Regelgeving APK

358
APK Algemeen Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006 1 Voorwoord Omdat de regelgeving voor de uitvoering van de algemene periodieke keuring APK is verdeeld over verschillende uitgaven en publicaties heeft de RDW gemeend deze te moeten bundelen in deze verzamelband. Deze verzamelband bevat alle benodigde regelgeving die nodig is voor de uitvoering van de APK. Aan de tekst kunnen geen rechten worden ontleend; alleen de tekst van de ondergenoemde publicaties heeft rechtsgeldigheid: - Wegenverkeerswet 1994 (WVW); - Voertuigreglement (VR); - Kentekenreglement (KR); - Ministeriële regeling houdende vaststelling regels erkenning voor het uitvoeren van de periodieke keuring van motorrijtuigen en aanhangwagens (ERK); - Ministeriële regeling houdende aanwijzing van voertuigen die zijn uitgezonderd van de keurings- plicht, bedoeld in artikel 72 van de Wegenverkeerswet 1994 (MRUK); - Regeling Permanente eisen; - Regeling Permanente eisen Taxi’s. Exemplaren van het boekwerk ‘Regelgeving APK’ kunnen worden besteld bij de RDW. Aanvullingen zijn door middel van een abonnement leverbaar. De ‘Regelgeving APK’ is ook op cd-rom verkrijgbaar. Informatie over de wijze van bestellen kan worden verkregen bij de Klantenservice RDW, tel. 0900 97 39 (10 cent per minuut).

description

Regelgeving APK

Transcript of Regelgeving APK

APK Algemeen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

1

Voorwoord

Omdat de regelgeving voor de uitvoering van de algemene periodieke keuring APK is verdeeld oververschillende uitgaven en publicaties heeft de RDW gemeend deze te moeten bundelen in dezeverzamelband.Deze verzamelband bevat alle benodigde regelgeving die nodig is voor de uitvoering van de APK.

Aan de tekst kunnen geen rechten worden ontleend; alleen de tekst van de ondergenoemde publicatiesheeft rechtsgeldigheid:- Wegenverkeerswet 1994 (WVW);- Voertuigreglement (VR);- Kentekenreglement (KR);- Ministeriële regeling houdende vaststelling regels erkenning voor het uitvoeren van de periodieke

keuring van motorrijtuigen en aanhangwagens (ERK);- Ministeriële regeling houdende aanwijzing van voertuigen die zijn uitgezonderd van de keurings-

plicht, bedoeld in artikel 72 van de Wegenverkeerswet 1994 (MRUK);- Regeling Permanente eisen;- Regeling Permanente eisen Taxi’s.

Exemplaren van het boekwerk ‘Regelgeving APK’ kunnen worden besteld bij de RDW. Aanvullingenzijn door middel van een abonnement leverbaar. De ‘Regelgeving APK’ is ook op cd-rom verkrijgbaar.Informatie over de wijze van bestellen kan worden verkregen bij de Klantenservice RDW,tel. 0900 97 39 (10 cent per minuut).

APK Algemeen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

3

INHOUDSOPGAVEAlgemeen blz. versie

Voorwoord 1 12 - 2006Adressen RDW 5 ”Openingstijden RDW kantoren 6 ”Afmelden en raadplegen 6 ”Adressen providers 6 ”Algemene informatie voor de uitvoering van de APK 7 ”

1. Datum van ingebruikname 7 ”2. Keuringsbevoegdheid 7 ”3. Keuringsverplichting 8 ”4. Keuringsplichtige voertuigen 9 ”5. Uitvoering keuringsvoorschriften 9 ”6. Uitzonderingen ten aanzien van de keuringseisen 10 ”7. Personeel 10 ”8. Archiveren 10 ”9. Bestellen keuringsrapporten 10 ”

Tab 1 Administratieve procedures 12 - 2006

Tab 2 Invulinstructie keuringsrapport 12 - 2006

Tab 3 Keuringseisen 12 - 2006

Tab 4 Regeling permanente eisen 12 - 2006

Tab 5 Regeling permanente eisen Taxi’s 12 - 2006

Tab 6 Erkenningsregeling APK 12 - 2006

Tab 7 Bekendmaking Cusumsysteem Erkenninghouder 12 - 2006

Tab 8 Bekendmaking Cusumsysteem Keurmeester 12 - 2006

Tab 9 Procedure Roetmeting 12 - 2006

Tab 10 Toezichtbeleid APK 12 - 2006

Adressen RDW

Hoofdkantoor RDW Divisie Registratie en InformatieEuropaweg 205 Skager Rak 102711 ER Zoetermeer 9642 CZ VeendamPostbus 777 Postbus 30 0002700 AT Zoetermeer 9640 RA VeendamTel. 0900 07 39 Tel. 0900 07 39Fax 079 345 80 21 Fax 0598 69 95 04

Divisie Voertuigtechniek

Regiokantoor Noord Regiokantoor West Regiokantoor ZuidDr. van Deenweg 78 Denemarkenlaan 2 Goudsbloemvallei 58025 BH Zwolle 2711 EL Zoetermeer 5237 MH Den BoschTel. 0900 97 39 Tel. 0900 97 39 Tel. 0900 97 39 Fax 038 452 76 11 Fax 079 345 78 08 Fax 073 644 61 63

Voor beroepsgevallen en vragen over de erkenning kunt u contact opnemen met de Regiokantoren.

Voor algemene informatie en vragen over de uitvoering van de APK kunt u contact opnemen met deKlantenservice RDW/Technische helpdesk via tel. 0900 97 39, of per e-mail via www.rdw.nl.

APK Algemeen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

5

APK Algemeen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

6

Openingstijden RDW kantoren

De kantoren van de RDW zijn op werkdagen geopend:

- van 8.30 uur tot 12.30 uuren

- van 13.00 uur tot 17.00 uur.

Op bepaalde (feest)dagen zijn de kantoren gesloten.Deze dagen zijn achtereenvolgens:

- Nieuwjaarsdag (1 januari)- 2e Paasdag- Koninginnedag (30 april)- Hemelvaartsdag- 2e Pinksterdag- 1e en 2e Kerstdag (25 en 26 december)

Voorts zijn de kantoren elk jaar op 5, 24 en 31 december, indien deze dagen op een werkdag vallen,steeds vanaf 15.30 uur gesloten.

Afmelden en raadplegen

Het afmelden van voertuigen via datacommunicatie kan op maandag tot en met vrijdag, met uitzondering van de hierboven genoemde dagen, plaatsvinden van 8.30 uur tot 17.00 uur.

Het raadplegen van de door u afgemelde voertuigen via datacommunicatie is mogelijk op maandag toten met vrijdag van 8.30 uur tot 20.00 uur.

Het raadplegen van de voertuiggegevens via datacom is mogelijk op maandag tot en met vrijdag van05.30 uur tot 21.00 uur en op zaterdag van 05.30 uur tot 17.00 uur.

Voor informatie over het afmelden en raadplegen van gegevens kunt u contact opnemen met uw provider.

Adressen providers

A2SP RDC Datacentrum BV VWE bureau voor voertuigdocumentatie en informatie

Groeneweg 150C Postbus 74707 Postbus 1983981 CP Bunnik 1070 BS Amsterdam 1700 AD HeerhugowaardTel. 0900 123 22 77 Tel. 0900 2700 700 Tel. 072 576 70 01(30 cent per minuut) (Locaal tarief)www.a2SP.nl www.rdc.nl [email protected] [email protected] [email protected]

APK Algemeen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

7

ALGEMENE INFORMATIE VOOR DE UITVOERING VAN DE APK.

1. Datum van ingebruikname

Om te kunnen bepalen wanneer een voertuig keuringsplichtig wordt en om de keuringseisen correct te kunnen toepassen is het van belang te weten wanneer het voertuig voor het eerst in gebruik is genomen.

VR art.1.10 De datum waarop een voertuig voor het eerst in gebruik is genomen kan worden bepaald aan de hand van het kentekenbewijs. Er zijn drie situaties mogelijk:A. De datum van ingebruikname is de ‘Datum eerste toelating’ zoals vermeld op het

kentekenbewijs (voor bewijzen afgegeven na 31-12-1994).B. De datum van ingebruikname is dezelfde als de afgiftedatum van het kenteken-

bewijs (voor bewijzen afgegeven vóór 1-1-1995).In dat geval is op het kentekenbewijs onder 'bijzonderheden' niets vermeld ten aanzien van de DATUM EERSTE TOELATING of het BOUWJAAR, danwel staat onder 'bijzonderheden’: 'Datum eerste toelating: zie rubriek Afgegeven de'.

C. De datum van ingebruikname is niet dezelfde als de afgiftedatum van het kentekenbewijs, (afgegeven vóór 1-1-1995), bijvoorbeeld omdat het voertuig in hetbuitenland in gebruik is geweest. Onder 'bijzonderheden' kunt u in dat geval de volgende vermeldingen aantreffen: - 'DATUM EERSTE TOELATING .......' (dag, maand, jaar).

De datum van ingebruikname is dan dezelfde als de datum eerste toelating.of

- 'BOUWJAAR 19..'In dit geval moet als datum van ingebruikname 30 juni van het vermelde bouwjaar worden genomen.of

- 'BOUWJAAR NIET VASTGESTELD'De datum van ingebruikname wordt in dit geval gesteld op de afgiftedatum van het kentekenbewijs deel I A dan wel deel I.

NBIndien de afgiftedatum en de datum eerste toelating niet is vermeld mag het voertuig niet worden gekeurd en moet contact worden opgenomen met de Klantenservice RDW/Technische helpdesk tel. 0900 97 39. Indien één datumvermelding (gestempeld of geprint) aanwezig is, wordt deze datumbeschouwd als datum afgifte en als datum eerste toelating. Deze datum kan niet in detoekomst liggen.

2. Keuringsbevoegdheid

WVW art.83 Een APK-keuringsinstantie mag alleen een ter keuring aangeboden voertuig keuren, indien het voertuig behoort tot de groep voertuigen, waarvoor de erkenning is verleend.Bij de verlening van een APK-erkenning wordt onderscheid gemaakt tussen een erkenning voor het keuren van zware voertuigen (APK 1) en een erkenning voor het keuren van lichte voertuigen (APK 2).Lichte voertuigen:- Dit zijn voertuigen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg.Zware voertuigen:- Dit zijn voertuigen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg.

APK Algemeen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

8

De toegestane maximum massa kan in beginsel worden afgelezen van het kenteken-bewijs.Op de nieuwe kentekenbewijzen (3 E 1251a) worden een aantal nieuwe aspecten ver-meld. Met name bij een personenautokenteken kan dit tijdens een APK keuring totonduidelijkheid leiden met betrekking tot de bevoegdheid van het te keuren voertuig. Het gaat om de volgende aspecten:q Massa ledig voertuigq Technisch maximum massaq Toegestane maximum massa

Bij een personenautokenteken is de ledige massa zoals vermeld op het kenteken-bewijs bepalend voor de categorie voertuig en de categorie keurmeester.

Als bij bedrijfsauto’s en aanhangwagens de toegestane maximum massa niet op het kentekenbewijs is vermeld, kan met behulp van het scherm ‘Raadplegen voertuig-gegevens’ (zie punt 2 van de Administratieve procedures – tab 1) worden nagegaan wat de toegestane maximum massa van het voertuig is. Als ook in het raadpleegscherm geen waarde is vermeld voor de toegestane maximum massa, kan deze worden bepaald door de massa ledig voertuig en het laadvermogen, wanneer deze beide waarden zijn vermeld op het kentekenbewijs, bij elkaar op te tellen.

Wanneer de situatie zich voordoet dat niet is vast te stellen of het een licht of eenzwaar voertuig betreft, moet contact worden opgenomen met het regiokantoor van deRDW. Het is in deze gevallen mogelijk dat het voertuig moet worden gewogen bij eenkeuringsstation van de RDW.

Indien een APK-keuring wordt uitgevoerd bij een bedrijfsauto met een toegestanemaximum massa van niet meer dan 3500 kg welke is voorzien van een drukluchtrem-systeem en een vangmuil- of schotelkoppeling ten behoeve van een aanhangwagen,dan dient u, naast de apparatuur die voor uw erkenning al van toepassing is, bij dekeuring van het voertuig en de eventueel daarop volgende steekproef, te beschikkenover de volgende middelen:1. twee manometers met slangen en aansluitstukken voor drukmeetpunten alsmede

aansluitkoppen voor aanhangwagenremsystemen, waarmee de druk in druklucht-remsystemen en in gasveersystemen kan worden gemeten. Ten aanzien van de manometers moet er een geldig certificaat van eerste keuring dan wel een geldigcertificaat van herkeuring, als bedoeld in hoofdstuk 1, paragraaf 2, van deVoorschriften meetmiddelen 1997 aanwezig zijn. Deze eis geldt niet voor manometers in gebruik genomen vóór 1 januari 1984;

en, indien het een bedrijfsauto met een schotelkoppeling betreft:2. een stalen rei met een lengte van ten minste 0,90 m;3. een hulpstuk waarmee de speling op de sluiting van een 2 inch koppelingschotel

meetbaar gemaakt kan worden.

ERK art 32 De erkenning kan ook andere beperkende bepalingen bevatten, bijvoorbeeld ten aanzien van de afmetingen van het voertuig, waardoor een ter keuring aangeboden voertuig niet mag worden gekeurd.

WVW art.83 Bussen bestemd voor het vervoer van personen waarop de Wet personenvervoer 2000betrekking heeft en voertuigen bestemd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen(ADR/VLG) moeten bij de RDW worden gekeurd. De eigenaar/houder van deze voer-tuigen is zelf verantwoordelijk dat deze voertuigen bij de RDW ter keuring wordenaangeboden.

3. Keuringsverplichting

WVW art.85 De erkenninghouder is verplicht om voertuigen, die bij hem ter keuring worden aangeboden, te keuren indien hij daartoe gerechtigd is.

APK Algemeen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

9

4. Keuringsplichtige voertuigen

In het kader van de APK zijn de volgende groepen voertuigen één jaar na de datum van eerste toelating keuringsplichtig:

VR art.4.2 - motorrijtuigen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg.VR art.4.2 - aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg.VR art.4.3 - motorrijtuigen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg,

waarop de Wet personenvervoer 2000 (taxi’s) van toepassing is.VR art.4.4 - motorrijtuigen waarop de Wet ambulancevervoer (ambulances) van toepassing is.

De volgende groepen voertuigen zijn drie jaar na de datum van eerste toelatingkeuringsplichtig:

VR art.4.5 - motorrijtuigen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg uitgezonderd driewielige motorrijtuigen waarvan de ledige massa niet meer dan 400 kg bedraagt.

MRUK De volgende voertuigen zijn uitgezonderd van de keuringsplicht: - voertuigen die een kenteken voeren dat twee groepen van twee cijfers bevat en de

lettergroep ZZ of de enkele letter A, E, H, K, L, N, P, S, T, V, W, X of Z;- voertuigen waarvoor een tijdelijk kentekenbewijs is afgegeven in afwachting van de

definitieve goedkeuring, waarna het definitieve kentekenbewijs wordt afgegeven.Deze tijdelijke kentekenbewijzen worden afgegeven voor voertuigen waarbij bijtoelating niet of op termijn kan worden vastgesteld of dat voertuig al dan nietvoldoet aan de eisen voor toelating. Dit kentekenbewijs bestaat alleen uit een deelI A dan wel deel I;

- voertuigen op de dag dat zij door de RDW, de Politie of de Koninklijke Marechaussee worden onderzocht in verband met de afgifte, teruggave of de wijziging van het kentekenbewijs;

- rijdende werktuigen, waarbij op het kentekenbewijs melding wordt gemaakt dat het voertuig is uitgezonderd van de keuringsplicht;

VR art.4.6 - voertuigen op de dag waarop het voertuig aan een APK-keuring wordt onderworpen;

VR art.4.8 - voertuigen die behoren tot de bedrijfsvoorraad zoals bedoeld in artikel 62 van de Wegenverkeerswet 1994.

VR art.4.7 Een motorrijtuig of een aanhangwagen mag gedurende twee maanden nadat het keuringsplichtig is geworden of twee maanden nadat de geldigheidstermijn van het keuringsbewijs is verstreken op de weg staan zonder dat voor het voertuig een geldig keuringsbewijs is afgegeven.

5. Uitvoering keuringsvoorschriften

Op basis van de Erkenningsregeling art. 32 en 39 moet het bij en krachtens de wet bepaal-de in acht worden genomen. Hieronder wordt verstaan dat bij de periodieke keuring vanmotorrijtuigen en aanhangwagens alle keuringsaspecten worden beoordeeld.Als onderdelen niet beoordeeld kunnen worden moet het voertuig worden afgekeurdwaarbij de reden op de voorzijde van het keuringsrapport in het vak ‘Nadere uitleg reparatie, afkeur en/of adviespunten’ wordt vermeld.Redenen voor het niet kunnen beoordelen van een keuringsaspect kunnen onder anderezijn:- het niet kunnen openen van het kofferdeksel door het ontbreken van een sleutel;- het niet kunnen openen van de motorkap;- het niet kunnen los nemen van wieldeksels welke de wielbouten bedekken door het

ontbreken van een sleutel;- het niet kunnen controleren van de brandstofdop door het ontbreken van een sleutel

of doordat de centrale vergrendeling niet werkt;- het niet kunnen verwijderen van de dop over de trekhaakkogel door het ontbreken

van een sleutel.

APK Algemeen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

10

6. Uitzonderingen ten aanzien van de keuringseisen

6.1.Als bij een voertuig een formele ministeriële beschikking of brief van de RDWwordt overgelegd, waarin bepaalde vrijstellingen of afwijkingen worden toege-staan, moet men het gestelde in de beschikking in acht nemen, zoals bijvoorbeeldplastic kentekenplaten zonder keurmerk bij een aantal politieauto’s.

6.2.Voertuigen met een bijzonder kenteken, bijvoorbeeld GN-, BN-, CD- en CDJ-kenteken, mogen voor wat betreft de onderstaande punten afwijken van de keuringseisen:- aanwezigheid van kleine kentekenplaat model 18.2;- ontbreken van het emissiebestrijdingssysteem (katalysator en/of lambdasonde);- ontbreken van gordelbevestigingspunten en daardoor de autogordels;- aanwezigheid van koplampen met een afwijkend lichtbeeld

(geen scherpe licht-donker scheiding); - aanwezigheid van oranje stadslichten; en- ontbreken van mistachterlicht.Het kan voorkomen dat één of meerdere van deze uitzonderingen niet op het betreffende kentekenbewijs is vermeld.

7. Personeel

Elke APK-keuring moet worden uitgevoerd door een daartoe bevoegde keurmeester die in het bezit is van een geldige bevoegdheidspas. De bevoegdheidspas moet op verzoek ter inzage worden gegeven.

8. Archiveren

De keuringsrapporten dienen te worden bewaard in een goed afgesloten kast of bureaulade of een gelijkwaardige voorziening.Bij diefstal moet onverwijld de RDW en de politie worden gewaarschuwd, onder vermelding van de volgnummers van de vermiste rapporten.

9. Bestellen keuringsrapporten

De keuringsrapporten moeten rechtstreeks worden besteld bij de leverancier:

Drukkerij Sonneveld b.v.Postbus 92690 AA ’s -Gravenzande

Het aantal bestelde rapporten dient 50, 100, 200, 500 of 1000 te zijn.APK keuringsrapporten zijn ook als kettingformulier leverbaar. De bestelhoeveelheid is dan 500, 1000 of 1500 exemplaren.

Een maximum bestelhoeveelheid is niet bepaald, maar u dient altijd rekening te hou-den met eventuele wijzigingen in het rapport.Dergelijke wijzigingen worden vooraf tijdig bekend gemaakt.De bestelling dient te geschieden door het verschuldigde bedrag over te maken opgironummer 147060 t.n.v. Drukkerij Sonneveld b.v. te ’s-Gravenzande ondervermelding van uw keuringsinstantienummer (KI-nummer) en het gewenste aantal.Na ontvangst van het verschuldigde bedrag ontvangt u binnen 7 werkdagen het besteldeaantal rapporten inclusief een factuur ten bewijze dat u heeft betaald. Een spoedbestelling wordt binnen 3 werkdagen afgeleverd.

Als u vragen over uw bestelling heeft kunt u contact opnemen met DrukkerijSonneveld b.v. Het telefoonnummer is: 0174 44 55 20.

APK Algemeen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

11

Het onderling overnemen van APK-rapporten is in principe niet toegestaan. Toch mag u, indien uw voorraad rapporten door onvoorziene omstandigheden (b.v.diefstal) op mocht blijken te zijn, onder bepaalde voorwaarden, een aantal rapportenvan een collega erkenninghouder overnemen.Bij het overnemen van een aantal rapporten van een collega erkenninghouder dient uhet aantal rapporten en de betreffende rapportnummers welke u overneemt in uwadministratie vast te leggen. Daarnaast moet worden vermeld van wie u de rapportenheeft overgenomen. Hierbij tevens het KI-nummer van de collega erkenninghouder die de rapporten aan u levert vermelden.De collega die u de rapporten levert dient in zijn administratie vast te leggen hoeveelen welke rapporten aan wie geleverd zijn. Hierbij tevens het KI-nummer van deafnemer vermelden.Ook dient de erkenninghouder die de rapporten levert een fax naar zijn regiokantoor testuren met daarin het aantal rapporten en de nummers van de rapporten. Hierbij ookaangeven aan welke keuringsinstantie geleverd is. Op de fax ook graag de beide KI-nummers van de betrokken erkenninghouders vermelden.

APK Administratieve procedures

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

1

In deze afdeling is informatie verzameld die voor de APK-keurmeester van direct belang is bij het uit-voeren van periodieke keuringen. In de kantlijn is aangegeven op welke regelgeving de informatie isgebaseerd.Als de Administratieve procedures geen uitsluitsel geven is de gepubliceerde regelgeving zoals deErkenningsregeling APK doorslaggevend.

INHOUDSOPGAVE

Hoofdstuk Onderwerp blz.

1. Kentekenbewijs 31.1 Algemeen 1.2 Geldigheid

2. Raadplegen kentekenregister 43. Controle van gegevens op het kentekenbewijs met het voertuig en

controle kentekenplaten 54. Afmelden met datacommunicatie-apparatuur 65. Steekproef en beroepsmogelijkheden 6

5.1 Steekproef5.2. Beroepsmogelijkheden

APK Administratieve procedures

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

3

ALGEMEEN

Bij vragen omtrent de uitvoering van de APK kan contact worden opgenomen met de Klantenservice RDW/Technische helpdesk tel. 0900 97 39.

1. Kentekenbewijs

1.1 Algemeen

VR art. 4.9 De aanvrager van een keuringsrapport moet het originele deel I A dan wel deel I van het ERK 41-2 kentekenbewijs van het betrokken voertuig overleggen voordat dit voertuig door de

keurmeester wordt gekeurd.VR art. 9.2 Een driewielig motorrijtuig kan een personen- of een bedrijfsautokentekenbewijs hebben.WVW art. 36-3a De te controleren gegevens op het kentekenbewijs moeten duidelijk leesbaar zijn.

Het bewijs moet van een vastgestelde uitvoering en geldig zijn.

1.2 Geldigheid

Een kentekenbewijs dat zijn geldigheid heeft verloren is niet meer aan te merken als kentekenbewijs. In dit geval mag niet tot keuring worden overgegaan.

WVW art. 57 Een kentekenbewijs verliest zijn geldigheid, indien:- op het bewijs onder bijzonderheden een beperkte geldigheidsduur is vermeld en deze

termijn is verstreken;- in de op het bewijs vermelde gegevens wijzigingen zijn aangebracht;- het bewijs niet van een vastgestelde uitvoering is (hieronder wordt ook verstaan dat

het kentekenbewijs niet mag zijn geplastificeerd);- de duplicaatcode op het kentekenbewijs afwijkt van het raadpleegscherm;- op het kentekenbewijs geen datum eerste toelating is vermeld.ToelichtingIndien de geldigheid is vervallen moet contact worden opgenomen met de KlantenserviceRDW/Technische helpdesk tel. 0900 97 39.

KR Het niet van een vastgestelde uitvoering zijn kan zich met name voordoen bij een kentekenbewijs deel I model 287B, 911 of 912. Het model 287B bestaat uit 4 bladzijden, de modellen 911 en 912 bestaan uit 2 bladzijden. Dit is bij de modellen 911 en 912 herkenbaar aan de doorlopende tekst onderaan de bladzijde en tevens dient het nummer op de linker en rechter bladhelft hetzelfde te zijn.Bij de modellen 3E1210a en 3E1211a en 3 E 1251a geldt eveneens dat op de linker- en rechter bladhelft hetzelfde nummer moet zijn vermeld. Ook moet bij een kentekenbewijs waarop is vermeld ‘taxi, zie bijlage’ deze bijlage aanwezig zijn.

APK Administratieve procedures

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

4

2. Raadplegen kentekenregister

ERK art. 41 lid 3 Voorafgaand aan de keuring moet worden gecontroleerd of een aantal gegevens zoals ver-meld in het kentekenregister overeenkomt met het kentekenbewijs deel I A dan wel deel Ivan het voertuig.Om de gegevens van het kentekenbewijs te controleren moet het scherm ‘RaadplegenVoertuiggegevens’ worden opgevraagd zoals is aangegeven in de ‘GebruikshandleidingRaadplegen Voertuiggegevens’ van de provider via welke u afmeldt. Als de handleiding wordt gevolgd, wordt een aantal gegevens van het voertuig op hetraadpleegscherm getoond.

De volgende gegevens op het raadpleegscherm moeten overeenkomen met de gegevensop het kentekenbewijs deel I A dan wel deel I voor zover op deel I A of deel I vermeld. Indien één of meer van deze gegevens afwijken van de gegevens op het raadpleegschermmag het voertuig niet worden gekeurd en mag ook geen APK-rapport worden afgegeven.Voor informatie kunt u contact opnemen met de Klantenservice RDW/Technische help-desk tel. 0900 97 39.

• kenteken;• voertuigsoort;• duplicaatcode;• identificatienummer;• brandstofsoort;• maximum massa beladen voertuig;• EEG voertuigcategorie toevoeging.

De volgende verschillen zijn hierbij toegestaan:

• voor wat betreft de brandstofaanduiding G mag ook de aanduiding G2 of G3 wordengeaccepteerd, en/of

• indien op het kentekenbewijs “oplegger” is vermeld en op het raadpleegscherm “aan-hangwagen” geldt dit niet als een afwijking, en/of

• indien het een driewielig motorrijtuig betreft en op het raadpleegscherm bij voertuig-soort “P” is vermeld geldt dit niet als een afwijking.

Indien één of meer van deze gegevens op het scherm in vergelijking met het kentekenbe-wijs deel I A dan wel deel I ontbreken (leeg veld) mag het voertuig wel worden gekeurd,maar dient een kopie van het kentekenbewijs deel I A dan wel deel I met een opgave vande afwijkingen te worden gestuurd naar:

RDWBureau Voertuigdocumenten. Sectie DocumentenafgiftePostbus 300009640 RA Veendam

In het geval het raadpleegscherm één van de volgende meldingen geeft:• kenteken onbekend;• geen actueel voertuig;moet telefonisch contact worden opgenomen met het regiokantoor van de RDW waaronder u valt, waarbij de aanwijzingen moeten worden opgevolgd.

APK Administratieve procedures

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

5

In het geval het raadpleegscherm de melding geeft: ‘keuren niet toegestaan, keuring door RDW’ mag het voertuig niet worden gekeurd en kan dan ook niet worden afgemeld. De eigenaar/houder moet een afspraak maken voor een keuring bij de RDW door contactop te nemen met de Klantenservice RDW tel. 0900 97 39.

ERK art. 41 lid 6 Als het raadplegen van de voertuiggegevens als gevolg van een storing in een door de RDW geaccepteerd netwerk niet mogelijk is, kan de controle achterwege blijven en moet dit worden aangetekend op het keuringsrapport (zie de invulinstructie achter tab 2).

3. Controle van gegevens op het kentekenbewijs met het voertuig en controle kentekenplaten

VR art.5.*.1 Voorafgaand aan de ondertekening van het keuringsrapport moet van onderstaande aspectenERK 41. worden gecontroleerd of het voertuig en het kentekenbewijs met elkaar overeenstemmen.

Op basis van Erkenningsregeling artikel 41 lid 3b. (tab 6 blz. 16) en bijlage 2 (tab 6 blz. 27):1. kenteken;2. identificatienummer;3. brandstofsoort;4. bijzonderheden (aanpassing gehandicapte / taxi bijlage).

De niet in bijlage 2 van de Erkenningsregeling (tab 6 blz. 27) genoemde gegevens op hetkentekenbewijsbehoeven bij deze controle niet overeen te stemmen.

Op basis van Erkenningsregeling artikel 41 lid 3c. (tab 6 blz. 16) en bijlage 3 (tab 6 blz. 31):5. of het voertuig is voorzien van de juiste kentekenplaten.

Wanneer een afwijking wordt geconstateerd mag het voertuig niet worden gekeurd enmag ook geen keuringsrapport worden afgegeven en moet de aanvrager worden verwezennaar een keuringsstation van de RDW.

Indien het ingeslagen identificatienummer onleesbaar is geworden moet de aanvrager naar het keuringsstation van de RDW worden verwezen.

APK Administratieve procedures

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

6

4. Afmelden met datacommunicatie-apparatuur

WVW art. 79 Voorafgaand aan de afgifte van een keuringsrapport en nadat is nagegaan of de keuringheeft plaatsgevonden moet het voertuig worden afgemeld, zodat de keuring wordtgeregistreerd in het keuringsregister. Dit betreft zowel goedgekeurde als afgekeurdevoertuigen.

De handelwijze met betrekking tot het afmelden van APK keuringen en opvragen vanAPK-keuringsgegevens is aangegeven in de ’Gebruikershandleiding’ van de provider viawelke u afmeldt.

Als door het geautomatiseerde systeem wordt teruggemeld dat de voertuigsoort (licht ofzwaar) niet is vast te stellen, kan het voertuig niet worden afgemeld.In dit geval moet contact worden opgenomen met het regiokantoor van de RDW. Het is in deze gevallen mogelijk dat het voertuig moet worden gewogen bij eenkeuringsstation van de RDW.

In het geval het afmeldscherm de melding geeft: ‘afmelden niet toegestaan, keuring door RDW’ kan niet worden afgemeld en moet de eigenaar/houder een afspraak maken voor een keuring bij de RDW door contact op te nemen met de Klantenservice RDWtel. 0900 97 39.

5. Steekproef en beroepsmogelijkheden

5.1 Steekproef

WVW art. 86 Een van de middelen om toe te zien op de juiste uitvoering van de keuringen is de steekproefsgewijze herkeuring van afgemelde voertuigen.

ERK art. 45 Bij het afmelden wordt tevens meegedeeld of het voertuig aan een steekproefherkeuring moet worden onderworpen en tot welk tijdstip het voertuig hiervoor beschikbaar moet worden gehouden. Indien een steekproef wordt toegekend moet het voertuig tot 90 minuten na de afmelding en gedurende de steekproef beschikbaar worden gehouden.

ERK art. 45 In deze periode mogen geen wijzigingen aan het voertuig worden aangebracht en/of metingen worden verricht. Tevens moeten bij de steekproef de eventueel vervangen onderdelen zoals bedoeld in artikel 43 lid 4 van de Erkenningsregeling APK bij het voertuig aanwezig zijn.Bij de steekproef moet de bevoegde keurmeester die de keuring heeft verricht en het keuringsrapport heeft ondertekend aanwezig zijn en gedurende de steekproef feitelijke assistentie verlenen bij het uitvoeren van de steekproef.In het geval van telefonisch afzeggen van de steekproef door de RDW moet op het keuringsrapport in het vak ‘Nadere uitleg reparatie-, afkeur- en/of adviespunten’ worden vermeld: Afgezegd om -tijdstip- door -naam RDW medewerker- en ondertekend door de APK-keurmeester. De uitvoering van de steekproef moet binnen 15 minuten na aankomst van de steekproef-controleur kunnen aanvangen.

In het geval dat een afgekeurd voertuig wordt afgemeld geldt vooralsnog: - Aan het afmelden van een afkeuring zijn geen afmeldkosten verbonden;- De afkeurmeldingen vallen buiten de afmeldbeperking; - Bij een steekproef op een afkeurmelding worden alleen de geregistreerde afkeurpunten

beoordeeld.

APK Administratieve procedures

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

7

5.2 Beroepsmogelijkheden

WVW art. 90 5.2.a Afkeuring door RDW in de steekproefherkeuringVR 4.12 Het is voor de erkenninghouder, de keurmeester en de aanvrager mogelijk op grond van

artikel 90 van de Wegenverkeerswet 1994 tegen betaling bij de RDW bezwaar te maken tegen het besluit van de steekproefcontroleur en wel terstond na de steekproefherkeuring.Dit bezwaar dient dan direct tegenover de steekproefcontroleur van de RDW geuit te worden.De RDW zal vervolgens een onderzoek instellen (herkeuring) naar het besluit van de steekproefcontroleur.De erkenninghouder, de keurmeester en de aanvrager worden in de gelegenheid gesteld bij dat onderzoek aanwezig te zijn.

WVW art. 90 5.2.b Afkeuring door erkenninghouderVR 4.12 Voor de belanghebbende (aanvrager van de keuring) is het mogelijk op grond van

artikel 90 van de Wegenverkeerswet 1994 tegen betaling bij de RDW beroep in te stellentegen een afkeuring en wel terstond na de keuring. Dit beroep dient gericht te worden totde regio waaronder de erkenninghouder valt.De RDW zal vervolgens een onderzoek (herkeuring) instellen naar de vraag of het voertuig terecht is afgekeurd.De erkenninghouder, de keurmeester die het voertuig heeft afgekeurd en de aanvrager worden in de gelegenheid gesteld bij dat onderzoek aanwezig te zijn.

WVW art. 91 5.2.c Onterechte goedkeuring door erkenninghouderVR 4.15 Belanghebbenden, die menen dat ten onrechte een keuringsbewijs is afgegeven kunnen

op grond van artikel 91 van de Wegenverkeerswet 1994, tegen betaling beroep in stellen bij de RDW.De RDW zal vervolgens een onderzoek (deskundigenonderzoek) instellen naar de vraag of het voertuig ten onrechte is goedgekeurd. De erkenninghouder, de keurmeester en de aanvrager worden van dat onderzoek op de hoogte gebracht en worden in de gelegenheid gesteld bij dat onderzoek aanwezig te zijn.

ERK art. 64 5.2.d Toepassing cusumsysteemEen beroep als bedoeld onder 5.2.b en 5.2.c dat terecht blijkt te zijn, telt voor het cusumsysteem mee als resultaat van een steekproefherkeuring. Het cusumsysteem geldt zowel voor de erkenninghouder als voor de keurmeester.

WVW art 90 –4 5.2.e Tarief onderzoek WVW art 91 –4 Voor het aanvragen van een onderzoek als bedoeld onder 5.2.a, 5.2.b en 5.2.c geldt een

tarief 1, direct te voldoen tijdens het bezwaar maken tegen een goedkeuring of afkeuring. Als het beroep wordt toegewezen wordt dit bedrag terugbetaald aan de indiener van het beroep. In dit geval is de erkenninghouder dit bedrag verschuldigd aan de RDW.

1 De tarieven worden jaarlijks gepubliceerd in de Staatscourant, Besluit tarieven Dienst wegverkeer

APK Invulinstructie APK rapport

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

1

ALGEMEEN

Na elke keuring dient een keuringsrapport te worden afgegeven. Het rapport moet volledig zijningevuld en moet zijn ondertekend door de gediplomeerde keurmeester.Indien het voertuig is goedgekeurd geldt het afgegeven keuringsrapport als keuringsbewijs, zoalsbedoeld in artikel 72 van de Wegenverkeerswet 1994. Indien het voertuig naar het oordeel van degediplomeerde keurmeester niet aan de keuringseisen voldoet geldt het keuringsrapport als deschriftelijke mededeling van de weigering tot afgifte van een keuringsbewijs.

De geldigheid van een keuringsbewijs vangt aan met ingang van de dag van afgifte.Een voertuig kan worden gekeurd en afgemeld binnen een periode van 2 maanden direct voorafgaandeaan de verplichting tot keuren. In een dergelijk geval wordt de oorspronkelijke afloopdatum door hetafmeldsysteem met een jaar verlengd.Een keuringsbewijs verliest zijn geldigheid door de afgifte van een vervangend keuringsbewijs endoor het aanbrengen van wijzigingen.

Alle in te vullen zaken staan aan de voorzijde van het APK keuringsrapport. De achterzijde is uit-sluitend informatief. Hierop zijn o.a. de controlepunten gecodeerd vermeld. Deze code moet wordengebruikt bij het aangeven van afkeur- en/of reparatiepunten, zowel in het afmeldscherm als op devoorzijde van het rapport.

Met het van kracht worden van de APK-verbeterpunten is er niet alleen sprake van het afmelden vangoedgekeurde voertuigen maar ook van het afmelden van afgekeurde voertuigen waarbij de afkeur-punten zowel op dit rapport als in het afmeldscherm moeten worden aangeven. Als er sprake is vaneen goedgekeurd voertuig nadat de “APK-gebreken” zijn hersteld moeten deze reparatiepunten ookworden opgegeven, zowel op het keuringsrapport als in het afmeldscherm. Verder moeten eventueleadviespunten worden genoteerd.

Het deel dat is bestemd voor de voertuigeigenaar mag pas worden afgegeven nadat is gebleken dat het voertuig niet in een steekproef valt of, als dat wel het geval is, nadat de steekproef is verricht en ergeen bezwaar tegen afgifte van het rapport is.

De voertuiggegevens die in diverse velden vermeld moeten worden dienen overeen te komen met devoertuiggegevens zoals zij op het kentekenbewijs staan aangegeven.

APK Invulinstructie APK rapport

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

2

INVULLEN APK KEURINGSRAPPORT

In deze instructie wordt een aantal aspecten van het keuringsrapport besproken. Invulvelden die voorzich spreken komen niet aan de orde.

Gegevens voertuig en resultaat keuring

- Het voertuig wordt goedgekeurd al of niet met reparatiepunten. Is er sprake van reparatiepuntendie het gevolg zijn van APK-eisen dan moeten de reparatiepunten in het rechter bovenste deelworden omschreven met vermelding van de code (zie hiervoor de achterzijde van het rapport).De reparatiepunten moeten tijdens het afmelden van het voertuig tevens in het afmeldscherm wordenaangegeven.

- Het voertuig wordt afgekeurd. Dan is in de meeste gevallen sprake van een APK-sec keuring, dusniet in combinatie met een onderhoudsbeurt of een reparatie-opdracht. Het derde vakje moet zijnaangekruist en de afkeurpunten moeten in het afmeldscherm worden aangegeven. Ook deze puntenmoeten op het rapport worden genoteerd met weer de vermelding van de bijbehorende code. Het zou kunnen dat een voertuig wordt afgekeurd maar dat er ook sprake is van één of meerderereparatiepunten. In dat geval moet dit reparatiepunt of deze reparatiepunten op het rapport wordengenoteerd (samen met het afkeurpunt of de afkeurpunten) met vermelding van de bijbehorende code.Deze reparatiepunten kunnen niet in het afmeldscherm worden aangegeven.

In het veld Kilometerstand moet de afgelezen tellerstand in km of mijl worden genoteerd. Van voer-tuigen die niet zijn voorzien van een teller, zoals aanhangwagens of mogelijk zeer oude voertuigen, enin andere gevallen waarbij geen kilometerstand is af te lezen moet ‘GT’ (Geen Teller) worden vermeld.

Mededeling RDW na afmelding

Bij Tijdstip afmelding moet de tijd worden ingevuld die op het terugmeldscherm verschijnt na het afmelden van het voertuig. Dus niet op een horloge kijken en die tijd registreren.Na het afmelden verschijnt er een transactiecode op het afmeldscherm. Deze transactiecode bestaat uit vier cijfers en/of letters. De samenstelling van de code hangt nauw samen met o.a. de afmelddatumen de afmeldtijd. Daarom is het heel belangrijk dat het juiste tijdstip van de afmelding op het rapportwordt ingevuld. De code moet achter de aanduiding Transactiecode worden ingevuld en dient als bewijs dat de afmelding daadwerkelijk in het afmeldsysteem is ontvangen en geregistreerd.

Binnenkort te verwachten gebreken (adviespunten)

Dit betreft geen afkeurpunten, maar punten waarvan te verwachten valt dat die binnenkort niet meeraan de APK-eisen voldoen en waarschijnlijk binnen 1 jaar aan herstel of reparatie toe zijn. Zij dienenals advies aan de eigenaar van het voertuig.De tekst is eenvoudig gehouden: ‘Er is een band aanwezig met een . . . . . .’. Ook als het 2, 3 of zelfs 4 banden zou betreffen kan dit hokje gewoon worden aangekruist. Dit geldt ook voor de andere adviespunten.In het vak rechts boven moet een korte omschrijving worden gegeven van het aangekruiste adviespunt.In het geval van bijvoorbeeld de banden kan hier worden aangegeven of het beide voorbanden betref-fen of alleen de band links achter. Vóór de omschrijving van het adviespunt moet ook de code wordenvermeld (ac 1, enz.).

APK Invulinstructie APK rapport

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

3

Korte toelichting op de vijf adviespunten:ac1 deze spreekt voor zich. Hier moet aangegeven worden of er een band aanwezig is met een

profieldiepte tussen 1,6 en 2,5 mm. Bij de omschrijving geeft u aan welke band dit is of welke banden dit zijn;

ac2 in het geval één of meerdere schokdempers lekkage vertonen geeft u dit hier aan (het zogenaamdezweten is geen lekkage);

ac3 het is niet de bedoeling dat de voertuigeigenaar wordt geïnformeerd over alle auto-onderdelen waar sprake is van roestvorming. Dit zou te ver gaan. Vandaar dat gekozen is om die delen aan te laten geven met een behoorlijke roestschade waarvan de E-waarde tussen 1,5 en 2,0 ligt of waarbij, in het geval van onderdelen waarvoor geen E-gradatie geldt, meer dan 15% roestschade aanwezig is;

ac4 hier moet aangegeven worden of er een stuur- of fuseekogel aanwezig is met een slijtagespeling die gelijk of kleiner is dan 1,0 mm. Dit betreft dus de kogels die niet worden afgekeurd maar waar wel sprake is van behoorlijke slijtage. Denk erom dat er sprake moet zijn van slijtagespeling,de fabrieksmatige speling wordt niet meegerekend en moet dus van de totale speling worden afgetrokken;

ac5 alhoewel remmen ontzettend belangrijk zijn voor de veiligheid is het heel moeilijk om hier een kort adviespunt voor te formuleren. Daarom is gekozen voor een algemene omschrijving die het hele remsysteem omvat voor zover dit door de keurmeester te controleren is zonder demontage. Hieronder vallen bijvoorbeeld dunne remvoeringen of -schijven maar ook gecorrodeerde remleidingen of vervormde remslangen. Uiteraard voor zover de beschadiging(en) niet zover is (zijn) dat tot afkeur moet worden overgegaan.

Zowel bij een goedgekeurd als een afgekeurd voertuig moeten eventuele adviespunten op hetkeuringsrapport worden aangekruist en worden omschreven. Bij het afmelden van een goedgekeurdvoertuig moeten deze adviespunten in het afmeldscherm worden aangegeven. Bij het afmelden vaneen afgekeurd voertuig is deze mogelijkheid niet aanwezig.

Dit rapport is afgegeven door

Onder de naam van de keurmeester moet het Pasnummer worden genoteerd. Dit is het nummer dat opzijn bevoegdheidspas staat vermeld. Dit nummer is opgenomen om zo goed mogelijk te waarborgendat de keurmeester die het voertuig heeft gekeurd ook degene is die het voertuig afmeldt. Het keuringsrapport wordt afgegeven namens de erkenninghouder. De erkenninghouder mandateert dekeurmeester als het ware om dit rapport namens hem te ondertekenen en af te geven.

Aanvrager verzoekt herkeuring na afkeuring

Als de aanvrager het niet eens is met de afkeuring van het voertuig kan hij of zij direct een herkeuringbij de RDW aanvragen. In dat geval moet hij of zij dat verzoeken door middel van het plaatsen vaneen handtekening. Ook in een dergelijk geval moet de auto toch altijd worden afgemeld als zijnde af-gekeurd. Het kan eveneens voorkomen dat de keurmeester of de erkenninghouder het niet eens is met het resultaat van de steekproef door de steekproefcontroleur. Ook dan is een herkeuring mogelijk. Dit moet echter aangegeven worden op het steekproefcontrolerapport.

Geldigheidsduur keuringsbewijs

Hier moet de nieuwe vervaldatum worden genoteerd, waarbij de maand van de vervaldatum voluit inletters moet worden geschreven indien het voertuig wordt goedgekeurd (al of niet met reparatiepunten).

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

4

Nadere uitleg reparatie-, afkeur- en/of adviespunten

In deze ruimte moeten de geconstateerde afkeurpunten, gerepareerde punten en/of adviespunten in hetkort worden omschreven. Vóór ieder afkeur- of reparatiepunt moet de bijbehorende code van de lijstop de achterzijde van het rapport worden genoteerd, vóór ieder adviespunt moet de bijbehorende code(ac1 t/m ac5) worden genoteerd.

Ook moet in deze ruimte een aantekening worden gemaakt in het geval:1. dat de auto is voorzien van een LPG-installatie waarbij de auto niet op benzine werkt. Er hoeft dan

geen code te worden aangegeven;2. niet tot verwijdering van bepaalde onderdelen is overgegaan vanwege het gevaar van beschadiging; 3. de voertuiggegevens niet zijn geraadpleegd als gevolg van een storing in het netwerk;4. de steekproef door de RDW is afgezegd.Deze ruimte kan eventueel ook door de RDW worden gebruikt voor notities. Bijvoorbeeld in het gevaldat een steekproef niet is doorgegaan omdat de auto is weggereden.Zie ook de Administratieve procedures, artikel 5.1.

In te vullen door de RDW

Dit vak is zowel bedoeld voor het resultaat van de steekproef als voor het resultaat van een herkeuringna afkeur. In dit vak mogen verder geen aantekeningen gemaakt worden.

Vervangende keuringsbewijzen

Indien de voertuigeigenaar een vervangend keuringsbewijs wil (het oude is zoekgeraakt, versletenof geheel of ten dele onleesbaar) moet hij of zij zich tot de RDW wenden. De RDW verstrekt dan tegen betaling een dergelijk bewijs en geeft dit aan middels het aankruisen van het vakje rechts onder:“Vervangend keuringsbewijs”.Het is een erkenninghouder niet toegestaan om vervangende keuringsbewijzen af te geven.

Herkeuring

Tot slot wordt de voertuigeigenaar gewezen op de mogelijkheid om een herkeuring aan te vragen alshij het niet eens is met de goedkeuring van zijn voertuig. In tegenstelling tot de aanvraag van een herkeuring nadat het voertuig is afgekeurd, is dit mogelijk gedurende de geldigheidsduur van het keuringsbewijs of tot het moment dat de auto opnieuw een APK-keuring heeft ondergaan.

APK Invulinstructie APK rapport

APK Invulinstructie APK rapport

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

5

APK Invulinstructie APK rapport

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

6

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

1

APK Keuringseisen

Met ingang van 1 januari 1995 is de Wegenverkeerswet 1994 in werking getreden. Ten gevolge hiervanis de Algemene Periodieke Keuring (APK) gebaseerd op deze wet.Een onderdeel van deze wet is het Voertuigreglement. Hierin zijn de eisen geformuleerd waaraan voer-tuigen moeten voldoen alvorens deze tot de weg worden toegelaten, en de eisen die gelden tijdens hetgebruik en bij de APK.De keuringseisen APK zijn een deel van de permanente eisen die in hoofdstuk 5 zijn vermeld.

In deze afdeling zijn de hoofdstukken van het Voertuigreglement opgenomen die van toepassing zijnvoor de Algemene Periodieke Keuring (APK).Basis:- Voertuigreglement zoals gepubliceerd in Staatsblad 1994, nr. 450, ingangsdatum: 01-01-1995, en

wijzigingsregelingen, zoals laatst gewijzigd in Staatsblad nr. 253 van 03-05-2006.- Regeling Wijze van keuren APK zoals gepubliceerd in Staatscourant nr. 231 (supplement) van

30-11-1994, ingangsdatum 01-01-1995, en wijzigingsregelingen zoals laatst gewijzigd inStaatscourant nr. 87 van 27-04-2006.

- Regeling meetmethoden massa’s en afmetingen van bedrijfsauto’s en aanhangwagens zoalsgepubliceerd in Staatscourant nr. 194 van 8-10-2001, en wijzigingsregelingen zoals laatst gewijzigdin Staatscourant nr. 186 van 26-9-2003.

De tot nu toe gepubliceerde wijzigingen in de regelgeving zijn in de herziene uitgave van deKeuringseisen-APK opgenomen.

Er zijn voorstellen ingediend om het Voertuigreglement op diverse punten aan te passen.Vooruitlopend op de publicatie in het staatsblad zijn deze wijzigingen al cursief in de tekst opgenomen.Deze moeten bij de uitvoering van de APK worden gehanteerd.

Inhoudsopgave

HOOFDSTUK blz.

Index 31 Algemene bepalingen 7

Algemene bepalingen – Regeling wijze van keuren 192 Niet van toepassing voor APK3 Niet van toepassing voor APK4 Niet van toepassing voor APK5.2 Personenauto’s 215.3 Bedrijfsauto’s 615.5. Driewielige motorrijtuigen 1215.12 Aanhangwagens 155

Verwijzingen en definities (art. 1.1) zijn cursief in de tekst aangegeven.

APK Keuringseisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

3

ARTIKELNUMMER EN BLADZIJDENUMMER KEURINGS (PERMANENTE) EISEN

ALGEMENE BEPALINGENBegrippen Keuringseisen algemeen artikel 1.1 7Begrippen Afmetingen artikel 1.2 15Meetvoorwaarden wielbasis en afmetingen artikel 1.3 17Bepalen aantal wielen artikel 1.4 17Bepalen aantal lichten artikel 1.5 17Meetvoorwaarden t.a.v. verlichting artikel 1.6 17Identificatienummer inslaan artikel 1.9 17Datum Eerste toelating artikel 1.10 18Regeling wijze van keuren 19

KEURINGSEISENIn artikelnummer geldt voor gebruikte .*. :- personenauto : .*. = 2;- bedrijfsauto : .*. = 3; - driewieler : .*. = 5;- aanhangwagen : .*. = 12.

RPEArtikel blz.* = 2 blz.* = 3 blz.* = 5 blz.* = 12 tab 4

Titel (blz)

Aandrijving .......................................................... 5 .* . 16 ... 32 ... 77 ... 127 ... --- 2(5-11)Aanhangwagens bedrading .................................. 5 .* . 5 ... --- ... --- ... --- ... 157Accu ..................................................................... 5 .* . 12 ... 31 ... 73 ... 126 ... ---Achterkant markering .......................................... 5 .* . 51 ... 49 ... 108 ... --- ... 175 10(63-67)Achteruitrijlichten werking.................................. 5 .* . 63 ... 57 ... 115 ... 149 ... ---Achteruitrij-signaalinrichting............................... 5 .* . 71 ... 60 ... 120 ... 153 ... ---Afmetingen voertuig (l, b en h)............................ 5 .* . 6 ... 23 ... 64 ... 123 ... 158Afschermingen..................................................... 5 .* . 48 ... 48 ... 102 ... 143 ... 172 9(47-63)Airbag .................................................................. 5 .* . 47a ... 48 ... 99 ... --- ... ---Aslasten................................................................ 5 .* . 7 ... 23 ... 65 ... 123 ... 152Assen.................................................................... 5 .* . 18 ... 33 ... 78 ... 128 ... 153 2(5-11)Autogordels.......................................................... 5 .* . 47 ... 47 ... 100 ... 142 ... --- 2(5-11)

Banden ................................................................. 5 .* . 27 ... 36 ... 82 ... 131 ... 163 6(22)Bedrading aanhangwagen .................................... 5 .* . 5 ... --- ... --- ... --- ... 157Bedrading motorvoertuigen ................................. 5 .* . 12 ... 31 ... 73 ... 126 ... ---Bescherming inzittenden...................................... 5 .* . 47 ... 47 ... 100 ... 142 ... --- 2(5-11)Bovenbouw .......................................................... 5 .* . 4 ... 22 ... 63 ... 122 ... 157 2(5-11)Brandstofsysteemeisen......................................... 5 .* . 9 ... 24 ... 66 ... 124 ... --- 2(5-11)Bumper................................................................. 5 .* . 49 ... --- ... 103 ... --- ... 173

CH-percentages.................................................... 5 .* . 11 ... 30 ... 72 ... --- ... ---Chassisraam ......................................................... 5 .* . 3 ... 22 ... 63 ... 122 ... 157 2(5-11)CO-percentages.................................................... 5 .* . 11 ... 26/31 ... 68/73 ... --- ... --- 3(12-16)Constructieplaat ................................................... 5 .* . 1 ... --- ... 61 ... --- ... 155Contourmarkering ............................................... 5.3/12.57 ... --- ... 113 ... --- ... 179 10(66)Controle-apparaat................................................. 5 .* .15 ... --- ... 74 ... --- ... ---

Delen aan buitenzijde........................................... 5 .* . 48 ... 48 ... 102 ... 143 ... 172Deuren.................................................................. 5 .* . 41 ... 45 ... 96 ... 140 ... 172 2(5-11)Diefstalalarm signaalinrichting............................ 5 .* . 71 ... 60 ... 120 ... 153 ... ---

Index

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

4

RPEArtikel blz.* = 2 blz.* = 3 blz.* = 5 blz.* = 12 tab 4

Titel (blz)

Dieselrookmeting................................................. 5 .* . 11 ... 30 ... 72 ... --- ... --- 3(12-16)Dimlicht reflector toestand .................................. 5 .* . 56 ... 53 ... 110 ... 147 ... --- 10(63-67)Dimlicht afstelling ............................................... 5 .* . 56 ... 53 ... 110 ... 147 ... ---Draaikrans ............................................................ 5 .* . 30 ... --- ... --- ... --- ... 166

Emissiebestrijdingssysteem ................................. 5 .* . 11 ... 26/31 ... 68/73 ... --- ... --- 3(12-16)

Frame ................................................................... 5 .* . 3 ... --- ... --- ... 122 ... ---Fuseepennen, -lagering, -bussen en -kogels ........ 5 .* . 19 ... 33 ... 79 ... 129 ... 160 5(17-21)

Geluidsproductie .................................................. 5 .* . 11 ... 26 ... 68 ... 126 ... ---Geluidssignaalinrichtingen .................................. 5 .* . 71 ... 60 ... 120 ... 153 ... ---Gezichtsveldverbeterende voorziening................ 5 .* .45a ... --- ... 99 ... --- ... --- 9(47-63)

HC-percentage ..................................................... 5 .* . 11 ... 30 ... 72 ... --- ... ---Hoorn ................................................................... 5 .* . 71 ... 60 ... 120 ... 153 ... ---Hulpkoppeling...................................................... 5 .* . 66 ... --- ... --- ... --- ... 182 2(5-11)Hydraulische besturing aanhangwagens 5 .* . 29 ... --- ... --- ... --- ... 165 2(5-11)

7(23-24)Identificatienummer............................................. 5 .* . 1 ... 21 ... 61 ... 121 ... 155

Kentekenplaten, leesbaarheid, afscherming......... 5 .* . 1 ... 21 ... 61 ... 121 ... 155Kentekenplaten eisen ........................................... 5 .* . 1 ... 21 ... 61 ... 121 ... 155Kofferdeksel......................................................... 5 .* . 41 ... 45 ... 96 ... 140 ... --- 2(5-11)Kogelkoppeling.................................................... 5 .* . 67 ... 59 ... 117 ... 152 ... 182Koppeling............................................................. 5 .* . 66 ... 59 ... 117 ... 152 ... 182 2(5-11)Koppeling, wegdek niet kunnen raken................. 5 .* . 66 ... --- ... --- ... --- ... 182Koppelingspen ..................................................... 5 .* . 69 ... --- ... --- ... --- ... 183Koppelingsplaat ................................................... 5 .* . 69 ... --- ... --- ... --- ... 184 11(68-73)Koppelingsschotel................................................ 5 .* . 69 ... --- ... 118 ... --- ... ---Koppelinrichting, algemeen................................. 5 .* . 66 ... 59 ... 117 ... 152 ... 182Koppelverbindingen, bijzonder............................ 5 .* . 70 ... --- ... 119 ... --- ... 184 11(68-73)

Laadbakkleppen ................................................... 5 .* . 41 ... --- ... 96 ... 140 ... 172 2(5-11)Laadruimte ondersteuning ................................... 5 .* . 4 ... --- ... 63 ... 122 ... 157 2(5-11)Laadvloer ondersteuning...................................... 5 .* . 4 ... --- ... 63 ... 122 ... 157 2(5-11)Last onder de as(sen) ........................................... 5 .* . 7 ... 23 ... 65 ... 123 ... 159Load-index ........................................................... 5 .* . 27 ... --- ... 83 ... --- ... 163 6(22)Losbreekreminrichting......................................... 5 .* . 40 ... --- ... --- ... --- ... 171LPG-installatie ..................................................... 5 .* . 10 ... 24 ... 66 ... 124 ... ---

Massa’s voertuig .................................................. 5 .* . 7 ... 23 ... 65 ... 123 ... 159Maten voertuig (l, b en h) .................................... 5 .* . 6 ... 23 ... 64 ... 123 ... 158Maten wielbasis ................................................... 5 .* . 21 ... 35 ... 80 ... --- ... 162Maten spoorbreedte.............................................. 5 .* . 23 ... 35 ... 81 ... --- ... ---Meertonige hoorn................................................. 5 .* . 71 ... 60 ... 120 ... 153 ... ---Milieu................................................................... 5 .* . 11 ... 26/31 ... 68/73 ... 126 ... --- 3(12-16)Mistachterlicht controlelampje ............................ 5 .* . 62 ... 57 ... 115 ... 149 ... ---Motorkap.............................................................. 5 .* . 41 ... 45 ... 96 ... 140 ... --- 2(5-11)Motorsteunen ....................................................... 5 .* . 13 ... 31 ... 73 ... 126 ... --- 2(5-11)

APK Keuringseisen

Index

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

5

RPEArtikel blz.* = 2 blz.* = 3 blz.* = 5 blz.* = 12 tab 4

Titel (blz)

Ontdooiing en ontwaseming voorruit .................. 5 .* . 44 ... 46 ... 97 ... 141 ... ---Opleggerkoppeling (schotel)................................ 5 .* . 69 ... --- ... 118 ... --- ... ---Opsnijden banden................................................. 5 .* . 27 ... 36 ... 82 ... 131 ... 163Overeenstemmen voertuiggegevens .................... 5 .* . 1 ... 21 ... 61 ... 121 ... 155

Profieldiepte banden ............................................ 5 .* . 27 ... 36 ... 82 ... 131 ... ---

Reflector dimlicht ................................................ 5 .* . 56 ... 53 ... 110 ... 147 ... --- 10(63-67)Remmen, onderdelen en werking ........................ 5 .* . 31 ... 40/41 ... 87/89 ... 135/136 ... 167/168 2(5-11)

8(25-46)Remmen, werking reminrichting aanhangwagen 5 .* . 40 ... --- ... --- ... --- ... 171Remmen druklucht, onderdelen en werking ........ 5 .* . 35 ... --- ... 90/91 ... --- ... 168/169Remmen druklucht, slag remcilinders ................. 5 .* . 36 ... --- ... 91 ... --- ... 169Remmen druklucht, (voorraad)druk in systeem... 5 .* . 37 ... --- ... 92 ... --- ... ---Remmen druklucht, waarschuwings-inrichting ... 5 .* . 33 ... --- ... 90 ... --- ... ---Remmen druklucht, waarschuwing veerrem........ 5 .* . 34 ... --- ... 90 ... --- ... ---Remmen hydraulisch, remvloeistof-reservoir...... 5 .* . 32 ... 42 ... 89 ... 137 ... ---Remmen hydraulisch, waarschuwings-signaal .... 5 .* . 32 ... 42 ... 89 ... 137 ... ---Remmen, bedrijfsrem remvertraging ................... 5 .* . 38 ... 42/43 ... 92/94 ... 137 ... 170 8(25-46)Remmen, bedrijfsrem op alle wielen ................... 5 .* . 38 ... 43 ... 93 ... 138 ... 170Remmen, overberemming achteras...................... 5 .* . 38 ... 43 ... 94 ... 138 ... --- 8(25-46)Remmen, verschil op één as links/rechts ............. 5 .* . 38 ... 43 ... 94 ... 138 ... 170 8(25-46)Remmen, parkeerrem vertraging ......................... 5 .* . 39 ... 43 ... 94 ... 139 ... --- 8(25-46)Remmen, vastzetinrichting .................................. 5 .* . 39 ... --- ... --- ... --- ... 171Remmen, hulpremsysteem geheel afzonderlijk ... 5 .* . 40 ... 44 ... 95 ... 139 ... ---Remmen, losbreekreminrichting.......................... 5 .* . 40 ... --- ... --- ... --- ... 171Remvertraging bedrijfsrem .................................. 5 .* . 38 ... 42/43 ... 92 ... 137 ... 170 8(25-46)Remvertraging parkeerrem .................................. 5 .* . 39 ... 43 ... 94 ... 139 ... --- 8(25-46)Reservewielhouder............................................... 5 .* . 48 ... 48 ... 102 ... 143 ... 172Retroreflectie plaatsing ........................................ 5 .* . 61 ... 56 ... 114 ... 149 ... 180Retroreflectie, toegestaan aantal .......................... 5 .* . 65 ... 58 ... 116 ... 151 ... 181Retroreflectie facultatief ...................................... 5 .* . 57 ... 55 ... 113 ... 148 ... 179 10(63-67)Retroreflectie verplicht ........................................ 5 .* . 51 ... 49/50 ... 107 ... 144 ... 175 10(63-67)Roetuitstoot dieselmotor ...................................... 5 .* . 11 ... 30 ... 72 ... --- ... --- 3(12-16)Ruiten................................................................... 5 .* . 42 ... 45 ... 96 ... 140 ... --- 9(47-63)Ruitensproeierinstallatie ...................................... 5 .* . 43 ... 46 ... 97 ... 141 ... ---Ruitenwisserinstallatie ......................................... 5 .* . 43 ... 46 ... 97 ... 140 ... ---

Scherpe delen ....................................................... 5 .* . 48 ... 48 ... 102 ... 143 ... 172Schokdempers ...................................................... 5 .* . 28 ... 37 ... 84 ... 132 ... 164 2(5-11)Schotelkoppeling.................................................. 5 .* . 69 ... --- ... 118 ... --- ... ---Snelheidsbegrenzer .............................................. 5 .* . 15 ... --- ... 74/77 ... --- ... ---Snelheidsmeter..................................................... 5 .* . 15 ... 32 ... 74 ...127 ... ---Spiegels ................................................................ 5 .* . 45 ... 46 ... 97/99 ... 141 ... --- 9(47-63)Spoorbreedte ........................................................ 5 .* . 23 ... 35 ... 81 ... --- ... ---Stabilisatoren........................................................ 5 .* . 26 ... --- ... 81 ... --- ... 162Stootbalk .............................................................. 5 .* . 49 ... --- ... 103/105 ... --- ... 173/174Stuurinrichting (onderdelen)................................ 5 .* . 29 ... 38 ... 85 ... 134 ... 165 2(5-11)

7(23)

APK Keuringseisen

Index

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

6

RPEArtikel blz.* = 2 blz.* = 3 blz.* = 5 blz.* = 12 tab 4

Titel (blz)

Totale massa voertuig .......................................... 5 .* . 7 ... 23 ... 65 ... 123 ...159Transmissie .......................................................... 5 .* . 16 ... 32 ... 77 ... 127 ... --- 2(5-11)Trekdriehoek (trekboom) ..................................... 5 .* . 66 ... --- ... --- ... --- ... 182 2(5-11)Trekhaak (kogel) .................................................. 5 .* . 67 ... 59 ... 117 ... 152 ... ---Trekoog ................................................................ 5 .* . 68 ... --- ... --- ... --- ... 183

Uitlaat(systeem) ................................................... 5 .* . 11 ... 26 ... 68 ... 126 ... ---Uitlaatgassamenstelling ....................................... 5 .* . 11 ... 26/31 ... 68/73 ... --- ... --- 3(12-16)Uitwendige veiligheid.......................................... 5 .* . 48 ... 48 ... 102 ... 143 ... 172

Vangmuilkoppeling .............................................. 5 .* . 68 ... --- ... 117 ... --- ... ---Vastzetinrichting remmen .................................... 5 .* . 39 ... 43 ... 94 ... 139 ... 171 8(25-46)Veersysteem ......................................................... 5 .* . 28 ... 37 ... 84 ... 132 ... 164 2(5-11)Velgen en wielen .................................................. 5 .* . 24 ... 35 ... 81 ... 130 ... 162Verblindende verlichting...................................... 5 .* . 64 ... 57 ... 115 ... 150 ... ---Verlichting, werking achteruitrijlichten ............... 5 .* . 63 ... 57 ... 115 ... 149 ... ---Verlichting, toegestane aantal .............................. 5 .* . 65 ... 58 ... 116 ... 151 ... 181Verlichting verblindend........................................ 5 .* . 64 ... 57 ... 115 ... 150 ... ---Verlichting verplicht............................................. 5 .* . 51 ... 49/50 ... 107 ... 144 ... 175 10(63-67)Verlichting verplicht, bevestiging 5 .* . 55 ... 51 ... 109 ... 145 ... 177 2(5-11)

10(63-67)Verlichting, controlelampje mistachterlicht ......... 5 .* . 62 ... 57 ... 115 ... 149 ... ---Verlichting afstelling, dimlicht............................. 5 .* . 56 ... 53 ... 110 ... 147 ... ---Verlichting verplicht, toestand ............................. 5 .* . 55 ... 51 ... 109 ... 145 ... 177 2(5-11)

10(63-67)Verlichting verplicht, werking ............................. 5 .* . 55 ... 51 ... 109 ... 145 ... 177 2(5-11)

10(63-67)Verlichting verplicht, kleur .................................. 5 .* . 53 ... 51 ... 108 ... 145 ... 176Verlichting toegestaan.......................................... 5 .* . 57 ... 54/55 ... 113 ... 148 ... 175/179 10(63-67)Verlichting toegestaan, kleur................................ 5 .* . 59 ... 56 ... 114 ... 149 ... 180Verlichting plaatsing ............................................ 5 .* . 61 ... 56 ... 114 ... 149 ... 180Voertuiggegevens kentekenbewijs/Register......... 5 .* . 1 ... 21 ... 61 ... 121 ... 155Voorruit, ontdooiing en ontwaseming.................. 5 .* . 44 ... 46 ... 97 ... 141 ... ---Voorvork en achtervork........................................ 5 .* . 3 ... --- ... --- ... 122 ... --- 2(5-11)Voorvork en balhoofdlagering ............................. 5 .* . 30 ... --- ... --- ... 134 ... --- 2(5-11)

Wielafschermingen .............................................. 5 .* . 48 ... 48 ... 102 ... 143 ... 172 9(47-63)Wielbasis .............................................................. 5 .* . 21 ... 35 ... 80 ... --- ... 162Wielen en velgen.................................................. 5 .* . 24 ... 35 ... 81 ... 130 ... 162Wiellagers ............................................................ 5 .* . 20 ... 34 ... 80 ... 130 ... 161Wielnaven ............................................................ 5 .* . 25 ... --- ... 81 ... --- ... ---Wieluitlijning ....................................................... 5 .* . 22 ... 35 ... 81 ... --- ... ---

Zelfdragende carrosserie (geheel of deels) .......... 5 .* . 3 ... 22 ... 63 ... 122 ... 157 2(5-11)Zijdelingse afschermingen ................................... 5 .* . 48 ... --- ... 102 ... 143 ... 172 9(47-63)Zitplaatsen............................................................ 5 .* . 46 ... 46 ... 99 ... 142 ... --- 2(5-11)

In de genoemde titel van de RPE (Regeling permanente eisen) is mogelijk nog iets naders geregeld.

APK Keuringseisen

Index

1 Algemene bepalingen Begrippen

artikel 1.1 – begrippen Keuringseisen algemeenIn dit besluit en de daarop berustende regelingen wordt, voor zover niet anders is bepaald, verstaanonder:

a. aanhangwagen:voertuig dat is bestemd om aan een motorrijtuig te worden gekoppeld, met inbegrip van een oplegger; als aanhangwagen wordt voorts aangemerkt een dolly met een oplegger;

b. achterlicht:licht dat, van de achterzijde gezien, de aanwezigheid van het voertuig kenbaar maakt en een aanwijzing is voor de breedte van het voertuig;

c. achteruitrijlicht:licht, bestemd voor het verlichten van de weg achter het voertuig en voor het waarschuwen van de overige weggebruikers dat het voertuig achteruit rijdt of achteruit gaat rijden;

d. afsleepdolly:aanhangwagen, bestemd voor het dragen van één van de assen van een voertuig;

d1. airbag:een inrichting in motorvoertuigen, gemonteerd ter aanvulling van autogordels, die een systeem bevat dat bij een ernstige botsing van het voertuig automatisch een flexibel omhulsel opblaast dat door samendrukking van het daarin opgesloten gas de ernst van het contact van één of meer delen van het lichaam van een inzittende van het voertuig met de binneninrichting van de passagiers-ruimte beperkt;

e. ambulance:motorrijtuig, bestemd om te worden gebruikt voor ambulancevervoer als bedoeld in de Wet ambulancevervoer (Stb. 1971, 369);

f. as:geheel van aslichaam met inbegrip van wielgeleidingselementen;

f1. ashefinrichting:een op een voertuig vast aangebrachte inrichting om de belasting op de as of assen naar gelangvan de beladingstoestand van het voertuig te verlagen of te verhogen;

g. asstel:combinatie van twee of meer assen, evenwijdig gelegen op een onderlinge afstand van minderdan 1,80 m;

g1. autogordel:een geheel van banden met sluiting, verstelinrichtingen en bevestigingselementen dat in een motorvoertuig kan worden bevestigd en zodanig is ontworpen dat de kans op verwondingen voor de gebruiker bij botsing of plotselinge vertraging van het voertuig wordt verminderd doordat het de bewegingsmogelijkheid van het lichaam van de gebruiker beperkt en dat mede omvat alle onderdelen die energie kunnen opnemen of waarmee de gordel wordt ingetrokken;

g2. autonome aanhangwagen:aanhangwagen met minimaal twee assen, waarvan in ieder geval één gestuurd is, en die isuitgerust met een beweegbare trekinrichting die het trekkend voertuig verticaal met minder dan100 kg belast; als autonome aanhangwagen wordt voorts aangemerkt een gekoppelde dolly meteen oplegger;

h. bedrijfsauto:motorrijtuig op vier of meer wielen, niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid, eenlandbouw- of bosbouwtrekker, een motorrijtuig op vier wielen als bedoeld in onderdeel q of eenvierwielige bromfiets, en1. ingericht voor het vervoer van personen, met meer dan acht zitplaatsen, de bestuurderszitplaats

niet meegerekend, of2. ingericht voor het vervoer van goederen, of3. ingericht voor het uitvoeren van andere werkzaamheden, of4. ingericht als kampeerauto;in ieder geval wordt als bedrijfsauto aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs als bedrijfsauto is aangeduid;

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

7

APK Keuringseisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

8

h1. begrafeniswagen:motorrijtuig, bestemd en speciaal uitgerust voor het vervoer van overledenen;

i. bermlicht:licht, bestemd voor het verlichten van de berm rechts voor het voertuig;

j. vervallen k. bestuurde as:

as die rechtstreeks door middel van de stuurinrichting door de bestuurder kan worden bediend;l. bestuurd asstel:

asstel dat rechtstreeks door middel van de stuurinrichting door de bestuurder kan worden bediend;l1. bevestigingspunten:

de delen van de voertuigcarrosserie of van de zitplaatsconstructie of andere delen van het voertuigwaaraan autogordels moeten worden vastgemaakt;

m. bromfiets:a. motorrijtuig op twee wielen, met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van

niet meer dan 45 km/h, uitgerust met een verbrandingsmotor met een cilinderinhoud van nietmeer dan 50 cm3 of een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van nietmeer dan 4 kW, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig;

b. motorrijtuig op drie wielen, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45 km/h, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig, uitgerust met:1°. een motor met elektrische ontsteking met een cilinderinhoud van niet meer dan 50 cm3,2°. een motor met inwendige verbranding en een netto maximumvermogen van niet meer dan

4 kW voor andere dan onder 1° genoemde motoren, of3°. een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4 kW;

dan wel c. motorrijtuig op vier wielen, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig, met een door de constructie

bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45 km/h en een ledige massa van minder dan350 kg, de massa van de batterijen in elektrische voertuigen niet inbegrepen, uitgerust met: 1°. een motor met elektrische ontsteking met een cilinderinhoud van niet meer dan 50 cm3,2°. een motor met inwendige verbranding en een netto maximumvermogen van niet meer dan

4 kW voor andere dan onder 1° genoemde motoren, of3°. een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4 kW.

In ieder geval wordt als bromfiets aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegevenkentekenbewijs als bromfiets is aangeduid;

n. bus:bedrijfsauto, ingericht en blijkens het kentekenbewijs bestemd voor het vervoer van personen,met meer dan acht zitplaatsen de bestuurderszitplaats niet meegerekend; als bus wordt in iedergeval aangemerkt een bus van één van de volgende categorieën:- klasse I: categorie bussen met een capaciteit van meer dan 22 passagiers, de bestuurder niet

meegerekend, gebouwd met ruimte voor staande passagiers, zodat passagiers vaak kunnen in-en uitstappen;

- klasse II: categorie bussen met een capaciteit van meer dan 22 personen, de bestuurder nietmeegerekend, voornamelijk gebouwd voor het vervoer van zittende passagiers en ontworpenvoor het vervoer van staande passagiers in het gangpad of op een oppervlak dat niet groter isdan de ruimte voor twee dubbele zitplaatsen;

- klasse III: categorie bussen met een capaciteit van meer dan 22 personen, de bestuurder nietmeegerekend, uitsluitend gebouwd voor het vervoer van zittende passagiers;

- klasse A: categorie bussen met een capaciteit van ten hoogste 22 personen, de bestuurder nietmeegerekend, gebouwd voor het vervoer van staande passagiers en tevens voorzien vanzitplaatsen;

- klasse B: categorie bussen met een capaciteit van ten hoogste 22 personen, de bestuurder nietmeegerekend, gebouwd voor het vervoer van zittende passagiers en zonder voorzieningenvoor staande passagiers.

APK Keuringseisen

1 Algemene bepalingen Begrippen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

9

n1. certificaat van overeenstemming:document opgesteld door de fabrikant van een voertuig of van een niet-oorspronkelijke technischeeenheid of onderdeel van een voertuig, die houder is van een typegoedkeuring als bedoeld inartikel 2 van richtlijn 70/156/EEG, in artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van richtlijn92/61/EEG of in artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van richtlijn 2002/24/EG voor dattype voertuig of dat type niet-oorspronkelijke technische eenheid of onderdeel waaruit blijkt dateerstbedoeld voertuig of niet-oorspronkelijke technische eenheid of onderdeel overeenstemt methet type waarvoor deze goedkeuring is verleend;

n1a CNG-installatie:het geheel van gemonteerde onderdelen dat het mogelijk maakt om als brandstof voor devoortstuwingsmotor gebruik te maken van Compressed Natural Gas (CNG);

n2. contourmarkering:retroreflecterende belijning, aangebracht aan de zijkant of aan de achterkant van een voertuig en bestemd om de contouren van het voertuig beter kenbaar te maken;

n3. dagrijlicht:een licht dat voorwaarts gericht is en wordt gebruikt om het voertuig tijdens het overdag rijden beter zichtbaar te maken;

o. dimlicht:licht waarmee de weg vóór het voertuig wordt verlicht zonder dat hierdoor andere weggebruikers worden verblind of gehinderd;

p. dolly:aanhangwagen, bestemd voor het dragen van de voorzijde van een oplegger dan wel een deel van in de lengte ondeelbare lading;

q. driewielig motorrijtuig:motorrijtuig op drie symmetrisch geplaatste wielen, met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van meer dan 45 km/h of uitgerust met een verbrandingsmotor met een cilinderinhoud van meer dan 50 cm3, niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid, eenlandbouw- of bosbouwtrekker of een invalidenvoertuig; onder driewielig motorrijtuig wordt mede verstaan een vierwielig motorrijtuig met een motor met een netto maximum vermogen vanten hoogste 15 KW, en met een ledige massa van ten hoogste 400 kg of 550 kg voor voertuigengebruikt in het goederenvervoer, exclusief de massa van de batterijen in elektrische voertuigen,niet zijnde een vierwielig motorrijtuig als bedoeld in onderdeel m;

q1. EG-goedkeuringsmerk:goedkeuringsmerk als bedoeld in artikel 8 van richtlijn 92/61/EEG of artikel 8 van richtlijn2002/24/EG;

q2. fabrikant:persoon of organisatie die verantwoordelijk is voor alle aspecten van de goedkeuringsprocedureen die instaat voor de overeenstemming van de productie;

q3. geconditioneerd voertuig:voertuig waarvan de vaste of mobiele bovenbouw speciaal is ingericht voor het vervoer van goe-deren bij een gecontroleerde temperatuur en waarvan de zijwanden, met inbegrip van de isolatie,ten minste 45 mm dik zijn;

r. gelede bus:bus bestaande uit twee of meer vaste delen die blijvend zijn verbonden door een scharnierende verbinding, waarover de passagiers zich van het ene deel naar het andere kunnen begeven;

s. gestuurde as:as die wordt gestuurd door stuurkrachten, veroorzaakt door richtingverandering vanuit het voertuig zelf of vanuit het trekkend voertuig;

t. gestuurd asstel:asstel dat wordt gestuurd door stuurkrachten, veroorzaakt door richtingverandering vanuit het voertuig zelf of vanuit het trekkend voertuig;

u. groot licht:licht dat de weg vóór het voertuig over een grote afstand verlicht;

v. handwagen met motorvermogen:motorrijtuig, hoofdzakelijk bestemd om te worden bestuurd door een voetganger;

APK Keuringseisen

1 Algemene bepalingen Begrippen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

10

w. hoofdgroeven:brede groeven in het middelste gedeelte van het loopvlak van een band, welk gedeelte ongeveer drievierde deel van de breedte van het loopvlak inneemt;

x. invalidenvoertuig:voertuig dat is ingericht voor het vervoer van een invalide, niet breder is dan 1,10 m en niet is uitge-rust met een motor, dan wel waarvan de door de constructie bepaalde maximum snelheid niet meer dan 45 km/h bedraagt indien het voertuig is uitgerust met een motor, en niet zijnde een bromfiets;

x1. inrichting voor indirect zicht:een inrichting om het aan het voertuig grenzende gebied waar te nemen dat niet rechtstreeks kanworden waargenomen, zijnde een spiegel, een camera-monitor of een andere inrichting die debestuurder informatie over het indirecte gezichtsveld geeft;

y. kampeerauto:personenauto of bedrijfsauto, waarvan de constructie woonaccommodatie bevat die ten minste bestaat uit de volgende uitrusting:1. zitplaatsen en een tafel,2. slaapaccommodatie die met behulp van de zitplaatsen kan worden gecreëerd,3. kookgelegenheid en4. opbergfaciliteiten,welke vast in de woonafdeling zijn bevestigd, met dien verstande dat de tafel zodanig mag zijnontworpen dat zij gemakkelijk kan worden verwijderd;

z. kermis- en circusvoertuig:voertuig, niet zijnde een voertuig op rupsbanden, dat wordt gebruikt voor het kermis- of circusbedrijf;

z1. kinderbeveiligingssysteem:een geheel van onderdelen, eventueel bestaande uit een combinatie van riemen of flexibele com-ponenten met een sluiting, verstelinrichtingen en bevestigingselementen, soms tevens voorzien vaneen zitje of botsingsscherm, dat kan worden bevestigd aan een motorvoertuig, met het oogmerk de kans op verwonding van de gebruiker bij een botsing of abrupte vertraging van het voertuig te verminderen doordat het de bewegingsmogelijkheid voor het lichaam van de gebruiker beperkt;

z2. klapstoel:extra zitplaats om bij gelegenheid te worden gebruikt en die gewoonlijk is weggeklapt;

aa. lading:alle personen, dieren, goederen, lastdragers, alsmede zonder gebruik van gereedschap van het voertuig los te nemen laad- en losinrichtingen en voertuiguitrustingen, het reservewiel daaronder niet begrepen;

ab. landbouw-of bosbouwtrekker:motorrijtuig op wielen of rupsbanden, met ten minste twee assen en een door de constructiebepaalde maximumsnelheid van niet minder dan 6 km/h, die voornamelijk voor tractiedoeleindenis bestemd en in het bijzonder is ontworpen voor het trekken, duwen, dragen of in bewegingbrengen van bepaalde verwisselbare uitrustingsstukken die voor gebruik in de land- of bosbouwzijn bestemd, of voor het trekken van aanhangwagens voor de land- of bosbouw, welkmotorrijtuig kan zijn ingericht om een lading te vervoeren voor landbouw- of bosbouwdoeleindenof kan worden uitgerust met zitplaatsen voor meerijders;

ab1. landbouw- of bosbouwtrekker categorie T1:landbouw- of bosbouwtrekker op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheidvan niet meer dan 40 km/h, met een minimumspoorbreedte van de zich het dichtst bij debestuurder bevindende as van niet minder dan 1150 mm, met een lege massa in rijklare toestandvan meer dan 600 kg en met een vrije hoogte boven het wegdek van ten hoogste 1000 mm;

ab2. landbouw- of bosbouwtrekker categorie T2:landbouw- of bosbouwtrekker op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheidvan niet meer dan 40 km/h, met een minimumspoorbreedte van minder dan 1150 mm, met eenlege massa in rijklare toestand van meer dan 600 kg en met een vrije hoogte boven het wegdekvan ten hoogste 600 mm, met dien verstande dat wanneer echter de waarde van de hoogte van hetzwaartepunt van de landbouw- of bosbouwtrekker – ten opzichte van het wegdek gemeten –,gedeeld door het gemiddelde van de minimumspoorbreedten van elke as, meer dan 0,90 bedraagt,de door de constructie bepaalde maximumsnelheid beperkt is tot 30 km/h;

APK Keuringseisen

1 Algemene bepalingen Begrippen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

11

ab3. landbouw- of bosbouwtrekker categorie T3:landbouw- of bosbouwtrekker op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheidvan niet meer dan 40 km/h, met een lege massa in rijklare toestand van ten hoogste 600 kg;

ab4. landbouw- of bosbouwtrekker categorie T5:landbouw- of bosbouwtrekker op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheidvan meer dan 40 km/h;

ac. lastdrager:constructie, met inbegrip van hulpmiddelen, die aan de bumper, op de trekhaak of op het dak van een personenauto, bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, of driewielig motorrijtuig is aangebracht en bestemd is voor het vervoer van goederen;

ad. ledige massa:massa van het voertuig, in bedrijfsvaardige staat, met inbegrip van een half gevulde brandstoftank, reservedelen en gereedschappen, die tot de normale uitrusting behoren, maar zonder lading en zonder de bestuurder en andere personen, die met het voertuig worden vervoerd, met dien verstandedat in afwijking hiervan voor motorfietsen, driewielige motorrijtuigen en bromfietsen, die in gebruik zijn genomen na 16 juni 1999, de ledige massa wordt bepaald met een lege brandstoftank;

ad1. lege massa in rijklare toestand:massa van een rijklare landbouw- of bosbouwtrekker met inbegrip van de kantelbeveiligings-inrichting, zonder facultatieve accessoires, maar met koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof,outillage en bestuurder;

ad2. lijnmarkering: retroreflecterende belijning aangebracht aan de zijkant of aan de achterkant van een voertuig en bestemd om de totale lengte, dan wel totale breedte van het voertuig kenbaar te maken;

ae. loopvlak:deel van de band dat gemeten symmetrisch ten opzichte van het midden, 50 mm minder bedraagtdan de breedte in de maataanduiding van de band;

ae1. LPG-installatie:het geheel van gemonteerde onderdelen dat het mogelijk maakt om als brandstof voor de voort-stuwingsmotor gebruik te maken van Liquefied Petroleum Gas (LPG);

af. luchtband:band waarin zich in normale, bedrijfsvaardige toestand gas bevindt onder een hogere spanning dan de atmosferische;

ag. markeringslicht:licht dat op het breedste punt van het voertuig zo hoog mogelijk is aangebracht, waardoor duidelijk de totale breedte van het voertuig wordt aangegeven;

ah. massa in bedrijfsklare toestand:massa van het voertuig met carrosserie, in bedrijfsklare toestand, met inbegrip van koelvloeistof,smeermiddelen, brandstof, reservewiel, gereedschap en bestuurder; voor het vaststellen van demassa moet de tank voor 90% zijn gevuld en wordt het gewicht van de bestuurder op 75 kg gesteld;

ai. massieve band:band zonder luchtkamers, geheel vervaardigd van een elastisch materiaal;

aj. mechanische koppeling:alle onderdelen en inrichtingen op onderstellen, dragende gedeelten van de carrosserie en het chassis van voertuigen, waarmee het trekkend voertuig en het getrokken voertuig met elkaar kunnen worden verbonden; tevens behoren hiertoe vaste of demontabele onderdelen voor de bevestiging, afstelling of het gebruik van de bovengenoemde koppelinrichtingen;

ak. metalen band:band waarvan het loopvlak geheel van vormvast materiaal is vervaardigd;

al. middenasaanhangwagen:aanhangwagen waarvan de trekinrichting een onbeweeglijk deel vormt, dan wel slechts in- enuitschuifbaar is, en waarbij, bij gelijkmatig verdeelde lading, het trekkend voertuig door detrekinrichting van de aanhangwagen met ten hoogste 10% van de toegestane maximum massa vande aanhangwagen wordt belast, met een maximum van 1000 kg;

am. mistlicht aan achterzijde:licht dat het voertuig bij dichte mist aan de achterzijde beter waarneembaar maakt;

APK Keuringseisen

1 Algemene bepalingen Begrippen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

12

an. mistlicht aan voorzijde:licht, bestemd voor een betere verlichting van de weg bij mist, sneeuwval, hevige regenval of stofwolken;

an1. mobiliteitshandicap:eigenschap welke het gebruik van het openbaar vervoer bemoeilijkt, bijvoorbeeld als gevolg vaneen lichamelijke, zintuiglijke of geestelijke handicap, meereizende kinderen of meegevoerdegoederen;

ao. motorfiets:motorrijtuig op twee wielen, met of zonder zijspanwagen, alsmede een motorrijtuig op drie asymmetrisch geplaatste wielen, met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van meer dan 45 km/h of uitgerust met een verbrandingsmotor met een cilinderinhoud van meer dan 50 cm3, niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid; in ieder geval wordt als motorfiets aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs als motorfiets is aangeduid;

ap. motorrijtuig met beperkte snelheid:motorrijtuig met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van niet meer dan 25 km/h, niet zijnde een landbouw- of bosbouwtrekker of een bromfiets, niet ingericht voor het vervoer vanpersonen, en ingericht voor het bij op korte afstand van elkaar gelegen plaatsen afleveren ofophalen van goederen; onder motorrijtuig met beperkte snelheid wordt mede verstaan:motorrijtuig niet zijnde een landbouwtrekker of een bromfiets, niet ingericht voor het vervoervan personen, en1. ingericht voor het uitvoeren van werkzaamheden buiten de wegen;2. ingericht voor het uitvoeren van werkzaamheden aan wegen of aan werken op, in, langs en

boven wegen;ap1. niet-oorspronkelijke technische eenheid of onderdeel:

technische eenheid of onderdeel dat behoort tot een ander type dan waarvan het voertuig bij de goedkeuring oorspronkelijk was voorzien en dat uitsluitend mag worden gebruikt ter vervanging van die oorspronkelijke technische eenheid of dat oorspronkelijke onderdeel;

aq. ondeelbare lading:lading die ten behoeve van het vervoer over de weg niet in twee of meer ladingen kan worden gesplitst zonder dat zulks overmatige kosten of risico van schade meebrengt en die wegens haar afmetingen of massa niet kan worden vervoerd door een motorrijtuig, aanhangwagen of samenstel van voertuigen dat in alle opzichten aan dit besluit voldoet;

aq1. onderdeel:als onderdeel van een voertuig bedoelde inrichting, die aan de eisen van een bijzondere richtlijnals bedoeld in de artikelen 4 van de richtlijnen 70/156/EEG, 92/61/EEG of 2002/24/EG moetvoldoen en waarvan de betrokken bijzondere richtlijn een afzonderlijke typegoedkeuringmogelijk maakt onafhankelijk van een type voertuig;

aq2. oorspronkelijke technische eenheid of onderdeel:technische eenheid of onderdeel van het type waarvan het voertuig bij de typegoedkeuring of de uitbreiding daarvan is voorzien;

ar. oplegger:aanhangwagen die is bestemd om aan een motorrijtuig te worden gekoppeld op zodanige wijze, dat een deel ervan op het motorrijtuig rust en dat een aanzienlijk deel van de massa van de oplegger en van zijn lading door het motorrijtuig wordt gedragen;

as. parkeerlicht:licht, bestemd om de aanwezigheid van een geparkeerd voertuig aan te geven;

at. personenauto:motorrijtuig op vier of meer wielen, niet zijnde een landbouw- of bosbouwtrekker, een invaliden-voertuig, een motorrijtuig op vier wielen als bedoeld in onderdeel q of een vierwielige bromfiets,ingericht voor het vervoer van personen, met niet meer dan acht zitplaatsen, de bestuurders-zitplaats niet meegerekend, of een kampeerauto; in ieder geval wordt als personenauto aangemerkteen voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs als personenauto is aangeduid;

au. remlicht:licht, bestemd om weggebruikers die zich achter het voertuig bevinden kenbaar te maken dat de bestuurder de bedrijfsrem bedient;

APK Keuringseisen

1 Algemene bepalingen Begrippen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

13

av. retroreflector:inrichting, bestemd om de aanwezigheid van een voertuig kenbaar te maken door weerkaatsing van het licht afkomstig van een niet tot dat voertuig behorende lichtbron, waarbij de waarnemer zich nabij deze lichten bevindt;

aw. richtingaanwijzer:licht, bestemd om andere weggebruikers kenbaar te maken dat de bestuurder het voornemen heeftnaar links of naar rechts van richting te veranderen;

ax. richtlicht:licht waarvan de lichtbundel naar wens kan worden gericht;

ay. rijdend werktuig:bedrijfsauto of motorrijtuig met beperkte snelheid, ingericht voor het uitvoeren van in hoofdzaak andere werkzaamheden dan het vervoer van goederen of personen;

az. samenstel van voertuigen:trekkend voertuig met een of meer aanhangwagens;

ba. stadslicht:licht dat, van de voorzijde gezien, de aanwezigheid van het voertuig kenbaar maakt en een aanwijzing is voor de breedte van het voertuig;

ba1. technische eenheid:als onderdeel van een voertuig bedoelde inrichting, die aan de eisen van een bijzondere richtlijnals bedoeld in de artikelen 4 van de richtlijnen 70/156/EEG, 92/61/EEG of 2002/24/EG moetvoldoen en waarvan de betrokken bijzondere richtlijn een afzonderlijke typegoedkeuring mogelijkmaakt uitsluitend in samenhang met een of meer bepaalde typen voertuigen;

ba2. T100 bus:bus, ten aanzien waarvan uit een aantekening op het kentekenbewijs dan wel uit het kenteken-register blijkt dat hij zodanig is ingericht dat hij in aanmerking komt voor een maximumsnelheidvan 100 km/h;

bb. trekker:bedrijfsauto, voorzien van een koppeling, bestemd voor het voortbewegen van een oplegger;

bc. vervangingskatalysator:een katalysator of een samenstel van katalysatoren die bestemd is of zijn om een originelekatalysator op een voertuig te vervangen en waarvoor als technische eenheid volgens de definitiein artikel 4, eerste lid, onderdeel d, van richtlijn 70/156/EEG of artikel 2, vijfde lid, van richtlijn2002/24/EG typegoedkeuring kan worden verleend;

bc1. verwarmingssysteem op brandstof:verwarmingssysteem dat rechtstreeks op vloeibare of gasvormige brandstof werkt en geengebruik maakt van de door de aandrijfmotor van het voertuig voortgebrachte afvalwarmte;

bd. voertuig:motorrijtuig, aanhangwagen, fiets, zijspanwagen, wagen of andere constructie, niet bestemd om langs spoorstaven te worden voortbewogen; onder een andere constructie wordt niet verstaan een kinderwagen, niet-gemotoriseerde rolstoel, kruiwagen of soortgelijke kleine constructie;

bd1.vooruitkijkspiegel:een spiegel van klasse VI als bedoeld in bijlage I, punt 1.1.1.14 van richtlijn 2003/97/EG;

be. waarschuwingsknipperlicht:gelijktijdige werking van alle richtingaanwijzers, bestemd om aan te geven dat het voertuig tijdelijk een bijzonder gevaar oplevert voor andere weggebruikers;

bf. wagens:voertuigen, met uitzondering van motorrijtuigen, aanhangwagens, niet-gemotoriseerde invaliden-voertuigen, fietsen en zijspanwagens, doch met inbegrip van handwagens met motorvermogen;

bg. werklicht:licht, bestemd voor het verlichten van een plaats waar werkzaamheden worden verricht;

bh. wet:Wegenverkeerswet 1994;

APK Keuringseisen

1 Algemene bepalingen Begrippen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

14

bi. wielbasis:1. ten aanzien van vóór 1 april 1983 in gebruik genomen voertuigen: de horizontaal, evenwijdig

aan het middenlangsvlak van het voertuig gemeten afstand tussen het hart van de eerste as, vanhet eerste samenstel van assen of van de koppelingspen en het hart van de laatste as of het hartvan het laatste samenstel van assen,

2. ten aanzien van na 31 maart 1983 in gebruik genomen voertuigen, niet zijnde opleggers: de horizontaal, evenwijdig aan het middenlangsvlak van het voertuig gemeten afstand tussen het hart van de eerste en het hart van de laatste as van het voertuig,

3. ten aanzien van na 31 maart 1983 in gebruik genomen opleggers: de horizontaal, evenwijdig aan het middenlangsvlak van het voertuig gemeten afstand tussen de verticale hartlijn van de koppelingspen en het hart van de laatste as;

bj. zelfsturende as:as die wordt gestuurd doordat, door de wrijving van de banden op het wegdek, de wielen zelfstandig een zodanige stand innemen dat zij de cirkelbaan van het voertuig volgen;

bk. zelfsturend asstel:asstel dat wordt gestuurd doordat, door de wrijving van de banden op het wegdek, de wielen zelfstandig een zodanige stand innemen dat zij de cirkelbaan van het voertuig volgen;

bl. zijmarkeringslicht:licht dat, van de zijkant gezien, de aanwezigheid van het voertuig kenbaar maakt;

bm. zijspanwagen:voertuig, afneembaar verbonden aan de zijkant van een fiets, bromfiets of motorfiets;

bn. zitbank:een constructie, die plaats biedt aan tenminste twee volwassenen;

bo. zitplaats:constructie die al dan niet een integrerend deel vormt van de constructie van het voertuig, dieplaats biedt aan een volwassen persoon, met dien verstande dat de zitplaats zowel een afzonder-lijke zitplaats kan zijn als een gedeelte van een bank dat plaats biedt aan één persoon en die af-hankelijk van de richting als volgt wordt aangeduid:1. naar voren gerichte zitplaats: zitplaats die kan worden gebruikt terwijl het voertuig in bewe-

ging is en die zodanig naar de voorkant van het voertuig is gericht dat het middenlangsvlakvan de zitplaats een hoek van minder dan + 10° of – 10° vormt met het middenlangsvlak vanhet voertuig;

2. naar achteren gerichte zitplaats: zitplaats die kan worden gebruikt terwijl het voertuig in bewe-ging is en die zodanig naar de achterkant van het voertuig is gericht dat het middenlangsvlakvan de zitplaats een hoek van minder dan + 10° of – 10° vormt met het middenlangsvlak vanhet voertuig;

3. zijdelings gerichte zitplaats: zitplaats die, gelet op haar gerichtheid ten opzichte van hetmiddenlangsvlak van het voertuig, niet voldoet aan de onderdelen 1 en 2;

Toelichting:Deze constructie omvat het samenstel van een zitting en een rugleuning.

APK Keuringseisen

1 Algemene bepalingen Begrippen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

15

artikel 1.2 – begrippen afmetingen Voor de vaststelling van afmetingen van voertuigen die bij of krachtens dit besluit zijn voorgeschrevenof toegestaan, wordt verstaan onder:a. as:

de horizontale lijn die loodrecht staat op het middenlangsvlak van het voertuig en gaat door hetmidden van één of meer wielen wanneer deze zich in de stand van rechtuitrijden bevinden;

b. breedte van een voertuig: de horizontale afstand tussen twee verticale vlakken die evenwijdig lopen aan het middenlangsvlakvan het voertuig en gaan door de uiterste linker- en rechterzijde van het voertuig, gemeten in de standvan rechtuitrijden op een horizontaal wegdek; de spiegels en de bevestigingsdelen daarvan wordenbuiten beschouwing gelaten;Tevens mogen bij de vaststelling van de breedte van bedrijfsauto’s en aanhangwagens, als gevolgvan ‘Regeling meetmethoden massa’s en afmetingen van bedrijfsauto’s en aanhangwagens (staatscourant 194/2001 en 186/2003), de volgende delen en onderdelen buiten beschouwing wordengelaten:a. bandenspanningsmeters,b. douaneverzegelingen, alsmede de voorzieningen hiervoor en de afscherming daarvan,

ToelichtingIn de praktijk komt het erop neer dat het aspect douaneverzegelingen slechts betekenis heeft tijdens hetgebruik van het voertuig op de weg en niet tijdens de APK. Alleen de door de douane aangebrachtedaadwerkelijke verzegeling wordt buiten beschouwing gelaten.

c. flexibele spatlappen,d. opklapbare treden,e. richtingaanwijzers,f. sneeuwkettingen,g. stadslichten,h. uitstekende flexibele delen van een goedgekeurde opspatinrichting overeenkomstig richtlijn

91/226/EEG.i. verklikkerinrichtingen voor lekke banden,j. voorzieningen voor het bevestigen van dekzeil en de afscherming daarvan,

ToelichtingDit geldt ook voor schuifzeil inclusief spaninrichtingen maar uitsluitend voor onderdelen die nodig zijnvoor het openen en sluiten van de zeilen t.b.v. het laden en lossen.

j1. voorzieningen voor indirect zicht en kijkhulpmiddelen,k. zijmarkerings- en markeringslichten,l. zijretroreflectoren,m. de bollingen van de banden boven het wegdek,n. in breedte uitschuifbare en uitklapbare delen, voorzover uitgeschoven of uitgeklapt, en

ToelichtingBij de bepaling van de breedte worden deze delen in ingeklapte respectievelijk ingeschoven toestandmeegeteld.

o. indien het een bus betreft:- hefplatforms, oprijplaten en soortgelijke uitrustingen in bedrijfsklare toestand, voorzover zij

niet meer dan 1 cm aan de zijkant uitsteken, en in geval van oprijplaten, de hoeken en de randen zijn afgerond tot een straal van respectievelijk minstens 5 mm en 2,5 mm;

- niet ingetrokken intrekbare zijdelingse geleidingsinrichtingen op bussen bestemd voor gebruik op geleide bussystemen.

c. hoogte van een voertuig: de verticale afstand tussen het wegdek en een horizontaal vlak dat gaat door het hoogst gelegen deelvan het voertuig, gemeten op een horizontaal wegdek in de rijstand;Tevens worden bij de vaststelling van de hoogte van bedrijfsauto’s en aanhangwagens, als gevolgvan ‘Regeling meetmethoden massa’s en afmetingen van bedrijfsauto’s en aanhangwagens (staatscourant 194/2001 en 186/2003), de volgende delen en onderdelen buiten beschouwing gelaten:a. antennes, enb. stroomafnemers of trolleystangen in uitgeschoven stand.

APK Keuringseisen

1 Algemene bepalingen

APK Keuringseisen

d. lengte van een voertuig of samenstel van voertuigen:de horizontale afstand tussen twee verticale vlakken die loodrecht staan op het middenlangsvlakvan het voertuig of het samenstel van voertuigen en gaan door de uiterste voor- en achterzijde vanhet voertuig of het samenstel, gemeten in de stand van rechtuitrijden op een horizontaal wegdek; despiegels en de bevestigingsdelen daarvan worden buiten beschouwing gelaten; een zonneklep die nietmeer dan 0,20 m voor het voorste verticale vlak, zoals is bepaald bij een niet gemonteerde zonneklep,uitsteekt en die met eenvoudige middelen afneembaar is, wordt buiten beschouwing gelaten.Tevens mogen bij de vaststelling van de lengte van bedrijfsauto’s en aanhangwagens, als gevolg van‘Regeling meetmethoden massa’s en afmetingen van bedrijfsauto’s en aanhangwagens (staatscourant 194/2001 en 186/2003), de volgende delen en onderdelen buiten beschouwing wordengelaten:a. hefplatforms, oprijplaten en soortgelijke uitrustingen in bedrijfsklare (=rijklare) toestand, voor-

zover het laadvermogen niet wordt vergroot en deze uitrustingen niet meer dan 0,30 m uitsteken,ToelichtingWanneer één van deze uitrustingen meer dan 0,30 m uitsteekt, dan moet bij de bepaling van de lengte delaatste 0,30 m buiten beschouwing worden gelaten.Wanneer één van deze uitrustingen minder dan 0,30 m uitsteekt, dan wordt het gehele onderdeel nietmeegeteld bij de bepaling van de lengte.

b. kentekenplaten, Toelichting Dit geldt voor de kentekenplaten voor en achter, inclusief bevestigingsmiddelen.

c. koppelinrichtingen, uitgezonderd koppelinrichtingen aan aanhangwagens,d. langsaanslagen voor afneembare carrosserieën,e. luchtinlaatpijpen,f. stootrubbers en soortgelijke uitrusting,

ToelichtingHieronder worden verstaan: afzonderlijk aangebrachte onderdelen ter bescherming van het voertuig die be-staan uit volledig rubber of staal dan wel zijn samengesteld uit staal en rubber of ander flexibel materiaal.Een rubber of stalen scharnier wordt niet aangemerkt als stootrubber.

f1.stroomafnemers van elektrisch aangedreven voertuigen,g. verlichtingsuitrusting,h. voetsteunen en handgrepen,i. voorzieningen voor de bevestiging van dekzeil en de afscherming daarvan,

ToelichtingDit geldt ook voor schuifzeil inclusief spaninrichtingen maar uitsluitend voor onderdelen die nodig zijnvoor het openen en sluiten van de zeilen t.b.v. het laden en lossen.

j. voorzieningen voor douaneverzegelingen en de afscherming daarvan, ToelichtingIn de praktijk komt het erop neer dat het aspect douaneverzegelingen slechts betekenis heeft tijdens hetgebruik van het voertuig op de weg en niet tijdens de APK. Alleen de door de douane aangebrachtedaadwerkelijke verzegeling wordt buiten beschouwing gelaten.

j1. voorzieningen voor indirect zicht en kijkhulpmiddelen,k. voorzieningen voor het waarnemen van de ruimte achter het voertuig, l. wis- en sproei-inrichtingen.

e. afstandsmaat plaats koppeling: - bij een bedrijfsauto: de horizontaal gemeten afstand tussen de voorzijde van het voertuig en het

hart van de koppeling;- bij een aanhangwagen: de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppeling en de

achterzijde van het voertuig.Bij de vaststelling van deze afstandsmaat worden de in d. genoemde onderdelen eveneens buitenbeschouwing gelaten.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

16

1 Algemene bepalingen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

17

f. wijze van metende breedte, de lengte, de hoogte en de afstandsmaat plaats koppeling van een voertuig wordenbepaald met inachtneming van het volgende:a. het voertuig moet op een horizontaal of nagenoeg horizontaal en vlak wegdek zijn geplaatst;b. alle wielen moeten in de stand van rechtuitrijden zijn geplaatst;c. indien het een oplegger of middenasaanhangwagen betreft, moet deze op zodanige wijze op

steunen zijn geplaatst dat de laadvloer horizontaal is dan wel overeenkomt met de normalerijstand;

d. de banden moeten op de juiste spanning zijn; e. het voertuig moet niet beladen zijn;f. indien het voertuig is voorzien van één of meer inrichtingen ten behoeve van het heffen van een

as, is de gunstigste afstand ten opzichte van het wegdek bepalend.

artikel 1.3 – meetvoorwaarden wielbasis en afmetingen1. De wielbasis van een voertuig wordt gemeten bij onbeladen toestand van het voertuig met alle

wielen op het wegdek en in de stand van rechtuitrijden. Indien van fabriekswege de wielbasis links en rechts verschilt, wordt als wielbasis de gemiddelde waarde aangemerkt.

2. De afmetingen van voertuigen alsmede de last onder de as of assen worden, onverminderd het bepaalde in afdeling 18 van hoofdstuk 5, bepaald bij onbeladen toestand van het voertuig.

artikel 1.4 – bepalen aantal wielen1. Voor de bepaling van het aantal wielen wordt een samenstel van wielen die op één wielnaaf zijn

gemonteerd, aangemerkt als één wiel.2. In afwijking van het eerste lid worden voor het bepalen van het aantal wielen van motorfietsen,

driewielige motorrijtuigen en bromfietsen twee op dezelfde as gemonteerde wielen als een wiel beschouwd, indien de afstand tussen de middens van de contactvlakken van deze wielen met de grond kleiner is dan 460 mm.

artikel 1.5 – bepalen aantal lichten Voor de bepaling van het aantal lichten wordt als één licht aangemerkt elke combinatie van twee ofmeer al dan niet identieke lichten die:a. dezelfde functie vervullen,b. licht van dezelfde kleur uitstralen, enc. een verlichtingsinrichting vormen waarvan de lichtdoorlatende gedeelten van de lichten op een

zelfde verticaal vlak ten minste 60,0% beslaan van het oppervlak van de kleinste vierhoek die om de lichtdoorlatende gedeelten van de lichten kan worden beschreven.

Dit geldt niet voor groot licht, dimlicht en mistlichten aan de voorzijde.

artikel 1.6 – meetvoorwaarden t.a.v. verlichting Met betrekking tot de verlichting moet voor de bepaling van de hoogte boven het wegdek en de afstandvanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig, worden gemeten de kortste afstand vanaf derand van het lichtdoorlatende gedeelte.

artikel 1.9 – identificatienummer inslaan Indien van een voertuig het identificatienummer, bedoeld in de hoofdstukken 3 en 5, geheel of ten deleonleesbaar is geworden of teniet is gegaan, kan vanwege Onze Minister van Financiën een nieuwidentificatienummer als bedoeld in richtlijn 76/114/EEG (PbEG 30 januari 1976, L 24) worden ingeslagen.Toelichting Hiertoe dient u zich te wenden tot één van de keuringsstations van de RDW.

APK Keuringseisen

1 Algemene bepalingen

APK Keuringseisen

artikel 1.10 – datum eerste toelating1. Onder de datum waarop een voertuig in gebruik is genomen, wordt in dit besluit verstaan de datum

van eerste toelating van het voertuig.2. Voor voertuigen waarvoor vóór 1 januari 1995 een kentekenbewijs is afgegeven waarop geen datum

van eerste toelating is vermeld, wordt als datum van eerste toelating beschouwd de op het kenteken-bewijs vermelde datum van afgifte van deel I A dan wel deel I van het kentekenbewijs. Indien ophet kentekenbewijs onder ‘bijzonderheden’ een bouwjaar is vermeld, wordt als datum van eerstetoelating beschouwd 30 juni van dit bouwjaar.

3. Onze Minister stelt regels vast omtrent de wijze waarop de in het eerste lid genoemde datum van eerste toelating wordt bepaald.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

18

1 Algemene bepalingen

APK Keuringseisen

De Regeling wijze van keuren is van toepassing op:a. personenauto’sb. bedrijfsauto’sc. driewielige motorrijtuigen met een massa van het ledig voertuig van meer dan 400 kg, alsmeded. aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

Algemeen1. De keuring wordt uitgevoerd zonder demontage, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.2. De keuring wordt uitgevoerd zonder rijproef, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.3. De keuring van voertuigen met variabele afmetingen wordt uitgevoerd in de stand waarin het

voertuig ter keuring wordt aangeboden.

Demonteren1. Indien een visuele controle wordt voorgeschreven en deze controle onvoldoende uitsluitsel biedt,

wordt het desbetreffende onderdeel aanvullend op één van de volgende wijzen gecontroleerd:a. door gebruik te maken van hulpmiddelen zoals een spiegel, hamertje, bandijzer, staalborstel of

schuurpapier;b. door het uitoefenen van een kracht, al dan niet met behulp van gereedschap.

2. Teneinde een goede controle te waarborgen, worden de hierna genoemde onderdelen verwijderd in de daarachter beschreven gevallen:

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

19

a. wieldoppen, voor zover deze de wielbevestigingsboutenafdekken;

b. onderbeplating ten behoeve van stroomlijning voor zover deze een visuele controle onmogelijkof geluidsisolatie, maakt van direct voor de verkeersveiligheid van

belang zijnde aspecten, zoals de bevestiging vanhet stuurhuis of de wielophanging;

c. kunststofbeplating in of over de wielkasten, alleen indien duidelijke twijfel bestaat over deconditie van het afgedekte onderdeel en geenandere controle mogelijk is;

d. tapijt of vloerbedekking, alleen indien duidelijke twijfel bestaat over deconditie van het afgedekte onderdeel en geenandere controle mogelijk is;

e. zijskirts, waaronder kunststofspoilers aan alleen indien duidelijke twijfel bestaat over dedorpels; conditie van het afgedekte onderdeel en verwij-

dering kan geschieden zonder lakbeschadiging(bijvoorbeeld bevestigd met parkers).Zijskirts bevestigd door middel van popnagelsof andere permanente bevestigingsmiddelenmogen niet worden verwijderd;

f. beschermkappen om stuurkoppelingen, voor zover deze een visuele controle van de koppeling onmogelijk maken;

g. beschermkappen om reminrichtingen. voor zover deze een visuele controle van remschijven onmogelijk maken.

1 Algemene bepalingen Regeling wijze van keuren

3. Na eventuele verwijdering moeten de desbetreffende onderdelen weer worden gemonteerd.4. Voor de beoordeling van de werking van de reminrichting mag uitsluitend tot demontage van

wielen en remtrommels worden overgegaan indien twijfel bestaat omtrent: a. een goede bevestiging van de remvoering; ofb. of de drager of het bevestigingsmiddel van de remvoering, de remtrommel of remschijf raken.

MetenVoor het meten van voertuigafmetingen, wielbasis en spoorbreedte wordt een stalen meetband metvoldoende bereik gebruikt.

MilieuIn deze regeling wordt verstaan onder:a. bedrijfstemperatuur: de temperatuur van een motor na ongeveer vijftien minuten functioneren onder

normale bedrijfsomstandigheden;b. boekwerk ‘APK-milieukeuringseisen’: de editie van het door de Minister vastgestelde boekwerk

‘APK-milieukeuringseisen’, die geldig is op het moment van de keuring;c. stationair toerental: het toerental van de draaiende motor waarbij:

1. de koudstartinrichting of het handgas niet is ingeschakeld,2. het gaspedaal en de koppeling in ruststand zijn,3. de keuzehandel van de versnellingsbak in de neutrale stand staat bij een niet- of half-

automatische versnellingsbak dan wel in de parkeerstand of in de neutrale stand bij een volautomatische versnellingsbak, en waarbij

4. lampen en andere stroomverbruikers niet zijn ingeschakeld met uitzondering van lampen die bij het starten automatisch gaan branden;

d. afregeltoerental:het toerental, waarbij de regelaar van de brandstoftoevoer in werking treedt.

Controle-apparaat:ontrole-apparaat als bedoeld in Bijlage I of Bijlage IB van verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raadvan 20 december 1985 betreffende het controle-apparaat in het wegvervoer (PbEG L 370).

APK Keuringseisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

20

1 Algemene bepalingen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

21

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 0. Algemeen

Op driewielige motorrijtuigen met een toegestane maximum massa van meer dan 400 kg waarvoor eenpersonenautokenteken is afgegeven zijn de in afdeling 5.5. (blz. 121) gestelde eisen van toepassing.

Artikel 5.2.0Vervallen

Artikel 5.2.1 - Overeenstemmen van het voertuig met de voertuiggegevens alsmede eisen m.b.t.identificatie

Personenauto’s moeten voldoen aan de volgende eisen:a. de personenauto moet in overeenstemming zijn Controle hierop moet reeds voorafgaand aan de

met de op het voor het voertuig afgegeven keuring hebben plaatsgevonden.kentekenbewijs en in het kentekenregister omtrent het voertuig vermelde gegevens;Toelichting- Indien op het kentekenbewijs deel I A dan wel

deel I onder bijzonderheden uitzonderingen op de keuringseisen zijn vermeld moeten deze in acht worden genomen.

- Indien bij bijzonderheden is vermeld ‘Taxi,zie bijlage’, moet het voertuig tevens voldoenaan de Regeling Permanente Eisen Taxi’s (tab 5).

b. het identificatienummer moet op een vast Visuele controle.voertuigdeel zijn ingeslagen en moet goed leesbaar zijn;

c. de kentekenplaten moeten zijn voorzien van het Alleen visuele controle op de bevestiging vanin artikel 5 van het Kentekenreglement de kentekenplaat.voorgeschreven goedkeuringsmerk en moeten deugdelijk aan de voor- en achterzijde van het voertuig zijn bevestigd;ToelichtingHet kentekennummer moet op één plaatdeel staan.

d. het kenteken moet goed leesbaar zijn en de Visuele controle, waarbij de letters en cijferskentekenplaten mogen niet zijn afgeschermd. volledig zichtbaar moeten zijn indien de

waarnemer op een afstand van 20,00 m vóór dan wel achter het midden van de personenauto staat.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Algemeen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

22

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 1. Algemene bouwwijze van het voertuig

Artikel 5.2.3 - chassisraam, mee- of zelfdragende carrosserie, frame1. De langs- en dwarsliggers en chassis- Visuele controle, terwijl de personenauto zich

versterkingsdelen van het chassisraam, dan wel Boven een inspectieput of op een hefinrichtingde daarvoor in de plaats tredende delen van de bevindt.mee- of zelfdragende carrosserie van Indien sprake is van corrosie geschiedt de controlepersonenauto’s mogen: op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2a. geen breuken of scheuren vertonen; (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.b. niet zodanig zijn bevestigd, vervormd of

door corrosie aangetast, dat de stijfheid en de sterkte van het chassisraam of van de mee- of zelfdragende carrosserie in gevaar worden gebracht.

2. Onze Minister stelt regels vast inzake corrosie -van de in het eerste lid bedoelde onderdelen alsmede de bevestiging daarvan.

Artikel 5.2.4 - bovenbouwDe bovenbouw van personenauto’s moet Visuele controle, terwijl de personenauto zichdeugdelijk op het onderstel zijn bevestigd. boven een inspectieput of op een hefinrichting

bevindt.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Algemene bouwwijze

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

23

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 2. Afmetingen en massa’s

Artikel 5.2.6 - afmetingenPersonenauto’s mogen: In geval van twijfel wordt de personenautoa. niet langer zijn dan 12,00 m; gemeten, waarbij artikel 1.2 van het Voertuig-b. niet breder zijn dan 2,55 m; reglement van toepassing is.c. niet hoger zijn dan 4,00 m. Toelichting

Voor wat betreft de maximale lengte is het toe-gestaan om een afwijking van 1% te accepteren, indien het voertuig vóór 1 januari 1998 in gebruikis genomen.

Artikel 5.2.7 - massa’s1. De last onder de assen van personenauto’s mag Leden 1 en 2. In geval van buitensporige

niet meer bedragen dan de voor het betrokken wijziging van het koetswerk wordt de voertuig in het kentekenregister of op het personenauto gewogen.kentekenbewijs vermelde toegestane maximum aslasten.

2. De totale massa of de som van de aslasten van personenauto’s mag niet meer bedragen dan de voor het betrokken voertuig in het kentekenregister of op het kentekenbewijs vermelde toegestane maximum massa.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Afmetingen en massa’s

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

24

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 3. Motor

Artikel 5.2.9 - brandstofsysteem1. Alle onderdelen van het brandstofsysteem van Visuele controle van alle aanwezige brandstof-

personenauto’s moeten veilig zijn en deugdelijk systemen, waarbij de personenauto zich bovenzijn bevestigd. Onze Minister stelt regels vast een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.met betrekking tot de deugdelijkheid van de Indien sprake is van corrosie ter plaatse van debevestiging. bevestiging geschiedt de controle op de wijze

zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 (blz. 5 t/m 11),van de Regeling permanente eisen.

2. Het brandstofsysteem mag geen lekkage 1. Visuele controle, terwijl de personenauto zich vertonen. met draaiende respectievelijk niet-draaiende

motor boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2. Indien de personenauto is uitgerust met meer dan één brandstofsysteem, wordt de controle uitgevoerd wanneer de motor wordt gevoed met de hoofdbrandstof zoals deze is vermeld op het kentekenbewijs.Het tweede brandstofsysteem wordt eveneens gecontroleerd indien het mogelijk is de motor op de tweede brandstof te laten draaien. Indien controle van het tweede brandstofsysteem niet mogelijk is, wordt dit vermeld op de voorzijdevan het keuringsrapport.Een installatie voor een al dan niet tot vloeistof verdicht gas wordt gecontroleerd met behulpvan een middel dat lekkage zichtbaar maakt,waarbij het contact moet zijn ingeschakeld.

3. De vulopening van het brandstofreservoir moet Visuele controle.zijn afgesloten met een passende tankdop.

Artikel 5.2.10 - LPG-installatie1. Indien de personenauto is voorzien van een -

LPG-installatie, moet deze, onverminderd het bepaalde in artikel 5.2.9, voldoen aan de in de volgende leden gestelde eisen.

2. De LPG-tank: Visuele controle, zo nodig terwijl de personen-a. moet permanent zijn aangebracht aan het auto zich boven een inspectieput of op een

voertuig; hefinrichting bevindt.b. mag niet door corrosie zijn aangetast, met

uitzondering van corrosie van het oppervlak;c. mag geen deuken vertonen.

3. De LPG-tank mag niet in de motorruimte zijn Visuele controle.geplaatst.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Motor

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

25

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.10 - LPG-installatie4. De volgende onderdelen moeten aanwezig zijn:

a. de veerveiligheid, die in de buitenlucht moet Onderdelen a, b, c en d.uitmonden; Visuele controle, zo nodig terwijl de personenauto

b. de verdamper/drukregelaar, al dan niet ge- zich boven een inspectieput of op eencombineerd, dan wel een mengregelsysteem; hefinrichting bevindt.

c. de gasdichte kast indien het voertuig in gebruik is genomen na 31 maart 1979, tenzij de tank in de open lucht is geplaatst;

d. de automatische inrichting ter begrenzing van de vullingsgraad indien het voertuig na 30 juni 1983 in gebruik is genomen;

e. de automatische afnameklep op de tank Visuele controle, zo nodig terwijl de personen-indien het voertuig na 31 december 1987 in auto zich boven een inspectieput of op eengebruik is genomen; hefinrichting bevindt. Hierbij wordt het contact

ingeschakeld en wordt gecontroleerd of de spoel wordt bekrachtigd. Vervolgens wordt de motor gestart waarna de handrem wordt aangetrokken en de hoogste versnelling wordt ingeschakeld. Met behulp van de koppeling de motor laten afslaan waarna de bekrachtiging moet wegvallen. Indien een controle op deze wijze niet mogelijk is,wordt de motor gestart en nadat is overgeschakeldop LPG wordt gecontroleerd of de spoel is bekrach-tigd; daarna wordt met het contact uitgeschakeldgecontroleerd of de bekrachtiging is weggevallen.

f. het gasmengstuk dan wel een inspuitstuk; Visuele controle.g. de automatische afsluitklep. Visuele controle, zo nodig terwijl de personen-

auto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Hierbij wordt het contact ingeschakeld en wordt gecontroleerd of de spoel wordt bekrachtigd.Vervolgens wordt het contact uitgeschakeld en wordt gecontroleerd of de bekrachtiging wegvalt.

5. Op de LPG-installatie mogen geen andere De wijze van keuren bij het tweede lid is vanverbruikers zijn aangesloten dan die, welke toepassing.strikt noodzakelijk zijn voor het goed functioneren van de motor van het voertuig.

6. Indien het voertuig na 30 september 1978 in Visuele controle.gebruik is genomen, mag het vullen van de tank alleen buiten het voertuig kunnen geschieden.

7. De in het vierde lid genoemde onderdelen Leden 7, 8 en 9. De wijze van keuren bij hetmoeten vrij zijn van ernstige beschadigingen en tweede lid is van toepassing.mogen niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van corrosie van het oppervlak.

8. De leidingen mogen geen knikken vertonen en mogen niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van corrosie van het oppervlak.

9. De gasvoerende slangen mogen geen beschadiging vertonen waarbij het wapenings-materiaal zichtbaar is. De slangen die aan de buitenzijde van een metalen wapening zijn voorzien, mogen geen beschadiging vertonen.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Motor

APK Keuringseisen

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.10a – CNG-installatie1. Indien de personenauto is voorzien van een -

CNG-installatie, moet deze, onverminderd artikel 5.2.9, voldoen aan de in de volgende leden gestelde eisen.

2. De CNG-tank: Visuele controle, zo nodig terwijl de personen-a. moet permanent zijn aangebracht aan het auto zich boven een inspectieput of op een hef-

voertuig, en inrichting bevindt.b. mag geen deuken vertonen.

3. De CNG-tank mag niet in de motorruimte zijn Visuele controlegeplaatst.

4. Indien de CNG-tank in gebruik is genomen na Visuele controle, zo nodig terwijl de personen-19 juli 2002, mag de geldigheid van de goed- auto zich boven een inspectieput of op een hef-keuring niet verstreken zijn. CNG-tanks die inrichting bevindt.voor 20 juli 2002 in gebruik zijn genomen en waarvan de gegevens omtrent de geldigheid van de goedkeuring niet beschikbaar zijn,mogen niet ouder zijn dan 10 jaar, dan wel mag het voertuig niet ouder zijn dan 10 jaar.

5. Op de CNG-installatie mogen geen andere De wijze van keuren bij het tweede lid is van verbruikers zijn aangesloten dan die, welke toepassing.strikt noodzakelijk zijn voor het goed functio-neren van de motor van het voertuig, met uitzondering van een verwarmingsinstallatie ten behoeve van de personenruimte of laad-ruimte.

6. Indien het voertuig in gebruik genomen is na Visuele controle, zo nodig terwijl de personen-1 juli 1995, moet het voertuig zijn voorzien auto zich boven een inspectieput of op een hef-van een goed werkende automatische tank- inrichting bevindt. Hierbij wordt het contact afsluiter. ingeschakeld en wordt gecontroleerd of de spoel

wordt bekrachtigd. Vervolgens wordt de motor gestart waarna de handrem wordt aangetrokken en de hoogste versnelling wordt ingeschakeld. Met behulp van de koppeling de motor laten afslaan waarna de bekrachtiging moet wegvallen. Indien een controle op deze wijze niet mogelijk is,wordt de motor gestart en nadat is overgeschakeldop CNG wordt gecontroleerd of de spoel is bekrachtigd; daarna wordt met het contact uit-geschakeld gecontroleerd of de bekrachtiging is weggevallen.

7. De onderdelen van de CNG-installatie moeten Leden 7, 8 en 9. De wijze van keuren bij het vrij zijn van ernstige beschadigingen en tweede lid is van toepassing.mogen niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van corrosie van het oppervlak.

8. De leidingen en gasvoerende slangen mogen geen knikken vertonen.

9. De gasvoerende slangen mogen geen bescha-diging vertonen waarbij het wapenings-materiaal zichtbaar is.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

26

5.2 Personenauto’s Motor

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

27

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.11 - geluid en milieu1. Personenauto’s met een verbrandingsmotor Visuele en auditieve controle, terwijl de personen-

moeten zijn voorzien van een uitlaatsysteem auto zich met draaiende motor boven eendat over de gehele lengte gasdicht is, met inspectieput of op een hefinrichting bevindt.uitzondering van de afwateringsgaatjes.

2. Het uitlaatsysteem moet deugdelijk zijn Visuele controle, terwijl de personenauto zich bevestigd. boven een inspectieput of op een hefinrichting

bevindt.3. Personenauto’s moeten blijven behoren tot een -

goedgekeurd type als bedoeld in artikel 2 van het Besluit typekeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging (Stb. 1990, 393). Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

4. Personenauto’s moeten blijven behoren tot een -goedgekeurd type als bedoeld in artikel 2 van het Besluit geluidproduktie motorvoertuigen (Stb. 1981, 741). Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

5. Personenauto’s mogen in de nabijheid van de -uitmonding van het uitlaatsysteem geen hoger geluidsniveau produceren dan de waarde die voor het voertuig is vermeld in het kenteken-register, vermeerderd met 2 dB(A). Het geluidsniveau van de uitlaat wordt vastgesteld op een door Onze Minister en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tezamen aangegeven wijze. Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

6. De uitlaatgassen van personenauto’s met een 1. Controle op de hier genoemde gehaltes is niet verbrandingsmotor met elektrische ontsteking noodzakelijk indien een controle op grond van mogen bij stationair toerental en op bedrijfs- artikel 5.2.11, zevende of achtste lid, van het temperatuur zijnde motor: Voertuigreglement heeft plaatsgevonden.a. niet meer dan 4,5% vol koolmonoxide 2. De controle geschiedt door meting aan een

bevatten indien het voertuig in gebruik is stilstaande personenauto met een koolmonoxi-genomen na 31 december 1973 doch voor de meter die ten minste gedurende de door de 1 oktober 1986; fabrikant van de koolmonoxidemeter opgegeven

b. niet meer dan 3,5% vol koolmonoxide opwarmtijd onder elektrische spanning heeft bevatten indien het voertuig in gebruik is gestaan.genomen na 30 september 1986 doch voor 3. Bij de meting moet de omgevingstemperatuur 1 juli 2002; hoger zijn dan 0°C. Vóór elke meting wordt

c. niet meer dan 1,5% vol koolmonoxide het nulpunt van de koolmonoxidemeter bevatten indien het voertuig in gebruik is gecontroleerd en zo nodig bijgesteld.genomen na 31 december 1973 doch voor 4. Vóór elke meting wordt gecontroleerd of:1 juli 2002 en het voertuig blijkens een a. de motor met stationair toerental draait en opaantekening op het voor het voertuig afge- bedrijfstemperatuur is, engeven kentekenbewijs wordt gevoed door b. de carterontluchting op het voertuig is een al dan niet tot vloeistof verdicht gas; aangesloten.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Motor

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

28

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.11 - geluid en milieud. niet meer dan 0,5% vol koolmonoxide 5. Vóór elke meting wordt gecontroleerd of het

bevatten indien het voertuig in gebruik is monsternamesysteem in goede staat verkeert,genomen na 31 december 1985 doch voor waarbij in het bijzonder moet worden gelet op1 juli 2002 en het voertuig is uitgerust met beschadigingen van de monsternameslang en een brandstofdoseringssysteem dat de meng- de sonde.verhouding van lucht en brandstof voort- 6. De sonde wordt ten minste 0,30 m in de uit-durend aanpast aan het zuurstofgehalte monding van het uitlaatsysteem ingebracht.van de uitlaatgassen; De eindwaarde van een meting wordt gelijk-

e. niet meer dan 0,3% vol koolmonoxide gesteld met de waarde die na 30 seconden is bevatten indien het voertuig in gebruik is bereikt.genomen na 30 juni 2002. 7. Indien het uitlaatsysteem meer dan één

uitmonding heeft beperkt de meting zich tot één uitmonding.

8. Indien de personenauto is uitgerust met meer dan één brandstofsysteem, hoeft de controle alleen te worden uitgevoerd wanneer de motor wordt gevoed met de hoofdbrandstof zoals deze is vermeld op het kentekenbewijs.

ToelichtingBij het vaststellen van het CO-gehalte mag het tweede cijfer achter de komma buiten beschouwingworden gelaten.

7. De afstelling van het stationaire mengsel van 1. De wijze van keuren bij de punten 2 tot en metpersonenauto’s met een verbrandingsmotor met 7 bij het zesde lid is van toepassing.elektrische ontsteking die in gebruik zijn 2. Het stationaire toerental moet liggen tussen degenomen na 31 december 1979, met uit- voor het desbetreffende type personenauto inzondering van personenauto's die zijn uitgerust het boekwerk ‘APK-milieukeuringseisen’met een brandstofdoseringssysteem dat de aangegeven waarden. Dit wordt gecontroleerdmengverhouding van lucht en brandstof met behulp van een toerenteller.voortdurend aanpast aan het zuurstofgehalte Zo nodig wordt het toerental afgesteld alvorensvan de uitlaatgassen, dient zodanig te zijn dat met de meting wordt begonnen.een door Onze Minister voor het desbetreffende Na de meting wordt, indien nodig, het toerentaltype motorrijtuig aangewezen gehalte aan weer op de oorspronkelijke waarde terug-koolmonoxide van de uitlaatgassen, uitgedrukt gebracht.in % vol, bij het bij die aanwijzing aangegeven Toelichtingstationaire toerental, niet wordt overschreden. Bij het vaststellen van het CO-gehalte mag hetBij de meting van het gehalte koolmonoxide tweede cijfer achter de komma buiten beschouwingmoeten de eventueel aangewezen bijzondere worden gelaten.meetvoorschriften in acht worden genomen.Deze eis wordt alleen getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport en bij elke keuring tenbehoeve van de afgifte of teruggave van eenkentekenbewijs.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Motor

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

29

Zie sticker, indiengeen sticker: 1,5%

Lambda-geregeldeLPG-installatieverplicht

Zie sticker, indiengeen sticker: 0,5%

max. CO-% volgens milieu- max. CO-% volgens milieu- keuringseisenboek of, indien keuringseisenboek of, indienvoertuig in boek ontbreekt: 4,5% voertuig in boek ontbreekt: 3,5%

max. 4,5% max. 0,5% max. 0,3%

max. 1,5%

max. 0,5%

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.11 - geluid en milieu8. De in het zevende lid bedoelde controle van de 1. De wijze van keuren bij de punten 2 tot en

afstelling van het stationaire mengsel vindt bij met 7 bij het zesde lid is van toepassing.personenauto’s die worden gevoed door een al 2. Het stationaire toerental moet, indien eendan niet tot vloeistof verdicht gas en die in minimum- en maximumwaarde op de sticker isgebruik zijn genomen: aangegeven, tussen de aangegeven waardena. na 31 december 1993, of liggen. Indien slechts één toerental op de stickerb. na 31 december 1990 doch vóór 1 januari is aangegeven, mag het stationair toerental ten

1994, indien aan de typeaanduiding op het hoogste 50 omwentelingen per minuut van dezevoor het voertuig afgegeven kentekenbewijs waarde afwijken. Dit wordt gecontroleerd metde aanduiding S6, K6, S9, K9, U9, N9, E2 behulp van een toerenteller. Zo nodig wordt hetof N2 is toegevoegd, toerental afgesteld alvorens met de meting

plaats aan de hand van de afstel- en controle- wordt begonnen. Na de meting wordt, indiengegevens, vermeld op het op het voertuig nodig, het toerental weer op de oorspronkelijkeaangebrachte symbool, bedoeld in artikel 3a, waarde teruggebracht.tweede lid, van het Besluit typekeuring 3. Het CO-gehalte moet, indien een minimum- en motorrijtuigen luchtverontreiniging, dan wel maximum CO-waarde op de sticker is aan-aan de hand van de gegevens vermeld in het gegeven, tussen de aangegeven waarden liggen.kentekenregister. Indien slechts één CO-waarde op de sticker isAls uit het kentekenbewijs blijkt dat de aangegeven, mag deze waarde niet wordenpersonenauto is voorzien van een G3-gas- overschreden.systeem zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, 4. Indien geen sticker aanwezig is, is de waarde,van de Regeling keuringsvoorschriften genoemd onder c van het zesde lid van toe-motorrijtuigen luchtverontreiniging, is het passing. Als de personenauto in dit geval is hierboven genoemde symbool niet vereist. voorzien van een brandstofdoseringssysteem Toelichting dat de mengverhouding van lucht en brandstof Onder het symbool wordt de LPG-sticker voortdurend aanpast aan het zuurstofgehalte inverstaan. de uitlaatgassen, geldt de waarde genoemd

onder d van het zesde lid.ToelichtingBij het vaststellen van het CO-gehalte mag het tweede cijfer achter de komma buiten beschouwingworden gelaten.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Motor

31-12-73 31-12-79 31-12-85 30-9-86 31-12-90 31-12-93 30-6-2002

niet lambda-geregeldbrandstofsysteem

benzinelambda-geregeldbrandstofsysteem

zondermilieucode

milieucode:S6, S9, K6,K9, N2 ofN9

milieucode:U9 of E2

zondermilieucode

milieucode:U9 of E2

niet lambda-geregeldeinstallatie

lambda-geregeldeinstallatie

LPG ofanderverdichtgas

g

e

e

n

e

i

s

CO-tabelPersonenauto’s in gebruik genomen na:

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

30

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.11 - geluid en milieu9. Bij personenauto’s die zijn uitgerust met een 1. De controle geschiedt door meting aan een

brandstofdoseringssysteem dat de meng- stilstaande personenauto met een uitlaatgas-verhouding van lucht en brandstof voort- tester met lambda-bepaling die ten minstedurend aanpast aan het zuurstofgehalte van gedurende de door de fabrikant van de uitlaat-de uitlaatgassen, dient het brandstofdoserings- gastester opgegeven opwarmtijd ondersysteem goed te werken. elektrische spanning heeft gestaan.De goede werking ervan wordt beoordeeld 2. Vóór elke meting wordt gecontroleerd of hetaan de hand van het gehalte koolmonoxide monsternamesysteem in goede staat verkeert,van de uitlaatgassen, alsmede aan de hand waarbij in het bijzonder moet worden geletvan een op grond van de samenstelling van op beschadigingen van de monsternameslangde uitlaatgassen berekende lucht-brandstof- en de sonde.verhouding (lambdawaarde). Deze beoor- 3. De sonde wordt op de wijze zoals beschreven deling vindt plaats op een door Onze Minister in de handleiding van de desbetreffende uitlaat-en Onze Minister van Volkshuisvesting, gastester in de uitmonding van het uitlaat-Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer systeem ingebracht. Eventuele aanwijzingen intezamen aangegeven wijze. de handleiding met betrekking tot de teToelichting gebruiken sonde moeten worden gevolgd.Volgens artikel 2.3.9 van de Regeling permanente 4. Indien het uitlaatsysteem meer dan ééneisen is dit lid van toepassing voor personenauto’s uitmonding heeft, beperkt de meting zich totdie in gebruik zijn genomen na 31 december 1992 één uitmonding.met een verbrandingsmotor met elektrische 5. Indien de personenauto is uitgerust met meer ontsteking welke overeenkomstig het twaalfde lid dan één brandstofsysteem, hoeft de controle moeten zijn voorzien van een emissiebestrijdings- alleen te worden uitgevoerd wanneer de motor systeem dat bestaat uit een katalysator en een wordt gevoed met de hoofdbrandstof zoals lambdasonde, met inbegrip van personenauto’s die deze is vermeld op het kentekenbewijs.worden gevoed door een al dan niet tot vloeistof 6. Het verhoogd toerental moet worden gecontro-verdicht gas. leerd met behulp van een toerenteller. Eventuele

aanwijzingen in de handleiding moeten worden gevolgd.

7. De meting geschiedt op de wijze zoals bepaald in artikel 2.3.10 (blz. 13 en 14) van de Regelingpermanente eisen.

ToelichtingBij het vaststellen van het CO-gehalte mag het tweede cijfer achter de komma buiten beschouwing worden gelaten.

Overzicht viergasmetingPersonenauto in gebruik genomen na:

ToelichtingIndien op het kentekenbewijs bij ‘bijzonderheden’ één van de volgende teksten is vermeld:‘Basis TGK: EEGK-9999’ of ‘Basis EEGK-9999’, ‘Basis TGK: VERH-9999’ of ‘Basis VERH-9999’ dan wel‘Voertuig niet voorzien van emissiebestrijdingssysteem’, en het voertuig is niet voorzien van een katalysatoren/of lambdasonde kan er vanuit worden gegaan dat dit van fabriekswege het geval is.In dit geval behoeft de viergasmeting niet te worden uitgevoerd.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Motor

31-12-92 31-12-95 31-12-97

benzine Meten indien U9 of E2 of katalysator en sonde fabrieksmatig aanwezig

LPG of een ander al dan niet Meten indien G3tot vloeistof verdicht gas

Altijd meten

Zie toelichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

31

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.11 - geluid en milieu10. De uitlaatgassen van personenauto’s met een Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de

verbrandingsmotor met elektrische ontsteking periodieke keuring ten behoeve van de afgifte mogen niet meer dan een door Onze Minister van een keuringsrapport.en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tezamenaangegeven gehalte koolwaterstoffen bevatten,waarbij de eventueel aangewezen bijzondere meetvoorschriften in acht worden genomen. Het toegestane gehalte kan verschillend zijn afhankelijk van de datum van ingebruiknemingvan het voertuig en van de daarop toegepaste uitlaatgasnabehandelingstechniek.

11. De uitlaatgassen van personenauto’s met een 1. De controle geschiedt door meting aan eenverbrandingsmotor met compressieontsteking stilstaande personenauto met een roetmeter diedie in gebruik zijn genomen na 31 december ten minste gedurende de door de fabrikant van1979 mogen niet meer dan een door Onze de roetmeter opgegeven opwarmtijd onderMinister en Onze Minister van Volkshuisves- elektrische spanning heeft gestaan.ting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 2. Vóór elke meting wordt gecontroleerd of hettezamen aangegeven hoeveelheid roet bevatten, monsternamesysteem en de desbetreffendewaarbij de eventueel aangewezen bijzondere verbindingskabels in goede staat verkeren,meetvoorschriften in acht worden genomen. waarbij in het bijzonder moet worden gelet op

beschadigingen.3. De sonde wordt op de wijze zoals beschreven

in de handleiding van de desbetreffende roet-meter in de uitmonding van het uitlaatsysteemingebracht. Eventuele aanwijzingen in de handleiding met betrekking tot de te gebruiken sonde moeten worden gevolgd.

4. Indien het uitlaatsysteem meer dan éénuitmonding heeft, beperkt de meting zich tot één uitmonding.

5. De motorolietemperatuur wordt gemeten met behulp van een temperatuuropnemer welke op de wijze zoals beschreven in de handleiding van de desbetreffende roetmeter in de motor wordt ingebracht.Eventuele aanwijzingen in de handleiding met betrekking tot de te gebruiken temperatuur-opnemer moeten worden gevolgd. De temperatuuropnemer behoeft niet te wordeningebracht indien duidelijk is dat de motorolie op de vereiste temperatuur is.

6. Het stationair toerental en afregeltoerental moeten worden gecontroleerd met behulp van een toerenteller.Zo nodig wordt het stationair toerental afgesteldalvorens met de meting wordt begonnen. Eventuele aanwijzingen in de handleiding moeten worden gevolgd.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Motor

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

32

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.11 - geluid en milieu7. De meting geschiedt op de wijze zoals bepaald

in de artikelen 2.3.11 en 2.3.12 (blz. 15 t/m 16)van de Regeling permanente eisen.ToelichtingMet beleid gas terugnemen nadat de motorop het afregeltoerental heeft gedraaid.

12. Bij personenauto’s met een verbrandingsmotor Visuele controle, waarbij het bepaalde in artikelmet elektrische ontsteking die in gebruik zijn 2.3.9 (blz. 12) van de Regeling permanente eisengenomen na 31 december 1992 en die zijn van toepassing is.voorzien van een emissiebestrijdingssysteem, moeten de door Onze Minister aangegeven onderdelen van dit systeem aanwezig zijn.

Artikel 5.2.12 - accu en bedrading1. De accu van personenauto’s moet deugdelijk Visuele controle.

zijn bevestigd.2. De bedrading van personenauto’s moet Visuele controle, terwijl de personenauto zich

deugdelijk zijn bevestigd en goed zijn boven een inspectieput of op een hefinrichting geïsoleerd. bevindt.

Artikel 5.2.13 - motorsteunen1. De motorsteunen van personenauto’s moeten Visuele controle, terwijl de personenauto zich

deugdelijk aan het chassis dan wel de boven een inspectieput of op een hefinrichtingcarrosserie alsmede aan de motor zijn bevestigd. bevindt en, indien sprake is van corrosie terIndien de motor en de versnellingsbak zijn plaatse van de bevestiging, geschiedt de controlesamengebouwd, dan worden de steunen van de op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2versnellingsbak mede als motorsteunen (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.beschouwd.

2. De motorsteunen mogen niet in ernstige mate Visuele controle, terwijl de personenauto zichzijn beschadigd, de rubbers mogen niet zijn boven een inspectieput of op een hefinrichtingdoorgescheurd en de vulkanisatie mag niet bevindt.geheel zijn losgeraakt.

3. Onze Minister stelt regels vast met betrekking -tot de deugdelijkheid van de bevestiging.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Motor

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

33

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 4. Krachtoverbrenging

Artikel 5.2.15 - snelheidsmeterPersonenauto’s die na 30 juni 1967 in gebruik zijn 1. De afleesbaarheid wordt visueel gecontroleerd,genomen, moeten zijn voorzien van een goed waarbij de verlichting wordt ingeschakeld.werkende snelheidsmeter, die ook bij nacht voor 2. Indien op grond van een ander keurings-de bestuurder goed afleesbaar is. voorschrift een rijproef wordt uitgevoerd, wordt

daarbij de werking van de snelheidsmeter gecontroleerd.

Artikel 5.2.16 - aandrijving, transmissie1. De onderdelen van de aandrijving van Visuele controle, terwijl de personenauto zich

personenauto’s moeten deugdelijk zijn boven een inspectieput of op een hefinrichtingbevestigd. bevindt en, indien sprake is van corrosie ter

plaatse van de bevestiging, geschiedt de controleop de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2(blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.Een volledig doorgescheurde flexibele koppelingis toegestaan mits de aandrijfas op zijn plaatsblijft.

2. Stofhoezen van aandrijfassen moeten Visuele controle, terwijl de personenauto zichdeugdelijk zijn bevestigd en mogen niet boven een inspectieput of op een hefinrichtingzodanig zijn beschadigd dat de hoezen niet bevindt.meer afdichten.

3. Kruiskoppelingen moeten een zichtbaar Visuele controle, terwijl de personenauto zich spelingsvrije overbrenging kunnen boven een inspectieput of op een hefinrichting bewerkstelligen. bevindt.ToelichtingDe eis omtrent zichtbaar spelingsvrijekruiskoppelingen geldt niet voor de axialespeling van naaldlagers.

4. Onze Minister stelt regels vast met betrekking -tot het bepaalde in het eerste lid.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Krachtoverbrenging

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

34

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 5. Assen

Artikel 5.2.18 – assen1. De assen van personenauto’s moeten deugdelijk Visuele controle, terwijl de personenauto zich

aan het voertuig zijn bevestigd en mogen geen boven een inspectieput of op een hefinrichtingbreuken of scheuren vertonen. bevindt en, indien sprake is van corrosie ter

plaatse van de bevestiging, geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.

2. De assen mogen niet zodanig zijn vervormd Visuele controle, terwijl de personenauto zichdat de sterkte ervan in gevaar wordt gebracht. boven een inspectieput of op een hefinrichting

bevindt.3. De assen mogen niet zodanig zijn bevestigd, Visuele controle, terwijl de personenauto zich

beschadigd of vervormd dat het weggedrag boven een inspectieput of op een hefinrichtingnadelig wordt beïnvloed. bevindt. In geval van twijfel wordt een rijproef

uitgevoerd.4. De assen mogen niet zodanig door corrosie Visuele controle, terwijl de personenauto zich

zijn aangetast, dat de sterkte ervan in gevaar boven een inspectieput of op een hefinrichtingwordt gebracht. Hieraan wordt voor wat betreft bevindt. Indien een wielgeleidingselement iswielgeleidingselementen voldaan indien deze gerepareerd, moet artikel 2.2.23 (blz. 10) van deniet zijn doorgeroest. Regeling permanente eisen in acht worden Toelichting genomen.- Indien de rand van een wielgeleidingselement

ten gevolge van roest is afgebrokkeld, wordt dit eveneens als doorgeroest aangemerkt en dient tot afkeur te worden overgegaan.

- De wielgeleidingselementen mogen, indien deze zijn doorgeroest, niet worden gerepareerd. In dit geval moeten de wielgeleidingselementen kompleet worden vervangen.

5. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het eerste lid met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging.

Artikel 5.2.19 - fuseepennen, -lageringen, -bussen, en kogels1. De fuseepennen, -lageringen, -bussen en Visuele controle, terwijl de personenauto zich

-kogels van personenauto’s moeten deugdelijk boven een inspectieput of op een hefinrichtingzijn bevestigd. bevindt.

2. Stofhoezen van fuseekogels moeten deugdelijk Visuele controle, terwijl de personenauto zichzijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn boven een inspectieput of op een hefinrichtingbeschadigd dat de hoezen niet meer afdichten. bevindt.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Assen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

35

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.19 - fuseepennen, -lageringen, -bussen, en kogels3. De fuseepennen, -lageringen, -bussen en 1. De wijze van keuren bij het eerste lid is van

-kogels alsmede de overige draaipunten van de toepassing.wielophanging mogen niet te veel speling 2. Voor het zichtbaar maken van:vertonen. a. axiale speling van fuseepennen, -lageringen

en -bussen, wordt elk wiel ontlast en op en neer bewogen dan wel ontlast en langzaam weer belast;

b. radiale speling van fuseepennen, -lageringenen -bussen, wordt elk wiel gedeeltelijk ontlast en handmatig of met behulp van een spelingsdetector bewogen;

c. axiale en radiale speling van fuseekogels en overige kogelgewrichten, wordt elke kogel ten opzichte van de draagarm in elke richtingbewogen; bij deze controle moet de stand van de wielophanging zoveel mogelijk overeenkomen met de rijpositie en moeten de kogels zoveel mogelijk onbelast zijn;

d. radiale speling van de overige draaipunten, wordt elk draaipunt in radiale richting ten opzichte van de bevestiging bewogen met behulp van een spelingsdetector dan wel handmatig.

3. In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

4. Op de speling zijn de artikelen 2.5.2 tot en met 2.5.4 (blz. 17 t/m 18) van de Regeling permanente eisen van toepassing.Artikel2.5.2: Maximaal toegestane speling

fuseepennen, -lageringen en -bussen2.5.3: Maximaal toegestane speling fuseekogels2.5.4: Maximaal toegestane speling

draaipunten wielophanging4. Indien een gedeelte van de binnenkant van het Indien de hoes is beschadigd of ontbreekt, vindt

fuseekogelhuis en van de fuseekogel zichtbaar visuele controle plaats, terwijl de personenautois doordat de hoes is beschadigd of ontbreekt, zich boven een inspectieput of op een mag dit gedeelte geen corrosie vertonen. hefinrichtinghefinrichting bevindt.

5. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het derde lid.

Artikel 5.2.20 - wiellagers1. De wiellagers van personenauto’s mogen niet 1. Visuele controle, terwijl de personenauto zich

teveel speling vertonen. boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2. Voor de controle van de speling moet elk wiel vrij kunnen ronddraaien en wordt elk wiel met de hand of met behulp van een hefboom, bijvoorbeeld een koevoet, haaks op de draairichting bewogen.

3. In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Assen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

36

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.20 - wiellagers4. De meting vindt plaats op een zo groot

mogelijke afstand van de hartlijn van de as.5. Bij bestuurde wielen moet:

a. één maal in ongeremde toestand, voor de bepaling van de speling van het wiellager en de fusee tezamen, en

b. één maal in geremde toestand, voor de bepaling van de speling van de fusee, wordengemeten.

6. Het verschil tussen de in punt 5 bedoelde waarden is de wiellagerspeling.

7. Op de speling is artikel 2.5.5 (blz. 19) van de Regeling permanente eisen van toepassing.

2. Verschijnselen van slijtage of beschadiging Visuele en auditieve controle, waarbij het wiel, almogen niet hoorbaar of voelbaar zijn. dan niet met behulp van apparatuur, wordt rond-

gedraaid. Zo nodig wordt een rijproef uitgevoerd.3. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -

bepaalde in het eerste lid.

Artikel 5.2.21 - wielbasis1. De wielbasis van personenauto’s mag niet Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de

meer dan 1,0% afwijken van de waarde die periodieke keuring ten behoeve van de afgifte voor het voertuig is vermeld op het kenteken- van een keuringsrapport.bewijs of in het kentekenregister.

2. Behoudens fabrieksmatige verschillen mag de In geval van twijfel wordt gemeten.wielbasis, links en rechts gemeten, niet meer dan 15 mm verschillen.

Artikel 5.2.22 - wieluitlijningDe afstanden tussen de fuseedraaipunten en twee In geval van twijfel worden de afstanden gemetenpunten aan het chassis dan wel aan de carrosserie, met een meetmiddel met voldoende bereik.die symmetrisch links en rechts ten opzichte van de langsas van het voertuig zijn gelegen, mogen recht en kruiselings gemeten onderling niet meer dan 15 mm verschillen.

Artikel 5.2.23 - spoorbreedteDe spoorbreedte van personenauto’s mag niet Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de meer dan 2,0% groter zijn dan de waarde die voor periodieke keuring ten behoeve van de afgifte het voertuig is vermeld op het kentekenbewijs of van een keuringsrapport.in het kentekenregister.

Artikel 5.2.24 - wielen en velgen1. De wielen onderscheidenlijk velgen van Leden 1 en 2.

personenauto’s mogen geen breuken, scheuren, Visuele controle, terwijl de personenauto zichondeugdelijk laswerk of ernstige vervorming boven een inspectieput of op een hefinrichtingvertonen. bevindt en het wiel vrij kan ronddraaien.

2. De wielen onderscheidenlijk velgen moeten met alle daarvoor bestemde bevestigings-middelen deugdelijk zijn bevestigd.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Assen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

37

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 6. Ophanging

Artikel 5.2.27 - banden1. De wielen van personenauto’s moeten zijn Visuele controle.

voorzien van luchtbanden.2. De banden mogen geen beschadigingen Leden 2 en 3. Visuele controle, terwijl de

vertonen waarbij het karkas zichtbaar is. personenauto zich boven een inspectieput of op3. De banden mogen geen uitstulpingen vertonen. een hefinrichting bevindt, waarbij het wiel wordt

rondgedraaid.4. De profilering van de hoofdgroeven van de Visuele controle, terwijl de personenauto zich

banden moet over de gehele omtrek van het boven een inspectieput of op een hefinrichtingloopvlak ten minste 1,6 mm bedragen, met bevindt, waarbij het wiel wordt rondgedraaid.uitzondering van slijtage-indicatoren. In geval van twijfel wordt de profieldiepte

gemeten met de profieldieptemeter.De minimale profieldiepte wordt gemeten in de brede groeven waarin door de fabrikant de maximale diepte is bepaald, alsmede in de groeven waarin een slijtage-indicator aanwezig is.

5. De banden mogen niet zijn opgesneden.Van De wijze van keuren bij het tweede en derde lid isopsnijden is sprake indien slijtage-indicatoren van toepassing.zijn weggesneden, indien de profielvorm van de groef afwijkt van de originele profielvorm, of indien in de bodem van de groef het karkas van de band zichtbaar is.

6. De banden op een as moeten dezelfde karkas- Visuele controle.structuur hebben, onverminderd het bepaalde inartikel 5.18.32.ToelichtingArtikel 5.18.32 vermeldt het volgende:Personenauto’s behoeven in geval van nood (bijvoorbeeld bij gebruik van een reservewiel of noodwiel) niet te voldoen aan het bepaalde in artikel 5.2.27, zesde lid, mits in dat geval derijsnelheid en het rijgedrag worden aangepast.

7. Het loopvlak van de banden mag geen metalen Visuele controle, terwijl de personenauto zichelementen bevatten die tijdens het rijden boven een inspectieput of op een hefinrichtingdaarbuiten kunnen uitsteken. bevindt.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Ophanging

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

38

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.28 - veersysteem1. Personenauto’s moeten zijn voorzien van een Visuele controle, terwijl de personenauto zich

goed werkend veersysteem. Banden worden boven een inspectieput of op een hefinrichtingniet als deel van het veersysteem beschouwd. bevindt. In geval van twijfel wordt een rijproef

uitgevoerd.2. De onderdelen van het veersysteem mogen Visuele controle, terwijl de personenauto zich

geen breuken of scheuren vertonen, mogen niet boven een inspectieput of op een hefinrichtingernstig door corrosie zijn aangetast en moeten bevindt. Indien sprake is van corrosie ter plaatsedeugdelijk zijn bevestigd. van de bevestiging, geschiedt de controle op deToelichting wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 (blz. 5- Onder ‘onderdelen van het veersysteem moeten t/m 11), van de Regeling permanente eisen.

deugdelijk zijn bevestigd’ wordt tevens verstaan:Het hoofdveerblad mag door slijtage tot maximaal 50% van de oorspronkelijke dikte zijn gesleten.

- Indien de rand van een veerschotel ten gevolgevan roest is afgebrokkeld, wordt dit eveneens als doorgeroest aangemerkt en dient tot afkeur te worden overgegaan.

- Veerschotels mogen, indien deze zijn doorgeroest, niet worden gerepareerd. In dit geval moeten deze kompleet worden vervangen.

3. Personenauto’s moeten zijn voorzien van Visuele controle, terwijl de personenauto zichdeugdelijk bevestigde en goed werkende boven een inspectieput of op een hefinrichtingschokdempers. bevindt, waarbij de personenauto zo mogelijk

enkele malen wordt ingeveerd. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging, geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 (blz. 5 t/m 11),van de Regeling permanente eisen.

4. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het tweede en derde lid.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Ophanging

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

39

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 7. Stuurinrichting

Artikel 5.2.29 – onderdelen stuurinrichting1. De bestuurde wielen van personenauto’s Visuele controle waarbij, met de wielen in de

moeten goed reageren op de draaiing van het stand van rechtuitrijden, het stuurwiel naar linksstuurwiel. en naar rechts wordt gedraaid met een hoek-

verdraaiing van ten hoogste 15°, zo nodig met draaiende motor. De bestuurde wielen moeten hierbij van stand veranderen.

2. Bij draaiing van het stuurwiel tot aan de Visuele controle, terwijl de personenauto zichaanslagen mogen geen weerstanden voelbaar boven een inspectieput of op een hefinrichtingzijn en moeten de wielen onderscheidenlijk de bevindt waarbij de stuurbekrachtiging buitenbanden vrij kunnen draaien. werking is gesteld. De bestuurde wielen worden

naar de uiterste linker- en rechterstuurstand bewogen waarbij de bestuurde wielen gedeeltelijkmogen worden ontlast.

3. De voor de overbrenging van de stuurbeweging Visuele controle, terwijl de personenauto zichbestemde onderdelen moeten deugdelijk zijn boven een inspectieput of op een hefinrichtingbevestigd met alle daarvoor bestemde bevindt. Het stuurwiel wordt met krachtige kortebevestigings- en borgmiddelen, mogen geen bewegingen naar links en naar rechts gedraaid,breuken of scheuren vertonen, mogen niet zijn waarbij de massa van de personenauto op devervormd en mogen niet ernstig door corrosie wielen rust. Indien sprake is van corrosie terzijn aangetast. plaatse van de bevestiging geschiedt de controle

op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.

4. Stofhoezen van het stuurhuis en de stuurkogels Visuele controle, terwijl de personenauto zichmoeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet boven een inspectieput of op een hefinrichtingzodanig zijn beschadigd dat de hoezen niet bevindt.meer afdichten.

5. Kruiskoppelingen moeten een zichtbaar Visuele controle, terwijl de personenauto zichspelingsvrije overbrenging kunnen boven een inspectieput of op een hefinrichtingbewerkstelligen. bevindt. Hierbij wordt het stuurwiel langzaamToelichting naar links en naar rechts gedraaid en axiaalDe eis omtrent zichtbaar spelingsvrije kruis- bewogen.koppelingen geldt niet voor de axiale speling van naaldlagers

6. Flexibele koppelingen mogen niet in ernstige De wijze van keuren bij het vijfde lid is vanmate zijn gescheurd en de vulkanisatie mag toepassing.niet in ernstige mate zijn losgeraakt. Op scheuren dan wel het loslaten van de

vulkanisatie is artikel 2.7.2 (blz. 23) van deRegeling permanente eisen van toepassing.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Stuurinrichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

40

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.29 – onderdelen stuurinrichting

7. De verbindingen in het stangenstelsel mogen 1. Visuele controle, terwijl de personenauto zichniet te veel speling vertonen. boven een inspectieput of op een hefinrichting

bevindt.2. Voor het zichtbaar maken van:

a. radiale speling wordt het stuurwiel met krachtige, korte bewegingen naar links en naar rechts gedraaid terwijl de massa van de personenauto op de wielen rust;

b. axiale speling worden op de stuurkogel of stuurverbinding trek- en drukkrachten uitgeoefend.

3. In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

4. Op de speling is artikel 2.7.3 (blz. 24) van de Regeling permanente eisen van toepassing.

8. Indien een gedeelte van de binnenkant van het Indien de hoes is beschadigd of ontbreekt, vindtstuurkogelhuis en van de stuurkogel zichtbaar visuele controle plaats, terwijl de personenautois doordat de hoes is beschadigd of ontbreekt, zich boven een inspectieput of op een mag dit gedeelte geen corrosie vertonen. hefinrichting bevindt.

9. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het derde, zesde en zevende lid.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Stuurinrichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

41

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 8. Reminrichting

Artikel 5.2.31 - onderdelen en werking reminrichting1. Personenauto’s moeten zijn voorzien van een

reminrichting waarvan de onderdelen:a. deugdelijk zijn bevestigd met de daarvoor Visuele controle, terwijl de personenauto zich

bestemde bevestigings- en borgmiddelen; boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.

b. niet in ernstige mate door corrosie zijn Visuele controle, terwijl de personenauto zichaangetast; boven een inspectieput of op een hefinrichting

bevindt. Indien sprake is van corrosie aan de remleiding of remschijf zijn de artikelen 2.8.2 en 2.8.3 (blz. 25) van de Regeling permanente eisen van toepassing.

c. niet zijn beschadigd, gescheurd of gebroken; Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

d. geen inwendige of uitwendige lekkage Visuele controle, terwijl de personenauto zichvertonen. boven een inspectieput of op een hefinrichting

Toelichting bevindt. Indien er twijfel bestaat omtrent de Indien een personenauto is voorzien van kunststof- deugdelijkheid van het remsysteem wordt het remleidingen moeten deze remleidingen, voor zover onder druk gezet, hierna aangeduid met van toepassing, uitsluitend worden getoetst aan de ‘drukproef’. Het rempedaal wordt, bij een eisen voor metalen remleidingen. hydraulisch remsysteem langzaam, ingetrapt

totdat een kracht van 700 N (70 kg) op het pedaal wordt uitgeoefend. Deze kracht wordt gedurende ongeveer 10 seconden uitgeoefend waarbij het pedaal niet op de aanslag mag komen. Indien een rembekrachtiger aanwezig is, wordt de drukproef uitgevoerd met draaiende motor.Zie toelichting bij lid 3.

2. De rembekrachtiger en de remkrachtregelaar 1. Voor de controle van de vacuümrembekrach-moeten goed functioneren. tiger wordt bij uitgeschakelde motor allereerst

de vacuümvoorraad opgebruikt door het rempedaal meerdere malen in te trappen. Vervolgens wordt met ingetrapt rempedaal de motor gestart waarna door de opbouw van het vacuüm het pedaal verder moet wegzakken.

2. Visuele controle van de remkrachtregelaar, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, waarbij de rem in werking wordt gesteld met draaiende motor. Hierbij wordt de as eventueel ontlast.

3. Bij hydraulische remsystemen mag bij het Controle door het rempedaal in te trappen. Bij bedienen van het rempedaal de slag van het twijfel wordt het rempedaal een kracht van ten pedaal niet door een aanslag worden beperkt. hoogste 700N (70kg) ingetrapt.

ToelichtingDe pedaalkracht moet worden vastgesteld met behulp van een pedaalkrachtmeter.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Reminrichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

42

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Reminrichting

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.31 - onderdelen en werking reminrichting4. Het oppervlak van het rempedaal moet stroef zijn. Visuele controle.5. Remslangen mogen:

a. niet in ernstige mate zijn misvormd; Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien een remslang is misvormd zijn de artikelen 2.8.4 en 2.8.6, tweede lid (blz. 25 t/m 26),van de Regeling permanente eisen van toepassing.

b. niet langs andere voertuigdelen schuren; Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. De bestuurde wielen worden naar de uiterste linker- en rechterstuurstand gebracht.

c. geen zodanige beschadigingen vertonen dat Visuele controle terwijl de personenauto zich het wapeningsmateriaal zichtbaar is. boven een inspectieput of op een hefinrichting Toelichting bevindt.Indien een personenauto is voorzien van flexibele remleidingen welke zijn voorzien vaneen metalen wapening moeten deze wordengetoetst aan de eisen voor remleidingen.

6. Wielen die zijn voorzien van een trommelrem, Controle door de wielen vrij van de grond ofmoeten in onberemde toestand in beide richtin- hefinrichting met de hand rond te draaien.gen kunnen draaien zonder dat de remvoering aanloopt. De remvoering van wielen die zijn voorzien van een schijfrem, mag in onberemde toestand in beide richtingen enigszins slepen.

7. De remtrommel of remschijf mag tijdens het Visuele controle terwijl de personenauto zich bovenremmen niet worden geraakt door delen die een inspectieput of op een hefinrichting bevindtzijn bestemd als drager of bevestigingsmiddel Indien de remvoering zonder demontage niet van remvoering. zichtbaar te maken is, wordt de rem in werking

gesteld, terwijl het wiel met de hand of met behulp van een wielspinner wordt rondgedraaid.Hierbij mogen geen schurende geluiden van metaal op metaal hoorbaar zijn.

8. De noodzakelijke bewegingsvrijheid van de Visuele controle terwijl de personenauto zich boven remonderdelen mag niet worden beperkt. een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

9. Remcilinders moeten zijn voorzien van Visuele controle, terwijl de personenauto zichstofhoezen die niet in ernstige mate mogen boven een inspectieput of op een hefinrichtingzijn beschadigd. bevindt. De hoezen worden gecontroleerd

voorzover dit zonder demontage mogelijk is.10.Anti-blokkeersystemen moeten goed Het contact wordt ingeschakeld, waarbij het

functioneren en moeten zijn voorzien van een waarschuwingslampje moet gaan branden.deugdelijke waarschuwingsinrichting die in Vervolgens wordt de motor gestart. Wanneer hetwerking treedt zodra het systeem faalt. waarschuwingslampje uitgaat, functioneert het

systeem. Indien noodzakelijk wordt een rijproefuitgevoerd.ToelichtingBij de rijproef wordt alleen het juiste functioneren van het waarschuwingslampje gecontroleerd. Eventueel het waarschuwingslampje op een andere wijze laten branden.

11.Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het eerste lid, onderdelen a en b, en het vijfde lid, onderdeel a.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

43

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.32 - onderdelen en werking reminrichting1. Personenauto’s, in gebruik genomen na 30 juni Visuele controle.

1967, moeten indien het hydraulisch rem-systeem niet is voorzien van een toegankelijk remvloeistofreservoir, waarvan het vloeistofpeilte controleren is zonder het reservoir te openen, zijn voorzien van:a. een deugdelijke waarschuwingsinrichting die

in werking treedt zodra het niveau van de remvloeistof onder het vereiste minimum niveau is gedaald, of

b. in geval van een gescheiden remsysteem een deugdelijke waarschuwingsinrichting die in werking treedt zodra een van de kringen van het remsysteem faalt.

2. De goede werking van het signaal van de in het Visuele en auditieve controle, waarbij de werkingeerste lid bedoelde waarschuwingsinrichtingen op één van de volgende manieren wordtmoet kunnen worden gecontroleerd. gecontroleerd:

a. indien het remvloeistofreservoir is voorzien van een vlotter wordt deze omlaag gedrukt dan wel de dop losgeschroefd en opgelicht;

b. het contact wordt ingeschakeld, waarbij indien noodzakelijk de motor wordt gestart, en de parkeerrem wordt aangetrokken;

c. de daartoe bestemde schakelaar wordt bediend;d. het contact wordt ingeschakeld en het

waarschuwingslampje gaat branden, vervolgensde motor starten waarna het lampje dooft.

3. In de reservoirs van het hydraulisch remsysteem Visuele controle, waarbij het remvloeistofniveaumoet voldoende remvloeistof aanwezig zijn. zich niet onder de minimumaanduiding mag

bevinden.

Artikel 5.2.38 - remvertraging bedrijfsrem1. Personenauto’s, in gebruik genomen na 30 juni Leden 1 en 2. De artikelen 2.8.8 tot en met 2.8.12

1967, moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem alsmede de artikelen 2.8.14, 2.8.16 en 2.8.17 (blz. waarvan de remvertraging op een droge of 26 t/m 30) van de Regeling permanente eisen zijn nagenoeg droge en ongeveer horizontaal van toepassing. Indien een remproef op de weg liggende weg ten minste 5,2 m/s2 bedraagt, bij wordt uitgevoerd, moet de snelheid bij aanvang een pedaalkracht van niet meer dan 500 N. van de remproef ongeveer 50 km/u bedragen.

Artikel2.8.8: Wijze van bepaling remvertraging2.8.9: Wijze van keuren2.8.10: Pedaalkracht2.8.12: Bepalen remvertraging met een electronische

remvertragingsmeter (max. massa <3500 kg)2.8.14: Bepalen remvertraging met een

platenremtestbank (max. massa <3500 kg)2.8.16: Bepalen remvertraging met een

rollenremtestbank (max. massa <3500 kg)2.8.17: Bepalen remkrachten (max. massa <3500 kg)ToelichtingDe pedaalkracht wordt ingeval van twijfel vastgesteld met behulp van een pedaalkrachtmeter.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Reminrichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

44

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.38 - remvertraging bedrijfsrem2. Personenauto’s, in gebruik genomen voor 1 juli

1967, moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem waarvan de remvertraging op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 3,8 m/s2 bedraagt.

3. De bedrijfsrem moet op alle wielen werken. Terwijl de wielen zich vrij van de grond of van de hefinrichting bevinden, wordt het rempedaal licht ingetrapt en wordt gecontroleerd of elk wiel wordt geremd. Bij gebruik van een remtest-inrichting voor de controle van de remwerking, wordt gelijktijdig hierop gecontroleerd.

4. Personenauto’s mogen op een droge of Indien er twijfel bestaat ten aanzien van het nagenoeg droge weg niet uitbreken ten gevolge uitbreken van de achteras, moet de controle van een verschil in remwerking tussen de uitgevoerd worden op de wijze zoals bepaaldwielen van elke as onderscheidenlijk ten in hoofdstuk 2, titel 8, Afdeling 3 (blz. 44) vangevolge van overberemming van de achteras. de Regeling permanente eisen.

Indien een remproef op de weg wordt uitgevoerd,moet de snelheid bij aanvang van de remproef ongeveer 50 km/u bedragen.

5. Onze Minister stelt regels vast met betrekking -tot het bepaalde in het eerste, tweede, en vierde lid.

Artikel 5.2.39 - remvertraging parkeerrem1. Personenauto’s moeten zijn voorzien van een Terwijl twee wielen zich vrij van de grond of van

parkeerrem die op ten minste twee wielen werkt. de hefinrichting bevinden, wordt de parkeerrem vast aangetrokken en met behulp van de vergren-deling in deze stand gehouden, waarna wordt ge-controleerd of elk van beide wielen wordt geremd.Indien de controle van de remwerking met behulp van een remtestinrichting is uitgevoerd volgens de leden 2 en 3 van dit artikel, wordt gelijktijdig hierop gecontroleerd.

2. De parkeerrem van personenauto's, in gebruik Leden 2 en 3. Controle op een helling dan wel opgenomen na 30 juni 1967, moet het voertuig op de wijze zoals bepaald in de artikelen 2.8.8, 2.8.9,een helling van 16,0% in beide richtingen in 2.8.13, 2.8.15 en 2.8.18 (blz. 26 t/m 30) van destilstand kunnen houden. Hieraan wordt geacht Regeling permanente eisen.te zijn voldaan indien de remvertraging, Artikeluitgaande van een aanvangssnelheid van 2.8.8: Wijze van bepaling remvertraging15 km/h, op een droge of nagenoeg droge en 2.8.9: Wijze van keurenongeveer horizontaal liggende weg ten minste 2.8.13: Bepalen remvertraging met een1,2 m/s2 bedraagt en de rem ook in remvertragingsmeter (max. massa <3500 kg)achterwaartse richting functioneert. 2.8.15: Bepalen remvertraging met een

platenremtestbank (max. massa <3500 kg)2.8.18: Berekening remvertraging

(max. massa <3500 kg)3. De remvertraging van de parkeerrem van

personenauto’s, in gebruik genomen voor 1 juli 1967, moet op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 1,0 m/s2 bedragen.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Reminrichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

45

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Reminrichting

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.40 - werking hulpreminrichting1. Indien de personenauto na 30 juni 1967 in Leden 1 en 2. Aan deze eis wordt niet getoetst

gebruik is genomen en is voorzien van een tijdens de periodieke keuring ten behoeve van geheel afzonderlijk hulpremsysteem, moet: de afgifte van een keuringsrapporta. het hulpremsysteem goed functioneren;b. de remwerking redelijk gelijkmatig over de

wielen links en rechts van de as zijn verdeeld.2. De remvertraging van het in het eerste lid

bedoelde hulpremsysteem moet op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 2,6 m/s2 bedragen.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

46

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 9. Carrosserie

Artikel 5.2.41 - deuren, motorkap en kofferdeksel1. De deuren van personenauto’s moeten goed Visuele controle, waarbij de deuren worden

sluiten. De deuren die direct toegang geven tot geopend en gesloten.de personenruimte, moeten op normale wijze vanaf de binnenzijde of vanaf de buitenzijde kunnen worden geopend.ToelichtingOnder deuren worden verstaan deuren die scharnierenom een verticale stijl, die schuiven langs een horizontalerail of vleugeldeuren aan de zijkant van het voertuig;

2. Het slot en de scharnieren van de motorkap of Visuele controle, waarbij de motorkap of hethet kofferdeksel aan de voorzijde van het kofferdeksel worden geopend en gesloten.voertuig moeten een goede sluiting waarborgen.ToelichtingHieronder wordt ook de motorkap of het kofferdeksel aan de achterzijde verstaan.

3. De bevestiging van de scharnieren van de Visuele controle. Indien sprake is van corrosie terdeuren, de motorkap en het kofferdeksel plaatse van de bevestiging geschiedt de controlemag niet in ernstige mate door corrosie zijn op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2aangetast. (blz. 5 t/m 11) van de Regeling permanente eisen.

4. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het derde lid.

Artikel 5.2.42 - ruiten1. De voorruit en de zijruiten van personenauto’s Visuele controle. Indien de voorruit een

mogen: beschadiging of verkleuring vertoont geschiedta. geen beschadigingen of verkleuringen de controle aan de hand van de artikelen 2.9.2

vertonen, tot en met 2.9.6 (blz. 47 t/m 49) van de Regelingb. niet zijn voorzien van onnodige voorwerpen, permanente eisen.die het uitzicht van de bestuurder belemmeren. ArtikelToelichting 2.9.2: Beschadiging voorruitIn het geval dat folie is aangebracht wordt door 2.9.3: Verdeling in vlakkendegene die de keuring uitvoert beoordeeld in 2.9.4: Toegestane beschadiginghoeverre deze folie belemmerend is voor het 2.9.5: Aanwezigheid meerdere beschadigingenuitzicht van de bestuurder. 2.9.6: Wijze van keuren

2. Indien de personenauto niet is voorzien van Visuele controle.een rechterbuitenspiegel, mag de achterruit:a. geen beschadigingen of verkleuringen

vertonen,b. niet zijn voorzien van onnodige voorwerpen, die het uitzicht van de bestuurder belemmeren.

3. Onze Minister kan regels vaststellen omtrent -het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 5.2.43 - ruitenwisser - en ruitensproeierinstallatie1. Personenauto’s met een voorruit moeten zijn Visuele controle. Indien bij het in werking stellen

voorzien van een goed werkende ruitenwisser- van de installatie ten minste één stand, niet zijnde installatie die de bestuurder voldoende uitzicht een intervalstand, werkt, blijft verdere controlegeeft. achterwege.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Carrosserie

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

47

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.43 - ruitenwisser - en ruitensproeierinstallatie2. Personenauto’s met een voorruit, die na Visuele controle, waarbij de installatie in werking

30 september 1971 in gebruik zijn genomen, wordt gesteld.moeten zijn voorzien van een goed werkende ruitensproeierinstallatie.

Artikel 5.2.44 - installatie ter ontdooiing en ontwaseming1. Personenauto’s met een voorruit, die na Visuele controle, waarbij de installatie in werking

30 september 1971 in gebruik zijn genomen, wordt gesteld.moeten zijn voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit.

Artikel 5.2.45 - spiegels1. Personenauto’s, in gebruik genomen na Leden 1, 2, 3 en 4. Visuele controle.

25 januari 2011, zijn voorzien van een linker-buitenspiegel, een rechterbuitenspiegel en een binnenspiegel.

2. Indien met de in het eerste lid bedoelde binnen-spiegel het achter het voertuig gelegen weg-gedeelte niet voldoende kan worden overzien, behoeft deze niet aanwezig te zijn.

3. Personenauto’s, in gebruik genomen voor 26 januari 2011, zijn voorzien van een linker-buitenspiegel en een binnenspiegel.

4. De in het derde lid bedoelde personenauto’s zijn voorzien van een rechterbuitenspiegel indien met de binnenspiegel het achter het voertuig gelegen weggedeelte niet voldoende kan worden overzien. Indien de binnenspiegel geen zicht naar achteren mogelijk maakt, behoeft deze niet aanwezig te zijn.

5. De aan de zijde van de bestuurder bevestigde Visuele controle.buitenspiegel moet vanuit de binnenzijde bij Hierbij wordt de verstellingsinrichting bediend gesloten portier kunnen worden versteld. Deze dan wel het raam geopend, waarbij de spiegel eis geldt niet voor personenauto’s die vóór moet kunnen worden versteld. 1 januari 1975 in gebruik zijn genomen. De spiegels van deze voertuigen moeten, na door een duw te zijn omgeklapt, zonder verstelling in de oorspronkelijke stand terug kunnen klappen.

6. De spiegels moeten deugdelijk zijn bevestigd. Leden 6 en 7. Visuele controle.7. Het spiegelglas van de verplichte spiegels mag

geen verschijnselen van breuk vertonen en mag niet in ernstige mate zijn verweerd.ToelichtingIndien in een personenauto het stuur aan de rechter-zijde is geplaatst, moeten alle verplichte spiegels aanwezig zijn en in spiegelbeeld geplaatst ten opzichte van de situatie waarbij het stuur links is geplaatst.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Carrosserie

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

48

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.46 - zitplaatsen1. Personenauto’s, in gebruik genomen na

19 oktober 2008, zijn niet voorzien van zijdelings gerichte zitplaatsen.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op ambulances, personenauto’s ten dienste van de politie of brandweer en andere door Onze Minister aangewezen categorieën voertuigen ten dienste van de burgerbescherming of orde-handhaving.

3. De zitplaatsen van personenauto’s moeten Visuele controle. Indien sprake is van corrosie terdeugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd. plaatse van de bevestiging geschiedt de controleBij personenauto’s die na 30 september 1971 op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2in gebruik zijn genomen, moeten: (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.a. verschuifbare zitplaatsen in elke mogelijke Onderdelen a en b. Visuele controle. Indien de

stand automatisch zijn vergrendeld, vergrendeling in twee standen werkt blijft verdere b. verstelbare rugleuningen van zitplaatsen in controle achterwege.

elke mogelijke stand kunnen worden vergrendeld, en

c. de voorste zitplaatsen, indien zij scharnierend Visuele controle. Zo nodig wordt de vergrendelingzijn, dan wel de rugleuningen van de voorste gecontroleerd tijdens een remproef.zitplaatsen, indien zij scharnierend zijn, in denormale stand automatisch zijn vergrendeld.

4. Onze Minister stelt regels vast met betrekking -tot de deugdelijkheid van de bevestiging, bedoeld in het derde lid.

Artikel 5.2.47 - bescherming inzittenden1. Personenauto’s die na 30 september 2000 in Leden 1 en 2. Visuele controle. Indien in het

gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien middelste gedeelte van een doorlopende bankvan autogordels voor alle naar voren en naar geen (heup)gordel aanwezig is, wordt dit gedeelteachteren gerichte zitplaatsen. niet aangemerkt als zitplaats en behoeft geen

(heup)gordel te zijn aangebracht. In geval van een kampeerauto is de controle beperkt tot de voorste zitplaatsen en tot de overige zitplaatsen voorzover deze zijn voorzien van autogordels.

2. Personenauto’s die na 31 december 1989 doch vóór 1 oktober 2000 gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van autogordels voor alle naar voren gerichte zitplaatsen.

3. Personenauto’s die na 1 januari 1971 doch voor Leden 3, 4, 5 en 6. Visuele controle.1 januari 1990 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van autogordels voor de zitplaats van de bestuurder en de naast deze plaats aanwezige zitplaatsen, voor zover deze aan een portier grenzen.

4. Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing op klapstoelen en zitplaatsen die uitsluitend zijn bestemd voor gebruik bij stilstaand voertuig

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Carrosserie

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

49

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.47 - bescherming inzittenden5. De in het tweede en derde lid bedoelde

verplichtingen gelden niet voor voertuigen die voor 1 januari 1998 in gebruik zijn genomen en die blijkens een aantekening in het voor het voertuig afgegeven kentekenbewijs niet van bevestigingspunten voor autogordels behoeven te zijn voorzien.

6. Autogordels in personenauto’s die na Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de 30 september 2000 in gebruik zijn genomen, periodieke keuring ten behoeve van de afgiftemoeten zijn voorzien van een door Onze van een keuringsrapport.Minister vastgesteld goedkeuringsmerk.

7. De autogordels moeten deugdelijk zijn Visuele controle waarbij een eventuele rolgordelbevestigd en mogen niet zodanig zijn volledig wordt uitgetrokken. Indien sprake is vanbeschadigd dat de sterkte ervan in gevaar corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedtwordt gebracht. de controle op de wijze zoals bepaald in Toelichting hoofdstuk 2, titel 2 (blz. 5 t/m 11), van de RegelingDaar elke beschadiging de sterkte in gevaar brengt, permanente eisen.is een beschadiging niet toegestaan. Het pluizen van een gordel wordt niet gezien als een beschadiging.

8. De autogordels moeten zijn voorzien van een Visuele controle. Hierbij wordt de gordel in degoed werkende sluiting en een goed werkende sluiting gebracht. Indien de gordel is voorzienblokkering. Oprolmechanismen moeten zodanig van een oprolmechanisme wordt de gordelfunctioneren dat de gordel aanligt na het omgedaan. De blokkering wordt gecontroleerdomdoen ervan. door te rukken aan de gordel; indien dit geen

uitsluitsel biedt wordt tijdens een remproef op de weg het blokkeren van de gordel gecontroleerd.

9. Onze Minister stelt regels vast met betrekking -tot de deugdelijkheid van de bevestiging, bedoeld in het zevende lid.

Artikel 5.2.47 a – symbool airbag1. In personenauto’s die na 30 september 2000 Leden 1 en 2. Aan deze eis wordt niet getoetst

in gebruik zijn genomen, moet bij iedere tijdens de periodieke keuring ten behoeve van passagierszitplaats met airbag duidelijk de afgifte van een keuringsrapport.zichtbaar en duurzaam zijn aangebracht het volgende symbool.

2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het voertuig is voorzien van een mechanisme dat automatisch de aanwezigheid van een naar achteren gericht bevestigingssysteem voor kinderen signaleert en dat ervoor zorgt dat de airbag niet wordt opgeblazen wanneer een dergelijk systeem is aangebracht.

Artikel 5.2.48 - uitwendige veiligheid o.a. wiel- en zijdelingse afscherming1. Personenauto’s mogen geen scherpe delen Leden 1, 2 en 3. Visuele controle, waarbij in

hebben die in geval van botsing gevaar voor geval van twijfel wordt gemeten.lichamelijk letsel voor andere weggebruikers kunnen opleveren.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Carrosserie

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

50

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.48 - uitwendige veiligheid o.a. wiel- en zijdelingse afscherming2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid

moeten uitstekende delen van personenauto's, die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten, zijn afgeschermd. ToelichtingVleugelmoeren op de wielnaaf zijn voldoende afgeschermd wanneer deze niet meer dan 30 mm buiten de afscherming uitsteken.

3. Het bepaalde in het eerste lid en tweede lid is niet van toepassing op voertuigdelen die zich hoger dan 2,00 m boven het wegdek bevinden.

4. De wielen onderscheidenlijk banden van Leden 4, 5 en 6. Visuele controle.personenauto’s:a. moeten goed zijn afgeschermd;b. mogen niet meer dan 30 mm buiten de

afscherming uitsteken;c. mogen niet aanlopen. ToelichtingSpatbordverbreders zijn toegestaan mits de toe-gestane maximale breedte niet wordt overschreden en aan de overige eisen wordt voldaan.

5. Een reservewielhouder die zich aan de buiten-zijde van de personenauto bevindt, moet deugdelijk zijn bevestigd. Indien in de houder een reservewiel is geplaatst, moet dat wiel goed zijn opgesloten.

6. Geen deel aan de buitenzijde van de personen-auto mag zodanig zijn bevestigd, beschadigd, versleten of door corrosie zijn aangetast, dat gevaar bestaat voor losraken.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Carrosserie

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

51

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 10. Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Artikel 5.2.51 - verplichte lichten en retroreflectorenPersonenauto’s moeten zijn voorzien van:1 a. twee of vier grote lichten; Visuele controle.

b. twee dimlichten, met dien verstande dat Visuele controle.de dimlichten met gasontladingslichtbronnen Aan deze eis wordt t.a.v. lichtbronnen met een en andere lichtbronnen met een lichtsterkte lichtsterkte van meer dan 2000 lumen niet van meer dan 2000 lumen voldoen aan door getoetst tijdens de periodieke keuring ten Onze Minister gestelde eisen voor deze behoeve van de afgifte van een keuringsrapport. lichtbronnen, alsmede voor de installatie daarvan indien het voertuig na 31 december 2005 in gebruik is genomen;

c. twee stadslichten indien het voertuig na 30 Onderdelen c tot en met l. Visuele controle.juni 1967 in gebruik is genomen, dan wel twee of vier stadslichten indien het voertuig vóór 1 juli 1967 in gebruik is genomen;

d. twee richtingaanwijzers aan de voorzijde en twee aan de achterzijde van het voertuig, dan wel één richtingaanwijzer aan elke zijkant indien het voertuig vóór 1 juli 1967 in gebruik is genomen; het licht van de richtingsaanwijzers van personenauto's die na 30 juni 1967 in gebruik zijn genomen moet knipperen;

e. waarschuwingsknipperlichten indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen;

f. één zijrichtingaanwijzer aan elke zijkant van het voertuig indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen; richtingaanwijzers aan de voorzijde van het voertuig worden beschouwd als zijrichting-aanwijzers indien het uitgestraalde licht hiervan duidelijk te zien is vanuit een punt gelegen op 6,00 m achter de voorzijde van het voertuig en 1,00 m zijwaarts;Toelichting Indien een zijrichtingaanwijzer aan de zijkant aanwezig is wordt de richtingaanwijzer aan de voorzijde niet als zijrichtingaanwijzer gezien.

g. twee achterlichten indien het voertuig na 30 juni 1967 in gebruik is genomen, dan wel twee of vier achterlichten indien het voertuig vóór 1 juli 1967 in gebruik is genomen;

h. twee remlichten indien het voertuig na 30 juni 1967 in gebruik is genomen, dan wel één of twee remlichten indien het voertuig vóór 1 juli 1967 in gebruik is genomen;

i. een installatie ter verlichting van de aan de achterzijde van het voertuig aangebrachte kentekenplaat;

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Verlichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

52

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.51 - verplichte lichten en retroreflectorenj. twee niet-driehoekige rode retroreflectoren

aan de achterzijde van het voertuig;ToelichtingOnder driehoekig wordt een gelijkzijdige driehoek verstaan.

k. één of twee mistlichten aan de achterzijde van het voertuig indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen; in het geval van één mistlicht moet dit zich bevinden in of links van het midden-langsvlak van het voertuig;

l. één of twee achteruitrijlichten indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen;

m.twee markeringslichten aan de voorzijde en Visuele controle. In geval van twijfel wordttwee aan de achterzijde van het voertuig, gemeten.indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen en breder is dan 2,10 m, dan wel voor 1 januari 1998 in gebruik is genomen en breder is dan 2,60 m;ToelichtingDe markeringslichten aan de voorzijde en de achterzijde mogen zijn gecombineerd in één ornament.

n. zijmarkeringslichten indien het voertuig na Visuele controle, waarbij de artikelen 2.10.1 tot31 december 1997 in gebruik is genomen en en met 2.10.3 (blz. 63) van de Regelinglanger is dan 6,00 m, aangebracht overeen- permanente eisen van toepassing zijn. In gevalkomstig de door Onze Minister vastgestelde van twijfel wordt gemeten.eisen; Artikel

2.10.1: Algemeen2.10.2: Plaatsing in lengterichting2.10.3: Plaatsing in hoogte

o. ten minste twee ambergele retroreflectoren Visuele controle. In geval van twijfel wordtaan elke zijkant van het voertuig, indien het gemeten.voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen en langer is dan 6,00 m;

p. een derde remlicht indien het voertuig in Visuele controle. In geval van twijfel wordt gebruik is genomen na 30 september 2001, gemeten.aangebracht zodanig dat:1°. het midden van het lichtdoorlatende

gedeelte zich bevindt in het midden-langsvlak van het voertuig of de rand van het lichtdoorlatende gedeelte op een afstand van ten hoogste 0,15 m vanaf dit middenlangsvlak indien het derde rem-licht niet op een vast deel van de carrosserie of bovenbouw kan worden bevestigd, en

2°. de onderzijde van het lichtdoorlatende gedeelte hoger ligt dan de bovenzijde van de remlichten, bedoeld in onderdeel h.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Verlichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

53

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.51 - verplichte lichten en retroreflectoren2. In afwijking van het eerste lid onderdeel h, Visuele controle. In geval van twijfel wordt

worden twee extra remlichten aangebracht, gemeten.indien het derde remlicht niet in het midden of binnen 0,15 m vanaf het middenlangsvlak kan worden bevestigd.

Artikel 5.2.53 - kleur1. De grote lichten, dimlichten, stadslichten en Visuele controle, waarbij de desbetreffende

achteruitrijlichten mogen niet anders dan wit verlichting wordt ingeschakeld. Voor de controleof geel stralen. van de achteruitrijlichten wordt de achteruitrij-Toelichting versnelling en zo nodig het contact ingeschakeld.Wit licht is opgebouwd uit meerdere kleuren. Hier- Indien noodzakelijk wordt achteruit gereden.door kan het voorkomen dat op het koplamptest-apparaat een blauwe, groene, gele, oranje of rodekleur is te zien. Deze kleur op het scherm van het koplamptestapparaat is acceptabel mits de kleur van het licht op de vloer of het wegdek wel wit is.

2. De richtingaanwijzers en waarschuwings- Leden 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8. Visuele controle, knipperlichten mogen naar voren niet anders waarbij de desbetreffende verlichting wordtdan ambergeel of wit en naar achteren niet ingeschakeld.anders dan ambergeel of rood stralen.

3. De zijrichtingaanwijzers, bedoeld in artikel 5.2.51, onderdeel f, mogen niet anders dan ambergeel stralen.

4. De achterlichten en mistlichten aan de achterzijde mogen niet anders dan rood stralen.

5. De remlichten mogen niet anders dan rood of ambergeel stralen.

6. De kentekenplaatverlichting mag niet anders dan wit stralen en mag niet naar achteren stralen.

7. De markeringslichten mogen naar voren niet anders dan wit, en naar achteren niet anders dan rood stralen.

8. De zijmarkeringslichten mogen niet andersdan ambergeel stralen. Indien het achterste zijmarkeringslicht onderdeel uitmaakt vaneen rood stralend licht dan wel van een rode retroreflector, mag dit licht rood stralen.

Artikel 5.2.55 - werking1. De in artikel 5.2.51 bedoelde lichten moeten Visuele controle, waarbij de desbetreffende

goed werken. verlichting wordt ingeschakeld.De schakelaar moet automatisch in de ingeschakelde stand blijven staan.

2. De verlichtingsarmaturen en de onderdelen Visuele controle. Indien sprake is van corrosie terdaarvan moeten deugdelijk aan het voertuig plaatse van de bevestiging geschiedt de controlezijn bevestigd. op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2

(blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Verlichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

54

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.55 - werking3. De glazen van de verlichtingsarmaturen Visuele controle. Indien het glas is beschadigd of

mogen niet zodanig zijn beschadigd, bewerkt is artikel 2.10.12 (blz. 65) van degerepareerd of bewerkt dat de lichtopbrengst Regeling permanente eisen van toepassing.en het lichtbeeld dan wel de functie nadelig worden beïnvloed.

4. Lichten met dezelfde functie moeten van Visuele controle, waarbij de desbetreffendegelijke grootte, gelijke kleur en gelijke of verlichting wordt ingeschakeld.nagenoeg gelijke sterkte zijn. Lichten en retroreflecterende voorzieningen met dezelfde functie moeten nagenoeg symmetrischlinks enrechts van het midden van het voertuigzijn bevestigd.

5. De in artikel 5.2.51 bedoelde lichten en Leden 5 en 6. Visuele controle.retroreflectoren, voorzover het het lichtdoor-latende gedeelte betreft, mogen ten hoogste een vierde deel zijn afgeschermd, onverminderd het bepaalde in artikel 5.18.7, eerste lid onderdeel e en f.Toelichting Hierin wordt het volgende vermeld:Bij het vervoer van goederen aan de achterzijde van een personenauto, bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, of driewielig motorrijtuig moet worden voldaan aan de volgende eisen:e. indien de verlichting en retroreflectoren van het

voertuig door de lastdrager of de goederen worden afgeschermd, moet de lastdrager aan de achterzijde zijn voorzien van twee rode achterlichten, twee rode remlichten, twee niet- driehoekige rode retroreflectoren en twee ambergele richtingaan-wijzers, die moeten zijn aangebracht op een afstand van niet meer dan 0,40 m vanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig met inbegrip van de lastdrager;

f. indien de op het voertuig aangebrachte kenteken-plaat door de lastdrager of de goederen wordt afgeschermd, moet de lastdrager zijn voorzien van een kentekenplaat met het kenteken van het voertuig waarop de lastdrager is aangebracht, alsmede van kentekenplaatverlichting; het kenteken moet goed leesbaar zijn en de kenteken-plaat moet zijn voorzien van het in artikel 5 van het Kentekenreglement voorgeschreven goed-keuringsmerk en mag niet zijn afgeschermd.

Indien de in artikel 5.2.51 en 5.2.57 bedoelde verlichting is opgebouwd uit een combinatie van led’s, moet de betreffende verlichting minimaal voldoen aan: • Minimaal 75% van het totale aantal led’s dient

te branden;• De ledverlichting moet bij defecte led’s nagenoeg

symmetrisch geplaatst blijven;

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Verlichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

55

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.55 - werking• De lichtsterkte moet, ook bij defecte led’s,

nagenoeg gelijk blijven.6. De retroreflectoren van het voertuig mogen

geen gebreken vertonen, die de retroreflectie beïnvloeden.

7. Onze Minister kan regels vaststellen omtrent -het bepaalde in het tweede en derde lid.

Artikel 5.2.56 - afstelling dimlicht1. Het dimlicht van personenauto’s moet zodanig 1. De stand van de lichtbundel van het dimlicht

zijn afgesteld dat bij controle met een wordt gecontroleerd met behulp van eenkoplamptestapparaat dan wel een verlichtings- koplamptestapparaat waarbij de personenautoscherm het geprojecteerde beeld, na fixatie van en het koplamptestapparaat op een vlakke en het apparaat dan wel het scherm, voldoet aan horizontale vloerzijn geplaatst.de volgende eisen: Toelichtinga. het lichte vlak moet zich onder het donkere Tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de

vlak bevinden; afgifte van een keuringsrapport en bij elke keuringb. een duidelijke, geheel of ten dele horizontale ten behoeve van de afgifte of teruggave van een

scheidingslijn tussen licht en donker moet kentekenbewijs wordt geen gebruik gemaakt van zichtbaar zijn; een verlichtingsscherm.

c. het horizontale gedeelte van de scheidingslijn 2. Bij de controle bedoeld in punt 1 moeten:moet zich bevinden tussen of op de lijnen op a. de voorwielen in de stand van rechtuitrijdenhet scherm van het koplamptestapparaat dan staan,wel op het verlichtingsscherm, die overeen- b. de banden op de juiste spanning zijn, en moetkomen met een daling van de lichtbundel ten c. de handrem los staan.opzichte van de horizontale middenlijn van de 3. Indien de personenauto is uitgerust met eenkoplamp van 5 tot 40 mm/m; inrichting waarmee de dimlichtafstelling

d. indien een ten dele horizontale scheidingslijn eenvoudig aan de beladingstoestand kanzichtbaar is: worden aangepast, moet tijdens de controle1º. moet het horizontale gedeelte van de deze afstelinrichting op de stand staan die

scheidingslijn zich grotendeels links overeenkomt met de beladingstoestand.bevinden van de verticale hartlijn op het 4. Indien de personenauto is uitgerust met eenscherm van het koplamptestapparaat dan automatische niveauregeling, wordt de controlewel op het verlichtingsscherm; uitgevoerd met stationair draaiende motor.

2º. mag het snijpunt van het horizontale en het Een eventuele bedieningsmogelijkheid moet inniet-horizontale gedeelte: de normale rijstand staan.a.bij controle met een koplamptestapparaat

niet links van de verticale hartlijn op het scherm van het koplamptestapparaat vallen, dan wel

b.bij controle met een verlichtingsscherm maximaal 20 mm/m links van de geprojecteerde verticale hartlijn van de koplamp op het verlichtingsscherm vallen.

ToelichtingIndien dimlichten zijn gemonteerd met een afwijkend lichtbeeld, zie voor de handelwijze de wijze van keuren bij artikel 5.2.64

2. Het voor het dimlicht bestemde deel van de Visuele controle. Indien de reflector is aangetastreflector mag zijn oorspronkelijke reflecterende is artikel 2.10.14 (blz. 65) van de Regeling werking niet in ernstige mate hebben verloren. permanente eisen van toepassing.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Verlichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

56

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.56 - afstelling dimlicht3. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -

bepaalde in het tweede lid.

Artikel 5.2.57 - toegestane lichten en retroreflectoren1. Personenauto’s mogen zijn voorzien van:

a. twee mistlichten aan de voorzijde van het Visuele controle.voertuig;ToelichtingDe wijze van schakeling van de mistlichten aan de voorzijde in combinatie met de dimlichten behoeft niet te worden gecontroleerd.

b. parkeerlichten indien het voertuig niet langer Visuele controle. In geval van twijfel wordtis dan 6,00 m en niet breder dan 2,00 m; gemeten.

c. twee extra richtingaanwijzers en Onderdelen c tot en met f.waarschuwingsknipperlichten aan de Visuele controle.achterzijde van het voertuig;

d. één zijrichtingaanwijzer aan elke zijkant van het voertuig indien het voertuig voor 1 januari 1998 in gebruik is genomen;

e. ambergele retroreflectoren aan de zijkanten van het voertuig, indien deze retroreflectoren nietreeds ingevolge artikel 5.2.51 verplicht zijn;

f. twee witte retroreflectoren aan de voorzijde van het voertuig;

g. twee markeringslichten aan de voorzijde en Visuele controle. In geval van twijfel wordttwee aan de achterzijde van het voertuig, gemeten.indien deze lichten niet reeds ingevolge artikel 5.2.51 verplicht zijn en het voertuig breder is dan 1,80 m;

h. zijmarkeringslichten, indien deze lichten Visuele controle, waarbij de artikelen 2.10.1 totniet reeds ingevolge artikel 5.2.51 verplicht en met 2.10.4 (blz. 63) van de Regelingzijn, aangebracht overeenkomstig de door permanente eisen van toepassing zijn.onze Minister vastgestelde eisen; Artikel

2.10.1: Algemeen2.10.2: Plaatsing in lengterichting2.10.3: Plaatsing in hoogte2.10.4: Wijze van keuren

i. een richtlicht; Onderdelen i tot en met k. Visuele controle.j. een bermlicht aan de voorzijde van het

voertuig;k. werklichten;

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Verlichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

57

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.57 - toegestane lichten en retroreflectorenl. een derde remlicht, indien het voertuig in Visuele controle. In geval van twijfel wordt

gebruik is genomen voor 1 oktober 2001, gemeten.aangebracht zodanig, dat:1º. het midden van het lichtdoorlatende

gedeelte zich bevindt in het middenlangs-vlak van het voertuig of de rand van het gedeelte op lichtdoorlatende een afstand van ten hoogste 0,15 m vanaf dit midden-langsvlak indien het derde remlicht niet opeen vast deel van de carrosserie of boven-bouw kan worden bevestigd, en

2º. de onderzijde van het lichtdoorlatende gedeelte hoger ligt dan de bovenzijde van de remlichten, bedoeld in artikel 5.2.51, onderdeel h;

m.twee dagrijlichten; Onderdelen m en n. Visuele controlen. een markering aan de achterzijde van het voer-

tuig bestaande uit een rechthoekig bord dan wel uit een set van twee of vier rechthoekige borden, welke zijn voorzien van rood fluorescerende parallel lopende diagonale strepen, indien de toegestane maximum massa van het voertuigmeer bedraagt dan 3500 kg.

o. bochtverlichting al dan niet in combinatie met Onderdelen o. en p. Aan deze eis wordt niet ge-dimlicht; toetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve

van de afgifte van een keuringsrapport.p. hoekverlichting (afslagverlichting);2. Lichten die ingevolge artikel 5.2.51 verplicht Leden 2 en 3. Visuele controle

zijn gesteld voor voertuigen die na een in dat artikel genoemd tijdstip in gebruik zijn genomen, mogen zijn aangebracht op voertuigen die voor of op dat tijdstip in gebruik zijn genomen mits wordt voldaan aan de in artikel 5.2.53 met be-trekking tot die lichten, met uitzondering van markeringslichten en zijmarkeringslichten, gestelde eisen. Markeringslichten en zij-markeringslichten moeten alsdan voldoen aan het bepaalde in de onderdelen g onderscheiden-lijk h van het eerste lid.

3. Personenauto’s mogen zijn voorzien van extra witte retroreflecterende voorzieningen aan de voorzijde, extra rode niet-driehoekige aan de achterzijde en extra ambergele aan de zijkanten van het voertuig.ToelichtingOnder driehoekig wordt een gelijkzijdigedriehoek verstaan.

4. In afwijking van het eerste lid, onderdeel l, Visuele controle. In geval van twijfel wordtkunnen twee extra remlichten worden aan- gemeten.gebracht, indien het derde remlicht niet in het midden of binnen 0,15 m vanaf het midden-langsvlak kan worden bevestigd.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Verlichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

58

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.59 - kleur toegestane lichten1. De mistlichten aan de voorzijde, het richtlicht Leden 1, 2, 3, 4, 5 en 6. Visuele controle, waarbij

en het bermlicht mogen naar voren niet anders de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.dan wit of geel stralen.

2. De parkeerlichten mogen naar voren niet anders dan wit, en naar achteren niet anders dan rood stralen, tenzij zij zijn ingebouwd in ambergeel stralende zijrichtingaanwijzers.

3. De extra richtingaanwijzers en waarschuwingsknip-perlichten mogen niet anders dan ambergeel stralen.

4. De zijrichtingaanwijzers mogen naar voren niet anders dan wit of ambergeel, en naar achteren niet anders dan rood of ambergeel stralen.

5. De zijmarkeringslichten mogen niet anders dan ambergeel stralen. Indien het achterste zijmar-keringslicht onderdeel uitmaakt van een rood stralend licht dan wel van een rode retroreflector,mag dit licht rood stralen.ToelichtingIndien de personenauto in gebruik is genomen voor 1 januari 1998 mag het achterste zijmarkeringslicht dat geen onderdeel uitmaakt van het achterlicht ook rood licht uitstralen.

6. De markeringslichten mogen naar voren niet anders dan wit en naar achteren niet anders dan rood stralen.

7. Artikel 5.2.55, tweede, derde, vierde en De wijze van keuren bij het tweede, derde en zevende lid, is van toepassing. vierde lid van artikel 5.2.55, van het Voertuig-

reglement is van toepassing.8. Het derde remlicht mag niet anders dan rood Visuele controle, waarbij de desbetreffende

stralen. verlichting wordt ingeschakeld.9. Op de mistlichten aan de voorzijde van het De wijze van keuren bij het eerste tot en met

voertuig is artikel 5.2.55, eerste tot en met vijfde lid van artikel 5.2.55, van het Voertuig-vijfde en zevende lid, van overeenkomstige reglement is van toepassing.toepassing.

10. De dagrijlichten mogen niet anders dan wit Visuele controle, waarbij de desbetreffende stralen. verlichting wordt ingeschakeld

Artikel 5.2.61 – plaatsing1. Bij personenauto’s in gebruik genomen na Visuele controle. In geval van twijfel wordt

31 december 1967 moeten de verlichting, gemeten.lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen, bedoeld in de artikelen 5.2.51 en 5.2.57 zijn aangebracht op een afstand van niet meer dan 0,40 m vanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig.Voor richtingaanwijzers geldt de eerste volzin slechts voor zover het voertuig in gebruik is genomen na 31 december 1997.

ToelichtingEen eventueel aanwezige luifel wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Verlichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

59

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.61 – plaatsing2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor -

de grote lichten, richtlichten, bermlichten, achteruitrijlichten, remlichten, de verlichting van de kentekenplaat aan de achterzijde van het voertuig, de markering aan de achterzijde van het voertuig, mistlichten aan de achterzijde van het voertuig, en werklichten.ToelichtingIn het geval van één mistlicht aan de achterzijde moet dit zich bevinden in of links van het middenlangsvlak van het voertuig.

Artikel 5.2.62 - controlelampje mistachterlichtHet ingeschakeld zijn van het mistlicht of de Visuele controle, waarbij de desbetreffende mistlichten aan de achterzijde van het voertuig verlichting wordt ingeschakeld.moet door middel van een controlelampje aan de bestuurder kenbaar worden gemaakt.

Artikel 5.2.63 - werking achteruitrijlichtenAchteruitrijlichten van personenauto’s mogen Visuele controle.alleen kunnen branden indien de achteruit-versnelling van het voertuig is ingeschakeld.

Artikel 5.2.64 - verbod van verblindende verlichting1. Personenauto’s mogen, met uitzondering van Aan deze eis wordt, met uitzondering van het

grote lichten, niet zijn voorzien van onderstaande, niet getoetst tijdens de periodieke verblindende verlichting. keuring ten behoeve van de afgifte van een

keuringsrapport. Personenauto's die zijn voorzienvan een kenteken bevattende de lettergroep CD ofCDJ of de lettergroep BN of GN en twee groepenvan twee cijfers dan wel de vermelding‘Afgegeven ex. art. 16, tweede lid, RKR inzakeafwijkende koplampen’ of ‘Afwijkende koplamp(en) toegestaan op basis van art. 30 van de Invoeringswet 1994’ onder bijzonderheden ophet kentekenbewijs mogen zijn voorzien vandimlichten met een afwijkend lichtbeeld.Het dimlicht wordt niet als verblindend aange-merkt indien dit als volgt is afgesteld: Globaal mag het geprojecteerde lichtste vlak, voor zowel een beladen als een onbeladen voertuig, zich niet bevinden boven de horizontale lijn die overeen-komt met een daling van 2 cm/m van de lichtbundelten opzichte van het midden van de koplamp.Tevens mag het midden van dit vlak zich niet duidelijk links bevinden van:- de verticale hartlijn op het scherm van het

koplamptestapparaat of- de geprojecteerde verticale hartlijn van de

koplamp op het verlichtingsscherm.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Verlichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

60

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.2.64 - verbod van verblindende verlichting2. Personenauto’s mogen, met uitzondering van Visuele controle

de richtingaanwijzers en de waarschuwings-knipperlichten, niet zijn voorzien van knipperende verlichting.

Artikel 5.2.65 - verbod andere dan verplichte of toegestane verlichtingPersonenauto’s mogen, onverminderd het in de Visuele controle. Indien verlichtingsarmaturenartikelen 29 en 30 van het RVV 1990 bepaalde aanwezig zijn die niet zijn voorgeschreven dan inzake zwaai- en knipperlichten, niet zijn wel toegestaan, moet de bedrading van dezevoorzien van meer lichten en retroreflecterende armaturen zijn losgenomen en het lampje zijnvoorzieningen dan in de artikelen 5.2.51 en 5.2.57 verwijderd.is voorgeschreven of toegestaan.Verlichte reclameaanduidingen of verlichte borden voor de aanduiding van het soort vervoer, zoals taxi en ambulance, zijn op voertuigen toegestaan mits de verlichting niet verblindend is en door middel van een afzonderlijke schakelaar is tebedienen.Toelichting- Volgens artikel 29 van het RVV 1990 mogen

voertuigen die in gebruik zijn bij politie en brandweer of als ambulance, waaronder vooralsnog ook worden verstaan voertuigen die in gebruik zijn bij andere medische (hulp)diensten, en andere door Onze Minister aangewezen hulpverleningsdiensten (zie bij artikel 5.3.15) zijn voorzien van blauwe zwaai- of knipperlichten.- Retroreflecterende voorzieningen worden

buiten beschouwing gelaten.- Groene zwaailichten bij dergelijke voertuigen worden

eveneens buiten beschouwing gelaten.- Voertuigen mogen volgens artikel 30 van het RVV

1990 zijn voorzien van oranje zwaailichten en retro-reflecterende voorzieningen, mits het voertuig wordt gebruikt om de volgende werkzaamheden uit te voeren:a. werkzaamheden ten behoeve van wegen;b. repareren, bergen of slepen van voertuigen;c. vervoeren van ondeelbare lading;d. voor het begeleiden van transporten waarvoor

een ontheffing is verleend, voor zover die begeleiding uit de ontheffing voortvloeit en dit geschiedt met daartoe speciaal uitgeruste voertuigen;

e. voor het begeleiden van militaire colonnes.

Bij de APK keuring behoeft het gebruik dat van het voertuig wordt gemaakt niet specifiek te worden aangetoond.

APK Keuringseisen

5.2 Personenauto’s Verlichting

APK Keuringseisen

Keuringseisen Wijze van keuren

§11. Verbinding tussen personenauto en aanhangwagen

Artikel 5.2.66 - koppelinrichting (algemeen)Indien de personenauto is voorzien van een Visuele controle, terwijl de personenauto zich inrichting tot het koppelen van een boven een inspectieput of op een hefinrichtingaanhangwagen, moet deze inrichting deugdelijk bevindt. Indien sprake is van corrosie ter plaatsezijn bevestigd en mag deze niet zijn gescheurd, van de bevestiging geschiedt de controle op degebroken of vervormd. Onze Minister stelt regels wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 (blz. 5vast met betrekking tot de deugdelijkheid van de t/m 11), van de Regeling permanente eisen.bevestiging.

Artikel 5.2.67 - koppelinrichting1. Indien een personenauto is voorzien van een

koppelingskogel met een kogel met een nominale diameter van 50 mm:a. moet de diameter van de kogel ten minste Het bolvormige gedeelte wordt gemeten met een

49,0 mm bedragen; geschikt meetmiddel.b. moet de sluit- en borginrichting van een Visuele controle.

afneembare kogel goed functioneren en moetde bevestiging van het kogelgedeelte nagenoeg spelingvrij zijn.

2. Bij personenauto's die zijn voorzien van andere De wijze van keuren bij de artikelen 5.3.68 eninrichtingen tot het koppelen van een 5.3.70, van het Voertuigreglement is vanaanhangwagen dan bedoeld in het eerste lid, toepassing.moet worden voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 5.3.68 en 5.3.70.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

61

5.2 Personenauto’s Verbinding personenauto en aanhangwagen

APK Diversen

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 12. Diversen

Artikel 5.2.71 – geluidssignaalinrichtingen1. Personenauto’s moeten zijn voorzien van ten Visuele en auditieve controle, waarbij de hoorn in

minste een geluidssignaalinrichting die bestaat werking wordt gesteld.uit een goed werkende hoorn met vaste toonhoogte. Een samenstel van zodanige, tegelijk werkende hoorns wordt als één hoorn beschouwd.

2. Personenauto’s mogen zijn voorzien van een Leden 2 en 3. Visuele en auditieve controle.geluidssignaalinrichting die andere weggebruikers erop attent maakt dat de achteruitversnelling van het voertuig is ingeschakeld, alsmede van een geluidssignaalinrichting die ertoe strekt ongeoorloofd gebruik, diefstal van of ongeoorloofde toegang tot het voertuig tevoorkomen.

3. Personenauto’s mogen, onverminderd het in artikel 29 van het RVV 1990 bepaalde inzake twee- en drietonige hoorns, niet zijn voorzien van andere geluidssignaalinrichtingen dan bedoeld in het eerste en tweede lid.ToelichtingVolgens artikel 29 van het RVV 1990 mogen voer-tuigen die in gebruik zijn bij politie en brandweer of als ambulance, waaronder vooralsnog ook worden verstaan voertuigen die in gebruik zijn bij andere(medische) hulpdiensten, en andere door Onze Minister aangewezen hulpverleningsdiensten (zie bij artikel 5.3.15) zijn voorzien van een twee- of drietonige hoorn.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

62

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

63

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 0. Algemeen

Artikel 5.3.0Vervallen

Artikel 5.3.1 - overeenstemmen van het voertuig met de voertuiggegevens alsmede eisen m.b.t. identificatie

Bedrijfsauto’s moeten voldoen aan de volgendeeisen:a. de bedrijfsauto moet in overeenstemming zijn Controle hierop moet reeds voorafgaand aan de

met de op het voor het voertuig afgegeven keuring hebben plaatsgevonden.kentekenbewijs en in het kentekenregister omtrent het voertuig vermelde gegevens;ToelichtingIndien op het kentekenbewijs deel I A dan wel deel I onder bijzonderheden uitzonderingen op de keuringseisen zijn vermeld moeten deze in acht worden genomen.

b. het identificatienummer moet op een vast Visuele controle.voertuigdeel zijn ingeslagen en moet goed leesbaar zijn;

c. bedrijfsauto’s die in gebruik zijn genomen Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de na 31 december 1997, moeten zijn voorzien periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een constructieplaat die goed leesbaar van een keuringsrapport.is en waarvan de gegevens in overeenstem-ming zijn met het kentekenregister, met dien verstande dat de maximum massa’s die op deconstructieplaat zijn vermeld ten minste gelijkzijn aan de massa’s die zijn aangegeven in hetkentekenregister en op het kentekenbewijs;

d. de kentekenplaten moeten zijn voorzien van Alleen visuele controle op de bevestiging van het in artikel 5 van het Kentekenreglement de kentekenplaat.voorgeschreven goedkeuringsmerk en moeten deugdelijk aan de voor- en achterzijde van het voertuig zijn bevestigd; ToelichtingHet kentekennummer moet op één plaatdeel staan.

e. het kenteken moet goed leesbaar zijn en de Visuele controle, waarbij de letters en cijfers kentekenplaten mogen niet zijn afgeschermd. volledig zichtbaar moeten zijn indien de

waarnemer op een afstand van 20,00 m vóór dan wel achter het midden van de bedrijfsauto staat.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Algemeen

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 63

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

64

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 1. Algemene bouwwijze van het voertuig

Artikel 5.3.3 - chassisraam, mee- of zelfdragende carrosserie1. De langs- en dwarsliggers en chassis- Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven

versterkingsdelen van het chassisraam, dan wel een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.de daarvoor in de plaats tredende delen van de Indien sprake is van corrosie geschiedt de controlemee- of zelfdragende carrosserie van op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 bedrijfsauto’s mogen: (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.a. geen breuken of scheuren vertonen;b. niet zodanig zijn bevestigd, vervormd of

door corrosie aangetast, dat de stijfheid en de sterkte van het chassisraam of van de mee- of zelfdragende carrosserie in gevaar worden gebracht.

2. Onze Minister stelt regels vast inzake corrosie -van de in het eerste lid bedoelde onderdelen alsmede de bevestiging daarvan.

Artikel 5.3.4 - bovenbouw1. De bovenbouw van bedrijfsauto’s moet Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven

deugdelijk op het onderstel zijn bevestigd. een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.2. De ondersteuning van de laadvloer onder- Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven

scheidenlijk laadruimte moet deugdelijk zijn. een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Onze Minister stelt regels vast met betrekking Indien sprake is van corrosie geschiedt de controletot de deugdelijkheid van de ondersteuning. op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2

(blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Algemene bouwwijze

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 64

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

65

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 2. Afmetingen en massa’s

Artikel 5.3.6 - afmetingen1. Bedrijfsauto’s mogen:

a. niet langer zijn dan 12,00 m; Deze maat mag niet meer dan 1% afwijken.Toelichting Bedrijfsauto’s met een toegestane maximumTer bepaling van de totale lengte wordt een massa van niet meer dan 3500 kg moeten in gevalaan de achterzijde aangebrachte uitschuif- van twijfel worden gemeten.lade ter ondersteuning van de lading, of een Bedrijfsauto’s met een toegestane maximumuitschuifbare stootbalk slechts in ingeschoven massa van meer dan 3500 kg moeten worden toestand meegeteld. gemeten. Artikel 1.2 van het Voertuigreglement

is van toepassing.b. niet breder zijn dan 2,55 m; Controle hierop moet reeds voorafgaand aan de

Toelichting keuring hebben plaatsgevonden.Bedrijfsauto’s met een toegestane maximum Artikel 1.2 van het Voertuigreglement is van massa van meer dan 10.000 kg met uitzondering toepassing.van bussen, en in gebruik genomen voor 1 februari 1999, mogen niet breder zijn dan 2,60 m.

c. niet hoger zijn dan 4,00 m; Bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg worden gemeten.Bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg worden slechts in geval van twijfel gemeten.Artikel 1.2 van het Voertuigreglement is van toepassing.

2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, De wijze van keuren bij het eerste lid, onderdeel a,onderdeel a, mogen: is van toepassing.a. bussen met twee assen niet langer zijn dan

13,50 m; b. bussen met twee assen die in gebruik

genomen zijn vóór 10 september 2003 tot1 januari 2021 niet langer zijn dan 15,00 m;

c. bussen met meer dan twee assen niet langer zijn dan 15,00 m;

d. gelede bussen niet langer zijn dan 18,75 m;e. rijdende werktuigen niet langer zijn dan

20,00 m;f. kermis- en circusvoertuigen niet langer

zijn dan 14,00 m.3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, De wijze van keuren bij het eerste lid, onderdeel

onderdeel b, mogen: b, is van toepassing.a. geconditioneerde voertuigen niet breder zijn

dan 2,60 m;ToelichtingMits op het kentekenbewijs bij inrichting is vermeld dat het een ‘koelwagen, vrieswagen of geconditioneerd voertuig’ betreft.

b. rijdende werktuigen niet breder zijn dan 3,00 m.

4. In de afmetingen, bedoeld in het eerste en het Visuele controle.derde lid, zijn afneembare bovenbouwen en gestandaardiseerde laadstructuren begrepen.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Afmetingen en massa’s

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 65

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

66

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.7 - massa’s1. De last onder de assen van bedrijfsauto’s mag Leden 1 en 2. In geval van buitensporige wijziging

niet meer bedragen dan de voor het betrokken van de inrichting wordt de bedrijfsauto gewogen.voertuig in het kentekenregister of op het kentekenbewijs vermelde toegestane maximum aslasten.

2. De totale massa of de som van de aslasten van bedrijfsauto’s mag niet meer bedragen dan de voor het betrokken voertuig in het kenteken-register of op het kentekenbewijs vermelde toegestane maximum massa.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Afmetingen en massa’s

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 66

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

67

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 3. Motor

Artikel 5.3.9 - brandstofsysteem1. Alle onderdelen van het brandstofsysteem van Visuele controle van alle aanwezige brandstof-

bedrijfsauto’s moeten veilig zijn en deugdelijk systemen, waarbij de bedrijfsauto zich boven een zijn bevestigd. Onze Minister stelt regels vast inspectieput of op een hefinrichting bevindt.met betrekking tot de deugdelijkheid van de Indien sprake is van corrosie ter plaatse van debevestiging. bevestiging geschiedt de controle op de wijze

zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 (blz. 5 t/m 11),van de Regeling permanente eisen.

2. Het brandstofsysteem mag geen lekkage 1. Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zichvertonen. met draaiende respectievelijk niet-draaiende

motor boven een inspectieput of op een hef-inrichting bevindt.

2. Indien de bedrijfsauto is uitgerust met meer danéén brandstofsysteem, wordt de controle uitge-voerd wanneer de motor wordt gevoed met de hoofdbrandstof zoals deze is vermeld op het kentekenbewijs. Het tweede brandstofsysteem wordt eveneens gecontroleerd indien het moge-lijk is de motor op de tweede brandstof te laten draaien. Indien controle van het tweede brand-stofsysteem niet mogelijk is, wordt dit vermeld op de voorzijde van het keuringsrapport.Een installatie voor een al dan niet tot vloeistofverdicht gas wordt gecontroleerd met behulpvan een middel dat lekkage zichtbaar maakt,waarbij het contact moet zijn ingeschakeld.

3. De vulopening van het brandstofreservoir moet Visuele controle.zijn afgesloten met een passende tankdop.

Artikel 5.3.10 - LPG-installatie1. Indien de bedrijfsauto is voorzien van een -

LPG-installatie, moet deze, onverminderd het bepaalde in artikel 5.3.9, voldoen aan de in de volgende leden gestelde eisen.

2. De LPG-tank: Visuele controle, zo nodig terwijl de bedrijfsautoa. moet permanent zijn aangebracht aan het zich boven een inspectieput of op een hefinrich-

voertuig; ting bevindt.b. mag niet door corrosie zijn aangetast, met

uitzondering van corrosie van het oppervlak;c. mag geen deuken vertonen.

3. De LPG-tank mag niet in de motorruimte zijn Visuele controle.geplaatst.

4. De volgende onderdelen moeten aanwezig zijn: Onderdelen a, b, c en d. Visuele controle, zo nodiga. de veerveiligheid, die in de buitenlucht moet terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectie-

uitmonden; put of op een hefinrichting bevindt.b. de verdamper/drukregelaar, al dan niet

gecombineerd, dan wel een mengregel-systeem;

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Motor

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 67

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

68

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.10 - LPG-installatiec. de gasdichte kast indien het voertuig in

gebruik is genomen na 31 maart 1979, tenzijde tank in de open lucht is geplaatst;

d. de automatische inrichting ter begrenzing vande vullingsgraad indien het voertuig na 30 juni 1983 in gebruik is genomen;

e. de automatische afnameklep op de tank Visuele controle, zo nodig terwijl de bedrijfsautoindien het voertuig na 31 december 1987 in zich boven een inspectieput of op een hefinrichtinggebruik is genomen; bevindt. Hierbij wordt het contact ingeschakeld

en wordt gecontroleerd of de spoel wordt bekrachtigd. Vervolgens wordt de motor gestart waarna de handrem wordt aangetrokken en de hoogste versnelling wordt ingeschakeld. Met behulp van de koppeling de motor laten afslaan waarna de bekrachtiging moet wegvallen. Indien een controle op deze wijze niet mogelijk is, wordt de motor gestart en nadat is overgescha-keld op LPG wordt gecontroleerd of de spoel is bekrachtigd; daarna wordt met het contact uitgeschakeld gecontroleerd of de bekrachtiging is weggevallen.

f. het gasmengstuk dan wel een inspuitstuk; Visuele controleg. de automatische afsluitklep. Visuele controle, zo nodig terwijl de bedrijfsauto

zich boven een inspectieput of op een hefinrichtingbevindt. Hierbij wordt het contact ingeschakeld en wordt gecontroleerd of de spoel wordt bekrach-tigd. Vervolgens wordt het contact uitgeschakeld en wordt gecontroleerd of de bekrachtiging wegvalt.

5. Op de LPG-installatie mogen geen andere De wijze van keuren bij het tweede lid is vanverbruikers zijn aangesloten dan die, welke toepassing.strikt noodzakelijk zijn voor het goed functioneren van de motor van het voertuig.

6. Indien het voertuig na 30 september 1978 in Visuele controle.gebruik is genomen, mag het vullen van de tank alleen buiten het voertuig kunnen geschieden.

7. De in het vierde lid genoemde onderdelen Leden 7, 8 en 9. De wijze van keuren bij hetmoeten vrij zijn van ernstige beschadigingen tweede lid is van toepassing.en mogen niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van corrosie van het oppervlak.

8. De leidingen mogen geen knikken vertonen en mogen niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van corrosie van het oppervlak.

9. De gasvoerende slangen mogen geen beschadiging vertonen waarbij het wapenings-materiaal zichtbaar is. De slangen die aan de buitenzijde van een metalen wapening zijn voorzien, mogen geen beschadiging vertonen.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Motor

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 68

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

69

Artikel 5.3.10a - CNG-installatie1. Indien de bedrijfsauto is voorzien van een -

CNG-installatie, moet deze, onverminderd artikel 5.3.9, voldoen aan de in de volgende leden gestelde eisen.

2. De CNG-tank: Visuele controle, zo nodig terwijl de bedrijfsautoa. moet permanent zijn aangebracht aan het zich boven een inspectieput of op een hef-

voertuig, en inrichting bevindt.b. mag geen deuken vertonen.

3. De CNG-tank mag niet in de motorruimte zijn Visuele controle.geplaatst.

4. Indien de CNG-tank in gebruik is genomen na Visuele controle, zo nodig terwijl de bedrijfsauto19 juli 2002, mag de geldigheid van de goed- zich boven een inspectieput of op een hef-keuring niet verstreken zijn. CNG-tanks die inrichting bevindt.voor 20 juli 2002 in gebruik zijn genomen en waarvan de gegevens omtrent de geldigheid van de goedkeuring niet beschikbaar zijn, mogen niet ouder zijn dan 10 jaar, dan wel mag het voertuig niet ouder zijn dan 10 jaar.

5. Op de CNG-installatie mogen geen andere De wijze van keuren bij het tweede lid is vanverbruikers zijn aangesloten dan die, welke toepassing.strikt noodzakelijk zijn voor het goed functio-neren van de motor van het voertuig, met uitzondering van een verwarmings-installatie ten behoeve van de personenruimte of laad-ruimte.

6. Indien het voertuig in gebruik genomen is na Visuele controle, zo nodig terwijl de bedrijfsauto1 juli 1995, moet het voertuig zijn voorzien zich boven een inspectieput of op een hef-van een goed werkende automatische tank- inrichting bevindt. Hierbij wordt het contactafsluiter. ingeschakeld en wordt gecontroleerd of de spoel

wordt bekrachtigd. Vervolgens wordt de motorgestart waarna de handrem wordt aangetrokkenen de hoogste versnelling wordt ingeschakeld.Met behulp van de koppeling de motor laten af-slaan waarna de bekrachtiging moet wegvallen.Indien een controle op deze wijze niet mogelijk is,wordt de motor gestart en nadat is overgescha-keld op CNG wordt gecontroleerd of de spoel isbekrachtigd; daarna wordt met het contact uitge-schakeld gecontroleerd of de bekrachtiging isweggevallen.

7. De onderdelen van de CNG-installatie moeten Leden 7, 8 en 9. De wijze van keuren bij hetvrij zijn van ernstige beschadigingen en mogen tweede lid is van toepassing.niet door corrosie zijn aangetast, met uit-zondering van corrosie van het oppervlak.

8. De leidingen en gasvoerende slangen mogen geen knikken vertonen.

9. De gasvoerende slangen mogen geen beschadiging vertonen waarbij het wapenings-materiaal zichtbaar is.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Motor

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 69

APK Keuringseisen

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.11 - geluid en milieu1. Bedrijfsauto’s met een verbrandingsmotor Visuele en auditieve controle, terwijl de bedrijfs-

moeten zijn voorzien van een uitlaatsysteem auto zich met draaiende motor boven een dat over de gehele lengte gasdicht is, met inspectieput of op een hefinrichting bevindt.uitzondering van de afwateringsgaatjes.

2. Het uitlaatsysteem moet deugdelijk zijn Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich bovenbevestigd. een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

3. Bedrijfsauto’s moeten blijven behoren tot een -goedgekeurd type als bedoeld in artikel 2 van het Besluit typekeuring motorrijtuigen lucht-verontreiniging (Stb. 1990, 393). Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuringten behoeve van de afgifte van een keurings-rapport.

4. Bedrijfsauto’s moeten blijven behoren tot een -goedgekeurd type als bedoeld in artikel 2 van het Besluit geluidproduktie motorvoertuigen (Stb. 1981, 741). Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

5. De uitlaatgassen van bedrijfsauto’s met een 1. Controle op de hier genoemde gehaltes is nietverbrandingsmotor met elektrische ontsteking noodzakelijk indien een controle op grond vanmogen bij stationair toerental en op bedrijfs- artikel 5.3.11. zesde lid, van het Voertuig-temperatuur zijnde motor: reglement heeft plaatsgevonden.a. niet meer dan 4,5% vol koolmonoxide 2. De controle geschiedt door meting aan een

bevatten indien het voertuig in gebruik is stilstaande bedrijfsauto met een koolmonoxide-genomen na 31 december 1973 doch voor meter die ten minste gedurende de door de 1 oktober 1986; fabrikant van de koolmonoxidemeter opgegeven

b. niet meer dan 3,5% vol koolmonoxide opwarmtijd onder elektrische spanning heeftbevatten indien het voertuig in gebruik is gestaan.genomen na 30 september 1986 doch voor 3. Bij de meting moet de omgevingstemperatuur1 juli 2002; hoger zijn dan 0°C. Vóór elke meting wordt

c. niet meer dan 1,5% vol koolmonoxide het nulpunt van de koolmonoxidemeter bevatten indien het voertuig in gebruik is gecontroleerd en zonodig bijgesteld.genomen na 31 december 1973 doch voor 4. Vóór elke meting wordt gecontroleerd of:1 juli 2002 en het voertuig blijkens een aan- a. de motor met stationair toerental draait en tekening op het voor het voertuig afgegeven op bedrijfstemperatuur is, enkentekenbewijs wordt gevoed door een al b. de carterontluchting op het voertuig isdan niet tot vloeistof verdicht gas; aangesloten.

d. niet meer dan 0,5% vol koolmonoxide 5. Vóór elke meting wordt gecontroleerd of hetbevatten indien het voertuig in gebruik is monsternamesysteem in goede staat verkeert,genomen na 31 december 1985 doch voor waarbij in het bijzonder moet worden gelet op1 juli 2002 en het voertuig is uitgerust met beschadigingen van de monsternameslang en een brandstof-doseringssysteem dat de meng- de sonde.verhoudingvan lucht en brandstof voort- 6. De sonde wordt ten minste 0,30 m in de uitmon-durend aanpast aan het zuurstofgehalte van ding van het uitlaatsysteem ingebracht. de uitlaatgassen; De eindwaarde van een meting wordt gelijk

e. niet meer dan 0,3% vol koolmonoxide gesteld met de waarde die na 30 seconden is bevatten indien het voertuig in gebruik is bereikt.genomen na 30 juni 2002. 7. Indien het uitlaatsysteem meer dan één uitmon-

ding heeft, beperkt de meting zich tot één uitmonding.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

70

5.3 Bedrijfsauto’s Motor

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 70

APK Keuringseisen

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.11 - geluid en milieu8. Indien de bedrijfsauto is uitgerust met meer

dan één brandstofsysteem, dan hoeft de controlealleen te worden uitgevoerd wanneer de motor wordt gevoed met de hoofdbrandstof, zoals deze is vermeld op het kentekenbewijs.

ToelichtingBij het vaststellen van het CO-gehalte mag het tweede cijfer achter de komma buiten beschouwing worden gelaten.

6. De afstelling van het stationaire mengsel van 1. De wijze van keuren bij de punten 2 tot en bedrijfsauto’s met een verbrandingsmotor met met 7 bij het vijfde lid is van toepassing.elektrische ontsteking, met een toegestane 2. Het stationaire toerental moet liggen tussen demaximum massa van niet meer dan 3500 kg, voor het desbetreffende type bedrijfsauto in hetdie in gebruik zijn genomen na 31 december boekwerk APK-milieukeuringseisen aangege-1979, met uitzondering van bedrijfsauto’s die ven waarden. Dit wordt gecontroleerd met zijn uitgerust met een brandstofdoserings- behulp van een toerenteller.systeem dat de mengverhouding van lucht en Zo nodig wordt het toerental afgesteld alvorensbrandstof voortdurend aanpast aan het zuur- met de meting wordt begonnen.stofgehalte van de uitlaatgassen, dient zodanig Na de meting wordt, indien nodig, het toerentalte zijn dat een door Onze Minister voor het weer op de oorspronkelijke waarde terug-desbetreffende type motorrijtuig aangewezen bracht.gehalte aan koolmonoxide van de uitlaatgassen, Toelichtinguitgedrukt in % vol, bij het bij die aanwijzing Bij het vaststellen van het CO-gehalte mag het tweede aangegeven stationaire toerental, niet wordt cijfer achter de komma buiten beschouwing worden overschreden. Bij de meting van het gehalte gelaten.koolmonoxide moeten de eventueel aangewezen bijzondere meetvoorschriften in acht worden genomen. Deze eis wordt alleen getoetst tijdensde periodieke keuring ten behoeve van de afgiftevan een keuringsrapport en bij elke keuring ten behoeve van de afgifte of teruggave van een kentekenbewijs.

7. De in het zesde lid bedoelde controle van de 1. De wijze van keuren bij de punten 2 tot en met afstelling van het stationaire mengsel vindt bij 7 bij het vijfde lid is van toepassing.bedrijfsauto’s die worden gevoed door een al 2. Het stationaire toerental moet, indien een dan niet tot vloeistof verdicht gas en die in minimum- en maximumwaarde op de sticker is gebruik zijn genomen na 1 juli 1997 plaats aan aangegeven, tussen de aangegeven waarden de hand van de afstel- en controlegegevens, liggen. Indien slechts één toerental op de stickervermeld op het op het voertuig aangebrachte is aangegeven, mag het stationair toerental ten symbool (de sticker), bedoeld in artikel 3a, hoogste 50 omwentelingen per minuut van dezetweede lid, van het Besluit typekeuring waarde afwijken. Dit wordt gecontroleerd metmotorrijtuigen luchtverontreiniging, dan wel behulp van een toerenteller. Zo nodig wordt het aan de hand van de gegevens vermeld in het toerental afgesteld alvorens met de meting kentekenregister. wordt begonnen. Na de meting wordt, indien

nodig, het toerental weer op de oorspronkelijke waarde teruggebracht.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

71

5.3 Bedrijfsauto’s Motor

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 71

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

72

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.11 - geluid en milieuAls uit het kentekenbewijs blijkt dat de 3. Het CO-gehalte moet, indien een minimum- en bedrijfsauto is voorzien van een G3-gassysteem maximum CO-waarde op de sticker is aange-zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de geven, tussen de aangegeven waarden liggen.Regeling keuringsvoorschriften motorrijtuigen Indien slechts één CO-waarde op de sticker is luchtverontreiniging, is het hierboven genoemde aangegeven, mag deze waarde niet worden symbool niet vereist. overschreden.Toelichting 4. Indien geen sticker aanwezig is, is de waarde, Onder het symbool wordt de LPG-sticker verstaan. genoemd onder c van het vijfde lid van toepas-

sing. Als de bedrijfsauto in dit geval is voorzienvan een brandstofdoseringssysteem dat de mengverhouding van lucht en brandstof voort-durend aanpast aan het zuurstofgehalte in de uitlaatgassen, geldt de waarde, genoemd onder d, van het vijfde lid.

ToelichtingBij het vaststellen van het CO-gehalte mag het tweede cijfer achter de komma buiten beschouwingworden gelaten.

CO-tabel

Bedrijfsauto in gebruik genomen na:

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Motor

31-12-73 31-12-79 31-12-85 30-9-86 30-6-2002

niet lambda-geregeldbrandstofsysteem g

benzine elambda-geregeld ebrandstofsysteem n

LPG of niet lambda-geregelde eander installatie iverdicht sgas lambda-geregelde

installatie

max. CO-% volgens milieu- max. CO-% volgens milieu-keuringseisenboek of, indien keuringseisenboek of, indienvoertuig in boek ontbreekt: 4,5% voertuig in boek ontbreekt: 3,5%

max. 4,5% max. 0,5%

max. 1,5%

max. 0,5%

max.0,3%

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 72

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

73

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.11 - geluid en milieu8. Bij bedrijfsauto’s die zijn uitgerust met een 1. De controle geschiedt door meting aan een

brandstofdoseringssysteem dat de meng- stilstaande bedrijfsauto met een uitlaatgastesterverhouding van lucht en brandstof voortdurend met lambda-bepaling die ten minste gedurendeaanpast aan het zuurstofgehalte van de uitlaat- de door de fabrikant van de uitlaatgastestergassen, dient het brandstofdoseringssysteem opgegeven opwarmtijd onder elektrischegoed te werken. spanning heeft gestaan.De goede werking ervan wordt beoordeeld aan 2. Vóór elke meting wordt gecontroleerd of hetde hand van het gehalte koolmonoxide van de monsternamesysteem in goede staat verkeert,uitlaatgassen, alsmede aan de hand van een op waarbij in het bijzonder moet worden gelet opgrond van de samenstelling van de uitlaat- beschadigingen van de monsternameslang engassen berekende lucht-brandstofverhouding. de sonde.Deze beoordeling vindt plaats op een door 3. De sonde wordt op de wijze zoals beschrevenOnze Minister en Onze Minister van in de handleiding van de desbetreffende Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en uitlaatgastester in de uitmonding van het uitlaat-Milieubeheer tezamen aangegeven wijze. systeem ingebracht. Eventuele aanwijzingenToelichting in de handleiding met betrekking tot de te Volgens artikel 2.3.9 van de Regeling permanente gebruiken sonde moeten worden gevolgd. eisen is dit lid van toepassing voor bedrijfsauto’s 4. Indien het uitlaatsysteem meer dan één met een toegestane maximum massa van niet meer uitmonding heeft, beperkt de meting zich totdan 3500 kg. één uitmonding.

5. Indien de bedrijfsauto is uitgerust met meer dan één brandstofsysteem, hoeft de controle alleen te worden uitgevoerd wanneer de motor wordt gevoed met de hoofdbrandstof zoals deze is vermeld op het kentekenbewijs.

6. Het verhoogd toerental moet worden gecontro-leerd met behulp van een toerenteller.Eventuele aanwijzingen in de handleiding moeten worden gevolgd.

7. De meting geschiedt op de wijze zoals bepaald in artikel 2.3.10 (blz. 13 t/m 14) van de Regeling permanente eisen.

ToelichtingBij het vaststellen van het CO-gehalte mag het tweedecijfer achter de komma buiten beschouwing wordengelaten.

Overzicht viergasmeting

Bedrijfsauto’s in gebruik genomen na:

Toelichting Indien op het kentekenbewijs bij ‘bijzonderheden’ één van de volgende teksten is vermeld: ‘Basis TGK: EEGK-9999’ of ‘Basis EEGK-9999’, ‘Basis TGK: VERH-9999’ of ‘Basis VERH-9999’ dan wel‘Voertuig niet voorzien van emissiebestrijdingssysteem’, en het voertuig is niet voorzien van een katalysator en/of lambdasonde kan er vanuit worden gegaan dat dit van fabriekswege het geval is. In dit geval behoeft de viergasmeting niet te worden uitgevoerd.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Motor

31-12-94 31-12-97

benzine Meten indien U9 of E2 of katalysator en sonde fabrieksmatig aanwezig

LPG of een ander al dan niet Viergasmeting niet verplichttot vloeistof verdicht gas

Altijd meten

Zie toelichting

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 73

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

74

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.11 - geluid en milieu9. De uitlaatgassen van bedrijfsauto’s met een Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de

verbrandingsmotor met elektrische ontsteking periodieke keuring ten behoeve van de afgifte mogen niet meer dan een door Onze Minister van een keuringsrapport.en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tezamen aangegeven gehalte koolwaterstoffenbevatten, waarbij de eventueel aangewezen bijzondere meetvoorschriften in acht worden genomen. Het toegestane gehalte kan verschillend zijn afhankelijk van de datum van ingebruikneming van het voertuig en van de daarop toegepaste uitlaatgasnabehandelingstechniek.

10. De uitlaatgassen van bedrijfsauto’s met een 1. De controle geschiedt door meting aan eenverbrandingsmotor met compressie-ontsteking stilstaande bedrijfsauto met een roetmeter diedie in gebruik zijn genomen na 31 december ten minste gedurende de door de fabrikant van1979 mogen niet meer dan een door Onze de roetmeter opgegeven opwarmtijd onderMinister en Onze Minister van Volkshuis- elektrische spanning heeft gestaan.vesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 2. Vóór elke meting wordt gecontroleerd of hettezamen aangegeven hoeveelheid roet bevatten, monsternamesysteem en de verbindingskabelswaarbij de eventueel aangewezen bijzondere in goede staat verkeren, waarbij in het bijzondermeetvoorschriften in acht worden genomen. moet worden gelet op beschadigingen.

3. De sonde wordt op de wijze zoals beschreven in de handleiding van de desbetreffende roet-meter in de uitmonding van het uitlaatsysteem ingebracht. Eventuele aanwijzingen in de handleiding met betrekking tot de te gebruiken sonde moeten worden gevolgd.

4. Indien het uitlaatsysteem meer dan één uit-monding heeft, beperkt de meting zich tot één uitmonding.

5. De motorolietemperatuur wordt gemeten met behulp van een temperatuuropnemer welke op de wijze zoals beschreven in de handleiding van de desbetreffende roetmeter in de motor wordt ingebracht. Eventuele aanwijzingen in dehandleiding met betrekking tot de te gebruiken temperatuuropnemer moeten worden gevolgd. De temperatuuropnemer behoeft niet te worden ingebracht indien duidelijk is dat de motorolie op de vereiste temperatuur is.

6. Het stationair toerental en afregeltoerental moeten worden gecontroleerd met behulp van een toerenteller. Zo nodig wordt het stationair toerental afgesteld alvorens met de meting wordt begonnen. Eventuele aanwijzingen in de handleiding moeten worden gevolgd.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Motor

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 74

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

75

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.11 - geluid en milieu7. De meting geschiedt op de wijze zoals bepaald

in de artikelen 2.3.11 en 2.3.12 (blz. 15 t/m 16)van de Regeling permanente eisen.ToelichtingMet beleid gas terug nemen nadat de motor op het afregeltoerental heeft gedraaid.

11.Bij bedrijfsauto’s met een verbrandingsmotor Visuele controle, waarbij het bepaalde in artikel met elektrische ontsteking die in gebruik zijn 2.3.9 (blz. 12) van de Regeling permanente eisengenomen na 31 december 1994 en die zijn van toepassing is..voorzien van een emissiebestrijdingssysteem,moeten de door Onze Minister aangegeven onderdelen van dit systeem aanwezig zijn.

Artikel 5.3.12 - accu en bedrading1. De accu van bedrijfsauto’s moet deugdelijk zijn Visuele controle.

bevestigd.2. De bedrading van bedrijfsauto’s moet deugdelijk Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich

zijn bevestigd en goed zijn geïsoleerd. boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

Artikel 5.3.13 - motorsteunen1. De motorsteunen van bedrijfsauto’s moeten Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich

deugdelijk aan het chassis dan wel de carrosserie boven een inspectieput of op een hefinrichtingalsmede aan de motor zijn bevestigd. Indien de bevindt en, indien sprake is van corrosie termotor en de versnellingsbak zijn samen- plaatse van de bevestiging, geschiedt de controlegebouwd, dan worden de steunen van de op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2versnellingsbak mede als motorsteunen (blz. 5 t/m 11), van de Regeling beschouwd. permanente eisen.

2. De motorsteunen mogen niet in ernstige mate Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich bovenzijn beschadigd, de rubbers mogen niet zijn een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.doorgescheurd en de vulcanisatie mag niet geheel zijn losgeraakt.

3. Onze Minister stelt regels vast met betrekking -tot de deugdelijkheid van de bevestiging.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Motor

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 75

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

76

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 4. Krachtoverbrenging

Artikel 5.3.15 - snelheidsmeter, snelheidsbegrenzer, controle-apparaat1. Bedrijfsauto’s die na 30 juni 1967 in gebruik 1. De afleesbaarheid wordt visueel gecontroleerd

zijn genomen, moeten zijn voorzien van een waarbij de verlichting wordt ingeschakeld.goed werkende snelheidsmeter, die ook bij 2. Indien op grond van een ander keuringsvoor-nacht voor de bestuurder goed afleesbaar is. schrift een rijproef wordt uitgevoerd, wordt

daarbij de werking van de snelheidsmeter gecontroleerd.

2. De volgende categorieën motorrijtuigen zijn Visuele controle aan de hand van het installatie-voorzien van een snelheidsbegrenzer: plaatje.a. bedrijfsauto’s met een dieselmotor, met een

toegestane maximum massa van meer dan3.500 kg, doch niet meer dan 12.000 kg, die na30 september 2001 doch voor 1 januari 2005in gebruik zijn genomen;

b. bedrijfsauto’s met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg, doch niet meer dan 12.000 kg, die na 31 december 2004 in gebruik zijn genomen;

c. bedrijfsauto’s met een toegestane maximummassa van meer dan 12.000 kg, die na 31december 1987 in gebruik zijn genomen;

d. bussen met een dieselmotor, met eentoegestane maximum massa van niet meer dan10.000 kg, die na 30 september 2001 dochvoor 1 januari 2005 in gebruik zijn genomen;

e. bussen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 10.000 kg, die na 31december 2004 in gebruik zijn genomen;

f. bussen met een toegestane maximum massavan meer dan 10.000 kg, die na 31 december1987 in gebruik zijn genomen.

3. De snelheidsbegrenzer moet zijn afgesteld op: Visuele controle of het installatieplaatje de juistea. een zodanige snelheid, dat de maximum snelheid aangeeft.

snelheid van bedrijfsauto’s, niet zijnde Tevens wordt, waar toepasbaar, met eenbussen, niet meer dan 90 km/h kan diagnosesysteem vastgesteld of de ingesteldebedragen; snelheid juist is.

b. een zodanige snelheid, dat de maximum-snelheid van bussen niet meer dan 100 km/h kan bedragen;

c. maximaal 100 km/h, indien het een bus betreft met een maximum massa van meer dan 10.000 kg, die voor 1 januari 2005 in gebruik is genomen.

ToelichtingOp het installatieplaatje moet 85 of 90 respectie-velijk 100 km/h voor bussen zijn vermeld.Bij bussen mag de snelheid lager worden ingesteld en dus de gegevens op het installatieplaatje.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Krachtoverbrenging

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 76

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

77

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.15 - snelheidsmeter, snelheidsbegrenzer, controle-apparaatDe ingestelde snelheid is onuitwisbaar vermeld op een installatieplaatje dat op een duidelijk zichtbare plaats in de stuurcabine van het voertuig is aangebracht.

4. De snelheidsbegrenzer en de voor het func- Visuele controle van alle zichtbare aansluitingentioneren noodzakelijke aansluitingen moeten en verbindingen.met behulp van een verzegeling of door de noodzaak om speciale gereedschappen te gebruiken zijn beschermd tegen niet-toegestane bijstelling of onderbreking van de stroomvoorziening.

5. De in het tweede lid bedoelde verplichting Visuele controlegeldt niet voor:a. motorrijtuigen als bedoeld in artikel 29 van

het Reglement verkeersregels en verkeers-tekens (RVV) 1990;Zie toelichting.

b. motorrijtuigen die blijkens een aantekeningop het voor het voertuig afgegeven kenteken-bewijs niet van een snelheidsbegrenzer behoeven te zijn voorzien.

ToelichtingUitzonderingen op basis van artikel 29 RVV 1990

Motorrijtuigen ten dienste van politie en brandweer, ambulances en motorrijtuigen van andere door Onze Minister aangewezen hulpverleningsdiensten, zoals aangegeven in artikel 29 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens, behoeven niet te zijn voorzien van een snelheidsbegrenzer.

1. Als hulpverleningsdiensten worden aangewezen die diensten die, voorzover de aan hen opgedragen taakhierin voorziet, voor het vervullen van een dringende taak worden ingezeta. in geval van hulpverlening bij rampen, ernstige ongevallen en bijzondere gebeurtenissen ofb. ter bestrijding of ter voorkoming van (dreigende) ongevallen en rampen.

2. De in het eerste lid bedoelde diensten zijn de volgende: algemeena. het Rode Kruis Korps van het Nederlandse Rode Kruis;b. de ambulancediensten aan wie krachtens de Wet Ambulancevervoer vergunning is verleend voor het

verrichten van ambulancevervoer, voorzover gebruik wordt gemaakt van daartoe uitgeruste dienst-voertuigen die aan beide zijden tenminste zijn voorzien van het in bijlage 1 vastgestelde symbool, alsmededaartoe uitgeruste voertuigen van andere hulpverleningsdiensten die zich in opdracht van de CentralePost Ambulancevervoer als bedoeld in de Wet ambulancevervoer, bezig houden met het verlenen van deeerstelijns spoedeisende hulpverlening, voor zover die voertuigen aan beide zijden tenminste zijn voor-zien van het in bijlage 1 vastgestelde symbool;

c. de Stichting Rode Kruis Bloedbank ’Zuid-West Nederland’ voor een spoedtransport van bloed of bloed-produkten in voor de overige weggebruikers herkenbare dienstauto’s.

d. de afdeling Ongevallenbestrijding van N.S. Beveiligingsservices;e. de Eenheid Crisisbeheersing van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ten behoeve van

het gebruik van met autotelefoon of mobilofoon uitgeruste auto’s;f. het Wapen der Koninklijke Marechaussee, alsmede andere door de Minister van Defensie aangewezen

bijstandseenheden; f1.de Stafafdeling Beveiliging, Bewaking & Vervoer van de Arrondissementale Stafdienst Amsterdam;

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Krachtoverbrenging

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 77

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

78

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.15 - snelheidsmeter, snelheidsbegrenzer, controle-apparaatkernfysische rampen en ongevalleng. het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu;h. het Inspectoraat-Generaal VROM; ten behoeve van het gebruik van een kernfysische meetauto of met

autotelefoon of mobilofoon uitgeruste auto’s door ambtenaren die door de betrokken minister zijn aan-gewezen;

spoorwegongevalleni. de afdeling Spoorwegpolitie van de N.V. Nederlandse Spoorwegen; ontploffingsgevaarlijke en andere gevaarlijke (chemische) stoffenj. de Technische Milieudienst Drechtsteden (TMD);k. de DCRM Milieudienst Rijnmond;l. de divisie Rotterdam Port Authority van Havenbedrijf Rotterdam N.V.;

ten behoeve van het gebruik van uitrukwagens; enm.de Explosieven Opruimings Diensten van het Ministerie van Defensie;vervoer gedetineerden en calamiteiten in penitentiaire inrichtingenn. de door de Minister van Justitie aangewezen functionarissen van de Landelijke Vervoersdienst Justitie of

de Landelijke Bijzondere Bijstandsverlening van de Dienst Justitiële Inrichtingen.vervoer transplantatieorganen en transplantatieteamso. het door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangewezen orgaancentrum, bedoeld in

artikel 24 van de Wet op de orgaandonatie, ten behoeve van het spoedeisende vervoer van transplantatie-organen en het spoedeisende vervoer van transplantatieteams, voor zover gebruik wordt gemaakt vandaartoe uitgeruste en duidelijk herkenbare voertuigen die tenminste aan beide zijden zijn voorzien vanhet in bijlage 1 vastgestelde symbool.

Bijlage 1 - Model symbool hulpverleningsvoertuigen

Kleuren:n = blauwm = wit

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Krachtoverbrenging

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 78

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

79

Keuringseisen Wijze van keuren.

Artikel 5.3.15 - snelheidsmeter, snelheidsbegrenzer, controle-apparaat6. Indien een bedrijfsauto met een toegestane

maximum massa van meer dan 3500 kg moet zijn voorzien van een controleapparaat als bedoeld in verordening 3821/85/EEG:a. mag de op het installatieplaatje vermelde 1. De geldigheidsduur op het installatieplaatje

geldigheidsduur niet zijn verstreken, met wordt visueel gecontroleerd.dien verstande dat de geldigheidsduur maximaal twee jaar vanaf de installatie-datum bedraagt;

b. moet het onder a bedoelde installatieplaatje 2. Visuele controle van de verzegeling van het zijn voorzien van een verzegeling dan wel installatieplaatjezodanig zijn aangebracht dat dit bij verwij-dering onherstelbaar wordt beschadigd;

c. mag de omtrek van de op de aangedreven 3. Bij twijfel meting van de bandenomtrek.wielen gemonteerde banden niet meer dan 4% afwijken van de waarde die op het onder a bedoelde installatieplaatje is vermeld;

d. moeten het controleapparaat en de voor het 4. Visuele controle van alle zichtbarefunctioneren noodzakelijke aansluitingen aansluitingen en verbindingen.met behulp van een verzegeling zijn beschermd tegen een niet-toegestane wijziging in de instellingen of onderbreking van de stroomvoorziening.

ToelichtingBij de APK keuring behoeft het gebruik dat van het voertuig wordt gemaakt niet specifiek te worden aangetoond.

Artikel 5.3.16 - aandrijving, transmissie1. De onderdelen van de aandrijving van Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich

bedrijfsauto’s moeten deugdelijk zijn bevestigd. boven een inspectieput of op een hefinrichtingbevindt en, indien sprake is van corrosie terplaatse van de bevestiging, geschiedt de controleop de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2(blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.Een volledig doorgescheurde flexibele koppelingis toegestaan mits de aandrijfas op zijn plaats blijft.

2. Stofhoezen van aandrijfassen moeten deugdelijk Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zichzijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn boven een inspectieput of op een hefinrichtingbeschadigd dat de hoezen niet meer afdichten. bevindt.

3. Kruiskoppelingen moeten een zichtbaar spelings- Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zichvrije overbrenging kunnen bewerkstelligen. boven een inspectieput of op een hefinrichtingToelichting bevindt.De eis omtrent zichtbaar spelingsvrije kruis-koppelingen geldt niet voor de axiale speling van naaldlagers.

4. Onze Minister stelt regels vast met betrekking -tot het bepaalde in het eerste lid

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Krachtoverbrenging

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 79

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

80

Keuringseisen Wijze van keuren.

§ 5. Assen

Artikel 5.3.18 - assen1. De assen van bedrijfsauto’s moeten deugdelijk Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich

aan het voertuig zijn bevestigd en mogen geen boven een inspectieput of op een hefinrichtingbreuken of scheuren vertonen. bevindt en, indien sprake is van corrosie ter

plaatse van de bevestiging, geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.

2. De assen mogen niet zodanig zijn vervormd dat Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zichde sterkte ervan in gevaar wordt gebracht. boven een inspectieput of op een hefinrichting

bevindt.3. De assen mogen niet zodanig zijn bevestigd, Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich

beschadigd of vervormd dat het weggedrag boven een inspectieput of op een hefinrichtingnadelig wordt beïnvloed. bevindt. Bij een bedrijfsauto met een toegestane

maximum massa van niet meer dan 3500 kg, wordt in geval van twijfel een rijproef uitgevoerd.

4. De assen mogen niet zodanig door corrosie zijn Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zichaangetast, dat de sterkte ervan in gevaar wordt boven een inspectieput of op een hefinrichtinggebracht. Hieraan wordt voor wat betreft bevindt. Indien een wielgeleidingselement iswielgeleidingselementen voldaan indien deze gerepareerd, moet artikel 2.2.23 (blz. 10) van deniet zijn doorgeroest. Regeling permanente eisen in acht wordenToelichting genomen.- Indien de rand van een wielgeleidingselement ten

gevolge van roest is afgebrokkeld, wordt dit eveneens als doorgeroest aangemerkt en dienttot afkeur te worden overgegaan.

- De wielgeleidingselementen mogen, indien deze zijn doorgeroest, niet worden gerepareerd. In dit geval moeten de wielgeleidingselementenkompleet worden vervangen.

5. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het eerste lid met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Assen

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 80

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

81

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.19 - fuseepennen, -lageringen, -bussen, en kogels1. De fuseepennen, -lageringen, -bussen en Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich

-kogels van bedrijfsauto’s moeten deugdelijk boven een inspectieput of op een hefinrichtingzijn bevestigd. bevindt.

2. Stofhoezen van fuseekogels moeten deugdelijk Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zichzijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn boven een inspectieput of op een hefinrichtingbeschadigd dat de hoezen niet meer afdichten. bevindt.

3. De fuseepennen, -lageringen, -bussen en 1. De wijze van keuren bij het eerste lid is van-kogels alsmede de overige draaipunten van de toepassing.wielophanging mogen niet te veel speling 2. Voor het zichtbaar maken van:vertonen. a. axiale speling van fuseepennen, -lageringen

en -bussen wordt elk wiel ontlast en op en neerbewogen dan wel ontlast en langzaam weer belast;

b. radiale speling van fuseepennen, -lageringenen -bussen wordt elk wiel gedeeltelijk ontlast en handmatig of met behulp van een spelingsdetector bewogen;

c. axiale en radiale speling van fuseekogels en overige kogelgewrichten wordt elke kogel ten opzichte van de draagarm in elke richting bewogen; bij deze controle moet de stand van de wielophanging zoveel mogelijk overeen-komen met de rijpositie en moeten de kogels zoveel mogelijk onbelast zijn;

d. radiale speling van de overige draaipunten wordt elk draaipunt in radiale richting ten opzichte van de bevestiging bewogen met behulp van een spelingsdetector dan wel handmatig.

3. In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

4. Op de speling zijn de artikelen 2.5.2 tot en met 2.5.4 (blz. 17 t/m 18) van de Regeling permanente eisen van toepassing.Artikel:2.5.2: Maximaal toegestane speling fusee-

pennen, -lageringen en -bussen2.5.3: Maximaal toegestane speling fuseekogels2.5.4: Maximaal toegestane speling draaipunten

wielophanging4. Indien een gedeelte van de binnenkant van het Indien de hoes is beschadigd of ontbreekt vindt

fuseekogelhuis en van de fuseekogel zichtbaar visuele controle plaats, terwijl de bedrijfsautois doordat de hoes is beschadigd of ontbreekt, zich boven een inspectieput of op eenmag dit gedeelte geen corrosie vertonen. hefinrichting bevindt.

5. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het derde lid.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Assen

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 81

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

82

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.20 - wiellagers1. De wiellagers van bedrijfsauto’s mogen niet te 1. Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich

veel speling vertonen. boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2. Voor de controle van de speling moet elk wiel vrij kunnen ronddraaien en wordt elk wiel met de hand of met behulp van een hefboom, bijvoorbeeld een koevoet, haaks op de draairichting bewogen.

3. In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

4. De meting vindt plaats op een zo groot mogelijke afstand van de hartlijn van de as.

5. Bij bestuurde wielen moet:a. één maal in ongeremde toestand voor de

bepaling van de speling van de wiellager en de fusee tezamen, en

b. één maal in geremde toestand voor de bepaling van de speling van de fusee, wordengemeten.

6. Het verschil tussen de in punt 5 bedoelde waarden is de wiellagerspeling.

7. Op de speling is artikel 2.5.5 (blz. 19) van de Regeling permanente eisen van toepassing.

2. Verschijnselen van slijtage of beschadiging Visuele en auditieve controle, waarbij het wielmogen niet hoorbaar of voelbaar zijn. wordt rondgedraaid, al dan niet met behulp van

apparatuur. Indien het een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg betreft, wordt zonodig een rijproef uitgevoerd.

3. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het eerste lid.

Artikel 5.3.21 - wielbasis1. De wielbasis van bedrijfsauto’s mag niet meer Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de

dan 1,0% afwijken van de waarde die voor het periodieke keuring ten behoeve van de afgifte voertuig is vermeld op het kentekenbewijs of in van een keuringsrapport.het kentekenregister.

2. Behoudens fabrieksmatige verschillen mag de In geval van twijfel wordt gemeten.wielbasis links en rechts gemeten niet meer dan:a. 15 mm verschillen bij bedrijfsauto’s met een

toegestane maximum massa van ten hoogste3500 kg;

b. 0,5% afwijken van de hoogst gemeten waarde bij bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Assen

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 82

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

83

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.22 - wieluitlijningDe afstanden tussen de fuseedraaipunten en twee In geval van twijfel worden de afstanden gemeten punten aan het chassis dan wel aan de carrosserie, met een meetmiddel met voldoende bereik.die symmetrisch links en rechts ten opzichte van de langsas van het voertuig zijn gelegen, mogen recht en kruiselings gemeten onderling niet meer dan:a. 15 mm verschillen bij bedrijfsauto’s met een

toegestane maximum massa van ten hoogste 3500 kg;

b. 0,5% afwijken van de hoogst gemeten waarde bij bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg.

Artikel 5.3.23 - spoorbreedteDe spoorbreedte van bedrijfsauto’s met een Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de toegestane maximum massa van niet meer dan periodieke keuring ten behoeve van de afgifte 3500 kg mag niet meer dan 2,0% groter zijn dan van een keuringsrapport.de waarde die voor het voertuig is vermeld op het kentekenbewijs of in het kentekenregister.

Artikel 5.3.24 - wielen en velgen1. De wielen onderscheidenlijk velgen van Leden 1 en 2. Visuele controle, terwijl de

bedrijfsauto’s mogen geen breuken, scheuren, bedrijfsauto zich boven een inspectieput of opondeugdelijk laswerk of ernstige vervorming een hefinrichting bevindt en het wiel vrij kanvertonen. ronddraaien.

2. De wielen onderscheidenlijk velgen moeten met alle daarvoor bestemde bevestigings-middelen deugdelijk zijn bevestigd.

Artikel 5.3.25 – wielnavenDe wielnaven van bedrijfsauto’s moeten met alle Visuele controledaarvoor bestemde bevestigingsmiddelen deugdelijk zijn bevestigd.

Artikel 5.3.26 - stabilisatorenStabilisatoren moeten met alle daarvoor bestemde Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zichbevestigingsmiddelen deugdelijk zijn bevestigd boven een inspectieput of op een hefinrichtingen mogen: bevindt.a. geen breuken of scheuren vertonen;b. niet te veel speling op de draaipunten vertonen.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Assen

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 83

APK Keuringseisen

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 6. Ophanging

Artikel 5.3.27 - banden1. De wielen van bedrijfsauto’s moeten zijn Visuele controle.

voorzien van luchtbanden.2. De banden mogen geen beschadigingen Leden 2 en 3. Visuele controle, terwijl de

vertonen waarbij het karkas zichtbaar is. bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een3. De banden mogen geen uitstulpingen vertonen. hefinrichting bevindt, waarbij het wiel wordt 4. De profilering van de hoofdgroeven van de rondgedraaid.

banden van bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zichen van T100-bussen moet over de gehele boven een inspectieput of op een hefinrichtingomtrek van het loopvlak ten minste 1,6 mm bevindt, waarbij het wiel wordt rondgedraaid.bedragen, met uitzondering van slijtage- In geval van twijfel wordt de profieldiepte indicatoren. gemeten met de profieldieptemeter.

De minimale profieldiepte wordt gemeten in de brede groeven waarin door de fabrikant de maximale diepte is bepaald, alsmede in de groeven waarin een slijtage-indicator aanwezig is.

5. De banden van bedrijfsauto’s mogen niet zijn De wijze van keuren bij het tweede en derde lid is opgesneden. Van opsnijden is sprake indien van toepassing.slijtage-indicatoren zijn weggesneden, indien de profielvorm van de groef afwijkt van de originele profielvorm, of indien in de bodem vande groef het karkas van de band zichtbaar is. In afwijking van het hiervoor bepaalde is opsnijden toegestaan indien de mogelijkheid daartoe op de band is vermeld door de aanduiding ‘REGROOVABLE’ of door het teken , met dien verstande dat het karkas van de band niet zichtbaar mag zijn.

6. De banden op een as moeten dezelfde karkas- Visuele controle.structuur hebben, onverminderd het bepaalde in artikel 5.18.32.Toelichting Artikel 5.18.32 vermeldt het volgende: Bedrijfsauto’s behoeven in geval van nood (bijvoorbeeld bij gebruik van een reservewiel of noodwiel) niet te voldoen aan het bepaalde in artikel 5.3.27, zesde lid, mits in dat geval de rijsnelheid en het rijgedrag worden aangepast.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

84

5.3 Bedrijfsauto’s Ophanging

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 84

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

85

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.27 - banden7. De op de band van een bedrijfsauto, in gebruik Visuele controle, waarbij artikel 2.6.1 (blz. 22) van

genomen na 31 december 1997, en op de band de Regeling permanente eisen van toepassing is.van een T100-bus vermelde load-index mag niet kleiner zijn dan de load-index, behorende bij de maximum last per band van de in het kentekenregister vermelde aslast.Toelichting - Deze controle vindt vooralsnog plaats aan de

hand van de op het kentekenbewijs vermelde gegevens.

- Als de loadindex op de band onleesbaar is of niet aanwezig, en het draagvermogen niet op een andere wijze is aangegeven, moet aan de hand van documentatie van de bandenfabrikant de maximum last van de band worden bepaald. Als het maximum draagvermogen niet is te bepalen, moet de band worden afgekeurd.

8. Het loopvlak van de banden mag geen metalen Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zichelementen bevatten die tijdens het rijden boven een inspectieput of op een hefinrichtingdaarbuiten kunnen uitsteken. bevindt.

9. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het zevende lid.

Artikel 5.3.28 - veersysteem1. Bedrijfsauto’s moeten zijn voorzien van een Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich

goed werkend veersysteem. Banden worden boven een inspectieput of op een hefinrichting niet als deel van het veersysteem beschouwd. bevindt. Indien het een bedrijfsauto met een

toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg betreft, wordt zonodig een rijproef uitgevoerd.

2. De onderdelen van het veersysteem mogen Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zichgeen breuken of scheuren vertonen, mogen niet boven een inspectieput of op een hefinrichtingernstig door corrosie zijn aangetast en moeten bevindt. Indien sprake is van corrosie ter plaatsedeugdelijk zijn bevestigd. van de bevestiging, geschiedt de controle op deToelichting wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2- Onder ‘onderdelen van het veersysteem moeten (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.

deugdelijk zijn bevestigd’ wordt tevens verstaan: Het hoofdveerblad mag door slijtage tot maximaal 50% van de oorspronkelijke dikte zijn gesleten.

- Indien de rand van een veerschotel ten gevolgevan roest is afgebrokkeld, wordt dit eveneens als doorgeroest aangemerkt en dient tot afkeur te worden overgegaan.

- Veerschotels mogen, indien deze zijn door-geroest, niet worden gerepareerd. In dit geval moeten deze kompleet worden vervangen.

Bij luchtveerbalgen mogen de koordlagen zichtbaar zijn, maar niet beschadigd.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Ophanging

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 85

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

86

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.28 - veersysteem3. Bedrijfsauto’s die zijn voorzien van gasvering, Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich

en bedrijfsauto’s met een toegestane maximum boven een inspectieput of op een hefinrichtingmassa van ten hoogste 3500 kg, moeten zijn bevindt. Een bedrijfsauto met een toegestanevoorzien van goed werkende schokdempers. maximum massa van niet meer dan 3500 kgToelichting wordt zo mogelijk enkele malen ingeveerd enIndien schokdempers origineel aanwezig behoren zonodig aan een rijproef onderworpen.te zijn.

4. Schokdempers van bedrijfsauto’s moeten De wijze van keuren bij het tweede lid is vandeugdelijk zijn bevestigd. toepassing.

5. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het tweede en vierde lid.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Ophanging

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 86

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

87

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 7. Stuurinrichting

Artikel 5.3.29 onderdelen stuurinrichting1. De bestuurde wielen van bedrijfsauto’s moeten Visuele controle waarbij, met de wielen in de

goed reageren op de draaiing van het stuurwiel. stand van rechtuitrijden, het stuurwiel naar links en naar rechts wordt gedraaid met een hoekver-draaiing van ten hoogste 30°, zo nodig met draaiende motor. De bestuurde wielen moeten hierbij van stand veranderen.

2. Bij draaiing van het stuurwiel tot aan de Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zichaanslagen mogen geen weerstanden voelbaar boven een inspectieput of op een hefinrichtingzijn en moeten de wielen onderscheidenlijk de bevindt waarbij de stuurbekrachtiging buiten banden vrij kunnen draaien. werking is gesteld. De bestuurde wielen worden

naar de uiterste linker- en rechterstuurstand bewogen waarbij de bestuurde wielen gedeeltelijk mogen worden ontlast.

3. De voor de overbrenging van de stuurbeweging Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zichbestemde onderdelen moeten deugdelijk zijn boven een inspectieput of op een hefinrichtingbevestigd met alle daarvoor bestemde bevindt. Het stuurwiel wordt met krachtige kortebevestigings- en borgmiddelen, mogen geen bewegingen naar links en naar rechts gedraaid,breuken of scheuren vertonen, mogen niet zijn waarbij de massa van de bedrijfsauto op de wielenvervormd en mogen niet ernstig door corrosie rust. Indien sprake is van corrosie ter plaatse vanzijn aangetast. de bevestiging geschiedt de controle op de wijze

zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 (blz. 5 t/m 11),van de Regeling permanente eisen.

4. Stofhoezen van het stuurhuis en de stuurkogels Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zichmoeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen boven een inspectieput of op een hefinrichtingniet zodanig zijn beschadigd dat de hoezen bevindt. niet meer afdichten.

5. Kruiskoppelingen moeten een zichtbaar spe- Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zichlingsvrije overbrenging kunnen bewerkstelligen. boven een inspectieput of op een hefinrichtingToelichting bevindt. Hierbij wordt het stuurwiel langzaamDe eis omtrent zichtbaar spelingsvrije kruis- naar links en naar rechts gedraaid en axiaalkoppelingen geldt niet voor de axiale speling van bewogen.naaldlagers.

6. Flexibele koppelingen mogen niet in ernstige De wijze van keuren bij het vijfde lid is vanmate zijn gescheurd en de vulcanisatie mag toepassing. Op scheuren dan wel het loslaten vanniet in ernstige mate zijn losgeraakt. de vulcanisatie is artikel 2.7.2 (blz. 23) van de

Regeling permanente eisen van toepassing.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Stuurinrichting

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 87

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

88

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Stuurinrichting

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.29 onderdelen stuurinrichting7. De verbindingen in het stangenstelsel mogen 1. Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich

niet te veel speling vertonen. boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2. Voor het zichtbaar maken van:a. radiale speling wordt het stuurwiel met

krachtige, korte bewegingen naar links ennaar rechts gedraaid terwijl de massa van de bedrijfsauto op de wielen rust;

b. axiale speling worden op de stuurkogel of stuurverbinding trek- en drukkrachten uitgeoefend.

3. In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

4. Op de speling is artikel 2.7.3 (blz. 24) van de Regeling permanente eisen van toepassing.

8. Indien een gedeelte van de binnenkant van het Visuele controle, indien de hoes is beschadigd of stuurkogelhuis en van de stuurkogel zichtbaar ontbreekt, terwijl de bedrijfsauto zich boven eenis doordat de hoes is beschadigd of ontbreekt, inspectieput of op een hefinrichting bevindt.mag dit gedeelte geen corrosie vertonen.

9. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het derde, zesde en zevende lid.

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 88

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

89

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 8. Reminrichting

Artikel 5.3.31 - onderdelen en werking reminrichting1. Bedrijfsauto’s moeten zijn voorzien van een Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich

reminrichting waarvan de onderdelen: boven een inspectieput of op een hefinrichtinga. deugdelijk zijn bevestigd met de daarvoor bevindt. Indien sprake is van corrosie ter plaatse

bestemde bevestigings- en borgmiddelen; van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.

b. niet in ernstige mate door corrosie zijn Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich aangetast; boven een inspectieput of op een hefinrichting

bevindt. Indien sprake is van corrosie aan de remleiding of remschijf zijn de artikelen 2.8.2 en 2.8.3 (blz. 25) van de Regeling permanente eisen van toepassing.

c. niet zijn beschadigd, gescheurd of gebroken; Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

d. geen inwendige of uitwendige lekkage Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich vertonen. boven een inspectieput of op een hefinrichting

bevindt. Indien er twijfel bestaat omtrent de deugdelijkheid van het remsysteem wordt het onder druk gezet, hierna aangeduid met ‘druk-proef’. Het rempedaal wordt, bij een hydraulisch remsysteem langzaam, ingetrapt totdat een kracht van 700 N (70 kg) op het pedaal wordt uit-geoefend. Deze kracht wordt gedurende ongeveer10 seconden uitgeoefend waarbij het pedaal niet op de aanslag mag komen. Indien een rembe-krachtiger aanwezig is, wordt de drukproef uitgevoerd met draaiende motor.ToelichtingDe pedaalkracht moet worden vastgesteld met behulpvan een pedaalkrachtmeter.

2. De rembekrachtiger en de hydraulische 1. Voor de controle van de vacuümrembekrachtigerremkrachtregelaar moeten goed functioneren. wordt bij uitgeschakelde motor allereerst de

vacuümvoorraad opgebruikt door het rempedaalmeerdere malen in te trappen. Vervolgens wordtmet ingetrapt rempedaal de motor gestart waarna door de opbouw van het vacuüm het pedaal verder moet wegzakken.

2. Visuele controle van de remkrachtregelaar, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectie-put of op een hefinrichting bevindt, waarbij de rem in werking wordt gesteld met draaiende motor. Hierbij wordt de as eventueel ontlast.

3. De compressor en de drukregelaar moeten Visuele controle met behulp van de dashboard-goed functioneren en tijdig in werking treden. meter(s) door bij draaiende motor het rempedaal

diverse malen in te trappen.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Reminrichting

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 89

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

90

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.31 - onderdelen en werking reminrichting4. Bij hydraulische remsystemen mag bij het Controle door het rempedaal in te trappen. Bij

bedienen van het rempedaal de slag van het twijfel wordt het pedaal met een kracht van ten pedaal niet door een aanslag worden beperkt. hoogste 700N (70kg) ingetrapt.

ToelichtingDe pedaalkracht moet worden vastgesteld met behulpvan een pedaalkrachtmeter.

5. Het oppervlak van het rempedaal moet stroef Visuele controle.zijn.

6. Remslangen mogen:a. niet in ernstige mate zijn misvormd; Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich

boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien een remslang is misvormd zijn de artikelen 2.8.4 en 2.8.6, tweede lid (blz. 25 t/m 26), van de Regeling permanente eisen van toepassing.

b. niet langs andere voertuigdelen schuren; Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of een hefinrichting bevindt. De bestuurde wielen worden naar de uiterste linker- en rechterstuurstand gebracht.

c. geen zodanige beschadigingen vertonen Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich dat het wapeningsmateriaal zichtbaar is. boven een inspectieput of op een hefinrichting Toelichting bevindt.Indien een bedrijfsauto is voorzien van flexibele remleidingen welke zijn voorzien van een metalen wapening moeten deze wordengetoetst aan de eisen voor remleidingen.

7. Kunststofremleidingen mogen geen knikken Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zichvertonen. boven een inspectieput of op een hefinrichting

bevindt. 8. Wielen die zijn voorzien van een trommelrem, Controle door de wielen vrij van de grond of

moeten in onberemde toestand in beide hefinrichting met de hand rond te draaien.richtingen kunnen draaien zonder dat de remvoering aanloopt. De remvoering van wielen die zijn voorzien van een schijfrem, mag in onberemde toestand in beide richtingen enigszins slepen.

9. De remtrommel of remschijf mag tijdens het Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zichremmen niet worden geraakt door delen die boven een inspectieput of op een hefinrichtingzijn bestemd als drager of bevestigingsmiddel bevindt.van remvoering. Indien de remvoering niet zonder demontage

zichtbaar te maken is, moet de rem in werking worden gesteld terwijl het wiel met de hand of met behulp van een wielspinner wordt rond-gedraaid. Hierbij mogen geen schurende geluiden van metaal op metaal hoorbaar zijn.

10. De noodzakelijke bewegingsvrijheid van de Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zichremonderdelen mag niet worden beperkt. boven een inspectieput of op een hefinrichting

bevindt.11. Remcilinders moeten zijn voorzien van Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich

stofhoezen die niet in ernstige mate mogen boven een inspectieput of op een hefinrichtingzijn beschadigd. bevindt. De hoezen worden gecontroleerd voor

zover dit mogelijk is zonder demontage.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Reminrichting

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 90

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

91

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.31 - onderdelen en werking reminrichting12. Anti-blokkeersystemen moeten goed Het contact wordt ingeschakeld waarbij het

functioneren en moeten zijn voorzien van een waarschuwingslampje moet gaan branden.deugdelijke waarschuwingsinrichting die in Vervolgens wordt de motor gestart. Wanneer hetwerking treedt zodra het systeem faalt. waarschuwingslampje uitgaat functioneert het

systeem. Indien het een bedrijfsauto met eentoegestane maximum massa van niet meer dan3500 kg betreft, wordt zonodig een rijproef uitgevoerd. ToelichtingBij de rijproef wordt alleen het juiste functioneren vanhet waarschuwingslampje gecontroleerd.Eventueel het waarschuwingslampje op een andere wijzelaten branden.

13. Onze Minister stelt regels vast omtrent het - bepaalde in het eerste lid, onderdelen a en b,en het zesde lid, onderdeel a.

Artikel 5.3.32 - onderdelen en werking reminrichting1. Bedrijfsauto’s met een hydraulisch rem- Visuele controle.

systeem,in gebruik genomen na 30 juni 1967, moeten indien het remsysteem niet is voorzien van eentoegankelijk remvloeistof-reservoir, waarvan het vloeistofpeil te controleren is zonder het reservoir te openen, zijn voorzien van:a. een deugdelijke waarschuwingsinrichting

die in werking treedt zodra het niveau van de remvloeistof onder het vereiste minimum niveau is gedaald, of

b. in geval van een gescheiden remsysteem, een deugdelijke waarschuwingsinrichting die in werking treedt zodra een van de kringen van het remsysteem faalt.

2. De goede werking van het signaal van de in Visuele en auditieve controle, waarbij de werkinghet eerste lid bedoelde waarschuwings- op één van de volgende manieren wordt inrichtingen moet kunnen worden gecontroleerd:gecontroleerd. a. indien het remvloeistofreservoir is voorzien van

van een vlotter wordt deze omlaag gedrukt danwel de dop losgeschroefd en opgelicht;

b. het contact wordt ingeschakeld, waarbij indiennoodzakelijk de motor wordt gestart, en deparkeerrem wordt aangetrokken;

c. de daartoe bestemde schakelaar wordt bediend.d. het contact wordt ingeschakeld en het

waarschuwingslampje gaat branden, vervolgensde motor starten waarna het lampje dooft.

3. In de reservoirs van het hydraulisch remsysteem Visuele controle, waarbij het remvloeistofniveaumoet voldoende remvloeistof aanwezig zijn. zich niet onder de minimumaanduiding mag bevinden.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Reminrichting

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 91

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

92

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.33 - waarschuwingsinrichting drukluchtremsysteemBedrijfsauto’s met een drukluchtremsysteem, die Visuele of auditieve controle door om de beurt dein gebruik zijn genomen na 30 juni 1967, moeten bedrijfsremkringen leeg te laten lopen en weer tezijn voorzien van een waarschuwingsinrichting vullen.die in werking treedt zodra de energievoorraad in een van de bedrijfsremkringen onder de vereiste minimum druk is gedaald.

Artikel 5.3.34 - waarschuwingsinrichting veerremBedrijfsauto’s met een veerrem, die in gebruik zijn Visuele of auditieve controle, terwijl de veerremgenomen na 30 september 1975, moeten zijn in werking wordt gesteld.voorzien van een optische of acoustische waarschuwingsinrichting die in werking treedt zodra de veerrem in werking is gesteld.

Artikel 5.3.35 - onderdelen en werking drukluchtremsysteem1. Bedrijfsauto’s met een geheel of gedeeltelijk

drukluchtremsysteem moeten zijn voorzien van:a. drukmeetpunten waarmee de drukken die Onderdelen a en b. Visuele controle, terwijl de

worden ingestuurd in de drukluchtrem- bedrijfsauto zich boven een inspectieput of opcylinders op iedere as, kunnen worden een hefinrichting bevindt.gemeten;

b. een drukmeetpunt waarmee de druk vóór elke drukluchtremkrachtregelaar kan worden gemeten;

c. een goed functionerend meerkrings- Visuele controle met behulp van manometers ofbeveiligingsventiel indien het voertuig in dashboardmeter(s), waarbij de bedrijfsremkringengebruik is genomen na 30 september 1975. beurtelings worden ontlucht. De resterende drukToelichting in de niet ontluchte kringen moet van een redelijkVoor de controle van het meerkrings- niveau zijn.beveiligingsventiel moeten de bedrijfsrem-kringen beurtelings worden ontlucht. De druk die in de resterende kring moet blijven,moet van een redelijk niveau zijn. In verband met de grote verscheidenheid aan types, is een minimale druk niet vast te stellen.

2. Drukluchtremkrachtregelaars moeten goed Visuele controle met behulp van manometers, functioneren. terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput

of op een hefinrichting bevindt, waarbij de rem in werking wordt gesteld.Indien mogelijk wordt de controle ook uitgevoerd wanneer de drukluchtremkrachtregelaar de volle druk doorstuurt.Controle op het goed functioneren kan achterwegeblijven indien de controle is uitgevoerd volgens het derde lid.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Reminrichting

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 92

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

93

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.35 - onderdelen en werking drukluchtremsysteem3. Bedrijfsauto’s met drukluchtremkrachtregelaars, 1. Visuele controle op de aanwezigheid, waarbij

in gebruik genomen na 30 september 1981, het merk en type van de drukluchtremkracht-moeten zijn voorzien van een plaat waarop regelaar mag afwijken.duidelijk leesbaar de afstelling van de 2. Indien ter plaatse de daadwerkelijke aslast of drukluchtremkrachtregelaars is vermeld. veerbalgdruk kan worden vastgesteld, vindt De vermelde drukluchtremkrachtregelaars de controle van de afstelling van de druklucht-moeten aanwezig zijn en moeten globaal zijn remkrachtregelaars plaats met behulp van afgesteld zoals voor de beladingstoestand van manometers, terwijl de bedrijfsauto zich boven het voertuig is vermeld op genoemde plaat. een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.Toelichting Hierbij wordt de rem in werking gesteld Indien een voertuig is voorzien van een ALR- waarbij de afstelling ten hoogste 0,5 bar mag plaat, moet een ALR (Automatisch Last- afwijken van de gegevens op de plaat.afhankelijk Remventiel), ongeacht het merk De volgende twee afstellingen moeten ten en type, zijn gemonteerd. Deze mag niet zijn minste worden gecontroleerd:vervangen door een 3-standenregelaar. a. de stand waarin de regelaar zich bevindt

behorende bij de vastgestelde aslast, enb. wanneer de regelaar de volle druk doorstuurt,

voorzover dit mogelijk is zonder demontage.3. Indien ter plaatse de daadwerkelijke aslast of

veerbalgdruk niet kan worden vastgesteld, vindt een globale controle van de afstelling van de drukluchtremkrachtregelaars plaats met behulp van manometers, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefin-richting bevindt. Hierbij wordt de rem in werking gesteld.Bij een niet maximaal belaste as wordt de werking van de regelaar gecontroleerd door: a. de druk te meten die de regelaar doorstuurt

in de stand waarin deze zich dan bevindt; b. de afstelling te meten van de stand waarin

de regelaar de volle druk doorstuurt, voor zover mogelijk zonder demontage.

De onder punt b gemeten druk moet hoger zijn dan de druk vastgesteld onder punt a. Indien de betreffende as nagenoeg maximaal is belast, mag de onder punt b gemeten druk gelijk zijn aan de vastgestelde druk onder a.

4. De ontwateringsventielen van reservoirs Visuele controle, waarbij het ontwateringsventiel,moeten goed functioneren. indien mogelijk, moet worden bediend.

Artikel 5.3.36 - slag van de drukluchtremcylinders1. De slag van drukluchtremcilinders die door Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich

middel van een nok een trommelrem bedienen, boven een inspectieput of op een hefinrichtingmag niet worden begrensd door delen die daar bevindt, waarbij de rem in werking wordt gesteld.niet voor zijn bestemd.

2. De slag van drukluchtremcilinders van Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zichtrommelremmen mag vanuit onberemde boven een inspectieput of op een hefinrichtingtoestand tot in beremde stand niet groter zijn bevindt, waarbij de rem maximaal in werking dan 2/3 van de maximum slag van de wordt gesteld. In geval van twijfel wordt gemeten.betrokken remcilinder.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Reminrichting

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 93

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

94

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.37 - (voorraad)druk remsysteem1. Bedrijfsauto’s met een tweeleidingremsysteem Visuele controle met behulp van een manometer,

ten behoeve van aanhangwagens moeten aan waarbij de rem in werking wordt gesteld.de aansluitkop van de voorraadleiding een druk bezitten met een grenswaarde van 6,5 tot 8,5 bar, en aan de aansluitkop van de commando-leiding, bij een maximale voorraaddruk, een druk met een grenswaarde van 6,0 tot 8,5 bar.

2. Bedrijfsauto’s, in gebruik genomen na 31 Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zichdecember 1997, mogen niet zijn voorzien van boven een inspectieput of op een hefinrichtingeen éénleidingremsysteem ten behoeve van een bevindt.aanhangwagen.

3. Bij bedrijfsauto’s met een éénleidingremsysteem Visuele controle met behulp van een manometer.ten behoeve van aanhangwagens moet aan de aansluitkop de voorraaddruk van het rem-systeem aanwezig zijn. Deze druk moet ten minste 5 doch niet meer dan 6 bar bedragen.

4. Bedrijfsauto’s in gebruik genomen na 31 Visuele controledecember 1997 mogen niet zijn voorzien van een afzonderlijke inrichting voor de bediening van de remmen van de aanhangwagen.

5. Bij bedrijfsauto’s in gebruik genomen na Visuele controle. De werking wordt gecontroleerd 31 december 1997 moeten de voorraad- en door het aan- en afkoppelen van de aansluitkop-commandoleiding zijn voorzien van pen van een aanhangwagenremsysteem. goedwerkende automatische afsluiters.

Artikel 5.3.38 - remvertraging bedrijfsrem1. Bedrijfsauto’s, in gebruik genomen na 31 Leden 1, 2 en 3.

december 1997, en bussen, in gebruik genomen 1. Bij de controle van de remvertraging van na 30 juni 1967, moeten zijn voorzien van een bedrijfsauto’s met een toegestane maximum bedrijfsrem waarvan de remvertraging op een massa van niet meer dan 3500 kg zijn de droge of nagenoeg droge en ongeveer artikelen 2.8.8 tot en met 2.8.12 (blz. 26 t/m 27)horizontaal liggende weg ten minste 4,5 m/s2 alsmede de artikelen 2.8.14, 2.8.16 en 2.8.17bedraagt, bij een pedaalkracht van niet meer (blz. 28 t/m 30) van de Regeling permanentedan 700 N. eisen van toepassing.

2. Bedrijfsauto’s, in gebruik genomen na 30 juni Artikel 1967 doch voor 1 januari 1998, met uitzonde- 2.8.8: Wijze van bepaling remvertragingring van bussen, moeten zijn voorzien van een 2.8.9: Wijze van keurenbedrijfsrem waarvan de remvertraging op een 2.8.10: Pedaalkrachtdroge of nagenoeg droge en ongeveer horizon- 2.8.12: Bepalen remvertraging met een taal liggende weg ten minste 4,0 m/s2 bedraagt, electronische remvertragingsmeter bij een pedaalkracht van niet meer dan 700 N. 2.8.14: Bepalen remvertraging met een

3. Bedrijfsauto’s, in gebruik genomen voor 1 juli platenremtestbank 1967, moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem 2.8.16: Bepalen remvertraging met een waarvan de remvertraging op een droge of rollenremtestbanknagenoeg droge en ongeveer horizontaal 2.8.17: Bepalen remkrachtenliggende weg ten minste 3,8 m/s2 bedraagt. Toelichting

De pedaalkracht wordt in geval van twijfel vast-gesteld met behulp van een pedaalkrachtmeter.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Reminrichting

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 94

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

95

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Reminrichting

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.38 - remvertraging bedrijfsrem2. Bij de controle van de remvertraging van

bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg zijn de artikelen 2.8.8, 2.8.9, 2.8.19 tot en met 2.8.27 (blz. 26 t/m 34), alsmede de artikelen 2.8.29 tot en met 2.8.39 (blz. 35 t/m 38) van de Regeling permanente eisen van toepassing.Artikel 2.8.8: Wijze van bepaling remvertraging2.8.9: Wijze van keuren2.8.19: Definities2.8.20: Extrapolatie2.8.21: Uitvoering extrapolatie algemeen2.8.22: Uitvoering extrapolatie hydraulische/

mechanische remsystemen2.8.23: Formules bepaling remvertraging

hydraulische/mechanische remsystemen2.8.24: Uitvoering extrapolatie drukluchtrem-

systemen2.8.25: Formules bepaling remvertraging

drukluchtremsystemen2.8.26: Uitvoering extrapolatie gecombineerde

remsystemen2.8.27: Formules bepaling remvertraging

gecombineerde remsystemen2.8.29: Extrapolatie2.8.30: Bepaling remvertraging2.8.31: Bepaling remkrachten m.b.t. artikel 2.8.302.8.32: Definities2.8.33: Uitvoering extrapolatie/aslastsimulatie2.8.34: Bepaling remkrachten m.b.t. artikel 2.8.332.8.35: Uitvoering extrapolatie hydraulische/

mechanische remsystemen2.8.36: Formules bepaling remvertraging

hydraulische/mechanische remsystemen2.8.37: Formule uitvoering extrapolatie

drukluchtremsystemen2.8.38: Uitvoering extrapolatie gecombineerde

remsystemen2.8.39: Formules bepaling remvertraging

gecombineerde remsystemen3. Indien een remproef op de weg wordt

uitgevoerd, moet de snelheid bij aanvang van de remproef ongeveer 50 km/u bedragen.

4. De bedrijfsrem moet op alle wielen werken. Terwijl de wielen zich vrij van de grond of van de hefinrichting bevinden, wordt het rempedaal licht ingetrapt en wordt gecontroleerd of elk wiel wordtgeremd. Bij gebruik van een remtestinrichtingvoor de controle van de remwerking, wordt ge-lijktijdig hierop gecontroleerd.

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 95

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

96

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.38 - remvertraging bedrijfsrem5. Bedrijfsauto’s mogen op een droge of nagenoeg Indien er twijfel bestaat ten aanzien van het

droge weg niet uitbreken ten gevolge van een uitbreken van de achteras, moet de controle verschil in remwerking tussen de wielen van uitgevoerd worden op de wijze zoals is bepaald elke as onderscheidenlijk ten gevolge van in artikel 2.8.52. tot en met 2.8.61 (blz. 44 t/m 46)overberemming van de achteras. van de Regeling permanente eisen.

Artikel2.8.52: Beoordeling uitbreken2.8.53: Voorwaarden uitvoering2.8.54: Beoordeling verschil in remwerking2.8.55: Maximum toegestaan verschil in

remwerking rollenremtestbank2.8.56: Maximum toegestaan verschil in

remwerking platenremtestbank2.8.57: Beoordeling overberemming2.8.58: Beoordeling overberemming

rollenremtestbank2.8.59: Beoordeling overberemming vier-plaats

remtestbank2.8.60: Voorwaarden2.8.61: Beoordeling overberemming Driewielig

motorrijtuigIndien een remproef op de weg wordt uitgevoerd,moet de snelheid bij aanvang van de remproef ongeveer 50 km/u bedragen.

6. Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot -het bepaalde in het eerste, tweede, derde envijfde lid.

Artikel 5.3.39 - remvertraging parkeerrem, vastzetinrichting1. Bedrijfsauto’s moeten zijn voorzien van een Terwijl twee wielen zich vrij van de grond of van

parkeerrem die op ten minste twee wielen werkt. de hefinrichting bevinden, wordt de parkeerrem vast aangetrokken en met behulp van de vergren-deling in deze stand gehouden, waarna gecontro-leerd wordt of elk van beide wielen wordt geremd.Bij gebruik van een rollenremtestbank voor de controle van de remwerking wordt gelijktijdig hierop gecontroleerd

2. De parkeerrem van bedrijfsauto’s, in gebruik Leden 2 en 3. Controle op een helling dan wel opgenomen na 30 juni 1967, moet het voertuig de wijze zoals bepaald in de artikelen 2.8.8, 2.8.9,op een helling van 16,0% in beide richtingen 2.8.13, 2.8.15, 2.8.18, 2.8.28 (blz. 26 t/m 34) enin stilstand kunnen houden. Hieraan wordt 2.8.40 (blz. 39) van de Regeling permanente eisen.geacht te zijn voldaan indien de remvertraging, Artikeluitgaande van een aanvangssnelheid van 2.8.8: Wijze van bepaling remvertraging15 km/h, op een droge of nagenoeg droge en 2.8.9: Wijze van keurenongeveer horizontaal liggende weg ten minste 2.8.13: Bepalen remvertraging met een 1,2 m/s2 bedraagt en de rem ook in remvertragingsmeter achterwaartse richting functioneert. 2.8.15: Bepalen remvertraging met een

platenremtestbank 2.8.18: Berekening remvertraging2.8.28: Bepalen remvertraging met een

remvertragingsmeter 2.8.40: Berekening remvertraging

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Reminrichting

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 96

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

97

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.39 - remvertraging parkeerrem, vastzetinrichting3. De remvertraging van de parkeerrem van

bedrijfsauto’s, in gebruik genomen voor 1 juli 1967, moet op een droge of nagenoeg droge enongeveer horizontaal liggende weg ten minste 1,0 m/s2 bedragen.

Artikel 5.3.40 - werking hulpreminrichting1. Indien de bedrijfsauto na 30 juni 1967 in Leden 1. en 2. Aan deze eis wordt niet getoetst

gebruik is genomen en is voorzien van een tijdens de periodieke keuring ten behoeve van geheel afzonderlijk hulpremsysteem, moet: de afgifte van een keuringsrapport.a. het hulpremsysteem goed functioneren;b. de remwerking redelijk gelijkmatig over de

wielen links en rechts van de as zijn verdeeld.2. De remvertraging van het in het eerste lid

bedoelde hulpremsysteem moet op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 2,0 m/s2 bedragen indien het een bedrijfsauto, niet zijnde een bus,betreft, en ten minste 2,2 m/s2 bedragen indien het een bus betreft.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Reminrichting

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 97

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

98

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 9. Carrosserie

Artikel 5.3.41 - deuren, laadbakkleppen, motorkap en kofferdeksel1. De deuren en de laadbakkleppen van bedrijfs- Visuele controle, waarbij de deuren worden

auto’s moeten goed sluiten. De deuren die direkt geopend en gesloten.toegang geven tot de personenruimte, moeten op normale wijze vanaf de binnenzijde of vanaf de buitenzijde kunnen worden geopend.ToelichtingOnder deuren worden verstaan deuren die scharnieren om een verticale stijl, die schuiven langs een horizontale rail of vleugeldeuren aan de zijkant van het voertuig.

2. Het slot en de scharnieren van de motorkap of Visuele controle, waarbij de motorkap of hethet kofferdeksel aan de voorzijde van het kofferdeksel worden geopend en gesloten.voertuig moeten een goede sluiting waarborgen.ToelichtingHieronder wordt ook de motorkap of het kofferdeksel aan de achterzijde verstaan.

3. De bevestiging van de scharnieren van de Visuele controle. Indien sprake is van corrosie terdeuren, de motorkap en het kofferdeksel mag plaatse van de bevestiging geschiedt de controleniet in ernstige mate door corrosie zijn op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2aangetast. (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.

4. De leden 4 tot en met 9 hebben betrekking op bussen die onder de Wet Personenvervoer vallen en zijn niet van toepassing voor de Erkenninghouder APK

10. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels -gesteld worden omtrent het bepaalde in het derde tot en met negende lid.

Artikel 5.3.41a - binneninrichting busDit artikel heeft betrekking op bussen die -onder de Wet Personenvervoer vallen en is niet van toepassing voor de Erkenninghouder APK.

Artikel 5.3.42 - ruiten1. De voorruit en de zijruiten van bedrijfsauto’s Visuele controle. Indien de voorruit een

mogen: beschadiging of verkleuring vertoont zijn dea. geen beschadigingen of verkleuringen artikelen 2.9.2 tot en met 2.9.11 (blz. 47 t/m 50)

vertonen, van de Regeling permanente eisen van toepassing.b. niet zijn voorzien van onnodige voorwerpen, Artikeldie het uitzicht van de bestuurder belemmeren. 2.9.2: Beschadiging voorruitToelichting 2.9.3: Verdeling in vlakkenIn het geval dat folie is aangebracht wordt door 2.9.4: Toegestane beschadigingdegene die de keuring uitvoert beoordeeld in 2.9.5: Aanwezigheid meerdere beschadigingenhoeverre deze folie belemmerend is voor het 2.9.6: Wijze van keurenuitzicht van de bestuurder. 2.9.7: Beschadiging voorruit

2.9.8: Verdeling in vlakken2.9.9: Toegestane beschadiging2.9.10: Aanwezigheid meerdere beschadigingen2.9.11: Wijze van keuren

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Carrosserie

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 98

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

99

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.42 - ruiten2. Indien de bedrijfsauto niet is voorzien van een Visuele controle.

rechterbuitenspiegel, mag de achterruit:a. geen beschadigingen of verkleuringen

vertonen,b. niet zijn voorzien van onnodige voorwerpen,die het uitzicht van de bestuurder belemmeren.

3. Onze Minister kan regels vaststellen omtrent -het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 5.3.43 - ruitenwisser- en ruitensproeierinstallatie1. Bedrijfsauto’s met een voorruit moeten zijn Visuele controle. Indien bij het in werking stellen

voorzien van een goed werkende ruitenwisser- van de installatie ten minste één stand, niet zijndeinstallatie die de bestuurder voldoende uitzicht een intervalstand, werkt, blijft verdere controlegeeft. achterwege.

2. Bedrijfsauto’s met een voorruit, die na 31 Leden 2 en 3.december 1997 in gebruik zijn genomen, met Visuele controle, waarbij de installatie in werkinguitzondering van bussen, moeten zijn voorzien wordt gesteld.van een goed werkende ruitensproeierinstallatie.

3. Bussen die na 30 juni 1985 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van een goed werkende ruitensproeierinstallatie.

Artikel 5.3.44 - installatie ter ontdooiing en ontwaseming1. Bedrijfsauto’s met een voorruit, die na 31 Leden 1 en 2. Visuele controle, waarbij de instal-

december 1997 in gebruik zijn genomen, met latie in werking wordt gesteld.uitzondering van bussen, moeten zijn voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit.

2. Bussen die na 30 juni 1985 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit.

Artikel 5.3.45 - spiegels1. Bedrijfsauto’s moeten zijn voorzien van een Leden 1 tot en met 4. Visuele controle.

linkerbuitenspiegel en van een rechterbuiten- Controle op gezichtsvelden vindt alleen plaats spiegel. indien dit noodzakelijk is voor het bepalen van

het aantal spiegels of camerasystemen. Bij de controle zijn de artikelen 2.9.12 tot en met 2.9.17 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Carrosserie

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 99

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

100

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.45 - spiegels2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid

mogen voor het vervoer van goederen bestemde bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, in gebruik genomen voor 26 januari 2011, zijn voorzien van een linkerbuitenspiegel en van een binnen-spiegel indien het gezichtsveld van de binnen-spiegel zodanig is dat de bestuurder ten minste een vlak en horizontaal weggedeelte, waarvan het midden in het verticale vlak door de lengte-as van het voertuig ligt, kan overzien vanaf een afstand van 60,00 m van de achter-zijde van het voertuig tot aan de horizon over een breedte van 20,00 m.

3. Voor het vervoer van goederen bestemde bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, in gebruikgenomen na 25 januari 2011, zijn tevens voor-zien van een binnenspiegel tenzij het gezichts-veld van deze spiegel niet zodanig is dat de bestuurder ten minste een vlak en horizontaal weggedeelte, waarvan het midden in het verticale vlak door de lengteas van het voertuig ligt, kan overzien vanaf een afstand van 60,00 m van de achterzijde van het voertuig tot aan de horizon over een breedte van 20,00 m.

4. Bedrijfsauto’s, bestemd voor het vervoer van goederen, met een toegestane maximum massa van meer dan 7500 kg, alsmede rijdende werk-tuigen, zijn aan de rechterzijde tevens voorzien van een trottoirspiegel.

5. De trottoirspiegel moet zodanig zijn aangebracht Visuele controle. In geval van twijfel wordtdat geen enkel punt van de spiegel of van de gemeten.steun waarop deze is gemonteerd, zich op een hoogte van minder dan 2,00 m boven het wegdek bevindt. Indien de hoogte van de cabine zodanig is dat niet aan dit voorschrift kan worden voldaan, mag de bedrijfsauto niet van een trottoirspiegel zijn voorzien.

6. Bedrijfsauto’s, bestemd voor het vervoer van Leden 6 en 7 Visuele controle. Controle op goederen, met een toegestane maximum massa gezichtsvelden vindt alleen plaats indien dit nood-van meer dan 3500 kg, waarvan de linker- of zakelijk is voor het bepalen van het aantal rechterbuitenspiegel niet convex is, en spiegels of camerasystemen. Bij de controle zijn bedrijfsauto’s, bestemd voor het vervoer van de artikelen 2.9.12 tot en met 2.9.17 van de goederen, met een toegestane maximum massa Regeling permanente eisen van toepassing.van meer dan 7500 kg, moeten tevens zijn voorzien van een breedtespiegel.Deze verplichting geldt niet indien het voertuig is voorzien van een breedtespiegel waarmee wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 5.3.45a, eerste of tweede lid.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Carrosserie

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 100

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

101

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.45 - spiegels7. Voor het vervoer van goederen bestemde

bedrijfsauto’s met frontstuur, met een toe-gestane maximum massa van meer dan 7500 kg, in gebruik genomen na 25 januari 2008, zijn tevens voorzien van:a. een vooruitkijkspiegel dan wel een camera-

monitorsysteem en b. een breedtespiegel aan de bestuurderszijde.

8. De vooruitkijkspiegel is zodanig aangebracht Visuele controle. In geval van twijfel wordt dat geen enkel punt van de spiegel of van de gemeten.steun waarop deze is gemonteerd, zich op een hoogte van minder dan 2,00 m boven het weg-dek bevindt. Indien de hoogte van de cabine zodanig is dat niet aan dit voorschrift kan worden voldaan, mag de bedrijfsauto niet van een vooruitkijkspiegel zijn voorzien en is geen andere inrichting voor indirect zicht vereist.

9. In afwijking van het vierde lid is een trottoir- Visuele controle.spiegel niet vereist indien het daarvoor voor-geschreven gezichtsveld wordt verkregen door een combinatie van een vooruitkijkspiegel en een breedtespiegel.

10. De aan de zijde van de bestuurder bevestigde Visuele controle. Hierbij wordt de verstellings-buitenspiegel moet vanuit de binnenzijde bij inrichting bediend dan wel het raam geopend,gesloten portier kunnen worden versteld. waarbij de spiegel moet kunnen worden versteld.Deze eis geldt niet voor bedrijfsauto’s die vóór 1 januari 1975 in gebruik zijn genomen. De spiegels van deze voertuigen moeten, na door een duw te zijn omgeklapt, zonder verstelling in de oorspronkelijke stand terug kunnen klappen.

11. De spiegels en camera-monitorsystemen zijn Leden 11 en 12. Visuele controle.deugdelijk bevestigd.

12. Het spiegelglas van de verplichte spiegels mag geen verschijnselen van breuk vertonen en mag niet in ernstige mate zijn verweerd.

13. Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot de gezichtsvelden van de verplichte spiegels en camera-monitorsystemen.

Toelichting Indien in een bedrijfsauto het stuur aan de rechterzijde is geplaatst, moeten alle verplichte spiegels en gezichts-veldverbeterende voorzieningen aanwezig zijn en in spiegelbeeld geplaatst ten opzichte van de situatie waar-bij het stuur links is geplaatst.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Carrosserie

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 101

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

102

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.45a – gezichtsveldverbeterende voorziening1. Onverminderd artikel 5.3.45 zijn bedrijfsauto’s Visuele controle.Controle op gezichtsvelden vindt

met een toegestane maximum massa van meer alleen plaats indien dit noodzakelijk is voor het dan 3500 kg, niet zijnde bussen of kampeer- bepalen van het aantal spiegels of camera-auto’s, die in gebruik zijn genomen na 31 systemen. Bij de controle zijn de artikelen 2.9.16 december 1977, voorzien van een en 2.9.17 van de Regeling permanente eisen van gezichtsveldverbeterende voorziening die de toepassing.bestuurder een beter zicht verschaft op de weggebruikers die zich rechts van het voertuig bevinden.

2. In afwijking van het eerste lid zijn bedrijfs-auto’s met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, niet zijnde bussen of kampeerauto’s, die in gebruik zijn genomen na 31 december 1977 en met een bestuurders-zitplaats aan de rechterzijde van het voertuig, voorzien van een gezichtsveldverbeterende voorziening die de bestuurder een beter zicht verschaft op de weggebruikers die zich links van het voertuig bevinden.

3. Het eerste en tweede lid gelden niet voor bedrijfsauto’s:a. die in een andere lidstaat van de Europese

Unie zijn geregistreerd, b. die voor 26 januari 2008 in gebruik zijn

genomen en die voldoen aan het in artikel 5.3.45, leden 4, 6 tot en met 9 vereiste gezichtsveld voor voertuigen in gebruik genomen na 25 januari 2008, of

c. met een toegestane maximum massa van meer dan 7500 kg die in gebruik zijn genomen na 25 januari 2008, of

d. met een toegestane maximum massa van niet meer dan 7500 kg en in gebruik genomen na 19 oktober 2005, indien geen trottoirspiegel is gemonteerd.

4. Onze Minister stelt regels vast omtrent het eerste en tweede lid.

Artikel 5.3.46 - zitplaatsen1. Bedrijfsauto’s met een toegestane maximum Visuele controle.

massa van niet meer dan 3500 kg en bussen behorende tot de klasse III of B als bedoeld in artikel 1.1, in gebruik genomen na 19 oktober 2008, zijn niet voorzien van zijdelings gerichte zitplaatsen.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Carrosserie

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 102

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

103

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.46 - zitplaatsen2. Het eerste lid is niet van toepassing op -

ambulances, bedrijfsauto’s ten dienste van de politie of brandweer en andere door Onze Minister aangewezen categorieën voertuigen ten dienste van de burgerbescherming of ordehandhaving.

3. Het eerste lid is tot 21 oktober 2010 niet van Visuele controle. toepassing op bussen met een toegestane maximum massa van meer dan 10.000 kg behorende tot de klasse III of B als bedoeld in artikel 1.1, waarin de zijdelings gerichte zit-plaatsen achterin het voertuig bijeen zijn geplaatst tot een zitgroep met maximaal 10 plaatsen, met dien verstande dat deze zijde-lings gerichte zitplaatsen, onverminderd artikel 5.3.47, zijn voorzien van een hoofdsteun en een tweepuntsgordel met oprolmechanisme.

4. De zitplaatsen van bedrijfsauto’s moeten Visuele controle. Indien sprake is van corrosie terdeugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd. plaatse van de bevestiging geschiedt de controleDe verstelinrichtingen van de zitplaatsen op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2moeten goed kunnen worden vergrendeld. (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.

Indien de zitplaats in de stand waarin deze wordt aangetroffen vergrendeld is, wordt voldaan aan de eis ten aanzien van vergrendeling.

5. Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging, bedoeld in het vierde lid.

Artikel 5.3.47 - bescherming inzittenden1. Bedrijfsauto’s, die na 31 december 1997 in Leden 1 en 2. Visuele controle.

gebruik zijn genomen en T100-bussen, moeten Indien in het middelste gedeelte van een door-zijn voorzien van autogordels voor: lopende bank geen (heup)gordel aanwezig is, a. de zitplaats van de bestuurder en de ernaast wordt dit gedeelte niet aangemerkt als zitplaats en

gelegen naar voren gerichte zitplaatsen, en behoeft geen (heup)gordel te zijn aangebracht. b. de overige naar voren gerichte zitplaatsen In geval van een kampeerauto is de controle

indien op een afstand van maximaal 1,30 m beperkt tot de voorste zitplaatsen en tot de overigevoor de rugleuning van deze zitplaats zich zitplaatsen voor zover deze zijn voorzien vangeen veiligheidsscherm of rugleuning van autogordels.een ervoor gelegen zitplaats bevindt.

2. In afwijking van het eerste lid moeten:a. bussen met een toegestane maximum massa

van niet meer dan 3500 kg die na 30 september 2002 in gebruik zijn genomen, en

b. bussen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg die na 30 september 2000 in gebruik zijn genomen, zijn voorzien van autogordels voor alle naar voren en naar achteren gerichte zitplaatsen.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Carrosserie

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 103

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

104

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.47 - bescherming inzittenden3. Bedrijfsauto’s die na 31 december 1989 doch Leden 3, 4, 5 en 6. Visuele controle.

voor 1 januari 1998 in gebruik zijn genomen endie beurtelings voor het vervoer van personen of goederen kunnen worden ingericht, moeten voorzien zijn van autogordels voor alle naar voren gerichte zitplaatsen.ToelichtingOnder ‘voertuigen die beurtelings voor het vervoer van personen of goederen kunnen worden ingericht’wordt verstaan de zogenaamde combinatiewagen,hetgeen blijkt uit het kentekenbewijs.

4. Bedrijfsauto’s die na 1 januari 1971 doch voor 1 januari 1990 in gebruik zijn genomen en die beurtelings voor het vervoer van personen of goederen kunnen worden ingericht, moeten zijn voorzien van autogordels voor de zitplaats van de bestuurder en de naast deze plaats aanwezigezitplaatsen, voor zover deze aan een portier grenzen.ToelichtingOnder ‘voertuigen die beurtelings voor het vervoervan personen of goederen kunnen worden ingericht’wordt verstaan de zogenaamde combinatiewagen,hetgeen blijkt uit het kentekenbewijs.

5. Het eerste tot en met het vierde lid is niet van toepassing op:a. klapstoelen en zitplaatsen die uitsluitend zijn

bestemd voor gebruik bij stilstaand voertuig;b. bussen die zijn bestemd voor stadsgebruik;c. bussen die beschikken over speciaal voor

staande passagiers bedoelde plaatsen, end. voertuigen die voor 1 januari 1998 in gebruik

zijn genomen en die blijkens een aantekeningin het voor het voertuig afgegeven kenteken-bewijs niet van bevestigingspunten voor autogordels hoeven te zijn voorzien.

6. Autogordels van bedrijfsauto’s die na Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de30 september 2000 in gebruik zijn genomen, periodieke keuring ten behoeve van de afgifte moeten zijn voorzien van een door Onze van een keuringsrapport.Minister vastgesteld goedkeuringsmerk.

7. De autogordels moeten deugdelijk zijn Visuele controle, waarbij een eventuele rolgordelbevestigd en mogen niet zodanig zijn volledig wordt uitgetrokken. Indien sprake is vanbeschadigd dat de sterkte ervan in gevaar corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedtwordt gebracht. de controle zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 Toelichting: (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisenDaar elke beschadiging de sterkte in gevaar brengt, is een beschadiging niet toegestaan. Het pluizen van een gordel wordt niet gezien als een beschadiging.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Carrosserie

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 104

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

105

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.47 - bescherming inzittenden8. De autogordels moeten zijn voorzien van een Visuele controle. Hierbij wordt de gordel in de

goed werkende sluiting en een goed werkende sluiting gebracht. Indien de gordel is voorzien van blokkering. Oprolmechanismen moeten zodanig een oprolmechanisme wordt de gordel omgedaan.functioneren dat de gordel aanligt na het De blokkering wordt gecontroleerd door te rukken omdoen ervan. aan de gordel; indien dit geen uitsluitsel biedt, moet

bij een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg tijdens een remproef op de weg het blokkeren van de gordel worden gecontroleerd.

9. Onze Minister stelt regels vast met betrekking -tot de deugdelijkheid van de bevestiging, bedoeld in het zevende lid.

Artikel 5.3.47 a – symbool airbag1. In bedrijfsauto’s die na 30 september 2000 in Leden 1 en 2. Aan deze eis wordt niet getoetst

gebruik zijn genomen, moet bij iedere tijdens de periodieke keuring ten behoeve van passagierszitplaats met airbag duidelijk de afgifte van een keuringsrapport.zichtbaar en duurzaam zijn aangebracht het volgende symbool.

2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het voertuig is voorzien van een mechanisme dat automatisch de aanwezigheid van een naar achteren gericht bevestigingssysteem voor kinderen signaleert en dat ervoor zorgt dat de airbag niet wordt opgeblazen wanneer een dergelijk systeem is aangebracht.

Artikel 5.3.48 - uitwendige veiligheid o.a. wiel- en zijdelingse afscherming1. Bedrijfsauto’s mogen geen scherpe delen Leden 1, 2 en 3. Visuele controle, waarbij in

hebben die in geval van botsing gevaar voor geval van twijfel wordt gemeten.lichamelijk letsel voor andere weggebruikers kunnen opleveren.

2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid moeten uitstekende delen van bedrijfsauto’s, die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten, zijn afgeschermd. ToelichtingVleugelmoeren op de wielnaaf zijn voldoende afgeschermd wanneer deze niet meer dan 30 mm buiten de afscherming uitsteken.

3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid is niet van toepassing op voertuigdelen die zich hoger dan 2,00 m boven het wegdek bevinden.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Carrosserie

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 105

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

106

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.48 - uitwendige veiligheid o.a. wiel- en zijdelingse afscherming4. De wielen onderscheidenlijk banden van Visuele controle, waarbij de artikelen 2.9.18 tot

bedrijfsauto’s in gebruik genomen na 31 en met 2.9.22 (blz. 57 t/m 58) alsmede artikeldecember 1974 moeten zijn afgeschermd 2.9.30 (blz. 63), van de Regeling permanenteovereenkomstig de door Onze Minister eisen van toepassing zijn.vastgestelde eisen en mogen niet aanlopen. Artikel De wielen onderscheidenlijk banden van 2.9.18: Wielafscherming algemeenbedrijfsauto’s in gebruik genomen voor 2.9.19: Te beveiligen vlakken1 januari 1975 moeten deugdelijk zijn 2.9.20: Wielafscherming achterste asafgeschermd en mogen niet aanlopen. 2.9.21: Toegestane wielafscherming

2.9.22: Permanente opbouw als wielafscherming2.9.30: Wijze van keuren

5. Bedrijfsauto’s in gebruik genomen na 31 Visuele controle, waarbij de artikelen 2.9.23 tot endecember 1969 moeten zijn voorzien van met 2.9.30 (blz. 59 t/m 63) van de Regelingzijdelingse afscherming. Deze verplichting permanente eisen van toepassing zijn.geldt niet voor: Artikela. trekkers; 2.9.23: Zijdelingse afscherming algemeenb. bedrijfsauto’s die blijkens een aantekening 2.9.24: Te beveiligen vlakken

op het kentekenbewijs hiervan zijn 2.9.25: Aanwezigheid zijdelingse afscherminguitgezonderd; 2.9.26: Toegestane zijdelingse afscherming

c. het gedeelte achter de achterste as van 2.9.27: Bevestiging en positioneringbedrijfsauto’s met een toegestane maximum 2.9.28: Onderbrekingenmassa van niet meer dan 3500 kg. 2.9.29: Aanwezigheid doorlopend spatbord

Toelichting 2.9.30: Wijze van keurenDit lid is niet van toepassing bij voertuigen met alsinrichtingsomschrijving ‘resteelwagen’ ter plaatse van het resteel.

6. Een reservewielhouder die zich aan de buiten- Leden 6 en 7. Visuele controle.zijde van de bedrijfsauto bevindt, moet deugdelijk zijn bevestigd. Indien in de houder een reservewiel is geplaatst, moet dat wiel goed zijn opgesloten.

7. Geen deel aan de buitenzijde van de bedrijfs-auto mag zodanig zijn bevestigd, beschadigd, versleten of door corrosie zijn aangetast, dat gevaar bestaat voor losraken.

8. De leden 8 tot en met 11 hebben betrekking op bussen die onder de Wet Personenvervoer vallen en zijn niet van toepassing voor de erkenninghouder APK.

12.Bij regeling van Onze Minister kunnen -regels gesteld worden omtrent het bepaaldein het vierde, vijfde en achtste tot en metelfde lid.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Carrosserie

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 106

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

107

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.49 - stootbalk1. Bedrijfsauto’s die na 30 juni 1967 in gebruik Leden 1 tot en met 5. Visuele controle, waarbij in

zijn genomen, moeten aan de achterzijde op geval van twijfel wordt gemeten.deugdelijke wijze zijn voorzien van een stootbalk, indien de afstand van de onderzijde van het voertuig tot het wegdek, gemeten over de volle breedte onder de achterzijde van het onderstel of onder de hoofddelen van het koetswerk op een afstand van meer dan 1,00 m achter het hart van de achterste as, meerbedraagt dan 0,70 m dan wel meer bedraagt dan 0,55 m indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen.

2. De afstand van de onderzijde van de stootbalk tot het wegdek mag voor bedrijfsauto's, in gebruik genomen na 30 juni 1967 doch vóór 1 januari 1998, niet meer bedragen dan 0,70 m en voor bedrijfsauto’s, in gebruik genomen na 31 december 1997, niet meer bedragen dan 0,55 m.

3. Indien de bedrijfsauto in gebruik is genomen na 31 december 2004 mag de stootbalk niet meer dan 0,40 m voor het achterste punt van het voertuig zijn gelegen. Hierbij worden voertuigdelen boven 3,00 m gemeten vanaf het wegdek buiten beschouwing gelaten. In afwijking hiervan geldt voor bedrijfauto’s, ingericht als betonmolen, dat de stootbalk niet meer dan 0,60 m voor het achterste punt van het voertuig mag zijn gelegen.

4. Indien de bedrijfsauto in gebruik is genomen na 30 juni 1967 doch voor 1 januari 2005 mag de stootbalk niet meer dan 0,60 m voor het achterste punt van het voertuig zijn gelegen. Hierbij worden voertuigdelen boven 2,00 m gemeten vanaf het wegdek buiten beschouwing gelaten.

5. De stootbalk van bedrijfsauto’s mag niet breder zijn noch aan weerszijden meer dan 0,10 m smaller zijn dan:a. het voertuig op de plaats waar de stootbalk

is aangebracht, dan welb. de breedte van de breedste achteras, met

inbegrip van de wielen waarbij de bolling van de banden boven het wegdek buiten beschouwing wordt gelaten.

Voor bedrijfsauto’s die zijn bestemd voor het vervoer van wissellaadbakken geldt in plaats van de genoemde maat van 0,10 m een maat van 0,20 m.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Carrosserie

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 107

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

108

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.49 - stootbalk6. De stootbalk en de bevestiging daarvan mogen Leden 6, 7 en 8. Visuele controle.

niet zodanig zijn vervormd of breuken of scheuren vertonen, dan wel door corrosie zijn aangetast, dat hierdoor functieverlies optreedt.

7. De uiteinden van de stootbalk mogen niet naar achteren zijn omgebogen.

8. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:a. trekkers;b. voertuigen die blijkens een aantekening in

het kentekenbewijs van het bepaalde in het eerste lid zijn uitgezonderd.

ToelichtingDit is tevens van toepassing op asfaltkippers.

9. Bedrijfsauto’s, niet zijnde bussen, met een toe- Visuele controlegestane maximum massa van meer dan , 7500 kg in gebruik genomen na 9 augustus 2004, moeten op deugdelijke wijze zijn voor- bzien van een beschermingsinrichting aan de voorzijde tegenklemrijden.

10. De afstand van de onderzijde van de bescher- Leden 10 tot en met 12. Visuele controle, mingsinrichting tot het wegdek mag tussen de waarbij in geval van twijfel wordt gemeten.punten die meer dan 0,20 m van de zijkanten van de voorste as van het voertuig zijn gelegen, met inbegrip van de wielen, niet meer dan 0,45 m bedragen, waarbij de bolling van de banden boven het wegdek buiten beschouwing wordt gelaten.

11. De afstand van de voorzijde van het voertuig tot de voorzijde van de beschermingsinrichting mag niet meer dan 0,40 m bedragen, waarbij voertuigdelen die zich hoger dan 2,00 m boven het wegdek bevinden buiten beschouwing worden gelaten.

12. De beschermingsinrichting mag:a. niet breder zijn dan de breedte van het voer-

tuig met inbegrip van de spatborden van de voorste as;

b. aan weerszijden niet meer dan 0,10 msmaller zijn dan de voorste as met inbegrip van de wielen, waarbij de bolling van de banden boven het wegdek buiten beschouwing wordt gelaten, of

c. aan weerszijden niet meer dan 0,20 m smaller zijn dan het voertuig gemeten over de uiterste punten van de instaptrede naar de bestuurderscabine.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Carrosserie

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 108

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

109

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.49 - stootbalk13. De beschermingsinrichting aan de voorzijde Leden 13 tot en met 15. Visuele controle.

en de bevestiging daarvan mogen niet zodanig zijn vervormd of breuken of scheuren vertonen, dan wel door corrosie zijn aangetast, dat hier-door functieverlies optreedt.

14. Het negende lid geldt niet voor:a. bedrijfsauto’s die blijkens een aantekening

in het kentekenbewijs of blijkens gegevens in het kentekenregister de toegevoegde categorieaanduiding ‘G’ als beschreven in bijlage I, punt 4, van richtlijn 70/156/EEG hebben;ToelichtingDeze aanduiding is in het Raadpleegscherm opgenomen.

b. bedrijfsauto’s waarvan het gebruik blijkenseen aantekening in het kentekenbewijs onverenigbaar is met het voldoen aan de voorschriften voor een beschermingsinrichtingaan de voorzijde tegen klemrijden.

15. Het elfde en twaalfde lid zijn niet van toepassing op bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van niet meer dan 7500 kg.

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Carrosserie

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 109

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

110

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 10. Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Artikel 5.3.51 - verplichte lichten en retroreflectorenBedrijfsauto’s moeten zijn voorzien van:a. twee of vier grote lichten; Visuele controle.

ToelichtingZie ook artikel 5.3.57

b. twee dimlichten, met dien verstande dat de Visuele controle.dimlichten met gasontladingslichtbronnen en Aan deze eis wordt t.a.v. lichtbronnen met een andere lichtbronnen met een lichtsterkte van lichtsterkte van meer dan 2000 lumen niet meer dan 2000 lumen voldoen aan door Onze getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve Minister gestelde eisen voor deze licht- van de afgifte van een keuringsrapport.bronnen, alsmede voor de installatie daarvanindien het voertuig na 31 december 2005 in gebruik is genomen;

c. twee stadslichten indien het voertuig na Onderdelen c tot en met l. Visuele controle.30 juni 1967 in gebruik is genomen, dan wel twee of vier stadslichten indien het voertuig vóór 1 juli 1967 in gebruik is genomen;

d. twee richtingaanwijzers aan de voorzijde en twee aan de achterzijde van het voertuig, dan wel één richtingaanwijzer aan elke zijkant indien het voertuig vóór 1 juli 1967 in gebruik is genomen; het licht van de richtingaanwijzersvan bedrijfsauto’s in gebruik genomen na 30 juni 1967 moet knipperen;

e. waarschuwingsknipperlichten indien het voer-tuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen;

f. één zijrichtingaanwijzer aan elke zijkant van het voertuig, indien het voertuig langer is dan 6,00 m dan wel na 31 december 1997 in gebruikis genomen; richtingaanwijzers aan de voorzijde van het voertuig worden beschouwd als zijrichtingaanwijzers indien het uitgestraalde licht hiervan duidelijk te zien is vanuit een punt gelegen op 6,00 m achter de voorzijde van het voertuig en 1,00 m zijwaarts;ToelichtingIndien een zijrichtingaanwijzer aan de zijkant aanwezig is wordt de richtingaanwijzer aan de voorzijde niet als zijrichtingaanwijzer gezien.

g. twee achterlichten indien het voertuig na 30 juni1967 in gebruik is genomen, dan wel twee of vier achterlichten indien het voertuig vóór 1 juli 1967 in gebruik is genomen;

h. twee remlichten indien het voertuig na 30 juni 1967 in gebruik is genomen, dan wel één of twee remlichten indien het voertuig vóór 1 juli1967 in gebruik is genomen;

i. een installatie ter verlichting van de aan de achterzijde van het voertuig aangebrachte kentekenplaat;

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Verlichting

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 110

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

111

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.51 - verplichte lichten en retroreflectorenj. twee niet-driehoekige rode retroreflectoren aan

de achterzijde van het voertuig, onderscheiden-lijk twee driehoekige dan wel niet-driehoekige rode retroreflectoren indien het een gelede bus betreft die in gebruik is genomen na 31 december 1994 doch voor 1 januari 2005;ToelichtingOnder driehoekig wordt een gelijkzijdige driehoek verstaan.

k. één of twee mistlichten aan de achterzijde van het voertuig indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen; in het geval van één mistlicht moet dit zich bevinden in of links van het middenlangsvlak van het voertuig;

l. één of twee achteruitrijlichten indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen;

m. twee markeringslichten aan de voorzijde en Visuele controle. In geval van twijfel wordt twee aan de achterzijde van het voertuig, gemeten.indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen en breder is dan 2,10 m, dan wel voor 1 januari 1998 in gebruik is genomen en breder is dan 2,60 m;Toelichting- De markeringslichten aan de voorzijde en de

achterzijde mogen zijn gecombineerd in één ornament.

- Indien op de cabine van de bedrijfsauto boven de voorruit markeringslichten zijn gemonteerd, is het niet noodzakelijk ingeval van een brederebovenbouw op het breedste en hoogste punt extra markeringslichten aan te brengen.

- Indien de bedrijfsauto is voorzien van een op-bouw met huif, moeten de markeringslichten op de cabine boven de voorruit op het breedstepunt van de cabine zijn aangebracht.

- Indien de bedrijfsauto is voorzien van markeringslichten, moeten deze op het breedste punt zijn aangebracht. Dit hoeft niet het hoogste punt van het voertuig te zijn.

- Lichten aan de zijkant op rubberen steeltjes zijn niet toegestaan tenzij deze als markeringslicht kunnen worden aangemerkt.

n. zijmarkeringslichten indien het voertuig na Visuele controle, waarbij de artikelen 2.10.1 tot31 december 1997 in gebruik is genomen en en met 2.10.3 (blz. 63) van de Regeling langer is dan 6,00 m, aangebracht overeen- permanente eisen van toepassing zijn. In geval komstig de door Onze Minister vastgestelde van twijfel wordt gemeten.eisen; deze lichten zijn niet verplicht voor Artikel chassiscabines; 2.10.1: Algemeen

2.10.2: Plaatsing in lengterichting2.10.3: Plaatsing in hoogte

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Verlichting

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 111

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.51 - verplichte lichten en retroreflectoreno. niet-driehoekige ambergele retroreflectoren aan Visuele controle, waarbij de artikelen 2.10.5 tot

elke zijkant van het voertuig indien het voertuig en met 2.10.7 (blz. 64) van de Regelinglanger is dan 6,00 m, aangebracht permanente eisen van toepassing zijn. In gevalovereenkomstig de door Onze Minister van twijfel wordt gemeten.vastgestelde eisen; Artikel

2.10.5: Algemeen2.10.6: Plaatsing in lengterichting2.10.7: Plaatsing in hoogte

p. een markering aan de achterzijde van het Visuele controle, waarbij artikel 2.10.9 (blz. 64)voertuig, indien de toegestane maximum van de Regeling permanente eisen vanmassa van het voertuig meer bedraagt dan toepassing zijn.3500 kg en het voertuig in gebruik is genomenna 30 juni 1967; deze eis geldt niet voor trekkers, voertuigen die zijn ingericht voor het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen, alsmede door Onze Minister aangewezen voertuigen waarvan de bouw, de inrichting of het gebruik zich verzet tegen het aanbrengen van de markering.

Artikel 5.3.53 – kleur1. De grote lichten, dimlichten, stadslichten en Visuele controle, waarbij de desbetreffende

achteruitrijlichten mogen niet anders dan wit verlichting wordt ingeschakeld. Voor de controleof geel stralen. van de achteruitrijlichten wordt de achteruitrij-Toelichting versnelling en zo nodig het contact ingeschakeld.Wit licht is opgebouwd uit meerdere kleuren. Indien noodzakelijk, wordt achteruit gereden.Hierdoor kan het voorkomen dat op het koplamptestapparaat een blauwe, groene, gele, oranje of rode kleur is te zien. Deze kleur op het scherm van het koplamptestapparaat is acceptabel mits de kleur van het licht op de vloer of het wegdek wel wit is.

2. De richtingaanwijzers en waarschuwings- Leden 2 tot en met 7. Visuele controle, waarbij deknipperlichten alsmede de zijrichtingaanwijzers desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.mogen naar voren niet anders dan ambergeel of wit en naar achteren niet anders dan ambergeel of rood stralen.

3. De achterlichten en mistlichten aan de achterzijde mogen niet anders dan rood stralen.

4. De remlichten mogen niet anders dan rood of ambergeel stralen.

5. De kentekenplaatverlichting mag niet anders dan wit stralen en mag niet naar achteren stralen.

6. De markeringslichten mogen naar voren niet anders dan wit, en naar achteren niet anders dan rood stralen.

7. De zijmarkeringslichten mogen niet anders dan ambergeel stralen. Indien het achterste zijmarkeringslicht onderdeel uitmaakt van een rood stralend licht dan wel van een rode retroreflector, mag dit licht rood stralen.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

112

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Verlichting

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 112

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

113

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.53 – kleur8. De markering aan de achterzijde moet bestaan Visuele controle.

uit één rechthoekig bord, dan wel uit een set van twee of vier rechthoekige borden, welke zijn voorzien van rood fluorescerende en geel retroreflecterende parallel lopende diagonale strepen.

Artikel 5.3.55 – werking1. De in artikel 5.3.51 bedoelde lichten moeten Visuele controle, waarbij de desbetreffende ver-

goed werken. lichting wordt ingeschakeld. De schakelaar moet automatisch in de ingeschakelde stand blijven staan.

2. De verlichtingsarmaturen en de onderdelen Visuele controle. Indien sprake is van corrosie terdaarvan moeten deugdelijk aan het voertuig plaatse van de bevestiging geschiedt de controle zijn bevestigd. op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2

(blz. 5 t/m 11) van de Regeling permanente eisen.3. De glazen van de verlichtingsarmaturen mogen Visuele controle. Indien het glas is beschadigd of

niet zodanig zijn beschadigd, gerepareerd of bewerkt is artikel 2.10.12 (blz. 65) van debewerkt dat de lichtopbrengst en het lichtbeeld Regeling permanente eisen van toepassing.dan wel de functie nadelig worden beïnvloed.

4. Lichten met dezelfde functie moeten van Visuele controle, waarbij de desbetreffendegelijke grootte, gelijke kleur en gelijke of verlichting wordt ingeschakeld.nagenoeg gelijke sterkte zijn. Lichten en retroreflecterend voorzieningen met dezelfde functie moeten nagenoeg symmetrisch links en rechts van het midden van het voertuig zijn bevestigd.

5. De in artikel 5.3.51 bedoelde lichten en retro- Leden 5 en 6. Visuele controle.reflectoren, voorzover het het lichtdoorlatende gedeelte betreft, mogen ten hoogste een vierde deel zijn afgeschermd, onverminderd het bepaalde in artikel 5.18.7, eerste lid onderdeel e en f.ToelichtingHierin wordt het volgende vermeld:Bij het vervoer van goederen aan de achterzijde van een personenauto, bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, of driewielig motorrijtuig moet worden voldaan aan de volgende eisen:e. indien de verlichting en retroreflectoren van het

voertuig door de lastdrager of de goederen worden afgeschermd, moet de lastdrager aan de achterzijdezijn voorzien van twee rode achterlichten, tweerode remlichten, twee niet-driehoekige rode retro-reflectoren en twee ambergele richtingaanwijzers, die moeten zijn aangebracht op een afstand van niet meer dan 0,40 m vanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig met inbegrip van de lastdrager;

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Verlichting

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 113

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

114

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.55 – werkingf. indien de op het voertuig aangebrachte kenteken-

plaat door de lastdrager of de goederen wordt afgeschermd, moet de lastdrager zijn voorzien vaneen kentekenplaat met het kenteken van het voer-tuig waarop de lastdrager is aangebracht, alsmedevan kentekenplaatverlichting; het kenteken moet goed leesbaar zijn en de kentekenplaat moet zijn voorzien van het in artikel 5 van het Kentekenreglement voorgeschreven goedkeuringsmerk en mag niet zijn afgeschermd;

Indien de in artikel 5.3.51 en 5.3.57 bedoelde verlichting is opgebouwd uit een combinatie van led’s moet de betreffende verlichting minimaal voldoen aan:• Minimaal 75% van het totale aantal led’s dient

te branden;• De ledverlichting moet bij defecte led’s nagenoeg

symmetrisch geplaatst blijven;• De lichtsterkte moet, ook bij defecte led’s,

nagenoeg gelijk blijven.6. De retroreflectoren en de markering aan de

achterzijde van het voertuig mogen geen gebreken vertonen, die de retroreflectie beïnvloeden.

7. Onze Minister kan regels vaststellen omtrent -het bepaalde in het tweede en derde lid.

Artikel 5.3.56 - afstelling dimlicht1. Het dimlicht van bedrijfsauto’s moet zodanig 1. De stand van de lichtbundel van het dimlicht

zijn afgesteld dat bij controle met een koplamp- wordt gecontroleerd met behulp van een kop-testapparaat dan wel een verlichtingsscherm lamptestapparaat, waarbij de bedrijfsauto en hethet geprojecteerde beeld, na fixatie van het koplamptestapparaat op een vlakke en apparaat dan wel het scherm, voldoet aan de horizontale vloer zijn geplaatst.volgende eisen: Toelichtinga. het lichte vlak moet zich onder het donkere Tijdens de periodieke keuring ten behoeve van

vlak bevinden; de afgifte van een keuringsrapport wordt geen b. een duidelijke, geheel of ten dele horizontale gebruik gemaakt van een verlichtingsscherm.

scheidingslijn tussen licht en donker moet zichtbaar zijn;

c. het horizontale gedeelte van de scheidingslijn 2. Bij de controle bedoeld in punt 1 moeten:moet zich bevinden tussen of op de lijnen op a. de voorwielen in de stand van rechtuitrijdenhet scherm van het koplamptestapparaat dan staan,wel op het verlichtingsscherm, die overeen- b. de banden op de juiste spanning zijn, enkomen met een daling van de lichtbundel ten moetopzichte van de horizontale middenlijn van c. de handrem los staan.de koplamp van 5 tot 40 mm/m;

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Verlichting

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 114

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.56 - afstelling dimlichtd. indien een ten dele horizontale scheidingslijn 3. Indien de bedrijfsauto is uitgerust met een

zichtbaar is: inrichting waarmee de dimlichtafstelling1° moet het horizontale gedeelte van de eenvoudig aan de beladingstoestand kan

scheidingslijn zich grotendeels links worden aangepast, moet tijdens de controlebevinden van de verticale hartlijn op het deze afstelinrichting staan op de stand diescherm van het koplamptestapparaat dan overeenkomt met de beladingstoestand.wel op het verlichtingsscherm; 4. Indien de bedrijfsauto is uitgerust met een

2° mag het snijpunt van het horizontale en automatische niveauregeling, wordt de controlehet niet-horizontale gedeelte: uitgevoerd met stationair draaiende motor.a.bij controle met een koplamptest- Een eventuele bedieningsmogelijkheid moet in

apparaat niet links van de verticale de normale rijstand staan.hartlijn op het scherm van het koplamptestapparaat vallen, dan wel

b.bij controle met een verlichtingsscherm maximaal 20 mm/m links van degeprojecteerde verticale hartlijn van de koplamp op het verlichtingsscherm vallen.

Toelichting Indien dimlichten zijn gemonteerd met een afwijkend lichtbeeld, zie voor de handelwijze dewijze van keuren bij artikel 5.3.64.

2. Het voor het dimlicht bestemde deel van de Visuele controle. Indien de reflector is aangetastreflector mag zijn oorspronkelijke reflecterende is artikel 2.10.14 (blz. 65) van de Regeling werking niet in ernstige mate hebben verloren. permanente eisen van toepassing.

3. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het tweede lid.

Artikel 5.3.57 - toegestane lichten en retroreflectoren1. Bedrijfsauto’s mogen zijn voorzien van:

a. twee mistlichten aan de voorzijde van het Visuele controle.voertuig;ToelichtingDe wijze van schakeling van de mistlichtenaan de voorzijde in combinatie met de dimlichten behoeft niet te worden gecontroleerd.

a1. twee extra grote lichten, indien het een Visuele controle. bedrijfsauto betreft met een toegestanemaximum massa van meer dan 12.000 kgen niet zijnde een bus. Tegelijkertijd mogenniet meer dan vier grote lichten kunnenbranden.ToelichtingRekening houdend met het gestelde in artikel 5.3.51, onder a, mogen dus maximaal zes grote lichten zijn gemonteerd.

b. parkeerlichten, indien het voertuig niet langer Visuele controle. In geval van twijfel wordtis dan 6,00 m en niet breder is dan 2,00 m; gemeten.

c. twee extra richtingaanwijzers en waar- Onderdelen c, d en e. Visuele controle.schuwingsknipperlichten aan de achterzijde van het voertuig;

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

115

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Verlichting

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 115

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.57 - toegestane lichten en retroreflectorend. één zijrichtingaanwijzer aan elke zijkant

van het voertuig indien deze lichten niet reeds ingevolge artikel 5.3.51 verplicht zijn;

e. twee herhalingswaarschuwingsknipper lichten aan het meest naar achteren gelegen gedeelte van de zich aan de zij- of achter-kant van het voertuig bevindende laad- en losklep in horizontale stand;

f. ambergele retroreflectoren aan de zijkanten Visuele controle. In geval van twijfel wordtvan het voertuig indien het voertuig niet gemeten.langer is dan 6,00 m;

g. twee witte retroreflectoren aan de voorzijde Visuele controle.van het voertuig;

h. twee markeringslichten aan de voorzijde en Visuele controle. In geval van twijfel wordt twee aan de achterzijde van het voertuig, gemeten.indiendeze lichten niet reeds ingevolge artikel 5.3.51 verplicht zijn en het voertuig breder is dan 1,80 m;

i. zijmarkeringslichten, indien deze lichten Visuele controle, waarbij de artikelen 2.10.1 totniet reeds ingevolge artikel 5.3.51 verplicht en met 2.10.4 (blz. 63) van de Regelingzijn, aangebracht overeenkomstig de door permanente eisen van toepassing zijn.Onze Minister vastgestelde eisen; Artikel

2.10.1: Algemeen2.10.2: Plaatsing in lengterichting2.10.3: Plaatsing in hoogte2.10.4: Wijze van keuren

j. een richtlicht; Onderdelen j tot en met l. Visuele controle.k. een bermlicht aan de voorzijde van het

voertuig;l. werklichten;m. een derde remlicht, aangebracht zodanig dat: Visuele controle. In geval van twijfel wordt

1º. het midden van het lichtdoorlatende gemeten.gedeelte zich bevindt in het midden-langsvlak van het voertuig of de rand van het lichtdoorlatende gedeelte op een afstand van ten hoogste 0,15 m vanaf dit middenlangsvlak indien het derde remlicht niet op een vast deel van de carrosserie of bovenbouw kan worden bevestigd, en

2º. de onderzijde van het lichtdoorlatende gedeelte hoger ligt dan de boven zijde van de remlichten, bedoeld in artikel 5.3.51, onderdeel h;

n. In afwijking van onderdeel m kunnen bij Onderdelen n tot en met p. Visuele controle.bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg twee extra remlichten worden aangebracht, indien het derde remlicht niet in het midden of binnen 0,15 m vanaf het middenlangsvlak kan worden bevestigd.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

116

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Verlichting

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 116

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.57 - toegestane lichten en retroreflectoreno. Bij bedrijfsauto’s met een toegestane

maximum massa van meer dan 3500 kg kunnen, in afwijking van onderdeel m, twee extra remlichten worden aangebracht.

p. twee dagrijlichten.q. bochtverlichting al dan niet in combinatie Onderdelen q. en r. Aan deze eis wordt niet

met dimlicht; getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

r hoekverlichting (afslagverlichting);s. twee extra witte achteruitrijlichten bij Visuele controle

voertuigen > 3500 kg;2. Lichten die ingevolge artikel 5.3.51 verplicht Leden 2 tot en met 6. Visuele controle.

zijn gesteld voor voertuigen die na een in dat artikel genoemd tijdstip in gebruik zijn genomen, mogen zijn aangebracht op voertuigen die voor of op dat tijdstip in gebruik zijn genomen mits wordt voldaan aan de in artikel 5.3.53 met betrekking tot die lichten, met uitzondering van markeringslichten en zijmarkeringslichten, gestelde eisen. Markeringslichten en zij-markeringslichten moeten alsdan voldoen aan het bepaalde in de onderdelen h onderscheiden-lijk i van het eerste lid.

3. Bedrijfsauto’s mogen zijn voorzien van extra witte retroreflecterende voorzieningen aan de voorzijde, extra rode niet-driehoekige aan de achterzijde en extra ambergele aan de zijkanten van het voertuig.ToelichtingOnder driehoekig wordt een gelijkzijdige driehoek verstaan.

4. Bedrijfsauto’s met een toegestane maximum Leden 4 en 5. De artikelen 2.10.16 massa van meer dan 3500 kg, mogen zijn en 2.10.17 (blz. 66 en 67) van de Regelingvoorzienvan een ambergele of witte lijn- permanente eisen zijn van toepassing.

markering aan de zijkant van het voertuig of van een ambergele, witte of rode lijnmarkering aan de achterkant van het voertuig.

5. Bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massavan meer dan 3500 kg, mogen zijn voorzien van een ambergele of witte contourmarkering aan de zijkant van het voertuig of een ambergele, witte of rode contourmarkering aan de achterkant van het voertuig. Binnen de contourmarkering aan de zijkant van het voertuig mogen retroreflecte-rende letters of afbeeldingen zijn aangebracht, voorzover deze geen nadelige invloed hebben op de effectiviteit van de contourmarkering en de verplichte lichten en retroreflecterende voor-zieningen. In ieder geval mogen de retroreflec-terende letters of afbeeldingen niet meer dan 1/3 deel van de totale oppervlakte binnen de omtrek van de contourmarkering uitmaken.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

117

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Verlichting

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 117

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.57 - toegestane lichten en retroreflectoren6. Ieder afzonderlijk deel van de lijn- en contour- Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de

markering en van het materiaal voor de retro- periodieke keuring ten behoeve van de afgifte reflecterende letters of afbeeldingen binnen de van een keuringsrapport.contourmarkering is voorzien van een door Onze Minister vastgesteld goedkeuringsmerk.

7. Bij regeling van Onze Minister worden voor- -schriften gesteld met betrekking tot de installatie van de lijn- en contourmarkering. ToelichtingTrekkers, voertuigen die zijn ingericht voor het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen, alsmede door Onze Minister aangewezen voertuigen waarvan de bouw, de inrichting of het gebruik zich verzet tegen het aanbrengen van de markering, voorzover de toe-gestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg mogen zijn voorzien van een markering aan de achterzijde van het voertuig.

Artikel 5.3.59 - kleur toegestane lichten1. De mistlichten aan de voorzijde, het richtlicht Leden 1, 2, 3, 4 en 5. Visuele controle,

en het bermlicht mogen naar voren niet anders waarbij de desbetreffende verlichting wordt dan wit of geel stralen. ingeschakeld.

2. De parkeerlichten mogen naar voren niet anders dan wit, en naar achteren niet anders dan rood stralen, dan wel indien zij zijn ingebouwd in de zijrichtingaanwijzers, niet anders dan ambergeel stralen.

3. De extra richtingaanwijzers, waarschuwings-knipperlichten en herhalingswaarschuwings-knipperlichten mogen niet anders dan ambergeel stralen.

4. De zijrichtingaanwijzers mogen naar voren niet anders dan ambergeel of wit, en naar achteren niet anders dan ambergeel of rood stralen.

5. De zijmarkeringslichten mogen niet anders danambergeel stralen. Indien het achterste zij-markeringslicht onderdeel uitmaakt van een rood stralend licht dan wel van een rode retroreflector, mag dit licht rood stralen.ToelichtingHet achterste zijmarkeringslicht van bedrijfs-auto’s die in gebruik zijn genomen voor 1 januari 1998 mag rood licht uitstralen.

6. Artikel 5.3.55, tweede, derde, vierde en De wijze van keuren bij het tweede, derde en zevende lid, is van toepassing. vierde lid van artikel 5.3.55, van het Voertuig-

reglement is van toepassing.7. Op de mistlichten aan de voorzijde van het De wijze van keuren bij het eerste tot en met

voertuig is artikel 5.3.55, eerste tot en met vijfde lid van artikel 5.3.55, van het Voertuig-vijfde en zevende lid, van overeenkomstige reglement is van toepassing.toepassing.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

118

APK Keuringseisen

5.3 Bedrijfsauto’s Verlichting

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 118

APK Keuringseisen

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.59 - kleur toegestane lichten8. De markeringslichten mogen naar voren niet Leden 8, 9 en 10. Visuele controle, waarbij de

anders dan wit en naar achteren niet anders dan desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.rood stralen.

9. De dagrijlichten mogen naar voren niet andersdan wit stralen.

10.Het derde remlicht mag niet anders dan rood stralen.

Artikel 5.3.61 – plaatsing1. Bij bedrijfsauto’s in gebruik genomen na 31 Visuele controle. In geval van twijfel wordt

december 1967 moeten de verlichting, licht- gemeten.signalen en retroreflecterende voorzieningen, bedoeld in de artikelen 5.3.51 en 5.3.57 zijn aangebracht op een afstand van niet meer dan 0,40 m vanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig.Voor richtingaanwijzers geldt de eerste volzin slechts voor zover het voertuig in gebruik is genomen na 31 december 1997.ToelichtingEen eventueel aanwezige luifel wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor de -grote lichten, richtlichten, bermlichten, achteruitrijlichten, remlichten, de verlichting van de kentekenplaat aan de achterzijde van het voertuig, de markering aan de achterzijde van het voertuig, mistlichten aan de achterzijde van het voertuig en werklichten.ToelichtingIn het geval van één mistlicht aan de achterzijde moet dit zich bevinden in of links van het midden-langsvlak van het voertuig.

Artikel 5.3.62 - controlelampje mistachterlichtHet ingeschakeld zijn van het mistlicht of de Visuele controle, waarbij de desbetreffendemistlichten aan de achterzijde van het voertuig verlichting wordt ingeschakeld.moet door middel van een controlelampje aan de bestuurder kenbaar worden gemaakt.

Artikel 5.3.63 - werking achteruitrijlichtenAchteruitrijlichten van bedrijfsauto’s mogen Visuele controle.alleen kunnen branden indien de achteruit-versnelling van het voertuig is ingeschakeld.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

119

5.3 Bedrijfsauto’s Verlichting

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 119

APK Keuringseisen

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.64 - verbod van verblindende verlichting1. Bedrijfsauto’s mogen, met uitzondering van Aan deze eis wordt, met uitzondering van het

grote lichten, niet zijn voorzien van onderstaande, niet getoetst tijdens de periodieke verblindende verlichting. keuring ten behoeve van de afgifte van een

keuringsrapport.Bij bedrijfsauto’s die zijn voorzien van eenkenteken bevattende de lettergroep CD of CDJ of de lettergroep BN of GN en twee groepen van twee cijfers dan wel de vermelding ‘Afgegeven ex. art. 16. tweede lid, RKR inzake afwijkende koplampen‘ of ‘Afwijkende koplamp(en) toege-staan op basis van art. 30 van de Invoeringswet1994’onder bijzonderheden op het kenteken-bewijs mogen zijn voorzien van dimlichten meteen afwijkend lichtbeeld. Het dimlicht wordt niet als verblindend aange-merkt indien dit als volgt is afgesteld:Globaal mag het geprojecteerde lichtste vlak, voorzowel een beladen als een onbeladen voertuig, zichniet bevinden boven de horizontale lijn die over- eenkomt met een daling van 2 cm/m van de licht-bundel ten opzichte van het midden van de koplamp.Tevens mag het midden van dit vlak zich niet duidelijk links bevinden van:- de verticale hartlijn op het scherm van het

koplamptestapparaat of- de geprojecteerde verticale hartlijn van de

koplamp op het verlichtingsscherm.2. Bedrijfsauto’s mogen, met uitzondering van Visuele controle.

de richtingaanwijzers en de waarschuwings-knipperlichten, niet zijn voorzien van knipperende verlichting.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

120

5.3 Bedrijfsauto’s Verlichting

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 120

APK Keuringseisen

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.65 - verbod andere dan verplichte of toegestane verlichtingBedrijfsauto’s mogen, onverminderd het in de Visuele controle. Indien verlichtingsarmaturenartikelen 29 en 30 van het RVV 1990 bepaalde aanwezig zijn die niet zijn voorgeschreven daninzake zwaai- en knipperlichten, niet zijn voor- wel toegestaan, moet de bedrading van dezezien van meer lichten en retroreflecterende voor- armaturen zijn losgenomen en het lampje zijnzieningen dan in de artikelen 5.3.51 en verwijderd.5.3.57 is voorgeschreven of toegestaan.Verlichte reclame-aanduidingen of verlichte borden voor de aanduiding van het soort vervoer, zoals taxi en ambulance, zijn op voertuigen toe-gestaan mits de verlichting niet verblindend is en door middel van een afzonderlijke schakelaar is te bedienen.Toelichting- Volgens artikel 29 van het RVV 1990 mogen

voertuigen die in gebruik zijn bij politie en brandweer of als ambulance, waaronder vooralsnog ook worden verstaan voertuigen die in gebruik zijn bij andere medische (hulp)diensten, en andere door Onze Minister aangewezen hulpverlenings-diensten (zie bij artikel 5.3.15) zijn voorzien van blauwe zwaai- of knipperlichten.- Retroreflecterende voorzieningen worden buiten

beschouwing gelaten.- Groene zwaailichten bij dergelijke voertuigen

worden eveneens buiten beschouwing gelaten.- Voertuigen mogen volgens artikel 30 van het

RVV1990 zijn voorzien van oranje zwaailichten en retroreflecterende voorzieningen, mits het voertuig wordt gebruikt om de volgende werkzaamheden uit te voeren;a. werkzaamheden ten behoeve van wegen;b. repareren, bergen of slepen van voertuigen;c. vervoeren van ondeelbare lading;d. voor het begeleiden van transporten waarvoor

een ontheffing is verleend, voor zover die begeleiding uit de ontheffing voortvloeit en dit geschiedt met daartoe speciaal uitgerustevoertuigen;

e. voor het begeleiden van militaire colonnes.

Bij de APK keuring behoeft het gebruik dat van het voertuig wordt gemaakt niet specifiek te worden aangetoond.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

121

5.3 Bedrijfsauto’s Verlichting

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 121

APK Keuringseisen

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 11. Verbinding tussen bedrijfsauto en aanhangwagen

Artikel 5.3.66 - koppelinrichting (algemeen)1. Indien de bedrijfsauto is voorzien van een Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich

inrichting tot het koppelen van een aanhang- boven een inspectieput of op een hefinrichtingwagen, moet deze inrichting deugdelijk zijn bevindt. Indien sprake is van corrosie ter plaatsebevestigd en mag deze niet gescheurd, gebroken, van de bevestiging geschiedt de controle op devervormd dan wel overmatig gesleten zijn, wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2onverminderd het bepaalde in artikel 5.3.68, (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.tweede lid, onderdeel h.Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging.

2. De achtertraverse met inbegrip van alle Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zichprofielen die daar deel van uitmaken, moet boven een inspectieput of op een hefinrichtingdeugdelijk zijn bevestigd en mag: bevindt.a. geen breuken of scheuren vertonen;b. niet door corrosie zijn aangetast, met

uitzondering van corrosie van het oppervlak.

Artikel 5.3.67 - koppelinrichtingIndien de bedrijfsauto is voorzien van een koppelingskogel met een kogel met een nominale diameter van 50 mm:a. moet de diameter van de kogel ten minste Het bolvormige gedeelte wordt gemeten met een

49,0 mm bedragen; geschikt meetmiddel.b. moet de sluit- en borginrichting van een Visuele controle.

afneembare kogel goed functioneren en moet de bevestiging van het kogelgedeelte nagenoeg spelingvrij zijn.

Artikel 5.3.68 - vangmuilkoppeling1. Indien de bedrijfsauto is voorzien van een Het kontaktgedeelte van de pen met het trekoog

vangmuilkoppeling met een nominale wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.pendiameter van:a. 40 mm, moet de pendiameter ten minste

36,5 mm bedragen;b. 50 mm, moet de pendiameter ten minste

46 mm bedragen;c. 57,5 mm, moet de pendiameter ten minste

55 mm bedragen.2. De in het eerste lid bedoelde koppelingen De pen wordt omhoog bewogen met behulp van

moeten voldoen aan de volgende eisen: bijvoorbeeld een schroevedraaier, waarbij dea. de opwaartse speling van de pen mag niet koppeling gesloten moet zijn en de handborg of

meer dan 5 mm bedragen; controlestift voor zover mogelijk buiten werking moet zijn gesteld, teneinde de speling in het sluitingsmechanisme en de bovenste lagerbus van de pen bij de beoordeling te betrekken.In geval van twijfel wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.

b. de radiale speling in de onderste bus mag In geval van twijfel meten met bijvoorbeeld eenniet meer dan 2 mm bedragen; stukje haaks omgezet rondstaal van 2 mm.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

122

5.3 Bedrijfsauto’s Verbinding bedrijfsauto en aanhangwagen

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 122

APK Keuringseisen

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.68 - vangmuilkoppelingc. de onderste lagerbus mag niet loszitten en de Visuele controle.

bevestiging ervan mag niet zijn uitgeslagen;d. de sluit- en borginrichting moet goed Visuele controle, terwijl de koppeling wordt

functioneren; geopend en gesloten.e. de radiale speling van de trekstang in de De trekstang wordt op- en neerwaarts en van links

lagering in de achterbalk mag niet meer dan naar rechts bewogen. In geval van twijfel wordt2 mm bedragen; gemeten met bijvoorbeeld een stukje haaks

omgezet rondstaal van 2 mm.f. axiale speling van de trekstang in de lagering De trekstang wordt axiaal bewogen.

in de achterbalk is niet toegestaan;g. de bevestigingsmoer van de trekstang moet Visuele controle. Een eventuele stofkap wordt

deugdelijk vastzitten en moet goed geborgd verwijderd.zijn;

h. het gedeelte van de vangmuil dat als Visuele controle.geleiding voor het trekoog tijdens het aankoppelen is bedoeld, mag tekenen van vervorming, van scheuren of van uitgebroken delen vertonen, mits daardoor de sterkte of het functioneren van de koppeling met inbegrip van de sluit- en borginrichting niet wordt aangetast. Herstel daarvan door middel van lassen is toegestaan.

Artikel 5.3.69 - schotelkoppeling, opleggerkoppeling1. Indien de bedrijfsauto is voorzien van een In geval van twijfel wordt met behulp van een

schotelkoppeling van 2 of 3,5 inch, mag: geschikt meetmiddel en een aanliggende stalena. de onvlakheid van de schotel niet meer dan rei in alle richtingen over het hart van de schotel

3,5 mm bedragen; gemeten.b. de onvlakheid van de schotel, in afwijking

van het bepaalde onder a, voor wat betreft de uiterste linker- en rechterzijde over een breedte van 50 mm, gemeten vanaf de buitenzijde van de schotel, niet meer dan 5 mm bedragen;

c. de diepte van groeven langer dan 100 mm niet meer dan 2,5 mm bedragen.

Dit lid is niet van toepassing op kunststofdelen op de schotelkoppeling die bedoeld zijn als slijtvlak.

2. Een schotelkoppeling moet deugdelijk zijn bevestigd.

3. De speling in de sluitinrichting van een Controleren met behulp van:schotelkoppeling van 2 inch mag, uitgaande a. een standaard pen van 2 inch, die voldoet aan van een niet gesleten 2 inch pen, in de lengte- de nieuwmaat toleranties en voorzien is van eenrichting van het voertuig niet meer dan 2 mm vlakke plaat waarbij het uitstekende deel van debedragen. pen een hoogte heeft van ten minste 82,5 en ten

hoogste 82,7 mm, dan welb. een oplegger met een pen van 2 inch daarbij

rekening houdend met een eventuele gemeten slijtage van de pen.

In geval van twijfel wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

123

5.3 Bedrijfsauto’s Verbinding bedrijfsauto en aanhangwagen

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 123

APK Keuringseisen

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.3.69 - schotelkoppeling, opleggerkoppeling4. De sluit- en borginrichting moet goed Visuele controle terwijl de sluit- en borginrichting

functioneren. wordt geopend en gesloten.

Artikel 5.3.70 - bijzondere constructiesOnze Minister stelt regels vast met betrekking tot Visuele controle, waarbij de artikelen 2.11.2,bijzondere constructies voor het koppelen van 2.11.4 en 2.11.8 (blz. 68 t/m 73) van de Regelingvoertuigen en andere koppelingen dan bedoeld in permanente eisen van toepassing zijn.de artikelen 5.3.67, 5.3.68 en 5.3.69. Artikel

2.11.2: Beoordeling schotelkoppeling2.11.4: Beoordeling haakkoppeling2.11.8: Wijze van keuren

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

124

5.3 Bedrijfsauto’s Verbinding bedrijfsauto en aanhangwagen

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 124

APK Keuringseisen

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 12. Diversen

Artikel 5.3.71 – geluidssignaalinrichtingen1. Bedrijfsauto’s moeten zijn voorzien van ten Visuele en auditieve controle, waarbij de hoorn in

minste een geluidssignaalinrichting die bestaat werking wordt gesteld.uit een goed werkende hoorn met vaste toonhoogte. Een samenstel van zodanige, tegelijk werkende hoorns wordt als één hoorn beschouwd.

2. Bedrijfsauto’s mogen zijn voorzien van een Leden 2 en 3. Visuele en auditieve controle.geluidssignaalinrichting die andere weggebruikers erop attent maakt dat de achteruitversnelling is ingeschakeld, alsmede van een geluidssignaalinrichting die ertoe strekt ongeoorloofd gebruik of diefstal van het voertuig te voorkomen.

3. Bedrijfsauto’s mogen, onverminderd het in -artikel 29 van het RVV 1990 bepaalde inzake twee- en drietonige hoorns, niet zijn voorzien van andere geluidssignaalinrichtingen dan bedoeld in het eerste en tweede lid.ToelichtingVolgens artikel 29 van het RVV 1990 mogen voertuigen die in gebruik zijn bij politie en brandweer of als ambulance, waaronder vooralsnog ook worden verstaan voertuigen die in gebruik zijn bij andere (medische) hulpdiensten, en andere door Onze Minister aangewezen hulpverleningsdiensten (zie bij artikel 5.3.15) zijn voorzien van een twee- of drietonige hoorn

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

125

5.3 Bedrijfsauto’s Diversen

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 125

APK Keuringseisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

126

03B_KeuringseisBedrAuto 06 25-10-2006 15:25 Pagina 126

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

127

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 0. Algemeen

Artikel 5.5.0Vervallen

Artikel 5.5.1 - Overeenstemmen van het voertuig met de voertuiggegevens alsmede eisen m.b.t identificatie

Driewielige motorrijtuigen moeten voldoen aan de volgende eisen:a. het driewielige motorrijtuig moet in overeen- Controle hierop moet reeds voorafgaand aan de

stemming zijn met de op het voor het voertuig keuring hebben plaatsgevonden.afgegeven kentekenbewijs en in het kenteken-register omtrent het voertuig vermelde gegevens;ToelichtingIndien op het kentekenbewijs deel I A dan wel deel I onder bijzonderheden uitzonderingen op de keuringseisen zijn vermeld moeten deze in acht worden genomen.

b. het identificatienummer moet op een vast Visuele controle.voertuigdeel zijn ingeslagen en moet goed leesbaar zijn;

c. het voertuig moet aan de achterzijde en mag Alleen visuele controle op de bevestiging van de aan de voorzijde zijn voorzien van een kentekenplaatkentekenplaat. De kentekenplaten moeten deugdelijk zijn bevestigd en zijn voorzien van het in artikel 5 van het Kenteken-reglement voorgeschreven goedkeuringsmerk;ToelichtingHet kentekennummer moet op één plaatdeel staan.

d. de kentekenplaat aan de achterzijde mag niet Visuele controle, waarbij de letters en cijferszijn afgeschermd en het kenteken moet goed volledig zichtbaar moeten zijn indien de leesbaar zijn. waarnemer op een afstand van 20,00 m vóór

dan wel achter het midden van het driewielig motorrijtuig staat.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Algemeen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

128

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 1. Algemene bouwwijze van het voertuig

Artikel 5.5.3 - chassisraam, mee- of zelfdragende carrosserie, frame, voor- en achtervork1. De langs- en dwarsliggers en chassis- Visuele controle. Indien sprake is van corrosie

versterkingsdelen van het chassisraam, dan wel geschiedt de controle op de wijze zoals bepaaldde daarvoor in de plaats tredende delen van de in hoofdstuk 2, titel 2 (blz. 5 t/m 11), van demee- of zelfdragende carrosserie van Regeling permanente eisen.driewielige motorrijtuigen mogen:a. geen breuken of scheuren vertonen;b. niet zodanig zijn bevestigd, vervormd of door

corrosie aangetast, dat de stijfheid en de sterkte van het chassisraam of van de mee- of zelfdragende carrosserie in gevaar worden gebracht.

2. Indien het driewielige motorrijtuig is opge- Visuele controle. Bij twijfel in hoeverre eenbouwd uit een frame met voor- of achtervork onderdeel is doorgeroest, mag de roest in lichtemogen deze onderdelen: mate worden beklopt met een hamertje meta. geen breuken of scheuren vertonen; bolle of afgeronde kop.b. niet zijn doorgeroest;c. niet zodanig zijn vervormd dat de stijfheid en

de sterkte ervan in gevaar worden gebracht.3. De onderdelen die deel uitmaken van het frame Visuele controle.

of van de zelfdragende constructie moeten deugdelijk zijn bevestigd.

4. Onze Minister stelt regels vast inzake corrosie -van de in het eerste lid bedoelde onderdelen alsmede de bevestiging daarvan.

Artikel 5.5.4 – bovenbouwDe bovenbouw van driewielige motorrijtuigen Visuele controle.moet deugdelijk op het onderstel dan wel het frame zijn bevestigd.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Algemene bouwwijze

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

129

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 2. Afmetingen en massa’s

Artikel 5.5.6 – afmetingen1. Driewielige motorrijtuigen die in gebruik zijn In geval van twijfel wordt het driewielige motor-

genomen na 31 oktober 1997 mogen: rijtuig gemeten, waarbij artikel 1.2 van heta. niet langer zijn dan 4,00 m; Voertuigreglement van toepassing is.b. niet breder zijn dan 2,00 m;c. niet hoger zijn dan 2,50 m.

2. Driewielige motorrijtuigen die in gebruik zijn genomen voor 1 november 1997 mogen:a. niet langer zijn dan 12,00 m;b. niet breder zijn dan 2,55 m;c. niet hoger zijn dan 4,00 m.

Artikel 5.5.7 – massa’s1. De ledige massa van driewielige motorrijtuigen Leden 1 en 2. Visuele controle.

die na 1 februari 1999 in gebruik zijn genomen, In geval van twijfel wordt het driewielige mag niet meer bedragen dan voor het betrokken motorrijtuig gewogen.voertuig in het kentekenregister of op het kentekenbewijs is vermeld, en in elk geval niet meer dan 1000 kg. In afwijking van artikel 1.1, onderdeel ad, wordt bij het bepalen van de ledige massa de massa van de brandstof of de massa van de batterijen in elektrische voertuigen buiten beschouwing gelaten.

2. De totale massa van driewielige motorrijtuigen die na 1 februari 1999 in gebruik zijn genomen, mag niet meer bedragen dan voor het betrokken voertuig in het kentekenregister of op het kentekenbewijs is vermeld, en in elk geval niet meer dan:a. 1300 kg voor driewielige motorrijtuigen

gebruikt in het personenvervoer.b. 2500 kg voor driewielige motorrijtuigen

gebruikt in het goederenvervoer.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Afmetingen en massa’s

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

130

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 3. Motor

Artikel 5.5.9 - brandstofsysteem1. Alle onderdelen van het brandstofsysteem dan Visuele controle van alle aanwezige brandstof-

wel van de elektrische aandrijving van systemen. Indien sprake is van corrosie ter plaatsedriewielige motorrijtuigen moeten veilig zijn van de bevestiging geschiedt de controle op deen deugdelijk zijn bevestigd. wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 Onze Minister stelt regels vast met betrekking (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.tot de deugdelijkheid van de bevestiging.

2. Het brandstofsysteem mag geen lekkage 1. Visuele controle met draaiende respectievelijk vertonen. niet-draaiende motor.

2. Indien het driewielige motorrijtuig is uitgerust met meer dan één brandstofsysteem, wordt de controle uitgevoerd wanneer de motor wordt gevoed met de hoofdbrandstof zoals deze is vermeld op het kentekenbewijs. Het tweede brandstofsysteem wordt eveneens gecontroleerdindien het mogelijk is de motor op de tweede brandstof te laten draaien. Indien controle van het tweede brandstofsysteem niet mogelijk is, wordt dit vermeld op de voorzijde van het keuringsrapport.Een installatie voor een al dan niet tot vloeistofverdicht gas wordt gecontroleerd met behulp van een middel dat lekkage zichtbaar maakt, waarbij het contact moet zijn ingeschakeld.

3. De vulopening van het brandstofreservoir moet Visuele controle.zijn afgesloten met een passende tankdop.

Artikel 5.5.10 - LPG-installatie1. Indien het driewielig motorrijtuig is voorzien -

van een LPG-installatie, moet deze, onverminderd het bepaalde in artikel 5.5.9, voldoen aan de in de volgende leden gestelde eisen.

2. De LPG-tank: Visuele controle.a. moet permanent zijn aangebracht aan het

voertuig;b. mag niet door corrosie zijn aangetast, met

uitzondering van corrosie van het oppervlak;c. mag geen deuken vertonen.

3. De LPG-tank mag niet in de motorruimte zijn Visuele controle.geplaatst.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Motor

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

131

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.5.10 - LPG-installatie4. De volgende onderdelen moeten aanwezig zijn: Onderdelen a, b, c en d.

a. de veerveiligheid, die in de buitenlucht moet Visuele controle.uitmonden;

b. de verdamper/drukregelaar, al dan niet ge-combineerd, dan wel een mengregelsysteem;

c. de gasdichte kast indien het voertuig in gebruik is genomen na 31 maart 1979, tenzijde tank in de open lucht is geplaatst;

d. de automatische inrichting ter begrenzing van van de vullingsgraad indien het voertuig na30 juni 1983 in gebruik is genomen;

e. de automatische afnameklep op de tank Visuele controle, zo nodig terwijl het driewieligindien het voertuig na 31 december 1987 in motorrijtuig zich boven een inspectieput of opgebruik is genomen; een hefinrichting bevindt. Hierbij wordt het

contact ingeschakeld en wordt gecontroleerd of de spoel wordt bekrachtigd.Vervolgens wordt de motor gestart waarna de handrem wordt aangetrokken en de hoogste versnelling wordt ingeschakeld. Met behulp van de koppeling de motor laten afslaan waarna de bekrachtiging moet wegvallen.Indien een controle op deze wijze niet mogelijk is, wordt de motor gestart en nadat is overgescha-keld op LPG wordt gecontroleerd of de spoel is bekrachtigd; daarna wordt met het contact uitgeschakeld gecontroleerd of de bekrachtiging is weggevallen.

f. het gasmengstuk dan wel een inspuitstuk; Visuele controle.g. de automatische afsluitklep. Visuele controle. Hierbij wordt het contact

ingeschakeld en wordt gecontroleerd of de spoel wordt bekrachtigd. Vervolgens wordt het contact uitgeschakeld en wordt gecontroleerd of de bekrachtiging wegvalt.

5. Op de LPG-installatie mogen geen andere Leden 5, 6, 7, 8 en 9. Visuele controle.verbruikers zijn aangesloten dan die, welke strikt noodzakelijk zijn voor het goed functioneren van de motor van het voertuig.

6. Indien het voertuig na 30 september 1978 in gebruik is genomen, mag het vullen van de tank alleen buiten het voertuig kunnen geschieden.

7. De in het vierde lid genoemde onderdelen moeten vrij zijn van ernstige beschadigingen en mogen niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van corrosie van het oppervlak.

8. De leidingen mogen geen knikken vertonen en mogen niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van corrosie van het oppervlak.

9. De gasvoerende slangen mogen geen beschadiging vertonen waarbij het wapenings-materiaal zichtbaar is. De slangen die aan de buitenzijde van een metalen wapening zijn voorzien, mogen geen beschadiging vertonen.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Motor

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

132

Artikel 5.5.10a - CNG-installatie1. Indien het driewielige motorrijtuig is voorzien -

van een CNG-installatie, moet deze, onvermin-derd artikel 5.5.9, voldoen aan de in de in het tweede tot en met negende lid gestelde eisen.

2. De CNG-tank: Visuele controle, zo nodig terwijl het driewieligea. moet permanent zijn aangebracht aan het motorrijtuig zich boven een inspectieput of op

voertuig, en een hefinrichting bevindt.b. mag geen deuken vertonen.

3. De CNG-tank mag niet in de motorruimte zijn Visuele controle.geplaatst.

4. Indien de CNG-tank in gebruik is genomen na Visuele controle, zo nodig terwijl het driewielige 19 juli 2002, mag de geldigheid van de goed- motorrijtuig zich boven een inspectieput of op keuring niet verstreken zijn. CNG-tanks die een hefinrichting bevindt.voor 20 juli 2002 in gebruik zijn genomen en waarvan de gegevens omtrent de geldigheid van de goedkeuring niet beschikbaar zijn, mogen niet ouder zijn dan 10 jaar, dan wel mag het voertuig niet ouder zijn dan 10 jaar.

5. Op de CNG-installatie mogen geen andere De wijze van keuren bij het tweede lid is van verbruikers zijn aangesloten dan die, welke toepassing.strikt noodzakelijk zijn voor het goed functio-neren van de motor van het voertuig, met uit-zondering van een verwarmingsinstallatie ten behoeve van de personenruimte of laadruimte.

6. Indien het voertuig in gebruik genomen is na Visuele controle, zo nodig terwijl het driewielige 1 juli 1995, moet het voertuig zijn voorzien motorrijtuig zich boven een inspectieput of op van een goed werkende automatische tank- een hefinrichting bevindt. Hierbij wordt het afsluiter. contact ingeschakeld en wordt gecontroleerd of

de spoel wordt bekrachtigd. Vervolgens wordt demotor gestart waarna de handrem wordt aan-getrokken en de hoogste versnelling wordt inge-schakeld. Met behulp van de koppeling de motorlaten afslaan waarna de bekrachtiging moetwegvallen. Indien een controle op deze wijze nietmogelijk is, wordt de motor gestart en nadat isovergeschakeld op CNG wordt gecontroleerd ofde spoel is bekrachtigd; daarna wordt met hetcontact uitgeschakeld gecontroleerd of debekrachtiging is weggevallen.

7. De onderdelen van de CNG-installatie moeten Leden 7, 8 en 9. De wijze van keuren bij het vrij zijn van ernstige beschadigingen en mogen tweede lid is van toepassing.niet door corrosie zijn aangetast, met uit-zondering van corrosie van het oppervlak.

8. De leidingen en gasvoerende slangen mogen geen knikken vertonen.

9. De gasvoerende slangen mogen geen beschadiging vertonen waarbij het wapenings-materiaal zichtbaar is.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Motor

APK Keuringseisen

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.5.11 - geluid en milieu1. Driewielige motorrijtuigen met een verbran- Visuele en auditieve controle.

dingsmotor moeten zijn voorzien van eenuitlaatsysteem dat over de gehele lengte gasdichtis, met uitzondering van de afwateringsgaatjes.

2. Het uitlaatsysteem moet deugdelijk zijn Visuele controle.bevestigd.

3. Driewielige motorrijtuigen moeten blijven -behoren tot een goedgekeurd type als bedoeld in artikel 3 van het Besluit geluidproduktie motorvoertuigen (Stb. 1981, 741). Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

4. Het uitlaatsysteem moet behoorlijk Auditieve controle.geluiddempend zijn.

Artikel 5.5.12 - accu en bedrading1. De accu van driewielige motorrijtuigen moet Leden 1 en 2. Visuele controle.

deugdelijk zijn bevestigd.2. De bedrading van driewielige motorrijtuigen

moet deugdelijk zijn bevestigd en goed zijn geïsoleerd.

Artikel 5.5.13 – motorsteunen1. De motorsteunen van driewielige motorrijtuigen Visuele controle, en indien sprake is van

moeten deugdelijk aan het chassis dan wel de corrosie ter plaatse van de bevestiging,carrosserie alsmede aan de motor zijn bevestigd. geschiedt de controle op de wijze zoals bepaaldIndien de motor en de versnellingsbak zijn in hoofdstuk 2, titel 2 (blz. 5 t/m 11), van desamengebouwd, dan worden de steunen van de Regeling permanente eisen.versnellingsbak mede als motorsteunen beschouwd.

2. De motorsteunen mogen niet in ernstige mate Visuele controle.zijn beschadigd, de rubbers mogen niet zijn doorgescheurd en de vulcanisatie mag niet geheel zijn losgeraakt.

3. Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

133

5.5 Driewielige motorrijtuigen Motor

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

134

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 4. Krachtoverbrenging

Artikel 5.5.15 - snelheidsmeter, snelheidsbegrenzerDriewielige motorrijtuigen, in gebruik genomen 1. De afleesbaarheid wordt visueel gecontroleerd,na 26 november 1975 doch voor 17 juni 1999 waarbij de verlichting wordt ingeschakeld.of na 16 juni 2003, moeten zijn voorzien van 2. Indien op grond van een ander keuringsvoor-een goed werkende snelheidsmeter die ook bij schrift een rijproef wordt uitgevoerd, wordt nacht voor de bestuurder goed afleesbaar is. daarbij de werking van de snelheidsmeter

gecontroleerd.

Artikel 5.5.16 - aandrijving, transmissie1. De onderdelen van de aandrijving van Visuele controle, en, indien sprake is van corrosie

driewielige motorrijtuigen moeten deugdelijk ter plaatse van de bevestiging, geschiedt dezijn bevestigd. controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2,

titel 2 (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanenteeisen. Een volledig doorgescheurde flexibelekoppeling is toegestaan mits de aandrijfas op zijnplaats blijft.

2. Stofhoezen van aandrijfassen moeten deugdelijk Visuele controle.zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de hoezen niet meer afdichten.

3. Kruiskoppelingen moeten een zichtbaar Visuele controle.spelingsvrije overbrenging kunnen bewerkstelligen.ToelichtingDe eis omtrent zichtbaar spelingsvrije kruis-koppelingen geldt niet voor de axiale speling vannaaldlagers.

4. Onze Minister stelt regels vast met betrekking -tot het bepaalde in het eerste lid.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Krachtoverbrenging

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

135

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 5. Assen

Artikel 5.5.18 – assen1. De assen van driewielige motorrijtuigen moeten Visuele controle, en, indien sprake is van corrosie

deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd en ter plaatse van de bevestiging, geschiedt de mogen geen breuken of scheuren vertonen. controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2,

titel 2 (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanenteeisen.

2. De assen mogen niet zodanig zijn vervormd dat Visuele controle.de sterkte ervan in gevaar wordt gebracht.

3. De assen mogen niet zodanig zijn bevestigd, Visuele controle. In geval van twijfel rijproefbeschadigd of vervormd dat het weggedrag uitvoeren.nadelig wordt beïnvloed.

4. De assen mogen niet zodanig door corrosie zijn Visuele controle.aangetast, dat de sterkte ervan in gevaar wordt Indien een wielgeleidingselement is gerepareerd,gebracht. moet artikel 2.2.23 (blz. 10) van de RegelingToelichting permanente eisen in acht worden genomen.- Indien de rand van een wielgeleidingselement ten

gevolge van roest is afgebrokkeld, wordt dit eveneens als doorgeroest aangemerkt en dient tot afkeur te worden overgegaan.

- De wielgeleidingselementen mogen, indien dezezijn doorgeroest, niet worden gerepareerd. In dit geval moeten de wielgeleidings-elementen kompleet worden vervangen.

5. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het eerste lid met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Assen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

136

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.5.19 - fuseepennen, -lageringen, -bussen, en kogels1. De fuseepennen, -lageringen, -bussen en -kogels Visuele controle.

van driewielige motorrijtuigen moeten deugdelijk zijn bevestigd.

2. Stofhoezen van fuseekogels moeten deugdelijk Visuele controle.zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de hoezen niet meer afdichten.

3. De fuseepennen, -lageringen, -bussen en -kogels 1. Visuele controle.alsmede de overige draaipunten van de wiel- 2. Voor het zichtbaar maken van:ophanging mogen niet te veel speling vertonen. a. axiale speling van fuseepennen, -lageringen

en -bussen, wordt elk wiel ontlast en op en neer bewogen dan wel ontlast en langzaam weer belast;

b. radiale speling van fuseepennen, -lageringen en -bussen, wordt elk wiel gedeeltelijk ontlast en handmatig of met behulp van een spelingsdetector bewogen;

c. axiale en radiale speling van fuseekogels en overige kogelwrichten, wordt elke kogel ten opzichte van de draagarm in elke richting bewogen; bij deze controle moet de stand van de wielophanging zoveel mogelijk overeenkomen met de rijpositie en moeten de kogels zoveel mogelijk onbelast zijn;

d. radiale speling van de overige draaipunten, wordt elk draaipunt in radiale richting ten opzichte van de bevestiging bewogen met behulp van een spelingsdetector dan wel handmatig.

3. In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

4. Op de speling zijn de artikelen 2.5.2 tot en met 2.5.4 (blz. 17 t/m 18) van de Regeling permanente eisen van toepassing.Artikel 2.5.2: Maximaal toegestane speling fusee-

pennen, -lageringen en -bussen2.5.3: Maximaal toegestane speling fuseekogels2.5.4: Maximaal toegestane speling

draaipunten wielophanging4. Indien een gedeelte van de binnenkant van het Indien de hoes is beschadigd of ontbreekt, vindt

fuseekogelhuis en van de fuseekogel zichtbaar visuele controle plaats.is doordat de hoes is beschadigd of ontbreekt, mag dit gedeelte geen corrosie vertonen.

5. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het derde lid.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Assen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

137

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.5.20 – wiellagers1. De wiellagers van driewielige motorrijtuigen 1. Visuele controle.

mogen niet te veel speling vertonen. 2. Voor de controle van de speling moet elk wiel vrij kunnen ronddraaien en wordt elk wiel met de hand of met behulp van een hefboom, bijvoorbeeld een koevoet, haaks op de draairichting bewogen.

3. In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

4. De meting vindt plaats op een zo groot mogelijke afstand van de hartlijn van de as.

5. Bij bestuurde wielen moet:a. één maal in ongeremde toestand, voor de

bepaling van de speling van de wiellager en de fusee tezamen, en

b. één maal in geremde toestand, voor de bepaling van de speling van de fusee, worden gemeten.

6. Het verschil tussen de in punt 5 bedoelde waarden is de wiellagerspeling.

7. Op de speling is artikel 2.5.5 (blz. 19) van de Regeling permanente eisen van toepassing.

2. Verschijnselen van slijtage of beschadiging Visuele en auditieve controle, waarbij het wiel mogen niet hoorbaar of voelbaar zijn. wordt rondgedraaid, al dan niet met behulp van

apparatuur. Zo nodig wordt een rijproef uitgevoerd.

3. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het eerste lid.

Artikel 5.5.21 - wielbasis1. De wielbasis van driewielige motorrijtuigen Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de

mag niet meer dan 1,0% afwijken van de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte waarde die voor het voertuig is vermeld op van een keuringsrapport.het kentekenbewijs of in het kentekenregister, onderscheidenlijk niet meer dan 60 mm indien het een driewielig motorrijtuig met ketting-aandrijving betreft.

2. Behoudens fabrieksmatige verschillen mag de In geval van twijfel wordt gemeten.wielbasis van driewielig motorrijtuigen op vier wielen links en rechts gemeten niet meer dan 15 mm verschillen.

Artikel 5.5.24 - wielen en velgen1. De wielen onderscheidenlijk velgen van Leden 1 en 2. Visuele controle, terwijl het wiel

driewielige motorrijtuigen mogen geen vrij kan ronddraaien.breuken, scheuren, ondeugdelijk laswerk of ernstige vervorming vertonen.

2. De wielen onderscheidenlijk velgen moeten met alle daarvoor bestemde bevestigingsmiddelen deugdelijk zijn bevestigd.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Assen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

138

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 6 Ophanging

Artikel 5.5.27 – banden1. De wielen van driewielige motorrijtuigen Visuele controle.

moeten zijn voorzien van luchtbanden.2. De banden mogen geen beschadigingen Leden 2 en 3. Visuele controle, waarbij het wiel

vertonen waarbij het karkas zichtbaar is. wordt rondgedraaid.3. De banden mogen geen uitstulpingen vertonen.4. De profilering van de hoofdgroeven van de Visuele controle, waarbij het wiel wordt

banden moet over de gehele omtrek van het rondgedraaid. In geval van twijfel wordt deloopvlak ten minste 1,6 mm bedragen, met profieldiepte gemeten met de profieldieptemeter.uitzondering van slijtage-indicatoren. De minimale profieldiepte wordt gemeten in de

brede groeven waarin door de fabrikant de maximale diepte is bepaald, alsmede in de groeven waarin een slijtage-indicator aanwezig is.

5. De banden mogen niet zijn opgesneden. Visuele controle, waarbij het wiel wordt rond-Van opsnijden is sprake indien slijtage-indica- gedraaid.toren zijn weggesneden, indien de profielvormvan de groef afwijkt van de originele profielvorm, of indien in de bodem van de groef het karkas van de band zichtbaar is.

6. De banden op een as moeten dezelfde Leden 6 en 7. Visuele controle.karkasstructuur hebben, onverminderd het bepaalde in artikel 5.18.32.ToelichtingArtikel 5.18.32 vermeldt het volgende: Driewielige motorrijtuigen behoeven in geval van nood (bijvoorbeeld bij gebruik van een reservewiel of noodwiel) niet te voldoen aan het bepaalde in artikel 5.5.27, zesde lid, mitsin dat geval de rijsnelheid en het rijgedrag worden aangepast.

7. Het loopvlak van de banden mag geen metalen elementen bevatten die tijdens het rijden daarbuiten kunnen uitsteken.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Ophanging

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

139

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.5.28 – veersysteem1. Indien het driewielig motorrijtuig is voorzien Visuele controle. In geval van twijfel wordt een

van een veersysteem, moet dit goed werken. rijproef uitgevoerd.2. De onderdelen van het veersysteem mogen Visuele controle. Indien sprake is van corrosie ter

geen breuken of scheuren vertonen, mogen niet plaatse van de bevestiging, geschiedt de controleernstig door corrosie zijn aangetast en moeten op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2deugdelijk zijn bevestigd. (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.Toelichting- Onder 'onderdelen van het veersysteem

moeten deugdelijk zijn bevestigd' wordt tevens verstaan: Het hoofdveerblad mag door slijtage tot maximaal 50% van de oorspronkelijke dikte zijn gesleten.

- Indien de rand van een veerschotel ten gevolge van roest is afgebrokkeld, wordt dit eveneens als doorgeroest aangemerkt en dient tot afkeur te worden overgegaan.

- Veerschotels mogen, indien deze zijn doorgeroest, niet worden gerepareerd. In dit geval moeten deze kompleet worden vervangen.

3. Indien een driewielig motorrijtuig met een Visuele controle, waarbij het driewielige motor-toegestane maximum massa van meer dan rijtuig zo mogelijk enkele malen wordt ingeveerd.1000 kg, dan wel met een ledige massa van In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerdmeer dan 400 kg, is voorzien van schok- Indien sprake is van corrosie ter plaatse van dedempers, moeten deze deugdelijk zijn bevestiging, geschiedt de controle op de wijze bevestigd en goed werken. zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 (blz. 5 t/m 11),

van de Regeling permanente eisen.4. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -

bepaalde in het tweede en derde lid.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Ophanging

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

140

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 7. Stuurinrichting

Artikel 5.5.29 - onderdelen stuurinrichting1. De bestuurde wielen van driewielige motor- Visuele controle waarbij, met de wielen in de

rijtuigen moeten goed reageren op de draaiing stand van rechtuitrijden, het stuurwiel naar linksvan het stuurwiel. en naar rechts wordt gedraaid met een hoekver-

draaiing van ten hoogste 15º, zo nodig met draaiende motor. De bestuurde wielen moeten hierbij van stand veranderen.

2. Bij draaiing van het stuurwiel tot aan de Visuele controle, waarbij de stuurbekrachtigingaanslagen mogen geen weerstanden voelbaar buiten werking is gesteld. De bestuurde wielenzijn en moeten de wielen onderscheidenlijk de worden naar de uiterste linker- en rechterstuur-banden vrij kunnen draaien. stand bewogen waarbij de bestuurde wielen

gedeeltelijk mogen worden ontlast.3. De voor de overbrenging van de stuurbeweging Visuele controle. Terwijl de massa van het drie-

bestemde onderdelen moeten deugdelijk zijn wielige motorrijtuig op de wielen rust, wordt hetbevestigd met alle daarvoor bestemde stuurwiel met krachtige korte bewegingen naarbevestigings- en borgmiddelen, mogen geen links en naar rechts gedraaid, waarbij de massabreuken of scheuren vertonen, mogen niet zijn van het driewielige motorrijtuig op de wielen rust.vervormd en mogen niet ernstig door corrosie Indien sprake is van corrosie ter plaatse van dezijn aangetast. bevestiging geschiedt de controle op de wijze

zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 (blz. 5 t/m 11),van de Regeling permanente eisen.

4. Stofhoezen van het stuurhuis en de stuurkogels Visuele controle.moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de hoezen niet meer afdichten.

5. Kruiskoppelingen moeten een zichtbaar Visuele controle. Hierbij wordt het stuurwiel spelingsvrije overbrenging kunnen langzaam naar links en naar rechts gedraaid enbewerkstelligen. axiaal bewogen.ToelichtingDe eis omtrent zichtbaar spelingsvrije kruis-koppelingen geldt niet voor de axiale speling vannaaldlagers.

6. Flexibele koppelingen mogen niet in ernstige De wijze van keuren bij het vijfde lid is vanmate zijn gescheurd en de vulcanisatie mag toepassing.niet in ernstige mate zijn losgeraakt. Op scheuren dan wel het loslaten van de

vulcanisatie is artikel 2.7.2 (blz. 22) van de Regeling permanente eisen van toepassing.

7. De verbindingen in het stangenstelsel mogen 1. Visuele controle. Voor het zichtbaar maken van:niet te veel speling vertonen. a. radiale speling wordt het stuurwiel met

krachtige, korte bewegingen naar links en naar rechts gedraaid terwijl de massa van hetdriewielige motorrijtuig op de wielen rust;

b. axiale speling worden op de stuurkogel of stuurverbinding trek- en drukkrachten uitgeoefend.

2. In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

3. Op de speling is artikel 2.7.3 (blz. 24) van de Regeling permanente eisen van toepassing.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Stuurinrichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

141

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.5.29 - onderdelen stuurinrichting8. Indien een gedeelte van de binnenkant van het Visuele controle indien de hoes is beschadigd of

stuurkogelhuis en van de stuurkogel zichtbaar ontbreekt, vindt visuele controle plaats.is doordat de hoes is beschadigd of ontbreekt, mag dit gedeelte geen corrosie vertonen.

9. Onze Minister stelt regels vast met betrekking -tot het bepaalde in het derde, zesde en zevende lid.

Artikel 5.5.30 - voorvork en balhoofdlagering1. Indien het driewielig motorrijtuig is voorzien Visuele controle, waarbij het voorwiel naar de

van een voorvork, moet deze zonder zware uiterste linker- en rechterstuurstand wordtpunten in het balhoofd kunnen draaien. bewogen, terwijl de massa van het driewielige

motorrijtuig op de grond rust.2. De balhoofdlagering mag geen zichtbare Visuele controle, waarbij het driewielige motor-

speling vertonen. rijtuig in voorwaartse beweging wordt gebracht, waarna de voorwielrem in werking wordt gesteld,dan wel het voorwiel wordt ontlast en de voorvorkwordt bewogen.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Stuurinrichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

142

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 8. Reminrichting

Artikel 5.5.31 - onderdelen en werking reminrichting1. Driewielige motorrijtuigen moeten zijn voorzien

van een reminrichting waarvan de onderdelen:a. deugdelijk zijn bevestigd met de daarvoor Visuele controle. Indien sprake is van corrosie ter

bestemde bevestigings- en borgmiddelen; plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.

b. niet in ernstige mate door corrosie zijn Visuele controle. Indien sprake is van corrosieaangetast; aan de remleiding of remschijf zijn de artikelen

2.8.2 en 2.8.3 (blz. 25) van de Regeling permanente eisen van toepassing.

c. niet zijn beschadigd, gescheurd of gebroken; Visuele controle.d. geen inwendige of uitwendige lekkage Visuele controle. Indien er twijfel bestaat omtrent

vertonen. de deugdelijkheid van het remsysteem wordt het onder druk gezet, hierna aangeduid met ‘drukproef’. Het rempedaal wordt, bij een hydraulisch remsysteem langzaam, ingetrapt totdat een kracht van 700 N (70 kg) op het pedaal wordt uitgeoefend. Deze kracht wordt gedurende ongeveer 10 seconden uitgeoefend waarbij het pedaal niet op de aanslag mag komen. Indien een rembekrachtiger aanwezig is, wordt de drukproef uitgevoerd met draaiende motor.ToelichtingDe pedaalkracht moet worden vastgesteld met behulpvan een pedaalkrachtmeter. Bij een remhandel moet de drukproef worden uitgevoerd met de maximale handkracht.

2. De rembekrachtiger en remkrachtregelaar 1. Voor de controle van de vacuüm-rembekrach-moeten goed functioneren. tiger wordt bij uitgeschakelde motor allereerst

de vacuümvoorraad opgebruikt door het rempedaal meerdere malen in te trappen. Vervolgens wordt met ingetrapt rempedaal de motor gestart waarna door de opbouw van het vacuüm het pedaal verder moet wegzakken.

2. Visuele controle van de remkrachtregelaar, waarbij de rem in werking wordt gesteld met draaiende motor. Hierbij wordt de as eventueel ontlast.

3. Het rempedaal onderscheidenlijk de remhandel Controle door het rempedaal in te trappen. mag geen zodanige slag maken dat het pedaal Bij twijfel wordt het pedaal met een kracht dan wel de handel tot een aanslag kan worden van ten hoogste 700 N (70kg) ingetrapt.ingetrapt of ingedrukt. Toelichting

De pedaalkracht moet worden vastgesteld met behulpvan een pedaalkrachtmeter.

4. Het oppervlak van het rempedaal moet stroef Visuele controle.zijn.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Reminrichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

143

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.5.31 - onderdelen en werking reminrichting5. Remslangen mogen:

a. niet in ernstige mate zijn misvormd; Visuele controle. Indien een remslang is misvormd zijn de artikelen 2.8.4 en 2.8.6, tweede lid (blz. 25 t/m 26), van de Regeling permanente eisen van toepassing.

b. niet langs andere voertuigdelen schuren; Visuele controle, waarbij de bestuurde wielen naar de uiterste linker- en rechterstuurstand worden gebracht.

c. geen zodanige beschadigingen vertonen dat Visuele controle.het wapeningsmateriaal zichtbaar is.ToelichtingIndien een driewielig motorrijtuig is voorzien van flexibele remleidingen welke zijn voorzien van een metalen wapening moeten deze worden getoetst aan de eisen voor remleidingen.

6. Remkabels mogen niet zijn gerafeld en moeten Visuele controle, waarbij de rem wordt bediendgoed gangbaar zijn.

7. Wielen die zijn voorzien van een trommelrem, Controle, waarbij de wielen vrij van de grond ofmoeten in onberemde toestand in beide hefinrichting met de hand worden rondgedraaid.richtingen kunnen draaien zonder dat de remvoering aanloopt. De remvoering van wielen die zijn voorzien van een schijfrem, mag in onberemde toestand in beide richtingen enigszins slepen.

8. De remtrommel of remschijf mag tijdens het Visuele controle. Indien de remvoering nietremmen niet worden geraakt door delen die zonder demontage zichtbaar te maken is, wordtzijn bestemd als drager of bevestigingsmiddel de rem in werking gesteld terwijl het wiel metvan remvoering. de hand of met behulp van een wielspinner wordt

rondgedraaid. Hierbij mogen geen schurende geluiden van metaal op metaal hoorbaar zijn.

9. De noodzakelijke bewegingsvrijheid van de Visuele controle.remonderdelen mag niet worden beperkt.

10.Remcilinders moeten zijn voorzien van Visuele controle. De hoezen worden gecontroleerdstofhoezen die niet in ernstige mate mogen voor zover dit zonder demontage mogelijk is.zijn beschadigd.

11.Anti-blokkeersystemen moeten goed Het contact wordt ingeschakeld waarbij het waar-functioneren en moeten zijn voorzien van een schuwingslampje moet gaan branden.deugdelijke waarschuwingsinrichting die in Vervolgens wordt de motor gestart. Wanneer het werking treedt zodra het systeem faalt. waarschuwingslampje uitgaat, functioneert het

systeem. Indien noodzakelijk wordt een rijproefuitgevoerd.ToelichtingBij de rijproef wordt alleen het juiste functioneren van het waarschuwingslampje gecontroleerd.Eventueel het waarschuwingslampje op eenandere wijze laten branden.

12.Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het eerste lid, onderdelen a en b, en het vijfde lid, onderdeel a.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Reminrichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

144

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.5.32 - onderdelen en werking reminrichting1. Driewielige motorrijtuigen, in gebruik genomen Visuele controle.

na 30 juni 1967, moeten indien het hydraulisch remsysteem niet is voorzien van een toegankelijk remvloeistofreservoir, waarvan het vloeistofpeil te controleren is zonder het reservoir te openen, zijn voorzien van:a. een deugdelijke waarschuwingsinrichting

die in werking treedt zodra het niveau van de remvloeistof onder het vereiste minimum niveau is gedaald, of

b. in geval van een gescheiden remsysteem eendeugdelijke waarschuwingsinrichting die in werking treedt zodra een van de kringen van het remsysteem faalt.

2. De goede werking van het signaal van de in het Visuele en auditieve controle, waarbij de werkingeerste lid bedoelde waarschuwingsinrichtingen op één van de volgende manieren moet wordenmoet kunnen worden gecontroleerd. gecontroleerd:

a. indien het remvloeistofreservoir is voorzien van een vlotter wordt deze omlaag gedrukt dan wel de dop losgeschroefd en opgelicht;

b. het kontakt wordt ingeschakeld, waarbij indien noodzakelijk de motor wordt gestart, en de parkeerrem wordt aangetrokken;

c. de daartoe bestemde schakelaar wordt bediend;d. het contact wordt ingeschakeld en het waar-

schuwingslampje gaat branden, vervolgens de motor starten waarna het lampje dooft.

3. In de reservoirs van het hydraulisch remsysteem Visuele controle, waarbij het remvloeistofniveaumoet voldoende remvloeistof aanwezig zijn. zich niet onder de minimumaanduiding mag

bevinden.

Artikel 5.5.38 - remvertraging bedrijfsrem1. Driewielige motorrijtuigen, in gebruik genomen Leden 1, 2, 3 en 4.

na 31 maart 1990, moeten zijn voorzien van De controle moet plaatsvinden door middel van een bedrijfsrem waarvan de remvertraging op een beproeving op de weg. Bij twijfel wordt met een droge of nagenoeg droge en ongeveer behulp van een zelfregistrerende remvertragings-horizontaal liggende weg: meter de vertraging gemeten.a. ten minste 4,5 m/s2 bedraagt bij een Toelichting

pedaalkracht van niet meer dan 500 N Indien de beremming uitgevoerd moet worden door onderscheidenlijk bij een kracht op de het gelijktijdig bedienen van het rempedaal en deremhandel van niet meer dan 200 N; remhandel, mag de pedaalkracht en handelkracht

b. ten minste 4,0 m/s2 bedraagt bij een buiten beschouwing worden gelaten.pedaalkracht van niet meer dan 700 N In geval van twijfel wordt de pedaalkracht danwel onderscheidenlijk bij een kracht op de de kracht op de remhandel vastgesteld met behulp remhandel van niet meer dan 200 N, indien van een drukmeter.het een voertuig betreft dat voor 1 april 1997 in gebruik is genomen en dat is bestemd voor het vervoer van goederen;

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Reminrichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

145

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.5.38 - remvertraging bedrijfsremc. in geval van een gecombineerde

reminrichting:1º bij gebruik van de gecombineerde

reminrichting ten minste 4,5 m/s2

bedraagt, en2º bij gebruik van de andere bedrijfsrem of

hulprem ten minste 2,2 m/s2 bedraagt.2. Driewielige motorrijtuigen met een ledige

massa van meer dan 400 kg, in gebruikgenomen na 26 november 1975 doch vóór1 april 1990, moeten zijn voorzien van eenbedrijfsrem waarvan de remvertraging op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 4,0 m/s2

bedraagt bij een pedaalkracht van niet meer dan 700 N onderscheidenlijk bij een kracht opde remhandel van niet meer dan 200 N.

3. Driewielige motorrijtuigen met een ledige massa van niet meer dan 400 kg, in gebruik genomen na 26 november 1975 doch vóór 1 april 1990, moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem waarvan de remvertraging op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 4,0 m/s2

bedraagt, welke waarde bij voertuigen met twee reminrichtingen moet worden gehaald bij gebruik van beide remmen tezamen; bij gebruik van elke der reminrichtingen afzonderlijk moet de remvertraging ten minste 1,7 m/s2 bedragen.

4. Driewielige motorrijtuigen, in gebruik genomen voor 27 november 1975, moeten zijn voorzienvan een bedrijfsrem waarvan de remvertraging op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 3,8 m/s2

bedraagt, welke waarde bij voertuigen met twee reminrichtingen moet worden gehaald bij gebruik van beide remmen tezamen.

5. De bedrijfsrem van driewielige motorrijtuigen Terwijl de wielen zich vrij van de grond of van demet een ledige massa van meer dan 400 kg hefinrichting bevinden, wordt het rempedaal lichtmoet op alle wielen werken. ingetrapt dan wel de remhandel licht ingedrukt,

en wordt gecontroleerd of elk wiel wordt geremd.6. Driewielige motorrijtuigen mogen op een droge Indien er twijfel bestaat ten aanzien van het

of nagenoeg droge weg niet uitbreken ten uitbreken van de achteras, moet de controle gevolge van een verschil in remwerking tussen uitgevoerd worden op de wijze zoals bepaald in de wielen van elke as onderscheidenlijk ten hoofdstuk 2, titel 8 , afdeling 3 van de Regeling gevolge van overberemming van de achteras. permanente eisen.

7. Onze Minister stelt regels vast met betrekking -tot het bepaalde in het zesde lid.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Reminrichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

146

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.5.39 - remvertraging parkeerrem, vastzetinrichting1. Driewielige motorrijtuigen moeten zijn Terwijl twee wielen zich vrij van de grond of van

voorzien van een parkeerrem die op ten minste de hefinrichting bevinden, wordt de parkeerreméén as werkt. vast aangetrokken en met behulp van de

vergrendeling in deze stand gehouden, waarna gecontroleerd wordt of elk van beide wielen wordt geremd.

2. De parkeerrem van driewielige motorrijtuigen, Leden 2 en 3. Controle op een helling dan welin gebruik genomen na 30 juni 1967, moet het met behulp van een zelfregistrerende remvertra-voertuig op een helling van 16,0% in beide gingsmeter waarbij het driewielige motorrijtuig richtingen in stilstand kunnen houden. aan het einde van de remproef geheel of nagenoegHieraan wordt geacht te zijn voldaan indien geheel stil moet staan.de remvertraging, uitgaande van een aanvangssnelheid van 15 km/h, op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 1,2 m/s2 bedraagt en de rem ook in achterwaartse richting functioneert.

3. De remvertraging van de parkeerrem van driewielige motorrijtuigen, in gebruik genomen voor 1 juli 1967, moet op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 1,0 m/s2 bedragen.

Artikel 5.5.40 - werking hulpreminrichting 1. Indien het driewielig motorrijtuig na 30 juni Leden 1 en 2. Aan deze eis wordt niet getoetst

1967 in gebruik is genomen en is voorzien van tijdens de periodieke keuring ten behoeve van een geheel afzonderlijk hulpremsysteem, moet: de afgifte van een keuringsrapport.a. het hulpremsysteem goed functioneren;b. de remwerking redelijk gelijkmatig over de

wielen links en rechts van de as zijn verdeeld.2. De remvertraging van het in het eerste lid De controle moet plaatsvinden door middel van

bedoelde hulpremsysteem moet op een droge een remproef op de weg met behulp van eenof nagenoeg droge en ongeveer horizontaal zelfregistrerende remvertragingsmeter. liggende weg ten minste 2,0 m/s2 bedragen.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Reminrichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

147

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 9. Carrosserie

Artikel 5.5.41 - deuren, laadbakkleppen, motorkap, kofferdeksel, windschermen, stroomlijnkappen1. De deuren van driewielige motorrijtuigen Visuele controle, waarbij de deuren worden

moeten goed sluiten. De deuren die direkt geopend en gesloten.toegang geven tot de personenruimte, moeten op normale wijze vanaf de binnenzijde of vanaf de buitenzijde kunnen worden geopend.ToelichtingOnder deuren worden verstaan deuren diescharnieren om een verticale stijl, die schuivenlangs een horizontale rail of vleugeldeuren aan de zijkant van het voertuig.

2. Het slot en de scharnieren van de motorkap of Visuele controle, waarbij de motorkap of hethet kofferdeksel aan de voorzijde van het kofferdeksel worden geopend en gesloten.voertuig moeten een goede sluiting waarborgen.ToelichtingHieronder wordt ook de motorkap of het kofferdeksel aan de achterzijde verstaan.

3. De bevestiging van de scharnieren van de Visuele controle. Indien sprake is van corrosie terdeuren, de motorkap en het kofferdeksel mag plaatse van de bevestiging geschiedt de controleniet in ernstige mate door corrosie zijn op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2aangetast. (blz. 5 t/m 11) van de Regeling permanente eisen.

4. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het derde lid.

Artikel 5.5.42 – ruiten1. De voorruit, de zijruiten dan wel het wind- Visuele controle. Indien de voorruit een bescha-

scherm van driewielige motorrijtuigen mogen: diging of verkleuring vertoont geschiedt de a. geen beschadigingen of verkleuringen controle aan de hand van de artikelen 2.9.2 tot en

vertonen, met 2.9.6 (blz. 47 t/m 49) van de Regeling b. niet zijn voorzien van onnodige voorwerpen, permanente eisen.die het uitzicht van de bestuurder belemmeren. Artikel Toelichting 2.9.2: Beschadiging voorruitIn het geval dat folie is aangebracht wordt door 2.9.3: Verdeling in vlakkendegene die de keuring uitvoert beoordeeld in 2.9.4: Toegestane beschadiginghoeverre deze folie belemmerend is voor het 2.9.5: Aanwezigheid meerdere beschadigingenuitzicht van de bestuurder. 2.9.6: Wijze van keuren

2. Indien het driewielig motorrijtuig niet is Visuele controle.voorzien van een rechterbuitenspiegel, mag de achterruit:a. geen beschadigingen of verkleuringen

vertonen,b. niet zijn voorzien van onnodige voorwerpen,die het uitzicht van de bestuurder belemmeren.

3. Onze Minister kan regels vaststellen omtrent -het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 5.5.43 - ruitenwisser- en ruitensproeierinstallatie1. Driewielige motorrijtuigen met een voorruit Leden 1 en 2. Visuele controle.

moeten zijn voorzien van een goed werkende Indien bij het in werking stellen van de installatie ruitenwisserinstallatie die de bestuurder ten minste één stand, niet zijnde een intervalstand, voldoende uitzicht geeft. werkt, blijft verdere controleachterwege.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Carrosserie

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

148

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.5.43 - ruitenwisser - en ruitensproeier installatie2. Het eerste lid is niet van toepassing op drie-

wielige motorrijtuigen met een voorruit met een ledige massa van niet meer dan 400 kg die voor 27 november 1975 in gebruik zijn genomen.

3. Driewielige motorrijtuigen met een voorruit, Visuele controle, waarbij de installatie in werkingdie na 31 december 1994, in gebruik zijn wordt gesteld. genomen, moeten zijn voorzien van een goed werkende ruitensproeierinstallatie.

Artikel 5.5.44 - installatie ter ontdooiing en ontwaseming1. Driewielige motorrijtuigen met een voorruit, Leden 1 en 2. Visuele controle, waarbij de

die na 16 juni 2003 in gebruik zijn genomen, installatie in werking wordt gesteld.moeten zijn voorzien van een goed werkendeinstallatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit.

2. Driewielige motorrijtuigen met een voorruit en met een gesloten carrosserie, die na 31 december 1994, doch voor 17 juni 2003 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit.

Artikel 5.5.45 – spiegels1. Driewielige motorrijtuigen moeten zijn Leden 1, 2 en 3. Visuele controle.

voorzien van een linker buitenspiegel.Deze eis geldt niet voor voertuigen:a. waarvan de ledige massa niet meer bedraagt

dan 400 kg,b. waarbij de bestuurder een zodanige plaats

inneemt dat hij van zijn zitplaats het achter hem gelegen weggedeelte kan overzien, en

c. die in gebruik zijn genomen vóór 27 november 1975.

2. Driewielige motorrijtuigen met een gesloten carrosserie moeten zijn voorzien van een binnenspiegel.Deze eis geldt niet voor voertuigen die in gebruik zijn genomen voor 17 juni 2003 en voldoen aan de in het eerste lid, onderdelen a en b, genoemde voorwaarden.

3. Driewielige motorrijtuigen moeten zijn voorzien van een rechterbuitenspiegel indien met de verplichte binnenspiegel het achter het voertuig gelegen weggedeelte niet voldoende kan worden overzien. Indien de binnenspiegel geen zicht naar achteren mogelijk maakt, behoeft deze niet aanwezig te zijn.

4. De aan de zijde van de bestuurder bevestigde Visuele controle. Hierbij wordt de verstellings-buitenspiegel moet vanuit de binnenzijde bij inrichting bediend dan wel het raam geopend,gesloten portier kunnen worden versteld. Deze waarbij de spiegel moet kunnen worden versteld.eis geldt niet voor driewielige motorrijtuigendie vóór 1 januari 1975 in gebruik zijn genomen.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Carrosserie

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

149

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.5.45 – spiegelsDe spiegels van deze voertuigen moeten, na dooreen duw te zijn omgeklapt, zonder verstelling in de oorspronkelijke stand terug kunnen klappen.

5. De spiegels moeten deugdelijk zijn bevestigd. Leden 5 en 6. Visuele controle.6. Het spiegelglas van de verplichte spiegels mag

geen verschijnselen van breuk vertonen en mag niet in ernstige mate zijn verweerd.

Artikel 5.5.46 - zitplaatsen, voetsteunen, trappers1. De zitplaatsen van driewielige motorrijtuigen Visuele controle. Indien sprake is van corrosie ter

moeten deugdelijk aan het voertuig zijn beves- plaatse van de bevestiging geschiedt de controletigd. Onze Minister stelt regels vast met betrek- op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2king tot de deugdelijkheid van de bevestiging. (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.

2. Bij driewielige motorrijtuigen met een ledige Onderdelen a en b. Visuele controle. Indien demassa van meer dan 400 kg, in gebruik vergrendeling in twee standen werkt blijftgenomen na 30 september 1971, moeten: verdere controle achterwege.a. verschuifbare zitplaatsen in elke mogelijke

stand automatisch zijn vergrendeld;b. verstelbare rugleuningen van zitplaatsen in

elke mogelijke stand kunnen worden vergrendeld;c. de voorste zitplaatsen, indien zij scharnierend Visuele controle. Zo nodig wordt de vergrendeling

zijn, dan wel de rugleuningen van de voorste gecontroleerd tijdens een remproef.zitplaatsen, indien zij scharnierend zijn, in denormale stand automatisch zijn vergrendeld.

Artikel 5.5.47 - bescherming inzittenden1. Driewielige motorrijtuigen met een gesloten Leden 1 tot en met 5. Visuele controle.

carrosserie, die na 16 juni 2003 in gebruik In geval van een kampeerauto is de controlezijn genomen, moeten zijn voorzien van auto- beperkt tot de voorste zitplaatsen en tot de overigegordels voor alle naar voren en naar achteren zitplaatsen voorzover deze zijn voorzien van gerichte zitplaatsen. autogordels.

2. Driewielige motorrijtuigen met een gesloten carrosserie, die na 31 december 1989 doch voor 17 juni 2003 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van autogordels voor alle naar voren gerichte zitplaatsen.

3. Driewielige motorrijtuigen die na 1 januari 1971doch voor 1 januari 1990 in gebruik zijn genomen en die zijn ingericht voor het vervoer van personen of die beurtelings voor het vervoer van personen of goederen kunnen worden ingericht, moeten zijnvoorzien van autogordels voor de zitplaats van debestuurder en de naast deze plaats aanwezige zit-plaatsen, voor zover deze aan een portier grenzen.

4. Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing op klapstoelen.

5. De in het tweede en derde lid bedoelde ver-plichtingen gelden niet voor voertuigen die voor1 januari 1998 in gebruik zijn genomen en die blijkens een aantekening in het voor het voertuigafgegeven kentekenbewijs niet van bevestigings-punten voor autogordels behoeven te zijn voorzien.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Carrosserie

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

150

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.5.47 - bescherming inzittenden6. De autogordels moeten deugdelijk zijn Visuele controle, waarbij een eventuele rolgordel

bevestigd en mogen niet zodanig zijn volledig wordt uitgetrokken. Indien sprake is vanbeschadigd dat de sterkte ervan in gevaar corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedtwordt gebracht. Onze Minister stelt regels vast de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstukmet betrekking tot de deugdelijkheid van de 2, titel 2 (blz. 5 t/m 11), van de Regeling bevestiging. permanente eisen.ToelichtingDaar elke beschadiging de sterkte in gevaar brengt, is een beschadiging niet toegestaan. Het pluizen van een gordel wordt niet gezien als een beschadiging.

7. De autogordels moeten zijn voorzien van een Visuele controle. Hierbij wordt de gordel in degoed werkende sluiting en een goed werkende sluiting gebracht. Indien de gordel is voorzienblokkering. Oprolmechanismen moeten zodanig van een oprolmechanisme wordt de gordelfunctioneren dat de gordel aanligt na het omgedaan. De blokkering wordt gecontroleerdomdoen ervan. door te rukken aan de gordel; indien dit geen

uitsluitsel biedt wordt tijdens een remproef op de weg het blokkeren van de gordel gecontroleerd.

Artikel 5.5.48 - uitwendige veiligheid o.a. wiel- en zijdelingse afscherming1. Driewielige motorrijtuigen mogen geen scherpe Leden 1 en 2. Visuele controle.

delen hebben die in geval van botsing gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weg-gebruikers kunnen opleveren.

2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid moeten uitstekende delen van driewielige motor-rijtuigen, die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten, zijn afgeschermd. ToelichtingVleugelmoeren op de wielnaaf zijn voldoende afgeschermd wanneer deze niet meer dan 30 mmbuiten de afscherming uitsteken.

3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid is niet In geval van twijfel wordt de hoogte gemeten. van toepassing op voertuigdelen die zich hoger dan 2,00 m boven het wegdek bevinden.

4. De wielen onderscheidenlijk banden van Visuele controle.driewielige motorrijtuigen mogen niet aanlopen en moeten goed zijn afgeschermd indien het driewielig motorrijtuig voor 17 juni 1999 in gebruik is genomen.

5. Een reservewielhouder die zich aan de Leden 5 en 6. Visuele controle.buitenzijde van het driewielige motorrijtuig bevindt, moet deugdelijk zijn bevestigd. Indien in de houder een reservewiel is geplaatst, moet dat wiel goed zijn opgesloten.

6. Geen deel aan de buitenzijde van een driewieligmotorrijtuig mag zodanig zijn bevestigd, beschadigd of door corrosie zijn aangetast, dat gevaar bestaat voor losraken.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Carrosserie

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

151

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 10. Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Artikel 5.5.51 - verplichte lichten en retroreflectoren1. Driewielige motorrijtuigen moeten zijn Leden 1 en 2. Visuele controle.

voorzien van:a. twee grote lichten;b. twee dimlichten;c. twee stadslichten, indien het voertuig in

gebruik is genomen na 30 juni 1967, en twee of vier stadslichten, indien het voertuig voor 1 juli 1967 in gebruik is genomen;

d. twee richtingaanwijzers aan de voorzijde en twee aan de achterzijde van het voertuig, dan wel één richtingaanwijzer aan elke zijkant indien het voertuig vóór 1 juli 1967 in gebruik is genomen; het licht van de richtingaanwijzers van driewielige motor-rijtuigen die na 30 juni 1967 in gebruik zijn genomen moet knipperen;

e. waarschuwingsknipperlichten indien het voertuig na 31 december 1996 in gebruik is genomen;

f. twee achterlichten indien het voertuig na 30 juni 1967 in gebruik is genomen en twee of vier achterlichten, indien het voertuig voor 1 juli 1967 in gebruik is genomen;

g. twee remlichten indien het voertuig na 30 juni 1967 in gebruik is genomen, dan wel één of twee remlichten indien het voertuig vóór 1 juli 1967 in gebruik is genomen;

h. een installatie ter verlichting van de aan de achterzijde van het voertuig aangebrachte kentekenplaat;

i. twee niet-driehoekige rode retroreflectoren aan de achterzijde van het voertuig.ToelichtingOnder driehoekig wordt een gelijkzijdigedriehoek verstaan.

2. De in het eerste lid, onderdelen d en g, genoemde lichten zijn niet verplicht voor driewielige motorrijtuigen met een ledige massa van niet meer dan 400 kg, in gebruik genomen voor 27 november 1975, waarbij de bestuurder een zodanige plaats inneemt dat de door hem met de arm gegeven seinen zowel goed zichtbaar zijn voor het tegemoetkomend verkeer als voor het achteropkomend verkeer.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Verlichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

152

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.5.51 - verplichte lichten en retroreflectoren3. Driewielige motorrijtuigen met een breedte van Visuele controle. In geval van twijfel wordt

niet meer dan 1,30 m mogen in afwijking van gemeten. het bepaalde in het eerste lid, onderdelen a, b, c, f, g en i, zijn voorzien van:a. één groot licht;b. één dimlicht;c. één stadslicht;d. één achterlicht;e. één remlicht;f. één niet-driehoekige rode retroreflector.

ToelichtingOnder driehoekig wordt een gelijkzijdige driehoek verstaan.

Artikel 5.5.53 – kleur1. De grote lichten, dimlichten en stadslichten Leden 1, 2 en 3. Visuele controle, waarbij de

mogen niet anders dan wit of geel stralen. desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld. ToelichtingWit licht is opgebouwd uit meerdere kleuren. Hierdoor kan het voorkomen dat op het koplamptestapparaat een blauwe, groene, gele, oranje of rode kleur is te zien. Deze kleur op het scherm van het koplamptestapparaat is acceptabel mits de kleur van het licht op de vloer of het wegdek wel wit is.

2. De richtingaanwijzers en waarschuwings-knipperlichten mogen naar voren niet anders dan ambergeel of wit en naar achteren niet anders dan ambergeel of rood stralen.

3. De achterlichten mogen niet anders dan rood stralen.

4. De remlichten mogen niet anders dan rood of Visuele controle, waarbij het rempedaal wordtambergeel stralen. ingetrapt dan wel de remhandel wordt bediend, zo

nodig nadat het contact is ingeschakeld.5. De kentekenplaatverlichting mag niet anders Visuele controle, waarbij de betreffende

dan wit stralen en mag niet naar achteren verlichting wordt ingeschakeld.stralen.

Artikel 5.5.55 - werking1. De in artikel 5.5.51 bedoelde lichten moeten Visuele controle, waarbij de desbetreffende

goed werken. verlichting wordt ingeschakeld. De schakelaar moet automatisch in de ingeschakelde stand blijven staan.

2. De verlichtingsarmaturen en de onderdelen Visuele controle. Indien sprake is van corrosie terdaarvan moeten deugdelijk aan het voertuig plaatse van de bevestiging geschiedt de controle zijn bevestigd. op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2

(blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.3. De glazen van de verlichtingsarmaturen mogen Visuele controle. Indien het glas is beschadigd of

niet zodanig zijn beschadigd, gerepareerd of bewerkt is artikel 2.10.12 (blz. 65) van debewerkt dat de lichtopbrengst en het lichtbeeld Regeling permanente eisen van toepassing.dan wel de functie nadelig worden beïnvloed.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Verlichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

153

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.5.55 - werking4. Lichten met dezelfde functie moeten van Visuele controle, waarbij de desbetreffende

gelijke grootte, gelijke kleur en gelijke of verlichting wordt ingeschakeld.nagenoeg gelijke sterkte zijn. Lichten en retroreflecterende voorzieningen met dezelfde functie moeten symmetrisch links en rechts van het midden van het voertuig zijn bevestigd.

5. De in artikel 5.5.51 vermelde retroreflectoren, Leden 5 en 6. Visuele controle.voorzover het het lichtdoorlatende gedeelte betreft, mogen ten hoogste een vierde deel zijn afgeschermd, onverminderd het bepaalde in artikel 5.18.7, eerste lid onderdeel e en f.ToelichtingHierin wordt het volgende vermeld:Bij het vervoer van goederen aan de achterzijde van een personenauto, bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, of driewielig motorrijtuig moet worden voldaan aan de volgende eisen:e. indien de verlichting en retroreflectoren van

het voertuig door de lastdrager of de goederen worden afgeschermd, moet de lastdrager aan de achterzijde zijn voorzien van twee rode achterlichten, twee rode remlichten, twee niet-driehoekige rode retroreflectoren en twee ambergele richtingaanwijzers, die moeten zijn aangebracht op een afstand van niet meer dan 0,40 m vanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig met inbegrip van de lastdrager;

f. indien de op het voertuig aangebrachte kentekenplaat door de lastdrager of de goederen wordt afgeschermd, moet de lastdrager zijn voorzien van een kenteken-plaat met het kenteken van het voertuig waarop de lastdrager is aangebracht, alsmede van kentekenplaatverlichting; het kenteken moet goed leesbaar zijn en de kentekenplaat moet zijn voorzien van het in artikel 5 van het Kentekenreglement voorgeschreven goedkeuringsmerk en mag niet zijn afgeschermd;

De in artikel 5.5.51 en 5.5.57 bedoelde verlichting welke is opgebouwd uit een combinatie van led’s moet de betreffende verlichting minimaal voldoen aan:• Minimaal 75% van het totale aantal led’s dient

te branden;• De ledverlichting moet bij defecte led’s nagenoeg

symmetrisch geplaatst blijven;• De lichtsterkte moet, ook bij defecte led’s,

nagenoeg gelijk blijven.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Verlichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

154

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.5.55 - werking6. De retroreflectoren mogen geen gebreken

vertonen, die de retroreflectie beïnvloeden.7. Onze Minister kan regels vaststellen omtrent

het bepaalde in het tweede en derde lid.

Artikel 5.5.56 - afstelling dimlicht1. Het dimlicht van driewielige motorrijtuigen 1. De stand van de lichtbundel van het dimlicht

moet zodanig zijn afgesteld dat bij controle met wordt gecontroleerd met behulp van een een koplamptestapparaat dan wel een koplamptestapparaat waarbij het driewieligeverlichtingsscherm het geprojecteerde beeld, motorrijtuig en het koplamptestapparaat op eenna fixatie van het apparaat dan wel het scherm, vlakke en horizontale vloer zijn geplaatst.voldoet aan de volgende eisen: Toelichtinga. het lichte vlak moet zich onder het donkere Tijdens de periodieke keuring ten behoeve van

vlak bevinden; de afgifte van een keuringsrapport wordt geen b. een duidelijke, geheel of ten dele horizontale gebruik gemaakt van een verlichtingsscherm.

scheidingslijn tussen licht en donker moet 2. Bij de controle bedoeld in punt 1 moetenzichtbaar zijn; a. de voorwielen in de stand van rechtuitrijden

c. het horizontale gedeelte van de scheidingslijn staan,moet zich bevinden tussen of op de lijnen op b. de banden op de juiste spanning zijn, en moethet scherm van het koplamptestapparaat dan c. de handrem los staan.wel op het verlichtingsscherm, die overeen- 3. Indien het driewielige motorrijtuig is uitgerustkomen met een daling van de lichtbundel ten met een inrichting waarmee de dimlicht-opzichte van de horizontale middenlijn van afstelling eenvoudig aan de beladingstoestand de koplamp van 5 tot 40 mm/m; kan worden aangepast, moet tijdens de controle

d. indien een ten dele horizontale scheidingslijn deze afstelinrichting staan op de stand diezichtbaar is: overeenkomt met de beladingstoestand.1º.moet het horizontale gedeelte van de 4. Indien het driewielige motorrijtuig is uitgerust

scheidingslijn zich grotendeels links met een automatische niveauregeling, wordt debevinden van de verticale hartlijn op het controle uitgevoerd met stationair draaiendescherm van het koplamptestapparaat dan motor. Een eventuele bedieningsmogelijkheid wel op het verlichtingsscherm; moet in de normale rijstand staan.

2º.mag het snijpunt van het horizontale en het niet-horizontale gedeelte:a. bij controle met een koplamptest-

apparaat niet links van de verticale hartlijn op het scherm van het koplamp-testapparaat vallen, dan wel

b. bij controle met een verlichtingsscherm maximaal 20 mm/m links van de geprojecteerde verticale hartlijn van de koplamp op het verlichtingsscherm vallen.

Toelichting Indien dimlichten zijn gemonteerd met een afwijkend lichtbeeld, zie voor de handelwijze de wijze van keuren bij artikel 5.5.64.

2. Het voor het dimlicht bestemde deel van de Visuele controle. Indien de reflector is aangetastreflector mag zijn oorspronkelijke reflecterende is artikel 2.10.14 (blz. 65) van de Regelingwerking niet in ernstige mate hebben verloren. permanente eisen van toepassing.

3. Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het tweede lid.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Verlichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

155

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.5.57 - toegestane lichten en retroreflectoren1. Driewielige motorrijtuigen mogen zijn

voorzien van:a. één of twee mistlichten aan de voorzijde van Onderdelen a en b.

het voertuig; Visuele controle.ToelichtingDe wijze van schakeling van de mistlichten aan de voorzijde in combinatie met de dimlichten behoeft niet te worden gecontroleerd.

b. één of twee mistlichten aan de achterzijde van het voertuig;

c. parkeerlichten, indien het voertuig niet Visuele controle. In geval van twijfel wordtlanger is dan 6,00 m en niet breder is dan gemeten.2,00 m en in gebruik is genomen voor 1 november 1997;

d. één of twee achteruitrijlichten; Onderdelen d tot en met k. Visuele controle.e. één zijrichtingaanwijzer aan elke zijkant van

het voertuig;f. twee herhalingswaarschuwingsknipperlichten

aan het meest naar achteren gelegen gedeelte van de zich aan de zij- of achterkant van het voertuig bevindende laad- en losklep in horizontale stand, indien het voertuig in gebruik is genomen voor 1 november 1997;

g. ambergele retroreflectoren aan de zijkanten van het voertuig;

h. twee witte retroreflectoren aan de voorzijde van het voertuig, indien het voertuig in gebruik is genomen voor 1 november 1997;

i. een richtlicht, indien het voertuig in gebruik is genomen voor 1 november 1997;

j. een bermlicht aan de voorzijde van het voertuig, indien het voertuig in gebruik is genomen voor 1 november 1997;

k. werklichten, indien het voertuig in gebruik is genomen voor 1 november 1997.

l. bochtverlichting al dan niet in combinatie Onderdelen l. en m. Aan deze eis wordt nietmet dimlicht; getoetst tijdens de periodieke keuring ten

m. hoekverlichting (afslagverlichting); behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.2. Lichten die ingevolge artikel 5.5.51 verplicht Leden 2 en 3. Visuele controle.

zijn gesteld voor voertuigen die na een in dat artikel genoemd tijdstip in gebruik zijn genomen, mogen zijn aangebracht op voertuigen die voor of op dat tijdstip in gebruik zijn genomen mitswordt voldaan aan de in artikel 5.5.53 met betrekking tot die lichten gestelde eisen.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Verlichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

156

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.5.57 - toegestane lichten en retroreflectoren3. Driewielige motorrijtuigen die in gebruik zijn

genomen voor 1 november 1997, mogen zijn voorzien van extra witte retroreflecterende voorzieningen aan de voorzijde, extra rode niet-driehoekige aan de achterzijde en extra ambergele aan de zijkanten van het voertuig.ToelichtingOnder driehoekig wordt een gelijkzijdigedriehoek verstaan.

Artikel 5.5.59 – kleur toegestane lichten1. De mistlichten aan de voorzijde, de achteruit- Leden 1, 2, 3 en 4. Visuele controle, waarbij de

rijlichten, het richtlicht en het bermlicht mogen desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.niet anders dan wit of geel stralen.

2. De mistlichten aan de achterzijde van het voertuig mogen niet anders dan rood stralen.

3. De parkeerlichten mogen naar voren niet anders dan wit en naar achteren niet anders dan rood stralen.

4. De zijrichtingaanwijzers mogen naar voren niet anders dan ambergeel of wit en naar achteren niet anders dan ambergeel of rood stralen.

5. Artikel 5.5.55, tweede, derde, vierde en De wijze van keuren bij het tweede, derde enzevende lid, is van toepassing. vierde lid van artikel 5.5.55 van het Voertuig-

reglement is van toepassing.6. Op de mistlichten aan de voorzijde alsmede De wijze van keuren bij het eerste tot en met het

aan de achterzijde van het voertuig is artikel vijfde lid van artikel 5.5.55 van het Voertuig-5.5.55, eerste tot en met vijfde en zevende lid, reglement is van toepassing.van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.5.61 – plaatsing1. Bij driewielige motorrijtuigen in gebruik Visuele controle. In geval van twijfel wordt

genomen na 31 december 1967 moeten de gemeten.verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen, bedoeld in de artikelen 5.5.51, eerste en tweede lid, en 5.5.57 zijn aangebracht op een afstand van niet meer dan 0,40 m vanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig.Voor richtingaanwijzers geldt de eerste volzin slechts voor zover het voertuig in gebruik is genomen na 31 december 1997.

2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor Visuele controle.de grote lichten, achterlichten, richtlichten, bermlichten, achteruitrijlichten, remlichten, de verlichting van de kentekenplaat aan de achterzijde van het voertuig, mistlichten aan de achterzijde van het voertuig en werklichten.ToelichtingIn het geval van één mistlicht aan de achterzijdemoet dit zich bevinden in of links van het middenlangsvlak van het voertuig.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Verlichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

157

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.5.62 - controlelampje mistachterlichtHet ingeschakeld zijn van het mistlicht of de Visuele controle, waarbij de desbetreffendemistlichten aan de achterzijde van het voertuig verlichting wordt ingeschakeld.moet door middel van een controlelampje aan de bestuurder kenbaar worden gemaakt.

Artikel 5.5.63 - werking achteruitrijlichtenAchteruitrijlichten van driewielige motorrijtuigen Visuele controle.mogen alleen kunnen branden indien de achteruit-versnelling van het voertuig is ingeschakeld.

Artikel 5.5.64 - verbod van verblindende verlichting1. Driewielige motorrijtuigen mogen, met Visuele controle.

uitzondering van grote lichten, niet zijn Aan deze eis wordt, met uitzondering van het voorzien van verblindende verlichting. onderstaande, niet getoetst tijdens de periodieke

keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.Bij driewielige motorrijtuigen die zijn voorzien van een kenteken bevattende de lettergroep CD ofCDJ of de lettergroep BN of GN en twee groepen van twee cijfers dan wel de vermelding ‘Afgegeven ex. art. 16, tweede lid, RKR inzake afwijkende koplampen’ of ‘Afwijkende koplamp(en) toegestaan op basis van art. 30 van de Invoeringswet 1994’ onder bijzonderheden op het kentekenbewijs mogen zijn voorzien van dimlichten met een afwijkend lichtbeeld.Het dimlicht wordt niet als verblindend aange-merkt indien dit als volgt is afgesteld:Globaal mag het geprojecteerde lichtste vlak, voor zowel een beladen als een onbeladen voertuig, zich niet bevinden boven de horizontale lijn die overeenkomt met een daling van 2 cm/m van de lichtbundel ten opzichte van het midden van de koplamp.Tevens mag het midden van dit vlak zich niet duidelijk links bevinden van:- de verticale hartlijn op het scherm van het

koplamptestapparaat of- de geprojecteerde verticale hartlijn van de

koplamp op het verlichtingsscherm.2. Driewielige motorrijtuigen mogen, met Visuele controle.

uitzondering van de richtingaanwijzers en de waarschuwings-knipperlichten, niet zijn voorzien van knipperende verlichting.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Verlichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

158

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.5.65 - verbod andere dan verplichte of toegestane verlichtingDriewielige motorrijtuigen mogen niet zijn Visuele controle. Indien verlichtingsarmaturenvoorzien van meer lichten en retroreflecterende aanwezig zijn die niet zijn voorgeschreven danvoorzieningen dan in de artikelen 5.5.51 en 5.5.57 wel toegestaan, moet de bedrading van dezeis voorgeschreven of toegestaan. armaturen zijn losgenomen en het lampjeVerlichte reclame-aanduidingen of verlichte verwijderd.borden voor de aanduiding van het soort vervoer, zoals taxi en ambulance, zijn op voertuigen toegestaan mits de verlichting niet verblindend is en door middel van een afzonderlijke schakelaar is te bedienen.Toelichting- Volgens artikel 29 van het RVV 1990 mogen

voertuigen die in gebruik zijn bij politie en brandweer of als ambulance zijn voorzien van blauwe zwaai- of knipperlichten.

- Voertuigen mogen volgens artikel 30 van het RVV 1990 zijn voorzien van oranje zwaailichten, mits het voertuig wordt gebruikt om de volgende werkzaamheden uit te voeren:a. werkzaamheden ten behoeve van wegen;b. repareren, bergen of slepen van voertuigen;c. vervoeren van ondeelbare lading.

Bij de APK keuring behoeft het gebruik dat van het voertuig wordt gemaakt niet specifiek te worden aangetoond.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Verlichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

159

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 11. Verbinding tussen driewielig motorrijtuig en aanhangwagen

Artikel 5.5.66 – koppelinrichting1. Indien het driewielig motorrijtuig is voorzien Visuele controle. Indien sprake is van corrosie ter

van een inrichting tot het koppelen van een plaatse van de bevestiging geschiedt de controleaanhangwagen, moet deze inrichting deugdelijk op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2zijn bevestigd en mag deze niet zijn gescheurd, (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.gebroken of vervormd.Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging.

2. Bij een inrichting als bedoeld in het eerste lid, die is voorzien van een koppelingskogel met een nominale diameter van 50 mm:a. moet de diameter van de kogel ten minste Het bolvormige gedeelte wordt gemeten met een

49 mm bedragen; geschikt meetmiddel.b. moet de sluit- en borginrichting van een Visuele controle.

afneembare kogel goed werken en moet de bevestiging van het kogelgedeelte nagenoeg spelingvrij zijn.

APK Keuringseisen5.5 Driewielige motorrijtuigen Verbinding driewielig motorrijtuig

en aanhangwagen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

160

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 12. Diversen

Artikel 5.5.71 – geluidssignaalinrichtingen 1. Driewielige motorrijtuigen moeten zijn Visuele en auditieve controle, waarbij de hoorn in

voorzien van ten minste een geluidssignaal- werking wordt gesteld.inrichting die bestaat uit een goed werkende hoorn met vaste toonhoogte.Een samenstel van zodanige, tegelijk werkende hoorns wordt als één hoorn beschouwd.

2. Driewielige motorrijtuigen mogen zijn Leden 2 en 3. Visuele en auditieve controle.voorzien van een geluidssignaalinrichting die andere weggebruikers erop attent maakt dat de achteruitversnelling van het voertuig is ingeschakeld, alsmede van een geluidssignaal-inrichting die ertoe strekt ongeoorloofd gebruik of diefstal van het voertuig te voorkomen.

3. Driewielige motorrijtuigen mogen niet zijn voorzien van andere geluidssignaalinrichtingen dan bedoeld in het eerste en tweede lid.

APK Keuringseisen

5.5 Driewielige motorrijtuigen Diversen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

161

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 0. Algemeen

Artikel 5.12.1 – overeenstemmen van het voertuig met de voertuiggegevens alsmede eisen m.b.t. identificatie

Aanhangwagens moeten voldoen aan de volgende eisen:a. de aanhangwagen moet in overeenstemming Controle hierop moet reeds voorafgaand aan de

zijn met de op het voor het voertuig afgegeven keuring hebben plaatsgevonden.kentekenbewijs en in het kentekenregister omtrent het voertuig vermelde gegevens;ToelichtingIndien op het kentekenbewijs deel I A dan wel deel I onder bijzonderheden uitzonderingen op de keuringseisen zijn vermeld moeten deze in acht worden genomen.

b. het identificatienummer moet op een vast Visuele controle.voertuigdeel zijn ingeslagen en moet goed leesbaar zijn;ToelichtingBij kunststof hoofdliggers mag het identificatie-nummer zijn aangebracht op een aluminium plaat die op de hoofdligger is gelijmd en tevens met twee popnagels is bevestigd.

c. aanhangwagens die in gebruik zijn genomen Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de na 31 december 1997, moeten zijn voorzien periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een constructieplaat die goed leesbaar is van een keuringsrapport.en waarvan de gegevens in overeenstemming zijn met het kentekenregister, met dien verstande dat de maximum massa’s die op de constructieplaat zijn vermeld tenminste gelijkzijn aan de massa’s die zijn aangegeven in hetkentekenregister en op het kentekenbewijs;

d. de kentekenplaat moet zijn voorzien van het in Alleen visuele controle op de bevestiging van artikel 5 van het Kentekenreglement de kentekenplaat.voorgeschreven goedkeuringsmerk en moet deugdelijk aan de achterzijde van het voertuig zijn bevestigd;ToelichtingHet kentekennummer moet op één plaatdeel staan.

e. het kenteken moet goed leesbaar zijn en de Visuele controle, waarbij de letters en cijferskentekenplaat mag niet zijn afgeschermd. volledig zichtbaar moeten zijn indien de

waarnemer op een afstand van 20,00 m achter hetmidden van de aanhangwagen staat.

APK Keuringseisen

5.12 Aanhangwagens Algemeen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

162

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 1. Algemene bouwwijze van het voertuig

Artikel 5.12.3 - chassisraam, mee- of zelfdragende carrosserie1. De langs- en dwarsliggers en chassis- Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich

versterkingsdelen van het chassisraam, dan wel boven een inspectieput of op een hefinrichting de daarvoor in de plaats tredende delen van de bevindt. Indien sprake is van corrosie geschiedt demee- of zelfdragende carrosserie van controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2,aanhangwagens mogen: titel 2 (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanentea. geen breuken of scheuren vertonen; eisen.b. niet zodanig zijn bevestigd, vervormd of

door corrosie aangetast, dat de stijfheid en de sterkte van het chassisraam of van demee- of zelfdragende carrosserie in gevaar worden gebracht.

2. Onze Minister stelt regels vast inzake corrosie -van de in het eerste lid bedoelde onderdelen alsmede de bevestiging daarvan.

Artikel 5.12.4 – bovenbouw1. De bovenbouw van aanhangwagens moet Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich

deugdelijk op het onderstel zijn bevestigd. boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2. De ondersteuning van de laadvloer onder- Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zichscheidenlijk laadruimte moet deugdelijk zijn. boven een inspectieput of op een hefinrichtingOnze Minister stelt regels vast met betrekking bevindt. Indien sprake is van corrosie geschiedttot de deugdelijkheid van de ondersteuning. de controle op de wijze zoals bepaald in

hoofdstuk 2, titel 2 (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.

Artikel 5.12.5 - bedrading aanhangwagensDe bedrading van aanhangwagens moet Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zichdeugdelijk zijn bevestigd en goed zijn geïsoleerd. boven een inspectieput of op een hefinrichting

bevindt.

APK Keuringseisen

5.12 Aanhangwagens Algemeen

APK Keuringseisen

Keuringseisen Wijze van keuren

§2. Afmetingen en massa’s

Artikel 5.12.6 – afmetingen1. Aanhangwagens, niet zijnde opleggers, mogen Leden 1en 2.

niet langer zijn dan 12,00 m. Deze maat mag niet meer dan 1,0% afwijken.Toelichting Aanhangwagens moeten worden gemeten.Ter bepaling van de totale lengte wordt een Artikel 1.2. van het Voertuigreglement is vanaan de achterzijde aangebrachte uitschuiflade toepassing.ter ondersteuning van de lading, of een uitschuifbarestootbalk slechts in ingeschoven toestand meegeteld.

2. In afwijking van het eerste lid mogen:a. kermis- of circusvoertuigen niet langer zijn

dan 14,00 m;b. middenasaanhangwagens die vóór 1 juli

1967 in gebruik zijn genomen, niet langer zijn dan 10,00 m;

c. middenasaanhangwagens die na 30 juni 1967 maar vóór 1 januari 1987 in gebruik zijn genomen, niet langer zijn dan 10,00 m indien de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 2500 kg maar niet meer dan 3500 kg.

3. Van opleggers die na 31 december 1997 in Leden 3, 4 en 5.gebruik worden genomen, mag de horizontaal 1. De afstand tussen het hart van de koppelingspengemeten afstand tussen het hart van de en enig deel aan de voorzijde van de oplegger koppelingspen en enig deel aan de voorzijde wordt in geval van twijfel gemeten.van de oplegger niet meer bedragen dan 2. Controle op de afstand tussen het hart van de2,04 m en mag de horizontaal gemeten afstand koppelingspen en de achterzijde van de tussen het hart van de koppelingspen en de oplegger moet reeds voorafgaand aan de achterzijde van de oplegger niet meer keuring hebben plaatsgevonden.bedragen dan 12,00 m. Artikel 1.2 van het Voertuigreglement is

4. Van opleggers die vóór 1 januari 1998 in van toepassing.gebruik zijn genomen, mag de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de kop- In het gearceerde deel is een uitbouw toegestaan.pelingspen en enig deel aan de voorzijde vande oplegger niet meer bedragen dan 2.05 m,met uitzondering van een puntvormige uit-bouw waarvan het verticaal geprojecteerdeoppervlak wordt begrensd door rechte lijnen die raken aan de uiterste voorhoeken vande oplegger en een punt op het mediaanvlakvan de oplegger dat op maximaal 2,50 mvoor het hart van de koppelingspen ligt.

5. In afwijking van het derde lid, mag van kermis- of circusvoertuigen de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en de achterzijde van de oplegger niet meer bedragen dan 17,50 m.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

163

5.12 Aanhangwagens Afmetingen en massa’s

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

164

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.12.6 – afmetingen6. Aanhangwagens mogen niet breder zijn dan Leden 6 en 7. Controle hierop moet reeds

2,55 m. voorafgaand aan de keuring hebben Toelichting plaatsgevonden.Aanhangwagens met een toegestane maximum Artikel 1.2 van het Voertuigreglement is massa van meer dan 10.000 kg en in gebruik van toepassing.genomen voor 1 februari 1999, mogen niet breder zijn dan 2,60 m.

7. In afwijking van het bepaalde in het zesde lid mogen geconditioneerde voertuigen niet breder zijn dan 2,60 m.ToelichtingMits op het kentekenbewijs bij inrichting is vermeld dat het een ‘koelwagen, vrieswagen ofgeconditioneerd voertuig’ betreft.

8. Aanhangwagens mogen niet hoger zijn De aanhangwagen wordt gemeten, waarbij artikeldan 4,00 m. 1.2 van het Voertuigreglement van toepassing is.

9. In de afmetingen, bedoeld in het eerste lid, het Visuele controle.derde lid, het zesde lid, het zevende lid en het achtste lid, zijn afneembare bovenbouwen en gestandaardiseerde laadstructuren begrepen.

Artikel 5.12.7 - massa’s1. De last onder de assen van aanhangwagens Leden 1 tot en met 3. In geval van buitensporige

mag niet meer bedragen dan de voor het wijziging van de inrichting wordt de betrokken voertuig in het kentekenregister of aanhangwagen gewogen.op het kentekenbewijs vermelde toegestane maximum aslasten.Bij middenasaanhangwagens en opleggers mag de last onder de koppeling niet meer bedragen dan in het kentekenregister of op het kenteken-bewijs is vermeld.

2. De totale massa van aanhangwagens mag niet meer bedragen dan de voor het betrokken voertuig in het kentekenregister of op het kentekenbewijs vermelde toegestane maximum massa.

3. De som van de aslasten van autonome aanhang-wagens mag niet meer bedragen dan de voor het betrokken voertuig in het kentekenregister of op het kentekenbewijs vermelde toegestane maximum massa.

APK Keuringseisen

5.12 Aanhangwagens Afmetingen en massa’s

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

165

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 5. Assen

Artikel 5.12.18 – assen1. De assen van aanhangwagens moeten Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich

deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd en boven een inspectieput of op een hefinrichtingmogen geen breuken of scheuren vertonen. bevindt en, indien sprake is van corrosie ter

plaatse van de bevestiging, geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.

2. De assen mogen niet zodanig zijn vervormd Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zichdat de sterkte ervan in gevaar wordt gebracht. boven een inspectieput of op een hefinrichting

bevindt.3. De assen mogen niet zodanig zijn bevestigd, Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich

beschadigd of vervormd dat het weggedrag boven een inspectieput of op een hefinrichtingnadelig wordt beïnvloed. bevindt. In geval van twijfel rijproef uitvoeren.

4. De assen mogen niet zodanig door corrosie zijn Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zichaangetast, dat de sterkte ervan in gevaar wordt boven een inspectieput of op een hefinrichtinggebracht. Hieraan wordt voor wat betreft bevindt. Indien een wielgeleidingselement iswielgeleidings-elementen voldaan indien deze gerepareerd, moet artikel 2.2.23 (blz. 10) van deniet zijn doorgeroest. Regeling permanente eisen in acht wordenToelichting genomen.- Indien de rand van een wielgeleidingselement

ten gevolge van roest is afgebrokkeld, wordt dit eveneens als doorgeroest aangemerkt en dienttot afkeur te worden overgegaan.

- De wielgeleidingselementen mogen, indien deze zijn doorgeroest, niet worden gerepareerd. In dit geval moeten de wielgeleidingselementenkompleet worden vervangen.

5. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het eerste lid met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging.

Artikel 5.12.19 - fuseepennen, -lageringen, -bussen, en kogels1. De fuseepennen, -lageringen, -bussen en Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich

-kogels van aanhangwagens moeten deugdelijk boven een inspectieput of op een hefinrichtingzijn bevestigd. bevindt.

2. Stofhoezen van de fuseekogels moeten deug- Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zichdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn boven een inspectieput of op een hefinrichtingbeschadigd dat de hoezen niet meer afdichten. bevindt.

3. De fuseepennen, -lageringen, -bussen en 1. De wijze van keuren bij het eerste lid is van-kogels alsmede de overige draaipunten van de toepassing.wielophanging mogen niet te veel speling 2. Voor het zichtbaar maken van:vertonen. a. axiale speling van fuseepennen, -lageringen

en -bussen, wordt elk wiel ontlast en op en neer bewogen dan wel ontlast en langzaam weer belast;

APK Keuringseisen

5.12 Aanhangwagens Assen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

166

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.12.19 - fuseepennen, -lageringen, -bussen, en kogelsb. radiale speling van fuseepennen, -lageringen

en -bussen, wordt elk wiel gedeeltelijk ontlast en handmatig of met behulp van een spelingsdetector bewogen;

c. axiale en radiale speling van fuseekogels en overige kogelgewrichten, wordt elke kogel ten opzichte van de draagarm in elke richtingbewogen; bij deze controle moet de stand van de wielophanging zoveel mogelijk overeenkomen met de rijpositie en moeten de kogels zoveel mogelijk onbelast zijn;

d. radiale speling van de overige draaipunten, wordt elk draaipunt in radiale richting ten opzichte van de bevestiging bewogen met behulp van een spelingsdetector dan wel handmatig.

3. In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

4. Op de speling zijn de artikelen 2.5.2 tot en met 2.5.4 (blz. 17 t/m 18) van de Regeling permanente eisen van toepassing.Artikel 2.5.2: Maximaal toegestane speling fusee-

pennen, -lageringen en -bussen2.5.3: Maximaal toegestane speling fuseekogels2.5.4: Maximaal toegestane speling draai-

punten wielophanging4. Indien een gedeelte van de binnenkant van het Visuele controle indien de hoes is beschadigd of

fuseekogelhuis en van de fuseekogel zichtbaar ontbreekt, terwijl de aanhangwagen zich bovenis doordat de hoes is beschadigd of ontbreekt, een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.mag dit gedeelte geen corrosie vertonen.

5. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het derde lid.

Artikel 5.12.20 - wiellagers1. De wiellagers van aanhangwagens mogen niet 1. Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich

teveel speling vertonen. boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2. Voor de controle van de speling moet elk wiel vrij kunnen ronddraaien en wordt elk wiel met de hand of met behulp van een hefboom, bijvoorbeeld een koevoet, haaks op de draairichting bewogen.

3. In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

4. De meting vindt plaats op een zo groot mogelijke afstand van de hartlijn van de as.

APK Keuringseisen

5.12 Aanhangwagens Assen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

167

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.12.20 – wiellagers5. Bij bestuurde wielen moet:

a. één maal in ongeremde toestand, voor de bepaling van de speling van de wiellager en de fusee tezamen, en

b. één maal in geremde toestand, voor de bepaling van de speling van de fusee, worden gemeten.

6. Het verschil tussen de in punt 5 bedoelde waarden is de wiellagerspeling.

7. Op de speling is artikel 2.5.5 (blz. 19) van de Regeling permanente eisen van toepassing.

2. Verschijnselen van slijtage of beschadiging Visuele en auditieve controle, waarbij het wielmogen niet hoorbaar of voelbaar zijn. moet worden rondgedraaid, al dan niet met

behulp van apparatuur.3. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -

bepaalde in het eerste lid.

Artikel 5.12.21 - wielbasisDe wielbasis van aanhangwagens mag niet meer Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de dan 1,0% afwijken van de waarde die voor het periodieke keuring ten behoeve van de afgifte voertuig is vermeld op het kentekenbewijs of in van een keuringsrapport.het kentekenregister.

Artikel 5.12.24 - wielen en velgen1. De wielen onderscheidenlijk velgen van Leden 1 en 2. Visuele controle, terwijl de

aanhangwagens mogen geen breuken, scheuren, aanhangwagen zich boven een inspectieput of op ondeugdelijk laswerk of ernstige vervorming een hefinrichting bevindt en het wiel vrij kanvertonen. ronddraaien.

2. De wielen onderscheidenlijk velgen moeten met alle daarvoor bestemde bevestigings-middelen deugdelijk zijn bevestigd.

Artikel 5.12.26 – stabilisatorenStabilisatoren moeten met alle daarvoor bestemde Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zichbevestigingsmiddelen deugdelijk zijn bevestigd boven een inspectieput of op een hefinrichtingen mogen: bevindt.a. geen breuken of scheuren vertonen, enb. niet te veel speling op de draaipunten vertonen.

APK Keuringseisen

5.12 Aanhangwagens Assen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

168

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 6. Ophanging

Artikel 5.12.27 – banden1. Aanhangwagens moeten zijn voorzien van Visuele controle.

banden waarvan het loopvlak niet bestaat uit metaal of een materiaal dat voor wat betreft hardheid en vervormbaarheid dezelfde eigenschappen heeft.

2. De luchtbanden van aanhangwagens mogen Leden 2 en 3. Visuele controle, terwijl de aan-geen beschadigingen vertonen waarbij het hangwagen zich boven een inspectieput of op eenkarkas zichtbaar is. hefinrichting bevindt, waarbij het wiel wordt

rondgedraaid.3. De luchtbanden mogen geen uitstulpingen

vertonen.4. De profilering van de hoofdgroeven van de Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich

luchtbanden van aanhangwagens met een boven een inspectieput of op een hefinrichtingtoegestane maximum massa van ten hoogste bevindt, waarbij het wiel wordt rondgedraaid.3500 kg moet over de gehele omtrek van het In geval van twijfel wordt de profieldiepteloopvlak ten minste 1,6 mm bedragen, met gemeten met de profieldieptemeter.uitzondering van slijtage-indicatoren. De minimale profieldiepte wordt gemeten in de

brede groeven waarin door de fabrikant de maximale diepte is bepaald, alsmede in degroeven waarin een slijtage-indicator aanwezig is.

5. De banden van aanhangwagens mogen niet zijn De wijze van keuren bij het tweede en derde lid isopgesneden. Van opsnijden is sprake indien van toepassing.slijtage-indicatoren zijn weggesneden, indien de profielvorm van de groef afwijkt van de originele profielvorm, of indien in de bodem van de groef het karkas van de band zichtbaar is. In afwijking van het hiervoor bepaalde is opsnijden toegestaan indien de mogelijkheid daartoe op de band is vermeld door de aanduiding ‘REGROOVABLE’ of door het teken , met dien verstande dat het karkas van de band niet zichtbaar mag zijn.

6. De luchtbanden op een as moeten dezelfde Visuele controle. karkasstructuur hebben.

7. De op de luchtband van een aanhangwagen in Visuele controle, waarbij artikel 2.6.1 (blz. 22)gebruik genomen na 31 december 1997, van de Regeling permanente eisen vanvermelde load-index mag niet kleiner zijn dan toepassing is.de load-index, behorende bij de maximum last per band van de in het kentekenregister vermelde aslast.Toelichting- Deze controle vindt vooralsnog plaats aan de hand

van de op het kentekenbewijs vermelde gegevens.- Als de loadindex op de band onleesbaar is of niet

aanwezig, en het draagvermogen niet op een andere wijze is aangegeven, moet aan de hand van docu-mentatie van de bandenfabrikant de maximum lastvan de band worden bepaald. Als het maximum draagvermogen niet is te bepalen, moet de band worden afgekeurd.

APK Keuringseisen

5.12 Aanhangwagens Ophanging

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

169

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.12.27 – banden8. Het loopvlak van de banden mag geen metalen Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich

elementen bevatten die tijdens het rijden boven een inspectieput of op een hefinrichtingdaarbuiten kunnen uitsteken. bevindt.

9. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het zevende lid.

Artikel 5.12.28 - veersysteem1. Aanhangwagens moeten zijn voorzien van een Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich

goed werkend veersysteem. Banden worden boven een inspectieput of op een hefinrichtingniet als deel van het veersysteem beschouwd. bevindt. In geval van twijfel wordt een rijproef

uitgevoerd.2. De onderdelen van het veersysteem mogen Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich

geen breuken of scheuren vertonen, mogen boven een inspectieput of op een hefinrichtingniet ernstig door corrosie zijn aangetast en bevindt. Indien sprake is van corrosie ter plaatsemoeten deugdelijk zijn bevestigd. van de bevestiging, geschiedt de controle op deToelichting wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2- Onder ‘onderdelen van het veersysteem moeten (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.

deugdelijk zijn bevestigd’ wordt tevens verstaan:Het hoofdveerblad mag door slijtage tot maximaal 50% van de oorspronkelijke dikte zijn gesleten.

- Indien de rand van een veerschotel ten gevolge van roest is afgebrokkeld, wordt dit eveneens als doorgeroest aangemerkt en dienttot afkeur te worden overgegaan.

- Veerschotels mogen, indien deze zijn doorgeroest, niet worden gerepareerd. In dit geval moeten deze kompleet worden vervangen.

Bij luchtveerbalgen mogen de koordlagen zichtbaar zijn, maar niet beschadigd.

3. Aanhangwagens die zijn voorzien van Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zichgasvering, en aanhangwagens met een boven een inspectieput of op een hefinrichtingtoegestane maximum massa van ten hoogste bevindt. In geval van twijfel wordt een rijproef 3500 kg, die zijn voorzien van schroefveren, uitgevoerd.moeten zijn voorzien van deugdelijk bevestigde en goedwerkende schokdempers.ToelichtingIndien schokdempers origineel aanwezig behorente zijn.

4. Schokdempers van aanhangwagens moeten De wijze van keuren bij het tweede lid is vandeugdelijk zijn bevestigd en moeten goed toepassing.werken.

5. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het tweede en vierde lid.

APK Keuringseisen

5.12 Aanhangwagens Ophanging

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

170

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 7. Stuurinrichting

Artikel 5.12.29 - onderdelen stuurinrichting1. De gestuurde wielen van aanhangwagens Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich

moeten goed kunnen reageren op het boven een inspectieput of op een hefinrichtingcommando van de stuurinrichting van het bevindt. Zo nodig moet een rijproef op de wegtrekkend voertuig. plaatsvinden.

2. De voor de overbrenging van de stuurbeweging Leden 2, 3, 4 en 5. Visuele controle, terwijl debestemde onderdelen van de gestuurde assen aanhangwagen zich boven een inspectieput of opvan aanhangwagens moeten deugdelijk zijn een hefinrichting bevindt.bevestigd met alle daarvoor bestemde bevestigings- en borgmiddelen, mogen geen breuken of scheuren vertonen, mogen niet zijn vervormd en mogen niet ernstig door corrosie zijn aangetast.

3. Stofhoezen van de stuurkogels moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de hoezen niet meer afdichten.

4. De onderdelen van het hydraulische besturings-systeem mogen geen lekkage vertonen.

5. De slangen van het hydraulische besturings-systeem mogen:a. geen beschadigingen vertonen waarbij het

wapeningsmateriaal zichtbaar is;b. geen bewegende delen raken.

6. De verbindingen in het stangenstelsel mogen 1. Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zichniet te veel speling vertonen. boven een inspectieput of op een hefinrichting

bevindt.2. Voor het zichtbaar maken van:

a. radiale speling wordt de stuurkogel of stuurverbinding op doelmatige wijze belast;

b. axiale speling wordt op de stuurkogel of stuurverbinding trek- en drukkrachten uitgeoefend.

3. In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

4. Op de speling is artikel 2.7.3 (blz. 24) van de Regeling permanente eisen van toepassing.

7. Indien een gedeelte van de binnenkant van het Visuele controle indien de hoes is beschadigd ofstuurkogelhuis en van de stuurkogel zichtbaar ontbreekt, terwijl de aanhangwagen zich bovenis doordat de hoes is beschadigd of ontbreekt, een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.mag dit gedeelte geen corrosie vertonen.

8. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het zesde lid.

APK Keuringseisen

5.12 Aanhangwagens Stuurinrichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

171

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.12.30 - draaikrans1. De draaikransen van aanhangwagens moeten Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich

deugdelijk zijn bevestigd met alle daarvoor boven een inspectieput of op een hefinrichtingbestemde bevestigings- en borgmiddelen. bevindt.

2. De axiale speling van de draaikransen mag: 1. Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zicha. niet meer bedragen dan 3,5 mm; boven een inspectieput of op een hefinrichtingb. niet zodanig zijn dat de draaikranshelften op bevindt.

elkaar inslijten. 2. Het zichtbaar maken van de speling geschiedtop de volgende wijze:a. door middel van een hefboom of koevoet,

dan welb. door het chassis te heffen.

3. In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

3. De profielen die deel uitmaken van de Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zichondersteuning van de draaikransen, mogen boven een inspectieput of op een hefinrichtingniet ernstig door corrosie zijn aangetast. bevindt. Indien sprake is van corrosie geschiedt

de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.

4. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het derde lid.

APK Keuringseisen

5.12 Aanhangwagens Stuurinrichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

172

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 8. Reminrichting

Artikel 5.12.31 - onderdelen en werking reminrichting1. Aanhangwagens moeten zijn voorzien van een Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich

reminrichting waarvan de onderdelen: boven een inspectieput of op een hefinrichtinga. deugdelijk zijn bevestigd met de daarvoor bevindt. Indien sprake is van corrosie ter plaatse

bestemde bevestigings- en borgmiddelen; van de bevestiging geschiedt de controle op dewijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.

b. niet in ernstige mate door corrosie zijn Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zichaangetast; boven een inspectieput of op een hefinrichting

bevindt. Indien sprake is van corrosie aan de remleiding of remschijf zijn de artikelen 2.8.2 en 2.8.3 (blz. 25) van de Regeling permanente eisen van toepassing.

c. niet zijn beschadigd, gescheurd of gebroken; Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

d. geen inwendige of uitwendige lekkage Visuele controle of auditieve controle, terwijl devertonen. aanhangwagen zich boven een inspectieput of op

een hefinrichting bevindt. Bij een geheel of gedeeltelijk drukluchtremsysteem moet, indien mogelijk met de drukluchtremkrachtregelaar(s) inde stand van vol doorsturen, de maximale remdruksnel worden ingestuurd door het rempedaal van het trekkende voertuig snel in te trappen dan wel door druk vanuit een externe bron snel in te sturen. Indien de aanhangwagen is voorzien van een hydraulisch remsysteem moet het remsysteemmet behulp van het trekkende voertuig onder drukworden gebracht op de wijze zoals bepaald bij artikel 5.3.31, eerste lid, onderdeel d, van het Voertuigreglement.

2. Remslangen mogen: Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zicha. niet in ernstige mate zijn misvormd; boven een inspectieput of op een hefinrichting

bevindt. Indien een remslang is misvormd zijn de artikelen 2.8.4 en 2.8.6, tweede lid (blz. 25 t/m26), van de Regeling permanente eisen van toepassing.

b. niet langs andere voertuigdelen schuren; Onderdelen b en c. Visuele controle, terwijl dec. geen zodanige beschadigingen vertonen dat aanhangwagen zich boven een inspectieput of op

het wapeningsmateriaal zichtbaar is. een hefinrichting bevindt.3. Kunststofremleidingen mogen geen knikken Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich

vertonen. boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

4. Wielen die zijn voorzien van een trommelrem, Controle door de wielen vrij van de grond ofmoeten in onberemde toestand in beide hefinrichting met de hand dan wel met behulprichtingen kunnen draaien zonder dat de van een wielspinner rond te draaien.remvoering aanloopt. De remvoering van wielen die zijn voorzien van een schijfrem, mag in onberemde toestand in beide richtingen enigszins slepen.

APK Keuringseisen

5.12 Aanhangwagens Reminrichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

173

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.12.31 - onderdelen en werking reminrichting5. De remtrommel of remschijf mag tijdens het Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich

remmen niet worden geraakt door delen die boven een inspectieput of op een hefinrichtingzijn bestemd als drager of bevestigingsmiddel bevindt.van remvoering. Indien de remvoering niet zonder demontage

zichtbaar te maken is, moet de rem in werking worden gesteld terwijl het wiel met de hand ofmet behulp van een wielspinner wordt rondgedraaid. Hierbij mogen geen schurende geluiden van metaal op metaal hoorbaar zijn.

6. De noodzakelijke bewegingsvrijheid van de Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zichremonderdelen mag niet worden beperkt. boven een inspectieput of op een hefinrichting

bevindt.7. Remcilinders moeten zijn voorzien van Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich

stofhoezen die niet in ernstige mate mogen zijn boven een inspectieput of op een hefinrichtingbeschadigd. bevindt. De hoezen moeten worden gecontroleerd

voor zover dit mogelijk is zonder demontage.8. Indien de oplooprem is voorzien van een -

automatische blokkering ten behoeve van het achteruitrijden, moet deze goed functioneren.

9. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het eerste lid, onderdelen a en b, en het tweede lid, onderdeel a.

Artikel 5.12.35 - onderdelen en werking drukluchtremsysteem1. Aanhangwagens met een drukluchtremsysteem Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich

moeten zijn voorzien van: boven een inspectieput of op een hefinrichtinga. drukmeetpunten waarmee de drukken die bevindt.

worden ingestuurd in de drukluchtrem-cylinders op iedere as, kunnen worden gemeten;

b. een drukmeetpunt waarmee de druk vóór elke drukluchtremkrachtregelaar kan worden gemeten.

2. Drukluchtremkrachtregelaars moeten goed Visuele controle met behulp van manometers,functioneren. terwijl de aanhangwagen zich boven een

inspectieput of op een hefinrichting bevindt, waarbij de rem in werking wordt gesteld.Indien mogelijk wordt de controle ook uitgevoerd wanneer de drukluchtremkrachtregelaar de volle druk doorstuurt.Controle op het goed functioneren kan achterwegeblijven indien de controle is uitgevoerd overeen-komstig de wijze van keuren, bedoeld in lid 3.

APK Keuringseisen

5.12 Aanhangwagens Reminrichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

174

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.12.35 - onderdelen en werking drukluchtremsysteem3. Aanhangwagens met drukluchtremkracht- 1. Visuele controle op de aanwezigheid, waarbij

regelaars, in gebruik genomen na 30 september het merk en type van de drukluchtremkracht-1981, moeten zijn voorzien van een plaat regelaars mag afwijken.waarop duidelijk leesbaar de afstelling van de 2. Indien ter plaatse de daadwerkelijke aslast of drukluchtremkrachtregelaars is vermeld. veerbalgdruk kan worden vastgesteld, vindt de De vermelde drukluchtremkrachtregelaars controle van de afstelling van de drukluchtrem-moeten aanwezig zijn en moeten globaal zijn krachtregelaars plaats met behulp van mano-afgesteld zoals voor de beladingstoestand van meters, terwijl de aanhangwagen zich boven eenhet voertuig is vermeld op genoemde plaat. inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Toelichting Hierbij wordt de rem in werking gesteld, waar-Indien een voertuig is voorzien van een bij de afstelling ten hoogste 0,5 bar mag ALR-plaat, moet een ALR (Automatisch afwijken van de gegevens op de plaat.Lastafhankelijk Rem)-ventiel, ongeacht De volgende twee afstellingen moeten ten het merk en type, zijn gemonteerd. Deze mag minste worden gecontroleerd: niet zijn vervangen door een 3-standenregelaar. a. de stand waarin de regelaars zich bevinden

behorende bij de vastgestelde aslast, enb. de stand van regelaars wanneer deze de volle

druk doorsturen, voorzover dit mogelijk is zonder demontage.

3. Indien ter plaatse de daadwerkelijke aslast ofveerbalgdruk niet kan worden vastgesteld, vindteen globale controle van de afstelling van dedrukluchtremkrachtregelaars plaats met behulpvan manometers, terwijl de aanhangwagen zichboven een inspectieput of op een hefinrichtingbevindt. Hierbij wordt de rem in werking gesteld.Bij een niet maximaal belaste as wordt de werking van de regelaars gecontroleerd door:a. de druk te meten die de regelaars doorsturen

in de stand waarin deze zich dan bevindt;b. de afstelling te meten van de stand waarin de

regelaars de volle druk doorsturen, voor zover mogelijk zonder demontage.

De gemeten druk, volgens punt b, moet hoger zijn dan de vastgestelde druk volgens punt a. Indien de betreffende as nagenoeg maximaal is belast, mag de gemeten druk, volgens punt b, gelijk zijn aan de vastgestelde druk volgens punt a.

4. De ontwateringsventielen van reservoirs Visuele controle, waarbij het ontwateringsventiel,moeten goed functioneren. indien mogelijk, moet worden bediend.

Artikel 5.12.36 - slag van de drukluchtremcilinders1. De slag van drukluchtremcilinders die door Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich

middel van een nok een trommelrem bedienen, boven een inspectieput of op een hefinrichtingmag niet worden begrensd door delen die daar bevindt, waarbij de rem in werking wordt gesteld.niet voor zijn bestemd.

2. De slag van drukluchtremcilinders van Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zichtrommelremmen mag vanuit onberemde boven een inspectieput of op een hefinrichtingtoestand tot in beremde stand niet groter zijn bevindt, waarbij de rem maximaal in werking dan 2/3 van de maximumslag van de betrokken wordt gesteld. In geval van twijfel moet wordenremcilinder. gemeten.

APK Keuringseisen

5.12 Aanhangwagens Reminrichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

175

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.12.38 - remvertraging bedrijfsrem1. Aanhangwagens, niet zijnde opleggers, in Leden 1, 2 en 3. De artikelen 2.8.8, 2.8.9 (blz. 26)

gebruik genomen na 31 december 1997, en 2.8.41 tot en met 2.8.51 (blz. 39 t/m 42), vanmoeten zijn voorzien van een bedrijfsrem de Regeling permanente eisen zijn van toepassing.waarvan de remvertraging op een droge of Artikelnagenoeg droge en ongeveer horizontaal 2.8.8: Wijze van bepaling remvertragingliggende weg ten minste 4,5 m/s2 bedraagt. 2.8.9: Wijze van keuren

2.8.41: Strekrem2.8.42: Voorwaarden beproeving2.8.43: Uitvoering rembeproeving2.8.44: Bepaling extrapolatiedruk2.8.45: Formules bepaling remvertraging2.8.46: Bepaling remvertraging2.8.47: Bepaling remkrachten m.b.t. artikel 2.8.462.8.48: Maximale remkrachten/benodigde druk2.8.49: Bepaling remkrachten m.b.t. artikel 2.8.482.8.50: Vaststelling extrapolatiedruk2.8.51: Formules bepaling remvertragingToelichtingVoor bepaling van de remvertraging van elektrischbekrachtigde remmen is de bijlage achter artikel 5.12.70 van toepassing.

2. Aanhangwagens, niet zijnde opleggers, in gebruikgenomen na 30 september 1971, doch voor 1 januari 1998, en opleggers, in gebruik genomenna 30 september 1971, moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem waarvan de remvertraging op eendroge of nagenoeg droge en ongeveer horizon-taal liggende weg ten minste 4,0 m/s2 bedraagt.

3. Aanhangwagens, in gebruik genomen voor 1 oktober 1971, moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem waarvan de remvertraging op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizon-taal liggende weg ten minste 3,8 m/s2 bedraagt.

4. De bedrijfsrem moet op alle wielen werken. Terwijl de wielen zich vrij van de grond of van dehefinrichting bevinden, wordt de bedrijfsrem bediend en wordt gecontroleerd of elk wiel wordt geremd. Bij gebruik van een rollenremtestbank voor de controle van de remwerking, wordt gelijktijdig hierop gecontroleerd.

5. De bedrijfsrem moet zodanig werken dat de Controle hierop heeft reeds plaatsgevonden bij dekans op blokkeren van wielen zo gering artikelen 5.12.35, tweede en derde lid, enmogelijk is. 5.12.38, zesde lid, van het Voertuigreglement.

6. Aanhangwagens mogen op een droge of De artikelen 2.8.52, 2.8.53 en 2.8.55 (blz. 44) vannagenoeg droge weg niet uitbreken ten gevolge de Regeling permanente eisen zijn van toepassing.van een verschil in remwerking tussen de Artikel wielen van elke as. 2.8.52: Beoordeling uitbreken

2.8.53: Voorwaarden uitvoering2.8.55: Maximum toegestaan verschil in

remwerking rollenremtestbank7. Onze Minister stelt nadere regels vast met -

betrekking tot het bepaalde in het eerste tot en met derde lid en het zesde lid.

APK Keuringseisen

5.12 Aanhangwagens Reminrichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

176

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.12.39 - remvertraging parkeerrem, vastzetinrichting1. Aanhangwagens moeten zijn voorzien van een Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich

goedwerkende vastzetinrichting die ten minste boven een inspectieput of op een hefinrichtingop de wielen van één as werkt en welke door bevindt, waarbij de vastzetinrichting wordteen geheel mechanische overbrenging met de bediend.hand in werking kan worden gesteld, ook wanneer het voertuig niet aan een motorrijtuig is verbonden.ToelichtingDe vastzetinrichting dient minimaal op één niet- hefbare as te zijn gemonteerd of op een hefas die automatisch daalt bij afkoppelen.

2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zichtoepassing indien; boven een inspectieput of op een hefinrichtinga. de aanhangwagen is voorzien van een bevindt.

veerrem die automatisch in werking treedt bij het ontkoppelen of drukloos maken van het remsysteem;

b. de aanhangwagen in gebruik genomen voor 1 januari 1998, is voorzien van een hydraulisch dan wel een elektrisch bekrachtigd remsysteem en is uitgerust met wielkeggen.

Artikel 5.12.40 - werking reminrichting aanhangwagen, losbreekreminrichting1. Bij het verbreken van de verbinding tussen de Visuele controle, terwijl de luchtslang van de

aanhangwagen en het trekkende voertuig moet voorraad tussen het trekkende voertuig of eende reminrichting van de aanhangwagen andere externe bron en de aanhangwagen wordtautomatisch in werking treden. losgenomen.Toelichting ToelichtingDit houdt tevens in dat een 4-standen rem- Bij elektrisch bekrachtigde remmen moet de krachtregelaar met een stand waarin de losbreekreminrichting worden verbroken.bedrijfsrem geheel wordt uitgeschakeld niet meer is toegestaan.

2. Bij het koppelen van de reminrichting van de Visuele controle.aanhangwagen aan die van het trekkende Indien een losknop aanwezig is, moet deze, nadatvoertuig moet de reminrichting van de de luchtslang van de voorraad is losgekoppeld,aanhangwagen automatisch in de eerst worden bediend en moet vervolgens debedrijfstoestand komen. luchtslang van de voorraad worden aangesloten.Toelichting Hierbij moet de losknop terugkeren in zijnDit houdt tevens in dat een 4-standen rem- oorspronkelijke stand.krachtregelaar met een stand waarin de bedrijfsrem geheel wordt uitgeschakeld niet meer is toegestaan.

3. De in het eerste en tweede lid gestelde eisen Leden 3 en 4. Visuele controle.gelden niet voor middenasaanhangwagens met een toegestane maximum massa van ten hoogste 1500 kg.

4. Indien de aanhangwagen is voorzien van een losbreekreminrichting, moet deze goed functioneren.

APK Keuringseisen

5.12 Aanhangwagens Reminrichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

177

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 9. Carrosserie

Artikel 5.12.41 - deuren, laadbakkleppenHet slot en de scharnieren van de deuren en Visuele controle, waarbij de deuren enlaadbakkleppen van aanhangwagens moeten een laadbakkleppen worden geopend en gesloten.goede sluiting waarborgen.

Artikel 5.12.48 - uitwendige veiligheid o.a. wiel- en zijdelingse afscherming1. Aanhangwagens mogen geen scherpe delen Leden 1, 2 en 3. Visuele controle.

hebben die in geval van botsing gevaar voor In geval van twijfel wordt gemeten.lichamelijk letsel voor andere weggebruikers kunnen opleveren.

2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid moeten uitstekende delen van aanhangwagens, die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten, zijn afgeschermd.

3. Het bepaalde in het eerste lid en tweede lid is niet van toepassing op voertuigdelen die zich hoger dan 2,00 m boven het wegdek bevinden.

4. De wielen onderscheidenlijk banden van Visuele controle, waarbij de artikelen 2.9.18 totaanhangwagens in gebruik genomen na en met 2.9.22 (blz. 57 t/m 58) alsmede artikel31 december 1974 moeten zijn afgeschermd 2.9.30 (blz. 63) van de Regeling permanente eisenovereenkomstig de door Onze Minister van toepassing zijn.vastgestelde eisen en mogen niet aanlopen. ArtikelDe wielen onderscheidenlijk banden van 2.9.18: Wielafscherming algemeenaanhangwagens die in gebruik zijn genomen 2.9.19: Te beveiligen vlakkenvoor 1 januari 1975 moeten deugdelijk zijn 2.9.20: Wielafscherming achterste asafgeschermd en mogen niet aanlopen. 2.9.21: Toegestane wielafscherming

2.9.22: Permanente opbouw als wielafscherming2.9.30: Wijze van keuren

5. Aanhangwagens na 31 december 1969 in Visuele controle, waarbij de artikelen 2.9.23 totgebruik genomen moeten zijn voorzien van en met 2.9.30 (blz. 59 t/m 63) van de Regelingzijdelingse afscherming. permanente eisen van toepassing zijn.Deze verplichting geldt niet voor: Artikel a. aanhangwagens die blijkens een aantekening 2.9.23: Zijdelingse afscherming algemeen

op het kentekenbewijs hiervan zijn 2.9.24: Te beveiligen vlakkenuitgezonderd; 2.9.25: Aanwezigheid zijdelingse afscherming

b. het gedeelte achter de achterste as van 2.9.26: Toegestane zijdelingse afschermingaanhangwagens met een toegestane 2.9.27: Bevestiging en positioneringmaximum massa van niet meer dan 3500 kg. 2.9.28: Onderbrekingen

Toelichting 2.9.29: Aanwezigheid doorlopend spatbordDit lid is niet van toepassing bij voertuigen met 2.9.30: Wijze van keurenals inrichtingsomschrijving ‘resteelwagen’ terplaatse van het resteel.

6. Een reservewielhouder die zich aan de Leden 6 en 7. Visuele controle.buitenzijde van de aanhangwagen bevindt, moet deugdelijk zijn bevestigd. Indien in de houder een reservewiel is geplaatst, moet dat wiel goed zijn opgesloten.

APK Keuringseisen

5.12 Aanhangwagens Carrosserie

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

178

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.12.48 - uitwendige veiligheid o.a. wiel- en zijdelingse afscherming7. Geen deel aan de buitenzijde van de

aanhangwagen mag zodanig zijn bevestigd, beschadigd, versleten of door corrosie zijn aangetast, dat gevaar bestaat voor losraken.

8. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het vierde en vijfde lid.

Artikel 5.12.49 – stootbalk1. Aanhangwagens die na 30 juni 1967 in gebruik Leden 1, 2, 3, 4 en 5. Visuele controle. In geval

zijn genomen, moeten aan de achterzijde op van twijfel wordt gemeten.deugdelijke wijze zijn voorzien van een stootbalk, indien de afstand van de onderzijde van het voertuig tot het wegdek, gemeten over de volle breedte onder de achterzijde van het onderstel of onder de hoofddelen van het koetswerk op een afstand van meer dan 1,00 m achter het hart van de achterste as, meer bedraagt dan 0,70 m, dan wel meer bedraagt dan 0,55 mindien het voertuig na 31 december 1997, ingebruik is genomen.

2. De afstand van de onderzijde van de stootbalk tot het wegdek mag voor aanhangwagens, in gebruik genomen na 30 juni 1967 doch vóór 1 januari 1998, niet meer bedragen dan 0,70 m en voor aanhangwagens, in gebruik genomen na 31 december 1997, niet meer bedragen dan 0,55 m.

3. Indien de aanhangwagen in gebruik is genomen na 31 december 2004 mag de stootbalk niet meer dan 0,40 m voor het achterste punt van het voertuig zijn gelegen. Hierbij worden voertuigdelen boven 3,00 m gemeten vanaf het wegdek buiten beschouwing gelaten. In afwijking hiervan geldt voor aanhangwagens, ingericht als betonmolen, dat de stootbalk niet meer dan 0,60 m voor het achterste punt van het voertuig mag zijn gelegen.

4. Indien de aanhangwagen in gebruik is genomen na 30 juni 1967 en voor 1 januari 2005 mag de stootbalk niet meer dan 0,60 m voor het achterste punt van het voertuig zijn gelegen. Hierbij worden voertuigdelen boven 2,00 m gemeten vanaf het wegdek buiten beschouwing gelaten.

APK Keuringseisen

5.12 Aanhangwagens Carrosserie

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

179

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.12.49 – stootbalk5. De stootbalk van aanhangwagens mag niet

breder zijn noch aan weerszijden meer dan 0,10 m smaller zijn dan:a. het voertuig op de plaats waar de stootbalk is

aangebracht, dan welb. de breedte van de breedste achteras, met

inbegrip van de wielen waarbij de bolling van de banden boven het wegdek buiten beschouwing wordt gelaten.

Voor aanhangwagens die zijn bestemd voor het vervoer van wissellaadbakken geldt in plaats van de genoemde maat van 0,10 m een maat van 0,20 m.

6. De stootbalk en de bevestiging daarvan mogen Leden 6, 7 en 8. Visuele controle.niet zodanig zijn vervormd of breuken of scheuren vertonen, dan wel door corrosie zijn aangetast, dat hierdoor functieverlies optreedt.

7. De uiteinden van de stootbalk mogen niet naar achteren zijn omgebogen.

8. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:a. dolly’s;b. voertuigen die blijkens een aantekening in

het kentekenbewijs van het bepaalde in het eerste lid zijn uitgezonderd.

Toelichting Dit is tevens van toepassing op asfaltkippers.

APK Keuringseisen

5.12 Aanhangwagens Carrosserie

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

180

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 10. Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Artikel 5.12.51 - verplichte lichten en retroreflectorenAanhangwagens moeten zijn voorzien van:a. twee stadslichten indien het voertuig breder is Visuele controle. In geval van twijfel wordt

dan 1,60 m en na 30 juni 1967 in gebruik is gemeten.genomen;

b. twee richtingaanwijzers aan de achterzijde van Onderdelen b tot en met h. Visuele controle.het voertuig;

c. twee achterlichten;d. twee remlichten;e. een installatie ter verlichting van de aan de

achterzijde van het voertuig aangebrachte kentekenplaat;

f. twee driehoekige rode retroreflectoren aan de achterzijde van het voertuig;ToelichtingOnder driehoekig wordt een gelijkzijdige driehoek verstaan.

g. een of twee mistlichten aan de achterzijde van het voertuig indien het voertuig na 31 december1997 in gebruik is genomen; in het geval van één mistlicht moet dit zich bevinden in of links van het middenlangsvlak van het voertuig;

h. twee witte retroreflectoren aan de voorzijde van het voertuig, indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen;

i. niet-driehoekige ambergele retroreflectoren Visuele controle, waarbij de artikelen 2.10.5 totaan elke zijkant van het voertuig, aangebracht en met 2.10.8 (blz. 64) van de Regelingovereenkomstig de door Onze Minister permanente eisen van toepassing zijn.vastgestelde eisen; Artikel Toelichting 2.10.5: AlgemeenBij uitschuifbare opleggers moet ook in uit- 2.10.6: Plaatsing in lengterichtinggeschoven toestand aan de eisen voor wat betreft de 2.10.7: Plaatsing in hoogteplaatsing van de zijreflectoren worden voldaan. 2.10.8: Wijze van keuren

j. twee markeringslichten aan de voorzijde en Visuele controle. In geval van twijfel wordt twee aan de achterzijde van het voertuig, indien gemeten.het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen en breder is dan 2,10 m, dan wel voor 1 januari 1998 in gebruik is genomen en brederis dan 2,60 m;Toelichting- De markeringslichten aan de voorzijde en de

achterzijde mogen gecombineerd zijn in één ornament.

- Indien de aanhangwagen is voorzien van markeringslichten, moeten deze op het breedste punt zijn aangebracht. Dit hoeft niet het hoogstepunt van het voertuig te zijn.

- Lichten aan de zijkant op rubberen steeltjes zijn niet toegestaan tenzij deze als markeringslicht kunnen worden aangemerkt.

APK Keuringseisen

5.12 Aanhangwagens Verlichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

181

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.12.51 - verplichte lichten en retroreflectorenk. zijmarkeringslichten indien het voertuig na Visuele controle, waarbij de artikelen 2.10.1 tot

31 december 1997 in gebruik is genomen en en met 2.10.3 (blz. 63) van de Regelinglanger is dan 6,00 m, aangebracht overeen- permanente eisen van toepassing zijn. In gevalkomstig de door Onze Minister vastgestelde van twijfel wordt gemeten.eisen; ArtikelToelichting 2.10.1: AlgemeenBij uitschuifbare opleggers moet vooralsnog alleen in 2.10.2: Plaatsing in lengterichtingingeschoven toestand aan de eisen voor wat betreft de 2.10.3: Plaatsing in hoogteplaatsing van de zijmarkeringslichten worden voldaan.

l. een markering aan de achterzijde van het Visuele controle, waarbij artikel 2.10.9 (blz. 65)voertuig, indien de toegestane maximum massa van de Regeling permanente eisen vanvan het voertuig meer bedraagt dan 3500 kg toepassing is.en het voertuig in gebruik genomen is na 30 juni 1967. Deze eis geldt niet voor doorOnze Minister aangewezen aanhangwagens waarvan de bouw, de inrichting of het gebruik zich verzet tegen het aanbrengen van de markering.

Artikel 5.12.53 - kleur1. De stadslichten mogen niet anders dan wit of Leden 1, 2, 3, 4, 5 en 6. Visuele controle, waarbij

geel stralen. de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.2. De richtingaanwijzers en de remlichten

mogen niet anders dan rood of ambergeel stralen.

3. De achterlichten en de mistlichten aan de achterzijde mogen niet anders dan rood stralen.

4. De kentekenplaatverlichting mag niet anders dan wit stralen en mag niet naar achteren stralen.

5. De markeringslichten mogen naar voren niet anders dan wit, en naar achteren niet anders dan rood stralen.

6. De zijmarkeringslichten mogen niet anders dan ambergeel stralen. Indien het achterste zijmarkeringslicht onderdeel uitmaakt van een rood stralend licht dan wel van een roderetroreflector, mag dit licht rood stralen.

7. De markering aan de achterzijde moet bestaan Visuele controle.uit één rechthoekig bord, dan wel uit een set van twee of vier rechthoekige borden, welke zijn voorzien van een rood fluorescerende omranding op een geel retroreflecterende achtergrond.

APK Keuringseisen

5.12 Aanhangwagens Verlichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

182

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.12.55 - werking1. De in artikel 5.12.51 bedoelde lichten moeten Visuele controle, waarbij de desbetreffende

goed werken. verlichting wordt ingeschakeld.2. De verlichtingsarmaturen en de onderdelen Visuele controle. Indien sprake is van corrosie ter

daarvan moeten deugdelijk aan het voertuig plaatse van de bevestiging geschiedt de controlezijn bevestigd. op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2

(blz. 5 t/m 11) van de Regeling permanente eisen.3. De glazen van de verlichtingsarmaturen mogen Visuele controle. Indien het glas is beschadigd of

niet zodanig zijn beschadigd, gerepareerd of bewerkt is artikel 2.10.12 (blz. 65) van debewerkt dat de lichtopbrengst en het lichtbeeld Regeling permanente eisen van toepassing.dan wel de functie nadelig worden beïnvloed.

4. Lichten met dezelfde functie moeten van Visuele controle, waarbij de desbetreffendegelijke grootte, gelijke kleur en gelijke of verlichting wordt ingeschakeld.nagenoeg gelijke sterkte zijn. Lichten en retroreflecterende voorzieningen met dezelfde functie moeten nagenoeg symmetrisch links en rechts van het midden van het voertuig zijn bevestigd.

5. De in artikel 5.12.51 bedoelde lichten en retro- Leden 5 en 6. Visuele controle.reflectoren, voorzover het het lichtdoorlatende gedeelte betreft, mogen ten hoogste een vierde deel zijn afgeschermd.Toelichting:De in artikel 5.12.51 en 5.12.57 bedoelde verlichting welke is opgebouwd uit een combinatie van led’s moet de betreffende verlichting minimaal voldoen aan:• Minimaal 75% van het totale aantal led’s dient

te branden;• De ledverlichting moet bij defecte led’s

nagenoeg symmetrisch geplaatst blijven;• De lichtsterkte moet, ook bij defecte led’s,

nagenoeg gelijk blijven.6. De in artikel 5.12.51 bedoelde retroreflectoren

en de markering aan de achterzijde mogen geen gebreken vertonen, die de retroreflectiebeïnvloeden.

7. Onze Minister kan regels vaststellen omtrent -het bepaalde in het tweede en derde lid.

APK Keuringseisen

5.12 Aanhangwagens Verlichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

183

Artikel 5.12.57 - toegestane lichten en retroreflectoren1. Aanhangwagens mogen zijn voorzien van:

a. een of twee achteruitrijlichten; Onderdelen a tot en met c. Visuele controle.b. twee extra richtingaanwijzers aan de

achterzijde van het voertuig;c. twee waarschuwingsknipperlichten en waar-

schuwingsknipperlichten aan het meest naar achteren gelegen gedeelte van de zich aan de zij- of achterkant van het voertuig bevindende laad- en losklep in horizontale stand;

d. twee markeringslichten aan de voorzijde en Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.twee aan de achterzijde van het voertuig, in-dien deze lichten niet reeds ingevolge artikel 5.12.51 verplicht zijn en het voertuig breder is dan 1,80 m;

e. zijmarkeringslichten, indien deze lichten niet Visuele controle, waarbij de artikelen 2.10.1 totreeds ingevolge artikel 5.12.51 verplicht zijn, en met 2.10.4 (blz. 63) van de Regelingaangebracht overeenkomstig de door Onze permanente eisen van toepassing zijn. In gevalMinister vastgestelde eisen; van twijfel wordt gemeten.

Artikel2.10.1: Algemeen2.10.2: Plaatsing in lengterichting2.10.3: Plaatsing in hoogte2.10.4: Wijze van keuren

f. twee witte retroreflectoren aan de voorzijde Onderdelen f tot en met h. Visuele controle.van het voertuig indien deze niet reeds ingevolge artikel 5.12.51 verplicht zijn;

g. twee niet-driehoekige rode retroreflectoren aan de achterzijde van het voertuig, die zijn opgenomen in het lamphuis van andere lichten;ToelichtingOnder driehoekig wordt een gelijkzijdige driehoek verstaan.

h. werklichten;i. een derde remlicht, aangebracht zodanig dat: Visuele controle.

1º. het midden van het lichtdoorlatende In geval van twijfel wordt gemeten.gedeelte zich bevindt in het middenlangs-vlak van het voertuig of de rand van het lichtdoorlatende gedeelte op een afstand van ten hoogste 0,15 m vanaf dit midden-langsvlak indien het derde remlicht niet op een vast deel van de carrosserie of bovenbouw kan worden bevestigd, en

2º.de onderzijde van het lichtdoorlatende ge-deelte hoger ligt dan de bovenzijde van de remlichten, bedoeld in artikel 5.12.51, onderdeel d;

j. in afwijking van onderdeel i kunnen twee Onderdelen j en k. Visuele controleextra remlichten worden aangebracht.

k. een lampje aan de voorzijde van het voertuig dat de werking van het antiblokkeer- of besturingsysteem aangeeft.

l. twee stadslichten indien de breedte van een Onderdelen l. en m. Visuele controle.voertuig > 3500 kg minder is dan 1,60 m;

m. twee extra witte achteruitrijlichten bij voer-tuigen > 3500 kg;

APK Keuringseisen

5.12 Aanhangwagens Verlichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

184

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.12.57 - toegestane lichten en retroreflectoren2. Lichten die ingevolge artikel 5.12.51 verplicht Leden 2 tot en met 6. Visuele controle.

zijn gesteld voor voertuigen die na een in dat artikel genoemd tijdstip in gebruik zijn genomen, mogen zijn aangebracht op voertuigen die voor of op dat tijdstip in gebruik zijn genomen mits wordt vol-daan aan de in artikel 5.12.53 met betrekking tot die lichten, met uitzondering van markeringslich-ten en zijmarkeringslichten, gestelde eisen. Markeringslichten en zijmarkeringslichten moetenalsdan voldoen aan het bepaalde in de onderdelen d onderscheidenlijk e van het eerste lid.

3. Aanhangwagens mogen zijn voorzien van extra witte retroreflecterende voorzieningen aan de voorzijde, extra rode driehoekige aan de achter-zijde en extra ambergele aan de zijkanten van het voertuig.ToelichtingOnder driehoekig wordt een gelijkbenige driehoek verstaan.

4. Aanhangwagens mogen zijn voorzien van een ambergele of witte lijnmarkering aan de zijkant van het voertuig of van een ambergele, witte of rode lijnmarkering aan de achterkant van het voertuig.

5. Aanhangwagens mogen zijn voorzien van een Leden 4 en 5. De artikelen 2.10.16 en ambergele of witte contourmarkering aan de zij- 2.10.17 (blz. 66 en 67) van de Regelingkant van het voertuig of een ambergele, witte of permanente eisen zijn van toepassing.rode contourmarkering aan de achterkant van het voertuig. Binnen de contourmarkering aan de zij-kant van het voertuig mogen retroreflecterende letters of afbeeldingen zijn aangebracht, voor-zover deze geen nadelige invloed hebben op de effectiviteit van de contourmarkering en de ver-plichte lichten en retroreflecterende voorzienin-gen. In ieder geval mogen de retro-reflecterende letters of afbeeldingen niet meer dan 1/3 deel van de totale oppervlakte binnen de omtrek van de contourmarkering uitmaken.

6. Ieder afzonderlijk deel van de lijn- en contour- Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de markering en van het materiaal voor de retro- periodieke keuring ten behoeve van de afgifte reflecterende letters of afbeeldingen binnen van een keuringsrapport.de contourmarkering is voorzien van een door Onze Minister vastgesteld goedkeuringsmerk.

7. Bij regeling van Onze Minister worden voor- -schriften gesteld met betrekking tot de installatie van de lijn- en contourmarkering.

ToelichtingDoor Onze Minister aangewezen aanhangwagens waar-van de bouw, de inrichting of het gebruik zich verzettegen het aanbrengen van de markering, voorzover de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg mogen zijn voorzien van een markering aan de achter-zijde van het voertuig.

APK Keuringseisen

5.12 Aanhangwagens Verlichting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

185

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.12.59 – kleur toegestane lichten1. De achteruitrijlichten mogen niet anders dan Leden 1, 2 en 3. Visuele controle, waarbij de

wit of geel stralen. desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.2. De extra richtingaanwijzers en waarschuwings-

knipperlichten mogen niet anders dan ambergeel stralen.

3. De zijmarkeringslichten mogen niet anders dan ambergeel stralen. Indien het achterste zijmarkeringslicht onderdeel uitmaakt van een rood stralend licht dan wel van een rode retroreflector, mag dit licht rood stralen.

4. Artikel 5.12.55, tweede, derde, vierde en De wijze van keuren bij het tweede, derde enzevende lid, is van toepassing. vierde lid van artikel 5.12.55 van het

Voertuigreglement is van toepassing.5. Het derde remlicht mag niet anders dan rood Visuele controle, waarbij de desbetreffende

stralen. verlichting wordt ingeschakeld.ToelichtingDe niet verplichte markeringslichten mogen naarachteren uitsluitend rood uitstralen en naar vorenuitsluitend wit uitstralen.

Artikel 5.12.61 – plaatsing1. Bij aanhangwagens in gebruik genomen na Leden 1 en 2. Visuele controle. In geval van

31 december 1967 moeten de verlichting, twijfel wordt gemeten.lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen, bedoeld in de artikelen 5.12.51 en 5.12.57 zijn aangebracht op een afstand van niet meer dan 0,40 m vanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig.Voor richtingaanwijzers geldt de eerste volzin slechts voor zover de aanhangwagen in gebruik is genomen na 31 december 1997.ToelichtingEen eventueel aanwezige luifel wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, moeten de stadslichten zijn aangebracht op een afstand van niet meer dan 0,15 m vanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig.

3. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor de -achteruitrijlichten, remlichten, de verlichting van de kentekenplaat aan de achterzijde van het voertuig, de markering aan de achterzijde van het voertuig, mistlichten aan de achterzijde van het voertuig en werklichten.ToelichtingIn het geval van één mistlicht aan de achterzijde moet dit zich bevinden in of links van het midden-langsvlak van het voertuig.

APK Keuringseisen

5.12 Aanhangwagens Verlichting

APK Keuringseisen

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.12.64 - knipperende verlichtingAanhangwagens mogen, met uitzondering van de Visuele controle. Indien verlichtingsarmaturenrichtingaanwijzers en de waarschuwingsknipper- aanwezig zijn die niet zijn voorgeschreven dan lichten, niet zijn voorzien van knipperende wel toegestaan, moet de bedrading van dezeverlichting. armaturen zijn losgenomen en het lampje zijn

verwijderd.

Artikel 5.12.65 - verbod andere dan verplichte of toegestane verlichtingAanhangwagens mogen, onverminderd het in Visuele controle. Indien verlichtingsarmaturenartikel 30 van het RVV 1990 bepaalde inzake aanwezig zijn die niet zijn voorgeschreven dan zwaai- en knipperlichten, niet zijn voorzien van wel toegestaan, moet de bedrading van dezemeer lichten en retroreflecterende voorzieningen armaturen zijn losgenomen en het lampje zijndan in de artikelen 5.12.51 en 5.12.57 is verwijderd.voorgeschreven of toegestaan.ToelichtingVoertuigen mogen volgens artikel 30 van het RVV 1990zijn voorzien van oranje zwaailichten, mits het voertuig wordt gebruikt om de volgende werkzaamheden uit te voeren:a. werkzaamheden ten behoeve van wegen;b. repareren, bergen of slepen van voertuigen;c. vervoeren van ondeelbare lading;d. voor het begeleiden van transporten waarvoor een

ontheffing is verleend, voor zover die begeleiding uit de ontheffing voortvloeit en dit geschiedt met daartoe speciaal uitgeruste voertuigen;

e. voor het begeleiden van militaire colonnes.

Bij de APK keuring behoeft het gebruik dat van het voertuig wordt gemaakt niet specifiek te worden aangetoond.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

186

5.12 Aanhangwagens Verlichting

APK Keuringseisen

Keuringseisen Wijze van keuren

§ 11. Verbinding tussen trekkend motorrijtuig en aanhangwagen

Artikel 5.12.66 - koppelinrichting (algemeen)1. De koppeling en de trekdriehoek of trekboom Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich

van aanhangwagens moeten deugdelijk zijn boven een inspectieput of op een hefinrichtingbevestigd en mogen niet gescheurd, gebroken bevindt.dan wel overmatig gesleten zijn.

2. De trekdriehoek of trekboom alsmede alle Visuele controle.profielen die daar deel van uitmaken, met inbegrip van schoren, versterkingsstrippen en bevestiging, mogen niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van verschijnselen van corrosie van het oppervlak.

3. De trekdriehoek mag niet zodanig zijn In geval van twijfel wordt met behulp van eenvervormd dat een langsbeen, gemeten over een geschikt meetmiddel en een aanliggende stalenafstand van 0,90 m, een uitwijking heeft van rei gemeten.meer dan 18 mm ten opzichte van de rechte lijn.

4. Middenasaanhangwagens waarvan de Leden 4, 5 en 6. Visuele controle.toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 1500 kg en die niet zijn voorzien van een losbreekreminrichting, moeten zijn voorzien van een hulpkoppeling. De hulpkoppeling moet deugdelijk zijn bevestigd en mag niet vervormd, gescheurd, gebroken dan wel overmatig gesleten zijn.

5. Middenasaanhangwagens die zijn voorzien van een losbreekreminrichting, mogen niet tevens zijn voorzien van een hulpkoppeling.

6. Delen van de koppeling van aanhangwagens mogen tijdens het ontkoppelen, het losbreken of in afgekoppelde toestand het wegdek niet kunnen raken.

Artikel 5.12.67 - kogelkoppelingIndien de aanhangwagen is voorzien van een kogelkoppeling,a. moet de sluit- en borginrichting goed Visuele controle, waarbij de sluit- en borg-

functioneren; inrichting met behulp van een koppelingskogelb. mogen de onderdelen niet zijn vervormd. wordt gecontroleerd.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

187

5.12 Aanhangwagens Verbinding trekkend motorrijtuig en aanhangwagen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

188

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.12.68 - trekoog1. Indien de aanhangwagen is voorzien van een

trekoog met een nominale inwendige diameter van 40 mm:a. mag de inwendige diameter van het trekoog Er wordt in alle richtingen gemeten met een

niet meer dan 41,5 mm bedragen; geschikt meetmiddel, bijvoorbeeld een kaliber.b. moet de dikte van het trekoog ten minste Ter plaatse van de slijtagevlakken wordt gemeten

28,0 mm bedragen. met een geschikt meetmiddel.2. Indien de aanhangwagen is voorzien van een

trekoog met een nominale inwendige diameter van 50 mm:a. mag de inwendige diameter van het trekoog Er wordt gemeten met een geschikt meetmiddel,

niet meer dan 52,5 mm bedragen; bijvoorbeeld een kaliber.b. moet de dikte van het trekoog ten minste Ter plaatse van de slijtagevlakken wordt gemeten

41,5 mm bedragen. met een geschikt meetmiddel.3. Indien de aanhangwagen is voorzien van een

trekoog met een nominale inwendige diameter van 57,5 mm:a. mag de inwendige diameter van het trekoog Er wordt gemeten met een geschikt meetmiddel,

niet meer dan 59,5 mm bedragen; bijvoorbeeld een kaliber.b. moet de dikte van het trekoog ten minste Ter plaatse van de slijtagevlakken wordt gemeten

19 mm bedragen. met een geschikt meetmiddel.4. Het trekoog mag niet zijn vervormd of Leden 4, 5 en 6. Visuele controle.

gescheurd.5. Het trekoog mag niet zijn voorzien van een

ingelaste trekoogbus.6. Het trekoog mag niet zijn hersteld door middel

van lassen of oplassen.

Artikel 5.12.69 - schotelkoppeling, opleggerkoppeling1. Indien de oplegger is voorzien van een Leden 1 en 2. Er wordt gemeten met een geschikt

koppelingspen van 2 inch: meetmiddel, bijvoorbeeld een kaliber, waarbija. moet de diameter van de kleinste doorsnede het meetgedeelte van het gereedschap ter plaatse

van de pen ten minste 49,0 mm bedragen; van de koppelingspen ten minste 2 mm en tenb. moet de diameter van de doorsnede van het hoogste 4 mm dik is.

gedeelte van de pen dat direct boven de kleinste doorsnede is gelegen, ten minste 70,0 mm bedragen.

2. Indien de oplegger is voorzien van een koppelingspen van 3,5 inch:a. moet de diameter van de kleinste doorsnede

van de pen ten minste 86,0 mm bedragen;b. moet de diameter van de doorsnede van het

gedeelte van de pen dat direct boven de kleinste doorsnede is gelegen, ten minste 110,0 mm bedragen.

APK Keuringseisen5.12 Aanhangwagens Verbinding trekkend motorrijtuig

en aanhangwagen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

189

Keuringseisen Wijze van keuren

Artikel 5.12.69 - schotelkoppeling, opleggerkoppeling3. De plaat van de opleggerkoppeling mag niet In geval van twijfel wordt met behulp van een

in ernstige mate zijn vervormd of ingesleten. geschikt meetmiddel en een aanliggende stalenDe profielen die deel uitmaken van de rei in alle richtingen en zo dicht mogelijk bij de ondersteuning van de plaat van de koppelingspen gemeten, waarbij de artikelen opleggerkoppeling mogen niet ernstig door 2.11.6, 2.11.7 en 2.11.8 (blz. 70 t/m 73) van de corrosie zijn aangetast. Regeling permanente eisen van toepassing zijn

Artikel2.11.6: Meten koppelingsplaat

(max. massa > 6000 kg)2.11.7: Meten koppelingsplaat

(max. massa < 6000 kg)2.11.8: Wijze van keuren Indien sprake is van corrosie geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2,titel 2 (blz. 5 t/m 11), van de Regeling permanente eisen.

4. Onze Minister stelt regels vast omtrent het -bepaalde in het derde lid.

Artikel 5.12.70 - bijzondere constructiesOnze Minister stelt regels vast met betrekking tot De artikelen 2.11.3, 2.11.5 en 2.11.8 (blz. 68 t/mbijzondere constructies voor het koppelen van 73) van de Regeling permanente eisen zijnvoertuigen en andere koppelingen dan bedoeld in van toepassing.de artikelen 5.12.67 tot en met 5.12.69. Artikel

2.11.3: Beoordeling DAF koppeling2.11.5: Beoordeling trekoog2.11.8: Wijze van keuren

APK Keuringseisen5.12 Aanhangwagens Verbinding trekkend motorrijtuig

en aanhangwagen

APK Keuringseisen

BIJLAGE bij artikel 5.12.38

Beproeving van een aanhangwagen, met elektrisch bekrachtigde remmen, met een toegestane maxi-mum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank.

Indien de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een aanhangwagen met een toegesta-ne maximum massa van meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voer-tuig op een rollenremtestbank waarbij de belasting van het voertuig door middel van spanbanden of spankettingen wordt gesimuleerd,1. moeten, nadat de gesimuleerde belasting is aangebracht, per as de maximale remkrachten aan de

wielen worden vastgesteld;2. moet de bij de remproef behaalde remvertraging worden berekend door de remkrachten bij elkaar

op te tellen en vervolgens te delen door de op het kentekenbewijs vermelde toegestane maximummassa onder de assen.

Bepaling remkrachten 1. Bij de vaststelling van de maximale remkrachten zoals bedoeld in onderdeel 1 van het bovenstaan-

de, moet het volgende in acht worden genomen:a. bij de remtest moet de remwerking door middel van het activeren van de remmodule (EBC)1 lang-

zaam worden opgevoerd en op het moment van aflezen worden vastgehouden;b. de maximale remkracht wordt bereikt wanneer:

1º. één of meer wielen van het voertuig blokkeren, of2º. de rollenremtestbank afslaat,Indien de wielen niet blokkeren of de rollenremtestbank niet afslaat bij de maximale remkracht,gelden de dan afgelezen remkrachten als maximale remkrachten.

Indien de remkracht op één wiel tussen twee waarden schommelt of de remkrachten op beide wielenvan een as tussen twee waarden schommelen, moeten per wiel de minimale en maximale remkrachtworden gemiddeld en wordt dit gemiddelde gebruikt als remkracht voor dat wiel.

Maximale remkrachtenBij de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een aanhangwagen met een toegestanemaximum massa van meer dan 3500 kg door middel van een beproeving van het voertuig op eenrollenremtestbank zonder dat de belasting van het voertuig wordt gesimuleerd, moet voor iedere asde maximale remkrachten aan de wielen worden vastgesteld.

Formules bepaling remvertraging1. Voor de toepassing van de formule wordt verstaan onder:

a. avol = berekende relatieve remvertraging;b. Fb(n) = som van de remkrachten aan de wielen per as ‘n’;c. Mmax = maximale massa onder de assen;

2. Van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg moet de vaststelling van de remvertraging van de bedrijfsrem plaats vinden:

a. volgens de volgende formule:

1 Het activeren van de remmodule dient te gebeuren volgens de voorschriften van de fabrikant.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

190

Fb1 + Fb2 + enz.avol =

M max

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

1

Inhoudsopgave blz.

HOOFDSTUK 1 DEFINITIEBEPALINGEN 4

HOOFDSTUK 2 PERMANENTE EISEN KEURINGSPLICHTIGE VOERTUIGEN 5

Titel 1 Toepassingsgebied 5

Titel 2 Algemene bouwwijze van het voertuig 5Afdeling 1 Motorrijtuigen welke geen volledig dragend chassis hebben 5§ 1 Algemeen 5§ 2 Beoordelingsprincipes voor de bepaling van de roestschade-omvang

per onderdeel, per bevestiging van een onderdeel of per sectie vande bodemplaat 6

Afdeling 2 Motorrijtuigen met een volledig dragend chassis alsmede aanhang-wagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg 8

§ 1 Chassisraam 8§ 2 Overige onderdelen 9Afdeling 3 Beoordelingsnorm voor roestschadereparaties ten aanzien van de in

afdeling 1 en 2 genoemde onderdelen, bevestigingen van onderdelen of secties van de bodemplaat 10

Titel 3 Motor 12§ 1 Corrosie 12§ 2 Meting geluidsniveau personenauto’s 12§ 3 Emissie 12

Titel 4 Krachtoverbrenging 17

Titel 5 Assen 17§ 1 Corrosie 17§ 2 Speling 17

Titel 6 Ophanging 22

Titel 7 Stuurinrichting 23§ 1 Corrosie 23§ 2 Speling en flexibele koppelingen 23

Titel 8 Reminrichting 25Afdeling 1 Regels ten aanzien van corrosie en vervormingen van remslangen 25§ 1 Corrosie 25§ 2 Vervormingen remslangen 25Afdeling 2 Bepaling van de remvertraging 26§ 1 Beproeving van een personenauto of een bedrijfsauto met een

toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter 27

§ 2 Beproeving van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg op een platenremtestbank 28

§ 3 Beproeving van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank 29

§ 4 Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter 30

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

2

Inhoudsopgave blz.

§ 5 Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massavan meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank 35

§ 6 Beproeving van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op de weg met behulp van eenzelfregistrerende remvertragingsmeter 39

§ 7 Beproeving van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank 41

Afdeling 3 Regels met betrekking tot het uitbreken ten gevolge van het verschil in remwerking tussen de wielen van elke as onderscheidenlijk ten gevolgevan overberemming van de achterste as of het achterste asstel 44

§ 1 De beproeving op de weg 44§ 2 De beproeving op een remtestinrichting 44

Titel 9 Carrosserie 47Afdeling 1 Corrosie 47Afdeling 2 Voorruiten 47§ 1 Personenauto’s, bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van

niet meer dan 3500 kg alsmede driewielige motorrijtuigen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg 45

§ 2 Bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg 47

Afdeling 3 Gezichtsvelden van de verplichte spiegels en van de gezichtsveld verbeterende voorzieningen als bedoeld in artikel 5.3.45a van het Voertuigreglement 51

Afdeling 4 Regels met betrekking tot de wielafscherming alsmede zijdelingse afscherming van voertuigen 57

§ 1 Wielafscherming 57§ 2 Zijdelingse afscherming 59

Titel 10 Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen 63§ 1 Zijmarkeringslichten van personenauto's, bedrijfsauto's (ongeacht

de massa) en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg 63

§ 2 Niet-driehoekige ambergele retroreflectoren aan de zijkanten van bedrijfsauto's (ongeacht de massa) en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg 64

§ 3 Aanwijzing bedrijfsauto's en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg die niet behoeven te zijn voorzien van een markering aan de achterzijde 64

§ 4 Corrosie 65§ 5 Beschadigingen en bewerkingen van de glazen van verlichtings-

armaturen van personenauto's, bedrijfsauto's, driewielige motorrijtuigen en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg 65

§ 6 De reflecterende werking van de voor het dimlicht bestemde deel van de koplampreflector van personenauto's, bedrijfsauto's en driewielige motorrijtuigen 65

§ 7 Retroreflecterende markeringen voor bedrijfsauto’s met eentoegestane maximum massa van meer dan 3500 kg en voor aanhangwagens 66

Titel 11 Verbinding tussen trekkend motorrijtuig en aanhangwagen 68§ 1 Corrosie 68§ 2 Bijzondere koppelingen 68

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

3

Inhoudsopgave blz

BIJLAGE 1 BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2.2.3 TOT EN MET 2.2.5.(Motorrijtuigen welke geen volledig dragend chassis hebben) 74

BIJLAGE 2 BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2.2.13 eerste lid(Motorrijtuigen met een volledig dragend chassis alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg) 78

BIJLAGE 3 BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2.2.15 TOT EN MET 2.2.17.(Onderdelen van motorrijtuigen met een volledig dragend chassis alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg) 79

VOORBEELDEN TOEPASSING ROESTNORM 81

BIJLAGE 4 BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2.6.1 (Loadindices) 89

BIJLAGE 5 BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2.6.1 (Variatie in aslast) 90

BIJLAGE 6 REMBEREKENINGSFORMULIER 91

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

4

In de Regeling permanente eisen APK zijn nadere eisen opgenomen met betrekking tot de uitvoeringvan de APK voor zover deze voorkomen in Regeling permanente eisen van 20 november 1994, gepu-bliceerd in Staatscourant 1994, 231 (supplement) en de wijzigingsregelingen zoals laatst gewijzigd inStaatscourant nr. 181 van 19-09-2005.

De tot nu toe gepubliceerde wijzigingen zijn in deze herziene uitgave opgenomen.

HOOFDSTUK 1 DEFINITIEBEPALINGEN

Artikel 1In deze regeling wordt verstaan onder:a. boekwerk ‘APK-milieukeuringseisen’:

de editie van het door de minister vastgestelde boekwerk 'APK-milieukeuringseisen', die geldig is op het moment van de keuring;

b. Mc Pherson-wielophangingsysteem:een wielgeleidend systeem waarin elementen van de sturing, vering en schokdemping zijn gecombineerd.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

5

HOOFDSTUK 2 PERMANENTE EISEN KEURINGSPLICHTIGE VOERTUIGEN

Titel 1 Toepassingsgebied

Artikel 2.1.1Dit hoofdstuk is van toepassing op:a. personenauto’s,b. bedrijfsauto’s,c. driewielige motorrijtuigen met een massa van het ledig voertuig van meer dan 400 kg, alsmeded. aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg.

Titel 2 Algemene bouwwijze van het voertuig

Artikel 2.2.1Onderdelen als bedoeld in hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement, alsmede de bevestiging van onderdelen van personenauto’s, bedrijfsauto’s, driewielige motorrijtuigen met een massa van het ledigvoertuig van meer dan 400 kg en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan3500 kg moeten voor wat betreft corrosie voldoen aan de in afdeling 1, 2 en 3 gestelde eisen.

Afdeling 1 Motorrijtuigen welke geen volledig dragend chassis hebben

§ 1 Algemeen

Artikel 2.2.2 - Definitie roestschade1. In deze afdeling wordt verstaan onder roestschade:

door corrosie over de gehele dikte verdwenen materiaal.2. Roestschade wordt per onderdeel, per bevestiging van een onderdeel of per sectie van de

bodemplaat uitgedrukt in de schade-eenheid ‘E’.

Artikel 2.2.3 - Maximaal toegestane roestschade1. De in bijlage 1 (blz. 76) genoemde onderdelen en bevestigingen van onderdelen van motorrijtuigen

met een niet volledig dragend chassis mogen per onderdeel, per bevestiging van een onderdeel,of per sectie van een bodemplaat niet meer roestschade hebben dan 2E.

2. Veerschotels mogen niet zijn doorgeroest.

Artikel 2.2.4 - Bepaling roestschade-eenhedenVoor de bepaling van de mate van roestschade in schade-eenheden ‘E’ moet de volgende procedureworden gevolgd:a. de roestschade-omvang wordt per onderdeel, per bevestiging van een onderdeel of per sectie van de

bodemplaat in procenten bepaald volgens het van toepassing zijnde beoordelingsprincipe zoals vermeld in paragraaf 2 van deze afdeling;

b. aan de hand van bijlage 1 (blz. 76) wordt de te hanteren roestschadegradatie bij maximaal functieverlies van het beschadigde onderdeel, de beschadigde bevestiging van een onderdeel dan wel de beschadigde sectie van de bodemplaat bepaald;

c. het onder a bepaalde percentage roestschade wordt vermenigvuldigd met de onder b bepaalde roestschadegradatie.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

6

§ 2 Beoordelingsprincipes voor de bepaling van de roestschade-omvang per onderdeel,per bevestiging van een onderdeel of per sectie van de bodemplaat

Artikel 2.2.5 - Beoordelingsprincipes roestschade-omvang algemeen1. De bepaling van de roestschade-omvang van langs- en dwarsliggers geschiedt aan de hand van de

volgende beoordelingsprincipes, waarbij het hoogste percentage maatgevend is:a. de verhouding uitgedrukt in procenten tussen het beschadigde deel van de omtrek en de gehele

omtrek van de dwarsdoorsnede, een eventuele versterking in de langs- of dwarsligger daarbij inbegrepen. Bij de berekening van de omtrek van de dwarsdoorsnede worden de bevestigingsflenzen niet meegerekend, en

b. de verhouding uitgedrukt in procenten tussen de lengte van de schade en de werkelijke lengte van de langs- of dwarsligger tussen de draagpunten, zoals weergegeven in figuur 1, of zoals bij het betreffende onderdeel in bijlage 1 (blz. 76) is omschreven. Bij de bepaling van de roestschade worden de bevestigingsflenzen meegerekend.

Figuur 1. Lengte langs- en dwarsliggers tussen de draagpunten

2. Indien een plaatdeel samen met een voorgevormd profiel een koker vormt, wordt het geheel beoordeeld als een langs- of dwarsligger.

draagpuntdraagpunt

balk

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

7

Artikel 2.2.6 - Sectieverdeling roestschade-omvang bodemplaat1. Voor de bepaling van de roestschade-omvang van de bodemplaat van de personenruimte wordt de

bodemplaat in secties verdeeld, zoals weergegeven in figuur 2, waarna elke sectie afzonderlijk wordt beoordeeld.

2. De secties worden gevormd door de volgende sectielijnen:Sectielijn 1: de middenkoker of de lengtehartlijn.Sectielijn 2: het begin van de vlakke bodemplaat.Sectielijn 3: de dwarsligger ter plaatse van de voorzijde van de voorste zitplaatsen of indien ter

plaatse geen dwarsligger aanwezig is de voorzijde van de voorste zitplaatsen in deachterste gebruiksstand.

Sectielijn 4: elke voorzijde van de achter de voorste rij zitplaatsen (achter elkaar) gelegen zitplaatsen in de achterste gebruiksstand.

Sectielijn 5: het einde van de bodemplaat onder de personenruimte.

Figuur 2 Sectieverdeling bodemplaat personenruimte

Artikel 2.2.7 - Beoordelingsprincipe roestschade-omvang bodemplaat1. De bepaling van de roestschade-omvang van de bodemplaat van de personenruimte geschiedt aan

de hand van de volgende beoordelingsprincipes, waarbij het hoogste percentage maatgevend is:a. de verhouding uitgedrukt in procenten tussen het beschadigde oppervlak van de sectie en het

gehele oppervlak van de sectie, enb. de verhouding tussen de lengte van de schade aan de randen van de sectie en de totale randlengte

van de sectie.2. Roestschade die doorloopt in verschillende secties moet worden beoordeeld als schade die aanwezig

is in de grootste van de betrokken secties.3. Bij dubbele bodemplaten wordt de bovenste plaat beoordeeld zoals is aangegeven in het eerste lid;

de onderste plaat wordt beoordeeld als één grote sectie.4. Indien een gedeelte van de bodemplaat tevens deel uitmaakt van een langs- of dwarsligger (koker),

moet dit gedeelte worden meegerekend voor de bepaling van het oppervlak dan wel de randlengte.

Artikel 2.2.8 - Beoordelingsprincipe roestschade-omvang wielkastenDe bepaling van de roestschade-omvang van wielkasten geschiedt aan de hand van de volgende beoordelingsprincipes, waarbij het hoogste percentage maatgevend is:a. de verhouding uitgedrukt in procenten tussen het beschadigde oppervlak en het gehele oppervlak, enb. de verhouding tussen de totale lengte van de schade aan de randen en de totale randlengte, enc. de verhouding tussen de lengte van de schade per zijde van de wielkast en de bevestigingslengte

van die zijde aan een ander onderdeel.

rijrichting

32

4

1

1 5

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

8

Artikel 2.2.9 - Beoordelingsprincipe roestschade-omvang plaatdelen1. De bepaling van de roestschade-omvang van plaatdelen, met uitzondering van de bodemplaat en de

wielkasten, geschiedt aan de hand van de volgende beoordelingsprincipes waarbij het hoogste percentage maatgevend is:a. de verhouding uitgedrukt in procenten tussen het beschadigde oppervlak en het gehele oppervlak,

enb. de verhouding tussen de lengte van de schade aan de randen en de totale randlengte.

2. Indien een gedeelte van een plaatdeel tevens deel uitmaakt van een langs- of dwarsligger (koker), moet dit gedeelte worden meegerekend voor de bepaling van het oppervlak dan wel de randlengte.

Artikel 2.2.10 - Bepaling roestschade-omvang1. De roestschade-omvang van de bevestiging van onderdelen, met uitzondering van de bevestiging

van plaatdelen en wielkasten, wordt bepaald door een schatting te maken omtrent de afname in procenten van de sterkte van de bevestiging van het ene onderdeel aan het andere, in het gebied dat wordt omsloten door een denkbeeldige lijn gelegen op een afstand van 100 mm rondom de bevestiging.

2. De roestschade in het gebied buiten de denkbeeldige lijn wordt buiten beschouwing gelaten.

Artikel 2.2.11 - Wijze van keurenDe beoordeling van roestschade vindt plaats:a. door visuele controle terwijl het voertuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting

bevindt, enb. in geval van twijfel:

1. door gebruik te maken van een hamertje met een bolle of afgeronde kop;2. door middel van meten met een meetmiddel van voldoende bereik.

Afdeling 2 Motorrijtuigen met een volledig dragend chassis ongeacht de massa alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

§ 1 Chassisraam

Artikel 2.2.12 - Definitie roestschade1. In deze paragraaf wordt onder roestschade verstaan: gedeeltelijk door corrosie verdwenen materiaal.2. Roestschade in het chassisraam wordt per langs- of dwarsligger dan wel per profiel uitgedrukt in

procenten.

Artikel 2.2.13 - Maximaal toegestane roestschade1. De langs- en dwarsliggers van het chassisraam en alle profielen die deel uitmaken van de

ondersteuning van de draaikrans of opleggerkoppeling dan wel koppelingsplaat mogen, per langs- of dwarsligger dan wel per profiel, niet meer roestschade hebben dan het percentage vermeld in bijlage 2 (blz. 79).ToelichtingOnder langsliggers worden hier ook verstaan de delen aan het chassisraam waaraan de wielgeleidende elementen zijn bevestigd.

2. De beoordeling van de roestschadeomvang van de langs- en dwarsliggers van het chassisraam geschiedt aan de hand van de lengte van de langs- en dwarsliggers tussen de draagpunten.

3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid moeten langs- en dwarsliggers van het chassisraamdie uitsluitend voor de ondersteuning van de laadvloer zijn aangebracht, als hulplangs- of hulp-dwarsbalk of balkje zonder dragende functie worden aangemerkt waarop paragraaf 2 van deze afdeling van toepassing is.

4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is op langs- en dwarsliggers van het chassisraam, diezijn vervaardigd uit plaatmateriaal, waarvan de dikte maximaal 2 mm bedraagt, paragraaf 2 vandeze afdeling van toepassing.

5. Op voertuigen met een niet volledig dragend chassis in combinatie met een volledig dragend chassiszijn voor het deel met niet volledig dragend chassis de eisen van afdeling 1 van toepassing.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

9

§ 2 Overige onderdelen

Algemeen

Artikel 2.2.14 - Definitie roestschade1. In deze paragraaf wordt onder roestschade verstaan: door corrosie over de gehele dikte verdwenen

materiaal.2. Roestschade wordt per onderdeel of per bevestiging van een onderdeel uitgedrukt in de

schade-eenheid ‘E’.

Artikel 2.2.15 - Maximaal toegestane roestschade1. De in bijlage 3 (blz. 80) genoemde onderdelen en bevestigingen van onderdelen van motorrijtuigen,

ongeacht de massa, die zijn voorzien van een volledig dragend chassis en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg mogen per onderdeel dan wel per bevestiging van een onderdeel niet meer roestschade hebben dan 2E.

2. Veerschotels mogen niet zijn doorgeroest.

Artikel 2.2.16 - Bepaling roestschade-eenhedenVoor de bepaling van de mate van roestschade in schade-eenheden 'E' moet de volgende procedureworden gevolgd:a. de roestschade-omvang wordt per onderdeel of per bevestiging van een onderdeel in procenten

bepaald volgens het van toepassing zijnde beoordelingsprincipe;b. aan de hand van bijlage 3 (blz. 80) wordt de te hanteren roestschadegradatie bij maximaal functie-

verlies van het beschadigde onderdeel of de beschadigde bevestiging van een onderdeel bepaald;c. het onder a bepaalde percentage roestschade wordt vermenigvuldigd met de onder b bepaalde

roestschadegradatie.

Beoordelingsprincipes voor de roestschade-omvang per bevestiging of per onderdeel

Artikel 2.2.17 - Beoordelingsprincipes roestschade-omvang langs- en dwarsliggers1. De bepaling van de roestschade-omvang van langs- en dwarsliggers geschiedt aan de hand van de

volgende beoordelingsprincipes, waarbij het hoogste percentage maatgevend is:a. de verhouding uitgedrukt in procenten tussen het beschadigde deel van de omtrek en de gehele

omtrek van de dwarsdoorsnede, een eventuele versterking in de langs- of dwarsligger daarbij inbegrepen. Bij de berekening van de omtrek van de dwarsdoorsnede worden de bevestigingsflenzen niet meegerekend, en

b. de verhouding uitgedrukt in procenten tussen de lengte van de schade en de werkelijke lengte vande langs- of dwarsligger tussen de draagpunten, zoals weergegeven in figuur 3, of zoals bij het betreffende onderdeel in bijlage 3 (blz. 80) is omschreven. Bij de bepaling van de roestschadeworden de bevestigingsflenzen meegerekend.

Figuur 3 Lengte dwars- of dwarsligger tussen de draagpunten

2. Indien een plaatdeel samen met een voorgevormd profiel een koker vormt, wordt het geheel beoordeeld als een langs- of dwarsligger.

draagpuntdraagpunt

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

10

Artikel 2.2.18 - Beoordelingsprincipe roestschade-omvang plaatdelen1. De bepaling van de roestschade-omvang van plaatdelen geschiedt aan de hand van de volgende

beoordelingsprincipes, waarbij het hoogste percentage maatgevend is:a. de verhouding uitgedrukt in procenten tussen het beschadigde oppervlak en het gehele oppervlak,

enb. de verhouding uitgedrukt in procenten tussen de lengte van de schade aan de randen en de totale

randlengte.2. Indien een gedeelte van een plaatdeel tevens deel uitmaakt van een langs- of dwarsligger (koker),

moet dit gedeelte worden meegerekend voor de bepaling van het oppervlak dan wel de randlengte.

Artikel 2.2.19 - Beoordelingsprincipe roestschade-omvang bevestiging onderdelen1. De roestschade-omvang van de bevestiging van onderdelen, met uitzondering van de bevestiging

van plaatdelen, wordt bepaald door een schatting te maken omtrent de afname in procenten van de sterkte van de bevestiging van het ene onderdeel aan het andere in het gebied dat wordt omsloten door een denkbeeldige lijn, gelegen op een afstand van 100 mm rondom de bevestiging.

2. De roestschade in het gebied buiten de denkbeeldige lijn wordt buiten beschouwing gelaten.

Artikel 2.2.20 - Wijze van keurenDe beoordeling van roestschade vindt plaats:a. door visuele controle terwijl het voertuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting

bevindt, enb. in geval van twijfel:

1º door gebruik te maken van een hamertje met een bolle of afgeronde kop;2º door middel van meten met een meetmiddel van voldoende bereik.

Afdeling 3 Beoordelingsnorm voor roestschadereparaties ten aanzien van de in afdeling 1 en 2 genoemde onderdelen, bevestigingen van onderdelen of secties van de bodemplaat

Artikel 2.2.21 - Voorwaarden roestschadereparatiesEen roestschadereparatie moet zodanig zijn uitgevoerd dat het onderdeel, de bevestiging van hetonderdeel of de sectie van de bodemplaat zijn oorspronkelijke functie weer kan vervullen.

Artikel 2.2.22 - Toegestane wijze van repareren1. Voor alle onderdelen, bevestigingen van onderdelen of secties van de bodemplaat waarvoor een

roestschadegradatie is gegeven, geldt dat:a. reparaties met pasklare gedeelten, waarbij elk deel deugdelijk aan het oorspronkelijke materiaal

is gelast, toegestaan zijn;b. vervanging van delen is toegestaan mits deugdelijk gelast dan wel bevestigd met bouten indien de

oorspronkelijke bevestiging heeft plaatsgevonden door middel van bouten of klinknagels;c. een reparatie die niet volgens onderdeel a of b is uitgevoerd, als roestschade wordt aangemerkt en

beoordeeld, waarbij de grootte van de reparatie wordt gezien als de grootte van de roestschade, tenzij anders wordt aangetoond;

d. roestschade van niet meer dan 2E, al dan niet in combinatie met een reparatie volgens onderdeel a, mag zijn hersteld.

2. Onder deugdelijk gelast zoals bedoeld in het eerste lid wordt verstaan:a. kettinglassen welke ten minste 50% van de omtrek van het te lassen gedeelte bestrijken en goed

zijn verdeeld over die omtrek, ofb. proplassen (gatlassen) met ten minste een diameter van 4 mm en een onderlinge afstand van niet

meer dan 20 mm.

Artikel 2.2.23 - Roestschade veerschotel en wielgeleidingselementen1. Indien een veerschotel doorgeroest, of als gevolg van roestschade gescheurd is:

a. mag deze niet zijn gerepareerd;b. mag deze separaat van de veerpoot als onderdeel van het veersysteem zijn vervangen.

2. Indien een wielgeleidingselement doorgeroest is mag deze niet zijn gerepareerd.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

11

Artikel 2.2.24 - Toegestane wijze van repareren langs- en dwarsliggers1. De langs- en dwarsliggers die deel uitmaken van het chassisraam, bedoeld in paragraaf 1 van

afdeling 2, mogen niet zijn gerepareerd met plaatdelen welke over de roestschade zijn aangebracht.2. In afwijking van lid 1 mogen langs- en dwarsliggers wel gerepareerd worden met plaatdelen welke

over de roestschade zijn aangebracht indien de dikte van deze plaatdelen ten minste gelijk is aan degrootste dikte van het te repareren deel. De plaatdelen moeten deugdelijk zijn gelast. Hieronderworden verstaan kettinglassen welke ten minste 75% van de omtrek van het te lassen gedeeltebestrijken. De lassen moeten goed zijn verdeeld over de omtrek.

3. De profielen die deel uitmaken van de ondersteuning van de draaikrans of opleggerkoppeling danwel koppelingsplaat mogen niet zijn gerepareerd met plaatdelen welke over de roestschade zijnaangebracht.

Artikel 2.2.25 - Wijze van keurenDe beoordeling van de roestschadereparatie vindt plaats:a. door visuele controle terwijl het voertuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting

bevindt, enb. in geval van twijfel door middel van meten met een meetmiddel van voldoende bereik.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

12

Titel 3 Motor

§ 1 Corrosie

Artikel 2.3.1De bevestiging van de onderdelen van het brandstofsysteem en de motor genoemd in hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement moet voldoen aan de eisen ten aanzien van corrosie bedoeld in titel 2 vandit hoofdstuk.

§ 2 Meting geluidsniveau personenauto’s

Niet van toepassing voor APK.

§ 3 Emissie

Artikel 2.3.8 - Maximaal CO-gehalte m.b.t. boekwerk ‘APK-milieukeuringseisen’Het koolmonoxidegehalte van de uitlaatgassen van de in artikel 5.2.11, zevende lid, en artikel 5.3.11,zesde lid, van het Voertuigreglement bedoelde personenauto's en bedrijfsauto’s met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking mag het in het boekwerk ‘APK-milieukeuringseisen’voor het desbetreffende type motorrijtuig aangewezen gehalte bij het bij die aanwijzing aangegevenstationaire toerental niet overschrijden.

Artikel 2.3.9 - Aanwezigheid emissiebestrijdingssysteem1. Personenauto’s met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking, die in gebruik zijn genomen

na 31 december 1995, moeten zijn voorzien van een goedwerkend emissiebestrijdingssysteem dat bestaat uit een katalysator en een lambdasonde.

2. Personenauto’s die in gebruik zijn genomen na 31 december 1992 doch voor 1 januari 1996, moeten zijn voorzien van een goedwerkend emissiebestrijdingssysteem dat bestaat uit een katalysator en een lambdasonde, indien deze van fabriekswege is gemonteerd, hetgeen onder andere kan blijken uit de toevoeging U9 of E2 aan de typeaanduiding op het voor het voertuig afgegeven kentekenbewijs. Deze eis geldt niet voor personenauto’s, in gebruik genomen vóór 1 januari 1994, die zijn voorzien van een LPG-installatie en waarvan het voor het voertuig afgegeven kentekenbewijs niet de toevoeging U9 of E2 bij de typeaanduiding vermeldt.

3. Bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, die zijn voorzien van een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking en die in gebruik zijn genomen na 31 december 1997, moeten zijn voorzien van een goedwerkend emissiebestrijdingssysteem dat bestaat uit een katalysator en een lambdasonde.

4. Bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg en met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking die in gebruik zijn genomen na 31 december 1994 doch vóór 1 januari 1998, moeten zijn voorzien van een goedwerkend emissiebestrijdingssysteem dat bestaat uit een katalysator en een lambdasonde indien deze van fabriekswege zijn gemonteerd.

5. De beoordeling van het bepaalde in het eerste tot en met vierde lid vindt plaats door visuele controleterwijl het voertuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

ToelichtingIndien op het kentekenbewijs bij ‘bijzonderheden’ één van de volgende teksten is vermeld: ‘Basis TGK: EEGK-9999’ of ‘Basis EEGK-9999’, ‘Basis TGK: VERH-9999’ of ‘Basis VERH-9999’ dan wel‘Voertuig niet voorzien van emissiebestrijdingssysteem’, en het voertuig is niet voorzien van een katalysatoren/of lambdasonde kan er vanuit worden gegaan dat dit van fabriekswege het geval is.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

13

Artikel 2.3.10 - Controle werking emissiebestrijdingssysteem1. De goede werking van het emissiebestrijdingssysteem van de in artikel 2.3.9. bedoelde motor-

rijtuigen wordt gecontroleerd door meting van de lambdawaarde en het koolmonoxidegehalte van de uitlaatgassen bij verhoogd toerental en door meting van het koolmonoxidegehalte bij stationair draaiende motor.

2. Indien de in artikel 2.3.9 bedoelde motorrijtuigen zijn voorzien van een LPG-installatie moet de in het eerste lid bedoelde meting bij verhoogd toerental worden uitgevoerd indien:a. het een personenauto betreft die in gebruik is genomen na 31 december 1997;b. het een personenauto betreft die in gebruik is genomen na 31 december 1992 doch vóór 1 januari

1998 waarvan op het kentekenbewijs de vermelding ‘G3’ is vermeld; ofc. het een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg betreft die in

gebruik is genomen na 31 december 1997.3. Vóór elke meting wordt gecontroleerd of de motor en het emissiebestrijdingssysteem op bedrijfs-

temperatuur zijn. Hieraan wordt voldaan indien de motor gedurende 3 minuten op een toerental van ongeveer 3000 omw/min heeft gedraaid en:a. een proefrit heeft plaatsgevonden, ofb. de motorolietemperatuur minimaal 80°C bedraagt.

De motorolietemperatuur moet worden gecontroleerd met behulp van een olietemperatuurmeterdie is voorzien van een geldig certificaat van eerste keuring dan wel van herkeuring.

4. De uitlaatgassen van de in artikel 2.3.9 bedoelde motorrijtuigen mogen bij een verhoogd toerental gelegen tussen de 2500 omw/min en 3200 omw/min:a. niet meer dan 0,3% vol koolmonoxide bevatten indien het voertuig in gebruik is genomen voor

1 juli 2002, waarbij de lambdawaarde moet liggen tussen 0,97 en 1,03;b. niet meer dan 0,2% vol koolmonoxide bevatten indien het voertuig in gebruik is genomen na

30 juni 2002 waarbij de lambdawaarde moet liggen tussen 0,97 en 1,03.5. Indien binnen het toerentalbereik zoals vermeld in het vierde lid de betrokken waarden niet

worden bereikt, moet de meting worden herhaald bij een verhoogd toerental vanaf 2000 omw/min tot 3200 omw/min waarbij de controle op het koolmonoxidegehalte en de lambdawaarde bij elke stap van ongeveer 100 omw/min moet worden uitgevoerd totdat de betrokken waarden zijn bereikt.Hierbij mogen alle elektrische stroomverbruikers zijn ingeschakeld.

6. In afwijking van het vierde en vijfde lid mogen voor de door de Directeur van de Dienst Wegverkeeraangewezen typen motorrijtuigen of motorrijtuigen die zijn voorzien van een bepaalde LPG-installatie, de bijbehorende door de Directeur vastgestelde waarden en condities worden gehanteerd.De per type motorrijtuig in de lijst met voertuigspecifieke gegevens aangegeven maximale koolmonoxidegehaltes (CO%) en de lambdawaarden zijn niet van toepassing op motorrijtuigen voorzien van een LPG-installatie.

7. De uitlaatgassen van de in artikel 2.3.9 bedoelde motorrijtuigen mogen, waarbij de meting zich tot éénuitmonding beperkt indien het uitlaatsysteem meer dan één uitmonding heeft, bij een stationairtoerental:a. niet meer dan 0,5% vol koolmonoxide bevatten indien het voertuig in gebruik is genomen voor

1 juli 2002;b. niet meer dan 0,3% vol koolmonoxide bevatten indien het voertuig in gebruik is genomen na

30 juni 2002; of c. niet meer koolmonoxide bevatten dan vermeld op het op het voertuig aangebrachte symbool,

bedoeld in de artikelen 5.2.11, achtste lid, en artikel 5.3.11, zevende lid, van het Voertuigreglement.8. Bij het vaststellen van de lambdawaarde mag het derde cijfer achter de komma buiten beschouwing

worden gelaten. Bij het vaststellen van het koolmonoxidegehalte bij verhoogd toerental mag het tweede cijfer achter de komma buiten beschouwing worden gelaten.

9. De in het eerste lid bedoelde meting blijft achterwege indien het personenauto’s of bedrijfsauto’s betreft die zijn voorzien van een rotatiemotor of een CNG-installatie.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

14

LIJST MET VOERTUIGSPECIFIEKE GEGEVENS

MERK TYPE MOTORCODE MAX. CO% BIJ LAMBDAWAARDE BIJ VERHOOGD(op motor of VERHOOGD VERHOOGD TOERENTAL TOERENTALtypeplaatje) TOERENTAL TUSSEN

Aston V8 Virage Volante 6,3 achter motornr. 3,5 1,2 - 1,4 2500-2700Martin

Indien de auto is uitgerust met een volautomatische versnellingsbak mag voor het op temperatuur brengen van het emissiesysteem de motor maximaal 1 minuut op 2500 omw/min draaien. Geadviseerd wordt de motor op temperatuur (minimaal 80°C) te brengen door middel van het maken van een proefrit.

Citroën ZX en Xantia XU5JP (BFZ) 0,3 0,97-1,03 1400-1600ZX, Xsara en Xantia XU7JP (LFZ) 0,3 0,97-1,03 1400-1600C5 2.0 HPI RLZ > 0,3 > 4,00 of 0,97 – 1,03 2250 - 3000

bij losgenomen EGR klep

De volgende gebruikers dienen bij het verhoogd toerental te zijn ingeschakeld: Grootlicht, achterruitverwarming, interieur ventilator (hoogste stand) en bij auto’s met stuurbekrachtiging maximale stuuruitslag.Indien de auto is uitgerust met een volautomatische versnellingsbak mag het verhoogd toerental onbelast maximaal 2400 omw/min bedragen.

Daimler Indien de auto is uitgerust met een volautomatische versnellingsbak mag voor het op temperatuur brengen van het emissiesysteem de motor maximaal 1 minuut op 2500 omw/min draaien. Geadviseerd wordt de motor op temperatuur (minimaal 80°C) te brengen door middel van het maken van een proefrit.

Ford Alle typen 0,3 0,95-1,09 2000-3200

Fiesta 1.4 i Motor CVH 0,3 0,95-1,09 3600-3900Escort 1.4 i Code F6E 0,3 0,95-1,09 3600-3900Orion 1.4 i Code F6G 0,3 0,95-1,09 3600-3900Type CVH Code F6F 0,3 0,95-1,09 3600-3900

Ford Mustang 0,3 1,57-1,79 2500-3200

Geldt voor de auto’s waarbij op de 8e positie van het voertuigidentificatienummer de letter T is vermeld. Tijdens de meting mag de luchtpomp niet worden uitgeschakeld.

Jaguar Indien de auto is uitgerust met een volautomatische versnellingsbak mag voor het op temperatuur brengen van het emissiesysteem de motor maximaal 1 minuut op 2500 omw/min draaien. Geadviseerd wordt de motor op temperatuur (minimaal 80°C) te brengen door middel van het maken van een proefrit.

Rover alle typen 0,3 0,95-1,09 2000-3200Landrover idemMini idemMG idem

Mitsubishi Carisma GDI 0,3 3,50-4,00 of 0,97-1,03 bij 2500-3000ingeschakelde verbruikers(s)

Peugeot 306 XU7JP (LFZ) 0,3 0,97-1,03 1400-1600405 XU5JP (BFZ) 0,3 0,97-1,03 1400-1600405 XU7JP (LFZ) 0,3 0,97-1,03 1400-1600406 XU5JP (BFZ) 0,3 0,97-1,03 1400-1600406 RLZ > 0,3 > 4,00 of 0,97 – 1,03 2250-3000

bij losgenomen EGR klep

De volgende gebruikers dienen bij het verhoogd toerental te zijn ingeschakeld: Grootlicht, achterruitverwarming, interieur ventilator (hoogste stand) en bij auto’s met stuurbekrachtiging maximale stuuruitslag.Indien de auto is uitgerust met een volautomatische versnellingsbak mag het verhoogd toerental maximaal 2400 omw/min bedragen.

Toyota Carina 1600/1800 4AFE 0,3 0,97-1,60 2400-26007AFE 0,3 0,97-1,60 2400-2600

Prius alle modellen: De viergasmeting behoeft vooralsnog niet te worden uitgevoerd.

Indien de auto is uitgerust met een volautomatische versnellingsbak moet voor het op temperatuur brengen van het emissiebestrijdingssysteem en de motor een proefrit worden gemaakt van minimaal 5 kilometer.

Volvo 400 serie 0,3 0,96-1,04 2000-3200850 serie 0,3 0,96-1,04 2000-3200940 serie 0,3 0,96-1,04 2000-3200960 serie 0,3 0,96-1,04 2000-3200

Indien auto’s uit de 400-serie zijn uitgerust met een volautomatische versnellingsbak mag het verhoogd toerental maximaal 1500 omw/min bedragen.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

15

Artikel 2.3.11 – Eisen t.a.v. dieselrookmeting1. De hoeveelheid roet, uitgedrukt in de absorptiecoëfficiënt (k-waarde), van de uitlaat-

gassen van personenauto’s en bedrijfsauto’s met een verbrandingsmotor met compressie-ontsteking, bepaald volgens de in artikel 2.3.12 omschreven meting, mag de:a. 3,0 m-1 voor een motor met drukvulling niet overschrijden indien het voertuig in

gebruik is genomen na 31 december 1979, doch voor 1 juli 2008, tenzij in hetkentekenregister een hogere absorptiecoëfficiënt is vermeld;

b. 2,5 m-1 niet overschrijden indien het voertuig in gebruik is genomen na 31 december1979, doch voor 1 juli 2008, tenzij in het kentekenregister een hogere absorptie-coëfficiënt is vermeld;

c. 1,5 m-1 niet overschrijden indien het voertuig in gebruik is genomen na 30 juni 2008,tenzij in het kentekenregister een hogere absorptiecoëfficiënt is vermeld.

2. Om de in het eerste lid bedoelde maximum hoeveelheid roet te bepalen moeten bij de inartikel 2.3.12 bedoelde meting de volgende gegevens worden gehanteerd:a. stationair toerental:

het werkelijke stationair toerental, waarbij ten behoeve van het invoeren in de roet-meter moet worden aangehouden als:

1º minimum: 400 omw/min, en2º maximum: 1000 omw/min;

b. afregeltoerental:Het geschatte afregeltoerental met een ruime marge.

c. minimum motorolietemperatuur: 60º C.3. De in artikel 2.3.12 omschreven meting kan achterwege blijven indien de personenauto

of de bedrijfsauto is uitgerust met een comprex-lader.ToelichtingVoor aanvullende informatie over de roetmeting dient u de Procedure Roetmeting (tab 9) te raadplegen.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

16

Artikel 2.3.12 – Wijze van keuren1. In de roetmeter moeten voor het desbetreffende type motorrijtuig de volgende waarden,

zoals bedoeld in artikel 2.3.11, worden ingevoerd:a. de maximum absorptiecoëfficiënt,b. het minimum en maximum stationair toerental,c. het minimum en maximum afregeltoerental, end. de minimum motorolietemperatuur.Tevens moet de soort meetsonde, die in de handleiding van de roetmeter wordt voor-geschreven, worden ingevoerd.

2. Nadat de gegevens volgens het eerste lid zijn ingevoerd, wordt met de daadwerkelijkemeting begonnen waarbij:a. de door de roetmeter aangegeven meetprocedure moet worden gevolgd. De meet-

procedure mag worden afgebroken indien de roetmeter aangeeft dat de absorptie-coëfficiënt van de eerste of tweede meting kleiner of gelijk is dan de maximaleabsorptiecoëfficiënt minus 0,5 m-1, en

b. moet worden voldaan aan het gestelde in het derde tot en met vijfde lid.3. Bij elke meting moet het gaspedaal snel en zonder onderbreking binnen één seconde tot

aan de aanslag worden ingedrukt. Toelichting:Geadviseerd wordt om met beleid het gas terug te nemen nadat de motor op het afregeltoerentalheeft gedraaid.

4. Indien de personenauto of bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van nietmeer dan 3500 kg is uitgerust met een volautomatische versnellingsbak:a. wordt de motorolie op temperatuur gebracht door stationair draaien van de motor, of

door middel van een rit,b. vinden per test niet meer dan zes metingen plaats.

5. Indien door de roetmeter wordt aangegeven dat de motorolietemperatuur te laag is,mag de meting worden uitgevoerd met uitgeschakelde beveiliging. Indien detemperatuuropnemer niet in de motor is ingebracht omdat duidelijk is dat de motorolieop de vereiste temperatuur is, mag eveneens met uitgeschakelde beveiliging de metingworden uitgevoerd.

6. Indien de absorptiecoëfficiënt aan de hand van de roetmeetstrook moet worden bepaaldomdat de absorptiecoëfficiënt van de eerste of tweede meting niet kleiner of gelijk isdan de maximale absorptiecoëfficiënt minus 0,5 m-1, dan mogen de verschillen van deafregeltoerentallen van de metingen waarmee de gemiddelde absorptiecoëfficiënt wordtbepaald, niet meer dan 10% bedragen van het hoogste afregeltoerental.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

17

Titel 4 Krachtoverbrenging

Artikel 2.4.1De bevestiging van de onderdelen van de aandrijving genoemd in hoofdstuk 5 van hetVoertuigreglement moet voldoen aan de eisen ten aanzien van corrosie bedoeld in titel 2 van dit hoofdstuk.

Titel 5 Assen

§ 1 Corrosie

Artikel 2.5.1De bevestiging van de assen moet voldoen aan de eisen ten aanzien van corrosie bedoeld in titel 2 vandit hoofdstuk.

§ 2 Speling

Artikel 2.5.2 - Maximaal toegestane speling fuseepennen, -lageringen en -bussen1. Fuseepennen, -lageringen en -bussen mogen, naast eventuele oorspronkelijke speling, door

slijtageverschijnselen niet meer speling hebben dan:a. in radiale richting, zoals weergegeven in figuur 6:

- 1,5 mm in het bovenste of onderste draaipunt, en- 2,0 mm in het bovenste en onderste draaipunt tezamen;

b. in axiale richting, zoals weergegeven in figuur 6: 1,0 mm.2. De in het eerste lid genoemde oorspronkelijke speling wordt met behulp van het werkplaats-

handboek of soortgelijke informatie vastgesteld.

Figuur 6 Fuseespeling

max. 1,5 mm

max. 1,0 mm max. 2,0 mm

max. 1,5 mm

De vermelde maxima betreffen spelingnaast speling van nieuw af.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

18

Artikel 2.5.3 - Maximaal toegestane speling fuseekogels 1. Fuseekogels mogen, naast eventuele oorspronkelijke speling, door slijtageverschijnselen niet meer

speling hebben dan:a. 1,0 mm, in radiale richting, zoals weergegeven in figuur 7;b. 1,0 mm, in axiale richting, zoals weergegeven in figuur 7.

2. De in het eerste lid genoemde oorspronkelijke speling die het gevolg is van indrukking van het veerelement in de kogel, wordt vastgesteld:a. met behulp van het werkplaatshandboek of soortgelijke informatie, dan wel b. door middel van indrukking van een nieuwe kogel.

Figuur 7 Fuseekogelspeling

Artikel 2.5.4 - Maximaal toegestane speling draaipunten wielophanging1. De draaipunten in de wielophanging anders dan bedoeld in de artikelen 2.5.2 en 2.5.3, met

uitzondering van kogelgewrichten, mogen:a. in de richting van de belasting door slijtageverschijnselen niet meer speling hebben dan 1,0 mm,

waarbij de elasticiteit van het rubber buiten beschouwing wordt gelaten;b. ten gevolge van de zijdelingse verplaatsing geen contactplekken vertonen.

2. Het eerste lid geldt niet voor het bovenste draaipunt van het Mc Pherson-wielophangingsysteem.3. Indien het draaipunt een kogelgewricht betreft, mag deze door slijtageverschijnselen niet meer

speling hebben dan:a. 1,0 mm, in radiale richting;b. 1,0 mm, in axiale richting.

max. 1,0 mm

max

. 1,0

mm

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

19

Artikel 2.5.5 - Maximaal toegestane speling wiellagers1. De speling van wiellagers of hun opsluiting mag niet zodanig zijn dat de bewegingsmogelijkheid

meer bedraagt dan 0,5% van de afstand van de hartlijn van de as of astap tot het meetpunt, zoals weergegeven in figuur 8.

2. Bij voertuigen met vrijdragende achterassen (conventionele aangedreven starre achteras) mag de axiale bewegingsmogelijkheid, zoals weergegeven in figuur 9, niet meer bedragen dan 0,5 mm, tenzij voor de betreffende constructie hogere waarden zijn toegestaan die worden vastgesteld met behulp van het werkplaatshandboek of soortgelijke informatie.

3. In geval van assen met opsluiting in het differentieel is de in het tweede lid genoemde waarde 1,5 mm.

Figuur 8 Wiellagerspeling

Figuur 9 Vrijdragende achteras

Artikel 2.5.6 - Wijze van keuren1. De in de artikelen 2.5.2 tot en met 2.5.4 gestelde eisen worden getoetst aan de hand van de wijze

van keuren behorende bij het derde lid van de artikelen 5.2.19, 5.3.19, 5.5.19 en 5.12.19 van het Voertuigreglement.

2. De in artikel 2.5.5 gestelde eisen worden getoetst aan de hand van de wijze van keuren behorende bij het eerste lid van de artikelen 5.2.20, 5.3.20, 5.5.20 en 5.12.20 van het Voertuigreglement.

F -

F -F +

F +

B

A

M

M

A

B B

F -

F +

F +

F -

A� =�afstand hart as(tap) tot meetpuntB� =�bewegingsmogelijkheid ter plaatse�� van het meetpuntF� =�aangelegde krachtM�=�meetklok

A� =�afstand hart as(tap) tot meetpuntB� =�bewegingsmogelijkheid ter plaatse�� van het meetpuntF� =�aangelegde krachtM�=�meetklok

F -

B

F�=�aangelegde krachtB = bewegingsmogelijkheid

F -

F +

B

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

20

Bijlage bij artikel 2.5.6Methodes om speling in fuseekogels zichtbaar te maken.

Eén draagarm(niet afgeveerd)

Axiale speling. Beweeg de draagarm op en neer.

1 21a

A Radiale speling. Maak radiale speling zichtbaarmet behulp van de spelingdetector.

R

Eén draagarm(afgeveerd)

Maak radiale speling zichtbaarm.b.v. spelingdetector. Plaatsde krik zo dicht mogelijk bij dekogel. Laat het wiel zakken totdeze voldoende druk uitoefentop de spelingdetector.

1

R Axiale speling. Plaats de krik zo dichtmogelijk bij de kogel om deze te ontlasten.Beweeg het wiel op en neer.

2

A

A

Twee draagarmen(beide afgeveerd)

Maak radiale speling zichtbaarm.b.v. spelingdetector. Plaatsde krik onder het chassis.Laat het wiel zakken tot dezevoldoende druk uitoefent op despelingdetector.

1

R Axiale speling. Plaats de krik onderhet chassis. Beweeg de draagarment.o.v. het fuseestuk.

2

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

21

Twee draagarmen(onderste afgeveerd)

Maak radiale speling zichtbaarm.b.v. spelingdetector. Plaatsde krik zo dicht mogelijk bij deonderste kogel om deze teontlasten. Laat het wiel zakkentot deze voldoende druk uitoefentop de spelingdetector.

1

R Axiale speling in de bovenstedraagarmkogel.Beweeg de bovenste draagarmop en neer.

2

A Axiale speling in de onderstedraagarmkogel. Plaats de krik zodicht mogelijk bij de kogel om dezete ontlasten. Beweeg het wielop en neer.

2

A

Twee draagarmen(bovenste afgeveerd)

Maak radiale speling zichtbaarm.b.v. spelingdetector.Plaats de krik onder het chassis.Laat het wiel zakken tot dezevoldoende druk uitoefent op despelingdetector.

1

R Axiale speling in de bovenstedraagarmkogel.Plaats de krik onder het chassis.Beweeg het wiel op en neer.

2

A

Axiale speling in de onderste draagarmkogel.Beweeg de onderste draagarm op en neer.

3

A

3a

N.B. Radiale speling kan tevens zichtbaar worden gemaakt met de hand (m.u.v. de wielophanging met één draagarm welke niet is afgeveerd) of met behulp van de rol- of schudplaat. Dit zijn echter minder efficiënte methoden.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

22

Titel 6 Ophanging

Artikel 2.6.1 - Controle load-index1. Indien van een bedrijfsauto of een aanhangwagen die na 31 december 1997 in gebruik is genomen

de afzonderlijke maximum last per as in het kentekenregister is vermeld, moet per as de volgende procedure worden gevolgd:a. de in het kentekenregister vermelde maximum last per as wordt gedeeld door het aantal banden

op die as.b. aan de hand van bijlage 4 (blz. 91) wordt bepaald welke loadindex behoort bij de onder a

gevonden maximum last per band.c. de loadindex van elke band op die as mag niet lager zijn dan de onder b gevonden loadindex.ToelichtingDeze controle vindt vooralsnog plaats aan de hand van de op het kentekenbewijs vermelde gegevens.

2. Indien op de band een groep is gevormd met twee load-indices achter elkaar, geldt, met betrekking tot het bepaalde in het eerste lid, onder a, in het geval van enkele montage de eerst vermelde load-index en in het geval van dubbele montage de tweede load-index.

3. De in het eerste lid, onder a, gevonden waarde wordt:a. met 4% verminderd indien het betreft een aanhangwagen uitgerust met dubbel gemonteerde

personenautobanden;ToelichtingEen personenautoband is te herkennen aan de eerste twee cijfers van de EG goedkeuring welke op de band vermeld staat. De eerste twee cijfers dienen dan “02” te zijn.Bijvoorbeeld: e4 - 02 ... ....

b. met 10% verminderd indien het betreft:1º. een aanhangwagen die bestemd is voor recreatieve doeleinden;2º. een middenasaanhangwagen of een oplegger met een toegestane maximum last onder de as of

assen van niet meer dan 3500 kg en uitgerust met enkelvoudig gemonteerde personenautobanden;3º. een vuilniswagen;4º. een reinigingswagen;5º. een straatveegwagen;6º. een sproeiwagen;voor zover deze inrichtingsomschrijvingen zijn vermeld op het kentekenbewijs of in het kentekenregister;

c. met 15% verminderd indien het een bus betreft, ingericht mede om staande passagiers te vervoeren en met een toegestane maximum massa van meer dan 5000 kg.

4. De in het eerste lid onder a gevonden waarde kan worden verminderd met een percentage overeen-komstig het gestelde in bijlage 5,a. indien onder ‘bijzonderheden’ in het kentekenregister of op het kentekenbewijs een maximum

snelheid is aangegeven, ofb. bij een snelheid van 100 km/h, indien het een aanhangwagen betreft met een toegestane

maximum massa van meer dan 750 kg.c. bij een snelheid van 90 km/h, indien het een bedrijfsauto betreft met een snelheidsbegrenzer.

Artikel 2.6.2 - Controle t.a.v. corrosieDe onderdelen van het veersysteem en de bevestiging daarvan genoemd in hoofdstuk 5 van hetVoertuigreglement moeten voldoen aan de eisen ten aanzien van corrosie bedoeld in titel 2 van dithoofdstuk.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

23

Titel 7 Stuurinrichting

§ 1 Corrosie

Artikel 2.7.1De bevestiging van de onderdelen van de stuurinrichting genoemd in hoofdstuk 5 van hetVoertuigreglement moet voldoen aan de eisen ten aanzien van corrosie bedoeld in titel 2 van dit hoofdstuk.

§ 2 Speling en flexibele koppelingen

Artikel 2.7.2 - Controle stuurkoppeling1. Het flexibele materiaal van de koppeling mag niet voor 50% of meer, over iedere volledige

doorsnede (in één vlak), door scheurvorming of door het loslaten van de vulkanisatie zijn beschadigd, zoals weergegeven in figuur 10.

2. Het eerste lid geldt niet voor aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg.

Figuur 10 Flexibele koppeling stuurinrichting

50% beschadigd, niet toegestaan

boutgat

Doorsnede A-A

A A

50% beschadigd, niet toegestaan

scheur

40% beschadigd, toegestaan

boutgat

Doorsnede B-B

B B

25%

40%

Scheur van 25% en 40% niet in één vlak toegestaan

50% beschadigd, niet toegestaan

Doorsnede C-C

C C

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

24

Artikel 2.7.3 - Maximaal toegestane speling stuurkogels1. Stuurkogels en de overige stuurverbindingen in het stangenstelsel mogen, naast eventuele

oorspronkelijke speling, door slijtageverschijnselen niet meer speling hebben dan:a. 1,0 mm, in radiale richting, zoals weergegeven in figuur 11;b. 1,0 mm, in axiale richting, zoals weergegeven in figuur 11.

2. De in het eerste lid genoemde oorspronkelijke speling van de stuurkogel die het gevolg is van de indrukking van het veerelement in de kogel, wordt vastgesteld:a. met behulp van het werkplaatshandboek of soortgelijke informatie, dan welb. door middel van indrukking van een nieuwe kogel.

Figuur 11 Stuurkogelspeling

Artikel 2.7.4 - Wijze van keuren1. De in artikel 2.7.2 gestelde eisen worden getoetst aan de hand van de wijze van keuren behorende

bij het zesde lid van de artikelen 5.2.29, 5.3.29, 5.5.29 van het Voertuigreglement.2. De in artikel 2.7.3 gestelde eisen worden getoetst aan de hand van de wijze van keuren behorende

bij het zevende lid van de artikelen 5.2.29, 5.3.29 en 5.5.29 alsmede het zesde lid van artikel 5.12.29 van het Voertuigreglement.

max. 1,0 mm

max

. 1,0

mm

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

25

Titel 8 Reminrichting

Afdeling 1 Regels ten aanzien van corrosie en vervormingen van remslangen

§ 1 Corrosie

Artikel 2.8.1 - Controle corrosieDe bevestiging van de onderdelen van de reminrichting genoemd in hoofdstuk 5 van hetVoertuigreglement moet voldoen aan de eisen ten aanzien van corrosie bedoeld in titel 2 van dit hoofdstuk.

Artikel 2.8.2 - Maximaal toegestane corrosie remleidingEen remleiding mag niet zodanig door corrosie zijn aangetast dat deze na verwijdering van de corrosievan het oppervlak nog zogenaamde putcorrosie vertoont, zoals weergegeven in figuur 12.

Figuur 12 Remleiding

Artikel 2.8.3 - Maximaal toegestane corrosie remschijf1. Een remschijf mag niet zodanig door corrosie zijn aangetast dat per kant de breedte van het

effectieve gedeelte minder bedraagt dan 50% van de maximum breedte van het remblok.ToelichtingDe remschijf voldoet niet aan de eis indien bovengenoemde corrosie over de gehele omtrek aanwezig is.

2. Onder het in het eerste lid bedoelde effectief gedeelte wordt verstaan: een nagenoeg glad oppervlak, zonder blijvende corrosievorming (‘glimmend’ gedeelte).

§ 2 Vervormingen remslangen

Artikel 2.8.4Remslangen mogen:a. geen scherpe knikken of sterke tordering vertonen;b. in hydraulische remsystemen geen door de druk veroorzaakte vervormingen vertonen die

opzwellen ten gevolge van het bedienen van het remsysteem met een pedaalkracht van 700 N gedurende ongeveer 30 seconden.

corrosie

corrosie

schoongekrabd gedeelte

schoongekrabd gedeelte

toegestaan

niet toegestaan

putcorrosie

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

26

Artikel 2.8.5 - Plaats kunststofremleidingen bedrijfsauto’sVervallen

Artikel 2.8.6 - Wijze van keuren1. De in deze afdeling gestelde eisen worden beoordeeld door middel van visuele controle, terwijl het

voertuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.2. Bij de controle van artikel 2.8.4, onderdeel b, moet het rempedaal worden ingetrapt totdat een

kracht van 700 N op het pedaal wordt uitgeoefend. Deze kracht moet gedurende ongeveer 30 secon-den worden uitgeoefend waarbij het pedaal niet op de aanslag mag komen. Indien een rembe-krachtiger aanwezig is, moet de controle worden uitgevoerd met draaiende motor. Indien een rem-handel aanwezig is, moet de controle worden uitgevoerd met de maximale handkracht.

Afdeling 2 Bepaling van de remvertraging

Artikel 2.8.7 - Toepassingsgebied afdelingDe in deze afdeling gestelde eisen gelden niet voor driewielige motorrijtuigen.

Artikel 2.8.8 - Wijze van bepaling remvertraging1a. De controle van de remvertraging van personenauto’s, bedrijfsauto’s en aanhangwagens moet

plaatsvinden door middel van een beproeving op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter dan wel door middel van een beproeving van het voertuig op een platenremtestbank of een rollenremtestbank.

1b.Bij de in lid 1a beschreven meetmiddelen wordt de pedaalkracht alleen in geval van twijfel gemetenmet de pedaalkrachtmeter.ToelichtingBij personenauto’s en bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg die zijnvoorzien van een permanente, niet automatische of met de hand uitschakelbare aandrijving op meer dan éénas, moet de controle van de remvertraging plaatsvinden door middel van een beproeving op de weg met be-hulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter, door middel van een rembeproeving op een platenrem-testbank of op een daarvoor aangepaste rollenremtestbank.

2. Bij bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg alsmede aanhang-wagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg moet aan de hand van de vermelde gegevens en formules in paragraaf 4 tot en met 7 worden bepaald of door middel van extrapolatie kan worden gecontroleerd of het voertuig ook in maximale belaste toestand aan de voorgeschreven remvertraging zou kunnen voldoen.

3. Met ingang van 1 januari 1996 moet tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van eenkeuringsbewijs, in afwijking van het eerste en tweede lid, bij bedrijfsauto's met een toegestane max-imum massa van meer dan 3500 kg alsmede bij aanhangwagens met een toegestane maximum massavan meer dan 3500 kg de controle van de remvertraging plaatsvinden door middel van de in para-graaf 5 respectievelijk paragraaf 7 omschreven beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank.

4. Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing op:a. voertuigen die breder zijn dan 2,60 m;b. voertuigen met een zo kleine wieldiameter dat beproeving in de praktijk niet mogelijk is;

ToelichtingDit geldt ook voor voertuigen waarbij het om technische redenen niet mogelijk is.

c. bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg die zijn voorzien van een permanente, niet automatische of met de hand uitschakelbare aandrijving op meer dan één as;

d. aanhangwagens met een toegestane maximummassa van meer dan 3500 kg met één of meerdere achter elkaar gelegen aslijnen, als bedoeld in artikel 3.7.9. tweede lid, onder e, van het Voertuigreglement.Toelichtingart. 3.7.9 tweede lid vermeldt:De last onder de as of assen van aanhangwagens die na 31 december 1994 in gebruik worden genomen, mag niet meer bedragen dan:e. voor aanhangwagens met twee in elkaars verlengde gelegen enkele assen, 13.000 kg, waarbij de

last onder ieder der assen niet meer mag bedragen dan 6500 kg.5. De banden van het voertuig moeten op de juiste spanning zijn.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

27

Artikel 2.8.9 - Wijze van keuren1. De bij de vaststelling van de remvertraging uitgeoefende pedaalkrachten en remkrachten worden

uitgedrukt in Newton (N) en bepaald door middel van de voorgeschreven pedaalkrachtmeter.2. Artikel 2.8.8, vijfde lid, wordt getoetst:

a. door middel van visuele controle;b. door in geval van twijfel de bandenspanningsmeter te gebruiken.

§ 1 Beproeving van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa vanniet meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter

Bedrijfsrem

Artikel 2.8.10 - PedaalkrachtIndien de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een personenauto of een bedrijfsauto meteen toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproevingvan het voertuig op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter, moet de krachtdie na het intrappen van het rempedaal daarop wordt uitgeoefend nagenoeg constant worden gehouden.

Artikel 2.8.11 - Bepalen remvertraging mechanische remvertragingsmeterBij gebruik van een mechanische zelfregistrerende remvertragingsmeter moet de bij de remproef behaalde remvertraging met behulp van de daarbij vervaardigde kaart als volgt worden vastgesteld:a. het hoogste punt van de remvertragingskromme wordt gemarkeerd waarbij de eventueel aanwezige

hobbel aan het eind van de kromme buiten beschouwing wordt gelaten;b. vanuit het punt genoemd in onderdeel a wordt een loodlijn op de pedaalkrachtlijn neergelaten;c. de pedaalkrachtlijn wordt naar links gevolgd tot waar deze lijn een knik vertoont;d. vanuit het punt genoemd in onderdeel c wordt een loodlijn getrokken naar de remvertragingskromme;e. het snijpunt van de loodlijn en de remvertragingskromme genoemd in onderdeel d wordt gemarkeerd;f. de remvertraging wordt bepaald door het gemiddelde te nemen van de onder a en e bepaalde

remvertragingen.ToelichtingTijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport en bij elke keuring ten behoeve van de afgifte of teruggave van een kentekenbewijs wordt geen gebruik gemaakt van een mechanischeremvertragingsmeter.

Artikel 2.8.12 - Bepalen remvertraging elektronische remvertragingsmeterBij twijfel moet met een elektronische, zelfregistrerende remvertragingsmeter de remvertraging alsvolgt worden vastgesteld:a. indien door de remvertragingsmeter een resulterende of gemiddelde waarde wordt aangegeven,

geldt deze waarde als de minimaal behaalde remvertraging;b. indien de remvertraging niet volgens onderdeel a kan worden vastgesteld, geldt de remvertraging

die met behulp van de meetwaardentabel op de registratiestrook wordt vastgesteld, door het gemiddelde te nemen van alle gemeten remvertragingen, die gelijk of groter zijn aan de minimaalvereiste remvertraging en gedurende minimaal een halve seconde zijn gemeten;

c. indien de remvertraging niet volgens onderdeel a of b kan worden vastgesteld, geldt de rem-vertraging die met behulp van de grafiek op de registratiestrook als volgt is vastgesteld:1° indien op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond geen plotselinge stijging van de

remvertraging is waar te nemen, is de hoogst behaalde waarde van remvertraging bepalend;2° indien op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond een plotselinge stijging van de

remvertraging is waar te nemen, is de behaalde remvertraging vlak vóór deze stijgingbepalend.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

28

Parkeerrem

Artikel 2.8.13 - Bepalen remvertraging remvertragingsmeterBij twijfel moet, indien de controle van de remvertraging van de parkeerrem van een personenauto ofeen bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg plaats vindt doormiddel van een beproeving van het voertuig op de weg, gebruik gemaakt worden van een zelfregistre-rende remvertragingsmeter. Aan het einde van de remproef moet het voertuig geheel of nagenoeg ge-heel stilstaan.

§ 2 Beproeving van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg op een platenremtestbank

Bedrijfsrem

Artikel 2.8.14 - Bepalen remvertraging platenremtestbankIndien de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een personenauto of een bedrijfsautomet een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuig op een platenremtestbank, moet:a. indien vereist gebruik worden gemaakt van een pedaalkrachtmeter waarbij het mogelijk is om,

door middel van de arreteerstand, na afloop van de remproef de daarbij gebruikte pedaalkracht af te lezen;

b. de snelheid bij de aanvang van de remproef ongeveer 10 km/h bedragen;c. de remproef op iedere as twee maal worden uitgevoerd. Indien de met deze proeven behaalde

remkrachten aan de wielen per as nagenoeg gelijk zijn, mede gelet op de gebruikte pedaalkracht, worden deze gebruikt voor het bepalen van de remvertraging. Indien de met deze proeven behaalde remkrachten aan de wielen per as niet nagenoeg gelijk zijn, moet per as een derde remproef worden uitgevoerd. De behaalde remkrachten aan de wielen van deze laatste proef en van de voorgaande proef die de behaalde remkrachten aan de wielen het dichtst benadert, worden gebruikt voor het bepalen van de remvertraging;

d. de bij de remproef behaalde remvertraging worden berekend door de remkrachten, die op de hiervoor beschreven wijze zijn verkregen uit twee remproeven per as, bij elkaar op te tellen en te delen door twee maal de op het kentekenbewijs vermelde massa van het ledig voertuig, vermeerderdmet 100 kg.

e. de maximale remkracht wordt bereikt wanneer één of meer wielen van het voertuig blokkeren ofwanneer de maximale pedaalkracht wordt bereikt.

Parkeerrem

Artikel 2.8.15 - Bepalen remvertraging platenremtestbankIndien de controle van de remvertraging van de parkeerrem van een personenauto of een bedrijfsautomet een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuig op een platenremtestbank, moet:a. de snelheid bij de aanvang van de remproef ongeveer 10 km/h bedragen;b. het voertuig aan het einde van de remproef geheel of nagenoeg geheel stilstaan;c. de bij de remproef behaalde remvertraging worden berekend door de remkrachten aan de wielen

te delen door de op het kentekenbewijs vermelde massa van het ledig voertuig, vermeerderd met 100 kg;

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

29

§ 3 Beproeving van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank

Bedrijfsrem

Artikel 2.8.16 - Bepalen remvertraging rollenremtestbankIndien de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een personenauto of een bedrijfsautomet een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank,a. moeten per as de maximale remkrachten aan de wielen met, indien vereist, de bijbehorende pedaal-

krachten worden vastgesteld;b. moeten de remkrachten van de voorste as en de achterste as of het achterste asstel bij elkaar worden

opgeteld en vervolgens worden gedeeld door de op het kentekenbewijs vermelde massa van het ledig voertuig, vermeerderd met 100 kg waarna de uitkomst met een factor 10 wordt vermenig-vuldigd en het resultaat wordt gelezen als procenten ‘relatieve beremming’;

c. moet, met behulp van de gevonden waarden ‘relatieve beremming’ en ‘pedaalkracht op de voorste as’, aan de hand van de bij dit artikel behorende tabel 1 worden beoordeeld of de remwerking voldoende is;

d. moet, indien de gevonden waarden niet leiden tot een directe beslissing, een remproef op de weg plaatsvinden.

Tabel 1

REMTEST OP EEN ROLLENREMTESTBANK

REMWERKING REMWERKING NaderVOLDOET VOLDOET NIET Onderzoek

relatieve pedaal- relatieve pedaal- remproefberemming kracht op beremming kracht op op de weg

voorste as voorste as bij waarden,niet leidendtot directebeslissing

Personenauto’s, in gebruik * *genomen na 30-06-1967 ≥ 40% en ≤ 400 N

< 52% en > 500 N ja≥ 52% en ≤ 500 N

Bedrijfsauto’s, * in gebruik genomen na 30-06-1967 en voor ≥ 40% en ≤ 700 N < 40% en > 700 N ja01-01-1998 bestemd voor goederen

Bedrijfsauto’s, * in gebruikgenomen na 31-12-1997 en ≥ 45% en ≤ 700 N < 45% en > 700 N jabestemd voor goederen

Bussen, * in gebruik genomenna 30-06-1967 ≥ 45% en ≤ 700 N < 45% en > 700 N ja

Personenauto’s, in gebruik ≥ 38% niet van < 38% niet van niet vangenomen voor 01-07-1967 toepassing toepassing toepassing

Bedrijfsauto’s, in gebruik ≥ 38% niet van < 38% niet van niet vangenomen voor 01-07-1967 toepassing toepassing toepassing

* Maximum toegestane massa ≤ 3500 kg** Indien VROEGTIJDIG één of beide wielen van de voorste as van het voertuig blokkeren of de rollenremtestbank

afslaat.

(≥ betekent: groter of gelijk aan) (≤ betekent: kleiner of gelijk aan)

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

30

Artikel 2.8.17 - Bepalen remkrachten1. Bij de vaststelling van de maximale remkrachten zoals bedoeld in artikel 2.8.16, onderdeel a, moet

het volgende in acht worden genomen:a. de pedaalkracht die bij de voorste as wordt gebruikt, hoeft niet dezelfde te zijn als die bij de

achterste as of het achterste asstel;b. bij de remtest wordt het rempedaal langzaam ingetrapt en op het moment van aflezen

vastgehouden;c. de maximale remkracht wordt bereikt wanneer:

1° in een personenauto, in gebruik genomen na 30 juni 1967, een pedaalkracht van 500 N wordt uitgeoefend,

2º in een bedrijfsauto, in gebruik genomen na 30 juni 1967, een pedaalkracht van 700 N wordt uitgeoefend,

3º één of meer wielen van het voertuig blokkeren, of4º de rollenremtestbank afslaat.

2. Indien de remkracht op één wiel tussen twee waarden schommelt of de remkrachten op beide wielentussen twee waarden schommelen, worden per wiel de minimale en maximale remkracht gemiddeld en wordt dit gemiddelde gebruikt als remkracht voor dat wiel.

3. Bij de beoordeling van artikel 2.8.16, onderdeel d, moet het volgende in acht worden genomen:a. bij de remproef op de weg wordt van een geschikte remvertragingsmeter gebruik gemaakt, indien

deze aanwezig is;b. de remvertraging met de bijbehorende pedaalkracht wordt beoordeeld even voor het moment van

blokkeren van één of meer wielen van het voertuig.

Parkeerrem

Artikel 2.8.18 - Berekening remvertragingIndien de controle van de remvertraging van de parkeerrem van een personenauto of een bedrijfsautomet een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank, moet de bij de remproef behaalde remvertraging worden berekend door de remkrachten aan de wielen te delen door de op het kentekenbewijs vermelde massa van het ledig voertuig, vermeerderd met 100 kg.

§ 4 Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter

Bedrijfsrem

Artikel 2.8.19 - DefinitiesBij de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een bedrijfsauto met een toegestanemaximum massa van meer dan 3500 kg door middel van een beproeving van het voertuig op de wegmet behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter wordt verstaan onder:a. hoogst bereikbare remvertraging: de remvertraging die wordt vastgesteld bij een remproef waarbij

iets minder ingestuurde druk dan wel pedaalkracht wordt gebruikt dan nodig is om de blokkeergrensvan één of meer wielen van het voertuig te bereiken;

b. extrapolatiedruk (Pex ): de gegarandeerde druk in de remcilinder van een as wanneer het voertuig maximaal is belast en met dit voertuig een volle beremming wordt uitgevoerd.

Artikel 2.8.20 - Extrapolatie1. Bij de beproeving van de bedrijfsrem moet een vertraging worden gemeten die ten minste gelijk

is aan de in het Voertuigreglement voor de betreffende bedrijfsauto genoemde minimaal vereiste remvertraging.

2. Bij de categorie voertuigen bedoeld in deze paragraaf wordt de rolweerstand bij de extrapolatie meegerekend.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

31

Artikel 2.8.21 - Uitvoering extrapolatie algemeen1. De extrapolatiedruk wordt gesteld op 6 bar, tenzij:

a. de druk in de remcilinders van een as wordt begrensd, doordat een ventiel of een remkracht-regelaar bij de toegestane maximum massa onder een as de ingestuurde druk reduceert, in welk geval de extrapolatiedruk voor die as gelijk is aan de begrensde druk;

b. door middel van documentatie van de voertuigfabrikant of, indien het voertuig is uitgerust meteen automatische lastafhankelijke remkrachtregelaar, door middel van de gegevens op de ALR-plaat, wordt aangetoond dat de gegarandeerde druk in de remcilinders hoger ligt dan 6 bar. In datgeval mag deze hogere druk als extrapolatiedruk worden gebruikt.

2. Met ingang van 1 januari 1996 moet, indien voor de extrapolatie gebruik wordt gemaakt van een

Pex - 0,4formule waarin de drukfactor voorkomt,

Pex - 0,4

deze drukfactor kleiner of gelijk zijn aan 3.3. Indien de in het tweede lid genoemde drukfactor groter is dan 3, wordt het voertuig geheel of

gedeeltelijk belast waarna een nieuwe remproef wordt uitgevoerd, tenzij de berekende rem-vertraging groter dan of gelijk is aan de minimaal vereiste remvertraging, bij herberekening met een drukfactor 3.

Artikel 2.8.22 - Uitvoering extrapolatie hydraulische/mechanische remsystemenIndien een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg is voorzien van een hydraulisch remsysteem dan wel van een mechanisch remsysteem, moet de vaststelling van deremvertraging van de bedrijfsrem en de extrapolatie plaatsvinden overeenkomstig artikel 2.8.23 waarbij wordt verstaan onder:a. A1: niet bekrachtigd hydraulisch en mechanisch remsysteem;b. A2: niet bekrachtigd hydraulisch remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar, of een

andere vorm van remdrukbegrenzing;c. B1: bekrachtigd hydraulisch remsysteem;d. B2: bekrachtigd hydraulisch remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar, of een andere

vorm van remdrukbegrenzing;e. C1: druklucht bediend hydraulisch remsysteem;f. C2: druklucht bediend hydraulisch remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar, of een

andere vorm van remdrukbegrenzing.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

32

Artikel 2.8.23 - Formules bepaling remvertraging hydraulische/mechanische remsystemen1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a. avol = geëxtrapoleerde remvertraging;b. a = hoogst bereikbare remvertraging;c. Mgeremd = afgeremde massa onder de assen;d. Mmax = maximale massa onder de assen;e. Fp max = maximum toegestane pedaalkracht;f. Fp = werkelijk gebruikte pedaalkracht;g. Pex = extrapolatiedruk;h. P = ingestuurde druk bedieningscilinder;i. 0,4 = aanspreekdruk, tenzij door meting anders bepaald;j. awet = wettelijk minimum vereiste remvertraging.

2. Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A1 is de volgende formule van toepassing:

Mgeremd Fp maxavol = a x x

Mmax Fp

3. Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem C1 is de volgende formule van toepassing:

Mgeremd Pex - 0,4avol = a x x

Mmax P - 0,4

4. Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A2, B1, B2 of C2 en bij de remproef geen enkelwiel blokkeert, is de volgende formule van toepassing:

Mmaxa ≥ awet x

Mgeremd

5. Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A2, B1, B2 of C2 en bij de remproef één of meer wielen blokkeren, vindt geen extrapolatie plaats en is de remvertraging gelijk aan de met de remvertragingsmeter vastgestelde remvertraging.

Artikel 2.8.24 - Uitvoering extrapolatie drukluchtremsystemenIndien een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg is voorzien van eendrukluchtremsysteem, moet de vaststelling van de remvertraging van de bedrijfsrem en de extrapolatieplaatsvinden overeenkomstig artikel 2.8.25 waarbij wordt verstaan onder:a. A: remsysteem zonder automatische lastafhankelijke regelaar;b. B: remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar;c. C: remsysteem met meerdere automatische lastafhankelijke regelaars;d. D: remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar en terughoudventiel;e. E: remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar en eindbegrenzingsventiel of

drukverminderingsventiel.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

33

Artikel 2.8.25 - Formules bepaling remvertraging drukluchtremsystemen1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a. avol = geëxtrapoleerde remvertraging;b. a = hoogst bereikbare remvertraging;c. Mgeremd = afgeremde massa onder de assen;d. Mmax = maximale massa onder de assen;e. Pex = extrapolatiedruk;f. P = ingestuurde remcilinderdruk vooras;g. 0,4 = aanspreekdruk, tenzij door meting anders bepaald;h. awet = wettelijk minimum vereiste remvertraging.

2. Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A is de volgende formule van toepassing:

Mgeremd Pex - 0,4avol = a x x

Mmax P - 0,4

3. Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem B, C, D of E wordt een remproef uitgevoerd waarbij de druk in een remcilinder van de voorste as wordt gemeten en is de volgende formule van toepassing:

Mgeremd Pex - 0,4avol = a x x

Mmax Pe - 0,4

In het geval dat de door extrapolatie verkregen remvertraging kleiner is dan de voorgeschreven remvertraging, moet een nieuwe remproef worden uitgevoerd, waarbij de automatische lastafhankelijke regelaar de volle druk doorstuurt en de druk in de remcilinder van de achterste as,niet zijnde de sleepas, moet worden gemeten.Vervolgens moet bovengenoemde formule opnieuw worden toegepast.

4. Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem B, C, D of E en het niet mogelijk is de automatische lastafhankelijke regelaar de volle druk te laten doorsturen en bij de remproef geen enkel wiel blokkeert, is de volgende formule van toepassing:

Mmaxa ≥ awet x

Mgeremd

5. Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem B, C, D of E, en het niet mogelijk is de auto-matische lastafhankelijke regelaar de volle druk te laten doorsturen en bij de remproef één of meer wielen blokkeren, vindt geen extrapolatie plaats en is de remvertraging gelijk aan de met de remvertragingsmeter vastgestelde waarde.

Artikel 2.8.26 - Uitvoering extrapolatie gecombineerd remsystemenIndien een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg is voorzien van een gecombineerd remsysteem, moet de vaststelling van de remvertraging van de bedrijfsrem en deextrapolatie plaatsvinden overeenkomstig artikel 2.8.27 waarbij wordt verstaan onder:a. A: hydraulisch- en mechanisch remsysteem;b. B: druklucht bediend hydraulisch remsysteem en drukluchtremsysteem zonder automatische

lastafhankelijke regelaar;c. C: druklucht bediend hydraulisch remsysteem en drukluchtremsysteem met automatische

lastafhankelijke regelaar.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

34

Artikel 2.8.27 - Formules bepaling remvertraging gecombineerde remsystemen1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a. avol = geëxtrapoleerde remvertraging;b. a = hoogst bereikbare remvertraging;c. Mgeremd = afgeremde massa onder de assen;d. Mmax = maximale massa onder de assen;e. Fp max = maximum toegestane pedaalkracht;f. Fp = werkelijk gebruikte pedaalkracht;g. Pex = extrapolatiedruk;h. P = ingestuurde remcilinderdruk achteras;i. 0,4 = aanspreekdruk, tenzij door meting anders bepaald;j. awet = wettelijk minimum vereiste remvertraging.

2. Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A is de volgende formule van toepassing:

Mgeremd Fp maxavol = a x x

Mmax Fp

3. Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem B is de volgende formule van toepassing:

Mgeremd Pex - 0,4avol = a x x

Mmax P - 0,4

4. Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem C en bij de remproef één of meer wielen niet blokkeren, is de volgende formule van toepassing:

Mmaxa ≥ awet x

Mgeremd

5. Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem C en bij de remproef één of meer wielenblokkeren, vindt geen extrapolatie plaats en is de remvertraging gelijk aan de met de remvertragingsmeter vastgestelde waarde.

Parkeerrem

Artikel 2.8.28 - Bepalen remvertraging remvertragingsmeterIndien de controle van de remvertraging van de parkeerrem van een bedrijfsauto met een toegestanemaximum massa van meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuigop de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter, moet het voertuig aan het eindevan de remproef geheel of nagenoeg geheel stilstaan.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

35

§ 5 Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank

Algemene informatie ten aanzien van het gebruik van de rollenremtestbank.Indien gebruik wordt gemaakt van een rollenremtestbank welke voldoet aan de nieuwe eisenVoorschriften Meetmiddelen 1997, dient als volgt gehandeld te worden:• De beproeving wordt uitgevoerd volgens de procedure zoals deze wordt aangegeven in de gebruiks-

aanwijzing van de rollenremtestbank.• Het resultaat van de rembeproeving wordt op een printuitdraai van de rollenremtestbank gepresenteerd.Tot 1-2-2007 is onderstaande handelwijze van kracht.Indien het resultaat van de rembeproeving (volgens de printuitdraai van de rollenremtestbank) onvoldoende is, kan het voertuig nog niet worden afgekeurd. De remberekening moet dan alsnoghandmatig worden berekend zoals beschreven in de volgende artikelen. De uitkomst van deze berekening is dan bepalend. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de remkrachten en drukken zoals dezeop de printuitdraai vermeld zijn.Geadviseerd wordt om de remberekening op het remberekeningsformulier (zie bijlage 6) uit te voeren.In dat geval kunt u het remberekeningsformulier archiveren bij de gele doorslag van het APK-rapport.

Bedrijfsrem

Artikel 2.8.29 - ExtrapolatieBij de categorie voertuigen bedoeld in deze paragraaf wordt de rolweerstand bij de extrapolatie mee-gerekend.

Artikel 2.8.30 - Bepaling remvertragingIndien de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een bedrijfsauto met een toegestanemaximum massa van meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuigop een rollenremtestbank waarbij de belasting van het voertuig door middel van spanbanden of spankettingen zodanig wordt gesimuleerd dat de ingestuurde remcilinderdruk de drukfactor bereikt,bedoeld in artikel 2.8.33, derde lid.a. moeten, nadat de gesimuleerde belasting is aangebracht, per as de maximale remkrachten aan de

wielen worden vastgesteld;b. moet de bij de remproef behaalde remvertraging worden berekend door de remkrachten bij elkaar

op te tellen en vervolgens te delen door de op het kentekenbewijs vermelde toegestane maximum massa van het voertuig.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

36

Artikel 2.8.31 - Bepaling remkrachten m.b.t. artikel 2.8.301. Bij de vaststelling van de maximale remkrachten zoals bedoeld in artikel 2.8.30, onderdeel a, moet

het volgende in acht worden genomen:a. de pedaalkracht respectievelijk de remdruk hoeft niet bij alle assen gelijk te zijn;b. bij de remtest moet het rempedaal langzaam worden ingetrapt en op het moment van aflezen

worden vastgehouden;c. de maximale remkracht wordt bereikt wanneer:

1° een pedaalkracht van 700 N wordt uitgeoefend,2º één of meer wielen van het voertuig blokkeren, of3º de rollenremtestbank afslaat.

2. Indien de remkracht op één wiel tussen twee waarden schommelt of de remkrachten op beide wielenvan een as tussen twee waarden schommelen, moeten per wiel de minimale en maximale remkracht worden gemiddeld en wordt dit gemiddelde gebruikt als remkracht voor dat wiel.

Artikel 2.8.32 - DefinitiesBij de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een bedrijfsauto met een toegestanemaximum massa van meer dan 3500 kg door middel van een beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank zonder dat de belasting van het voertuig wordt gesimuleerd, wordt verstaan onder:a. hoogst bereikbare remvertraging:

1º de remvertraging die wordt gemeten bij een pedaalkracht van 700 N, 2º de remvertraging die wordt vastgesteld bij een remproef waarbij de rollenremtestbank afslaat, of3º de remvertraging die wordt vastgesteld bij een remproef waarbij iets minder ingestuurde druk

dan wel pedaalkracht wordt gebruikt dan nodig is om de blokkeergrens van één of meer wielenvan de as op de rollenremtestbank te bereiken;

b. extrapolatiedruk (Pex): gegarandeerde druk in de remcilinder van iedere as waarbij de as maximaalis beladen en met het voertuig een volle beremming wordt uitgevoerd.

Artikel 2.8.33 - Uitvoering extrapolatie/aslastsimulatie1. De extrapolatiedruk wordt gesteld op 6 bar, tenzij:

a. blijkt dat de druk in de remcilinders van een as wordt begrensd doordat een ventiel of een remkrachtregelaar bij de toegestane maximum massa onder een as de ingestuurde druk reduceert, is de extrapolatiedruk voor die as gelijk aan de begrensde druk;

b. door middel van documentatie van de voertuigfabrikant of, indien het voertuig is uitgerust meteen automatische lastafhankelijke remkrachtregelaar, door middel van de gegevens op de ALR-plaat, wordt aangetoond dat de gegarandeerde druk in de remcilinders hoger ligt dan 6 bar. In datgeval mag deze hogere druk als extrapolatiedruk worden gebruikt.

2. Voordat tot extrapolatie wordt overgegaan, moet voor iedere as worden vastgesteld:a. de maximale remkrachten aan de wielen met, indien vereist, de bijbehorende pedaalkrachten, ofb. bij drukluchtremsystemen de benodigde druk in de remcilinder om de maximale remkrachten aan

de wielen te bereiken.3. Met ingang van 1 januari 1996 moet, indien voor de extrapolatie gebruik wordt gemaakt van een

Pex - 0,4formule waarin de drukfactor voorkomt,

P - 0,4

deze drukfactor kleiner of gelijk zijn aan 3.4. Indien de in het derde lid genoemde drukfactor van een as groter is dan 3:

a. moet de betreffende as worden belast door op het voertuig een last te plaatsen, ofb. door de belasting op die as te vergroten door middel van spanbanden of spankettingen, waarna

opnieuw de remkrachten van de betreffende as moeten worden bepaald, tenzij de berekende rem-vertraging groter dan of gelijk is aan de minimaal vereiste remvertraging, bij herberekening meteen drukfactor 3.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

37

Artikel 2.8.34 - Bepaling remkrachten m.b.t. artikel 2.8.331. Bij de vaststelling van de maximale remkrachten zoals bedoeld in artikel 2.8.33, tweede lid,

onderdeel a, moet het volgende in acht worden genomen:a. de pedaalkracht respectievelijk de remdruk hoeft niet bij alle assen gelijk te zijn;b. bij de remtest moet het rempedaal langzaam worden ingetrapt en op het moment van aflezen

worden vastgehouden;c. de maximale remkracht wordt bereikt wanneer:

1º een pedaalktacht van 700 N wordt uitgeoefend,2º één of meer wielen van het voertuig blokkeren, of3º de rollenremtestbank afslaat.

2. Indien de remkracht op één wiel tussen twee waarden schommelt of de remkrachten op beide wielen tussen twee waarden schommelen, moeten per wiel de minimale en maximale remkracht worden gemiddeld en wordt dit gemiddelde gebruikt als remkracht voor dat wiel.

Artikel 2.8.35 - Uitvoering extrapolatie hydraulische/mechanische remsystemenIndien een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg is voorzien van eenhydraulisch remsysteem dan wel van een mechanisch remsysteem, moet de vaststelling van de rem-vertraging van de bedrijfsrem en de extrapolatie plaatsvinden overeenkomstig artikel 2.8.36 waarbijwordt verstaan onder:a. A1: niet bekrachtigd hydraulisch en mechanisch remsysteem;b. A2: niet bekrachtigd hydraulisch remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar, of een

andere vorm van remdrukbegrenzing;c. B1: bekrachtigd hydraulisch remsysteem;d. B2: bekrachtigd hydraulisch remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar, of een andere

vorm van remdrukbegrenzing;e. C1: druklucht bediend hydraulisch remsysteem;f. C2: druklucht bediend hydraulisch remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar, of een

andere vorm van remdrukbegrenzing.

Artikel 2.8.36 - Formules bepaling remvertraging hydraulische/mechanische remsystemen1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a. avol = geëxtrapoleerde remvertraging;b. Fb(n) = som van de remkrachten aan de wielen per as ’n’;c. Mmax = maximale massa onder de assen;d. Fp max = maximum toegestane pedaalkracht;e. Fp(n) = werkelijk gebruikte pedaalkracht per as ’n’;f. Pex = extrapolatiedruk;g. P(n) = ingestuurde remcilinderdruk van as ’n’;h. 0,4 = aanspreekdruk, tenzij door meting anders bepaald;i. a = hoogst bereikbare remvertraging;j. Mgeremd = afgeremde massa onder de assen.

2. Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A1 is de volgende formule van toepassing:

Fp max Fp max

Fb1 x + Fb2 x + enz.Fp1 Fp2

avol =Mmax

3. Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem C1 is de volgende formule van toepassing:

Pex - 0,4 Pex - 0,4Fb1 x + Fb2 x + enz.

P1 - 0,4 P2 - 0,4avol =

Mmax

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

38

4. Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A2, B1, B2 of C2 en de rollenremtestbank slaat niet af dan wel geen enkel wiel blokkeert, is de volgende formule van toepassing:

Fb1 + Fb2 + enz.a =

Mgeremd

5. Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A2, B1, B2 of C2 en de rollenremtestbank slaat af dan wel één of meer wielen van het voertuig blokkeren, vindt geen extrapolatie plaats en voldoet de remvertraging aan het bepaalde in artikel 5.3.38 van het Voertuigreglement.

Artikel 2.8.37 - Formule uitvoering extrapolatie drukluchtremsystemen1. Indien een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg is voorzien van

een drukluchtremsysteem, moet de vaststelling van de remvertraging van de bedrijfsrem en de extrapolatie plaatsvinden overeenkomstig het tweede lid, waarbij wordt verstaan onder:a. avol = geëxtrapoleerde remvertraging;b. Fb(n) = som van de remkrachten aan de wielen per as ’n’;c. Mmax = maximale massa onder de assen;d. Pex = extrapolatiedruk;e. P(n) = ingestuurde remcilinderdruk van as ’n’;f. 0,4 = aanspreekdruk, tenzij door meting anders bepaald.

2. De volgende formule is van toepassing:

Pex - 0,4 Pex - 0,4Fb1 x + Fb2 x + enz.

P1 - 0,4 P2 - 0,4avol =

Mmax

Artikel 2.8.38 - Uitvoering extrapolatie gecombineerde remsystemenIndien een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg is voorzien van eengecombineerd remsysteem, moet de vaststelling van de remvertraging van de bedrijfsrem en de extra-polatie plaatsvinden overeenkomstig artikel 2.8.39 waarbij wordt verstaan onder:a. A: hydraulisch- en mechanisch remsysteem;b. B: druklucht bediend hydraulisch remsysteem en drukluchtremsysteem.

Artikel 2.8.39 - Formules bepaling remvertraging gecombineerde remsystemen1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a. avol = geëxtrapoleerde remvertraging;b. Fb(n) = som van de remkrachten aan de wielen per as ’n’;c. Mmax = maximale massa onder de assen;d. Fp max = maximum toegestane pedaalkracht;e. Fp(n) = werkelijk gebruikte pedaalkracht per as ’n’;f. Pex = extrapolatiedruk;g. P(n) = ingestuurde druk bedieningscilinder van as ’n’ danwel ingestuurde

remcilinderdruk van as ’n’;h. 0,4 = aanspreekdruk, tenzij door meting anders bepaald;i. a = hoogst bereikbare remvertraging;j. Mgeremd = afgeremde massa onder de assen.

2. Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A, is de volgende formule van toepassing:

Fp max Fp max

Fb1 x + Fb2 x + enz.Fp1 Fp2

avol =Mmax

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

39

3. Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem B is de volgende formule van toepassing:

Pex - 0,4 Pex - 0,4Fb1 x + Fb2 x + enz.

P1 - 0,4 P2 - 0,4avol =

Mmax

4. Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem B en de in het derde lid genoemde formule niet toepasbaar is en de rollenremtestbank slaat niet af dan wel geen enkel wiel blokkeert, is de volgendeformule van toepassing:

Fb1 + Fb2 + enz.a =

Mgeremd

5. Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem B en de in het derde lid genoemde formule is niet toepasbaar en de rollenremtestbank slaat af dan wel één of meer wielen van het voertuig blokkeren, vindt geen extrapolatie plaats en voldoet de remvertraging aan het bepaalde in artikel 5.3.38 van het Voertuigreglement.

Parkeerrem

Artikel 2.8.40 - Berekening remvertragingIndien de controle van de remvertraging van de parkeerrem van een bedrijfsauto met een toegestanemaximum massa van meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuigop een rollenremtestbank, moet de bij de remproef behaalde remvertraging worden berekend door deremkrachten aan de wielen te delen door de op het kentekenbewijs vermelde massa van het ledig voer-tuig, vermeerderd met 100 kg.

§ 6 Beproeving van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter

Artikel 2.8.41 - StrekremDe bedrijfsrem van de aanhangwagen moet regelbaar en onafhankelijk van het trekkende motorrijtuigkunnen worden bediend; dit geschiedt door middel van de strekrem die de volledige druk van de bedrijfsrem kan doorsturen of met behulp van een inrichting waarmee vanuit het trekkende motor-rijtuig door middel van de bedrijfsrem van de aanhangwagen het samenstel van voertuigen kan wordenafgeremd, waarbij het functioneren van de bedrijfsrem van het samenstel niet mag worden beïnvloed.

Artikel 2.8.42 - Voorwaarden beproeving1. De gewichtsverhouding tussen het trekkende motorrijtuig en de aanhangwagen mag niet extreem

groot zijn.2. De ingestuurde druk en de druk in de remcilinders van de aanhangwagen moeten in de cabine van

het trekkende motorrijtuig kunnen worden afgelezen.

Artikel 2.8.43 - Uitvoering rembeproevingIndien de remvertraging van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan3500 kg en die voorzien is van een drukluchtremsysteem wordt gecontroleerd door middel van een beproeving van het voertuig op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeterwaarbij extrapolatie wordt toegepast, moet:a. de remvertraging worden bepaald door het opvoeren van de met de strekrem of de inrichting

ingestuurde druk de blokkeergrens van één of meer wielen van de aanhangwagen, waarna met een iets lagere druk de remvertraging wordt geregistreerd en de druk in de remcilinders wordt gemeten;

b. het gemiddelde van de geregistreerde remvertraging gedurende twee seconden worden genomen, waarbij pieken niet mogen worden meegeteld.

Artikel 2.8.44 - Bepaling extrapolatiedruk1. De extrapolatiedruk wordt gesteld op:

a. 6,5 bar indien het een aanhangwagen betreft in gebruik genomen na 31 december 1997,b. 6 bar indien het een aanhangwagen betreft in gebruik genomen vóór 1 januari 1998, ofc. 4,5 bar indien het een aanhangwagen betreft met een één-leiding remsysteem dan wel

een gecombineerd één- en tweeleidingremsysteem.2. Indien de druk in de remcilinders wordt begrensd, doordat een ventiel of een remkrachtregelaar bij

de toegestane maximum massa onder een as de ingestuurde druk reduceert, is de extrapolatiedruk gelijk aan de begrensde druk.

Artikel 2.8.45 - Formules bepaling remvertraging1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a. avol = geëxtrapoleerde remvertraging;b. a = gemiddelde remvertraging van de combinatie;c. Mtot.geremd = totale massa van de combinatie die met de aanhangwagen is afgeremd;d. Mmax = maximale massa onder de assen van de aanhangwagen;e. Pex = extrapolatiedruk;f. P = ingestuurde remcilinderdruk;g. 0,4 = aanspreekdruk, tenzij door meting anders bepaald;h. 0,15 = aangenomen rolweerstand trekkend motorrijtuig;i. aleeg = remvertraging ’lege’ aanhangwagen;j. Mahw = massa onder de assen van de ’lege’ aanhangwagen.

2. Van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg moet de vaststelling van de remvertraging van de bedrijfsrem en de extrapolatie plaatsvinden:a. indien het voertuig is voorzien van een remsysteem zonder automatische lastafhankelijke regelaar

dan wel met een automatische lastafhankelijke regelaar voor alle assen, volgens de volgende formule:

Mtot.geremd Pex - 0,4avol = (a - 0,15) x x + 0,15

b. 1º Met ingang van 1 januari 1996 door een nieuwe remproef en een nieuwe berekening met een lichter trekkend motorrijtuig dan wel een geheel of gedeeltelijk belaste aanhangwagen, volgens de in onderdeel a genoemde formule,

Pex - 0,4indien de drukfactor groter is dan 3 of

Pex - 0,4

de gemiddelde remvertraging van het samenstel van trekkend motorrijtuig en aanhangwagenminder bedraagt dan 1,5 m/sec2; indien de aanhangwagen geheel of gedeeltelijk wordt belast,moet de totale massa van het samenstel (Mtot.geremd) en van de aanhangwagen (Mahw) door middelvan weging worden vastgesteld. Indien de massa van de extra aangebrachte belasting exact be-kend is, mag weging van de aanhangwagen achterwege blijven.

2º Indien de drukfactor, bedoeld in 1º, wordt gesteld op 3, hoeft de aanhangwagen niet te wordenbelast als daarbij blijkt dat de berekende remvertraging groter dan of gelijk is aan de minimaalvereiste remvertraging.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

40

Mmax P - 0,4.

c. indien het voertuig is voorzien van een remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaarvoor een deel van de assen dan wel van een remsysteem met meerdere automatische last-afhankelijke regelaars, volgens de volgende formule:

Mtot.geremdavol = (a - 0,15) x + 0,15

§ 7 Beproeving van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank

Algemene informatie ten aanzien van het gebruik van de rollenremtestbank.Indien gebruik wordt gemaakt van een rollenremtestbank welke voldoet aan de nieuwe eisenVoorschriften Meetmiddelen 1997, dient als volgt gehandeld te worden:• De beproeving wordt uitgevoerd volgens de procedure zoals deze wordt aangegeven in de gebruiks-

aanwijzing van de rollenremtestbank. • Het resultaat van de rembeproeving wordt op een printuitdraai van de rollenremtestbank gepresenteerd.Tot 1-2-2007 is onderstaande handelwijze van kracht:Indien het resultaat van de rembeproeving (volgens de printuitdraai van de rollenremtestbank) onvoldoende is, kan het voertuig nog niet worden afgekeurd. De remberekening moet dan alsnoghandmatig worden berekend zoals beschreven in de volgende artikelen. De uitkomst van deze berekening is dan bepalend. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de remkrachten en drukken zoals dezeop de printuitdraai vermeld zijn.Geadviseerd wordt om de remberekening op het remberekeningsformulier (zie bijlage 6) uit te voeren.In dat geval kunt u het remberekeningsformulier archiveren bij de gele doorslag van het APK-rapport.

Artikel 2.8.46 - Bepaling remvertragingIndien de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een aanhangwagen met een toegestanemaximum massa van meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuigop een rollenremtestbank waarbij de belasting van het voertuig door middel van spanbanden of span-kettingen zodanig wordt gesimuleerd dat de ingestuurde remcilinderdruk de drukfactor bereikt, bedoeld in artikel 2.8.51, tweede lid:a. moeten, nadat de gesimuleerde belasting is aangebracht, per as de maximale remkrachten aan de

wielen worden vastgesteld;b. moet de bij de remproef behaalde remvertraging worden berekend door de remkrachten bij elkaar

op te tellen en vervolgens te delen door de op het kentekenbewijs vermelde toegestane maximum massa van het voertuig.

Artikel 2.8.47 - Bepaling remkrachten m.b.t. artikel 2.8.461. Bij de vaststelling van de maximale remkrachten zoals bedoeld in artikel 2.8.46, onderdeel a, moet

het volgende in acht worden genomen:a. bij de remtest moet de remwerking langzaam worden opgevoerd en op het moment van aflezen

worden vastgehouden;b. de maximale remkracht wordt bereikt wanneer:

1º de maximale remcilinderdruk wordt ingestuurd,2º één of meer wielen van het voertuig blokkeren, of3º de rollenremtestbank afslaat.

2. Indien de remkracht op één wiel tussen twee waarden schommelt of de remkrachten op beide wielen van een as tussen twee waarden schommelen, moeten per wiel de minimale en maximale remkracht worden gemiddeld en wordt dit gemiddelde gebruikt als remkracht voor dat wiel.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

41

Mmax

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

42

Artikel 2.8.48 - Maximale remkrachten/benodigde drukBij de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een aanhangwagen met een toegestanemaximum massa van meer dan 3500 kg door middel van een beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank zonder dat de belasting van het voertuig wordt gesimuleerd, moet voordat tot extrapolatie wordt overgegaan, voor iedere as worden vastgesteld:a. de maximale remkrachten aan de wielen, enb. bij drukluchtremsystemen de benodigde druk in de remcilinder om de maximale remkrachten aan de

wielen te bereiken.

Artikel 2.8.49 - Bepaling remkrachten m.b.t. artikel 2.8.481. Bij de vaststelling van de maximale remkrachten zoals bedoeld in artikel 2.8.48, onderdeel a, moet

het volgende in acht worden genomen:a. de remdruk hoeft niet bij alle assen gelijk te zijn;b. bij de remtest moet de remwerking langzaam worden opgevoerd en op het moment van aflezen

worden vastgehouden;c. de maximale remkracht wordt bereikt wanneer:

1º de maximale remcilinderdruk wordt ingestuurd,2º één of meer wielen van het voertuig blokkeren, of3º de rollenremtestbank afslaat.

2. Indien de remkracht op één wiel tussen twee waarden schommelt of de remkrachten op beide wielen tussen twee waarden schommelen, moeten per wiel de minimale en maximale remkracht worden gemiddeld en wordt dit gemiddelde gebruikt als remkracht voor dat wiel.

Artikel 2.8.50 - Vaststelling extrapolatiedruk1. De extrapolatiedruk wordt gesteld op:

a. 6,5 bar indien het een aanhangwagen betreft in gebruik genomen na 31 december 1997,b. 6 bar indien het een aanhangwagen betreft in gebruik genomen voor 1 januari 1998, ofc. 4,5 bar indien het een aanhangwagen betreft met een éénleidingremsysteem dan wel

een gecombineerd één- en tweeleiding remsysteem.2. Indien blijkt dat de druk in de remcilinders wordt begrensd, doordat een ventiel of een remkracht-

regelaar bij de toegestane maximummassa onder een as de ingestuurde druk reduceert, is de extrapolatiedruk gelijk aan de begrensde druk.

3. Bij de extrapolatie wordt de rolweerstand meegerekend.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

43

Artikel 2.8.51 - Formules bepaling remvertraging1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a. avol = geëxtrapoleerde remvertraging;b. Fb(n) = som van de remkrachten aan de wielen per as ’n’;c. Mmax = maximale massa onder de assen;d. Pex = extrapolatiedruk;e. P(n) = ingestuurde remcilinderdruk van as ’n’;f. 0,4 = aanspreekdruk, tenzij door meting anders bepaald.

2. Van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg moet de vast-stelling van de remvertraging van de bedrijfsrem en de extrapolatie plaats vinden:

a. volgens de volgende formule:

Pex - 0,4 Pex - 0,4Fb1 x + Fb2 x + enz.

P1 - 0,4 P2 - 0,4avol =

Mmax

b. met ingang van 1 januari 1996 door een nieuwe remproef en een nieuwe berekening volgens de in onderdeel a genoemde formule,

Pex - 0,4indien de drukfactor van een as groter is dan 3,

Pex - 0,4

waarbij de betreffende as moet worden belast door op het voertuig een last te plaatsen of door middel van spanbanden of spankettingen de belasting op die as te vergroten, tenzij de berekenderemvertraging groter dan of gelijk is aan de minimaal vereiste remvertraging, bij herberekeningmet een drukfactor 3.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

44

Afdeling 3 Regels met betrekking tot het uitbreken ten gevolge van het verschil in remwerking tussen de wielen van elke as onderscheidenlijk ten gevolge van overberemming van de achterste as of het achterste asstel

Artikel 2.8.52 - Beoordeling uitbreken1. De beoordeling van het uitbreken als gevolg van het verschil in remwerking tussen de wielen van

elke as respectievelijk als gevolg van overberemming van de achterste as of het achterste asstel geschiedt door beproeving van het voertuig op de weg of door beproeving op een platenremtestbankof een rollenremtestbank aan de hand van de artikelen 2.8.53 tot en met 2.8.59.

2. Indien de beoordeling van de remvertraging plaatsvindt:a. door een beproeving op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter moet

ook de beoordeling van het uitbreken op de weg plaatsvinden;b. door een beproeving op een remtestinrichting moet onverminderd artikel 2.8.55, tweede lid,

ook de beoordeling van het uitbreken plaatsvinden op een remtestinrichting.3. Het eerste lid geldt niet voor aanhangwagens met betrekking tot overberemming.

§ 1 De beproeving op de weg

Artikel 2.8.53 - Voorwaarden uitvoeringBij de beoordeling van het uitbreken moet bij een beproeving op de weg een beremming worden uitgevoerd waarbij:a. in geval van een personenauto moet worden geremd tot de hoogst bereikbare remvertraging met een

maximum van 8 m/s2 met een pedaalkracht van niet meer dan 500 N;b. in geval van een bedrijfsauto of aanhangwagen moet worden geremd tot de minimaal vereiste

remvertraging zoals voor de betreffende voertuigcategorie is vermeld in hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement;

c. in geval van een driewielig motorrijtuig moet worden geremd tot de hoogst bereikbare remvertraging.

§ 2 De beproeving op een remtestinrichting

Verschil in remwerking

Artikel 2.8.54 - Beoordeling verschil in remwerkingIndien bij de beoordeling van het verschil in remwerking gebruik wordt gemaakt van een remtestinrichting moeten de artikelen 2.8.55 en 2.8.56 in acht worden genomen.

Artikel 2.8.55 - Maximum toegestaan verschil in remwerking rollenremtestbank1. Indien gebruik wordt gemaakt van een rollenremtestbank mag het verschil in remwerking tussen de

wielen op een as niet meer bedragen dan 30% van de hoogst gemeten remkracht (bovenwaarde) waarbij de wielen niet blokkeren.

2. Het verschil in remkracht tussen de wielen van een bestuurde as van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg mag niet meer bedragen dan 20% van de hoogst gemeten remkracht.

3. Indien het verschil in remkracht tussen de wielen van een bestuurde as van een personenauto, een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg of een driewielig motorrijtuig, tussen de 20% en 30% van de hoogst gemeten remkracht bedraagt, moet door middel van een remproef op de weg worden bepaald of dit verschil leidt tot uitbreken; het gebruik van een remvertragingsmeter is niet noodzakelijk.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

45

Artikel 2.8.56 - Maximum toegestaan verschil in remwerking platenremtestbankIndien gebruik gemaakt wordt van een platenremtestbank:a. moet de snelheid bij aanvang van de remproef ongeveer 10 km/h bedragen;b. kunnen de resultaten van de remproeven worden gebruikt die zijn uitgevoerd bij de procedure voor

de beoordeling van de bedrijfsremvertraging;c. moet de remproef op iedere as ten minste tweemaal worden uitgevoerd;d. moet de beoordeling van de resultaten geschieden aan de hand van de bij dit artikel behorende

tabel 2, waarin de genoemde percentages zijn gerelateerd aan de hoogst gemeten remkracht.

Tabel 2 Verschil in remwerking links en rechts op platenremtestbank.

Resultaten van twee extra rem- resultaatmaatgevende remproeven. proef nodig extraVERSCHIL op de remproef CONCLUSIELINKS EN RECHTS platenbank

Verschil beide proeven < 20% - - TOEGESTAAN

verschil ene proef < 20%, ja verschil proef NIET TOEGESTAANandere proef tussen 20 en 30% > 30%

verschil proef TOEGESTAAN< 20%

verschil proef geen direkte beslissing, tussen 20 remproef op de weg*1

en 30% houden.

verschil beide proeven > 30% - - NIET TOEGESTAAN

verschil beide proeven tussen geen direkte beslissing,20 en 30% - - remproef op de weg*1

houden.

verschil beide proeven < 30% - - TOEGESTAAN

verschil ene proef < 30%, ja verschil proef NIET TOEGESTAANandere proef > 30% > 40%

verschil proef TOEGESTAAN< 30%

verschil proef geen direkte beslissing, tussen 30 remproef op de weg*1

en 40% houden.

verschil beide proeven > 30% - - NIET TOEGESTAAN

*1)Deze remproef moet op dezelfde wijze worden uitgevoerd zoals bepaald in paragraaf 1 van deze afdeling, echter zonder gebruik te maken van een remvertragingsmeter.

voorste as

Achterste asof het

achterste asstel

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

46

Overberemming van de achterste as of het achterste asstel

Artikel 2.8.57 - Beoordeling overberemmingIndien bij de beoordeling van de overberemming van de achterste as of het achterste asstel van eenpersonenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg ge-bruik gemaakt wordt van een remtestinrichting moeten de artikelen 2.8.58 tot en met 2.8.60 in achtworden genomen.

Artikel 2.8.58 - Beoordeling overberemming rollenremtestbank1. Indien gebruik wordt gemaakt van een rollenremtestbank, moet:

a. voor de voorste as en de achterste as of het achterste asstel de pedaalkracht worden bepaald even voor het moment van blokkeren van één of meer wielen;

b. de laagst vastgestelde pedaalkracht worden gebruikt om de remkrachten te bepalen die optreden bij deze pedaalkracht op de voorste as en op de achterste as of het achterste asstel;

c. de door de achterste as of het achterste asstel opgebrachte remkracht lager zijn dan het volgende percentage (van de totale remkracht):1º 30% indien de motor zich voorin bevindt en voorwielaandrijving aanwezig is;2º 40% indien de motor zich voorin bevindt en achterwielaandrijving aanwezig is;3º 50% indien de motor zich achterin bevindt en achterwielaandrijving aanwezig is.

2. Een remproef op de weg vindt als nader onderzoek plaats, indien uit de berekening met de bij de remtest verkregen waarden blijkt dat het percentage van de remkracht die wordt opgebracht door de achterste as boven de aangegeven waarde zoals vermeld in het eerste lid, onderdeel c ligt; het gebruik van een remvertragingsmeter is niet noodzakelijk.

3. Bij een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg waarvan de motor en de aandrijving niet onder onderdeel c, van het eerste lid, vallen, wordteveneens een remproef op de weg gehouden, zoals bepaald in paragraaf 1 van deze afdeling, echter zonder gebruik te maken van een remvertragingsmeter.

Artikel 2.8.59 - Beoordeling overberemming vier-plaats remtestbank1. Indien gebruik wordt gemaakt van een vier-plaats remtestbank, moet:

a. de snelheid bij de aanvang van de proef ongeveer 10 km/h bedragen, waarbij de remkrachten van de voorste as en de achterste as of het achterste asstel worden bepaald;

b. de door de achterste as of het achterste asstel opgebrachte remkracht lager zijn dan het volgende percentage (van de totale remkracht):1º 30% indien de motor zich voorin bevindt en voorwielaandrijving aanwezig is;2º 40% indien de motor zich voorin bevindt en achterwielaandrijving aanwezig is;3º 50% indien de motor zich achterin bevindt en achterwielaandrijving aanwezig is.

2. Een remproef op de weg vindt als nader onderzoek plaats, indien uit de berekening met de bij de remtest verkregen waarden blijkt dat het percentage van de remkracht die wordt opgebracht door de achterste as boven de aangegeven waarde zoals vermeld in het eerste lid, onderdeel b, ligt; het gebruik van een remvertragingsmeter is niet noodzakelijk.

3. Bij een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg waarvan de motor en de aandrijving niet onder onderdeel b, van het eerste lid, vallen, wordt eveneens een remproef op de weg gehouden, zoals bepaald in paragraaf 1 van deze afdeling, echter zonder gebruik te maken van een remvertragingsmeter.

Artikel 2.8.60 - VoorwaardenIn afwijking van artikel 2.8.52, tweede lid, mag de beoordeling van het uitbreken als gevolg van overberemming van de achteras of asstel niet plaatsvinden op een twee-plaatsremtestbank; de beoordeling moet worden uitgevoerd door middel van een remproef op de weg zoals bepaald in paragraaf 1 van deze afdeling.

Artikel 2.8.61 - Beoordeling overberemming driewielig motorrijtuigDe beoordeling van de overberemming van de achterste as of het achterste asstel van een driewieligmotorrijtuig moet plaatsvinden door middel van een remproef op de weg zoals bepaald in paragraaf 1van deze afdeling; het gebruik van een remvertragingsmeter is niet noodzakelijk.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

47

Titel 9 Carrosserie

Afdeling 1 Corrosie

Artikel 2.9.1De bevestiging van de onderdelen van de carrosserie genoemd in hoofdstuk 5 van hetVoertuigreglement moeten voldoen aan de eisen ten aanzien van corrosie bedoeld in titel 2 van dithoofdstuk.

Afdeling 2 Voorruiten

§ 1 Personenauto’s, bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg alsmede driewielige motorrijtuigen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg

Artikel 2.9.2 - Beschadiging voorruitVoorruiten van personenauto’s, bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van niet meer dan3500 kg alsmede driewielige motorrijtuigen met een toegestane maximum massa van niet meer dan3500 kg mogen in de artikel 2.9.3 aangegeven vlakken niet meer beschadigd of verkleurd zijn dan zoals bepaald in de artikelen 2.9.4 en 2.9.5.

Artikel 2.9.3 - Verdeling in vlakken1. De voorruit wordt verdeeld in de volgende drie denkbeeldige vlakken, zoals weergegeven in

figuur 13:a. het vlak voor het directe gezichtsveld van de bestuurder: dit is het gedeelte van de voorruit dat

zich voor de bestuurderszitplaats bevindt, ter grootte van een op de voorruit te projecteren vlak met een horizontale zijde van 0,30 m en een verticale zijde van 0,20 m;

b. het vlak voor het indirecte gezichtsveld van de bestuurder, hetgeen als volgt wordt gevormd:het directe gezichtsveld wordt ten opzichte van het midden van de voorruit gespiegeld naar het rechter voorruitgedeelte. Het hierdoor gevonden vlak en de tussenruimte naar het directe gezichtsveld vormt het indirecte gezichtsveld;

c. het randvlak: dit is het nog resterende deel van de voorruit.

Figuur 13 Voorruit

midden voorruitdirecte gezichtsveld indirecte gezichtsveld

randvlak

voorruit

A B

MH

0,30 m

A is gelijk aan M = middelpunt van projectievlak op voorruitH = geprojecteerde hoogte op voorruit (afhankelijk van de hoek die de voorruit maakt)

zijaanzicht

H0,20 m

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

48

2. Het middelpunt van het in het eerste lid, onder a, geprojecteerde vlak moet samenvallen met het snijpunt van:a. de verticale lijn, denkbeeldig getrokken op de voorruit, vanuit de zitpositie van de bestuurder,

door het hart van het stuur, enb. de door het middelpunt van het ruitewisserblad beschreven baan op de voorruit of bij een centrale

ruitewisser de horizontale raaklijn aan de genoemde beschreven baan, zoals weergegeven in figuur 14.

Figuur 14 Centrale wisser

Artikel 2.9.4 - Toegestane beschadiging1. In het vlak voor het directe gezichtsveld mogen, in afwijking van artikel 2.9.5, de volgende

beschadigingen of verkleuringen aanwezig zijn:a. enkelvoudige scheuren, ongeacht de lengte;b. oppervlakkige krassen waarvan de breedte niet meer dan 5 mm bedraagt;c. beschadigingen of verkleuringen waarvan de afmetingen zodanig zijn, dat een denkbeeldig

getrokken cirkel om de gehele beschadiging of verkleuring heen een diameter heeft van niet meerdan 20 mm.

2. In het vlak voor het indirecte gezichtsveld mogen, in afwijking van artikel 2.9.5, de volgende beschadigingen of verkleuringen aanwezig zijn:a. enkelvoudige scheuren, ongeacht de lengte;b. oppervlakkige krassen waarvan de breedte niet meer dan 5 mm bedraagt;c. beschadigingen of verkleuringen waarvan de afmetingen zodanig zijn, dat een denkbeeldig

getrokken cirkel om de gehele beschadiging of verkleuring heen een diameter heeft van niet meer dan 50 mm.

3. Onder de in het eerste en tweede lid genoemde enkelvoudige scheuren worden scheuren verstaan die in de gezichtsvelden geen vertakkingen vertonen tussen begin- en eindpunt, zoals weergegeven in figuur 15.

Figuur 15 Toegestane scheuren

4. In het randvlak mogen beschadigingen of verkleuringen aanwezig zijn.5. Indien een beschadiging of verkleuring doorloopt in de verschillende te beoordelen vlakken van de

ruit, dan moet alleen dat deel van de beschadiging of verkleuring in ogenschouw worden genomen dat in het te beoordelen vlak aanwezig is.

toegestaan niet toegestaan

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

49

Artikel 2.9.5 - Aanwezigheid meerdere beschadigingenDe voorruit mag meerdere luchtbellen, beschadigingen of verkleuringen vertonen die ten aanzien vande afmetingen ieder afzonderlijk voldoen aan artikel 2.9.4, mits het uitzicht van de bestuurderdaardoor niet wordt belemmerd.

Artikel 2.9.6 - Wijze van keurenDe in deze paragraaf gestelde eisen worden getoetst:a. door middel van visuele controle;b. door in geval van twijfel te meten met een meetmiddel van voldoende bereik.

§ 2 Bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

Artikel 2.9.7 - Beschadiging voorruitVoorruiten van bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg mogen in de artikel 2.9.8 aangegeven vlakken niet meer beschadigd of verkleurd zijn dan zoals bepaald in de artikelen 2.9.9 en 2.9.10.

Artikel 2.9.8 - Verdeling in vlakken1. De voorruit wordt verdeeld in de volgende drie denkbeeldige vlakken:

a. het vlak voor het directe gezichtsveld van de bestuurder: dit is het gedeelte van de voorruit dat zich voor de bestuurderszitplaats bevindt, ter grootte van een op de voorruit te projecteren vlak met een horizontale zijde van 0,40 m en een verticale zijde van 0,40 m, zoals weergegeven in figuur 16;

b. het vlak voor het indirecte gezichtsveld van de bestuurder, hetgeen als volgt wordt gevormd:het directe gezichtsveld wordt ten opzichte van het midden van de voorruit gespiegeld naar het rechter voorruitgedeelte: het hierdoor gevonden vlak en de tussenruimte naar het directe gezichtsveld vormt het indirecte gezichtsveld;

c. het randvlak: dit is het nog resterende deel van de voorruit.2. Het middelpunt van het in het eerste lid, onder a, geprojecteerde vlak moet samenvallen met het

snijpunt van:a. de verticale lijn, denkbeeldig getrokken op de voorruit, vanuit de zitpositie van de bestuurder,

door het hart van het stuur, enb. de horizontale lijn op 0,65 m boven het laagste punt van de zitting van de onbelaste bestuurders-

stoel in de achterste en onderste gebruiksstand, waarbij moet worden uitgegaan van de meest gebruikelijke zitpositie voor een bestuurder van gemiddelde lengte, indien de onderste gebruiksstand lager uitkomt dan voor het besturen noodzakelijk is.

Figuur 16 Voorruit

midden voorruit

0,40 m

zijaanzicht

randvlak

voorruit

directe gezichtsveld indirecte gezichtsveld

bestuurderszitplaats

A is gelijk aan BH = geprojecteerde hoogte op de voorruit

0,65

m

0,40 m

A B

H

H

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

50

Artikel 2.9.9 - Toegestane beschadiging1. In het vlak voor het directe gezichtsveld mogen, in afwijking van artikel 2.9.10, de volgende

beschadigingen of verkleuringen aanwezig zijn:a. enkelvoudige scheuren, ongeacht de lengte;b. oppervlakkige krassen waarvan de breedte niet meer dan 8 mm bedraagt;c. beschadigingen of verkleuringen waarvan de afmetingen zodanig zijn, dat een denkbeeldig

getrokken cirkel om de gehele beschadiging of verkleuring heen een diameter heeft van niet meer dan 30 mm.

2. In het vlak voor het indirecte gezichtsveld mogen, in afwijking van artikel 2.9.10, de volgende beschadigingen of verkleuringen aanwezig zijn:a. enkelvoudige scheuren, ongeacht de lengte;b. oppervlakkige krassen waarvan de breedte niet meer dan 8 mm bedraagt;c. beschadigingen of verkleuringen waarvan de afmetingen zodanig zijn, dat een denkbeeldig

getrokken cirkel om de gehele beschadiging of verkleuring heen een diameter heeft van niet meerdan 100 mm.

3. Onder de in het eerste en tweede lid genoemde enkelvoudige scheuren worden scheuren verstaan die in de gezichtsvelden geen vertakkingen vertonen tussen begin- en eindpunt, zoals weergegeven in figuur 17.

4. In het randvlak mogen beschadigingen of verkleuringen aanwezig zijn.5. Indien een beschadiging of verkleuring doorloopt in de verschillende te beoordelen vlakken van de

ruit, dan moet alleen dat deel van de beschadiging of verkleuring in ogenschouw worden genomen dat in het te beoordelen vlak aanwezig is.

Figuur 17 Toegestane scheuren

Artikel 2.9.10 - Aanwezigheid meerdere beschadigingenDe voorruit mag meerdere luchtbellen, beschadigingen of verkleuringen vertonen die ten aanzien vande afmetingen ieder afzonderlijk voldoen aan artikel 2.9.9, mits het uitzicht van de bestuurderdaardoor niet wordt belemmerd.

Artikel 2.9.11 - Wijze van keurenDe in deze paragraaf gestelde eisen worden getoetst:a. door middel van visuele controle;b. door in geval van twijfel te meten met een meetmiddel van voldoende bereik.

toegestaan niet toegestaan

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

51

Afdeling 3 Gezichtsvelden van de verplichte spiegels en van de gezichtsveldverbeterende voor-zieningen als bedoeld in artikel 5.3.45 en artikel 5.3.45a van het Voertuigreglement

Artikel 2.9.12 - Vereiste gezichtsveldenDe spiegels van bedrijfsauto’s moeten zodanig zijn geplaatst dat de bestuurder in normale rijhoudingde vereiste gezichtsvelden, zoals bepaald in de artikelen 2.9.13 tot en met 2.9.16 kan overzien.

Artikel 2.9.13 - Gezichtsveld linkerbuitenspiegel1. De linkerbuitenspiegel van de bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan

3500 kg en in gebruik genomen voor 26 januari 2011 of van de bedrijfsauto met een toegestanemaximum massa van meer dan 3500 kg en in gebruik genomen voor 26 januari 2008 moet zodanigzijn geplaatst dat de bestuurder hiermee het gezichtsveld op grondniveau kan overzien, zoals weer-geven in figuur 18, waarbij de bestuurder:a. een punt op het wegdek, gelegen op 10,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 2,50 m

naast het verlengde van de linkerzijde van het voertuig, enb. een deel van de linkerzijde van het voertuig, enc. de horizon kan zien, en hij tevens recht naar achteren kan kijken.

Figuur 18 Linkerbuitenspiegel

2. De linkerbuitenspiegel van de bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan3500 kg en in gebruik genomen na 25 januari 2011 is zodanig geplaatst dat de bestuurder hiermeehet gezichtsveld op grondniveau kan overzien, zoals weergeven in figuur 18a, waarbij de bestuurder:a. een punt op het wegdek, gelegen op 20,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 4,00 m

naast het verlengde van de linkerzijde van het voertuig, enb. een punt op het wegdek, gelegen op 4,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 1,00 m

naast het verlengde van de linkerzijde van het voertuig, en c. een deel van de linkerzijde van het voertuig, end. de horizon kan zien, en hij tevens recht naar achteren kan kijken.

rijrichting

oogpunten

2,50 m

10,00 m

horizon

gezichtsveld

Figuur 18a Linker- en rechterbuitenspiegel na 25 januari 2011 massa ≤ 3500 kg.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

52

3. De linkerbuitenspiegel van de bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg en in gebruik genomen na 25 januari 2008 is zodanig geplaatst dat de bestuurder hiermeehet gezichtsveld op grondniveau kan overzien, zoals weergeven in figuur 18b, waarbij de bestuurder:a. een punt op het wegdek, gelegen op 30,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 5,00 m

naast het verlengde van de linkerzijde van het voertuig, enb. een punt op het wegdek, gelegen op 4,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 1,00 m

naast het verlengde van de linkerzijde van het voertuig, en c. een deel van de linkerzijde van het voertuig, end. de horizonkan zien, en hij tevens recht naar achteren kan kijken.

Artikel 2.9.14 - Gezichtsveld rechterbuitenspiegel1. De rechterbuitenspiegel van de bedrijfsauto, in gebruik genomen na 25 januari 2008, bestemd voor

het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen of voor het vervoervan goederen, met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, moet zodanig zijn ge-plaatst dat de bestuurder hiermee het gezichtsveld op grondniveau kan overzien, zoals weergegevenin figuur 18b, waarbij de bestuurder:a. een punt op het wegdek, gelegen op 30,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 5,00 m

naast het verlengde van de rechterzijde van het voertuig, enb. een punt op het wegdek, gelegen op 4,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 1,00 m

naast het verlengde van de rechterzijde van het voertuig, enc. een deel van de rechterzijde van het voertuig, end. de horizon kan zien, en hij tevens recht naar achteren kan kijken.

1a. De rechterbuitenspiegel van de bedrijfsauto, bestemd voor het vervoer van goederen, met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, in gebruik genomen na 25 januari 2011,is zodanig geplaatst dat de bestuurder hiermee het gezichtsveld op grondniveau kan overzien, zoalsweergegeven in figuur 18a, waarbij de bestuurder:a. een punt op het wegdek, gelegen op 20,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 4,00 m

naast het verlengde van de rechterzijde van het voertuig, enb. een punt op het wegdek, gelegen op 4,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 1,00 m

naast het verlengde van de rechterzijde van het voertuig, enc. een deel van de rechterzijde van het voertuig, end. de horizon kan zien, en hij tevens recht naar achteren kan kijken.

5m

30m

Figuur 18b Linker- en rechterbuitenspiegel na 25 januari 2008 massa ≥ 3500 kg.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

53

1b. De rechterbuitenspiegel van de bedrijfsauto, bestemd voor het vervoer van goederen, in gebruik genomen na 30 september 1988 doch voor 26 januari 2011, met een toegestane maximum massavan niet meer dan 2000 kg, moet zodanig zijn geplaatst dat de bestuurder hiermee het gezichtsveldop grondniveau kan overzien, zoals weergegeven in figuur 19, waarbij de bestuurder:a. een punt op het wegdek, gelegen op 20,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 4,00 m

naast het verlengde van de rechterzijde van het voertuig, enb. een deel van de rechterzijde van het voertuig, enc. de horizon kan zien, en hij tevens recht naar achteren kan kijken.

Figuur 19 Rechterbuitenspiegel na 30 september 1988 met een massa ≤ 2000 kg.

2. De rechterbuitenspiegel van de bedrijfsauto bestemd voor het vervoer van goederen, in gebruik ge-nomen vóór 1 oktober 1988, met een toegestane maximum massa van niet meer dan 2000 kg, moetzodanig zijn geplaatst dat de bestuurder hiermee het gezichtsveld op grondniveau kan overzien, zo-als weergegeven in figuur 20, waarbij de bestuurder:a. een punt op het wegdek, gelegen op 30,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 3,50 m

naast het verlengde van de rechterzijde van het voertuig, enb. een deel van de rechterzijde van het voertuig, enc. de horizon kan zien, en hij tevens recht naar achteren kan kijken.

Figuur 20 Rechterbuitenspiegel voor 1 oktober 1988 massa < 2000 kg.

rijrichting

oogpunten

3,50 m

30,00 m

horizon

gezichtsveld

rijrichting

oogpunten

4,00 m

20,00 m

horizon

gezichtsveld

Figuur 18a Linker- en rechterbuitenspiegel na 25 januari 2011 massa ≤ 3500 kg.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

54

3. De rechterbuitenspiegel van de bedrijfsauto, in gebruik genomen voor 26 januari 2008, bestemdvoor het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen of voor hetvervoer van goederen, met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg en van de be-drijfsauto bestemd voor het vervoer van goederen, met een toegestane maximum massa van meerdan 2000 kg, maar niet meer dan 3500 kg, in gebruik genomen voor 26 januari 2011 is zodanig ge-plaatst dat de bestuurder hiermee het gezichtsveld op grondniveau kan overzien, zoals weergegevenin figuur 21, waarbij de bestuurder:a. een punt op het wegdek, gelegen op 4,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 0,75 m

naast het verlengde van de rechterzijkant van het voertuig, enb. een punt op het wegdek, gelegen op 30,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 3,50 m

naast het verlengde van de rechterzijkant van het voertuig, enc. een deel van de rechterzijde van het voertuig, end. de horizon kan zien, en hij tevens recht naar achteren kan kijken.

Figuur 21 Rechterbuitenspiegel massa > 2000 kg.

Artikel 2.9.15 - Gezichtsveld trottoirspiegel1. De trottoirspiegel van de bedrijfsauto, in gebruik genomen voor 26 januari 2008, moet zodanig zijn

geplaatst dat de bestuurder hiermee het gezichtsveld op grondniveau kan overzien zoals weergege-ven in figuur 22.

Figuur 22 Trottoirspiegel

rijrichting

oogpunten

4,00 m

0,75 m

30,00 m

horizon

gezichtsveld 3,50 m

rijrichting

1,00 m

1,00 m

1,25 m

oogpunten

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

55

2. De trottoirspiegel van de bedrijfsauto, in gebruik genomen na 25 januari 2008, moet zodanig zijngeplaatst dat de bestuurder hiermee het gezichtsveld op grondniveau kan overzien zoals weer-gegeven in figuur 22a.

figuur 22a Trottoirspiegel

3. Indien het verticale dwarsvlak door de voorste zijde van de bumper op minder dan 1 m is gelegenvan de oogpunten van de bestuurder mag het zichtveld van de trottoirspiegel worden beperkt tot datdwarsvlak volgens figuur 22b.

Figuur 22b Trottoirspiegel

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

56

Artikel 2.9.16 - Gezichtsveld breedtespiegel1. De aan de passagierszijde gemonteerde breedtespiegel van de bedrijfsauto, in gebruik genomen

voor 26 januari 2008, moet zodanig zijn geplaatst dat de bestuurder hiermee het gezichtsveld opgrondniveau kan overzien, zoals weergegeven in figuur 23, waarbij de bestuurder:

a. een punt op het wegdek, gelegen op 3,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 2,50 m naasthet verlengde van de rechterzijkant van het voertuig, enb. een punt op het wegdek, gelegen op 15,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 12,50 mnaast het verlengde van de rechterzijkant van het voertuig, enc. een punt op het wegdek, gelegen op 4,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en op de projec-tie van de rechterzijkant van het voertuig of het verlengde van deze projectie, end. een punt op het wegdek, gelegen op 25,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en in het ver-lengde van de rechterzijkant van het voertuig, kan zien, en hij tevens recht naar achteren kan kijken.

Figuur 23 Breedtespiegel

2. De aan de passagierszijde gemonteerde breedtespiegel van de bedrijfsauto, in gebruik genomen na25 januari 2008, moet zodanig zijn geplaatst dat de bestuurder hiermee het gezichtsveld op grond-niveau kan overzien, zoals weergegeven in figuur 23-1, waarbij de bestuurder:a. een punt op het wegdek, gelegen op 1,50 m achter de oogpunten van de bestuurder en 4,50 m

naast het verlengde van de rechterzijkant van het voertuig, enb. een punt op het wegdek, gelegen op 10,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 15,00 m

naast het verlengde van de rechterzijkant van het voertuig, enc. een punt op het wegdek, gelegen op 25,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 15,00 m

naast het verlengde van de rechterzijkant van het voertuig, end. een punt op het wegdek, gelegen op 25,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en op het

verlengde van de projectie van de rechterzijkant van het voertuig kan zien, en hij tevens recht naar achteren kan kijken.

Figuur 23-1 Breedtespiegel

rijrichting

15,00 m

3,00 m

2,50 m

oogpunten

4,00 m

25,00 m

12,50 mgezichtsveld

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

57

3. De aan de bestuurderszijde gemonteerde breedtespiegel van de bedrijfsauto, in gebruik genomen na25 januari 2008, moet zodanig zijn geplaatst dat de bestuurder hiermee het gezichtsveld op grond-niveau kan overzien, zoals weergegeven in figuur 23-1, waarbij de bestuurder:a. een punt op het wegdek, gelegen op 1,50 m achter de oogpunten van de bestuurder en 4,50 m

naast het verlengde van de linkerzijkant van het voertuig, enb. een punt op het wegdek, gelegen op 10,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 15,00 m

naast het verlengde van de linkerzijkant van het voertuig, enc. een punt op het wegdek, gelegen op 25,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 15,00 m

naast het verlengde van de linkerzijkant van het voertuig, end. een punt op het wegdek, gelegen op 25,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en op het

verlengde van de projectie van de linkerzijkant van het voertuigkan zien, en hij tevens recht naar achteren kan kijken.

Artikel 2.9.16.a. – Eisen aan gezichtsveldverbeterende voorziening1. De gezichtsveldverbeterende voorziening, bedoeld in artikel 5.3.45a van het Voertuigreglement,

voldoet aan de in de artikelen 2.9.16.b. tot en met 2.9.16.d. gestelde eisen.2. De Minister van Verkeer en Waterstaat maakt door publicatie in de Staatscourant de gezichtsveld-

verbeterende voorzieningen bekend die in ieder geval voldoen aan het bepaalde in de artikelen2.9.16.b. tot en met 2.9.16.d.

Deze publicatie luidt als volgt:De Minister van Verkeer en Waterstaat deelt mede dat de hieronder genoemde spiegel- en camera-systemen, mits gemonteerd overeenkomstig de montagevoorschriften behorende bij het desbetreffendesysteem, voldoen aan de vereisten die aan deze systemen worden gesteld in artikel 5.3.45a, eerste lid,van het Voertuigreglement en de artikelen 2.9.16.b. tot en met 2.9.16.d. van de Regeling permanenteeisen.ToelichtingVooralsnog vindt er geen controle plaats op de aanwezigheid van het montagevoorschrift.

Spiegelsystemen1. Automatic View Scanner (A.V.S.);2. Protect One binnenspiegel;3. Protect One buitenspiegel;4. B.D.S. Zichtveldsysteem;5. Breedzichtspiegel 300 mm nr. 61.3860.204 (Mekra);6. DAF Blindehoekspiegel;7. DAF Breed-Zicht 300 mm;8. Dobli-spiegel (dode- en blindehoekspiegel);9. Dobli-spiegel bestel >3500 kg;10. Dobli spiegel voor mobiele telescoopkranen, straal 320 mm en bevestiging op giek;11. Mercedes Sprinter spiegel >3500 kg.

Camerasystemen1. Camerasysteem Maxan CM 8700S;2. Camerasysteem MXN RV8265;3. Clarion camera met CRT monitor (voorzien van zonwerende rand);4. Clarion camera met LCD monitor;5. COMMAX Camerasysteem;6. Eagle camerasysteem (T&A Eurotrans Engineering B.V.);7. ORLACO Zijzichtsysteem;8. Videotronic Camerasysteem (DND-products);9. Waeco-camerasysteem (Mobitronic camerasysteem).

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

58

Artikel 2.9.16.b. – Gezichtsveld gezichtsveldverbeterende voorzieningDe gezichtsveldverbeterende voorziening is zodanig geplaatst dat de bestuurder hiermee, eventueel incombinatie met andere spiegels, het gezichtsveld kan overzien zoals weergegeven in figuur 23a, waar-bij de bestuurder zicht heeft op:a. een punt op het wegdek, gelegen op 1,50 m achter de oogpunten van de bestuurder en op de

projectie van de rechterzijkant of het verlengde daarvan van het voertuig, b. een punt op het wegdek, gelegen op 1,50 m achter de oogpunten van de bestuurder en op 4,50 m

naast de rechterzijkant of het verlengde daarvan van het voertuig, c. een punt op het wegdek, gelegen op 10,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en op 15,00 m

naast de rechterzijkant of het verlengde daarvan van het voertuig,d. een punt op het wegdek, gelegen op 25,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en op de

projectie van het verlengde van de rechterzijkant van het voertuig, ene. een punt op het wegdek, gelegen op 25,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en op 15,00 m

naast het verlengde van de rechterzijkant van het voertuig.Toelichting- Indien het gezichtsveld wordt belemmerd door de carrosserie of bepaalde delen hiervan, zoals andere spiegels,

portiergrepen, markeringslichten, richtingaanwijzers en achterbumpers, alsmede delen voor reiniging van despiegeloppervlakken, mag maximaal 10% van het omschreven gezichtsveld zijn afgeschermd;

- Indien het omschreven zichtveld op grondniveau niet haalbaar is in het gebied tussen de trottoirspiegel enwaar het gezichtsveld van de breedtespiegel begint, mag worden gemeten op 1 meter hoogte boven het grond-oppervlak.

Figuur 23a Gezichtsveldverbeterende voorziening

Artikel 2.9.16.c. – Plaatsing 1. De gezichtsveldverbeterende voorziening is:

a. deugdelijk bevestigd,b. steekt niet verder buiten het voertuig uit dan noodzakelijk is om de in artikel 2.9.16.b. voor-

geschreven gezichtsvelden te verkrijgen,c. belemmert het rechtstreekse zicht van de bestuurder zo min mogelijk, end. steekt niet verder dan 250 mm uit, gemeten vanaf het breedste punt van het voertuig zonder de spie-

gels of gezichtsveldverbeterende voorzieningen, indien de onderrand van de gezichtsveldverbete-rende voorziening zich op een hoogte van minder dan 2 m boven het wegdek bevindt.

Artikel 2.9.16.d. – Aanvullende eisen1. De gezichtsveldverbeterende voorziening bestaat uit een spiegel of een camera/beeldscherm-

systeem.2. Een spiegel voldoet aan de volgende aanvullende eisen:

a. hij is verstelbaar,b. het spiegeloppervlak is vlak of bolrond, enc. het proces van scannen en weergeven duurt niet langer dan 2 seconden, in het geval dat de

spiegel uitsluitend het voorgeschreven gezichtsveld kan weergeven via het scannen ervan.

rijrichting

10,00 m

4,50

m

1,50 m

oogpunten25,00 m

gezichtsveld

15,0

0 m

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

59

3. Een camera/beeldscherm-systeem voldoet aan de volgende aanvullende eisen:a. het is zonder gereedschap te verstellen in het geval dat het systeem verstelbaar is, enb. het beeldscherm biedt bij normale gebruiksomstandigheden voldoende contrast en de helderheid

kan handmatig aan de omgevingsomstandigheden worden aangepast of wordt automatisch hier-aan aangepast.

Artikel 2.9.16.e. – Gezichtsveld vooruitkijkspiegelDe vooruitkijkspiegel of camera-monitor van de bedrijfsauto, in gebruik genomen na 25 januari 2008,moet zodanig zijn geplaatst dat de bestuurder hiermee het gezichtsveld kan overzien zoals weer-gegeven in figuur 24, waarbij de bestuurder zicht heeft op:a. een 2,00 m lang voor de uiterste voorzijde van het voertuig gelegen vlak dat begrensd wordt door de

projectie of het verlengde van de projectie van de linker- en rechterzijkant van het voertuig enb. een daarop aansluitend een kwartcirkel met een straal van 2,00 m waarvan het middelpunt is

gelegen op de projectie of het verlengde van de projecties van de voorzijde en de rechterzijkant vanhet voertuig.

Figuur 23b vooruitkijkspiegel

Artikel 2.9.16.f. - kijkrichting beeldschermDe kijkrichting voor het beeldscherm van de camera-monitor komt overeen met die voor de linker- ofde rechterbuitenspiegel.

Artikel 2.9.17 - Wijze van keurenDe in deze afdeling gestelde eisen worden alleen getoetst indien dit noodzakelijk is voor het bepalenvan het aantal spiegels of gezichtsverbeterende voorzieningen, indien er getoetst wordt gebeurt ditvisueel.

de volgende illustratie heet <— al figuur 24. Deze ook

figuur 24 maken?

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

60

Afdeling 4 Regels met betrekking tot de wielafscherming alsmede zijdelingse afscherming van voertuigen

§ 1 Wielafscherming

Artikel 2.9.18 - Wielafscherming algemeenBedrijfsauto’s in gebruik genomen na 31 december 1974 ongeacht de massa en aanhangwagens in gebruik genomen na 31 december 1974 met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kgmoeten ten aanzien van de wielafscherming voldoen aan de artikelen 2.9.19 tot en met 2.9.22.

Artikel 2.9.19 - Te beveiligen vlakkenDe wielafscherming moet het gehele horizontale projectievlak boven ieder wiel afdekken. De wielen,inclusief alle bevestigingsmiddelen en naven, mogen in de breedterichting niet meer dan 30 mm buitendeze afscherming uitsteken, zoals weergegeven in figuur 24.

Figuur 24 Projectievlak

Artikel 2.9.20 - Wielafscherming achterste as1. De wielen van de achterste as moeten aan de achterzijde zijn voorzien van een wielafscherming die

niet mag eindigen boven een denkbeeldig horizontaal vlak gelegen op 0,15 m boven het middelpunt van de wielen en op niet meer dan 0,30 m achter het wiel. Bovendien moet het achterste gedeelte minimaal reiken tot de denkbeeldige lijn die een hoek van 45° vormt met het wegdek, zoals weergegeven in figuur 25.

2. Indien de achterste wielen zijn bestuurd of gestuurd is de maat van 0,30 m niet van toepassing, zoals weergegeven in figuur 25.

3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid worden bedrijfsauto’s met een toegestanemaximum massa tot 7500 kg geacht te voldoen indien de wielafscherming fabrieksmatig is geïnte-greerd in de voertuigcarrosserie en de carrosserierand aan de buitenzijde van de wielafschermingrond het wiel voldoet aan het gestelde in het eerste lid.

Figuur 25 Uiteinde wielafscherming

bovenbouw of afzonderlijk spatbordmax. 30 mm

≤ 300 mm

max. 45°

≤ 300 mm ≤ 150 mm

max. 45°

bovenbouw

indien achterste wielenbestuurd of gestuurd

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

61

Artikel 2.9.21 - Toegestane wielafscherming1. De wielafscherming moet:

a. vormvast zijn, enb. deugdelijk zijn bevestigd.

2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a, is, indien het een voertuig betreft in gebruik genomen vóór 1 januari 1995, een permanent aangebracht roldoek toegestaan.

3. Aan het bepaalde in het eerste lid wordt voldaan indien de wielafscherming bestaat uit een constructie van scharnierende of verschuifbare delen dan wel gevormd wordt door een demontabele afscherming waarvoor een opbergruimte op het voertuig aanwezig is.

4. Een eventuele spatlap aan de achterzijde van het wiel is als wielafscherming toegestaan, mits deze vormvast is of voldoende wordt ondersteund.

Artikel 2.9.22 Permanente opbouw als wielafschermingDelen van de permanente opbouw kunnen als deel van de wielafscherming dienen.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

62

§ 2 Zijdelingse afscherming

Artikel 2.9.23 - Zijdelingse afscherming algemeenBedrijfsauto’s in gebruik genomen na 31 december 1969 en aanhangwagens in gebruik genomen na 31 december 1969 moeten ten aanzien van de zijdelingse afscherming voldoen aan de artikelen 2.9.24tot en met 2.9.29.

Artikel 2.9.24 - Te beveiligen vlakken1. Aan weerszijden van het voertuig moeten de volgende gebieden zijn beveiligd:

a. het gebied gelegen tussen:1º het verticale dwarsvlak dat bij een bedrijfsauto op 0,30 m achter de cabine begint, zoals

weergegeven in figuur 26, of in het geval van een bestuurd of gestuurd wiel op niet meer dan0,50 m achter dit wiel, en het verticale dwarsvlak dat op 0,30 m vóór het voorste achterwiel,of in het geval van een bestuurd of gestuurd wiel, op 0,50 m vóór dit wiel eindigt;

Figuur 26 Bedrijfsauto

2º het verticale dwarsvlak dat bij een middenasaanhangwagen op 2,50 m achter de hart-koppelingbegint: indien binnen deze maat de bovenbouw nog niet is bereikt, begint het dwarsvlak aan devoorzijde van de bovenbouw, zoals weergegeven in figuur 27, en het verticale dwarsvlak datop 0,30 m vóór het voorste achterwiel, of in het geval van een bestuurd of gestuurd wiel, op0,50 m vóór dit wiel eindigt;

Figuur 27 Middenasaanhangwagen

3º het verticale dwarsvlak dat bij een aanhangwagen, niet zijnde een oplegger of middenasaan-hangwagen, op 0,30 m achter het achterste voorwiel begint, of in het geval van een bestuurdof gestuurd wiel op niet meer dan 0,50 m achter dit wiel, en het verticale dwarsvlak dat op0,30 m vóór het voorste achterwiel, of in het geval van een bestuurd of gestuurd wiel, op0,50 m vóór dit wiel eindigt;

rijrichting

300 mm300 mm

rijrichting

2,50 m

300 mm 300 mm

2,50 m

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

63

4º het verticale dwarsvlak dat bij een oplegger op ten hoogste 0,25 m achter het hart van de opleggersteunen begint met een maximum van 2,75 m achter het hart van de koppelingspen, zoals weergegeven in figuur 28, en het verticale dwarsvlak dat op 0,30 m vóór het voorste achterwiel eindigt of in het geval van een bestuurd of gestuurd wiel op 0,50 m vóór dit wiel;

Figuur 28 Oplegger

b. indien het voertuig is voorzien van een samenstel van assen, het gebied gelegen tussen het verticale dwarsvlak dat raakt aan de achterzijde van het wiel en het verticale dwarsvlak dat raakt aan de voorzijde van het daaropvolgende wiel en indien de afstand tussen beide verticale dwarsvlakken meer bedraagt dan 0,50 m, zoals weergegeven in figuur 29;

Figuur 29 Tussen de wielen

c. het gebied gelegen tussen het verticale dwarsvlak dat begint op 0,30 m achter het achterste achterwiel van het voertuig, of in geval van een bestuurd of gestuurd wiel op 0,50 m achter dit wiel en in het verticale dwarsvlak dat eindigt aan de achterzijde van het voertuig, zoals weergegeven in figuur 30.Dit is niet van toepassing voor het gebied dat ontstaat door het achter de achterste as uitschuivenvan een aanhangwagen of oplegger.In ingeschoven toestand moet wel aan de eis worden voldaan.

Figuur 30 Na achterste achterwiel

rijrichting

300 mm

max. 2,75 m

250 mm

rijrichting

achterzijde voertuig

rijrichting

achterzijde voertuig

300 mm

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

64

2. Het bepaalde in het eerste lid, onderdeel c, geldt niet voor bedrijfsauto’s en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg.

Artikel 2.9.25 - Aanwezigheid zijdelingse afscherming1. a. Bedrijfsauto’s voorzien van niet meer dan drie assen en aanhangwagens, in gebruik genomen na

31 december 1997, met uitzondering van middenasaanhangwagens, zijn binnen de in artikel2.9.24 eerste lid, onderdeel a, onder 1º, 3º en 4º, genoemde gebieden aan beide zijden voorzienvan een zijdelingse afscherming, overeenkomstig artikel 2.9.25a.

b. Bedrijfsauto’s voorzien van niet meer dan drie assen en aanhangwagens, in gebruik genomen na31 december 1997, zijn binnen de in artikel 2.9.24, eerste lid, onderdeel a, onder 2º en de onder-delen b en c genoemde gebieden aan beide zijden voorzien van een zijdelingse afscherming,overeenkomstig artikel 2.9.25b.

2. Bedrijfsauto’s voorzien van meer dan drie assen, in gebruik genomen na 31 mei 1997, zijn binnende in artikel 2.9.24, eerste lid,a. onderdeel a, onder 1º, en onderdeel b genoemde gebieden, aan beide zijden voorzien van een

zijdelingse afscherming, overeenkomstig:1. artikel 2.9.25a, indien de afstand tussen het verticale dwarsvlak dat raakt aan de achterzijde

van een wiel en het verticale dwarsvlak dat raakt aan de voorzijde van het daarop volgendewiel meer bedraagt dan:A. 0,75 m tussen starre assen;B. 0,85 m tussen een starre as en een gestuurde of bestuurde as;C. 1 m tussen twee gestuurde of bestuurde assen;

2. artikel 2.9.25b, indien de afstand tussen het verticale dwarsvlak dat raakt aan de achterzijdevan een wiel en het verticale dwarsvlak dat raakt aan de voorzijde van het daarop volgendewiel meer bedraagt dan 0,50 m doch niet meer dan:A. 0,75 m tussen starre assen;B. 0,85 m tussen een starre as en een gestuurde of bestuurde as;C. 1,00 m. tussen twee gestuurde of bestuurde assen.

b. onderdeel c genoemde gebieden, aan beide zijden voorzien van een zijdelingse afscherming,overeenkomstig artikel 2.9.25b.

Artikel 2.9.25a - Zijdelingse afscherming1. a. De onderrand van de zijdelingse afscherming bevindt zich op niet meer dan 0,55 m boven het

wegdek, enb. de bovenrand reikt ten minste tot 0,35 m onder de bovenbouw of tot de hoogte van de laadvloer,

dan wel reikt tot 0,95 m boven het wegdek. Indien het een voertuig betreft met een verwisselbareopbouw mag de bovenzijde lager zijn gelegen dan 0,95 m.

2. De zijdelingse afscherming kan onder meer worden gevormd door permanent aanwezigecarrosseriedelen, randprofielen, wielafschermingen, accubakken, lucht- of brandstofreservoirs engereedschapskisten, dan wel door afzonderlijk aangebrachte vormvaste delen.

3. De vormvaste delen als bedoeld in het tweede lid moeten een doorlopend vlak oppervlak hebben ofzijn opgebouwd uit één of meerdere horizontaal gemonteerde profielen die onderling niet meer dan0,30 m uit elkaar liggen en die een hoogte hebben van tenminste:a. 50 mm, indien het een bedrijfsauto betreft met een toegestane maximum massa van niet meer dan

12.000 kg of indien het een aanhangwagen, met uitzondering van een middenasaanhangwagen,betreft met een toegestane maximum massa van niet meer dan 10.000 kg;

b. 0,1 m, indien het een bedrijfsauto betreft met een toegestane maximum massa van meer dan12.000 kg of indien het een aanhangwagen, met uitzondering van een middenasaanhangwagen,betreft met een toegestane maximum massa van meer dan 10.000 kg.

4. In afwijking van het bepaalde in het derde lid mogen voertuigen met een wisselbare opbouw zijnvoorzien van een zijdelingse afscherming die bestaat uit één profiel met een hoogte van ten minste:a. 50 mm, indien het een bedrijfsauto betreft met een toegestane maximum massa van niet meer

dan 12.000 kg of indien het een aanhangwagen, met uitzondering van een middenasaanhang-wagen, betreft met een toegestane maximum massa van niet meer dan 10.000 kg;

b. 0,1 m, indien het een bedrijfsauto betreft met een toegestane maximum massa van meer dan12.000 kg of indien het een aanhangwagen, met uitzondering van een middenasaanhangwagen,betreft met een toegestane maximum massa van meer dan 10.000 kg.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

65

Artikel 2.9.25b - Zijdelingse afscherming1. De zijdelingse afscherming, als bedoeld in artikel 2.9.25, eerste lid, onderdeel b, kan onder meer

worden gevormd door permanent aanwezige carrosseriedelen, randprofielen, wielafschermingen,accubakken, lucht- of brandstofreservoirs en gereedschapskisten, dan wel door afzonderlijk aan-gebrachte vormvaste profielen met een hoogte van ten minste 30 mm.

2. De onderrand bevindt zich niet meer dan 1,30 m boven het wegdek.

Artikel 2.9.26 - Toegestane zijdelingse afscherming1. Voertuigen in gebruik genomen vóór 1 januari 1998 moeten binnen de in artikel 2.9.24 genoemde

vlakken aan elke zijkant zijn voorzien van een zijdelingse afscherming, overeenkomstig het tweede lid, waarvan de onderrand zich niet meer dan 1,30 m boven het wegdek mag bevinden.

2. De zijdelingse afscherming kan ondermeer worden gevormd door permanent aanwezige carrosseriedelen, randprofielen, wielafschermingen, accubakken, lucht- of brandstofreservoirs en gereedschapskisten, dan wel door afzonderlijk aangebrachte vormvaste profielen met een hoogte van ten minste 30 mm.

Artikel 2.9.27 - Bevestiging en positionering1. De in artikel 2.9.25 en artikel 2.9.26 bedoelde zijdelingse afscherming moet deugdelijk zijn

bevestigd.2. De zijdelingse afscherming moet aanwezig zijn op een afstand van niet meer dan 0,12 m

binnenwaarts ten opzichte van het breedste punt van het voertuig. Indien het voertuig na het breedste punt in breedte afneemt, moet de afstand van 0,12 m worden gemeten vanaf het verticale raakvlak door het breedste punt en enig raakpunt met een daarachter gelegen voertuigdeel, zoals weergegeven in figuur 31.

Figuur 31 Breedte-afname na breedste punt

Artikel 2.9.28 - OnderbrekingenDe in artikel 2.9.25 en artikel 2.9.26 bedoelde zijdelingse afscherming mag zijn onderbroken, echterde onderbreking mag, gemeten in lengterichting:a. niet groter zijn dan 25 mm, indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen, of niet

groter zijn dan 0,30 m indien de afscherming is aangebracht binnen het in artikel 2.9.24, eerste lid,onderdeel a, sub 2°, en de onderdelen b en c, genoemde vlak. In afwijking hiervan is een onder-breking van maximaal 100 mm ter plaatse van de steunpoten, en maximaal 50 mm ter plaatse vande vulopening van het brandstofreservoir toegestaan;

b. niet groter zijn dan 0,30 m, indien het voertuig vóór 1 januari 1998 in gebruik is genomen.

Artikel 2.9.29 - Aanwezigheid doorlopend spatbordIndien het voertuig aan beide zijden is voorzien van een afzonderlijk doorlopend spatbord over allewielen van het samenstel van assen, is ter plaatse van het samenstel voldaan aan de artikelen 2.9.23 toten met 2.9.28.

rijrichting

raakvlak voor breedste punt raakvlak na breedste punt

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

66

Artikel 2.9.30 - Wijze van keuren1. De in deze afdeling gestelde eisen worden getoetst:

a. door middel van visuele controle, enb. door in geval van twijfel te meten met een meetmiddel van voldoende bereik, waarbij het

volgende in acht moet worden genomen:1º het voertuig is op een horizontaal of nagenoeg horizontaal en vlak wegdek geplaatst;2º alle wielen zijn in de stand van rechtuitrijden geplaatst;3º de banden zijn op de juiste spanning;4º indien het een oplegger of middenasaanhangwagen betreft is deze op zodanige wijze op

steunen geplaatst dat de laadvloer horizontaal is dan wel overeenkomt met de normale rijstand.2. Bij de bepaling van de maximale onderbreking, als bedoeld in artikel 2.9.28, wordt een extra

onderbreking ten gevolge van het uitschuiven van het voertuig buiten beschouwing gelaten.

Titel 10 Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

§ 1 Zijmarkeringslichten van personenauto’s, bedrijfsauto’s (ongeacht de massa) en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

Artikel 2.10.1 - AlgemeenZijmarkeringslichten moeten zijn aangebracht aan elke zijkant van het voertuig.

Artikel 2.10.2 - Plaatsing in lengterichtingZijmarkeringslichten moeten op de volgende wijze zijn geplaatst:1. a. indien het voertuig langer is dan 6,00 m moet ten minste één zijmarkeringslicht zich in het

middelste derde gedeelte van het voertuig bevinden;b. de onderlinge afstand tussen de zijmarkeringslichten mag niet meer dan 4,00 m bedragen;c. de afstand van het meest naar voren gelegen zijmarkeringslicht tot de uiterste

voorzijde van het voertuig mag niet meer dan 4,00 m bedragen;d. de afstand van het meest naar achteren gelegen zijmarkeringslicht tot de uiterste

achterzijde van het voertuig mag niet meer dan 1,00 m bedragen.2. Indien het voertuig niet langer is dan 6,00 m, dan wel in het kentekenregister of op het kenteken-

bewijs wordt aangeduid als kaal chassis, mag zich, bij verdeling van de lengte van het voertuig indrie gelijke delen, één zijmarkeringslicht op het voorste derde gedeelte en één zijmarkeringslicht ophet achterste derde gedeelte van de lengte van het voertuig bevinden.

Artikel 2.10.3 - Plaatsing in hoogteZijmarkeringslichten moeten zijn aangebracht op een hoogte van niet minder dan 0,25 m doch nietmeer dan 1,50 m boven het wegdek. Indien dat in verband met de constructie van het voertuig niet mo-gelijk is, mogen de zijmarkeringslichten zijn aangebracht op een hoogte van meer dan 1,50 m dochniet meer dan 2,10 m boven het wegdek.

Artikel 2.10.4 - Wijze van keurenDe in deze paragraaf gestelde eisen worden getoetsta. door middel van visuele controle;b. in geval van twijfel te meten met een meetmiddel van voldoende bereik.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

67

§ 2 Niet-driehoekige ambergele retroreflectoren aan de zijkanten van bedrijfsauto’s (ongeachtde massa) en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

Artikel 2.10.5 - AlgemeenNiet-driehoekige ambergele retroreflectoren moeten zijn aangebracht aan elke zijkant van het voertuig.

Artikel 2.10.6 - Plaatsing in lengterichtingNiet-driehoekige ambergele retroreflectoren moeten op de volgende wijze zijn geplaatst:a. indien het voertuig langer is dan 6,00 m moet ten minste één retroreflector zich in het middelste

derde gedeelte van het voertuig bevinden;b. de onderlinge afstand tussen de retroreflectoren mag niet meer dan 4,00 m bedragen;c. de afstand van de meest naar voren gelegen retroreflector tot de uiterste voorzijde van het voertuig

mag niet meer dan 4,00 m bedragen;d. de afstand van de meest naar achteren gelegen retroreflector tot de uiterste achterzijde van het

voertuig mag niet meer dan 1,00 m bedragen.

Artikel 2.10.7 - Plaatsing in hoogteNiet-driehoekige ambergele retroreflectoren moeten zijn aangebracht op een hoogte van niet minderdan 0,25 m doch niet meer dan 1,50 m boven het wegdek.

Artikel 2.10.8 - Wijze van keurenDe in deze afdeling gestelde eisen worden getoetst:a. door middel van visuele controle, enb. door in geval van twijfel te meten met een meetmiddel van voldoende bereik.

§ 3 Aanwijzing bedrijfsauto’s en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meerdan 3500 kg die niet behoeven te zijn voorzien van een markering aan de achterzijde

Artikel 2.10.9 - Uitgezonderde voertuigenDe volgende voertuigen behoeven niet te zijn voorzien van een markering aan de achterzijde:a. kraanwagens: voertuigen, uitgerust met een hijsinstallatie, die uitsluitend in verband met deze

hijsinstallatie kunnen worden gebruikt;b. ladderwagens: voertuigen, uitgerust met één of meer, al dan niet uitschuifbare, ladderconstructies,

die uitsluitend in verband met deze ladderconstructies kunnen worden gebruikt;c. hoogwerkers met bak achter het voertuig: voertuigen, uitgerust met een hefbare werkvloer of

werkbak, die bestemd zijn voor het verrichten van werkzaamheden aan hoge objecten en waarvan de werkvloer of werkbak zich in niet geheven stand op geringe hoogte boven het wegdek achter de achterzijde van het voertuig bevindt;

d. haspelwagens: voertuigen, ingericht voor het vervoer van op haspels opgerolde kabels of slangen;e. voertuigen, ingericht voor het vervoeren, laden en lossen van afzetbakken, die bestemd zijn voor

het transport van (huis)vuil en die door middel van een ketting worden op- en afgezet;f. betonpompen: voertuigen, uitgerust met een pompinstallatie en een bijbehorend buizenstelsel

waardoor vloeibaar beton wordt gepompt;g. teersproeiers: voertuigen, uitgerust met een installatie waarmee bitumeuze vloeistof op het wegdek

kan worden gesproeid;h. cartransporters respectievelijk voor vervoer voertuigen: voertuigen, ingericht voor het vervoer van

één of meer voertuigen;i. boottrailers: voertuigen, ingericht voor het vervoer van één of meer boten;j. voertuigen, ingericht voor het ophalen van huisvuil en ander afval en die hoofdzakelijk aan de

achterzijde worden geladen en gelost;k. diepladers: aanhangwagens, ingericht voor het vervoer van ondeelbare lading en waarvan de

laadvloer zich bevindt op niet meer dan 0,15 m boven het hart van de assen;l. semi-diepladers: voertuigen, waarvan de uiterste achterzijde van de laadvloer zich op niet meer dan

0,55 m boven het wegdek bevindt;m.bedrijfsauto’s, ingericht voor het vervoer van in de lengte ondeelbare lading en voorzien van een

draaischamel;

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

68

Artikel 2.10.9 - Uitgezonderde voertuigenn. dolly’s;o. kale chassis: voertuigen zonder carrosserie-opbouw waarvan het gedeelte achter de bestuurders-

plaats of bestuurderscabine, slechts bestaat uit het chassis waarop de carrosserieopbouw alsnog moet worden aangebracht;

p. voertuigen, ingericht voor het vervoeren, laden en lossen van wissellaadbakken en die aan de achterzijde zijn voorzien van een wegklapbare laadklep.

Artikel 2.10.10 - Wijze van keurenDe in deze paragraaf gestelde eisen worden getoetst door middel van visuele controle.

§ 4 Corrosie

Artikel 2.10.11De bevestiging van de verlichtingsarmaturen genoemd in hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement moetvoldoen aan de eisen ten aanzien van corrosie bedoeld in titel 2 van dit hoofdstuk.

§ 5 Beschadigingen en bewerkingen van de glazen van verlichtingsarmaturen van aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, personenauto's,bedrijfsauto’s en driewielige motorrijtuigen.

Artikel 2.10.12 - Niet toegestane beschadigingen/bewerkingen1. De glazen van de verlichtingsarmaturen mogen niet zijn bespoten, geverfd of beplakt.2. De glazen van de verlichtingsarmaturen aan de achterzijde van het voertuig, met uitzondering van

de achteruitrijlichten, mogen geen barsten of gaten vertonen waardoor wit licht naar achteren kan worden gestraald.

Artikel 2.10.13 - Wijze van keurenDe in deze paragraaf gestelde eisen worden getoetst door middel van visuele controle.

§ 6 De reflecterende werking van de voor het dimlicht bestemde deel van de koplampreflector van personenauto’s, bedrijfsauto’s en driewielige motorrijtuigen

Artikel 2.10.14 - Niet toegestane beschadigingen1. Het voor het dimlicht bestemde deel van de koplampreflector mag:

a. geen roestvorming vertonen;b. voor niet meer dan 25% op andere wijze zijn aangetast.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op het horizontale gedeelte van de reflector.

Artikel 2.10.15 - Wijze van keurenDe in deze paragraaf gestelde eisen worden getoetst door middel van visuele controle.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

69

§ 7 Retroreflecterende markeringen voor bedrijfsauto’s met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg en voor aanhangwagens

Artikel 2.10.161. Lijn- en contourmarkering dienen op de volgende wijze te zijn geïnstalleerd:

a. de markering mag ononderbroken of onderbroken worden aangebracht, in geval van onderbrokenmarkering mag de afstand tussen de afzonderlijke delen niet groter zijn dan 50%van de lengte vanhet kortste deel;

b. de afstand tussen de markering aan de achterzijde van het voertuig en de verplichte remlichtenmoet minimaal 200 mm bedragen.

2. Lijnmarkering dient voorts:a. parallel of zo veel mogelijk parallel aan het wegdek te worden aangebracht en ten minste 80%

van de totale lengte of breedte van het voertuig weer te geven;ToelichtingBij trekkers beperkt deze eis zich tot de cabine van de trekker.

b. op een hoogte van minimaal 250 mm en maximaal 1500 mm boven het wegdek te zijn aange-bracht, dan wel, indien dit in verband met de constructie van het voertuig niet anders mogelijk is,maximaal 2100 mm boven het wegdek te zijn aangebracht.

3. Contourmarkering dient voorts:a. zoveel mogelijk de totale omtrek van het voertuig weer te geven;b. waar het betreft de onderste lijn van de markering op een hoogte van minimaal 250 mm

en maximaal 1500 mm boven het wegdek te zijn aangebracht.

Artikel 2.10.17Het goedkeuringsmerk voor het markeringsmateriaal dient onuitwisbaar te zijn en te zijn vormgegevenovereenkomstig het voorbeeld in figuur 31-a.

figuur 31-a. Goedkeuringsmerk

Waarbij de volgende codes de daarbij vermelde betekenis hebben:104 R : aanduiding goedkeuring volgens ECE-Reglement nr. 104;0001148: variabel typegoedkeuringsnummer; 1 : variabele aanduiding van het land dat goedkeuring heeft verleend (“4” is Nederland);C : classificatie van het gebruikte materiaal, waarbij klasse C staat voor goedgekeurd lijn- en

contourmarkeringsmateriaal en klasse D en E staan voor goedgekeurd retroreflecterendmateriaal dat gebruikt wordt voor de letters en afbeeldingen binnen de contourmarkering.

Artikel 2.10.18De in deze paragraaf gestelde eisen worden getoetst door middel van visuele controle.

E 1a a/2

a/3

104 R - 0001148 a/3

C a/3s

t

s

t

s

t

s

t

s

t

a = 12 mm min.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

70

Titel 11 Verbinding tussen trekkend motorrijtuig en aanhangwagen

§ 1 Corrosie

Artikel 2.11.1De bevestiging van de koppeling genoemd in hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement moet ten aanzienvan corrosie voldoen aan titel 2 van dit hoofdstuk.

§ 2 Bijzondere koppelingen

Artikel 2.11.2 - BeschadigingenIndien de bedrijfsauto is voorzien van een schotelkoppeling met een verticaal beweegbare pen, mag:a. de onvlakheid van de schotel niet meer dan 2,5 mm bedragen;b. de diepte van groeven langer dan 100 mm niet meer dan 2,5 mm bedragen.

Artikel 2.11.3 - Eisen koppelingspen en -plaat1. Indien de oplegger is voorzien van een koppelingspen zoals weergegeven in figuur 32, moet de

koppelingspen respectievelijk de koppelingsplaat voldoen aan de volgende eisen:a. de inwendige diameter van de koppelingspen mag niet meer dan 112 mm bedragen;

Figuur 32 Koppelingspen

b. binnen een cirkel met een straal van 0,26 m gemeten vanuit het hart van de koppelingspen mag:1º de onvlakheid van de koppelingsplaat niet meer dan 2,5 mm bedragen, zoals weergegeven in

de figuren 33 en 34;2º in de koppelingsplaat geen deuk voorkomen;3º de diepte van groeven in de koppelingsplaat langer dan 100 mm niet meer dan 2,5 mm

bedragen.2. Het eerste lid geldt niet voor de van fabriekswege aangebrachte gaten zoals ontwateringsgaten.

170 mm133 mm

110 mm

inw

15 m

m

43 m

m

d

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

71

Artikel 2.11.4 - Eisen haakkoppelingIndien de bedrijfsauto is voorzien van een haakkoppeling zoals weergegeven in figuur 35:a. moet deze zijn voorzien van een goed werkende sluit- en borginrichting;b. mag de lengte van de inhaakruimte niet meer dan 49 mm bedragen.

Artikel 2.11.5 - Eisen trekoogIndien de aanhangwagen is voorzien van een trekoog welke is bestemd voor een haakkoppeling als genoemd in artikel 2.11.4, moet de diameter van het trekoog ten minste 38 mm bedragen.

520 mm

REI

max

. 2,5

mm

Figuur 33 Onvlakheid koppelingsplaat

520 mm

REI

a - b = max. 2,5 mm

a b

Figuur 34 Onvlakheid koppelingsplaat

maximaal 49 mm

Figuur 35 Haakkoppeling

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

72

Artikel 2.11.6 - Eisen koppelingsplaat voertuig meer dan 6000 kg1. Indien een oplegger met een toegestane maximum massa van meer dan 6000 kg en/of met een

maximum last onder de koppeling van meer dan 3000 kg is voorzien van een 2 inch koppelingspen en indien een oplegger is voorzien van een 3,5 inch koppelingspen mag binnen een cirkel met een straal van 0,45 m gemeten vanuit het hart van de koppelingspen:a. de onvlakheid van de koppelingsplaat niet meer dan 3,5 mm bedragen, zoals weergegeven in de

figuren 36, 37 en 38;

900 mm

max. 3,5 mm

REI

Figuur 36 Onvlakheid koppelingsplaat meer dan 3000 kg koppelingsdruk

900 mm

REI

max

. 3,5

mm

Figuur 38 Onvlakheid koppelingsplaat meer dan 3000 kg koppelingsdruk

900 mm

a - b = max. 3,5 mm

REI

a b

Figuur 37 Onvlakheid koppelingsplaat meer dan 3000 kg koppelingsdruk

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

73

b. de diepte van groeven in de koppelingsplaat langer dan 100 mm niet meer dan 2,5 mm bedragen;c. in elk kwadrant van de koppelingsplaat, links en rechts achter de koppelingspen, een deuk

voorkomen van 5000 mm2 ongeacht de diepte, onverminderd onderdeel f, zoals weergegeven in figuur 39;

d. in elk kwadrant van de koppelingsplaat, links en rechts voor de koppelingspen, dat is begrensd tot 0,30 m gemeten vanaf de hartlijn van de koppelingspen, een deuk voorkomen van 5000 mm2

ongeacht de diepte, onverminderd onderdeel f, zoals weergegeven in figuur 39;e. in het gedeelte aan de voorzijde van de koppelingsplaat, op een afstand van meer dan 0,30 m

gemeten vanaf de hartlijn van de koppelingspen, een deuk voorkomen met een diepte van maximaal 7,5 mm, ongeacht de grootte, zoals weergegeven in figuur 39;

f. in de gedeelten gelegen aan de uiterste linker- en rechterzijde van de koppelingsplaat, met elk een afmeting van 100 mm in breedterichting en 200 mm in lengterichting, geen deuk voorkomen, zoals weergegeven in figuur 39.

2. Het eerste lid geldt niet voor de van fabriekswege aangebrachte gaten zoals ontwateringsgaten.

Figuur 39 Verdeling koppelingsplaat

600 mm

REI

max

. 3,5

mm

Figuur 42 Onvlakheid koppelingsplaat niet meer dan 3000 kg koppelingsdruk

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

74

Artikel 2.11.7 - Eisen koppelingsplaat voertuig minder dan 6000 kg1. Indien een oplegger met een toegestane maximum massa van niet meer dan 6000 kg kg en/of met

een maximum last onder de koppeling van niet meer dan 3000 kg is voorzien van een 2 inch koppelingspen mag binnen een cirkel met een straal van 0,30 m gemeten vanuit het hart van de koppelingspen:a. de onvlakheid van de koppelingsplaat niet meer dan 3,5 mm bedragen, zoals weergegeven in de

figuren 40, 41 en 42;

600 mm

REI

a b

a - b = max. 3,5 mm

Figuur 41 Onvlakheid koppelingsplaat niet meer dan 3000 kg koppelingsdruk

600 mm

max. 3,5 mm

REI

Figuur 40 Onvlakheid koppelingsplaat niet meer dan 3000 kg koppelingsdruk

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

75

b. de diepte van groeven in de koppelingsplaat langer dan 100 mm niet meer dan 2,5 mm bedragen;c. in elk kwadrant van de koppelingsplaat een deuk voorkomen van 5000 mm2 ongeacht de diepte,

onverminderd onderdeel d, zoals weergegeven in figuur 43;d. in de gedeelten gelegen aan de uiterste linker- en rechterzijde van de koppelingsplaat, met elk een

afmeting van 100 mm in breedterichting en 200 mm in lengterichting, geen deuk voorkomen,zoals weergegeven in figuur 43.

2. Het eerste lid geldt niet voor de van fabriekswege aangebrachte gaten zoals ontwateringsgaten.

Artikel 2.11.8 - Wijze van keurenDe in deze titel gestelde eisen worden getoetst:a. door middel van visuele controle, enb. door in geval van twijfel te meten met een meetmiddel van voldoende bereik.

Figuur 43 Verdeling koppelingsplaat

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

76

BIJLAGE 1

Bijlage behorende bij artikel 2.2.3 tot en met 2.2.5.

Motorrijtuigen welke geen volledig dragend chassis hebben

Roestschadegradatie bij maximum functieverlies per onderdeel, per bevestiging van een onderdeel ofper sectie van de bodemplaat.

Roestschade- Beoordelings-gradatie principe

volgens paragraaf 2,artikel:

ALGEMENE BOUWWIJZE

Langs en dwarsliggersDwarsliggers- dwarsbalk achter achterwielophanging bij motor achterin 6E 2.2.5- dwarsbalk vóór voorwielophanging 6E- hoofddwarsbalk 6E 2.2.5- hulpdwarsbalk 4E 2.2.5- balkje ter versteviging van een plaatdeel en niet bevestigd aan

een andere balk of ander plaatdeel 1E 2.2.5

Langsliggers- dorpel: de dorpellengte is de onderzijde van een deur 6E 2.2.5

respectievelijk twee deuren indien geen tussenstijl aanwezig is. Indien een tussenstijl aanwezig is en de twee deuren sluiten niet geheel aan, moet voor de lengtebepaling het gedeelte tussen de deuren in twee helften worden verdeeld. Iedere helft wordt bij de lengte van de ene respectievelijk de andere dorpel opgeteld.

- eindlangsbalkeindlangsbalk: de lengte van de eindlangsbalk wordt gemeten vanaf de achterzijde van de balk tot het begin van het horizontale deel van de bodemplaat. 8E 2.2.5bevestiging aan bodemplaat of laadvloer 8E 2.2.10

- frontlangsbalkfrontlangsbalk: de lengte van de frontlangsbalk wordt gemeten vanaf de voorzijde van de balk tot het begin van het horizontale deel van de bodemplaat. 8E 2.2.5bevestiging aan bodemplaat of schutbord 8E 2.2.10

- hoofdlangsbalk 6E 2.2.5- hulplangsbalk 4E 2.2.5

A

A

A

B

B

Figuur 1: lengtebepaling van deur- en raamstijlen ( a = deurstijl, b = raamstijl)

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

77

Roestschade- Beoordelings-gradatie principe

volgens paragraaf 2,artikel:

ALGEMENE BOUWWIJZE

Subframe- subframe voor of achter 6E 2.2.5- bevestiging subframe per punt aan carrosserie of balk 6E 2.2.10

Begin- en eindstukken van een balk die buiten de vastgestelde lengte vallen met een maximum van 150 mm 1E 2.2.5

Deurstijl: de lengte is zoals weergegeven in figuur 1 (blz 74). 6E 2.2.5Raamstijl: de lengte is zoals weergegeven in figuur 1(blz. 74). 6E 2.2.5

PlaatdelenBodemplaatsectie 8E 2.2.6/2.2.7Deurplaat 1E 2.2.9Kofferbodem 4E 2.2.9Kofferbodem belast door bevestiging brandstoftank of koppelinrichting (trekhaak) 8E 2.2.9Kofferdeksel 1E 2.2.9Motorkap 1E 2.2.9Plaatdeel waaraan verlichtingsarmatuur is bevestigd 4E 2.2.9Schutbord 4E 2.2.9Schoorplaat (verstevigingsplaat) tussen schutbord of deurstijl en bovenzijde wielkast 6E 2.2.9Voorste of achterste buitenscherm 4E 2.2.9

SchroefveerkokerBevestiging schroefveerkoker 8E 2.2.10

WielkastWielkast 8E 2.2.8Wielkast ter plaatse van voorwiel (gedeeltelijk) belast door schokdemper of schroefveer

bevestiging aan bovenzijde 6E 2.2.8bevestiging aan schutbord 6E 2.2.8bevestiging aan onderzijde 6E 2.2.8

Wielkast ter plaatse van achterwiel (gedeeltelijk) belast door schokdemper of schroefveer

bevestiging aan buitenscherm 4E 2.2.8bevestiging van de helften van de wielkast 6E 2.2.8bevestiging aan bodemplaat of kofferbodem 6E 2.2.8

Wielkast ter plaatse van achterwiel zonder bevestiging van de schokdemper of schroefveer

bevestiging van de helften van de wielkast 4E 2.2.8

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

78

Roestschade- Beoordelings-gradatie principe

volgens paragraaf 2,artikel:

MOTOR

Totale motorbevestiging 8E 2.2.10Totale brandstoftankbevestiging aan carrosserie of chassis 8E 2.2.10

KRACHTOVERBRENGING

Bevestiging per punt van de aandrijving 8E 2.2.10

ASSEN

Bevestiging van de reactie-arm of panhardstang 8E 2.2.10Bevestiging van het bovenste of onderste wielgeleidingselement 8E 2.2.10

OPHANGING

Bevestiging van de schokdemper 6E 2.2.10Bevestiging van de veer 8E 2.2.10Bevestiging van de veerhand of veerschommel 8E 2.2.10

STUURINRICHTING

Bevestiging van de hulppitmanarm 8E 2.2.10Bevestiging van het stuurhuis per bout 8E 2.2.10Bevestiging van de overige onderdelen 8E 2.2.10

REMINRICHTING

Bevestiging van de hoofdremcilinder 8E 2.2.10Bevestiging van het rempedaal 8E 2.2.10

CARROSSERIE

Bevestiging per punt van de autogordel 8E 2.2.10Deursloten en –scharnieren

bevestiging van de scharnieren dan wel geleiding schuifdeur per deur 6E 2.2.10bevestiging van de sloten per deur 6E 2.2.10

Indien de autogordel aan de deur is gemonteerd:bevestiging van de scharnieren dan wel geleiding schuifdeur per deur 8E 2.2.10bevestiging van de sloten per deur 8E 2.2.10

Motorkap of kofferdeksel aan voorzijde voertuigtotale bevestiging van de scharnieren 6E 2.2.10totale bevestiging van de sloten 6E 2.2.10

Zitplaatsenbevestiging per punt van de zitplaats 6E 2.2.10

Indien de autogordel aan de zitplaats is bevestigd:bevestiging per punt van de zitplaats 8E 2.2.10

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

79

Roestschade- Beoordelings-gradatie principe

volgens paragraaf 2,artikel:

VERLICHTING

Bevestiging van het verlichtingsarmatuur 4E 2.2.10

VERBINDING TUSSEN MOTORVOERTUIG EN AANHANGWAGEN

Bevestiging per punt van de koppelinrichting voor een aanhangwagen 8E 2.2.10

BIJLAGE 2

Bijlage behorende bij artikel 2.2.13. eerste lid

Motorrijtuigen met een volledig dragend chassis, ongeacht de massa, alsmede aanhangwagensmet een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

Te beoordelen langs- en dwarsliggers

Alle dwarsliggers

Alle langsliggers

Alle profielen die deel uitmaken van een ondersteuning van de draaikrans of opleggerkoppeling dan wel koppelingsplaat

Maximum toegestanedikte-afname van het

materiaal ten opzichte vande oorspronkelijke dikte

30%

20%

20%

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

80

BIJLAGE 3

Bijlage behorende bij artikel 2.2.15 t/m 2.2.17

Onderdelen van motorrijtuigen met een volledig dragend chassis, ongeacht de massa, alsmedeaanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

Roestschadegradatie bij maximum functieverlies per onderdeel of per bevestiging van een onderdeel.

Roestschade- Beoordelings-gradatie principe

volgens paragraaf 2.2,artikel:

ALGEMENE BOUWWIJZE

Totale bevestiging van de personenruimte en niet-kantelbare cabine aan het chassis 8E 2.2.19Kantelcabine

totale bevestiging van de vergrendeling 6E 2.2.19totale bevestiging van de scharnieren 6E 2.2.19

Deurstijl 4E 2.2.17Dorpel: de dorpellengte is de lengte tussen de deurstijlen per deuropening 4E 2.2.17Hoofdlangsbalk 6E 2.2.17Hoofddwarsbalk 6E 2.2.17Hulplangsbalk 4E 2.2.17Hulpdwarsbalk 4E 2.2.17Balkje zonder dragende functie, ter versteviging van een plaatdeel 1E 2.2.17

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

81

Roestschade- Beoordelings-gradatie principe

volgens paragraaf 2.2,artikel:

ALGEMENE BOUWWIJZE

PlaatdelenBodemplaat ter plaatse van 'voetsteun' 4E 2.2.18Deurplaat 1E 2.2.18Kofferbodem 4E 2.2.18Kofferbodem belast door bevestiging brandstoftank of koppelinrichting 8E 2.2.18Kofferdeksel 1E 2.2.18Motorkap 1E 2.2.18Plaatdeel waaraan verlichtingsarmatuur is bevestigd 4E 2.2.18Schutbord 2E 2.2.18Voorste of achterste buitenscherm 2E 2.2.18Wielkast 2E 2.2.18

Raamstijl 4E 2.2.17

MOTOR

Totale motorbevestiging 8E 2.2.19Totale brandstoftankbevestiging aan carrosserie of chassis 8E 2.2.19

KRACHTOVERBRENGING

Bevestiging per punt van de aandrijving 8E 2.2.19

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

82

Roestschade- Beoordelings-gradatie principe

volgens paragraaf 2.2,artikel:

ASSEN

Bevestiging van de reactie-arm of panhardstang 8E 2.2.19Bevestiging van het bovenste of onderste wielgeleidingselement 8E 2.2.19

OPHANGING

Bevestiging van de schokdemper 6E 2.2.19Bevestiging van de veer 8E 2.2.19Bevestiging van de veerhand of veerschommel 8E 2.2.19

STUURINRICHTING

Bevestiging van de hulppitmanarm 8E 2.2.19Bevestiging van het stuurhuis per bout 8E 2.2.19Bevestiging van de overige onderdelen 8E 2.2.19

REMINRICHTING

Bevestiging van de hoofdremcilinder 8E 2.2.19Bevestiging van het rempedaal 8E 2.2.19

CARROSSERIE

Bevestiging per punt van de autogordel 8E 2.2.19Deursloten en –scharnieren

bevestiging van de scharnieren dan wel geleiding schuifdeur per deur 6E 2.2.19bevestiging van de sloten per deur 6E 2.2.19

Indien de autogordel aan de deur is gemonteerd:bevestiging van de scharnieren dan wel geleiding schuifdeur per deur 8E 2.2.19bevestiging van de sloten per deur 8E 2.2.19

Motorkap of kofferdeksel aan voorzijde voertuigtotale bevestiging van de scharnieren 6E 2.2.19totale bevestiging van de sloten 6E 2.2.19

Zitplaatsenbevestiging per punt van de zitplaats 6E 2.2.19

Indien de autogordel aan de zitplaats is bevestigd:bevestiging per punt van de zitplaats 8E 2.2.19

VERLICHTING

Bevestiging van het verlichtingsarmatuur 4E 2.2.19

VERBINDING TUSSEN MOTORVOERTUIG EN AANHANGWAGEN

Bevestiging per punt van de koppelinrichting voor een aanhangwagen 8E 2.2.19

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

83

Voorbeelden toepassing roestnorm

Lengtebepaling van de frontlangs- en eindlangsbalken

Lengtebepaling van de balken van een subframe

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

84

Verankeringen

Denkbeeldige lijn 100 mm rondom een Denkbeeldige lijn 100 mm rondom eenveerverankering. veerpootverankering.

Voorbeeld afname bevestigingssterkte van eenkoppeling.Materiaal rondom één bout weggeroest:omvang roestschade 50%

Voorbeeld afname bevestigingssterkte dubbelplaatwerk.Bovenste plaat is ± 80% geroest, onderste plaat nog intact: omvang roestschade: 40%

A AXX X X X X

A – A

XXX XXX

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

85

Balken

1010

103

3

10

Voorbeeld berekening omvang roestschade.Totale lengte van de dwarsdoorsnede: 34 cm.

Beschadigde deel: 10 cm.Berekening: 10 / 34 x 100% = 30%.

Voorbeeld berekening omvang roestschade.Totale lengte van de dwarsdoorsnede: 48 cm.

Beschadigde deel: 10 cm.Berekening: 10 / 48 x 100% = 20%.

Voorbeeld berekening omvang roestschade.Totale lengte van de dwarsdoorsnede: 40 cm.

Beschadigde deel: 10 cm.Berekening: 10 / 40 x 100% = 25%.

Voorbeeld bevestigingsflenzen.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

86

Rekenvoorbeelden

Voorbeeld 1

Schematische voorstelling van het voorste deel van een carrosserie welke op 5 plaatsen doorgeroest is:

1. verankering schroefveerkoker (rechts) : ± 75%2. bevestiging rechter wielkast aan "chassispoot" : ± 30% van de bevestigingslengte3. onderste veerschotel links voor een gat van : ± 0,5 cm2

4. hulplangsbalk boven wielkast (links) : ± 50% van de lengte5. voorste deel van de linker wielkast : ± 15%

Voorbeeld van roestschades in een motorruimte.

ad 1: (wielophanging)Verankering schroefveerkoker: roestschadegradatie 8E.Omvang van de schade 75% in het gebied rondom de verankering:75% van 8E = 6E ‹ afkeur.

ad 2: (wielkast belast)Verankering wielkast aan onderzijde: roestschadegradatie 6E.Omvang van de schade 30% van de randlengte (bevestiging onder):30% van 6E = 1,8E ‹ goedkeur.

ad 3: (veerbevestiging)Veerschotel: doorroesten niet toegestaan ‹ afkeur.

ad 4: (balken)Hulplangsbalk: roestschadegradatie 4E. Omvang van de schade 50% van de lengte van de balk:50% van 4E = 2E ‹ goedkeur.

ad 5: (carrosserie)Wielkast (niet volledig dragend chassis): roestschadegradatie 8E.Omvang van de schade 15% van de gehele oppervlakte:15% van 8E = 1,2E ‹ goedkeur.

1

2

34

5

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

87

Voorbeeld 2

Schematische bovenaanzicht van een bodemplaat van een personenauto die geen volledig dragendchassis heeft.

Bodemplaat: roestschadegradatie 8E.

Sectielijn indeling:

1. lengte hartlijn.2. het begin van de vlakke bodemplaat.3. voorzijde voorzitting in achterste gebruiksstand.4. voorzijde opvolgende zitting (achterbank).5. einde bodemplaat onder personenruimte.

Voorbeeld roestschades in een bodemplaat.

RIJRICHTING

1

32

4

5

A

CB

DE

F

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

88

De omvang van de roestschade wordt per sectie beoordeeld.

Sectie A: omvang roestschade 15% van de gehele oppervlakte van de sectie:15% van 8E = 1,2E ‹ goedkeur.

Sectie B: omvang roestschade 20% van de totale randlengte van de sectie:20% van 8E = 1,6E ‹ zie extra beoordeling.

Sectie D: omvang roestschade 10% + 10% van de totale randlengte van de sectie:20% van 8E = 1,6E ‹ zie extra beoordeling.

Extra beoordeling:

de roestschade in sectie B en D is echter een schade welke AANSLUITEND doorloopt in deze secties. Sectie D is het grootst. De doorlopende roestschade in sectie B en D plus de resterende roestschade in sectie D moeten worden gezien als een grote roestschade in sectie D.Omvang roestschade 35% van de totale randlengte van sectie D:35% van 8E = 2,8E ‹ afkeur.

Sectie C: omvang roestschade 30% van de gehele oppervlakte van de sectie:30% van 8E = 2,4E ‹ afkeur.

Sectie E: geen roestschade.

Sectie F: omvang roestschade 35% van de totale randlengte:35% van 8E = 2,8E ‹ afkeur.

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

89

Voorbeeld 3

Voorste deurstijl niet volledig dragend chassis.

Deurstijl: roestschadegradatie 6E.

In lengterichting doorgeroest : 40 cm.In dwarsdoorsnede : 10%.

Omvang roestschade:

In lengterichting : 40 / 100 x 100% = 40%.In dwarsrichting : 10%.

Hoogste percentage maatgevend: 40%

40% van 6E = 2,4E ‹ afkeur.

Voorbeeld roestschade in de voorste deurstijl.

Fabrieksnaad

100

40

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

90

Voorbeeld 4

Middelste deurstijl bij een niet volledig dragend chassis.

Deurstijl: roestschadegradatie 6E.

In lengterichting doorgeroest : 12 cm.In dwarsdoorsnede : 50%.

Omvang roestschade:

In lengterichting : 12 / 120 x 100% = 10%.In dwarsrichting : 50%.

Hoogste percentage maatgevend: 50%.

50% van 6E = 3E ‹ afkeur.

Voorbeeld roestschade in de middelste deurstijl.

120

12

APK Regeling Permanente Eisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

91

BIJLAGE 4

Behorende bij artikel 2.6.1. (Loadindices)

LI Max. last (kg) LI Max. last (kg) LI Max. last (kg) LI Max. last (kg)

01234567891011121314151617181920212223242526272829303132333435363738394041424344454647484950

4546,247,548,75051,55354,556586061,56365676971737577,58082,58587,59092,59597,5

100103106109112115118121125128132136140145150155160165170175180185190

51525354555657585960616263646566676869707172737475767778798081828384858687888990919293949596979899100

195200206212218224230236240250257265272280290300307315325335345355365375387400412425437450462475487500515530545560580600615630650670690710730750775800

101102103104105106107108109110111112113114115116117118119120121122123124125126127128129130131132133134135136137138139140141142143144145146147148149150

151152153154155156157158159160161162163164165166167168169170171172173174175176177178179180181182183184185186187188189190191192193194195196197198199200

825850875900925950975

1000103010601090112011501180121512501285132013601400145015001550160016501700175018001850190019502000206021202180224023002360243025002575265027252800290030003075315032503350

3450355036503750387540004125425043754500462547504875500051505300545056005800600061506300650067006900710073007500775080008250850087509000925095009750

10000103001060010900112001150011800121501250012850132001360014000

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

92

BIJLAGE 5

Behorende bij artikel 2.6.1

Variatie in aslast

APK Regeling Permanente Eisen

(1) De load indices hebben betrekking op enkel-gemonteerde banden.(2) De aslast in dubbele montage bedraagt twee maal de aslast in enkele montage.

Snelheid(km/uur)

Alle load indices

Snelheidssymbool Snelheidssymbool Snelheidssymbool

Load indices (1)

≥ 122Load indices (1)

≤ 121

Variatie in aslast (%)

F G J K L M L M N P

0 (2)5 (2)

10 (2)15 (2)20 (2)25 (2)30 (2)35 (2)40 (2)4550556065707580859095

100105110115120125130135140145150155160

+150+110+180+165+150+135+125+119+115+113+112+111+110+117,5+115,0+112,5+110-10 3-10 6-1 10-1 15

+150+110+180+165+150+135+125+119+115+113+112+111+110+118,5+117,0+115,5+114,0+112,0+110-01 2,5-01 5-01 8-1 13

+150+110+180+165+150+135+125+119+115+113+112+111+110+118,5+117,0+115,5+114,0+113,0+112,0+111,0+110-01 2-01 4-01 7-1 12

+150+110+180+165+150+135+125+119+115+113+112+111+110+118,5+117,0+115,5+114,0+113,0+112,0+111,0+110+110+110- 113- 117

+150+110+180+165+150+135+125+119+115+113+112+111+110+118,5+117,0+115,5+114,0+113,0+112,0+111,0+110+110+110+110+110

+150+110+180+165+150+135+125+119+115+113+112+111+110+118,5+117,0+115,5+114,0+113,0+112,0+111,0+110+110+110+110+110+110+110

+110+190+175+160+150+142+135+129+125+122+120+117,5+115,0+113,5+112,5+111,0+110,0+118,5+117,5+116,5+115,0+113,75+112,5+111,25+110-11 2,5-11 5-11 7,5-11 10

+110+190+175+160+150+142+135+129+125+122+120+117,5+115,0+113,5+112,5+111,0+110,0+118,5+117,5+116,5+115,0+113,75+112,5+111,25+110+110+110-11 2,5-11 5-11 7,5-1 10

+110+190+175+160+150+142+135+129+125+122+120+117,5+115,0+113,5+112,5+111,0+110,0+118,5+117,5+116,5+115,0+113,75+112,5+111,25+110+110+110+110+110-11 2,5-11 5-11 7,5-1 10

+110+190+175+160+150+142+135+129+125+122+120+117,5+115,0+113,5+112,5+111,0+110,0+118,5+117,5+116,5+115,0+113,75+112,5+111,25+110+110+110+110+110+110+110-11 2,5-11 5

Rem

bere

keni

ngsf

orm

ulie

r R

DW

/IB

KI A

PK I

ver

sie

01 /0

9200

3BIJLAGE 6

APK Regeling Permanente Eisen Taxi’s

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

1

Regeling van 10 december 1997 gepubliceerd in Staatscourant 1997, 243,zoals laatst gewijzigd in Staatscourant nr. 98 van 24 mei 2004.

De Minister van Verkeer en Waterstaat

Gelet op artikel 159 van het Besluit personenvervoer;

Besluit:

Artikel 1 - definitieIn deze regeling wordt verstaan onder ‘taxi’ een auto waarmee het in artikel 1, onder j, van de Wet personenvervoer 2000, bedoelde taxivervoer wordt verricht

Artikel 2 - bijlage kentekenbewijs1. Als regels voor de afgifte van een keuringsbewijs van motorrijtuigen, waarvan het kentekenbewijs

deel I A dan wel kentekenbewijs deel I onder bijzonderheden vermeldt: ’taxi, zie bijlage’, wordenvastgesteld de regels welke zijn opgenomen in de artikelen 3 tot en met 8.

2. De bijlage welke deel uitmaakt van het kentekenbewijs deel I A dan wel kentekenbewijs deel Imoet overeenkomstig het bepaalde in de bijlage behorend bij deze regeling zijn uitgevoerd.ToelichtingDeze bijlage maakt deel uit van het kentekenbewijs en mag niet zijn geplastificeerd.

Artikel 3 - stoelen of banken1. In het geval op de bijlage rails of andere bevestigingspunten voor de bevestiging van rolstoelen

zijn aangegeven, mag het aantal stoelen of banken in de taxi minder zijn dan op de bijlage isaangegeven en behoeft de positionering van de stoelen of banken niet overeenkomstig de bijlagete zijn.

2. Indien op de rails stoelen of banken zijn bevestigd, moet de positionering ervan zodanig zijn datvoldoende doorgang naar een deur is gewaarborgd.

Artikel 4 - bediening deurenDe deuren moeten van binnen en van buiten kunnen worden geopend en gesloten.ToelichtingDit geldt niet voor deuren die blijkens de inrichting van de auto onbruikbaar zijn gemaakt of voorzover is vermeld op de bijlage.

Artikel 5 - noodvoorzieningen1. Indien op de bijlage een nooduitgang in het dak danwel een hamertje is aangegeven moet:

a. een nooduitgang in het dak aanwezig zijn, ofb. een noodhamertje op een zichtbare plaats zijn aangebracht.

2. De in het eerste lid genoemde nooduitgang in het dak moet van binnen en van buiten kunnenworden geopend:a. het in het eerste lid genoemde noodhamertje moet zijn voorzien van een signalering dat de

chauffeur van de taxi waarschuwt in geval van verwijdering van het noodhamertje.b. indien aan het noodhamertje een kabel is verbonden, moet deze een zodanig lengte hebben

dat met het noodhamertje het midden van de ruit in welke directe omgeving het hamertje isbevestigd, kan worden bereikt.

3. Met een op de bijlage bij een schuifdeur aangegeven tweede deurklink, moet de betreffendeschuifdeur kunnen worden geopend.

Artikel 6 - middelen voor plaatsen van rolstoelen1. Indien de taxi is bestemd voor het vervoer van personen in rolstoelen, moeten een lift, oprijplaten

dan wel andere middelen aanwezig zijn om de rolstoelen in de taxi te kunnen plaatsen.2. De in het eerste lid genoemde middelen moeten deugdelijk aan de taxi kunnen worden bevestigd en

de lift moet functioneren.

APK Regeling Permanente Eisen Taxi’s

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

2

Artikel 7 - aanwezigheid voorzieningen t.b.v. rolstoelen1. Op de plaats waar rolstoelen kunnen worden bevestigd moeten, met uitzondering van de plaatsen

waar eventuele stoelen of banken zijn bevestigd, de bevestigingsmiddelen voor deze rolstoelen ende daarbij behorende autogordels aanwezig zijn.

2. De rails en de vastzetinrichtingen alsmede de onderdelen ervan voor de bevestiging van rolstoelen,mogen niet zijn vervormd of beschadigd.

3. Vastzetinrichtingen moeten op de daarvoor aanwezige bevestigingspunten passend kunnen wordenbevestigd.

4. Vergrendelinrichtingen van vastzetinrichtingen moeten met de hand te bedienen zijn en moetenfunctioneren.

5. Bevestigingsmiddelen niet zijnde vastzetinrichtingen en autogordels moeten zijn voorzien van eengoedwerkende sluiting en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de sterkte ervan in gevaar wordtgebracht.

Artikel 8 - doorgang naar uitgangAanwezige interieurdelen mogen de doorgang naar een uitgang niet belemmeren.

Artikel 9 - wijze van keuren1. De in deze regeling gestelde eisen worden beoordeeld door middel van visuele controle.2. Bij controle van artikel 4 moeten de deuren aan de binnen- en buitenzijde worden geopend en

gesloten.3. Bij controle van artikel 5, tweede lid, moet de nooduitgang aan de binnen- en buitenzijde worden

geopend en gesloten.4. Bij controle van artikel 5, tweede lid, onderdeel a, moet het noodhamertje uit de inklemming

worden verwijderd en weer aangebracht.5. Bij controle van artikel 5, tweede lid, onderdeel b, moet het noodhamertje uit de inklemming

worden verwijderd en moet worden gecontroleerd of het midden van de ruit kan worden bereikt waarna het noodhamertje weer moet worden aangebracht.

6. Bij controle van artikel 5, derde lid, moet de schuifdeur aan de binnenzijde worden geopend engesloten.

7. Bij controle van artikel 6, tweede lid, moet de lift in werking worden gesteld.8. Bij controle van artikel 7, derde lid, moet de vastzetinrichting op het betreffende bevestigingspunt

worden aangebracht.9. Bij controle van artikel 7, vierde lid, moet de vergrendelinrichting worden bediend.10. Bij controle van artikel 7, vijfde lid, moet worden beproefd of de sluiting van de autogordels

functioneert.

Artikel 10 - datum in werking tredingDeze regeling treedt in werking met ingang van 19 december 1997.

Artikel 11 - citeertitelDeze regeling wordt aangehaald als: Regeling permanente eisen taxi’s.Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

RDW

APK Regeling Permanente Eisen Taxi’s

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

3

MODEL BIJLAGE BIJ HET KENTEKENBEWIJS TEN BEHOEVE VAN TAXI’S

Mogelijke teksten bij A

De personenauto is bij gebruik als auto vooropenbaar- en taxivervoer ingericht voor het vervoervan ten hoogste 1 persoon op een zitplaats.

De personenauto is bij gebruik als auto vooropenbaar- en taxivervoer ingericht voor het vervoervan ten hoogste 1 persoon op een zitplaats en... personen in rolstoelen.

De personenauto is bij gebruik als auto vooropenbaar- en taxivervoer ingericht voor het vervoervan ten hoogste ... personen op zitplaatsen en1 persoon in een rolstoel.

De personenauto is bij gebruik als auto vooropenbaar- en taxivervoer ingericht voor het vervoervan ten hoogst ... personen op zitplaatsen en... personen in rolstoelen.

Het verwijderen dan wel opklappen van zitbankenis toegestaan voor het vervoer van ten hoogste1 persoon in een rolstoel.

Het verwijderen dan wel opklappen van zitbankenis toegestaan voor het vervoer van ten hoogste1 persoon op een zitplaats en 1 persoon in eenrolstoel.

Het verwijderen dan wel opklappen van zitbankenis toegestaan voor het vervoer van ten hoogste1 persoon op een zitplaats en ... personen inrolstoelen.

Het verwijderen dan wel opklappen van zitbankenis toegestaan voor het vervoer van ten hoogste... personen op zitplaatsen en 1 persoon in eenrolstoel.

Het verwijderen dan wel opklappen van zitbankenis toegestaan voor het vervoer van ten hoogste... personen op zitplaatsen en ... personen inrolstoelen.

Voorbeeld droogstempelDeze wordt met behulp van een stempel

in reliëf in het papier aangebracht. Het nummer in het droogstempel kan variëren.

Mogelijke symbolen bij B

1 PERSOONS STOEL NOODUITGANG IN HET DAK

ROLSTOEL RAIL

SCHUIFDEUR

SCHUIFDEUR MET EXTRA DEURBEDIENING

NOODHAMER MET SIGNALERING

GORDELBEVESTIGING ROLSTOELPASSAGIER

BEVESTIGINGSPUNT ROLSTOELROLSTOEL

2 PERSOONS BANK

3 PERSOONS BANK

1 PERSOONS DRAAGSTOEL

1 PERSOONS KLAPSTOEL

Afgegeven op

De Directeur van de RDWDroogstempel

Spec.nr.: T130-0000

Bijlage bij kentekenbewijs: .. - .. - ..

De personenauto is bij gebruik als auto voor openbaar- en taxivervoer ingericht voor het vervoer van

Bij genoemd aantal is de bestuurder niet begrepen.

B

A

RDW Centrum voor voertuigtechniek en informatie

RDW

APK Erkenningsregeling

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

1

Inhoud blz.

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen 2

Hoofdstuk 2. Erkenningseisen 4§ 1. Erkenningseisen keuringsplaatsen 4§ 1.1 Algemeen 4§ 1.2 Gebouw en uitrusting 4§ 1.3 Apparatuur keuringsruimte 5§ 1.4 Personeel 7§ 2 Erkenningseisen mobiele keuringseenheden 7§ 2.1 Algemeen 7§ 2.2 Gebouw en uitrusting 7§ 2.3 Apparatuur mobiele keuringseenheid 9§ 2.4 Personeel 10

Hoofdstuk 3. Aanvraag erkenning 11

Hoofdstuk 4. Keuringsbevoegdheidseisen 12

Hoofdstuk 5. Aanvraag bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen 13

Hoofdstuk 6. Voorschriften 14§ 1 Erkenningsvoorschriften 14§ 2 Keuringbevoegdheidsvoorschriften 16§ 3 Voorschriften keuring, steekproef en anonieme keuring 16§ 4 Voorschriften administratie en bescheiden 19

Hoofdstuk 7. Toezicht 20§ 1 Algemeen 20§ 2 Toezicht op de erkenningseisen en de erkenningsvoorschriften 20§ 3 Toezicht op de keuringsbevoegdheidseisen en de keuringsvoorschriften 21§ 4 Toezicht op de keuringseisen 22

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen 23

Bijlage 1 behorende bij artikel 35 24Model controlelijst alsmede systematiek justering koolmonoxidemeter Controlelijst CO-meter

Bijlage 2 behorende bij artikel 41, derde lid, onder b 27

Bijlage 3 behorende bij artikel 41, derde lid onder c 31

APK Erkenningsregeling

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

2

Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 11 februari 2000, gepubliceerd inStaatscourant 2000, 35, houdende vaststelling regels erkenning voor en bevoegdheid tot het uitvoerenvan de periodieke keuring van motorrijtuigen en aanhangwagens (Erkenningsregeling APK), zoalslaatst gewijzigd in Staatscourant nr. 246 van 19 december 2005.

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

Gelet op de artikelen 83, vierde lid, 84, eerste en tweede lid, 85a, 86, zesde lid, 86a, 87a en 88, tweedelid, van de Wegenverkeerswet 1994;

Besluit:

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1In deze regeling wordt verstaan onder:a. wet: Wegenverkeerswet 1994;b. minister: Minister van Verkeer en Waterstaat;c. erkenning: erkenning als bedoeld in artikel 83 van de wet;d. erkenninghouder: houder van een erkenning als bedoeld in artikel 83 van de wet;e. justering: handeling die bedoeld is om een instrument in een zodanige toestand te brengen dat het

geschikt is voor gebruik;f. keuring: periodieke keuring als bedoeld in artikel 75 van de wet; g. keuringseisen: op de desbetreffende voertuigcategorie toepasselijke permanente eisen zoals

neergelegd in, en vastgesteld op grond van hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement alsmede, voor zover van toepassing, de permanente eisen zoals neergelegd in de Regeling permanente eisen taxi’s;

h. keuringsplaats: inrichting waarin een erkenninghouder, die is gerechtigd keuringsrapporten af te geven voor motorrijtuigen en aanhangwagens, de handelingen in het kader van de periodieke keuringen mag verrichten;

i. mobiele keuringseenheid: keuringseenheid waarmee een erkenninghouder, die is gerechtigd keuringsrapporten af te geven voor motorrijtuigen en aanhangwagens, niet steeds in dezelfde inrichting, doch afwisselend in verscheidene inrichtingen handelingen in het kader van de periodieke keuringen mag verrichten;

j. onderzoeksgerechtigde: onderneming of instelling die op grond van hoofdstuk 2, paragraaf 2, van de Voorschriften meetmiddelen 1997 door een keuringsinstelling is erkend tot het afgeven van certificaten van herkeuring ten aanzien van nader bepaalde categorieën van in gebruik zijnde meetmiddelen;

k. steekproef: steekproefsgewijze herkeuring als bedoeld in artikel 86 van de wet;l. keuringsinstelling: ingevolge artikel 84, eerste lid, van de wet door de minister aangewezen

instelling;m. boekwerk “APK milieukeuringseisen”: editie van het door de minister vastgestelde boekwerk

“APK milieukeuringseisen”, die geldig is op het moment van de keuring;n. boekwerk “Regelgeving APK”: editie van het boekwerk “Regelgeving Algemene Periodieke

Keuring” of cd-rom “Regelgeving Algemene Periodieke Keuring”, die door de Dienst Wegverkeer is vastgesteld en geldig is op het moment van de keuring;

o. keuringsruimte: één of meer besloten ruimten gelegen in één gebouw, dan wel in verscheidene belendende of nagenoeg belendende gebouwen, bedoeld om deel uit te maken van een keuringsplaats;

p. inrichting: perceel of enkele kadastraal aangrenzende percelen waarop één of meer gebouwen zijn geplaatst;

q. roetmeting: meting als bedoeld in artikel 5.2.11, elfde lid, en artikel 5.3.11, tiende lid, van het Voertuigreglement;

r. viergasmeting: meting als bedoeld in artikel 5.2.11, negende lid, en artikel 5.3.11, achtste lid, van het Voertuigreglement;

APK Erkenningsregeling

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

3

s. keurmeester: degene aan wie de bevoegdheid is verleend voertuigen aan een keuring te onderwerpenals bedoeld in artikel 85a van de wet;

t. bevoegdheidspas: pas als bedoeld in artikel 85a van de wet;u. anonieme keuring: keuring als bedoeld in artikel 86a van de wet;v. afkeurpunt: in het kader van een keuring geconstateerd gebrek; w. adviespunt: in het kader van een keuring geconstateerd binnenkort te verwachten gebrek; x. reparatiepunt: in het kader van een keuring gerepareerd gebrek;

APK Erkenningsregeling

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

4

HOOFDSTUK 2 ERKENNINGSEISEN

§ 1 Erkenningseisen keuringsplaatsen

§ 1.1 Algemeen

Artikel 2 - verlenen erkenning1. Een erkenning kan worden verleend aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon voor één of

meer in Nederland gevestigde keuringsplaatsen, indien deze elk voldoen aan de in de artikelen 3 tot en met 10 gestelde eisen.

2. Indien de aanvrager van een erkenning exploitant is van een keurings- of onderhoudsdienst voor het eigen wagenpark, kan de erkenning op verzoek van de aanvrager worden beperkt tot dat eigen wagenpark.

3. Indien de erkenning wordt verleend voor het eigen wagenpark en een andere rechtspersoon of andere rechtspersonen in een zodanig verband tot de erkenninghouder staan dat er sprake is van één economische eenheid, kunnen alle voertuigen van de desbetreffende economische eenheid worden beschouwd als voertuigen van het eigen wagenpark.

4. Gezamenlijk gebruik van een keuringsplaats door meerdere erkenninghouders is niet toegestaan.

§ 1.2 Gebouw en uitrusting

Artikel 3 - eisen keuringsruimte1. De keuringsruimte is overdekt, behoorlijk af te sluiten, goed verlicht en voorzien van verwarming. 2. De keuringsruimte heeft zodanige afmetingen en is zodanig ingericht dat de voertuigen die

behoren tot de groep waarvoor de erkenning voor de betrokken keuringsplaats wordt aangevraagd, in deze ruimte zodanig kunnen worden opgesteld dat zij van alle zijden goed toegankelijk zijn.

3. In de keuringsruimte:a. bestemd voor het keuren van motorrijtuigen met een verbrandingsmotor met een elektrische

ontsteking, is een voorziening aanwezig waarmee uitlaatgassen direct door een daartoe bestemde opening naar buiten kunnen worden gevoerd;

b. bestemd voor het keuren van motorrijtuigen met een verbrandingsmotor met compressie-ontsteking, is een voorziening aanwezig die bestaat uit:1º. een afzuigventilator met voldoende capaciteit voor de te keuren voertuigen,2º. een afvoersysteem dat voorkomt dat uitlaatgassen in de werkplaats terecht kunnen komen,3º. een systeem dat ervoor zorgt dat de uitlaatgassen die door de roetmeter gaan eveneens

worden afgevoerd, en4º. afvoerkanalen die bovenstaande onderdelen met elkaar verbinden waardoor de uitlaatgassen

direct naar buiten worden afgevoerd.4. In de keuringsruimte kan de administratie van de keuringen behoorlijk worden uitgevoerd.

Tevens is er een afsluitbare kast of bureaulade dan wel een gelijkwaardige voorziening aanwezig, waarin de in artikel 48 bedoelde bescheiden en documentatie kunnen worden opgeborgen.

5. De keuringsruimte is aangesloten op een openbaar telefoonnet.6. In de keuringsruimte is een voorziening aanwezig, geschikt voor het gebruik van datacommuni-

catie. Deze voorziening bestaat uit een computer of terminal met een modem, geschikt voor de toegangsstructuur van door de Dienst Wegverkeer geaccepteerde netwerken.

Artikel 4 - eisen inspectieput/hefinrichting1. In de keuringsruimte is een doelmatige inspectieput of hefinrichting aanwezig die geschikt is voor

de groep voertuigen waarvoor de erkenning voor de betrokken keuringsplaats wordt aangevraagd en die is voorzien van een doelmatige verlichting. Wanneer niet duidelijk blijkt wat het draagver-mogen van een hefinrichting is, wordt hiervoor door de fabrikant of een onafhankelijk instituut een verklaring overgelegd. Het draagvermogen wordt zichtbaar op de hefinrichting aangebracht.

APK Erkenningsregeling

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

5

Artikel 4 - eisen inspectieput/hefinrichting2. De in het eerste lid bedoelde inspectieput of hefinrichting is zodanig uitgevoerd dat de keurmeester

in staat is de onderkant van een voertuig nagenoeg over de hele lengte rechtopstaand te inspecteren, hetgeen betekent dat wanneer de erkenning wordt aangevraagd voor:a. voertuigen waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg, de hef-

inrichting een hefhoogte heeft van ten minste 1,35 m;b. voertuigen waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg, de

inspectieput een diepte heeft van ten minste 1,35 m.c. voertuigen waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg, de hef-

inrichting een hefhoogte heeft van ten minste 1,65 m;d. voertuigen waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg, de

inspectieput een diepte heeft van ten minste 1,55 m.3. De in het eerste lid bedoelde hefinrichting kan ten minste vier wielen van het voertuig onder-

steunen. Een met steunpoten gecombineerde hefinrichting voldoet niet aan deze eis.4. In geval van een aanvraag voor een erkenning voor de keuring van motorrijtuigen is ten behoeve

van de controle van de afstelling van de koplampen met behulp van een koplamptestapparaat eenvoorziening aanwezig die bestaat uit:a. een vlakke vloer van voldoende afmetingen of een hefinrichting als bedoeld in de voorgaande

leden, waarop gelijktijdig zowel het te keuren voertuig als het koplamptestapparaat kan worden geplaatst, of

b. een vlakke vloer of rails, gelegen voor de hefinrichting als bedoeld in de voorgaande leden,waarop het koplamptestapparaat kan worden geplaatst, waarbij deze vloer of rails in een vlakmoet zijn gelegen gelijk of evenwijdig aan de rijplaten van de hefinrichting.

§ 1.3 Apparatuur keuringsruimte

Artikel 5 - aanwezigheid apparatuur algemeenIn de keuringsruimte is de volgende apparatuur aanwezig:a. een doelmatige krik die voldoende draagvermogen heeft om van de voertuigen van de groep

waarvoor de erkenning voor de betrokken keuringsplaats wordt aangevraagd, de wielen van devoorste as gelijktijdig en de wielen van de achterste as afzonderlijk op zodanige wijze te kunnen heffen dat deze vrij kunnen draaien;

b. een dubbel geïsoleerde veiligheidslooplamp dan wel een zaklantaarn al dan niet voorzien van een oplaadbare accu, die enerzijds een zodanige lichtsterkte heeft dat ook moeilijk bereikbare onderdelen van een voertuig voldoende helder kunnen worden verlicht om een nauwkeurige inspectie van een voertuig mogelijk te maken, en die anderzijds zodanig is afgeschermd dat degene die de keuring uitvoert niet door het uitgestraalde licht wordt verblind;

c. een meetband met een minimale nauwkeurigheidsklasse III van ten minste 12,00 m, indien de erkenning wordt aangevraagd voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg. Indien het een erkenning betreft voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg is de meetband ten minste 20,00 m. Bij erkenningen met een beperking voor de voertuiglengte heeft de meetband tenminste dezelfde lengte als de toegestane voertuiglengte;

d. een doelmatige schuifmaat die is voorzien van een meetstift voor dieptemeting;e. basisgereedschap voor de controle op het vastzitten van nagels en bouten en andere verbindingen,

te weten een set steek- en ringsleutels, schroevendraaiers en een hamer, alsmede een bolkop-hamertje voor de controle op corrosie;

f. een doelmatige bandenspanningsmeter en een doelmatige bandenpomp;g. hulpmiddelen om speling in voertuigonderdelen zichtbaar te maken, zoals een bandijzer,

wielbewegingsapparaat of een koevoet;h. een rollenremtestbank, platenremtestbank of remvertragingsmeter die voldoet aan de in artikel 7

gestelde eisen. Indien een erkenning wordt aangevraagd voor voertuigen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg is in elk geval een rollenremtestbank aanwezig. Het draagvermogen van een rollenremtestbank of platenremtestbank is voldoende voor de groep voertuigen waarvoor de erkenning voor de betrokken keuringsplaats wordt aangevraagd.

APK Erkenningsregeling

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

6

Artikel 6 - aanwezigheid apparatuur afhankelijk van erkenningNaast de in artikel 5 genoemde apparatuur is, afhankelijk van de groep voertuigen waarvoor de erkenning voor de betrokken keuringsplaats wordt aangevraagd, tevens de volgende apparatuur aanwezig die voldoet aan de in artikel 7 gestelde eisen:a. in geval van een aanvraag voor een erkenning voor motorrijtuigen:

1º een koplamptestapparaat,2º een pedaalkrachtmeter; deze is niet verplicht in geval van een voor 1 maart 2000 afgegeven

erkenning voor het eigen wagenpark en in geval van een voor 1 maart 2000 afgegeven erkenning die uitsluitend geldt voor het keuren van voertuigen die zijn voorzien van een druk-luchtremsysteem,

3º een universele toerenteller; en4º een hulpstuk waarmee de speling op de sluiting van 2 inch koppelingsschotels meetbaar

gemaakt kan worden;b. in geval van een aanvraag voor een erkenning voor motorrijtuigen waarvan de toegestane maximum

massa niet meer bedraagt dan 3500 kg: een doelmatige bandenprofieldieptemeter, met verende meetstift en een meetnauwkeurigheid van 0,1 mm;

c. in geval van een aanvraag voor een erkenning voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg:1º twee manometers met slangen en aansluitstukken voor drukmeetpunten alsmede aansluit-

koppen voor aanhangwagenremsystemen, waarmee de druk in drukluchtremsystemen en in gasveersystemen kan worden gemeten, en

2º een stalen rei met een lengte van ten minste 0,90 m; d. in geval van een aanvraag voor een erkenning voor motorrijtuigen met een verbrandingsmotor met

compressie-ontsteking: een roetmeter en olietemperatuurmeter;e. in geval van een aanvraag voor een erkenning voor motorrijtuigen met een toegestane maximum

massa van niet meer dan 3500 kg, die zijn voorzien van een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking: een uitlaatgastester met lambdabepaling. Een eventuele koolmonoxidemeter met bijbehorende fles kalibratiegas wordt uitsluitend gebruikt voor motorrijtuigen met een verbrandings-motor met elektrische ontsteking waarop de viergasmeting niet van toepassing is;

f. in geval van een aanvraag voor een erkenning voor motorrijtuigen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, die zijn voorzien van een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking: een uitlaatgastester met lambdabepaling.

Artikel 7 - eisen apparatuur en certificaten1. Ten aanzien van roetmeters, toerentellers, olietemperatuurmeters, manometers, pedaalkrachtmeters,

remvertragingsmeters, rollenremtestbanken, platenremtestbanken, koolmonoxidemeters en uitlaat-gastesters met lambdabepaling, beschikt de aanvrager van een erkenning over een geldig certificaatvan eerste keuring dan wel een geldig certificaat van herkeuring, als bedoeld in hoofdstuk 1, paragraaf 2, van de Voorschriften meetmiddelen 1997. Deze eis geldt niet voor toerentellers in gebruik genomen vóór 1 januari 1997 die niet worden gebruikt voor de roetmeting of uitlaatgas-meting, voor pedaalkrachtmeters in gebruik genomen vóór 1 januari 1982 en voor manometers in gebruik genomen vóór 1 januari 1984.

2. Het certificaat van eerste keuring is afgegeven door een keuringsinstelling; het certificaat van herkeuring is afgegeven door een keuringsinstelling dan wel een onderzoeksgerechtigde.

3. Ten aanzien van de in het eerste lid genoemde meetmiddelen beschikt de aanvrager van een erkenning over een handleiding in de Nederlandse taal als bedoeld in hoofdstuk 1, paragraaf 3, van de Voorschriften meetmiddelen 1997. Deze eis geldt niet voor toerentellers in gebruik genomen vóór 1 januari 1997, die niet worden gebruikt voor de roetmeting of uitlaatgasmeting, voor pedaal-krachtmeters in gebruik genomen vóór 1 juli 1998, en voor manometers in gebruik genomen vóór 1 juli 1998.

4. Een koplamptestapparaat voldoet aan de in hoofdstuk 3, paragraaf 10, van de Voorschriften meetmiddelen 1997 gestelde eisen.

5. De aanvrager van een erkenning beschikt ten aanzien van de in artikel 3, derde lid, onderdeel b,bedoelde voorziening over een geldig controlecertificaat, afgegeven door een keuringsinstelling ofeen onderzoeksgerechtigde als bedoeld in artikel 1.23, tweede lid, van de Voorschriften meetmiddelen 1997.

APK Erkenningsregeling

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

7

Artikel 8 - deugdelijkheid en onderhoud apparatuurDe apparatuur, bedoeld in de artikelen 5 en 6, is deugdelijk en verkeert in een goede staat van onderhoud.

§ 1.4 Personeel

Artikel 9 - eisen opleiding personeel voertuigen max. massa meer dan 3500 kg.Indien de erkenning voor de betrokken keuringsplaats wordt aangevraagd voor voertuigen, waarvan detoegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg, is in deze keuringsplaats ten minste één keurmeester werkzaam die bevoegd is zware (bedrijfs)voertuigen aan een keuring te onderwerpen.

Artikel 10 - eisen opleiding personeel voertuigen max. massa tot en met 3500 kg.Indien de erkenning voor de betrokken keuringsplaats wordt aangevraagd voor voertuigen, waarvan detoegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg, is in deze keuringsplaats ten minste éénkeurmeester werkzaam die bevoegd is lichte voertuigen aan een keuring te onderwerpen.

§ 2 Erkenningseisen mobiele keuringseenheden

§ 2.1 Algemeen

Artikel 11 - verlenen erkenning mobiele keuringseenheden1. Een erkenning kan voorts worden verleend aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon voor één

of meer in Nederland geregistreerde mobiele keuringseenheden, indien deze elk voldoen aan de in de artikelen 12 tot en met 19 gestelde eisen.

2. Als de aanvrager van een erkenning exploitant is van een keurings- of onderhoudsdienst voor het eigen wagenpark, kan de erkenning op verzoek van de aanvrager worden beperkt tot dat eigen wagenpark.

3. Indien de erkenning wordt verleend voor het eigen wagenpark en een andere rechtspersoon of andere rechtspersonen in een zodanig verband tot de erkenninghouder staan dat er sprake is van ééneconomische eenheid, kunnen alle voertuigen van de desbetreffende economische eenheid worden beschouwd als voertuigen van het eigen wagenpark.

4. Gezamenlijk gebruik van een mobiele keuringseenheid door meerdere erkenninghouders is niet toegestaan.

5. Het keuringsinstantienummer van de mobiele keuringseenheid wordt gekoppeld aan het voor het voertuig, van waaruit de werkzaamheden als mobiele keuringseenheid worden verricht, opgegeven kenteken.

§ 2.2 Gebouw en uitrusting

Artikel 12 - eisen keuringsruimte1. Met de mobiele keuringseenheden mogen keuringen worden verricht in erkende keuringsplaatsen

waarvan de erkenning niet definitief is ingetrokken of in afzonderlijke inrichtingen, indien die aande desbetreffende eisen voldoen en mits deze op het erkenningsbesluit van de betrokken mobiele keuringseenheid zijn vermeld.

2. De keuringsruimte is overdekt, behoorlijk af te sluiten, goed verlicht en voorzien van verwarming. 3. De keuringsruimte heeft zodanige afmetingen en is zodanig ingericht dat de voertuigen die behoren

tot de groep waarvoor de erkenning voor de betrokken keuringseenheid wordt aangevraagd, in deze ruimte zodanig kunnen worden opgesteld dat zij van alle zijden goed toegankelijk zijn.

APK Erkenningsregeling

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

8

4. In de keuringsruimte:a. bestemd voor het keuren van motorrijtuigen met een verbrandingsmotor met een elektrische

ontsteking, is een voorziening aanwezig waarmee uitlaatgassen direct door een daartoe bestemde opening naar buiten kunnen worden gevoerd;

b. bestemd voor het keuren van motorrijtuigen met een verbrandingsmotor met compressie-ontsteking, is een voorziening aanwezig die bestaat uit:1º. een afzuigventilator met voldoende capaciteit voor de te keuren voertuigen,2º. een afvoersysteem dat voorkomt dat uitlaatgassen in de werkplaats terecht kunnen komen,3º. een systeem dat ervoor zorgt dat de uitlaatgassen die door de roetmeter gaan eveneens

worden afgevoerd, en4º. afvoerkanalen die bovenstaande onderdelen met elkaar verbinden waardoor de uitlaatgassen

direct naar buiten worden afgevoerd;5. In de keuringsruimte kan de administratie van de keuringen behoorlijk worden uitgevoerd.

Is deze mogelijkheid in de keuringsruimte niet aanwezig dan kan de administratie van de keuringen in de mobiele keuringseenheid worden uitgevoerd. Tevens is er in de mobiele keuringseenheid een afsluitbare kast of bureaulade dan wel een gelijkwaardige voorziening aanwezig, waarin de in artikel 48 bedoelde bescheiden en documentatie kunnen worden opgeborgen.

6. De keuringsruimte waar de mobiele keuringseenheid keuringen verricht, is aangesloten op een openbaar telefoonnet.

7. In de mobiele keuringseenheid is een voorziening aanwezig, geschikt voor het gebruik van datacommunicatie, wanneer deze in de in het eerste lid genoemde keuringsplaats of inrichting niet beschikbaar is. Deze voorziening bestaat uit een computer of terminal met een modem, geschikt voor de toegangsstructuur van door de Dienst Wegverkeer geaccepteerde netwerken.

8. In de mobiele keuringseenheid is de in het vierde lid, onder a en b, bedoelde voorziening voor het afvoeren van uitlaatgassen aanwezig, wanneer deze in de in het eerste lid bedoelde keuringsplaats of inrichting niet beschikbaar is.

Artikel 13 - eisen inspectieput/hefinrichting1. In de keuringsruimte is een doelmatige inspectieput of hefinrichting aanwezig die geschikt is voor

de groep voertuigen waarvoor de erkenning voor de betrokken mobiele keuringseenheid wordt aangevraagd en die is voorzien van een doelmatige verlichting. Wanneer niet duidelijk blijkt wat het draagvermogen van een hefinrichting is, wordt hiervoor door de fabrikant of een onafhankelijk

instituut een verklaring overgelegd. Het draagvermogen wordt zichtbaar op de hefinrichting aangebracht.

2. De in het eerste lid bedoelde inspectieput of hefinrichting is zodanig uitgevoerd dat de keurmeester in staat is de onderkant van een voertuig nagenoeg over de hele lengte rechtopstaand te inspec-teren, hetgeen betekent dat wanneer de erkenning wordt aangevraagd voor:

a. voertuigen waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg, de hef-inrichting een hefhoogte heeft van ten minste 1,35 m;

b. voertuigen waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg, de inspectieput een diepte heeft van ten minste 1,35 m.

c. voertuigen waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg, de hef-inrichting een hefhoogte heeft van ten minste 1,65 m;

d. voertuigen waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg, de inspectieput een diepte heeft van ten minste 1,55 m.

3. De in het eerste lid bedoelde hefinrichting ondersteunt ten minste vier wielen van het voertuig. Een met steunpoten gecombineerde hefinrichting voldoet niet aan deze eis.

4. In geval van een aanvraag voor een erkenning voor de keuring van motorrijtuigen is ten behoevevan de controle van de afstelling van de koplampen met behulp van een koplamptestapparaat eenvoorziening aanwezig die bestaat uit:a. een vlakke vloer van voldoende afmetingen of een hefinrichting als bedoeld in de voorgaande

leden, waarop gelijktijdig zowel het te keuren voertuig als het koplamptestapparaat kanworden geplaatst, of

b. een vlakke vloer of rails, gelegen voor de hefinrichting als bedoeld in de voorgaande leden,waarop het koplamptestapparaat kan worden geplaatst, waarbij deze vloer of rails in een vlakmoet zijn gelegen gelijk of evenwijdig aan de rijplaten van de hefinrichting.

APK Erkenningsregeling

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

9

§ 2.3 Apparatuur mobiele keuringseenheid

Artikel 14 - aanwezigheid apparatuur algemeenDe mobiele keuringseenheid beschikt over de volgende apparatuur:a. een doelmatige krik die voldoende draagvermogen heeft om van de voertuigen van de groep

waarvoor de erkenning voor de betrokken keuringseenheid wordt aangevraagd, de wielen van devoorste as gelijktijdig en de wielen van de achterste as afzonderlijk op zodanige wijze te kunnen heffen dat deze vrij kunnen draaien;

b. een dubbel geïsoleerde veiligheidslooplamp dan wel een zaklantaarn al dan niet voorzien van een oplaadbare accu, die enerzijds een zodanige lichtsterkte heeft dat ook moeilijk bereikbare onder-delen van een voertuig voldoende helder kunnen worden verlicht om een nauwkeurige inspectie van een voertuig mogelijk te maken, en die anderzijds zodanig is afgeschermd dat degene die de keuring uitvoert niet door het uitgestraalde licht wordt verblind;

c. een meetband met een minimale nauwkeurigheidsklasse III van ten minste 12,00 m, indien de erkenning wordt aangevraagd voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg. Indien het een erkenning betreft voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg is de meetband ten minste 20,00 m. Bij erkenningen met een beperking voor de voertuiglengte heeft de meetband tenminste dezelfde lengte als de toegestane voertuiglengte;

d. een doelmatige schuifmaat die is voorzien van een meetstift voor dieptemeting;e. basisgereedschap voor de controle op het vastzitten van nagels en bouten en andere verbindingen, te

weten een set steek- en ringsleutels, schroevendraaiers en een hamer, alsmede een bolkophamertje voor de controle op corrosie;

f. een doelmatige bandenspanningsmeter en een doelmatige bandenpomp;g. hulpmiddelen om speling in voertuigonderdelen zichtbaar te maken, zoals een bandijzer, wiel-

bewegingsapparaat of een koevoet;h. een rollenremtestbank, platenremtestbank of remvertragingsmeter die voldoet aan de in artikel 16

gestelde eisen. Indien een erkenning wordt aangevraagd voor voertuigen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg is in elk geval een rollenremtestbank aanwezig. Het draagvermogen van een rollenremtestbank of platenremtestbank is voldoende voor de groep voertuigen waarvoor de erkenning voor de betrokken keuringseenheid wordt aangevraagd.

Artikel 15 - aanwezigheid apparatuur afhankelijk van erkenningNaast de in artikel 14 genoemde apparatuur is, afhankelijk van de groep voertuigen waarvoor de erkenning wordt aangevraagd, tevens de volgende apparatuur aanwezig die voldoet aan de in artikel 16 gestelde eisen:a. in geval van een aanvraag voor een erkenning voor motorrijtuigen:

1º een koplamptestapparaat;2º een pedaalkrachtmeter; deze is niet verplicht in geval van een voor 1 maart 2000 afgegeven

erkenning voor het eigen wagenpark en in geval van een voor 1 maart 2000 afgegeven erkenning die uitsluitend geldt voor het keuren van voertuigen die zijn voorzien van een drukluchtremsysteem;

3º een universele toerenteller, en4º een hulpstuk waarmee de speling op de sluiting van 2 inch koppelingsschotels meetbaar

gemaakt kan worden;b. in geval van een aanvraag voor een erkenning voor motorrijtuigen waarvan de toegestane maximum

massa niet meer bedraagt dan 3500 kg: een doelmatige bandenprofieldieptemeter, met verendemeetstift en een meetnauwkeurigheid van 0,1 mm;

c. in geval van een aanvraag voor een erkenning voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg:1º twee manometers met slangen en aansluitstukken voor drukmeetpunten alsmede aansluitkoppen

voor aanhangwagenremsystemen, waarmee de druk in drukluchtremsystemen en in gasveer-systemen kan worden gemeten, en

2º een stalen rei met een lengte van ten minste 0,90 m; d. in geval van een aanvraag voor een erkenning voor motorrijtuigen met een verbrandingsmotor met

compressie-ontsteking: een roetmeter en olietemperatuurmeter;

APK Erkenningsregeling

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

10

e. in geval van een aanvraag voor een erkenning voor motorrijtuigen met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg: een uitlaatgastester met lambdabepaling. Een eventuele koolmonoxidemeter met bijbehorende fles kalibratiegas wordt uitsluitend gebruikt voor motorrijtuigen met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking waarop de viergasmeting niet van toepassing is;

f. in geval van een aanvraag voor een erkenning voor motorrijtuigen met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg: een uitlaatgastester met lambdabepaling.

Artikel 16 - eisen apparatuur en certificaten1. Ten aanzien van roetmeters, toerentellers, olietemperatuurmeters, manometers, pedaalkrachtmeters,

remvertragingsmeters, rollenremtestbanken, platenremtestbanken, koolmonoxidemeters en uitlaat-gastesters met lambdabepaling beschikt de aanvrager van een erkenning over een geldig certificaat van eerste keuring dan wel een geldig certificaat van herkeuring, als bedoeld in hoofdstuk 1, paragraaf 2, van de Voorschriften meetmiddelen 1997. Deze eis geldt niet voor toerentellers in gebruik genomen vóór 1 januari 1997 die niet worden gebruikt voor de roetmeting of uitlaatgas-meting, voor pedaalkrachtmeters in gebruik genomen vóór 1 januari 1982 en voor manometers in gebruik genomen vóór 1 januari 1984.

2. Het certificaat van eerste keuring is afgegeven door een keuringsinstelling. Het certificaat van herkeuring is afgegeven door een keuringsinstelling dan wel een onderzoeksgerechtigde.

3. Ten aanzien van de in het eerste lid genoemde meetmiddelen beschikt de aanvrager van een erkenning over een handleiding in de Nederlandse taal als bedoeld in hoofdstuk 1, paragraaf 3, van de Voorschriften meetmiddelen 1997. Deze eis geldt niet voor toerentellers in gebruik genomen vóór 1 januari 1997, die niet worden gebruikt voor de roetmeting of uitlaatgasmeting, voor pedaalkrachtmeters in gebruik genomen vóór 1 juli 1998, en voor manometers in gebruik genomen vóór 1 juli 1998.

4. Een koplamptestapparaat voldoet aan de in hoofdstuk 3, paragraaf 10, van de Voorschriften meetmiddelen 1997 gestelde eisen.

5. De aanvrager van een erkenning beschikt ten aanzien van de in artikel 12, vierde lid, onderdeel b,bedoelde voorziening over een geldig controlecertificaat, afgegeven door een keuringsinstelling ofeen onderzoeksgerechtigde als bedoeld in artikel 1.23, tweede lid, van de Voorschriften meetmiddelen 1997

Artikel 17 - deugdelijkheid en onderhoud apparatuurDe apparatuur, bedoeld in de artikelen 14 en 15, is deugdelijk en verkeert in een goede staat vanonderhoud.

§ 2.4 Personeel

Artikel 18 - eisen opleiding personeel voertuigen max. massa meer dan 3500 kg.Indien de erkenning voor de betrokken mobiele keuringseenheid wordt aangevraagd voor voertuigenwaarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg, is bij deze keuringseenheid tenminste één keurmeester werkzaam die bevoegd is zware (bedrijfs)voertuigen aan een keuring te onderwerpen.

Artikel 19 - eisen opleiding personeel voertuigen max. massa tot en met 3500 kg.Indien de erkenning voor de betrokken mobiele keuringseenheid wordt aangevraagd voor voertuigenwaarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg, is bij deze keuringseenheidten minste één keurmeester werkzaam die bevoegd is lichte voertuigen aan een keuring te onderwerpen.

APK Erkenningsregeling

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

11

HOOFDSTUK 3 AANVRAAG ERKENNING

Artikel 20 - aanvraagformulierVoor de aanvraag van een erkenning wordt door de aanvrager een aanvraagformulier, volgens een doorde Dienst Wegverkeer vastgesteld model, bij de Dienst Wegverkeer ingediend.

Artikel 21 - te overleggen bescheidenDe aanvrager van een erkenning overlegt de volgende bescheiden:a. een uittreksel, afschrift, afdruk, fotokopie of schriftelijke mededeling van de inschrijving van de

aanvrager in een register bij de Kamer van Koophandel waarop het adres van betrokken keurings-plaats is vermeld, die op het tijdstip van de indiening van de erkenningsaanvraag niet ouder dan éénjaar is. In het geval van een nevenvestiging kan het adres op dit document afwijken van het adres van de nevenvestiging;

b. indien de aanvraag namens de aanvrager door een ander wordt ingediend, een gewaarmerkt afschriftvan een geschrift waaruit blijkt dat die ander tot de vertegenwoordiging bevoegd is;

c. voor elke keuringsplaats waarvoor de erkenning wordt aangevraagd, en voor elke inrichting waarin een mobiele keuringseenheid werkzaam is waarvoor de erkenning wordt aangevraagd, een platte-grond van de keuringsruimte en de ruimte waarin de administratie ter zake van de keuringen wordt gevoerd. Op de plattegrond moet zijn aangegeven waar de rollenremtestbank of de platenremtest--bank en de inspectieput of hefinrichting zich bevinden alsmede de plaats waar de controle op de afstelling van de koplampen met het koplamptestapparaat, bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdeelb, respectievelijk artikel 12, vierde lid, onderdeel b, zal plaatsvinden;

d. voor zover ingevolge artikel 7 of artikel 16 voor de aldaar vereiste meetmiddelen een certificaat wordt verlangd, een afschrift van dat certificaat;

e. afschriften van de voorzijde en de achterzijde van de in artikel 26 genoemde bevoegdheidspassen die zijn afgegeven aan de personen die op het aanvraagformulier als keurmeester staan vermeld.

Artikel 22 - uitzonderingenIndien aan de aanvrager van een erkenning al eerder een erkenning is verleend, doch deze op grond van artikel 87 van de wet is ingetrokken, kan, onverminderd het bepaalde in artikel 84, derde lid, vande wet, door de Dienst Wegverkeer worden bepaald dat van onderdelen van de artikelen 20 en 21 kan worden afgeweken.

Artikel 23 - te overleggen verklaring ‘Eigen wagenpark’Indien de erkenning wordt verleend voor het eigen wagenpark en een andere rechtspersoon of andererechtspersonen in een zodanig verband tot de erkenninghouder staat of staan dat er sprake is van ééneconomische eenheid, doet de exploitant onder opgave van de naam en het adres van die rechtspersoonof rechtspersonen, terstond na de verlening van de erkenning schriftelijk opgave hiervan aan de DienstWegverkeer. Het verband moet ten genoege van de Dienst Wegverkeer worden aangetoond doormiddel van een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel of een accountantsverklaring.

APK Erkenningsregeling

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

12

HOOFDSTUK 4 KEURINGSBEVOEGDHEIDSEISEN

Artikel 24 - bevoegdheid tot keuren voertuigen max. massa meer dan 3500 kg.1. De bevoegdheid zware (bedrijfs)voertuigen aan een keuring te onderwerpen kan worden verleend

aan een natuurlijke persoon die in het bezit is van een, mede door een door de Dienst Wegverkeeraangewezen gecommitteerde ondertekend, diploma keurmeester periodieke keuring zware (bedrijfs)voertuigen dat is afgegeven door de Stichting VAM, nadat het examen met goed gevolg bij deze instelling is afgelegd.

2. De Dienst Wegverkeer bepaalt aan welke voorwaarden wordt voldaan alvorens deelgenomen kan worden aan het examen keurmeester periodieke keuring zware (bedrijfs)voertuigen. Deze voor-waarden worden in de Staatscourant bekendgemaakt.

3. Het examen wordt afgenomen overeenkomstig een door de Stichting VAM vastgesteld en door de Dienst Wegverkeer goedgekeurd reglement.

Artikel 25 - bevoegdheid tot keuren voertuigen max. massa tot en met 3500 kg.1. De bevoegdheid lichte voertuigen aan een keuring te onderwerpen kan worden verleend aan een

natuurlijk persoon die in het bezit is van een, mede door een door de Dienst Wegverkeer aan-gewezen gecommitteerde ondertekend, diploma keurmeester periodieke keuring lichte voertuigen dat is afgegeven door de Stichting VAM, nadat het examen met goed gevolg bij deze instelling is afgelegd.

2. De Dienst Wegverkeer bepaalt aan welke voorwaarden wordt voldaan alvorens deel genomen kan worden aan het examen keurmeester periodieke keuring lichte voertuigen. Deze voorwaarden worden in de Staatscourant bekendgemaakt.

3. Het examen wordt afgenomen overeenkomstig een door de Stichting VAM vastgesteld en door de Dienst Wegverkeer goedgekeurd reglement.

Artikel 26 - bevoegdheidspas1. Ten bewijze van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen wordt aan de keur-

meester een bevoegdheidspas overeenkomstig een door de Dienst Wegverkeer vastgesteld model verstrekt. Op de bevoegdheidspas worden ten minste het pasnummer, het diplomanummer en de groep van voertuigen genoemd waarvoor de bevoegheid voertuigen aan een keuring te onder-werpen geldt alsmede de geldigheidsduur van de pas.

2. Ten behoeve van het afmelden van een voertuig als bedoeld in artikel 44 door middel van data-communicatie, wordt aan de keurmeester een pincode verstrekt. Deze pincode is strikt persoonlijk.

Artikel 27 - afleggen toets1. Nadat de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen is verleend, wordt onverminderd

het bepaalde in de artikelen 59 tot en met 62 door de keurmeester iedere twee jaar een toets bij de in de artikelen 24 en 25 genoemde instelling afgelegd.

2. De toets wordt afgenomen overeenkomstig een door de in het eerste lid bedoelde instelling vast-gelegd en door de Dienst Wegverkeer goedgekeurd reglement.

APK Erkenningsregeling

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

13

HOOFDSTUK 5 AANVRAAG BEVOEGDHEID VOERTUIGEN AAN EEN KEURING TE ONDERWERPEN

Artikel 28Vervallen

Artikel 29 - te overleggen bescheidenDe aanvrager van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen overlegt de volgendebescheiden:a. een afschrift van de in de artikelen 24 of 25 genoemde diploma’s;b. indien van toepassing een afschrift van het resultaat van de toets als bedoeld in artikel 27.

APK Erkenningsregeling

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

14

HOOFDSTUK 6 VOORSCHRIFTEN

Artikel 30 - artikelen met betrekking tot erkenningAan een erkenning worden de in de artikelen 32 tot en met 38 en 41 tot en met 48 opgenomen voorschriften verbonden.

Artikel 31 - artikelen met betrekking tot bevoegdheidAan een bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen worden de in de artikelen 39 tot enmet 46 opgenomen voorschriften verbonden.

§ 1 Erkenningsvoorschriften

Artikel 32 - hanteren voorschriften1. De erkenninghouder neemt in verband met de periodieke keuring van motorrijtuigen en aanhang-

wagens het bij en krachtens de wet bepaalde in acht.2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid vindt de periodieke keuring van een motorrijtuig

waarvan op het kentekenbewijs onder "bijzonderheden" "taxi, zie bijlage" wordt vermeld, tevens plaats aan de hand van de Regeling permanente eisen taxi’s.

3. Keuringen worden slechts verricht in een keuringsplaats waarvoor de erkenning geldt.4. In de keuringsplaats worden slechts keuringen verricht van voertuigen waarvoor de erkenning voor

de betrokken keuringsplaats geldt.5. Met de mobiele keuringseenheid worden in een keuringsplaats of inrichting slechts keuringen

verricht van voertuigen waarvoor de erkenning voor de betrokken keuringseenheid geldt.6. Het boekwerk ‘Regelgeving APK’ en, voorzover de aanwezigheid hiervan vereist is, het boekwerk

‘APK milieukeuringseisen’ wordt door de erkenninghouder beschikbaar gesteld aan de keurmeester; de erkenninghouder draagt er tevens zorg voor dat de boekwerken tot en met de laatste wijziging zijn bijgewerkt.

Artikel 33 - erkenningsbewijzen en gevelschilden1 Vanaf de buitenkant van elke keuringsplaats waarvoor de erkenning geldt is op een door de Dienst

Wegverkeer vastgestelde en in de Staatscourant bekendgemaakte wijze zichtbaar dat de erkenningis verleend. Deze eis geldt niet voor keuringsplaatsen waarvan in het erkenningsbesluit is vast-gelegd dat de erkenning alleen geldt voor voertuigen die behoren tot het eigen wagenpark.

2. In elke keuringsplaats waarvoor de erkenning geldt, is het door de Dienst Wegverkeer afgegevenbewijs aanwezig waaruit blijkt dat voor de keuringsplaats een erkenning is verleend en voor welkegroep voertuigen de erkenning voor de keuringsplaats geldt.

3. Bij elke mobiele keuringseenheid waarvoor de erkenning geldt, is het door de Dienst Wegverkeerafgegeven bewijs aanwezig waaruit blijkt dat voor de eenheid een erkenning is verleend, voorwelke groep voertuigen de erkenning voor de eenheid geldt en in welke inrichtingen de keuringenmogen plaatsvinden.

4. Op verzoek van de aanvrager van een keuringsrapport wordt het in het tweede en derde lidbedoelde bewijs ter inzage gegeven.

Artikel 34 - voldoen aan erkenningsvoorschriften1. De keuringsplaatsen blijven voortdurend voldoen aan de eisen, gesteld in de artikelen 3 tot en met 8.2. De mobiele keuringseenheden, alsmede de inrichtingen of keuringsplaatsen waarin met een mobiele

keuringseenheid keuringen mogen worden verricht blijven voortdurend voldoen aan de eisen, gesteld in de artikelen 12 tot en met 17.

3. In afwijking van het eerste en tweede lid, geldt tot 1 januari 2010 in afwijking van de in artikel 4,tweede lid, en artikel 13, tweede lid genoemde maten:a. voor erkenningen verleend voor 1 januari 1995 dat de inspectieput een diepte en de hefinrichting

een hoogte heeft van ten minste 1,20 m, indien de erkenning is verleend voor zowel voertuigenwaarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg als waarvan de toegestanemaximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg;

APK Erkenningsregeling

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

15

b. voor erkenningen verleend na 31 december 1994, doch voor 1 januari 2006: 1º. dat de inspectieput een diepte en de hefinrichting een hefhoogte heeft van ten minste 1,20 m,

indien de erkenning is verleend voor voertuigen waarvan de toegestane maximummassa meerbedraagt dan 3500 kg;

2º. dat de inspectieput een diepte en de hefinrichting een hefhoogte heeft van ten minste 1,40 m,indien de erkenning is verleend voor voertuigen waarvan de toegestane maximummassa nietmeer bedraagt dan 3500 kg.

Artikel 35Vervalt

Artikel 36 - aanwezigheid certificaten apparatuur1. Ten aanzien van roetmeters, toerentellers, olietemperatuurmeters, manometers, pedaalkrachtmeters,

remvertragingsmeters, rollenremtestbanken, platenremtestbanken, en uitlaatgastesters metlambdabepaling is steeds een geldig certificaat van eerste keuring dan wel van herkeuringaanwezig.

2. Na verwijdering van de rollenremtestbank of de platenremtestbank van zijn fundering waaraan hij was bevestigd, teneinde te worden herplaatst op dezelfde plaats of een andere plaats, wordt wederomeen certificaat van eerste keuring dan wel herkeuring afgegeven en is de verzegeling aan de fundering aangebracht. Tevens wordt door de erkenninghouder van een verplaatsing hieraan voorafgaand onder vermelding van de ingangsdatum aan de Dienst Wegverkeer mededeling gedaan. Dit geschiedt door middel van overlegging van een plattegrond van de keuringsplaats waarop de plaats van de rollenremtestbank of platenremtestbank staat aangegeven.

3. Na verplaatsing van de nulemissie-eenheid naar een andere keuringsplaats, moet wederom eencertificaat van eerste keuring, dan wel herkeuring worden afgegeven. Tevens wordt door deerkenninghouder van een verplaatsing hieraan voorafgaand onder vermelding van de ingangsdatumaan de Dienst Wegverkeer mededeling gedaan. Dit geschiedt door middel van overlegging van eenplattegrond van de keuringsplaats waarop de plaats van de nulemissie-eenheid staat aangegeven.

Artikel 37 - aanwezigheid boekwerk “APK milieukeuringseisen”In elke keuringsplaats en bij elke mobiele keuringseenheid waarvoor een erkenning geldt voor motorrijtuigen waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking, is het boekwerk "APK milieukeuringseisen" aanwezig.

Artikel 38 - melding wijzigingen1. Indien zich wijzigingen voordoen in de samenstelling van de economische eenheid als bedoeld in

artikel 23, worden deze door de erkenninghouder schriftelijk aan de Dienst Wegverkeer gemeld.2. Indien zich een wijziging voordoet van de natuurlijke persoon, de rechtspersoon of de rechtsvorm,

zijn zowel de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie de erkenning oorspronkelijk was verleend als degene die de bedrijfsvoering voortzet, verplicht de Dienst Wegverkeer hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis te stellen.

3. Indien als gevolg van een wijziging als bedoeld in het voorgaande lid de bedrijfsvoering van het reeds erkende bedrijf wordt voortgezet door een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon, worden de toegekende bonus- en strafpunten van het systeem als bedoeld in artikel 53, eerste lid, beschouwd als te zijn toegekend aan deze natuurlijke persoon of rechtspersoon. Dit geldt ook voor de opgelegde sancties.

APK Erkenningsregeling

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

16

§ 2 Keuringbevoegdheidsvoorschriften

Artikel 39 - hanteren voorschriften1. De keurmeester neemt in verband met de periodieke keuring van motorrijtuigen en aanhangwagens

het bij en krachtens de wet bepaalde in acht:2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid vindt de periodieke keuring van een motorrijtuig

waarvan op het kentekenbewijs onder “bijzonderheden” “taxi, zie bijlage” wordt vermeld, tevens plaats aan de hand van de Regeling permanente eisen taxi’s.

3. De keurmeester controleert of hij de beschikking heeft over het boekwerk “Regelgeving APK” en, voorzover de aanwezigheid hiervan vereist is, het boekwerk “APK milieukeuringseisen” voordat hij een keuring gaat verrichten.

Artikel 40 - bevoegdheidspas en pincode1. Op verzoek van de aanvrager van een keuringsrapport wordt de bevoegdheidspas ter inzage gegeven.2. De keurmeester draagt er zorg voor dat de aan hem, ten behoeve van datacommunicatie, verstrekte

pincode niet toegankelijk is voor anderen.

§ 3 Voorschriften keuring, steekproef en anonieme keuring

Artikel 41 - procedure uitvoeren keuring1. Indien bij de erkenninghouder een keuringsrapport wordt aangevraagd, stelt deze, na overleg met

de aanvrager, onverwijld het tijdstip voor de keuring vast. De keuring vindt zo spoedig mogelijk na de aanvraag plaats.

2. Er wordt geen keuring verricht dan nadat door de aanvrager het deel I A dan wel deel I van het kentekenbewijs is overgelegd.

3. Voorafgaande aan de keuring: a. wordt gecontroleerd of de gegevens met betrekking tot het voertuig, vermeld in het kenteken-

register, overeenstemmen met het kentekenbewijs,b. wordt aan de hand van de in bijlage 2 (blz. 24) opgenomen controlepunten gecontroleerd of het

voertuig en het kentekenbewijs met elkaar overeenstemmen,c. wordt aan de hand van de in bijlage 3 (blz. 26) opgenomen controlepunten gecontroleerd of het

voertuig is voorzien van de juiste kentekenplaten, en4. Er wordt geen keuring verricht en de aanvrager van een keuringsrapport wordt naar de

Dienst Wegverkeer doorverwezen indien:a. op grond van de in het derde lid, onder a of b bedoelde controle één of meer afwijkingen

worden geconstateerd; b. de beperkte geldigheidsduur van het kentekenbewijs verstreken is, waardoor het kenteken-

bewijs ingevolge artikel 56, eerste lid, onder a, van de wet, zijn geldigheid heeft verloren; c. in het kentekenbewijs wijzigingen zijn aangebracht; of d. geen afgiftedatum respectievelijk datum eerste toelating op het kentekenbewijs is vermeld.

5. Niet als afwijking als bedoeld in het vierde lid, onder a, worden aangemerkt:a. indien in afwijking van het register op het kentekenbewijs niet G maar G3 staat vermeld.

6. Indien het raadplegen van de voertuiggegevens als gevolg van een storing in een door de Dienst Wegverkeer geaccepteerd netwerk als bedoeld in artikel 3, zesde lid, respectievelijk 12, zevende lid, niet mogelijk is, kan de in het derde lid, onder a, bedoelde controle achterwege blijven en wordtdit aangetekend op het keuringsrapport.

Artikel 42 - keuringsruimte en personeel1. De keuring wordt verricht in een keuringsruimte met apparatuur die aan de in hoofdstuk 2 gestelde

eisen voldoet. Van deze eis kan worden afgeweken indien volgens de wijze van keuren zoals vermeldin de Regeling wijze van keuren APK een rij- of remproef buiten de keuringsruimte wordt uitgevoerd,mits de buitentemperatuur binnen het temperatuurgebied van de verplichte apparatuur ligt.

2. De keuring wordt verricht door een keurmeester.

APK Erkenningsregeling

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

17

Artikel 43 - keuringsrapport1. Het resultaat van elke keuring wordt door de keurmeester schriftelijk vastgelegd op het keurings-

rapport.2. Voor dit keuringsrapport wordt gebruikgemaakt van het in de Regeling vaststelling keuringsrapport

opgenomen model keuringsrapport.3. Uitsluitend indien de invulling rechtstreeks plaatsvindt uit het kentekenregister en de tekst ‘afdruk

RDW’ na de transactiecode is ingevuld mag gebruik worden gemaakt van het model keurings-rapport zonder gele doorslag.

Artikel 44 - procedure afmelden 1. Na afloop van elke keuring wordt het bepaalde in het tweede lid tot en met het vijfde lid in acht

genomen alvorens het keuringsrapport af te geven aan de aanvrager.2. Alvorens tot het afmelden van een voertuig als bedoeld in het derde lid wordt overgegaan, wordt

door de keurmeester die het voertuig afmeldt, aan de hand van het kentekenbewijs nagegaan of dekeuring van dat voertuig heeft plaatsgevonden.

3. Het voertuig wordt door middel van datacommunicatie bij de Dienst Wegverkeer afgemeld onder verstrekking van de volgende gegevens:a. het pasnummer en de pincode van de keurmeester;b. het kenteken van het voertuig;c. de meldcode, gevormd door de laatste vier cijfers van het identificatienummer, letters en

leestekens buiten beschouwing gelaten;d. indien het voertuig is goedgekeurd en het een voertuig betreft dat is voorzien van een kilometer-

teller, de afgelezen kilometerstand van het voertuig;e. indien het voertuig is goedgekeurd, indien van toepassing, de adviespunten;f. indien het voertuig is afgekeurd, de afkeurpunten;g. indien het voertuig is goedgekeurd na reparatie, de reparatiepunten en indien van toepassing,

de adviespunten;h. de bevestiging dat de in het tweede lid voorgeschreven controleverplichting is nagekomen,

waarna acceptatie van de afmelding wordt weergegeven:1º de transactiecode en het tijdstipvan de afmelding;2º indien het voertuig is goedgekeurd: tevens een nieuwe vervaldatum;3º indien het voertuig aan een steekproef moet worden onderworpen: tevens de einde wachttijd

van de steekproef4. Op het keuringsrapport moet schriftelijk worden vermeld:

a. het pasnummer als bedoeld in het derde lid,onderdeel a, en het bepaalde in de onderdelen b en c;b. de afgelezen kilometerstand indien het voertuig is voorzien van een kilometerteller;c. dat het voertuig is goedgekeurd indien het aan de keuringseisen blijkt te voldoen en indien van

toepassing, eveneens de adviespunten;d. indien een voertuig niet aan de keuringseisen blijkt te voldoen dat het voertuig is afgekeurd en

de afkeurpunten;e. indien er ten behoeve van de goedkeuring reparaties aan het voertuig zijn verricht, de reparatie-

punten, en indien van toepassing, eveneens de adviespunten;f. de transactiecode, en uitsluitend indien de schriftelijke invulling rechtstreeks plaatsvindt uit het

door de Dienst Wegverkeer bijgehouden kentekenregister de tekst ‘afdruk RDW’;g. indien het voertuig is goedgekeurd de vervaldatum, waarbij de maand van de vervaldatum vol-

uit in letters is geschreven;h. indien het voertuig aan een steekproef wordt onderworpen de einde wachttijd van de steekproef;i. de naam, adresgegevens en het keuringsinstantienummer van de erkenninghouder.

5. Alvorens het keuringsrapport wordt ondertekend, wordt door de keurmeester nagegaan of het rap-port volledig is ingevuld, zodanig dat dit, indien van toepassing, ook zichtbaar is op de doorslag.

6. Door een keurmeester worden niet meer dan vier voertuigen, waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg, per zestig minuten afgemeld.

7. Het keuringsrapport wordt onverwijld aan de aanvrager afgegeven indien het voertuig niet aan een steekproef wordt onderworpen.

8. Indien het voertuig aan een steekproef wordt onderworpen, deelt de erkenninghouder dit aan de aanvrager mede en houdt de erkenninghouder het keuringsrapport onder zich voor een periode van ten hoogste negentig minuten, vanaf het tijdstip van afmelding.

APK Erkenningsregeling

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

18

Artikel 45 - steekproef1. Indien het voertuig blijkens mededeling van de Dienst Wegverkeer aan een steekproef wordt

onderworpen, gelden de in het tweede tot en met zesde lid genoemde verplichtingen.2. In de staat van het voertuig dat aan een steekproef wordt onderworpen, worden gedurende negentig

minuten na het tijdstip van afmelding geen wijzigingen aangebracht en worden geen metingen met betrekking tot het voertuig verricht.

3. De erkenninghouder wijst de eigenaar of houder van het voertuig dat aan een steekproef wordt onderworpen er op dat deze verplicht is het voertuig voor de uitvoering van de steekproef beschik-baar te houden.

4. Voorafgaande aan de steekproefherkeuring wordt het kentekenbewijs van het voertuig door de eigenaar of houder dan wel door de erkenninghouder of de keurmeester aan de daartoe aangewezenfunctionaris van de Dienst Wegverkeer overhandigd. Door de erkenninghouder of de keurmeester wordt tevens het keuringsrapport overhandigd.

5. Aan een steekproef wordt alle medewerking verleend en de terzake door de Dienst Wegverkeer gegeven aanwijzingen worden in acht genomen. Onder alle medewerking wordt in ieder geval verstaan dat: a. bij uitsluiting de keurmeester die het voertuig aan een keuring heeft onderworpen, gedurende de

gehele steekproef aanwezig is en zelf feitelijke assistentie verleent bij het uitvoeren van de steekproef;

b. vervallenc. indien de keuring verricht is door een mobiele keuringseenheid tevens het voertuig, van waaruit

door de mobiele keuringseenheid de keuringen zijn verricht, bij de steekproef aanwezig is;d. het voertuig, ongeacht het tijdstip van aanvang van de steekproef, niet uit de keuringsplaats

wordt verwijderd gedurende de steekproef;e. de desbetreffende ruimte en apparatuur gedurende de steekproef beschikbaar worden gesteld.

6. Indien bij de steekproef wordt vastgesteld dat het voertuig niet voldoet aan de keuringseisen, het voertuig onterecht is af- of goedgekeurd, het keuringsrapport onjuist of onvolledig is ingevuld, er onterecht onderdelen zijn vervangen of indien wordt geconstateerd dat de voorschriften met betrekking tot de steekproef niet in acht zijn genomen, wordt door de daartoe aangewezen functionaris van de Dienst Wegverkeer een steekproefcontrolerapport opgemaakt dat door deze wordt ondertekend alsmede door de keurmeester.

Artikel 46 - onttrekken aan steekproef1. Indien de eigenaar of houder van het voertuig dat aan een steekproef wordt onderworpen met het

voertuig wegrijdt, wordt dit onverwijld door de keurmeester aan de Dienst Wegverkeer (Regiokantoor) gemeld. De eventuele goedkeuring wordt door de Dienst Wegverkeer ingetrokken en het voertuig kan niet meer worden afgemeld.

2. De erkenninghouder draagt er zorg voor dat de eigenaar of houder van een weggereden voertuig op de hoogte is gesteld van de verplichting om een nieuwe aanvraag van een keuringsrapport bij deDienst Wegverkeer in te dienen.

Artikel 47 - anonieme keuring De Dienst Wegverkeer voert steekproefsgewijs anonieme keuringen uit door middel van het ter keuring aanbieden van een voertuig in het kader van het toezicht op het verrichten van keuringen.

APK Erkenningsregeling

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

19

§ 4 Voorschriften administratie en bescheiden

Artikel 48 - administratie1. De volgende bescheiden worden goed geordend ten minste twee jaar bewaard:

a. indien van toepassing, de gele doorslag van ieder afgegeven keuringsrapport;b. foutief ingevulde of onbruikbaar geworden keuringsrapporten;c. de doorslag van het steekproefcontrolerapport.Op de onder a tot en met c genoemde bescheiden worden geen wijzigingen aangebracht.

2. Gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn worden de genoemde bescheiden en de controle-lijsten desgevraagd onverwijld aan een functionaris van de Dienst Wegverkeer ter inzage gegeven of ter inzage opgestuurd.

3. Ongebruikte keuringsrapporten en de aan de erkenninghouder met betrekking tot de erkenning afgegeven beschikking worden in een goed afgesloten kast of bureaulade of een gelijkwaardige voorziening opgeborgen.

4. De erkenninghouder draagt er zorg voor dat de aan hem, ten behoeve van datacommunicatie, verstrekte code niet toegankelijk is voor onbevoegden.

5. De boekwerken “Regelgeving APK” en “APK Milieu Keuringseisen” met betrekking tot de periodieke keuring alsmede de vereiste certificaten en handleidingen zijn goed geordend aanwezig.

APK Erkenningsregeling

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

20

HOOFDSTUK 7 TOEZICHT

§ 1 Algemeen

Artikel 49 - toepassingsbeleidDe in dit hoofdstuk opgenomen regels ten aanzien van het toezicht op keuringsplaatsen zijn, voor zover niet anders bepaald, tevens van toepassing op het toezicht op mobiele keuringseenheden en deinrichtingen waar door deze mobiele keuringseenheden keuringen worden verricht. Mobiele keurings-eenheden zijn gedurende de gehele steekproef aanwezig én beschikbaar bij de inrichtingen waar dekeuringen worden verricht.

Artikel 50 - intrekking/wijziging/schorsing erkenning1. Het bepaalde in de paragrafen 2 en 3 van dit hoofdstuk laat de bevoegdheid tot intrekking, wijziging

en schorsing van de erkenning, zoals omschreven in artikel 87 van de wet, in andere gevallen dan de in de paragrafen 2 en 3 beschreven gevallen, onverlet.

2. Een intrekking of wijziging van een erkenning als bedoeld in artikel 87, tweede lid, van de wet geldt alleen voor de betrokken keuringsplaats. De Dienst Wegverkeer kan, als de omstandigheden daartoe aanleiding geven, echter bepalen dat een intrekking of wijziging alle keuringsplaatsen betreft waarvoor de erkenning geldt.

Artikel 51 - intrekking/wijziging/schorsing keuringsbevoegdheidHet bepaalde in paragraaf 3 van dit hoofdstuk laat de bevoegdheid tot intrekking, wijziging en schorsing van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen, zoals omschreven in artikel 87a van de wet, in andere gevallen dan de in paragraaf 3 beschreven gevallen, onverlet.

Artikel 52 - verlenen medewerkingOnverminderd artikel 45, vijfde lid, wordt in het kader van het toezicht alle medewerking aan de daartoeaangewezen functionaris van de Dienst Wegverkeer verleend. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:a. het verlenen van toegang tot de keuringsruimte;b. het verstrekken van inlichtingen;c. het overleggen van bescheiden; end. het gebruik maken van de benodigde apparatuur.De door de Dienst Wegverkeer aangegeven aanwijzingen worden in acht genomen.

Artikel 53 - cusumsysteem1. In het kader van het toezicht op de erkenninghouder, bedoeld in artikel 86 van de wet, wordt door

de Dienst Wegverkeer een systeem van bonus- en strafpunten voor de erkenninghouder vastgesteld,dat bekend wordt gemaakt in de Staatscourant. Aan de hand van dit systeem kan worden vastgesteldof het toezicht wordt verminderd, het toezicht wordt verscherpt dan wel dat de erkenning wordt in-getrokken. Dit systeem heeft tevens betrekking op artikel 41, derde lid, onderdeel b tot en met c.

2. In het kader van het toezicht op de keurmeester, bedoeld in de artikelen 86 en 86a van de wet, wordt door de Dienst Wegverkeer een systeem van bonus- en strafpunten voor de keurmeester vastgesteld, dat bekend wordt gemaakt in de Staatscourant. Aan de hand van dit systeem kan worden vastgesteld of de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen wordt ingetrokken. Dit systeem heeft tevens betrekking op artikel 41, derde lid, onderdeel b tot en met c.

§ 2 Toezicht op de erkenningseisen en de erkenningsvoorschriften

Artikel 54 - herschouwing en toepassen cusumsysteem1. Nadat een erkenning is verleend wordt ten minste één maal per twee jaar door een daartoe aan-

gewezen functionaris van de Dienst Wegverkeer door middel van een herschouwing onderzocht of de erkenninghouder alsmede de keuringsplaats nog voldoen aan de in hoofdstuk 2 opgenomen erkenningseisen alsmede of de in hoofdstuk 6 opgenomen voorschriften worden nageleefd. Deze controle kan tevens plaatsvinden in het kader van een steekproef van het voertuig.

2. Het resultaat van de herschouwing telt mee in een door de Dienst Wegverkeer vastgesteld en bekendgemaakt systeem van strafpunten.

APK Erkenningsregeling

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

21

Artikel 55 - toepasssen cusumsysteemIndien bij de anonieme keuring blijkt dat een persoon die niet bevoegd is voertuigen aan een keuring teonderwerpen, deze keuring toch uitvoert, telt dit mee in het systeem, bedoeld in artikel 53, eerste lid.

Artikel 56 - niet voldoen aan erkenningseisenDe in artikel 87 van de wet bedoelde schorsing, intrekking of wijziging van de erkenning zal, indien deerkenningseis of het erkenningsvoorschrift waaraan niet wordt voldaan slechts betrekking heeft ophet keuren van een bepaalde groep voertuigen, beperkt blijven tot het keuren van die desbetreffendegroep voertuigen.

Artikel 57 - schorsing erkenning1. Indien er sprake is van een situatie waarin aan één of meer erkenningseisen of erkenningsvoor-

schriften niet wordt voldaan, terwijl die situatie op korte termijn kan worden hersteld, kan, in plaatsvan intrekking of wijziging van de erkenning, overgegaan worden tot schorsing van de erkenning voor een termijn van ten hoogste twaalf weken.

2. Wordt binnen de in het eerste lid genoemde termijn niet aangetoond dat wederom aan de erkenningseisen of erkenningsvoorschriften wordt voldaan, dan volgt alsnog intrekking of wijzigingvan de erkenning.

Artikel 58 - intrekking erkenningIndien door de erkenninghouder de in de artikelen 43 en 44 neergelegde verplichtingen, de in artikel45, tweede, vierde en vijfde lid, opgenomen voorschriften, dan wel het bepaalde in artikel 48, eerstelid, laatste volzin, niet worden nageleefd wordt terstond begonnen met een procedure voor intrekkingvan de erkenning.

§ 3 Toezicht op de keuringsbevoegdheidseisen, keuringsbevoegdheidsvoorschriften en de keuringsvoorschriften

Artikel 59 - verlenging keuringsbevoegdheidAfhankelijk van het resultaat van de toets, bedoeld in artikel 27, wordt de bevoegdheid voertuigen aaneen keuring te onderwerpen met twee jaar, met twee maanden of niet verlengd.

Artikel 60 - intrekking keuringsbevoegdheidDe in artikel 87a van de wet bedoelde intrekking van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen kan, indien de keuringsbevoegdheidseis, het keuringsbevoegdheidsvoorschrift of het keuringsvoorschrift waaraan niet wordt voldaan slechts betrekking heeft op het keuren van een bepaalde groep voertuigen, beperkt worden tot het keuren van die desbetreffende groep voertuigen.

Artikel 61 - schorsing keuringsbevoegdheid1. Indien er sprake is van een situatie waarin aan één of meer keuringsbevoegdheidseisen, keurings-

bevoegdheidsvoorschriften of keuringsvoorschriften niet wordt voldaan, terwijl die situatie op korte termijn kan worden hersteld, kan, in plaats van intrekking van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen, overgegaan worden tot schorsing van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen voor een termijn van ten hoogste twaalf weken.

2. Wordt binnen de in het eerste lid genoemde termijn niet aangetoond dat wederom aan de keuringsbevoegdheidseisen, keuringsbevoegdheidsvoorschriften of keuringsvoorschriften wordt voldaan, dan volgt alsnog intrekking van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen.

Artikel 62 – intrekking keuringsbevoegdheid keurmeesterIndien door de keurmeester de in de artikelen 39 tot en met 46 neergelegde verplichtingen of voor-schriften niet worden nageleefd, wordt terstond begonnen met een procedure voor intrekking van debevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen.

APK Erkenningsregeling

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

22

§ 4 Toezicht op de keuringseisen

Artikel 63 – uitvoering steekproef1. De steekproef wordt uitgevoerd door een daartoe aangewezen functionaris van de Dienst

Wegverkeer en vindt plaats in de keuringsplaats waar het keuringsrapport is afgegeven.2. Bij de steekproef wordt andermaal onderzocht of het voertuig aan de keuringseisen voldoet.

Artikel 64 - toepassen cusumsysteem1. Het resultaat van de steekproef telt mee in het systeem, bedoeld in artikel 53. Aan de hand van dit

systeem wordt vastgesteld of de kwaliteit van de keuringen van dien aard is dat intrekking van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen mogelijk dan wel noodzakelijk is of dat verminderd toezicht, verscherpt toezicht dan wel intrekking van de erkenning mogelijk dan wel noodzakelijk is.

2. De resultaten van de herkeuring en het deskundigenonderzoek worden meegenomen in het systeem, bedoeld in artikel 53.

3. Indien tijdens een steekproef dan wel deskundigenonderzoek blijkt dat voor een apert onveilig voertuig een keuringsbewijs is afgegeven, wordt, ongeacht het systeem, bedoeld in artikel 53, terstond begonnen met een procedure voor intrekking van de erkenning alsmede intrekking van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen.

APK Erkenningsregeling

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

23

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 65 - intrekking vervallen erkenningsregelingDe regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 16 februari 1999, nr. CDJZ/WBI/1999-224,houdende vaststelling regels erkenning voor het uitvoeren van de periodieke keuring van motorrijtui-gen en aanhangwagens (Stcrt. 40), wordt ingetrokken.

Artikel 66 - geldigheid reeds afgegeven erkenningenOp het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling bestaande erkenningen, die zijn verleend mettoepassing van de in artikel 65 genoemde regeling, worden aangemerkt als te zijn verleend met toepassing van de onderhavige regeling.

Artikel 67 - gezamenlijk gebruik keuringsplaatsIn afwijking van artikel 2, vierde lid, is gezamenlijk gebruik van een keuringsplaats door meerdere erkenninghouders toegestaan indien met zodanig gebruik overeenkomstig artikel 2, vierde lid, van dein artikel 65 genoemde regeling, is begonnen voor het tijdstip van inwerkingtreding van de onderhavige regeling.

Artikel 68 - datum inwerkingtredingDeze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 2000, met uitzondering van artikel 41, derdelid, onderdeel C, dat in werking treedt met ingang van 1 juni 2000.

Artikel 69 - citeertitelDeze regeling wordt aangehaald als: Erkenningsregeling APK.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

T. Netelenbos

Bijlage 1Vervalt

APK Erkenningsregeling

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

24

BIJLAGE 2

BEHORENDE BIJ ARTIKEL 41, DERDE LID, ONDER B

1. Kenteken, identificatienummerIndien het een personenauto, bedrijfsauto of aanhangwagen betreft moeten de volgende gegevens, voor zover op het kentekenbewijs deel I A dan wel deel I vermeld, in overeenstemming zijn met hetvoertuig:a. het kenteken;b. het identificatienummer;

ToelichtingBij de controle van het identificatienummer worden tekens, welke geen letters of cijfers zijn, buiten beschouwing gelaten.

2. Brandstofsoort, bijzonderheden (aanpassing gehandicapte)Indien het een personenauto of bedrijfsauto betreft moeten tevens de volgende gegevens op het kentekenbewijs in overeenstemming zijn met het voertuig:a. de brandstofsoort, waarbij:

“B” staat voor benzine;“C” staat voor cryogeen (gas onder hoge druk en bij lage temperatuur);“D” staat voor dieselolie;“E” staat voor elektrisch;“G” staat voor LPG, eventueel gecombineerd met benzine;“G3” staat voor LPG, eventueel gecombineerd met benzine;“H” staat voor CNG, eventueel gecombineerd met benzine;“W” staat voor waterstof;“A” staat voor alcohol;Indien op deel I A dan wel deel I van het kentekenbewijs de brandstofcode ‘B’ is vermeld en inhet voertuig is een L.P.G.- of C.N.G.-installatie gemonteerd geweest, dienen ten minste devolgende onderdelen van deze installatie te zijn verwijderd:- verdamper/drukregelaar en/of ander brandstofdoseringssysteem;

(een uitlaatstift die bij een luchtgekoelde motor als verdamper fungeert behoeft niet teworden verwijderd)

- LPG-tank;- gasafsluiter;- gasmengstuk;- inspuitstukken;- inspuitstuk-adapter, tenzij deze definitief is afgeplugd;- buitenvulklep, tenzij deze definitief is afgeplugd;- hogedrukleiding, met uitzondering van het gedeelte dat rechtstreeks vast tegen de onderzijde

van het voertuig bevestigd is.

APK Erkenningsregeling

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

25

b. bijzonderheden op het kentekenbewijs:indien het voertuig is aangepast voor het vervoer van gehandicapten of ten behoeve van het gebruik door een gehandicapte, moet zijn vermeld: “Het voertuig is ingericht voor het vervoer van invaliden.” of “Het voertuig is ingericht voor het vervoer van gehandicapten.”, respectievelijk “Het voertuig is ingericht voor het gebruik door een invalide.” of “Het voertuig is ingericht voorhet gebruik door een gehandicapte.”Eén van deze vermeldingen moet zijn opgenomen indien één of meer van de volgende aanpassingen ten behoeve van een gehandicapte zijn uitgevoerd:1º wijziging carrosserie, zijnde:

- verlaging van de bodemplaat;- verhoging van het dak;- aanbrengen van vastzetinrichtingen of rails voor de bevestiging van een rolstoel en waarin

een gehandicapte kan worden vervoerd;- gewijzigde bevestigingspunten voor autogordels;- gewijzigde zitplaatsen en bevestigingspunten hiervan;

2º wijziging remsysteem zijnde:- een gewijzigd bedieningsmechanisme;- het aanbrengen van een extra of grotere rembekrachtiger;- aanpassing remkrachtregelaar doordat de wielophanging is aangepast waardoor het

mogelijk is het voertuig tijdens het in- en uitrijden van een rolstoel te verlagen (kniel-systeem);

3º wijziging stuurinrichting, zijnde:- een gewijzigd bedieningsmechanisme zoals stuurkolom, stuur, stangenstelsel of extra

aangebrachte bekrachtiging;- een extra aangebrachte noodstuurinrichting.

3. TaxibijlageIndien op het kentekenbewijs van een motorrijtuig onder “Bijzonderheden” vermeld staat “Taxi, zie bijlage”, moet het motorrijtuig voldoen aan de omschrijving zoals neergelegd in de bijlage die deel uitmaakt van het kentekenbewijs.

APK Erkenningsregeling

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

26

BIJLAGE 3

BEHORENDE BIJ ARTIKEL 41, DERDE LID ONDER C.

Een personenauto, bedrijfsauto, aanhangwagen of driewielig motorrijtuig moet zijn voorzien van geleretroreflecterende kentekenplaten (aanhangwagen één, driewielig motorrijtuig één of twee) welke aande linkerzijde zijn voorzien van een in het laminaat geïntegreerd Eurosymbool.

Van het voorgaande zijn uitgezonderd:1. voertuigen waarvan op het kentekenbewijs de toestemming tot het voeren van kentekenplaten model

18.2 staat vermeld; deze voertuigen mogen zijn voorzien van het kleine model kentekenplaten;ToelichtingAls het voertuig aan de achterzijde is voorzien van een kentekenplaat model 18.2 dan dient ook aan de voor-zijde een kentekenplaat model 18.2 te zijn aangebracht. Kentekenplaten van het model 18.2 worden niet vooraanhangwagens afgegeven.

2. voertuigen met een datum eerste toelating welke ligt vóór 1 januari 1978; deze voertuigen mogenzijn voorzien van donkerblauwe kentekenplaten.ToelichtingDeze donkerblauwe kentekenplaten met witte letters en cijfers worden toegepast bij een kentekennummer datbestaat uit een combinatie van twee groepen van twee cijfers en één groep van twee letters.

3. voertuigen die worden gebruikt voor taxivervoer in de zin van de Wet Personenvervoer 2000; dezevoertuigen moeten zijn voorzien van lichtblauwe kentekenplaten als bedoeld in de Regeling kente-kens en kentekenplaten.ToelichtingDit zijn voertuigen waarvan op het kentekenbewijs deel I A dan wel deel I onder bijzonderheden is vermeld“Taxi” of “Taxi, zie bijlage”. Deze voertuigen moeten zijn voorzien van lichtblauwe kentekenplaten die zijnvoorzien van een zwarte kaderrand en zwarte letters en cijfers. Zij zijn niet voorzien van het Euro-symbool.

Personenauto’s, bedrijfsauto’s en driewielige motorrijtuigen en gekentekende aanhangwagens mogengeen andere kentekenplaten voeren dan de in deze bijlage genoemde

APK Bekendmaking Cusumsysteem Erkenninghouder

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

1

Bekendmaking cusumsysteem Erkenningshouders APK 2009.6 oktober 2006, VIZ 2006/8287.

De directie van de Dienst Wegverkeer,Gelet op artikel 53, eerste lid, van de Erkenningsregeling APK, CDJZ/WBI/2000-82, Stcrt. 2000, nr. 35.

Besluit:

Artikel 1 - definitiesIn deze bekendmaking wordt verstaan onder:a. herkeuring: steekproef als bedoeld in artikel 86, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, en het

deskundigenonderzoek als bedoeld in artikel 91 van de Wegenverkeerswet 1994 alsmede onderzoeken door politie of RDW;

b. cusumsysteem: het systeem van bonus- en strafpunten als bedoeld in artikel 53, eerste lid, van deErkenningsregeling APK;

c. cusumbijdrage: de bijdrage aan straf- en bonuspunten van een herkeuring;d. cusumstand: startwaarde vermeerderd met de som van bonus- en strafpunten van herkeuringen;e. keuringseisen: de permanente eisen als bedoeld in hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement en in de

Regeling permanente eisen taxi’s als mede de eisen opgenomen in het boekwerk ‘APK-milieukeuringseisen’;

f. misser: bij een herkeuring geconstateerd onjuist of vergeten afkeurpunt, adviespunt of reparatiepuntals bedoeld in artikel 1, onder v, w en x van de Erkenningsregeling APK;

g. gradatie: kwalificatie van een misser uitgedrukt in strafpunten bij toepassing van de keuringseisen;h. klasse: classificatie voor de kwaliteit van werken bij de toepassing van de keuringseisen door de er-

kenninghouder; de 3 klassen geven tevens een indicatie voor de kans op het aantal uit te voerenherkeuringen.

Artikel 2 - toepassingHet cusumsysteem erkenninghouders APK wordt toegepast bij herkeuringen ten behoeve van hetmeten van de kwaliteit bij het toepassen van de keuringseisen.

Artikel 3 1. Gradaties worden ingedeeld in:

a. gradatie 1: een misser die de verkeersveiligheid indirect beïnvloedt, die 1 strafpunt oplevert;b. gradatie 2: een geringe milieu misser die1,5 strafpunten oplevert;c. gradatie 3: een geringe misser die1,5 strafpunten oplevert;d. gradatie 4: een ernstige misser waarbij die 3 strafpunten oplevertc. gradatie 5: een ernstige misser waarbij sprake is van een apert onveilig voertuig die 3 strafpunten

oplevert.2. De cusumbijdrage wordt berekend aan de hand van de formule: totaal aantal strafpunten per

herkeuring minus het bonuspunt van 0,4 punt.

Artikel 4 - klassen1. De erkenninghouder wordt geplaatst in:

a. de normale klasse (N):1° na het verlenen van de erkenning en na een tijdelijke intrekking van de erkenning, waarbij de

startwaarde 4,5 is;2° indien de cusumstand na de laatste 5 herkeuringen in de P-klasse kleiner is dan 7,5, waarbij

de startwaarde de laatste cusumstand in de P-klasse is;3° indien de cusumstand in de C-klasse groter of gelijk is aan 4,5 doch kleiner dan 7,5, waarbij

de startwaarde de laatste cusumstand in de C-klasse is;b. de compensatie klasse (C) indien de cusumstand in de N-klasse kleiner of gelijk is aan 0, waarbij

de startwaarde 0 is en waarna de cusumstand niet kleiner wordt dan 0;c. de penalty klasse (P), waarbij de startwaarde 4,5 is indien:

1° de cusumstand 7,5 of hoger is;2° één afzonderlijke cusumbijdrage groter is dan 5;3° de som van de cusumbijdragen van de laatste 5 herkeuringen groter is dan 5.

APK Bekendmaking Cusumsysteem Erkenninghouder

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 10 versie 12-2004

2

2. De kans op herkeuringen in genoemde klassen wordt bepaald door de verhouding N : C : P = 2 : 1 : 6.3. Plaatsing in de C-klasse geeft aanleiding tot verminderd toezicht en plaatsing in de P-klasse tot

verscherpt toezicht.

Artikel 5 - intrekken erkenningEen procedure tot intrekking van de erkenning wordt begonnen indien:a. in de P-klasse de volgende cusumstand wordt bereikt of overschreden:

1° na de eerste herkeuring 9,1;2° na de tweede herkeuring 8,7;3° na de derde herkeuring 8,3;4° na de vierde herkeuring 7,9;5° na de vijfde herkeuring 7,5;

b. een misser van gradatie 5 wordt geconstateerd;c. één afzonderlijke cusumbijdrage 9,6 of hoger is;d. in een periode van 12 maanden driemaal plaatsing in de P-klasse heeft plaatsgevonden.

Artikel 6 – intrekking vorige bekendmakingDe bekendmaking cusumsysteem erkenninghouders APK 2004 van 23 november 2004, Stcrt. 2004, nr. 226 wordt ingetrokken.

Artikel 7 – historieDe voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze bekendmaking bestaande cusumstanden blijven instand.

Artikel 8 – ingangsdatumDeze bekendmaking treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 9 - citeertitelDeze bekendmaking wordt aangehaald als: Bekendmaking cusumsysteem erkenninghouders APK 2004.

Deze bekendmaking wordt met toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Zoetermeer, 6 oktober 2006.

De directie van de Dienst Wegverkeer,

J.G. Hakkenberg.Algemeen Directeur

APK Bekendmaking Cusumsysteem Keurmeester

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 10 versie 12-2004

1

Bekendmaking cusumsysteem Keurmeester APK 20076 oktober 2006, VIZ 2006/8288, Staatscourant nr. 226 van 23 november 2004.

De directie van de Dienst Wegverkeer,Gelet op artikel 53, tweede lid van de Erkenningsregeling APK, CDJZ/WBI/2000-82, Stcrt. 2000, nr. 35;

Besluit:

Artikel 1 - definitiesIn deze bekendmaking wordt verstaan onder:a. herkeuring: steekproef als bedoeld in artikel 86, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en het

deskundigenonderzoek als bedoeld in artikel 91 van de Wegenverkeerswet 1994 alsmede onderzoeken door de politie of RDW;

b. cusumsysteem keurmeester: het systeem van bonus- en strafpunten voor de keurmeester zoals be-doeld in artikel 53, tweede lid, van de Erkenningsregeling-APK;

c. keuringsbevoegdheid: de bevoegdheid om voertuigen APK te keuren en met behulp van een doorde RDW geaccepteerd systeem af te melden. Deze bevoegdheid moet blijken uit een diplomaKeurmeester en een geldige bevoegdheidspas periodieke keuring lichte voertuigen respectievelijk(zware) bedrijfsvoertuigen welke documenten zijn afgegeven door de Stichting VAM;

d. cusumbijdrage: de bijdrage aan straf- en bonuspunten van een herkeuring;e. cusumstand: waarde, met een minimum van 0, vermeerderd met de som van bonus- en strafpunten

van herkeuringen;f. keuringseisen: de permanente eisen als bedoeld in hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement en in de

Regeling permanente eisen taxi’s alsmede de eisen opgenomen in het boekwerk ‘APK-milieukeuringseisen’;

g. misser: bij een herkeuring geconstateerd onjuist of vergeten afkeurpunt, adviespunt of reparatiepuntals bedoeld in artikel 1, onder v, w en x van de Erkenningsregeling APK;

h. gradatie: kwalificatie van een misser uitgedrukt in strafpunten bij toepassing van de keuringseisen;i. klasse: classificatie voor de kwaliteit van werken bij de toepassing van de keuringseisen door de

keurmeester.

Artikel 2 - toepassingHet cusumsysteem keurmeester-APK wordt toegepast bij herkeuringen ten behoeve van het meten vande door de keurmeester geleverde kwaliteit bij het toepassen van de keuringseisen.

Artikel 3 - gradatiesGradaties worden ingedeeld in:

a. gradatie 1: een misser die de verkeersveiligheid indirect beïnvloedt, die 1 strafpunt oplevert;b. gradatie 2: een geringe milieu misser die 1,5 strafpunt oplevert;c. gradatie 3: een geringe misser die 1,5 strafpunt oplevert;d. gradatie 4: een ernstige misser waarbij die 3 strafpunten oplevertc. gradatie 5: een kritieke misser waarbij sprake is van een apert onveilig voertuig die 3 strafpunten

oplevert.2. De cusumbijdrage wordt berekend aan de hand van de formule: totaal aantal strafpunten per

herkeuring minus het bonuspunt van 0,4 punt.

Artikel 4 - klassenDe keurmeester wordt geplaatst in:1. de normale klasse (N):

a. met een startwaarde 0:1° na het verlenen van de keuringsbevoegdheid, en2° na een met goed gevolg afgelegde tweejaarlijkse toets als bedoeld in artikel 27, eerste lid,

van de Erkenningregeling APK, en 3° na een aanbeveling tot intrekking van de keuringsbevoegdheid;

b. indien de cusumstand in de P-klasse kleiner wordt dan 7,5;2. de penalty klasse (P) indien de cusumstand in de N-klasse 7,5 bereikt of overstijgt.

APK Bekendmaking Cusumsysteem Keurmeester

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 10 versie 12-2004

2

Artikel 5 - intrekken keuringsbevoegdheidEen procedure tot intrekking van de keuringsbevoegdheid wordt begonnen indien:a. de cusumstand 10 wordt bereikt of overschreden;b. één afzonderlijke cusumbijdrage 9,6 of hoger is;c. een misser van gradatie 3 wordt geconstateerd;

Artikel 6 - intrekking vorige bekendmakingDe Bekendmaking cusumsysteem Keurmeester-APK 2004 van 23 november 2004, Stcrt. 2004, nr. 226wordt ingetrokken.

Artikel 7 - historieDe voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze bekendmaking bestaande cusumstanden blijven instand.

Artikel 8 - ingangsdatumDeze bekendmaking treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 9 - citeertitelDeze bekendmaking wordt aangehaald als: Bekendmaking cusumsysteem Keurmeester-APK 2007.

Deze bekendmaking zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Zoetermeer, 6 oktober 2006.

De directie van de Dienst Wegverkeer,

J.G. Hakkenberg.Algemeen Directeur.

APK Procedure Roetmeting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

1

Procedure Roetmeting

1. Voer in de roetmeter de volgende gegevens in:a. stationair toerental:

minimum: 400 omw/min, enmaximum: 1000 omw/min;

b. afregeltoerental:een minimum en een maximum met een dusdanige waarde dat het geschatte afregeltoerentalbinnen deze waarden zal vallen;

c. minimum motorolietemperatuur: 60°C.d. maximum k-waarde:

1º 2,5 m-1 voor een motor met natuurlijke aanzuiging, in gebruik genomen na 31-12-1979 envoor 01-07-2008 of

2º 3,0 m-1 voor een motor met drukvulling, in gebruik genomen na 31-12-1979 en voor 01-07-2008 of

3º 1,5 m-1 voor een motor met natuurlijke aanzuiging of voor een motor met drukvulling ingebruik genomen na 31-06-2008.

2. sluit de roetmeter aan volgens de handleiding.3. controleer of de motorolietemperatuur de minimum waarde heeft bereikt, zo niet:

a. motor op temperatuur brengen, ofb. de beveiliging op de roetmeter uitschakelen.

4. controleer of het stationair toerental binnen de ingebrachte waarden valt. Zo niet, dan moet u hetstationair toerental bijstellen tot een waarde die ligt tussen de ingebrachte waarden, en mag u verdergaan met de meting. Is bijstellen niet mogelijk of niet wenselijk dan moet u stoppen met de metingen kan het voertuig niet worden goedgekeurd.

5. controleer of het afregeltoerental binnen de ingebrachte waarden valt. Zo niet dan de instellingenvoor het afregeltoerental in de roetmeter wijzigen zodat het afregeltoerental van de motor hier-binnen valt.

6. volg de handelingen zoals deze door de roetmeter wordt aangegeven, waarbij het volgende in achtmoet worden genomen:- het ‘gaspedaal’ zonder onderbreking binnen 1 seconde tot aan de aanslag indrukken. Het los-

laten van het ‘gaspedaal’ moet langzamer gebeuren om eventuele schades te voorkomen;- indien het display van de roetmeter na de eerste of tweede meetcycli aangeeft dat de k-waarde

kleiner of gelijk is dan de maximale k-waarde minus 0,5 m-1 mag de meting worden afgebroken.7. als de k-waarde aan de hand van de roetmeetstrook moet worden vastgesteld omdat de k-waarde

van de eerste of tweede meting niet kleiner of gelijk is dan de maximale k-waarde min 0,5 m-1 danmogen de verschillen van de afregeltoerentallen van de metingen waarmee de gemiddelde k-waarde wordt bepaald, niet meer zijn dan 10% van het hoogste afregeltoerental.

8. bepaal aan de hand van de gemeten k-waarde of het voertuig voldoet aan de gestelde eisen. Indieneen print van toepassing is, is de hierop vermelde gemeten k-waarde de gemiddelde k-waarde vandrie achtereenvolgende meetcycli.

Let op: Indien de meting niet voortijdig mag worden afgebroken omdat de k-waarde hiervoor te hoog is,bestaat de mogelijkheid dat de roetmeter na beëindiging van de meting aangeeft dat het resultaat nietgoed is, terwijl ogenschijnlijk wel alles akkoord lijkt te zijn: de toerentallen blijven tijdens de metingtussen de ingestelde waarden en de k-waarde is lager dan de ingebrachte waarde.

Dit kan worden veroorzaakt doordat het onderlinge verschil tussen de gemeten k-waarde te groot is(de zogenaamde bandbreedte). In de software van de roetmeter is namelijk opgenomen dat dit onder-linge verschil niet groter mag zijn dan:

- 0,5 m-1 als de berekende k-waarde kleiner of gelijk is aan 2,5 m-1 en- 0,7 m-1 als de berekende k-waarde groter is dan 2,5 m-1.

In een dergelijk geval mag de auto niet worden goedgekeurd maar moet de roetmeting, na eventueleaanpassingen aan de motor, worden overgedaan.

APK Procedure Roetmeting

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-2006

2

Indien tijdens een keuring of anderszins blijkt dat de brandstofpomp dusdanig is afgesteld dat demaximum snelheid van de auto minder bedraagt dan 60 km/uur, zal de auto alsnog worden afgekeurd.De brandstofpomp dient in een dergelijk geval opnieuw te worden afgesteld waarna de roetmetingopnieuw moet worden uitgevoerd.

APK Toezichtbeleid Erkenninghouders

TOEZICHTBELEID APK ERKENNINGHOUDERS van 1 maart 2000Gewijzigd 10-2001, 2-2003, 12-2004, 12-2005 en 12-2006

Inhoud blz.

1. Toezicht 31.1 Basis voor het toezicht 31.2 Wat omvat het toezicht? 31.3 Herschouwingen 31.4 Frequentie van het toezicht 3

2. Sancties 32.1 Algemeen 32.1.1 Meerdere keuringsplaatsen 32.1.2 Welke sancties zijn er? 42.1.3 Intrekking na schorsing 42.1.4 Tweede schorsing aanleiding tot intrekking 42.1.5 Tweede aanleiding tijdelijke intrekking 42.1.6 Tijdelijke intrekking langer dan 4 weken 42.1.7 Voorwaardelijke intrekking 52.1.8 Ernstige overtredingen 52.1.9 Ingangsdatum sanctie 52.1.10 Inleveren keuringsrapporten en gevelschild 5

2.2 Onderscheid sancties erkenning/keuring 52.2.1 Sancties erkenningseisen en -voorschriften 52.2.2 Sancties erkennings- en keuringseisen 62.2.3 Sancties procedurevoorschriften keuring 62.3 Financiële verplichtingen 6

3. Horing 6

4. Verjaringstermijn 7

5. Bezwaar en beroep 7

6. Nadere uitwerking en toelichting enige keuringsvoorschriften 76.1 Verplichtingen voor aanvang van de keuring 76.2 De APK-keuring en het verlenen van medewerking aan de steekproef 76.3 Aanwezigheid voertuig bij de steekproef 86.4 APK-handhaving 8

Bijlage 1Voorbeelden sancties

Bijlage 2:Beoordeling erkenningseisen

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-20061

TOEZICHTBELEID APK ERKENNINGHOUDERS van 1 maart 2000Gewijzigd 10-2001, 2-2003, 12-2004, 12-2005 en 12-2006

1. Toezicht

1.1 Basis voor het toezichtOp basis van de Wegenverkeerswet 1994 wordt toezicht gehouden op de erkenninghouders en de keurmeesters.In deze toezichtsbeleidsbrief wordt steeds, als wordt gesproken van een erkenning, daar ookonder verstaan de keuringsplaats(en) en de mobiele keuringseenheid, waarvoor de erkenninggeldt. Voor de mobiele keuringseenheid zijn de erkenningseisen in een aparte paragraaf opge-nomen. Ten behoeve van het gebruik van de erkenning worden toegangscodes en certificaten afgegevenin verband met de datacommunicatie met de RDW. Hiervoor geldt dat deze uitsluitend voorde betreffende erkenning en de betreffende keuringsplaats mogen worden gehanteerd.

1.2 Wat omvat het toezicht?Het toezicht omvat in ieder geval:a. het periodiek controleren (herschouwen) op de eisen en verplichtingen die gelden voor het

in stand houden van de erkenning; b. het beoordelen van de kwaliteit van de uitgevoerde keuringen door een herkeuring in de

vorm van een steekproef nadat het voertuig bij de RDW is afgemeld.

1.3 HerschouwingenHierbij wordt u gewezen op het feit dat de herschouwingen, ten minste eenmaal per twee jaar,met of zonder vooraankondiging kunnen worden uitgevoerd. Indien een naschouwing van uwkeuringsplaats noodzakelijk is vanwege tekortkomingen, zal hiervoor een tarief in rekeningworden gebracht.Indien tijdens de herschouwing tekortkomingen worden geconstateerd dan kan dit aanleidinggeven tot het opleggen van een sanctie. In bijlage 2 wordt aangegeven hoe een aantal erken-ningseisen wordt beoordeeld.

1.4 Frequentie van het toezichtIndien u zich steeds aan de eisen en voorschriften houdt, zal het toezicht door de RDW beperktblijven tot de genoemde herschouwing, welke eenmaal per twee jaar wordt gehouden, en de steekproefsgewijze herkeuring op gemiddeld 3 van elke 100 afgemelde voertuigen.

2. Sancties

2.1 AlgemeenAls blijkt dat één of meerdere zaken bij u niet in orde zijn, bestaat voor de RDW de mogelijkheid om bij overtreding van de bepalingen uit de erkenningsregeling en/of bij verslechtering van de kwaliteit van de keuringen, aan u als erkenninghouder een sanctie op te leggen.

2.1.1 Meerdere keuringsplaatsenWanneer een erkenning geldt voor meerdere keuringsplaatsen zal in de regel de kwaliteit per keuringsplaats worden beoordeeld en kan een eventuele sanctie hierop worden afgestemd. Hetzelfde geldt voor mobiele keuringseenheden. Indien u erkenninghouder van meerdere keuringsplaatsen bent, zal in beginsel steeds per keuringplaats worden gesanctioneerd, met inachtneming van het onder 2.1.2. genoemde in zwaarte opeenvolgende sancties. Indien u een erkenning voor meerdere keuringsplaatsen heeft wijs ik u er met klem op dat hetcertificaat ten behoeve van de datacommunicatie alleen bij 1 bepaalde keuringsplaats behoorten u dit bij het in gebruik nemen van een nieuw certificaat, wisselen van computers kunt con-troleren of het certificaat bij de bewuste keuringsplaats hoort. Een goede controle hiervan kanovertredingen en sancties voorkomen.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-20063

APK Toezichtbeleid Erkenninghouders

2.1.2 Welke sancties zijn er?De volgende sancties kunnen worden opgelegd:a. waarschuwing (schriftelijk of via de datacommunicatie);b. voorwaardelijke intrekking van de erkenning;c. tijdelijke intrekking van de erkenning (maximaal 12 weken);d. definitieve intrekking van de erkenning, en;e. schorsing van de erkenning (maximaal 12 weken).Deze opsomming is niet bepalend voor de volgorde waarin de sancties worden opgelegd.Een waarschuwing wordt gegeven in de vorm van een vermelding in de datacommunicatie bij plaatsing in de P-klasse. Een waarschuwing wordt ook gegeven bij constatering van een lichte overtreding.Een voorwaardelijke intrekking wordt gegeven als het geconstateerde niet ernstig genoeg is, ofals zich zodanige bijzondere feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die het nietrechtvaardigen om de erkenning feitelijk in te trekken. Het afmelden van voertuigen blijftmogelijk. Wel dient aan de voorwaarden die zijn opgenomen in het besluit te worden voldaan.Een tijdelijke intrekking betekent dat er niet meer gekeurd en afgemeld mag worden voor de inhet besluit genoemde periode. Na deze periode wordt u in beginsel automatisch weeraangesloten op het afmeldsysteem. Wel zal een herschouwing moeten plaatsvinden waarvoorkosten in rekening worden gebracht (zie 2.1.6)1.Een definitieve intrekking betekent ook dat u niet meer mag keuren en afmelden. Als u weer inhet bezit wilt komen van een erkenning zult u een nieuwe aanvraag moeten indienen tegen hetdaarvoor geldende tarief.Deze aanvraag kan, na een eerste intrekking, pas na 12 weken, dan wel na 6 maanden, na tweeof meer intrekkingen, in behandeling worden genomen. De behandelingstermijn bedraagt overhet algemeen tenminste 4 weken.

Een schorsing betekent eveneens dat er niet meer afgemeld mag worden. De schorsing wordtin beginsel alleen opgelegd voor een verzuim dat door u zelf binnen de termijn van 12 wekenkan worden hersteld. Nadat dit aantoonbaar is gebeurd kan er weer worden afgemeld. Indieneen naschouwing noodzakelijk is, zullen hiervoor kosten in rekening worden gebracht.

In bijlage 1 wordt globaal aangegeven welke overtreding tot welke sanctie aanleiding kan geven.

2.1.3 Intrekking na schorsingAls bij een schorsing binnen de termijn van 12 weken het geconstateerde verzuim niet is verholpen, zal de erkenning definitief worden ingetrokken. Voor een nieuwe erkenning dient een aanvraag te worden ingediend tegen het daarvoor geldende tarief 1.

2.1.4 Tweede schorsing aanleiding tot intrekkingAls voor de tweede maal binnen 3 jaar voor eenzelfde overtreding de erkenning wordt geschorstdan zal deze tweede overtreding kunnen leiden tot een tijdelijke intrekking van uw erkenning.

2.1.5 Tweede aanleiding tijdelijke intrekkingNa een tijdelijke intrekking zal een tweede aanleiding voor een tijdelijke intrekking binnen3 jaar leiden tot een zwaardere sanctie. Indien uw erkenning definitief wordt ingetrokken kuntu voor een nieuwe erkenning een aanvraag indienen tegen het daarvoor geldende tarief 1.

2.1.6 Tijdelijke intrekking langer dan 4 wekenBij een sanctie van tijdelijke intrekking voor een periode langer dan 4 weken is dit aanleidingvoor een herschouwing door de bedrijfsinspecteur. Van een dergelijk bezoek zullen kosten aanu in rekening worden gebracht1.

1 De tarieven worden jaarlijks d.m.v. het ‘Besluit tarieven Dienst wegverkeer’ in de Staatscourant bekendgemaakt.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-20064

APK Toezichtbeleid Erkenninghouders

2.1.7 Voorwaardelijke intrekkingVoor de voorwaardelijke intrekking van uw erkenning geldt dat u feitelijk nog gebruik kuntmaken van de erkenning. Bij een volgende overtreding zult u zwaarder worden gesanctioneerd. Voorts dient u de in het sanctiebesluit genoemde voorwaarden na te leven.

2.1.8 Ernstige overtredingenBij een ernstige overtreding of bij een veelvoud van overtredingen dan wel ondermijning vanhet toezicht blijft uiteraard de mogelijkheid bestaan per direct een definitieve intrekking op teleggen, dan wel de sanctie voor meerdere keuringsplaatsen te laten gelden.

2.1.9 Ingangsdatum sanctieIn de regel wordt bij een besluit tot een (tijdelijke) intrekking van de erkenning een termijn van5 werkdagen gegeven om de eerstkomende afspraken na te komen, voordat de intrekking wordtgeëffectueerd. Doen zich in de periode, na de overtreding, opnieuw gronden voor eenintrekking voor, dan zal uw erkenning opnieuw worden ingetrokken (zie 2.1.5).Indien u een erkenning heeft ten behoeve van het eigen wagenpark zal de intrekking steedsonmiddellijk ingaan.

2.1.10 Inleveren keuringsrapporten en gevelschildAls uw erkenning definitief wordt ingetrokken, bent u verplicht om de ongebruikte keurings-rapporten voor de keuringsplaats bij de RDW in te leveren. Daarnaast dient u de betreffendeAPK-erkenningssticker te verwijderen. Indien u als gevolg van de definitieve intrekking nietmeer in het bezit bent van enige erkenning of geldig handelaarskenteken dan dient u ook hetgevelschild in te leveren.

2.2. Onderscheid sancties erkenning/keuringBij het opleggen van sancties wordt in beginsel een onderscheid gemaakt tussen deovertredingen van de eisen en voorschriften die aan de instandhouding van een erkenningzijn gesteld en de eisen en voorschriften die gelden bij het uitvoeren van een keuring. Bij overtreding van de erkenningseisen, keuringsvoorschriften en keuringseisen kan ditaanleiding zijn een sanctie op te leggen aan zowel de erkenninghouder als de keurmeester. Dit geldt met name voor het gestelde onder punt 2.2.2. en punt 6.

2.2.1 Sancties erkenningseisen en -voorschriftenBij overtreding van de erkenningseisen wordt in beginsel een sanctie van schorsing van de er-kenning opgelegd. De essentie van de schorsing is dat op het moment dat u weer aan de eisenvoldoet deze schorsing wordt opgeheven. De duur van de schorsing heeft u dus zelf in de hand.Bij overtreding van de algemene erkenningsvoorschriften wordt in het algemeen eveneens eensanctie van schorsing van de erkenning opgelegd. Als voorbeeld wordt hier genoemd dat voorde apparatuur waarvoor dit geldt steeds geldige keuringscertificaten in het bedrijf aanwezigmoeten zijn en het niet op orde hebben van de boekwerken Regelgeving APK en APK milieu-keuringseisen. Het is dan mogelijk uw erkenning voor die keuringsplaats te schorsen tot hetmoment dat aangetoond is dat er wel geldige keuringscertificaten zijn of de boekwerken weerop orde zijn.

Ingeval van overtreding van artikel 32 van de Erkenningsregeling APK wordt een intrekkingsprocedure gestart. U dient er zorg voor te dragen dat uitsluitend voertuigen worden gekeurd in de keuringsplaats waarvoor uw erkenning geldig is. Let hierbij derhalve op de hoogte en breedte van de voertuigen alsmede de categorie of bijzonderheden op het kentekenbewijs.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-20065

APK Toezichtbeleid Erkenninghouders

2.2.2 Sancties erkennings- en keuringseisenSanctionering van de keuringen gebeurt zowel negatief als positief. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het zogenoemde cusumsysteem2 erkenninghouders, dat bij elke uitgevoerde herkeuring in het kader van een steekproef aan uw keuringsplaats bonus- of strafpunten toekent, afhankelijk van de kwaliteit van één of meerdere keuringen.

Ook de constateringen gedaan door de politie, door eigen bevindingen van de RDW of die dooreen beroep tegen de afgifte van een keuringsrapport (artikel 91 van de Wegenverkeerswet1994) aan de RDW bekend worden, worden gesanctioneerd op de wijze zoals hierboven aange-geven.

Indien u het niet eens bent met het technische resultaat van de steekproefherkeuring, de misserof de gradatie van de misser, kunt u hiertegen in beroep gaan op grond van artikel 90 van deWegenverkeerswet 1994. De bevoegde keurmeester wordt geacht mede namens u, als erken-ninghouder, dit beroep in te dienen, aangezien er van de erkenninghouder niet verwacht wordtdat deze te allen tijde in de betreffende keuringsplaats aanwezig is. Dit dient terstond na deweigering tot afgifte van het keuringsrapport te gebeuren, dat wil zeggen direct nadat hetvoertuig door de steekproefcontroleur is afgekeurd en tegen betaling van het daarvoor geldendetarief. Bij gebruikmaking van deze procedure dient u dit op het steekproefcontrolerapport aante geven door middel van invulling en ondertekening van dit rapport. De steekproefcontroleur zal daarna telefonisch contact opnemen met het regiokantoor. Ook dan is van belang dat de staat van het voertuig ongewijzigd blijft (zie 2.2.3).

Bij de herschouwing worden de gebreken vastgelegd op het herschouwingsrapport. De aard,het aantal alsmede de bij de vorige herschouwing geconstateerde gebreken kunnen aanleidingzijn tot een intrekkingsprocedure. Hiertoe wordt een horing uitgevoerd. Zie voor de horingverder onder 3.

In bijlage 1 wordt u verder geïnformeerd over de manier waarop met de geconstateerde tekortkomingen wordt omgegaan.

2.2.3 Sancties procedurevoorschriften keuringVoor de uitvoering van de keuring en de steekproef geldt een aantal procedurevoorschriften. Naleving hiervan is van belang omdat deze voorschriften verband houden met de wijze waaropde RDW het toezicht moet kunnen uitvoeren. U wordt hier met name gewezen op het feit dat na de afmelding van het gekeurde voertuig bij de RDW er geen enkele wijziging meer mag worden aangebracht in de staat van het voertuig. Bij dit zogenoemde ‘verbod tot sleutelen in quarantaine-tijd’ is het dus absoluut niet toegestaan om bijvoorbeeld alsnog een kapot lampje te (laten) vervangen of een meting uit te voeren dan wel (een en ander nogmaals te laten) te controleren vóór of na de aankomst van de steekproefcontroleur en de aanvang van de steekproefherkeuring.

2.3 Financiële verplichtingenMet nadruk wordt u er hier op gewezen dat ook met betrekking tot de nakoming van de finan-ciële verplichtingen sancties kunnen worden opgelegd. Indien u de kosten voor het toezichtniet of niet tijdig voldoet zal in beginsel worden overgegaan tot een sanctie van schorsing vanuw erkenning. De schorsingstermijn bedraagt hierbij minder dan 12 weken, namelijk 6 weken.

3. HoringVoordat aan uw bedrijf een sanctie wordt opgelegd, zult u in de regel door een medewerkervan de RDW worden gehoord. U (of uw vertegenwoordiger) krijgt dan de gelegenheid om uwvisie te geven op het gebeurde. Daarbij kunnen alle relevante feiten en (bijzondere) omstandig-heden ten aanzien van de overtreding naar voren worden gebracht. Van deze horing wordt eenproces-verbaal opgemaakt. Op basis van onder andere dit proces-verbaal wordt besloten of eensanctie en zo ja, welke sanctie wordt opgelegd.

2 Cusum staat voor cumulating sum. Het cusumsysteem is bekend gemaakt in de Staatscourant. De regeling is opgenomenachter tabblad 7 van uw map Regelgeving Algemene Periodieke Keuring.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-20066

APK Toezichtbeleid Erkenninghouders

4. VerjaringstermijnVoor sancties wordt een verjaringstermijn van drie jaar gehanteerd. Dit betekent dat bij hetopleggen van een vervolgsanctie de eerdere sanctie wordt meegewogen. Bepalend hiervoor isde datum van overtreding.

5. Bezwaar en beroepTegen een sanctiebesluit kan op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar wordengemaakt. U dient dit bezwaar binnen 6 weken schriftelijk en gemotiveerd in te dienen bij deDirectie van de RDW.Naast deze mogelijkheid tot het indienen van een bezwaarschrift, kunt u bij de Rechtbank,sector bestuursrecht, een voorlopige voorziening vragen. Ook dit dient schriftelijk te gebeuren.Tegen een waarschuwing, schriftelijk of via plaatsing in de penalty-klasse, kunt u volgensvaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geen bezwaarof beroep indienen.

6. Nadere uitwerking en toelichting enige keuringsvoorschriftenZoals al eerder aangegeven zijn deze voorschriften essentieel voor het toezicht van de RDW opzowel de kwaliteit van de keuring als op de naleving van de Erkenningsregeling APK.

6.1 Verplichtingen voor aanvang van de keuringIn de keuringsplaats moet de meest recente regelgeving aanwezig zijn, de boekwerken APK milieukeuringseisen en Regelgeving APK of de Cd-rom. Deze moeten aan de keurmeesters ter beschikking worden gesteld alvorens zij tot de technische keuring overgaan. Indien dit niet gebeurt zal een sanctie worden opgelegd.

In artikel 41 van de Erkenningsregeling APK is nadrukkelijk bepaald welke activiteitenvoorafgaande aan de feitelijke technische keuring moeten worden verricht:- het originele, complete en geldige kentekenbewijs deel I A dan wel deel I dient te zijn

overgelegd. Let daarbij ook op de duplicaatcode en eventuele bijlagen;- controle van de gegevens in het kentekenregister met de gegevens op deel I A dan wel

deel I van het kentekenbewijs. Hiervoor heeft u een geldige toegangscode nodig;- vervolgens aan de hand van de in bijlage 2 van de Erkenningsregeling APK opgenoemde

punten nagaan of het voertuig met het kentekenbewijs overeenstemt, en - controle of de juiste kentekenplaten zijn gemonteerd.In voorkomende gevallen dient u de aanvrager van het keuringsrapport naar de RDW teverwijzen. Bij overtreding van dit artikel wordt een sanctie opgelegd.

6.2 De APK-keuring en het verlenen van medewerking aan de steekproefIn de artikelen 42 tot en met 46 van de Erkenningsregeling APK wordt het keuringsprocesbeschreven. U wordt er met nadruk op gewezen dat u uw bedrijfsvoering zodanig dient in terichten dat aan deze verplichtingen wordt voldaan. Kort gezegd omvat dit:a. de volledige keuring door de keurmeester, zonodig inclusief roetmeting;b. aan de hand van het kentekenbewijs nagaan of de keuring heeft plaatsgevonden en dan

overgaan tot het afmelden van het resultaat van de keuring, waarbij:1. indien het voertuig niet aan de keuringseisen voldoet, de afkeurpunten worden gemeld;2. indien het voertuig is goedgekeurd na reparatie, de reparatiepunten en eventuele

adviespunten worden gemeld;3. indien het voertuig is goedgekeurd de goedkeur wordt gemeld en de eventuele

adviespunten;c. het bevestigen dat de onder a. tot en met b3 genoemde verplichtingen zijn nagekomen;d. het in alle gevallen, dus ook bij afkeur invullen van het keuringsrapport, door middel van

printen of handmatig overnemen van de schermgegevens;e. na controle of het keuringsrapport juist en volledig is ingevuld, het ondertekenen van het

keuringsrapport door de keurmeester.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-20067

APK Toezichtbeleid Erkenninghouders

Bij al deze handelingen dienen zowel het voertuig als de keurmeester in de keuringsplaatsaanwezig te zijn. De aan de keurmeesters verstrekte pincodes, ten behoeve van het afmelden,zijn strikt persoonlijk en mogen niet door enig ander persoon worden gebruikt. Ook voor ugeldt de verplichting dat u er zorg voor dient te dragen dat de pincode van een keurmeesterpersoonlijk is en blijft. De verplichting tot aanwezigheid van de keurmeester geldt ook nadatvolgens mededeling van de RDW het voertuig aan een steekproef moet worden onderworpen.De erkenningsregeling bepaalt verder in artikel 45, dat aan de steekproef alle medewerkingmoet worden verleend. Buiten het feit dat de keurmeester die het voertuig heeft gekeurd en het keuringsrapport heeft ondertekend, bij de steekproef aanwezig dient te zijn, valt hier ookonder dat deze keurmeester onverwijld feitelijke assistentie verleent. Daarnaast dientde steekproefcontroleur binnen 15 minuten na zijn aankomst met de uitvoering van hettechnische gedeelte van de steekproef te kunnen beginnen. Deze periode van 15 minuten is dus uitdrukkelijk niet bedoeld om de keurmeester in de gelegenheid te stellen van elders,buiten de keuringsplaats, te (laten) komen. Bij overtreding van deze voorschriften zal eenintrekkingsprocedure worden gestart.

6.3 Aanwezigheid voertuig bij de steekproefU dient er voor te zorgen dat ook na de afmelding het voertuig voor de uitvoering van desteekproef door de steekproefcontroleur van de RDW in de keuringsruimte aanwezig is enblijft. Ingeval er na 90 minuten nog geen steekproefcontroleur is verschenen, mag u hetkeuringsrapport afgeven en hoeft het voertuig niet meer beschikbaar te zijn voor de RDW.

U wordt er hier met nadruk op gewezen dat u verplicht bent om de gang van zaken rond deAPK-keuring zo in te richten dat het wegrijden uit een steekproef wordt voorkomen. Hierbijkan gedacht worden aan het niet laten wachten van de klant op de keuring of het aanbieden vanvervangend vervoer. Als wordt geconstateerd dat een voertuig niet beschikbaar is voor desteekproefherkeuring wordt dit opgevat als een ernstige overtreding.

Om het wegrijden van een voertuig bij de toewijzing van een steekproef tegen te gaan, dient uin ieder geval aan de aanvrager voorafgaande aan de keuring duidelijk te maken dat hijverplicht is om het voertuig voor de steekproef beschikbaar te houden tot na de steekproef-herkeuring.Als de aanvrager onverhoopt toch met het voertuig wegrijdt voordat de steekproefcontroleurvan de RDW is gearriveerd dient u:a. geen keuringsrapport af te geven;b. de aanvrager er direct op te wijzen dat de eventuele goedkeuring van het voertuig komt te

vervallen en dat een nieuwe keuring uitsluitend bij de RDW kan worden aangevraagd;c. direct per fax of telefonisch, en niet pas bij aankomst van de steekproefcontroleur, bij het

regiokantoor van de RDW te melden dat het voertuig is weggereden.

6.4 APK-handhavingAls blijkt dat een voertuig niet in het zogenoemde APK-register voorkomt, maar voor datvoertuig wel een keuringsrapport door u is afgegeven vormt dit aanleiding om een intrekkings-procedure te starten. U kunt, om zeker te zijn dat een afgemeld voertuig ook daadwerkelijk isgeaccepteerd door de RDW en dus in het keuringsregister is opgenomen, zelf hierop een con-trole uitvoeren. In dit verband wijs ik u op de transactiecode die u direct krijgt na de afmel-ding, de directe of dagelijkse controle van het register, het zogenoemde raadpleegscherm voorde afmeldingen, en de maandelijkse controle van de rekening van de provider via welke uafmeldt.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-20068

APK Toezichtbeleid Erkenninghouders

Bijlage 1 bij Toezichtbeleid APK erkenninghouders van 1 maart 2000Gewijzigd 10-2001, 2-2003, 12-2004, 12-2005 en 12-2006

In deze bijlage worden enige voorbeelden gegeven van overtredingen die aanleiding geven tot het direct opleggen van een sanctie.Met nadruk wordt hier gesteld dat het om VOORBEELDEN gaat. Het wil dus niet zeggen dat overtredingen die hier niet zijn genoemd niet tot een directe oplegging van een sanctie kunnen leiden.De voorbeelden dienen ertoe om enig inzicht te geven in welke soort overtreding aanleiding geeft totwelke soort sanctie.

Schriftelijke waarschuwingm geen geldig en / of, compleet kentekenbewijs aanwezigm advies en / of reparatiepunt niet afgemeld, maar wel vermeld op het keuringsrapportm advies en/ of reparatiepunt niet vermeld op keuringsrapport, maar wel afgemeld

Voorwaardelijke intrekking:m niet raadplegen voertuiggegevensm niet ter beschikking stellen meest recente regelgeving APK

Schorsing:m niet hebben van geldige keuringscertificatenm niet hebben van vereiste apparatuurm niet nakoming financiële verplichtingen

Tijdelijke intrekking (4 weken):m tweemaal schorsing voor hetzelfde verzuimm niet vooraf doorgeven van wijzigingen ten aanzien van de erkenning

Tijdelijke intrekking (12 weken):

Bij de keuringseisenm overschrijden van de grenswaarde in de P-klassem een cusumbijdrage van 9,6 of hogerm driemaal plaatsing in de P-klasse binnen een periode van 12 maandenm goedkeuren van een apert onveilig voertuig

Bij de keuringsvoorschriftenm sleutelen in quarantainetijdm niet verlenen van medewerking bij het toezicht door de RDWm eerdere tijdelijke intrekking voor maximaal 6 wekenm onbevoegde ondertekening keuringsrapportm keuren en afmelden van een voertuig waarvoor de erkenning niet geldtm onbevoegd gebruik van de pincode van een keurmeesterm een keuringsrapport afgeven zonder dat het voertuig is afgemeld

Bij overtreding van de keuringsvoorschriften zal in beginsel een sanctie van tijdelijke intrekking voorde duur van 12 weken worden opgelegd. Indien de historische kwaliteit van naleving van de keurings-eisen, -voorschriften en erkenningseisen goed is kunt u voor sanctiematiging in aanmerking komen.

Indien u de afgelopen 3 jaar niet eerder een sanctie is opgelegd, anders dan eenmaal een schriftelijkewaarschuwing, of slechts 1 plaatsing in de P-klasse heeft gehad, zonder dat om die reden uwerkenning is ingetrokken komt u in aanmerking voor een sanctie van tijdelijke intrekking voor de duurvan 9 weken.

Indien u de afgelopen 3 jaar geen sanctie is opgelegd en in het geheel niet in de P-klasse bent geplaatsten voorts in die periode geen gegronde in- of externe klachten zijn ingediend komt u in aanmerkingvoor een sanctie van tijdelijke intrekking van de erkenning voor de duur van 6 weken.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-20061

APK Toezichtbeleid Erkenninghouders

Uitzondering hierop vormt de afgifte van een keuringsrapport zonder dat het voertuig is afgemeld;

Hierbij zal bij een eerste overtreding een voorwaardelijke intrekking van de erkenning worden opge-legd, mits tevens aan de hiervoor genoemde voorwaarden voor een sanctie van 6 weken is voldaan.

Definitieve intrekking:m dubbele overtreding of veelvoud van overtredingen m zeer grove overtreding dan wel ondermijning van het toezichtm niet nakoming erkenningseisen- en/of voorschriften na verstrijken schorsingstermijnm eerdere tijdelijke intrekking (9 / 12 weken)m eerdere intrekkingm niet nakoming financiële verplichtingen na verstrijken schorsingstermijn

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-20062

APK Toezichtbeleid Erkenninghouders

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-20061

APK Toezichtbeleid Erkenninghouders

Bijlage 2 bij Toezichtbeleid APK Erkenninghouders van 1 maart 2000Gewijzigd 10-2001, 2-2003, 12-2004, vervangen op 12-2005, gewijzigd 12/2006

In deze bijlage wordt inzicht gegeven in de wijze van beoordeling van een aantal erkenningseisen bijhet toezicht door de RDW.

Bij de aanvraag van een erkenning wordt onderzocht of wordt voldaan aan de erkenningseisen.Hiervoor geldt dat u – onder meer – ruimte en apparatuur dient te hebben. Aan deze eisen dient upermanent te voldoen. De RDW beoordeelt deze eisen primair ten tijde van de herschouwing, maar ditkan eveneens ten tijde van steekproeven plaatsvinden.

A. Eisen aan de keuringsruimte (Artikel 3, lid 1 en 12, lid 2 van de Erkenningsregeling APK):

VerlichtingOnder goede verlichting in de keuringsruimte wordt verstaan dat de gemiddelde lichtopbrengst mini-maal 300 lux bedraagt. De lichtopbrengst wordt bepaald door visuele controle. In geval van twijfelwordt de lichtopbrengst in de keuringsruimte vastgesteld door het uitvoeren van een lichtmeting. Delichtmeting wordt uitgevoerd met een luxmeter, op de volgende wijze:

q Onder de hefinrichting of in de inspectieput, met daarop een voertuig, wordt op 1 meter afstandvan het voertuig aan alle zijden van het voertuig de lichtsterkte gemeten, waarbij de lichtcel naarde lichtbron wordt gehouden.

q Op 1 meter afstand van dat voertuig wordt aan beide zijden en de voor- en achterzijde de licht-sterkte gemeten, daarbij wordt de luxmeter op 1 meter hoogte gehouden en wordt de lichtcel vande luxmeter naar het voertuig gericht.

q De gemiddelde waarde van deze vier metingen dient minimaal 300 lux te bedragen.

VerwarmingOnder het verwarmd zijn van de keuringsruimte wordt verstaan dat de gemiddelde temperatuur in dekeuringsruimte minimaal 10 graden Celsius is. De verwarming moet van een dusdanige capaciteit zijndat de ruimte na het openen van deuren voldoende verwarmd is en blijft. De apparatuur moet gebruiktworden binnen het door de fabrikanten opgegeven temperatuurbereik van deze apparatuur.

B. Eisen aan de hefinrichting en/of inspectieput (Artikel 4 en 13 van de Erkenningsregeling APK)

HefinrichtingOnder een doelmatige hefinrichting wordt verstaan dat:

q De afrijbeveiliging volledig werkt als een voertuig op de hefbrug staat. Dit geldt voor zowel devoorzijde als de achterzijde van het voertuig. De afrijbeveiliging mag niet zijn verwijderd.

q De hefbrug voorzien is van een goed werkende valbeveiliging. q Bediening en beveiliging van de hefbrug in goede staat verkeert en juist werkt.q De elektrische installatie aan de hefbrug geen gebreken vertoont.q De hefkabels onbeschadigd zijn.q Hydraulische onderdelen niet lekken.q De hefbrug aan alle zijden toegankelijk is, waarbij de vrije ruimte minimaal 0,5 meter rondom de

hefbrug is.q De hefbrug voorzien is van voldoende verlichting. De verlichting van de hefinrichting moet vol-

doen aan onderstaande eisen:• de verlichtingsarmaturen mogen niet beschadigd zijn en moeten zijn voorzien van bescherm-

kappen;• de hefinrichting is gelijkmatig verlicht waarbij de gemiddelde lichtopbrengst onder de inrich-

ting minimaal 200 lux bedraagt. De lichtopbrengst wordt bepaald door visuele controle. In geval van twijfel wordt de lichtopbrengst vastgesteld door het uitvoeren van een lichtmeting.De lichtmeting wordt uitgevoerd met een luxmeter, op de volgende wijze:a. Midden op de hefinrichting wordt een voertuig geplaatst.b. Bij ieder wiel wordt de lichtsterkte gemeten, daarbij wordt de lichtcel van de luxmeter naar

het midden van de hefinrichting gericht.c. De gemiddelde waarde van deze metingen dient minimaal 200 lux te bedragen.

InspectieputOnder een doelmatige inspectieput wordt verstaan dat:

q De inspectieput vrij toegankelijk is:• Voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg moet in-

dien een voertuig op de inspectieput staat minimaal één uitgang vrij toegankelijk zijn. Er moetminimaal 1 meter vrije ruimte aanwezig zijn.

• Voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg moetindien een voertuig op de inspectieput staat een vrije ruimte aan de voor- en achterzijde vanhet voertuig van minimaal 1 meter aanwezig zijn.

• De uitgangen dienen te allen tijde vrij van obstakels en toegankelijk te zijn.• De toegang tot de inspectieput moet mogelijk zijn d.m.v. een vaste trap of klimijzers.

q In de inspectieput geen water en / of andere vloeistof aanwezig is.q De elektrische installatie in de inspectieput geen gebreken vertoont en zodanig is uitgevoerd dat

de afzuiginstallatie minstens 30 seconden in werking is voordat de verlichting kan worden inge-schakeld of een ander punt onder spanning wordt gebracht.

q De inspectieput voorzien is van een mechanische afzuiginstallatie waarmee dampen (bijvoor-beeld LPG of benzine) doeltreffend worden afgezogen. Daartoe dient:• Aan beide zijden van de inspectieput afzuigkanalen te zijn aangebracht waarin gelijkmatig

verdeeld over de lengte, afzuigopeningen aanwezig zijn.• De capaciteit van de afzuiginstallatie per minuut ten minste één kubieke meter lucht per vier-

kante meter inspectieput te bedragen.• De verbinding met de buitenlucht te bestaan uit een onbrandbare buisleiding met een inwendi-

ge diameter van minimaal 150 mm.• De ventilator motor van de afzuiginstallatie zich buiten de luchtstroom te bevinden of explosie

veilig uitgevoerd worden. • De afvoergassen minstens 1 meter boven het dak van de keuringsinrichting te worden afge-

voerd, buiten de nabijheid van ramen en deuren.q De inspectieput voorzien is van voldoende verlichting. De verlichting van de inspectieput moet

voldoen aan onderstaande eisen:• De verlichtingsarmaturen mogen niet beschadigd zijn en moeten zijn voorzien van bescherm-

kappen.• De inspectieput is gelijkmatig verlicht waarbij de gemiddelde lichtopbrengst in de inspectie-

put minimaal 200 lux bedraagt. De lichtopbrengst wordt bepaald door visuele controle. In geval van twijfel wordt de lichtopbrengst vastgesteld door het uitvoeren van een lichtme-ting. De lichtmeting wordt uitgevoerd met een luxmeter, op de volgende wijze:a. Midden op de inspectieput wordt een voertuig geplaatst.b. Bij ieder wiel de lichtsterkte gemeten, daarbij wordt de lichtcel van de luxmeter naar het

midden van de inspectieput gericht.c. De gemiddelde waarde van deze metingen dient minimaal 200 lux te bedragen.

C. Eisen aan overige apparatuur (artikel 5 van de Erkenningsregeling APK)

KrikOnder een doelmatige krik wordt indien gebruik wordt gemaakt van een putkrik verstaan dat dezevoorzien is van een beveiligingsvoorziening die ervoor zorgt dat in geval van problemen met de krik(b.v. lekkage) het voertuig niet kan zakken. De krik moet minimaal voorzien zijn van een terugstroom-beveiliging.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-20062

APK Toezichtbeleid Erkenninghouders

TOEZICHTBELEID APK KEURMEESTER van 1 maart 2000Gewijzigd 10-2001, 2-2003, 12-2004, 12-2005 en 12-2006

Inhoud blz. nrs.

1. Toezicht 21.1 Basis voor het toezicht 21.2 Wat omvat het toezicht? 21.3 Frequentie van het toezicht 2

2. Sancties 22.1 Algemeen 22.1.1 Meerdere keuringsplaatsen 22.1.2 Welke sancties zijn er? 22.1.3 Intrekking na schorsing 32.1.4 Tweede schorsing aanleiding tot intrekking 32.1.5 Tweede aanleiding tijdelijke intrekking 32.1.6 Voorwaardelijke intrekking 32.1.7 Ernstige overtredingen 32.1.8 Ingangsdatum sanctie 3

2.2 Onderscheid sancties keuringsbevoegdheidseisen en -voorschriften 32.2.1 Sancties keuringseisen 32.2.2 Sancties procedurevoorschriften keuring 4

2.3 Toets als sanctie 4

3. Horing 4

4. Verjaringstermijn 5

5. Bezwaar en beroep 5

6. Nadere uitwerking en toelichting van enige keuringsvoorschriften 56.1 Verplichtingen voor aanvang van de keuring 56.2 De APK- keuring en het verlenen van medewerking aan de steekproef 56.3 Aanwezigheid voertuig bij de steekproef 66.4 APK-handhaving 6

Bijlage 1Voorbeelden sancties

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-20061

APK Toezichtbeleid Keurmeester

TOEZICHTBELEID APK KEURMEESTER van 1 maart 2000Gewijzigd 10-2001, 2-2003, 12-2004, 12-2005 en 12-2006

1. Toezicht

1.1 Basis voor het toezichtOp basis van de Wegenverkeerswet 1994 wordt toezicht gehouden op de erkenninghouders en de keurmeesters.

1.2 Wat omvat het toezicht? Het toezicht omvat in ieder geval:het beoordelen van de kwaliteit van de uitgevoerde keuringen door een herkeuring in de vorm van een steekproef nadat het voertuig bij de RDW is afgemeld. (zie ook 2.2.1)

1.3 Frequentie van het toezichtDe frequentie van het toezicht is afhankelijk van de kwaliteit die de erkenninghouder ten aanzien van keuringen levert.

2. Sancties

2.1 AlgemeenAls blijkt dat één of meerdere zaken bij u niet in orde zijn, bestaat voor de RDW de mogelijkheid om bij overtreding van de bepalingen uit de erkenningsregeling en/of bij verslechtering van de kwaliteit van de keuringen, aan u een sanctie op te leggen.

2.1.1 Keuren bij meerdere keuringsplaatsen / erkenninghoudersUw kwaliteit van keuren wordt bijgehouden in uw eigen cusumsysteem, ongeacht of u opmeerdere keuringsplaatsen keurt, dan wel voor meerdere erkenninghouders. Wel wijs ik u er in dit verband op altijd de juiste toegangscodes van de betreffende keuringsplaats van dieerkenninghouder te hanteren en er op te letten of het juiste certificaat is geinstalleerd. Een goede controle voorkomt overtredingen en sancties.

2.1.2 Welke sancties zijn er?De volgende sancties kunnen worden opgelegd:a. waarschuwing (schriftelijk of via de datacommunicatie);b. voorwaardelijke intrekking van de keuringsbevoegdheid;c. tijdelijke intrekking van de keuringsbevoegdheid (maximaal 12 weken, al dan niet in

combinatie met een sanctietoets);d. tijdelijke intrekking van de keuringsbevoegdheid (6 maanden in combinatie met sanctietoets);e. schorsing van de keuringsbevoegdheid (maximaal 12 weken).Deze opsomming is niet bepalend voor de volgorde waarin de sancties worden opgelegd.

Een waarschuwing wordt gegeven in de vorm van een vermelding in de datacommunicatie bij plaatsing in de P-klasse. Een waarschuwing wordt ook gegeven bij constatering van een lichte overtreding.

Een voorwaardelijke intrekking wordt gegeven als het geconstateerde niet ernstig genoeg is of als zich zodanige bijzondere feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die het niet recht-vaardigen om uw bevoegdheid tot keuren feitelijk in te trekken. Het afmelden van voertuigenblijft mogelijk. Wel dient aan de voorwaarden die zijn opgenomen in het besluit te worden voldaan.

Een tijdelijke intrekking betekent dat u niet meer bevoegd bent voertuigen te keuren en derhalve mag u geen voertuigen meer afmelden voor de in het besluit genoemde periode. Na deze periode wordt u in beginsel automatisch weer aangesloten op het afmeldsysteem,soms onder voorwaarde dat u ook met goed gevolg de toets heeft afgelegd.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-20062

APK Toezichtbeleid Keurmeester

Een schorsing betekent eveneens dat er niet meer afgemeld mag worden. De schorsing wordtin beginsel alleen opgelegd voor een verzuim dat door u zelf binnen de termijn van 12 wekenkan worden hersteld. Nadat dit aantoonbaar is gebeurd kan er weer worden afgemeld.In bijlage 1 wordt globaal aangegeven welke overtredingen tot welke sanctie aanleiding kan geven.

2.1.3 Intrekking na schorsingAls bij een schorsing binnen de termijn van 12 weken het geconstateerde verzuim door u nietis verholpen, zal de bevoegdheid worden ingetrokken voor de duur van 6 maanden. Voor hetverkrijgen van een nieuwe bevoegdheid dient u zich te wenden tot de Stichting VAM(Innovam).

2.1.4 Tweede schorsing aanleiding tot intrekkingAls voor de tweede maal binnen 3 jaar voor eenzelfde overtreding de keuringsbevoegdheidwordt geschorst dan zal deze tweede overtreding kunnen leiden tot een tijdelijke intrekkingvan uw keuringsbevoegdheid.

2.1.5 Tweede aanleiding tijdelijke intrekkingNa een tijdelijke intrekking zal een tweede aanleiding voor een tijdelijke intrekking binnen3 jaar, leiden tot een zwaardere sanctie.

2.1.6 Voorwaardelijke intrekkingVoor de voorwaardelijke intrekking van uw keuringsbevoegdheid, geldt dat u feitelijk noggebruik kunt maken van de bevoegdheid. Bij een volgende overtreding zult u zwaarder wordengesanctioneerd. Wel dient u zich aan de in het besluit genoemde voorwaarden te houden.

2.1.7 Ernstige overtredingenBij een ernstige overtreding of bij een veelvoud van overtredingen dan wel ondermijning van het toezicht blijft uiteraard de mogelijkheid bestaan per direct een technische schorsing en eenintrekking van de keuringsbevoegdheid op te leggen.

2.1.8 Ingangsdatum sanctieIn de regel wordt bij een besluit tot tijdelijke intrekking van de keuringsbevoegdheid, eentermijn van 5 werkdagen gegeven om de eerstkomende afspraken na te komen, voordat deintrekking wordt geëffectueerd. Doen zich in de periode, na de overtreding, opnieuw grondenvoor een intrekking van de keuringsbevoegdheid voor dan zal uw bevoegdheid opnieuwworden ingetrokken (zie 2.1.5).

2.2 Onderscheid sancties keuringsbevoegdheidseisen en -voorschriftenBij het opleggen van sancties wordt in beginsel een onderscheid gemaakt tussen deovertredingen van de eisen en voorschriften die aan de instandhouding van de keurings-bevoegdheid zijn gesteld en de eisen en voorschriften die gelden bij het uitvoeren van eenkeuring.Bij overtreding van de keuringsbevoegdheidseisen wordt in beginsel een sanctie van schorsingvan de keuringsbevoegdheid opgelegd. De essentie van de schorsing is dat op het moment datu aantoonbaar weer aan de eisen voldoet deze schorsing wordt opgeheven. De duur van deschorsing heeft u dus zelf in de hand.

2.2.1 Sancties keuringseisen De missers, die bij een steekproef worden vastgesteld en die op het steekproefcontrolerapportworden vermeld, tellen mee in het cusumsysteem1 keurmeester.

1 Cusum staat voor cumulating sum. Het cusumsysteem is door de Algemeen Directeur RDW bekend gemaakt in de Staatscourant. De regeling is opgenomen

achter tabblad 8 van uw map Regelgeving Algemene Periodieke Keuring.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-20063

APK Toezichtbeleid Keurmeester

Sanctionering van de keuringen gebeurt zowel negatief als positief. Hierbij wordt gebruik-gemaakt van het zogenoemde cusumsysteem keurmeesters, dat bij elke uitgevoerde herkeuringin het kader van een steekproef aan u bonus- of strafpunten toekent, afhankelijk van de kwaliteit van de keuring.

Ook de constateringen gedaan door de politie, door eigen bevindingen van de RDW of diedoor een beroep tegen de afgifte van een keuringsrapport (artikel 91 van de Wegenverkeerswet1994) aan de RDW bekend worden, zullen worden gesanctioneerd op de wijze zoals hierbovenaangegeven.

Indien u het niet eens bent met het technische resultaat van de steekproefherkeuring, de misserof de gradatie van de misser, kunt u hiertegen in beroep gaan op grond van artikel 90 van deWegenverkeerswet 1994. Dit dient terstond na de weigering tot afgifte van het keurings-rapport te gebeuren, dat wil zeggen direct nadat het voertuig door de steekproefcontroleur isafgekeurd en tegen betaling van het daarvoor geldende tarief. U wordt tevens geacht dit medenamens de erkenninghouder te doen. Bij gebruikmaking van deze procedure dient u dit op hetsteekproefcontrolerapport aan te geven door middel van invulling en ondertekening van ditrapport. De steekproefcontroleur zal daarna telefonisch contact opnemen met het regiokantoor.Van belang is dat ook dan de staat van het voertuig ongewijzigd blijft.

De vastlegging van de gebreken ten aanzien van de erkenningsvoorschriften dan wel keurings-voorschriften, die bij de herschouwing van de keuringsplaats op het herschouwingsrapportworden vermeld, kunnen aanleiding zijn tot een intrekkingsprocedure. Hiertoe zal een horingplaatsvinden. Zie voor de horing verder onder punt 3.

2.2.2 Sancties procedurevoorschriften keuringVoor de uitvoering van de keuring en de steekproef geldt een aantal procedurevoorschriften.Naleving hiervan is van belang omdat deze voorschriften verband houden met de wijze waaropde RDW het toezicht moet kunnen uitvoeren. U wordt hier met name gewezen op het feit datna de afmelding van het gekeurde voertuig bij de RDW er geen enkele wijziging meer magworden aangebracht in de staat van het voertuig. Bij dit zogenoemde ‘verbod tot sleutelen inquarantainetijd’ is het dus absoluut niet toegestaan om bijvoorbeeld alsnog een kapot lampje te (laten) vervangen of een meting uit te voeren (de meetapparatuur mag niet aangekoppeldzijn aan het voertuig) dan wel (een en ander nogmaals te laten) te controleren vóór of na deaankomst van de steekproefcontroleur.

2.3 Toets als sanctieNormaal gesproken wordt aan u de bevoegdheid tot het keuren van voertuigen verleend voorde duur van twee jaar. Vervolgens dient u een toets af te leggen. Indien u die toets met goedgevolg aflegt, wordt uw keuringsbevoegdheid verlengd voor de duur van twee jaar.Indien blijkt dat u de keuringseisen overtreedt en u dienaangaande wordt gesanctioneerd,bestaat de mogelijkheid dat aan u uw keuringsbevoegdheid wordt ontnomen. In een aantalgevallen kunt u uw keuringsbevoegdheid weer terug “krijgen” door, onder meer, met goedgevolg de toets af te leggen (zie bijlage 1).

3. HoringVoordat u een sanctiebesluit ontvangt, zult u in de regel door een medewerker van de RDWworden gehoord. U (of uw vertegenwoordiger) krijgt dan de gelegenheid om uw visie te gevenop hetgeen is gebeurd. Daarbij kunnen alle relevante feiten en (bijzondere) omstandighedenten aanzien van de overtreding naar voren worden gebracht. Van deze horing wordt een proces-verbaal opgemaakt. Op basis van onder andere dit proces-verbaal wordt besloten of een sanctieen zo ja, welke sanctie wordt opgelegd.

2 Cusum staat voor cumulating sum. Het cusumsysteem is bekend gemaakt in de Staatscourant. De regeling is opgenomen achter tabblad 8 van uw map

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-20064

APK Toezichtbeleid Keurmeester

4. VerjaringstermijnVoor sancties wordt een verjaringstermijn van drie jaar gehanteerd. Dit betekent dat bij hetopleggen van een vervolgsanctie de eerdere sanctie wordt meegewogen. Bepalend hiervoor isde datum van overtreding.

5. Bezwaar en beroepTegen een sanctiebesluit kan op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar wordengemaakt. U dient dit bezwaar binnen 6 weken schriftelijk en gemotiveerd in te dienen bij deDirectie van de RDW.Naast deze mogelijkheid tot het indienen van een bezwaarschrift, kunt u bij de Rechtbank,sector bestuursrecht, een voorlopige voorziening vragen. Ook dit dient schriftelijk te gebeuren.Tegen een waarschuwing, schriftelijk of door plaatsing in de penalty-klasse, kunt u volgensvaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geen bezwaarof beroep indienen.

6. Nadere uitwerking en toelichting van enige keuringsvoorschriftenZoals al eerder aangegeven zijn deze voorschriften essentieel voor het toezicht van de RDWop zowel de kwaliteit van de keuring als op de naleving van de Erkenningsregeling APK.

6.1 Verplichtingen voor aanvang van de keuringAlvorens tot het keuren van een voertuig over te gaan dient u te controleren of de erkenning-houder aan u de meest recente regelgeving (de boekwerken “APK milieukeuringseisen” en“Regelgeving APK” of de Cd-rom) ter beschikking heeft gesteld. Indien wordt geconstateerddat controle achterwege is gelaten vormt dit aanleiding een sanctie op te leggen (zie bijlage 1).

In artikel 41 van de Erkenningsregeling APK is bepaald dat voorafgaande aan de technischekeuring u:- er zorg voor dient te dragen dat het originele, complete en geldige kentekenbewijs deel I A

dan wel deel I is overgelegd, let daarbij ook op de duplicaatcode en eventuele bijlagen;- verplicht bent te controleren of de gegevens in het kentekenregister overeenstemmen met

de gegevens op het deel 1 A dan wel deel I van het kentekenbewijs. Om dit op een juistewijze te kunnen doen dient u de beschikking te hebben over een geldige toegangscode;

- vervolgens aan de hand van de in bijlage 2 van de Erkenningsregeling APK opgenoemdepunten nagaat of het voertuig met het kentekenbewijs overeenstemt, en

- controleert of de juiste kentekenplaten zijn gemonteerd.In voorkomende gevallen dient u de aanvrager van het keuringsrapport naar de RDW teverwijzen. Bij overtreding van dit artikel wordt een sanctie opgelegd.

6.2 De APK-keuring en het verlenen van medewerking aan de steekproefIn de artikelen 42 tot en met 46 van de Erkenningsregeling APK wordt het keuringsproces beschreven. U wordt er met nadruk op gewezen dit zorgvuldig uit te voeren en na te leven.Kort gezegd omvat dit:a. de volledige keuring door u als keurmeester, zonodig inclusief roetmeting;b. aan de hand van het kentekenbewijs nagaan of de keuring heeft plaatsgevonden en dan

overgaan tot het afmelden van het resultaat van de keuring, waarbij1°. indien het voertuig niet aan de keuringseisen voldoet, de afkeurpunten worden gemeld;2°. indien het voertuig is goedgekeurd na reparatie, de reparatiepunten en eventuele advies-

punten worden gemeld;3°. indien het voertuig is goedgekeurd de goedkeur wordt gemeld en de eventuele advies-

punten;c. het nagaan voor de afmelding of de onder a. tot en met b3 genoemde verplichtingen zijn

nagekomen;d. het in alle gevallen, dus ook bij afkeur invullen van het keuringsrapport, door middel van

printen of handmatig overnemen van de schermgegevens;e. na controle of het keuringsrapport juist en volledig is ingevuld, het ondertekenen van het

keuringsrapport door u.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-20065

APK Toezichtbeleid Keurmeester

Bij al deze handelingen dienen zowel het voertuig én u, als keurmeester in de keuringsplaatsaanwezig te zijn. De aan u verstrekte pincodes, ten behoeve van het afmelden, zijn striktpersoonlijk en mogen niet door enig ander persoon worden gebruikt. De verplichting totaanwezigheid van u geldt ook nadat volgens mededeling van de RDW het voertuig aan eensteekproef moet worden onderworpen. De erkenningsregeling bepaalt verder in artikel 45, dat aan de steekproef alle medewerking moet worden verleend. Buiten het feit dat u, die hetvoertuig heeft gekeurd en het keuringsrapport heeft ondertekend, bij de steekproef aanwezigdient te zijn, valt hier ook onder dat u zelf onverwijld feitelijke assistentie verleent. Daarnaast dient de steekproefcontroleur binnen 15 minuten na zijn aankomst met de uitvoeringvan het technische gedeelte van de steekproef te kunnen beginnen. Deze periode van 15 minuten is dus uitdrukkelijk niet bedoeld om u in de gelegenheid te stellen van elders,buiten de keuringsplaats, te (laten) komen. Voorts dient u in de gevallen dat een steekproefcon-trolerapport wordt opgemaakt dit te ondertekenen. Bij overtreding van deze voorschriften zaleen intrekkingsprocedure van uw keuringsbevoegdheid worden gestart.

6.3 Aanwezigheid voertuig bij de steekproefU dient er voor te zorgen dat ook na de afmelding het voertuig voor de uitvoering van de steek-proef door de steekproefcontroleur van de RDW in de keuringsruimte aanwezig is en blijft.Ingeval er na 90 minuten nog geen steekproefcontroleur is verschenen, mag u het keurings-rapport afgeven en hoeft het voertuig niet meer beschikbaar te zijn voor de RDW.

U dient al het mogelijke te doen om te voorkomen dat een voertuig uit de steekproef wegrijdt,zoals bijvoorbeeld het niet laten wachten van de klant of het aanbieden van vervangendvervoer. Als wordt geconstateerd dat een voertuig niet beschikbaar is voor de steekproef-herkeuring wordt dit opgevat als een ernstige overtreding.

Om het wegrijden van een voertuig bij de toewijzing van een steekproef tegen te gaan, dient uin ieder geval aan de aanvrager voorafgaande aan de keuring duidelijk te maken dat hijverplicht is om het voertuig voor de steekproef beschikbaar te houden tot na de steekproef-herkeuring.Als de aanvrager onverhoopt toch met het voertuig wegrijdt voordat de steekproefcontroleurvan de RDW is gearriveerd dient u:a. geen keuringsrapport af te geven;b. de aanvrager direct er op te wijzen dat de eventuele goedkeuring van het voertuig komt te

vervallen en dat een nieuwe keuring uitsluitend bij de RDW kan worden aangevraagd;c. direct per fax of telefonisch, en niet pas bij aankomst van de steekproefcontroleur, bij het

regiokantoor van de RDW te melden dat het voertuig is weggereden.

6.4 APK-handhavingAls blijkt dat een voertuig niet in het zogenoemde APK-register voorkomt, maar voor dat voer-tuig wel een keuringsrapport door u is afgegeven, vormt dit aanleiding om een intrekkingspro-cedure te starten. U kunt, om zeker te zijn dat een afgemeld voertuig ook daadwerkelijk is ge-accepteerd door de RDW en dus in het keuringsregister is opgenomen, zelf hierop een controleuitvoeren. In dit verband wijs ik u op de transactiecode die u direct krijgt na de afmelding, dedirecte of dagelijkse controle van het register, het zogenoemde raadpleegscherm voor de af-meldingen, en de maandelijkse controle van de rekening van de provider via welke u afmeldt.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-20066

APK Toezichtbeleid Keurmeester

Bijlage 1 bij Toezichtbeleid APK Keurmeester van 1 maart 2000Gewijzigd 10-2001, 2-2003, 12-2004,12-2005 en 12-2006

In deze bijlage worden enige voorbeelden gegeven van overtredingen die aanleiding geven tot het direct opleggen van een sanctie.Met nadruk wordt hier gesteld dat het om VOORBEELDEN gaat. Het wil dus niet zeggen dat overtredingen die hier niet zijn genoemd niet tot een directe oplegging van een sanctie kunnen leiden.De voorbeelden dienen ertoe om enig inzicht te geven in welk soort overtreding aanleiding geeft totwelk soort sanctie

Schriftelijke waarschuwingm geen geldig en / of compleet kentekenbewijs aanwezigm advies en / of reparatiepunt niet afgemeld, maar wel vermeld op het keuringsrapportm advies en / of reparatiepunt niet vermeld op keuringsrapport, maar wel afgemeld

Voorwaardelijke intrekkingm niet raadplegen voertuiggegevens m niet controleren aanwezigheid meest recente regelgeving APK

Schorsingm verlopen bevoegdheidspas

Tijdelijke intrekking (4 weken)m tweemaal schorsing voor hetzelfde verzuim

Tijdelijke intrekking (6 weken) bij keuringseisen m eerste maal bereiken en /of overschrijden van de grenswaarde in de P-klassem eerste maal een cusumbijdrage van 9,6 of hogerm eerste maal goedkeuren van een apert onveilig voertuig

Tijdelijke intrekking (12 weken)m eerste maal overtreding van de keuringseisen na eerdere sanctie van maximaal 6 weken op grond

van de keuringsvoorschriften

Tijdelijke intrekking (12 weken) en de verplichting tot het afleggen van de toetsm tweede maal overtreding van de keuringseisen

Uw keuringsbevoegdheid zal pas weer kunnen herleven nadat u met goed gevolg de toets heeftafgelegd.

Tijdelijke intrekking (12 weken) bij de keuringsvoorschriftenm sleutelen in quarantainetijdm niet verlenen van medewerking bij het toezicht door de RDWm eerdere tijdelijke intrekking voor maximaal 6 wekenm onbevoegde ondertekening keuringsrapport m onbevoegd gebruik pincode (van andere keurmeester dan wel door een andere persoon)m keuren en afmelden van een voertuig waarvoor de erkenning niet geldtm een keuringsrapport afgeven zonder dat het voertuig is afgemeld.

Bij overtreding van de keuringsvoorschriften zal in beginsel een sanctie van tijdelijke intrekking vande keuringsbevoegdheid voor de duur van 12 weken worden opgelegd. Indien de historische kwaliteitvan de naleving van de keuringseisen en -voorschriften goed is komt u voor sanctiematiging inaanmerking.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-20061

APK Toezichtbeleid Keurmeester

Indien u de afgelopen 3 jaar geen sanctie is opgelegd, anders dan éénmaal een schriftelijkewaarschuwing, of slechts 1 plaatsing in de P-klasse heeft gehad zonder dat om die reden uw keurings-bevoegdheid is ingetrokken, komt u in aanmerking voor een sanctie van tijdelijke intrekking van dekeuringsbevoegdheid van 9 weken.

Indien u de afgelopen 3 jaar geen sanctie is opgelegd en in het geheel niet in de P-klasse bent geplaatsten geen gegronde in- of externe klachten zijn ingediend tegen u als keurmeester zal in dit geval eensanctie van tijdelijke intrekking van uw keuringsbevoegdheid worden opgelegd voor de duur van 6 weken.

Uitzondering hierop vormt de afgifte van een keuringsrapport zonder dat het voertuig is afgemeld;

Hierbij zal bij een eerste overtreding een voorwaardelijke intrekking van de keuringsbevoegdheidworden opgelegd, mits tevens aan de hiervoor genoemde voorwaarden voor een sanctie van 6 weken is voldaan.

Tijdelijke intrekking (zes maanden) en de verplichting tot het afleggen van de toets:m dubbele overtreding of veelvoud van overtredingen m zeer grove overtreding dan wel ondermijning van het toezichtm na eerdere tijdelijke intrekking (9/12 weken of 6 maanden)m niet nakoming keuringsbevoegdheidseisen- en / of voorschriften na verstrijken van de schorsings-

termijn

Uw keuringsbevoegdheid zal pas weer kunnen herleven nadat u met goed gevolg de toets heeftafgelegd.

Regelgeving Algemene Periodieke Keuring aanvulling 12 versie 12-20062

APK Toezichtbeleid Keurmeester