Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking...

90
Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr. CEND/HDJZ-2009/1352 sector WAT De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Gelet op artikel 7.5, eerste en vierde lid, van de Waterwet en de artikelen 2.3, tweede lid, 3.1, eerste en tweede lid, 3.3, 3.4, derde en zevende lid, 4.13, 4.18, 6.2, 6.7, eerste lid, 6.11, eerste en derde lid, 6.12, tweede lid, onderdeel f, en derde lid, 6.13, tweede lid, 6.15, tweede en derde lid, 6.16, tweede lid, 6.17, 6.19, 6.21, eerste lid, 6.22, derde lid, en 6.23, eerste lid, van het Waterbesluit; Besluiten: HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 In deze regeling wordt verstaan onder: besluit: Waterbesluit; minister: minister van Verkeer en Waterstaat. HOOFDSTUK 2 DOELSTELLINGEN EN NORMEN Artikel 2.1 Als categorieën van bedrijven of bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 2.3 van het besluit worden aangewezen de bedrijven en bedrijfsactiviteiten die zijn vermeld in bijlage I bij deze regeling. HOOFDSTUK 3 ORGANISATIE VAN HET WATERBEHEER § 1. Beheer van oppervlaktewaterlichamen en aanwijzing drogere oevergebieden Artikel 3.1 In deze paragraaf wordt verstaan onder: waterkwaliteitsbeheer: uitvoeren en handhaven van bij of krachtens de wet gestelde regels met betrekking tot lozen als bedoeld in artikel 6.1 of 7.1 van de wet of de verontreiniging of aantasting van de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam; waterkwantiteitsbeheer: uitvoeren en handhaven van bij of krachtens de wet gestelde regels ten aanzien van peilbesluiten of het brengen van water in of het onttrekken van water uit oppervlaktewa- terlichamen; waterstaatkundig beheer: beheer van oppervlaktewaterlichamen, anders dan waterkwaliteitsbeheer of waterkwantiteitsbeheer. Artikel 3.2 1. Het waterkwaliteitsbeheer van de in artikel 3.1 van het besluit bedoelde oppervlaktewaterlichamen en zijwateren daarvan berust bij het Rijk voor zover deze gelegen zijn binnen de grenzen als aangegeven op de kaart in bijlage II bij deze regeling. 2. Het waterkwantiteitsbeheer van de in artikel 3.1 van het besluit bedoelde oppervlaktewaterlicha- men en zijwateren daarvan berust bij het Rijk voor zover deze zijn gelegen binnen de grenzen als aangegeven op de kaart in bijlage III bij deze regeling. 3. Het waterstaatkundig beheer van de in artikel 3.1 van het besluit bedoelde oppervlaktewaterlicha- men en zijwateren daarvan berust bij het Rijk voor zover deze zijn gelegen binnen de grenzen als aangegeven op de kaart in bijlage IV bij deze regeling. STAATSCOURANT Nr. 19353 17 december 2009 Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. 1 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Transcript of Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking...

Page 1: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van

watersystemen (Waterregeling)

7 december 2009Nr. CEND/HDJZ-2009/1352 sector WAT

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Volkshuisvesting, RuimtelijkeOrdening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 7.5, eerste en vierde lid, van de Waterwet en de artikelen 2.3, tweede lid, 3.1, eerste entweede lid, 3.3, 3.4, derde en zevende lid, 4.13, 4.18, 6.2, 6.7, eerste lid, 6.11, eerste en derde lid, 6.12,tweede lid, onderdeel f, en derde lid, 6.13, tweede lid, 6.15, tweede en derde lid, 6.16, tweede lid, 6.17,6.19, 6.21, eerste lid, 6.22, derde lid, en 6.23, eerste lid, van het Waterbesluit;

Besluiten:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1

In deze regeling wordt verstaan onder:besluit: Waterbesluit;minister: minister van Verkeer en Waterstaat.

HOOFDSTUK 2 DOELSTELLINGEN EN NORMEN

Artikel 2.1

Als categorieën van bedrijven of bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 2.3 van het besluit wordenaangewezen de bedrijven en bedrijfsactiviteiten die zijn vermeld in bijlage I bij deze regeling.

HOOFDSTUK 3 ORGANISATIE VAN HET WATERBEHEER

§ 1. Beheer van oppervlaktewaterlichamen en aanwijzing drogere oevergebieden

Artikel 3.1

In deze paragraaf wordt verstaan onder:waterkwaliteitsbeheer: uitvoeren en handhaven van bij of krachtens de wet gestelde regels metbetrekking tot lozen als bedoeld in artikel 6.1 of 7.1 van de wet of de verontreiniging of aantasting vande bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam;waterkwantiteitsbeheer: uitvoeren en handhaven van bij of krachtens de wet gestelde regels tenaanzien van peilbesluiten of het brengen van water in of het onttrekken van water uit oppervlaktewa-terlichamen;waterstaatkundig beheer: beheer van oppervlaktewaterlichamen, anders dan waterkwaliteitsbeheer ofwaterkwantiteitsbeheer.

Artikel 3.2

1. Het waterkwaliteitsbeheer van de in artikel 3.1 van het besluit bedoelde oppervlaktewaterlichamenen zijwateren daarvan berust bij het Rijk voor zover deze gelegen zijn binnen de grenzen alsaangegeven op de kaart in bijlage II bij deze regeling.

2. Het waterkwantiteitsbeheer van de in artikel 3.1 van het besluit bedoelde oppervlaktewaterlicha-men en zijwateren daarvan berust bij het Rijk voor zover deze zijn gelegen binnen de grenzen alsaangegeven op de kaart in bijlage III bij deze regeling.

3. Het waterstaatkundig beheer van de in artikel 3.1 van het besluit bedoelde oppervlaktewaterlicha-men en zijwateren daarvan berust bij het Rijk voor zover deze zijn gelegen binnen de grenzen alsaangegeven op de kaart in bijlage IV bij deze regeling.

STAATSCOURANT Nr. 1935317 december

2009

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

1 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 2: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Artikel 3.3

1. Als drogere oevergebieden als bedoeld in artikel 3.3, onderdeel b, van het besluit wordenaangewezen de gebieden, die als zodanig zijn begrensd op de kaart in bijlage II.

2. Tot de drogere oevergebieden, bedoeld in het eerste lid, behoren niet:a. de binnen de in bijlage II opgenomen begrenzing van drogere oevergebieden vallende

oppervlaktewaterlichamen;b. de kunstwerken die deel uitmaken van die oppervlaktewaterlichamen.

Artikel 3.4

1. In afwijking van artikel 3.2 wordt de grens van het oppervlaktewaterlichaam Noordzee aan dezeezijde gevormd door de grenzen van de Nederlandse Exclusieve Economische Zone en degrenzen van de Nederlandse territoriale wateren.

2. In afwijking van artikel 3.2 wordt de grens van de oppervlaktewaterlichamen Noordzee en deWaddenzee aan de landzijde gevormd door de duinvoet, voor zover zij niet overgaan in andereoppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk. Indien geen duinvoet aanwezig is, worden degrenzen van deze oppervlaktewaterlichamen gevormd door de buitenkruinlijn van de primairewaterkering. Het gebied tussen de duinvoet en de grenzen als aangegeven op de kaarten in debijlagen II, III en IV bij deze regeling is in beheer bij het Rijk.

3. In afwijking van het eerste en tweede lid worden op en rond de Waddeneilanden de grenzen vande oppervlaktewaterlichamen Noordzee en Waddenzee gevormd door de op de kaarten in debijlagen II, III, en IV opgenomen grenzen.

4. Het beheer van de Noordzee, de Waddenzee, de Eems en de Dollard in de gebieden die zijnaangewezen op de kaarten in de bijlagen II, III en IV van deze regeling, berust bij het Rijk voorzover de Staat der Nederlanden bevoegdheden heeft op grond van het Eems-Dollard Verdrag.

Artikel 3.5

1. De volgende onderdelen van en de inliggende kunstwerken binnen het oppervlaktewaterlichaamWaddenzee op Terschelling zijn niet in beheer bij het Rijk:a. de voormalige rijkshaven bij West-Terschelling, inclusief de keermuur langs de Willem

Barentszkade, de glooiingen Dellewal en Groene Strand, de Westhavendam, hoofd P, deOosthavendam, de kaden, de loskade Dellewal, het opslagterrein, de houten steigers en dePlaat, met uitzondering van de aanleginrichting voor de veerdienst van Terschelling naarHarlingen en de hiervoor niet met name genoemde dammen;

b. de binnen de gemeente Terschelling gelegen zeven strandovergangen met bijbehorendewerken en voorzieningen en het parkeerterrein bij de strandovergang paal 18 (Oosterend).

2. De damwand en aanleginrichtingen van de veerdam op Schiermonnikoog en de terreingedeelten,die bij de veermaatschappij in pacht zijn, met uitzondering van het weglichaam op de veerdam ende verhardingen en taluds daarvan, maken onderdeel uit van het oppervlaktewaterlichaamWaddenzee en zijn in beheer bij het Rijk.

3. De volgende onderdelen van en de inliggende kunstwerken binnen het oppervlaktewaterlichaamWaddenzee te Harlingen zijn niet in beheer bij het Rijk:a. de voormalige rijkshavenwerken te Harlingen, bestaande uit de Voorhaven, de Willemshaven

en de Nieuwe Willemshaven;b. de tot deze havens behorende kunstwerken, te weten de havendammen, wegen, kaden,

waterkering, steigers en kompaspaal en alle overige tot de haven behorende werken, metuitzondering van het kantonniersverblijf nabij de visafslag, de aanleginrichting voor deveerdiensten van Harlingen naar Terschelling en Vlieland, de aanlegsteiger aan de Zuiderha-vendam en de drijvende steiger in de vluchthaven met de daarbij behorende opstal.

4. De volgende onderdelen van en de inliggende kunstwerken binnen het oppervlaktewaterlichaamWaddenzee te Ameland zijn niet in beheer bij het Rijk:a. de veerdam bij Nes Ameland, met uitzondering van de aanleginrichting voor de veerdienst van

Nes Ameland naar Holwerd inclusief de reserve-ligplaats aan de oostzijde van de veerdam;b. de losstoep in de Ballumerbocht;c. het fietspad door de duinen lopend vanaf de zuidzijde van het Hollumerbos tot de

Oerderduinen;

2 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 3: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

d. de binnen de gemeente Ameland gelegen 36 strandovergangen, met bijbehorende werken envoorzieningen.

Artikel 3.6

In afwijking van artikel 3.2, is de begrenzing van het beheergebied van het Rijk voor waterkwaliteitsbe-heer, waterkwantiteitsbeheer en waterstaatkundig beheer in het oppervlaktewaterlichaam Grensmaasgelijk aan de landsgrens tussen Nederland en België.

Artikel 3.7

In afwijking van artikel 3.2, tweede lid, berust het waterkwantiteitsbeheer, voor zover dat in hetreglement van het waterschap Blija Buitendijks aan dat waterschap is opgedragen, niet bij het Rijk.

§ 2. Regels met betrekking tot het verstrekken van informatie

Artikel 3.8

1. De gegevens, bedoeld in artikel 3.4, tweede lid, onderdeel a, van het besluit, worden uiterlijk op22 juni 2014, op 22 juni 2015 en vervolgens elke 6 jaar na die tijdstippen verstrekt.

2. De resultaten, bedoeld in artikel 3.4, tweede lid, onderdeel b, van het besluit, worden uiterlijk op22 juni 2013 en vervolgens elke 6 jaar verstrekt.

3. De gegevens, bedoeld in artikel 3.4, tweede lid, onderdeel c, van het besluit, worden uiterlijk op22 juni 2012 en vervolgens elke 6 jaar verstrekt.

4. De website, bedoeld in artikel 3.4, derde lid, van het besluit, is het KRW-portaal http://krw.ncqi.nl.

5. Voor de verstrekking van de gegevens en resultaten, bedoeld in artikel 3.4, tweede lid, van hetbesluit, wordt gebruik gemaakt van de in bijlage V bij deze regeling opgenomen formulieren.

HOOFDSTUK 4 PLANNEN

Artikel 4.1

Een regionaal waterplan omvat mede een overzicht van de toestandsklasse per stof en kwaliteitsele-ment van elk waterlichaam waarop het plan betrekking heeft, bepaald over de voorgaande planperi-ode overeenkomstig het monitoringsprogramma, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van het Besluitkwaliteitseisen en monitoring water 2009.

HOOFDSTUK 5

(Gereserveerd)

HOOFDSTUK 6 HANDELINGEN IN WATERSYSTEMEN

§ 1. Algemene bepalingen over het lozen van stoffen

Artikel 6.1

In een vergunning krachtens artikel 6.2 van de wet wordt bepaald dat de vergunning geldt voor eendaarbij te bepalen termijn van ten hoogste tien jaar, indien zij wordt afgegeven voor het in eenoppervlaktewaterlichaam brengen van een of meer stoffen, behorende tot lijst I van bijlage I vanrichtlijn 2006/11/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 februari2006 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatischmilieu van de Gemeenschap worden geloosd (PbEU L 64), waarvoor grenswaarden zijn vastgesteld in:a. richtlijn nr. 82/176/EEG van de Raad van 22 maart 1982, betreffende grenswaarden en kwaliteits-

doelstellingen voor kwiklozingen afkomstig van de sector elektrolyse van alkalichloriden (PbEGL 81);

b. richtlijn 83/513/EEG van de Raad van 26 september 1983 betreffende grenswaarden en kwaliteits-doelstellingen voor lozingen van cadmium (PbEG L 291);

c. richtlijn nr. 84/156/EEG van de Raad van 8 maart 1984, betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoel-stellingen voor kwiklozingen afkomstig van andere sectoren dan de elektrolyse van alkalichloriden(PbEG L 74);

d. richtlijn nr. 84/491/EEG van de Raad van 9 oktober 1984 betreffende de grenswaarden en kwaliteits-

3 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 4: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

doelstellingen voor de lozing van hexachloorcyclohexaan (PbEG L 274); ofe. richtlijn nr. 86/280/EEG van de Raad van 12 juni 1986 betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoel-

stellingen voor lozingen van bepaalde onder lijst I van de bijlage van Richtlijn 76/464/EEG vallendegevaarlijke stoffen (PbEG L 181).

Artikel 6.2

Het bevoegd gezag beziet vier jaar nadat een vergunning als bedoeld in artikel 6.1 is verleend, envervolgens ten minste elke vier jaar, of die vergunning nog toereikend is, gezien de ontwikkelingen ophet gebied van de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu en de ontwikkelingenmet betrekking tot de kwaliteit van het milieu.

§ 2. Het brengen van stedelijk afvalwater in oppervlaktewaterlichamen

Artikel 6.3

Het bemonsteren en analyseren van stedelijk afvalwater en het beoordelen van de resultaten daarvan,bedoeld in artikel 6.7 van het besluit, geschiedt overeenkomstig de voorschriften van bijlage VI bijdeze regeling.

§ 3. Het onttrekken van grondwater en infiltreren van water

Artikel 6.4

1. Bij een melding van het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 6.11, eerste lid, van hetbesluit, worden de gegevens genoemd in artikel 6.27 verstrekt.

2. Bij een melding van het infiltreren van water als bedoeld in artikel 6.11, eerste lid, van het besluitworden de gegevens genoemd in artikel 6.28 verstrekt.

Artikel 6.5

1. Degene die water infiltreert, meet de kwaliteit van het te infiltreren water door het nemen vanrepresentatieve monsters en het analyseren van de in bijlage VII bij deze regeling opgenomenparameters met de in die bijlage genoemde frequentie.

2. De analyse van de monsters vindt plaats overeenkomstig bijlage C van het Waterleidingbesluit.

§ 4. Het gebruik van rijkswaterstaatswerken

Artikel 6.6

In deze paragraaf wordt verstaan onder:vaarweg: voor het openbaar verkeer met schepen openstaand water.

Artikel 6.7

Als gebieden als bedoeld in artikel 6.16, tweede lid, van het besluit, worden aangewezen de gebiedendie op de kaarten in bijlage IV bij deze regeling zijn opgenomen.

§ 4.1 Algemene regels

Artikel 6.8

Het gebruik, bedoeld in art 6.15, eerste lid, van het besluit, wordt in ieder geval zodanig uitgevoerddat:a. de tot stand gebrachte werken door de gebruiker in goede staat worden onderhouden;b. van calamiteiten of gebreken en andere onvolkomenheden door de gebruiker onmiddellijk

mededeling wordt gedaan aan de minister;c. de gebruiker alle maatregelen treft die, zowel in het belang van een vlotte en veilige verkeersregu-

lering als in het belang van de instandhouding van het betreffende oppervlaktewaterlichaam ofbijbehorend kunstwerk noodzakelijk zijn;

d. de stabiliteit van oeverconstructies niet in gevaar wordt gebracht;e. na beëindiging van tijdelijke activiteiten het gebruikte deel van het oppervlaktewaterlichaam of

bijbehorend kunstwerk, wanneer dat redelijkerwijs mogelijk is, weer in de oorspronkelijke staatwordt teruggebracht;

4 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 5: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

f. tijdens de activiteit of werkzaamheden het oppervlaktewaterlichaam of bijbehorend kunstwerkbereikbaar blijft voor de beheerder en voor hulpdiensten;

g. bestaand gebruik op de desbetreffende locatie redelijkerwijs zo min mogelijk hinder ondervindt, enh. het gebruikte materiaal en materieel tijdig wordt verwijderd bij zodanig hoog water dat overstro-

ming of wegslag hiervan dreigt.

Artikel 6.9

Het gebruik, bedoeld in art 6.15, eerste lid, van het besluit, wordt wanneer het vaarwegen betreftonverminderd het bepaalde in artikel 6.8, zodanig uitgevoerd dat:a. de doorvaart van de scheepvaart, zowel in de breedte als in de hoogte, niet wordt belemmerd;b. de zichtlijnen voor de scheepvaart niet worden gehinderd;c. de zichtlijnen voor de bedienings- en begeleidingsobjecten niet worden gehinderd;d. geen hinder voor radar wordt veroorzaakt;e. geen hinderlijke uitstraling van verlichting voor het scheepvaartverkeer wordt veroorzaakt;f. geen open vuur of vuurwerk boven de vaarweg wordt aangestoken, eng. geen werken of onderdelen daarvan, materiaal of materieel uit de damwand steken.

Artikel 6.10

Artikel 6.12, tweede lid, onderdelen a en b, van het besluit is niet van toepassing op kanalen voor watbetreft de bouwwerken en activiteiten bedoeld in:a. de artikelen 2, onderdelen a en b, 3, onderdelen b en h, van het Besluit bouwvergunningsvrije en

licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken;b. artikel 4.1.1, onderdelen a en b van het Besluit ruimtelijke ordening.

§ 4.2 Activiteiten van ondergeschikt belang

Artikel 6.11

1. Activiteiten van ondergeschikt belang als bedoeld in artikel 6.12, tweede lid, onderdeel f, van hetbesluit zijn:a. het voor een periode van ten hoogste vijftien dagen plaatsen en opslaan van materiaal en

materieel om een werk of onderhoud te kunnen uitvoeren in, op, boven, over of onder eenoppervlaktewaterlichaam of een bijbehorend kunstwerk;

b. evenementen die niet langer duren dan vijftien dagen, met inbegrip van uitvoering van dewerken ten behoeve van die evenementen;

c. het plaatsen van een in- of uitstroomvoorziening, mits de in- of uitstroomsnelheid maximaal0,3 m/s bedraagt;

d. het plaatsen van een steiger, vlonder of overhangend bouwwerk bestemd voor niet-bedrijfsmatig gebruik;

e. het plaatsen van reclameborden of reclamezuilen mits deze niet groter zijn dan 2 bij 3 meter enper 200 meter niet meer dan 5 borden of zuilen aanwezig zijn;

f. terreinophogingen van minder dan 50 m3 per kadastraal perceel;g. het plaatsen van visfuiken, enh. het uitvoeren van regulier onderhoud door een ander dan de beheerder.

2. Het bepaalde in het eerste lid, onderdelen d, e en g, is niet van toepassing op kanalen.

Artikel 6.12

1. Activiteiten van ondergeschikt belang als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, in samenhang metartikel 6.12, tweede lid, onderdeel f, van het besluit zijn:a. het voor een periode van ten hoogste vijftien dagen plaatsen en opslaan van materiaal en

materieel om een werk of onderhoud te kunnen uitvoeren in, op, boven, over of onder deNoordzee;

b. evenementen, die niet langer duren dan vijftien dagen;c. het maken van zandbanketten op het strand ten behoeve van niet-permanente bebouwing mits

deze maximaal 6 meter +NAP hoog zijn en niet breder zijn dan 25 meter kustdwars, gemetenboven op het banket vanaf het duinfront met inachtneming van het gestelde in het tweede lid;

d. het oprichten en in stand houden van niet-permanente bebouwing in de periode van 1 april tot1 oktober, en

e. het verplaatsen van zand op het strand, anders dan bedoeld in onderdeel c, tot een hoeveel-heid van maximaal 20m3 per strekkende meter.

5 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 6: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

2. Zandverplaatsingen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen c en d, worden binnen één kalender-jaar niet gecombineerd uitgevoerd.

3. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, worden uitgevoerd in de zone tussen de duinvoet en delaagwaterlijn.

Artikel 6.13

De rijkswateren, bedoeld in artikel 6.12, tweede lid, onderdeel e, van het besluit, zijn de wateren,bedoeld in bijlage VIII bij deze regeling.

§ 4.3 Melden en maatwerkvoorschriften

Artikel 6.14

1. Degene die een werk of een activiteit gaat uitvoeren waarvoor krachtens artikel 6.12 of 6.13 van hetbesluit geen vergunning is vereist, meldt dit schriftelijk ten minste vier weken voor de uitvoeringaan de minister.

2. Bij de melding worden de volgende gegevens verstrekt:a. de naam, het adres, het telefoonnummer en het e-mailadres van degene die voornemens is de

activiteit of werkzaamheden te gaan uitvoeren;b. het tijdstip waarop met de activiteit of het werk wordt begonnen en de duur daarvan;c. de aard en omvang van de activiteit of het werk, end. een situatietekening met een schaal van ten minste 1:10.000 waarop de plaats en ligging van

de activiteit of het werk ten opzichte van de omgeving is aangegeven en die voorzien is vaneen noordpijl.

3. De minister kan degene die een melding doet verzoeken om nadere informatie te verstrekken overde uit te voeren activiteit of het werk, om te kunnen bepalen of maatwerkvoorschriften moetenworden gesteld.

4. Het eerste lid is niet van toepassing op het uitvoeren van onderhoud, aanleg of wijziging vanwaterstaatswerken voor zover deze activiteiten door of vanwege de beheerder worden verricht.

Artikel 6.15

1. Ten aanzien van werken of activiteiten waarvoor krachtens artikel 6.12 of 6.13 van het besluit geenvergunning is vereist, kan de minister met het oog op de bescherming van de belangen die hetgestelde in artikel 6.15 van het besluit en de artikelen 6.8 en 6.9 beoogt te waarborgen, maatwerk-voorschriften stellen ten aanzien van:a. de locatie;b. de diepte van het werk;c. de hoogte van het werk;d. de periode van uitvoering;e. de mogelijkheden van het verplaatsen van het werk in verband met hoogwater, off. de waterdoorlatendheid van het werk in verband met wateropstuwende effecten.

2. De overeenkomstig het eerste lid te stellen maatwerkvoorschriften leiden er niet toe dat deactiviteit of het werk geen doorgang kan vinden.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op het uitvoeren van onderhoud, aanleg of wijziging vanwaterstaatswerken voor zover deze activiteiten door of vanwege de beheerder worden verricht.

§ 5. Het brengen en onttrekken van water aan oppervlaktewaterlichamen

Artikel 6.16

Het is verboden om zonder vergunning van de minister als bedoeld in artikel 6.5 van de wet meer dan5000 m3 water per uur te brengen in, of meer dan 100 m3 water per uur te onttrekken aan eenoppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk, indien:a. de in- of uitstroomsnelheid meer bedraagt dan 0,3 m/s, ofb. de handeling plaatsvindt in samenhang met een activiteit waarvoor op grond van artikel 6.2 van de

wet een vergunning is vereist.

6 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 7: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Artikel 6.17

1. Degene die water brengt in of onttrekt aan oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk,waarvoor geen vergunning is vereist krachtens artikel 6.16, meldt dit schriftelijk ten minste vierweken voor de uitvoering aan de minister indien op de voorgenomen wijze minder dan 5000 m3

water per uur kan worden ingebracht of minder dan 100 m3 water per uur kan worden onttrokken.

2. Bij de melding worden de volgende gegevens verstrekt:a. de naam, het adres, het telefoonnummer en het e-mailadres van degene die voornemens is het

water te brengen in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk;b. het tijdstip waarop met het inbrengen of onttrekken van water wordt begonnen en de duur

daarvan;c. het doel, de in- of uitstroomsnelheid en omvang van het inbrengen of het onttrekken van

water, end. een situatietekening met een schaal van ten minste 1:10.000 waarop de plaats en ligging van

het inbrengen of het onttrekken van water is aangegeven en die is voorzien van een noordpijl.

3. Ten aanzien van het brengen dan wel onttrekken van water, bedoeld in het eerste lid, kan deminister maatwerkvoorschriften stellen ten aanzien van de locatie en de periode, mits deze er niettoe leiden dat het brengen of onttrekken van water geen doorgang kan vinden.

§ 6. Indieningsvereisten voor de watervergunning

Artikel 6.18

1. Een schriftelijke aanvraag voor een watervergunning wordt gedaan door middel van het formulieropgenomen in bijlage IX bij deze regeling.

2. Een aanvraag voor een watervergunning langs elektronische wijze wordt gedaan met gebruikma-king van het elektronische formulier dat op de datum van indiening van de aanvraag beschikbaaris via de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 7.6 van de Wet algemene bepalingenomgevingsrecht.

3. Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor het beheer van de gegevens die zijn opgenomen inhet deel van de landelijke voorziening dat hem ter beschikking staat. Dit beheer omvat in elk gevalde verlening en beperking van toegang tot de gegevens omtrent een aanvraag en de zorg voor dearchiefbescheiden.

4. Ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens in de landelijke voorziening is het bevoegdgezag verantwoordelijk in de zin van artikel 1, onderdeel d, van de Wet bescherming persoonsge-gevens.

Artikel 6.19

In de aanvraag voor een watervergunning wordt vermeld:a. de naam, het adres, de woonplaats en het telefoonnummer van de aanvrager, alsmede het

e-mailadres van de aanvrager, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend;b. de geografische aanduiding van de locatie waar de handeling wordt verricht, met behulp van:

1°. een situatietekening,2°. een kaart met een functionele schaal die is voorzien van een noordpijl en waarop de ligging

van de locatie ten opzichte van de omgeving is aangegeven,3°. foto’s, of4°. andere geschikte middelen;

c. een omschrijving van de aard, de omvang, de reden en het doel van de voorgenomen handeling;d. een beschrijving van de aard en omvang van de gevolgen van de handeling, voor zover die

gevolgen relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag;e. de periode waarvoor vergunning wordt gevraagd;f. indien de handeling wordt uitgevoerd door een ander dan de aanvrager: zijn naam, adres,

woonplaats en telefoonnummer, alsmede zijn e-mailadres;g. indien de aanvraag wordt ingediend door een gemachtigde: zijn naam, adres, woonplaats en

telefoonnummer, alsmede het e-mailadres van de gemachtigde indien de aanvraag met eenelektronisch formulier wordt ingediend.

Artikel 6.20

1. Gegevens en bescheiden die langs elektronische weg bij de aanvraag worden verstrekt, worden

7 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 8: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

aangeleverd in een van de volgende bestandsformaten:a. Foto’s: PNG en JPG;b. Scans: TIFF;c. Officedocumenten: PDF/A-1a en PDF;d. Tekeningen: PDF/X en/of SVG 1.1.

2. Indien de bestanden langs elektronische weg worden aangeleverd, zijn deze uitsluitend als ‘alleenlezen’ gekenmerkt.

Artikel 6.21

In de aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 van de wet worden, onverminderd hetbepaalde in artikel 6.19, de volgende gegevens verstrekt:a. een omschrijving van de lozing, waarbij in ieder geval wordt vermeld of de lozing continu dan wel

discontinu plaatsvindt, met welke regelmaat lozingen of deellozingen plaatsvinden, de wijzewaarop de lozing plaatsvindt en de activiteiten waaruit de lozing voortkomt;

b. een karakterisering naar aard, samenstelling, eigenschappen, hoeveelheid en herkomst van destoffen;

c. een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die zijn of worden getroffen om de lozing tevoorkomen of te beperken, met toelichtende tekening, alsmede de maatregelen die voor dat doelworden getroffen bij definitieve stopzetting van de activiteiten;

d. een omschrijving van de aard en omvang van de bedrijfsactiviteiten;e. een processchema van de opzet en een beschrijving van de capaciteit van elke installatie waarin

processen plaatsvinden die leiden of kunnen leiden tot het in een oppervlaktewaterlichaambrengen van stoffen, waarbij wordt aangegeven welke van die stoffen waar en in welke matevrijkomen;

f. een rioleringstekening;g. een beschrijving van de aard, de samenstelling, de eigenschappen, de hoeveelheid en de locatie

binnen het bedrijf van de grondstoffen, hulpstoffen, tussenproducten en eindproducten die naarredelijke verwachting binnen het bedrijf aanwezig kunnen zijn, voor zover deze in een oppervlakte-waterlichaam kunnen geraken;

h. een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen betreffende het voorkomen of beperken vanlozing van afvalstoffen door het hergebruiken of nuttig toepassen dan wel het geschikt maken voorhergebruik of nuttige toepassing van zodanige afvalstoffen;

i. een opgave van de redelijkerwijs mogelijk te achten hoeveelheid en hoedanigheid van de stoffendie ten gevolge van een ongewoon voorval in een oppervlaktewaterlichaam kunnen geraken,alsmede een beschrijving van de maatregelen om dit zoveel mogelijk te voorkomen dan wel tebeperken;

j. een beschrijving van de wijze waarop de lozing wordt vastgesteld en geregistreerd en de wijzewaarop over de lozing wordt gerapporteerd;

k. een opgave van de voor de aanvrager redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen met betrekkingtot de lozing die voor de beslissing op de aanvraag van belang kunnen zijn, en

l. een niet-technische samenvatting van de in dit artikel bedoelde gegevens.

Artikel 6.22

Indien de exploitatie van een installatie, van waaruit de lozing waarvoor de vergunning wordtaangevraagd plaatsvindt, belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu in een andere lidstaat van deEuropese Unie kan veroorzaken, dan wel indien een andere lidstaat van de Europese Unie diebelangrijke nadelige gevolgen voor het milieu van de exploitatie van een installatie kan ondervindendaarom verzoekt, verstrekt het bevoegd gezag een afschrift van de aanvraag met de daarbij behorendestukken aan de betreffende lidstaat op het tijdstip waarop daarvan in Nederland kennis wordt gegevendan wel op het tijdstip waarop de aanvraag met de daarbij behorende stukken in Nederland ter inzagewordt gelegd.

Artikel 6.23

In de aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 6.3 van de wet voor het storten vanbaggerspecie worden, onverminderd het bepaalde in artikel 6.19, de volgende gegevens verstrekt:a. een omschrijving van de locatie van herkomst en de beoogde verspreidingslocatie;b. een karakterisering naar aard, samenstelling, eigenschappen en hoeveelheid van de stoffen;c. een omschrijving van het onderzoeksprotocol en de onderzoeksstrategie als bedoeld in NEN

5720:2009 Ontw. nl.

8 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 9: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Artikel 6.24

In de aanvraag voor een vergunning als bedoeld in de artikelen 6.5, onderdeel c, van de wet voor hetgebruik maken van een waterstaatswerk of een daartoe behorende beschermingszone worden,onverminderd het bepaalde in artikel 6.19, de volgende gegevens verstrekt:a. een omschrijving van de voorgenomen handeling, waarbij wordt vermeld op welke wijze gebruik

zal worden gemaakt van het waterstaatswerk of de daartoe behorende beschermingszone;b. een toelichtende tekening met het ontwerp en de afmetingen van het werk, of het tracé van de

kabel of de leiding;c. een boorplan in het geval een waterstaatswerk wordt gekruist door een HDD-boring, end. een stabiliteitsberekening van de kade of waterkering.

Artikel 6.25

Indien een aanvraag als bedoeld in artikel 6.24 betrekking heeft op werkzaamheden waarbij eenwaterbodem geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, worden naast de in dat artikel bedoeldegegevens, de volgende gegevens verstrekt:a. een opgave van de hoeveelheid te verwijderen materiaal, enb. een aanduiding van het totaal te baggeren oppervlak in m2.

Artikel 6.26

Indien een aanvraag als bedoeld in artikel 6.24 betrekking heeft op het gebruik maken van eenwaterstaatswerk in de Nederlandse exclusieve economische zone, worden de volgende gegevensverstrekt:a. een beschrijving van de gevolgen voor rechtmatig gebruik van de zee door derden, enb. een oprichtings- en inrichtingsplan, waarin wordt ingegaan op het onderhoud van het werk,

veiligheidswaarborgen, verlichtingsmaatregelen, maatregelen ter voorkoming en beperking vancalamiteiten, en de wijze waarop verwijdering van de installatie zal plaatsvinden.

Artikel 6.27

In de aanvraag voor een vergunning als bedoeld in de artikelen 6.4, eerste lid, en 6.5, onderdeel b, vande wet voor het onttrekken van grondwater worden onverminderd het bepaalde in artikel 6.19, devolgende gegevens verstrekt:a. het doel waarvoor het te onttrekken grondwater wordt gebruikt;b. het aantal bestaande en nieuw in te richten putten;c. een nadere plaatsaanduiding van de putten ten opzichte van het Rijksdriehoeksnet;d. de diepte van de onderkant en de bovenkant van de filters van iedere put ten opzichte van het

maaiveld en het N.A.P.;e. de diameter en de lengte van de filters in iedere put;f. de pompcapaciteit in m3 per uur en het te installeren vermogen in m3 per uur per put;g. de maximaal te onttrekken hoeveelheden water per uur, per dag, per maand, per kwartaal en per

jaar, enh. een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die zijn of worden getroffen om de

negatieve gevolgen van de onttrekking te voorkomen of te beperken.

Artikel 6.28

In de aanvraag voor een vergunning als bedoeld in de artikelen 6.4, eerste lid, 6.5, onderdeel b, van dewet voor het infiltreren van water worden, onverminderd het bepaalde in artikel 6.19, de volgendegegevens verstrekt:a. het aantal bestaande en nieuw in te richten putten;b. een nadere plaatsaanduiding van de putten ten opzichte van het Rijksdriehoeksnet;c. de diepte van de onderkant en de bovenkant van de filters van iedere put ten opzichte van het

maaiveld en het N.A.P.;d. de diameter en de lengte van de filters in iedere put;e. de pompcapaciteit in m3 per uur;f. de maximaal te infiltreren hoeveelheden water per uur, per dag, per maand, per kwartaal en per

jaar;g. de wijze waarop water wordt geïnfiltreerd;h. de herkomst en de samenstelling van het te infiltreren water, eni. een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die zijn of worden getroffen om de

negatieve gevolgen van de infiltratie te voorkomen of te beperken.

9 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 10: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Artikel 6.29

Indien een aanvraag voor een vergunning betrekking heeft op het onttrekken van grondwater of hetbrengen van water in de bodem ten behoeve van een bodemenergiesyteem als bedoeld in artikel 6.4,onderdeel b, van de wet, worden onverminderd het bepaalde in de artikelen 6.27 en 6.28, de volgendegegevens verstrekt:a. de capaciteit van de pomp waarmee het water in de bodem wordt gebracht in m3 per uur;b. de maximaal in de bodem te brengen hoeveelheden water per uur, per dag, per maand, per

kwartaal en per jaar;c. de wijze waarop water in de bodem wordt gebracht;d. de samenstelling van het in de bodem te brengen water;e. een aanduiding van de hydrologische effecten van het in de bodem brengen van water, enf. de minimum-, gemiddelde en maximumtemperaturen van het in de bodem te brengen water.

Artikel 6.30

In de aanvraag voor een vergunning als bedoeld in de artikelen 6.5, onderdeel a, van de wet voor hetonttrekken van water aan of het brengen van water in een oppervlaktewaterlichaam worden,onverminderd het bepaalde in artikel 6.19, de volgende gegevens verstrekt:a. een onderbouwing van de noodzaak tot het onttrekken van water aan of het brengen van water in

een oppervlaktewater;b. een beschrijving en toelichtende tekening van de in- en uitstroomvoorzieningen waaronder een

opgave van de pompcapaciteit, de afmetingen en de ligging, enc. een aanduiding van de maximaal te onttrekken of te lozen waterhoeveelheden in m3 per uur, te

onderscheiden naar perioden.

HOOFDSTUK 7 VERONTREINIGINGSHEFFING

Artikel 7.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:bepalingsgrens: 10 keer de standaarddeviatie die gevonden wordt indien een blancometing 10 keerwordt uitgevoerd;debiet: hoeveelheid geloosd afvalwater gedurende het etmaal; momentaan debiet: hoeveelheidgeloosd afvalwater gedurende een moment van meting; etmaal: aaneengesloten periode van 24 uurwaarover een etmaalverzamelmonster wordt samengesteld;kalibreren: bepalen van de waarde van de afwijkingen ten opzichte van een van toepassing zijndestandaard;droog kalibreren: kalibreren van een debietmeter waarbij een doorstroming van een hoeveelheidwater door de debietmeter wordt gesimuleerd;nat kalibreren: kalibreren van een debietmeter waarbij daadwerkelijk een nauwkeurig bekendehoeveelheid vloeistof door de debietmeter wordt geleid;gesloten meetsysteem: meetsysteem dat het debiet meet in een gesloten leiding of in een geslotendrukleiding, waarbij het afvalwater niet in contact staat met de buitenlucht;open meetsysteem: meetsysteem waarbij het oppervlak van het stromende afvalwater in contact staatmet de buitenlucht.

Artikel 7.2

1. Het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik, VeO, wordt berekend doorde som van het aantal gedurende elk etmaal van het heffingsjaar afgevoerde hoeveelhedenzuurstofverbruik, uitgedrukt in kilogrammen, te delen door 54,8 kilogram.

2. De gedurende een etmaal afgevoerde hoeveelheid zuurstofverbruik, uitgedrukt in kilogrammen,wordt berekend volgens de formule:

waarbij:Q = het debiet in m3/etmaal;CZV = het chemisch zuurstofverbruik bepaald volgens de in artikel 7.15 vermelde analysevoor-schriften, in mg/l;NKj = de som van ammonium-stikstof en organisch gebonden stikstof, bepaald volgens de inartikel 7.16 vermelde analysevoorschriften, in mg/l.

10 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 11: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

3. Indien de CZV-waarde voor ten minste 25% afkomstig is van biologisch niet of nagenoeg nietafbreekbare stoffen in het afvalwater, wordt op die waarde een correctie toegepast door deze tevermenigvuldigen met de breuk

waarbij:T = het percentage CZV, afkomstig van biologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen.T wordt berekend bij:a. het lozen in een oppervlaktewaterlichaam van zuurstofbindende stoffen, vanuit een inrichting,

in gebruik bij een provincie, een gemeente, een waterschap of een ander openbaar lichaam ofhet brengen van zuurstofbindende stoffen met biochemisch zuurstofverbruik van niet meer dan20 mg/l vanuit een bedrijfsruimte als bedoeld in artikel 7.1, eerste lid, van de wet, met behulpvan de methode van het biochemisch zuurstofverbruik na vijf dagen, volgens de in artikel 7.15vermelde analysevoorschriften, in mg/l;

b. het lozen in een oppervlaktewaterlichaam van zuurstofbindende stoffen in andere dan de ondera bedoelde gevallen met behulp van een andere toereikende bepalingsmethode.

Artikel 7.3

1. Het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot andere dan zuurstofbindende stoffen wordtberekend door de som van het aantal gedurende elk etmaal van het heffingsjaar afgevoerdegewichtshoeveelheden van de onderstaande groepen van stoffen uitgedrukt in kilogrammen, tedelen door:a. 1,00 kilogram voor de groep van stoffen chroom, koper, lood, nikkel en zink;b. 0,100 kilogram voor de groep van stoffen arseen, cadmium en kwik.

2. De gedurende een etmaal afgevoerde gewichtshoeveelheden stoffen arseen, cadmium, chroom,koper, kwik, lood, nikkel en zink, uitgedrukt in kilogrammen, wordt berekend volgens de formule:

waarbij:Q = het debiet in m3/etmaal;c = de concentratie van respectievelijk de stoffen arseen, cadmium, chroom, koper, kwik, lood,nikkel en zink, bepaald volgens de in artikel 7.4 van deze regeling vermelde analysevoorschriften inmg/l.

Artikel 7.4

Voor de berekening van de frequentie van meting, bemonstering en analyse als bedoeld in artikel 7.5,eerste en tweede lid, van de wet wordt gebruik gemaakt van de volgende formule:

waarbij:n = het berekende aantal meetdagentso = toelaatbare statische onnauwkeurigheid =35/e ^0,000175*VeO, met dien verstande dat VeO vervangen kan worden door respectievelijk VeZ enVeG, waarbij VeO = vervuilingswaarde met betrekking tot het zuurstofverbruik in een jaar van de in deoppervlaktelichamen geloosde stoffen.Onder VeG respectievelijk VeZ wordt verstaan de vervuilingswaarde in een jaar van de in de opper-vlaktewaterlichamen geloosde stoffen met betrekking tot de gewichtshoeveelheden van de stoffenchroom, koper, lood, nikkel en zink respectievelijk van de stoffen arseen, cadmium en kwik;N = het aantal dagen per jaar dat stoffen in oppervlaktewaterlichamen wordet geloosd;σ = spreidingspercentage in de meetwaarden, uitgedrukt ten opzichte van het gemiddelde van de

11 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 12: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

hoeveelheden zuurstofverbruik van de afgevoerde stoffen in de etmalen waarop gedurende hetheffingsjaar onderzoek heeft plaatsgehad.

Artikel 7.5

1. De meting, bemonstering en analyse, bedoeld in artikel 7.5, eerste lid, van de wet geschiedtzodanig dat:a. de gemeten hoeveelheid afvalwater niet meer dan 5% afwijkt van de werkelijke hoeveelheid

afvalwater;b. het verkregen monster representatief is voor de totale hoeveelheid afvalstoffen die gedurende

de bemonsteringsperiode in oppervlaktewaterlichamen wordt geloosd;c. de in deze regeling opgenomen voorschriften of de door de heffingsambtenaar gestelde

voorschriften in acht genomen worden.

2. De heffingsambtenaar:a. kan, voor zover noodzakelijk ter voldoening aan het bepaalde in het eerste lid, onderdelen a en

b, ambtshalve bepalen dat debietmeting en bemonstering geschieden in afwijking van één ofmeer van de in deze regeling opgenomen voorschriften en kan daaromtrent nadere voor-schriften geven;

b. beslist op aanvraag van de heffingplichtige, die aannemelijk maakt dat daardoor voldaan wordtaan het bepaalde in het eerste lid, onderdelen a en b, en de uitkomsten van de analysedaardoor niet worden beïnvloed, dat van één of meer van de in deze regeling opgenomenvoorschriften kan worden afgeweken en kan daaromtrent nadere voorschriften geven.

3. De beslissing van de heffingsambtenaar, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, bevat in elk geval:a. de voorschriften uit deze regeling waarvan wordt afgeweken;b. de voorgeschreven afwijkingen van de in deze regeling opgenomen voorschriften;c. nadere voorschriften van de heffingsambtenaar.

4. De beslissing van de heffingsambtenaar op een aanvraag als bedoeld in het tweede lid, onderdeelb, bevat in elk geval:a. de voorschriften van deze regeling waarvan mag worden afgeweken;b. de toegestane afwijkingen van de in deze regeling opgenomen voorschriften;c. nadere voorschriften van de heffingsambtenaar.

5. De heffingsambtenaar kan twee of meer van de op basis van het tweede lid genomen besluiten,die betrekking hebben op hetzelfde bedrijf of hetzelfde bedrijfsonderdeel, in één geschriftverenigen.

6. In zijn besluit geeft de heffingsambtenaar in ieder geval voorschriften met betrekking tot:a. de afvalwaterstromen en de stoffen waarop het besluit betrekking heeft;b. het aantal in het heffingsjaar gelegen, daartoe aangewezen tijdvakken waarin meting,

bemonstering en analyse dienen te geschieden, hetzij ieder etmaal van dat aantal tijdvakken,hetzij een of meer daartoe aangewezen etmalen daarvan;

c. de wijze waarop de op de voet van de onderdelen a en b verkregen uitkomsten worden herleidtot het aantal vervuilingseenheden over een aldaar bedoeld tijdvak, onderscheidenlijk over hetheffingsjaar;

d. het heffingsjaar of de heffingsjaren, ten aanzien waarvan dat besluit van toepassing is.

7. De heffingsambtenaar kan bij veranderingen of te verwachten veranderingen in de hoeveelheid ofhoedanigheid van de stoffen, die vanuit een bedrijf of een bedrijfsonderdeel in oppervlaktewaterli-chamen worden geloosd:a. de besluiten, bedoeld in het tweede en zesde lid, wijzigen of intrekken, in verband met het

bepaalde in het eerste lid;b. het besluit, bedoeld in het tweede en zesde lid, wijzigen indien toepassing van het bereke-

ningsvoorschrift uit artikel 7.4 leidt tot een ander aantal etmalen, bedoeld het zesde lid,onderdeel b, dan in dat besluit is opgenomen.

Artikel 7.6

1. De debietmeet- en bemonsteringsvoorzieningen:a. verkeren in een goede staat;b. zijn overeenkomstig de voorschriften van de leverancier geïnstalleerd en onderhouden;c. worden regelmatig schoongemaakt, end. zijn altijd veilig toegankelijk.

12 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 13: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

2. De bemonsteringsvoorzieningen zijn ondergebracht in een afsluitbare ruimte of kast.

3. De heffingplichtige brengt de wijze van debietmeting en bemonstering met een beschrijving vande daarvoor te gebruiken apparatuur, voor aanvang van het heffingsjaar, ter kennis aan deheffingsambtenaar.

Artikel 7.7

1. Het debiet wordt in de afvalwaterstroom gemeten.

2. In afwijking van het eerste lid kan het debiet worden bepaald op basis van meting van dehoeveelheid water in het watertoevoersysteem van het bedrijf of van de bedrijfsonderdelen. Deper etmaal afgevoerde hoeveelheid afvalwater is niet groter dan de in dezelfde periode toege-voerde hoeveelheid water.

Artikel 7.8

1. Bij open meetsystemen wordt een meetput of een meetgoot toegepast.

2. Bij toepassing van een meetput geldt dat:a. momentane debieten in het etmaal, gemeten bij overstorthoogten van minder dan 0,05 meter,

gesommeerd minder bedragen dan 5% van het gemeten debiet;b. momentane debieten in het etmaal, gemeten bij overstorthoogten van minder dan 0,125 meter,

gesommeerd minder bedragen dan 10% van het gemeten debiet.

3. Bij toepassing van een meetgoot bedragen de momentane debieten in het etmaal, van minder dan16,4% van het maximaal mogelijk momentane debiet, gesommeerd, minder dan 10% van hetgemeten debiet.

4. De apparatuur voor de hoogtemeting wordt ten minste éénmaal per jaar bij overstorthoogten van5, 10, 15, 20 en 25 centimeter droog gekalibreerd.

5. In het kalibratierapport wordt voor elke overstorthoogte een vergelijking gemaakt tussen degemeten hoeveelheid afvalwater gedurende de periode van het kalibreren, en de bij de desbetref-fende overstorthoogte met behulp van de afvoerrelatie van de meetvoorziening berekendehoeveelheid afvalwater over de periode van het kalibreren. Zowel het absolute als het procentueleverschil wordt hierbij aangegeven.

6. Bij ultrasone hoogtemeting wordt ook de temperatuurmeting en de temperatuurcorrectiegecontroleerd en gecorrigeerd bij afwijking.

Artikel 7.9

1. De momentane debieten in het etmaal, van minder dan 10% van het maximaal mogelijk momen-taan debiet, bedragen gesommeerd minder dan 5% van het gemeten debiet.

2. Meetapparatuur voor debietmetingen in gesloten meetsystemen wordt ten minste éénmaal perjaar droog gekalibreerd.

3. Het droog kalibreren bestaat minimaal uit:a. het controleren van de meetversterker en het registeren en corrigeren van afwijkingen waarbij

de meetversterker wordt gecontroleerd op lineariteit, versterkingsfactor en nulpuntsinstelling,en

b. het uitbouwen van de flowmeter en het controleren van de binnenkant van de meetbuis opvervuiling waarbij de in de meetbuis aanwezige vervuiling wordt daarbij verwijderd.

4. De meetapparatuur wordt ten minste éénmaal voor 1 januari 2014 nat gekalibreerd in ingebouwdetoestand en daarna ten minste éénmaal per vijf jaar.

5. Voor debietmeters in mobiele meetapparatuur vindt de natte kalibratie in ingebouwde toestandplaats op een door het Nederlands Meetinstituut of een daarmee vergelijkbare instelling gecertifi-ceerde installatie.

6. Van een debietmeter wordt het meest recente kalibratierapport overgelegd.

13 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 14: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Artikel 7.10

1. De bemonstering vindt plaats met behulp van automatische monstername-apparatuur.

2. Het bemonsteringsinterval wordt zodanig ingesteld dat een etmaalverzamelmonster wordtverkregen dat bestaat uit ten minste 100 deelmonsters.

3. Het volume per deelmonster wordt zodanig ingesteld dat de herhaalbaarheid maximaal 5% vanhet ingestelde volume bedraagt. Bij vacuümmonstername-apparatuur bedraagt het volume perdeelmonster minimaal 50 milliliter. Bij ‘in-line’-bemonstering bedraagt het volume per deelmon-ster minimaal 20 milliliter en wordt een etmaalverzamelmonster verkregen dat bestaat uit tenminste 250 deelmonsters.

4. Het monsterverzamelvat heeft een zodanige inhoud dat het vat gedurende het etmaal nietoverloopt.

5. Zowel het monsterverzamelvat als andere onderdelen van de monstername-apparatuur die methet afvalwater in aanraking komen, zijn gemaakt van gemakkelijk te reinigen, inert materiaal, datde uit te voeren analyse niet beïnvloedt. Het monsterverzamelvat kan gemakkelijk uitgenomenworden en is uitgevoerd als emmer of als vat met een wijde hals zodat met een monsterschepgemakkelijk kan worden geroerd en geschept. Tijdens het etmaal is het monsterverzamelvatafgesloten met een goed afsluitende deksel.

Artikel 7.11

1. Het aanzuigpunt van een open meetsysteem bevindt zich zo dicht mogelijk stroomafwaarts van deobstructie. Op het aanzuigpunt stroomt het afvalwater turbulent.

2. Bij gebruik van vacuümmonstername-apparatuur is de aanzuigleiding zo kort mogelijk en onderafschot gelegd. De aanzuigleiding is beschermd tegen bevriezing en direct zonlicht. In de aan-zuigleiding bevinden zich geen knikken of overbodige bochten. Het aanzuigpunt bevindt zich onderhet vloeistofoppervlak.

3. De diameter van alle doorstroomde delen van de monstername-apparatuur van het aanzuigpunttot het punt waar het monster wordt afgeleverd in het monsterverzamelvat bedraagt minimaal 13millimeter. Bij gebruik van vacuümmonstername-apparatuur bedraagt de gemiddelde aanzuigsnel-heid minimaal 0,3 meter per seconde.

4. Bij het afvoeren van het deelmonster naar het monsterverzamelvat wordt voorkomen dat hetmonster wordt belucht.

Artikel 7.12

1. Bij bemonstering met behulp van ‘in-line’-monstername-apparatuur bevindt het bemonsterings-punt zich niet in een bocht of een vernauwing in de leiding. Indien het te bemonsteren afvalwaterwordt afgevoerd met behulp van een pomp dan bevindt het bemonsteringspunt zich aan deperszijde van deze pomp.

2. Als een gesloten meetsysteem wordt gecombineerd met vacuümmonstername-apparatuur bevindthet aanzuigpunt zich op het punt waar de gesloten leiding uitmondt in een open afvoersysteem ofer is vanuit de gesloten leiding een aftakking gemaakt, uitmondend in een doorstroomd buffervatwaaruit wordt bemonsterd. De stroomsnelheid van het afvalwater in de aftakking is in dat gevalten minste gelijk aan die in de hoofdleiding.

Artikel 7.13

1. De deelmonsters in het monsterverzamelvat worden bewaard bij een temperatuur hoger dan 0°Cen lager dan of gelijk aan 4°C.

2. Bemonsteringsbenodigdheden die in aanraking komen met het afvalwater zijn gemaakt vaneenvoudig te reinigen inert materiaal dat de later uit te voeren analyses niet beïnvloedt.

3. De monsters uit het etmaalverzamelmonster zijn binnen een uur na afloop van het etmaalgenomen.

4. De monsters worden met een voldoende grote monsterschep genomen. De gehele inhoud van het

14 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 15: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

monsterverzamelvat wordt elke keer, voordat geschept wordt, zodanig geroerd worden dat al heteventueel bezonken materiaal wordt opgemengd. Daarbij wordt de monsterlepel afwisselend links-en rechtsom geroerd.

5. De monsterflessen bestemd voor analyse door de heffingplichtige en voor contra-analysevanwege de heffingsambtenaar moeten om en om gevuld worden.

Artikel 7.14

1. De monsters uit het etmaalverzamelmonster worden tot en met het einde van de bewaartermijngeconserveerd op de wijze zoals is aangegeven in tabel A. Als een monster uit het etmaalverza-melmonster wordt ingevroren of chemisch geconserveerd geschiedt dit binnen 4 uur na afloopvan het etmaal. De eventuele voorschriften met betrekking tot chemische conservering gelden inaanvulling op de voorschriften met betrekking tot de conserveringstemperatuur gedurende debewaartermijn.

2. De voorbehandeling van het monster ten behoeve van de analyse, waaronder ondermeer wordtbegrepen het ontdooien van bevroren monsters, wordt zodanig uitgevoerd dat daardoor derepresentativiteit van het monster niet wordt verstoord.

3. Een monster dat op één van de in tabel A aangegeven wijzen chemisch is geconserveerd wordtniet gebruikt voor één van de in tabel A opgenomen wijzen van analyse, waarvoor op basis vantabel A geen of andere voorschriften op het vlak van de chemische conservering gelden.

Tabel A

Analyse op: Temperatuur (T) in graden celsius

van het monster tot het einde van

de bewaartermijn

Methode van conservering Maximale

bewaartermijn

Biochemisch zuurstofverbruik(BZV) < 50 mg/l

0 < T ≤ 4° Koelen 24 uur

Biochemisch zuurstofverbruik(BZV) ≥ 50 mg/l

0 < T ≤ 4° Koelen 24 uur

T ≤ -18° Invriezen 72 uur

Chemisch zuurstof-verbruik(CZV)

0 < T ≤ 4° Koelen 48 uur

0 < T ≤ 4° Aanzuren met geconcentreerdH2SO4 (18M) tot pH < 2

5 dagen

T ≤ -18° Invriezen 5 dagen

Kjeldahlstikstof (N-Kj) 0 < T ≤ 4° Koelen 48 uur

0 < T ≤ 4° Aanzuren met geconcentreerdH2SO4 (18M) tot pH < 2

5 dagen

T ≤ -18° Invriezen 5 dagen

Cadmium, arseen, chroom,koper, lood, nikkel, zilver en zink

0 < T ≤ 4° Aanzuren met HNO3 (15M) totpH < 2

1 maand

Kwik (Hg) 0 < T ≤ 4° Aanzuren met HNO3 (15M) totpH < 2 en minimaal 0,5 gK2Cr2O7 per liter toevoegen

1 maand

Artikel 7.15

1. De analyses worden uitgevoerd in het representatieve monster, dat is verkregen op de in dithoofdstuk vermelde wijze. Het onderzoek wordt in het water als zodanig uitgevoerd, dus zonderdat daaruit bezinkbare of opdrijvende bestanddelen zijn verwijderd.

2. De analyse van het monster geschiedt op de wijze, zoals is aangegeven in tabel B.

3. De in tabel B vermelde bepalingsgrenzen zijn de concentraties van de desbetreffende stoffen diebij de analyse ten minste aangetoond worden.

15 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 16: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Tabel B

Parameter/stof Ontsluiting volgens normblad Meting volgens normblad Bepalingsgrens in

microgram/l

Chemisch zuurstofverbruik NEN 6633

Som ammoniumstikstof enorganisch gebonden stikstof

NEN-ISO 5663 of NEN 6646

Biochemisch zuurstofverbruik NEN-EN 1899-1

Arseen NEN-EN-ISO 11969 NEN-EN-ISO 11969 1,5

Cadmium NEN-EN-ISO 15587-1 of NEN 6961 NEN 6965NEN 6965/C1NEN 6966NEN 6966/C1NEN 17294-2

15,00

Chroom NEN-EN-ISO 15587-1 of NEN 6961 NEN 6965NEN 6965/C1NEN 6966NEN 6966/C1NEN 17294-2

100,00

Koper NEN-EN-ISO 15587-1 of NEN 6961 NEN 6965NEN 6965/C1NEN 6966NEN 6966/C1NEN 17294-2

35,00

Kwik NEN-EN 1483 NEN-EN 1483 0,25

Lood NEN-EN-ISO 15587-1 of NEN 6961 NEN 6965NEN 6965/C1NEN 6966NEN 6966/C1NEN 17294-2

125,00

Nikkel NEN-EN-ISO 15587-1 of NEN 6961 NEN 6965NEN 6965/C1NEN 6966NEN 6966/C1NEN 17294-2

100,00

Zink NEN-EN-ISO 15587-1 of NEN 6961 NEN 6965NEN 6965/C1NEN 6966NEN 6966/C1NEN 17294-2

35,00

4. Indien het chloridegehalte en het metaalgehalte van het afvalwater hoger is dan 10 g/l onderschei-denlijk kleiner is dan 0,1 mg/l, geldt met betrekking tot de stoffen cadmium, koper, lood, nikkel enzink het volgende:a. het monster dat gebruikt wordt voor de analyse op de stoffen cadmium, koper, lood, nikkel en

zink wordt door filtratie gesplitst waarna het filtraat geëxtraheerd wordt volgens ISO 8288-C enhet residu gedestrueerd wordt volgens normblad NEN 6447;

b. de verdere analyse van het filtraat en het residu geschiedt op de in tabel B aangegeven wijze.Het aantal gewichtseenheden van de onderscheidenlijke metalen in het monster wordtberekend door sommatie van de analyseresultaten van het filtraat en het residu, rekeninghoudende met onderlinge gewichtshoeveelheden. Indien de met behulp van analyse gevondenconcentratie van de stoffen arseen, kwik en zink geringer is dan de in tabel B bij de desbetref-fende analyse vermelde bepalingsgrens, wordt het aantal gewichtseenheden van die stofonderscheidenlijk van die stoffen voor de berekening van de vervuilingswaarde op nihilgesteld. Het bovenstaande geldt ook met betrekking tot de concentratie van de stof cadmium,chroom, koper, lood of nikkel indien het afvalwater een soortelijke geleiding heeft van 1500µS/cm of groter of een zwevend stofgehalte van 100 mg/l of hoger heeft;

c. indien de concentratie voor één of meer van de stoffen cadmium, chroom, koper, lood ennikkel in het afvalwater, geringer is dan de in tabel B genoemde bepalingsgrens en hetafvalwater een soortelijke geleiding heeft van kleiner dan 1500 µS/cm en een zwevendstofgehalte van kleiner dan 100 mg/l, geschiedt de analyse op die stof met betrekking tot demeting volgens het in tabel C bij desbetreffende analyse genoemd normblad. De voorschriftenmet betrekking tot de ontsluiting van tabel B blijven in het bovengenoemd geval van toepas-sing. Indien de met behulp van analyse, op de wijze zoals is aangegeven in tabel C, gevondenconcentratie van de stof onderscheidenlijk van die stoffen, geringer is dan de in tabel C bij dedesbetreffende analyse vermelde bepalingsgrens, wordt het aantal gewichtseenheden van diestof onderscheidenlijk van die stoffen voor de berekening van de vervuilingswaarde op nihilgesteld.

16 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 17: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Tabel C

Stof Meting volgens normblad Bepalingsgrens in microgrammen/l

Cadmium NEN 6964NEN 6964/C1NEN-EN-ISO 5961

0,30

Chroom NEN 6964NEN 6964/C1

2,00

Koper NEN 6964NEN 6964/C1

10,00

Lood NEN 6964NEN 6964/C1

10,00

Nikkel NEN 6964NEN 6964/C1

7,00

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 8.1

1. Van een vergunning als bedoeld in artikel 20 van de Uitvoeringsregeling waterhuishouding dievoor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 6.16 en 6.17 onherroepelijk is, worden voorhandelingen als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, de voorschriften van die vergunning aangemerktals maatwerkvoorschriften gesteld krachtens artikel 6.17, derde lid, voor zover die voorschriftenvallen binnen de bevoegdheid van het bevoegd gezag tot het stellen van maatwerkvoorschriftenkrachtens dat artikel.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een vergunning als bedoeld in dat lid, dieovereenkomstig artikel 2.29 van de Invoeringswet Waterwet is verleend en onherroepelijk isgeworden.

Artikel 8.2

Deze regeling treedt in werking met ingang van 22 december 2009 met uitzondering van artikel 6.18,tweede, derde en vierde lid, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2011.

Artikel 8.3

Deze regeling wordt aangehaald als: Waterregeling.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van debijlagen II, III, IV en IX die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,J.C. Huizinga-Heringa.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,J.M. Cramer.

17 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 18: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

BIJLAGE I BEDRIJVEN EN BEDRIJFSACTIVITEITEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2.3 VAN HETBESLUIT (BIJLAGE BIJ ARTIKEL 2.1 VAN DE WATERREGELING)

1. Zuivelindustrie2. Vervaardiging van producten op basis van groenten en fruit3. Bereiding en botteling van frisdranken4. Verwerking van aardappelen5. Vleesindustrie6. Brouwerijen7. Bereiding van alcohol en alcoholhoudende dranken8. Vervaardiging van diervoeder uit plantaardige producten9. Vervaardiging van gelatine en lijm op basis van huiden en beenderen10. Mouterijen11. Visverwerkingsindustrie

18 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 19: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

BIJLAGE II KAART MET GRENZEN VAN OPPERVLAKTEWATERLICHAMEN EN ZIJWATERENWAAR HET RIJK HET WATERKWALITEITSBEHEER VOERT, EN GRENZEN VAN DROGEREOEVERGEBIEDEN (BIJLAGE BIJ ARTIKEL 3.2, EERSTE LID, EN 3.3 VAN DEWATERREGELING)

Deze bijlage ligt ter inzage op het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Hoofddirectie JuridischeZaken en is tevens raadpleegbaar op www.waterwet.nl.

19 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 20: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

BIJLAGE III KAART MET GRENZEN VAN OPPERVLAKTEWATERLICHAMEN EN ZIJWATERENWAAR HET RIJK HET WATERKWANTITEITSBEHEER VOERT (BIJLAGE BIJ ARTIKEL 3.2,TWEEDE LID, VAN DE WATERREGELING)

Deze bijlage ligt ter inzage op het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Hoofddirectie JuridischeZaken en is tevens raadpleegbaar op www.waterwet.nl..

20 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 21: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

BIJLAGE IV KAART MET GRENZEN VAN OPPERVLAKTEWATERLICHAMEN EN ZIJWATERENWAAR HET RIJK HET WATERSTAATKUNDIG BEHEER VOERT (BIJLAGE BIJ ARTIKEL 3.2,DERDE LID, EN ARTIKEL 6.7 VAN DE WATERREGELING)

Deze bijlage ligt ter inzage op het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Hoofddirectie JuridischeZaken en is tevens raadpleegbaar op www.waterwet.nl..

21 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 22: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

BIJLAGE V FORMULIEREN VOOR DE VERSTREKKING VAN DE GEGEVENS EN RESULTATEN,BEDOELD IN ARTIKEL 3.4, DERDE LID, VAN HET BESLUIT (BIJLAGE BIJ ARTIKEL 3.8 VAN DEWATERREGELING)

Formulier I: Rapportage format belastingen oppervlaktewater

Inhoud rapportage

Voor de KRW rapportages worden de belastingen op het oppervlaktewater onderverdeeld in vijfcategorieën:1. puntbronnen2. diffuse bronnen3. onttrekkingen4. regulering waterbewegingen5. morfologische aanpassingen

De informatie met betrekking tot de puntbronnen en diffuse bronnen is afkomstig van de landelijkeemissieregistratie.

Informatie over belastingen in de categorieën onttrekkingen, regulering waterbewegingen enmorfologische aanpassingen wordt ingevuld door de waterbeheerders op de website InventarisatieDruk/belasting Oppervlaktewaterlichamen. De gegevens worden in 2010 geïntegreerd met andereKRW informatie op het KRW Portaal. Na integratie zal de beschikbare informatie op een andere,efficiëntere manier opgeslagen worden. Het hieronder beschreven formaat heeft dus een beperktegeldigheid.

Er worden 54 typen belasting onderscheiden, onderverdeeld in 3 hoofdgroepen:1. onttrekkingen2. regulering waterbeweging en morfologische aanpassing3. andere belastingen

Voor elk waterlichaam uit het beheergebied van de waterbeheerder wordt voor alle 54 typen belastingaangegeven of de betreffende belasting aanwezig is en of de aanwezigheid significant is. Aanwezig-heid en significantie wordt door middel van een vinkje op de website aangegeven. De beheerder heeftde mogelijkheid per type belasting een nadere toelichting te geven. Per waterlichaam vult dewaterbeheerder onderstaande tabel in:

Nummer Belasting Aanwezig Significant Commentaar

Onttrekkingen

1 Voor landbouw, bosbouw en visserij (o.m. irrigatie)

2 Voor publieke (drink)watervoorziening

3 Voor industrieën

4 Voor koelwater van elektriciteitscentrales

5 Voor viskwekerijen

6 Voor opwekken van stroom (waterkracht)

7 Door mijnbouw c.q. open groeves

8 Voor scheepvaart (waterpeil in kanalen)

9 Door overdracht (watervoorziening wateren)

10 Andere grote wateronttrekkingen

Regulering waterbeweging en morfologische aanpassing

11 Grondwateraanvulling

12 Dammen voor waterkrachtcentrales

13 Waterreservoirs c.q. stuwmeren

14 Hoogwaterbescherming: dijken, dammen, kanalen

15 Wateroverdracht stroomgebieden (wateraanvoer en/of waterafvoer)

16 Omleiden piekafvoer

17 Sluis (ook gemaal): verlagen waterstand (peilbeheersing)

18 Stuw: verschil waterstand < 30 cm: verhogen waterstand (peilbe-heersing)

19 Stuw: verschil waterstand : verhogen waterstand (peilbeheersing)

20 Kanalisatie c.q. normalisatie van de waterloop

21 Verlies oeverzones en overstromingsvlaktes

22 Oeververdediging, duikers, overkluizing, kribben

23 Versnelde waterafvoer

22 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 23: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Nummer Belasting Aanwezig Significant Commentaar

24 Veranderingen voor de visserij

25 Landinfrastructuur (weg, brug e.d.)

26 Baggeren c.q. verdiepen (incl. zandvang)

27 Baggeren c.q. verdiepen in estuaria en kustzones (incl. zandvang)

28 Havens, scheepswerven e.d.

29 Landaanwinning en inpoldering

30 Zandsuppletie (veiligheid)

31 Dammen in getijdengebied (incl. veiligheid/ energie)

32 Barrières (niet of moeilijk (vis)passeerbare gemalen, stuwen,dammen etc.)

33 Ontwatering (veenoxidatie en bodemdaling)

34 sealing’ overstromingsvlaktes

Andere belastingen

35 Zwerfvuil

36 Dumpen ongezuiverd afvalwater/slib in zee

37 Intensief beheer en onderhoud (incl. oevers)

38 Recreatie (water en oever)

39 Sportvisserij

40 Beroepsvisserij

41 Uitheemse dieren/planten

42 Uitheemse ziekten

43 Klimaatverandering (zeespiegelstijging, temperatuur/droogte,hogere piekafvoer)

44 Verontreinigde waterbodem

45 Visstandsbeheer

46 Olie- en gaswinning (bodemdaling)

47 Schelpenwinning of mosselzaadwinning

48 Windenergie (offshore)

49 Delfstoffenwinning (zand, klei, grind, etc)

50 Warmtelozing en warmte-koudeopslag

51 Militair oefenterrein

52 Bovenstroomse aanvoer (voorbelasting buitenland)

53 Overige

54 Scheepvaart

Formulier II: Rapportage format ecologische doelen

Inhoud rapportage

De Kaderrichtlijn Water vereist het vastleggen van doelen voor biologische kwaliteitselementen enenkele algemeen fysisch-chemische parameters per waterlichaam. De betreffende fysisch-chemischeparameters vormen geen onderdeel van de chemische toestand, maar zijn ondersteunend voor hetbereiken van de goede ecologische toestand (GET) of het goed ecologisch potentieel (GEP). De doelendienen in principe in 2015 te worden gehaald. In de meeste gevallen wordt echter een beroep gedaanop de formele mogelijkheden die de KRW biedt om de doelen gefaseerd te bereiken waarbij het jaar2027 als deadline wordt gehanteerd. De ecologische doelen hebben dan betrekking op deze eindsitu-atie. Om een goed beeld te krijgen van de ecologische toestand aan het einde van de planperiodeworden tevens de verwachte waarden van de kwaliteitselementen in 2015 opgegeven. Tot slot wordttevens per kwaliteitselement opgenomen wat de huidige toestand is. Uitgangspunt van de KRW is datdeze niet mag verslechteren.Informatie over de ecologische doelen wordt door de waterbeheerders ingevoerd in een centraledatabase via de KRW-doelen website (vanaf eind 2009 geïntegreerd in het KRW-portaal)

Verplicht en optioneel

De databank bevat waarden voor de biologische en algemeen fysisch-chemische parameters voor dehuidige toestand en de situatie in 2015. De huidige toestand is in eerste instantie ingevuld alsinschatting van de waterbeheerder, maar is sinds juli 2009 vervangen door de gerapporteerdetoestand (formaat toestand oppervlaktewaterlichamen). De situatie 2015 wordt door de waterbeheer-der ingevuld. Dat geldt eveneens voor de waarden die de grenzen tussen verschillende toestandsklas-sen (goed, matig, ontoereikend, slecht) markeren. Indien niets wordt ingevuld worden de landelijkvastgestelde waarden volgens de maatlatten van natuurlijke waterlichamen of de defaultwaarden van

23 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 24: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

de maatlatten van sloten en kanalen aangehouden. De databank biedt de mogelijkheid om ookwaarden op het niveau van deelmaatlatten toe te kennen. Deze gegevens zijn echter niet verplicht endienen vooral voor de onderbouwing van oordelen op het niveau van maatlatten.

Achtergrond

Maatlatten

Voor rapportage van de ecologische doelen worden de volgende maatlatten onderscheiden (afhanke-lijk van het type waterlichaam kunnen bepaalde kwaliteitselementen of parameters achterwegeblijven):

Tabel Maatlatten

Nr Maatlat Eenheid Codering

Biologische Kwaliteitselementen

7 Fytoplankton EKR FYTOPL

19 Macrofauna EKR MAFAUNA

33 Macrofyten EKR OVWFLORA

80 Vis EKR VIS

Fysisch-chemische Parameters

1 Chloride (zomergemiddelde) mg Cl/l Cl

2 Doorzicht (zomergemiddelde) Meter ZICHT

38 Opgelost anorganisch stikstof (wintergemiddelde) Mg N/l DIN

39 Temperatuur (maximum waarde) °C T

40 Totaal fosfaat (zomergemiddelde) mg P/l P

41 Totaal stikstof (zomergemiddelde) mg N/l N

85 Zuurgraad (zomergemiddelde) – pH

86 Zuurstofverzadiging (zomergemiddelde) % O2

De basis voor beoordeling van biologische kwaliteitselementen is de zogenaamde ecologischekwaliteitsratio (EKR). De EKR is de waargenomen biologische waarde gedeeld door de referentiebiologische waarde. De verkregen ratio moet in principe tussen 0 en 1 liggen, waarbij een waarde inde buurt van 1 de zeer goede toestand weerspiegelt. De ratio wordt in vijf klassen ingedeeld,overeenkomend met de normatieve beschrijving van figuur 1. Voor de sterk veranderde en kunstma-tige wateren wordt de doelstelling gevormd door het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). De beoorde-ling op een vergelijkbare manier uitgevoerd waarbij het Maximaal Ecologisch Potentieel (MEP)afgeleid wordt van de referentie conditie.

Voor de fysisch-chemische parameters zijn eveneens maatlatten afgeleid. Hierbij wordt geen gebruikgemaakt van een ratio maar worden de scores uitgedrukt in de gebruikelijke eenheden.

Status van waterlichamen en gebruik van maatlatten

Voor natuurlijke wateren wordt als doelstelling automatisch de Goede Ecologische Toestand (GET)aangehouden volgens de betreffende maatlatten van natuurlijke wateren. Voor de biologischekwaliteitselementen is deze gelijk aan 0,6. Voor sterk veranderde wateren wordt door de waterbeheer-der een waarde voor het Maximaal Ecologisch Potentieel (MEP) en het Goed Ecologisch Potentieel(GEP) ingevuld. De waarde betreft een score (streepje) op de maatlat van de natuurlijke wateren. Voor

Figuur 1 – De 5 klassen van de maatlat van natuurlijke watertypen (links) en de 4 klassen van de

maatlat van sterk veranderde en kunstmatige wateren (rechts) met bijbehorende kleurcodering en

normatieve beschrijving.

24 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 25: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

kunstmatige wateren (watertypen M1 tot en met M10) zijn de GEP-waarden voorbedrukt. Deze zijnafkomstig van de default maatlatten voor sloten en kanalen. Indien er afgeweken wordt van de defaultmaatlatten, dan kunnen de waarden gewijzigd worden.

Tabellen

Status en type voor ecologische doelen

Status en type van het waterlichaam zijn bekend en worden gerapporteerd volgens het formaat‘oppervlaktewaterlichamen’ (de velden OWMSTAT en OWMTYPE). Voor het vaststellen van demaatlatten en ecologische doelen kan van deze status of van dit type afgeweken worden. De geselec-teerde combinatie van status en type bepaalt de standaardwaarden voor de GET en het GEP en istevens van belang voor de bepaling van de toestand van een waterlichaam. Voor geldige waardenvoor status en type wordt verwezen naar de door IDSW gepubliceerde domeintabellen (http://www.idsw.nl )

De status en het typegebruikt voor het vaststellen van de maatlatten en doelen, worden aangeleverdin de tabel OWMDOEL volgens onderstaand formaat:

Tabel OWMDOEL: Doelstatus en doeltype

Veldnaam Type Grootte Omschrijving Domeintabel

OWMIDENT Text 60 Waterlichaamcode

DoelStatus Text 1 Status voor het vaststellen van demaatlatten en doelen

http://www.idsw.nl/aquo/schemas/Aquo-domein_typekrwstatus.xsd

DoelType Text 2 Watertype voor het vaststellen van demaatlatten en doelen

http://www.idsw.nl/aquo/schemas/Aquo-domein_typekrwtypologie.xsd

Doelen en inschatting doelbereik 2015

De klassengrenzen en doelbereik 2015 worden voor de biologische kwaliteitselementen en defysisch-chemische parameters aangeleverd in de tabel DOELEN volgens onderstaand formaat:

Tabel Doelen: klassegrenzen doelen en doelbereik 2015

Omschrijving Verplicht Type Toelichting Domeintabel

OWMIDENT ja Tekst Waterlichaamcode

Maatlat ja Numeriek Maatlatnummer Maatlatten

GET conditioneel1 Tekst Goede Ecologische Toestand

MEP conditioneel1 Tekst Maximaal Ecologisch Potentieel

GEP conditioneel1 Tekst Goed Ecologisch Potentieel

Matig ja Tekst Klassegrens voor ‘matig’

Ontoereikend ja Tekst Klassegrens voor ‘ontoereikend’

Slecht ja Tekst Klassegrens voor ‘slecht’

Huidig optioneel Tekst Inschatting huidige toestand, vanaf juli 2009vervangen door gerapporteerde oordeel volgensformat waterlichaam oordelen

Doel2015 ja Tekst Doelbereik voor het jaar 2015

1 Voor natuurlijke wateren wordt de GET gegeven, voor kunstmatige en sterk veranderde wateren wordt het MEP en GEP ingevuld.

Alle waarden voor GET, MEP, GEP, Matig, Ontoereikend, Slecht, Huidig en Doel2015 worden aangele-verd als getal in de eenheid van de maatlat. Voor de inschatting van de huidige toestand en hetdoelbereik 2015 kan bij het ontbreken van numerieke waarden gekozen worden voor één van devolgende letterlijke teksten: ‘goed’, ‘matig’, ‘ontoereikend’, ‘slecht’, ‘voldoet’ of ‘voldoet niet’. Deinschatting van de huidige toestand is tot juli 2009 gebruikt, maar is vanaf juli 2009 niet meer relevant.De huidige toestand wordt dan gerapporteerd via het format oppervlaktewaterlichamen oordelen.Bij de specificatie van één enkel getal als klassengrens wordt deze geïnterpreteerd zoals aangegevenin onderstaande tabel.

Maatlat Klassegrens

Fytoplankton Ondergrens

Macrofauna Ondergrens

Macrofyten Ondergrens

Vis Ondergrens

25 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 26: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Maatlat Klassegrens

Chloride (zomergemiddelde) Bovengrens

Doorzicht (zomergemiddelde) Ondergrens

Opgelost anorganisch stikstof (nitraat, nitriet en ammonium) (wintergemiddelde) Bovengrens

Temperatuur (maximum waarde) Bovengrens

Totaal fosfaat (zomergemiddelde) Bovengrens

Totaal stikstof (zomergemiddelde) Bovengrens

Zuurgraad (zomergemiddelde) Ondergrens

Zuurstofverzadiging (zomergemiddelde) Ondergrens

Klassengrenzen kunnen gespecificeerd worden met de tekens <=, <, >, of >= gevolgd door een getal.Een boven- en ondergrens wordt gespecificeerd als twee grenzen, verbonden met een min teken.Er kunnen maximaal twee sets grenzen per klassengrens opgegeven worden. De sets dienen vanelkaar gescheiden te zijn door een/teken.

Enkele voorbeelden van klassengrenzen:

Maatlat Grens Betekenis

Vis 0,6 Groter of gelijk aan 0,6

Fosfaat 0,6 Kleiner of gelijk aan 0,6 mg/l

Zuurgraad 5,5 – 8,5 Tussen 5,5 en 8,5

Zuurgraad 8,5 – 9,0/< 5,5 Tussen 8,5 en 9,0 of kleiner dan 5,5

Zuurgraad 8,5 – 9,0/5,0 – 5,5 Tussen 8,5 en 9,0 of tussen 5,0 en 5,5

Zuurgraad >= 9,0/< 5 Groter of gelijk aan 9,0 of kleiner dan 5

Chloride 150 Kleiner of gelijk aan 150 mg/l

Chloride <150/> 3000 Kleiner dan 150 of groter dan 3000

Formulier III: Rapportage format grondwaterlichamen

Inhoud rapportage

Voor de KRW rapportages wordt de informatie met betrekking tot grondwaterlichamen en oordelenuitgewisseld in drie tabellen:• Tabel met de geografische ligging en algemene kenmerken van de grondwaterlichamen (GWB)• Tabel met de oordelen met betrekking tot de grondwaterkwaliteit (GWBKWAL)• Tabel met oordelen met betrekking tot de kwantitatieve status van de grondwaterlichamen

(GWBKWAN)

Tabellen

Tabel GWB – grondwaterlichamen

De GWB tabel wordt gerepresenteerd als een vlakken in ESRI shapefile formaat, waarbij een grondwa-terlichaam uit één of meerdere vlakken bestaat. Aan elk vlak worden de volgende kenmerkengekoppeld:

Omschrijving Verplicht Type Domeintabel Toelichting

GWBGIDENT ja Tekst Unieke code van het vlak

GAFIDENT ja Tekst GAF15NL Code van het (deel)stroomgebied district waar het vlak in ligt

GWBIDENT ja Tekst Identificatie van het grondwaterlichaam

GWBNAAM ja Tekst Naam van het grondwaterlichaam

GWBHORIZ ja Numeriek Horizon

GWBSUBST ja Tekst GWSUBST Substraat

GWBOPPV ja Numeriek Oppervlakte in m2

GWBOPME nee Tekst Opmerkingen

Toelichting

GWBGIDENT

Unieke code van de geometrie. De code begint met ‘NLGW’ om aan te geven dat het een Nederlandsgrondwaterlichaam betreft. Dit is de primaire sleutel van de vlakken met grondwaterlichamen.

26 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 27: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

GAFIDENT

De code van het deelstroomgebied waar het grondwaterlichaam in ligt. Voor mogelijke codes wordtverwezen naar de domeintabel GAF15NL.

GWBIDENT

Identificatie van het grondwaterlichaam. De eerste 4 letters zijn altijd NLGW. Een grondwaterlichaamkan uit meerdere vlakken bestaan. In dat geval hebben alle vlakken dezelfde GWBIDENT maar deGWBGIDENT kan verschillen.Voorbeeld: het grondwaterlichaam met GWBIDENT = NLGW0016 (Duin Rijn-West) bestaat uit 7 vlakjesmet GWBGIDENT = NLGW001601 t/m NLGW001607. De 7 vlakken representeren 7 afzonderlijkeduingebieden.

GWBNAAM

Naam van het grondwaterlichaam

GWBHORIZ

Horizon van het grondwaterlichaam. Bij overlappende grondwaterlichamen wordt GWBHORIZgebruikt om de verticale positie aan te geven. GWBHORIZ = 1 is het ondiepste, GWBHORIZ=3 is hetdiepste niveau.

GWBSUBST

Substraat van het grondwaterlichaam. Voor mogelijke keuzes wordt verwezen naar de domeintabelGWSUBST.

GWBOPPV

Oppervlakte van het grondwaterlichaam in vierkante meter

GWBOPME

Opmerking over ligging, begrenzing grondwaterlichaam

Tabel GWBKWAL – Oordelen grondwaterkwaliteit

In de tabel GWBKWAL worden de oordelen met betrekking tot de waterkwaliteit van de grondwaterli-chamen gegeven. Voor elk grondwaterlichaam worden twee oordelen gegeven: een oordeel voor hetdiepe grondwater (25 meter) en een oordeel voor het ondiepe grondwater (10 meter). Afwijkendedieptes kunnen in het veld diepte_m opgegeven worden in meters beneden maaiveld.

Omschrijving Verplicht Type Domeintabel Toelichting

GWBIDENT ja Tekst GWB Identificatie van het grondwaterlichaam

Diepte ja Tekst GWDIEPTE diepteclassificatie

Diepte_m ja Numeriek Diepte meetpunt (m)

OrdKwlJaar ja Numeriek Jaar van beoordeling

Cl ja Numeriek Kwantitatief oordeel m.b.t. goede chemische toestand voorCloride als percentage

Ni ja Numeriek Kwantitatief oordeel m.b.t. goede chemische toestand voorNikkel als percentage

As ja Numeriek Kwantitatief oordeel m.b.t. goede chemische toestand voorArseen als percentage

Cd ja Numeriek Kwantitatief oordeel m.b.t. goede chemische toestand voorCadmium als percentage

Pb ja Numeriek Kwantitatief oordeel m.b.t. goede chemische toestand voorLood als percentage

Ptot ja Numeriek Kwantitatief oordeel m.b.t. goede chemische toestand voorFosfaat totaal als percentage

Nitraat ja Numeriek Kwantitatief oordeel m.b.t. goede chemische toestand voornitraten als percentage (Annex I GWD, status assessmentprocedure in Art 4 GWD)

27 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 28: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Omschrijving Verplicht Type Domeintabel Toelichting

Bestrijd01 ja Numeriek Kwantitatief oordeel m.b.t. goede chemische toestand voorbestrijdingsmiddelen als percentage (Annex I GWD, statusassessment procedure in Art 4 GWD) 0,1 µg/l

Bestrijd05 ja Numeriek Kwantitatief oordeel m.b.t. goede chemische toestand voorbestrijdingsmiddelen als percentage (Annex I GWD, statusassessment procedure in Art 4 GWD) 0,5 µg/l som

OrdBestrijd ja Tekst GWOORDEEL Kwalitatief oordeel m.b.t. goede chemische toestand voorbestrijdingsmiddelen (Annex I GWD, status assessmentprocedure in Art 4 GWD)

OrdDrem ja Tekst GWOORDEEL Kwalitatief totaal oordeel drempelwaarden volgens one out,think about principe, inclusief oordeel Arseen.

OrdKwlAlg ja Tekst GWOORDEEL Kwalitatief oordeel mbt de algemene chemische toestand (20%regel), inclusief oordeel Arseen.

OrdKwlIntr ja Tekst GWOORDEEL Kwalitatief oordeel mbt zoutintrusies en andere intrusies.

OrdKwlAqua ja Tekst GWOORDEEL Kwalitatief oordeel of de chemische en ecologisch toestand vanoppervlaktewater significant achteruitgaat als gevolg van dekwaliteit van het grondwaterlichaam.

OrdKwlTerr ja Tekst GWOORDEEL Kwalitatief oordeel of er significante schade optreedt aangrondwaterafhankelijke terrestrische ecosystemen als gevolgvan de kwaliteit van het grondwaterlichaam.

OrdKwlRuww ja Tekst GWOORDEEL Kwalitatief oordeel of voldaan wordt aan de bepalingen inartikel 7.3 van de KRW (kwaliteit ruwwater in ontrekkingsput-ten).

UpTrend ja Tekst GWTREND Is er voor de relevante verontreinigende stoffen een significanteen aanhoudende opwaardse trend zichtbaar?

UpTrendTyp ja Tekst DOMGWCOD Indien er een significante en aanhoudende opwaardse trendzichtbaar is voor welke stof?

OordKwal ja Tekst GWOORDEEL Totaal oordeel van de chemische toestand van het grondwaterinclusief Arseen (one out, all out)

Tabel GWBKWAN – Oordelen kwantiteit grondwaterlichamen

In de tabel GWBKWAN wordt per grondwaterlichaam één regel met oordelen opgenomen. Behalvehet totaal oordeel wordt tevens een oordeel gegeven over de invloed op terrestrische ecosystemen,de relatie met het oppervlaktewater en een oordeel met betrekking tot het evenwicht onttrekking/aanvulling.

Omschrijving Verplicht Type Toelichting Domeintabel

GWBIDENT ja Tekst Identificatie grondwaterlichaam

Jaar ja Tekst Jaar van beoordeling

Evenwicht ja Tekst Oordeel m.b.t. verstoring evenwicht grondwateronttrekking en-aanvulling

GWOORDEEL

Antropogeen ja Tekst Oordeel m.b.t door antropogene invloed op grondwaterstandvoor behalen van milieudoelstellingen (art 4.) voor bijbeho-rende opervlaktewateren

GWOORDEEL

Ecosysteem ja Tekst Oordeel m.b.t door antropogene invloed op grondwaterstandop afhankelijke terrestrische ecosystemen

GWOORDEEL

Toestand ja Tekst Totaal oordeel van de kwantitatieve toestand van het grondwa-ter (one out, all out)

GWOORDEEL

Domeintabel GWSUBST Domeintabel GWDIEPTE

Substraat Diepte

Duin Diep

Klei Ondiep

Krijt Bronnen

Zand

Domeintabel GWOORDEEL Domeintabel GWTREND

Oordeel Trend

Goed Ja

Onbekend Nee

Ontoereikend Onbekend

28 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 29: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Formulier IV: Rapportage format monitorinsprogramma grondwater

Inhoud Rapportage

Het grondwater monitoringprogramma bevat locaties voor het monitoring van de kwantiteit enlocaties voor het monitoren van de kwaliteit, de chemie. Binnen het onderdeel kwaliteit wordtonderscheid gemaakt tussen Toestand en Trend monitoring en Operationele monitoring.Naast een samenvatting van het monitoringprogramma moet informatie per grondwatermonitoringlo-catie aangeleverd worden door de provincies volgens onderstaand format.

Het monitoringprogramma grondwater is qua gegevensstructuur afgeleid van het programma vooroppervlaktewater en bevat 3 tabellen:1. MLCGWB, de hoofdtabel met de unieke locaties en kenmerken daarvan2. MLCGWB_DOEL, een tabel met de doelen van monitoring per locatie3. MLCGWB_PAR, een tabel met de parameters die gemeten worden op een locatie

Tabel 1 en 2 worden gebruikt voor de kaarten en teksten van het SGBP en de elektronische rapportagenaar de EU. Tabel 3 wordt alleen gebruikt voor de elektronische rapportage.

Tabellen

Tabel MLCGWB – Monitoringlocaties grondwatermeetnet

Omschrijving Verplicht Type Toelichting

MLCIDENT Ja Tekst Identificatie (unieke code) van locatie

MLCNAAM Ja Tekst Naam van de locatie

GWBIDENT Ja Tekst Grondwaterlichaam waar locatie in ligt

X Ja Numeriek X-coördinaat

Y Ja Numeriek Y-coördinaat

FILTER Nee Numeriek Filternummer

MLCSOORT Ja Tekst Soort meetlocatie: Toestand en Trend, Operationeel of Beide

MLCTYPE Ja Tekst Type meetlocatie: Kwaliteit, Kwantiteit of Beide

CONSTRUCTION Ja Tekst Type meetstation. Bestaande domeinen uit DINO, code kan zijn Pvoor peilbuis, B voor brandput, W voor wel, L voor landbouwbuis

TOP_DEPTH Conditioneel Numeriek Bovenkant filter onder maaiveld (cm)

BOTTOM_DEPTH Conditioneel Numeriek Onderkant filter onder maaiveld (cm)

DIEPTE Conditioneel Numeriek Diepte onder maaiveld (cm)

OWNER Nee Tekst Beheerder van de locatie, in overeenstemming met DINOomschrijving en codering

MLCOPME Nee Tekst Toelichting

GAFIDENT Ja Tekst Code van het deelstroomgebied

DRINKWATER Ja Ja/Nee Drinkwaterwinning

Toelichting

MLCIDENT

De identificatie van de locatie moet uniek zijn. Voor de codering kunnen 24 karakters worden gebruikt,waarbij de eerste twee gereserveerd zijn voor een identificatie van Nederland (‘NL’, 2 posities). Voor deoverige posities zijn in principe vrij te kiezen. Er worden nu twee sporen gevolgd:1. De code van de beheerder (2 posities, zie WBHCODE in de domeintabellen) gevolgd door een vrij

te kiezen identificatie (analoog aan de identificatie van monitoring locaties in het oppervlaktewatermonitoringprogramma)

2. Voor de koppeling met DINO wordt voor identificatie gebruik gemaakt van het TNO-nummergevolgd door het nummer van het filter.

Een grondwatermonitoringlocatie is dus eigenlijk een 3D locatie. Op één x,y coordinaat kunnen dusmeerdere locaties voorkomen als er meerdere filters opgevoerd worden voor de KRW.

MLCNAAM

Dit is de naam van de monitoringlocatie. De naam is vrij te kiezen en dient als herkenning voor dewaterbeheerder.

29 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 30: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

GWBIDENT

De code van het grondwaterlichaam waar de monitoringlocatie in ligt. Voor de lijst met coderingenwordt verwezen naar de tabel met grondwaterlichamen (GWB)

X en Y

De coördinaten van de monitoringlocatie in het stelsel van Rijksdriehoekmeting. Als meerderemonitoringlocaties gedefinieerd worden met dezelfde coördinatenparen (meerdere filters in éénwinning) dient voor elke locatie een nieuwe, unieke code gegeven te worden.

FILTER

Nummer van het filter. Dit veld is niet verplicht. Als de implementatie in/naast DINO tot standgekomen is zal dit veld verdwijnen.

MLCSOORT

Het veld MLCSOORT geeft het soort meetlocatie: Toestand en Trend, Operationeel of beide. Voortoegestane coderingen wordt verwezen naar de domeintabel MLCSOORT in de bijlagen.

MLCTYPE

Het type locatie wordt bij MLCTYPE ingevuld. Hier wordt aangegeven of het een locatie in hetKwaliteits- of het Kwantiteitsmeetnet betreft. Voor toegestane coderingen wordt verwezen naar dedomeintabel MLCTYPE in de bijlagen.

CONSTRUCTION

De naam CONSTRUCTION verwijst naar het EU rapportageformaat waarin aangegeven wordt of delocatie een ‘well’ (put) of een ‘spring’ (bron) betreft. In dit veld wordt de DINO codering gebruikt voorhet locatietype. Voor mogelijke coderingen wordt verwezen naar de domeintabel MLCDINO.

TOP_DEPTH

Bovenkant van het filter in cm beneden maaiveld. Dit veld of het veld Diepte moet ingevuld worden.Als de implementatie in/naast DINO tot stand gekomen is zal dit veld verdwijnen.

BOTTOM_DEPTH

Onderkant van het filter in cm beneden maaiveld. Dit veld of het veld Diepte moet ingevuld worden.Als de implementatie in/naast DINO tot stand gekomen is zal dit veld verdwijnen.

DIEPTE

De diepte van de locatie in cm onder maaiveld.

OWNER

Beheerder van de locatie, in overeenstemming met DINO omschrijving en codering

MLCOPME

In dit veld kunnen opmerkingen geplaatst worden

GAFIDENT

Code van het deelstroomgebied waarin de locatie ligt. Hierbij wordt verwezen naar het veld GAFIDENTin de domeintabel met de deelstroomgebieden (GAF15).

DRINKWATER

Hier aangeven of de locatie een winning is en het water gebruikt wordt voor menselijke consumptie

30 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 31: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Tabel MLCGWB_DOEL – Meetdoelen van het grondwatermeetnet

Omschrijving Verplicht Type Omschrijving

MLCIDENT Ja Tekst Code van de monitoringlocatie

MLCDOEL Ja Tekst Doel van de monitoringlocatie

In de tabel MLCGWB_DOEL wordt per locatie aangegeven welke meetdoelen van toepassing zijn. Voorelk doel wordt een aparte regel in de tabel opgenomen. Voor mogelijke meetdoelen wordt verwezennaar de domeintabel MLCDOEL.

Tabel MLCDOEL – Domeintabel met meetdoelen

MLCDOEL Omschrijving

GRENS Grensoverschrijdende monitoring

KWALIT_DRINKW Kwaliteit drinkwater

KWALIT_REGION Kwaliteit regionaal

KWANT_DRINKW Kwantiteit drinkwater

KWANT_REGION Kwantiteit regionaal

VHR Natura 2000 gebieden

ZOUT Zout water intrusie

Tabel MLCGWB_PAR – Parameters en kwaliteitselementen in het grondwatermeetnet

Omschrijving Verplicht Type Toelichting

MLCIDENT Ja Tekst Identificatie (unieke code) van locatie

DOMGWCOD Ja Tekst Bemeten parameter of kwaliteitselement

MONFREQ Ja Numeriek Monitoringfrequentie

MONCYCLUS Ja Numeriek Monitoringcyclus

MLCSOORT Ja Tekst Soort monitoringnetwerk (TT of OM)

Toelichting

In de tabel MLCGWB_PAR wordt aangegeven welke parameters en/of kwaliteitselementen per locatiegerapporteerd worden. Tevens wordt per kwaliteitselement/parameter aangegeven hoe vaak demonitoring plaatsvindt en voor welk meetnet, Toestand en Trend of Operationeel, de parametergemeten wordt.

MLCIDENT

Unieke code van de monitoringlocatie. Elke monitoringlocatie in de tabel MLCGWB dient ook voor tekomen in de tabel MLCGWB_PAR. Dat wil zeggen dat voor elke locatie tenminste één parameter/kwaliteitselement gerapporteerd wordt.

DOMGWCOD

Code van de te rapporteren parameter of kwaliteitselement. Voor elke parameter of kwaliteitselementwordt één regel opgenomen. Voor mogelijke codes van parameters of kwaliteitselementen wordtverwezen naar de domeintabellen op www.idsw.nl. Voor het grondwatermonitoringprogramma kan despecifieke codering ‘STANDAARD’ gebruikt worden. Voor een locatie in het kwantiteitsmeetnet(MLCTYPE = ‘Kwantiteit’) betekent dit dat de stijghoogte gemeten wordt, voor een locatie in hetkwaliteitsmeetnet (MLCTYPE = ‘Chemie’) betekent ‘STANDAARD’ dat de volgende parametersgerapporteerd worden:

Standaard parameters van het Kwaliteitsmeetnet

Code Omschrijving

O2 Zuurstofgehalte

pH pH

GELDHD Geleidbaarheid

NO3 Nitraat

NH4 Ammonium

Cl Chloride

Ni Nikkel

As Arseen

31 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 32: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Code Omschrijving

Cd Cadmium

Pb Lood

P Fosfaat

IWSR12 Bestrijdingsmiddelen

MONFREQ

De monitoringsfrequentie in het aantal metingen in één jaar. MONFREQ=12 betekent dat er 12 maal inéén jaar gemeten wordt. en MONCYCLUS=6 betekent dat één maal per 6 jaar gerapporteerd wordt.

MONCYCLUS

Monitoringcyclus in jaren. Dus om de hoeveel jaar vindt de monitoring plaats (bijvoorbeeld: één keerper 6 jaar, MONCYCLUS = 6 invullen; elk jaar MONCYCLUS = 1 )

MLCSOORT

Soort meetnet waar deze parameter in opgenomen wordt. Er kan gekozen worden uit TT (Toestand enTrens) of OM (Operationeel), maar niet beide. Voor een parameter in een TT meetnet geldt standaardMONCYCLUS=6 en voor het OM meetnet MONCYCLUS=1.

Formulier V: Rapportage format maatregelen

Inhoud Rapportage

Voor het realiseren van de KRW-doelen die zijn opgesteld voor grond- en oppervlaktewaterlichamenworden maatregelen uitgevoerd. De maatregelen met bijbehorende kenmerken zoals omvang,initiatiefnemerkosten, kosten en uitvoeringsperiode zijn opgenomen in een landelijke database. Demaatregelen die worden opgenomen in het Stroomgebiedbeheerplan (SGBP) en waarvan deuitvoering uiterlijk 2015 is voorzien zijn resultaatsverplicht.

Verplicht en optioneel

Informatie over de maatregelen wordt door de waterbeheerders ingevoerd in de centrale database viade KRWmaatregelen website (vanaf dec 2009 geïntegreerd in het KRW-portaal) De website bevat eenverplicht en een optioneel deel. Het verplichte deel bevat informatie die benodigd is voor het opstellenvan het SGBP en andere landelijke plannen. Het optionele deel is herkenbaar door een grijze arceringen kan worden gebruikt voor het opslaan van aanvullende (niet-verplichte) informatie die van belangkan zijn voor het opstellen van regionale plannen.

De maatregelen die moeten worden opgenomen in het SGBP moeten altijd worden gekoppeld aanwaterlichamen. In enkele gevallen kan daarvoor gebruik worden gemaakt van een één op meerkoppeling (koppeling aan cluster waterlichamen of hele beheergebied). In het eerste geval moeten debetreffende waterlichaamcodes wel onder ‘Locatie’ worden vermeld.

Tabellen

Maatregelen tabel

In Tabel 1 wordt de Maatregelen tabel beschreven uit de landelijke database. Deze tabel bevat perregel alle relevante informatie met betrekking tot een KRW-maatregel.

Tabel 1 Beschrijving van de Tabel Maatregelen

Volg-

nummer

Veldnaam Verplicht Type Omschrijving Domeintabel

1 GAFIDENT ja Tekst Code deelstroomgebied GAF15

2 WBHCODE ja Numeriek Code waterbeheerder WBH

3 MATIDENT ja Tekst Unieke code van de maatregel

4 MATNAAM ja Tekst Naam van de maatregel

5 MATCODE ja Tekst Code van de maatregel MATSTD

6 MATEENH ja Tekst Eenheid van de maatregel MATSTD

7 MATOMV ja Numeriek Omvang van de maatregel

32 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 33: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Volg-

nummer

Veldnaam Verplicht Type Omschrijving Domeintabel

8 Toelichting nee Memo Toelichting op de maatregel

9 LocatieType ja Tekst Locatie type Locaties

10 Locatie ja Tekst Naam van de locatie (Afhankelijk vanlocatietype)

11 Uitvoerder ja Tekst Uitvoerder Uitvoerders

12 Tijdvak ja Tekst Tijdvak Tijdvakken

13 Status nee Tekst Status Status

14 Document nee Tekst Achterliggend document Plannen

15 Rapporteren ja Ja/Nee Opnemen in SGBP?

16 InvestKosten ja Numeriek Investeringskosten

17 ExploitKosten ja Numeriek Exploitatiekosten

18 GrondAantal nee Numeriek Aantal hectaren grondverwerving

19 GrondKosten ja Numeriek Kosten van grondverwerving

20 WB21 nee Ja/Nee Is dit een WB21 maatregel?

21 Kostendrager1 nee Tekst Eerste kostendrager Kostendragers

22 KostenPercent1 nee Numeriek Percentage deelname 1e kostendrager

23 Kostendrager2 nee Tekst Tweede kostendrager Kostendragers

24 KostenPercent2 nee Numeriek Percentage deelname 2e kostendrager

25 Kostendrager3 nee Tekst Derde kostendrager Kostendragers

26 KostenPercent3 nee Numeriek Percentage deelname 3e kostendrager

27 Thema nee Tekst Waterthema Themas

28 N2000 nee Ja/Nee Ligt de maatregel in een N2000 gebied?

29 N2000Naam nee Tekst Naam van het N2000 gebied

30 GWB nee Ja/Nee Ligt de maatregel in een Grondwaterbescher-mingsgebied?

31 GWBNaam nee Tekst Naam van het grondwaterbeschermingsge-bied

32 Datum nee Datum Datum van laatste wijziging

Toelichting

1. GAFIDENT

Code van het deelstroomgebied waar de maatregel genomen wordt. Hierbij wordt verwezen naar hetveld GAFIDENT in de domeintabel met de deelstroomgebieden (GAF15).

2. WBHCODE

Code van de verantwoordelijke waterbeheerder. Voor de codes wordt verwezen naar het veldWBHCODE in de domeintabel met waterbeheerders (WBH).

3. MATIDENT

Unieke code van de maatregel. Het verdient aanbeveling de maatregel te coderen zoals gebruikelijk isvoor oppervlaktewaterlichamen: De eerste vier karakters zijn gereserveerd voor een identificatie vanNederland (NL, 2 posities) en de beheerder (2 posities, zie WBHCODE in de domeintabellen). Dit isnodig om ervoor te zorgen dat de code op Europees niveau uniek id (door de toevoeging van delandcode NL) en op nationaal niveau uniek is (door een code voor de waterbeheerder toe te voegen).De overige karakters zijn vrij te kiezen.

4. MATNAAM

Naam van de maatregel zoals die door de waterbeheerder is opgegeven

5. MATCODE

Maatregel codering volgens SGBP. Hierbij wordt verwezen naar het veld CODE in de domeintabel metstandaard maatregelen (MATSTD).

6. MATEENH

Eenheid van de maatregel. Welke eenheden toegestaan zijn is afhankelijk van maatregelcodering

33 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 34: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

(MATCODE). Hierbij wordt verwezen naar het veld Eenheid in de domeintabel met standaard maatre-gelen (MATSTD). Dit is alleen van belang voor maatregelen die worden opgenomen in het SGBP

7. MATOMV

Omvang van de betreffende maatregel. Deze waarde moet altijd groter zijn dan nul

8. TOELICHTING

Uitgebreidere beschrijving van de maatregel

9. LocatieType

Het type locatie waar de maatregel van toepassing is. Voor een overzicht van mogelijke locaties wordtverwezen naar de domeintabel Locaties. Maatregelen die worden opgenomen in het SGBP moetenaltijd aan één of meerdere waterlichamen worden gekoppeld

10. Locatie

De locatie waar de maatregel van toepassing is. De beschikbare keuzes zijn afhankelijk van hetlocatietype. Als het locatietype ‘oppervlaktewaterlichaam’ gekozen is dan verwijst de locatie naar decode van het oppervlaktewaterlichaam (het veld OWMIDENT uit de tabel met waterlichamen). Vooreen overzicht van mogelijke combinaties van locatie en locatietype wordt verwezen naar de bijlagen.

11. Uitvoerder of initiatiefnemer)

De partij die verantwoordelijk is voor de uitvoering van een maatregel. Hierbij wordt verwezen naar dedomeintabel Uitvoerders.

12. Tijdvak

Periode waarin de betreffende maatregel wordt uitgevoerd. Voor maatregelen die in het SGBP wordenopgenomen moet worden gekozen uit de voorgedefinieerde tijdvakken. De optie ‘onbekend’ mag danniet worden gebruikt. Hierbij wordt verwezen naar de domeintabel Tijdvakken

13. Status

Status waarin de maatregel verkeerd in de huidige situatie, waarbij onderscheid gemaakt wordttussen: uitgevoerd (bestaat reeds), in uitvoering (wordt momenteel gerealiseerd), begroot (opgeno-men in vastgestelde uitvoeringsplannen), gepland (is opgenomen in plannen maar nog niet begroot),concept (is meegenomen in voorlopige uitwerkingen), nieuw (niet eerder benoemd, volgt uitgebiedsproces) en onbekend. Voor een compleet overzicht van mogelijke statussen wordt verwezennaar de domeintabel Status.

14. Document

Naam van de planvorm waarin de maatregel wordt vastgelegd. Voorbeelden zijn: WBP, BHP, BPRW,grondwaterplan, raadsbesluit.

15. Rapporteren

Door middel van aanvinken wordt aangegeven of de maatregel in het SGBP moet worden opgeno-men. In principe worden alle voorgenomen maatregelen die bijdragen aan KRW-doelen aangevinkt.

16. InvestKosten

Investeringskosten van de maatregel inclusief BTW en exclusief grondverwerving.

17. ExploitKosten

Kosten voor beheer en onderhoud (inclusief BTW), berekend als extra kosten ten opzichte van dehuidige situatie. Dit kan bij een verminderde inspanning dus ook negatief zijn.

18. GrondAantal

Aantal hectaren dat moet worden verworven voor het realiseren van de maatregel

34 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 35: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

19. GrondKosten

Kosten voor grondverwerving (inclusief BTW) die samenhangen met de uitvoering van KRW-maatregel

20. WB21

Door middel van aanvinken wordt aangegeven of de maatregel ook een bijdrage levert aan hetbehalen van WB21-doelen

21, 23 en 25. Kostendrager

Naam van de partij die (een deel van) de kosten van de maatregel voor zijn rekening neemt

22, 24 en 26. Kostenpercent

Aandeel van de totale kosten dat door de betreffende kostendrager wordt betaald

27. Thema

Naam van het water- of beleidsthema waaraan de maatregel een bijdrage levert. Mogelijke waterthe-ma’s zijn opgenomen in de domeintabel Thema.

Domeintabellen

De volgende domeintabellen zijn van toepassing:• MATSTD: standaard maatregelen met codes en eenheden• Locatie: mogelijke locaties waar een maatregel aan gekoppeld kan worden• Tijdvak: tijdvak van een maatregel• Status: status van een maatregel• Uitvoerder: de uitvoerder van een maatregel• Kostendrager: de kostendrager van een maatregel• Thema: waterthema

MATSTD

Code Categorie Omschrijving Eenheid

BE01 Beheermaatregelen uitvoeren actief visstands- of schelpdierstandsbeheer ha, stuks

BE02 Beheermaatregelen uitvoeren actief vegetatiebeheer (enten, zaaien, planten) ha, km

BE03 Beheermaatregelen uitvoeren op waterkwaliteit gericht onderhouds-/maaibeheer (water& natte oever)

ha, km

BE04 Beheermaatregelen Verwijderen eutrofe bagger m3, ha

BE05 Beheermaatregelen verwijderen vervuilde bagger (m.u.v. eutrofe bagger) m3, ha

BE06 Beheermaatregelen aanpassen begroeiing langs water km, ha

BE07 Beheermaatregelen Beheren van grootschalige grondwaterverontreinigingen ha

BE08 Beheermaatregelen overige beheermaatregelen stuks, km, ha

BR01 Bronmaatregelen verminderen emissie nutriënten landbouw stuks, ha

BR02 Bronmaatregelen verminderen emissie zware metalen en overige microverontreini-gingen landbouw

stuks, ha

BR03 Bronmaatregelen verminderen emissie gewasbeschermingsmiddelen landbouw stuks, ha

BR04 Bronmaatregelen verminderen emissie scheepvaart stuks, ha

BR05 Bronmaatregelen verminderen emissie verkeer stuks, ha

BR06 Bronmaatregelen verminderen diffuse emissie industrie stuks, ha

BR07 Bronmaatregelen saneren uitlogende oeverbescherming km

BR08 Bronmaatregelen verminderen emissies bouwmaterialen stuks, ha

BR09 Bronmaatregelen verminderen emissie gewasbeschermingsmiddelen stad stuks, ha

BR10 Bronmaatregelen overige bronmaatregelen stuks, ha

GGOR Overige maatregelen GGOR maatregelen stuks, km, ha, m3

IM01 Immissiemaatregelen verminderen belasting RWZI – nutriënten stuks

IM02 Immissiemaatregelen verminderen belasting RWZI – overige stoffen stuks

IM03 Immissiemaatregelen aanpakken overstorten gemengde stelsels stuks, ha

IM04 Immissiemaatregelen zuiveren + afkoppelen verhard oppervlak ha

IM05 Immissiemaatregelen herstellen lekke riolen stuks, km

IM06 Immissiemaatregelen opheffen ongezuiverde lozingen stuks

35 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 36: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Code Categorie Omschrijving Eenheid

IM07 Immissiemaatregelen spuitvrije zones km, ha

IM08 Immissiemaatregelen mestvrije zones km, ha

IM09 Immissiemaatregelen aanleg zuiveringsmoeras bij lozings- en/of innamepunt ha, stuks

IM10 Immissiemaatregelen saneren verontreinigde landbodems stuks, m3

IM11 Immissiemaatregelen saneren verontreinigde landbodem en/of grondwater stuks, m3

IM12 Immissiemaatregelen overige emissiereducerende maatregelen stuks, km, ha

IN01 Inrichtingsmaatregelen vasthouden water in haarvaten van het systeem ha

IN02 Inrichtingsmaatregelen omleiden/scheiden waterstromen stuks

IN03 Inrichtingsmaatregelen invoeren/wijzigen doorspoelen stuks

IN04 Inrichtingsmaatregelen verbreden (snel) stromend water/hermeanderen, NVO < 3 m km

IN05 Inrichtingsmaatregelen verbreden (snel) stromend water/hermeanderen, 3m < NVO < 10 m km

IN06 Inrichtingsmaatregelen verbreden (snel) stromend water/ hermeanderen , NVO >10 m km

IN07 Inrichtingsmaatregelen verbreden watergang/-systeem langzaam stromend of stilstaand:NVO < 3 m

km

IN08 Inrichtingsmaatregelen verbreden watergang/-systeem langzaam stromend of stilstaand:3m < NVO < 10 m

km

IN09 Inrichtingsmaatregelen verbreden watergang/-systeem langzaam stromend of stilstaand:NVO >10 m

km

IN10 Inrichtingsmaatregelen verbreden watergang/-systeem: aansluiten wetland of verlagenuiterwaard

ha, km

IN11 Inrichtingsmaatregelen aanleg nevengeul/herstel verbinding stuks, km

IN12 Inrichtingsmaatregelen verdiepen watergang/-systeem (overdimensioneren) ha, m3

IN13 Inrichtingsmaatregelen verondiepen watergang/-systeem ha, m3

IN14 Inrichtingsmaatregelen aanpassen streefpeil stuks, ha

IN15 Inrichtingsmaatregelen Vispasseerbaar maken kunstwerken stuks

IN16 Inrichtingsmaatregelen verwijderen stuw stuks

IN17 Inrichtingsmaatregelen aanleg speciale leefgebieden voor vis stuks, km

IN18 Inrichtingsmaatregelen aanleg speciale leefgebieden flora en fauna ha, stuks

IN19 Inrichtingsmaatregelen aanleg zuiveringsmoeras ha, stuks

IN20 Inrichtingsmaatregelen overige inrichtingsmaatregelen stuks, km, ha

RO01 RO-maatregelen wijzigen landbouwfunctie ha, stuks

RO02 RO-maatregelen beperken recreatie ha, stuks

RO03 RO-maatregelen beperken scheepvaart ha, stuks

RO04 RO-maatregelen wijzigen visserij ha, stuks

RO05 RO-maatregelen wijzigen stedelijke functie ha, stuks

RO06 RO-maatregelen mijden risicovolle functies in grondwaterbeschermingsgebieden ha, stuks

RO07 RO-maatregelen verminderen/verplaatsen van de grondwaterwinning stuks

RO08 RO-maatregelen Stopzetten van kleine winningen (campings) stuks

RO09 RO-maatregelen overige RO-maatregelen stuks, ha

S01 Instrumentele maatregelen uitvoeren onderzoek stuks

S02 Instrumentele maatregelen geven van voorlichting stuks

S03 Instrumentele maatregelen aanpassen/introduceren (nieuwe) wetgeving stuks

S04 Instrumentele maatregelen opstellen nieuw plan stuks

S05 Instrumentele maatregelen financiële maatregelen stuks

S06 Instrumentele maatregelen overige instrumentele maatregelen stuks

WB21 Overige maatregelen WB21 maatregelen stuks, km, ha, m3

Locatie

Cluster waterlichamen

Gemeente

Grondwaterbeschermingsgebied

Grondwaterlichaam

Natura-2000 gebied

Onbekend

Oppervlaktewaterlichaam

Overig

Waterbeheergebied

36 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 37: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Uitvoerder

Gemeente

Industrie

Landbouw

Onbekend

Overig

Provincie

Rijk

Rijkswaterstaat

Terreinbeheerder

Waterschap

Tijdvak

2000–2006

2007–2009

2010–2015

2015–2027

2016–2021

2016–2027

2022–2027

onbekend

Status

Uitgevoerd

In uitvoering

Gepland

Begroot

Concept

Nieuw

Onbekend

Kostendragers

Gemeente

nvt

Onbekend

Overig

Provincie

Rijkswaterstaat

Terreinbeheerder

Waterschap

Thema

Bestrijdingsmiddelen

Interactie grond-oppervlaktewater

Puntbronnen/bodemverontreiniging

Verdroging

Formulier VI: Rapportage format milieudoelstellingen

Inhoud rapportage

De term milieudoelstellingen zoals deze wordt gehanteerd in de KRW-gebiedsprocessen en het SGBPheeft betrekking op de motivering van de statustoekenning van waterlichamen, de hoogte vanecologische en fysisch-chemische doelen en de reden waarom de doelen eventueel niet gehaaldworden in 2015 (= fasering). De KRW vraagt een uitgebreide motivering van deze onderdelen wanneerwordt afgeweken van de standaardsituatie waarbij voor alle kwaliteitselementen van een waterli-chaam de Goede Ecologische Toestand (GET) wordt bereikt in 2015.Informatie over de milieudoelstellingen wordt door de waterbeheerders ingevoerd in de centraledatabase via de KRWmilieudoelstellingen website (vanaf dec 2009 geïntegreerd in het KRW-portaal)

37 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 38: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

De gegevens met betrekking tot de milieudoelstellingen worden in vier groepen onderverdeeld1. Algemene gegevens met betrekking tot het waterlichaam2. Informatie over de motivering van de status van het waterlichaam3. Informatie over de afwijkingen van de hoogte van het GEP4. Informatie over de fasering van de doelstellingen

1. Waterlichaam

Dit onderdeel bevat algemene informatie over het waterlichaam die via verschillende andere bronnenwordt toegekend.

a. Gegevens van het waterlichaam

• OWMIDENT Waterlichaamcode• OWMNAAM Naam van het waterlichaam• OWMSTAT Status van het waterlichaam (N,S,K)• OWMTYPE Type waterlichaam (M,R,O)• DOELTYPE Watertype gebruikt voor het vaststellen van de maatlatten

De informatie over de waterlichaamcode, de naam van het waterlichaam, het watertype en de statuskomt uit de waterlichamen gegevens aangeleverd via het KRW-portaal volgens het format oppervlak-tewaterlichamen. De informatie met betrekking tot het watertype wat gebruikt is om de maatlattenvast te stellen, is extra opgenomen in het format milieudoelstellingen en wordt overgenomen uit deaangeleverde informatie uit de KRWdoelen website (vanaf dec 2009 geintegreerd in het KRW-portaal).

2. Motivering Status

Aan waterlichamen waar het bereiken van een Goede Ecologische Toestand (GET) voor één ofmeerdere kwaliteitselementen niet mogelijk is, kan een sterk veranderde of kunstmatige status wordentoegekend. Dit dient dan wel goed te worden gemotiveerd. Bij kunstmatige waterlichamen wordtstandaard uitgegaan van de motivering dat het waterlichaam gegraven is. Een verbijzondering is dathet waterlichaam voor de ontwatering van hoogveen of laagveen is gegraven. Indien dit van toepas-sing is, wordt dat ingevuld. In het geval er een andere reden is om het waterlichaam als kunstmatigaan te merken, dan wordt dit in de balk Facultatieve toelichting opgenomen. Bij sterk veranderdewaterlichamen is een uitgebreidere motivering vereist:

a. Facultatieve toelichting en verplichte literatuurverwijzing motivering

In dit veld wordt verwezen naar standaardredeneringen omtrent (hydromorfologische) ingrepen voorhet bereiken van de goede ecologische toestand die niet worden uitgevoerd in verband met signifi-cante negatieve effecten op functies of het milieu in brede zin. Daarbij wordt aangegeven waarom hetniet mogelijk is om de functies, waarvoor de genoemde ingrepen in het waterlichaam zijn beoogd, opeen andere wijze te bedienen met een aanzienlijk minder schade voor het milieu (KRW art 4.3b).Wanneer gebruik wordt gemaakt van standaardredeneringen, wordt aangegeven in welke documen-ten en op welke plaats deze zijn vastgelegd. Tevens kan, ter onderbouwing, een korte beschrijving vande statustoekenning worden gegeven.

b. Significante negatieve effecten

Aangegeven wordt welke hydromorfologische ingrepen wel zijn overwogen, maar vanwege signifi-cant negatieve effecten op gebruiksfuncties of milieu in brede zin zijn afgevallen (conform KRW artikel4.3a). Dit onderdeel bestaat uit drie stappen, die gezamenlijk een indruk geven van onomkeerbaargeachte ingre(e)p(en) en de impact daarvan:a. de ingreep (maatregel) – gericht op hydromorfologisch herstel – die is overwogen maar niet wordt

uitgevoerd (keuzemenu, zie bijlage 2));b. de gebruiksfunctie/milieukwaliteit die schade zou ondervinden van deze ingreep (keuzemenu, zie

bijlage 2);c. het mechanisme op basis waarvan sprake is van negatieve effecten op de functie of milieukwaliteit

(keuzemenu, zie bijlage 2).

Bij ingrepen (maatregelen) die niet in het keuzemenu voorkomen, wordt hier de keuze ‘Anders’geselecteerd en wordt in de facultatieve toelichting een beschrijving (inclusief gebruiksfunctie/milieuaspect en werkingsmechanisme) opgenomen van de betreffende ingreep. Voor de standaard-combinaties van onomkeerbare ingrepen en gebruiksfunctie/milieukwaliteit zijn in bijlage 3 algemenemotiveringen opgenomen.

38 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 39: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

c. Bereiken nuttige doel met andere middelen beschouwt

Bij dit onderdeel wordt aangegeven waarom het niet mogelijk is om de functies, waarvoor de bijonderdeel b. genoemde ingrepen in het waterlichaam zijn beoogd, op een andere wijze te bedienenmet een aanzienlijk minder schade voor het milieu (KRW art 4.3b: ‘kan het nuttige doel dat met deveranderde aard van het waterlichaam gediend wordt, worden bereikt met andere, voor het milieuaanmerkelijk gunstiger middelen’). Hierbij wordt gebruik gemaakt van een keuzemenu (zie bijlage 2).Dit onderdeel is verder gemotiveerd per standaardcombinatie van ingreep en gebruiksfunctie/milieukwaliteit (zie bijlage 3).

d. Eerder aangeleverde informatie

Informatie over de onderbouwing van de status die is opgesteld voordat de website KRWmilieudoel-stellingen in bedrijf is gekomen, is vastgelegd in het ‘format milieudoelstellingen’ (excel-sheets).Gegevens die daaruit niet konden worden overgezet naar de website zijn opgenomen in dit onderdeel.

Aan de statusafleiding gaat nog een stap vooraf, namelijk het benoemen van de hydromorfologischeingrepen die in het verleden hebben plaatsgevonden en nu de huidige situatie bepalen. Deze zijn puurinformatief en staan formeel in de artikel 5 rapportage. Optioneel worden deze ingrepen hier eveneensopgenomen.

3. Motivering afwijking/hoogte GEP

De KRW stelt dat de doelstelling GEP een kleine afwijking mag hebben van het Maximaal EcologischPotentieel (MEP). In Nederland zijn voor zowel de biologische als de algemeen fysisch-chemischekwaliteitselementen per (natuurlijk) watertype waarden voor een Goede Ecologische Toestand (GET)afgeleid. Deze zijn uitgebreid beschreven in ‘Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypenvoor de Kaderrichtlijn Water’ (Van der Molen & Pot (redactie), 2007). Voor sloten en kanalen (kunstma-tige wateren) zijn voor deze kwaliteitselementen defaultwaarden afgeleid en beschreven in ‘Omschrij-ving MEP en conceptmaatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn Water’ (Evers et al.,2007).

a. Afleiding MEP naar GEP

Bij dit onderdeel zijn de getalswaarden voor de kwaliteitselementen weergegeven; dit zijn degegevens die via de website KRWdoelen.nl zijn ingevoerd. In dit geval worden alleen de kwaliteitsele-menten met een getalswaarde die afwijkt van de betreffende Goede Ecologische Toestand (GET) of delandelijke defaultwaarde weergegeven. Per kwaliteitselement wordt vermeld op welke wijze het GEP isafgeleid van het MEP. Bovendien wordt een verwijzing opgenomen naar achtergronddocumentenwaarin de onderbouwing van de hoogte van het GEP is beschreven.

b. Eerder aangeleverde informatie

Informatie over de hoogte van het GEP die is opgesteld voordat de website KRWmilieudoelstellingenin bedrijf is gekomen, is vastgelegd in het ‘format milieudoelstellingen’ (excel-sheets). Gegevens diedaaruit niet konden worden overgezet naar de website zijn opgenomen in dit onderdeel.

4. Fasering

Er bestaan verschillende redenen waarom de goede toestand voor een bepaald kwaliteitselement nietin de eerste planperiode kan worden bereikt. De fasering wordt hieronder verder uiteengezet.

a. Beperkende kwaliteitselementen

In dit onderdeel worden de geselecteerde kwaliteitselementen vermeld waarvoor in 2015 het GET ofGEP niet wordt gehaald. Per kwaliteitselement (maatlat) worden daarnaast de groep waartoe dezebehoort (biologie of fysische-chemie), de getalswaarden van GEP en de verwachting voor 2015weergegeven

b. Maatregelen uit te voeren na 2015

In dit onderdeel worden de maatregelen (met bijbehorende standaardmaatregelcode) vermeld die na2015 worden uitgevoerd. De gegevens zijn afkomstig uit de website KRWmaatregelen.nl.

39 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 40: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

c. Motiveringsgrond fasering

Bij dit onderdeel wordt de formele reden (natuurlijke omstandigheden, onevenredig kostbaar oftechnisch onhaalbaar) genoemd waarom tot fasering is overgegaan (keuzemenu, zie bijlage 2). Dezereden is gekoppeld aan een bepaald mechanisme waardoor het niet haalbaar is om de doelen al is2015 te halen (keuzemenu, zie bijlage 2). Dit moet worden gezien als een nadere specificatie van deformele motiveringsgronden die de KRW biedt. Tevens bestaat de mogelijkheid om hier een toelich-ting op de fasering op te nemen. Deze optie is vooral bedoeld om aanvullende werkingsmechanismen,die niet zijn vermeld in het keuzemenu, te beschrijven en/of een nadere toelichting op de fasering tegeven. Voor de standaardcombinaties van motiveringsgrond en mechanisme zijn in bijlage 3algemene motiveringen opgenomen.

d. Eerder aangeleverde informatie en facultatieve verwijzing

Informatie over de onderbouwing van de fasering die is opgesteld voordat de website KRWmilieudoel-stellingen in bedrijf is gekomen, is vastgelegd in het ‘format milieudoelstellingen’ (excel-sheets).Gegevens die daaruit niet konden worden overgezet naar de website zijn opgenomen in dit onderdeel.

Tabellen Milieudoelstellingen

Omschrijving Verplicht Type Domeintabel Toelichting Tabel Veld

1 Waterlichaam

1a – Algemene waterlichaamgegevens

Code nee1 Tekst OWM Unieke code van het waterlichaam OWM OWMIDENT

Naam nee1 Tekst OWM Naam van het waterlichaam OWM OWMNAAM

Status nee1 Tekst OWM Status van het waterlichaam OWM OWMSTAT

Type nee1 Tekst OWM Type van het waterlichaam OWM OWMTYPE

Doeltype nee1 Tekst Doeltype Type ecologische maatlat, gebruikt voor deafleiding van de ecologische doelen enklassengrenzen

DoelType Type

2 Motivering status

2a – Facultatieve toelichting en verplichte literatuurverwijzing

Literatuurver-wijzing/toe-lichting

ja tekst referentie naar document met onderbouwingvan de motivering

linkToelichtingen_water-lichamen

Toelichting

2b – Significantie negatieve effecten

Maatregel ja tekst lut_schadesmaatre-gelen

Hydromorfologische ingreep die niet wordtuitgevoerd omdat deze significante negatieveeffecten heeft op gebruiksfuncties of milieu inbrede zin

linkMechanisme_status Maatregel

gebruiksfunc-tie

ja tekst lut_functies Gebruiksfunctie of milieukwaliteit die nadeligwordt beïnvloed door een ingreep

linkMechanisme_status Functie

mechanisme ja tekst lut_mechanismen Wijze waarop de negatieve effecten van eeningreep doorwerken op een gebruiksfunctie ofmilieukwaliteit

linkMechanisme_status mechanisme2

toelichting nee tekst Beschrijving van ingreep, gebruiksfunctie enmechanisme voor situaties die niet in destandaard domeintabellen voorkomen

linkMechanisme_status tekst_anders

2c – Bereiken nuttige doel met andere middelen beschouwd

alternatief ja tekst lut_aanpassen Reden waarom het niet mogelijk is om defuncties op een andere wijze te bedienen metaanzienlijk minder schade voor het milieu

link_aanpassen aanpassing_be-schouwd

2d – Eerder aangeleverde informatie

Informatie nee tekst Aanvullende informatie over de onderbouwingvan de status vanuit format milieudoelstellin-gen en/of hydromorfologische ingrepen die inhet verleden hebben plaatsgevonden enbepalend zijn voor de huidige situatie

linkToelichtingen_water-lichamen

toelichting, soort =status

3. Hoogte GEP

3a – Afleiding MEP → GEP

Maatlat nee1 tekst Maatlatten Naam kwaliteitselement linkHoogteGEP Maatlat

Hoogte GEP nee1 tekst Doelen Getalswaarde van de hoogte van het GEP linkHoogteGEP GEP

Afleiding ja tekst lutAfleidingen Gebruikte methodiek voor afleiding GEP vanMEP

linkHoogteGEP Afleiding

Literatuur ja tekst Literatuurverwijzing linkHoogteGEP Toelichting

3b – Eerder aangeleverde informatie

40 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 41: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Omschrijving Verplicht Type Domeintabel Toelichting Tabel Veld

Informatie nee tekst Aanvullende informatie over de onderbouwingvan GEP vanuit format milieudoelstellingen

linkToelichtingen_water-lichamen

toelichting, soort =gep

4 Fasering

4a – Beperkende kwaliteitselementen

Maatlat nee1 tekst Maatlatten Naam kwaliteitselement Doelen Maatlat

Groep nee1 tekst Groepen Groep waartoe het kwaliteitselement behoort Doelen Groep

GEP nee1 tekst Doelen Getalswaarde van GEP volgens KRWdoelen.nl Doelen GEP

Doel 2015 nee1 tekst Doelen Getalswaarde of beoordeling van doel 2015volgens KRWdoelen.nl

Doelen Doel2015

4b – Maatregelen na 2015

Naam nee1 tekst Maatregelen Naam van de maatregel Maatregelen MATNAAM

Code nee1 tekst Maatregelen Standaard maatregelcode Maatregelen MATCODE

4c – Motiveringsgrond

Motivering ja tekst lutFasering Formele reden (volgens KRW) waarom dedoelen niet in 2015 worden bereikt

linkMechanisme_fase-ring

Motivering

mechanisme ja tekst lutFaseringMecha-nismen

Nadere specificatie van de reden waaromdoelen niet in 2015 worden bereikt

linkMechanisme_fase-ring

mechanisme2

toelichting ja Memo Nadere specificatie in geval geen gebruik wordtgemaakt van de standaardredeningen uit dedomeintabel en/of toelichting op de fasering

linkMechanisme_fase-ring

tekst_anders

4d – Eerder aangeleverde informatie en verwijzing

Informatie nee tekst Aanvullende informatie over de onderbouwingvan de fasering vanuit format milieudoelstellin-gen en/of literatuurverwijzing

linkToelichtingen_water-lichamen

toelichting, soort =fasering

1 Wordt overgenomen uit andere tabellen.

Domeintabellen

Maatlatten

ID Groep Maatlat Eenheid domgwcod

80 BIO Vis EKR VIS

33 BIO Macrofyten EKR OVWFLORA

19 BIO Macrofauna EKR MAFAUNA

7 BIO Fytoplankton EKR FYTOPL

86 FCH Zuurstofverzadiging (zomergemiddelde) % O2

85 FCH Zuurgraad (zomergemiddelde) - pH

41 FCH Totaal stikstof (zomergemiddelde) mg N/l N

40 FCH Totaal fosfaat (zomergemiddelde) mg P/l P

39 FCH Temperatuur (maximum waarde) °C T

38 FCH Opgelost anorganisch stikstof (nitraat, nitriet en ammonium)(wintergemiddelde)

mg N/l DIN

2 FCH Doorzicht (zomergemiddelde) Meter ZICHT

1 FCH Chloride (zomergemiddelde) mg Cl/l Cl

lutAanpassen

ID Aanpassen

2 ja, negatieve effecten milieu

3 ja, technisch onhaalbaar

4 ja, onevenredig hoge kosten

5 ja, geen alternatieven beschikbaar

6 Nee

lutAfleidingen

ID Afleiding Soort

1 maatregelen met gering effect overwogen en afgevallen sterk veranderd

3 GEP is gelijk aan MEP genomen sterk veranderd

4 intensiteit maatregel maatgevend voor MEP->GEP sterk veranderd

5 soort maatregelen maatgevend voor MEP->GEP sterk veranderd

41 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 42: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

ID Afleiding Soort

6 GEP vast percentage beneden MEP sterk veranderd

7 landelijke defaults sterk veranderd

8 maatlat aangepast sterk veranderd

9 geen afleiding, GEP is gelijk aan huidig genomen sterk veranderd

11 geen afleiding, landelijke getallen GET chemie

12 MEP vast percentage boven GEP sterk veranderd

13 regionale afleiding chemie

14 landelijke defaults voor sloten en kanalen kunstmatig

15 regionale afleiding kunstmatig

16 geen keuze (keuze verwijderen) kunstmatig

17 geen keuze (keuze verwijderen) chemie

18 geen keuze (keuze verwijderen) sterk veranderd

19 niet beperkend, geen afleiding chemie

20 geen afleiding, landelijke getallen GET kunstmatig

21 landelijke defaults voor sloten en kanalen chemie

lutFaseringMechanismen

ID Mechanisme

1 nalevering/historische belasting

2 trage effecten maatregelen

3 afschrijvingstermijnen

4 te hoge lasten

5 grondverwerving

6 maatschappelijk draagvlak

7 synergie met andere beleidsvoornemens

8 uitvoeringscapaciteit

9 anders

lutFaseringMotiveringen

ID Motivering

1 natuurlijke omstandigheden

2 onevenredig kostbaar

3 technisch onhaalbaar

lutSchadesFuncties

ID Functie

2 archeologie

3 erfgoed

4 geomorfologie

5 industrie

6 landbouw

7 landschap

8 recreatie

9 scheepvaart

10 stedelijk gebied

11 waterhuishouding

14 natuur

15 infrastructuur

16 energievoorziening

17 drinkwatervoorziening

lutSchadesMaatregelen

ID Maatregel

3 Aankoppelen van beektrajecten/aanleg nevengeul in agrarisch gebied

4 Aanpassen kades stedelijk gebied

42 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 43: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

ID Maatregel

5 Beperken piekafvoeren in bovenlopen agrarisch gebied

7 Beperken van scheepvaart in grote kanalen

9 Dempen watergangen in agrarisch gebied

10 Flexibel peilbeheer in boezemwateren

11 Hanteren natuurlijk waterpeil in agrarisch gebied

12 Hanteren natuurlijk waterpeil in stedelijk gebied

13 Hermeandering beken in agrarisch gebied

14 Hermeandering beken in stedelijk gebied

18 Peilwijziging kanalen met beroepsscheepvaart

19 Peilwijziging poldergebieden in agrarisch gebied

23 Verhogen drainagebasis in stedelijk gebied

24 Verwijderen sluizen

25 Verwijderen stuwen in intensief agrarisch gebied

28 Verwijderen van stuwen in landbouwgebied

29 Verwijderen waterkeringen

30 Anders, zie toelichting

31 Peilwijziging waterlopen in stedelijk gebied

32 Verhogen drainagebasis in agrarisch gebied

33 Verwijderen stuwen in stedelijk gebied

34 Verwijderen van dammen, dijken, kribben, vaste lagen, stuwen, sluizen, waterkrachtcentrales en/of oeververdediging inRijkswateren

35 Normalisatie en of kanalisatie in Rijkswateren ongedaan maken

36 Inundatiezone vergroten door dijkverlegging en beperken/verbieden gebruiksfuncties

37 Onnatuurlijk peilbeheer, afvoerverdeling en/of onderhoud in de Rijkswateren beëindigen

lutSchadesMechanismen

ID Mechanisme

1 afname belevingswaarde

2 afname toegankelijkheid

3 areaalverlies

4 geringere waterdiepte

5 hoger (grond)waterpeil

6 hoger chloridegehalte

9 lager (grond)waterpeil

10 lager of hoger (grond)waterpeil

13 negatieve effecten alternatieven

14 veiligheid

15 wateroverlast

17 nachtvorstbestrijding

18 verzilting

19 aantasting voorzieningen

20 beperking afvoerfunctie

21 vergroten afwijking natuurlijke toestand

22 droogvallen waterlopen

23 verlies cultuurhistorische waarde

24 droogteschade

25 opbrengstverlies

26 beperking bevaarbaarheid

lutStatus_kunstmatig

ID Status

1 gegraven

2 gegraven na inpoldering

3 gegraven door vervening laagveen

4 gegraven voor ontwatering hoogveen

43 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 44: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Algemene motiveringen bij format milieudoelstellingen

Onderbouwing status van waterlichamen (KRW-art. 4.3a en 4.3b)Waterlichamen mogen als kunstmatig of sterk veranderd worden aangewezen indien noodzakelijke(hydromorfologische) ingrepen voor het bereiken van de goede ecologische toestand significantenegatieve effecten hebben op een aantal met name genoemde functies of het milieu in brede zin (KRWart 4.3a). Voor kunstmatige waterlichamen kan worden volstaan met het vermelden dat zij door demens zijn aangelegd. Voor sterk veranderde waterlichamen wordt een uitgebreidere motiveringgevraagd die hieronder voor verschillende soorten ingrepen is uitgewerkt. Daarbij is telkens aangege-ven voor welke functies de negatieve effecten van de ingrepen significant zijn en waarom het nietmogelijk is om de functies, waarvoor de genoemde ingrepen in het waterlichaam zijn uitgevoerd, opeen andere wijze te bedienen met een aanzienlijk minder schade voor het milieu (KRW art 4.3b).S1: Verwijderen waterkeringenS2: Flexibel peilbeheer in boezemwaterenS3: Volledig natuurvriendelijke inrichting van wateren met waterhuishoudkundige functieS4: Beperken van scheepvaart in grote kanalenS5: Peilwijziging kanalen met beroepsvaartS6: Verwijderen sluizenS7: Verwijderen stuwen in agrarisch gebiedS8: Dempen watergangen in agrarisch gebiedS9: Hermeandering beken in agrarisch gebiedS10: Verhogen drainagebasis in agrarisch gebiedS11: Beperken piekafvoeren in bovenlopen agrarisch gebiedS12: Peilwijziging in agrarisch gebiedS13: Hanteren natuurlijk waterpeil in agrarisch gebiedS14: Aankoppelen van beektrajecten/aanleg nevengeul in agrarisch gebiedS15: Verwijderen stuwen in stedelijk gebiedS16: Hermeandering beken in stedelijk gebiedS17: Verhogen drainagebasis in stedelijk gebiedS18: Peilwijziging waterlopen in stedelijk gebiedS19: Hanteren natuurlijk waterpeil in stedelijk gebiedS20: Aanpassen kades stedelijk gebiedS21: Natuurlijke inrichting van cultuurhistorisch erfgoed

S1: Verwijderen waterkeringen

Het verwijderen van waterkeringen heeft via het mechanisme veiligheid nagenoeg altijd negatieveconsequenties op één of meerdere gebruiksfuncties. Omdat het areaal waar schade optreedt bij hetverwijderen van de waterkering over het algemeen vele hectaren bedraagt, is het verplaatsen vangebruiksfuncties alleen tegen onevenredig hoge kosten mogelijk.

S2: Flexibel peilbeheer in boezemwateren

Door het hanteren van een flexibeler peilbeheer in het boezemwater kunnen in (extreem) nattesituaties hogere waterstanden optreden waardoor de kans op overstroming en wateroverlast toeneemt. Een gevolg hiervan is een aanzienlijke schade voor zowel de landbouw als het stedelijk gebied.Omdat het areaal waar schade optreedt door wateroverlast over het algemeen vele hectaren bedraagt,is het verplaatsen van hier gelegen gebruiksfuncties alleen tegen onevenredig hoge kosten mogelijk.De scheepvaart vraagt eveneens om een sterk gereguleerd peil. Zowel een te laag peil (i.v.m.minimale diepte voor bevaarbaarheid) als een te hoog peil (i.v.m. voldoende hoogte voor passeerbaar-heid kruisende infrastructuur) leiden ertoe dat de scheepvaart in mogelijkheden wordt beperkt. Het opandere wijze vervoeren van producten is noodzakelijk als de functie scheepvaart niet meer kan wordenvervuld. Dit heeft per saldo veelal negatieve effecten voor het milieu.

S3: Volledig natuurvriendelijke inrichting van wateren met waterhuishoudkundige functie

Het doorstroomprofiel van primaire en secundaire wateren en de vaarstrook van vaarwateren moetvrij blijven van plantengroei omdat anders de waterhuishouding- en/of scheepvaartfunctie wordtbelemmerd. Wanneer in natte perioden niet voldoende afvoer kan worden gerealiseerd heeft ditwaterstandverhoging en inundatie tot gevolg met negatieve consequenties voor bijvoorbeeldlandbouw en stedelijk gebied. Ook voor de scheepvaart heeft een beperking van de bevaarbaarheidvan de vaarstroom negatieve gevolgen. Omdat het areaal waar schade optreedt door wateroverlastover het algemeen vele hectaren bedraagt, is het verplaatsen van hier gelegen gebruiksfuncties alleentegen onevenredig hoge kosten mogelijk. Ook het op andere wijze vervoeren van producten isnoodzakelijk als de functie scheepvaart niet meer kan worden vervuld. Dit heeft per saldo veelalnegatieve effecten voor het milieu.

44 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 45: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

S4: Beperken van scheepvaart in grote kanalen

De beroepsscheepvaart heeft een belangrijke economische functie in Nederland, niet alleen als sectorop zichzelf, maar ook omdat veel bedrijfstakken afhankelijk zijn van aanvoer/afvoer van grondstoffenof producten per schip. Slechts een beperkt aantal wateren is toegerust op deze scheepvaartfunctie.Verminderen van de scheepvaart betekent dat het transport, gezien het economisch belang, op anderemanieren plaats zal moeten vinden en dat sprake zal zijn van inkomstenderving voor de sector zelf. Dealternatieven (meestal vervoer per weg) hebben in verhouding tot de scheepvaart een negatievereinvloed op het milieu en leiden tot meer energieverbruik. Daarom wordt het beperken van scheepvaartvanwege deze effecten als schadelijk voor het milieu beschouwd.

S5: Peilwijziging kanalen met beroepsvaart

De waterhuishouding in waterlopen met een scheepvaartfunctie vraagt om een sterk gereguleerd peil.Zowel een te laag peil (in verband met minimale diepte voor bevaarbaarheid) als een te hoog peil (inverband met voldoende hoogte voor passeerbaarheid kruisende infrastructuur) leiden ertoe dat descheepvaart in mogelijkheden wordt beperkt. Het op andere wijze vervoeren van producten isnoodzakelijk als de functie scheepvaart niet meer kan worden vervuld. Dit alternatief zal veelalwegtransport betreffen, wat (vanwege de hoge CO2 uitstoot) per saldo aanzienlijke negatieve effectenop het milieu heeft. Daarnaast leidt een wijziging van transport over water naar wegtransport totonaanvaardbare economische gevolgen voor de beroepsscheepvaart en de industrie die doorlocatiekeuze en voorzieningen als loskades is ingesteld op vervoer over water.

S6: Verwijderen sluizen

Sluizen zijn in het verleden aangelegd om de waterstand en de stroomsnelheid te reguleren op eenzodanige wijze dat de passeerbaar voor schepen gewaarborgd blijft. Het verwijderen van de sluis heefttot gevolg dat de waterstand stroomopwaarts van het kunstwerk wordt verlaagd en de waterdieptewordt verkleind. De mogelijkheden voor de scheepvaart worden door deze ingreep beperkt. Dealternatieven (meestal vervoer per weg) hebben in verhouding tot de scheepvaart een negatievereinvloed op het milieu en leiden tot meer energieverbruik. Daarom wordt het beperken van scheepvaartvanwege deze effecten als schadelijk voor het milieu beschouwd. Door het verwijderen van sluizenkan tevens niet meer worden ingespeeld op situaties van langdurige droogte of hoge afvoeren. Deoppervlaktewater- en grondwaterstand worden in een groot deel van het jaar lager en extreem lagestanden houden langer aan. De ontstane opbrengstderving voor de landbouw is niet te mitigeren doorbewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Het enige alternatief is verplaatsing vanfuncties. Gezien het beperkt beschikbare areaal voor verplaatsing van de gebruiksfunctie is dit alleenmogelijk tegen onevenredig hoge kosten.

S7: Verwijderen stuwen in agrarisch gebied

De waterhuishouding in gebied met een agrarische functie vraagt om een gereguleerd grondwater-peil. Een te laag grondwaterpeil is ongewenst in gebieden met een landbouwfunctie (verminderdeopbrengsten). Het peil van het oppervlaktewater is sterk bepalend voor de grondwaterstand. Ditoppervlaktewaterpeil wordt gereguleerd door stuwen. Het verwijderen van deze stuwen heeftdaarmee een verstoring van de grondwaterstand tot gevolg. Bovendien kan door het ontbreken vanstuwen niet meer worden ingespeeld op situaties van langdurige droogte of hoge afvoeren. Degrondwaterstand wordt in groot deel van het jaar lager en extreem lage grondwaterstanden houdenlanger aan. De ontstane opbrengstderving voor de landbouw is niet te mitigeren door bewezenaanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Het enige alternatief is verplaatsing van functies. Gezienhet beperkt beschikbare areaal voor verplaatsing van de gebruiksfunctie is dit alleen mogelijk tegenonevenredig hoge kosten.

S8: Dempen watergangen in agrarisch gebied

De waterhuishouding in gebieden met een intensieve agrarische functie vraagt om een gereguleerdgrondwaterpeil. In gebieden met een landbouwfunctie betreft het bijvoorbeeld de teelt van gewassendie optimaal renderen bij een bepaalde grondwaterstand, maar ook aan de berijdbaarheid vanpercelen die nodig is voor een goede bedrijfsvoering. Het dempen van waterlopen heeft tot gevolg datde optimale waterhuishoudkundige situatie wordt verstoord en opbrengstderving aan de orde is.Bovendien leiden de afgenomen mogelijkheden voor waterafvoer ertoe dat regenwater plaatselijklang op het land blijft staan. De ontstane opbrengstderving is meestal niet te mitigeren door bewezenaanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Gezien het beperkt beschikbare areaal voor verplaatsingvan de gebruiksfunctie in dit in dit gebied alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten

45 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 46: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

S9: Hermeandering beken in agrarisch gebied

Het hermeanderen van beken heeft als doel meer variatie te creëren in het stromingspatroon ensubstraat van beken. Om dit te realiseren en eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding tecompenseren, moet areaal worden vrijgemaakt ten behoeve van het verleggen van de beek enwellicht voor mogelijke inundaties die zullen plaatsvinden vanwege het gewijzigde profiel. Hierdoorgaat areaal voor de landbouw verloren, dat in het dichtbevolkte Nederland slechts beperkt en tegenrelatief hoge kosten beschikbaar is. Bovendien worden inundaties vanwege de water-/slibkwaliteit opveel plaatsen uit milieuoverwegingen ongewenst geacht. Aanpassen van de gebruiksfuncties isslechts mogelijk als grondeigenaren tegen een acceptabele prijs schadeloos worden gesteld offunctieverplaatsing mogelijk is. Gezien het beperkt beschikbare areaal voor verplaatsing van delandbouwfunctie is dit alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten.

S10: Verhogen drainagebasis in agrarisch gebied

De waterhuishouding in gebieden met een intensief agrarische functie vraagt om een gereguleerdgrondwaterpeil. In gebieden met een landbouwfunctie betreft het bijvoorbeeld de teelt van gewassendie optimaal renderen bij een bepaalde grondwaterstand, maar ook aan de berijdbaarheid vanpercelen die nodig is voor een goede bedrijfsvoering. Het dempen van waterlopen of het verhogenvan de drainagebasis heeft tot gevolg dat de optimale waterhuishoudkundige situatie wordt verstoorden opbrengstderving aan de orde is. Bovendien leiden de afgenomen mogelijkheden voor waterafvoerertoe dat regenwater plaatselijk lang op het land blijft staan. De ontstane opbrengstderving is meestalniet te mitigeren door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Gezien het beperktbeschikbare areaal voor verplaatsing van de gebruiksfunctie is dit alleen mogelijk tegen onevenredighoge kosten.

S11: Beperken piekafvoeren in bovenlopen agrarisch gebied

Het vasthouden van water in de bovenlopen van het watersysteem door middel van stuwen enverondiepen van waterlopen heeft in dit gebied aanzienlijke gevolgen voor de landbouw. Door dezeingrepen wordt optimale waterhuishoudkundige situatie verstoord en treedt opbrengstderving op alsgevolg van vernatting. Bovendien leiden de afgenomen mogelijkheden voor waterafvoer ertoe datregenwater plaatselijk lang op het land blijft staan. De ontstane opbrengstderving is meestal niet temitigeren door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Gezien het beperkt beschikbareareaal voor verplaatsing van de gebruiksfunctie is dit alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten.

S12: Peilwijziging in agrarisch gebied

De waterhuishouding in gebieden met een intensief agrarische functie vraagt om een gereguleerdgrondwaterpeil. In gebieden met een landbouwfunctie betreft het bijvoorbeeld de teelt van gewassendie optimaal renderen bij een bepaalde grondwaterstand, maar ook aan de berijdbaarheid vanpercelen die nodig is voor een goede bedrijfsvoering. Het aanpassen van het peil heeft tot gevolg datde optimale waterhuishoudkundige situatie wordt verstoord en opbrengstderving aan de orde is. Deontstane opbrengstderving is meestal niet te mitigeren door bewezen aanpassingen in de goedelandbouwpraktijk. Gezien het beperkt beschikbare areaal voor verplaatsing van de gebruiksfunctiealleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten

S13: Hanteren natuurlijk waterpeil in agrarisch gebied

De waterhuishouding in gebieden met een intensief agrarische functie vraagt om een gereguleerdgrondwaterpeil. In gebieden met een landbouwfunctie betreft het bijvoorbeeld de teelt van gewassendie optimaal renderen bij een bepaalde grondwaterstand, maar ook aan de berijdbaarheid vanpercelen die nodig is voor een goede bedrijfsvoering. Een natuurlijke fluctuatie van het peil heeft totgevolg dat de optimale waterhuishoudkundige situatie wordt verstoort en opbrengstderving aan deorde is. De ontstane opbrengstderving is meestal niet te mitigeren door bewezen aanpassingen in degoede landbouwpraktijk. Gezien het beperkt beschikbare areaal voor verplaatsing van de gebruiks-functie in dit alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten

S14: Aankoppelen van beektrajecten/aanleg nevengeul in agrarisch gebied

Het aantakken van beektrajecten of de aanleg van nevengeulen in landbouwgebied heeft als gevolgdat areaal dat in gebruik is bij (intensieve) landbouw moet worden vrijgemaakt ten behoeve vanbeektrajecten/nevengeulen. Hierdoor gaat areaal voor landbouw verloren. Aanpassen van degebruiksfuncties is slechts mogelijk als grondeigenaren tegen een redelijke prijs schadeloos wordengesteld of functieverplaatsing mogelijk is. Gezien het beperkt beschikbare areaal voor verplaatsing vande landbouwfunctie is dit alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten.

46 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 47: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

S15: Verwijderen stuwen in stedelijk gebied

De waterhuishouding in gebied met een stedelijke functie vraagt om een gereguleerd grondwaterpeil.Een te laag grondwaterpeil is ongewenst in gebieden met een stedelijke functie (afname stabiliteitfunderingen door bijvoorbeeld paalrot, kades). Het peil van het oppervlaktewater is sterk bepalendvoor de grondwaterstand. Dit oppervlaktewaterpeil wordt gereguleerd door stuwen. Het verwijderenvan deze stuwen heeft daarmee een verstoring van de grondwaterstand tot gevolg. Bovendien kandoor het ontbreken van stuwen niet meer worden ingespeeld op situaties van langdurige droogte ofhoge afvoeren. De grondwaterstand wordt in groot deel van het jaar lager en extreem lage grondwa-terstanden houden langer aan. Voor het herstel van de schade dienen aanzienlijke kosten te wordengemaakt. Het alternatief van aanpassing van de stedelijke functie kan alleen tegen onevenredig hogekosten.

S16: Hermeandering beken in stedelijk gebied

Het hermeanderen van beken heeft als doel: meer variatie creëren in het stromingspatroon ensubstraat van beken. De ingreep gaat gepaard met een aanzienlijk ruimtebeslag. In bebouwd gebied ishet veelal niet mogelijk dit areaal aan de stedelijke omgeving te onttrekken. Het areaal is doorgaans alin gebruik voor functies als wonen en werken. Door het ruimtebeslag van de hermeandering gaatareaal verloren voor functies met een hoge gebruikswaarde (met name wonen). Daarnaast heeft hetbeeksysteem in het stedelijk gebied een cultuurhistorische waarde die bij hermeandering verloren kangaan. Tot slot zullen diverse soorten infrastructuur, zoals wegen, kabels, leidingen en riolering nietmeer functioneren zonder vergaande compenserende ingrepen. Aanpassen van de gebruiksfunctie isalleen mogelijk tegen zeer hoge kosten.

S17: Verhogen drainagebasis in stedelijk gebied

Oppervlaktewaterpeilen hebben een rechtstreekse invloed op het grondwaterpeil. In lager gelegengebieden met een stedelijke functie is een hoger grondwaterpeil ongewenst, omdat hierdoorwateroverlast kan ontstaan in bijvoorbeeld kelders en kruipruimten (ongezonde leefomgeving). Juistom dit soort problemen te voorkomen is in het verleden regelmatig drainage aangelegd om degrondwaterstand verder te kunnen reguleren. Het verhogen of verwijderen hiervan leidt in vrijwel allegevallen tot de eerder genoemde ongewenste verschijnselen. Verplaatsing van de stedelijke functie(wonen en werken) is doorgaans geen optie. Gezien het beperkt beschikbare areaal voor aanpassingvan gebruiksfunctie in dit alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten.

S18: Peilwijziging waterlopen in stedelijk gebied

Oppervlaktewaterpeilen hebben een rechtstreekse invloed op het grondwaterpeil. In lager gelegengebieden met een stedelijke functie is een hoger grondwaterpeil ongewenst, omdat hierdoorwateroverlast zal ontstaan in bijvoorbeeld kelders en kruipruimten (ongezonde leefomgeving). Een telaag grondwaterpeil is eveneens ongewenst in het stedelijk gebied in verband met de afname vanstabiliteit van funderingen (door bijvoorbeeld paalrot) en kades. Verplaatsing van de stedelijke functie(wonen en werken) is doorgaans geen optie: Gezien het beperkt beschikbare areaal voor aanpassingvan de gebruiksfunctie alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten.

S19: Hanteren natuurlijk waterpeil in stedelijk gebied

De waterhuishouding in het stedelijk gebied is gebaad bij een gereguleerd grondwaterpeil. Oppervlak-tewaterpeilen hebben een rechtstreekse invloed op het grondwaterpeil. In lager gelegen gebieden meteen stedelijke functie is een tijdelijk hoger grondwaterpeil ongewenst, omdat hierdoor wateroverlastzal ontstaan in bijvoorbeeld kelders en kruipruimten (ongezonde leefomgeving). Een te laag grondwa-terpeil is eveneens ongewenst in het stedelijk gebied in verband met de afname van stabiliteit vanfunderingen (door bijvoorbeeld paalrot) en kades. Verplaatsing van de stedelijke functie (wonen enwerken) is doorgaans geen optie: Gezien het beperkt beschikbare areaal voor aanpassing van degebruiksfunctie in dit in dit gebied alleen mogelijk tegen onevenredig hoge kosten.

S20: Aanpassen kades stedelijk gebied

Het aanpassen van kades in stedelijk gebied gaat meestal gepaard met verandering van het ruimtebe-slag in bebouwd gebied. Het is hier veelal niet mogelijk om dit areaal aan de stedelijke omgeving teonttrekken omdat het doorgaans al in gebruik is voor hoogwaardige functies als wonen en werken diedaardoor deels verloren zullen gaan. De kades hebben daarnaast een functie voor de scheepvaart diedaarvan gebruikt maakt voor het aan- en afmeren, laden en lossen. Diverse soorten infrastructuur,zoals wegen, kabels en leidingen staan in directe verbinding met de kades en kunnen, zondervergaande compenserende ingrepen, niet meer functioneren als de kades worden vervangen door

47 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 48: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

natuurvriendelijke oevers. Daarnaast vertegenwoordigen de kades in stedelijk gebied vaak eencultuurhistorische waarde die bij aanpassing verloren kan gaan. Deze waarde is doorgaans niet tecompenseren door andere maatregelen. Verplaatsen van de gebruiksfuncties is alleen mogelijk tegenzeer hoge kosten.

S21: Natuurlijke inrichting van cultuurhistorisch erfgoed

Verschillende waterlopen zijn in het verleden gegraven of aangepast ten behoeve van een specifiekefunctie, bijvoorbeeld het vervoer van turf. Inmiddels is deze oorspronkelijke functie niet meer ingebruik, maar vormen de waterlopen zelf onderdeel van het cultuurhistorisch erfgoed. Het volledignatuurlijk inrichten (waaronder overal natuurvriendelijke oevers, verwijderen van stuwen en sluizene.d.) gaat ten koste van het oorspronkelijke karakter van de waterloop waardoor de cultuurhistorischewaarde verloren gaat. Deze waarde is doorgaans niet te compenseren door andere maatregelen. Dit isvoor deze wateren een reden om af te zien van een volledig op natuur gerichte inrichting.

Fasering (KRW-art. 4.4)

Er bestaan verschillende redenen waarom de goede toestand voor een bepaald kwaliteitselement nietin de eerste planperiode kan worden bereikt. Deze zijn hieronder verder toegelicht.F1: Natuurlijke omstandigheden – nalevering, historische belastingF2: Natuurlijke omstandigheden – trage effecten van maatregelenF3: Technisch onhaalbaar – grondverwervingF4: Technisch onhaalbaar – maatschappelijk draagvlakF5: Technisch onhaalbaar – synergie met andere beleidsvoornemensF6: Technisch onhaalbaar – uitvoeringscapaciteitF7: Onevenredig kostbaar – afschrijvingstermijnenF8: Onevenredig kostbaar – te hoge lasten

F1: Natuurlijke omstandigheden – nalevering, historische belasting

De waterkwaliteit van het oppervlaktewater wordt negatief beïnvloed doordat nutriënten via hetgrondwater uitspoelen. De hoge concentraties in het grondwater zijn onder andere het gevolg vanovermatige belasting met meststoffen in het verleden. Aanscherpingen van het mestbeleid en eenzorgvuldigere bemesting in de praktijk heeft tot gevolg dat de bron voor beïnvloeding van hetgrondwater afneemt, maar de doorwerking van grond- naar oppervlaktewater is een traag proces. Omdeze reden zal in 2015 nog niet het volledige effect van deze maatregelen merkbaar zijn.

F2: Natuurlijke omstandigheden – trage effecten van maatregelen

Een aanzienlijk deel van de inrichtingsmaatregelen wordt al in de eerste planperiode uitgevoerd. Uitonderzoek is gebleken dat het in veel gevallen een aantal jaar kan duren voordat het ecosysteem zichvolledig heeft aangepast aan een nieuwe situatie, bijvoorbeeld omdat het tijd kost voor bepaaldesoorten om nieuw habitat te koloniseren. Om deze redenen zijn de effecten van maatregelen in deeerste planperiode pas in de tweede planperiode volledig van kracht en worden in deze planperiodegeen aanvullende maatregelen getroffen.

F3: Technisch onhaalbaar – grondverwerving

Vanwege het maatschappelijke draagvlak, vindt grondverwerving vrijwel altijd plaats op vrijwilligebasis. Uitvoering ná 2015 is dan in veel gevallen voordeliger, omdat hiermee het opdrijven vangrondprijzen kan worden tegengegaan. Bovendien is het niet aannemelijk dat alle benodigde grondenvoor herinrichting tijdig verworven zijn (= ruim voor 2012), want er is vervolgens ook nog tijd nodigvoor realisatie van maatregelen. Kansen om grond te verwerven zijn vaak gebonden aan bepaaldegebeurtenissen (ruilverkaveling, bedrijfsovernames), die zich lang niet op alle locaties binnen dekomende periode zullen voordoen. Dergelijke grootschalige gebiedsprocessen kennen mede alsgevolg van juridische procedures een doorlooptijd die de planperiode overschrijdt. Dit heeft alsconsequentie dat fasering nodig is.

F4: Technisch onhaalbaar – maatschappelijk draagvlak

De uitvoering van maatregelen die een aanzienlijke impact hebben op de omgeving dient goedvoorbereid te worden. Dit betekent dat verschillende direct betrokken partijen goed moeten wordenvoorgelicht over de wijze van uitvoering en de consequenties daarvan. Een dergelijke maatschappe-lijke betrokkenheid is vooral van belang om de uitvoering op een dusdanige wijze vorm te geven datdeze op zoveel mogelijk draagvlak kan rekenen. Een gedegen voorbereiding van een complex projectkost vele jaren waardoor de maatregelen niet in de lopende planperiode kunnen worden uitgevoerd.

48 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 49: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

F5: Technisch onhaalbaar – synergie met andere beleidsvoornemens

De uitvoering van maatregelen voor het bereiken van KRW-doelen staat meestal niet op zichzelf, ookandere (water)opgaven dienen te worden gerealiseerd. Het is hierbij van belang dat voor de uitvoeringgezocht wordt naar synergie zodat niet meerdere malen na elkaar dezelfde procedures hoeven teworden doorlopen, graafwerkzaamheden worden uitgevoerd e.d. Andere (water)opgaven kennen nietaltijd dezelfde programmering als de gewenste uitvoering voor de KRW. Om te voorkomen datonevenredig hoge kosten in deze planperiode moeten worden gemaakt., wordt ervoor gekozen om deKRW-maatregelen in samenhang met andere maatregelen uit te voeren Het gevolg hiervan is dat degecombineerde maatregelen pas in de volgende planperiode kunnen worden afgerond.

F6: Technisch onhaalbaar – uitvoeringscapaciteit

Inrichtingsmaatregelen vormen een groot deel van het maatregelpakket. Zowel overheden alsuitvoerende organisaties (aannemers) voeren momenteel al maatregelen uit. Het totale voorgesteldepakket aan KRW-maatregelen vraagt een forse versnelling van uitvoering als het hele pakket voor 2015wordt gerealiseerd. Voorbereiding en uitvoering vragen specifieke kennis en capaciteiten, die inbeperkte mate aanwezig is. Uitvoering van alle benodigde inrichtingsmaatregelen in de eersteplanperiode van het SGBP is dan ook niet mogelijk. Om deze reden wordt gefaseerd.

F7: Onevenredig kostbaar – afschrijvingstermijnen

Huidige functies zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op de huidige inrichting. Als deze inrichtingwordt veranderd, heeft dit consequenties voor deze functies. Een efficiënte inzet van beschikbaremiddelen rechtvaardigt een spreiding van de maatregelen over de periode na 2015. De afgelopenjaren hebben al investeringen plaatsgevonden die in 2015 nog niet zijn afgeschreven. Bij eengespreide uitvoering van maatregelen kan aangesloten worden bij gebruikelijke onderhoudscycli vande waterbeheerders. Bovendien kan op dergelijke wijze ‘werk met werk’ worden gemaakt doorwerkzaamheden met elkaar te combineren. Zo kan het geheel aan maatregelen worden uitgevoerd,zonder dat onevenredig hoge kosten in deze planperiode moeten worden gemaakt.

F8: Onevenredig kostbaar – te hoge lasten

Uitvoering van alle maatregelen voor het bereiken van de goede toestand/potentieel binnen de eersteplanperiode stuit op te grote financiële beperkingen. Om de lastenstijging binnen een maatschappelijkacceptabele bandbreedte te houden, wordt gekozen voor een gefaseerde uitvoering van het maatrege-lenpakket in de periode na 2015. In afwachting van de ontwikkeling van mogelijke kosteneffectieveremaatregelen in de toekomst en het vaststellen van aanvullende maatregelen op nationaal eninternationaal niveau wordt aanspraak gemaakt op de mogelijkheid tot fasering en wordt nu nog nietovergegaan tot doelverlaging. Dit wordt bij het volgende provinciale waterplan/omgevingsplan (enSGBP) opnieuw bezien.

Formulier VII: Rapportage format oppervlaktewaterlichamen en deelstroomgebieden

Inhoud Rapportage

Voor de KRW rapportages voor oppervlaktewaterlichamen en deelstroomgebieden is ervoor gekozen,v.w.b. de opslag van de gegevens, om het water op te delen in:1. Waterdelen: kleinste stabiele deel water (of: ‘Kleinste functioneel onafhankelijk stukje water met

gelijkblijvende, homogene eigenschappen en relaties dat er binnen een water wordt onderschei-den.’)

2. Waterlichaam: waterlichaam volgens de KRW definitie3. Watergebied: water zoals dat bij de ‘burger’ bekend is of ‘één of meerdere waterdelen die tezamen

een waterloop of gebied vormen die in de volksmond aangeduid worden met één naam.’Voorbeelden: Dommel, Waal, Eemmeer.

In de uitwisselingsformats komt dat er als volgt uit te zien:1. Een dataset met de waterdelen (OWA). Hierin wordt ook de naam van het watergebied opgeno-

men. De geometrie (de lijnen en vlakken) hoort bij de waterdelen, maar wordt in een aparte tabelopgeslagen. Dit maakt het mogelijk om meerdere geometrieën per waterdeel op te slaan,bijvoorbeeld een hartlijn en een vlak van een rivier;

2. Een dataset met de waterlichamen (OWM).

In de toekomst wordt het watergebied door IdsW in de Aquo standaard als aparte entiteit opgenomen.Omdat deze entiteit nog niet is gedefinieerd en omdat het slechts om twee velden gaat, is het voor de

49 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 50: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

uitwisselingsformats voldoende om de waterdelen tabel uit te breiden. Het gaat dan om de veldenWGBIDENT en WGBNAAM.

Aanwijzingen voor opbouw geografische gegevens

1. Waterlichamen en watergebieden worden opgesplitst in waterdelen op splitsingen (knooppunten)en wanneer de delen fysiek uit elkaar liggen. Ook andere factoren kunnen reden zijn een verdereopsplitsing naar waterdelen te maken;

2. Voor alle waterlichamen (met uitzondering van kustwater) wordt altijd ook de hartlijn vastgelegd.Voor kustwater, meren (evt. met uitzondering van kanalen en sloten), overgangswater en eventueelbrede rivieren wordt ook vlak informatie verstrekt;

3. De waterdelen sluiten op elkaar aan (waar ze in werkelijkheid ook op elkaar aansluiten);4. De waterdelen vormen een stabiele basis. Dat wil zeggen dat codering en ligging in principe in de

loop der tijd zo min mogelijk wijzigt.5. De informatie wordt uitgewisseld in Esri-shape formaat (de OWAG en GAF shapefiles) of dbf files

(OWA – waterdelen en OWM – de waterlichaam tabel);6. Voor de codering, de unieke identificatie, worden geen speciale characters (ü, ã, &,% etc.) gebruikt.

Alleen letters, cijfers en underscores zijn toegestaan;7. De naam van de tabel wordt altijd als volgt opgebouwd: aanduiding thema + aanduiding gebied.

Of in andere woorden: basisnaam tabel + gebiedcode. De te gebruiken gebiedcodes zijn in eendomeintabel opgenomen. Bijvoorbeeld: OWM_05 staat dan voor de tabel met oppervlaktewaterli-chamen van Waterschap Regge en Dinkel. OWM_NLRNOO voor oppervlaktewaterlichamen van hetdeelstroomgebied Rijn-Oost;

8. Bij elk bestand dat wordt uitgewisseld is de meta informatie beschikbaar, zoals beschreven ondermetadata (zie www.idsw.nl);

9. Gegevens worden uitgewisseld in RD (Rijksdriehoeks coördinaten);10. Het schaalniveau van de brongegevens is 1:250.000 of groter (bijvoorbeeld 1:50.000);

Tabellen

Oppervlaktewaterlichamen (OWM)

OWM

Gegevens element Codering/

veldnaam

Beschrijving Type/lengte V/O/C1 Domein

Code/Uniek ID Opper-vlaktewaterlichaam

OWMIDENT NL + code waterbeheerder (of 99 alsmeerdere) + unieke code.2

String, 24 V Nvt.

Figuur 1. Relatie tussen waterlichamen, waterdelen en geometrie.

* In het nieuwe NEN3610 Basismodel Geo-informatie zijn de klassen ‘water’ en ‘waterdeel’ opgeno-men. De hiergenoemde oppervlaktewaterlichamen en oppervlaktewaterdelen zijn specialisaties vandeze NEN-klassen.

50 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 51: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Gegevens element Codering/

veldnaam

Beschrijving Type/lengte V/O/C1 Domein

Naam Oppervlaktewa-terlichaam

OWMNAAM String, 100 V Nvt.

Status OWMSTAT N(atuurlijk), S(terk veranderd),K(unstmatig)

String, 1 V Status

Type en categoriehuidig

OWMTYPE KRW typologie String, 3 V KRW Typologie

Type en categoriereferentie/natuurlijk

OWMTYPER Het natuurlijke type/referentietype/streefbeeld.

String, 3 V KRW Typologie

Internationale typering OWMTYPINT Type volgens internationale typering String, 24 O Nog op te stellen KRWdomein

Opp. categorie Stroom-gebied

OWMSGCAT De oppervlakte van het boven-stroomse deel van het oppw.lichaam

Nume riek, 6 V (nietvoor kust)

Stroomgebied categorie.3

Beschermd gebiedonderdeel van opp.wa-terlichaam?

OWMBESCH String, 1 O J, N, O(nbekend)

Code (deel)stroomge-bied district )

GEBIDEN1 Code van het (deel)stroomgebieddistrict waar waterlichaam in ligt.4

String, 24 V a. MS, SC, RNWE, RNOO,RNNO, RNMI, EMNE,EMED

Code gebied niveau 1 GEBIDEN2 4 String, 24 O b.

Code gebied niveau 2 GEBIDEN3 4 String, 24 O c.

Code gebied niveau 3 GEBIDEN4 4 String, 24 O

Jaar van opname OWMJAAR Jaar waarin waterlichaam is bepaald Numeriek, 4 V

Opmerkingen OWMOPME Opmerkingen String, 254 O

1 Verplicht/Optioneel/Conditioneel2 Voor de codering kunnen 24 characters worden gebruikt, waarbij echter de eerste vier gereserveerd zijn voor een identificatie van

Nederland (NL, 2 posities) en de beheerder (2 posities, zie WBHCODE in de domeintabellen).Dit is nodig om ervoor te zorgen dat de code op Europees niveau uniek id (door de toevoeging van de landcode NL) en opnationaal niveau uniek is (door een code voor de waterbeheerder toe te voegen). Voor de overige posities kunnen binnen eenstroomgebieddistrict of deelstroomgebied nog nadere afspraken worden gemaakt, indien gewenst.

3 De stroomgebiedgrootte van een waterlichaam (grootte van het gebied dat afwatert op een waterlichaam, bovenstrooms gebied)van een water is een wezenlijk kenmerk van een waterlichaam en waterdeel. De grootte kan als klasse worden aangegeven metonderstaande waarden. Grootte indeling:

– 10 < 10 km2

– 100 10 – 100 km2

– 500 100 – 500 km2

– 1000 500 – 1000 km2

– 2500 1000 – 2500 km2

– 10000 2500 – 10.000 km2

– 99999 > 10.000 km2

4 De GEBIDEN velden verwijzen naar de GAFIDENT, de code voor de stroomgebieden of rapportage eenheden, uit de GAF tabel. Zezijn daarmee een foreign-key naar de betreffende tabel en dienen ervoor om aan te kunnen geven in welk stroomgebied eenwaterlichaam ligt. In GAFIDENT1 moet aangegeven worden in welk van de 8 (deel)stroomgebieddistricten het waterlichaam ligt:Maas (MS), Schelde (SC), Rijn-Noord (RNNO), Rijn-West (RNWE), Rijn-Midden (RNMI), Rijn-Oost (RNOO), Eems-Dollard (EMED) ofNedereems (EMNE). De andere GEBIDEN velden kunnen gebruikt worden voor kleinere deelgebieden (bv. RWSR gebieden) alnaar gelang in een deelgebied noodzakelijk is.

Oppervlaktewaterdelen (OWA)

OWA

Gegevenselement Codering/

Veldnaam

Beschrijving Type/Lengte V/O/C1 Domein

Code/unieke identifica-tie Oppervlaktewater-deel

OWAIDENT NL + code waterbeheerder (of 99 alsmeerdere) + unieke code. Primairesleutel.2

String, 24 V NVT

Naam Oppervlaktewa-terdeel

OWANAAM String, 100 V NVT

Code Waterlichaam OWMIDENT Waterlichaam waar waterdeel deelvan uitmaakt, vreemde sleutel

String, 24 V NVT

Code waterbeheerder WBHCODE String, 2 V waterbeheerder

Code water WGBIDENT Code van het watergebied waarwaterdeel deel van uitmaakt.3

String, 24 O

Naam water WGBNAAM Naam van het water-gebied waarwaterdeel deel van uitmaakt.3

String, 100 V

Waterrijk gebied OWARIJK Waterrijk gebied of gewoon water (0– default)

Numeriek, 1 V 1 (waterrijk gebied) of 0

51 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 52: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Gegevenselement Codering/

Veldnaam

Beschrijving Type/Lengte V/O/C1 Domein

Oppervlakte Oppervlak-tewater

OWAOPPVL Vierkante meter Numeriek, 12 V NVT

Lengte OWALENGT Meter – voor de lijnvormigewaterdelen

Numeriek, 9,2 V (voorlijnvor-migewaterde-len)

NVT

Opp. categorie Stroom-gebied4

OWASGCAT De oppervlakte van het boven-stroomse deel van het waterdeel

Numeriek, 6 O Stroomgebied categorie

Indicatie schaal OWANIVO Door waterbeheerder gebruikteschaal (minimaal 3 niveaus).

String, 10 O NVT

Opmerkingen OWAOPME String, 254 O NVT

Jaar van opname OWAJAAR Jaar waarin waterdeel bepaald is Numeriek, 4 V

1 Verplicht/Optioneel/Conditioneel.2 Voor de codering kunnen 24 characters worden gebruikt, waarbij echter de eerste vier gereserveerd zijn voor een identificatie van

Nederland (NL, 2 posities) en de beheerder (2 posities). Dit is nodig om ervoor te zorgen dat de code op Europees niveau uniek id(door de toevoeging van de landcode NL) en op nationaal niveau uniek is (door een code voor de waterbeheerder toe te voegen).Voor de overige posities kunnen binnen een stroomgebieddistrict of deelstroomgebied nog nadere afspraken worden gemaakt,indien gewenst.

3 Het watergebied betreft de algemeen bekende namen van de rivier/meer waar het waterdeel onderdeel van is. Bijvoorbeeld‘Dommel’, ‘Amsterdam-Rijnkanaal’, ‘Kagerplassen’. Een dergelijke naam is noodzakelijk omdat dit de begrijpelijke toegang tot degegevens zal vormen. Waterlichamen en waterdelen hebben veelal licht afwijkende namen. Watergebied wordt gedefinieerd als:‘één of meerdere waterdelen die tezamen een waterloop of gebied vormen die in de volksmond aangeduid worden met éénnaam.’ Minimaal de naam van het watergebied moet worden gegeven. In de Idsw standaard wordt een aparte entiteit ‘water-gebied’ opgenomen. Voor uitwisseling is echter opnemen in deze tabel voldoende.

4 De stroomgebiedgrootte van het waterdeel (grootte van het gebied dat afwatert op een waterdeel bovenstrooms gebied) van eenwater is een wezenlijk kenmerk van een waterdeel. De grootte kan als klasse worden aangegeven met onderstaande waarden.Grootte indeling:

– 10 < 10 km2

– 100 10 – 100 km2

– 500 100 – 500 km2

– 1000 500 – 1000 km2

– 2500 1000 – 2500 km2

– 10000 2500 – 10.000 km2

– 99999 > 10.000 km2

Geometrie oppervlaktewaterdelen (OWAG)

OWAGL of OWAGV (respectievelijk lijnen en vlakken)

Gegevenselement Codering/

Veldnaam

Beschrijving Type/lengte V/O/C1 Domein

Geometrie Geometrie Lijn/vlak V Nvt.

Code/ unieke Identifica-tie geometrie

OWAGIDENT Unieke identificatie van de geome-trie

String, 24 V Nvt.

Identificatie Oppervlak-tewaterdeel

OWAIDENT Identificatie waterdeel waar degeometrie bij hoort (vreemdesleutel)

String, 24 V Nvt.

Stroomrichting afvoer OWAGSTRAF +1 of –1 (gelijk aan of tegendigitaliseerrichting), alleen vantoepassing op lijnen

Numeriek, 2 O Nvt.

Stroomrichting aanvoer OWAGS-TRAN

–1 of +1 (zie OWDSTRAF) Numeriek, 2 O Nvt.

Opmerkingen OWAGOPME opmerkingen String, 254 O Nvt.

1 Verplicht/Optioneel/Conditioneel.

Deelstroomgebieden/rapportage eenheden (GAF)

In de naamgeving van de tabel wordt aangegeven over welk soort gebieden (bv. Rwsr gebieden,rapportage eenheden) het bestand gaat.

De GAF tabel heeft tot doel alle diverse niveaus van stroomgebieden te kunnen beschrijven. Voor éénstroomgebieddistrict kunnen verschillende GAF tabellen gebruikt worden.

52 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 53: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

GAF[GAFSOORT]

Gegevenselement Codering/

veldnaam

Toelichting Type/Lengte V/O/C1

Geometrie Shape Polygon V

Code/Uniek ID Deelstroomgebied GAFIDENT Code die door waterbeheerder wordt gebruikt.2 String, 24 V

Hiërarchische code GAFLIGIN Code van het af-aanvoergebied waarin deze GAFligt3

String, 24 O

Naam Af-/aanvoergebied GAFNAAM String, 100 O

Oppervlakte Deelstroomgebied GAFOPPVL Vierkante meters Numeriek, 16 V

Soort deelstroomgebied GAFSOORT 4 Zie domein ‘GAFSOORT’ Numeriek, 2 V

Jaar van opname GAFJAAR Jaar waarin GAF bepaald is Numeriek, 4 V

Opmerkingen GAFOMSCH String, 254 O

1 Verplicht/Optioneel/Conditioneel2 De GAFIDENT moet een unieke code zijn. Om uniciteit zeker(der) te stellen is het wenselijk dat ook de code van het (deel)stroom-

gebieddistrict wordt opgenomen. Voor de Maas zouden dan alle coderingen beginnen met MS en voor Rijn-West met RNWE. Ditis niet strikt noodzakelijk, maar als dit wordt toegepast hoeft niet buiten het eigen (deel)stroomgebieddistrict te worden afgestemdvoor wat betreft de codering.

3 In GAFLIGIN kan de code van het grotere stroomgebied waarvan het stroomgebied deel uit maakt ingevuld worden.4 In het veld GAFSOORT wordt het soort gebied aangegeven. In bijbehorende domeintabel (zie www.idsw.nl) wordt aangegeven

welke soorten kunnen worden onderscheiden. Dit betreft soorten als ‘stroomgebieddistrict’ , ‘rwsr gebied’, ‘afwateringsgebied’.

Formulier VIII: Rapportage format monitoringprogramma’s voor oppervlaktewater

Inhoud Rapportage

De rapportage over het monitoringsprogramma voor zowel Toestand -en Trend monitoring alsoperationele monitoring bestaat uit twee delen:1. Samenvatting van het programma2. Informatie per monitoringslocatie

Per monitoringsprogramma wordt deze delen gerapporteerd. Per stroomgebieddistrict komt eruiteindelijk één rapportage voor het Toestand en Trend monitoringprogramma en één voor hetoperationele monitoringprogramma. Hieronder wordt dit meer in detail uitgewerkt.

Samenvatting van het monitoring programma

In de samenvatting van een monitoring programma wordt de volgende informatie opgenomen:– Startdatum van het monitoring programma;– Aantal monitoring locaties en meetfrequentie per kwaliteitselement en/of parameters (zie

onderstaande tabel);– Aantal waterlichamen waarvoor de monitoring geldt;– Aantal en type beschermde gebieden waarvoor de monitoring geldt;– Lijst van kwaliteitselementen, prioritaire stoffen en andere significante stoffen, die bemeten

worden.

Categorie Rivier Meer Kustwater Overgangswater

Kwaliteitselement Aantal

locaties

Freq Aantal

locaties

Freq Aantal

locaties

Freq Aantal

locaties

Freq

Fytoplankton

Fytobenthos

Macrofyten (en Angio-spermen/Macroalgen)

Macrofauna

Vis

Prioritaire en 76/464/EG stoffen1

– parameter 1– parameter 2– etc.

53 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 54: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Categorie Rivier Meer Kustwater Overgangswater

Kwaliteitselement Aantal

locaties

Freq Aantal

locaties

Freq Aantal

locaties

Freq Aantal

locaties

Freq

Algemeen fysisch-chemischeparameters1

– parameter 1– parameter 2– etc.

Overige verontreinigende stoffen1

– parameter 1– parameter 2– etc.

Hydrologisch regime1

– parameter 1– parameter 2– etc.

Morfologie1

– parameter 1– parameter 2– etc.

Riviercontinuïteit1

– parameter 1– parameter 2– etc.

Getijdenregime1

– parameter 1– parameter 2– etc.

1 Als voor bepaalde parameters (stoffen, hydromorfologische variabelen) of groepen van parameters een andere frequentie gehan-teerd wordt dan kunnen deze parameters apart worden aangegeven.

Per monitoringsprogramma wordt ook de volgende informatie als algemene beschrijving opgenomen(uit: Reporting sheets for Reporting Monitoring Requirements, 31 augustus 2005):– Korte uitleg van de methodologie/criteria die gebruikt is/zijn om de locaties te selecteren;– Korte uitleg van de bemonsterings -en analysemethode per kwaliteitselement (inclusief details

over gebruikte nationale of internationale standaarden zoals CEN of ISO);– Korte uitleg van methodologie/criteria die zijn gebruikt om de monitoringsfrequentie per kwaliteits-

element te bepalen;– Informatie over de mate van betrouwbaarheid en precisie die van de resultaten van monitoringver-

wacht kunnen worden;– Samenvatting van aanvullende monitoring vereisten voor wateren die voor drinkwaterinname

gebruikt worden (artikel 7 KRW);– Samenvatting van de methodologie die gebruikt is om de referentie condities vast te stellen

(bijvoorbeeld modelmatig, referentie netwerk, expert judgement, combinatie van mogelijkheden;– Eventueel: referentie/hyperlinks voor verwijzing naar nadere informatie over het monitoring

programma

Bovenstaande informatie moet, indien afwijkend, per oppervlaktewater categorie (rivier, meer,overgangswater, kustwater) worden opgenomen.

Beschrijving per monitoringlocatie

De monitoringlocatie is ‘een aanduiding van de plaats waar de meting verricht is’. Deze locatie is nietnoodzakelijkerwijs gelijk aan een meetpunt (een fysiek punt waar een meting of monsternameplaatsvindt). Bijvoorbeeld voor vissen betreft een locatie veelal een gebied. In andere gevallen kan eenmeetlocatie meerdere meetpunten omvatten. De bedoeling is dat in alle gevallen een punt (X,Ycoördinaat) wordt aangegeven om de locatie aan te duiden.In het geval van chemische monitoring zal de locatie veelal overeenkomen met een meetpunt. In hetgeval van (bijvoorbeeld) vissen zal de X,y coördinaat van de locatie een zwaartepunt (binnen hetwater) van een gebied zijn.

De volgende informatie wordt per monitoringlocatie opgenomen:

54 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 55: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

1. X, Y coördinaat

2. Naam Naam van de locatie

3. Identificatie (code) Unieke code van de locatie

4. Soort monitoring TenT, Operationeel of beide

5. Waterlichaam waar locatie in ligt Code van het waterlichaam

6. Waterlichamen waarvoor locatie representatief is(per kwaliteitselement/parameter en per soort!)

Als de locatie voor meerder waterlichamen representatief is danwordt hier aangegeven voor welke waterlichamen dit geldt. Perkwaliteitselement kan de relatie tussen de locatie en de waterli-chamen waarvoor hij representatief is verschillen. Dit kan ookverschillen per soort monitoring.

7. Kwaliteitselementen en parameters die op delocatie gemeten worden

Er wordt een codelijst (domeintabel) opgesteld met mogelijkewaarden. De bemeten parameters kunnen per soort monitoringverschillen

8. Monitoringfrequentie (per kwaliteitselement/parameter en per soort monitoring)

9. Aantal meetpunten Indien de locatie meerdere meetpunten bevat wordt aangegevenhoeveel meetpunten dit betreft of dat het een gebied of raaibetreft

10. Type beschermd gebied waar locatie in ligt Mogelijke waarden: geen beschermd gebied/drinkwater/vogelrichtlijn/habitatrichtlijn/overig (meerdere typen zijn mogelijk)

11. Jaar van start van monitoring

12. Eindjaar voor monitoring Indien van toepassing

13. Toelichting Verdere informatie over locatie (indien relevant)

14. Waterbeheerder Code van de beheerder van de monitoringlocatie

15. Bij operationele monitoring: doel van locatie 1. Toestand in de gaten houden; 2. Effect van maatregelenbepalen; 3 Beiden

16. Bij operationele monitoring: redenen van delocatie: welke belastingen/drukken zijn de redendat hier gemeten wordt

Lijst belastingen uit richtlijnen monitoring

Tabellen

Om de gegevens effectief uit te wisselen is een éénduidige manier van uitwisselen noodzakelijk. Voorde gegevens per monitoringlocatie wordt hieronder de voorgeschreven structuur voor uitwisselingbeschreven. Deze structuur is omgezet in een xml schema. Dit schema wordt voor de uitwisselinggebruikt.

Om de informatie per monitoringlocatie vast te leggen zijn een aantal tabellen nodig:1. De basistabel met locaties bevat per locatie een record, waarin basisinformatie als ‘naam’, ‘x,y

coördinaat’ en ‘soort programma’ is opgenomen. De overige tabellen bevatten aanvullendeinformatie;

2. Een tabel waarin is opgenomen wat wordt gemeten met welke frequentie op de locatie. Dezemeetfrequentie kan verschillen voor operationele monitoring en voor TenT monitoring;

3. Een tabel waarin de representativiteit van de locaties is aangegeven. Hierin wordt beschreven voorwelke waterlichamen een locatie representatief is. Dit kan per parameter en per soort monitoringverschillen;

4. Een tabel waarin is aangegeven in welk type beschermde gebieden de locatie ligt.

55 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 56: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

De naam van de tabellen geeft aan welk gebied de monitoring betreft. Daartoe is altijd de [gebied-code] in de tabelnaam opgenomen. Voor gebiedcode wordt één van de waarden ingevuld uit debetreffende domeintabel van IDsW. Een tabel met de meetlocaties van het waterschap Brabantse Delta(code 25) heet dan bijvoorbeeld: MLC_25.

1. Basistabel met locaties

MLC

Gegevens-element Codering/

veldnaam

Type, lengte Opmerkingen

X coordinaat X Numeriek, 11,5

Y coordinaat Y Numeriek, 11,5

Identificatie (unieke code) van locatie MLCIDENT String, 24 De code wordt altijd voorafgegaan door NL[WBH-CODE]_ . Bijvoorbeeld: NL92_Ketelm

Naam MLCNAAM String, 100

Waterlichaam waar locatie in ligt OWMIDENT String, 24 Het waterlichaam waar de monitoringlocatie in ligt

Soort meetlocatie MLCSOORT String, 24 TenT, Operationeel, TenTOperationeel (beide typen)

Datum ingebruikname meetlocatie MLCDATIN Datum

Datum einde meetlocatie MLCDATUIT Datum

Doel meetlocatie MLCDOEL String, 24 (alleen invullen voor operationelemonitoring:) toestand in de gaten houden, effect vanmaatregelen bepalen of beiden

Aantal meetpunten MPN_AANTAL Numeriek, 4 0: echte locatie (één meetpunt)-1: locatie met gebied of raain: locatie met n aantal meetpunten

Toelichting MLCOPME String, 255

Waterbeheerder WBHCODE String, 2 Conform IDsW codelijst

2. Tabel met parameter per locatie en meetfrequentie

In deze tabel worden de parameters gegeven die per locatie worden bemeten, inclusief de meetfre-quentie. Hier kunnen ook stofgroepen worden weergegeven (bijvoorbeeld: ‘prioritaire stoffen met EUnorm’ of ‘Rijnrelevante stoffen’), echter alleen als inderdaad alle parameters uit de stofgroep hierbemeten worden met de weergegeven frequentie en cyclus. Anders toch per parameter opgeven watbemeten wordt.

MLC_PAR

Gegevens-element Codering/

veldnaam

Type, lengte Opmerkingen

Identificatie (unieke code) van locatie,sleutelveld

MLCIDENT String, 24

Parameter/kwaliteitselement DOMGWCOD String, 12 Kwaliteitselement of parameter die op de locatiebemeten wordt, conform parameterlijst IDSW

Monitoring frequentie (per parameter/waliteitselement), aantal/jaar

MONFREQ Numeriek, 6, 2

Monitoring cyclus MONCYCLUS Numeriek, 2 Om de hoeveel jaar vindt de monitoring plaats(bijvoorbeeld: één keer per 6 jaar, dan een 6 invullen)

Figuur 1. Relaties tussen de tabellen.

56 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 57: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Gegevens-element Codering/

veldnaam

Type, lengte Opmerkingen

Soort meetlocatie MLCSOORT String, 24 Als de locatie voor zowel TenT als operationelemonitoring gebruikt wordt, dan hier aangevenwaarvoor de frequentie geldt (kan verschillen per soortmonitoring)

2. Tabel met redenen (belastingen) waarom meetlocatie ingericht is per kwaliteitselement(alleen voor operationele monitoring)

In deze tabel kan ook per stofgroep (of groep kwaliteitselementen) worden aangegeven waarom ergemeten wordt, indien de reden voor alle bemeten parameters uit de stofgroep geldig is. Indien nietalle parameters uit de stofgroep bemeten worden op de locatie, mag toch de stofgroep code gebruiktworden. Uit de tabel MLC_PAR wordt wel duidelijk welke parameters exact bemeten worden.

MLC_REDEN

Gegevens-element Codering/

veldnaam

Type, lengte Opmerkingen

Identificatie (unieke code) van locatie,sleutelveld

MLCIDENT String, 24

Parameter/kwaliteitselement DOMGWCOD String, 12 Kwaliteitselement of parameter die op de locatiebemeten wordt, conform parameterlijst IDSW

Reden van gebruik locatie MLCREDEN String, 50 Lijst van drukken uit domeintabel

3. Tabel met waterlichamen waarvoor meetlocatie representatief is per kwaliteitselement

In deze tabel kan ook per stofgroep of groepering van kwaliteitselementen worden aangegeven hoe derepresentativiteit is. Indien niet alle parameters uit de stofgroep bemeten worden op de locatie, magtoch de stofgroep code gebruikt worden.

MLC_OWM

Gegevens-element Codering/

veldnaam

Type, lengte Opmerkingen

Identificatie (unieke code) van locatie MLCIDENT String, 24

Parameter/kwaliteitselement DOMGWCOD String, 12 Kwaliteitselement of parameter die op de locatiebemeten wordt, conform parameterlijst IDSW

Waterlichamen waarvoor locatierepresentatief is (per kwaliteitsele-ment!)

OWMIDENT String, 24

Soort meetlocatie MLCSOORT String, 24 Als de locatie voor zowel TenT als operationelemonitoring gebruikt wordt, dan hier aangevenwaarvoor de representativiteit geldt (kan verschillenper soort monitoring)

4. Tabel met typen beschermd gebied waar locatie in ligt

MLC_BESCH

Gegevens-element Codering/

veldnaam

Type, lengte Opmerkingen

Identificatie (unieke code) van locatie MLCIDENT String, 24

Type beschermd gebied waar locatie inligt

BESCH String, 24 VOG – VogelrichtlijngebiedHAB – Habitatrichtlijn gebiedCONS – Onttrekking voor menselijke consumptieZWEM – ZwemwaterSCHELP – Schelpdierwater

Parameters/kwaliteitselementen

Op een locatie kunnen diverse parameters gemeten worden. In de tabel MLC_PAR en MLC_OWMwordt aangegeven welke parameters gemeten worden en voor welke waterlichamen die representa-tief zijn. In die tabellen moeten altijd de individuele parameters ingevuld worden. Werken metstofgroepen mag niet meer. De actuele lijst met domeinwaarden voor de parameters en kwaliteitsele-menten is te uitgebreid om hier op te nemen. De lijst is beschikbaar op www.idsw.nl

57 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 58: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Nieuwe domeintabellen

Ten behoeve van de uitwisselingsformats voor de monitoring locaties zijn enkele nieuwe domeintabel-len opgesteld. Deze zijn hieronder beschreven. Voor het domein ‘waterbeheerder’ en ‘gebied’ zijn albestaande lijsten. Deze zijn te raadplegen op www.idsw.nl

Domeintabel ‘RedenLocatie’

RedenCode Omschrijving Druk Lang Druktype

Baggerstort baggerstort (vrijkomen stoffen) Chemisch

Doorbelasting doorbelasting (inlaat gebiedsvreemd water) Chemisch

RWZI lozing RWZI Chemisch

Industrie lozingen industrie (incl. offschore) Chemisch

OverstortRegenwater Overstorten/regenwateruitlaat Chemisch

Wegwater Afspoeling vervuild wegwater vanuit verkeer Chemisch

AtmosferischeDepositie atmosferische depositie Chemisch

Baggeren Baggeren (vrijkomen stoffen) Chemisch

Waterwerken/Uitspoeling dammen, dijken, sluizen, stuwen en kustverdedigingswerken (uitspoeling vanverontreiniging)

Chemisch

Landbouw lozingen landbouw (vrijkomen stoffen) Chemisch

WaterbodemNalevering Nalevering via waterbodemverontreiniging Chemisch

Scheepvaart scheepvaart (vrijkomen stoffen; anti-fouling; olie ed) Chemisch

BouwmaterialenUitloging uitloging bouwmaterialen Chemisch

Voorbelasting Voorbelasting Chemisch

Militair oefenterrein militair oefenterrein (vrijkomen stoffen) Chemisch

RecreatieLozing recreatie (lozing) Chemisch

ScheepvaartToiletten scheepvaart (toiletlozing) Chemisch

AankoppelenStroomgebied aankoppelen stroomgebieden Fysisch

AfkoppelenStroomgebied Afkoppelen stroomgebieden Fysisch

Baggeren Baggeren Fysisch

Baggerstort baggerstort? Fysisch

Bodemdaling Bodemdaling Fysisch

KunstmatigeAfvoerverdeling kunstmatige afvoerverdeling door omleiding hoge afvoeren/bemalen Fysisch

NormalisatieKanalisatie normalisatie/kanalisatie (kribben/onnatuurlijk profiel) Fysisch

PeilbeheerDynamiek peilbeheer/dynamiek Fysisch

DrainageVerdroging wateraanvoer/afvoer (drainage/verdroging) Fysisch

Wateronttrekking wateronttrekking (voor drinkwater, proceswater, koeling en landbouw (veedrenkingen beregening))

Fysisch

ZouteKwel zoute kwel Fysisch

AantastingInundatiezones Aantasting natuurlijke inundatiezones Fysisch

WaterwerkenBarriere dammen, dijken, sluizen, stuwen en kustverdedigingswerken (barriere voor fauna) Fysisch

Haven Havens Fysisch

Waterkrachtcentrale Waterkrachtcentrale Fysisch

BeheerEnOnderhoud beheer & onderhoud (aantasting natuurlijke houtopstanden) Fysisch

Oeverinrichting/Verdediging oeverinrichting/verdediging Fysisch

Grondstofwinning ontgronding/zandwinning/delfstoffenwinning Fysisch

Verduikering/Overkluizing verduikering/overkluizing Fysisch

Zandsuppletie Zandsuppletie Fysisch

Zangvangen Zandvangen Fysisch

ThermischeVerontreiniging Thermische verontreiniging (warmte/koude opslag) Fysisch

Beroepsscheepvaart Beroepsscheepvaart (het varen) Fysisch

Offshore offschore activiteiten Fysisch

RecreatieBetreding recreatie (betreding) Fysisch

Recreatiescheepvaart Recreatievaart Fysisch

VisserijOmwoelingBodem visserij (omwoeling bodem) Fysisch

Zwerfvuil Zwerfvuil Fysisch

MilitairOefenterrein militair oefenterrein (akoestisch; ruimtegebruik) Fysisch

ExotenAanwezigheid aanwezigheid exoten Biologisch

VisserijOntrekking visserij (onttrekking) Biologisch

WaterkrachtcentraleVissterfte waterkrachtcentrale (vissterfte) Biologisch

Zandsuppletie Zandsuppletie Biologisch

ScheepvaartIntroductieExoten scheepvaart (introductie exoten) Biologisch

58 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 59: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Domeintabel MLCsoort

MCLSOORT Beschrijving

TT Toestand & Trendmonitoring

OM Operationele monitoring

TT_OM Toestand & Trend en operationele monitoring (mag alleen gebruikt worden in MLC tabel, niet in MLC_PAR enMLC_OWM)

Domeintabel MLCDoel

MCLDOEL Beschrijving

Toestand De toestand in de gaten houden van waterlichamen waarvan is vastgesteld dat ze ‘at risk’ zijn

Effect het effect (en niet de omvang!) van maatregelen die zijn genomen om de toestand te verbeteren vaststellen.

ToestandEffect Zowel toestand in de gaten houden als effect van maatregelen vaststellen

Domeintabel BeschermdeGebieden

BESCH Beschrijving

VOG Vogelrichtlijngebied

HAB Habitatrichtlijn gebied

CONS Onttrekking voor menselijke consumptie

ZWEM Zwemwater

SCHELP Schelpdierwater

Formulier IX: Rapportage format oordelen oppervlaktewater

Inhoud rapportage

Voor de KRW rapportages worden de oordelen over de toestand van de oppervlaktewaterlichamenaangeleverd in een vastgesteld formaat, conform het door IDsW gepubliceerde xml-schema.

De oordelen kunnen bepaald worden met behulp van het toetsinstrumentarium de Aquokit. DeAquokit bestaat uit de chemische toetsmodule iBever, de ecologische toetsmodule QBWAT en deKRW-Integratiemodule. Het toetsinstrumentarium maakt gebruik van de op het KRW-portaal beschik-bare configuratie van het monitoringnetwerk, de maatlatten en doelen en door de waterbeheerderaangeleverde toetsresultaten. De KRW-Integratiemodule produceert oordelen per waterlichaam voorhet gewenste monitoringnetwerk en periode in het vereiste xml-formaat.

Tabel

Het xml bestand bevat oordelen per waterlichaam, kwaliteitselement of parameter en type monitoring-netwerk. Elk oordeel is als volgt opgebouwd:

Xml element

(upload)Veldnaam

(download)Verplicht Type Domeintabel1 Toelichting

identificatie n.v.t. ja tekst Identificatie

hoortBijWaterbeheerGebied owmident ja tekst OWM2 Code van het waterlichaam

rapportageJaar rapportage ja tekst Rapportagejaar

kwaliteitsElementOfParame-ter

domgwcod ja tekst parameter.xsdtypekwaliteitselement.xsd

Code van het kwaliteitselement ofparameter

grootheid grootheid conditio-neel

tekst grootheid.xsdgrootheid-concept.xsd

Grootheid

waardeBewerkingsMethode waardebewe nee tekst waardebewerkingsmethode-.xsd

Waardebewerking

waardeBepalingsMethode waardebepa ja tekst waardebepalingsmethode-.xsd

Waardebepaling

gegevensBeginTijd gegevensbe ja datum Begintijd van periode vanbeoordeling

gegevensEindTijd gegevensei ja datum Eindtijd van periode van beoorde-ling

numeriekeWaarde toetswaard ja numeriek Toetswaarde

Toestand tstd ja tekst typeclassificatiekrwbiolo-gisch.xsdtypeclassificatiekrwche-misch.xsd

Toestand

59 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 60: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Xml element

(upload)Veldnaam

(download)Verplicht Type Domeintabel1 Toelichting

opmerking opme nee tekst Opmerking

1 De domeintabellen zijn te vinden op http://www.idsw.nl/Aquo/schemas/2 De domeintabel OWM is te vinden op het KRW-Portaal.

Bij het uploaden van de gegevens naar het KRW-Portaal wordt het eerder genoemde xml formaatgebruikt. Bij het downloaden worden de gegevens als dBase tabel teruggeleverd. De kolomnamen inde dBase tabellen verschillen enigszins van de namen van de xml elementen. Inhoudelijke verschillenbeperken zich tot de identificatie en waterlichaamcodering.

Identificatie

Identificatie (unieke code) van het oordeel. De identificatie is als volgt opgebouwd:de letterlijke tekst ‘NL.umam.’ gevolgd door het nummer van de waterbeheerder gevolgd door eenpunt, gevolgd door maximaal 25 letters en/of cijfers. BijvoorbeeldNL.umam.33.1234. De identificatie wordt niet gebruikt in de dBase tabellen.

WaterbeheerGebied

Dit veld refereert naar het waterlichaam waar het oordeel op van toepassing is. De referentie is alsvolgt geformatteerd: de letterlijke tekst ‘NL.umam.’ gevolgd door de code van de betreffendewaterbeheerder, gevolgd door een punt en tenslotte gevolgd door de waterlichaamcode uit de tabelOWM (veld OWMIDENT). Voorbeeld voor het waterlichaam IJssel: ‘NL.umam.93.NL93_IJSSEL’. In dedBase tabellen wordt alleen de waterlichaamcode getoond (veld OWMIDENT)

rapportageJaar

Jaar van de rapportage

kwaliteitsElementOfParameter

De code van het betreffende kwaliteitselement of parameter. Voor geldige waarden wordt verwezennaar de door IDsW gepubliceerde domeintabellen.

grootheid

Als het oordeel een chemische stof betreft dient hier de grootheid van de parameter opgegeven teworden. Dit is niet nodig voor biologische kwaliteitselementen. Voor toegestane grootheiden wordtverwezen naar de IDsW domeintabellen.

waardeBewerkingsMethode

De methode die gebruikt is voor de bewerking van de gegevens. Mogelijke methodes zijn bijvoor-beeld: MAX (maximum waarde), JGM (jaargemiddelde), P90 (90-percentiel). Dit veld is niet verplicht.Voor een complete lijst met toegestane waardebewerkingsmethodes wordt verwezen naar dedomeintabel.

waardeBepalingsMethode

De methode die gebruikt is om de toetswaarde te bepalen. Voor geldige waarden wordt verwezen naarde Aquo domeintabel met methodieken (modellen) voor waardebepaling (waardebepalingsmethode-.xsd). De laatste tekens van de waardebepalingsmethode geven aan of het oordeel het Toestand enTrend meetnet betreft (TT), het Operationele Meetnet betreft (OM), of een gecombineerd oordeel is(OM_TT).Voorbeeld: als gebruikt gemaakt is van de standaard trits iBever, QBWat en de KRW Integratiemodulevoor het operationele monitoringnetwerk heeft de waardeBepalingsMethode het volgende formaat:‘other:iWSR;KRW;OM’.

gegevensBeginTijd en gegevensEindTijd

Bepaalt de periode waar binnen meetgegevens gebruikt zijn om tot een oordeel te komen. Debegintijd en eindtijd worden als datum opgegeven in het formaat jjjj-mm-dd.

60 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 61: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

numeriekeWaarde

Is de feitelijke toetswaarde als getal en is een resultaat van selectie, berekeningen, aggregatie enintegratie. Deze waarde is langs de norm of maatlat gehouden om het oordeel te bepalen.

toestand

De uiteindelijke toestand of oordeel. Voor chemische stoffen wordt het oordeel gegeven als ‘Voldoet’of ‘Voldoet niet’, Voor de biologische kwaliteitselementen en fysisch-chemische parameters wordt detoestand gegeven als ‘Slecht’, ‘Ontoereikend’, ‘Matig’, ‘Goed’ of ‘Zeer goed’.

Opmerking

Eventuele opmerkingen (niet verplicht)

61 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 62: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

BIJLAGE VI VOORSCHRIFTEN VOOR HET BEMONSTEREN EN ANALYSEREN VANSTEDELIJK AFVALWATER EN HET BEOORDELEN VAN DE RESULTATEN DAARVAN (BIJLAGEBIJ ARTIKEL 6.3 VAN DE WATERREGELING)

Voorschrift 1. Wijze van bemonsteren en analyseren

a. De plaats van bemonstering wordt daar gekozen, waar een zo representatief mogelijk beeld van deconcentraties van de te bepalen parameters in het te zuiveren onderscheidenlijk het te lozenstedelijk afvalwater kan worden verkregen. Het door het zuiveringtechnisch werk te zuiverenstedelijk afvalwater wordt volumeproportioneel over 24 uur bemonsterd. Het te lozen stedelijkafvalwater kan tijdproportioneel worden bemonsterd.Ingeval het een zuiveringtechnisch werk met een ontwerpcapaciteit van meer dan 100000 i.e.betreft, geschiedt bemonstering van het te lozen stedelijk afvalwater volumeproportioneel over 24uur.Onder het te zuiveren stedelijk afvalwater wordt hier verstaan het aangevoerde stedelijk afvalwatervóór eventuele vermenging met één of meer deelstromen die bij het zuiveringsproces vrijkomenen op het zuiveringtechnisch werk moeten worden teruggevoerd.

b. Het minimum aantal monsters per maand wordt vastgesteld naar gelang de grootte van hetzuiveringstechnisch werk en wordt gedurende de maand met geregelde tussenpozen genomen:1°. met betrekking tot de vaststelling van de per zuiveringtechnisch werk geloosde hoeveelheid

totaal-fosfaat of totaal-stikstof:– 2000 tot 4999 i.e.: minimaal 1 per maand– 5000 tot 49999 i.e.: minimaal 2 per maand– 50000 tot en met 100000i.e.:

minimaal 4 per maand

– meer dan 100000 i.e.: minimaal 5 per maand2°. met betrekking tot de vaststelling van het biochemisch zuurstofverbruik gedurende vijf dagen

(BZV5) of chemisch zuurstofverbruik (CZV) en de geloosde hoeveelheid onopgeloste bestand-delen:– 2000 tot 9999 i.e.: minimaal 1 per maand in het eerste jaar

na het eerste jaar:– indien de monsters aan de grenswaarden, genoemd in artikel6.3, eerste lid, van het Waterbesluit voldoen: 1 monster per3 maanden– indien één monster niet aan de grenswaarden, genoemd inartikel 6.3, eerste lid, van het Waterbesluit voldoet, wordt1 monster per maand genomen in het daarop volgende jaar

– 10000 tot 49999 i.e.: minimaal 1 per maand– 50000 i.e. of meer: minimaal 2 per maand

c. Er worden goede internationale laboratoriumpraktijken toegepast, die gericht zijn op een zo geringmogelijke achteruitgang van het monster tussen de monsterneming en de analyse.

d. Etmaalmonsters worden individueel geanalyseerd. De chemische analyses worden uitgevoerdvolgens de op de desbetreffende parameter van toepassing zijnde methoden, opgenomen in dehieronder genoemde, door het Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven, normbladen(NEN-normen). De hieronder aangegeven verwijzing naar een NEN-norm heeft betrekking op delaatst uitgegeven NEN-norm met de daarop uitgegeven aanvullingen en correctiebladen.Een uitgegeven aanvulling respectievelijk correctieblad wordt eerst van toepassing op 1 januarivan het jaar volgende op dat waarin de uitgifte heeft plaatsgevonden.BZV5 NEN 6634CZV NEN 6633onopgeloste bestanddelen NEN 6621totaal-fosfaat NEN 6663Kjeldahl-N NEN-ISO 5663 (EN 25663)NO2-N NEN 6653NO3-N NEN 6652

e. Indien op grond van metingen aangetoond kan worden, dat in het te zuiveren stedelijk afvalwaterhet gehalte aan nitriet- en nitraatstikstof voortdurend zeer gering is (minder dan 1%) ten opzichtevan het gehalte aan Kjeldahlstikstof, dan kan voor het te zuiveren stedelijk afvalwater wordenvolstaan met de meting van het gehalte aan Kjeldahlstikstof.

Voorschrift 2. Beoordeling van de resultaten

a. Het te lozen stedelijk afvalwater wordt geacht te voldoen aan de eisen betreffende relevanteparameters indien voor iedere relevante parameter afzonderlijk uit monsters van het stedelijkafvalwater blijkt dat het als volgt voldoet aan de relevante parameterwaarde.1°. Voor het biochemisch zuurstofverbruik gedurende vijf dagen (BZV5), het chemisch zuurstofver-

62 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 63: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

bruik (CZV) en de totale hoeveelheid onopgeloste bestanddelen, wijken niet meer monsters afvan de grenswaarde, bedoeld in artikel 6.5, eerste lid van het Waterbesluit, behorende bij debetrokken parameter, dan het in tabel 2.1 van deze bijlage opgenomen maximale aantalmonsters.

Tabel 2.1 Maximaal toegestaan aantal monsters dat niet voldoet

Aantal gedurende een jaar genomen monsters Maximaal toegestaan aantal monsters dat niet voldoet

4–7 1

8–16 2

17–28 3

29–40 4

41–53 5

54–67 6

68–81 7

82–95 8

96–110 9

111–125 10

126–140 11

141–155 12

156–171 13

172–187 14

188–203 15

204–219 16

220–235 17

236–251 18

252–268 19

269–284 20

285–300 21

303–317 22

318–334 23

335–350 24

351–365 25

2°. Het afwijken, bedoeld onder 1°, mag voor onopgeloste bestanddelen ten hoogste 150 procenten voor de overige parameters ten hoogste 100 procent van de grenswaarde bedragen.

3°. De concentratie totaal-fosfaat in te lozen stedelijk afvalwater wordt uitgedrukt als de voort-schrijdend gemiddelde concentratie totaal-fosfaat in 10 opeenvolgende etmaalmonsters vanstedelijk afvalwater.

4°. De concentratie totaal-stikstof in te lozen stedelijk afvalwater wordt uitgedrukt in de over hetkalenderjaar berekende jaargemiddelde concentratie totaal-stikstof in dit afvalwater.

b. Het zuiveringsrendement wordt berekend als volgt:

waarin:Vi = hoeveelheid totaal-fosfaat respectievelijk totaal-stikstof in het per beheerder te zuiverenstedelijk afvalwater, in kg per jaar.Ve = hoeveelheid totaal-fosfaat respectievelijk totaal-stikstof in het per beheerder te lozen stedelijkafvalwater, in kg per jaar.Vi en Ve worden berekend met de onderstaande formules:

waarin:

63 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 64: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

r = het betrokken zuiveringtechnische werkn = het aantal zuiveringtechnische werken van een beheerderd = de betrokken bemonsteringsdagMr = het aantal bemonsteringsdagen per jaar voor inrichting rird = concentratie in het te zuiveren stedelijk afvalwater op dag d voor inrichting r in g/m3

Erd = geloosde hoeveelheid stedelijk afvalwater op dag d door inrichting r in m3

erd = concentratie in het te lozen stedelijk afvalwater op dag d voor inrichting r in g/m3

Voor de meting van de geloosde hoeveelheid stedelijk afvalwater (in m3) wordt een methodegehanteerd waarvan de onnauwkeurigheid in de debietmeting kleiner is dan 5%. Dit wordt doorijking vastgesteld.

64 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 65: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

BIJLAGE VII PARAMETERS EN FREQUENTIE VAN BEMONSTERING EN ANALYSE VAN TEINFILTREREN WATER (BIJLAGE BIJ ARTIKEL 6.5 VAN DE WATERREGELING)

Parameter Afkorting Frequentie

bacteriën van de coligroep 4 wekelijks

kleur 4 wekelijks

zwevende stof SS 4 wekelijks

geleidingsvermogen voor elektriciteit 4 wekelijks

temperatuur T 4 wekelijks

zuurgraad pH 4 wekelijks

opgelost zuurstof O2 4 wekelijks

totaal organisch koolstof TOC 4 wekelijks

bicarbonaat HCO3 4 wekelijks

nitriet NO2 4 wekelijks

nitraat NO3 4 wekelijks

ammonium NH4 4 wekelijks

totaal fosfaat Totaal P 4 wekelijks

fluoride F 3 maandelijks

chloride Cl 4 wekelijks

sulfaat SO4 3 maandelijks

natrium Na 3 maandelijks

ijzer Fe 3 maandelijks

mangaan Mn 3 maandelijks

chroom Cr 3 maandelijks

lood Pb 3 maandelijks

koper Cu 3 maandelijks

zink Zn 3 maandelijks

cadmium Ca 3 maandelijks

arseen As 3 maandelijks

cyanide CN 3 maandelijks

minerale olie 4 wekelijks

adsorbeerbaar organisch halogeen AOX 4 wekelijks

vluchtig organisch gebonden chloor VOC 4 wekelijks

vluchtige aromaten 4 wekelijks

polycyclische aromaten PAK 3 maandelijks

fenolen 3 maandelijks

65 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 66: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

BIJLAGE VIII AANWIJZING VAN RIJKSWATEREN (BIJLAGE BIJ ARTIKEL 6.13 VAN DEWATERREGELING)

66 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 67: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

BIJLAGE IX AANVRAAGFORMULIER VOOR DE WATERVERGUNNING (BIJLAGE BIJ ARTIKEL6.18 VAN DE WATERREGELING)

Deze bijlage ligt ter inzage op het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Hoofddirectie JuridischeZaken en is tevens raadpleegbaar en te downloaden op www.waterwet.nl.

67 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 68: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

TOELICHTING

Algemeen

§ 1. Inleiding

De Waterregeling is de uitwerking bij ministeriële regeling van bepalingen van de Waterwet en hetWaterbesluit. De Waterwet, het Waterbesluit en de Waterregeling zijn het resultaat van de in 2004aangekondigde integratie van waterwetgeving (Hoofdlijnennotitie Integratie waterwetgeving,Kamerstukken II 2003/2004, 29 694, nr. 1).De regeling is mede opgesteld door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening enMilieubeheer, vanwege onder meer de betrokkenheid van deze minister bij de in de regeling opgeno-men regels over de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen en de aanwijzing van de drogereoevergebieden (waarmee de afbakening tussen de Waterwet en de Wet bodembescherming wordtvormgegeven), alsmede vanwege de betrokkenheid bij de regels inzake het lozen van stedelijkafvalwater.

Integratie van regelgeving

De Waterwet maakt het mogelijk of schrijft voor dat bepaalde onderwerpen worden uitgewerkt bij (ofkrachtens) algemene maatregel van bestuur, bij ministeriële regeling of in regelgeving van decentraleoverheden. Op het uitgangspunt van geïntegreerde regelgeving op het terrein van waterbeheer is inde nota van toelichting bij het Waterbesluit reeds aangegeven dat hierop twee belangrijke uitzonderin-gen bestaan. De eerste uitzondering betreft de ter uitvoering van de Waterwet benodigde regelgevingvan decentrale overheden. Dit betekent dat naast het Waterbesluit en de Waterregeling ook deverordeningen van vooral waterschappen en in mindere mate ook provincies een belangrijke bron vanregelgeving blijven.De tweede uitzondering betreft de regelgeving over lozingen. In een aantal algemene maatregelen vanbestuur en bijbehorende ministeriële regelingen ter uitvoering van de Waterwet (en voorheen de Wetverontreiniging oppervlaktewateren), de Wet milieubeheer en de Wet bodembescherming zijn zowelde waterkwaliteits- als de milieuaspecten opgenomen. Vanwege het draagvlak hiervoor is besloten omdeze integratie niet omwille van de totstandkoming van de Waterwet en het streven om de op die wetgebaseerde uitvoeringsregelgeving zoveel mogelijk in één algemene maatregel van bestuur en éénministeriële regeling onder te brengen, te doorbreken.Tot slot blijft de Regeling bijzondere subsidies waterkeren en waterbeheren vanwege het bijzonderekarakter en de Regeling veiligheid primaire waterkeringen om overgangsrechtelijke redenen (voorals-nog) in zelfstandige vorm bestaan.

Hoofdlijnen van de regeling

Net als bij het Waterbesluit is bij het opstellen van de Waterregeling prioriteit gegeven aan diegevallen waarin het besluit, en in een enkel geval de wet zelf, nadere regeling voorschrijft. Daarnaastis voor de gevallen waarin nadere regeling kan plaatsvinden het uitgangspunt gekozen om het accentvooral te leggen op ‘codificeren’ in plaats van ‘modificeren’ van bestaande regelgeving. Hierbij is hetuitgangspunt dat gestreefd wordt naar zo min mogelijk regels met een zo laag mogelijke regeldruk.Duidelijk is voorts dat in een aantal gevallen modificatie nodig is om de doelstellingen van deWaterwet te realiseren. Voorbeelden in dat verband zijn de nadere uitwerking van de algemene regelsvoor het gebruik van rijkswaterstaatswerken en de aanwijzing van activiteiten van ondergeschiktbelang ten aanzien van het gebruik van rijkswaterstaatswerken waarvoor geen watervergunning nodigis. Ook de toedeling van het beheer, de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen en de aanwijzingvan de drogere oevergebieden zijn voorbeelden van nieuwe elementen in de waterregelgeving.

Het beleidsdoel dat de Waterwet nastreeft, is een adequaat waterbeheer. Net als de wet en hetWaterbesluit is deze regeling gericht op het verwezenlijken van doelstellingen voor watersystemen viaeen stroomgebiedsgewijze benadering, met een heldere verdeling van verantwoordelijkheden entaken tussen de verschillende betrokken overheden en een adequaat instrumentarium gericht op deuitvoering van het waterbeleid. Zo bevat de Waterregeling ten aanzien van de organisatie van hetwaterbeheer de reeds genoemde regels voor de toedeling van beheer, voor de begrenzing vanoppervlaktewaterlichamen en voor de aanwijzing van de drogere oevergebieden, alsmede regels voorgegevensverstrekking aan het Rijk ingevolge Europese verplichtingen. Voorts regelt de Waterregelingeen enkel inhoudelijk aspect van het regionaal waterplan. Voor handelingen in het watersysteem bevatde regeling bepalingen over de vergunning voor het lozen van stoffen, over het lozen van stedelijkafvalwater, alsmede over onttrekkingen en infiltraties van grondwater. Ten aanzien van het gebruik vanrijkswaterstaatswerken zijn activiteiten aangewezen van ondergeschikt belang waarvoor niet langereen vergunning nodig is en zijn de algemene regels ter vervanging van de vergunningplicht opgeno-men. De regeling bepaalt eveneens de gevallen waarbij het zonder vergunning verboden is water te

68 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 69: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

lozen of te onttrekken aan rijkswateren, de algemene regels ter vervanging van de vergunningplichthiervoor en de gevallen waarin de onttrekkingen en lozingen moeten worden gemeld. De regelingbevat voorts nadere regels over de aanvraag voor een watervergunning. Financiële bepalingenbetreffen de berekening van het aantal vervuilingseenheden.

Indeling

De Waterregeling volgt de hoofdstukindeling van de Waterwet en het Waterbesluit, waarmee deonderlinge samenhang wordt uitgedrukt. De wet en het besluit werken door in de regeling. Zo is hetbegrippenapparaat van de wet niet alleen van toepassing op de bepalingen van het besluit maar ookop de bepalingen van de regeling. Waar nodig kent de regeling eigen begrippen ter verduidelijking.

§ 2. Indieningsvereisten aanvraag watervergunning

De Waterregeling voorziet in uniforme en geharmoniseerde indieningsvereisten die aan een vergun-ningaanvraag worden gesteld met betrekking tot de daarbij te verstrekken gegevens en bescheidenover de aangevraagde handeling of samenstel van handelingen. De regeling is nodig omdat hetbevoegde gezag bij de beslissing op een aanvraag om een watervergunning onder andere afhankelijkis van de informatie die daarbij door de aanvrager wordt verstrekt. De aanvrager moet dan wel opvoorhand kunnen weten welke informatie van hem kan worden verlangd. Bovendien wordt met devaststelling van landelijk uniforme vereisten voorkomen dat ieder bevoegd gezag voor zichzelf moetuitvinden welke gegevens en bescheiden nodig zijn voor de beoordeling van een aanvraag. Overigensbiedt artikel 6.14, tweede lid, van de Waterwet waterschappen de mogelijkheid om, daar waarnoodzakelijk, aanvullende, gebiedsspecifieke, indieningsvereisten vast te stellen voor de watervergun-ningen die krachtens een verordening van het waterschap worden geïntroduceerd. Uitgangspuntdaarbij is: ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’. Mede gelet op het beheer van de Landelijkevoorziening omgevingsloket (verder te noemen: Omgevingsloket online) is er in deze regeling sterkenadruk gelegd op het zoveel mogelijk uniformeren en harmoniseren van de indieningsvereisten. Metdeze aanpak wordt aangesloten bij de door het ministerie van VROM gekozen systematiek in het kadervan de indieningsvereisten voor de omgevingsvergunning. Het stellen van aanvullende, decentraleindieningsvereisten blijft dus mogelijk, maar zou idealiter tot een minimum moeten worden beperkt.

De indieningsvereisten zien op het geheel van gegevens en bescheiden die een aanvrager bij deaanvraag om een watervergunning moet verstrekken in verband met de beslissing op de aanvraagdoor het bevoegde gezag. De aanvrager is er in beginsel zelf voor verantwoordelijk dat de juistegegevens en bescheiden in een zodanige vorm worden aangeleverd, dat een goede en efficiënteafhandeling van de aanvraag mogelijk is. De uiterste consequentie van deze verantwoordelijkheid isdat een gebrekkige aanvraag buiten behandeling kan worden gelaten met toepassing van artikel 4:5,eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.Artikel 4:2, tweede lid, van die wet omvat een algemene verplichting voor de aanvrager om degegevens en bescheiden aan het bevoegd gezag te verschaffen die nodig zijn voor de beslissing op deaanvraag en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De specifieke indieningsvereistendie in de Waterregeling worden geregeld met betrekking tot de aanvraag om een watervergunning,concretiseren deze algemene verplichting, maar laat onverlet dat met een beroep op dat artikel invoorkomende gevallen nog aanvullende informatie wordt gevraagd. De specifieke indieningsvereistenvinden hun grondslag in artikel 6.14, eerste lid, van de Waterwet en in artikel 6.23 van het Waterbe-sluit.

In beginsel moet een aanvrager bij het indienen van zijn aanvraag voldoen aan alle indieningsvereis-ten die betrekking hebben op de voorgenomen handelingen. Er is echter tegelijkertijd sprake vanenkele belangrijke uitzonderingen op dit uitgangspunt. De eerste uitzondering is dat het regelmatigvoorkomt dat bepaalde gegevens en bescheiden in een concreet geval niet nodig blijken te zijn voorde beoordeling van de aanvraag. In een dergelijk geval kan het bevoegd gezag ervan afzien om dedesbetreffende gegevens en bescheiden van de aanvrager te verlangen. Een andere uitzonderingheeft betrekking op relevante informatie die het bevoegd gezag al in zijn bezit heeft. Dergelijkeinformatie behoeft de aanvrager niet nogmaals in of bij de aanvraag te verstrekken. Beide uitzonderin-gen zijn geregeld in artikel 6.23, tweede lid, van het Waterbesluit.

Het schriftelijke aanvraagformulier

Artikel 6.21 van het Waterbesluit verplicht, indien een aanvraag niet langs elektronische weg wordtingediend, tot het doen van een aanvraag op een landelijk uniform aanvraagformulier. Particuliereaanvragers hebben een keuzevrijheid tussen het doen van een aanvraag langs schriftelijke dan welelektronische weg. Voor bedrijfsmatige aanvragers geldt dat zij de eerstkomende tijd ook dezekeuzevrijheid hebben, maar twee jaar na inwerkingtreding van de wet verplicht zullen worden hunaanvraag uitsluitend langs elektronische weg in te dienen.

69 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 70: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Het schriftelijke formulier is in bijlage IX bij deze regeling opgenomen. Het aanvraagformulier kanworden beschouwd als een concretisering en verfijning van de vaak algemeen verwoorde indienings-vereisten. Toekomstige wijzigingen van het formulier zullen eveneens in de Staatscourant wordenbekendgemaakt. Het bevoegd gezag stelt het schriftelijke formulier op verzoek beschikbaar aan deaanvrager. Om het bevoegd gezag hierbij te ondersteunen is in het Omgevingsloket online voorzien inde mogelijkheid om het elektronische aanvraagformulier als schriftelijke versie te printen. Hetbevoegd gezag kan hierdoor op eenvoudige wijze een actueel schriftelijk aanvraagformulier terbeschikking hebben.

Het elektronische aanvraagformulier en de landelijke voorziening

De elektronische aanvraag om een water- en omgevingsvergunning is een digitale dienst die wordtaangeboden via de website van het bevoegd gezag. De digitale dienst bestaat uit een aanvraagmoduleen een behandelmodule die aan de aanvrager en het bevoegd gezag ter beschikking worden gesteldvia het Omgevingsloket online. Hierdoor is verzekerd dat in heel Nederland gewerkt wordt methetzelfde elektronische aanvraagformulier.

Het Omgevingsloket online is een centrale geautomatiseerde voorziening ten behoeve van deindiening en afhandeling van aanvragen om een water- en omgevingsvergunning. De voorzieningwordt ontsloten via portals, zoals de websites van de bevoegde bestuursorganen. Voor de elektroni-sche indiening van een aanvraag en de ontvangst daarvan door het bevoegde gezag, is het gebruikvan de aanvraagmodule van het Omgevingsloket online verplicht. Hierdoor wordt onder meer hetcentrale beheer van de vast te stellen elektronische wijze van indienen gewaarborgd. Na de indieningvan de aanvraag start de fase van de behandeling van de aanvraag. In die fase kan het bevoegdegezag gebruik maken van de behandelmodule van het Omgevingsloket online of kiezen voor hetoverzetten van de digitale aanvraag naar een eigen systeem.Het centrale technische beheer van het Omgevingsloket online berust bij de Minister van VROM.

Omdat in de praktijk voorafgaand aan de indiening van een aanvraag vaak al dossiervormingplaatsvindt in het kader van vooroverleg, bevat het Omgevingsloket online de mogelijkheid dat reedsin deze voorfase een digitaal behandeldossier wordt opgebouwd. Dit biedt de aanvrager de mogelijk-heid om, vooruitlopend op het indienen van een aanvraag, op basis van een conceptaanvraag overlegte hebben met derden of een contactpersoon bij het bevoegd gezag.De aanvraagmodule is voorzien van een vergunningencheck. Met behulp van deze vergunningencheckkan de aanvrager zien welke van zijn voorgenomen handelingen vergunningplichtig zijn. Binnen hetelektronische aanvraagformulier zijn verschillende paden gedefinieerd, die ervoor zorgen dat deaanvrager alleen die vragen te zien krijgt die voor hem van toepassing zijn. De inhoud van devergunningencheck en van het aanvraagformulier is in beginsel voor alle locaties binnen Nederlandhetzelfde. Toch kan het geval zich voordoen dat een bevoegd gezag een afwijkende vraag wil stellen ofeen afwijkend indieningsvereiste wil hanteren. Dit kan het geval zijn bij handelingen die vergunning-plichtig zijn op grond van een verordening van een waterschap. Voor dit soort situaties kent hetaanvraagformulier de optie voor het bevoegd gezag om nieuwe vragen of indieningsvereisten aan hetformulier toe te voegen, alsmede om bepaalde vragen of indieningsvereisten uit het formulier weg telaten.

Maar verwachting is het vanaf 1 januari 2011 mogelijk om een vergunning langs elektronische wegaan te vragen. Tot die tijd kan voor de aanvraag van een watervergunning gebruik worden gemaaktvan het schriftelijke aanvraagformulier dat als bijlage IX bij deze regeling is opgenomen.

§ 3. Toedeling van beheer en begrenzing van oppervlaktewaterlichamen

§ 3.1. Inleiding

In dit onderdeel van de Waterregeling wordt uitvoering gegeven aan de artikelen 3.1 en 3.3 van hetWaterbesluit. Deze artikelen bieden een grondslag om de begrenzing van de oppervlaktewaterlicha-men in beheer bij het Rijk nader te regelen voor de verschillende onderdelen van beheer en binnendeze oppervlaktewaterlichamen drogere oevergebieden aan te wijzen. Hiermee wordt mede uitvoeringgegeven aan artikel 3.1, eerste lid, van de Waterwet, inhoudend dat bij of krachtens algemenemaatregel van bestuur de watersystemen of onderdelen daarvan worden aangewezen die bij het Rijkin beheer zijn. Het beheer van oppervlaktewaterlichamen voor zover dit door het Rijk geschiedt is totnog toe in zijn algemeenheid niet wettelijk toegedeeld. In de vroegere waterwetten was veelaluitgangspunt dat genoegzaam bekend is welke oppervlaktewaterlichamen bij het Rijk in beheer waren.De Waterwet brengt hierin verbetering door te voorzien in uitdrukkelijke toedeling van beheer vanoppervlaktewaterlichamen aan het Rijk – bij of krachtens algemene maatregel van bestuur – aange-vuld met het vereiste van uitdrukkelijke toedeling van beheer voor de overige oppervlaktewaterlicha-men bij provinciale verordening. Hoofdstuk 3, paragraaf 1 van deze regeling de daarbij behorende

70 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 71: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

bijlagen completeren de toedeling van beheer van oppervlaktewaterlichamen aan het Rijk. Dieartikelen zien niet op de toedeling van beheer van andere waterstaatswerken, zoals waterkeringen. Datis reeds in artikel 3.2 van het Waterbesluit geregeld. In deze paragraaf wordt de beheerstoedeling ende begrenzing van oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk toegelicht.

§ 3.2. Hoofdlijnen begrenzing van oppervlaktewaterlichamen en beheertoedeling daarvan inde Waterregeling

Uitgangspunt bij de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen in Rijksbeheer, de toedeling vanbeheer van oppervlaktewaterlichamen aan het Rijk en het aanwijzen van drogere oevergebiedenbinnen deze oppervlaktewaterlichamen was het bestendigen van de tot nog toe bestaande verdelingvan taken tussen het Rijk en decentrale overheden. Dit is aangekondigd in de memorie van toelichtingbij het wetsvoorstel voor de Waterwet.1 Het streven is overigens erop gericht dat het beheer in deeerste vijf jaren waarin de Waterwet van kracht is per oppervlaktewaterlichaam in één hand zal komen,dus bij het Rijk dan wel bij een waterschap.

In de totnogtoe bestaande situatie verschilde het beheerareaal van het Rijk voor wat betreft oppervlak-tewaterlichamen naar gelang de beheertaak: het areaal waar door het Rijk waterkwaliteits- enwaterbodembeheer werd gevoerd overlapte bijvoorbeeld niet één op één met het areaal waarbinnenwaterstaatkundig beheer werd gevoerd. Om recht te kunnen doen aan de bestaande verdeling vantaken tussen het Rijk en andere waterbeheerders en plotselinge areaalverschuivingen als gevolg vande inwerkingtreding van de Waterwet te voorkomen is ervoor gekozen om per onderdeel van beheerop kaarten vast te leggen voor welke (delen van) oppervlaktewaterlichamen het beheer bij het Rijkberust. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen drie onderdelen van beheer van oppervlaktewa-terlichamen, te weten waterkwaliteitsbeheer, waterkwantiteitsbeheer en waterstaatkundig beheer.

Voor wat betreft het waterkwaliteitsbeheer sluit de regeling aan bij de bestaande verdeling van takenzoals deze tot stand is gekomen bij de uitvoering van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, deWet verontreiniging zeewater en het waterbodemdeel van de Wet Bodembescherming. Voor watbetreft het waterkwantiteitsbeheer wordt in grote lijnen de bestaande verdeling van taken gevolgd diein de uitvoeringspraktijk van de Wet op de waterhuishouding is ontstaan. Voor wat betreft hetwaterstaatkundig beheer sluit de regeling aan bij de bestaande situatie bij de uitvoering van de Wetbeheer rijkswaterstaatswerken. Drogere oevergebieden worden aangewezen in die oppervlaktewaterli-chamen, waartoe gronden behoren, die niet of nauwelijks invloed ondergaan van het daarin voorko-mende water. Dit is aangekondigd in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel voor deInvoeringswet Waterwet.2 Drogere oevergebieden worden voor de toepassing van het lozingsverbodvan artikel 6.2 van de Waterwet niet gerekend tot het betrokken oppervlaktewaterlichaam en vallenvoor wat betreft het waterkwaliteitsbeheer dus niet binnen het beheerareaal van het Rijk. Voor deduidelijkheid worden de drogere oevergebieden daarom vastgelegd op dezelfde kaart, waarop debegrenzing van het gebied wordt vastgelegd waarbinnen het Rijk het waterkwaliteitsbeheer voert. DeWet Bodembescherming blijft van toepassing op de drogere oevergebieden. Binnen de drogereoevergebieden, die in deze regeling worden aangewezen, liggen in veel gevallen kleinere oppervlakte-waterlichamen, gemalen en kunstwerken, die niet in Rijksbeheer zijn. Deze vallen op grond van artikel3.3 van deze regeling niet onder het regime voor drogere oevergebieden. Op dergelijke inliggendeoppervlaktewaterlichamen, gemalen en kunstwerken is de Waterwet dus onverkort van toepassing, zijhet dat niet het Rijk maar een regionale waterbeheerder hier bevoegd gezag is. Voorbeelden hiervanzijn de sloten in de uiterwaarden van de Rijn, die drogere oevergebieden doorsnijden en zorgen voorde afwatering van deze gebieden, en de in het winterbed van de Maas gelegen beken.

De toedeling van beheerbevoegdheden met betrekking tot oppervlaktewaterlichamen aan het Rijk indeze regeling ziet in de eerste plaats op toedeling van wat in de voorgaande regelgeving als ‘passiefbeheer’ werd aangeduid, te weten de bevoegdheid tot het uitvoeren en handhaven van voorschriftenop het gebied van waterkwaliteit, waterkwantiteit en waterstaatkundig beheer, bijvoorbeeld door hetverlenen van watervergunningen. Het Rijk is daarnaast uiteraard bevoegd tot het verrichten vanbeheershandelingen en onderhoud in zijn eigen oppervlaktewaterlichamen ten behoeve van hetwaterkwaliteits-, waterkwantiteits- en waterstaatkundig beheer (het zogeheten ‘actief beheer’), zoalshet op diepte houden van vaargeulen, het voeren van peilbeheer door het openen en sluiten vanspuisluizen en het verbeteren van de ecologische kwaliteit van het watersysteem door herstel- eninrichtingsmaatregelen.

Dit betekent overigens niet, dat het Rijk de enige is die actieve beheershandelingen kan en moetverrichten in oppervlaktewateren in beheer bij het Rijk. Ten eerste gaat het hier om een bevoegdheid

1 30 818, nr. 3, p. 20.2 31 858, nr. 3, p. 4.

71 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 72: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

en niet om een verplichting tot verrichten van beheershandelingen. Ten tweede zijn in veel gevallenafwijkende afspraken gemaakt over het beheer en onderhoud van watersystemen. Zo is het gebruike-lijk dat eigenaren van jachthavens zelf hun haven en de vaargeul er naar toe op diepte houden. Bezienvanuit het hoofdwatersysteem bestaat er voor het Rijk geen belang of noodzaak om dit te doen. Ookvoor grotere havens, zoals die van Amsterdam, Rotterdam, Vlissingen en Harlingen bestaan afsprakenover beheer en onderhoud met (gemeentelijke) havenbedrijven. Het is niet de bedoeling van dezeregeling om het maken van dergelijke afspraken onmogelijk te maken of om de geldende verdelingvan taken te wijzigen.

Als gevolg van ontwikkelingen in de oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk, zoals hetverleggen van dijken, het verplaatsen van damwanden in het kader van een bouwproject of hetdempen van havens, zullen de kaarten in de bijlagen bij deze regeling niet altijd overeenstemmen metde werkelijke situatie in het beheergebied van het Rijk. Om te voorkomen dat de kaarten en de fysiekesituatie te veel uiteen gaan lopen, zullen de kaarten regelmatig worden geactualiseerd. Voor hetoverige wordt er vanuit gegaan, dat in voorkomende gevallen waarin de fysieke buitengrens van eenoppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk wijzigt, de nieuwe fysieke situatie ter plaatse tot aan devolgende actualisatie van de kaarten bepalend is voor de vraag wat wel en niet tot het beheergebiedvan het Rijk behoort, en niet oude situatie zoals deze is vastgelegd op de kaarten in de bijlage vandeze regeling.

§ 3.3. De Noordzee, de Waddenzee en het Eems-Dollardgebied

De zeewaartse buitengrens van de Noordzee wordt gevormd door de landsgrenzen van Nederlandmet Belgïë en Duitsland en de grenzen van de Exclusieve Economische Zone. Voor de begrenzing entoedeling van beheer van de oppervlaktewaterlichamen Noordzee en Waddenzee is met het oog ophet vastleggen van de huidige situatie voor de landwaartse begrenzing aansluiting gezocht bij deBeleidslijn Kust. Het beheer van beide oppervlaktewaterlichamen berust op grond van deze regeling inprincipe voor alle drie onderdelen van beheer bij het Rijk in het gebied zeewaarts vanaf de duinvoet,of vanaf de buitenkruinlijn van de primaire waterkering indien de kustlijn onderbroken wordt door eenwaterkering, zoals de Hondsbossche Zeewering. Met de term ‘duinvoet’ in de regeling wordt deduinvoet bedoeld, zoals deze in de Beleidslijn Kust wordt aangehouden als uiterste landinwaartsegrens van het beheergebied van het Rijk. Op hoofdlijnen betekent dit in de praktijk het volgende. Deduinvoet wordt in de Beleidslijn Kust gedefinieerd als de overgang van het duinbeloop naar hetstrand. Voor de kuststrook langs de Waddenzee en op de Waddeneilanden wordt hiervoor in demeeste gevallen een lijn van +2,5m boven NAP gehanteerd. Voor de kuststrook langs de Noordzeewordt hiervoor in de meeste gevallen een lijn van + 3m boven NAP gehanteerd. In Zeeland is eengedeelte van de duinvoet op + 3,5m boven NAP gelegen. Deze duinvoet vormt een mobiele grens: alsgevolg van kustafslag en duinaangroei ligt de duinvoet gedurende het jaar steeds ergens anders. Omdie reden is ervoor gekozen in de regeling in woorden vast te leggen dat de duinvoet in alle gevallende beheergrens vormt, en de duinvoet niet in detail in te tekenen op de kaarten in de bijlagen bij deregeling. Voor het tekenen van de kaarten in de bijlagen van deze regeling is om praktische redenengebruik gemaakt van de laagwaterlijn, of wel nul meter dieptelijn t.o.v. LAT (Lowest AstronomicalTide), zoals vastgelegd in de Wet grenzen Nederlandse territoriale zee.

Op deze hoofdlijn is een beperkt aantal uitzonderingen gemaakt. Ten eerste is voor de begrenzing entoedeling van beheer op en rond de Waddeneilanden van de oppervlaktewaterlichamen Noordzee enWaddenzee om pragmatische redenen gekozen voor het hanteren van de buitenkruinlijn van dewaterkerende dijk of de duinvoet van de waterkerende duinenrij als landwaartse grens van Noordzeeen Waddenzee voor alle beheeronderdelen. Deze lijnen zijn ingetekend in de kaartenbijlages bij dezeregeling. Het hanteren van een lijn van +3m of + 2,5m boven NAP bij de begrenzing zou voor watbetreft de zandige punten van de eilanden een versnipperde beheerssituatie opleveren, waarin detoppen van de duinen niet in beheer bij het Rijk zouden zijn en de duinpannen wel. De gekozen grensis voor betrokken overheden en burgers begrijpelijk, is gemakkelijk in het landschap waar te nemen ensluit bovendien aan bij de basiskustlijn. Deze oplossing wordt ook toegepast voor Griend, Rottumer-oog en Rottumerplaat, met als gevolg dat deze eilanden in hun geheel tot het beheergebied van hetRijk op grond van de Waterwet zullen behoren. Dit betekent dat de Wet Bodembescherming daar nietlanger van toepassing is.

De tweede uitzondering vormt het gebied, waarover in het kader van het Eems-Dollard Verdragafspraken zijn gemaakt tussen Nederland en Duitsland. Nederland heeft in 1985 de territoriale zeeuitgebreid van 3 tot 12 zeemijl. Duitsland heeft in 1995 de territoriale zee uitgebreid van 3 tot 12zeemijl. Hierdoor ontstond er een ‘gat’ van 9 mijl in de staatsgrens tussen Nederland en Duitsland, entot op heden is er geen grens tussen Nederland en Duitsland in het gebied tussen 3 en 12 zeemijl.Door beide Staten is ten tijde van de afkondiging van de uitbreiding van hun territoriale zee aangege-ven dat een formele grens ontbrak en dat dit te zijner tijd opgelost diende te worden.

72 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 73: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Op grond van de Wet grenzen Nederlandse territoriale zee zal de zijwaartse begrenzing van deterritoriale zee bepaald worden in overeenstemming met de Staten van welke de territoriale zee grenstaan die van Nederland, i.c. Duitsland. Voor de tot stand te brengen zijwaartse grens zijn de geldendeprincipes van het eerdergenoemde VN Zeerechtverdrag van toepassing. In afwachting van het beginvan formele onderhandelingen met Duitsland over de zijwaartse afbakening van de territoriale zeetussen de 3 en de 12 zeemijl hanteert Nederland dan ook als uitgangspunt de equidistantielijn.

Deze regeling beoogt op geen enkele wijze afbreuk te doen aan de reeds bestaande bilateraleafspraken met Duitsland. Daarom is in de regeling vastgelegd, dat voor het desbetreffende gebied hetbeheer bij het Rijk berust voor zover Nederland bevoegd is op grond van het Eems-Dollard Verdrag.Het desbetreffende gebied is gemarkeerd op de drie kaarten in de bijlagen bij deze regeling. Voor debegrenzing van het oppervlaktewaterlichaam Eems-Dollard op de kaarten in de bijlagen van dezeregeling is de buitenkruinlijn van de waterkering gehanteerd.

§ 3.4. Rijksrivieren

Voor het onderdeel waterstaatkundig beheer worden de grenzen van de oppervlaktewaterlichamen dievielen onder het Besluit Rijksrivieren zo veel mogelijk overgenomen uit het recent gewijzigde BesluitRijksrivieren. Duidelijkheidshalve worden ook de vrijstellingsgebieden in het rivierengebied, die in hetWaterbesluit al zijn aangewezen op grond van artikel 6.16 van dat besluit, overgenomen op derelevante kaart bij deze regeling. Hierdoor biedt de kaart voor het waterstaatkundig beheer eencompleet overzicht van alle vrijstellingsgebieden in Nederland. Voor de gebieden die reeds in hetWaterbesluit zijn aangewezen, heeft de kaart bij deze regeling slechts informatieve waarde.

Voor de onderdelen waterkwaliteitsbeheer en waterkwantiteitsbeheer wordt eveneens aangesloten bijde huidige situatie. Dit betekent, dat de grenzen voor het waterkwaliteitsbeheer van deze oppervlakte-waterlichamen over het algemeen op de buitenkruinlijn van de waterkering komen te liggen ingebieden waarin het rivierbed relatief smal is, zoals de Nieuwe Waterweg. In onbedijkte gebieden engebieden waarin het rivierbed relatief breed is en veel buitendijks gelegen hoogwatervrije zonesvoorkomen, zoals het stroomgebied van de Rijn in het oosten van het land en de onbedijkte Maas,wordt doorgaans een overstromingsfrequentie gehanteerd als begrenzing van het oppervlaktewaterli-chaam voor het waterkwaliteitsbeheer. In deze laatste gebieden worden doorgaans ook drogereoevergebieden aangewezen. De grens voor het waterkwantiteitsbeheer ligt niet gelijk met die van hetwaterkwaliteitsbeheer. De grens voor het waterkwantiteitsbeheer ligt in het algemeen op de waterlijn(zomerbed en hiermee in open verbinding staande wateren) dan wel op de zomerkades.

§ 3.5. Grote meren met een vast peil

Bij grote meren met een vast peil, zoals het IJsselmeer, de Grevelingen en het Veerse Meer, wordtvoor het waterkwaliteitsbeheer en het waterkwantiteitsbeheer aangesloten bij de totnogtoe bestaandesituatie. In principe worden deze oppervlaktewaterlichamen voor deze twee beheeronderdelenbegrensd op de waterlijn behorend bij het hoogst geldende waterpeil conform het geldende peilbe-sluit. Eventueel aanwezige plas-draszones worden hierbij tot het oppervlaktewaterlichaam gerekend.Dit principe kan uitzondering lijden in gevallen, waarin zich een waterkering bevindt in nabijheid vande waterlijn. In deze gevallen wordt de beheergrens van deze oppervlaktewaterlichamen voor dezetwee onderdelen doorgaans op de buitenkruinlijn van de waterkering gelegd, aangezien deze in datgeval een in het landschap duidelijker zichtbare grens vormt.

Voor het waterstaatkundig beheer van oppervlaktewaterlichamen was de bestaande situatie voorgrote meren met een vast peil in veel gevallen niet helemaal duidelijk. Uit pragmatische overwegin-gen en in aansluiting op het streven om in de toekomst te komen tot een eenduidige begrenzing vanoppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk is er in de meeste gevallen voor gekozen om de grensvoor het waterstaatkundig beheer op dezelfde manier te trekken als die voor waterkwaliteitsbeheer enwaterkwantiteitsbeheer. Bij hoogwaterkerende gronden in het IJsselmeergebied vallen de grenzenvoor waterkwaliteitsbeheer, waterkwantiteitsbeheer en waterstaatkundig beheer bijvoorbeeld samenen liggen deze alle drie direct achter de plas-draszones. Bij de Grevelingen, het Veerse Meer en hetVolkerak-Zoommeer is de grens gelegd op de buitenkruinlijn van de waterkering als feitelijkebegrenzing van deze voormalige getijdewateren.

§ 3.6. Kanalen

Kanalen in beheer bij het Rijk worden op hoofdlijnen als volgt begrensd. Voor het waterkwaliteitsbe-heer en het waterkwantiteitsbeheer wordt in de meeste gevallen de nat-droog grens aangehouden alsbegrenzing. Deze wordt doorgaans op de damwanden of de insteek van de oever aan de buitenzijdevan het desbetreffende kanaal krant

73 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 74: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

. Eventueel aanwezige plas-draszones en natuurvriendelijke oevers worden voor deze onderdelen vanbeheer tot het oppervlaktewaterlichaam gerekend.

Voor het waterstaatkundig beheer geldt voor deze oppervlaktewaterlichamen het volgende. In demeeste kanalen bevindt zich aan weerszijden een in de grond geplaatste damwand, die met ankers opzijn plaats wordt gehouden. Deze ankers steken uit aan de landzijde van het kanaal en kunnen inlengte variëren. Om de ankers en de damwand afdoende te beschermen, wordt de grens voor hetwaterstaatkundig beheer van kanalen op enige afstand landinwaarts van de damwand gelegd. Voorkanalen die door een kade of dijk worden begrensd, geldt in het algemeen dat deze kade of dijk ookbinnen het waterstaatkundig beheer van het oppervlaktewaterlichaam valt. Het gebied gelegen tussende grens voor het waterstaatkundig beheer van het oppervlaktewaterlichaam en de nat-droog grens isbij kanalen doorgaans hoogwatervrij gelegen en wordt daarom in de meeste gevallen aangewezen alsdroger oevergebied.

§ 3.7. Havens

In de meeste havens in Rijkswateren voert het Rijk het volledige waterkwaliteits- en waterkwantiteits-beheer, maar heeft het een passieve rol voor het waterstaatkundig beheer van het desbetreffendeoppervlaktewaterlichaam, aangezien doorgaans afspraken over beheer en onderhoud zijn gemaaktmet de havenexploitant. Kleine havens in Rijkswateren worden doorgaans in hun geheel vrijgesteldvan de vergunningplicht voor het gebruik van waterstaatswerken op grond van artikel 6.16 Waterbe-sluikt (zie ook paragraaf 3.4). Aangezien deze havens zeer klein zijn ten opzichte van de oppervlaktewa-terlichamen waarin zij gelegen zijn, zijn de activiteiten die hierin verricht worden per definitie vanondergeschikt waterstaatkundig belang, beredeneerd vanuit het waterstaatkundig beheer van hetgehele oppervlaktewaterlichaam. Om die reden is het niet zinvol voor het Rijk als waterstaatkundigbeheerder om activiteiten als het aanleggen van steigers, het uitdiepen of het verplaatsen van havensvergunningplichtig te maken. Dit zou bovendien vanuit het oogpunt van administratieve lastenverlich-ting onwenselijk zijn. In grotere havens, zoals die van Rotterdam, zijn ook nu al relatief veel vrijstel-lingsgebieden aangewezen op grond van het Besluit Rijksrivieren. Dit verandert niet als gevolg vandeze regeling. Daarnaast is het niet de taak van het Rijk als waterstaatkundig beheerder van hethoofdwatersysteem om havens en de vaargeulen daar naar toe op diepte te houden. Doorgaans is ditde taak van de eigenaar of beheerder van de haven: een particulier, een gemeente, een (gemeentelijk)havenbedrijf dan wel een havenschap. Voor zover het Rijk in deze regeling wordt aangewezen alswaterstaatkundig beheerder van havens en havengebieden, gaat het hier in de praktijk doorgaansslechts om het verlenen en handhaven van vergunningen voor het gebruik van het oppervlaktewaterli-chaam in kwestie en niet om het verrichten van operationele beheer- en onderhoudshandelingen terplaatse.

§ 4. Gebruik van Rijkswaterstaatswerken

In deze regeling wordt in hoofdstuk 6, paragraaf 5, uitvoering gegeven aan de artikelen 6.12, 6.13 en6.15 van het Waterbesluit die bepalen dat bepaald gebruik van een oppervlaktewaterlichaam of eenbijbehorend kunstwerk in beheer bij het Rijk vergunningvrij is en dat dit gebruik in ieder geval plaatsheeft overeenkomstig bepaalde algemene regels. Dit betreffen activiteiten werken die onder de Wetbeheer rijkswaterstaatswerken vergunningplichtig waren. Dat de in het Waterbesluit bedoeldeactiviteiten en werken vergunningvrij zijn betekent niet dat ze ‘regelvrij’ zijn, er is alleen geenvergunning in de zin van artikel 6.12, eerste lid of 6.13, eerste lid van het Waterbesluit voor het gebruikvan het rijkswaterstaatswerk vereist. De eisen die door andere regelgeving worden gesteld aan de teondernemen activiteiten en werken blijven onverminderd van toepassing, zoals bijvoorbeeld devoorschriften van het Bouwbesluit, het Rijnvaartpolitiereglement en het Binnenvaartpolitiereglementof de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten. Daarnaast is er voor het gebruik van grond ofwater van het Rijk nog toestemming nodig van de Domeinen.

§ 5. Consultatie met andere waterbeheerders

Het beheer van Rijkswateren is toegedeeld in overleg met aangrenzende regionale waterbeheerdersen bevoegde autoriteiten op grond van de Wet Bodembescherming. De afstemming heeft plaatsge-vonden op ambtelijk niveau tussen de betrokken regionale diensten van Rijkswaterstaat, waterschap-pen, provincies en gemeentes.

§ 5.1. Administratieve lasten voor bedrijven en burgers

Bij het opstellen van de Waterwet is de reductie van de administratieve lasten berekend, die met dewet en de onderliggende regelgeving zou worden bereikt. Met de Waterregeling wordt een tweetalonderdelen geconcretiseerd. Dat zijn de algemene regels voor een deel van de activiteiten dievoorheen onder de vergunningplicht van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken vielen en de samen-

74 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 75: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

voeging van de verschillende indieningsvereisten voor de afzonderlijke vergunningstelsels.Voor het beheer van de rijkswaterstaatswerken is destijds ingeschat dat 25% van de vergunningplich-tige activiteiten onder algemene regels zouden kunnen worden gebracht. Dat blijkt nu 30% te zijn, watinhoudt dat ca 0,2 M€ per jaar extra aan lasten wordt gereduceerd.De Waterregeling heeft geen wijzigingen voor de berekende administratieve-lastenreductie, die hetgevolg is van het samenvoegen van de afzonderlijke indieningsvereisten.De totale lastenreductie van de Waterwet komt daarmee op 9,4 M€ per jaar.Gezien bovengenoemde informatie heeft het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal)daarom besloten de Waterregeling niet te selecteren voor een toets op de gevolgen voor de adminis-tratieve lasten.

§ 5.2. Gevolgen voor overheden

De Waterregeling leidt niet tot wezenlijke veranderingen in de taken en bevoegdheden van provinciesen gemeenten op het gebied van het waterbeheer.Geconcludeerd wordt dat de Waterregeling geen significante financiële gevolgen heeft voor Rijk,provincies, gemeenten en waterschappen.

§ 5.3. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Op het voorontwerp van de Waterregeling zijn tijdens de formele consultatieronde door Rijkswater-staat en de Inspectie Verkeer en Waterstaat respectievelijk een uitvoerbaarheidstoets en een handhaaf-baarheidstoets verricht.RWS heeft aangegeven dat het gebruik van rijkswaterstaatswerken voor RWS als waterbeheerder hetbelangrijkste onderwerp van de Waterregeling vormt. Met het oog daarop is dit onderdeel van deregeling met substantiële inbreng van RWS gerealiseerd om aldus een breed draagvlak binnen RWS tehebben.In de handhaafbaarheidstoets is met name ingegaan op de indieningsvereisten die aan een vergun-ningaanvraag worden gesteld. De betreffende teksten van regeling en toelichting zijn hierop aange-past.

§ 5.4. Voorbereiding van de regeling

Het voorontwerp van de Waterregeling is voorbereid in nauw overleg met de koepelorganisaties vanprovincies, waterschappen en gemeenten (het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappenen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten). In april en juni 2009 is de ontwerp regeling vooradvies en commentaar toegezonden aan diverse instanties (waaronder genoemde koepelorganisaties)en aan het Overlegorgaan Water en Noordzee. In dit overlegorgaan zijn de maatschappelijke organisa-ties vertegenwoordigd die direct betrokken zijn bij het waterbeheer. Tevens is de ontwerp regelingvoorgelegd aan de Commissie van advies inzake de Waterstaatswetgeving (CAW).De reacties hebben met name geleid tot aanpassingen van de regeling en toelichting met betrekkingtot de inhoud van het regionaal waterplan inzake de implementatie van de KRW doelstellingen, hetonttrekken en infiltreren van grondwater en de indieningvereisten voor de watervergunning.

Artikelsgewijs

Artikel 2.1

Dit artikel, en de daarbij behorende bijlage I, zijn inhoudelijk ongewijzigd overgenomen uit hetLozingenbesluit Wvo stedelijk afvalwater.

Artikel 3.1

In dit artikel worden de verschillende vormen van beheer van oppervlaktewaterlichamen op grond vande Waterwet gedefinieerd, waartussen bij de toedeling van beheer van oppervlaktewaterlichamen aanhet Rijk onderscheid wordt gemaakt. Voor een uitgebreidere toelichting op wat wel en niet onder dezevormen van beheer moet worden verstaan, zie paragraaf 3.2 van deze toelichting.

Artikel 3.2

Dit artikel vormt de grondslag voor het op kaarten in de bijlagen van deze regeling vastleggen van debeheergrenzen van Rijkswateren voor de verschillende beheeronderdelen die in de Waterwet zijnvervat. De verschillende artikelleden corresponderen elk met één van de kaartenbijlagen bij dezeregeling. Voor een uitgebreidere toelichting over de criteria die bij het tekenen van deze kaarten zijngehanteerd, zie de toelichting bij de bijlagen II tot en met IV.

75 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 76: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Artikel 3.3

Dit artikel vormt de grondslag voor vastleggen van de begrenzing van drogere oevergebieden binnenoppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk op kaarten in de bijlagen van deze regeling, zoalsbedoeld in artikel 3.1 van de Waterwet. De drogere oevergebieden zijn voor de helderheid weergege-ven op dezelfde kaart als het waterkwaliteitsbeheergebied. Daarnaast wordt in dit artikel geregeld, datkleinere oppervlaktewaterlichamen en kunstwerken, die binnen een droger oevergebied liggen en inbeheer zijn bij een regionale waterbeheerder, nog steeds onder de Waterwet blijven vallen. Dit isnodig, omdat het gelet op het schaalniveau van de kaart niet werkbaar is deze oppervlaktewaterlicha-men en kunstwerken daarop in te tekenen als uitzonderingsgebieden binnen de drogere oevergebie-den. Voorbeelden van oppervlaktewaterlichamen waarop deze constructie van toepassing is zijn deafwateringssloten gelegen binnen drogere oevergebieden in de uiterwaarden en de beken in hetwinterbed van de Maas.

Artikel 3.4

De begrenzing van de Noordzee, de Waddenzee en het Eems-Dollardgebied behoeft aanvullenderegeling ten opzichte van de kaarten in de bijlagen bij deze regeling. Dit geschiedt in het onderhavigeartikel. Voor een uitgebreidere toelichting op de achtergronden bij deze keuze zij verwezen naarparagraaf 3.3 van deze toelichting.

Artikel 3.5

De veerinstallaties in een aantal havens in Noord-Nederland zijn in waterstaatkundig beheer bij hetRijk, terwijl de havens zelf niet langer in waterstaatkundig beheer bij het Rijk zijn, maar bij een andereoverheid, doorgaans de gemeente. Het is niet goed mogelijk om de begrenzing van deze veerinstalla-ties alleen op de kaart in bijlage IV vast te leggen, aangezien de objecten gelet op de schaalgrootte vande kaart zo klein zijn, dat ze zouden wegvallen en de grenzen niet duidelijk te zien zouden zijn. Omdatdeze objecten wel gezien worden als horend bij de oppervlaktewaterlichamen waarin zij gelegen zijn isgekozen voor vastlegging van deze situatie in woorden. De overdracht van het waterstaatkundigbeheer van de havens waarin deze installaties gelegen zijn van het Rijk aan een andere beheerder is ineen aantal gevallen per KB geschied. In deze regeling is de tekst van deze KB’s voor zover relevantovergenomen, aangezien zij na inwerkingtreding van de Waterwet komen te vervallen. In een tweetalgevallen was nog geen KB op grond van de Waterstaatswet 1900 tot stand gekomen ten behoeve vande overdracht van beheer van het Rijk naar een andere beheerder. In die gevallen is aangesloten bij debestaande conceptteksten voor de KB’s.

Artikel 3.6

In een traktaat van 1844 is vastgelegd dat de grens tussen Nederland en België vanaf globaalSmeermaas tot Stevensweert (beter bekend als de Grensmaas) wordt gevormd door de zogenaamdeThalweg. De Thalweg wordt gevormd door de verbindingslijn tussen de diepste punten in de rivier bijlaag water. Aangezien deze verbindingslijn in de tijd niet altijd stabiel is, is gekozen voor vastleggingin tekst in aanvulling op de kaarten in de bijlagen bij deze regeling.

Artikel 3.7

Dit artikel is opgenomen om recht te doen aan de huidige situatie voor het beheergebied vanWaterschap Blija Buitendijks, zijnde een gebied van circa 100 hectare buiten de zeedijken aan deWaddenzee in Noord-Friesland. Het waterschap is binnen het eigen beheergebied verantwoordelijkvoor de regulering van de hoeveelheid zoetwater (zoals het peilbeheer van sloten). Het Rijk isverantwoordelijk voor het waterkwantiteitsbeheer van het oppervlaktewaterlichaam Waddenzee alsgeheel.

Artikel 3.8

Dit artikel bepaalt de frequentie van het aanleveren van de gegevens genoemd in artikel 3.4, tweedelid, van het Waterbesluit die door gedeputeerde staten, het dagelijks bestuur van de waterschappen enburgemeester en wethouders moeten worden aangeleverd aan de minister met het oog op detotstandkoming van de stroomgebiedbeheerplannen, de tussentijdse analyse en beoordeling, alsmedede voortgang van maatregelen, op grond van de kaderrichtlijn water.Het aanlevermoment voor het verstrekken van de gegevens die nodig zijn voor de totstandkoming vande tweede reeks stroomgebiedbeheerplannen in 2015, is met het oog op het opstellen van deontwerpplannen bepaald op medio 2014. Medio 2015, na de inspraakperiode, is een volgendaanlevermoment bepaald met het oog op het vaststellen van de definitieve stroomgebiedbeheerplan-

76 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 77: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

nen. Vervolgens is de frequentie van het aanleveren van de gegevens zesjaarlijks na de genoemdedata.Ten aanzien van het verstrekken van de resultaten van de analyses en beoordelingen bedoeld in artikel5 van de kaderrichtlijn water, bepaalt die richtlijn dat de analyses en beoordelingen uiterlijk 13 jaar nade datum van inwerkingtreding van deze richtlijn (22 december 2000) en vervolgens om de zes jaarworden getoetst en zo nodig worden bijgewerkt. De aanlevering van deze gegevens voor 22 juni 2013,en vervolgens elke 6 jaar, is gewenst.De kaderrichtlijn water bepaalt dat de maatregelenprogramma’s op grond van artikel 11 van dierichtlijn eind 2012 operationeel moeten zijn. Vandaar dat het aanlevermoment van de gegevens overde voortgang van de uitvoering van de maatregelen bepaald is op medio 2012 en vervolgenszesjaarlijks.Bovengenoemde gegevens en resultaten worden digitaal aan de minister verstrekt via de aangewezenwebsite, de KRW-portaal. Hierbij wordt gebruik gemaakt van formats die volgens de in bijlage Vopgenomen omschrijvingen moeten worden ingevuld.

Artikel 4.1

Volgens artikel 4.5 van het Waterbesluit wordt in het nationale waterplan onder andere de informatieopgenomen, bedoeld in bijlage VII bij de Kaderrichtlijn water. Een van de in die bijlage genoemdeonderdelen is een presentatie in kaartvorm van de toestand van oppervlaktewaterlichamen (chemischen ecologisch) en grondwaterlichamen (chemisch en kwantitatief). In verband met de implementatievan de doelstellingen van de kaderrichtlijn water in het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water2009 (Bkmw 2009), is een samengesteld beeld van de toestand van waterlichamen echter nietvoldoende. Voor het bepalen van de doelstellingen voor een waterlichaam en het formuleren vanmaatregelen voor het behalen van die doelen conform de Kaderrichtlijn water is het noodzakelijk eenbeeld te hebben van de bestaande toestand van dat waterlichaam. Voorts is in artikel 16 van het Bkmw2009 uitwerking gegeven aan het vereiste van geen achteruitgang van artikel 4 van de Kaderrichtlijnwater, door te bepalen dat van een verslechtering sprake is indien, kort gezegd, de toestand van eenwaterlichaam voor een stof of kwaliteitselement in een lagere toestandsklasse terecht is gekomen. Omaan het eind van een planperiode te kunnen bepalen of een waterlichaam voor een stof of eenkwaliteitselement in een lagere toestandsklasse terecht is gekomen, moet bekend zijn wat detoestandsklasse van elk waterlichaam voor elke stof en elk kwaliteitselement in de voorgaandeplanperiode was.Artikel 4.1 bepaalt dat deze informatie voor de regionale waterlichamen in de regionale waterplannenwordt opgenomen. De beschrijving van de huidige toestand van waterlichamen heeft immers eendirecte relatie met de in die plannen opgenomen doelen voor de betreffende waterlichamen, daarinbeschreven redenen voor het niet behalen van de doelen conform de uitzonderingsgronden genoemdin de kaderrichtlijn water en de te nemen maatregelen.De gegevens voor de beschrijving van de huidige toestand worden gegenereerd door de waterschap-pen. Ook voor het beheerplan van de waterschappen is de huidige toestand van de waterlichamenrelevant. Dat plan is immers ook gericht op het behalen van de krw-doelstellingen voor de waterlicha-men binnen het gebied waarop dat plan betrekking heeft. Aangezien op grond van de Waterwet debeheerder bij het vaststellen van een beheerplan rekening moet houden met het bovenliggenderegionale waterplan is het niet nodig opname van de gegevens inzake de huidige toestand ook voor teschrijven voor beheerplannen van waterschappen. In een waterschapsbeheerplan kunnen diezelfdegegevens opgenomen worden of kan verwezen worden naar het bovenliggende regionale plan.

Artikel 6.1

In dit artikel is de inhoud van de Regeling tijdelijke vergunning voor lozing van zwartelijststoffen, diewas gebaseerd op de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, overgenomen. Er zijn geen wijzigingenten opzichte van die regeling.

Artikel 6.2

In dit artikel is de inhoud van het Besluit vierjaarlijks bezien van lozingsvergunningen, die wasgebaseerd op de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, overgenomen. Er zijn geen wijzigingen tenopzichte van dat besluit. Dit artikel sluit aan op artikel 8.22 van de Wet milieubeheer welke op grondvan artikel 6.26 van de wet van overeenkomstige toepassing is op vergunningen voor het lozen ofstorten van stoffen. Het eerstgenoemde artikel bepaalt hoe de bevoegdheid in dit artikel kan wordengebruikt.

Artikel 6.3

Verwezen wordt naar de toelichting bij bijlage VI van deze regeling.

77 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 78: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

Artikel 6.4

Zoals vermeld in de toelichting bij artikel 6.11 van het Waterbesluit, zijn de regels voor het melden enmeten van onttrekkingen en infiltraties op verzoek van het IPO en de UvW centraal vastgesteld. Hetdoel is om deze regels voor heel Nederland zo veel mogelijk te uniformeren. Onder het regiem van deGrondwaterwet waren dergelijke regels opgenomen in het Uitvoeringsbesluit ex artikel 11 en 12Grondwaterwet.De gegevens die bij de melding van het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water dienente worden verstrekt, zijn dezelfde als de indieningsvereisten voor een vergunning voor het onttrekkenvan grondwater of het infiltreren van water. Kortheidshalve is verwezen naar de betreffende artikelen.

Artikel 6.5

In dit artikel zijn de regels over het meten van de kwaliteit van het te infiltreren water van hetUitvoeringsbesluit ex artikel 11 en 12 Grondwaterwet overgenomen. De te meten parameters zijnopgenomen in bijlage VII van deze regeling; voor de analysemethoden wordt verwezen naar bijlage Cbij het Waterleidingbesluit. De mogelijkheden die genoemd Uitvoeringsbesluit bood om de parame-ters en frequentie van bemonstering aan te passen worden in de praktijk weinig toegepast en zijndaarom niet overgenomen.

Artikelen 6.8 en 6.9

Deze artikelen geven uitvoering aan het bepaalde in artikel 6.15, tweede lid, van het besluit enbevatten algemene regels. Die regels werden, naast andere voorschriften, voorheen ook in devergunning opgenomen.Artikel 6.8 geldt algemeen voor de uitvoering van alle werken en activiteiten die op grond van artikel6.12 en 6.13 van het besluit zijn vrijgesteld van de vergunningplicht. Daarnaast is artikel 6.9 vantoepassing voor bovenbedoelde werken en activiteiten wanneer zij het gebruik van de vaarwegenbetreft.

Artikel 6.10

In dit artikel wordt bepaald dat enkele van de bouwwerken en activiteiten bedoeld in artikel 6.12,tweede lid, onderdelen a en b, van het besluit voor kanalen niet vergunningvrij zijn. Het gaat namelijkom bouwwerken en activiteiten die een dusdanige omvang kunnen hebben dat de belasting van hetgebouw de stabiliteit van de damwand in gevaar kan brengen. Tevens zullen voor bouwwerken meteen dergelijke omvang veelal onder het maaiveld werken aangebracht moeten worden. Ook dit kangevolgen hebben voor de stabiliteit van de oeverconstructie en kan de oeverconstructie ondermijnen.Het al dan niet toestaan van genoemde bouwwerken in de beschermingszone van een kanaal vergtmaatwerk zodat een vergunning de voorkeur heeft.

Artikelen 6.11 en 6.12

In deze artikelen worden activiteiten van ondergeschikt belang opgesomd die op grond van artikel6.12, tweede lid, onder f, en artikel 6.13, tweede lid, van het besluit niet onder de vergunningplicht vanhet eerste lid van die artikelen vallen. Voor deze activiteiten van ondergeschikt belang geldt evenweldat ze worden verricht binnen de kaders die artikel 6.15 van het besluit en de artikelen 6.8 en 6.9stellen. Daarnaast bestaat er voor het bevoegd gezag de mogelijkheid om maatwerkvoorschriften alsbedoeld in artikel 6.15 te stellen.

Het materieel bedoeld in artikel 6.11, onderdeel a, betreft het materieel dat tijdelijk benodigd is voorde uitvoering van de werkzaamheden zoals de bouwkeet, opslag, mobiel toilet, steigertje, eenbruggetje, rijplaten en dergelijk materiaal.

Bij evenementen als bedoeld in artikel 6.11, onderdeel b, kan onder meer worden gedacht aanmarathons op het strand, optredens, festivals en de Nieuwjaarsduik. Het terrein of water wordt nagebruik in dezelfde staat achtergelaten zoals het is aangetroffen, wat betekent het afval opruimen,eventuele beschadigingen herstellen etc.

De steigers, vlonders en overhangende bouwwerken bedoeld in onderdeel d zijn vergunningvrijwanneer de bestemming er van recreatief gebruik betreft. Bijvoorbeeld om zitplaatsen voor recrea-tieve visactiviteiten te maken, om als startpunt voor het zwemmen te fungeren of om een in- enuitstapmogelijkheid te maken voor een pleziervaartuig. Voor het plaatsen van steigers etc. voorniet-recreatief gebruik is een vergunning vereist.

De in artikel 6.12, eerste lid, onderdelen c en d, bedoelde niet-permanente bebouwing, ziet op

78 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 79: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

bebouwing in het strandseizoen. Het gaat hier vooral om strandpaviljoens en badhokjes. Dezebebouwing is alleen toegestaan in de periode van 1 april tot 1 oktober. Dit laat onverlet dat wel eenwatervergunning nodig kan zijn van het waterschap dat de nabijgelegen zeekering beheert.Tijdens het stormseizoen wordt alleen bebouwing op het strand toegestaan waarvoor door dewaterbeheerder een watervergunning is verleend. In het algemeen zal dan ook worden getoetst aanhet belang van de zeewaterkering.

Artikel 6.14

Om de beheerder van een rijkswaterstaatswerk een volledig beeld te laten houden van de activiteitendie daar plaatsvinden is het nodig dat ook de vergunningvrije activiteiten worden gemeld. Ook om tebepalen of er mogelijk maatwerkvoorschriften moeten worden gesteld is het noodzakelijk dat debeheerder op de hoogte is van voorgenomen activiteiten. De gegevens die in het tweede lid wordengevraagd zijn hiervoor in beginsel toereikend, tenzij aan de gegevensverstrekking slechts summierinvulling wordt gegeven. Dan kan het voor het bepalen of het nodig is om maatwerkvoorschriften testellen nodig zijn dat er nadere informatie wordt gevraagd aan degene die de activiteit gaatondernemen.

Artikel 6.15

Dit artikel regelt de bevoegdheid tot het stellen van maatwerkvoorschriften en is gebaseerd op artikel6.15, derde lid, van het Waterbesluit. Het stellen van maatwerkvoorschriften is beperkt tot het in heteerste lid bepaalde. Bovendien bepaalt het tweede lid dat het stellen van maatwerkvoorschriften erniet toe mag leiden dat de activiteit of het werk geen doorgang kan vinden. Hetgeen betekent datwanneer het bouwen van een bouwwerk tot een bepaalde hoogte vergunningvrij is op basis van hetbesluit, de hoogte niet bij maatwerkvoorschrift anders mag worden vastgesteld. Immers op grond vanhet besluit is het werk vergunningvrij en mag dus worden uitgevoerd binnen het kader van dealgemene regels die voortvloeien uit artikel 6.15 van het besluit en de artikelen 6.8 en 6.9 van dezeregeling. Ondanks dat het uitgangspunt van het vergunningvrij maken van de in artikel 6.12 en 6.13van het besluit genoemde activiteiten en werken is dat die het veilig en doelmatig gebruik van hetrijkswaterstaatswerk in beginsel niet in gevaar brengen, kan dat in specifieke situaties mogelijk wel hetgeval zijn. Het maatwerkvoorschrift kan daarom worden ingezet om wanneer dat nodig is te voorko-men dat de uitvoering van de activiteit of het werk toch het veilig en doelmatig gebruik van hetrijkswaterstaatwerk in gevaar brengt. Met de mogelijkheid tot het stellen van maatwerkvoorschriftenwordt tevens voorkomen dat er in die gevallen alleen maar handhavend zou kunnen worden opgetre-den vanwege overtreding van de algemene regels ter uitvoering van artikel 6.15 van het Waterbesluit.

Artikelen 6.16 en 6.17

De artikelen 6.16 en 6.17 bepalen wanneer voor het ontrekken of brengen van een hoeveelheid wateraan of in een rijkswater een vergunning nodig is en wanneer de handeling alleen gemeld moetworden. Deze artikelen zijn gebaseerd op de artikelen 6.17 tot en met 6.19 van het besluit.

De ondergrenzen voor melding van onttrekking of lozing van waterhoeveelheden zijn gebaseerd op degrenzen zoals opgenomen in afdeling 4 van de voorheen geldende Uitvoeringsregeling waterhuishou-ding (ter uitvoering van de Wet op de waterhuishouding). Omdat het hoofdwatersysteem in beheer bijhet Rijk in het algemeen voldoende capaciteit heeft om water te ontvangen of te leveren, en dewaterkwantiteit in rijkswateren hoofdzakelijk door externe (weers)invloeden of maatregelen vanandere waterbeheerders wordt beïnvloed, bestond er in de praktijk echter weinig behoefte aan eenzelfstandige vergunningplicht. Alleen indien water met een sterke kracht (een snelheid van meer dan0,3 m/s) wordt ingenomen of geloosd is, vanwege de mogelijke problemen voor vissen dan wel descheepvaart, regulering via een vergunning wenselijk. Daarnaast is het wenselijk om het brengen vanof het onttrekken van hoeveelheden water dat plaatsvindt in samenhang met activiteiten waarvoortoch al een vergunning op grond van artikel 6.2 van de wet is vereist ook bij de watervergunningverle-ning te betrekken. Het gaat dan in het algemeen om grote bedrijven. Dit verdient de voorkeur boveneen eventuele combinatie van vergunningvoorwaarden en maatwerkvoorschriften.

In andere gevallen van onttrekking of lozing van een grote hoeveelheid water – meer dan 100 m3 peruur onttrekking of 5000 m3 per uur lozing – kan worden volstaan met een melding. Via maatwerkvoor-schriften op grond van artikel 6.17 van de regeling kan het bevoegd gezag in voorkomende gevallenmaatwerkvoorschriften stellen ten aanzien van de locatie van de te plaatsen in- of uitstroomvoorzie-ning en de periode waarin water wordt ingebracht of onttrokken. Verder kan op grond van artikel 6.18van het Waterbesluit door de Minister voor rijkswateren een waterinnameverbod worden afgekondigdin geval van een (dreigend) watertekort.

Van brengen van water in en onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam is geen sprake

79 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 80: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

indien water wordt uitgewisseld tussen oppervlaktewaterlichamen via waterstaatkundige werken alssluizen en gemalen. Het water blijft dan immers continu deel uitmaken van het watersysteem.Afspraken over de uitwisseling van water tussen oppervlaktewaterlichamen van verschillendebeheerders worden in een waterakkoord vastgelegd.

Artikelen 6.18 tot en met 6.30

De artikelen 6.18 tot en met 6.30 bevatten de indieningsvereisten van de aanvraag voor een waterver-gunning. Dit deel van hoofdstuk 6 is modulair opgebouwd: afhankelijk van de handeling zijn één ofmeer artikelen van toepassing. In artikel 6.19 wordt aangegeven welke informatie bij elke aanvraagvoor een watervergunning wordt verlangd. Afhankelijk van de handeling(en) waarvoor vergunningwordt gevraagd, dienen op grond van de daarop volgende artikelen nadere gegevens te wordenovergelegd. Dit houdt in dat verschillende artikelen met indieningsvereisten van toepassing zijn opeen aanvraag voor een watervergunning. De indieningsvereisten vormen de grondslag voor hetschriftelijke aanvraagformulier, dat als bijlage IX bij deze regeling is opgenomen. In het aanvraagfor-mulier zijn de algemeen verwoorde indieningsvereisten vertaald naar voor de aanvrager toegankelijkevragen. Met behulp van dit formulier weet de aanvrager welke informatie het bevoegd gezag relevantvindt.

Artikel 6.18

Het eerste lid heeft betrekking op het aanvraagformulier. Het aanvraagformulier zal modulair wordenopgebouwd. Het bestaat uit een voorblad met algemene gegevens over de aanvrager en dienseventuele gemachtigde, alsmede algemene gegevens over de handeling(en), zoals locatie, aard enomvang. Per handeling waarvoor een watervergunning zal worden gevraagd, bestaat een apart blad.De schriftelijke aanvraag sluit af met een blad waarop de bij te voegen rapporten en andere documen-ten kunnen worden aangegeven en waarop de ondertekening door de aanvrager of diens gemach-tigde plaatsvindt. Het schriftelijke formulier gaat gepaard met een los te verkrijgen schriftelijketoelichting. Hierin is een invulhulp annex stroomschema opgenomen.Het elektronische aanvraagformulier wordt door de minister van VROM in de landelijke voorzieningbeheerd en van daaruit beschikbaar gesteld. In het tweede artikellid wordt geregeld dat de aanvragergebruik moet maken van het elektronische formulier dat op de datum van indiening van de aanvraagbeschikbaar is. Op deze wijze wordt ervoor gezorgd dat de juiste versie van het formulier wordtgebruikt. Zolang het Omgevingsloket online nog niet operationeel is, heeft het tweede lid uiteraardgeen praktische betekenis. Naar verwachting zal de omgevingsvergunning eerder langs elektronischeweg kunnen worden aangevraagd dan de watervergunning. In de tussenperiode zal voor hetaanvragen van een watervergunning gebruik kunnen worden gemaakt van het schriftelijke formulier.

Het derde en vierde lid hebben betrekking op de bescherming van persoonsgegevens. Bij de behande-ling van elektronische aanvragen dient de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) in acht teworden genomen. In een aanvraag staan onder meer gegevens over personen. Het gaat hierbij nietalleen om gegevens over de aanvrager zelf, maar ook om gegevens die herleidbaar zijn tot andereidentificeerbare personen, zoals gemachtigden. In het kader van de Wbp is de verzameling van dezegegevens bedoeld om de aanvrager te identificeren en om de aanvraag te kunnen beoordelen binnende daarvoor geldende toetsingskaders. De grondslag voor de verwerking van deze gegevens staat inartikel 8 van de Wbp. Naast de uitdrukkelijke toestemming van de betrokkene als mogelijke grondslagvoor verwerking, is tevens sprake van een grondslag voor verwerking van persoonsgegevens, indiende gegevensverwerking noodzakelijk is om een wettelijke verplichting na te komen waaraan deverantwoordelijke onderworpen is of indien de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de goedevervulling van een publiekrechtelijke taak door het desbetreffende bestuursorgaan dan wel hetbestuursorgaan waaraan de gegevens worden verstrekt. Een dergelijke verwerking kan in de eersteplaats noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een eigen publiekrechtelijke taak van de verantwoorde-lijke overheid.Daarnaast mogen gegevens echter ook gebruikt worden ten behoeve van een publiekrechtelijke taakdie door een ander bestuursorgaan wordt verricht. De beschikbare gegevens mogen aan dat anderebestuursorgaan worden verstrekt, mits dat met het oog op die taak noodzakelijk is. De Wbp vereisttevens dat een verwerking van persoonsgegevens werkelijk noodzakelijk moet zijn voor een goedetaakuitoefening. Dit brengt mee dat het bevoegd gezag uitsluitend persoonsgegevens aan anderenmag verstrekken, indien dit bijvoorbeeld nodig is om adviseurs of belanghebbenden voldoende inzichtin de aard van de aanvraag om vergunning te verschaffen. Voor zover deze noodzaak ontbreekt –doordat bijvoorbeeld gegevens over de persoon van de aanvrager niet relevant zijn voor beoordelingvan de aanvraag – is er geen grondslag voor de verstrekking. Persoonsgegevens moeten in dat gevalvoor derden worden afgeschermd.

Voor wat betreft persoonsgegevens die in een aanvraag voor een watervergunning kunnen zijnopgenomen, wordt bij het ontwerp van het elektronische aanvraagformulier uiteraard rekening

80 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 81: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

gehouden met de vereisten uit de Wbp. De inrichting van het formulier is zodanig dat privacygevoe-lige gegevens die niet op grond van artikel 8 van de Wbp mogen worden verspreid, eenvoudig doorhet bevoegd gezag kunnen worden afgeschermd, bijvoorbeeld indien de aanvraag langs elektronischeweg ter inzage wordt gelegd. Het bevoegd gezag dient daarbij rekening te houden met af te schermenpersoonsgegevens in andere documenten in het dossier, zoals in rapporten die onderdeel uitmakenvan de aanvraag en in ingebrachte zienswijzen.In zijn algemeenheid geldt dat bij verspreiding van gegevens via internet de grootst mogelijkezorgvuldigheid moet worden betracht, vanwege het onbeheersbare karakter die de verspreiding langsdeze weg kan hebben. Voor een zorgvuldig beheer van gegevens door het bevoegd gezag zijn de doorhet College Bescherming Persoonsgegevens opgestelde Richtsnoeren voor actieve openbaarmakingvan persoonsgegevens behulpzaam.

De authentificatie van de aanvrager geschiedt door middel van het burgerservicenummer (hierna:BSN). Uit de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer (Wabb) volgt dat bij de vergunningaan-vraag door een aanvrager die een natuurlijk persoon is, gebruik kan worden gemaakt van dit nummeren – indien de aanvraag elektronisch wordt gedaan – van DigiD. Overheidsorganen die daartoebevoegd zijn, kunnen bij het verwerken van persoonsgegevens in het kader van de uitvoering van huntaak gebruik maken van het BSN (artikel 10 Wabb). Daarbij geldt onder meer als voorwaarde dat dezeoverheden zich ervan vergewissen dat het BSN betrekking heeft op degene wiens persoonsgegevensworden verwerkt (artikel 12 Wabb). Daartoe worden aan het overheidsorgaan bepaalde gegevens uitregistraties verstrekt (artikel 15 Wabb; artikel 14 Besluit BSN). Blijkens bijlage 3 bij artikel 14 van hetBesluit BSN zijn dit – voor zover hier relevant – het BSN, de naam van de persoon, geboorteplaats en-datum, gemeente van inschrijving en adresgegevens.

Artikel 6.19

Dit artikel bevat de indieningsvereisten die voor iedere aanvraag gelden. In de aanvraag zal allereerstduidelijk moeten zijn wie de aanvraag doet (onderdeel a), wat de aard en omvang van de beoogdehandeling is, welk belang de aanvrager bij de aanvraag heeft en met welk doel deze handeling zalworden verricht (onderdeel c). Het doel van de handeling kan bepalend zijn voor de vraag welkbestuursorgaan in een concreet geval als bevoegd gezag optreedt, bijvoorbeeld GS als het gaat oméén van de in artikel 6.4 van de Waterwet omschreven categorieën grondwateronttrekkingen(gebruiksdoelen) of een waterschap ingeval van een andersoortige onttrekking. Bij grondwateronttrek-kingen is het gebruiksdoel ook relevant om te kunnen toetsen op efficiënt en effectief gebruik van hette onttrekken grondwater, zoals de eventuele noodzaak om drinkwaterkwaliteit te leveren. Deaanvrager kan de eigenaar of beheerder zijn of een gemachtigde die namens hen optreedt (onderdeelg). In de tweede plaats gaat het om informatie over een uitvoerder van de handeling, als dat nietdezelfde persoon is als de aanvrager (onderdeel f). De plaatsbepaling (onderdeel b) is een belangrijkgegeven voor de beoordeling van de voorgenomen handeling. De aanduiding van de locatie is ookvan belang voor de bepaling van het bevoegde gezag. Bij deze geografische gebiedsaanduiding kanhet gaan om het adres, de kadastrale gegevens, de X/Y-coördinaten, de kilometerraai, of een combina-tie hiervan. Om te voorkomen dat de verstrekte informatie tot onduidelijkheden bij het bevoegdegezag leidt, dient de aanvrager zo nauwkeurig mogelijk aan te geven waar de beoogde handeling zalplaatsvinden. Afhankelijk van de situatie is de keus voor de ene of de andere aanduiding meer ofminder logisch. Het adres en de kadastrale gegevens zijn in het algemeen van belang, maar zijn in hetgeval van bijvoorbeeld een handeling op de Noordzee minder voor de hand liggend. In het tweede lidwordt gevraagd een nadere aanduiding van de locatie te geven, bijvoorbeeld door een situatieteke-ning met een functionele schaal te overleggen. In veel gevallen zal een schaal van 1:10.000 voldoendezijn, maar als bijvoorbeeld sprake is van het aanleggen van een lange transportleiding is een mindernauwkeurige schaal te prefereren, terwijl in andere gevallen juist een meer gedetailleerde schets ofkaart gewenst kan zijn.Vervolgens hebben de indieningsvereisten betrekking op de gevolgen van de voorgenomen hande-ling, voor zover die gevolgen relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag om een watervergun-ning (onderdeel d). Bij het omschrijven van de gevolgen van de voorgenomen handeling gaat het omhet in beeld brengen van alle effecten op de in artikel 2.1 van de wet genoemde doelstellingen(integraal toetsingskader). Op grond van het tweede lid van dat artikel worden bij deze toetsing ook debelangen meegenomen zoals die zijn verwoord in artikel 6.11 van de wet. Het gaat hierbij bijvoorbeeldom milieubelangen die spelen in de Nederlandse exclusieve economische zone en om het belang datgediend is met de bescherming van de doelmatige werking van zuiveringtechnische werken. Hoe degevolgen van een voorgenomen handeling precies moeten worden omschreven hangt van het gevalaf. De effecten van bijvoorbeeld een lozing van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam wordenenerzijds bepaald door de lozing, anderzijds door de aard, omvang en functie van het ontvangendewater met bijbehorende waterkwaliteitseisen en eventuele cumulatieve effecten als gevolg vanandere, gelijksoortige lozingen. In de praktijk zal een vergunningaanvrager naar verwachting niet inalle gevallen over de informatie beschikken om de gevolgen van de lozing voor het ontvangendeoppervlaktewater (concreet) in kaart te brengen. Wel zal hij zoveel als mogelijk gegevens over de te

81 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 82: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

lozen stoffen kunnen en dienen aan te bieden. Dit betekent dat hij enerzijds in gegevens van ‘eigen’stoffen zal dienen te voorzien, anderzijds er bij leveranciers van gebruikte en te lozen stoffen op zalmoeten aandringen deze informatie te leveren. Van belang hierbij is de eigen verantwoordelijkheidvan de lozer. Omvangrijke (industriële) inrichtingen kunnen zo nodig expertise inhuren om de vereistegegevens te laten verzamelen. In geval van lozingen, die milieuhygiënisch minder bezwaarlijk zijn, ofwanneer het om een relatief eenvoudige lozing gaat, kan het aanleveren van de onderhavigegegevens wel eens tot disproportionele kosten leiden. In het vooroverleg kan een en ander redelijker-wijs bezien en geregeld worden. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor grondwateronttrekkingen. Afhankelijkvan onder meer de omvang en diepte van de onttrekking, de opbouw en samenstelling van de bodem,en de gebiedsspecifieke omstandigheden kan het noodzakelijk zijn de gevolgen van een grondwater-onttrekking met behulp van onderbouwende onderzoeksrapporten en berekeningen in beeld tebrengen. In andere gevallen zal de noodzaak daartoe niet of veel minder aanwezig zijn.Bij onderdeel e vermeldt de aanvrager de periode waarvoor vergunning wordt gevraagd. Als sprake isvan een periode van beperkte tijdsduur wordt van de aanvrager verlangd om zo concreet mogelijk aante geven wanneer met de handeling wordt begonnen, en wanneer de tijdelijke periode verstrijkt en dehandeling zal zijn beëindigd. Bij vergunningen voor onbepaalde tijd wordt de datum vermeld waaropmet de handeling wordt begonnen.

Artikel 6.20

Het eerste lid, regelt de toegestane bestandsformaten bij de elektronische vergunningaanvraag. Eenvergunningaanvraag bevat naast de formuliergegevens meestal ook een aantal bijlagen. In het gevalvan een elektronische aanvraag zijn dit digitale tekeningen en rapporten. Deze moeten digitaal kunnenworden ingezien door het bevoegd gezag en digitaal kunnen worden gearchiveerd. Uitgangspunt isdat een ingediend digitaal document tijdens de behandeling niet kan worden gewijzigd en ongewij-zigd, dus zonder conversie, kan worden gearchiveerd.Binnen het Omgevingsloket online wordt een beperkt aantal open of, indien die nog niet beschikbaarzijn, de facto standaarden gebruikt. Als het aantal formaten niet zou worden beperkt, kan het bevoegdgezag worden geconfronteerd met een eindeloze variatie aan formaten, waarvoor het niet over degeschikte programmatuur beschikt om deze te kunnen lezen en gebruiken. Veel aanvragers zullenechter niet beschikken over de juiste conversiehulpmiddelen om tot de voorgeschreven standaardfor-maten te komen. Hierdoor zou een belemmering kunnen ontstaan voor de leveranciers en gebruikersvan software met een afwijkend bestandsformaat. Het Omgevingsloket online biedt hiervoor eenservice aan de aanvrager om kosteloos een goede conversie te kunnen maken. De aanvrager wordtgeacht om het geconverteerde bestand zelf te controleren op vorm en inhoud, voorafgaand aan deindiening. In de volgende tabel staat aangegeven welke conversies mogelijk zijn via het Omgevingslo-ket online.

Conversietabel bestandsformaten

PNG TIFF PDF SVG

Foto’s PNG x x x

GIF x x x

JPG x x x

Scan TIFF x x

Office PDF x x x

DOC x x x

XLS x x x

ODT x x x

ODS x x x

82 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 83: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

PNG TIFF PDF SVG

Tekeningen SVG x x

DWG1 x x

DGN x x

DXF x x

DRW x x

AWF x x

1 Een DWG-bestand kan worden geconverteerd nar PDF/A-1b of PDF/X, dan wel naar SVG 1.1.

Het tweede lid van artikel 6.20 regelt dat digitale bestanden alleen als ‘read only’ (alleen lezen)bestand mogen worden ingediend. Dit vereiste waarborgt dat de gegevens en bescheiden die langselektronische weg worden ingediend, afkomstig zijn van de aanvrager en geen andere vorm of inhoudhebben gekregen dan door hem werd beoogd. Mede als gevolg van de Archiefwet is het niettoegestaan om de bestanden te voorzien van ‘extra layers’, dat wil zeggen van additionele informatieover het bestand. Alle relevante informatie moet in het bestand zijn opgenomen en daarin als ‘alleenlezen (ook wel: read only)’ zijn aangemerkt.

Artikel 6.21

In dit artikel staan de indieningsvereisten voor het in een oppervlaktewaterlichaam brengen vanstoffen of het met behulp van een werk, niet zijnde een openbaar vuilwaterriool, lozen van stoffen opeen zuiveringtechnisch werk. Het gaat hierbij om een aanvulling van de in de artikelen 6.19 en 6.20gevraagde gegevens. De hier omschreven vereisten zijn grotendeels gebaseerd op de indieningsver-eisten zoals die oorspronkelijk in artikel 7 van het Uitvoeringsbesluit verontreiniging rijkswaterenstonden.

De indieningsvereisten maken geen onderscheid tussen IPPC-bedrijven (inrichtingen waartoe eengpbv-installatie behoort) en overige bedrijven, omdat de extra gegevens die nodig zijn op grond vande IPPC-richtlijn3 ook voor de overige bedrijven vaak relevant zijn. Bovendien zijn de administratievelasten voor het verstrekken van gegevens waar die volgens de IPPC-richtlijn voor die categorieënbedrijven niet expliciet vereist zouden behoeven te worden, naar verwachting beperkt. Overigenswerd een dergelijk onderscheid sinds 31 oktober 1999 (de datum van inwerkingtreding van het Besluitvan 24 augustus 1999, houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit verontreiniging rijkswateren metbetrekking tot de bij een vergunningaanvraag te verstrekken gegevens, Stb. 397) ook al niet meergemaakt. Door aan de indiening van de aanvraag vooroverleg met het bevoegd gezag te latenvoorafgaan kan de aanvrager zich op de hoogte stellen van welke informatie hij op welk detailniveauin het concrete geval dient te overleggen. Opgemerkt wordt dat ook de Ministeriële regeling omge-vingsrecht (Mor) in dit opzicht geen onderscheid maakt tussen inrichtingen die onder bijlage I van derichtlijn vallen en andere inrichtingen.

Met onderdeel a wordt beoogd het vergunningverlenend gezag snel inzicht te geven in de soort lozingen de activiteiten waaruit de lozing voortkomt, voor zover deze informatie nog niet in het kader vanartikel 6.19, eerste lid, onderdeel c, is vermeld. Hierdoor kan de vergunningverlener sneller tot eeninschatting komen ten aanzien van de gegevens die in het concrete geval relevant zijn om de lozing tebeoordelen, wat kan bijdragen aan de snelheid en efficiëntie van het vergunningverleningsproces. Bijde omschrijving van de lozing wordt onder andere vermeld of deze continu dan wel discontinuplaatsvindt, en met welke regelmaat de lozingen of deellozingen plaatsvinden.

Met onderdeel b van dit artikel betreffende gegevens over de aard, samenstelling, eigenschappen,hoeveelheid en herkomst van de stoffen, kan inzicht worden verkregen in de milieubezwaarlijkheidvan de lozing. Beoogd wordt de verantwoordelijkheid voor het verkrijgen van dergelijke gegevens bijde lozer te houden. Met aard wordt bedoeld de soort stof of stoffen (bijvoorbeeld een verzamelnaam),met samenstelling wordt bedoeld de meer specifiek chemische samenstelling van de lozing. Ondereigenschappen wordt verstaan fysische eigenschappen zoals temperatuur en zuurgraad, maar ook deeigenschappen die specifiek van belang zijn met het oog op de milieubezwaarlijkheid (zoals (eco-)toxiciteit, accumulerend vermogen, afbreekbaarheid, et cetera) van de individuele stoffen dan wel het

3 Richtlijn 2008/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 januari 2008 inzake geïntegreerdepreventie en bestrijding van verontreiniging (PbEU L 24).

83 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 84: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

mengsel. De hoeveelheid heeft betrekking op de totale lozing, maar ook op het aandeel van debedoelde stoffen daarin. In de aanvraag moet, voor zover van toepassing, ook de mate van thermischeverontreiniging (warmte) in beeld worden gebracht. Met de vraag naar de herkomst wordt beoogd ookinzicht te krijgen waar de stoffen hun oorsprong vonden (bijvoorbeeld: afkomstig van een bepaaldeactiviteit ter plekke of elders).

Onderdeel c van dit artikel heeft betrekking op de maatregelen en voorzieningen die worden getroffenter voorkoming of, indien dat niet mogelijk is, ter vermindering van de lozing.

In onderdeel e is beoogd om de aanvrager inzicht te laten verstrekken over processen, zodat hetbevoegd gezag in staat is te beoordelen of de aanvrager het voorzorgsbeginsel ter harte heeftgenomen, met name of aan de stand der techniek wordt voldaan. Bij bedrijven die aantonen dat zijdaarin hun eigen verantwoordelijkheid genomen hebben en daarmee de milieubelasting tot eenaanvaardbaar minimum hebben beperkt of aantonen dat binnen afzienbare termijn te zullen doen, kanhet bevoegd gezag oordelen dat gedetailleerde informatie achterwege kan blijven om toch eenkwalitatief goede beoordeling van de aanvraag tot lozing te kunnen maken. Een rol in die beoordelingkan het bedrijfsmilieuplan en/of het milieuzorgsysteem van het betreffende bedrijf spelen.

In onderdeel f wordt een rioleringstekening voorgeschreven. Het is van belang dat alle reguliere, maarook calamiteuze afvoerroutes in beeld worden gebracht. De rioleringstekening zal dan ook eencompleet overzicht van de aanwezige riolering moeten bevatten, waarmee bedrijfsafvalwater,huishoudelijk afvalwater, al dan niet verontreinigd hemelwater, etc. wordt afgevoerd.

Onderdeel l is opgenomen omdat de aanvraag voor het algemene publiek voldoende inzicht moetgeven om zich daarover een oordeel te kunnen vormen.

Artikel 6.22

In dit artikel wordt bepaald dat, indien de exploitatie van een installatie negatieve en significanteeffecten op het milieu van een andere lidstaat zou kunnen hebben, of wanneer een lidstaat in verbandmet milieueffecten daartoe een verzoek instelt, de gegevens die bij de aanvraag aan het bevoegdgezag worden verstrekt, ook aan de betrokken andere lidstaat dienen te worden overgelegd. Dezegegevens dienen aan die andere lidstaat te worden verstrekt op hetzelfde moment dat de gegevensaan de eigen onderdanen worden bekendgemaakt. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 17, eerstelid, van de IPPC-richtlijn. Gelet op de ligging van Nederland in de delta van de grote rivieren heeft ditartikel nauwelijks of geen praktische betekenis. Overigens betreft het een voortzetting van deverplichting zoals die sinds 1999 in het Uitvoeringsbesluit verontreiniging rijkswateren en in dedesbetreffende verordeningen van de waterschappen is opgenomen.

Artikel 6.23

Dit artikel bevat de indieningsvereisten voor het brengen van stoffen in de zee. Deze vereisten zijngebaseerd op de in het kader van de uitvoering van de Wet verontreiniging zeewater verlangdegegevens en bescheiden. Het staat de aanvrager in beginsel vrij vergunning te vragen voor alle inartikel 6.3 genoemde handelingen, maar van oudsher wordt een stringent beleid gehanteerd bij hetverlenen van ontheffingen en vergunningen voor werkzaamheden en activiteiten in de Noordzee.Feitelijk worden alleen stortingen van baggerspecie vergund, mits aan bepaalde (kwaliteits)criteriawordt voldaan en er geen landalternatief voor handen is. Daarom zijn de indieningsvereisten zoalsverwoord in artikel 6.23 toegesneden op het storten van baggerspecie in zee. Als een initiatiefnemerandere activiteiten of werkzaamheden wil verrichten, moet dit via het vooroverleg met het bevoegdegezag (Dienst Noordzee van Rijkswaterstaat) expliciet aan de orde worden gesteld.Bij onderdeel a wordt gevraagd de baggerlocatie en de stortlocatie te omschrijven. Het gaat daarbij inelk geval om de X/Y-coördinaten en een overzichtskaart van beide locaties. Bij onderdeel b dienen deaard, samenstelling, eigenschappen en hoeveelheid van het te baggeren en te storten materiaal teworden vermeld. Het gaat hierbij om de aard (zoals zand, klei, leem, slib), de chemische samenstel-ling, de korrelgrootteverdeling, het drogestofgehalte en om de hoeveelheid in m3. Bij het beoordelenvan de toelaatbaarheid van het storten van baggerspecie in de Noordzee zal het bevoegde gezag denormen die worden gehanteerd bij de zogenaamde zoutebaggertoets (zie http://www.helpdeskwater.nl/zeeslib/norm/) als referentie hanteren. Uit de aanvraag zal dan ook moetenblijken in hoeverre de baggerspecie aan deze normen voldoet. In de praktijk zal de aanvrageranalyserapporten van de chemische samenstelling van de baggerspecie als bijlage bij de aanvraagvoegen. Op grond daarvan kan het bevoegd beoordelen of de baggerspecie voor storting in deNoordzee in aanmerking komt.De in onderdeel c bedoelde omschrijving geeft inzicht in het aantal boringen, monsters en analyses,zoals vastgelegd in NEN 5720:2009 Ontw. nl.Het Besluit bodemkwaliteit (toepassing van grond en baggerspecie, zoals suppleties, loswalstortingen)

84 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 85: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

is van toepassing binnen de 12-mijlszone. De indieningsvereisten voor een watervergunning geldendus primair voor het verspreiden van bagger en grond buiten deze zone, dus in de exclusieveeconomische zone.

Artikelen 6.24 tot en met 6.26

Een groot deel van de benodigde informatie ten behoeve van de vergunningaanvraag voor hetgebruik van een waterstaatswerk dient op basis van de algemene indieningsvereisten van artikel 6.19en 6.20 te worden aangeleverd. In artikel 6.24 is een aantal aanvullende indieningsvereisten opgeno-men: vermelding van de wijze waarop gebruik zal worden gemaakt van het waterstaatswerk of debeschermingszone, en een toelichtende tekening.Voor het maken en behouden van een installatie en/of het leggen van kabels en leidingen in deNederlandse EEZ gelden daarnaast nog een aantal specifieke indieningsvereisten. Een beschrijvingvan de gevolgen voor het milieu (voortvloeiend uit het in artikel 6.11, eerste lid, van de Waterwetneergelegde bredere afwegingskader) is reeds verplicht op grond van artikel 6.19, onderdeel d.

Artikel 6.25 regelt een aantal aanvullende indieningsvereisten met betrekking tot de waterbodem. Alssprake is van werkzaamheden aan of in een waterstaatswerk waarbij een al dan niet verontreinigdewaterbodem geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, zoals bij baggeren van een haven, moet inzichtworden gegeven in de hoeveelheid te verwijderen baggerspecie. Daarnaast moet de omvang van hette baggeren oppervlak worden vermeld. Het toepassen van verontreinigde baggerspecie elders wordtgereguleerd door het Besluit bodemkwaliteit, waarbij onder meer de samenstelling/kwaliteit van hetmateriaal aan de waterbeheerder moet worden gemeld.

Zoals in het algemene deel van deze toelichting al uiteen is gezet, blijft het mogelijk dat het bestuurvan een waterschap op grond van artikel 6.14, tweede lid, van de wet bij verordening aanvullendeindieningsvereisten stelt.

Artikel 6.27 tot en met 6.29

Deze artikelen bevatten de indieningsvereisten voor het onttrekken van grondwater of het infiltrerenvan water. Deze vereisten zijn grotendeels gebaseerd op de informatie die in het kader van deuitvoering van de Grondwaterwet werd verlangd. In artikel 6.19, onderdeel c, wordt onder meergevraagd naar de reden en het doel van de voorgenomen handeling. Voor grondwateronttrekkingen isspecifiek het (gebruiks)doel van belang om (1) het bevoegd gezag te kunnen bepalen, en (2) om deaanvraag te kunnen toetsen op efficiënt en effectief gebruik. Vanwege dit laatste zal bekend moetenzijn waarvoor het onttrokken grondwater wordt gebruikt, en of het bijvoorbeeld gaat om een bepaaldevoorgeschreven (drink)waterkwaliteit. In artikel 6.27, onderdeel a, wordt expliciet naar dit gebruiksdoelgevraagd.Om een koppeling te kunnen maken met GIS/GBKN/Topkaarten is het gewenst dat de locatie van alleaanwezige putten wordt ingemeten ten opzichte van het Rijksdriehoeksnet (onderdeel c van artikel6.27 en onderdeel b van artikel 6.28).Op grond van artikel 6.28, onderdeel h, en artikel 6.29, onderdeel d, wordt bij de aanvraag inzichtgegeven in de samenstelling van het te infiltreren respectievelijk in de bodem te brengen water.Bijlage VII van deze regeling is hierbij richtinggevend. Per geval zal een keus moeten worden gemaaktuit de in deze bijlage vermelde parameters. In het vooroverleg kunnen hierover nadere afsprakenworden gemaakt.Indien het onttrekken van grondwater gepaard gaat met een lozing van grondwater in een oppervlak-tewaterlichaam, bijvoorbeeld om een bouwput droog te houden, zijn niet alleen de indieningsvereis-ten van deze artikelen, maar ook die van artikel 6.21 van belang.

Artikel 6.30

Dit artikel bevat de indieningsvereisten voor het brengen van water in of het onttrekken van water aaneen oppervlaktewaterlichaam. Deze vereisten zijn grotendeels gebaseerd op de informatie die in hetkader van de uitvoering van de Wet op de waterhuishouding werd verlangd. Het is van belang dat hetbevoegd gezag inzicht krijgt in de grootte van de voorgenomen onttrekking of lozing met het oog opde aard en omvang van het betreffende oppervlaktewaterlichaam. Op grond van de in artikel 6.19verlangde informatie, aangevuld met de in dit artikel gevraagde gegevens, kan de waterbeheerder zicheen goed oordeel vormen van de toelaatbaarheid van de beoogde handeling. Op grond van onderdeela moet de aanvraag voorzien zijn van een onderbouwing van de noodzaak tot het brengen van waterin een oppervlaktewaterlichaam. Bij deze onderbouwing wordt ingegaan op mogelijkheden totvasthouden, bergen en afvoeren van het water (de zogenaamde trits conform het Nationaal bestuurs-akkoord water).Bij grote onttrekkingen (met name uit Rijkswateren) is de inzuigsnelheid bij het inlaatwerk van belangin verband met de bescherming van vissen. Op grond van de in onderdeel b gevraagde informatie kan

85 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 86: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

deze inzuigsnelheid worden berekend. Onder ligging van de inlaat- en lozingswerken wordt de diepteen de afstand tot de vaargeul verstaan. Deze gegevens zijn onder meer van belang in verband met hetvaarwegbeheer. Ter bescherming van juveniele vis is het tevens van belang dat in het voorjaar niet teveel water wordt onttrokken. Daarom wordt op grond van onderdeel c inzicht gevraagd in de perperiode te onttrekken en te lozen hoeveelheden water. Met deze informatie, aangevuld met dedimensies van het watersysteem waaruit wordt onttrokken, kan een inschatting worden gemaakt vande omvang van het gebied waar kritische snelheden voor vislarven en juveniele vis wordenoverschreden.

De artikelen 7.2 tot en met 7.15

Deze artikelen komen overeen met de voorschriften voor meten, bemonsteren en analyseren tenbehoeve van de vaststelling van de verontreinigingsheffing ter zake van lozen op een oppervlaktewa-terlichaam in beheer bij het Rijk, zoals voorheen geregeld in het Uitvoeringsbesluit verontreinigingrijkswateren.

Artikel 7.2

Op basis van artikel 7.5, vierde lid, van de wet wordt indien de uitkomst van de methode tot bepalingvan het chemisch zuurstofverbruik in belangrijke mate beïnvloed wordt door biologisch niet ofnagenoeg niet afbreekbare stoffen daarop een correctie toegepast. In het derde lid is hiertoe dezogenaamde T-correctie opgenomen. Bij biologisch gezuiverd afvalwater dat vanuit communalerioolwaterzuiveringsinrichtingen in rijkswateren wordt gebracht en biologisch gezuiverd bedrijfsafval-water met een biochemisch zuurstofverbruik van niet meer dan 20 mg/l moet de methode van hetbiochemisch zuurstofverbruik na 5 dagen worden aangewend. In de overige gevallen dient een anderetoereikende methode te worden gebruikt ter bepaling van het chemisch zuurstofgebruik van debiologisch niet of nagenoeg niet afbreekbare stoffen.

Artikel 7.5

Indien op basis van het tweede lid wordt afgeweken van de voorschriften in deze regeling wordt ditvastgelegd in een besluit. Op basis van het derde en vierde lid, dient de heffingsambtenaar in zijngenomen besluiten aan te geven voor welk heffingsjaar of welke heffingsjaren die besluiten gelden.Indien zodanige beschikkingen in de loop van het heffingsjaar door de heffingsambtenaar wordengegeven gelden ze slechts voor het resterend gedeelte van dat heffingsjaar en voor de daaropvol-gende aangegeven heffingsjaren ten aanzien waarvan die beschikkingen gelden. De meting, bemon-stering en analyse over het reeds verstreken gedeelte van het heffingsjaar is immers reeds geschied.In het vijfde lid is mede de bevoegdheid voor de heffingsambtenaar opgenomen om de ingevolge hettweede lid genomen besluiten samen te voegen. Het is immers zeer goed mogelijk dat de heffingplich-tige een aanvraag indient om van één of meer van de in de regeling opgenomen voorschriften temogen afwijken en dat de heffingsambtenaar aanleiding ziet om van zijn in het tweede lid, onderdeela, bedoelde bevoegdheid gebruik te maken.De wijziging of intrekking in de loop van het heffingsjaar van een beschikking op grond van hetzevende lid geldt slechts voor het nog resterende gedeelte van het heffingsjaar en de daarop volgendeheffingsjaren ten aanzien waarvan de gewijzigde of ingetrokken beschikking gold.

Bijlage II kaart waterkwaliteitsbeheer

Op deze kaart worden de grenzen van de oppervlaktewaterlichamen vastgelegd, waarbinnen het Rijkwaterkwaliteitsbeheerder is op grond van de Waterwet. De regeling sluit op dit punt aan bij debestaande verdeling van taken en bevoegdheden op grond van de Wet verontreiniging oppervlakte-wateren, de Wet verontreiniging zeewater en het waterbodemdeel van de Wet Bodembescherming.Voorts worden op deze kaart de drogere oevergebieden binnen Rijkswateren begrensd. Drogereoevergebieden worden aangewezen in die oppervlaktewateren, waartoe gronden behoren, die niet ofnauwelijks invloed ondergaan van het daarin voorkomende water. Op deze gebieden blijft de Wetbodembescherming van toepassing, in plaats van artikel 6.2 van de Waterwet.

Rijksrivieren

Voor Rijksrivieren wordt de grens voor wat betreft het waterkwaliteitsbeheer doorgaans op debuitenkruinlijn van de rivierdijk gelegd waar het rivierbed smal is, zoals in de Nieuwe Waterweg of deOosterschelde. Dit principe lijdt in een beperkt aantal gevallen uitzondering, om recht te kunnen doenaan de huidige verdeling van bevoegdheden. Een voorbeeld hiervan is de Westerschelde: ondanks hetfeit dat het rivierbed hier relatief smal is, is hier een aantal hoogwatervrije zones aanwezig, met namein de havengebieden, die zijn aangewezen als drogere oevergebieden. In deze gebieden ligt de grensvoor wat betreft het waterkwaliteitsbeheer niet op de buitenkruinlijn van de dijk, maar op de insteek

86 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 87: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

van de oever. Het gaat om gebieden in het Sloegebied, de Braakmanhaven, de Buitenhaven enHansweert.

Waar het rivierbed breed is, zoals in het oostelijke stroomgebied van de Rijn of de onbedijkte Maas,wordt de grens voor wat betreft het waterkwaliteitsbeheer gelegd op een lijn, die overeenkomt meteen bepaalde overstromingsfrequentie. Deze frequentie is lager dan de overstromingsfrequentie diewordt gebruikt om de lijn van de hoogwaterkerende gronden te bepalen. Langs de Rijn komen indergelijke gebieden buitendijks gelegen hoogwatervrije zones voor. De niet frequent overstroomdegebieden langs de onbedijkte Maas en de buitendijks gelegen hoogwatervrije zones langs de Rijnworden aangewezen als drogere oevergebieden.

Grote meren met een vast peil

In principe worden grote meren met een vast peil, zoals het IJsselmeer en het Veerse Meer, voor watbetreft het waterkwaliteitsbeheer begrensd op de waterlijn behorend bij het hoogste geldendewaterpeil conform het peilbesluit voor deze wateren. Eventueel aanwezige plas-draszones wordenhierbij tot het oppervlaktewaterlichaam gerekend. Dit principe lijdt uitzondering in gevallen, waarinzich een waterkering bevindt in nabijheid van de waterlijn. In deze gevallen wordt de beheergrensdoorgrens voor deze twee onderdelen op de buitenkruinlijn van de waterkering gelegd, aangeziendeze in dat geval een in het landschap duidelijker zichtbare grens vormt.

Op deze hoofdlijn is een aantal uitzonderingen gemaakt, die zijn vastgelegd op deze kaart. Dezeuitzonderingen zijn conform de huidige verdeling van bevoegdheden. De eilanden en een aantalnatuurgebieden gelegen in het Veerse Meer zijn doorgaans hoogwatervrij, gelet op de waterstandenconform het huidige peilbesluit. Daarom worden deze aangewezen als drogere oevergebieden.Hetzelfde geldt voor de eilanden en een aantal recreatieterreinen in de Grevelingen.

Kanalen

In de meeste gevallen wordt de nat-droog grens aangehouden als begrenzing voor het waterkwali-teitsbeheer. Deze wordt doorgaans op de damwanden aan weerszijden van het kanaal of op de insteekvan de oever gelegd. Natuurvriendelijke oevers en plas-draszones worden voor wat betreft hetwaterkwaliteitsbeheer bij het kanaal gerekend, omdat deze doorgaans onder invloed staan van dewaterkwaliteit in het kanaal. Op deze hoofdlijn is een aantal uitzonderingen gemaakt, om recht tekunnen doen aan de bestaande verdeling van bevoegdheden. Deze uitzonderingen zijn weergegevenop de kaart. Voor de kanalen behorend tot de Rijkswateren in Zuid-Holland wordt de buitenkruinlijnvan de waterkering conform de reeds bestaande afspraken als grens voor het waterkwaliteitsbeheergehanteerd. Bovendien is het Rijk op grond van de huidige bevoegdheidsverdeling geen waterkwali-teitsbeheerder van het Merwedekanaal en het deel van de gekanaliseerde Hollandse IJssel liggend inde provincie Utrecht. Het Rijk voert daar wel het waterkwantiteits- en waterstaatkundig beheer.Hetzelfde geldt voor de Rijkswaterleidingen in de provincie Zeeland: ook hier is het Rijk geenwaterkwaliteitsbeheerder, maar voert het Rijk wel het waterkwantiteits- en waterstaatkundig beheer. Inhet Antwerps Kanaalpand wordt conform de reeds bestaande bevoegdheidsverdeling een NAP-lijn alsgrens gehanteerd. Ook deze is ingetekend op de kaart.

Bijlage III kaart waterkwantiteitsbeheer

Op deze kaart wordt aangegeven, binnen welke grenzen het Rijk waterkwantiteitsbeheerder is vanoppervlaktewaterlichamen op grond van de Waterwet. Hierbij is in principe de bestaande verdelingvan taken en bevoegdheden op grond van de Wet op de waterhuishouding gevolgd. In veel gevallenoverlapt de grens voor het waterkwanititeitsbeheer met die voor het waterkwaliteitsbeheer. Dit isechter niet altijd zo: voor bijvoorbeeld het Merwedekanaal, het deel van de gekanaliseerde HollandseIJssel liggend in de Provincie Utrechten de Rijkswaterleidingen in de provincie Zeeland is het Rijk welwaterkwantiteitsbeheerder, maar geen waterkwaliteitsbeheerder.

Rijksrivieren

Net als bij het waterkwaliteitsbeheer wordt voor het waterkwantiteitsbeheer doorgaans aangeslotenbij de buitenkruinlijn van de rivierdijk in die gebieden waar het rivierbed smal is, zoals in de NieuweWaterweg. Waar het rivierbed breed is, zoals in het oostelijke stroomgebied van de Rijn of deonbedijkte Maas, ligt de grens voor het waterkwantiteitsbeheer in veel gevallen niet gelijk met die vanhet waterkwaliteitsbeheer. De grens voor de waterkwantiteit ligt in het algemeen op de waterlijn(zomerbed en hiermee in open verbinding staande wateren) dan wel op de zomerkades, indien dieaanwezig zijn.

Dit principe lijdt in een beperkt aantal gevallen uitzondering, om recht te kunnen doen aan de huidige

87 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 88: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

verdeling van bevoegdheden. Een voorbeeld hiervan is de situatie aan de Westerschelde, waar eenaantal drogere oevergebieden is aangewezen (zie de toelichting bij bijlage II). Hoogwatervrije zones,die zijn aangewezen als droger oevergebied, vallen doorgaans niet binnen het waterkwantiteitsbeheervan het Rijk, nu hier normaliter helemaal geen water komt. Op deze manier blijven de grenzen voorwaterkwaliteitsbeheer en waterkwantiteitsbeheer bovendien overlappen. Dit is bijvoorbeeld het gevalbij de drogere oeverzones langs de Westerschelde in het Sloegebied, de de Braakmanhaven, deBuitenhaven en Hansweert. Hier ligt de grens voor het waterkwantiteitsbeheer net als die voor hetwaterkwaliteitsbeheer op de insteek van de oever.

Grote meren met een vast peil

Voor grote meren met een vast peil, zoals het IJsselmeer of het Veerse Meer, wordt de waterkwanti-teitsgrens doorgaans op dezelfde plaats gelegd als de waterkwaliteitsgrens, te weten op de waterlijnbehorend bij het hoogste geldende waterpeil conform het peilbesluit voor deze oppervlaktewaterlicha-men. Eventueel aanwezige plas-draszones worden hierbij tot het oppervlaktewaterlichaam gerekend.Dit principe lijdt uitzondering in gevallen, waarin zich een waterkering bevindt in nabijheid van dewaterlijn. In deze gevallen wordt de beheergrens doorgrens voor dit onderdeel op de buitenkruinlijnvan de waterkering gelegd, aangezien deze in dat geval een in het landschap duidelijker zichtbaregrens vormt. Voor zover in de grote meren drogere oevergebieden zijn aangewezen, zoals voor watbetreft de eilanden en een aantal natuurgebieden in het Veerse Meer en de eilanden en een aantalrecreatieterreinen in de Grevelingen, vallen deze niet binnen het waterkwantiteitsbeheer van het Rijk.

Kanalen

In de meeste gevallen wordt de nat-droog grens aangehouden als begrenzing voor het waterkwanti-teitsbeheer, en wordt dus dezelfde grens gehanteerd als voor het waterkwaliteitsbeheer. In een aantalkanalen heeft het Rijk wel het waterkwantiteitsbeheer, maar niet het waterkwaliteitsbeheer, te wetenhet Merwedekanaal, het deel van de gekanaliseerde Hollandse IJssel liggend in de Provincie Utrechtende Rijkswaterleidingen in de provincie Zeeland. In deze gevallen wordt bij de begrenzing gewoon dehoofdregel gevormd: insteek van de oever of de damwand aan de buitenzijde van het kanaal, waarbijeventuele plas-draszones en natuurvriendelijke oevers tot het oppervlaktewaterlichaam wordengerekend. Voor de kanalen in Zuid-Holland wordt net als voor wat betreft het waterkwaliteitsbeheer debuitenkruinlijn als grens gehanteerd. Voor het Antwerps Kanaalpand wordt een NAP-lijn als grensgenomen, conform de huidige bevoegdheidsverdeling. Beide afwijkende grenzen zijn als zodanigingetekend op deze kaart.

Bijlage IV Kaart Waterstaatkundig Beheer

Op deze kaart is het vastgelegd binnen welk gebied het Rijk waterstaatkundig beheerder is in de zinvan de Waterwet. Naast oppervlaktewaterlichamen heeft het Rijk nog andere waterstaatswerken inbeheer, zoals waterkeringen. De begrenzing van deze waterstaatswerken geschiedt in de daarbijbehorende leggers en niet in deze regeling. Voor wat betreft het waterstaatkundig beheer vanoppervlaktewaterlichamen sluit de regeling aan bij de situatie die is ontstaan bij de uitvoering van deWet beheer rijkswaterstaatswerken, inclusief het Besluit Rijksrivieren. Op grond van artikel 6.16 vanhet Waterbesluit wordt daarnaast een aantal gebieden binnen oppervlaktewaterlichamen vrijgesteldvan de werking van paragraaf 6.6 van het Waterbesluit en dus van de vergunningplicht voor hetgebruik van waterstaatswerken. Ook deze vrijstellingsgebieden zijn ingetekend op de kaart in bijlageIV. Dit vergroot de overzichtelijkheid van het geheel en toont in één kaartbeeld waar wel en waar nieteen vergunning voor het gebruik van waterstaatswerken van het Rijk vereist is.

Buiten de gebieden die al waren vrijgesteld van de vergunningplicht op grond van de Wet beheerrijkswaterstaatswerken als gevolg van het Besluit Rijksrivieren, wordt een aantal nieuwe gebiedenvrijgesteld op grond van artikel 6.16 Waterbesluit. Het gaat hierbij om relatief kleine gebieden, dieformeel weliswaar binnen het waterstaatkundig beheergebied van het Rijk vallen, maar die vanondergeschikt waterstaatkundig belang zijn gelet op het oppervlaktewaterlichaam waarvan zijonderdeel uitmaken. In deze gebieden vinden doorgaans wel de nodige activiteiten plaats. Gelet op deper definitie geringe waterstaatkundige invloed van activiteiten in deze gebieden, is het niet zinvol omhiervoor een vergunning voor het gebruik van waterstaatswerken te eisen. Hierbij moet met namegedacht worden aan (jacht)havens in buitendijks gebied binnen Rijkswateren en aan reeds bestaandebuitendijks gelegen woonwijken en recreatieterreinen.

Rijksrivieren

Voor wat betreft het onderdeel waterstaatkundig beheer wordt voor wat betreft de gebieden die deeluitmaken van oppervlaktewaterlichamen die vielen onder het Besluit Rijksrivieren de begrenzing zoalsvastgelegd in het recent gewijzigde Besluit Rijksrivieren nagenoeg geheel overgenomen, inclusief de

88 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 89: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

gebieden die op grond van artikel 6.16 van het Waterbesluit al in het Waterbesluit zijn aangewezen alsvrijstellingsgebied. De belangrijkste uitzondering hierop is de Westerschelde. Deze is niet meegeno-men bij de recente herziening van het Besluit Rijksrivieren. Daarom is op deze kaart een nieuwebegrenzing opgenomen, waarin alle wijzigingen sinds de laatste relevante herziening van het BesluitRijksrivieren zijn verwerkt. Hierbij is uiteraard wel uitgegaan van de bestaande afspraken tussen dewaterbeheerders in het gebied.

Grote meren met een vast peil

Voor het waterstaatkundig beheer van deze oppervlaktewaterlichamen is aangesloten bij de huidigeafspraken omtrent het beheer, inhoudende dat de grens voor waterstaatkundig beheer op debuitenkruinlijn van de primaire waterkering rond het meer is gelegd. In het Volkerak-Zoommeer, hetVeerse Meer en de Grevelingen zijn de daar aangewezen drogere oevergebieden vrijgesteld van devergunningplicht voor het gebruik van waterstaatswerken op grond van artikel 6.16 Waterbesluit, metuitzondering van de eilanden in deze meren. Voor het IJsselmeer ligt de situatie als volgt. Een aantalbuitendijkse havens in het IJsselmeergebied en bewoonde buitendijkse gebieden wordt vrijgesteld opgrond van artikel 6.16 Waterbesluit. In het IJsselmeergebied ligt bovendien een aantal buitendijksegebieden, die wel worden beschermd door een regionale kering in het Markermeer en de randmeren.Deze gebieden vallen niet binnen het waterstaatkundig beheergebied van het Rijk. Bovendien ligt inhet IJsselmeergebied buiten de primaire waterkering een aantal regionale waterkeringen, die inbeheer zijn bij waterschap Zuiderzeeland. Ook deze keringen komen als gevolg van deze regeling nietin beheer bij het Rijk. Bij hoogwaterkerende gronden in het IJsselmeergebied zijn de grenzen voorwaterkwaliteitsbeheer, waterkwantiteitsbeheer en waterstaatkundig beheer wel gebundeld en liggendeze alle drie achter de plas-draszones.

Kanalen

In de meeste kanalen bevindt zich aan weerszijden een damwand, die met ankers op zijn plaats wordtgehouden. Deze ankers steken uit aan de landzijde van het kanaal en kunnen in lengte variëren. Om deankers en de damwand afdoende te beschermen, wordt de grens voor het waterstaatkundig beheervan kanalen op enige afstand landinwaarts van de damwand gelegd. Het gebied gelegen tussen degrens voor het waterstaatkundig beheer en de nat-droog grens is in principe hoogwatervrij gelegen enwordt in de meeste gevallen aangewezen als droger oevergebied.

Op deze hoofdlijn is een aantal uitzonderingen gemaakt, waar deze niet aansloot bij taken tussenwaterbeheerders. In het afgesloten IJ voert het Rijk alleen het waterstaatkundig beheer over devaargeul en niet over de rest van het kanaal, en ligt de grens voor wat betreft het waterstaatkundigbeheer in het kanaal en niet aan de oever daarvan. In de meeste zijwateren (o.a. De Diemen, gemeen-tehavens Utrecht) van het Amsterdam-Rijnkanaal voert het Rijk in het geheel geen waterstaatkundigbeheer, zoals in het Besluit Aanwijzing Zijwateren van Hoofdwateren ook al was vastgelegd. In enkelezijkanalen (zoals het Merwedekanaal en de gekanaliseerde Hollandse IJssel gedeelte ProvincieUtrecht) is het Rijk daarentegen wel waterstaatkundig beheerder op grond van bestaande afspraken. InNoord-Brabant en in Limburg ligt in een aantal gevallen een dijk in beheer bij het Rijk op de dam-wandconstructie vlak naast het kanaal. In deze gevallen is de beheergrens voor het waterstaatkundigbeheer buiten de dijk gelegd. Bovendien is conform het reeds geldende beleid in Noord-Brabantrekening gehouden met de zichthoeken voor de scheepvaart bij het vastleggen van de grenzen voorhet waterstaatkundig beheer van kanalen. In het Antwerps kanaalpand wordt de 1,80 NAP-lijngehanteerd als grens voor het waterstaatkundig beheer, net als voor het waterkwaliteits- en water-kwantiteitsbeheer. In het kanaal Sluis-Brugge en de Rijkswaterleidingen in de provincie Zeeland ligt degrens voor het waterstaatkundig beheer overeenkomstig de huidige afspraken tussen de waterbeheer-ders op de nat-droog grens, en dus niet op een aantal meter buiten het kanaal. Dergelijke afwijkendesituaties zijn vastgelegd op deze kaart.

Bijlage V

Voor de implementatie van de Europese Kader Richtlijn Water (KRW) in Nederland moeten veelgegevens uitgewisseld en gerapporteerd worden. Om die gegevensuitwisseling en rapportageefficiënt en uniform te kunnen doen zijn KRW rapportageformats ontwikkeld in overleg met zowel deoppervlaktewaterbeheerders als de grondwaterbeheerders en in samenwerking met IDsW, deInformatie Desk standaarden Water. Bij de keuze van deze rapportageformats is gekozen om zoveelmogelijk aan te sluiten bij de bestaande standaarden in Nederland en het implementeren van devereisten die de Europese Commissie stelt aan de rapportage voor de KRW. De rapportage vereistenvan de Europese Commissie zijn vastgelegd in de zogenaamde reporting sheets die vervolgensvertaald zijn naar technische rapportageformats (Guidance Document no. 21 Guidance for reportingunder the Water Framework Directive 2009)In Nederland rapporteren de waterbeheerders volgens de Nederlandse KRW rapportage formats aan

89 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009

Page 90: Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en ...Regeling houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling) 7 december 2009 Nr.

het ministerie van Verkeer en Waterstaat, het verantwoordelijke ministerie voor de KRW-rapportage.Voor die rapportage wordt het KRW-portaal ingezet, http://krw.ncqi.nl. Uit de gegevens verzameld viade KRW-portaal wordt de rapportage aan de Europese Commissie samengesteld en worden degegevens via het Europese rapportageformat elektronisch gerapporteerd aan de Europese Commissie.

Bijlage VI

De inhoud van deze bijlage komt overeen met de inhoud van bijlagen 1 en 5 bij het LozingenbesluitWvo stedelijk afvalwater. Er is een enkele terminologische wijziging aangebracht. De term ‘rioolwater-zuiveringsinstallatie’ is vervangen door de term ‘zuiveringtechnisch werk’, die in de Waterwet isgedefinieerd. Onder zuiveringtechnisch werk worden ook kleinere installaties en voorzieningenverstaan, zoals septic tanks en andere IBA-systemen (individuele behandeling afvalwater). Artikel 6.7van het besluit maakt duidelijk dat bemonstering van het inkomende en behandelde stedelijkeafvalwater alleen verplicht is voor zuiveringtechnische werken waarin afvalwater met een vervuilings-waarde van ten minste 2000 inwonerequivalenten behandeld wordt. Voorschrift 1, onderdeel b, van debijlage bij deze regeling is daarmee in overeenstemming gebracht.

Voorzien wordt dat zuiveringtechnische werken onder de algemene regels van het Besluit algemeneregels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) zullen worden gebracht. In dat kader zullende bemonsteringsvoorschriften opnieuw worden bezien. Wijzigingen zijn te verwachten ten aanzienvan de toepasselijke NEN-normen en de beoordeling van de concentratie totaal fosfaat op basis vaneen jaargemiddelde waarde in plaats van een voortschrijdend gemiddelde van 10 opeenvolgendeetmaalmonsters.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,J.C. Huizinga-Heringa.

90 Staatscourant 2009 nr. 19353 17 december 2009