Regie der Gebouwen

12
Regie der Gebouwen BRUSSEL DE KONINKLIJKE MUNTSCHOUWBURG

description

Brussel - De Koninklijke Muntschouwburg

Transcript of Regie der Gebouwen

Page 1: Regie der Gebouwen

Regie der Gebouwen

BRUSSEL ■ DE KONINKLIJKE MUNTSCHOUWBURG

Page 2: Regie der Gebouwen
Page 3: Regie der Gebouwen

3DE KONINKLIJKE MUNTSCHOUWBURG

De restauratie van de spektakelzaalCarton-pierre en dorure a l’effet

De Regie der Gebouwen restaureerde tussen 2003 en 2007 de spektakelzaal van de Muntschouwburg. De werken werden opgesplitst in vijf verschillende fasen. Er werd uitsluitend tijdens de zomermaanden gewerkt zodat de Muntschouwburg niet gesloten diende te worden. Tussen 1985 en 1986 waren de stofbekledingen van de zetels en wanden vernieuwd geweest, maar de architecturale elementen van de zaal waren grotendeels onaangeroerd gebleven.

Korte historiek

De Koninklijke Muntschouwburg te Brussel kende een bewogen geschiedenis. Het operagebouw werd ontworpen door de Franse architect Louis Emmanuel Aimé Damesme en ingehuldigd in 1819. Op 25 augustus 1830 vond de voorstelling van La Muette de Portici van Auber plaats in de Muntschouwburg. De voorstelling liep uit de hand, een groot aantal toeschouwers raakte opgehitst, verlieten het gebouw, verzamelden op het plein en riepen op tot verzet tegen de Hollandse bewindvoerders. Een belangrijk moment voor de geschiedenis en het ontstaan van België. Bij een felle brand op 21 januari 1855 ging het gebouw volledig in as op. Alleen de vier buitenmuren en het peristylium bleven overeind. Gelukkig werd de Muntschouwburg zeer snel heropgebouwd.

Joseph Poelaert stond in voor het ontwerp van het nieuwe gebouw én de volledige binnendecoratie. In 1856 opende de nieuwe Muntschouwburg zijn deuren.

DE KONINKLIJKEMUNTSCHOUWBURGTE BRUSSEL

Page 4: Regie der Gebouwen
Page 5: Regie der Gebouwen

5DE KONINKLIJKE MUNTSCHOUWBURG

De spektakelzaal

De zaal verkreeg doorheen de jaren een donker uitzicht. De ornamenten en schilderingen waren hun glans verloren door ingetrokken vuil en stof. Tevens waren op heel wat plaatsen de ornamenten zwaar beschadigd. Dit was voornamelijk het geval in de loges, aan de scèneboog en op het eerste balkon waar zich de ophangsystemen van de spots bevinden. De hier aanwezige sculpturen van putti misten soms een compleet hoofd of een arm. De onderste delen van de scèneboog waren afgebroken door de steeds wisselende decoropstellingen. Vele ornamenten in carton-pierre waren indertijd hersteld geweest met gips, papier-maché of zelfs beschilderd schuimrubber. Op talrijke plaatsen waren de verguldingen overschilderd met bronzines (verf met goudpoeder). Het stratigrafi sch onderzoek toonde ook aan dat voor herschilderingen vaak gebruik was gemaakt van kleuren aangepast aan de vervuilde en verdonkerde omgeving. Dit was bijvoorbeeld het geval voor de putti op het onderste balkon, die grijs waren geverfd terwijl de hoger gelegen putti in de loges een helder witte, steen imiterende kleur vertoonden.

Vanwege de vele beschadigde fragmenten en de inferieure herschilderingen werd beslist om de zaal niet in zijn staat te behouden maar om de zaal op voorzichtige en verantwoorde wijze te herwaarderen. Ontbrekende decoratieve ornamenten werden daar waar het kon aangevuld en bepaalde overschilderde afwerkingslagen van slechte kwaliteit werden vervangen door oudere afwerkingslagen. Het doel was niet de oorspronkelijke toestand van de zaal uit 1856 te reconstrueren, maar wel om de zaal opnieuw een harmonisch, artistiek verantwoord uitzicht te geven. Om de technische en artistieke kwaliteit van de interventies te garanderen, werden de oorspronkelijke 19de-eeuwse technieken waaronder carton-pierre en dorure à l’effet opnieuw gebruikt.

De architectuurornamenten werden gereinigd met een neutraal detergent waarbij het vuil verwijderd werd en het patina behouden. Hierdoor wonnen de polychrome afwerkingen reeds aanzienlijk aan helderheid en vonden de meeste verguldsels hun vroegere glans terug. Op talrijke plaatsen, bijvoorbeeld op de lijsten van de uitstekende balkons, werden de bronzines met groenige kleurtonen vervangen door een mixtionverguldsel met bladgoud. Op andere plaatsen, bijvoorbeeld op de balkons, werd beslist om de niet storende bronzines te behouden. Het nieuwe bladgoud werd lichtjes gepatineerd met gepigmenteerde micro-kristallijne was zodat het zich mooi integreerde in de zaal.

Tijdens het voorbereidend onderzoek van de restauratie van de scèneboog (gerestaureerd in 2004), bleek dat plaaster technisch niet aangewezen was voor de reconstructie van de ontbrekende fragmenten van de lijst met bladwerk. De afgietsels in plaaster zijn immers dikwandig, daar waar de dun uitgevoerde fragmenten in carton-pierre nauw aansluiten omheen de houten balk die als draagstructuur dient voor de laurierlijst. Bovendien was het maar de vraag of deze balk voldoende sterk zou zijn om het gewicht van de grote hoeveelheid nieuwe plaasteren elementen te dragen. Daarom werden de ontbrekende fragmenten opnieuw in carton-pierre vervaardigd. Deze techniek werd terug op punt gesteld, aangezien hij in België lange tijd niet meer toegepast was geweest

voor grootschalige projecten. Onder leiding van Katrien Deckers en Joris Snaet van de dienst Restauratie van de Regie der Gebouwen werden een groot aantal testen ondernomen, onder meer in de technische ateliers van de Muntschouwburg. Na talrijke proeven, werd een recept toegepast van gewassen krijt, dierenhuidenlijm en lijnolie waaraan een zekere hoeveelheid chamotte of ceramisch gruispoeder toegevoegd werd om een geleidelijke droging van de eigenlijke massa te bekomen. De deegachtige carton-pierre werd niet in één laag in de mal gestampeerd maar wel in verschillende, fl interdunne lagen met een verschillende viscositeit. Al naargelang de dikte, de omgevingstemperatuur en de samenstelling kon de droging van één ornament verscheidene dagen tot een week duren. Uiteindelijk werd een erg sterk, maar zeer licht wegend ornament bekomen. Tijdens de restauratiewerken bleek dat het kneedbare en kleefbare carton-pierre ook zeer geschikt is om kleine barsten in het houtwerk op te vullen. Ook kleine lacunes in de decoratieve elementen in carton-pierre werden eenvoudig plaatselijk aangevuld, al dan niet met zuurvrij papier als overbrugging. Aldus werden deze ornamenten in een homogene materie gerestaureerd met minimale risico’s voor latere barsten of scheuren. De verbinding tussen lijm en krijt vormde bovendien een uitgelezen drager voor het aanbrengen van het bladgoud en de olieverven waarmee de ornamenten werden afgewerkt. Van de scèneboog, die is opgebouwd met een repetitief motief met bladwerk, werd uiteindelijk ongeveer 40 percent vervangen. Zowat alle schelpmotieven op de scèneboog werden gedeeltelijk of volledig hermaakt. Aanzienlijke herstellingen in carton-pierre werden eveneens uitgevoerd aan de consoles in de vorm van palmbladeren onder de kroonlijst, aan de bladmotieven in de loges alsook aan de guirlandes en de putti op het eerste balkon.

Page 6: Regie der Gebouwen
Page 7: Regie der Gebouwen

Dorure à l’effet

De gereconstrueerde ornamenten met bladwerk dienden opnieuw voorzien te worden van een afwerking met dorure à l’effet. Voor de restauratie van de scèneboog werd gekozen om de ondergrond in olieverf van kunstenaarskwaliteit te schilderen en vervolgens met oliemixtion de fi jne lijntjes voor de verguldsels aan te brengen. Vanwege de lange droogtijd van de olieverf slaagde men er echter niet om de lijntjes in het bladgoud, dat bleef kleven in de niet volledig uitgedroogde olieverf, voldoende fi jn uit te voeren. Daarom werd tijdens de restauratiecampagne van 2005 beslist om de olieverven te vervangen door snel drogende, gepigmenteerde schellak, wat toeliet om de lijntjes in oliemixtion zeer fi jn te kunnen aanbrengen.

Op verschillende plaatsen werden later aangebrachte afwerkingslagen die niet overeenstemden met de algemene harmonische kleurenstelling van de zaal, vervangen. De rozige achtergrond van het onderste balkon in acrylverf was niet origineel en bedekte meerdere helderrode lagen. Deze oudere lagen bleken bovendien gedecoreerd te zijn geweest met een fi jn uitgevoerde imitatie van stofbekleding. Het oudste motief was eenvoudig en donkerrood geschilderd. Het iets jongere motief had eenzelfde patroon maar was rijker opgebouwd met bladgoud en matte okerverven. Tussen het bladwerk werden nog enkele kleine fragmenten van een stofbekleding alsook nagels gevonden, die er op wezen dat de achtergrond van het balkon nadien nog tweemaal opgesmukt was geweest met stofbekledingen. Ook achter de stofbekledingen in de cartouches van het tweede balkon werd een donkerrood geschilderd ruitvormige motief weergevonden.

Tijdens de restauratie werden ook de pendentieven, die bestaan uit gemaroufl eerd doeken op een houten lattenstructuren, herschilderd in hun oorspronkelijke kleurstelling. De pendentieven waren bij aanvang van de restauratiecampagne geschilderd in donkere, matte tinten terwijl de oorspronkelijke kleurstelling bestond uit een heldere witte achtergrond en schaduwpartijen in bladgoud. Dit bladgoud zorgde voor een bijzonder lichteffect, waarbij een glans- en diepteeffect gecreëerd werd alsof het om een kostbare stofbekleding ging. Nadat in 2006 een proefopstelling van één van de pendentieven was gerealiseerd, werd beslist om in 2007 de overige drie af te werken.

Carton-pierre

De techniek van carton-pierre stamt uit de 19de-eeuwse drang naar het seriematig produceren van ornamenten. Deze techniek, ontwikkeld in Parijs in het begin van de 19de eeuw, werd op industriële schaal aangewend door onder meer de ateliers van Antoine-Joseph-Michel Romagnesi en Charles Joseph Hirsch. Deze ateliers bleken erg succesvol onder meer omdat ze hun producten aan de man brachten met behulp van catalogi (vaak vergezeld van een prijslijst).

Ornamenten in carton-pierre gelijken wat betreft hun uitzicht en gewicht zeer sterk op deze vervaardigd in staff. Toch zijn de samenstelling van de massa en de manier waarop ze vervaardigd zijn erg verschillend. Ornamenten in carton-pierre zijn hoofdzakelijk samengesteld uit krijt en lijm. In de plaats van een vloeistof waarmee men kan afgieten, bekomt men aldus een soort van deeg die in een dunne laag wordt gekneed en vervolgens in de mal wordt aangestampt. Behalve krijt en lijm bevinden er zich in de pasta ook in water opgeloste papiervezels, bolusaarde oftewel fi jne klei en lijnolie. De papiervezels dienen om de massa te verstevigen en de lijnolie beïnvloed de kneedbaarheid van het deeg.

De 19de-eeuwse, in carton-pierre uitgevoerde ornamenten zijn vaak aan de achterkant voorzien van een gekleefd papier. Dit zorgt nauwelijks voor extra stevigheid maar diende waarschijnlijk veeleer om de dunne, kleverige lagen carton-pierre te manipuleren tijdens het aandrukken in de mal. De ornamenten in carton-pierre zijn vaak ook langs achteren voorzien van ijzeren draden. Ook deze beïnvloeden nauwelijks de eigenlijke stevigheid van het materiaal, maar verleenden aanhechtingspunten om het te kunnen bevestigen.

Ook Joseph Poelaert maakte na de brand van 1855 gebruik van ornamenten in carton-pierre voor de afwerking van het nieuwe interieur van de Muntschouwburg. De ornamenten van de spektakelzaal, de foyer, de statietrappen en de vestibule werden allen vervaardigd in carton-pierre en werden geleverd door twee Brusselse ateliers, met name dat van Henri-Joseph Delbove en van J. Ph. Dussaert.

Historisch en materiaaltechnisch onderzoek toont aan dat carton-pierre toegepast werd voor de afwerking van talrijke interieurs van Belgische 19de-eeuwse theaters. Het materiaal werd onder meer toegepast in de spektakelzaal van het Gentse Grand Théâtre, in het Antwerpse Bourlatheater, in de Naamse opera, in de opera van Luik en in de kleine theaterzaal van het kasteel te Chimay.

7DE KONINKLIJKE MUNTSCHOUWBURG

Page 8: Regie der Gebouwen
Page 9: Regie der Gebouwen

9DE KONINKLIJKE MUNTSCHOUWBURG

Page 10: Regie der Gebouwen

10DE KONINKLIJKE MUNTSCHOUWBURG

Toekomst

Een bijzondere uitdaging vormde het verdwenen schilderij bevestigd op de borstwering van het vierde balkon. Aan de hand van fotomateriaal is het mogelijk de compositie bijna volledig te reconstrueren. Het kleurenonderzoek werd bemoeilijkt doordat de afdrukken van de oude foto’s niet steeds honderd percent betrouwbaar zijn en interpretaties toelaten vooral wat betreft de achtergrondkleur. In totaal werden er een viertal proeven ondernomen om een nieuw schilderij volgens de oude technieken en de oude compositie te hermaken. De resultaten waren wat betreft de technische en artistieke aspecten erg bemoedigend. De afmetingen van het schilderij – dat bestond uit drie doeken van telkens ongeveer 13 meter – vormen evenwel (voorlopig) een te grote uitdaging.

Ook de cassettes in de kroonlijst vormen nog een uitdaging voor de toekomst. Thans zijn hier zeer ruw en erg donker geschilderde bloemknoppen met bladwerk zichtbaar. Tijdens de campagne van 2007 werden evenwel sporen ontdekt van de oorspronkelijke afwerkinglaag waarop een eenvoudig, rechthoekig motief is afgebeeld. Dit motief komt stijlkundig overeen met één van de lijsten van de scèneboog met hierop een repetitief rolwerkmotief. Aldus wordt duidelijk dat de scèneboog en de kroonlijst oorspronkelijk in feite twee architecturale elementen van de zaal waren, die gelijkaardig waren uitgewerkt. Het plan bestaat om deze rolwerkmotieven in de kroonlijst terug aan te brengen bij één van de volgende toekomstige campagnes waarbij de stofbekledingen van de zaal hernieuwd zullen worden.

Bibliographie:

Eric Cabris, De Munt: drie eeuwen geschiedenis van het gebouw, Tielt, 1996.

Joris Snaet, Katrien Deckers, ‘De restauratie van de spektakelzaal van de Koninklijke Muntschouwburg te Brussel en het gebruik van carton-pierre’, Gentse bijdragen tot de interieurgeschiedenis, 34, 2008,p. 57-80.

Lode De Clercq, Joris Snaet, ‘Stuc, staff, carton-pierre en andere imitatietechnieken’, in Steen & Co(Open monumentendagen), Brussel, 2010, p. 75-98.

Page 11: Regie der Gebouwen
Page 12: Regie der Gebouwen

TECHNISCHE FICHE

Koninklijke MuntschouwburgMuntplein1000 Brussel

De Regie der GebouwenDe referentie inzake federaal vastgoed

De Regie der Gebouwen, opgericht in 1971 als een parastatale A, staat in voor de kwalitatieve kantoorhuisvesting van de federale ambtenaren en het instandhouden van het federale architecturale patrimonium.Klantgerichtheid, flexibiliteit en efficiëntie zijn haar drie kernwaarden. Voor de huisvesting van de federale ambtenaren worden kwalitatieve kantoren gehuurd of treedt de Regie der Gebouwen zelf op als bouwheer. Bij het huren van kantoorruimte wordt nauwlettend rekening gehouden met de specifieke behoeften van de klanten. Bij nieuwbouw wordt bijzondere aandacht besteed aan de globaal bouwkundige kwaliteit van de bouwplannen. Deze kwaliteit wordt ondermeer bepaald door de functionele geschiktheid van het gebouw, de beoogde levensduur, de esthetische kwaliteit en de stedenbouwkundige inplanting in de bestaande omgeving, de kostprijs, de onderhoudskosten en het duurzaam energiegebruik. Op architecturaal en historisch vlak omvat het beheerde patrimonium enkele schitterende pareltjes. Sinds jaren breidt de Regie der Gebouwen haar knowhow uit inzake restauratie- en conservatietechnieken. Daar waar het kan, wordt een functionele bestemming gegeven aan de historische gebouwen en sites. Elk jaar slaagt de Regie der Gebouwen in om aan enkele waardevolle gebouwen en monumenten hun uitstraling van weleer terug te geven.De Regie der Gebouwen voert ook de verbintenissen uit inzake gebouweninfrastructuur die de Belgische staat is aangegaan met internationale instellingen, zoals de Europese Scholen. Zo’n 982 gebouwen worden in eigendom beheerd (ong. 4,9 miljoen m2), zo’n 535 gebouwen worden gehuurd (circa 2,9 miljoen m2).De realisatie van ieder project is steeds de vrucht van een succesvolle samenwerking tussen de verschillende partners. Dankzij haar kwalitatieve dienstverlening en haar specifieke en unieke knowhow op het vlak van bouw, restauratie en vastgoed, is de Regie der Gebouwen de referentiepartner van de federale overheid inzake vastgoed.

Realisatiev.u.: Regie der Gebouwen - PersdienstGulden Vlieslaan 87 bus 2 - 1060 BrusselTel.: +32(0)2 541 70 66 - Fax: +32(0)2 541 70 [email protected] 2010Wettelijk depot: D/2010/10945/11

Eigenaar: Belgische staatBouwheer: Regie der Gebouwen

Restauratiefase 1 (loges avant-scène): juli – augustus 2003Restauratiefase 2 (scèneboog): juli – augustus 2004Restauratiefase 3 (1ste en 2de balkon): juli – augustus 2005Restauratiefase 4 (3de en 4de balkon): juli – augustus 2006Restauratiefase 5 (kroonlijst en pendentieven): juli – augustus 2007

Aannemer restauratie: VandenBorre-Lauwers Bvba (fase1 tot 5)& Altri Tempi Bvba (fase 3 tot 5)Inspectie en vastzetten decoratieve elementen: Verbeke Bvba (fase 1)Voorstudie en materiaalanalyse: Verbeke Bvba (fase 2 tot 5)Kostprijs restauraties (fase 1 tot 5): 1.136.115 € (btw incl.)