief geweest? 

Aan het uitgangspunt van eigen regie en het streven naar keuzevrijheid zijn grenzen verbonden. Allereerst staat de veiligheid van de jeugdige voorop (zie de eerste regionale ambitie in paragraaf 2.5). Als de veiligheid in het geding is, moet soms worden opgetreden tegen de wens van het kind en/of de ouder in. De keuzevrijheid en eigen regie zijn in deze situaties noodgedwongen nihil. Daarnaast is sprake van financiële grenzen: regionaal is gesteld dat budget leidend is ten opzichte van kwaliteit. Met het gezin moet worden vastgesteld binnen welk budget men kan kiezen voor een zorgaanbieder.

Uitgaande van eigen regie en keuzevrijheid heeft de klant, naar mate van zijn eigen kracht en binnen grenzen van veiligheid en budget, zo veel mogelijk inbreng in de keuze voor de dienstverlening. 

EfficiencyoverwegingenWil je als gemeente/regio keuze kunnen bieden in verschillende zorgvormen en aanbieders dan moet die keuze er ook zijn. Om die keuzes te kunnen bieden, heb je een bepaalde schaalgrootte nodig. Immers:• Een regio kan meer zorgaanbieders contracteren en daardoor meer ‘smaken’ van zorg aanbieden• Maar ook: Een grote regio heeft marktmacht en kan een betere prijs bedingen bij de inkoop

De afweging welke jeugdhulp wordt ingekocht en op welk niveau zal een afweging zijn tussen de wensen van de jeugdige en zijn ouders, de gehanteerde uitgangspunten in de regionale visie, waaronder veiligheid, en economische motieven.

3.3.3. Het functionele model in relatie tot inkoop

Uitgaande van het functionele model en de uitgangspunten keuzevrijheid en eigen regie, zou de inkoop van de jeugdhulp als volgt kunnen worden vormgegeven. 

Pedagogische civil society en collectieve, algemene voorzieningenDit betreft bij uitstek lokale voorzieningen, zoals tienerwerk, maatschappelijk werk, CJG. Kenmerkend aan deze voorzieningen is dat deze vrij toegankelijk zijn. Inkoop en financiering van lokale voorzieningen is een lokale verantwoordelijkheid. Gemeenten hebben deze voorzieningen veelal geregeld via subsidiëring, dan wel via inkoop (aanbesteding). Aangeraden wordt om de wijze van subsidiëring/inkoop te relateren aan door de gemeente vast te stellen doelen en onderlinge samenwerking tussen de betrokken organisaties te stimuleren. Aangezien het hier lokale invulling betreft, valt dit verder buiten dit regionale beleidskader.

A. Individuele, ambulante voorzieningen

15

Page 19: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Dit betreft voorzieningen die individueel worden toegekend. Het betreft vrijwillige hulp en zorg: afgestemd op de behoeften van gezinnen/jongeren die hun problemen onderkennen (al dan niet met begeleiding), die geholpen willen worden bij het oplossen ervan en waarbij geen veiligheidsrisico’s spelen 

Hierbij past een model van inkoop waarbij de klant keuzevrijheid heeft om de meest passende dienstverlening te kiezen. Afhankelijk van de eigen kracht van de klant en de problematiek kiest hij zelf, kiest hij met ondersteuning of kiest de klant samen met de gezinsgeneralist/gezinsregisseur.

Bij dit model is het van belang dat er een breed pallet van dienstverleners beschikbaar is: de klant moet daadwerkelijk iets te kiezen hebben. Dit leidt tot het advies om met meerdere gemeenten (al dan niet regionaal) in te kopen op basis van eensluidende (landelijke) kwaliteitscriteria en de contracten gezamenlijk te beheren. Hiermee kan worden bespaard op de uitvoeringskosten, terwijl tegelijkertijd schaalvoordeel en een breed aanbod kunnen worden gerealiseerd. 

B. Individuele, intramurale voorzieningen

Bij individuele, intramurale voorzieningen gaat het om dure vormen van jeugdhulp, waarbij het kind uit zijn eigen omgeving (het eigen gezin) wordt geplaatst. Bij toewijzing van deze voorzieningen speelt een diagnostisch advies een doorslaggevende rol, waar bij de vorige voorzieningen de eigen keuze van de klant als uitgangspunt gold.

Intramurale voorzieningen kennen hoge vaste lasten in verband met de benodigde huisvesting en gespecialiseerd personeel. Dat maakt het lastig om het aanbod van behandelplaatsen te laten meebewegen met de vraag. Door samen te werken bij de inkoop van exclusieve voorzieningen, wordt gewaarborgd dat deze voorzieningen binnen de regio beschikbaar blijven.

Wat betreft het te bereiken resultaat, kunnen trajecten worden onderscheiden die gericht zijn op cure (door middel van de zorg moet verbetering optreden) en trajecten die gericht zijn op care (de situatie zal naar verwachting niet verbeteren, maar er is wel zorg nodig). Voor trajecten gericht op cure kan een duidelijk doel worden geformuleerd, waarop de dienstverlener kan worden afgerekend. Voor trajecten gericht op care is dit lastiger: het zal niet aan de dienstverlener verweten kunnen worden dat geen verbetering optreedt.

Geadviseerd wordt om individuele intramurale voorzieningen regionaal in te kopen, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar cure­trajecten (bekostiging op grond van trajectfinanciering met afrekening op basis van het resultaat) en care­trajecten (bekostiging op grond van trajectfinanciering, met afrekening op basis van de prestatie in de zin van geleverde kwaliteit van zorg). Bij deze invoering moet rekening worden gehouden met de beperkte flexibiliteit van jeugdhulpinstellingen; er zal tijd nodig zijn om de organisaties aan te passen aan de nieuwe afspraken, zeker waar het gaat om bezuinigingen. Dit vereist een groeimodel.

C. Jeugdbescherming, jeugdreclassering, AMK (Advies meldpunt kindermishandeling)

Dit betreft voorzieningen die worden ingezet als de rechtbank hiertoe een maatregel heeft opgelegd. Voor deze voorzieningen wordt (boven)regionale (wellicht boven­provinciale4) inkoop geadviseerd: inkoopkracht bundelen en de benodigde expertise beschikbaar houden. 

4 De gemeenten in Regio Food Valley hebben gezamenlijk te maken met twee provincies: Gelderland en Utrecht. Het valt te overwegen om gezamenlijk in te kopen bij de instellingen voor jeugdbescherming en jeugdreclassering (en wellicht ook instellingen voor individuele, intramurale jeugdhulp) die in één of beide van deze provincies werkzaam zijn.

16

Page 20: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Bij deze voorzieningen geldt dat er een onderscheid is tussen de in te zetten jeugdhulp/dienstverlening over de totale begeleiding van het kind en de functies van de (gezins)voogdij en jeugdreclassering. Zij zullen gebruik moeten maken van de zorgproducten die beschikbaar zijn gesteld door de regio dan wel gemeenten. Ook over deze geboden zorg/dienstverlening zal gestuurd kunnen worden op resultaten van de dienstverlening. In het kader van één gezin één plan is het tevens wenselijk een afstemming vast te leggen over de coördinatie van zorg van het kind waarover een maatregel is uitgesproken en het totale gezin. Dit betreft een afstemming tussen de voogd en de generalist/coördinator van jeugdhulp van het lokale team. Sturing is mogelijk op de inkoop van de hulpverlening, die los staat van te voeren maatregel. Ook hier zal worden gestuurd op de resultaten van de dienstverlening die vorm moet krijgen via de bekostiging: resultaatgericht, prestatiegericht of functiegericht.

D. Initiatief VNG met betrekking tot inkoop van specialistische jeugdzorg

De VNG heeft de afgelopen maanden uitgewerkt voor welke specialistische functies binnen het nieuwe jeugdstelsel landelijke afspraken over inkoop nodig zijn (zie: “Toelichting initiatief VNG landelijke afspraken over inkoop van specialistische jeugdzorg”).

Op basis van een aantal uitgangspunten en een afwegingskader, heeft de VNG vastgesteld dat de volgende functies in aanmerking komen voor landelijke inkoopafspraken:

huidige landelijke specialismen JeugdzorgPlus (o.a. zeer intensieve kortdurende observatie en stabilisatie, jeugdigen met acute psychosen, dreigen van suïcide, gesloten opname van tienermoeders);

topklinische GGZ (o.a. derdelijns zorg voor anorexia, autisme en persoonlijkheidsstoornissen);

verstandelijk beperkte jongeren met Zorgzwaartepakket 4 en 5 met ernstige bijkomende problematiek;

gespecialiseerde diagnostiek van verstandelijk beperkten en JeugdGGZ;

expertise en behandelcentrum op het terrein van geweld in afhankelijkheidsrelaties;

forensische zorg: inzet van erkende gedragsinterventie binnen jeugdreclassering.

Besloten is om de landelijke inkoopafspraken via een landelijk coördinatiebureau vorm te geven. Het resultaat van de afspraken kent de vorm van een raamovereenkomst tussen gemeenten en aanbieders van de bovengenoemde functies. Binnen de kaders van deze raamovereenkomst kunnen individuele regionale samenwerkingsverbanden of individuele gemeenten de zorg “afroepen” overeenkomstig de in de overeenkomst gestelde voorwaarden. De beoogde oplossing geldt allereerst voor de eerste jaren na de transitiedatum. Mogelijkheden tot ontwikkeling of afbouw worden in het systeem geborgd.

3.3.4. Inkoopkeuzes samengevat

Voor de te onderscheiden typen voorzieningen op het gebied van jeugdhulp zijn diverse inkoop­ en bekostigingsmodellen te adviseren. De vraag of lokaal of (boven)regionaal ingekocht moet worden, is aan de verschillende modellen gerelateerd.Voor bepaalde functies van (zeer) specialistische jeugdzorg heeft de VNG vastgesteld dat deze vooralsnog landelijk ingekocht worden, via een landelijk coördinatiebureau.

17

Page 21: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Dit leidt tot het volgende adviesschema voor inkoop van de jeugdhulp:

Inkoop lokaal  Inkoop regionaal Inkoop bovenregionaal

Pedagogische civil Society (samen opvoeden)

Collectieve, algemene voorzieningen, zoals:

­ Centra voor Jeugd en Gezin

­ Welzijnsactiviteiten, tienerwerk e.d.

­ Jeugdgezondheidszorg

­ School­ of (jeugd) maatschappelijk werk

Vrijwillige individuele ambulante voorzieningen

Vrijwillige individuele intramurale voorzieningen (cure­ en care­trajecten)

Vrijwillige semi­extramurale voorzieningen (dagbehandeling, dagbesteding)

Jeugdbescherming

Jeugdreclassering

AMK

Pleegzorg

Topklinische GGZ

Crisisopvang verblijf

Behandelcentra 

(orthopedagogisch, GGZ, LVB)

JeugdzorgPlus (= niet justitiële gesloten jeugdzorg)

Forensische zorg

Overige niet­vrijwillige voorzieningen

Bij de regionale keuze van jeugdhulpaanbieders zal rekening worden gehouden met de voorkeur van de verschillende gemeenten. Gemeenten moeten voor hun inwoners voldoende kwalitatieve zorg kunnen inkopen en ook naar hun ‘smaak’. Raamcontracten bieden voldoende mogelijkheden maar er zal daarnaast ook ruimte moeten zijn voor gemeentelijke inkoop van individuele ambulante voorzieningen. 

18

Page 22: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

3.4. Conclusies en uitwerking

Beslispunten:

1. De verantwoordelijkheid (beheer, budget en uitvoering) van de zorg ligt volgens het uitgangspunt ‘Lokaal wat lokaal kan, regionaal wat moet’ primair bij de afzonderlijke gemeenten. 

2. Dit betekent dat alle te verlenen zorg tot en met de individuele ambulante hulp een lokale verantwoordelijkheid is.

3. De uitvoering van de inkoop van zorg is een afweging tussen keuzevrijheid, eigen regie en efficiencyoverwegingen.

4. Dit betekent dat collectieve algemene voorzieningen en voorzieningen die samenhangen met de pedagogische civil society lokaal, de vrijwillige zorg (ambulant, residentieel en semi­residentieel)  regionaal en de specialistische voorzieningen en voorzieningen voortvloeiende uit dwangtaken bovenregionaal moeten worden ingekocht. 

Nader uit te werken:

1. Een precieze omschrijving van de bedoelde voorzieningen. Deze zijn nu in keuze van  lokaal/bovenlokaal voorzieningen niet gelijk aan de inkoop van jeugdzorg. 

2. Er is een nadere uitwerking nodig van de specialistische voorzieningen en de voorzieningen omtrent dwang en drang. Nu is onduidelijk wat de wet verplicht ten aanzien van samenwerking en wat de wordt aangeboden voor gezamenlijke inkoop. 

 

19

Page 23: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

4.Toegang en toeleiding

4.1. Inleiding

In deze notitie wordt een keuze voorgelegd hoe de toegang tot jeugdhulp in de FoodValley gemeenten te organiseren. Om in 2015 te kunnen starten, is een regionale keuze voor verdere uitwerking noodzakelijk. Bij boven(regionale) jeugdhulp is het gewenst om binnen de FoodValley afspraken te maken over de wijze van toeleiding. In de nieuwe jeugdwet wordt een leeftijdsgrens van 18 jaar gehanteerd voor de verschillende vormen van jeugdhulp en de uitvoering van de jeugdbeschermingsmaatregelen die naar de gemeenten worden gedecentraliseerd5. Na het 18e jaar vinden ondersteuning, hulp en zorg in de regel plaats uit een ander wettelijk kader, zoals Wmo, Zvw of AWBZ. Analoog aan de Jeugdwet valt alle jeugd tot 18 jaar onder de uitwerking van dit beleidsplanWanneer in dit beleidsplan gesproken wordt over toeleiding naar jeugdhulp gaat het om jeugdhulp waarbij de gemeenten samenwerken. Het gaat dan om onder andere: Jeugdbescherming, Jeugdreclassering, Pleegzorg, Semi­residentiële,  zorg(behandelcentra en dagbesteding), Begeleid zelfstandig wonen, Residentiële zorg (24 uurs opvang), Crisisopvang verblijf, Behandelcentra (orthopedagogisch, GGZ, LVb)  en JeugdzorgPlus (= niet­justitiële gesloten jeugdzorg) zijn aangemerkt als regionale zorgvormen voor wat betreft de inkoop. De feitelijke zorg moet zoveel mogelijk lokaal worden geboden. .  

4.1.1. Toegang en toeleiding

Onder toegang wordt de plek verstaan waar een jongere en/of oudere/verzorger terecht kan met de hulpvraag om zorg (de poort om in de diverse vormen van jeugdhulp te komen). De inrichting van de toegang betreft geheel een lokale keuze.  

Onder toeleiding wordt het proces verstaan waarin met jongere en/of ouder/verzorger wordt gesproken om in afstemming met hen te komen tot de juiste begeleiding/behandeling van de vraag om jeugdhulp. 

De wijze waarop de overgang van lokale ondersteuning aan jeugdigen en hun ouders naar (boven) regionale jeugdhulp moet worden vormgegeven, vergt nadere uitwerking. In de regionale visie op de transitie Jeugdzorg ‘Elke jeugdige telt en doet mee’ is een helder kader meegegeven welke hulp aan jeugdigen en hun gezinnen op welk niveau vorm te geven (zie paragraaf 3.2). Deze indeling vormt de basis voor deze notitie over hoe de toeleiding bovenlokaal te organiseren. Daarbij geldt dat regionale en bovenregionale jeugdhulp zoveel als mogelijk lokaal (thuis nabij) wordt aangeboden.

5 Jeugdhulp kan doorlopen tot maximaal het 23ste levensjaar, voor zover deze hulp niet onder een ander wettelijk kader valt en mits voldaan wordt aan de voorwaarden. Voor gesloten jeugdzorg is de doorloop op basis van jurisprudentie beperkt tot hooguit zes maanden na het 18e jaar, omdat het toepassen van dwang op pedagogische grondslag bij meerderjarigen strijd oplevert met artikel 5 EVRM.

20

Page 24: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

4.1.2. Concept Jeugdwet

In de concept Jeugdwet is opgenomen dat gemeenten zelf bepalen welke vormen van jeugdhulp vrij toegankelijk zijn. Aangezien het volledig vrijlaten van de toegang tot jeugdhulp in financieel opzicht een risicovolle beleidskeuze is, is het gewenst om de toegang tot jeugdhulp te reguleren. Zodoende ontstaat er een vrij toegankelijk aanbod dat zowel algemeen als individueel kan worden aangeboden en individuele voorzieningen die niet vrij toegankelijk zijn. Het is aan de gemeente om te beoordelen hoe de toegang binnen de gemeente wordt geregeld. 

In onderstaand schema is de huidige en toekomstige verwijzigingsbevoegdheid geschetst:

 

Als onderlegger om te komen tot een gezamenlijk model voor toeleiding richting jeugdhulp is een aantal uitgangspunten vastgesteld. Bepaald is dat: lokaal wat kan en regionaal wat moet en dat hulpverlening dichtbij het gezin wordt georganiseerd. De gewenste cultuuromslag kan alleen in nauwe samenwerking met de professionals in het veld slagen.

4.2. Toeleiding naar (boven)regionale hulp

Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de inkoop en financiering van individuele voorzieningen en de regie over het gehele jeugdstelsel. Hoe de toegang lokaal te organiseren is aan gemeenten zelf. Dit vraagt om het op lokaal niveau realiseren van toegang tot jeugdzorg en een binnen de regio FoodValley heldere uniforme toeleiding naar de gespecialiseerde zorg. Afstemming tussen gemeenten over de toeleiding naar (boven)regionale zorg is noodzakelijk in verband met de uiteindelijke bekostiging/verrekening van bovenlokaal ingekochte zorg. 

21

Page 25: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Deze paragraaf gaat over de afstemming in de regio over de toeleiding naar de (boven)regionale jeugdhulp en over de beschikbaarheid van specialisten in de lokale teams (die zowel buurtteam (3D breed) als jeugdteam (1D) kunnen heten). Voordat we deze afspraken bespreken eerst een beeld van de ontwikkeling van de lokale teams met hun bevoegdheden en kennis. In paragraaf 4.3 spreken we nog over de toegang naar de voorzieningen jeugdbescherming, AMHK en 24­uurszorg (de zorg in crisissituaties).

4.2.1. Ontwikkeling lokale teams

Veel gemeenten werken op dit moment de toegang uit via het inrichten van een jeugdteam(s), of sociale (3D) gebiedsteams (in de rest van het beleidsplan wordt het begrip “lokale teams” genoemd). De werkwijze van de (pilot) ambulante jeugdzorg zonder indicatie kan hiervoor verder worden uitgebouwd. Afhankelijk van de gemeentegrootte gaat het om één of meerdere teams. Over het algemeen wordt aangenomen dat een lokaal team minimaal een gebied van 15.000 tot 20.000 inwoners moet bestrijken. Dit omdat er enig schaalniveau moet zijn van waaruit een lokaal team efficiënt kan opereren. Het lokale team bestaat onder andere uit specialisten op het gebied van jeugdgezondheidszorg, gedragsproblematiek en geestelijke gezondheidzorg voor jeugdigen. In het lokale team zijn diverse disciplines betrokken. Vanuit een team met specialisten moet een generalistische blik ontstaan om de hulpvragen die bij hen worden aangeleverd. Het lokale team coördineert de toeleiding naar de (boven)lokale voorzieningen. Het voorliggende veld kan de toeleiding verzorgen naar algemeen toegankelijke voorzieningen. Nauwe samenwerking tussen het lokale team en de huisartsen die beiden kunnen verwijzen is noodzakelijk. Ketenpartners zoals onderwijs en jeugdgezondheidszorg, binnen en buiten de regio, brengen jongeren voor ondersteuning en toeleiding naar jeugdhulp in bij een lokale team. Zodoende wordt altijd op een centrale plek de jeugdhulp gecoördineerd wat zorgt voor een duidelijke en uniforme afstemming en helderheid voor inwoners en ketenpartners. Jongeren en gezinnen worden ondersteund vanuit het  lokale lokale team, al dan niet in aanvulling met (lokale optie) een gezinscoach als er sprake is van multidisciplinaire problematiek waarbij de gehele gezinssituatie wordt beoordeeld. Bij de toeleiding is het gewenst dat in het lokale team kennis aanwezig is van diverse disciplines en veiligheids­ en risicotaxaties om zodoende een goede verwijzing naar ondersteuning en mogelijk specialistische hulpverlening te verzorgen.In de uitwerking moet beoordeeld worden op welke wijze de toegekende jeugdhulp wordt bevestigd. Volgens de wet is er altijd een beschikking verbonden aan de toegang tot niet­vrij toegankelijke voorzieningen op basis van beoordeling (aan de hand van persoonlijke situatie en behoeften aanvrager) door de gemeenten. Aan de beschikking is een mogelijkheid van bezwaar en beroep verbonden. Inwoners hebben geen recht op jeugdhulp, wel geldt een compensatieplicht. In afstemming met de jongere en het gezin moet naar een passende oplossing worden gezocht. 

4.2.2. Van lokaal naar (boven)regionaal: afspraken

Gemeenten in de FoodValley geven aan dat zij lokaal willen doen wat lokaal kan. Echter vele, veelal, gespecialiseerde dure zorg is vanuit argumenten van gewenste samenwerking, solidariteit en schaalgrootte de verantwoordelijkheid van de regio. Hoe gaan we met elkaar om voor de navolgende aspecten: toegang, boven(regionale) jeugdhulp en taken/bevoegdheden en de beschikbaarheid van de expertise.

De toegang tot boven(regionale) jeugdhulp

22

Page 26: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Wie beslist over de toegang van de boven(regionale) jeugdhulp en wat zijn de eisen die je aan de toegang wil stellen? Inspanningen die gemeenten op het gebied van de preventie plegen bepalen in belangrijke mate de aanspraak op de regionale voorzieningen. De gemeenten in de FoodValley hebben aangegeven dat ze zelf het hoe vormgeven: hoe is de toegang vormgegeven en hoe worden de preventieve taken uitgevoerd. De bestuurders geven aan dat zij hechten aan de autonomie door ook te wensen dat de doorgeleiding van jeugdigen naar de duurdere zorg een beslissing is die wordt genomen in de lokale teams. Door het lokale team wordt in die gevallen een beschikking afgegeven waarop bezwaar en beroep mogelijk is (conform de Jeugwet). Met dit beleidsplan spreken de gemeenten af dat de (boven)regionale zorg niet vrij toegankelijk is. In de regio hebben de gemeenten het wat met elkaar af te spreken: wat zijn de normen en de eisen waaraan de toegang naar de (boven)regionale jeugdhulp moet voldoen. Deze normen en eisen zijn richtinggevend en zullen in de vorm van een protocol worden vastgelegd (checklist op basis waarvan lokaal bepaald kan worden welke hulp/ondersteuning gewenst is). In het protocol wordt de handelswijze opgenomen waarmee de lokale teams werken. Het protocol is richtinggevend voor wat betreft de (boven)regionale jeugdhulp. Iedere gemeente binnen de FoodValley werkt met dezelfde opzet en komt zodoende tot dezelfde afweging ten aanzien van de te verlenen jeugdhulp. De lokale gebiedsteams bepalen dus welke hulp en ondersteuning een jongere wordt geboden. Gemeenten blijven aan zet als beslissingsbevoegde instantie voor de toeleiding tot de gespecialiseerde zorg. Deze motivatie is verder onderbouwd doordat de toegang samenhangt met de verrekeningssystematiek die de gemeenten onderling hanteren. Deze wordt uitgebreid beschreven in hoofdstuk 5. Voor nu is het voldoende om te weten dat een groot gebruik van de gespecialiseerde (boven)regionale jeugdhulp voor rekening van de verbruikende gemeente is.

Taken/bevoegdheden en beschikbaarheid van (regionale) expertiseLokale teams zullen soms in hun werk een beroep moeten doen op externe expertise via een ‘hulplijn’. Daarbij gaat het om deskundigen op het gebied van jeugdbescherming, echtscheidingsbemiddeling, bemoeizorg, huiselijk geweld en functies zoals psychiaters/psychologen en orthopedagogen (indien deze kennis niet beschikbaar is in de lokale teams). De ondersteuning van deze specialisten kan uiteenlopend zijn: diagnose stellen, hulp verlenen (invliegen) of een check op een toeleiding bij (boven)regionale jeugdhulp (om tot regionale uniformiteit te komen). De idee is dat de kennis en kunde van buiten naar binnen worden gehaald. Dit zodat de lokale teams steeds meer kennis en ervaring opdoen en steeds meer vragen lokaal kunnen afhandelen. Wederom is de vraag hoe deze ondersteuning van specialisten past op de gewenste lokale situatie die verschillend is in vele gemeenten. In sommige gemeenten is de tendens juist om brede teams te vormen (sociale teams breder dan alleen voor jeugdigen) waarbij het uitgangspunt is dat de zorg, ook van specialisten, in de teams worden gehaald. Daar tegenover staan gemeenten die kiezen voor lokale teams met de wens een invliegende brigade die assistentie verleend. De schaalgrootte speelt hier een belangrijke rol: is een gemeente groot genoeg dat zij zelf loakel teams met specialisten kan inrichten. In de uitwerking wordt beoordeeld of het verstandig is om een vast expertteam met specialisten op te tuigen of dat een specialist op afroep zijn/haar diensten in het lokale team kan aanbieden. Voor een vergelijkbare doorgeleiding naar (boven)regionale jeugdhulp is een uniforme check in de regio  gewenst. Dat pleit voor een (klein) regionaal expertteam. Des te meer kennis en kunde in het lokale gebiedsteam aanwezig is, hoe minder behoefte er zal zijn aan het inschakelen van een regionale expert. Op de een of andere wijze moet kennis/kunde voor alle gemeenten lokaal beschikbaar zijn en uniformiteit bij bovenlokale inkoop zijn geborgd. Binnen FoodValley wordt gezocht naar een systeem waarbij ook kleinere gemeenten de beschikbaarheid hebben over specialisten, zo mogelijk via een cafetariamodel of feitelijk geleverde ondersteuning en er binnen de regio FoodValley uniformiteit ontstaat bij (boven)regionale jeugdhulp. 

23

Page 27: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

4.3. Toegang tot Jeugdbescherming, AMHK en 24­uurszorg (crisiszorg)

Ten aanzien van de keten van jeugdbescherming hebben gemeenten in de concept Jeugdwet op het gebied van de gecertificeerde jeugdhulp weinig sturingsmogelijkheden. De toezichthoudende taken in het nieuwe jeugdstelsel worden verdeeld tussen gemeenten en het Rijk. Het Rijk houdt toezicht op gecertificeerde aanbieders van kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en gesloten jeugdhulp in het kader van ernstige opgroei­ en opvoedingsproblemen. Wel treden gemeenten op als financier, hierdoor kunnen de gemeenten met de gecertificeerde jeugdbescherming afspraken maken over de samenwerking met de lokale ingerichte teams. 

Er is een duidelijk onderscheid tussen de hulpverlening (maatregelhulp) waarbij de inhoudelijke regie en uitvoering van het totale gezinsplan in handen blijft van de gezinsregisseur (regisseur in het lokale team) en de uitvoering van de jeugdbeschermingsmaatregel voor het betreffende kind door de jeugdbeschermer. Sturing is mogelijk op de inkoop van de jeugdhulp, die los staat van de jeugdbeschermer.

De toegang tot gecertificeerde hulpverlening vindt plaats via de kinderrechter. Wel kan de gemeente de samenwerking met de jeugdbescherming en jeugdreclassering (drang en dwang hulp) organiseren in nauwe samenwerking met het veiligheidshuis en de lokale toegang (lokale teams). Via het regionale jeugdexpertteam FoodValley schuift de organisatie voor jeugdbescherming op afroep aan bij het lokale team als bv. een cliënt afhaakt en daarmee de veiligheid van een jongere in het geding komt (kan komen) en er beschermingshulp georganiseerd moet worden. Voor deze zwaardere vormen van jeugdhulp is het door het beperkte aantal jongeren die per gemeente hiervoor in aanmerking komen dat in de FoodValley tot gezamenlijke afspraken wordt gekomen. 

Er komt een Advies­ en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) voor een integrale toegang voor aanmeldingen huiselijk geweld en kindermishandeling. In het AMHK worden het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) en het Advies­ en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) samengevoegd. De achterliggende gedachte is dat één systeemgerichte benadering voor alle slachtoffers en daders effectiever en efficiënter is. Gemeenten mogen zelf bepalen op welke schaal het AMHK wordt vormgegeven, waarbij de schaalgrootte adequaat moet zijn voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Uit een in de provincie Gelderland uitgevoerde verkenning blijkt een lichte voorkeur voor een AMHK op veiligheidsregioniveau, direct gevolgd door een AMHK op provinciaal niveau. Voor de vorming van het AMHK in Gelderland zijn uitgangspunten geformuleerd die de basis zijn voor de optimale organisatievorm. De vijf uitgangspunten6 moeten het belang van de burger dienen. Het is gewenst, zo niet noodzakelijk, om de verdere uitwerking in afstemming met jeugdbescherming te organiseren. In de uitwerking moet bekeken worden of het mogelijk is om de AMHK­ en jeugdbeschermingstaken in één organisatie en toegang is te organiseren. Zodoende kan uiteindelijk één persoon bij de lokale lokale teams aanschuiven en kan van daaruit de toeleiding naar jeugdbescherming worden georganiseerd. Voor de verwijzer en de burger blijft het AMHK ook als loket functioneren (met koppeling spoedzorg 7 x 24 uur), zowel voor consultatie en advies.Ten aanzien van de vorming van het AMHK geldt dat de drie Utrechtse gemeenten uit de regio vooralsnog aangesloten blijven op de ontwikkelingen in de provincie Utrecht. Indien dit vanuit het oogpunt van efficiency en aansluiting op in de regio beschikbare jeugdhulp gewenst is, kan overwogen worden dat de regio zich verbindt aan één AMHK.

6 Veiligheid centraal dichtbij onafhankelijk experts voor alle specifieke doelgroepen en integraal en systeemgericht.

24

Page 28: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Toegang en toeleiding in de jeugdhulp is een kwestie van 24­uurs dienstverlening. In een aanzienlijk aantal gevallen per jaar wordt buiten kantoortijden een beroep gedaan op hulp in crisissituaties, zowel bij bestaande cliënten, maar zeker ook voor nieuwe cliënten. Dat betreft meestal ook situaties die vanuit de veiligheid van het kind bezien niet kunnen wachten en die direct hulp behoeven. En als dat al niet zo is, dan dient de situatie in ieder geval altijd professioneel beoordeeld te worden op veiligheid voor het kind. Het huidige stelsel kent daarvoor de Spoedeisende Zorg van Bureau Jeugdzorg Gelderland/Utrecht (BJzG), de Provinciale Zorgaanbieders en de GGZ­crisisdienst die vanuit de GGZ­volwassenen ook intervenieert bij jeugdzaken en voor de BJZG crisisdienst een belangrijke samenwerkingspartner is voor bijvoorbeeld psychiatrie bij ouders die acuut bedreigend is voor het kind. Bij de implementatie van de Jeugdwet moeten gemeenten binnen de FoodValley beoordelen of de huidige werkwijze, die goed functioneert, behouden blijft. 

Voorgesteld wordt om voor 2015 de huidige werkwijze te borgen en de vernieuwing met name op het terrein van de huidige provinciale jeugdzorg per 2015 door te voeren. In de nadere uitwerking beoordelen of aanpassingen met ingang van 2016 noodzakelijk zijn. Zorgaanbieders per 2015 verplichten om een X% jongeren op te nemen waar het de acute spoedzorg betreft.

25

Page 29: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

4.4. Conclusies en uitwerking

Beslispunten: 

1. De gemeenten willen de beslissing voor de toeleiding naar de (boven)regionale jeugdhulp leggen bij de lokale teams. De toeleiding naar (boven)regionale hulp wordt  vormgegeven in een toegangsprotocol dat richtinggevend is.

2. De situatie ten aanzien van de jeugdbescherming, het AMK en de borging van 24­ uurs spoedzorg conform huidige situatie te handhaven (het AMK binnen BJZ vooralsnog handhaven) totdat uitgekristalliseerd is hoe de werkwijze en deskundigheid eruit moet komen te zien. Over de eisen van de in te richten AMHK is nog een AMVB in de maak, aanvullend aan de wet. 

3. Met zorgaanbieders afspraken maken over acute spoedzorg. 4. In 2014 en 2015 beoordelen of en zo ja welke aanpassingen noodzakelijk zijn ten 

aanzien van jeugdbescherming, het AMHK en de 24 uurs spoedzorg.

Nader uit te werken:

1. Het ontwikkelen van een toegangsprotocol wat richtinggevend is voor de toeleiding naar de (boven)lokale jeugdhulp.

2. Het ontwikkelen van een model die recht doet aan verschillende lokale situaties van gemeenten die de specialisten willen integreren in de lokale situatie als diegene die kiezen voor een invliegmodel. 

3. Er is een nadere uitwerking nodig van de specialistische voorzieningen en de voorzieningen omtrent dwang en drang. Nu is onduidelijk wat de wet verplicht tav samenwerking en wat  wordt aangeboden voor gezamenlijke inkoop. 

4. Verdere uitwerking AMHK’s met in elk geval aandacht voor inbedding in lokale en regionale zorgstructuren en veiligheidshuizen, afspraken met de strafketen en voorts onder andere juridische, cijfermatige, organisatorische en financiële uitwerking (vanaf  december 2013). Inhoudelijke wijzigingen gaan gepaard met een risicoanalyse en monitor.

 

26

Page 30: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

5. Sturing

5.1. InleidingVoor het eerste jaar van de overdracht is een regionaal transitiearrangement opgesteld waarin is aangegeven hoe wordt omgegaan met continuïteit van zorg, welke infrastructuur hiervoor nodig is en hoe wordt omgegaan met het beperken van de frictiekosten. In paragraaf 5.2 wordt ingegaan hoe deze continuïteit van zorg in het arrangement is gewaarborgd en wordt de verdere uitwerking daarvan aangegeven.

Samenwerking in de regio betekent bundelen van krachten en verantwoordelijkheden maar ook kennisdeling waarbij van elkaar geleerd kan worden. Daarnaast zijn er schaalvoordelen bij inkoop door het vergroten van keuzemogelijkheden (meer aanbieders contracteren) en het bedingen van betere contracten. Samenwerking betekent ook invulling en uitvoering geven aan professioneel opdrachtgeverschap en sturen. In de regiovisie hebben de gemeenten afgesproken dat zij sturingselementen gaan verkennen op basis van het sturen op resultaten. Deze sturing gaat uit van het ‘vertrouwensprincipe’ in plaats vanuit het ‘risicodenken’. Daarnaast geldt ook het principe ‘budget is leidend’. In de paragraaf over budgetbeheersing (par.5.5.3) gaan we hier nader op in.

Sturen vraagt niet alleen heldere inhoudelijke en financiële doelen, maar ook om actieve bewaking van de voortgang bij de realisatie van de gestelde doelen aan de hand van meetbare indicatoren. Dit hoofdstuk geeft invulling aan deze sturing.  Maar eerst waar de gemeenten gezamenlijk voor staan in de regionale samenwerking: een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod.

5.2. Continuïteit van zorg

Bij de gezamenlijke vormgeving van regionale voorzieningen streven de gemeenten naar een transitie waarbij de continuïteit van zorg en ondersteuning is gewaarborgd, en aanbieders en cliënten tijdig weten waar ze aan toe zijn Voor bestaande clienten stellen de gemeenten dat ze geen hinder mogen ondervinden van het feit dat ze onderwerp zijn van een transitie. Dit is een continue proces maar loopt al vooruit naar het jaar 2015 waarvoor in 2013 het transitiearrangement is opgesteld. Voor het transitiearrangement zijn de uitgangspunten dat voor de pleegzorg de bestaande afspraken worden gecontinueerd tot het einde van de behandeling. In deze paragraaf wordt kort ingegaan op de inhoud en uitwerking van het transitiearrangement.

Inhoud RTA In het regionaal transitiearrangement hebben we aangegeven dat we voor het jaar 2015 streven naar continuïteit van zorg en behoud van de infrastructuur van de huidige zorgaanbieders. Daarbij is van belang dat enerzijds de budgetten voor jeugdzorg waarover de gemeenten in 2015 kunnen beschikken nog niet helder zijn, (en er ook verschillen zijn tussen de budgetten die zorgaanbieders hebben opgegeven en de bedragen van het SCP) en anderzijds er grote behoefte is aan innovatie omdat dit moet zorgen dat binnen het beschikbare budget de jeugdhulp beschikbaar is die nodig is voor alle cliënten in 2015. Om die reden is in het arrangement een budgetgarantie afgegeven voor 70%7 van het 

7 In het arrangement is toegelicht dat dit budget bestaat uit: budget 2015 (zoals bepaald in meicirculaire 2014), minus 2,2% voor landelijke voorzieningen, is 97,8%. Dit laatste bedrag wordt ingedeeld in bovengenoemde 70% en 30%.

27

Page 31: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

budget per sector (provinciale jeugdzorg, j­GGZ en j­(L)VB) voor zowel zittende, wachtlijst als nieuwe cliënten. De overige 30% zal worden ingezet bij de huidige zorgaanbieders voor wettelijke taken, cliëntenpopulatie, innovatie en voor nieuwe aanbieders.Er is voor gekozen om geen onderscheid te maken tussen enerzijds zittende en wachtlijstcliënten en anderzijds nieuwe cliënten omdat de zorgaanbieders aangaven dat dit verloop vaak lastig in te schatten is. De inschatting van de gemeenten is dat dit een extra en onnodige onzekerheid inbouwen. 

Ten aanzien van de overige 30% van het budget is bij de zorgaanbieders aangegeven dat deze volledig zal worden ingezet voor de uitvoering van jeugdhulp.  Van de zorgaanbieders kwam het signaal dat zij niet zozeer een garantie voor 2015 wilden hebben van gemeenten, maar het met name van belang achtten dat er duidelijkheid kwam over de lange termijn visie van de gemeenten zodat zij daar hun organisaties op konden voorbereiden. Dit versterkte het voornemen van de regiogemeenten om de garantie in het RTA in te richten zoals hierboven beschreven. Daarnaast richten de gemeenten zich op de verdere uitwerking van dit beleidsplan. 

Uitwerking RTAZoals hierboven aangegeven is van belang om met de zorgaanbieders op korte termijn te bespreken hoe het overige budget van 30% zal worden ingezet. Omdat de gemeenten zich realiseren dat het budget krap is en er lastige keuzes gemaakt zullen moeten worden, willen zij dit budget inzetten nadat samen met de zorgaanbieders goed in kaart hebben gebracht wat nodig is. Als alle aspecten (zie hierna) zijn benoemd, kan op basis hiervan een integrale keuze worden gemaakt hoe het resterende budget moet worden ingezet. Op die wijze wordt het meest recht gedaan aan de afweging tussen continuïteit van zorg, behoud van infrastructuur (ook voor nieuwe cliënten) en budget.  

Zittende cliëntenVoor de zittende populatie zal de zorg gewoon doorlopen bij dezelfde aanbieder, en liefst ook nog bij dezelfde professional. De bestaande indicaties worden afgerond conform de daarin opgenomen doelen, wat niet wegneemt dat er in de aanloop naar 2015 met deze aanbieders afspraken kunnen worden gemaakt over de beëindiging van trajecten en overdracht van het kind c.q. het gezin naar het lokale veld als dat de kwaliteit van zorg bevordert.Bij de gezamenlijk in te kopen voorzieningen gaat het over het algemeen om zware vormen van zorg aan zeer kwetsbare gezinnen. Juist bij deze gezinnen is discontinuïteit van zorg niet gewenst. Dat betekent ook continuïteit voor instellingen om ervoor de zorgen dat de opgebouwde kennis en infrastructuur behouden blijft.

WachtlijstcliëntenDe cliënten die op 31 januari 2014 een aanspraak op zorg hebben, maar die nog hebben verzilverd, geldt dat zij geen hinder mogen ondervinden van de transitie. Dat betekent dat de gemeenten in de aanloop naar 1 januari 2015 de zaken zo organiseren dat er sprake is van een vloeiende overgang van toegangstaken van Bureau jeugdzorg naar de samenwerkende gemeenten en/of die partijen die in opdracht van gemeenten een taak van BJZ overnemen, bijvoorbeeld de sociale teams/lokale jeugdteams/CJG. Er is in dat geval inzage nodig in de wachtlijsten en jeugdigen die op dat moment in toegangstrajecten zitten. Deze wachtlijsten moeten worden beheerd door partijen die door gemeenten worden gemandateerd om een taak van BJZ over te nemen. Hiermee kan vroegtijdig de aansluiting tussen het lokale netwerk en de aanbieders van regionale voorzieningen worden gerealiseerd. Bijkomend voordeel is dat gemeenten kennis en ervaring kunnen opdoen met de op­ en afschaling tussen lokale en (boven)regionale voorzieningen.Tot slot merken we op dat de ambitie om voor bestaande cliënten een soepele overgang naar het nieuwe stelsel te realiseren niet wegneemt dat we op de wat langere termijn streven naar een transformatie tot een toekomstbestendig jeugdhulpstelsel.

28

Page 32: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Jeugdbescherming en jeugdreclassering, AMHK en 24­uurszorg (crisiszorg)In par. 4.3 van dit beleidsplan is inhoudelijk ingegaan op de toegang tot JB, AMHK en 24­uurszorg. In verband met de continuïteit van zorg is aangegeven dat we de huidige werkwijze op deze terreinen willen borgen voor 2015. In overleg met deze aanbieders zal worden bezien of, in verband met innovatie, deze werkwijze moet worden aangepast voor de jaren daarna. Hierbij stellen wij ons voor dat we met de huidige aanbieders bespreken hoe we de innovatie die we gezamenlijk ontwikkelen, kunnen inbedden.  BJU heeft voor de Utrechtse regio’s aangegeven te willen fungeren als hoofdaannemer en samenwerken met het Leger des Heils, de WSG en het SGJ. Dit achten wij een goede ontwikkeling. Voor onze regio geldt daarnaast als aandachtspunt dat er sprake is van zowel samenwerking met BJZ Gelderland als BJZ Utrecht. In onze gesprekken zullen we onderzoeken welke samenwerkingsvorm het meest efficiënt is voor de regio. 

Residentiële voorzieningenIn gesprek met zorgaanbieders is gezamenlijk geconstateerd dat het hebben van residentiële plekken voor cliënten betekent dat dit hogere kosten met zich meebrengt. Deze plekken zijn echter van belang voor het behoud van de infrastructuur. Hoewel de trend is ingezet om dergelijke plekken zoveel mogelijk af te bouwen, blijven residentiële voorzieningen wel van belang voor de hele sector. Diverse aanbieders van ambulante hulp hebben in de gesprekken aangegeven dat ook voor hun werk het van belang is dat er residentiële plekken beschikbaar zijn als dat nodig is. Om die reden begrepen zij dat de gemeenten de garantie voor de hele sector (en niet op instellingsniveau) op 70% stelden om zo ruimte te maken voor bijvoorbeeld kosten van residentiële voorzieningen. In de gesprekken met aanbieders zal het voorzien in dergelijke plekken een reden zijn om in aanmerking te komen voor een hoger percentage dan 70%.

CliëntenpopulatieEen aantal aanbieders heeft aangegeven weinig verloop te hebben vanwege de samenstelling van hun cliëntenpopulatie. Hierbij kan worden gedacht aan instellingen voor jeugd met een (licht) verstandelijke beperking. Ook dit is een motivering om uit te komen op een hoger percentage dan 70%.

29

Page 33: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

InnovatieUit de gesprekken blijkt dat veel aanbieders al bezig zijn met inzetten op preventie, het terugdringen van de vraag, samenwerking in de keten en andere innovaties. Dit betekent enerzijds dat dit de uitdaging om te bezuinigen op dit proces groter maakt en anderzijds dat de gemeenten dit proces kan versterken met grotere inzet preventieve voorzieningen op lokaal niveau. Dit betekent dat de gemeenten bij de inzet van de genoemde 30% verwachten dat ook innovaties bij huidige zorgaanbieders hierbij betrokken zullen worden. Daarnaast zullen relevante innovaties door nieuwe aanbieders meegenomen worden in de afweging voor de inzet van dit budget.

ProcesafsprakenZorgaanbieders hebben aangegeven dat zij eind 1e kwartaal van 2014 moeten weten wat de insteek van de gemeenten zal worden over 2015. Om die reden zullen in regionaal verband de gesprekken over de toepassing van de criteria voor de inzet van de 30% gepland worden in de laatste maanden van 2013 en eerste twee van 2014. Het is niet mogelijk om deze gesprekken met alle aanbieders te voeren. Gezien bovengenoemde criteria zullen met name de grotere instellingen met residentiële plaatsen en BJZ (met partners) worden uitgenodigd. De overige instellingen zullen op de hoogte worden gesteld van het proces en de uitkomsten. De verdere acties die hieruit voortvloeien worden meegenomen in het bijgevoegde uitvoeringsprogramma (zie hoofdstuk 8).

Nader uit te werken: 

1. De regio zal in overleg met zorgaanbieders op basis van bovengenoemde criteria een inschatting maken van de verdeling van de resterende 30% van het budget voor jeugdzorg2. De regio brengt de verwachte grootte van de wachtlijsten en jeugdigen die in toegangstrajecten zitten eind 2014 in beeld. 

5.3. Sturing door Samenwerking

Een uitdaging is de invulling van de regionale rol bij de sturing op de transformatie, met oog voor de lokale behoeften en belangen. Elke gemeente heeft immers haar eigen visie en beeld, passend bij de schaal en thematiek van de gemeente. Toch hebben we voor een groot deel ook te maken met vraagstukken die de gemeentegrenzen overstijgen. Daarnaast werken de gemeenten samen met dezelfde regionale aanbieders.

Op bestuurlijk niveau richt de samenwerking zich op de verbinding van partijen aan de doelen van de onderlinge samenwerking, de (werk)wijze waarop deze bereikt worden en de bijdrage van elke partij daaraan. Dit proces begint met het gezamenlijk formuleren van ambities en uitgangspunten voor de transformatie van de jeugdhulp, die eventueel kunnen worden vastgelegd in een bestuurlijk convenant.

Sturing door samenwerking van gemeenten zal met name voor jeugdzorgorganisaties een prikkel zijn om intensiever te gaan samenwerken en te investeren in kwaliteitsverhoging en productaanpassing. Daarnaast zal er een beweging ontstaan waarbij jeugdzorgorganisaties gaan specialiseren en flexibiliseren. Dat zijn ontwikkelingen die de juiste randvoorwaarden scheppen voor een succesvolle transformatie.

Op regionaal niveau wordt voorgesteld een samenwerkings­ en inkoopstructuur in te richten om de trends en gevolgen van de transformatie te monitoren en zo risico’s beheersbaar te houden. Voor de 

30

Page 34: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

uitwerking van de monitor zie paragraaf 5.5 en voor de beheersbaarheid van de risico’s komen we uitvoerig terug in hoofdstuk 6.

Op organisatieniveau (instelling en/of gemeente) worden de bestuurlijke en regionale afspraken door vertaald in de operationele organisatie, opdat de ruimte voor samenwerking door professionals ook wordt verankerd in de dagelijkse werkzaamheden. De transformatie van de werkers, zowel ambtelijk als bij de professionals, is een cruciale slagingsfactor voor deze transformatie.

5.4 Sturing op doelen en prestaties

5.4.1. InleidingHet uitgangspunt is dat de gemeenten op termijn sturen op maatschappelijke doelen. Eén van de ambities van de Regio is (zie 2.5): professionele zorg begeleiding en ondersteuning is effectief, snel en eenvoudig beschikbaar (zie 2.5). Omdat te beoordelen of dat is gelukt zijn prestatie­indicatoren nodig: prestaties geleverd door instellingen maar ook prestaties geleverd door de inkopende en verantwoordelijke instanties als gemeenten en regio’s. Zo is de zijn de gemeenten in regio zelf verantwoordelijk voor de inrichting van het stelsel en de organisatie van de zorg. De gemeenten bepalen of er bijvoorbeeld sprake is moet zijn van één gezin, één plan en één regisseur per hulpvraag en dat er een eenduidige herkenbare toegangspoort voor ouders en kinderen is. Beide indicatoren dragen bij aan een toegang tot snelle, eenvoudige hulp. Niet alleen zijn er verschillende actoren die bijdragen aan de doelen en ambities maar ook zijn meerdere typen prestatie­indicatoren waarmee je deze bijdrage kan meten: procesindicatoren, outputindicatoren en effectindicatoren. In paragraaf 5.4.2 worden de huidige beschikbare prestatie­indicatoren beschreven. In paragraaf 5.4.3 wordt de ontwikkeling van de prestatie­indicatoren in de FoodValley beschreven. We schetsen eerst de criteria waaraan de prestatie­indicatoren moeten voldoen om vervolgens een fasering in de ontwikkeling aan te geven.

5.4.2. Bestaande prestatie­indicatoren instellingen jeugdhulp

De Regio FoodValley kan haar doelstellingen niet alleen waarmaken maar is voor een belangrijk deel afhankelijk van de prestaties van de te contracteren jeugdhulpinstellingen. Tevreden cliënten en geslaagde behandelingen/interventies zijn essentieel voor de te behalen doelen. Voor we formuleren welke indicatoren we het meest geschikt achten om prestaties van instellingen te meten geven we een overzicht van de bestaande prestatie­indicatoren, afgesproken tussen opdrachtnemer (instelling) en opdrachtgever (provincie, Rijk of verzekeraar).

De prestatie­indicatoren die worden gebruikt bij de Provinciale Jeugdzorg zijn onder meer vastgelegd in de gezamenlijke nota ‘Prestatie­indicatoren Jeugdzorg – naar een gezamenlijke visie en implementatie’ (2006). Jeugdzorg Nederland heeft in 2006 10 prestatie indicatoren vastgesteld; 4 voor de zorgaanbieders en 6 voor de Bureaus Jeugdzorg. Deze zogenaamde ‘basisset’ is een combinatie van  structuur­, proces­ en outcome indicatoren.

De vier indicatoren die gelden voor de jeugdzorgaanbieders zijn:

1. Cliënttevredenheid

31

Page 35: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

De tevredenheid van de cliënten (jeugdige en ouderfiguren) over het algemeen en specifiek over de resultaten van de hulp van de zorgaanbieder.

2. Doelrealisatie. Einddoelen zoals die bij de start van de hulp worden vastgelegd met in ieder geval de cliënt (sluiten aan bij/vallen samen met de doelen van het indicatiebesluit).

3. Vermindering problematiek. De mate waarin de ernst van de problematiek ­gemeten aan het begin van de hulp­ is afgenomen bij de beëindiging van de hulp.

4. Reden beëindiging zorg. De reden op grond waarvan het Bureau Jeugdzorg ­ gehoord hebbende de zorgaanbieder en de cliënt ­ bepaalt dat de zorg beëindigd is. Voor elk van die prestatie­indicatoren is landelijk afgesproken hoe deze gemeten worden, en hoe deze data te verzamelen en registreren. 

In de geestelijke gezondheidszorg werkt men ook aan het registreren en rapporteren van zorgresultaten. In 2006 is men gestart met een basisset prestatie­indicatoren ggz/vz (verslavingszorg). De zorgverzekeraars hebben het monitoren van de resultaten van de zorg aan de hand van deze set inmiddels verplicht gesteld. Deze indicatoren zijn niet voor alle doelgroepen binnen de jeugdketen allemaal even goed hanteerbaar. Het accent bij deze indicatoren ligt op jeugdigen die in een intramurale setting zijn geplaatst. 

De indicatoren worden geordend aan de hand van 3 thema’s:1. effectiviteit van zorg;2. veiligheid;3. cliëntervaring.Er is een uitvoerige handleiding voor professionals beschikbaar voor het hanteren van deze kernset van indicatoren (bron: Zichtbare GGZ­ kernset prestatie­indicatoren 2012).

De zorg voor licht verstandelijk beperkte jeugd lijkt nog geen vastomlijnde set van prestatie­indicatoren te hebben. Het veld gaat voor het kwaliteitsbeleid en de monitoring uit van het Kwaliteitskader gehandicaptenzorg. In het Kwaliteitskader worden twee soorten van informatie opgevraagd: gegevens over kwaliteit op organisatieniveau (bijvoorbeeld: voert uw instelling een tevredenheidsmeting uit?) en gegevens over kwaliteit op cliëntniveau (bijvoorbeeld: is er wel of geen instemming met het zorgplan). Daarbij is er specifiek voor de Jeugd­LVB een kwaliteitskader voor verblijf van jongeren in residentiële voorzieningen (kwaliteitscriteria van Quality for Children). Voor de monitoring is tot nu toe geen landelijk geldende set afgesproken. 

5.4.3. Ontwikkeling regionale  prestatie­indicatoren 

Criteria voorafDe volgende eisen willen we stellen aan prestatieindicatoren:

Ze moeten betrouwbaar en valide (representatief) zijn en daarnaast verklaringskracht hebben. Zo is bijvoorbeeld het ziekteverzuimpercentage alleen niet valide om de werkdruk van medewerkers te meten. Daarnaast zou een tevredenheidsonderzoek uitgezet moeten worden voor een volledig beeld. Een tevredenheidsonderzoek geeft veel informatie en daarmee een hogere verklaringkracht voor de werkdruk van medewerkers.. 

32

Page 36: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Het aantal prestatie­indicatoren moet een minimale set bevatten. De prestatie­indicatoren moeten goed en nauwkeurig worden onderhouden in een monitor en dat is tijdrovend.

Ze moeten congruent zijn tussen instellingen en gemeenten; dat betekent dat ze in beginsel hetzelfde moeten zijn voor alle instellingen en gemeenten.

Ze moeten ook congruent zijn tussen gemeenten op het lokale veld. Doe je dit niet dan is het lastig zo niet onmogelijk om bijvoorbeeld de verschillende  instroom tussen gemeenten in de (boven)regionale jeugdhulp te vergelijken.  

Gefaseerde ontwikkeling

De ontwikkeling van prestatie­indicatoren en het opdoen van ervaring in inkoop/sturingsverband wordt afgebakend in volgtijdelijke twee fasen. Deze kunnen in de praktijk ook deels parallel gaan lopen. De eerste fase is bedoeld om de bestaande goedwerkende indicatoren, zoals hierboven beschrijven, in de Food Valley regiospecifiek operationeel te krijgen. Fase 2 is bedoeld om de outcome van het netwerk te operationaliseren in indicatoren.

Fase 1: 2014­2015 Regio specifiek maken/testen van bestaande Prestatieindicatoren

De regio FoodValley stelt in dit beleidsplan de te hanteren prestatie­indicatoren per fase van de regionaal georganiseerde jeugdzorg in de Food Valley voor. De criteria hierboven genoemd worden nadrukkelijk meegewogen. Er is daarom gekozen voor een samenstel van enkelvoudige (vb. wachttijd) en samengestelde prestatie­indicatoren (vb. clienttevredenheidsonderzoek) per fase van de regionale jeugdzorg.

a) Throughput­indicatoren (proces)

- hoogfrequent

- tussen opdrachtgever en opdrachtnemer(s)

- zegt iets over de kwaliteit van bedrijfsvoering en de organisatie

- zeggen iets over de veiligheid van de toevertrouwde kinderen

- leidt tot (aanpassing van) individuele afspraken

-

Het is belangrijk te komen tot indicatoren die representatief zijn voor het proces. De gemeenten denken hierbij aan zaken als wachttijd, aanwezigheid van een (door het gezin) geaccordeerd hulpverleningsplan, reden van eventuele beëindiging van hulp. Maar ook aspecten die de veiligheid van het kind borgen: veiligheidstaxaties vooraf en het vaststellen van protocollen tussen raad voor kinderbescherming en jeugdhulpinstellingen.

b) Output­indicatoren (resultaat)

- hoogfrequent (maandelijks)

- tussen opdrachtgever en opdrachtnemer(s)

- zegt iets over de kwaliteit van dienstverlening en individueel effect

- zegt iets over de inzet van een type hulp of een zorgvorm. Zo wensen we met aanbieders afspraken te maken over de minimalisering van residentiële zorg en bij uithuisplaatsing in te 

33

Page 37: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

zetten op een inhuisplaatsing (netwerkpleeggezinnen, bestandspleeggezinnen en gezinshuizen).

De gemeenten definiëren indicatoren die representatief zijn voor de effectiviteit van de hulp op cliënt­ en gezinsniveau. Het gaat hier om de mate waarin de hulpdoelen zijn behaald, cliënt/gezinstevredenheid, zelfredzaamheid of herhaaldelijkheid van hulp/zorg (terugval).Deels zijn deze indicatoren al in gebruik bij de huidige aanbieders en/of de financiers. Deels (nog) niet. Het is aan te bevelen hier zo mogelijk ook met andere gemeentelijke regio’s afspraken over te maken, ten behoeve van vergelijkbaarheid en het terugdringen/beperken van administratieve lasten. 

Fase 2: 2015­2018 ontwikkelen en testen van outcome/netwerk indicatoren

c) Outcome­indicatoren (effect)

- dient voor bijsturing op hoofdlijnen (stelselbrede interventie)

- tussen ambtelijk opdrachtgever en politiek/bestuurlijk opdrachtgever

- … of tussen ambtelijk opdrachtgever en collectief van aanbieders

In regionaal verband definiëren de gemeenten (of op gemeentelijk niveau) met de politiek/de maatschappij een gezamenlijke ambitie, met indicatoren die representatief zijn voor bv. welzijns­ en zelfredzaamheidsniveau, zoals de zelfredzaamheidsmatrix (zie http://www.zelfredzaamheidmatrix.nl/).

d) Structuur/netwerk indicatoren

- halfjaarlijks

- tussen opdrachtgever en netwerk;

- zegt iets over functioneren netwerk, slim samenwerken/privacy;

- leidt tot (aanpassing) samenwerkingsafspraken.

-

Regionaal (of op gemeentelijk niveau) wordt met de politiek/de maatschappij een gezamenlijke ambitie gedefinieerd, met indicatoren die representatief zijn bijvoorbeeld de toegankelijkheid van een eenduidige toegangspoort of de nabijheid van de zorg.

e) Beleidsinformatie

In de vorige alinea’s a) t/m c) werd ingegaan op prestatie­indicatoren die kunnen worden gebruikt in de inkoop­ en verantwoordingsrelatie tussen de opdrachtgever en één opdrachtnemer, veelal voor de periode van één kalenderjaar of doorlooptijd van een cliënt. Prestatie­indicatoren kunnen daarnaast ook worden gebruikt om over langere tijd en voor meerdere opdrachtnemers te beoordelen of het gevoerde jeugdzorgbeleid doelmatig en doeltreffend is geweest. Met andere woorden:

- Wordt over langere periode verzameld

- Wordt aangeleverd door verschillende partijen

34

Page 38: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

- Laagfrequent

- Leidt tot aanpassing van toekomstig of meerjarenbeleid

De regiogemeenten maken afspraken over het verzamelen van gegevens die (toekomstig) beleid kunnen ondersteunen. Gedacht kan worden aan: doorlooptijd van hulptrajecten, herhaaldelijkheid van hulp (recidive), de mate waarin het lokale/regionale domein specialistische hulp heeft (weten te) voorkomen. 

In de onderstaande tabel is het voorgaande voorstel samengevat, onder de tabel zijn enkele kolommen nader toegelicht:

Hoofdcategorie Prestatie-indicator Toelichting/definitie

Throughput

(proces)

Wachttijd#Tijd tussen aanmelding door cliënt en daadwerkelijke aanvang

hulpverlening, gemiddeld per instelling

Hulpverlenings/gezinsplan

De aanwezigheid van een tijdig en doelbewust/gericht (door het

gezin) geaccordeerd hulpverleningsplan, binnen een

gecertificeerde zorgaanbieder.

Doorlooptijd van

hulptrajecten (per

instelling)

Tijd tussen eerste signaal/zorgvraag en einde hulpverlening,

gemiddeld per instelling.

Reden beëindiging hulp

De frequentie waarin hulp wordt beëindigd zonder dat de

gestelde doelen zijn behaald, gemiddeld per instelling (inclusief

vermelding van reden)

Output (resultaat)

Effectiviteit van de hulpMate waarin de in het gezin/hulpverleningsplan

overeengekomen zorg/interventiedoelen zijn gerealiseerd.

Cliënt/gezinstevredenheidDe mate waarin de hulp, naar de mening van het gezin, heeft

bijgedragen aan herstel of bestendiging.

Outcome (effect)

Vergrote, stabiele

zelfredzaamheid

Ontwikkeling in scores op de domeinen binnen de

zelfredzaamheidsmatrix. Vergelijking tussen moment van

aanmelding en moment na beëindiging van de zorgrelatie. Een

tweede vergelijking is ook goed denkbaar: moment half jaar na

beëindiging van de zorgrelatie.

Welzijnsniveau Burgertevredenheid, perceptie van overlast, etc.

Beleidsinformatie Herhaaldelijkheid van hulp

(recidive)Terugval van gezinnen in vormen van zorg of begeleiding

Wachttijd Tijd tussen eerste signaal en aanvang hulpverlening

Inzet van zwaardere zorgDe mate waarin het lokale/regionale domein specialistische hulp

heeft (weten te) voorkomen

Doorlooptijd van

hulptrajecten

Tijd tussen eerste signaal/zorgvraag en einde hulpverlening,

35

Page 39: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

(regio-/gemeentebreed) gemiddeld binnen de regio/de gemeente.

Besluit: 

1. In 2014­2015 testen we bestaande prestatieindicatoren. Deze indicatoren zijn procesindicatoren en outcome­indicatoren waarbij het accent ligt op de kwaliteit van de bedrijfsvoering en de kwaliteit van de dienstverlening van de jeugdhulpaanbieder.2. In 2015­2018 testen en ontwikkelen we effectindicatoren die direct zijn af te leiden uit de ambities van de FoodValley.

Nader uit te werken: 

1. Een werkgroep krijgt de opdracht voor het kiezen van prestatieindicatoren voor de korte termijn die bruikbaar zijn in 2015.2. Een werkgroep krijgt opdracht voor het ontwikkelen van een prestatiemonitor waarin de prestatieindicatoren voor de langere termijn worden ontwikkeld.

5.5. Sturing op financiële risico’s

5.5.1. Inleiding

In de regiovisie hebben we met elkaar afgesproken dat we willen sturen op basis van resultaten maar dat vanuit het ‘vertrouwensprincipe’ in plaats vanuit het ‘risicodenken’. Binnen dit vertrouwensprincipe willen we wel een aantal afspraken maken om daarmee financiële risico’s op goede manier te verdelen en beheersbaar te maken. In deze paragraaf liggen een drietal vragen voor: 

1. Hoe willen we het (boven)regionale gebruik tussen de gemeenten onderling verrekenen? Dit heet de keuze voor een verrekeningsmodel (par. 5.5.2).

2. Hoe houden we het totale (boven)regionale budget beheersbaar? Dus we willen vooraf instrumenten hebben om het budget te beheersen. (par. 5.5.3).

3. Welke samenwerkingsverband van gezamenlijke inkoop wordt gekozen?De eerste twee vragen zijn beleidsmatige vragen waarbij keuzes gemaakt moeten worden. Vraag drie is ten dele ook een uitvoeringsvraag omdat deze ook voortvloeit uit de keuze voor het verrekeningsmodel.

5.5.2. Verrekeningsmodellen

Voor een regionale inkoop zijn de volgende verrekeningsmodellen tussen gemeenten voorhanden:1. Verzekeringsmodel2. Vlaktax3. Afrekening.

36

Page 40: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Hieronder lichten we de modellen kort toe:

Model 1: VerzekeringIn dit model gaan we uit van solidariteit tussen de deelnemende gemeenten.Iedere gemeente betaalt een vaste 'verzekeringspremie'. Hiermee verzekert de regio zich voor het hebben van capaciteit van de nader te bepalen exclusieve jeugdzorgvoorzieningen. Een verzekeringsmodel kent voor en ­nadelen. Een nadeel kan zijn dat gemeenten onvoldoende prikkels ondervinden in dit systeem om preventief aanbod uit te breiden of te stimuleren omdat de hogere kosten verdeeld worden over alle  gemeenten  Een voordeel is dat de schommelingen van het gebruik per gemeente samen worden gedragen door risicospreiding. Elke gemeente kan bijvoorbeeld een bijdrage leveren naar het aantal jeugdigen in haar gemeente.  

Model 2: VlaktaxDit model is een combinatie van het solidariteits­ én profijtbeginsel.Gemeenten betalen in dit systeem een bedrag dat is gebaseerd op het gebruik in het verleden. Dit kan een gebruik zijn over meerdere jaren of over één jaar. Na een aantal jaren wordt het gebruik per gemeente opnieuw bezien en verandert de bijdrage op basis van het nieuwe gebruik. Dit systeem kent een solidariteitsbeginsel omdat een gemeente wordt afgerekend op het huidige gebruik en niet op het werkelijk gebruik in de naaste toekomst. Het profijtbeginsel bestaat hieruit dat in dit systeem de bijdrage is afgestemd op het daadwerkelijk gebruik uit het verleden én wordt bijgesteld na een aantal jaar op basis van het recente gebruik. Dit model biedt gemeenten de mogelijkheid hun risico’s te spreiden. Bij een goed monitoringsysteem hebben gemeenten in dit model voldoende tijd om bij te sturen op financiën en kunnen maatregelen afgesproken worden met andere gemeenten om de kosten beheersbaar te houden. Een voorwaarde is wel dat er een duidelijk beeld is van het historisch zorggebruik, het huidige zorggebruik, alsmede het toekomstig zorggebruik in combinatie met de risicofactoren per gemeente. Gedurende de uitvoering is het in dit geval van belang dat gemeenten in gesprek zijn met elkaar over de resultaten en bijbehorende financiën. Ze spreken elkaar aan op de resultaten en maken afspraken maakt over benodigde bijsturingOok bij dit systeem voor­ en nadelen. Een voordeel is dat door schaalgrootte van het samenwerkingsverband individuele schommelingen per gemeente worden opgevangen. Daar bovenop komt het voordeel dat ‘veelgebruikers’ dit wel voelen omdat daadwerkelijk gebruik ook onderdeel uitmaakt van de bijdragen aan de bovenlokale pot (het profijtbeginsel klinkt dan door). Het risico bij dit systeem: gemeenten moeten op eenzelfde wijze en accuraat het gebruik monitoren. 

Model 3: AfrekeningIn dit model zit weinig tot geen solidariteit tussen gemeenten en wordt er op basis van het profijtbeginsel verrekend. Dit model gaat uit van verrekening op basis van feitelijk zorggebruik uit een bepaalde gemeente. Er  zijn wel collectief productprijzen afgesproken met aanbieders. De fluctuatie in gebruik is voor rekeningen risico van de individuele gemeente. Van belang bij een dergelijk systeem is dat  de deelnemers afspraken maken over de registratie, want het is belangrijk het gebruik en de inzet van voorzieningen te kunnen vergelijken.Het nadeel van dit systeem is dat het risico van schommelingen in het gebruik van bovenlokale voorzieningen komt te liggen bij individuele gemeenten; er is geen sprake van een risicospreiding. Daarnaast stelt ook dit systeem eisen aan een adequate en uniforme monitoring van het gebruik. Het voordeel is dat elke gemeente zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen uitgaven en direct het effect merkt van zijn daadwerkelijke gebruik. Ook blijft overeind dat gemeenten bij dit systeem gezamenlijk zorg inkopen.

37

Page 41: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

De onderlinge verrekening van de beschikbare gelden is verweven met meerdere  vraagstukken. Zo is de toegang en de toeleiding naar de (boven)regionale jeugdhulp van invloed op de keuze van het verrekeningsmodel. De gemeenten kiezen voor een toegang naar de (boven)regionale jeugdhulp vanuit de lokale teams (CJG/jeugdteams/sociale teams). Het profijtbeginsel zal dan wel moeten worden meegewogen. 

De gemeenten hanteren dezelfde doelstelling, te weten: elk kind moet de zorg ontvangen die nodig is. Daarnaast zijn er kwaliteitscriteria afgesproken om de instroom in duurdere / regionale zorg en bijbehorende kosten te beperken. De gemeenten vertrouwen elkaar erop dat ze, gezien dit gezamenlijke doel én gezamenlijk streven om de kosten te beperken, de uitvoering lokaal zo inrichten dat die hierbij past. Er is vonderling vertrouwen dat dit gebeurt. Ook is besloten dat de verantwoordelijkheid voor toeleiding naar de regionale zorg een verantwoordelijkheid is van de lokale teams. Als we beide uitgangspunten willen verenigen in verrekeningsmodel dan lijkt een vlaktax­model de aangewezen vorm. Nader onderzoek met advisering van de financiële experts van de gemeenten is nodig om de consequenties van de keuze voor een vlaktax door te rekenen.

Beslispunt: 

De gemeenten kiezen voor de onderlinge verrekening van het gebruik van regionale voorzieningen voor een model waarin zowel een verzekeringsdeel zit (solidariteit) alswel een gebruikersdeel (profijt).

Nader uit te werken: 

1. Een werkgroep werkt het vlaktax­model nader uit en komt hierover met een advies aan de colleges.

5.5.3. Budgetbeheersing

De verschillende gemeenten hebben een voorkeur uitgesproken voor een verrekeningsmodel. Maar wat kunnen wel met elkaar afspreken als het gezamenlijke budget worden overschreden? Welk instrumentarium staat ons ter beschikking? In de regiovisie is uitgesproken dat het budget leidend is. Volgens Jan Telgen die diverse presentaties in de regio heeft gehouden betekent dit ook dat het budget vóór de kwaliteit gaat. Wat de gevolgen zijn van deze uitspraak dient nader te worden omschreven. Ter verkenning worden hier een aantal aspecten benoemd die de budgetvrijheid van de regio beperken:1. In de Jeugdwet is voor veel aspecten op het gebied van dwang (bijvoorbeeld jeugdbescherming) en bij gespecialiseerde instellingen (bijvoorbeeld de toegang tot Jeugdzorg­plus instellingen) bepaald wat een gemeente moet doen. Op dit gebied zijn weinig sturingsmogelijkheden. De sturingsmogelijkheden zijn beperkt tot de keuze van het contracteren van gecertificeerde instellingen. Het gevolg hiervan is dat de uitgaven voor deze groep cliënten relatief vast ligt. 2. Daarnaast is in de Jeugdwet ook geformuleerd welke kwaliteitseisen gelden voor alle vormen van zorg. Deze kwaliteitseisen zijn geformuleerd aan de aanbieders van jeugdhulp maar deze zullen indirect beperkingen opleggen aan gemeenten om bijvoorbeeld de aanbieder met de laagste prijs te contracteren. Kwaliteitsaspecten zijn bijvoorbeeld (hoofdstuk 6 MVT Jeugdwet): inzetten van geregistreerde professionals, gebruik van een hulpverleningsplan, kwaliteitsbewaking van de jeugdzorgaanbieder.

38

Page 42: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

3. Daarnaast zal er altijd capaciteit moeten worden geregeld voor de crisiszorg; er zal beschikbaarheid moeten zijn voor een groep cliënten die zorg direct nodig heeft.

Bovenstaande ‘beperkingen’ die de Jeugdwet aan de budgetvrijheid van gemeenten oplegt laat het spanningsveld en de opgave zien waarvoor de regio staat. Enerzijds zijn de mogelijkheden om aan de jeugdzorgvraag in kwaliteit tegemoet te komen beperkt door de bezuinigingen waar de regio voor staan. Anderzijds verplicht het Rijk gemeenten om minimaal een bepaalde kwaliteit te leveren en mag er geen “nee­verkoop” zijn (jeugdhulpplicht). Omdat de verwachting is dat er druk zal komen te staan op de inzet van het budget is van belang om een goede monitor te hebben die aangeeft hoeveel vraag, gebruik en kosten er wordt gemaakt van (boven)regionale voorzieningen. Het doel van deze monitor is het tijdig kunnen bijsturen van eventuele tegenvallers. De monitor geeft een belangrijke vinger aan de pols maar zal vergezeld moeten gaan van instrumenten die de vraag en kosten in voorkomende gevallen kunnen bijsturen.Te denken valt hierbij als instrument aan het heffen van een eigen bijdrage.

De beheersing van het totale budget laat zich niet in een model vangen; dit vergt een beleidsmatige aanpak met keuzes. Wanneer de noodzaak tot bijsturing van die totale kosten zich voordoet, is slagvaardig optreden noodzakelijk. Daarom is het nodig bij het aangaan van de samenwerking ook over het bijsturen van het uitgavenniveau en de bijbehorende beleidsmatige keuzes een gezamenlijke strategie vast te stellen.

Sturing samengevatIn dit hoofdstuk zijn verschillende sturingselementen besproken: prestatieindicatoren, verdelingsmodellen en budgetbeheersing. Deze elementen hebben geleid tot voorstellen en beslissingen om tot nadere uitwerkingen te komen.De regio wenst maximale kwaliteit bij het beschikbare budget. Het ontwikkelen van een monitor voor de prestatiemeting en het monitoren van kosten en vraag om inzichtelijk te kunnen maken wat er precies speelt impliceert nog geen actief handelen. Het totaal van de te ontwikkelen instrumentaria geeft inzicht maar geeft niet de handelingswijze aan op het moment dat het budget wordt overschreden. Het te ontwikkelen sturingsstelsel met alle facetten is incompleet zonder een set afspraken die actief handelen betekent.

Beslispunt: 

Een werkgroep krijgt de opdracht voor het ontwikkelen van een monitor die vraag, gebruik en kosten in kaart brengt. 

Nader uit te werken: 

1.Het uitzetten van een pad voor de ontwikkeling van sturingsinstrumenten.2.Het ontwikkelen van een set concrete beleidsafspraken voor het handelen bij een tekortschietend budget naar jeugdhulpaanbieders, kinderen/ouders en onderling tussen gemeenten.

5.5.4 Samenwerkingsverband gezamenlijke inkoop

5.5.4.1 Op te lossen vragen

Het gezamenlijk opdrachtgeverschap voor een deel van de jeugdhulp wordt ingevuld door een inkooporganisatie. De gekozen organisatie moet passen bij gemaakte beleidskeuzes ten aanzien van 

39

Page 43: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

beleid, inkoop en gezamenlijke kostenbeheersing. Dit zal vertaald worden in een juridische vorm van samenwerking.Er zijn een aantal vragen die daarvoor beantwoord moeten worden, waaronder:

Vraag 1:In welke mate willen de samenwerkende gemeenten hun beleidsverantwoordelijkheid op het sociaal domein behouden of overdragen ?

Vraag 2: Wordt er wel of niet gekozen voor een solidariteitsmodel, waarbij kosten tussen gemeenten verevend worden (verrekening of vlaktaxmodel zie par. 5.5.2) ?

Vraag 3: Wordt gekozen voor een gezamenlijke inkoop of regionale raamcontracten

Vraag 4: Waar ligt de bestuurlijke voorkeur in de balans tussen efficiënte centrale uitvoering op afstand dan wel behoud van lokale democratische legitimatie? 

Vraag 5: Wordt bij de keuze van een samenwerkingsmodel belang gehecht aan een gemakkelijke  uittreding (bijv. in verband met wisselen van  regio en gemeentelijke fusies)?

Beleidsmatige antwoorden op bovenstaande vragen geven richting aan de te kiezen inkooporganisatie.

5.5.4.2 Kaders voor juridische samenwerking

PM: dit wordt aangevuld met een begeleidend memo n.a.v. het bestuurlijk overleg op 8 november 2013.

Nader uit te werken: 

De gemeenten maken met elkaar een keuze over de juridische samenwerkingsvorm

5.6. ICT

In hoofdstuk 5.4 wordt voorgesteld om een prestatiemonitor te ontwikkelen op basis waarvan er vergelijkbaarheid tussen instellingen en gemeenten kan plaatsvinden op de gekozen prestatie­indicatoren. Deze prestatie­indicatoren moeten zowel op regio­ als gemeenteniveau snel en adequaat beschikbaar zijn. Dit geldt ook voor het voorstel van een monitor om het budget te beheersen (5.5.3) waarbij de kosten, het gebruik en de vraag worden gemeten. Om zowel een prestatiemonitor als een sturingsmonitor te ontwikkelen en onderhouden zijn investeringen in softwareprogramma’s nodig.  

Nader uit te werken: 

Een werkgroep krijgt de opdracht om de ICT­behoefte in kaart te brengen en op basis daarvan in kaart te brengen in welke mate reeds in gebruikzijnde ICT­systemen voldoen, danwel nieuw benodigd zijn.

40

Page 44: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

 

 

41

Page 45: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

6. Financiële afspraken regionale inkoop

6.1. Inleiding

De financiering van de zorg voor jeugd versimpelt. Dat is althans een belangrijke ambitie van de decentralisatie van de zorg voor jeugd naar gemeenten. Waar in de huidige situatie zowel het Rijk (Jeugdzorg+), de provincie(s) (Provinciale jeugdzorg en Bureau Jeugdzorg), de Awbz (Jeugd­VG) en de zorgverzekeraars (Jeugd Ggz) verantwoordelijk zijn voor de financiering van de verschillende vormen van jeugdzorg, komt dit vanaf 1 januari 2015 in één hand. Het Rijk geeft aan de decentralisatie gepaard gaat met een structurele bezuiniging van 20% vanaf 2017 (zoals we dit nu overzien).In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de hoogte van het budget zoals dit per 2015 op de gemeenten afkomt. De afspraken binnen het transitiearrangement zijn naast de keuzes van de regio leidend voor de contractering van de zorg. Ook in deze paragraaf de verdeling van het budget naar zorgvormen (paragraaf 6.2). Daarna geven we een eerste doorkijk naar de naaste toekomst vanaf 2016, zowel inhoudelijk als financieel (6.3). Tot slot de financiële risico’s. Voor de hier gepresenteerde cijfers moeten we een voorbehoud maken. Ze zijn voorlopig en met een aantal onzekerheden omgeven. Meer definitieve cijfers voor de omvang van het te verwachten budget zijn bij het schrijven van dit beleidsplan te verwachten voor het eind van 2013.

6.2.Budget en zorgvormen 2015

Gemeenten krijgen met ingang van 1 januari 2015 één bedrag voor de financiering van de zorg voor jeugd. In de meicirculaire van 2013 is hiertoe een eerste indicatie afgegeven van de hoogte van dit bedrag. In tabel 1 is dit weergegeven. 

Tabel 1: Bedrag per gemeente (meicirculaire)

Gemeente Totaal meicirculaire

Barneveld 9.257.810

Ede 25.014.748

Nijkerk 6.567.719

Renswoude 875.250

Rhenen 2.759.507

Scherpenzeel 1.535.523

Veenendaal 15.347.099

Totaal 61.357.656

42

Page 46: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Aan de hand van de transitiearrangementen is de regio in gesprek gegaan met de zorginstellingen om inzicht te verkrijgen in de hoeveelheid cliënten en de benodigde gelden voor de zorgaanbieder om de cliënten te kunnen bedienen. 

TransitiearrangementenIn de nieuwe jeugdwet wordt geregeld dat cliënten die op 31 december 2014 op grond van een reeds afgegeven indicatie zorg ontvangen (of daarop wachten), die zorg kunnen blijven ontvangen in 2015. Op die manier kunnen zij een ingezet traject afronden. De aanspraak op pleegzorg blijft langer bestaan. 

In augustus van dit jaar is daarom ook aan de in Foodvalley actieve instellingen gevraagd om op basis van gegevens uit 2012 aan te geven hoeveel cliënten zij uit welke gemeente in zorg hadden, welke vorm van zorg zij ontvingen, wat dit volgens hen kostte, wat de doorlooptijd hiervan was, welk budget zij in 2015 nodig hebben om 1) de zorg voor bestaande cliënten te garanderen en adequaat af te ronden en 2) de continuïteit van de instelling in dat jaar te borgen, zodat de zorg aan bestaande cliënten daadwerkelijk kan worden geleverd. 

De inschatting van de zorgaanbieders en de gesprekken die hierover medio september door gemeenten met hen zijn gevoerd, vormen het vertrekpunt voor de afspraken die tussen de individuele regio’s en de zorgaanbieders gemaakt worden (transitiearrangementen). Uit die gesprekken (overigens ook na oktober 2013) komen gaandeweg steeds concretere afspraken naar voren, die ervoor zorgen dat er sprake is van continuïteit van zorg voor bestaande cliënten en een bestendigd hulpaanbod. Er is dan ook een betrouwbaarder gegevensfundament nodig, voordat de daadwerkelijke onderhandelingen over de transitiearrangementen gevoerd kunnen worden. Pas dan kan ook een begroting worden gemaakt, die voorgelegd kan worden aan de colleges van B&W van de gemeenten binnen Foodvalley.

Het bedrag wat uit de afspraken met de zorgaanbieders naar voren komt was fors hoger dan het bedrag dat voorlopig is toegekend. Uit de inventarisatie onder zorgaanbieders blijkt dat de kosten van het transitiearrangement ongeveer € 78 miljoen bedragen, terwijl het Rijk € 61 miljoen beschikbaar stelt.Per gemeente zal de begroting voor 2015 voor het overgrote deel bestaan uit dat wat is opgenomen in de transitiearrangementen en wat situationeel (per individuele instelling) aanvullend nodig is om de continuïteit van zorg in 2015 te garanderen. Omdat het definitieve bedrag dat gemeenten krijgen nog niet bekend is, volstaan we hier met het noemen van percentages:

Tabel 4: Relatieve budgetverdeling 2015

Omschrijving 2015

Totaal budget voor 2015 (zoals bepaald in meicirculaire 2014)

100%

Landelijke voorzieningen 2,2% (inschatting VNG, september 2013)

Beschikbaar voor gemeenten na aftrek landelijke voorzieningen, waarvan

97,8%

­ Budgetgarantie voor huidige zorgaanbieders 70%

­ Innovatie/ zorgvernieuwing, knelpunten, uitvoeringskosten, effecten wettelijke taken, etc.

30%

43

Page 47: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

ZorgvormenHet Sociaal Cultureel Planbureau / Centraal Bureau  voor de Statistiek heeft op basis van gegevens uit 2010 en 2011 een inschatting gemaakt van het gebruik van jeugdzorg per gemeente en de kosten hiervan (benodigd budget). Binnen de regio is een verfijning gemaakt zodanig dat de indeling beter het onderscheid weergeeft tussen zorgvormen die we beschouwen als de verantwoordelijkheid (beheer, aansturing en uitvoering) van het lokale veld en het (boven)regionale veld.

Tabel 3: het budget naar zorgvormen

Gegevens

Zorgcategorie Som van Budget (PxQ) % van Budget

Preventie 8.871.758 11,35%

Generalistische ondersteuning 7.728.242 9,89%

Specialistische ondersteuning 21.625.758 27,67%

Residentiële hulp 23.040.573 29,48%

Gezinsvervanging 3.866.602 4,95%

Crisisjeugdzorg 492.185 0,63%

AMHK 5.894.574 7,54%

JB/JR 5.564.530 7,12%

Anders 1.066.592 1,36%

Uit tabel 3 blijkt het volgende. In de eerste plaats zijn de absolute cijfers voorlopig en derhalve indicatief (ze tellen op tot het bedrag uit de meicirculaire 2013).  Interessanter is het om te kijken naar het relatieve beslag op het budget van de verschillende zorgvormen. Daaruit blijkt dat ongeveer de helft (49%) van het totale budget op basis van gegevens in 2010 en 2011 opgaat aan preventie, generalistische ondersteuning en specialistische ondersteuning. Van de specialistische ondersteuning valt een zeer groot onder zorg die in regionaal verband ingekocht wordt. Bijvoorbeeld daghulp en dagbesteding. 

6.3 Toekomstperspectief (2016 en latere jaren)

Op grond van bovenstaande gegevens is voor de regio Foodvalley een begroting in voorbereiding. Hierbij speelt voor 2015 mee dat een aanzienlijk gedeelte van de beschikbare middelen nodig is voor de financiering van de transitie­arrangementen (tenminste 70%) en aanvullende (financiële) afspraken met individuele instellingen. Het beschikbare budget voor 2015 ligt voor het grootste deel vast op het moment dat het budget overgaat naar gemeenten. Ook cliënten die op een wachtlijst staan behouden hun rechten in 2015. Doordat in 2015 trajecten beëindigd worden, daalt geleidelijk het aandeel van het hierdoor beklemde budget.

Bij een gelijkblijvend toegekend budget door het Rijk stijgt naar verloop van tijd het aandeel vrij aanwendbare gedeelte. Dit vrije deel kan worden aangewend voor nieuw beleid om de transformatie vorm te kunnen geven. In de praktijk zal blijken welk gedeelte van hun budget geleidelijk beschikbaar komt voor nieuwe financieringsvormen.Na 2015 is de ambitie om dit beklemde gedeelte van het beschikbare budget meer en meer vrij te maken voor zaken als preventie, vroegsignalering en ­interventie en toeleiding. Dit is grafisch weergegeven in afbeelding 1.

44

Page 48: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

100%

Vrij budget

60%

2015 2016

Hoo

gte

van h

et

budge

t

Tijd

Beklemd budget

 

Afbeelding 1: Toenemende mate van vrijheid om het budget te besteden. Langdurige zorgEen groot aantal kinderen is blijvend afhankelijk van langdurige zorg. Denk hierbij aan kinderen in bv. een pleeggezin die niet meer naar het ouderlijk huis kunnen (en waarbij de biologische ouders als gevolg van een gerechtelijke uitspraak ook geen voogdij meer hebben), kinderen met een verstandelijke beperking die niet thuis kunnen wonen of kinderen met andere chronische problematiek. Deze kinderen zijn afhankelijk van (soms dure) zorg die bovenregionaal wordt gecontracteerd. Ervaringen van de provincies leren dat ongeveer 60% van de middelen nodig is voor langdurige zorg en daarmee in zekere zin “beklemd” is. Kostenbesparingen op de langdurige zorg kunnen worden bereikt door het terugdringen van duurdere zorgvormen door vervanging van  residentiële zorg door pleegzorg, gezinshuizen of andere vormen van begeleid wonen. Daarnaast zal ook het inschakelen van het sociale netwerk een besparing op kunnen leveren.

6.4. Financiële vertaling inkoopkader

In ieder geval voor 2015 is een groot gedeelte van het budget beklemd door de transitiearrangementen en ook daarna zal een substantieel deel van het budget nodig zijn voor langdurige en/of bovenregionaal gecontracteerde zorgvormen. Dit neemt niet weg dat er in de sturing en bekostiging weldegelijk verandering kan worden bewerkstelligd. Waar voorheen de (financiële) prikkels per sector verschilden en soms een pervers karakter hadden, zullen deze in de nieuwe situatie integraal (over alle sectoren) en congruent (lees: niet verschillend of zelfs tegenstrijdig) zijn.  De toekomstige financiering zal er dan ook op gericht zijn de reeds vastgestelde ambitie van de gemeenten binnen FoodValley te bewerkstelligen.

Hierbij overwegen we diverse financieringsvormen, zoals trajectfinanciering (een bedrag per hulpprogramma per cliënt), uitstroomfinanciering (een bedrag per geholpen cliënt) of taakgerichte budgetfinanciering (voor de beschikbaarheid van een bepaalde functie in wijk, gemeente of regio). Dit is niet op stel en sprong gerealiseerd. We willen toe naar een  eenduidige financieringssystematiek, gebaseerd op de zorgzwaarte van de hulpvraag van ouders en kind en gelijk over alle zorgsectoren (GGZ, LVG en Provinciale Jeugdzorg). We gaan hier vanaf 2014 met de instellingen en andere 

45

Page 49: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

gemeentelijke regio’s over in gesprek. Voor 2015 en mogelijk ook 2016 wordt de bestaande financieringssystematiek (DBC’s, ZZP’s, uit­ en instroomfinanciering) gehandhaafd.

Persoonlijk budgetOnder de nieuwe Jeugdwet moet de gemeente maar ook de regio de mogelijkheid van een persoonlijk budget bieden. De wet stelt wel een aantal voorwaarden: de ouders moeten regie kunnen voeren (in staat zijn om een individuele voorziening in te kopen), zij moeten aantonen dat de aangeboden zorg ‘in natura’ niet voldoet en zij moeten voldoen aan kwaliteitseisen. Indien er sprake is van een jeugdbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering of er is sprake van een machtiging gesloten jeugdhulp kan er geen persoonlijk budget worden verstrekt. Bij verordening kan een gemeente op gronden van doelmatigheid besluiten een persoonlijk budget niet te verstrekken.Een persoonlijk budget is een goede mogelijkheid om keuzevrijheid te bieden. Met een eigen budget krijgen onze inwoners daadwerkelijk het heft in handen om de ondersteuning te regelen die past bij hun behoeften, voorkeuren en wensen. Met een persoonlijk budget leggen wij de regie op de ondersteuning in principe daar waar die hoort: bij onze inwoners zelf. 

Beslispunt: 

In 2015 en 2016 wordt de bestaande financieringssystematiek (DBC’s, ZZP’s, in­ en uitstroomfinanciering) gehandhaafd (in lijn met het regionaal transitiearrangement). 

Nader uit te werken: 

1. Een werkgroep krijgt de opdracht voor het ontwikkelen van een nieuwe financieringssystematiek gebaseerd op de zorgzwaarte van de hulpvraag van ouders en kind..2. Een werkgroep krijgt de opdracht om de mogelijkheden van een Persoonlijk budget af te stemmen op hetgeen lokaal gewenst is

46

Page 50: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

7. Risicoanalyse

7.1. Inleiding

Eind augustus 2013 heeft regionaal projectleider voor de transitie Jeugdzorg Gerrit Visser, mede op verzoek van het bestuurlijk overleg FoodValley, gevraagd een bijeenkomst in het kader van risicomanagement voor de jeugdzorg FoodValley te organiseren. Het doel van de bijeenkomst was het inventariseren van de meest significante risico’s en het formuleren en beleggen van beheersmaatregelen voor deze risico’s. Het Rapport “Riscomanagement Decentralisatie Jeugdzorg FoodValley” is als bijlage toegevoegd.Risicomanagement is een instrument, dat kan helpen bij het maken van keuzes en aanbrengen van focus. Eerst zijn de meest significante risico’s benoemd. Vervolgens is de impact van de risico’s in beeld gebracht (kans * gevolg). Tot slot zijn voor de grote risico’s beheersmaatregelen beschreven om de mogelijke effecten van de risico’s tegen te gaan. Het opgestelde risicoprofiel is een momentopname. Van belang is om in de toekomst de geformuleerde maatregelen te evalueren. Anderzijds dient ook rekening gehouden te worden met de mogelijkheid dat zich nieuwe risico’s zullen voordoen en/of risico’s uit het profiel kunnen worden verwijderd. De andere inbreng van het risicomanagement is het op gang brengen van de dialoog over de aanwezige risico’s.   

Page 51: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

7.2  Risicoanalyse

48

Page 52: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

7.3 ConclusieTijdens de gehouden risico sessie zijn belangrijke 19 risico’s gesignaleerd. Zeven risico’s scoren in de categorie hoge kans en hoog gevolg. Zij verdienen in ieder geval extra aandacht. Voor deze risico’s zijn dan ook nu al beheersmaatregelen geformuleerd. Het verdient aanbeveling het uitvoeren van deze maatregelen een plaats te geven in de bestaande project opzet. Van belang is verder om tweemaal per jaar genomen beheersmaatregelen op hun effectiviteit te beoordelen en opnieuw te beoordelen welke mogelijkheden er zijn om verantwoord met de geïnventariseerde en nieuwe risico’s om te gaan. Het streven dient er nadrukkelijk op gericht te zijn een dynamische invulling aan het risicomanagement van het project te geven. Deze opzet wordt ook ingegeven vanuit de laatste inzichten omtrent het voeren van een goed risicomanagement. Hier uit blijkt dat het voeren van een risicodialoog een belangrijk hulpmiddel is bij het projectmanagement. Immers door deze dialoog wordt de gemeenschappelijke basis verder vorm gegeven. Dit vergroot de haalbaarheid van het project.

49

Page 53: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

8. Uitvoering

Uitwerking diverse onderwerpen in regionale transitiewerkgroepen• De nadere actiepunten op basis van de in dit beleidsplan aangegeven beslispunten zijn in een schema per thema gerubriceerd ( zie bijlage).  Het voorstel is om deze thema’s in regionale transitiewerkgroepen  verder uit te werken. Er worden 5 werkgroepen voorgesteld rond de volgende onderwerpen: • Inhoudelijke voorbereiding inkoop, incl toeleiding en prestatie indicatoren• Regionaal transitiearrangement• Financiën• Regionale samenwerking• ICT In bijlage I is per werkgroep het doel benoemd en de diverse acties.Ten aanzien van het thema juridische samenwerking zal nog een bestuurlijk overleg volgen op 8 november a.s. Indien mogelijk zullen de resultaten hiervan nog als aanvullende tekst bij het beleidsplan worden nagestuurd. Voorgesteld wordt om na te gaan welke ambtenaren die lokaal bij een bepaald onderwerp zijn betrokken op onderdelen betrokken kunnen worden in de werkgroepen. Verder zullen ambtenaren die nu zijn betrokken bij de regionale transitiewerkgroep deelnemen in de werkgroepen. En er zal worden nagegaan of externe experts van zorgaanbieders dan wel provincie of adviesbureaus kunnen deelnemen. Met name bij inkoop en financiën zou dat van belang zijn.Ten aanzien van cliëntenparticipatie kan per werkgroep worden bezien welke vorm de meeste toegevoegde waarde heeft. Of er worden vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties gevraagd om deel te nemen aan de werkgroep, dan wel worden producten gaande het proces besproken met organisaties.

ResultaatUiteindelijk moeten er bepaalde afgesproken zorgvormen regionaal worden ingekocht en moeten er afspraken zijn gemaakt (dmv een protocol) over toeleiding naar die zorgvormen. Ook moeten er afspraken zijn over het toetsen van kwaliteit door middel van prestatie­indicatoren.Er moet afgesproken zijn welke budgetten vanuit de gemeenten worden ingezet voor die regionale inkoop en wie de aanspraken daarop, gedurende de periode, bijhoudt. Tot slot moet worden bepaald hoe al deze inhoudelijke afspraken moeten worden uitgevoerd en hoe deze regionale samenwerking wordt vormgegeven. Hierbij zal ook zijn bepaald welke extra ICT inspanningen nodig zijn en hoe eventuele regionale activiteiten zullen worden georganiseerd.

PlanningIn het document Van visie naar ontwerp (regionale verdieping plan van aanpak) is een uitvoerige planning op genomen, waarbij belangrijke deadlines genoemd zijn. Voor de bovengenoemde resultaten geldt dat zij een nadere invulling van die planning betreffen en dat zij in het vierde kwartaal van 2014 moeten zijn afgerond om in 2015 in werking te kunnen treden. Aan de werkgroepen wordt verzocht om op basis van de benodigde acties een planning op te stellen.

50

Page 54: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Bijlage I: Uitvoeringsplanning beleidsplan In de onderstaande tabel is het voorgaande voorstel samengevat.

Uitvoeringprogramma beleidsplan jeugdzorg FoodvalleyD.d. 3 november 2013

Thema Beslispunten beleidsplan

Inhoudelijke voorbereidinginkoop, incl toeleiding en prestatie-indicatoren

Doel werkgroep: diverse inhoudelijke vraagstukken uitwerken ter voorbereiding van regionale inkoop, toeleiding naar (boven)regionale voorzieningen en regionale afstemmingprestatie-indicatoren 3.4

omschrijving van de diverse voorzieningen 4.4 obv nadere indeling schaalniveau inkoop voorstel voor uitvoering: regionaal: AMHK, JB, JR (semi-) residentiele zorg landelijk: gespecialiseerde jeugdhulp

voor 2015 afspraken maken over handhaven uitvoering JB, AMK, 24-uurs spoedzorg en acute spoedzorg

Uitwerking AMHK toegangsprotocol tbv (boven)regionale hulp

Voorstel voor organisatie inkoop tav transitiearrangement (2015) en vanaf 2016

obv huidige indicatoren kiezen welke indicatoren hiervan worden gebruiktin 2014 2015 5.4

afstemmen gebruik indicatoren met gemeente Foodvalley tbv totaalbeeld JZ Fv (kwaliteit en budget)

Transitiearrangement

Doel werkgroep: met zorgaanbieders nadere afspraken maken over uitvoering RTA tenbehoeve van contracten 2015

Bepalen welke onderdelen van RTA bovenregionaal dan wel regionaal worden uitgewerkt

nadere afspraken ZA over budget 2015:bepalen toedeling 70% naar instellingsniveaucriteria opstellen voor toedeling 30% 5.2

Page 55: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

in kaart brengen trajecten huidige en wachtlijstclienten Met zorgverzekeraars bespreken hoe frictiekosten beperkt kunnen worden Financien Doel werkgroep: advisering over financiele regionale samenwerking en budgetbeheersing 5.5

keuze voor wijze van onderlinge verrekening van (boven)regionale zorgvormenvanuit uitgangspunt dat bestuurders voorkeur hebben voor combinatie van solidariteit- en profijtbeginsel (vlaktax)

ontwikkeling model budgetbeheersing obv wettelijke kaders en rekening houdend met schaal inkoop

verwerking inkoopafspraken 2015, 2016 obv bestaande financieringssystemenDBC's, ZZP's in- en uitstroomfinanciering 6.4

ontwikkelen nieuwe financieringssystematiek obv zorgzwaarte van hulpvraagkind en ouders

uitvoering Persoonlijk budget (nagaan of dit regionaal/lokaal wordt uitgewerkt) Regionale samenwerking, Juridisch en organisatorisch

Doel werkgroep: advisering over keuze juridische vorm van regionale samenwerking en voorstel voor organisatie van inkoop en financiering.

obv inhoudelijke overwegingen in beleidsplan voorstel ontwikkelen voorjuridische vorm van samenwerking in regio Foodvalley 5.5

voorstel organisatie regionale onderdelen uitvoering jeugdzorg (inkoop, financiering)

ICTDoel werkgroep: inventariseren van ICT vraagstukken en bepalen hoe die in de praktijkhet best kunnen worden opgepakt (lokaal/regionaal)

in kaart brengen of benodigde extra kennis over ICT het best regionaal dan wel lokaal georganiseerd kan worden 5.6

afhankelijk van bovenstaande vraag ICT informatie verder ontwikkelen

52

Page 56: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Gemeente Ede19 november 2013

Beleidsplan

“Participatiewet”

Page 57: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Ede, 25 oktober 2007Dienst/hoofdafdeling naar een betere bewegWIZzeringBestandsnaam: naar een betere bewegWIZzering

Beleidsplan

”Participatiewet”

Gemeente Ede

Page 58: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Inhoudsopgave

1. Inleiding en samenvatting......................................................................................42. Participatiewet & Sociaal Akkoord.........................................................................3

2.1. Het wetsvoorstel Participatiewet en het Sociaal Akkoord..........................32.2. Wat verandert er in de wetgeving? ..........................................................42.3. Nieuwe instrumenten kort toegelicht..........................................................52.4. Samenvatting opgaven Participatiewet......................................................5

3. Voorwaarden realisatie doelstelling Participatiewet ..............................................63.1. Werkzoekendendienstverlening ................................................................63.2. Werkgeversdienstverlening .......................................................................73.3. Kwantitatieve opgave gemeente Ede .......................................................8

4. Dienstverleningsconcept doelgroepen Participatiewet...........................................94.1. Edese visie op werk en participatie ...........................................................94.2. Denkraam .................................................................................................94.3. Toelichting op denkraam .........................................................................104.4. Financiële context van Participatiebudget ...............................................114.5. Keuzes dienstverleningsconcept gemeente Ede ....................................12

5. Wat doen we lokaal en wat doen we regionaal....................................................125.1. Herijken en versterken lokale uitvoering..................................................145.2. Ontwikkeling SW-bedrijf/regionaal werkbedrijf.........................................15

6. Gemeentelijke uitvoering en organisatie..............................................................186.1. Gemeente Ede als werkgever..................................................................18

7. Financiële kaders ................................................................................................207.1. Risicomanagement..................................................................................21

8. Vervolg op beleidsplan: uitvoeringsplan en verordeningen..................................228.1. Rol gemeenteraad...................................................................................228.2. Rol cliëntenraden.....................................................................................228.3. Vervolg op beleidsplan.............................................................................22

Page 59: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

1. Inleiding en samenvatting

Doel van dit plan is om het beleid voor de uitvoering van de Participatiewet vast te stellen. We schrijven dit plan in de context dat het wetsvoorstel nog niet behandeld is en dat de uitwerking van het Sociaal Akkoord nog niet bekend is. We moeten echter door met onze beleidsvoorbereiding omdat de uitvoeringsorganisatie er op 1 januari 2015 moet staan. We baseren ons op wat in hoofdlijnen bekend is vanuit de concept tekst Participatiewet en de brieven van de staatssecretaris SZW aan de Tweede Kamer over het sociaal akkoord (11 april 2013 en 27 juni 2013). Mocht de definitieve behandeling van de wet en/of de uitwerking van het sociaal akkoord significante verschillen opleveren met wat hier staat geschreven dan komen we daar vanzelfsprekend bij u op terug.

In november/december 2013 is de behandeling van de Participatiewet voorzien in de Tweede en Eerste Kamer. Met de Participatiewet wil het kabinet bereiken dat zoveel mogelijk mensen deelnemen (participeren) in de samenleving. De Participatiewet is onderdeel van de 3 decentralisaties en voegt de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening en een deel van de Wajong samen. Er is straks dus één regeling voor iedereen die in staat is om te werken, waarbij een groot deel van de uitvoeringstaken is gedelegeerd naar de gemeente. Voor mensen die helemaal niet kunnen werken, blijft er een sociaal vangnet in de vorm van een bijstandsuitkering. De Participatiewet wil voorkomen dat mensen onnodig in dit vangnet blijven.

In het Sociaal Akkoord hebben sociale partners afspraken gemaakt over de vorming van 35 Werkbedrijven (per arbeidsmarktregio) en het vrijwillig voldoen aan het gestelde werkgeversquotum voor het in dienst nemen van mensen met een arbeidsbeperking. Het voortvarend nader invulling geven aan de arbeidsmarktregio FoodValley en de regionale werkgeversbenadering is hiervoor van groot belang. Beleidsontwikkelingen in het Sociaal Domein vragen om een nieuwe integrale uitvoeringspraktijk. De werkprocessen in het brede domein van Werk, Inkomen, Wmo en Schuldhulpverlening worden herontworpen op basis van de uitgangspunten zoals verwoord in de nota “Het is mensenwerk”, toegang en sturing in het sociaal domein.

Het beleidsplan Participatiewet gaat niet in op de wetswijzigingen die het kabinet in voorbereiding heeft op de Wwb. Het gaat om de wijzigingen betreffende verruiming individuele bijstand, invoering kostendelersnorm, vervanging langdurigheidstoeslag en inkomensvoorziening oudere werklozen. Op dit moment zijn er nog geen wetsvoorstellen voorhanden en is het tijdstip van invoering niet helder. De voorbereiding op deze wetswijzigingen is belegd bij de afdeling beleid. Het beleidsplan is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 besteden we aandacht aan de landelijke ontwikkelingen: de contouren van de Participatiewet en het Sociaal Akkoord. In hoofdstuk 3 vertalen we dit landelijk beeld naar de gemeentelijke opgave voor de Edese situatie. In hoofdstuk 4 gaan we in op de nieuwe doelgroepen die overkomen naar de gemeente (mensen met een arbeidsbeperking) en het dienstverleningsconcept voor alle doelgroepen. In hoofdstuk 5 bespreken we de uitvoering en vooral wat we lokaal en wat we regionaal gaan doen. Hoofdstuk 6 beschrijft wat dit betekent voor de gemeentelijke organisatie en wat nodig is om tot uitvoering te komen. De financiële kaders worden weergegeven in hoofdstuk 7. Tot slot gaan we in hoofdstuk 8 in op de rol van de gemeenteraad en het vervolgtraject voor de verordeningen die we in 2014 moeten gaan vaststellen.

Page 60: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

2. Participatiewet & Sociaal Akkoord

2.1. Het wetsvoorstel Participatiewet en het Sociaal Akkoord

Het kabinet heeft een wetsvoorstel in voorbereiding waarin de Wwb, Wajong en Wsw worden samengevoegd tot één regeling: de Participatiewet. De nieuwe wet wordt decentraal uitgevoerd door gemeenten. Het kabinet koerst op invoering van de wet op 1 januari 2015.

DoelDe doelstelling van de Participatiewet is om iedereen met arbeidsvermogen toe te leiden naar werk, bij voorkeur regulier werk. Het kabinet voert het principe van één regeling door voor iedereen die in staat is om te werken, ook de mensen met een arbeidsbeperking. De regeling moet gemeenten in staat stellen meer mensen te laten participeren, budgetten gerichter en effectiever in te zetten en kosten te besparen. Voor wie (nog) niet kan werken is meedoen naar vermogen (participatie) aan de orde. Dit kan ook zijn in een beschutte werkomgeving, binnen of buiten de muren van het SW-bedrijf.

ParticipatiewetDe invoering van de Participatiewet is onderdeel van de verschillende decentralisaties. Hiermee kan meer samenhang komen op het terrein van participatie, ondersteuning, begeleiding en jeugdzorg. Mensen met een vraag naar ondersteuning kunnen terecht bij de gemeente. Een integrale aanpak vanuit de vraag van de burger staat daarbij centraal.

Met de Participatiewet heeft de gemeente verschillende instrumenten in handen om de participatie van burgers te bevorderen. Deze instrumenten kunnen ingezet worden voor de doelgroep van de Participatiewet, voor niet-uitkeringsgerechtigden, voor jongeren (16- en 17 jarigen die nog op school zitten) of voor mensen van 18 tot 27 jaar zonder startkwalificatie.

Het instrumentarium kan het volgende omvatten:- voor kansrijke werkzoekenden met een korte afstand tot de arbeidsmarkt:

sollicitatietrainingen, bemiddeling via uitzendbureaus- voor mensen met arbeidsbeperking of grote afstand tot de arbeidsmarkt:

loonkostensubsidie voor mensen met een arbeidsbeperking; re-integratietrajecten, proefplaatsingen, detachering, begeleiding/jobcoaching, PGB, werkplekaanpassingen, no-riskpolis

- voor mensen met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt:participatieplaatsen, vrijwilligerswerk, arbeidsmatige dagbesteding, beschut werken

Sociaal AkkoordIn het Sociaal Akkoord (11 april 2013) hebben de sociale partners, werkgevers en werknemers, zich verbonden aan de doelstelling van de Participatiewet om zoveel mogelijk mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen. Zij stellen zich garant om per 2026 100.000 extra banen in de marktsector te creëren voor mensen met een arbeidsbeperking. De overheid stelt zich garant voor 2.500 extra banen per jaar vanaf 2014 totdat een maximum is bereikt van 25.000 banen. De regering werkt een wettelijke quotumregeling uit die geactiveerd wordt als op een peildatum in 2016 de realisatie van de banen achterblijft bij de gemaakte afspraken.

In het Sociaal Akkoord is ook afgesproken dat er 35 werkbedrijven komen. Zij vormen de schakel tussen werkgevers en mensen met een arbeidsbeperking. De werkbedrijven zijn een instrument om de banen voor de doelgroep zorgvuldig en snel te matchen met de mensen waarvoor ze bedoeld zijn. Gemeenten hebben de lead bij de vormgeving van de werkbedrijven en werken daarbij nauw samen met de sociale partners, de SW-bedrijven en het UWV.

De verdere uitwerking van het Sociaal Akkoord vindt plaats in de daarvoor opgerichte landelijke werkkamer. De uitwerking gebeurt door de VNG en sociale partners, in nauw overleg met Divosa, UWV, Cedris en onderwijsinstellingen. Op dit moment is nog geen concrete uitwerking vanuit de landelijke werkkamer beschikbaar.

Beleidsplan Participatiewet blz. 3

Page 61: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

2.2. Wat verandert er in de wetgeving?

Wet Veranderingen per 01-01-2015 UitvoeringParticipatiewet - één regeling voor Wwb, Wajong en Wsw

- doelgroep: iedereen met arbeidsvermogen- instrument loonkostensubsidie ‘nieuwe stijl’ voor mensen met een arbeidsbeperking- nieuwe voorziening beschut werken - één gebundeld re-integratiebudget- activerende bijstand door bestaande ontheffingen van arbeid en re-integratieplicht te herzien (per 1-7-2014; Wwb)- verplichting tot tegenprestatie naar vermogen (per 1-7-2014; Wwb)

gemeente

Wajong - blijft voor jonggehandicapten die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben- herkeuring zittend bestand1, waarbij Wajongers met arbeidsvermogen gaan behoren tot doelgroep Participatiewet en Wajongers zonder arbeidsvermogen recht blijven houden op Wajong (met uitkering van 75% WML)- herkeuring Wajongers in zes cohorten (bepaald door uitkeringsduur) in periode januari 2015 t/m december 2017- overgangstermijn van 6 maanden, dus beoordeelde Wajongers met arbeidsvermogen komen over naar gemeente in periode juli 2015 t/m juni 2018- compensatie kostendelersnorm: beoordeelde Wajongers worden voor de duur van 2,5 jaar uitgezonderd van de kostendelersnorm en krijgen in deze periode recht op bijstand gebaseerd op alleenstaandennorm (70%) of gehuwdennorm (100%)- werkende Wajongers die ondersteuning krijgen (jobcoach, loondispensatie, aanvullende uitkering) blijven bij UWV totdat hun dienstbetrekking eindigt, daarna gaan zij tot doelgroep Participatiewet behoren

UWV

Wsw - vanaf 01-01-2015 afgesloten voor nieuwe instroom- verzoek om Wsw-indicatiestelling bij UWV wordt 16 weken voorafgaand aan 01-01-2015 afgesloten- mensen die op 31-12-2014 een Wsw-dienstbetrekking hebben, houden hun wettelijke rechten en plichten- mensen met Wsw-indicatie die op 01-01-2015 op de wachtlijst staan en geen Wsw-dienstbetrekking hebben vallen per die datum onder de Participatiewet als zij tot de gemeentelijke doelgroep behoren- efficiencykorting Wsw gaat in per 01-01-2015 en wordt geleidelijk over 6 jaar verspreid (rijksbijdrage per plek neemt af van 25.900 tot 22.700 structureel vanaf 2020)

GR Permar

1 Tijdens de kamerbehandeling is de herkeuring van het zittend bestand Wajong een punt van discussie geweest. Het is nog niet duidelijk of de Kamer hiermee in gaat stemmen wanneer de wet behandeld wordt.

blz. 4

Page 62: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

2.3. Nieuwe instrumenten kort toegelicht

Een aantal instrumenten is nieuw voor de gemeente en wordt hieronder kort toegelicht.

Loonkostensubsidie ‘nieuwe stijl’Deze nieuwe vorm van loonkostensubsidie is bedoeld ter compensatie van de werkgever voor verlies aan productiviteit en verstevigt daarmee de arbeidsmarktpositie van mensen met een arbeidsbeperking. Deze vorm van subsidie kan voor langere tijd worden ingezet en is bedoeld voor mensen met arbeidsvermogen minder dan 80% van het WML (met andere woorden zij die niet zelfstandig het WML kunnen verdienen). Omdat het instrument structureel kan worden ingezet is deze gericht op duurzame arbeidsparticipatie en optimale ontwikkeling van de werknemer.

De loonkostensubsidie houdt in dat de werkgever de werknemer betaalt conform CAO en dat de gemeente het verschil tussen loonwaarde en WML betaalt met een loonkostensubsidie aan de werkgever. Is het CAO-loon hoger dan het WML dan betaalt de werkgever het verschil tussen WML en CAO-loon. Er komt een objectieve vaststelling van de loonwaarde om de productiviteit van de werknemer te bepalen. Daarvoor stelt het kabinet minimumeisen aan de methode om de loonwaarde vast te stellen

Voorziening beschut werkGemeenten krijgen zelf de ruimte om een voorziening voor beschut werk te organiseren. Het gaat om de doelgroep die door hun beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassing van de werkplek nodig hebben dat niet van een reguliere werkgever verwacht kan worden deze mensen in dienst te nemen. Mensen die voor een voorziening beschut werken in aanmerking komen moeten een dienstverband bij de gemeente krijgen voor een CAO-loon van 100% WML. Hoe de gemeente de dienstbetrekking organiseert is aan de gemeente. Dit kan bij een reguliere werkgever (via detachering) in een beschutte omgeving. Gemeenten kunnen ook het instrument loonkostensubsidie inzetten.

2.4. Samenvatting opgaven Participatiewet

Voor welke opgaven staan we concreet met de invoering van de Participatiewet? Het gaat in hoofdzaak om het volgende:- Het organiseren van dienstverlening voor de nieuwe doelgroep, te weten mensen met

een arbeidsbeperking- Het versterken van de lokale en regionale werkgeversdienstverlening - Het uitwerken van het regionaal werkbedrijf - Het organiseren van de nieuwe voorziening beschut werken- Het voorbereiden van nieuw instrumentarium van loonwaardebepaling en

loonkostensubsidie.

Deze opgave verbinden we met de lokale uitvoering van Werk en Inkomen en de ontwikkelingen die daar spelen, met de modernisering van het SW-bedrijf Permar en met de samenwerking rondom de werkgeversdienstverlening in de FoodValley.

Ook verbinden we de opgave met de invoering van de andere 2 decentralisaties AWBZ en Jeugdzorg. Belangrijk uitgangspunt is een integrale aanpak vanuit de vraag van de burger.Ook voor de Participatiewet geldt: “Het is mensenwerk”!

Beleidsplan Participatiewet blz. 5

Page 63: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

3. Voorwaarden realisatie doelstelling Participatiewet

Dit hoofdstuk gaat in op de doelstelling van de Participatiewet. Om van de wet een succes te maken is goede dienstverlening cruciaal. Goede dienstverlening aan de doelgroep van de wet, mensen met en zonder arbeidsbeperking zodat zij in staat zijn naar vermogen mee te doen. En goede dienstverlening aan werkgevers zodat we samen werken aan het oplossen van personele vraagstukken en het creëren van banen voor de doelgroep.

Belangrijkste doelstelling van de Participatiewet is om zoveel mogelijk mensen met en zonder arbeidsbeperking aan de slag te helpen. Dit betekent dat ons het volgende te doen staat:- Het succesvol plaatsen van mensen met arbeidsbeperking of met afstand tot de

arbeidsmarkt bij reguliere werkgevers. Toeleiding naar betaald werk realiseren we in de eerste plaats bij en met werkgevers. In de verbinding met werkgevers is één eenduidige ingang op regioniveau een must.

- Het succesvol toeleiden van mensen voor wie vrijwillig werk, dagbesteding of werk in een beschermde omgeving aan de orde is. Voor participatie heeft de verbinding met de wijkaanpak toegevoegde waarde. Deze biedt kansen in het kader van wederkerigheid voor de uitkering en iets terug doen voor de samenleving.

Om bovenstaande doelen te realiseren investeren we in onze dienstverlening aan werkzoekenden en aan werkgevers.

3.1. Werkzoekendendienstverlening

Voor de dienstverlening aan werkzoekenden gaan we de huidige dienstverlening herijken en afstemmen op de nieuwe doelgroepen (Wsw en Wajong). We staan daarbij voor de opgave om een samenhangende en integrale aanpak te realiseren, vanuit de uitgangspunten van de 3D. Werk is (uiteindelijk) altijd een belangrijke factor in het realiseren van zelfredzaamheid. Alle reden om werk te integreren in de integrale aanpak.

Voor werk, participatie en inkomen blijft het gemeentelijk loket (lees: het Werkplein) de toegang. In navolging van de uitgangspunten 3D wordt gewerkt aan een integraal gemeentelijk loket. Er wordt ook uitgevraagd op Wmo-aspecten en er komt een integraal plan van aanpak, met één regisseur voor de klant om samen tot oplossingen te komen. Dit wanneer er geen sprake is van een enkelvoudige vraag. Alles wat binnen de disciplines van werk, participatie en inkomen kan worden opgelost wordt integraal opgepakt. Wanneer de vraag naar werk of participatie samenhangt met een meer complexe (gezins-) problematiek wordt vanuit dit loket de verbinding gelegd met het sociaal team.

Ede heeft als ideaal dat ongeacht waar de burger toegang zoekt, de aanpak hetzelfde/herkenbaar is. We verwachten dat ook onze eigen professionals de zogenoemde kanteling omarmen, de vraag kunnen verhelderen, de burger in positie brengen, oplossingsgericht en activerend kunnen zijn en context gerelateerd kunnen benaderen. Dit betekent ook dat we van de klant meer zelfredzaamheid mogen vragen en dat we de klant meer zelf aan de slag zetten om actief op zoek naar werk te gaan.

De nieuwe doelgroep die met de Participatiewet overkomt naar de gemeente vraagt om een bejegening met oog voor de mogelijkheden van deze klantengroepen. Het gaat om mensen met een verstandelijke, psychische of lichamelijke beperking. Zij hebben passende aandacht en begeleiding nodig om aan werk te komen of om mee te doen. Ook al zal het regionale werkbedrijf het meeste werkgerelateerde werk doen voor deze klanten, de eerste contacten vinden plaats bij de gemeente. Maatwerk is nodig om deze klanten op de meest passende plek te krijgen.

blz. 6

Page 64: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

In de dienstverlening staat de ontwikkeling van de participatiemogelijkheden centraal. De klant wordt gestimuleerd zich verder te ontwikkelen op de participatieladder. Ook voor de nieuwe doelgroep staat de verdere ontwikkeling van arbeidsmogelijkheden centraal. Dit uit zich in een grotere loonwaarde. We kunnen dit bereiken als we investeren in goede begeleiding van de klanten, zowel naar werk als op de werkplek (jobcoach) en door te investeren in werkgevers zodat het loont mensen uit de doelgroep in dienst te nemen.

Vanaf 1 januari 2012 bestaat de mogelijkheid binnen de WWB om uitkeringsgerechtigden een tegenprestatie naar vermogen te laten verrichten. Het idee hierachter is om mensen met een uitkering iets terug te laten doen voor de samenleving zonder dat dit een directe relatie heeft met re-integratie. Vanaf juli 2014 zijn gemeenten wettelijk verplicht een tegenprestatie op te leggen. In het najaar van 2013 komt het college met nieuw beleid omtrent het opleggen van een tegenprestatie. De beleidsvoorbereiding zit in de afrondende fase.

Het vragen van een tegenprestatie betekent maatwerk. We willen dit differentiëren voor de verschillende klantgroepen. Van de kansrijke klant die nog geen werk heeft gevonden vragen we de bereidheid zelf vrijwilligerswerk te regelen, wat geen sta in de weg mag zijn voor werk. Bij de klanten die meer afstand tot de arbeidsmarkt hebben willen we een tegenprestatie vragen in het kader van meedoen naar vermogen (=participatie). Dit kan variëren van participatieplaatsen die we samen met het maatschappelijk middenveld aanbieden tot vormen van dagbesteding. Hiervoor worden arrangementen ontwikkeld op snijvlak van Wwb en Wmo.

Te realiseren werkzoekendendienstverlening:

- Samenhangende en integrale aanpak vanuit uitgangspunten 3D- Toegang werk, participatie en inkomen via nieuw integraal, gemeentelijk loket - Passende bejegening nieuwe klantengroep mensen met arbeidsbeperking (Wsw, Wajong)- Ontwikkeling participatiemogelijkheden klanten met goede begeleiding en nazorg- Wederkerigheid voor de uitkering krijgt vorm in beleid tegenprestatie (najaar 2013)

3.2. Werkgeversdienstverlening

Goede werkgeversdienstverlening is een essentiële succesfactor voor de uitvoering van de Participatiewet. De dienstverlening gaan werkgevers speelt zich af op twee niveaus: lokaal en regionaal. Lokaal heeft Ede de werkgeversdienstverlening georganiseerd vanuit het werkgeversserviceloket. In FoodValley zijn afspraken gemaakt over regionale werkgeversdienstverlening in het kader van de zelfstandige arbeidsmarktregio.

De regio FoodValley is een van de 35 zelfstandige arbeidsmarktregio’s. Voor het zijn van een zelfstandige arbeidsmarktregio moeten we op 1 januari 2015 aan een aantal wettelijke vereisten voldoen: er is praktische samenwerking op het gebied van werkgeversdienstverlening, er is een gedeelde arbeidsmarktanalyse en een gezamenlijk arbeidsmarktplan, er is één aanspreekpunt/(digitaal) loket vanuit UWV en gemeenten voor werkgevers voor informatie en advies en er is gedeelde informatie over vacatures en werkzoekenden.

Belangrijke opgave is het operationaliseren van een gezamenlijke werkgeversdienstverlening en met één gezicht naar buiten te treden. Daarom zijn we recent gestart met een regionaal accountteam die vraaggericht de personele vraagstukken van ondernemers in beeld brengt en oplost. Het regionaal accountteam is een samenwerking tussen accountmanagers van gemeenten, UWV en de SW-bedrijven Permar en IW4. Vanuit het regionaal accountteam werken we toe naar een werkgeversservicepunt in de regio die aansluit op de vraag van werkgevers. Dit wordt het aanspreekpunt voor werkgevers voor informatie en advies.

Beleidsplan Participatiewet blz. 7

Page 65: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Via de inzet van het regionaal accountteam wordt er in de regio verder gewerkt aan samenwerkingsafspraken over de contacten met ondernemers, uitwisseling van vacatures, optimale matching door het gezamenlijk beantwoorden van werkgeversvragen, het ontzorgen van werkgevers (met bijvoorbeeld inzet van detachering en bieden van begeleiding op de werkplek) en publiekprivate samenwerking met uitzendbureaus.

De regionale aanpak laat onverlet dat wij als gemeente Ede een belangrijke rol blijven vervullen naar onze lokale werkgevers. Daarom investeren we ook in de versterking van de lokale werkgeversdienstverlening in Ede. Daarvoor is het werkgeversserviceloket van Ede aan zet.

We doen dit door op lokaal niveau te investeren in duurzame relaties met Edese ondernemers. Niet de bemiddeling van onze werkzoekenden staat daarbij voorop, maar veeleer het gezamenlijk oplossen van personele vraagstukken van de ondernemers, ondermeer met een optimale mix van klanten uit ons bestand. Om tot een goede en snelle match te komen werken we in het lokaal werkgeversservicepunt samen met nieuwe partners als het uitzendbureau.

Te realiseren werkgeversdienstverlening:

- verdere samenwerkingsafspraken in de regio FoodValley over regionale werkgeversdienstverlening op basis van doorontwikkeling regionaal accountteam- versterken lokale werkgeversdienstverlening Ede in duurzame relaties met Edese ondernemers zodanig dat deze inpasbaar is in de regio en in pas loopt met regionale ontwikkelingen en afspraken

3.3. Kwantitatieve opgave gemeente Ede

Populatie Ede Aantal inwoners 18 jaar en ouder 84.500Bron: gemeente Ede, 1-1-2013

Aantal huishoudens met een uitkering (Wwb) 1.535Minimabeleid (toekenningen 2012) 2.600Schuldhulp (klanten in budgetbeheer) 410

Sociale Werkvoorziening (Wsw) 440Wajong (vóór herkeuring) 1.800

Bron: o.a. Monitoring minimabeleid gemeente Ede, 2012 en managementrapportage t/m augustus 2013.

blz. 8

Page 66: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

4. Dienstverleningsconcept doelgroepen Participatiewet

In dit hoofdstuk bespreken we de keuzes die we gemaakt hebben voor de dienstverlening aan de doelgroepen van de Participatiewet, met inachtneming van de financiële context.

4.1. Edese visie op werk en participatie

De visie die de gemeente heeft op re-integratie en participatie in het kader van de Wwb is ook toepasbaar op de Participatiewet:- zoveel mogelijk uitgaan van eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid- werk gaat boven inkomen: instroom beperken, verblijfsduur in de uitkering zo kort

mogelijk en zoveel mogelijk uitstroom naar regulier werk bevorderen- werken is de beste manier van re-integreren- werkgevers worden zo snel mogelijk bij de re-integratie van werkzoekenden betrokken- de vraag van werkgevers staat centraal om de personele vraagstukken en discrepantie

tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt op te lossen

4.2. Denkraam

We hebben het nieuwe dienstverleningsconcept voor onze klanten in het voorjaar van 2013 al verkend met college en gemeenteraad. Het gaat om de dienstverlening aan bestaande klanten Wwb en de nieuwe doelgroepen die overkomen naar de gemeente (Wajong, Wsw). Het dienstverleningsconcept hebben we in het volgende denkraam samengevat:

Beleidsplan Participatiewet blz. 9

Preventie OnderwijsKlant

loonwaardeonbetaalde arbeid regulier werk

Poort

Intake en diagnostiek

nazorg werkgevers

Page 67: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

4.3. Toelichting op denkraam

Blokje Dienstverlening Criteria Preventiewerk

Voorkomen dat mensen instromen in de bijstand door samenwerking met werkgevers (van werk naar werk), uitzendbureaus en UWV

Samenwerking is erop gericht om instroom in de uitkering te beperken

Preventie onderwijs

Voorkomen dat jongeren na hun opleiding werkloos worden en dit waar nodig al opnemen in onze integrale dienstverlening door middel van begeleiding

Samenwerking met onderwijs vooral gericht op SVO en praktijkonderwijs om jongeren met een arbeidsbeperking via stages of verlengde leerroutes toe te leiden naar werk (ipv werkloosheid). En leveren van bijdrage aan betere aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt.

Klant De burger die na 1 januari 2015 doelgroep is van de Participatiewet (Wwb, Wajong en Wsw) en er nog niet in geslaagd is via werk zelfstandig in het bestaan te voorzien

Alles is gericht op activering en meedoen. Bij voorkeur naar werk en als dat (nog) niet aan de orde is met zinvolle activiteiten in de wijk, al dan niet in het kader van een tegenprestatie.

Poort Integrale dienstverlening Passende dienstverlening in één keer aan de klant met de vraag van de klant als uitgangspunt. We realiseren ons dat een klant met een arbeidsbeperking een andere bejegening nodig heeft dan een klant in de bijstand. Waar nodig wordt integraal op andere leefgebieden inzet gepleegd (bijvoorbeeld Wmo, schuldhulp, hulpverlening). Werk en participatie staan voorop, iedere stap draagt bij aan het bevorderen van participatie.

Intake en diagnostiek

In de poort vindt intake en een korte diagnose plaats

Bij de intake wordt op meerdere leefgebieden uitgevraagd om een beeld te krijgen van de (vraag van de) klant. Er is een digitale matchingstechniek om bestanden open te krijgen voor specifieke werkgeversvragen.

Regulier werk

Vanuit de intake en diagnose wordt de klant die regulier kan werken toegeleid naar werk. We onderscheiden twee doelgroepen hier: - de klant die direct bemiddelbaar is- de klant die eerst nog moet re-integreren

De klant die direct bemiddelbaar is, is zelfredzaam en we ondersteunen de weg naar werk met korte trainingen of via groepsactiviteiten.De klant die eerst nog moet re-integreren bieden we maatwerk, bijvoorbeeld leerwerkprojecten bij werkgevers, stages, proefplaatsingen, bedoeld om werknemersvaardigheden op te doen en te werken aan houding & gedrag. Wanneer de klant eenmaal geplaatst is bij een werkgever is in principe geen verdere nazorg of begeleiding meer nodig.

Loonwaarde klant die begeleiding nodig heeft vanwege een arbeidsbeperking doorgeleid naar de loonwaarde categorie (arbeidsontwikkeling).

We hebben voor deze klanten passende plekken bij werkgevers nodig. De arbeidsontwikkeling van de klant vindt zoveel mogelijk bij de werkgever plaats. Wij zorgen voor begeleiding en nazorg op de werkplek. De begeleiding kan individueel zijn of via groepsdetachering.

Onbetaalde arbeid

Vanuit de intake en diagnose wordt de klant die (nog) geen perspectief op werk heeft doorgeleid naar wat wij hebben genoemd onbetaalde arbeid.

Dit kan zijn naar vrijwilligerswerk, activiteiten die zijn afgesproken in het kader van een tegenprestatie voor de uitkering of een specifieke voorziening of dagbesteding. Hiervoor zoeken we leuke en zinvolle klussen in en voor de wijken van Ede. Eventueel zorgt de gemeente voor werk, bijvoorbeeld in de openbare ruimte. Het gaat om additioneel werk, zodat er geen verdringing is op de arbeidsmarkt.Voor klanten die worden toegeleid naar onbetaalde arbeid geldt dat zij zich verder kunnen ontwikkelen. Hier staat het meedoen (participatie) voorop. Aandachtspunten zijn hoe we de begeleiding vormgeven en hoe we de afgesproken prestaties volgen en monitoren, ook in kader van handhaving..

blz. 10

Page 68: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

4.4. Financiële context van Participatiebudget

Ook is de vraag aan de orde hoe we de beschikbare middelen uit het Participatiebudget kunnen verdelen over de verschillende klantengroepen. In onderstaande tabel hebben we gekeken hoe de optimale verdeling van het budget eruit zou kunnen zien wanneer we voor alle klanten iets doen. Op voorhand maken we geen onderscheid, iedere "klantengroep" kent een eigen methodische aanpak met daarbinnen ruimte voor maatwerk. Dit vertaalt zich in wat financieel nodig is om de verschillende aanpakken te realiseren. Voor een belangrijk deel is dit voor mensen die kunnen werken (de re-integratiegroep en de loonwaardegroep) en voor mensen van wie verwacht kan worden dat ze met geringe ondersteuning kunnen participeren (groep onbetaalde arbeid). Voor deze groep is voorzien in een bijdrage voor de inlenende organisatie. Er is altijd een vangnet in de vorm van een bijstandsuitkering.

De onderstaande tabel geeft een beeld van een mogelijke verdeling. We zijn uitgegaan van 1,9 miljoen euro structureel voor re-integratie vanaf 2018 (zie hfdst 7 onder financiën). Verder hebben we een onderverdeling gemaakt in wat we in fte inzetten voor al onze klanten (consulenten en formatie werkgeversserviceloket) en wat we aan producten/diensten inzetten per klantengroep.

Status van deze tabel is dat het een beeld geeft van een mogelijke verdeling van het budget over alle klantengroepen. Dit kan een dilemma opleveren wanneer onze klantengroep sterk toeneemt of budgetten verder krimpen. Daarnaast zijn we voor werk afhankelijk van kansen op de arbeidsmarkt. Het is nu al zo dat het klantenbestand Wwb groeit (13% vergeleken met vorig jaar). Het fictieve budget dat we nu per klantgroep kunnen besteden valt bovendien relatief laag uit vergeleken met landelijke streefgetallen over wat minimaal nodig is om de klant goed te begeleiden. Gemeenten hebben hier een eigen afweging in te maken.

Doelgroep Dienstverlening Aantal klanten Fictief budget

Totaal

AlgemeenInzet fte voor participatie, re-integratie, bemiddeling en begeleiding.

Alle klanten € 850.000

SpecifiekDirect bemiddelbaar Korte ondersteuning op

weg naar regulier werk (sollicitatietrainingen etc).

140 € 200 pp € 28.000

Re-integratiegroep Toeleiding naar projecten voor opdoen werknemersvaardigheden en te werken aan houding & gedrag tbv bemiddeling naar regulier werk.

220 € 2.000 per plek

€ 440.000

Loonwaardegroep(nieuwe doelgroep)

Toeleiding naar werk om met de benodigde (op maat) werkplekaanpassing en begeleiding te werken.

130 € 2.000 per plek

€ 260.000

Onbetaalde arbeid Zinvolle activiteiten in de wijk met een budget voor activiteits-en materiaal kosten.

545 € 500 € 272.500

Zorggroep Begeleiding door consulenten met inzet van trajecten Wmo, schuldhulp, hulpverlening etc..

750 inzet fte + inzet van

derden

Specifieke voorziening

Voorziening beschut werken.

20 (met groei) € 5.500 € 110.000

Totaal € 1.900.000

Beleidsplan Participatiewet blz. 11

Page 69: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

4.5. Keuzes dienstverleningsconcept gemeente Ede

Bij de gemaakte keuze voor het dienstverleningsconcept willen we de volgende nuancering meegeven. We zijn uitgegaan van een indeling in klantengroepen. Een dergelijke indeling is echter altijd een versimpelde weergave van de werkelijkheid. Het gaat in wezen om een meer gedifferentieerde groep en aanpak, waarbij maatwerkoplossingen voorop staan. In de uitvoering wordt op de schaal van mate van bemiddelbaarheid naar maatwerkoplossingen gezocht samen met de klant. Het kan zijn dat iemand weliswaar direct bemiddelbaar is qua profiel, maar er in deze tijd niet in slaagt snel een baan te vinden (waarmee de status van directe bemiddelbaarheid wel eens een jaar of langer kan duren).

Naast de dienstverlening aan bestaande klanten investeren we in preventieve maatregelen, om te voorkomen dat mensen de bijstand in komen. Dat doen we met werkgevers, UWV en private partijen als uitzendbureaus om mensen die dreigen werkloos te worden van werk naar werk te brengen of zo snel mogelijk via het netwerk van de uitzendbranche aan een baan te helpen.

De samenwerking met scholen willen we intensiveren en benutten om het perspectief van jongeren op een baan te vergroten. Waar op dit moment nog geen banen beschikbaar zijn, verbeteren jongeren hun perspectief met verlengde opleidingen of via leerwerkplekken in kansrijke sectoren. Dit wordt momenteel in de regio FoodValley opgepakt in kader van aanpak Jeugdwerkloosheid. Nieuw is de samenwerking met onderwijs gericht op SVO en praktijkonderwijs voor jongeren met een arbeidsbeperking. Via stages of verlengde leerroutes willen we deze groep kansen kunnen bieden op werk. Daarvoor willen we meedoen aan bestaande netwerken van scholen met het UWV en werkgevers. Vanuit deze netwerken willen we schakelen op initiatieven die in de regio ontstaan vanuit de aanpak jeugdwerkloosheid en/of banen die door werkgevers worden gecreëerd voor de doelgroep in het kader van de verdere uitwerking van het sociaal akkoord.Aparte aandacht is er ook voor jongeren die moeilijk leerbaar zijn en door de aangescherpte toelatingseisen binnen het onderwjjs de school dreigen te moeten verlaten zonder startkwalificatie. Samen met onderwijs en werkgevers zetten we in de regio FoodValley in om ook voor deze groep jongeren stage- en (leer)werkplekken te realiseren. Dit kan onderdeel zjin van het nog op te stellen regionaal arbeidsmarktbewerkingsplan.

Gemaakte keuzes dienstverleningconcept:

- De kansrijke werkzoekenden (zij die zelfstandig het WML kunnen verdienen) via samenwerking met nieuwe partners als de uitzendbranche zo snel mogelijk aan een baan te helpen. Een gerichte groepsaanpak in de poort is opgezet om de dienstverlening aan deze groep zo efficiënt en effectief mogelijk in te richten.

- De beschikbare middelen voor re-integratie met name in te zetten op mensen die kunnen werken en daarbij (tijdelijke) ondersteuning nodig hebben en in de groep die kan meedoen (participatie) via participatieplaatsen, vrijwilligerswerk, beschut werken of vormen van (arbeidsmatige) dagbesteding

- Voor mensen van wie niet verwacht kan worden dat ze werken of vormen van onbetaalde arbeid verrichten willen we de inzet van andere voorzieningen optimaliseren, zoals verslavingszorg, psychische hulp of Wmo-voorzieningen in samenhang met de nieuwe aanpak in het sociale domein.

- Om instroom in de bijstand zoveel mogelijk te beperken investeren we samen met partners als werkgevers, onderwijs en het UWV in het vergroten van perspectief op een baan, met name voor jongeren.

5. Wat doen we lokaal en wat doen we regionaal

blz. 12

Page 70: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

In dit hoofdstuk brengen we in beeld wat de ontwikkeling is naar meer regionale samenwerking waar dit voor de klant het meest effectief en succesvol is.

In het Sociaal Akkoord zijn afspraken gemaakt over de vorming van 35 regionale werkbedrijven. Het werkbedrijf wordt de schakel tussen mensen met een arbeidsbeperking, dus de nieuwe doelgroep van de Participatiewet (Wsw en Wajong) en de banen waarvoor werkgevers in het Sociaal Akkoord een garantie hebben afgegeven. De werkbedrijven zijn een instrument om deze banen zorgvuldig en snel te matchen met de mensen waarvoor ze bedoeld zijn. Daarnaast is in het Sociaal Akkoord afgesproken dat de loonwaardebepaling en de begeleiding naar en op het werk ook via het regionaal werkbedrijf geregeld moet worden.

Concreet betekent dit dat voor de groep mensen met een arbeidsbeperking (= loonwaarde tussen de 30% en 80% WML) er landelijke afspraken komen. De toegang naar het regionaal werkbedrijf verloopt via het gemeentelijk loket (lees Werkplein), omdat de gemeente zelf de intake doet (vanuit een integrale aanpak) en vaststelt welke klanten in aanmerking komen voor welke vorm van ondersteuning. Is er sprake van een klant met een arbeidsbeperking dan wordt die doorgeleid naar het regionale werkbedrijf.

We ontwikkelen het domein van werk en participatie vanuit de bestaande infrastructuur. Voor de Wwb-klanten hebben we de dienstverlening georganiseerd op het Werkplein en binnen het uitvoeringscluster WPI. De gemeente concentreert zich voor de klanten die kunnen werken op de bemiddelbare Wwb-groep, met inzet vanuit het regionale accountteam (zie 3.2). Het regionaal werkbedrijf hebben we wettelijk te doen vanuit het sociaal akkoord. De landelijke uitwerking verloopt stroef en biedt nog geen duidelijkheid over de uitvoering. Daarom doen we nu wat we al kunnen doen en dat is het klaar zetten van de bouwstenen voor het regionaal werkbedrijf. We doen dit vanuit de huidige infrastructuur van het SW-bedrijf en dagbesteding. De verwachting is dat de wetgever vanuit het sociaal akkoord verder invulling geeft aan de inhoud van het regionaal werkbedrijf en de relatie tussen het regionaal werkbedrijf en de SW-bedrijven. Dat kan nog meerdere kanten op. De uitkomsten van de landelijke werkkamer geven mede richting aan de regionale oplossing zoals we die verder kunnen vormgeven.

Keuze Betekenis keuzeWe sluiten aan bij bestaande infrastructuur en zetten bouwstenen klaar voor herijking en versterking lokale uitvoering in kader van 3D en voor de ontwikkeling van het regionaal werkbedrijf.

Herijken en versterken lokale uitvoering- Integrale intake en diagnose- korte ondersteuning direct bemiddelbare klant naar regulier

werk met nieuwe partijen- organisatie van arbeidsmarktgerichte projecten voor Wwb-

klanten- bemiddeling naar regulier werk

Ontwikkelen SW-bedrijf/regionaal werkbedrijf- bepalen loonwaarde bij arbeidsbeperking- zorgen voor passende werkplekken bij werkgevers voor

mensen met beperking- toeleiding van klanten naar deze werkplekken- begeleiding op de werkplek

Ontwikkelen regionaal accountteam- relatiebeheer en werven vacatures bij werkgevers- ontwikkelen van projecten/arrangementen met werkgevers- bemiddeling klanten naar werkgever- ontzorgen werkgevers

• Er is beperkte deskundigheid nodig voor de nieuwe doelgroep bij de gemeente

• Er is een gedeelde visie in de regio op het dienstverleningsconcept

• We werken samen in de regio voor de werkgeversbenadering voor alle klanten

• Er is samenwerking in de regio voor projecten/arrangementen met werkgevers

• Er wordt in de regio een regionaal werkbedrijf voor mensen met een arbeidsbeperking ontwikkeld

• Er is een duidelijke opdrachtgever – opdrachtnemer relatie met het werkbedrijf, desgewenst kan die meer of minder strak ingeregeld worden

Beleidsplan Participatiewet blz. 13

Page 71: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

5.1. Herijken en versterken lokale uitvoering

Intake en diagnose blijft een gemeentelijke taak. Toegang tot de voorzieningen in kader van werk en participatie vindt plaats via het Werkplein. Ook het verstrekken van een uitkering is een gemeentelijke taak, geldt ook voor de nieuwe doelgroep mensen met een arbeidsbeperking.

We versterken de uitvoering door te investeren in een bouwwerk waarin maatwerk, gedifferentieerde aanpakken en effectieve inzet van instrumenten centraal staan. Er komt zo een waaier van verschillende aanpakken en uitvoerders, uitgaande van wat we nu al hebben staan. Dus we gaan door met het ontwikkelen van bouwstenen, steeds met en door de meest logische partner. Dit in afstemming en altijd zodanig dat er nooit iets dubbels ontstaat.

Bouwstenen gemeentelijke uitvoering

1. Voor de kansrijke klanten werken we in de poort samen met de uitzendbranche. We schakelen snel op werkgevers voor een goede match om mensen aan een baan te helpen. Ook stages zijn mogelijk, omdat het solliciteren vanuit een positie bij een werkgever beter gaat dan vanuit werkloosheid.

2. Voor re-integratie hebben we een aantal projecten, zoals Restore-fietsen, Road2work en SvdW. We gaan dit uitbreiden met een meer arbeidsmarktgerichte aanpak en leerwerkprojecten bij werkgevers met baangaranties. Ook stages, proefplaatsingen, detacheringen willen we inzetten voor opdoen werknemersvaardigheden en werken aan houding&gedrag. We willen dit ontwikkelen in nauwe samenwerking met werkgevers.

3. De mensen met een arbeidsbeperking (de loonwaardegroep) wordt doorgeleid naar het regionaal werkbedrijf. Maar het is ook mogelijk dat mensen een PGB aanvragen en zelf een dienstbetrekking en daarbij passende ondersteuning regelen. Het PGB wordt vanuit WPI verstrekt.

4. Voor mensen die (nog) niet kunnen werken is participatie aan de orde. Daarvoor zijn we arrangementen aan het organiseren met het maatschappelijk middenveld. Het gaat om participatieplaatsen waar mensen vrijwilligerswerk kunnen doen. Ambitie is om als start 200 mensen uit de Wwb een participatieplaats te bieden eind 2014. Daarvoor loopt een apart project. Ook Service voor de Wijk wordt doorontwikkeld tot een bredere Wmo-achtige voorziening in de wijken, waar burgers die gebruik maken van Wmo/AWBZ terecht kunnen voor bepaalde diensten. Met de inzet van een mix van klanten (re-integratie, vrijwilligers, leerlingen voor stage) willen we dit aanbod realiseren. Service voor de Wijk willen we onderbrengen bij een of meerdere organisaties. Een optie is om dit te verbinden met een wijkleerbedrijf.

Daarnaast willen we vernieuwende vormen van (arbeidsmatige) dagbesteding ontwikkelen. Hier verbinden we doelen en doelgroepen van Wmo en Wwb met elkaar. Voor de start van dit ontwikkeltraject willen we snel om tafel met Permar, de huidige aanbieders van dagbesteding (voor de meer kwetsbaren) en maatschappelijke partners in de wijk. We verkennen daarbij de mogelijkheid om het concept van Ons Bedrijf (gemeente Barneveld) ook in de gemeente Ede toe te passen. Het concept komt er op neer dat voor mensen die (arbeidsmatige) dagbesteding nodig hebben die plek gezocht wordt die het beste bij iemands mogelijkheden en wensen past. Het vraagt ondernemerschap om voor deze gedifferentieerde doelgroep plekken te organiseren binnen een gezond financieel construct.

5. Voor mensen voor wie een beschutte omgeving nodig is, binnen of buiten de muren van een werkbedrijf willen we ook vernieuwende vormen van beschut werken ontwikkelen, al dan niet gekoppeld aan arbeidsmatige dagbesteding (zie onder 4). Het gaat om een relatief kleine groep, door de wetgever geduid als de groep met loonwaarde < 30%. Mensen die we indiceren voor beschut werken krijgen een dienstverband bij de gemeente Ede. Hoe de gemeente de dienstbetrekking organiseert is aan de gemeente en

blz. 14

Page 72: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

de wetgever en moeten we nog ontwikkelen (bijvoorbeeld onderbrengen in een aparte stichting). We gaan voorzieningen voor beschut werken organiseren met maximale kostenbeheersing. Dit kan door zaken zo slim mogelijk met elkaar te verbinden.

Voor het inrichten van de voorziening beschut werken staat ook maatwerk en een gedifferentieerde aanpak centraal. We willen verschillende plekken organiseren, zodat we kunnen inspelen op de mogelijkheden en wensen van mensen die werk in een beschutte omgeving nodig hebben. Voorbeelden zijn beschut werken op de locatie van Permar, het inregelen van productiestraten bij werkgevers in beschutte vorm of bepaalde activiteiten in de wijken die onder begeleiding plaats vinden. Slimme combinaties met (arbeidsmatige) dagbesteding zijn ook mogelijk. Het is van belang om in co-creatie met onze partners de mogelijkheden van vernieuwende vormen van beschut werken te verkennen en te bezien waar relatie gelegd kan worden met ontwikkeling regionaal werkbedrijf.

5.2. Ontwikkeling SW-bedrijf/regionaal werkbedrijf

Gemeenten hebben de lead bij de vormgeving van het regionaal werkbedrijf en werken daarbij nauw samen met de sociale partners, de SW-bedrijven en het UWV. De uitwerking van het werkbedrijf is erop gericht om tot de gewenste eenduidige regionale aanpak voor bedrijven en mensen met een arbeidsbeperking te komen. Het moet gemeenten en bedrijven helpen om de participatiedoelstelling met succes tot stand te brengen met zo weinig mogelijke bureaucratie en administratieve last.

Gemeenten, SW-bedrijven en ondernemers hebben samen iets te doen. Vooralsnog vanuit een eigen strategie omdat de uitwerking van het sociaal akkoord nog niet bekend is. Wat we samen te doen hebben is het maken van afspraken over extra arbeidsplaatsen met werkgevers. We gaan aan de slag vanuit de gevoelde urgentie om gezamenlijk op te trekken in de regio voor het zijn van zelfstandige regionale arbeidsmarkt, werkgeversdienstverlening, sociaal akkoord (banen) en regionaal werkbedrijf. Kansrijke initiatieven uit de arbeidsmarktregio’s zelf dragen bij aan succes om passende plekken te vinden voor mensen met een arbeidsbeperking.

Wij gaan bij de uitwerking van het regionaal werkbedrijf uit van een virtueel werkbedrijf, een samenwerking van gemeenten, SW-bedrijven, regionaal accountteam, UWV en private partijen. We brengen de expertise samen die nodig is. Zoals de ervaring van SW-bedrijven met loonwaardebepaling en detachering. Of de ervaring van het regionaal accountteam met bemiddeling/matching en inzet instrumenten om de werkgever zoveel mogelijk te ontzorgen. De samenwerking behelst een set van afspraken om met elkaar tot resultaat te komen. Daarvoor willen we nieuwe functionaliteiten ontwikkelen die er toe doen om mensen met een arbeidsbeperking op een succesvolle manier toe te leiden naar werk. In het licht van de regionale samenwerking bekijken we wat ieders bijdrage kan zijn om deze functionaliteiten inhoud en vorm te geven. De wijze waarop dat georganiseerd wordt volgt uit de inhoud. Dan komen ook zaken als sturing, resultaatafspraken en monitoring aan de orde.

Wij kiezen er dus voor om alvast de bouwstenen voor het regionaal werkbedrijf klaar te zetten. Dit willen we doen in nauwe samenwerking met gemeenten in FoodValley en de SW-bedrijven. Dit biedt de SW-bedrijven de mogelijkheid om voor te sorteren op de toekomst. We willen het werkbedrijf regionaal uitwerken, maar als de regio niet tijdig tot een gedeelde uitwerking komt dan staan we voor de afweging om als gemeente Ede samen met wie dat wil verder te gaan. Dit vanuit de urgentie dat er wel iets moet staan op 1 januari 2015.

De bouwstenen die we hieronder presenteren zijn gebaseerd op ervaringen met lokale en recent ook de regionale werkgeversdienstverlening, op die van de SW-bedrijven, aangevuld met landelijk door st. Locus opgehaalde goede voorbeelden. Belangrijk uitgangspunt is dat we aansluiten op de vraag van het bedrijfsleven en bij de mogelijkheden die daar liggen. Er zijn voldoende mogelijkheden voor een goede match van banen met mensen uit de doelgroep, maar dat vraagt wel om een aantal randvoorwaarden in de regio. Ede kiest ervoor om dit in FoodValley verband verder uit te werken, omdat we dan congruent zijn met de ontwikkeling

Beleidsplan Participatiewet blz. 15

Page 73: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

van het zijn van een zelfstandige arbeidsmarktregio en de regionale werkgeversdienstverlening.

Bouwstenen regionale uitvoering

1. Werken aan duurzame relatie en partnerschapAansluiten bij de mogelijkheden van bedrijven en bij de mogelijkheden van de werkzoekenden vraagt van de uitvoerders dat zij samen met de bedrijven op onderzoek gaan wat passend en mogelijk is bij het specifieke bedrijf. Randvoorwaarde is dat de regionale uitvoering een duurzame relatie aangaat met de bedrijven.

2. Detacheren: individuen en groepenHet is belangrijk dat we werkgevers zoveel mogelijk ontzorgen door middel van detacheren en het risico voor de werkgever zoveel mogelijk beperken. Veel bedrijven kiezen voor deze constructie, zeker wanneer er sprake is van groepsdetachering. We moeten in staat zijn een optimale mix van klanten te leveren die het werk kan doen en de zorg dragen voor inwerken en begeleiden.

3. Loonwaarde bepalen en inzet loonkostensubsidieEr moet samen met het bedrijf een reële loonwaarde van de nieuwe medewerker worden bepaald. Deze bepaling moet op transparante wijze tot stand komen. Voor een bedrijf moet het bedrijfseconomisch neutraal of positief zijn. Voor de gewenste eenduidige regionale aanpak is het ook van belang het instrument loonkostensubsidie gezamenlijk uit te werken.

4. Herontwerpen werkprocessen en functiecreatie/jobcarving Voor een ander deel van de doelgroep is het noodzakelijk om aan de vraagkant aanpassingen te doen, zodat het bedrijf de productiviteit van de doelgroep optimaal kan benutten. Er moeten professionals zijn met kennis van het herinrichten van werkprocessen en het toepassen van functiecreatie. Vaak is hier specifieke kennis van de bedrijfsvoering van sectoren voor nodig.

5. Beheren van een regionale arbeidspoolVeel werk is tijdelijk en flexibel. Soms omdat het seizoensgebonden is en soms omdat bedrijven op projectbasis werken. Deze flexibele arbeid is in principe kansrijk voor de doelgroep, maar er is veel van nodig om gegarandeerd te zijn van werk. Een arbeidspool kan voorzien in het aanbod voor dit type werk en houdt mensen arbeidsklaar. In de regio kunnen we een dergelijke arbeidspool inrichten en beheren.

6. Organiseren van werkleertrajectenVoor een deel van de doelgroep is het noodzakelijk om samen met bedrijven en onderwijs een ‘tweede kans’ te organiseren: werkleertrajecten met extra begeleiding en met training of opleiding. Na deze interventie is de doelgroep in staat om in de bestaande functies te werken.

7. Goede kennis van de klant, selecteren en matchenBelangrijk is dat de competenties, motivatie en de beperkingen van de werkzoekenden (profiel) beschikbaar zijn voor werkgevers. De werkgever wil goed voorgelicht zijn over de beperking en de extra aandacht en begeleiding die nodig is. We moeten een reëel beeld kunnen schetsen van de mogelijkheden van de nieuwe werknemer.

8. Voorlichting en trainingen medewerkers regulier bedrijfVaak vragen bedrijven om hun managers en medewerkers die direct met de nieuwe collega te maken krijgen kort te trainen in het omgaan met mensen met een specifieke beperking. Daarvoor moeten er trainers beschikbaar zijn.

Gemeente Ede kiest ervoor

blz. 16

Page 74: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

- om aan te sluiten bij de bestaande infrastructuur voor herijking en versterking van de lokale uitvoering in kader van 3D en voor de ontwikkeling van het regionaal werkbedrijf/SW-bedrijf

- om voor de lokale uitvoering bouwstenen klaar te zetten met partners voor gedifferentieerde aanpak en effectieve inzet van instrumenten

- om voor de regionale uitvoering bouwstenen klaar te zetten met gemeenten, SW-bedrijven en werkgevers voor bemiddeling en plaatsing van mensen met een arbeidsbeperking en creëren van banen bij werkgevers

Beleidsplan Participatiewet blz. 17

Page 75: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

6. Gemeentelijke uitvoering en organisatie

De nieuwe werkwijze vraagt om gezamenlijke professionele ontwikkeling, interdisciplinair en over de verschillende organisaties heen. De nadruk komt meer te liggen op competenties als klantgerichtheid, gespreksvaardigheid, actief luisteren, inlevingsvermogen, creativiteit, samenwerken en ondersteunen in plaats van zorgen. Het zwaartepunt verplaatst zich van het afhandelen van aanvragen naar het identificeren van en ondersteunen bij vragen.

Ook binnen onze gemeentelijke uitvoeringsorganisatie, het cluster werk, participatie, inkomen en zorg (WPI) is deze ontwikkeling nodig. We investeren in eigen personeel en geven medewerkers de kans zich de nieuwe manier van werken eigen te maken. Uiteraard met per discipline toegesneden scholing, maar steeds vanuit dezelfde basisprincipes. Naast de aandacht voor het nieuwe vakmanschap zullen er gemeentelijk ook nieuwe functies of functie-inhoud ontstaan, gekoppeld aan de regisseursrol, de integrale intake en nieuwe specialismen. Dat wordt komende maanden nader uitgewerkt.

Belangrijk onderdeel van de nieuwe werkwijze is dat de zelfredzaamheid van de klant centraal komt te staan en dat de klant zoveel mogelijk in de eigen kracht wordt gezet voor het zoeken van eigen oplossingen. Vakmanschapontwikkeling houdt in dat er met de beperkte financiële middelen zoveel mogelijk toegesneden oplossingen bedacht worden met de klant. Dienstverlening is ondersteunend en op maat voor het zoeken van deze oplossingen. Dat kan variëren van digitale dienstverlening tot iemand 2-wekelijks terug laten komen voor gerichte ondersteuning, dus meer en minder intensief of face-to-face. We gaan op zoek naar nieuwe creatieve vormen van ondersteuning en begeleiding. We blijven daarbij het wettelijk kader goed hanteren en organiseren het proces zo efficiënt en effectief mogelijk.

We voorzien op dit moment lichte groei in de gemeentelijke uitvoering, gekoppeld aan nieuwe verantwoordelijkheden en nieuwe taken, zoals - er zal na een korte intake en diagnose vastgesteld moeten worden welke klanten voor welke voorziening in aanmerking komen;- er zal uitvoering gegeven worden aan loonkostensubsidie ‘nieuwe stijl’ in relatie tot de vastgestelde loonwaarde;- er zal steeds vaker een flexibele uitkering verstrekt worden in relatie tot het verdiende loon; werk zal in toenemende mate tijdelijk en flexibel zijn. De uitkeringsorganisatie kan hier wettelijk nog niet op ingericht worden, dus we voorzien een toename van hernieuwde uitkeringsintakes; - er zal een klantvolgsysteem zijn om de resultaten op klantniveau te monitoren en managementinformatie te genereren voor evaluatie effecten en resultaatsturing.

De vraag welke groei nodig is voor de nieuwe taken specificeren we in de eerste helft van 2014 wanneer we het beleidsplan concreet uitwerken in een uitvoeringsplan. Dit heeft ook relatie met wat we zelf doen en wat het regionaal werkbedrijf.

6.1. Gemeente Ede als werkgever

In het Sociaal Akkoord is afgesproken dat de overheden ook zelf banen creëren voor mensen met een arbeidsbeperking, in totaal 25.000 landelijk. De gemeente Ede zal als een van de grotere werkgevers het goede voorbeeld geven. Er is nieuw inkoopbeleid in de gemeente vastgesteld waarbij we eerst beoordelen of we een dienst (zoals schoonmaak of groenvoorziening) kunnen inbesteden bij de Permar of dat we aanbesteden met SROI om burgers met een afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk te helpen. We streven daarmee naar duurzame arbeidsplaatsen met een maximaal resultaat voor een brede doelgroep. Het is nog niet duidelijk of deze beide vormen van inbesteden en SROI meetellen bij de realisatie van de taakstelling van de overheden. Samen met onze afdeling P&O bekijken we welk beleid we intern kunnen ontwikkelen voor het creëren van banen voor mensen met een arbeidsbeperking. Concreet ligt er de opgave om de landelijke taakstelling door te vertalen naar regio Foodvalley en de gemeente Ede.

blz. 18

Page 76: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Beleidsplan Participatiewet blz. 19

Page 77: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

7. Financiële kaders

De gemeenten worden volledig financieel verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet. Dit in de context van de bezuinigingen die het kabinet heeft ingeboektop beperken Wajong volledig arbeidsongeschikten, het afsluiten van de instroom in de Wsw, de kortingen op de Wwb en het huidige Participatiebudget.

De Participatiewet kent net als de huidige Wwb een splitsing in de financiering van het inkomen (I-deel) en re-integratie (W-deel). De middelen voor het werkdeel, de Wsw, de re-integratiemiddelen voor de Wajong en de no-riskpolis (laatste 2 momenteel afkomstig van UWV) worden samengevoegd tot één ongedeeld budget, dat met een bepaalde verdeelsleutel naar de gemeente komt. Daar gaat zoals onderstaande tabel laat zien een forse bezuiniging overheen. De bezuinigingen op het Participatiebudget zijn al vanaf 2012 ingezet. Voor de Wsw geldt de bezuiniging vanaf 2015, vertaald in een lagere subsidie per SW-arbeidsplaats. Deze daalt van € 25.900 per plek naar zo’n € 22.700 structureel vanaf 2020 op jaarbasis, dus moeten de kosten en overhead van de Sw-sector navenant omlaag gebracht worden.

Kaders gemeente EdeHet werkdeel wordt uitgebreid met middelen voor Wsw, Wajong (re-integratiemiddelen) en no-risk in een ongedeeld re-integratiebudget. Op het Wsw-budget liggen langlopende verplichtingen die voor een lange periode groter zijn dan de hiervoor beschikbare middelen.

Tabel : geschatte beschikbare middelen voor uitvoering ParticipatiewetBeschikbare middelen Ede (€ * 1000) 2013 2014 2015 2016 2017 2018Wsw 11.279 11.279 10.779 10.021 9.284 8.570Re-integratie 2.627 2.441 2.212 2.076 1.932 1.932Nieuwe doelgroep 0 0 86 209 332 452Inburgeringsmiddelen 295 0 0 0 0 0Volwasseneducatie 293 293 293 293 293 293Totaal 14.494 14.013 13.370 12.599 11.841 11.247

Geschatte middelenDe nieuwe doelgroep is afkomstig vanuit de Wsw en Wajong. Bovenstaande bedragen zijn een schatting op basis van de macrobudgetten. De verdeelsleutel over de gemeenten kan dit beeld nog beïnvloeden. Wanneer dit structureel afwijkt van de hier gepresenteerde ramingen kunnen we nog voor nieuwe keuzes komen te staan bij de realisatie van de participatiedoelstellingen.De middelen worden samengevoegd tot één ongedeeld budget. We kiezen ervoor om het oude rechten verhaal van de SW afzonderlijk te monitoren zodat het tekort op de Wsw niet automatisch gesaldeerd wordt met de beschikbare re-integratiemiddelen maar apart als knelpunt kan worden opgevoerd.

Toekomstige verdeling middelenVoor de toekomstige verdeling van de middelen die beschikbaar zijn op grond van de Participatiewet is door het Rijk een vooronderzoek uitgevoerd. Het re-integratiebudget wordt momenteel verdeeld op basis van het aantal bijstandsgerechtigden in een gemeente. Omdat er grote verschillen bestaan tussen gemeenten als het gaat om de aantallen Wsw’ers, zou de verdeling van de middelen voor de Wsw via de huidige objectieve criteria leiden tot grote herverdeeleffecten. Daarom is er voor gekozen om het verdeelmodel voor het re-integratiebudget aan te passen. Het Rijk verwacht in de komende circulaires nadere mededelingen te doen over de voor de uitvoering van de Participatiewet beschikbare middelen.

KnelpuntenUit bovenstaande tabel blijkt dat de beschikbare middelen de komende jaren dalen, terwijl de doelgroep steeds groter wordt. Voor een bepaald percentage van de doelgroep geldt dat we de loonwaarde kunnen verzilveren en dus inverdieneffecten hebben. Maar vooral de bezuiniging op de Wsw en de jarenlange CAO-verplichtingen (130% WML) voor het zittend

blz. 20

Page 78: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

bestand Wsw drukken zwaar op het budget. Hier ligt de opgave om, gegeven de oude rechten Wsw, het tekort zo klein mogelijk te maken en de uitstroom uit de Wsw naar regulier werk zoveel mogelijk te bevorderen. Dit is de opgave van de reorganisatie en modernisering van Permar.

Het kabinet is voonemens het zittend bestand Wajong te herkeuren. Of de Kamer hiermee instemt is nog ongewis. Gaat het door dan vindt vanaf medio 2015 tot en met medio 2018 de herkeuring plaats. De volgorde is gebaseerd op de uitkeringsduur in de Wajong. Mensen met een kortere uitkeringsduur worden eerder herkeurd. Mensen, die na herkeuring onder de Participatiewet vallen, kunnen een beroep doen op de gemeente voor uitkering (I-deel) en/of ondersteuning bij re-integratie (W-deel). Voor het I-deel zijn extra Rijksmiddelen beschikbaar. Over de beschikbaarheid van extra middelen voor re-integratie (W-deel) voor het zittende bestand van de Wajong bestaat nog onduidelijkheid.

De inzet van loonkostensubsidie is een duurder instrument dan loondispensatie waar onder de WWNV nog sprake van was. Binnen het financiële kader van het sociaal akkoord heeft het kabinet structureel 480 miljoen extra beschikbaar gesteld voor deze meerkosten en dat wordt toegevoegd aan het inkomensdeel. Daarmee kunnen we het verschil tussen loonwaarde en WML financieren. Onduidelijk is of de extra middelen voldoende zijn.

De in de tabel opgenomen bedragen zijn een schatting van de beschikbare middelen. Het met de beschikbare middelen realiseren van de doelen van de Participatiewet is mede afhankelijk van het beschikbaar komen van extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking bij reguliere werkgevers. Indien de doelgroep groeit, de beschikbare middelen naar verhouding achterblijven en Ede er niet in slaagt extra banen bij reguliere werkgevers te creëren, zal het steeds moeilijker worden om onze doelen te bereiken. Landelijk is er de terugvaloptie van een verplicht quotum voor werkgevers wanneer er niet de afgesproken hoeveelheid banen worden gerealiseerd.

7.1. Risicomanagement

In het kader van risicomanagement is door de projectgroep Participatiewet een risico analyse uitgevoerd voor de transitie. Door gezamenlijk de risicomanagementcyclus te doorlopen, zijn op systematische wijze de belangrijkste risico’s geïnventariseerd, geprioriteerd en zijn maatregelen geformuleerd en belegd bij actoren voor de belangrijkste risico’s.

De belangrijkste risico’s zijn:- Sturing op gewenste verandering vanuit integrale aanpak 3D lukt onvoldoende - Cultuuromslag in denken wordt niet gemaakt (gekanteld denken)- Uitwerking sociaal akkoord staat vernieuwing en innovatie in de weg- Modernisering Permar sluit onvoldoende aan op benodigde functionaliteiten- Het missen van een podium om goede afspraken te maken met werkgevers

Het volgen van de risico’s is belegd in de projectgroep Participatiewet. De belangrijkste risico’s zijn onderwerp van gesprek binnen de projectgroep. Daarnaast worden genomen maatregelen periodiek op hun effectiviteit getoetst. Halfjaarlijks of indien daar aanleiding voor is, vindt totale actualisatie plaats van het risicoprofiel.

Beleidsplan Participatiewet blz. 21

Page 79: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

8. Vervolg op beleidsplan: uitvoeringsplan en verordeningen

8.1. Rol gemeenteraad

Gelet op de beleidsvrijheid die gemeenten hebben is een belangrijke rol weggelegd voor de gemeenteraad. De gemeenteraad stelt de verordeningen vast over de inzet van de instrumenten. De rol van de gemeenteraad wordt hiermee uitgebreid ten opzichte van de bestaande gemeentelijke verordeningsplicht voor re-integratie. Voor mensen uit de doelgroep is zo duidelijk wie voor welke voorziening in aanmerking komt. Het college van B&W legt verantwoording af over de uitvoering van de Participatiewet aan de gemeenteraad.

8.2. Rol cliëntenraden

Over de beleidsvoornemens en later de verordeningen vraagt het college zoals te doen gebruikelijk advies aan de cliëntenraad, dat is in dit geval de Wwb-raad. Het college hecht aan een actieve betrokkenheid van personen die met de Participatiewet te maken krijgen. Zij zijn belangrijke gesprekspartners om goede dienstverlening aan de doelgroep mogelijk te maken.

Omdat de Participatiewet ons de mogelijkheid biedt om tot een meer samenhangend en integraal beleid in het sociale domein te komen is het belangrijk dat de verschillende adviesraden (zoals Wmo en AWBZ) de samenwerking zoeken.

Aparte aandacht is er voor de betrokkenheid van de Wsw-raad. Het college hecht er aan dat bij de vormgeving van het beleid voor de voorziening beschut werken ook de cliëntenraad vanuit de Wsw-sector betrokken is.

8.3. Vervolg op beleidsplan

De volgende stap na vaststellen van dit beleidsplan is dat we in 2014 een aantal verordeningen op moeten leveren dan wel bestaande verordeningen aan moeten passen. Deze verordeningen worden in 2014 voorbereid op basis van de in dit beleidsplan vastgestelde uitgangspunten.

Wat we opleveren of wijzigen zijn de volgende onderdelen:

- Beleid over de inzet van instrumenten als de no-riskpolis of werkvoorzieningen- Doelgroep waarvoor loonkostensubsidie en of loonkosten worden ingezet. Doelgroep is

breder dan alleen mensen met een uitkering of niet-uitkeringsgerechtigden; ook inzetbaar voor mensen met een uitkering Algemene Nabestaandenwet, IOAW en IOAZ en mensen die via een voorziening beschut werken aan de slag zijn.

- Methode voor vastleggen loonwaarde.- Regels voor de aard en omvang van de voorziening beschut werk. - Cliëntenparticipatie; waaronder betrokkenheid Wsw-raad.

Het beleidsplan Participatiewet zal eerste helft van 2014 uitgewerkt worden in een uitvoeringsplan om ervoor te zorgen dat zowel de gemeentelijke als de regionale uitvoering op 1 januari 2015 klaar staat voor de nieuwe doelgroepen van de Participatiewet.

blz. 22

Page 80: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Beleidsplan JeugdGemeente Ede

Page 81: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.
Page 82: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

3

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

InhoudsopgaveInleiding 5

1. Toelichting op het beleidsplan 7 1.1. Waarom dit beleidsplan? 7 1.2. Wat ging aan dit plan vooraf? 7 1.3. Inhoud van het beleidsplan 7 1.4. Wie is betrokken bij het opstellen van dit beleidsplan? 8 1.5. De geldigheidsduur van het beleidsplan en actualisering 8

2. Hoe gaat het met de kinderen in Ede? 9 2.1 Hoe is het met de jeugdigen in onze gemeente? 9 2.2 Zicht op specifieke ondersteuningsvraag 10

3. Wat gaan wij doen? 13 3.1. Doelstelling: wij zetten in op een goede kwaliteit van samenleven 13 3.2. De doelen die wij willen bereiken 14

4. Hoe willen we het gaan organiseren? 21 4.1. De toekomstige regierol van de gemeente 21 4.2. CJG’s, sociaal teams en pool van jeugdexperts 22 4.3. De gezinsregisseur 23 4.4. Afspraken met eerstelijns praktijken en medici 24 4.5. Specialistische zorg op maat 24 4.6. Zorgsignalen en de verwijsindex 25 4.7. Zorgmeldingen en crisissituaties 26 4.7. Jeugdcriminaliteit 27 4.8. AMHK 28 4.9. Wat doen we lokaal, wat regionaal en wat bovenregionaal? 29

5. Wat verwachten we in Ede van de uitvoering? 31 5.1. Onze verwachtingen van de maatschappelijke partners 31 5.2. Proeftuinen en lerend ontwikkelen in 2013 en 2014 33

6. Hoe gaan we de kwaliteit van de zorg bewaken? 35 6.1. Indicatoren 35 6.2. Welke kwaliteitscriteria hanteren we? 35 6.3. Hoe bewaken we de kwaliteit? 36

7. Hoe gaan we financiële middelen inzetten? 39 7.1. Welk budget is er beschikbaar? 39 7.2. Overgangssituatie voor cliënten in jeugdzorg op 31 december 2014 40 7.3. Hoe gaan we om met de risico’s? 40 7.4. Opdrachtgeverschap, contractering en bekostiging 41

Bijlage 1 Bij het beleidsplan Jeugd van de gemeente Ede 43Bijlage 2 Bij het beleidsplan Jeugd van de gemeente Ede 46

Page 83: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

4

Page 84: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

5

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

InleidingTransitie: de nieuwe jeugdwetIn 2015 is de gemeente Ede verantwoordelijk voor alle zorg voor minderjarigen.

Naast preventie en opvoedondersteuning betreft dat (gesloten) jeugdzorg,

jeugd-ggz, zorg voor licht verstandelijk beperkten, jeugdbescherming en

jeugdreclassering. Deze verantwoordelijkheid wordt vastgelegd in de nieuwe

Jeugdwet. Met de Jeugdwet wil het kabinet de zorg voor jongeren goedkoper en

tegelijkertijd beter maken. De bedoeling is zware Jeugdzorg te voorkomen en

waar nodig te kiezen voor lichte ondersteuning. Het totale budget wordt gekort met

15 procent, 450 miljoen euro. Het wetsontwerp Jeugdwet is inmiddels vastgesteld

door de Tweede Kamer. Na de ontwerpfase van de stelselwijziging in 2013 is 2014

de voorbereidende fase en 2015 het jaar van de daadwerkelijke uitvoering.

Gemeenten moeten voor de jeugdzorg kaders vaststellen en een beleidsplan

goedkeuren. Uiteindelijk staat in de verordening hoe alles wordt geregeld. Die

wordt in 2014 opgesteld. Niet in alle gemeenten is alle specialistische zorg

voorhanden. Regionale samenwerking is daarom noodzakelijk. Dit voorjaar

hebben de gemeenten het Rijk laten weten in welke regio ze gaan samenwerken

en op welke onderdelen. Voor Ede is dit de regio FoodValley (met Veenendaal,

Barneveld, Nijkerk, Scherpenzeel, Renswoude en Rhenen).

In dit najaar hebben de gemeenten regionaal in het zogenoemde

transitiearrangement afspraken gemaakt met aanbieders over de inkoop van zorg

in het jaar 2015. In het arrangement zijn drie zaken geregeld: continuïteit van zorg,

in standhouden van de zorginfrastructuur en het beperken van de frictiekosten

binnen de jeugdzorg. Het transitiearrangement dwingt tot continuïteit en tot een

stapsgewijze innovatie. In 2015 ligt zo een groot deel van het jeugdzorgbudget

met de bijbehorende aanbieders vast.

TransformatieNaast de feitelijke transitie van de jeugdzorg is er ook sprake van een

transformatie. Een belangrijke inhoudelijke doelstelling is dat ‘de verschillende

onderdelen van de jeugdzorg bij elkaar worden gebracht op en rond plaatsen

waar jeugdigen en gezinnen vaak komen, waardoor integrale ondersteuning en

zorg dicht bij huis makkelijker tot stand komen. Het gaat om een nieuwe opbouw

van een inhoudelijk fundament van de ondersteuning en zorg voor jeugdigen en/of

hun opvoeders binnen hun sociale context met waar nodig een integrale aanpak

van de problematiek.’1

1 Bestuursakkoord 2011-2015 VNG, IPO, UvW en Rijk

Page 85: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

6

Bij deze maatschappelijke opdracht past geen zorg om jeugd die zich laat

kenmerken door classificeren en medicaliseren Er wordt ‘een nieuwe opbouw’

van de jeugdzorgsector gevraagd, die aansluit op de sociale omgeving van

kinderen en gezinnen. Ontzorgen en normaliseren is het devies.

Het huidige jeugdstelsel kenmerkt zich door begrippen uit de linkerkolom, deze

moeten plaats maken voor begrippen uit de rechterkolom:

Voor de transitie/transformatie Na de transitie/transformatie

Recht op Jeugdzorg Recht op ondersteuning

Zorg doorschuiven Zorg schuift aan

Aanbodgericht Vraaggericht

Institutionele/organisatorische

verdeling

Integraliteit staat centraal

Zorg toename Zorg reductie

Aanbod gestuurd Klant gestuurd

één gezin: meerdere plannen en

hulpverleners

Eén gezin, één plan, één

hulpverlener

Ketenregie Coördinatie van zorg

Page 86: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

7

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

1. Toelichting op het beleidsplan1.1. Waarom dit beleidsplan?

Wij maken ons op voor de veranderingen in de jeugdzorg. Voor het slagen van de

overheveling van de jeugdzorg naar de gemeente moeten er minder individuele

interventies plaatsvinden, moeten sociale netwerken versterkt worden en moeten

ervaren professionals worden ingezet op het moment dat een probleem nog niet

escaleert. Wij kiezen voor een stapsgewijze en ontwikkelingsgerichte aanpak.

De wetgever heeft aangegeven dat gemeenten hiervoor een beleidsplan moeten

opstellen. De keuzes die we tegenkomen worden in samenhang bekeken. We

stemmen die af met ouders, opvoeders, jeugdigen en het maatschappelijk

middenveld conform de uitgangspunten en afspraken zoals deze eerder zijn

vastgesteld in regionaal verband, in de koersnotie Jeugd van onze gemeente en

in de decentralisatie overkoepelende nota ‘Het is mensenwerk.’

1.2. Wat ging aan dit plan vooraf?

In april van dit jaar is de lokale koersnotitie jeugdzorg vastgesteld. Deze notitie

was aanvullend op de regionale visie ‘Elke jeugdige telt en doet mee’ die

door de FoodValley gemeenten is opgesteld. In de koersnotitie staan de visie,

uitgangspunten en de vormgeving van het nieuwe jeugdstelsel op hoofdlijnen

beschreven. Daarin stellen wij het gezin centraal en kiezen wij voor een flexibel

aanbod waarin hulp nabij en op maat wordt geboden. Ook hebben wij aangegeven

dat wij specifieke aandacht hebben voor vroegsignalering en preventie en dat

wij kiezen voor een uitvoering die gericht is op het zelfoplossend vermogen

van gezinnen op basis van één gezin, één plan. Daarbij zijn wij gestart met

ondersteuning op de vindplaatsen door het CJG en een integrale aanpak in de

wijk door sociale teams.

In dit beleidsplan wordt beschreven hoe wij aan het bovenstaande verder

uitvoering gaan geven. Wij sluiten aan bij de inmiddels door de 2e Kamer

vastgestelde Jeugdwet.

1.3. Inhoud van het beleidsplan

In hoofdstuk 2 van dit beleidsplan staat beschreven hoe het met jeugdigen in

Ede gaat. In hoofdstuk 3 beschrijven we wat we gaan doen aan de hand van de

doelen die we willen bereiken. In hoofdstuk 4 staat hoe wij dit gaan organiseren.

Page 87: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

In hoofdstuk 5 met wie we gaan uitvoeren en welke voorwaarden wij stellen.

Hoofdstuk 6 gaat over hoe we de kwaliteit van de zorg gaan bewaken en

hoofdstuk 7 over de inzet van de financiële middelen. In de twee bijlagen wordt

de Jeugdwet toegelicht en vindt u kengetallen over de Edese Jeugd.

1.4. Wie is betrokken bij het opstellen van dit beleidsplan?

Voor het uitwerken van de contouren van deze notitie is een tweetal lokale

conferenties georganiseerd met jeugdzorgaanbieders en zijn bilaterale

gesprekken gevoerd. Er zijn contacten gelegd met de vertegenwoordiging

van ouder- en cliëntenorganisaties. In de gemeentelijke projectgroep zijn de

ervaringen vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), het Veiligheidshuis

en de volwassenenzorg meegenomen. Daarnaast is gebruik gemaakt van de

ervaringen elders in het land en de input vanuit de regionale, provinciale en

landelijke bijeenkomsten die in het kader van de transitie en transformatie van het

jeugdstelsel zijn georganiseerd.

1.5. De geldigheidsduur van het beleidsplan en actualisering

Dit beleidsplan bestrijkt de periode 2014-2015 en zal tussentijds -naar bevind van

zaken- worden bijgesteld.

8

Page 88: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

2. Hoe gaat het met de kinderen in Ede?

2.1 Hoe is het met de jeugdigen in onze gemeente?

De Gemeente Ede telt 109.824 inwoners (2013) inwoners. Daarvan is 33%

(35.000) in de leeftijd van 0 t/m 22 jaar. Het merendeel van deze jongeren

ontwikkelt zich goed. Zij groeien goed op, gaan naar school, vermaken zich in hun

vrije tijd en vinden een baan en uiteindelijk een partner die bij hen past. Daarnaast

is er een relatief kleine groep die in verschillende fases van hun jeugd in meerdere

of mindere mate ondersteuning nodig hebben bij het opgroeien en opvoeden.

Een belangrijk uitgangspunt van de gemeente is dat kinderen en jongeren zich

onder gunstige voorwaarden moeten kunnen ontwikkelen. Ze hebben recht op

bescherming en een goede opvoeding. Daarmee is niet alleen een individueel

belang maar ook een maatschappelijk belang gediend.

In vergelijking met andere gemeenten wonen er in Ede relatief veel jongeren. De

verwachting is dat dit aantal 0 t/m 17-jarigen in 2015 met 0,9% zal afnemen ten

opzichte van 2012. Ruim één derde van de jongeren woont in de buitendorpen.

Er is een grote verscheidenheid tussen de jongeren in de buitendorpen en

het centrum van Ede. Er zijn verschillen in afkomst, levensovertuigingen en

sociaaleconomische achtergronden.

Opgroeien en opvoeden in Ede

Een ruime kwart van de 0-12 jarigen in Ede groeit op in een gezin met een lage

sociale economische status (28%). Dit is relatief hoog ten opzichte van de andere

gemeenten in Gelderland en Overrijssel (25%). 17% van de kinderen onder de 12

groeit op in een gezin dat moeite heeft om rond te komen. In Ede leeft 4% van de

kinderen in een gezin dat afhankelijk is van een uitkering. Deze kinderen groeien

op in armoede. Er maken 142 huishoudens in Ede gebruik van de voedselbank

waaronder 35 alleenstaande ouders en 15 gezinnen met kinderen. Dit aantal

groeit jaarlijks. 6,17 % van de kinderen groeit op in een achterstandwijk. Van de

15-19 jarigen is 0,6% tienermoeder. In Ede groeit 8% van de kinderen (0-12) op in

een eenoudergezin. Slechts 9% van de ouders met kinderen jonger dan 12 geeft

aan dat ze opvoedvragen hebben.9

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

Page 89: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

10

School en werk

Het gemiddelde huishoudensinkomen is in Ede iets hoger dan het gemiddelde

in Nederland. Daar staat tegenover dat het opleidingsniveau gemiddeld lager

is in Ede. Opleidingsniveau is een belangrijk onderdeel bij de bepaling van

achterstandsniveau. In Ede is 3,2% van de beroepsbevolking werkloos. Dat

is minder dan in Gelderland en heel Nederland. Het onderwijs in Ede heeft te

maken met relatief veel achterstandsleerlingen (16%). Jaarlijks verlaat ongeveer

3% van de schoolgaande jongeren tussen de 12 en 23 voortijdig hun opleiding.

De werkloosheid onder jongeren is echter relatief laag.

Vrije tijd, Welzijn en gezondheid

Driekwart van de kinderen beweegt regelmatig. Driekwart van de kinderen is

lid van een club of een vereniging. Het merendeel van de kinderen onder de 12

heeft voldoende speelplekken in de buurt (80%). Bij bijna alle kinderen is sprake

van een goede gezondheid (94%). Bij 12% van de 0-12 jarigen in Ede is sprake

van overgewicht. Iets meer dan een derde van de kinderen onder de 12 jaar

wordt gepest. En bij een vijfde is potentieel sprake van psychische problematiek.

Veiligheid en criminaliteit

Het aantal meldingen van kindermishandeling in Ede is relatief laag ten opzichte

van de andere gemeenten in Nederland. 0,31% van de kinderen is slachtoffer

van kindermishandeling. Ook zijn er jongeren die in aanraking komen met justitie.

In Ede komt 2,5% van de 12-21 jarigen met een delict voor de rechter. Van de

inwoners in Ede ervaart 8% vaak overlast van jongeren. In 2012 werden 513

incidenten overlast jeugd gemeld bij de politie in Ede.

2.2 Zicht op specifieke ondersteuningsvraag

Uit de bovenstaande bevindingen blijkt dat het met de meeste jeugdigen en

gezinnen in Ede goed gaat. Ook in vergelijking met de andere gemeenten in

Nederland blijkt dat het goed gaat met de kinderen in Ede. Zeker voor een

gemeente met een dergelijke omvang (25e grote gemeente van Nederland).

De meeste gezinnen weten hun weg heel goed te vinden. Ook als er zorgen

zijn weten zij waar zij moeten zijn. Vaak is lichte, kortdurende ondersteuning

voldoende om de zorgen bij het opgroeien en opvoeden weer te boven te

komen (ca. 15%). In enkele gevallen is er behoefte aan langdurige en soms

ook zwaardere of gespecialiseerde hulp of zelfs bescherming (5%). Hierbij dient

opgemerkt te worden dat er de afgelopen jaren sprake is geweest van een

jaarlijkse toename van de vraag van 10% .

Page 90: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

11

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

Preventief aanbodHet preventieve aanbod bestaat uit zorg en ondersteuning die vrij

toegankelijk is voor alle jeugdigen en opvoeders. Dat betreft onder andere de

jeugdgezondheidszorg, het (school)maatschappelijk werk, de welzijnsorganisatie

en MEE. Gemeenten zijn nu al verantwoordelijk voor dit preventieve aanbod en

blijven dat ook. Het preventieve aanbod wordt (vooral) uitgevoerd door de partners

van het CJG.

Tweedelijns en specialistisch aanbodAchter het eerstelijns aanbod dat momenteel onder de vlag van het CJG valt, is

er nog enorm veld van specialistische en zwaardere zorg. Deze varieert van de

zorg voor gezinnen met zwaardere opvoedingsproblemen tot zorg voor kinderen

met beperkingen of psychische problematiek. Het gaat dan om de provinciale

jeugdzorg, de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) of AWBZ. Hiervoor is in het

huidige stelsel altijd een indicatie van BJZ, het CIZ of een verwijzing van de

huisarts nodig.

Dwang- en drangzorgDe laatste categorie is de dwang en drang zorg die wordt verleend nadat er een

gerechtelijke uitspraak is gedaan omdat de veiligheid van een kind in het geding

is of een kind strafbare feiten heeft gepleegd. Deze wordt geboden door de

jeugdreclassering en jeugdbescherming.

Het huidige zorggebruik per zorgvorm wordt in bijlage 2 beschreven. Daar gaan

we ook in op het meervoudig zorggebruik, het zorgaanbod op FoodValley niveau

en zorggebruik op verschillende ‘niveaus’.

Page 91: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

12

Page 92: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

13

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

3. Wat gaan wij doen?3.1. Doelstelling: wij zetten in op een goede kwaliteit

van samenleven

Door de decentralisaties krijgen wij veel meer mogelijkheden om de inrichting

en het functioneren van het sociaal domein te beïnvloeden en daardoor de

huidige knelpunten in het jeugdstelsel aan te pakken. Onze inzet is er op gericht

om preventie en ondersteuning te verbinden en efficiënter aan te bieden. Onze

opgave is om nuttige dwarsverbanden te leggen tussen de Wmo/Awbz, de

jeugdzorg en het domein van werk en inkomen. Wij krijgen de mogelijkheden

om vanuit alle facetten van het dagelijks leven, wonen en werken gezinnen te

ondersteunen met wat zij nodig hebben om een eventuele disbalans te herstellen.

Daarvoor biedt de gemeente Ede in samenwerking met maatschappelijke partners

een vangnet, dat voor wie dat kan werkt als een springplank. Ondersteuning is in

principe tijdelijk van aard, maar kan waar nodig een langduriger karakter hebben.

Daarmee wordt ingezet op een goede kwaliteit van leven.

Het nieuwe jeugdzorgstelsel bestaat uit verschillende ‘onderdelen’ welke

een samenhangend geheel vormen. Allereerst is er de samenleving zelf. De

pedagogische civil society (het dagelijks leven) is er op gericht dat burgers

onderling meer betrokken zijn bij het opgroeien en opvoeden van jeugdigen

en elkaar daarin ook actief willen ondersteunen. Vervolgens zijn er algemene

jeugdvoorzieningen zoals de school, de kinderopvang, de sportverenigingen

etc. die als medeopvoeders de ouders tot steun zijn. Wanneer jeugdigen,

opvoeders en professionals vragen of problemen hebben, is er in het nieuwe

stelsel een sterke eerste lijn met het sociaal team, de huisartsen en het CJG

(consultatiebureaus, op de scholen, etc.). Mocht de eerste lijn onvoldoende

soelaas bieden, dan wordt specialistische zorg naar voren gebracht en/of

ambulante zorg ingezet. Deze zorg vindt zoveel mogelijk plaats in de eigen

omgeving van de jeugdige en het gezin. Voor uitzonderingsgevallen is er de

specialistische zorg waar de jeugdige naar toe wordt gebracht. Onze opgave is

om de ‘onderdelen’ zodanig te versterken dat de focus gericht wordt op lichtere

zorg waar het kan en intensievere zorg waar het moet. Dit moet uiteindelijk

resulteren in een veranderende instroom van jeugdigen naar de diverse

‘onderdelen’.

Page 93: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

14

Hieronder wordt schematisch weergegeven hoe de zorg voor de jeugd er in

samenhang uitziet. Ieder onderdeel wordt verschillend versterkt. Onder de pijl

staat de focus met als resultaat de veranderende instroom van jeugdigen. (de

percentages zijn indicatief)

De gemeente Ede kiest: voor diverse versterking van alle onderdelen van

het jeugdstelsel.

3.2. De doelen die wij willen bereiken

Als gemeente zijn wij verantwoordelijk voor sturing en regievoering van de

nieuwe Jeugdwet. Voor de transformatie zijn de volgende pijlers dragende

elementen.

1. versterken pedagogische civil society

2. aansluiting met (passend) onderwijs

3. CJG en sociaal team vullen elkaar aan in zorg voor gezinnen

4. organisatie van zorg gericht op voorkomen, signaleren en vroeg interveniëren

5. waarborgen voor de veiligheid van jeugdigen

6. één gezin, één plan, één regisseur

1. Versterken van de pedagogische civil society

Ons beleid is er op gericht om het probleemoplossend vermogen van de

jeugdige, zijn ouders en hun sociale netwerk te versterken en zoveel mogelijk uit

te gaan van de eigen inbreng.

Veel gezinnen vangen kleinere en grotere problemen op met hulp van hun eigen

netwerk. In die netwerken bevinden zich familie, vrienden en de buurt, maar ook

de beroepskrachten die in het dagelijks leven met kinderen en gezinnen werken

(in de opvang, de school, de vrije tijd, het consultatiebureau, de huisarts, etc).

Zij zijn de medeopvoeders in het dagelijks leven en hebben algemene kennis

over opgroeien en opvoeden. Op basis van hun ervaring met ‘het gewone leven’

kunnen zij afwijkingen snel signaleren en in veel gevallen bijdragen aan het

herstel van het gewone leven. Voor ouders geldt dat dit ook plaatsen zijn waar zij

met hun vragen makkelijk terechtkunnen. Zij stellen hun vragen op verschillende

Page 94: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

15

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

plaatsen in hun nabije omgeving wij kunnen en willen dat niet reguleren, maar

vinden het wel belangrijk dat ouders goed weten waar zij hun vragen kunnen

stellen en wat er vervolgens mee gebeurt.

Wij vinden het belangrijk dat in deze ‘normale leefomgeving’ (civil society) ouders

ondersteund worden bij hun kleine en grote vragen. Het CJG heeft hierin een

belangrijke rol en moet als zodanig goed herkenbaar blijven. Zij neemt een

preventieve rol in in het jeugdstelsel door bijvoorbeeld ontmoetingsplekken te

creëren en activiteiten te stimuleren op het gebied van pedagogische uitwisseling

tussen ouders. Het CJG stelt ook informatie en advies beschikbaar en biedt

zo nodig ondersteuning. Op deze manier wordt de pedagogische civil society

versterkt. Kenmerkend voor de civil society is beschikbaarheid van zowel

vrijwillige inzet, als inzet van beroepskrachten. Het streven is om dat toegankelijk

en wijkgericht te organiseren.

Als eigen kracht en hulp in de eigen omgeving ontoereikend zijn willen wij dat de

huidige (versnipperde) capaciteit en deskundigheid ‘naar voren’ wordt gebracht

om op een zo vroeg mogelijk moment hulpvragen op te pakken en zo escalatie te

voorkomen. Dit betekent dat hulp dus vroegtijdig en toegankelijk beschikbaar komt

als onderdeel van een ondersteuningsarrangement vanuit bijvoorbeeld het CJG

of het sociaal team. Dat geldt zowel voor hulp uit de eerste lijn als voor hulp uit de

tweede lijn en gebeurt in samenspraak met het gezin.

De gemeente Ede kiest er voor: Om daar waar de vraag zich voordoet deze ook ‘op te pakken’. Wij gaan er van uit dat dit grotendeels in de eigen vertrouwde omgeving van gezinnen gebeurt. De professionals die ‘mede-opvoeder’ zijn in die omgeving hebben daar een belangrijke rol in. Daar waar nodig versterken wij deze rol door inzet vanuit het CJG of sociaal team. Wij zorgen dat dat ouders weten waar zij met hun vraag terecht kunnen en wat het vervolg is.

2. Aansluiting met (passend) onderwijs

De school is naast het gezin en buurt één van de drie leefgebieden voor

jeugdigen. Alle kinderen moeten naar school. De school is dus een belangrijke

vindplaats voor signalen en vragen van jeugdigen en hun ouders.

Scholen in het basis- en voortgezet onderwijs krijgen per augustus 2014 te maken

met ‘Passend Onderwijs’. Met de stelselwijzingen Passend onderwijs en transitie

jeugdzorg wordt de verantwoordelijkheid voor hulp aan kinderen en gezinnen

die extra ondersteuning nodig hebben, belegd bij schoolbesturen en gemeenten.

Net als bij de transitie van de jeugdzorg gaat het bij passend onderwijs ook over

thema’s als: ‘van curatie naar preventie’, van ‘indiceren naar arrangeren’ en van

‘sectoraal’ naar ‘integraal en intersectoraal’.

Het is de taak van het samenwerkingsverband om een ondersteuningsplan

Page 95: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

16

te maken (een passend arrangement) waarin staat op welke manier het

samenwerkingsverband ervoor zorgt dat alle leerlingen een passende plek op

een school krijgen. Er wordt nu gewerkt aan de inhoudelijke afstemming tussen

scholen. Scholen moeten binnen het samenwerkingsverband afstemmen maar

ook met jeugdzorginstellingen en de gemeenten. Scholen moeten een passend

arrangement van onderwijs en zorg aanbieden aan elke leerling die wordt

aangemeld of al ingeschreven is. Wanneer de kindproblematiek centraal staat,

kan het nodig zijn een expert om advies te vragen.

Dit vereist een flexibele inzet van expertise en voorzieningen die nu deel

uitmaken van bijvoorbeeld speciaal onderwijs en voorzieningen voor jeugdzorg

en opvoedondersteuning. De organisatie en afstemming van de arrangementen

vindt plaats binnen een door het ministerie ingedeeld samenwerkingsverband.

Scholen hoeven dus niet alles zelf in huis te hebben en kunnen onderling

verschillen in hun zorgprofiel. Binnen het samenwerkingsverband kunnen ze

afstemmen welke school de leerling wel een passend arrangement kan bieden. In

onze gemeente zijn er vier samenwerkingsverbanden.

Hulp wordt naar het kind en school gehaald. Soms is het ook nodig dat het kind

een specialistische behandeling krijgt. Vanuit school wordt gesignaleerd. Deze

signalen worden neergelegd bij ofwel een CJG medewerker in de school of

bij het Sociaal Team. Toeleiding kan dan plaatsvinden vanuit het CJG/de CJG

medewerker/schoolondersteuningsteam op de school.

Wij zijn als gemeente volgens de Wet passend onderwijs en de Jeugdwet

verplicht om op overeenstemming gericht overleg (OOGO) te voeren over het

ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband. In het op overeenstemming

gericht overleg maken we onder andere afspraken over de aansluiting met de

jeugdhulp waarvoor wij als gemeente verantwoordelijk zijn.

Omdat de samenwerkingsverbanden met meerdere gemeenten te maken

hebben, is het belangrijk helder te hebben welke afspraken op regionaal

niveau gemaakt gaan worden en welke lokaal. Gemeentelijk organiseren we

nu opvoed- en opgroeiondersteuning (via het CJG d.m.v. vindplaatsgericht

werken) en de zorg binnen de school (via de inzet van professionals in de

Schoolondersteuningsteams).

Overigens heeft ook de transitie AWBZ-begeleiding grote impact op het werkveld

van onderwijs en jeugd. Sommige leerlingen krijgen nu via een AWBZ indicatie

extra begeleiding (BG-individueel) tijdens onderwijsuren op school. Deze extra

ondersteuning komt bovenop wat een school zelf redelijkerwijs kan bieden.

Financiering van deze zorg loopt vanaf 2015 via de gemeente (Jeugdwet of wmo

Page 96: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

17

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

als de leerling ouder is dan 18 jaar). Ook ten aanzien van dit begeleidingsthema

geldt dat er minder beschikbare middelen zullen zijn, en dat het vertrekpunt bij het

bieden van deze ondersteuning de eigen kracht van de burger en diens sociale

netwerk is. In overleg met scholen vindt verdere uitwerking op de thema’s plaats.

De gemeente Ede kiest voor: het voortzetten van vindplaatsgericht werken vanuit het CJG en het realiseren van een goede afstemming tussen passend onderwijs en de zorg in het gezin (één kind, één gezin, één plan).

3. CJG en sociaal team vullen elkaar aan in de zorg voor gezinnen. Zij zijn

dicht tegen elkaar aan gepositioneerd en er zijn soepele overgangen.

Onze lijn is dat bij (enkelvoudige) pedagogische problematiek (vragen over de

ontwikkeling en het gedrag van het kind) de regie in beginsel komt te liggen bij de

professional van het CJG en dat er doorgeschakeld wordt naar het sociale team

als er sprake is van (meervoudige) gezinsproblematiek. Dit omdat er vanuit het

sociale team meer mogelijkheden zijn om de regie op de zorg met verschillende

disciplines op te pakken. ‘Er op af’ initiatieven en bemoeizorg kunnen ook vanuit

het sociaal team kunnen worden ingezet.

De focus van het CJG ligt expliciet op opvoeden en opgroeien en het opbouwen

van de pedagogische civil society.

Zowel vanuit het CJG als het sociaal team wordt in alle gevallen gekeken hoe en

waar de bereidheid en betrokkenheid vanuit het eigen netwerk toch tot uiting kan

komen. Voor gezinnen met een opvoedvraag geldt dat het jeugdbeleid gericht

moet zijn op het bevorderen van juist de opvoedkwaliteiten van de ouders, opdat

zij weer in staat worden gesteld om zelf de verantwoordelijkheid te dragen voor de

opvoeding en het opgroeien van hun kinderen.

De gemeente Ede kiest voor: de inzet van het CJG én inzet van de sociale teams. Deze verbanden vullen elkaar aan. Er is altijd één professional die de regie heeft.

4. Organisatie van zorg is gericht op het voorkomen, bijtijds signaleren

en vroeg interveniëren bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische

problemen en stoornissen

Met name als er sprake is van risicovolle opvoedingssituaties is het noodzakelijk

om deze zo snel mogelijk in beeld te krijgen. Wij hechten veel waarde aan een

goede en vroegtijdige signalering van kinderen met hogere risico’s om deze

groep eerder en gerichter te helpen en zo een toename van de problematiek te

voorkomen. Daarbij zetten wij in op meer coördinatie van de signalen waardoor

goed ingeschat kan worden wat hiervan de aard en de ernst is. Het gebruik van de

Verwijsindex is hierbij essentieel. Beroepskrachten kijken ook naar de (gevolgen

voor) broertjes en zusjes vanuit een systeemgerichte aanpak die alle leefgebieden

betrekt. Veel problemen rond opvoeden komen voort uit problemen op het gebied

van wonen, inkomen, verslaving of (geestelijke) gezondheid bij ouder(s)

en/of jeugdige.

Page 97: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

18

Bij signalering is het van belang dat met het juiste specialisme tijdig gekeken

wordt of er sprake is van dieperliggende problematiek. Vroegtijdig diagnosticeren

is van belang om de inzet van verkeerde hulpverlening te voorkomen en de

schade niet te vergroten. Zwaardere hulp wordt geraadpleegd en ingezet als dat

nodig is, bijvoorbeeld specialistische hulp op het gebied van Jeugdzorg, (j)GGZ,

(j)LVB. Het feit dat de hulp wordt toegevoegd impliceert dat het woord ‘verwijzen

naar’ sterk in betekenis gaat afnemen. Zoveel mogelijk vindt begeleiding en

(bemoei)zorg in de dagelijkse leefomgeving plaats.

De gemeente Ede kiest voor: een vroegtijdige signalering en diagnostiek voor kinderen met hogere risico’s en meer coördinatie van deze signalen vanuit een omgevingsgerichte oriëntatie. Daarnaast moeten beroepskrachten uit de directe omgeving van gezinnen snel en eenvoudig een beroep kunnen doen op de benodigde specialistische expertise.

5. Waarborgen voor de veiligheid van jeugdigen

De waarborg van de veiligheid van kinderen is leidend voor elke (beroeps)

kracht die met jeugd werkt. Ouders worden op het bieden van een veilige

omgeving aangesproken en wanneer het niet lukt om voldoende veiligheid te

bewerkstelligen dan wordt kinderen bescherming geboden. Veiligheid is dus

een ‘issue’ voor elke (beroeps of vrijwillige) kracht. Zij zijn in staat ouders aan te

spreken, of, als dat niet lukt, zorgen zij ervoor dat een ander dat doet. Er wordt

ingegrepen als dat nodig is conform de op 1 juli 2013 ingevoerde wettelijke

meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze geeft voor professionals

de stappen aan die zij moeten zetten bij een vermoeden van kindermishandeling

en/of huiselijk geweld. Daarin is een specifieke rol weggelegd voor het te

organiseren Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling

(AMHK). Het AMHK wordt verder beschreven in paragraaf 4.9. De gemeente

heeft ten aanzien van de meldcode - naast de gezamenlijke Inspecties- een in

de wet omschreven regisserende en toezichthoudende taak. Indien er sprake

is van een jeugdbeschermingsmaatregel dan ligt ook in het toekomstige stelsel

de specifieke toezichthoudende taak t.a.v. de veiligheid voor jeugdigen bij de

gezinsvoogd.

De gemeente Ede kiest er voor: dat bij vermoedens van kindermishandeling en/of huiselijk geweld de stappen van de wettelijke meldcode worden gevolgd en zal -naast de gezamenlijke Inspecties- toezien op de uitvoering daarvan.

6. De gemeente ziet toe op de uitvoering van één gezin, één plan, één

regisseur

Bij enkelvoudige opvoed- en opgroeivragen is er vaak één professional

(bijvoorbeeld vanuit het CJG) bij het gezin betrokken. Als er sprake is van

problematiek op meerdere sociale vlakken dan moet de hulp in onderlinge

samenhang en vanuit één regie worden verleend. De regie is dan belegd

bij de gezinsregisseur van het sociale team. Voor gezinnen betekent dit dat

Page 98: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

19

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

zij één aanspreekpunt hebben. Deze let er met het gezin op dat vraag en

aanpak onderling verbonden blijven, dat de inzet van verschillende partijen

op elkaar afgestemd is en dat de aanpak tot verandering in het gezin leidt. De

gezinsregisseur heeft een sleutelrol in het jeugdstelsel. Voor deze sleutelrol zullen

de taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en competenties specifiek

worden omschreven.

Als de veiligheid in het geding is en een meer gedwongen kader nodig is, wordt

de regie op de aanpak -na tussenkomst van de Raad voor de Kinderbescherming

en een besluit van de kinderrechter- tijdelijk door een jeugdbeschermer

overgenomen, die de bescherming van kinderen afdwingt. Wij hechten er hierbij

wel aan dat er een duidelijk onderscheid is tussen de rol van hulpverlening en

die van de jeugdbeschermer. De inhoudelijke regie en uitvoering is belegd bij

de gezinsregisseur (hulp vanuit het vrijwillig kader) en de uitvoering van de

jeugdbeschermingsmaatregel bij de jeugdbeschermer.

Ervaringsgegevens en de rode draad in de begeleiding van het gezin mogen niet

verloren gaan en het aantal overdrachten is minimaal. Op deze wijze worden

in het nieuwe stelsel verschillende vormen van regievoering (zorgcoördinatie,

casemanagement, drang en dwang) voor ouders/opvoeders duidelijk

onderscheiden en onder één regie gebracht.

Van groot belang bij de uitvoering van één gezin, één plan is goede samenwerking

tussen CJG, sociaal team, veiligheidshuis en AMHK.

De gemeente Ede kiest voor: uitvoering van de hulp vanuit één regie met minimale overdrachten. Vrijwillige hulp en gedwongen hulp worden hierbij duidelijk onderscheiden.

Page 99: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

20

Page 100: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

4. Hoe willen we het gaan organiseren?

4.1. De toekomstige regierol van de gemeente

Sturing richting partners

Wij richten onze regie zo in dat die de eigen verantwoordelijkheid van de

betrokken organisaties versterkt en zorgt voor een inzet en samenwerking

waardoor er een goede en veilige opvoed- en opgroeisituatie voor de kinderen in

onze gemeente is. Onze regievoering heeft ten doel om in dit complexe veld van

vele actoren en belangen de oplossing van maatschappelijke jeugdvraagstukken

dichterbij te brengen. Wij voeren regie door afspraken te maken over de

financiering en de gewenste resultaten en sturen op de samenwerking tussen de

partners en hun bijdrage aan het welzijn van de burgers.

Regie door/in gezinnen

De mate waarin wij regie voeren in gezinnen is afhankelijk van de

zelfredzaamheid van de burgers. Onze regie met betrekking tot zelfredzame

burgers omvat het maken van afspraken met maatschappelijke partners over

het organiseren van een ondersteunende preventieve en curatieve zorgstructuur

zonder obstakels. Er zijn ook burgers waarbij zelfregie minder vanzelfsprekend

is. Het betreft de mensen die verminderd zelfredzaam zijn en waarbij er sprake is

van dermate complexe problematiek dat zij hun eigen zorgen niet meer kunnen

overzien. Als dit ten koste gaat van een goede en veilige opvoeding van de

kinderen dan is een strakkere regievoering aan de orde. Deze regie heeft ten doel

om te komen tot een gezonde en veilige opvoedsituatie. Uitgangspunt daarbij is

het recht van kinderen op een goede opvoeding. De plicht van ouders om op te

voeden staat daarbij op een tweede plaats.

De regie op deze gezinnen kan van tijdelijke of langdurige aard zijn. De

ondersteuning is er op gericht om ouders en kinderen te faciliteren zodat zij weer

in staat zijn tot zelfregie. Dit geldt alleen voor de gezinnen die daartoe in staat zijn.

Voor een klein percentage gezinnen geldt dat ondersteuning over een langere

periode noodzakelijk blijft of zelfs drang en dwang moeten worden ingezet als

ouders niet de verantwoordelijkheid nemen en/of niet competent zijn voor het

bieden van een veilige opvoedingssituatie.21

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

Page 101: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

4.2. CJG’s, sociaal teams en pool van jeugdexperts

Wij gaan een stelsel inrichten dat erop gericht is om de ondersteuning aan

ouders en gezinnen zo goed mogelijk vorm te geven. In het jeugddomein zijn

veel professionals actief. Hieronder beschrijven we de structuur van het stelsel

op hoofdlijnen. De spil in het stelsel wordt gevormd door het CJG, de sociale

teams en een pool van jeugdexperts.

Het Centrum voor jeugd en Gezin (CJG)

Het CJG houdt zich specifiek bezig met opvoeden en opgroeien. Het is een

interdisciplinaire netwerkorganisatie waarvan de medewerkers afkomstig zijn

uit voorzieningen die zich richten op ouders en jeugdigen. Deze medewerkers

zijn generalisten/gezinsondersteuners. Het CJG werkt vindplaatsgericht,

geeft informatie en advies en verleent hulp bij enkelvoudige opvoed- en

opgroeivraagstukken. Mocht een vraagstuk zeer complex blijken, dan kan

er een jeugdexpert worden ingeroepen en/of kan worden toegeleid naar

specialistische zorg. Bij meervoudige problemen wordt naar het sociaal team

verwezen. Het CJG wordt geleid door een gemeentelijke coördinator

Het sociaal team

Het sociaal team richt zich op alle leeftijden. Het is een organisatieeenheid

die bestaat uit professionals van verschillende disciplines, afkomstig uit

organisaties die zich richten op volwassenen en jeugd. Ook het sociaal team

bestaat uit generalisten (m.u.v. de werksoorten inkomen en schuld).

Zij kunnen allen de rol van gezinsregisseur vervullen. Het sociaal team

werkt wijkgericht en verleent integrale hulp bij problemen op meerdere

leefdomeinen. Zij kunnen voor de uitvoering van het ondersteuningsplan

een expert/specialist inroepen en/of -waar nodigde toeleiding naar

specialistische zorg doen. In aanvang wordt het team geleid door een

gemeentelijke coördinator. Mocht er een enkelvoudig (complexe) opvoed-

en opgroeivraagstuk worden aangemeld bij het sociaal team, dat wordt dit

gewoon opgepakt. Er hoeft niet ‘teruggeschakeld’ te worden naar het CJG.

Pool van jeugdexperts

In overleg met het gezin kan vanuit huisartsen, (onderwijs)voorzieningen,

het CJG en de sociale teams een pool van experts ingeschakeld worden. Dit

team is geen regulier organisatieverband, maar bestaat uit specialisten van

verschillende disciplines, die per individuele casus ingeroepen kunnen worden.

De experts in het team vormen met elkaar een flexpool. Op deze manier kan

specialistische expertise naar voren worden gebracht in een hulptraject. Na

een positief advies vindt de feitelijke toekenning plaats. Vooralsnog is dit de rol

van een gemeentelijk coördinator. De voorwaarden waaronder de toekenning

kan worden gedelegeerd worden in de komende periode verkend, evenals de

passende kwalificaties van deze coördinator.

Page 102: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Wanneer een specialist ingezet wordt in een gezin, is het belangrijk dat deze

betrokken is bij het maken van een ondersteuningsplan. In dit plan wordt actief

gekeken of met de inzet van eigen kracht, het sociaal (buurt)netwerk, vrijwilligers

of leden van het sociaal team, de specialistische inzet gereduceerd kan worden.

Dit kan bijvoorbeeld doordat de specialist bepaalde kennis overdraagt waardoor

de anderen in staat zijn (een deel van) de begeleiding op zich te nemen. Dit

betekent feitelijk het opzoeken en/of oprekken van de grenzen tussen de inzet

van de specialist en anderen. Ook kan er, werkend vanuit het ondersteuningsplan

en de korte lijnen die daardoor ontstaan, slim en snel op- en afgeschaald worden

naar specialistische zorg. Dit kan leiden tot het verkleinen van de

wachtlijsten, waardoor specialistische hulp daar waar het echt nodig is vaker

beschikbaar is.

De gemeente Ede kiest voor de doorontwikkeling van de sociaal teams. Daarbij zijn er verschillende uitwerkingsvraagstukken. Voor jeugd geldt specifiek: - een professional kan zowel in het CJG als in het sociaal team gestationeerd

zijn - er is een gedeeltelijke overlap in de doelgroep (jeugd) tussen het CJG en de

sociale teams. Uitgangspunt is dat de hulp wordt ingezet daar waar de vraag zich voordoet: - de gemeentelijke coördinatoren monitoren het proces van toekenning van

zorg (i.c. inhuur specialistische advisering). Deze rol moet worden uitgewerkt - de wijze van contractering van de leden van de sociaal teams en het CJG

evenals de contractering/inkoop van specialistisch hulp worden uitgewerkt - de huisarts en het onderwijs kunnen eveneens een beroep doen op de

jeugdexperts. In verband met de monitoring en kostenbeheersing is het van belang dat dit deel uitmaakt van een eenduidige systematiek. De sturingsmogelijkheden hierbij worden onderzocht

4.3. De gezinsregisseur

In de nota ‘Het is mensenwerk’ staat de werkwijze van het sociaal team op

hoofdlijnen beschreven. Voor gezinnen en jeugdigen betekent dit dat een

gezinsregisseur samen met de jongere (het gezin) beoordeelt op welke terreinen

zij of hij onvoldoende zelfredzaam is en ondersteuning nodig heeft. De eerste

afweging daarbij is hoe het gezin kan worden versterkt in hun eigen kracht en wat

het netwerk rondom het gezin kan betekenen.

Wij organiseren de inzet van een breed inzetbare eerstelijns gezinsregisseur

als de (opvoed)problemen een gezin te boven gaan. Deze gezinsregisseur

werkt vanuit het sociaal team en heeft toegang tot de specialistische jeugdzorg.

De gezinsregisseur is een professional die samen met het gezin naar alle

levensdomeinen kijkt, een ondersteuningsplan opstelt, de in te zetten zorg

regisseert en deze (gedeeltelijk) zelf uitvoert. De gezinsregisseur werkt

volgens een (beproefde) werkwijze waarbij hij ook oog en oor heeft voor 23

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

Page 103: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

de veiligheidsrisico’s voor het kind (bijvoorbeeld ‘signs of safety’). Als deze

onvoldoende kunnen worden gewaarborgd dan grijpt de gezinsregisseur naar

dwang en drangmaatregelen. Hij of zij laat zich hierbij adviseren door een

jeugdexpert uit een stedelijke pool van specialisten. De jeugdexperts is zelf

hulpverlener of geeft een advies over de toegang tot een jeugdvoorziening en/

of indien nodig diagnostiek en verder onderzoek. De inzet van deze experts is

flexibel en vraaggericht. In paragraaf 4.2 is kort beschreven op welke wijze deze

experts worden ingezet.

De gezinsregisseur is een generalist. De generalist is erop gericht om mensen

te ondersteunen bij het normale leven of het herstel daarvan. Als er sprake

is van (dreigende) jeugdcriminaliteit dan wordt de verbinding gelegd met het

veiligheidscircuit, bijvoorbeeld met het op te zetten interventieteam (zie

paragraaf 4.7.).

De gemeente Ede kiest: voor de inzet van één professional als regisseur bij de ondersteuning aan het gezin.

4.4. Afspraken met eerstelijns praktijken en medici

Om het uitgangspunt ‘één gezin, één plan, één regisseur’ in de praktijk te kunnen

waarmaken en om de gemeentelijke verantwoordelijkheid op het gebied van

budgetbeheer adequaat te kunnen uitvoeren, is het voor de gemeente van groot

belang om afspraken te maken met medici en eerstelijns praktijken. Op deze

manier kan worden voorkomen dat bijvoorbeeld zowel de huisarts als het sociale

team via verschillende wegen en zonder elkaars medeweten een beroep doen

op de expertpool en/of verschillende vormen van jeugdhulp inschakelen. Wij

maken afspraken op lokaal en regionaal niveau met medische specialisten en

huisartsen over de inzet van specialistische jeugdzorg en de afstemming met

de lokale generalistenteams. Wij gaan ook eerstelijnspsychologenpraktijken

hierbij betrekken, om hen meer onderdeel te maken van één gezin één plan.

Ook gaan wij zorgverzekeraars betrekken, omdat zij financiers zijn van medisch

specialisten, huisartsen en eerstelijnspsychologen. Welke afspraken er exact

gemaakt dienen te worden, is afhankelijk van de lokale / regionale situatie

en het wettelijk kader.

De gemeente Ede: gaat lokaal en/of regionaal afspraken maken met (huis)artsen, 1e lijnpraktijken en zorgverzekeraars over de inzet, afstemming en budgetten.

4.5. Specialistische zorg op maat

Het werken met generalistische teams heeft consequenties voor de inzet van

specialistische zorg. De vormen van zorg die specialistisch worden ingekocht

staan in dienst van het door de gezinsregisseur opgestelde ondersteuningsplan. 24

Page 104: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Dit betekent dat de betrokken professionals (en instellingen) zich conformeren aan

de concrete doelstellingen zoals die zijn opgesteld in het ondersteuningsplan.

Ze zijn ieder verantwoordelijk voor de uitvoering van hun deel daarin. Dit betekent

dat de specialistische zorg maatwerk is en in principe ook altijd tijdelijk van aard is.

Een deel van de huidige specialistische zorg voor jeugd zal zeker ook in de

toekomst specialistisch worden aangeboden. Het uitgangspunt blijft: lichte zorg

waar mogelijk en zware zorg waar nodig. De gezinsregisseur moet in kunnen

schatten wanneer er consultatie nodig is om de juiste zorg te bepalen. Hiervoor

moet hij realistisch zijn over zijn eigen capaciteit, zowel in tijd, deskundigheid als

vaardigheid. De gezinsregisseur monitort daarnaast de voortgang van de

specialistische zorg en de bijdrage daarvan aan het ondersteuningsplan.

Van de specialist wordt verwacht dat hij de zorg op de vraag/ het gezin afstemt en

dat de zorg dichtbij de cliënt wordt uitgevoerd (bij voorkeur in de thuissituatie). Het

specialistisch aanbod zal flexibeler ingezet worden. Wij zetten in op doelmatige

bijdragen en bewezen effectieve methodieken en zullen die toetsen en monitoren.

De gemeente Ede kiest voor: specialistische zorg op maat welke wordt ingezet als onderdeel van het ondersteuningsplan onder verantwoordelijkheid van de gezinsregisseur

4.6. Zorgsignalen en de verwijsindex

Wij gaven eerder in dit beleidsplan aan welke waarde wij hechten aan vroeg

signalering en de veiligheid van kinderen. Als er zorgsignalen zijn dan is het van

belang dat deze goed bij elkaar komen. Op zichzelf staande zorgsignalen zeggen

op zichzelf vaak weinig. Vaak komt er uit een aantal samengevoegde zorgsignalen

pas een duidelijker beeld van aard en ernst van problematiek. De verwijsindex

brengt zorgsignalen over jongeren vroegtijdig bij elkaar, brengt betrokken

hulpverleners op de hoogte en bevordert de samenwerking, zodat een jongere

en zijn gezin eerder de best passende hulp krijgen aangeboden. Professionals

maken hierin hun eigen afwegingen en de gemeentelijke procescoördinator wordt

geraadpleegd als zij er samen niet uitkomen. De verwijsindex zal op termijn

worden uitgebreid met adresmatch. Door de adresmatch komen zorgsignalen over

verschillende gezinsleden ook bij elkaar. Bij complexe en zorgelijke situaties is

het noodzakelijk om vanuit de pool van jeugdexperts de signalen te toetsen om te

voorkomen dat ernstige signalen te licht worden opgepakt. Daar waar de situatie

als (zeer) zorgelijk wordt ingeschat door de geconsulteerde jeugdexperts kan

direct worden opgeschaald naar een methodische aanpak of een onderzoek door

de Raad voor de Kinderbescherming.

De gemeente Ede kiest: voor optimaal gebruik van de verwijsindex als instrument voor het verzamelen van zorgsignalen en een actieve toetsing van deze signalen met behulp van de pool van jeugdexperts25

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

Page 105: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

4.7. Zorgmeldingen en crisissituaties

Tot dusver lag in deze nota de nadruk op de noodzaak van een stelsel waarin

vragen van ouders/gezinnen en beroepskrachten worden beantwoord vanuit het

principe van eigen kracht en handelingsgericht werk. Op een flexibele manier

wordt daar zo nodig gespecialiseerde zorg aan het gezin toegevoegd.

Er zijn echter situaties waarin de vraag om hulp niet van de direct betrokkenen

komt, maar van de omgeving (professioneel of niet) die zich zorgen maakt.

Die situaties vragen om een goed vindbaar meldpunt binnen onze gemeente

of regio waar burgers en professionals terecht kunnen voor informatie, advies

en dat zo nodig op onderzoek uitgaat, crisis opvangt en een interventie in gang

zet. Het huidige stelsel kent al van die meldpunten voor ernstige zorgen over

ontwikkeling en opvoeding van kinderen, voor melding van en onderzoek naar

kindermishandeling, voor meldingen van geweld in afhankelijkheidsrelaties en

voor melding van algemene zorg en overlast. De politie doet ook zorgmeldingen.

Dit zijn echter niet altijd direct meldingen, maar ook signalen (minder ernstig).

Ook hier zien we mogelijkheden voor het ontwikkelen van een nieuwe werkwijze

waarin verschillende bestaande functies (op onderdelen) bij elkaar kunnen

worden gebracht. In het huidige systeem is het in veel gevallen immers toevallig

welk meldpunt een burger belt: slaat hij aan op het vuil dat over de reling wordt

gegooid, de ruzies in gezinnen of op het kind dat hij aanhoudend hoort huilen?

Breed werkend crisisteam

Onderzocht gaat worden op welke wijze, lokaal of regionaal, een 24-uur

bereikbaar, breed werkende front-office meldingen binnen krijgt en in actie zet

met een team dat kan beoordelen met wat voor inzet de melding onderzocht

moet worden (huisbezoek, crisis-ingreep) en dat zich snel een beeld vormt van

het beste vervolgtraject, waaronder bijvoorbeeld het terugleggen in het sociale

team. Daarbij wordt altijd nagegaan of er kinderen in het spel zijn. Zo ja, dan

kan er nader onderzoek gedaan worden naar de veiligheid van de kinderen,

op grond waarvan verdere actie wordt ondernomen. Is een (spoed-) OTS of

uithuisplaatsing nodig, dan kan deze dezelfde dag worden geëffectueerd. Ook

kan op het moment van melding een jeugdbeschermer aan het gezin worden

toegevoegd. De medewerkers van het meldpunt zijn in staat om aan de telefoon

‘breed te luisteren’. en het meldpunt is zo georganiseerd dat voor verder

onderzoek en aanpak de juiste beroepskracht kan worden ingezet. De éne keer is

dat iemand met specifieke ervaring op het gebied van ouderenzorg of vervuiling,

de andere keer op het gebied van kindermishandeling.

In het nieuwe stelsel worden vragen consequent beoordeeld om maatwerk te

bieden aan de burger en zijn of haar omgeving en op grond daarvan wordt hulp

‘toegevoegd’. Mogelijk dat daardoor het aantal zorgmeldingen zal gaan afnemen.26

Page 106: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

We mogen verwachten dat hoe eerder er wordt ingegrepen en hoe beter

deskundigheid beschikbaar komt naast en parallel aan de inzet van generalisten

des te lager zal het aantal zorgmeldingen en crises zijn.

De gemeente Ede kiest: voor een onderzoek met als vraag of een breed werkende 24 uurs front- office ontwikkeld kan worden van waaruit een crisisteam actief is

4.7. Jeugdcriminaliteit

Jeugdproblematiek kan ook tot uitdrukking komen in crimineel gedrag. Het is

daarom van belang om de samenwerking tussen de zorg- en adviesteams,

de wijkaanpak en de Veiligheidshuizen t.a.v. jeugdigen met een sterk risico op

criminaliteit snel en in gezamenlijkheid op te pakken.

Dat is van belang om:

- signalen vanuit verschillende vindplaatsen (bijv. overlast en veiligheid en

vrijwillige zorg) te verbinden en interventies tijdig af te stemmen;

- ontwikkelings-, gezins- en opvoedproblemen niet onnodig te laten escaleren;

- recidive van strafbare feiten te voorkomen;

- overdracht van problematiek van ene op de andere generatie of van kinderen

onderling tegen te gaan;

- efficiënter te werken (geen herhalingen, gebruik alle beschikbare informatie)

met snellere hulp en meer slagkracht;

- zorg en ondersteuning in gezin en op school na contact met justitie of terugkeer

na verblijf in de gevangenis te organiseren;

- zorgmijders te traceren en ‘shoppen’ in de hulpverlening terug te dringen.

Samenwerking heeft tevens tot doel dat de betrokken gezinnen niet het spoor

bijster raken tussen alle organisaties die zich ‘bemoeien’ om de diversiteit aan

problemen aan te pakken.

Multiprobleemsituaties van jeugdigen en gezinnen zijn vraagstukken met

meerdere dimensies, meerdere oorzaken en verschillende uitingsvormen:

gedragsproblemen thuis, schooluitval, geweld in de openbare ruimte,

werkloosheid, schulden, gebruik van verslavende middelen, etc.

Die problemen zijn niet vanuit één sector op te lossen. Een oplossing vergt

multidisciplinaire samenwerking van hulp- en zorgverleners, onderwijskrachten,

politie en justitie. Het verbinden van signalen uit verschillende probleemgebieden

dwingt tot samenwerking en draagt bovendien bij aan het tijdiger inzetten van

een gecombineerde aanpak. Wij gaan onderzoeken hoe wij deze samenhang

met het veiligheidsdomein verder gaan organiseren en richten ons daarbij op het

ontwikkelen van een interventieteam.

De gemeente Ede kiest: voor onderzoek naar samenhang in het veiligheidsdomein en het ontwikkelen van een interventieteam dat wordt ingezet bij situaties waarbij sprake is van strafbaar gedrag van een jeugdige of zijn/haar gezinsleden.27

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

Page 107: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

4.8. AMHK

Een specifiek punt van aandacht is de vorming van de Advies en Meldpunten

Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK). In het AMHK zijn het Steunpunt

Huiselijk Geweld (SHG) en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK)

samengevoegd. De achterliggende gedachte is dat één systeemgerichte

benadering voor alle slachtoffers en daders effectiever en efficiënter is.

Gemeenten mogen zelf bepalen op welke schaal het AMHK wordt vormgegeven,

waarbij de schaalgrootte adequaat moet zijn voor de aanpak van huiselijk

geweld en kindermishandeling. De vier centrumgemeenten huiselijk geweld in

Gelderland (Apeldoorn, Arnhem, Ede en Nijmegen) onderzoeken hoe het AMHK

in Gelderland vorm krijgt.

Daartoe zijn uitgangspunten geformuleerd:

- Veiligheid centraal: snelle hulp is noodzakelijk. Het belang van het kind staat

voorop en er wordt direct ingegrepen.

- Dichtbij: het moet dicht bij de burgers en professionals georganiseerd zijn en

makkelijk toegankelijk.

- Onafhankelijk: het AMHK moet onderzoek kunnen doen bij vermoedens van

huiselijk geweld en kindermishandeling, onafhankelijk van de hulp die reeds

aanwezig is in het gezin.

- Experts voor alle specifieke doelgroepen: De organisatie moet in staat zijn

om op de grote diversiteit in te spelen (wat betreft doelgroepen, leeftijden en

verschillende vormen van huiselijk geweld en kindermishandeling).

- Integraal en systeemgericht: daders en slachtoffers maken deel uit van een

gezinssysteem dat in zijn geheel moet worden bezien en geholpen. Een

integrale aanpak tussen jeugd- en volwassenzorg én de strafketen is daarom

in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling noodzakelijk.

Organisatieschaal

Gelderland kent drie veiligheidsregio’s: noord, midden en zuid. Vanwege de

aansluiting op de strafketen en de huidige samenwerking binnen de bestaande

veiligheidshuizen ligt de voorkeur van de schaalgrootte op het niveau van de drie

veiligheidsregio’s in Gelderland.

Aansluiting op jeugdzorgregio kan gerealiseerd worden door te verbinden met

lokale of regionale steunpunten. Deze steunpunten werken nauw samen met

de lokale zorgnetwerken en/of de (te vormen) sociale teams. Preventie en

vroeg signalering nemen een belangrijke plaats in bij deze steunpunten. Goede

afspraken en samenwerking met lokale partners zijn essentieel. Onderzocht

wordt of uitbreiding van de taken in de Veiligheidshuizen een optie is en deze

dan door te ontwikkelen naar Zorg- en Veiligheidshuizen. Voor het einde van

2013 wordt bestuurlijk besloten en in 2014 vindt de verdere organisatorische en 28

Page 108: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

financiële uitwerking plaats met in elk geval aandacht voor de inbedding in lokale

en regionale zorgstructuren, de relatie tot de veiligheidshuizen en afspraken met

de strafketen. Voor aansluiting op de Raad voor de Kinderbescherming en de

spoedeisende zorg moeten bovenregionale afspraken gemaakt worden.

4.9. Wat doen we lokaal, wat regionaal en wat bovenregionaal?

In de Jeugdwet zijn geen specifieke taakgebieden benoemd waarop regionaal

of bovenregionaal samengewerkt dient te worden. Wel is een wetsartikel

opgenomen dat voorschrijft dat colleges met elkaar samenwerken indien dat

voor een doeltreffende en doelmatige uitvoering van de wet aangewezen is. Bij

algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels gesteld worden op welke

gebieden samengewerkt moet worden en in welke vorm. Dit is opgenomen om het

Rijk de mogelijkheid te geven in te grijpen wanneer regionale en bovenregionale

samenwerking niet vanzelf gaat.

In de Jeugdwet is opgenomen dat gemeenten zelf bepalen welke vormen van

jeugdhulp vrij toegankelijk zijn. Aangezien het volledig vrijlaten van de toegang tot

jeugdhulp in financieel opzicht een risicovolle beleidskeuze is, is het gewenst om

de toegang tot jeugdhulp te reguleren. Zodoende ontstaan er een vrij toegankelijk

aanbod naast individuele voorzieningen die niet vrij toegankelijk zijn. Het is aan de

gemeente om te beoordelen hoe de toegang binnen de gemeente wordt geregeld.

In het regionaal beleidskader Food Valley 2015-2018 staat beschreven op

welke onderdelen en op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan de regionale

samenwerking.

29

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

Page 109: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Grofweg gaat het om de volgende voorzieningen:

Inkoop

lokaal (huidige taken)

Beschikking/inkoop

Regionaal (nieuwe taken)

Beschikking/inkoop

Bovenregionaal (nieuwe taken)

• Pedagogische civil Society

(samen opvoeden)

• Ambulante hulp (enkelvoudig, kortdurend)

• Collectieve, algemene voorzieningen,

zoals:

- Centra voor Jeugd en Gezin

- Welzijnsactiviteiten, tienerwerk e.d.

- Jeugdgezondheidszorg

- School- of (jeugd) maatschappelijk werk

• Ambulante hulp (meervoudig en

langdurend)

• Vrijwillige individuele

intramurale voorzieningen

(cure- en care-trajecten)

• Vrijwillige semi- extramurale

voorzieningen (dagbehandeling,

dagbesteding)

• Jeugdbescherming

• Jeugdreclassering

• AM(H)K

• Pleegzorg

• Topklinische GGZ

• Crisisopvang verblijf

• Behandelcentra

(orthopedagogisch, GGZ, LVB)

• Jeugdzorg Plus (= niet justitiële

gesloten jeugdzorg)

• Forensische zorg

• Overige niet-vrijwillige

voorzieningen

In het regionaal beleidskader wordt uitwerking gegeven aan de jeugdzorg die in de regionale samenhang wordt ontwikkeld en uitgevoerd. De regionale thema’s zijn: de toeleiding naar (boven)regionale jeugdzorg, de benodigde expertise, sturing en financiering, prestatie indicatoren, risicobepalingen, de mogelijke wijze(n) van verrekening, budgetbeheersing en inkoop.

30

Page 110: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

5. Wat verwachten we in Ede van de uitvoering?5.1. Onze verwachtingen van de maatschappelijke

partners

In de nota ‘Het is mensenwerk’ is het uitgangspunt dat we samen met inwoners,

maatschappelijke partners, zorgaanbieders en instellingen een nieuwe werkwijze

gaan ontwikkelen. Deze werkwijze is echter niet vrijblijvend; er ligt een heldere

maatschappelijke opgave welke verplichtingen stelt voor de spelers in het veld.

Het jeugdzorgdomein is zeer divers. Het bestaat uit grote spelers die al partner

van de gemeente zijn, maar ook uit spelers die nieuw zijn of een kleinere rol

spelen. De spelers worden direct door de overheid gefinancierd, of indirect via

vormen van trajectfinanciering of een persoonsgebonden budget. Uitgangspunt

voor de samenwerking met maatschappelijke partners is niet de bestaande

relatie, maar de mate waarin zij kunnen bijdragen aan de participatie en de

zelfredzaamheid van (kwetsbare) inwoners in Ede, ofwel aan de doelstellingen

van de gemeente in het sociale domein.

De gemeente wil dan ook in het transitieproces -zeker in de fase van

visieontwikkeling en beleidsvorming- met die jeugdzorgpartners samenwerken

die op een vernieuwende manier -zo los mogelijk van eigen organisatiebelangen

- kunnen meedenken over de wijze waarop de doelstellingen het beste kunnen

worden bereikt. In de implementatiefase geldt dat de gemeente met die

partners een relatie aangaat die een bijdrage kunnen leveren aan de gewenste

maatschappelijke effecten. Wij distilleren uit de vorige paragrafen daarbij expliciet

de volgende uitgangspunten/voorwaarden:

De jeugdige en de opvoeder staat centraal

Dienstverlening dient antwoord te geven op de behoeften en vragen van

jeugdigen en opvoeders (men werkt ‘vraaggericht’). In de processen die de

aanbieders inrichten staan zij centraal. Organisaties praten zo min mogelijk óver

hen, maar zoveel mogelijk mét hen. Ze schuiven hen niet door als intensieve hulp

nodig is, maar laten specialisten als het kan aanschuiven. Als er sprake is van een

zorgteam, dan is de gebruiker er altijd lid van.31

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

Page 111: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Eigen kracht versterkend

De voorzieningen en professionals richten zich op versterking van de eigen

kracht van jeugdigen, opvoeders en sociale netwerken. Dat helpt problemen

te voorkomen en bevordert informele en sociale steun. Als professionele

ondersteuning of zorg nodig is, is dat in principe tijdelijk. Doel is zoveel mogelijk

zonder hulp verder te kunnen.

Uitnodigend (hoog bereik)

Algemene voorzieningen en voorzieningen moeten voor het effect een hoog

bereik hebben. Ze zijn uitnodigend en kennen geen onnodige barrières voor

diverse bevolkingsgroepen om er gebruik van te maken. Men zoekt plaatsen

op waar ouders en jeugdigen elkaar al veel ontmoeten: scholen, speelzalen,

sportverenigingen. Voorts sluit men aan bij de ontwikkeling dat ouders en

jeugdigen in toenemende met sociale media antwoord zoeken op hun vragen.

Vroegtijdig

Ondersteuning vindt in een zo vroeg mogelijk stadium plaats, via outreachend

werken en via een goede signalering van risico’s of problemen. Hoe eerder hoe

effectiever. Bovendien voorkomt het escalatie. Vuistregel daarbij is dat diegene

die risico’s of problemen signaleert zo is toegerust dat hij of zij in 80% van de

gevallen ook afdoende ondersteuning kan bieden.

Vasthoudend

Als de veiligheid van de jeugdige of de samenleving in het geding is, dan kaart

men dat aan, laat men de jeugdige en zijn opvoeders niet los en bestaat de

mogelijkheid met drang of dwang te handelen.

Effectief en efficiënt

De geboden diensten zijn zoveel mogelijk op wetenschappelijke inzichten en

ervaring met betrekking tot de effectiviteit gestoeld. De voorzieningen werken

bovendien efficiënt en klantvriendelijk. Er is geen onnodige bureaucratie en men

werkt kosteneffectief.

Samenwerkend

Als er hulp en steun aan jeugdigen en gezinnen nodig is, dan is deze

samenhangend en goed- gecoördineerd: één gezin, één plan. Bovendien moet

het aantal betrokken professionals bij een gezin voor een ieder overzichtelijk zijn.

De samenwerking tussen jeugdigen/hun opvoeders, ondersteuners uit het sociale

netwerk en professionals is er daarom op gericht taken te combineren vanuit het

principe zo min mogelijk personen in een gezin: één gezin, één plan en één klein

team.32

Page 112: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Gemotiveerde en competente werkers

Vereist is dat professionals die met jeugdigen werken gáán en stáán voor ‘hun’

kinderen. De bejegening naar jeugdigen en opvoeders is gepast, ze geven

duidelijke informatie en werken deskundig vanuit hun vakgebied.

Bestuurlijk draagvlak

Ten aanzien van de vernieuwing van het jeugdstelsel is er voldoende draagvlak

bij betrokken bestuurders. Van daaruit zorgen zij voor een eenduidige sturing. Dat

voorkomt dat professionals in een onduidelijke situatie hun werk moeten doen,

de samenwerking onvoldoende van de grond komt en gebruikers van het aanbod

daar nadelen van ondervinden.

Lerende organisatie

De voorzieningen en professionals verzamelen gegevens over hun bereik, de

kwaliteit van de processen en de resultaten die ze boeken. Ze laten zien wat

goed gaat en waar verbeteringen mogelijk zijn. Ze benutten de gegevens om

de kwaliteit van het werk (steeds) verder te verbeteren. Met de gemeente zijn

afspraken gemaakt over monitoring en prestatie indicatoren.

5.2. Proeftuinen en lerend ontwikkelen in 2013 en 2014

De gemeente Ede wil lokaal ervaring opdoen met de vernieuwende elementen uit

de Koersnotitie Jeugd en deze beleidsnota. Dit gebeurt op kleine schaal in wijken

of buurtcombinaties in zogenoemde proeftuinen. Deze proeftuinen moeten inzicht

bieden in:

- De haalbaarheid en effectiviteit van de vernieuwing van het jeugdstelsel

- De haalbaarheid en effectiviteit van nieuwe methodieken en werkwijzen

- De ontwikkeling van nieuwe werkwijzen en vakbekwaamheid

De proeftuinen worden extern gemonitord en geëvalueerd. Het doel van de

monitoring en evaluatie is om te komen tot een gedocumenteerd proces waarin op

de ervaringen van de proeftuinen wordt gereflecteerd.

Dit levert concrete handvatten op voor de verdere vormgeving van de

transformatie van de Jeugdzorg in Ede. De kunst is daarbij om zowel te leren van

de werkzaamheid van de proeftuinen als van de kinderziektes die erin zitten om

zo ‘praktijkwijsheid’ te genereren. Daarnaast staat al op andere plekken in deze

nota dat ook nadrukkelijk de aansluiting/samenwerking wordt gezocht met het

onderwijs, medici en eerstelijnspraktijken.

In juni 2013 zijn we gestart met de oproep aan de spelers in het jeugddomein

om onder regie van de gemeente om hier gezamenlijk uitvoering aan te geven. 33

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

Page 113: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Daarbij is nadrukkelijk gesteld dat ouders/opvoeders en jeugdigen actief worden

betrokken. Aan deze oproep is breed gehoor gegeven en er zijn op basis

van de lokale Koersnotitie Jeugd vier centrale thema’s geformuleerd welke

geconcretiseerd gaan worden:

1. De nieuwe professional

De professional heeft een sleutelfunctie in het nieuwe jeugdstelsel. De nieuwe

professional heeft een gerichte opleiding en een aanvullende expertise t.o.v. zijn

of haar collega’s, werkt oplossingsgericht en spreekt dezelfde taal als zijn collega.

Intervisie tussen de nieuwe professionals vindt regelmatig plaats. De nieuwe

professional is gefaciliteerd om in een ontschotte omgeving te werken en bij te

dragen aan een integrale aanpak. De nieuwe professional moet cliënten helpen

om te denken vanuit de eigen kracht in plaats van ‘ik heb recht op’. De nieuwe

professional heeft ruimte voor creativiteit en twijfels en fouten maken mag.

2. Specialisten aan de voorkant

In het nieuwe jeugdstelsel zit er veel expertise in de wijken. Professionals weten

de weg en leggen eenvoudig de verbinding met de specialistische zorg. De

huisarts heeft een sleutelfunctie bij het doorverwijzen van cliënten. Bij cliënten

waar meer diagnostiek is vereist biedt de specialist hulp. Deze hulp is kortdurend.

Specialisten fungeren als klankbord voor de professionals in de wijk. Cliënten die

niet langer een specialist nodig hebben komen terug bij de professionals in de

wijk. Jeugdigen voor wie specialistische hulp noodzakelijk is en blijft, krijgen deze

ook zo snel mogelijk.

3. Hulp nabij

Ouders met vragen over de zorg voor hun kinderen kunnen deze stellen op de

natuurlijke plekken waar ouders komen. Een vertrouwde omgeving zoals een

school biedt de mogelijkheid om vragen bespreekbaar te maken. Het onderwijs

is een belangrijke partner bij het opvoedingsklimaat van kinderen. In de wijken

zijn professionals vertrouwde gezichten die vindplaats- en vraaggericht werken.

Daarnaast kunnen ouders hun vragen (anoniem) digitaal stellen.

Ondersteuning aan jeugd staat centraal. Voor ouders met vragen/problemen

op verschillende terreinen (werk, huisvesting etc.) is ondersteuning op elkaar

afgestemd en snel beschikbaar.

4. Ouder in regie of niet?

De ouder heeft de regie tenzij het kind beschermd moet worden. Professionals

zetten ouders in hun kracht maar er moet ook richting zijn als de regie vanuit

de ouder ontbreekt. Als deze regie ontbreekt dan wordt de regie (tijdelijk)

overgenomen en zijn oplossingen snel voorhanden.34

Page 114: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

6. Hoe gaan we de kwaliteit van de zorg bewaken?

Wij zetten in op doelmatige bijdragen en bewezen effectieve methodieken en

zullen die toetsen en monitoren.

6.1. Indicatoren

Een kritische succesfactor voor betere en goedkopere zorg voor Jeugd is de

kwaliteit van de geboden zorg en dienstverlening en het kwaliteitsbeleid van de

zorgaanbieders. Die kwaliteit meten we onder andere af aan de mate waarin onze

inhoudelijke uitgangspunten worden vertaald naar de werkvloer en de mate waarin

de cliënt ze herkent in het contact met de professional. Een andere belangrijke

indicator heeft betrekking op de competentie en het opleidingsniveau van de

professionals en de manier waarop daar op gestuurd wordt. Belangrijk element

daarin is het bewaken van de balans tussen het aansluiten bij de vraag van het

gezin en het behouden van een autonoom professioneel inschattingsvermogen.

Een derde indicator gaat over de mate waarin de zorgaanbieder stuurt op blijvend

vernieuwen. Een betere zorg voor jeugd is geen statisch gegeven met een

stappenplan dat netjes moet worden uitgevoerd.

Het gaat over de handelingsruimte voor de professional, het versterken van

het professioneel handelen en het creëren van een veilige omgeving waarin

professionals durven te twijfelen en daarop feedback ontvangen van collega’s

zodat de kwaliteit van de zorg voor jeugd in Ede voortdurend verbetert. Dit

professionele proces kan bijvoorbeeld worden versterkt door intervisie, (collegiale)

consultatie en supervisie. We zullen hier als opdrachtgever op aansturen en

(regionaal) prestatie indicatoren ontwikkelen en vaststellen.

6.2. Welke kwaliteitscriteria hanteren we?

Gemeenten beschikken straks over een scala aan instrumenten om een

kwalitatief goed aanbod van jeugdhulp te organiseren. De regering vindt een

aantal kwaliteitseisen zo fundamenteel dat ze in de Jeugdwet uniform worden

geregeld. Doel is de veiligheid, gezondheid en rechtspositie van de jeugdige

beter te beschermen en recht te doen aan het uitgangspunt van het Internationaal

Verdrag voor de Rechten van het Kind ‘de Staat heeft de verplichting een kind 35

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

Page 115: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

te verzekeren van de bescherming en de zorg die nodig zijn voor zijn of haar

welzijn’. Op grond van het wetsvoorstel gaan de volgende kwaliteitseisen gelden

voor alle vormen van jeugdhulp:

- de norm van verantwoorde hulp, inclusief de verplichting om geregistreerde

professionals in te zetten;

- gebruik van een hulpverleningsplan of plan van aanpak als onderdeel van

verantwoorde hulp;

- systematische kwaliteitsbewaking door de jeugdhulpaanbieder;

- verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor alle medewerkers van een

jeugdhulpaanbieder, uitvoerders van kinderbeschermingsmaatregelen of

jeugdreclassering;

- de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;

- de meldplicht calamiteiten en geweld;

- de verplichting om de vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn

taak uit te oefenen.

Voor de eerste drie eisen kan de uitvoering afgestemd worden op de aard en

intensiteit van de jeugdhulp en op de omvang van de instelling. Daardoor blijven

de administratieve lasten binnen de perken terwijl het belang van deze wettelijke

kwaliteitseisen, vooral voor intensievere vormen van hulp, benadrukt wordt.

De eisen voor het opstellen van een plan en de systematische kwaliteitsbewaking

worden gekoppeld aan de eis van verantwoorde hulp. Het is aan de professional

of de instelling om te beoordelen welke mate van detaillering nodig is.

6.3. Hoe bewaken we de kwaliteit?

De transitie van de jeugdzorg naar gemeenten is een omvangrijke operatie. Het

biedt veel kansen, maar er zijn ook risico’s. De gemeente Ede zal zich er voor

inzetten om de kwaliteit van de jeugdhulp tijdens en na dit transitieproces zo goed

mogelijk te bewaken. Voor ons is het belangrijkste doel van de transitie immers,

dat ouders, kinderen en jongeren die dat nodig hebben, écht goede zorg krijgen.

Deze verantwoordelijkheid ten aanzien van kwaliteitsbewaking is in de wet

vastgelegd en vanuit onze nieuwe rol krijgen we ook de mogelijkheden om deze

verantwoordelijkheid te nemen. Het toezicht op de kwaliteit in algemene zin en op

de wettelijk kwaliteitseisen wordt straks gezamenlijk uitgevoerd door de Inspectie

Jeugdzorg en de Inspectie Gezondheidszorg. Maar daarnaast kunnen we als

gemeente aanvullende kwaliteitseisen stellen in de contracten die we

aangaan met zorgaanbieders en kunnen we gebruik maken van keurmerken,

klachtenregistratie en onderzoeken naar klanttevredenheid. Het ontvangen van

gegevens, geluiden en signalen is essentieel om de jeugdhulp (bij) te kunnen 36

Page 116: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

sturen. Bovendien draagt de kennis van klachten van burgers over de verlening

van de jeugdhulp ertoe bij dat we in ons beleid cliëntgericht te werk kunnen gaan.

In 2014 werken we in Ede een voorstel uit voor de borging van de kwaliteit van jeugdhulp, zodanig dat:

- we aansluiten op de wettelijke kaders die hiervoor zijn gegeven; - duidelijk is hoe en door wie kwaliteitseisen worden opgelegd aan de

aanbieders van jeugdhulp; - duidelijk is hoe en door wie de kwaliteitseisen worden gehandhaafd; - duidelijk is welke kosten hiermee zijn gemoeid; - de administratieve lasten voor de aanbieders reëel zijn (registratie en

rapportage zijn zo regelarm mogelijk); - we gebruik maken van de kennis en ervaring die er op dit gebied reeds is bij - aanbieders van bijvoorbeeld provinciale jeugdhulp en de provincie; - er afspraken zijn met de overige zes FoodValley gemeenten.

We streven ernaar dat de kwaliteitseisen in de zeven samenwerkende gemeenten

in de FoodValley gelijk zijn. Dit doen we om willekeur en onduidelijkheid (voor

klanten en voor gecontracteerde partijen) te voorkomen. Daarbij nemen ook de

expertise mee die al aanwezig is bij de huidige aanbieders en de provincie.

Er komen extra kwaliteitseisen voor instellingen op het gebied van

jeugdbescherming en jeugdreclassering. Hiervoor wordt op Rijksniveau een

certificeringsysteem ontwikkeld. De gemeente Ede en de regiopartners mogen

na 2015 alleen contracten afsluiten met instellingen die in het bezit zijn van een

certificaat.

6.3.1. Rechten van de cliënt en de professional waarborgen

In de Jeugdwet verdwijnt het uitgangspunt “recht op zorg”. Wij zullen in het

nieuwe systeem wel de rechten van de cliënt waarborgen. Meer ruimte voor

de professional onderscheidt de aanpak, maar dit mag geen inbreuk zijn op de

rechten van de cliënt. We creëren deze waarborgen door bijvoorbeeld

een klachtenregeling, de invoering van een vertrouwenspersoon en een vorm van

bezwaar en beroep. We nemen deze waarborgen (en de wettelijke eisen die op

dit terrein gelden) ook op in de opdrachten aan de uitvoerende organisaties als

onderdeel van hun kwaliteitsbeleid, inclusief de bijhorende indicatoren en normen.

Meer ruimte voor de professional vraagt ook om handvatten en bescherming van

die professional in zijn handelen. Dit zoeken wij niet in gedetailleerde protocollen

of bureaucratische richtlijnen. Het gaat eerder om het ontwikkelen van een

gedeelde professionele visie, methodologische handvatten die als kader voor

werken (en verantwoording) kunnen dienen en voldoende ruimte voor reflectie en

intervisie. Ook hier zullen wij als kadersteller en opdrachtgever op aansturen.37

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

Page 117: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

6.3.2. Cliëntparticipatie

Een belangrijke rol in ons streven naar kwaliteit is weggelegd voor de cliënt.

Niet alleen de ouders/opvoeders, maar ook de jeugdigen moeten hierin een

stem hebben. De belangrijkste vernieuwing op dit terrein ligt in het zorg- en

begeleidingstraject zelf. De cliënt heeft de regie en participeert optimaal in zijn

eigen ondersteuningsplan. Door hen nadrukkelijk de lead te geven, hebben

gezinnen directe invloed op de aard en omvang van zorg. De Jeugdwet stelt

eisen t.a.v. de informatieverstrekking, toestemming voor het verlenen van

jeugdhulp en klachtbehandeling. Daarnaast hebben cliënten ook invloed op het

instellingsbeleid (via medezeggenschap) en op het gemeentelijk beleid (via de

adviesraden en de regionale klankbordgroep voor de jeugdzorg). Belangrijk in dit

verband is ook de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor het instellen van een

vertrouwenspersoon.

38

Page 118: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

7. Hoe gaan we financiële middelen inzetten?7.1. Welk budget is er beschikbaar?

Met de overheveling van de jeugdzorg naar gemeenten, komen uiteraard ook

financiële middelen mee. Met de overheveling van budgetten, komt echter ook

een flinke korting mee die oploopt tot ongeveer 15% in 2017.

De precieze hoogte van het budget dat in 2015 overkomt naar onze gemeente

is nog onduidelijk. In de meicirculaire is hiervan een eerste beeld gepresenteerd.

Hierin werd 25 miljoen euro voor Ede genoemd voor de nieuwe taken. Een groot

deel van de inzet van deze middelen is voor 2015 geregeld in het regionale

transitiearrangement. Daarnaast is er nog circa 3,8 miljoen euro in de huidige

begroting voor preventief jeugdbeleid (jeugdontwikkeling en -opvoeding,

jeugdgezondheidszorg en het centrum voor jeugd en gezin). De precieze

omvang van de huidige zorguitgaven voor de nieuwe taken die straks onder de

verantwoordelijkheid van de gemeente vallen is nog niet geheel scherp. Op basis

van de informatie die we tot nu toe van zorgpartijen hebben ontvangen, weten we

dat de uitgaven er in 2012 grofweg als volgt uitzagen (dit is inclusief de AWBZ-

gefinancierde zorg voor 0-17 jaar):

Jeugd- en opvoedhulp € 9.425.341,-

Jeugd-ggz € 5.831.908,-

- jeugd-ggz (langdurige zorg) € 3.820.132,-

- Jeugd VG/LG/ZG/LVG € 3.570.037,-

- Jeugdbescherming/jeugdreclassering € 1.824.137,-

Overige (o.a. AMK, toeleiding, zorgmelding) € 1.041.514,-

subtotaal nieuwe taken € 25.513.069,-

Bron: informatie van zorgaanbieders t.b.v. transitiearrangement.

39

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

Page 119: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

De onzekerheid ten aanzien van financiën zit dus aan twee kanten:

- Ten eerste ten aanzien van het budget dat naar Ede overkomt voor de

nieuwe taken en hoe zich dat in de tijd ontwikkelt als gevolg van nieuwe

verdeelmodellen?

Het is namelijk zo dat de verdeling voor 2015 plaatsvindt op basis van

historische uitgaven, voor de jaren daarna volgt een verdeling op basis van

‘objectieve maatstaven’.

- Ten tweede zal gaandeweg de komende periode het beeld van de benodigde

middelen voor de voorzieningen steeds scherper worden. We willen (de

financiële consequenties van) de zorgvraag goed kunnen voorspellen. Maar

onder invloed van transformatie, de complexe samenhang in zorgvragen,

het ontbreken van volledige informatie en trends uit het verleden en het nog

moeten vormgeven van een goede informatievoorziening voor de toekomst, zal

de bandbreedte van deze voorspelling in de eerste periode naar verwachting

nog aanzienlijk zijn.

Invoeringskosten 2014

Invoeringskosten zijn kosten die gemaakt worden bij de invoering van

nieuwe taken: deskundigheidsbevordering, organisatiekosten etc. De voor de

decentralisatie jeugdzorg beschikbaar gestelde middelen voor invoering zijn

betrokken bij de vorming van het programmateam en de

regionale inzet op jeugd2.

7.2. Overgangssituatie voor cliënten in jeugdzorg op 31 december 2014

Overgangsrecht/transitiearrangement

Landelijk zijn bestuurlijke afspraken uitgewerkt over het invullen van de

continuïteit van jeugdzorg in het overgangsjaar 2015. Per jeugdzorgregio

(FoodValley) is een transitiearrangement opgesteld waarin is uitgewerkt hoe

samenwerkende gemeenten de zorgcontinuïteit realiseren. Hierin wordt op

sectorniveau een garantie van 70 procent geven. In 2014 wordt dit betrokken

en verder vertaald in inkoopafspraken met de zorgaanbieders. Deze afspraken

borgen de continuïteit van zorg maar zijn ook van invloed op de mogelijkheden tot

innovatie, nodig om de transformatie en daarmee verbonden financiële ombuiging

te kunnen realiseren.

7.3. Hoe gaan we om met de risico’s?

De toegang tot zorg is een belangrijk onderdeel van de sturing en ook

risicobeperking. Tegelijkertijd is duidelijk dat de gemeente niet over de gehele

2 Zie programmabegroting 2014-2017, paragraaf grote projecten blz. 8640

Page 120: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

linie rechtstreeks kan sturen. Zo hebben bijvoorbeeld huisartsen het recht tot

doorgeleiding naar zorg zonder akkoord van gemeente terwijl deze zorg wel door

gemeente wordt bekostigd. Dit geldt ook voor gedwongen zorg in het kader van

jeugdbescherming en jeugdreclassering. Vooralsnog leggen we in de overige

situaties de coördinatie bij. het toekennen van een voorziening bij de gemeente.

Het streven is om op verantwoorde wijze zo veel mogelijk indicatievrij te werken

om onnodige bureaucratie te voorkomen en een juiste balans te creëren tussen

grip en vertrouwen. Die werkwijze is in de afgelopen anderhalf jaar in een pilot

geoefend voor wat betreft de ambulante jeugdzorg. De exacte werkwijze zal zich

de komende periode verder uitkristalliseren. Daarbij weegt mee dat de wijze van

bekostiging van invloed is op de beheersing van financiële risico’s.

7.4. Opdrachtgeverschap, contractering en bekostiging

Wij hebben een voorkeur voor het regisseursmodel als basismodel voor inkoop.

Bij dit model krijgt de burger een regisseur toegewezen die samen met hem

naar de juiste ondersteuning zoekt. Belangrijke uitgangspunten hierbij zijn: één

ondersteuningsplan voor en door het gezin, zoveel mogelijk inzetten van de

eigen mogelijkheden van de klant, en collectieve voorzieningen en in beginsel

keuzevrijheid: ruimte voor ondersteuning en hulp die aansluit bij de persoonlijke

levensovertuiging en persoonlijke voorkeuren. Een uitgebreidere toelichting op het

model staat in de decentralisatie-overkoepelende nota ‘Het is mensenwerk’. Een

groot gedeelte van de zorg die nieuw is voor de gemeente zal regionaal worden

ingekocht. Voor deze wijze van inkoop en sturing verwijzen wij naar de regionale

nota.

41

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

Page 121: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

42

Page 122: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Bijlage 1

Bij het beleidsplan Jeugd van de gemeente Ede1. De kaders van de jeugdwet

Artikel 2.1: Het gemeentelijke beleid inzake preventie, jeugdhulp,

kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering en de uitvoering van

jeugdhulp, is gericht op:

a. het voorkomen en de vroege signalering van en vroege interventie bij opgroei-

en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen;

b. het versterken van het opvoedkundige klimaat in gezinnen, wijken, buurten,

scholen, kinderopvang en peuterspeelzalen;

c. het bevorderen van de opvoedvaardigheden van de ouders, opdat zij in staat

zijn hun verantwoordelijkheid te dragen voor de opvoeding en het opgroeien

van jeugdigen;

d. het inschakelen, herstellen en versterken van de eigen mogelijkheden en het

probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en de personen die

tot hun sociale omgeving behoren, waarbij voor zover mogelijk wordt uitgegaan

van hun eigen inbreng;

e. het bevorderen van de veiligheid van de jeugdige in de opvoedsituatie waarin

hij opgroeit, en

f. integrale hulp aan de jeugdige en zijn ouders, indien sprake is van multi

problematiek.

2. De doelen van de stelselwijziging

Naast een aantal wettelijke verplichtingen geeft de memorie van toelichting

ook de doelen van de stelselwijziging weer. De basis hiervoor is gelegen in het

IRVK33: Alle kinderen moeten gezond en veilig kunnen opgroeien, hun talenten

ontwikkelen en naar vermogen participeren in de samenleving. Ouders zijn

3 Het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind is voor Nederland op 8 maart 1995 in werking

getreden en ziet op Participation, Provisions and Protection (3P’s).43

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

Page 123: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

hiervoor eerst verantwoordelijk. De overheid komt in beeld als dit niet vanzelf

gaat. Dan moet het jeugdstelsel snel, goed en op maat functioneren. De

regering is van oordeel dat er een omslag (transformatie) nodig is in de

ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en gezinnen naar:

1. Preventie en uitgaan van eigen verantwoordelijkheid en eigen mogelijkheden

van jeugdigen en hun ouders, met inzet van hun sociale netwerk;

2. Demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren door onder meer het

opvoedkundig klimaat te versterken in gezinnen, wijken, scholen en in

voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen;

3. Eerder de juiste hulp op maat te bieden om het beroep op dure

gespecialiseerde hulp te verminderen;

4. Integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt één gezin, één plan,

één regisseur.

5. Meer ruimte voor professionals om de juiste hulp te bieden door

vermindering van regeldruk.

3. Preventie

Het beleidsterrein ‘op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met

problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden’, zoals

dit onder de Wmo viel, blijft een gemeentelijke verantwoordelijkheid maar is geen

onderdeel van de nieuwe jeugdwet. In het jeugdbeleid moeten deze functies

wel in samenhang worden uitgevoerd. Het gaat dan om: informatie en advies,

signaleren van problemen, toegang tot het hulpaanbod, licht-pedagogische

hulp en coördinatie van zorg. Bij de functie signalering gaat het bijvoorbeeld

om de coördinatie tussen signalerende instanties. De functie toeleiding tot het

hulpaanbod heeft betrekking op het totale lokale en regionale hulpaanbod. Bij

pedagogische hulp gaat het om het bieden van opvoedingsondersteuning aan

ouders en gezinnen waar problemen zijn of dreigen te ontstaan. Coördinatie van

zorg betreft het afstemmen en zo mogelijk bundelen van zorg in het geval dat

meerdere hulpsoorten nodig zijn om een jeugdige of gezin te ondersteunen.

De samenhang heeft ook nadrukkelijk betrekking op de taken die uitgevoerd

worden door de jeugdgezondheidszorg (JGZ) in het kader van de Wet Publieke

Gezondheid (Wpg). Wanneer de JGZ bijvoorbeeld risico’s of problemen

signaleert bij jeugdigen is het effectief en efficiënt wanneer direct ondersteuning,

hulp of zorg ingezet kan worden. De JGZ kan zo een rol spelen in het voorkomen

van zwaardere vormen van zorg.

44

Page 124: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Bijlage 2

Bij het beleidsplan Jeugd van de gemeente EdePreventief aanbod

De gemeente is verantwoordelijk voor het preventieve aanbod op het gebied

van opvoeden en opgroeien. De organisaties die dit aanbieden zijn verenigd in

het CJG. Het CJG functioneert als netwerkorganisatie. Het preventieve aanbod

bestaat uit vrij toegankelijk zorg waar veel mensen gebruik van maken. Deze zorg

varieert van de jeugdgezondheidszorg, tot maatschappelijk werk en praktische

gezinsondersteuning. Het CJG in Ede werkt vindplaatsgericht. Medewerkers

van het CJG werken op peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en scholen om bij

eventuele zorgen of problemen laagdrempelig en snel ondersteuning in te kunnen

zetten. Ook is het CJG bereikbaar via de website en telefoon en is er een app. te

downloaden. De website wordt ruim 1500 keer per maand bekeken en er wordt

dagelijks meerdere malen naar het CJG gebeld en gemaild.

Bureau Jeugdzorg

Bureau Jeugdzorg is het centrale indicatieorgaan voor de huidige provinciaal

gefinancierde jeugdzorg. Daarnaast geeft BJZ ook indicaties af voor de jeugd-

GGZ. In 2012 waren er vanuit Ede 506 aanmeldingen bij BJZ, waarvan er

464 zijn geaccepteerd.4 Een geaccepteerde aanmelding betekent dat er een

vervolgtraject komt, zoals indicatiestelling, het inschakelen van het Advies en

Meldpunt Kindermishandeling (AMK) of de Raad voor de Kinderbescherming

(RvK), het uitvoeren van casemanagement of zelf kortdurende hulp bieden. Niet-

geaccepteerde aanmeldingen betreffen (terug)verwijzingen naar voorliggende

voorzieningen, of er is nog geen vervolg bepaald.

4 Bron: Branche Jeugdzorg Gelderland (2013b, Gelderse gemeenten)45

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

Page 125: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

De tabel hieronder geeft de cliëntaantallen weer per functie van BJZ in 2012.

Hierin zitten dubbelingen. Eén jongere kan gebruik hebben gemaakt van

meerdere functies binnen BJZ. Een zorgmelding kan bijvoorbeeld hebben

geleid tot een toeleiding naar hulp of een jeugdbeschermingsmaatregel. De

aanmeldingen zijn hierin ook verdisconteerd.

Cliëntaantallen per functie van BJZ in 2012 in de gemeente Ede5

Bureau Jeugdzorg AMK Onderzoek mishandeling 52

Anders 2

Casemanagement dwang 74

Jeugdbescherming 196

Jeugdreclassering 78

Toeleiding hulp 484

Zorgmelding 232

Jeugd- en opvoedhulp

Jeugd- en opvoedhulp is er in veel verschillende vormen. Er zijn organisaties die

gezinnen thuis helpen om zaken weer op de rails te krijgen. Andere begeleiden

jongeren in een gesloten jeugdzorgorganisatie of organiseren de opvang

in pleeggezinnen. Het doel is altijd om jongeren te helpen op te groeien tot

volwassenen die volwaardig deelnemen aan de maatschappij.

Voor vrijwel elke hulpvraag hebben organisaties voor Jeugd & Opvoedhulp een

passend aanbod. Die hulp kan thuis geboden worden, in een pleeggezin of in een

organisatie. Binnen de jeugd- en opvoedhulp wordt onderscheid gemaakt in de

volgende zorgvormen:

- Ambulante hulpverlening

- Dagbehandeling

- Pleegzorg

- Residentiële hulpverlening

- Spoedeisende zorg / crisiszorg

Er zijn zeer veel organisaties die jeugd- en opvoedhulp aanbieden in onze

gemeente. Veel van deze aanbieders functioneren regionaal, provinciaal of

zelfs landelijk. Maar er zijn ook diverse particulieren die een vorm van jeugd- en

opvoedhulp bieden, waaronder zorgboerderijen en particuliere gezinshuizen.

5 Bron: informatie van zorgaanbieders t.b.v. transitiearrangement (september 2013). Deze cijfers

zijn een eerste analyse van gegevens die door zorgverleners zijn verstrekt ten behoeve van de

transitiearrangementen. Ze moeten dus met enige terughoudendheid gebruikt worden.46

Page 126: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Gebruik jeugd-en opvoedhulp in 2012 in de gemeente Ede6

Jeugd- en opvoedhulp Dagbehandeling 138

Jeugdhulp met indicatie 463

Jeugdhulp zonder indicatie 331

Jeugdzorg+ 4

Pleegzorg 87

Preventie (ZAT en CJG) 5

Spoedeisende zorg 19

Verblijf 24 uur 84

Jeugd-GGZ

De jeugd-ggz biedt gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg aan kinderen

en jeugdigen tot 18 jaar met, gediagnosticeerde, ernstige psychische of

psychosociale problemen. De jeugd-ggz diagnostiek, behandeling en begeleiding

aan kinderen en jongeren. De hulp kan zich ook uitstrekken tot de ouders of

andere verzorgers. De behandeling kan bestaan uit individuele gesprekken,

gezinsgesprekken, oudergesprekken, groepsgesprekken, gebruik van medicijnen,

of combinaties hiervan. De behandeling is meestal ambulant. Slechts een

klein gedeelte van de patienten heeft intensievere hulp nodig, bijvoorbeeld

deeltijdbehandeling of en opname.

Ggz wordt geboden via instellingen of door particulieren. Onder jeugd-ggz kunnen

ook preventieve activiteiten vallen die zicht richten op het voorkómen van ernstige

problemen van kinderen en jongeren met een verhoogd risico op psychische

problemen. De meeste verwijzingen voor de jeugd-ggz lopen via de huisarts. Ook

Bureau Jeugdzorg kan een indicatie afgeven. De financiering gaat met name via

de Zorgverzekeringswet en voor een kleiner gedeelte via de AWBZ.

Een ggz-traject via de Zorgverzekeringswet wordt beschreven in een DBC

(Diagnose Behandel Combinatie). Dat is het totale traject van diagnose tot en

met behandeling. In de tabel hieronder zien we dat er jaarlijks steeds meer DBC’s

worden afgesloten:

Aantal jaarlijks afgesloten DBC’s in de gemeente Ede.7

2008 2009 2010 2011 2012

648 694 821 915 921

6 Bron: informatie van zorgaanbieders t.b.v. transitiearrangement (september 2013).

7 Bron: Factsheet Jeugdzorg FoodValley 2013, gegevens verkregen via GGZ Nederland.47

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

Page 127: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

In onderstaande tabel wordt het gebruik van de jeugd-ggz in 2012 weergegeven.

Er is met opzet geen totaal opgenomen, omdat bijvoorbeeld een behandeling

vaak volgt op diagnostiek en dat dus als één traject gezien moet worden. Een

behandeling kan ook bestaan uit meerdere onderdelen, zoals

behandeling door een specialist en daarbij langdurige zorg en begeleiding.

Gebruik jeugd-ggz in 2012.8

Jeugd-ggz Beschermd wonen 11

Diagnostiek 556

Eerstelijnspsycholoog 57

Gezinsbehandeling 81

Kortdurende behandeling 732

Preventie 159

Eerstelijnspsycholoog (zelfstandig) 113

Gezinsbehandeling en begeleiding (zelfstandig) 21

Langdurige zorg en begeleiding -

(Persoonlijke Verzorging) 404

Langdurige zorg en begeleiding -

(Zorg met Verblijf) 22

Jeugd-AWBZ

LVB

Jongeren met een licht verstandelijke beperking zijn jongeren met een laag IQ

(tussen de 50 en 85) en een beperkt sociaal aanpassingsvermogen. Vaak is er

sprake van bijkomende problematiek zoals psychiatrische-, sociale-, gedrags- of

lichamelijke problemen.

De zorg voor jongeren met een licht verstandelijke beperking valt onder de AWBZ

en de indicatiestelling wordt door het CIZ uitgevoerd.

In de nieuwe Jeugdwet wordt niet alleen de zorg voor jongeren met een licht

verstandelijke beperking een taak van de gemeente. Ook zorg voor jongeren met

een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking wordt gedeeltelijk onze

taak. Het gaat dan om activiteiten op het gebied van begeleiding en persoonlijke

verzorging, inclusief het kortdurend verblijf dat daar soms mee samengaat.

Persoonlijke verzorging heeft tot doel het tekort aan zelfredzaamheid op te

heffen. Praktisch betekent dit: hulp bij algemene dagelijkse levensverrichtingen,

zoals wassen, aankleden, eten en drinken, het innemen van medicatie, toiletgang,

bed opmaken, etc.

8 Bron: informatie van zorgaanbieders t.b.v. transitiearrangement (september 2013).48

Page 128: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Begeleiding is gericht op het bevorderen van de deelname aan het

maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren. Dit kan zaken als

dagopvang of hulp bij administratie betreffen voor bijvoorbeeld een doof, blind en/

of verstandelijk beperkt kind en kan individueel of in groepen plaatsvinden.

Naast deze functies wordt de gemeente ook verantwoordelijk voor het vervoer van

jongeren die vanwege hun beperking niet zelfstandig naar de locatie kunnen gaan

waar zorg wordt aangeboden.

In de onderstaande tabel wordt weergegeven (blauwe vlakken) welke onderdelen

van de AWBZ voor jongeren tot 18 jaar naar de Jeugdwet overgaan.

Grondslag/

functie

Somatiek Lichamelijk

handicap

Zintuiglijke

handicap

Verstandelijke

handicap

Psychiatrie

Begeleiding

Kortdurend

Verblijf

Persoonlijke

verzorging

Verpleging Nvt Nvt Zit in Zvw

Behandeling Zit in Zvw

Verblijfszorg Uitzondering9 >1 jaar

uitzondering9

Het aantal jongeren met een AWBZ-indicatie zag er de afgelopen jaren als volgt

uit10:

1-1-2010 1-1-2011 1-1-2012 1-1-2013

215 245 275 260

9 Toelichting uitzondering: verblijfszorg voor jeugdigen die in verband met hun verstandelijke

beperking levenslang en levensbreed zorg nodig hebben.

10 10 Bron: CIZ49

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

Page 129: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Aantal trajecten AWBZ-jeugd in 2012 in de gemeente Ede.11

Jeugd VG/LG/ZG/LVG Anders 10

Behandeling voor jeugd-vb (met vervoer) 21

Dagbesteding met vervoer 129

Gespecialiseerde behandeling 55

Gespecialiseerde behandeling met verblijf

(ZZP 1 t/m 5)

15

Individuele begeleiding 58

Kortdurend verblijf (logeren) 13

Persoonlijke verzorging 33

Niet-vrijwillige jeugdzorg

Een aantal van de hieronder beschreven ‘zorgvormen’ is al benoemd bij het

onderdeel ‘Bureau Jeugdzorg’. Op dit moment zijn zij namelijk verantwoordelijk

voor de uitvoering van deze taken.

- Jeugdzorg Plus (gesloten jeugdzorg) is een intensieve vorm van

gespecialiseerde jeugdzorg die start met een rechterlijke machtiging en

plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Het gaat om jongeren

zonder strafblad waarbij gedwongen opname noodzakelijk is vanwege ernstige

gedragsproblemen, veelal in combinatie met een verstandelijke beperking en/

of een psychiatrische stoornis. Het voorstel is vooralsnog om Jeugdzorg Plus

op landelijk niveau te blijven regelen en financieren. Dit heeft te maken met de

lage aantallen en tegelijkertijd forse kosten in de Jeugdzorg Plus.

- Mensen die vermoeden dat een kind wordt mishandeld kunnen bij het AMK

terecht, onderdeel van Bureau Jeugdzorg. Het AMK kan ze dan adviseren

over hoe met die situatie om te gaan. Als mensen geen kans zien zelf iets met

hun vermoedens te doen, kunnen ze een melding doen. Dan stelt het AMK

een onderzoek in naar de gezinssituatie van het kind. Indien nodig organiseert

het AMK hulp. Het onderzoek en de keuze van hulpverlening gebeurt zoveel

mogelijk in overleg met de ouders. In ernstige gevallen kan het AMK de

kindermishandeling melden aan de Raad voor de Kinderbescherming, zodat

de procedure voor een kinderbeschermingsmaatregel in gang kan worden

gezet. Het AMK doet dit alleen als hulpverlening niet voldoende wordt geacht

om de situatie voor het kind te verbeteren of als de ouders niet bereid zijn om

de noodzakelijke hulp te accepteren.

- Jeugdbeschermingsmaatregelen (JB) zijn de dwangmiddelen die in het kader

van het civiele jeugdbeschermingsrecht beschikbaar zijn. Het betreft beperking

of ontneming van het ouderlijk gezag over minderjarige kinderen.

Jeugdbeschermingsmaatregelen worden uitgevoerd door BJZ, maar ook

11 Bron: informatie van zorgaanbieders t.b.v. transitiearrangement (september 2013).50

Page 130: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

door landelijk werkende instellingen. Alvorens de kinderrechter besluit tot het

opleggen van dergelijke maatregelen, wordt de gezinssituatie eerst door de

Raad voor de Kinderbescherming onderzocht.

- De Jeugdreclassering (JR) is één van de middelen die in het kader van

het jeugdstrafrecht worden toegepast voor jeugdigen vanaf 12 jaar. Er

vindt dan begeleiding door een jeugdreclasseringsambtenaar plaats, die

afspraak met de jongeren maakt die een verplichtend karakter hebben.

Doel van de begeleiding is herhaling van het strafbare feit te voorkomen.

2.3 Meervoudig zorggebruik

Het meervoudig zorggebruik van jeugdigen is niet eenvoudig te bepalen. Om

dit goed te achterhalen moeten privacygevoelige gegevens op instellingsniveau

met elkaar vergeleken worden. Er zijn (nog) geen goede afspraken om dat te

kunnen doen. Hieronder de informatie die wel beschikbaar is over meervoudig

zorggebruik.

- De Branche Jeugdzorg Nederland laat zien dat in 2011 ongeveer een derde

van de jeugdzorggebruikers in dat jaar van meer dan één zorgvorm gebruik

had gemaakt. Dit percentage heeft betrekking op het gebruik van jeugd- en

opvoedhulp (waaronder ook Jeugdzorg Plus). Het kan gaan om gelijktijdig

gebruik van zorgvormen, maar ook om achtereenvolgend gebruik. Om welke

combinaties het gaat en hoeveel zorgvormen er (tegelijkertijd) gebruikt worden,

is hierbij niet inzichtelijk.

- De meeste indicaties voor Jeugd-GGZ lopen via de huisarts en Bureau

Jeugdzorg komt alleen in beeld wanneer er ook andere vormen van jeugdzorg

(nodig) zijn. Daarmee is meervoudig zorggebruik bij afgegeven indicaties

voor Jeugd-GGZ via Bureau Jeugdzorg min of meer een feit, maar is nog niet

bekend welke vormen van jeugdzorg tegelijkertijd gebruikt worden.

- In de Jeugd-GGZ lijkt vaak aanspraak gemaakt op te worden op zowel Zvw-

zorg als AWBZ-zorg. Bijvoorbeeld zowel begeleiding (AWBZ) als medicatie

(Zvw).

2.4 Aanbod op FoodValley niveau

Het aanbod aan jeugdzorg in FoodValley is behoorlijk compleet: met uitzondering

van Jeugdzorg Plus (regio-overstijgend aanbod) kan elke jeugdige voor elke

jeugdzorgvorm terecht binnen FoodValley. Een goede vergelijking met andere

regio’s is moeilijk te maken, maar er is geen reden om aan te nemen dat er in 51

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

Page 131: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

FoodValley relatief meer of minder jeugdzorgaanbod is dan elders in Nederland.

Het gebruik van jeugdzorg ligt in FoodValley iets lager dan het landelijke gebruik,

maar dit scheelt niet veel: maximaal 0,9% lager. Hierover zijn geen uitgesplitste

uitspraken te doen voor de gemeente Ede.

2.5 Zorggebruik op verschillende ‘niveaus’

Wanneer opvoeders of jeugdigen problemen hebben, hoeven zij niet per definitie

gebruik te maken van tweedelijnsjeugdzorg. Veelal is vanuit de omgeving ook

hulp beschikbaar, bijvoorbeeld in de vorm van advies of praktische steun door

familie of buren. Ook is het mogelijk dat problemen worden aangepakt door de

eerstelijnsjeugdzorg. Men zou kunnen verwachten dat ouders eerst in hun eigen

omgeving hulp zoeken (de ‘nulde lijn’), als dat niet voldoende is in de eerste lijn

en eventueel vervolgens ook in de tweede lijn. In hoeverre dergelijke zogeheten

‘voorliggende’ voorzieningen het gebruik van tweedelijnsjeugdzorg kunnen

voorkomen, is onduidelijk.

Onderzoek12 laat zien dat waar meer gebruik wordt gemaakt van

eerstelijnsjeugdzorg het gebruik van de tweedelijnszorg geringer is. Dit kan

erop duiden dat het gebruik van preventieve zorg dat van tweedelijnszorg

weet te voorkomen. Daarentegen lieten analyses op gezinsniveau zien dat

gezinnen met meer problemen vaker gebruikmaken van zowel hulp uit de

omgeving als eerstelijns- en tweedelijnsjeugdzorg. Ook hangen de diverse

niveaus van hulp met elkaar samen: gezinnen die gebruikmaken van steun uit

de omgeving maken meer gebruik van eerstelijnsjeugdzorg. En gezinnen die

gebruikmaken van eerstelijnsjeugdzorg maken in grotere getale gebruik van

tweedelijnsjeugdzorg. Dit kan erop wijzen dat hulp uit de omgeving het gebruik

van eerstelijnsvoorzieningen stimuleert en dat deze voorzieningen op hun beurt

een belangrijke rol spelen in het doorverwijzen naar de tweedelijnszorg.

2.6 Leeftijdsgrenzen JeugdwetIn de jeugdwet wordt een maximum leeftijdsgrens gehanteerd van 18 jaar voor

jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen. Jeugdhulp kan

doorlopen tot maximaal het 23ste levensjaar, voor zover deze hulp niet onder een

ander wettelijk kader valt en mits voldaan wordt aan de voorwaarden. Hierover

staat in de wet dat de gemeente verantwoordelijk is voor jeugdhulp waarvoor

nog vóór de 18e verjaardag was bepaald dat die noodzakelijk is, die al vóór dat

moment was aangevangen of waarvan noodzakelijk is deze te hervatten binnen

een half haar nadat de jeugdige 18 is geworden.

Voor jeugdreclassering en jeugdhulp die voortvloeit uit een strafrechtelijke

12 “Terecht in de jeugdzorg”. SCP 201352

Page 132: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

beslissing geldt op basis van de Jeugdwet geen leeftijdsgrens.

Voor gesloten jeugdzorg is de doorloop op basis van jurisprudentie beperkt

tot hooguit zes maanden na het 18e jaar, omdat het toepassen van dwang op

pedagogische grondslag bij meerderjarigen strijd oplevert met artikel 5 EVRM.

Voor jongeren met psychische problemen en stoornissen (jeugd-ggz) wordt

in het wetsvoorstel de leeftijdsgrens op 18 jaar gesteld omdat veel geestelijke

stoornissen die zich in de (late) adolescentie ontwikkelen, doorlopen in de

volwassenheid en daarmee in de volwassen-ggz. Verder wordt vanaf het

18e jaar premie voor een zorgverzekering betaald en maakt geestelijke

gezondheidszorg onderdeel uit van de aanspraak medisch specialistische zorg.

Ondanks dat er goede redenen zijn om de leeftijdsgrens voor jongeren met

verstandelijke beperkingen op 23 jaar te stellen, in verband met hun tragere

ontwikkeling, is in het wetsvoorstel voor een leeftijdsgrens van 18 jaar gekozen

omdat dit tegemoet komt aan het uitgangspunt van één uniforme leeftijdsgrens.

53

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

Page 133: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

54

Page 134: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

55

Beleidsplan Jeugdbeleid gemeente Ede

Page 135: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

56

Page 136: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Beleidsplan Awbz/Wmo

Gemeente Ede

Page 137: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Gemeente Ede, december 2013

Page 138: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

INHOUDSOPGAVE

3

Page 139: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Inleiding

In januari 2015 worden de extramurale begeleiding, het kortdurend verblijf en de ondersteuning bij de Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (nu nog onderdeel van de Persoonlijke verzorging in de Awbz) vanuit de AWBZ onder de Wmo gebracht. Dit heeft voor cliënten, aanbieders van ondersteuning en de gemeente grote consequenties.

De decentralisatie Awbz gaat gepaard met veel onzekerheden. In het najaar van 2013 is nog niet bekend welk budget gemeenten hiervoor in 2015 en daarna overgeheveld krijgen, en ligt er nog geen wetsvoorstel ter behandeling in de Tweede en Eerste Kamer. Vanwege de grote impact van de decentralisatie kunnen we het ons echter niet veroorloven met de voorbereiding te wachten tot deze onzekerheden zijn weggenomen.

In dit beleidsplan geven we, voor zover dat op dit moment mogelijk is, aan welke besluiten de gemeente Ede neemt om de decentralisatie in goede banen te leiden. Er resteren vraagstukken die we alleen met meer informatie vanuit de landelijke overheid verder kunnen uitwerken. In de komende periode ligt daar voor de gemeente en haar partners nog een grote uitdaging.

De belangrijkste besluiten die de gemeente moet nemen betreffen de toegang en de toekenning van voorzieningen, het ontwikkelen van ondersteuningsarrangementen, de opdrachtverstrekking voor maatwerkvoorzieningen op basis van subsidiëren of inkoop. De besluitvorming vindt plaats tegen de achtergrond van de wet en regelgeving, het gemeentelijk beleid, de beschikbare budgetten en uiteraard de ondersteuningsbehoefte van mensen met een beperking.

In de tekst beschrijven we een aantal cases om inzicht te geven in de doelgroep en ter illustratie en onderbouwing van de keuzes die we maken. Het betreft werkelijke gevallen, maar niet noodzakelijkerwijs uit de gemeente Ede.

De indeling van dit beleidsplan is als volgt: In hoofdstuk 1 beschrijven we de wet- en regelgeving en het landelijke beleid. Het budget dat gemoeid is met de decentralisatie vindt u in hoofdstuk 2. Een beeld van de huidige doelgroep, hun vraag en het huidige aanbod vindt u in hoofdstuk 3.

In hoofdstuk 4 tot en met 7 beschrijven we achtereenvolgens de toegang en toekenning, toekomstig aanbod en opdrachtgeverschap. In deze vier hoofdstukken zitten de beleidskeuzes die Ede maakt. Iedere paragraaf waarin we keuzes maken besluiten we met een kader met daarin de keuzes van de gemeente Ede. Dit om de keuzes overzichtelijk weer te geven. Tot slot gaan we in hoofdstuk 8 in op het belang van cliëntparticipatie.

Page 140: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

1. Wet en regelgeving en beleid

1.1. DecentralisatiesPer 1 januari worden de extramurale begeleiding vanuit de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz), de Participatiewet en de Jeugdzorg naar de gemeenten gedecentraliseerd. Deze decentralisaties gaan gepaard met een substantiële vermindering van de beschikbare middelen.

Voor extramurale begeleiding en kortdurend verblijf en persoonlijke verzorging doen burgers nu nog een beroep op de Awbz. Straks kloppen ze, voor een groot deel daarvan, aan bij de gemeente.

De gemeente krijgt vanaf 2015 veel meer verantwoordelijkheden voor het ondersteunen van zelfstandig wonende mensen met een beperking. Het vertrekpunt bij het bieden van die ondersteuning is de eigen kracht van de burger en diens sociale netwerk. Daar waar mensen het op eigen kracht niet redden, is er het vangnet van de gemeente. De gemeente biedt mensen (tijdelijk) een oplossing op maat.

Ook de intramurale zorg verandert ingrijpend. Het kabinet heeft besloten tot extramuralisering van de lichtere groep in de (Awbz gefinancierde) intramurale zorg. Dit betekent dat zowel ouderen als mensen met een verstandelijke of psychische beperking zo lang mogelijk thuis moeten blijven wonen. Alleen mensen die het echt zelfstandig niet meer redden, krijgen nog een indicatie voor wonen met zorg.

Ouderen die voorheen een indicatie voor wonen met zorg kregen met een Zorgzwaartepakket (ZZP) 1 of 2 krijgen nu al geen indicatie meer voor het woongedeelte. Dit geldt straks ook voor de ZZP 3. En voor ZZP 4 geldt, volgens de laatste berichtgeving, dat mensen met een lichamelijke beperking vanaf 2016 ook geen indicatie meer krijgen voor wonen. Ouderen met regieverlies en een ZZP 4 behouden de grondslag wonen. Voor mensen met een psychische of verstandelijke beperking geldt een zelfde beweging. Voor een lichte beperking wordt geen indicatie wonen meer gegeven.

Voor mensen die intramuraal verblijven zal de begeleiding vanuit de Awbz gefinancierd blijven. Voor mensen die langer zelfstandig blijven wonen, geldt dat ook zij een beroep gaan doen op door de gemeente gefinancierde ondersteuning.

De extramuralisering is geen onderdeel van de decentralisatie, maar door de samenloop met de decentralisatie Awbz is de veranderopgave voor gemeenten wel extra gecompliceerd.

1.2. Sociaal domein EdeDe gemeente Ede heeft in het najaar van 2013 de notitie Het is mensenwerk! Opgesteld. Daarin wordt beschreven hoe Ede om wil gaan met sturing en toegang binnen het sociaal domein. In het verlengde van die notitie ligt het voorliggende beleidsplan dat toegespitst is op de decentralisatie Awbz.

5

Page 141: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

2. Budget

Met ingang van het jaar 2015 komen de nieuwe Wmo-taken over vanuit de Awbz. Op basis van globale informatie vanuit het regeerakkoord werd uitgegaan van een overkomend budget, dus inclusief korting, van circa 40 miljoen euro. Door het voornemen (brief staatsecretaris van Rijn) om de persoonlijke verzorging voor 95% in de zorgverzekeringswet onder te brengen wordt dit budget gehalveerd tot ca. € 20 miljoen. Dit budget moet met grote voorzichtigheid worden benaderd. We zijn nog steeds in afwachting van nadere informatie over de overkomende middelen van de nieuwe Wmo. Het budget wordt in de komende tijd nog verder beïnvloed door beslissingen op landelijk en lokaal niveau. Ook is er nog veel onduidelijkheid over de gevolgen van de decentralisatie van de 5% vanuit de persoonlijke verzorging die overkomt, de zogeheten ondersteuning bij Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen.

Historisch beeld van bestedingenOm toch een beeld te krijgen van de onderdelen van het budget voor 2015 hebben we de beschikbare informatie over de bestedingen op zorg in natura (ZIN) in het jaar 2012 en persoonsgebonden budget (PGB) in het jaar 2011, geanalyseerd. De kosten die gemoeid zijn met de uitvoering van de functies van de Awbz die gedecentraliseerd worden naar de gemeente Ede betreffen samen 27,2 miljoen euro. Naast 15,6 miljoen euro extramuraal betreft dit 11,6 miljoen euro aan intramurale bestedingen. Dit betreft overigens bestedingen, die in de nieuwe situatie geëxtramuraliseerd worden. Het kabinet wil namelijk de zorg uit de lichtere zorgzwaartepakketten voor nieuwe cliënten in de eigen omgeving laten plaatsvinden.

Overzicht kosten naar functie

ZorgvormKosten (in mln. Euro)

ZIN PGB Vervoer TotaalExtramuraal BG-GRP: Begeleiding in

groepsverband 4,0 1,8 0,6 6,4BG-IND: Begeleiding individueel 5,9 2,0 7,9PV: Persoonlijke verzorging 1,1 1,1VBTYD: Verblijf tijdelijk 0,0 0,2 0,2Subtotaal extramuraal 9,9 5,1 0,6 15,6

Intramuraal Geestelijke Gezondheidszorg 4,8 4,8Gehandicaptenzorg 5,9 0,9 6,8Subtotaal intramuraal 10,7 0,9 0,0 11,6

Totaal 20,6 6,0 0,6 27,2

Met inachtneming van de opgelegde korting van 25% komen de verwachte bestedingen in de richting van de beschikbare middelen van ca. 20 miljoen euro.

Transitiekosten/InvoeringsbudgetHet kabinet stelt budget beschikbaar voor transitie- en invoeringskosten. Deze middelen worden via de algemene uitkering ontvangen. De middelen zijn bedoeld om gemeenten te compenseren voor de (transitie)kosten die samenhangen met de inwerkingtreding van de nieuwe Wmo per 2015. Voor Ede betreft dit voor de periode 2012-2014 een bedrag van 615.000 euro. Deze middelen zijn toegevoegd aan de stelpost decentralisaties. Vanuit deze

Page 142: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

stelpost zijn, naast de gedeeltelijke bekostiging van de programmakosten, ook pilots en proeftuinen opgestart.

Eigen bijdragenDe nieuwe Wmo stelt gemeenten in de gelegenheid een eigen bijdrage te heffen op de nieuwe taken. Het staat gemeenten daarbij vrij te bepalen wat de hoogte van die bijdragen is. In de huidige Awbz betalen cliënten een inkomensafhankelijke eigen bijdrage. Voor Ede schatten we dat het daarbij gaat om een bedrag van ongeveer € 0,7 miljoen euro.

Regelingen voor financiële compensatie In het Regeerakkoord is afgesproken dat de bestaande regelingen voor financiële compensatie met ingang van 2014 worden afgeschaft. De huidige fiscale voorziening voor chronisch zieken en gehandicapten wordt in aangepaste vorm in de jaren 2014 en verder gehandhaafd. De maatregel wordt wel aangescherpt. Uitgaven waarvoor een voorliggende voorziening bestaat in de Wmo (onder andere uitgaven voor woningaanpassingen) worden van de fiscale aftrek uitgezonderd.

Overheveling betreft:1. Wet tegemoetkoming chronisch zieken – Wtcg 2. Compensatie eigen risico – CER

Het budget van bovenstaande regelingen wordt vanaf 2014 dus overgeheveld naar het gemeentefonds. Gemeenten kunnen hiermee gerichter en rechtvaardiger maatwerk bieden door het compenseren van beperkingen met voorzieningen via de Wmo of het geven van directe inkomenssteun via de bijzondere bijstand. De middelen zijn niet geoormerkt en bedragen voor Ede circa 1,5 miljoen euro.

MEE cliëntondersteuning De middelen voor MEE, nu nog gefinancierd uit de Awbz, gaan per 2015 over naar de gemeenten. Het budget dat beschikbaar is voor de cliëntondersteuning van mensen die zorg nodig hebben, wordt per 2015 van de organisatie MEE naar gemeenten overgeheveld. Om gemeenten en MEE voor te bereiden krijgt MEE in 2014 de plicht om afspraken te maken met gemeenten. Het budget wordt in 2015 zoveel mogelijk op historische grondslag verdeeld. Per 2016 gaan de middelen voor cliëntondersteuning mee in de objectieve verdeling van het macrobudget Wmo. Over de transitie, de voorwaarden waaronder, en de ondersteuning vindt nog overleg plaats.

7

Page 143: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

3. De doelgroep, vraag en aanbod

3.1. Doelgroep algemeenDe doelgroep waarvoor de gemeente vanaf januari 2015 verantwoordelijk is bestaat uit mensen met matige tot zeer zware beperkingen. Een gemeenschappelijk kenmerk van deze mensen is hun kwetsbaarheid. Van het begrip “kwetsbaarheid” kan geen sluitende definitie gegeven worden, maar wel een omschrijving. De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) omschrijft kwetsbare mensen als:

“Mensen met onvoldoende hulpbronnen om op eigen kracht moeilijkheden en tegenslagen te overwinnen en om hun leven vorm te geven op de manier die zij wensen”

Met betrekking tot kwetsbaarheid onderscheiden we vijf dimensies: een fysieke, psychische, sociale, financiële en een belevingsdimensie. Uiteraard zijn niet alle mensen die kwetsbaar zijn dit in gelijke mate. Voor de doelgroep van de decentralisatie geldt dat zij hoog scoren op de vijf dimensies van kwetsbaarheid.

Gezien de doelgroep en haar ondersteuningsbehoefte is er vaak sprake van samenhang met andere regelingen en beleidsterreinen. Hierbij moeten we een onderscheid maken tussen regelingen die buiten het domein van de gemeente vallen en regelingen en beleidsvelden die daar (op termijn) binnen vallen.

Bijna alle mensen die onder de decentralisatie vallen ontvangen ook zorg in het kader van de Zorgverzekeringswet en een groot aantal onder hen zal ook na de decentralisatie gebruik blijven maken van de Awbz. Het betreft dan vooral de verschillende klassen verpleging en behandeling. Afhankelijk van hun leeftijd, problematiek en (arbeids)verleden is de doelgroep van de decentralisatie voor hun inkomen afhankelijk van een groot aantal regelingen. Dit kan de Aow of een inkomen uit de Wsw, een uitkering van het Uwv, de Wwb of de Wajong zijn. De gemeente is verantwoordelijk voor de Wwb en in de toekomst voor de Participatiewet. Deze wet vervangt het voormalige wetsvoorstel Werken naar vermogen. Met uitzondering van de Aow en mensen met een Uwv-uitkering is de doelgroep van de decentralisatie voor hun inkomen (straks) afhankelijk van de gemeente.

Dat er sprake is van een samenloop van regelingen wil niet zeggen dat er ook sprake is van een samenloop van voorzieningen. In veel gevallen zullen de regelingen voor arbeidsparticipatie gelden, maar in verband met de kwetsbaarheid van de doelgroep zal er in de meeste gevallen nauwelijks sprake zijn van arbeidspotentie.

Het is belangrijk om te realiseren dat het landelijk om een grote groep mensen gaat, maar dat dit op lokaal niveau kan verschillen. Een middelgrote gemeente als Ede heeft te maken met zo’n 1.500 nieuwe cliënten als gevolg van de decentralisatie Awbz. Deze mensen ontvangen nu een grote verscheidenheid aan vormen van ondersteuning.

Gezien de diversiteit van de doelgroep van de decentralisatie is het bijzonder moeilijk om de ondersteuningsbehoefte van deze mensen voor de toekomst op voorhand precies vast te stellen. Dit hangt per individu sterk af van de beperking, het gevolg hiervan op het dagelijks leven, de beschikbaarheid van hulp in eigen kring en de mate van zelfredzaamheid. Een dementerende man van 75 met een hartkwaal en een zeer beperkt sociaal netwerk heeft uiteraard een andere ondersteuningsbehoefte dan een jonge vrouw van 35 met psychische problemen. En jongeren met een verstandelijke beperking hebben een andere ondersteuningsvraag dan volwassenen met een psychiatrische stoornis.

We illustreren de diversiteit van de doelgroep van de decentralisatie, en hun verschillende ondersteuningsbehoefte, aan de hand van vier voorbeelden: Michiel, Marieke, Karin en mevrouw Janssens

Page 144: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Casus Michiel

Casus

Marieke

Casus Karin

Casus mevrouw Janssens

Casus mevrouw Janssens

9

Michiel is een jongen van bijna 8 jaar. Michiel heeft het syndroom van Down en een hartafwijking. Omdat zijn gezondheid verslechterde is hij geopereerd. De operatie is niet helemaal goed gegaan en daarom moest Michiel opnieuw naar het ziekenhuis. De ouders van Michiel moeten voortdurend op hem letten en kunnen de dagelijkse zorg niet gemakkelijk aan een ander uitbesteden. Ook ‘s nachts heeft Michiel zorg en toezicht nodig. Michiel gaat een keer in de maand logeren in een instelling voor kinderen. Dit biedt zijn ouders de gelegenheid even bij te komen en het contact met hun vrienden en familie te onderhouden.

Marieke is een jonge vrouw van 25 jaar en woont met haar ouders in een buitenwijk van de stad. Marieke is vanaf haar geboorte doof en toen ze nog een peuter was werd vastgesteld dat ze leed aan een lichte vorm van autisme. De combinatie van doofheid en autisme heeft een grote invloed op haar ontwikkeling gehad. Door haar doofheid kon ze niet met woorden worden aangesproken en vanwege haar autisme begrijpt ze weinig van sociaal en emotioneel gedrag in haar omgeving. Marieke volgt een zelfstandigheidstraining. Met haar begeleider oefent ze praktische dingen. Ze kan nu zelfstandig met de trein reizen.

Karin is 61 jaar en heeft MS (multiple sclerose) en is daardoor steeds meer rolstoelafhankelijk. Met haar man woont ze achter hun kleine supermarkt, met een trap tussen de woonetage en de winkel. Twee volwassen kinderen wonen buiten de gemeente. Karin heeft huishoudelijk hulp. Om niet te snel achteruit te gaan, is het belangrijk dat zij minstens drie keer in de week gaat zwemmen.

Mevrouw Janssens is 75 jaar. Ze is getrouwd en woont met haar man in een eengezinswoning. Sinds 2 jaar heeft mevrouw de ziekte van Alzheimer. Haar situatie wordt langzaam slechter. Mevrouw Janssens kan geen moment alleen gelaten worden. Opstaan, douchen en aankleden kan zij niet meer zelfstandig. De heer Janssens is 80 jaar en kan de zorg voor zijn vrouw niet meer aan. Door alle spanning werd hij ziek en moest zelfs in het ziekenhuis worden opgenomen. Mevrouw is toen in een verpleeghuis geplaatst. Nu wordt gezocht naar een plek op een zorgboerderij waar mevrouw overdag naar toe kan.

Page 145: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Om binnen de Awbz in aanmerking te komen voor een voorziening moet er sprake zijn van (gezondheids)problematiek. Dit wordt een grondslag genoemd. Binnen de Awbz zijn er zes grondslagen:- Somatiek- Psychogeriatrisch- Psychiatrisch- Lichamelijke handicap- Verstandelijke handicap- Zintuiglijke handicap

De doelgroep van de decentralisatie kan op basis van deze grondslagen ingedeeld. Wat dit voor Ede betekent laten we zien in paragraaf 3.2.

3.2. Doelgroep Ede Zoals gezegd bestaat de doelgroep van de decentralisatie uit mensen met matige en zware beperkingen. In onderstaande tabel wordt voor Ede de totale doelgroep van de decentralisatie, onderverdeeld naar subgroepen, gepresenteerd. De indeling is gebaseerd op de Awbz grondslagen

Indeling van de totale doelgroep decentralisatie onderverdeeld naar begeleiding, groep en individueel.

Klantgroep BG – groep/individueel

1 Somatiek 0-64 602 Somatiek 65-74 353 Somatiek 75+ 1554 Psychogeriatrisch 1105 Psychische stoornis 5806 Verstandelijke handicap (kinderen) 1607 Verstandelijke handicap 2258 Zintuiglijke handicap 909 Lichamelijke handicap 110

Totaal; 1.525

Het betreft in totaal 1.525 mensen die begeleiding (groep of individueel) ontvangen. Het betreft zowel zorg in natura als persoonsgebonden budgetten.

De groep die een aanspraak op de ondersteuning bij de ADL vanuit de Wmo kan gaan doen is in bovenstaande schatting nog niet meegenomen. De omvang van deze groep is op basis van de informatie die voorhanden is niet goed in te schatten.

3.3. Huidig aanbod algemeenDe ondersteuningsbehoefte van de doelgroep van de decentralisatie verschilt per subgroep en vaak zelfs per individu. Daarom is de huidige dienstverlening gevarieerd. Sommige voorzieningen zijn op gemeentelijk niveau georganiseerd en anderen op regionaal niveau. Voor een kleine groep mensen met een zeer bijzondere ondersteuningsbehoefte zijn er bovenregionale voorzieningen. Dit geldt bijvoorbeeld voor mensen met een niet aangeboren hersenafwijking, zintuiglijk gehandicapten, volwassenen en kinderen met een verstandelijke beperking en gedragsproblemen, mensen in de maatschappelijke- of vrouwenopvang. Maar het betreft ook palliatieve zorg en kortdurend verblijf in een zorginstelling.

Het huidige aanbod aan Awbz voorzieningen is enorm. Het gaat om tientallen producten die door een groot aantal aanbieders wordt aangeboden. Met betrekking tot de doelgroep van de

Page 146: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

decentralisatie gaat het in hoofdzaak om voorzieningen die we in algemene zin kunnen omschrijven als: begeleiding, kortdurend verblijf en persoonlijke verzorging

Begeleiding individueelIn de Awbz wordt begeleiding geïndiceerd als groepsvoorziening (dagbesteding) of als individuele begeleiding. Individuele begeleiding richt zich vooral op het ondersteunen van zelfredzaamheid in het dagelijks leven. Denk aan ondersteuning bij praktische dingen als administratie, regie op het eigen leven en zelfstandig wonen. Maar ook het aanleren van sociale vaardigheden en terugval preventie valt onder individuele begeleiding.

Begeleiding groep (dagbesteding + vervoer)Dagbesteding voor volwassenen beslaat een breed palet van ondersteuning. Dagbesteding wordt bijvoorbeeld ingezet om verwaarlozing te voorkomen, voor het behouden van een dagstructuur (dag- en nachtritme, voedselinname) en om vaardigheden te behouden. Voor mensen met psychische problemen of een verstandelijke handicap richt dagbesteding zich op het opbouwen van een werkritme en het leren samenwerken met anderen. Maar dagbesteding kan ook ingezet worden bij de begeleiding van mensen die niet kunnen werken in een normaal dienstverband.

Kortdurend verblijfKortdurend verblijf (ook wel logeeropvang) wordt voor diverse doelgroepen om verschillende redenen ingezet. Voor ouders met kinderen of jongeren met gedragsproblemen wordt kortdurend verblijf ingezet als een vorm van respijtzorg om ouders tijdelijk te ontlasten. Maar kortdurend verblijf wordt ook ingezet voor mensen met een zorgvraag waarbij 24 uur toezicht nodig is. Het betreft dan mensen die voor een korte tijd opgenomen worden in een verpleeg- of een verzorgingstehuis. Bijvoorbeeld voor ouderen met dementie.

3.4. Huidig aanbod EdeBegeleiding en kortdurend verblijf wordt in Ede door een groot aantal verschillende aanbieders aangeboden. Een klein deel van die aanbieders is echter verantwoordelijk voor het grootste deel van de uitvoering. Om u een indruk te geven, ruim 81% van alle individuele begeleiding wordt geboden door 10 aanbieders en 71% van alle begeleiding groep wordt geboden door 10 aanbieders (zie bijlage 1).

Kortdurend verblijfDe samenwerkende gemeenten in de regio FoodValley hebben met het oog op de decentralisatie een onderzoek laten doen naar kortdurend verblijf in de regio. Het doel van het onderzoek was om zicht te krijgen op de verhouding tussen vraag en aanbod, de kosten, de kwaliteit en alternatieve oplossingen. Enkele conclusies uit dat onderzoek zijn:- Stimuleer samenwerking- Zoek (boven) regionale voorzieningen- Kies voor een zelfde systematiek van financiering en verantwoording- Investeer in het maatwerkgesprekken- Investeer aan de voorkant- Koppel deskundigheid - Zie kortdurend verblijf als een van de mogelijke vormen/onderdelen van respijtzorg.

11

Page 147: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Wat opvalt in de cijfers is dat kinderen meer gebruik maken van de logeeropvang dan volwassenen, het is dan ook goed om hier een verbinding met jeugdzorg te maken.

Aanbieders in de regio zijn zowel grotere zorginstellingen als kleinere aanbieders zoals zorgboerderijen.Voor ouderen is er voldoende opvang bij reguliere instellingen, maar voor mensen met een lichamelijke handicap en niet aangeboren hersenletsel is er zeer beperkt kortdurend verblijf beschikbaar.

Page 148: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

4. Toegang en toekenning

De organisatie van de toegang en de toekenning is voor cliënten, aanbieders en de gemeente belangrijk omdat de manier waarop dit georganiseerd wordt de ‘sturing op de vraag’ regelt. Toegang en toekenning zijn niet het zelfde.

De toegang organiseert waar, hoe en wanneer een cliënt in aanmerking komt voor een passend ondersteuningsarrangement. Onder een ondersteuningsarrangement verstaan we de sociale infrastructuur rond de cliënt, de inzet van algemene voorzieningen, bijvoorbeeld het welzijnswerk, en de inzet van maatwerkvoorzieningen. Het begrip ‘maatwerkvoorziening’ vervangt in de Wmo het begrip ‘individuele voorzieningen’, zoals rolstoelen of hulp bij het huishouden. De toekenning regelt via de verordening en de afgifte van een beschikking de formele, juridische, toegang tot maatwerkvoorzieningen in het kader van de Wmo.

Vanuit het perspectief van de gemeente is de organisatie van de toekenning van groot belang vanwege juridische en financiële overwegingen. De decentralisatie Awbz gaat gepaard met forse kortingen en de Wmo is per definitie een open einde regeling met alle risico’s van dien.

4.1. Huidige toegang en toekenningDe toegang en de toekenning van de huidige Wmo maatwerkvoorzieningen loopt alleen via het Wmo-loket. Het Wmo loket regelt op grond van de verordening de toegang en de toekenning van Wmo voorzieningen als een woonvoorziening, hulp bij het huishouden, een parkeervergunning, een rolstoel of een Wmo pas voor de Regiotaxi.

Het aantal mensen dat nu een voorziening via het Wmo loket ontvangt is ruim 5.500. Met de decentralisatie komt het aantal (potentiële) klanten van het Wmo loket op bijna 7.000.

4.2. Toekomstige toegang en toekenningMet de decentralisatie van Begeleiding en Kortdurend verblijf komt het aantal (potentiële) klanten van het Wmo loket op bijna 7.000

De positie van de gemeente als toekenningspoort tot maatwerkvoorzieningen wordt gecontinueerd. Dit betekent dat de gemeente ook na de decentralisatie verantwoordelijk is voor het afgeven van een beschikking voor een maatwerkvoorziening. De beschikking regelt immers de formele toekenning, waartegen altijd beroep aangetekend kan worden. Dit is in lijn met de conceptwettekst van de nieuwe Wmo.

De gemeente Ede hecht er belang aan dat ondersteuningsarrangementen breed toegankelijk zijn. De uitgangspunten voor de toegang tot voorzieningen zijn geformuleerd in de nota ‘Het is mensenwerk’. Ede kiest voor een variant op het regisseursmodel. De regisseurs vormen de spil in het regisseursmodel. Een burger krijgt naar gelang de aard van de vraag een consulent / regisseur in het gemeentelijk loket, een regisseur in het sociaal team of een regisseur bij een aanbieder. Samen stellen zij een ondersteuningsarrangement samen.

Ede kiest voor opdrachtgeverschap op verschillende niveaus. Dit betekent dat we op onderdelen aanbieders contracteren om de rol van regisseur (en uitvoerder) te vervullen. Gemeentelijk sturen we dan op macroniveau, via budget, monitoring en verantwoording. Op andere onderdelen vervullen we gemeentelijk zelf de regisseursrol, dan stuurt de gemeente direct op cliëntniveau. Daar waar aanbieders van zorg en welzijn de rol van regisseur vervullen maken we afspraken over gedelegeerd opdrachtgeverschap. Onder gedelegeerd opdrachtgeverschap verstaan we de afspraken die we met aanbieders maken om namens de gemeente maatwerkvoorzieningen in te zetten. We hebben daarbij oog voor de juridische en financiële risico’s die mandatering met zich mee brengt.

13

Page 149: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

De gemeente regisseert op deze wijze altijd de regisseurs, of die nu vanuit de gemeente of vanuit een aanbieder worden ingezet.Het zal voorkomen dat burgers niet altijd tevreden zijn met het maatwerkgesprek of ondersteuningsarrangement.Wij beraden ons er op om voor die situaties de mogelijkheid van een ombudsachtige functie/ second opinion in te richten.

De gemeente Ede denkt bij gedelegeerde toekenning bijvoorbeeld aan burgers die langdurige zorg ontvangen waarin weinig schommelingen of progressie voorzien is, zoals verstandelijk gehandicapten of bepaalde groepen ouderen.

Maatschappelijke organisaties als kerken en sportclubs gaat Ede helpen om in het kader van de ondersteuning die zij aan burgers bieden professioneel en specialistisch advies uit de eerste en tweede lijn beter te benutten. De gemeente kan voor hen die ondersteuning toegankelijk maken.

De gemeente Ede leert door te doen. In dat kader ‘oefenen’ we op dit moment met gedelegeerde toekenning in een aantal experimenten binnen onze gemeentegrenzen zoals de proeftuin Hervorming Langdurige Zorg (Opella, Vilente, Icare, Buurtzorg) en de vier pilots Awbz (onder andere Welstede, Arta, Eleos, de Medewerker en maatschappelijke organisaties). We ontwikkelen daar nieuwe werkwijzen, ondersteuningsarrangementen en samenwerkingsmogelijkheden. De uitkomsten van de proeftuin en de pilot gebruiken we om, in overleg met aanbieders en maatschappelijke organisaties, het gedelegeerde opdrachtgeverschap verder vorm te geven.

Bij de toegang tot meervoudige ondersteuningsarrangementen speelt hetzogenaamde maatwerkgesprek een belangrijke rol. Een maatwerkgesprek heeft als doel om samen met de cliënt een ondersteuningsarrangement op te stellen met daarin een of meerdere maatwerkvoorzieningen uit de Wmo. Met behulp van een maatwerkgesprek wordt eerst het sociale netwerk van de cliënt in kaart gebracht, vervolgens worden de beschikbare algemene voorzieningen geïnventariseerd en pas daarna wordt besloten tot het aanvragen (en eventueel toekennen) van een maatwerkvoorziening. Dit is voor de WMO de concretisering van het ondersteuningsplan en het regisseursmodel uit de nota Het is mensenwerk.

Maatwerkgesprekken zijn een goed instrument bij het vaststellen van een breed en meervoudig ondersteuningsarrangement. Veel enkelvoudige maatwerkvoorzieningen, bijvoorbeeld de aanvraag voor een Wmo pas voor de regiotaxi, kunnen echter ook telefonisch of digitaal afgehandeld worden.

Page 150: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

5

Uitgangspunten toekomstig ondersteuningsarrangement

5.1 Aanbod en keuzevrijheidParagraaf 3.4 over het huidig aanbod in Ede illustreert de grote verscheidenheid aan aanbieders in Ede en omgeving die op dit moment actief zijn op de taken die overkomen. Veel gemeenten kennen net als Ede een breed veld van aanbieders. Sommige gemeenten sturen aan op een reductie van het aantal aanbieders om overzichtelijker, eenduidiger en efficiënter te werken. In de gemeente Ede kiezen we voor een andere koers. Ede kiest expliciet voor dat brede palet van aanbieders. Op die manier is het mogelijk burgers de keuzevrijheid te geven die past bij een regio met een grote diversiteit aan levensovertuigingen. Begeleiding is een algemene term voor tientallen producten die binnen de Awbz worden aangeboden. In plaats van producten willen we na de decentralisatie werken aan ondersteuningsarrangementen. Een ondersteuningsarrangement is breder van opzet dan de huidige Awbz producten en doet daardoor meer recht aan de vraag van de cliënt. Onder een ondersteuningsarrangement verstaan we een samenhangend pakket dat bestaat (of kan bestaan) uit het sociale netwerk van de cliënt, algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen, zoals formeel binnen de Wmo gedefinieerd.

5.2 OndersteuningsarrangementenWe spreken in algemene zin over ondersteuningsarrangementen. Bij het ontwikkelen hiervan is het belangrijk om steeds rekening te houden met de achtergrond van een cliënt of een groep cliënten. Een ondersteuningsaanbod voor een alleenstaande dementerende man van 80 is anders opgebouwd dan een arrangement voor een jongere met psychische problemen die nog een beroep kan doen op zijn ouders of andere familieleden.

Het ontwikkelen van ondersteuningsarrangementen vindt nadrukkelijk plaats in open dialoog met aanbieders, overkoepelende raden en binnen de context van experimenten, pilots en nieuwe samenwerkingsverbanden. Denk bijvoorbeeld aan de Proeftuin Hervorming Langdurige Zorg (HLZ), de pilot met de twee sociale teams en de pilot integrale toegang.

Een ondersteuningsarrangement bestaat in principe uit een keuze uit de 4 componenten:

Sociaal netwerk en informele zorg Algemene voorzieningen Collectieve voorzieningen Individuele voorzieningen (Wmo maatwerkvoorzieningen)

Bij het aanbieden van een ondersteuningsarrangement wordt het volgende uitgangspunt gehanteerd: Eerst eigen netwerk, dan algemeen, dan collectief en dan pas individueel.

5.3 Mantelzorg

15

De gemeente Ede kiest voor:

- Toekenning maatwerkvoorzieningen via het Wmo loket.

- De mogelijkheid van gedelegeerd opdrachtgeverschap.

- Maatwerkgesprek als vertrekpunt voor het samenstellen van meervoudige ondersteuningsarrangementen.

- Maatwerkgesprekken worden door de gemeente, sociale teams en aanbieders gevoerd.

- Alle partijen die een maatwerkgesprek voeren teneinde een meervoudig

Page 151: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Binnen de toekomstige ondersteuningsarrangementen is een belangrijke rol weggelegd voor het sociale netwerk van burgers en voor informele zorg. Om die reden wil de gemeente Ede eigen kracht stimuleren. Wij doen dit door in te zetten op mantelzorgondersteuning en het ondersteunen van vrijwilligersinitiatieven.Mantelzorgondersteuning/steunpunt mantelzorg is in Ede ondergebracht bij De Medewerker. Deze vorm van ondersteuning bestaat uit een combinatie van individuele ondersteuning van mantelzorgers en collectieve ondersteuning in de vorm van bijvoorbeeld mantelzorgsalons. Waar we ons vooral op richten is kennis delen met organisaties waar mantelzorgers deel van uitmaken, zoals zorginstellingen. De ondersteuning van mantelzorg moet een door de gemeenschap gedragen taak worden. Dat wil zeggen een taak die wordt uitgevoerd door gemeente/overheid, De Medewerker, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven. 5.4 MaatwerkvoorzieningIn de Wmo wordt gesproken over ‘maatwerkvoorzieningen’. De toekenning van maatwerkvoorzieningen heeft een formele status en wordt geregeld binnen de verordening. De gemeente is dus verplicht om cliënten, die hier formeel voor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening aan te bieden. Maatwerkvoorzieningen worden door de gemeente ingekocht bij aanbieders. Bij de keuze van aanbieders is de manier waarop aanbieders er op een verantwoorde wijze in slagen het beroep op de WMO voorzieningen te beperken een van de selectiecriteria. Wij zullen dat beoordelen door te bepalen in welke mate bij de maatwerkvoorziening gebruik is gemaakt van eigenkracht en de inzet van vrijwilligers en mantelzorgondersteuning. Wij beoordelen het aanbod tevens aan de hand van het substitutiecriterium. Dat wil zeggen de wijze waarop specialistische zorg uit bijvoorbeeld de tweede lijn vroegtijdig in het hulpverleningsaanbod wordt ingezet. Het ‘naar voren’ halen van kortdurende specialistische hulp in plaats van ‘verwijzen naar’ heeft zowel een preventief als kostenbesparend effect.

Met de decentralisatie van de Awbz wordt het product dagbesteding vervangen door een maatwerkvoorziening. De gemeente kan er voor kiezen om de huidige producten dagbesteding onder de titel maatwerkvoorziening in te kopen. De financiële mogelijkheden daarvoor zijn beperkt. Daarom zetten we met de huidige aanbieders en maatschappelijke organisaties in op het ontwikkelen van nieuwe arrangementen, waarbij ook het meer benutten van organisaties en activiteiten in de wijk, samenwerken met bedrijfsleven, het snijvlak van dagbesteding en arbeid alle aandacht hebben.

5.5Sturen op maatschappelijke effecten

Daarom kiest de gemeente Ede met betrekking tot inkoop van maatwerkvoorzieningen voor een sturing op basis van maatschappelijke effecten. Dit betekent dat de gemeente niet de inspanning van een aanbieder inkoopt, maar de resultaten die geboekt worden met betrekking tot het maatschappelijk effect dat we willen bereiken. De gemeente legt de aanbieder niet op hoe en hoe vaak een handeling moet worden uitgevoerd, maar wat het maatschappelijk effect van zijn inspanning moet zijn. Bijvoorbeeld, de mate van zelfredzaamheid, maatschappelijke deelname of het onderhouden van sociale contacten.

De gemeente Ede kiest voor

- Stimuleren van 2de lijn naar 1ste lijn, van 1ste lijn naar 0de lijn.

- Het ontwikkelen van nieuwe vormen van dagbesteding: in de wijk, samen met bedrijfsleven en op het snijvlak van dagbesteding en arbeid.

- Stimuleren eigen kracht door ondersteuning mantelzorgondersteuning en vrijwilligersinitiatieven.

- Contracteren en subsidiëren van aanbieders die beroep op Wmo voorzieningen beperken.

Page 152: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

De maatschappelijke effecten van de maatwerkvoorzieningen stelt de gemeente niet eenzijdig vast. In een constructieve dialoog tussen aanbieders en gemeente willen we de maatschappelijke effecten per maatwerkvoorziening definiëren. Bij deze dialoog hebben beide partijen belang. De aanbieders helpen de gemeente, zodat niet gevraagd wordt wat niet geleverd kan worden of wat teveel eisend is.

Het maatschappelijke effect kan niet voor de totale doelgroep van de decentralisatie worden vastgesteld. Daarvoor is de ondersteuningsvraag van de verschillende subgroepen van de decentralisatie te heterogeen. Bijvoorbeeld, het maatschappelijk effect van een maatwerkvoorziening voor een eenzame oudere met somatische klachten is een andere dan voor iemand met een verstandelijke beperking. En verder is er natuurlijk per cliënt altijd sprake van maatwerk.

Een methode om zoveel mogelijk op maatschappelijke effecten te sturen is de participatiematrix. Voor verschillende doelgroepen wordt door de gemeente in dialoog met aanbieders vastgelegd waar het streven van een maatwerkvoorziening op gericht is. Belangrijk is de nuancering dat deze matrix helpt bij het verkrijgen van inzicht in het gewenste maatschappelijke effect hoofdlijnen. Per cliënt blijft het maken van afspraken natuurlijk maatwerk en kan de praktijk per geval verschillen.

Hieronder geven we voor een paar subgroepen een voorbeeld van een primitieve participatiematrix. In dit voorbeeld is het maatschappelijk effect voor cliënten van 75 jaar en ouder met een somatische problematiek sociale contacten, terwijl voor de groep mensen met een verstandelijke beperking het maatschappelijk effect gericht is op zelfstandig functioneren, sociale contacten, opdoen van vaardigheden en voorzien in eigen inkomen. Uiteraard kan het aantal velden worden uitgebreid, bijvoorbeeld waar de uitvoering gerealiseerd moet worden, op wijk- of regionaal niveau.

Sturing Zelfstandig functioneren

Sociale contacten

Opdoen van vaardigheden

Voorzien eigen inkomen

Somatiek > 75 jaar xPsychogeriatrisch xMensen met een verstandelijke handicap

x x x X

Mensen met een lichamelijke handicap

x x x X

5.6

KwaliteitIn de conceptwettekst Wmo staat het volgende vermeld over kwaliteit:

17

De gemeente Ede kiest voor:

- Sturing op basis van maatschappelijke effecten.

- De participatiematrix als instrument.

Page 153: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Deels zullen kwaliteitsnormen landelijk worden bepaald en getoetst. Maar ook lokaal kunnen we hierop sturen: - Ontwikkelen van regionale/lokale kwaliteitsnormen. Naast de landelijke normen kunnen

gemeente ook regionale/lokale eisen stellen. Denk aan de mogelijkheid dat cliënten kunnen kiezen voor identiteitsgebonden ondersteuning.

- Resultaatgerichte financiering: Gemeenten zullen die aanbieders willen contracteren die resultaatgericht werken en kunnen aantonen een actieve bijdrage te leveren aan de beoogde maatschappelijke resultaten (participatie en zelfredzaamheid, met inzet van eigen kracht en sociaal netwerk).

- Gemeenten kunnen aan aanbieders vragen ervaringen vanuit het klantperspectief te onderzoeken en te rapporteren. Het idee is dat mensen zelf kunnen aangeven wat zij aan de ondersteuning hebben gehad.

- Gemeenten kunnen in de inkoopprocessen zelf kiezen hoeveel waarde ze toekennen aan kwaliteitsaspecten ten opzichte van de prijs.

De gemeente wil in samenspraak met aanbieders en cliëntvertegenwoordigers de kwaliteitscriteria vaststellen. Per kwaliteitscriterium formuleren we de indicatoren en het meetinstrument waarmee de resultaten kunnen toetsen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een kwaliteitsmatrix.

Voorbeeld van een kwaliteitsmatrixKwaliteit Indicatoren Methode van metenAfspraken nakomen Tijdig inleverenUitvoeringskwaliteit Tevredenheid

dienstverleningHouding

ClientinterviewsPanelgesprel

Resultaat kwaliteit Niveau van ….. Monitorgesprek cliënt Administratie Verantwoording Steekproefcontrole

Accountsverklaring

- Gemeenten zijn verplicht om periodiek een plan en verordening vast te stellen waarin zij de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning borgen.

- Gemeenten formuleren eisen aan de kwaliteit van voorzieningen en beroepskrachten.

- De gemeenten zullen hierbij steunen op landelijke professionele kwaliteitsstandaarden voor aanbieders.

- De gemeente bepaalt in de verordening welke eisen zij stelt aan de afhandeling van klachten van een cliënt over gedragingen van een aanbieder.

- Aanbieders worden verplicht om over een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te beschikken.

- Aanbieders worden verplicht om voor personen die beroepsmatig in contact kunnen komen met cliënten een verklaring omtrent gedrag (VOG) te hebben.

De gemeente Ede kiest ervoor:

- Om op het gebied van kwaliteit aan te sluiten bij landelijke wet-en-regelgeving en professionele kwaliteitsstandaarden.

- Om samen met aanbieders en cliëntvertegenwoordigers de kwaliteitscriteria vast te stellen en daarbij de kwaliteitsmatrix te hanteren.

Page 154: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

19

Page 155: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

6 Toekomstig aanbod

In de voorbereiding op de decentralisatie Awbz heeft de gemeente Ede tot op heden een intensieve dialoog gevoerd met aanbieders van ondersteuning en welzijn, MEE, Menzis, cliëntenraden en gemeenten in de regio. In eerste instantie was dat met de intentie om de aanbieders, het aanbod en de doelgroepen te leren kennen. Gaandeweg is de focus van de bijeenkomsten, gesprekken en experimenten verlegd naar productinnovatie en het gezamenlijk ontwikkelen van nieuwe werkwijzen. Het resultaat van die inspanningen is dat de gemeente Ede samen met haar partners een aantal experimenten en onderzoeken heeft opgestart (onder meer de proeftuin HLZ, pilots Awbz en het onderzoek logeeropvang). Daarnaast zijn er initiatieven ondersteund en opgestart met partners die in de komende periode verder worden uitgewerkt. Denk aan het initiatief van een aantal aanbieders van begeleiding voor ouderen om gezamenlijk tot productinnovatie te komen.

Ook in de komende periode tot 1 januari 2015 belegt Ede gesprekken en bijeenkomsten met aanbieders van ondersteuning en welzijn, het Zorgkantoor, burgers en overkoepelende raden. We faciliteren en entameren zo ontmoetingen en mogelijkheden tot co-creatie tussen en met aanbieders, bedrijfsleven, burgers en gemeente.

6.1 Aanbod 2015In het conceptwetsvoorstel wordt gesproken van een overgangsrecht. De strekking van het overgangsrecht is dat bestaande Awbz-cliënten in beginsel hun oude rechten houden tot eind 2015.

De nieuwe Wmo taken komen echter al per 1 januari 2015 over. De verwachting is dat veel van de huidig geïndiceerden ervoor kiezen gebruik te maken van hun oude rechten. Daarom verwachten we dat we maar een beperkt aantal huidig geïndiceerden een aanbod te hoeven doen.

Daar waar de gemeente dezelfde dienstverlening inkoopt wordt dat voor 25% minder ingekocht bij de huidige aanbieders. Alle nieuwe cliënten en alle geïndiceerden die in aanmerking willen komen voor een aanbod kunnen kiezen tussen het bestaande en een nieuw aanbod.

6.2

Oplossingen vanuit de nieuwe WmoDe onderstaande casus geeft de oplossingsrichting aan die we in Ede vanaf 1 januari 2015 in willen gaan zetten.

Casus Wendy

De gemeente Ede kiest ervoor om in 2015 een aanbod te doen aan:

- Indien mogelijk huidige geïndiceerden die gebruik willen maken van het nieuwe aanbod;

- Huidige geïndiceerden wiens indicatie in de loop van 2015 verloopt;

- Nieuwe cliënten

Page 156: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Wendy is een opgewekte vrouw van 27 jaar. Zij is geboren met het syndroom van Down. Sinds twee jaar woont Wendy met een PGB in een woongemeenschap voor verstandelijk gehandicapten. Hier heeft ze haar eigen appartement. Voor Wendy is het belangrijk dat er altijd iemand in de buurt is die haar kan helpen kleine, dagelijkse problemen op te lossen.

Het is 7 maart 2015. Tijdens een maatwerkgesprek met de gemeente stelt Wendy samen met haar ouders en een regisseur van de gemeente een ondersteuningsarrangement samen. In plaats van de individuele en groepsbegeleiding die ze voorheen uit de Awbz kreeg toegewezen worden nu andere vormen van ondersteuning ingezet. Vanuit de Wmo gedachte wordt er ingezet op maatschappelijke participatie. Door een vorm van dagbesteding te integreren met een vorm van bemiddeling naar betaald werk en door vanuit de Wmo/Participatiewet intensieve begeleiding in te zetten zou Wendy in de bediening aan de slag kunnen. Om zelfstandig te kunnen functioneren zal Wendy afhankelijk blijven van een vorm van individuele woonbegeleiding. De professionele begeleider van Wendy wordt bijgestaan door een vrijwilligster die op twee vaste dagen in de week haar diensten aanbiedt.

6.3 Bijzondere doelgroepenBijzondere aandacht verdienen de bijzondere doelgroepen binnen de totale doelgroep van de decentralisatie. Het betreft mensen met een niet aangeboren hersenafwijking, zintuiglijk gehandicapten en volwassenen en kinderen met een verstandelijke beperking en gedragsproblematiek. Een goed voorbeeld van iemand uit deze bijzondere doelgroep is Pieter

Casus Pieter

De dienstverlening aan deze groep is regionaal georganiseerd. Gezien de complexiteit van de doelgroep gaat de voorkeur van de gemeente er naar uit met de aanbieders van dienstverlening, en in overleg met de regiogemeenten, voor deze doelgroep apart afspraken maken. Ede brengt dat in in de regio FoodValley

6.4

Ondersteuning bij de Algemene dagelijkse levensverrichtingen

21

Pieter is een man van 48 jaar. Door een ongeluk raakte een ader in zijn hals bekneld. Tijdens zijn revalidatie bleek dat hierdoor hersenletsel ontstaan was. Sinds een jaar woont Pieter in een instelling voor mensen met een lichamelijke handicap. Hij ontvangt begeleiding bij de zorg voor zichzelf. Elke dag bespreekt zijn begeleider samen met Pieter wat hij die dag gaat doen.

De gemeente Ede kiest er voor:

- Om de dienstverlening voor bijzondere doelgroepen op regionaal niveau, en in overleg met de regiogemeenten, te organiseren en de dienstverlening in te kopen.

Page 157: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Uit de brief van staatsecretaris van Rijn van 6 november jl. wordt duidelijk dat de persoonlijke verzorging per 2015 niet naar de nieuwe Wmo gedecentraliseerd wordt, maar grotendeels (95%) naar de Zorgverzekeringswet. Het betreft cliënten met somatische problematiek. Slechts verzorging voor mensen met cognitieve problemen (5%) gaat naar de Wmo. Daarmee wordt ondersteuning bij de Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL) onder de Wmo gebracht. Het betreft echter een moeilijk te definiëren doelgroep die een zintuigelijke, psychische of verstandelijke beperking heeft. De knip die wordt aangebracht, tussen het leveren van lijfsgebonden zorg enerzijds en begeleiding en aansturing om ADL handelingen zelf uit te voeren, draagt mogelijke uitvoeringsproblemen en afschuifrisico’s met zich mee. De komende periode onderzoeken wij de gevolgen van deze wijziging.

6.5 Persoonsgebonden budgetDe mogelijkheid voor cliënten om een Persoonsgebonden budget (PGB) aan te vragen is wettelijk verankerd in de Wmo. Het toekennen van een PGB is geregeld in de verordening en de toekenningscriteria zijn dezelfde als voor zorg in natura.

Aan het toekennen van een PGB is in de Wmo wel de beperking verbonden dat de aanvrager in staat moet zijn om de juridische en administratie verplichtingen die met een PGB verbonden zijn na te komen. De tarifering van het PGB en de kwaliteitseisen worden in de verordening opgenomen.

Het PGB stimuleert eigen regie en oplossingen, ook andere oplossingen dan gemeente en aanbieders kunnen realiseren. Ede staat toe dat een toegekend PGB door de cliënt uitgegeven wordt binnen zijn sociale netwerk of zijn gezin. Ede stelt wel een eigen norm op voor Gebruikelijke zorg, oftewel de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.

6.6Eigen bijdrageIn de nieuwe wet kan voor alle

voorzieningen een eigen bijdrage worden opgelegd. Voor maatwerkvoorzieningen is dit veelal een inkomensafhankelijke eigen bijdrage. Als uit het maatwerkgesprek blijkt dat er sprake is van een hoog inkomen kan met deze aanvragers een gesprek worden gevoerd over de mogelijkheden die men zelf heeft om de gevraagde ondersteuning te organiseren. Nieuw is dat ook voor rolstoelen, woningaanpassingen en hulpmiddelen voor kinderen een eigen bijdrage mag worden gevraagd en de termijn van maximaal 3 jaar voor het betalen van een eigen bijdrage voor woningaanpassingen is losgelaten. De eigen bijdrage mag doorlopen totdat de kostprijs van de voorziening is bereikt. Voor gemeenten betekent dit dat zij meer inkomsten kunnen genereren.

Voor algemene voorzieningen kan alleen een niet-inkomensafhankelijke bijdrage worden gevraagd. Gemeenten mogen zelf een bijdrage vragen tot maximaal de kostprijs van de

De gemeente Ede kiest voor:

- De gemeente staat toe dat een toegekend PGB door de cliënt uitgegeven wordt binnen zijn sociale netwerk of zijn gezin.

- Het opstellen van een norm voor gebruikelijke zorg.

Page 158: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

voorziening. Gemeenten hebben de mogelijkheid om een korting te geven op de algemene voorziening bijvoorbeeld door middel van stadspassen. Deze eigen bijdrage wordt niet door het CAK geïnd maar door de gemeente zelf.

6.7

VervoerVervoer

is binnen de Awbz een belangrijk onderdeel van het product dagbesteding. Als gevolg van een eerder opgelegde bezuiniging op de vervoerkosten hebben Awbz instellingen besparingen op het vervoer doorgevoerd. Denk in dit verband vooral aan dagbesteding dicht bij huis en bloktijden.

Awbz vervoer maakt deel uit van het doelgroepenvervoer, zoals leerlingenvervoer en de Wmo regiotaxi. Door middel van gerichte maatregelen werkt de gemeente aan een reductie van de vraag naar vervoer. We doen dit door het toegankelijk maken van haltes en bussen van het reguliere openbaar vervoer, het aanbieden van trainingen in het gebruikmaken van het openbaar vervoer, de inzet van vrijwilligers, de ontwikkeling van nieuwe vervoersconcepten (bijvoorbeeld, servicebus Ede) en het indicatiebeleid. Door vervoer slimmer te organiseren bedienen we onze inwoners beter en blijft het financieel ook mogelijk kwetsbare inwoners maatwerk te bieden.

Op regionaal niveau onderzoeken we de mogelijkheden tot bundeling van vervoer en de mogelijke inrichting van een regionale mobiliteitscentrale.

6.8 Maatwerkvoorziening ter vervanging chronisch ziekenregelingenHet kabinet introduceert een maatwerkvoorziening ter vervanging van de compensatie eigen risico (CER), de aftrek specifieke zorgkosten in de inkomstenbelasting en de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg). Het budget wordt overgeheveld naar het brede sociale domein. Gemeenten kunnen maatwerk bieden door het compenseren van beperkingen met voorzieningen via de Wmo of het geven van directe inkomenssteun via de bijzondere bijstand.

23

De gemeente Ede kiest voor:

- Het heffen van een inkomensafhankelijke eigen bijdrage.

- Het vragen van een eigen bijdrage voor enkele in de verordening op te nemen algemene voorzieningen.

- In 2014 besluit de gemeente hoe de systematiek van eigen bijdragen vorm gegeven wordt.

De gemeente Ede kiest voor:

- De organisatie van vraagreductie op lokaal niveau, en op regionaal niveau voor de volgtijdelijke bundeling van vervoer en de mogelijkheden van een regionale mobiliteitscentrale.

De gemeente Ede kiest er voor:

- Om de maatwerkvoorziening ter vervanging van de chronische ziekenregelingen in 2014 zorgvuldig vorm te geven.

Page 159: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

6.9 Hulp bij het Huishouden De hulp bij het huishouden (HH) maakt onderdeel uit van de huidige Wmo taken van de gemeente. De overheid laat de HH niet ongemoeid. In de komende periode dienen gemeenten een korting van 40% door te voeren. Het gaat om plus minus 3 miljoen euro. Een ingrijpende korting die niet los gezien kan worden van de beleidskeuzes die in het kader van de decentralisatie Awbz gemaakt moeten worden. De gemeente Ede heroriënteert zich op dit moment op de uitgangspunten voor Hulp bij het Huishouden.

De nieuwe Wmo maakt het mogelijk dat gemeenten voor eenvoudige schoonmaakondersteuning verwijzen naar de particuliere markt. De gemeente hoeft hierin geen ondersteuning te bieden. In principe dragen mensen de kosten van de schoonmaakondersteuning dan zelf. De gemeente kan besluiten voor mensen met een laag inkomen wel een bijdrage in de kosten aan te bieden. Als er sprake is van gemis aan regie voor de organisatie van het huishouden heeft de gemeente wel een rol bij de ondersteuning tot participatie en zelfredzaamheid. Hiervoor kan bijvoorbeeld het instrument begeleiding worden ingezet.

Ede verkent op dit moment een aantal denkrichtingen en gaat daarover in gesprek met aanbieders. Uitgangspunt daarbij is dat in de jaren 2015/16 we het met een budget moeten doen dat 40% lager is dan het budget over 2012. Hoe het budget zich zal ontwikkelen vanaf 2017 is onduidelijk. VWS geeft aan dat er nog geen nieuwe budgetvoorstellen op de lange termijn zijn en dat vooralsnog uitgegaan wordt van een korting van 75% (conform de eerste afspraken in het regeerakkoord).

Over de jaren 2015/16 moet dus in ieder geval aan de volumeknop en/of de prijsknop worden gedraaid. We willen de hulp bij het huishouden, die overigens niet meer uitdrukkelijk in de nieuwe Wmo wordt genoemd, voor zover dit financieel mogelijk is, wel onder gemeentelijke regie houden. Dit betekent niet dat elke Edese burger op dezelfde wijze en condities als voorheen HH ontvangt als er een beperking bestaat in het uitvoeren van huishoudelijke taken. Het betekent wel dat wij een rol willen blijven spelen in de matching tussen de aanvrager van deze voorziening en de aanbieder.

Wil een reductie van 40% op het budget over 2012 gehaald worden dan kan waarschijnlijk niet volstaan worden met het uitsluitend draaien aan de prijs en volumeknop. Er zal daarnaast ook onderscheid gemaakt moeten gaan worden tussen de mensen die in staat zijn zelfstandig hulp bij het huishouden in te kopen, en de mensen die een te laag inkomen hebben om de kosten hiervan volledig dan wel deels zelf te betalen. De concepttekst van de WMO 2015 maakt sturen op de hoogte van het inkomen mogelijk in tegenstelling tot de huidige WMO. Het onderscheid tussen mensen met een hoog en laag inkomen brengt met zich mee dat we stringent gaan onderscheiden in puur schoonmaakondersteuning(dat in principe voor eigen rekening kan komen) en (woon)begeleiding van mensen die een beperking hebben op de regie bij het voeren van een huishouden. We onderzoeken op dit moment de effecten van deze mogelijke beleidsrichting.

Page 160: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

7 Opdrachtgeverschap

Als opdrachtgever bepaalt de gemeente het toekomstig speelveld in het sociaal domein. De gemeente bepaalt door haar keuzes als opdrachtgever onder meer de wijze waarop het aanbod is georganiseerd, de mate waarin aanbieders bereid zijn risico’s te nemen en te innoveren en de prijsstelling van het nieuwe aanbod. Een verantwoordelijkheid waarvan de gemeente Ede zich zeer bewust is.

Om een goed ondersteuningsstelsel tot stand te laten komen heeft de gemeente verschillende mogelijkheden om afspraken te maken met aanbieders. Deze variëren van het afsluiten van bestuursrechtelijke overeenkomsten tot trajectfinanciering, van subsidie tot het sluiten van raamcontracten.

Zoals beschreven in de nota Het is mensenwerk, kiest Ede, met een eigen variant op het Regisseursmodel van professor Jan Telgen, voor opdrachtgeverschap op twee niveaus. De gemeente kan optreden als regisseur, maar kan ook een aanbieder contracteren in de rol van opdrachtgever.

De veelzijdigheid van de dienstverlening binnen de decentralisaties leidt tot een gedifferentieerde inkoopstrategie. De keuze voor een bepaalde inkoopstrategie is afhankelijk van een aantal factoren waaronder de complexiteit van de ondersteuning, de grootte en complexiteit van de doelgroep en de geografische reikwijdte van de problematiek en de voorzieningen.

Vertaald naar de decentralisatie Awbz worden ondersteuningsarrangementen en maatwerkvoorzieningen via onderstaande systematiek ingekocht:

InkoopAlgemene voorzieningen SubsidieMaatwerkvoorzieningen voor bijzondere doelgroepen

Inkoop bij voorkeur in regionaal verband

Alle andere maatwerkvoorzieningen Divers (aanbesteding, trajectfinanciering, veilen)

Het feit dat we gaan aanbesteden of subsidiëren zegt nog niets over de systematiek van aanbesteden of subsidiëren. Hierover wordt in een later stadium een besluit genomen.

7.1 Samenhang Jeugd, Participatiewet en Awbz/WmoDe drie decentralisaties kennen een grote samenhang. Zo staat binnen alle drie de decentralisaties de burger met zijn ondersteuningsvraag centraal. En ligt de focus bij het bieden van ondersteuning op de eigen kracht van burgers en op een integrale aanpak.

De doelgroepen van de decentralisaties kennen onmiskenbaar een overlap. Voor het overgrote deel van de burgers die met een van de decentralisaties te maken heeft geldt echter dat de oplossing van het probleem vaak in een enkelvoudige oplossing ligt die afkomstig is uit een van de drie domeinen (jeugd, participatie en maatschappelijke ondersteuning).Een relatief klein deel van de gezinnen of huishoudens met een ondersteuningsvraag heeft te maken met multi-problematiek. In die gevallen is het cruciaal om domein-overstijgend en integraal te zoeken naar oplossingen.

25

Page 161: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

De gemeente Ede besteedt in de voorbereiding op de decentralisaties veel aandacht aan de gebieden waar overlap tussen de decentralisaties is.Zo werken we op dit moment aan arrangementen op het snijvlak van Wwb en Wmo. Door integrale arrangementen te ontwikkelen kunnen verschillende doelstellingen tegelijk worden behaald en middelen zo efficiënt mogelijk besteed. Ook maken we afspraken over een zorgvuldige en warme overdracht voor burgers die vanuit de Jeugdwet overkomen naar de Wmo als ze de leeftijd van 18 jaar passeren.

Page 162: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

8 Clientparticipatie

De drie decentralisaties hebben grote gevolgen voor burgers/cliënten. Zij moeten geïnformeerd worden over de gevolgen van de decentralisaties in het sociaal domein en betrokken worden bij het beleid. Het is belangrijk om de communicatie zorgvuldig vorm te geven. De communicatie richting burgers wordt vanuit het programma Herstructurering sociaal domein opgepakt.

Binnen de projectgroep decentralisatie Awbz is er daarnaast aandacht voor de Awbz/Wmo specifieke communicatie. Daarbij hebben we in het bijzonder aandacht voor de behoefte aan informatie bij de huidige Awbz cliënten. In overleg met de afdeling communicatie bepalen we welke communicatiemiddelen voor welk doel en op welk moment ingezet zullen worden.

De gemeente Ede heeft de lokale medezeggenschap georganiseerd in een Adviesraad Wmo een WWB-raad, een adviesraad Participatie en Integratie en de Jongerenraad. Daarnaast zijn er organisaties die meer op basis van belangenbehartiging opereren dan op basis van advisering. Het betreft de GRE gehandicaptenraad, de COSBO (overkoepelende stichting voor oudere bonden) en de WSW-raad. Burgerparticipatie, cliëntenparticipatie, medezeggenschap zijn begrippen die door elkaar heen gebruikt worden, omdat ze deels overlappen. Bij alle begrippen gaat het voornamelijk om het meedenken over beleid/uitvoering, het recht op inspraak en het invloed uitoefenen op zaken waarbij men betrokken is.

Alle partijen zijn uitgenodigd deel te nemen aan de voorbereiding van de decentralisaties, dus vooraf aan de formele adviesaanvraag van het college die medio november uitgaat richting de adviesraden. De verschillende raden bepalen zelf hun speerpunten en de wijze waarop zij willen aansluiten in deze fase van het proces. Het programma sociaal domein faciliteert hen door, indien mogelijk, informatie beschikbaar te stellen en gezamenlijke bijeenkomsten te organiseren.

27

De gemeente Ede kiest voor:

- betrokkenheid van de adviesraden in het voorbereidingstraject van de decentralisaties

Page 163: Regionaal Beleidsplan Food Valley 20152018 · FoodValley 1 vormgegeven in de regionale visie “Elke jeugdige telt en doet mee”. Op basis hiervan is dit regionale beleidsplan geschreven.

Bijlage 1 Aanbieders begeleiding in Ede

Overzicht grootste aanbieders in Awbz zorg in natura (geen persoonsgebonden budget) in de gemeente Ede verdeeld naar begeleiding individueel (BGI) en begeleiding groep (BGG):

Grootste aanbieders van BGI:

Doelgroep Aantal trajecten1 RIBW PSY 5532 Philadelphia Zorg Veluwezoom VG 3333 Opella Thuiszorg 2934 Siza (Doetinchem) VG - NAH 2505 Icare ouderen 1686 Gelderhorst doven 1397 RIBW Eleos PSY 1118 Stichting Arta 889 Humanitas PSY 86

10 Kraam- en Thuiszorg Nijmegen 83Totaal 2.104% dat deze 10 aanbieders van totaal aantal trajecten BGI aanbiedt

81%

Grootste aanbieders van BGG:

Doelgroep Aantal trajecten1 Icare ouderen 3272 's Heeren Loo - Hartenberg

(Wekerom)VG 158

3 Gelderhorst doven 1324 Opella - Honskamp (Lunteren) ouderen 1085 Siza (Doetinchem) VG - NAH 1076 Maanderzand ouderen 947 Bethanië ouderen 698 De Rozelaar (Barneveld) VG 429 RIBW Eleos PSY 40

10 Vilente - Pieter Pauw (Wageningen) ouderen 32Totaal 1.109% dat deze 10 aanbieders van totaal aantal trajecten BGG aanbiedt

71%