Rechtstreeks 2011 nr. 3 (pdf, 976 kB

35
Blind vertrouwen: de norm van rechterlijke integriteit rechtstreeks 2011 - nr 3 Rechtstreeks is een periodiek van de Raad voor de rechtspraak en richt zich op de praktijk en de ontwikkeling van de rechtspraak in Nederland. Geen professionele integriteit is denkbaar zonder persoonlijke integriteit, die bij de selectie en aanstelling dan ook aandacht verdient. Maar omdat deugden zich niet in regels laten vangen, moeten die – voor zover niet aangeboren – ook ontwikkeld worden. Recent verschenen 2011 – nr 2 Doe-het-zelf rechtspraak steun voor eigenrichting 2011 – nr 1 Rechtspraak in het nieuws: het jaar 2010 2010 – nr 4 Hoe rechters denken: wat Posner ons leert rechtstreeks 2011 nr 3 Raad voor de rechtspraak

Transcript of Rechtstreeks 2011 nr. 3 (pdf, 976 kB

Blind vertrouwen:de norm van rechterlijke integriteit

rechtstreeks 2011 - nr 3

Rechtstreeks is een periodiek van de

Raad voor de rechtspraak en richt zich

op de praktijk en de ontwikkeling van

de rechtspraak in Nederland.

Geen professionele integriteit is denkbaar

zonder persoonlijke integriteit, die bij de

selectie en aanstelling dan ook aandacht verdient.

Maar omdat deugden zich niet in regels laten vangen,

moeten die – voor zover niet aangeboren –

ook ontwikkeld worden.

Recent verschenen

2011 – nr 2 Doe-het-zelf rechtspraaksteun voor eigenrichting

2011 – nr 1 Rechtspraak in het nieuws:het jaar 2010

2010 – nr 4 Hoe rechters denken:wat Posner ons leert

rechtstreeks 2011 nr 3

Raad voor derechtspraak

omslag rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:23 Pagina 1

omslag rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:23 Pagina 2

Blind vertrouwen:de norm van rechterlijke integriteit

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 1

rechtstreeks 3/2011

2

RedactieDr. A. Klijn (hoofdredacteur)Publicist

Mr. Dr. R.P. Mulder (eindredacteur)Reinjan Mulder Research & Editing

Dr. F.P. van TulderAdviseur wetenschappelijk onderzoekRaad voor de rechtspraak

RedactieadresRedactie RechtstreeksRaad voor de rechtspraakAfd. OntwikkelingPostbus 906132509 LP Den HaagE-mail: [email protected]

UitgeverSdu Uitgevers bv, Den Haag

Oplage5000 exemplaren

ISSN 1573-5322

AbonnementenRechtstreeks wordt gratis toegezonden aan hen die totde doelgroep behoren. Wie meent voor toezending inaanmerking te komen wordt verzocht zijn naam, post-adres en functie kenbaar te maken aan het secre ta riaat vanRechtstreeks (rechtstreeks@recht spraak.nl).

AdresmutatiesSdu KlantenservicePostbus 200142500 EA Den Haagtel. 070-3789880of via: www.sdu.nl/service

RetourenBij onjuiste adressering verzoeken wij u gebruik temaken van de adresdrager en daarop de reden van retournering aan te geven.

© Staat der Nederlanden(Raad voor de rechtspraak)Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, ineen voor anderen toegankelijk gegevensbestand wordenopgeslagen of worden openbaar gemaakt zonder voor-afgaande schriftelijke toestemming van de Raad voorde rechtspraak. De toestemming wordt hierbij verleendvoor het verveelvoudigen, in een gegevensbestand toegankelijk maken of openbaar maken waarvoor geengeldelijke of andere tegenprestatie wordt gevraagd enontvangen en waarbij deze uitgave als bron wordt vermeld.

Colofon

Rechtstreeks is een periodiek van de Raad voor de rechtspraak en richt zich op de praktijk ende ontwikkeling van de rechtspraak in Nederland. Het blad stelt zich ten doel wetenschap-pelijke inzichten en bijdragen aan het publieke debat over de rechtspraak ter kennis te brengen van allen die beroepshalve bij de rechtspraak betrokken zijn. Opname in Rechtstreeksbetekent niet dat de inhoud het standpunt van de Raad voor de rechtspraak weergeeft.

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 2

3

Redactioneel

rechtstreeks 3/2011 Redactioneel

Boven op het doorzichtige plastic mapjemet knipsels ligt het redactioneel commen-taar van NRC Handelsblad van 9 december2010. Kop: ‘Een gekreukte rechter’. Aanleiding voor het commentaar is deaffaire Westenberg-Kalbfleisch. In die zaakhad de eerstgenoemde rechter in opdrachtvan de laatstgenoemde een betaald juridischadvies gegeven – in feite ging het dus omtwee gekreukten. Daarbij verwees het commentaar ook nog even naar een andereaffaire waarbij de twee rechters betrokkenwaren: Chipshol. Ook daarover bevatte het mapje een knipsel.‘Rechters in vrije val door Chipshol-zaak’heette het op 26 september in Trouw. Hierbetrof het de beweerde meineed van debeide eerdergenoemde (ex-)rechters, plusnog die van twee andere leden van de rechterlijke macht, onder wie de toenmaligepresident van de Haarlemse rechtbank. Zo zitten we al op vier leden van de rechter-lijke macht die recent aanleiding hebbengegeven tot openlijke zorgen en twijfel aande integriteit van de Nederlandse rechter.Dat een peiling door Maurice de Hond tezien gaf dat 7 op de 10 Nederlanders twij-felde aan de integriteit van de rechterlijkemacht zal dan ook niemand meer verbazen.1

En nu zelfs de Nationale Ombudsman zichgeroepen voelt om de rechterlijke macht opte roepen tot meer transparantie, zou dit eenniet mis te verstaan signaal moeten zijn dater iets grondig moet veranderen.2

Die noodzaak werd recent nog eens onder-streept door een heel andere gebeurtenis:het openlijk opzeggen door Ybo Burumavan zijn lidmaatschap van de Partij van deArbeid bij zijn toetreding tot de Hoge Raad.Om te verhinderen dat de buitenwacht zougaan denken dat hij de zogenaamde ‘linksekerkleer’ zou gaan praktiseren trad hijpubliekelijk uit zijn politieke partij. Hoe goed ook bedoeld, het effect van Buruma’s actie is waarschijnlijk tegen -gesteld aan wat hij beoogde, afgaande opcommentaren in de pers. Ten eerste zal niemand geloven dat hij nu, na zijn uit -treding uit de Partij van de Arbeid, anderszal denken over een aantal actuele zaken, enten tweede is het lidmaatschap van een politieke partij door zijn opvallende stap nuvoor een rechter min of meer verdachtgeworden. Als Buruma zo’n lidmaatschaponverenigbaar vindt, zijn de rechters die nunog wel lid zijn van een politieke partij dannog wel te vertrouwen? ‘Buruma ging wrijven in een vlek die er eigenlijk helemaal

1 M. van Kleef, ‘Wanhoop Wansmaak & Westenberg’, in: Mr., 12 mei 2011. 2 A. Brenninkmeyer, ‘De instrumentele rechter’, NJB 2011, afl. 16, p. 1056.

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 3

niet was,’ schreef de columnist Oomkes inTrouw.3 En: ‘In feite is elke rechter die ookpartijlid is nu verdacht.’4

De Rechtspraak ziet zich door de buiten-wacht steeds meer geconfronteerd met devraag naar haar integriteit. Maar internbestond die bezorgdheid natuurlijk al langer.Denk aan de in 2004 tot stand gekomen Leidraad onpartijdigheid van de rechter.Juist de discussies over de integriteit vanrechters en hun nevenfuncties vormden toenal de aanleiding voor een dergelijk stuk, dattot doel had het bewustzijn te stimuleren ophet gebied van integriteit. De Leidraad was het voorlopige eindpuntvan een ontwikkeling die was ingezet op hetsymposium ‘Voorkoming van schijn vanpartijdigheid’ in 2000 in Arnhem.5 Maarinmiddels zijn we alweer twee gedragscodesrijker: de Gedragscode Rechtspraak, diesinds 1 mei 2010 geldt en betrekking heeftop alle medewerkers van het instituut, en deNVvR-Rechterscode, die heel recent door deLedenraad werd aangenomen en zich speci-fiek op de rechter richt. Aan codes dus geen gebrek meer. Maar heeft

juist die veelheid geen tegendraads effect?Want waar komen al die pogingen tot ver-woording van waarden en beginselen andersop neer dan op de constatering dat het gaatom wegwijzers die nuttig worden geacht?Waar het op aankomt valt, zo zegt ook deals expert in onze kring bekend staandeGradus Vrieze, te verwoorden in één bijvoeglijk naamwoord: ongekreukt.De rechter is iemand met een gewetens -functie die moet handelen volgens de positieve waarden waarmee hij leeft en derechterlijke idealen.

Deze werkzaamheid van het professionele‘ideaal’ van ongekreuktheid vormde ook defocus van het onder leiding van Wibren vander Burg ontwikkelde NWO-Pionier programma: The Importance of Ideals inLaw, Morality and Politics.6 In dat pro-gramma vervullen idealen vier functies: • een oriëntatiefunctie (als baken in hetmorele landschap);

• een motivatiefunctie (om energie tegeven om te werken);

• een identificatiefunctie (om zin te gevenaan het werk);

rechtstreeks 3/2011 Redactioneel

4

3 Trouw, 31 augustus 2011. 4 Eenzelfde mening formuleerde De Pré in de Volkskrant van 30 augustus 2011. Alleen NRC Handelsblad liet het in

het redactioneel commentaar van 29 augustus bij een positieve beoordeling, maar dat betrof slechts de intentievan de rechter, waarover toch al niemand enige twijfel had.

5 Gradus Vrieze heeft van die ontwikkeling uitvoerig verslag gedaan. Hij besteedt daarbij zowel aandacht aan deinternationale context – de totstandkoming van de Bangalore Principles of Judicial Conduct – als aan die in eigenland. Zo gaat hij in op de totstandkoming van professionele gedragscodes en de wijziging van de Ambtenaren-wet in verband met goed ambtelijk handelen, goed werkgeverschap en algemene regels over integriteit. De teksten van beide codes zijn als bijlage achter in dit nummer opgenomen. Lezen is immers de eerste stap vooreventueel noodzakelijke gedragsverandering.

6 Het programma werd uitgevoerd in de periode 1996- 2002 aan de Universiteit van Tilburg. Een van de productendaarvan vormt de bundel van de hand van J. Kole & D. de Ruyter (red.), Werkzame idealen; ethische reflecties opprofessionaliteit, Assen: Van Gorcum 2007. Voor een overzicht van de opbrengst van het programma verwijs iknaar: W. van der Burg & H.S. Taekema, Het belang van idealen, NJB 21 mei 2004 afl. 21, pp.1074-1080.

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 4

• een ankerfunctie (als basis voor een kritische opstelling ten aanzien van dealledaagse praktijk).

In Van der Burgs bijdrage, die specifiek opde juridische professie gericht is, wordtdeze terminologie weliswaar niet explicietovergenomen, maar de lezer zal moeilijkaan de indruk kunnen ontkomen dat juist deoriëntatie- en de ankerfunctie van deidealen aanmerkelijk aan kracht hebbeningeboet. Van der Burg stelt dat het norma-tieve gehalte van de twee centrale idealenvan het recht – rechtsstatelijkheid en recht-vaardigheid – is verbleekt ten koste van eenglimmend instrumenteel denken. Het rechtverwordt zo tot een instrument van bestuur-ders en maatschappelijke actoren, die ditrecht primair beoordelen op de effectiviteitervan ten behoeve van de eigen, specifiekebelangen. Het bredere morele perspectiefloopt daarmee het risico achter de horizonte verdwijnen. Wat is daaraan te doen? Volgens Vriezeluidt het antwoord: training en stimulerendearbeidsomstandigheden. Aan een gewetenvalt immers wel wat te schaven en omstan-digheden laten zich creëren. Waarom zijn eranders zo veel HRM-managers en zo veelaltijd op een vrolijk drinkgelag uitlopendebedrijfsbijeenkomsten over de bekendemorele dilemma’s? Geen wonder dat al diecursussen overal als warme broodjes wordenverkocht. Ethiek is hot, dat signaleerde onlangs ookMarjolein Februari, toen ze in NRC Handels-

blad gewag maakte van een uitroep van eenjonge ambtenaar die in het kader van eenbijeenkomst over prestatiemeting overethiek kwam te spreken: ‘Ik dacht datmoraal iets was van de jaren vijftig, metGod en krulspelden en zo, maar het is echteen boeiend concept. Ik weet zeker dat weer iets mee gaan doen.’7

Dat (afgaande op de krulspelden ongetwij-feld vrouwelijke) enthousiasme is natuurlijkprachtig, maar waar gaat het om bij de ver-onderstelde integriteitsschendingen? Hoegroot is het probleem, en is er iets bekendover de effectiviteit van de pogingen om hette bestrijden? Wat weten we daarover opbasis van onderzoek. Ja, als schoenmakerblijf je bij je leest, nietwaar? Voor het antwoord op de eerste vraag gingik te rade bij de hoogleraar wiens leerop-dracht zich in het bijzonder toespitst op deintegriteit van bestuur: L.W.J.C. Huberts.8

Hij onderscheidde in zijn oratie uit 2005negen typen schendingen: • corruptie; • fraude, diefstal en verduistering; • dubieuze beloften of giften; • onverenigbare functies en bindingen; • misbruik van bevoegdheden; • onheuse omgangsvormen; • onheuse omgangsvormen; • misbruik van informatie, en • wanprestatie en verspilling. Met betrekking tot de tweede vraag, dienaar de omvang dit ongewenste gedrag

rechtstreeks 3/2011 Redactioneel

5

7 NRC Handelsblad, 3 oktober 2011.8 L.W.J.C. Huberts, Integriteit en integritisme in bestuur en samenleving. Wie de schoen past… Oratie 23 februari

2005, Vrije Universiteit Amsterdam.

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 5

moest Huberts het antwoord in 2005 nogschuldig blijven. Hij noemde dat een ‘fundamenteel vraagstuk’, wat natuurlijkprima in de onderzoekskraam van eenwetenschapper te pas komt maar wat desituatie wel des te schrijnender maakt. Huberts formuleerde in dit verband de integriteitsparadox: wie goed zoekt, zalmeer vinden. Opdrachtgevers: u bentgewaarschuwd!Overigens is er, ere wie ere toekomt, in2001 een bescheiden poging gedaan om aliets boven water te brengen – uiteraard doorVrieze – via een enquête onder Vriezestoenmalige collegae.9 Dat initiatief beves-tigde een totaal gebrek aan registratie vande bedoelde integriteitsschendingen, en alsmin of meer logisch uitvloeisel daarvan eenal even groot gebrek aan corrigerende reacties van de kant van het bevoegd gezag. Ik moest, dit lezend, onmiddellijk denkenaan de bevinding die wordt beschreven inhet begin dit jaar gepubliceerde onderzoekDe goede procesorde in beeld, een onder-zoek naar het regisserend gedrag van rech-ters in de civiele procedure.10 Je moet het,zo wordt daar beschreven, als partij of alsvertegenwoordiger daarvan wel behoorlijkbont maken wil de zittingsrechter ietsanders doen dan ‘niets doen’. Maar eens in

de honderd keren blijkt de betreffende voorzitter met een procedurele ingreep tereageren. De ZM lijkt daarmee een (te)lankmoedig volkje te zijn. En over ‘paradoxen’ gesproken, A. van ’tLaar meent, schrijvend over de onkreukbarerechter (zij het voorzien van een vraag -teken), ondanks het gebrek aan kennis temogen vaststellen dat er geen reden is totbezorgdheid over de stand van zaken binnende beroepsgroep.11 Ik kan me voorstellendat zijn argumentatie bij de buitenwachtniet erg sluitend wordt gevonden. In dat kader is het verheugend dat de Raadonlangs besloten heeft om openheid vanzaken te geven door in ieder geval inzicht teverschaffen in de disciplinaire maatregelendie aan rechters en raadsheren in de periode2001–2011 zijn opgelegd.12 Dit naar aanlei-ding van een verzoek van RTL. Een mooivoorbeeld van de waakhond-, of, zo menwil, de podiumfunctie van de media.13

Uit de brief die aan RTL geschreven is,blijkt nu dat er in de afgelopen tien jaar8 maal een disciplinaire maatregel is genomen, waarvan in 6 gevallen gesprokenzou kunnen worden van een schending vande integriteit. Of dat veel is op een bestandvan 2500 personen, lijkt me minder interes-sant dan het feit dát er op dit terrein nu

rechtstreeks 3/2011 Redactioneel

6

9 G. Vrieze, Hedendaagse evenwichtkunst: met een code als kompas laveren tussen zelfcensuur, wraking en waar-schuwing van de president, TREMA januari 2002, ‘Wie bewaakt de bewakers?’, p. 66-77.

10 M. Barendrecht, S. van Gulijk, M. Gramatikov & P. Sluijter, De goede procesorde in beeld, Research Memorandanr. 1 2011, Den Haag: Raad voor de rechtspraak.

11 A. van ’t Laar, ‘De ongekreukte rechter?’, in: N.J.H. Huls (red.), Ongedeeld integer, Den Haag: Boom JuridischeUitgevers 2009.

12 Brief aan RTL van 29 september 2011: http://www.rechtspraak.nl/Organisatie/Raad-Voor-De-Rechtspraak/Nieuws/Documents/Brief%20RTL%20Nieuws.pdf.

13 Daarover kunt u binnenkort uitgebreid lezen in het eindverslag van het evaluatieonderzoek naar het functionerenvan de persrichtlijn 2008: Scholten e.a., Rechtspraakverslaggeving in een veranderend medialandschap, (in druk).

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 6

voortaan structureel openheid van zaken zalworden gegeven, en wel via het Jaarverslag.

En dan, tot slot, de vraag: wat te doen? Trainen misschien? Helpt dat? Leden vande vakgroep van Huberts onderzochtenrecent de effectiviteit van een integriteits-training van gemeenteambtenaren. Zijdeden dat door twee gemeenten waar eendergelijke cursus was gegeven te vergelijkenmet twee gemeenten waar dat niet wasgebeurd. Het doel van die training was drie-ledig: deze zou een positief effect op hetmoreel bewustzijn moeten hebben, alsookop het moreel redeneren en het moreel handelen. Wat blijkt? Ik citeer uit de slotalinea van hetonderzoeksverslag: ‘De onderzochte integriteitstrainingen zijn weinig effectiefgebleken. Voor beide experimentelegemeenten geldt dat de groep ambtenarendie aan de training heeft meegedaan ergemiddeld genomen weinig tot niets opvooruit is gegaan. Deze ineffectiviteit geldtmet name voor de langere termijn.’14

Dat is even helder als teleurstellend, ookvoor het bureau dat de cursus in elkaar hadgestoken. Want als de uitkomst van ditonderzoek klopt, wat blijft er dan nog overvan het oeroude gezegde dat men al doendekan leren? Ikzelf hecht méér geloof aandeze volkswijsheid. Vandaar de aansporing,ontleend aan de eerder genoemde GradusVrieze, op de achterflap van dit nummervan Rechtstreeks.

Albert Klijn

rechtstreeks 3/2011 Redactioneel

7

14 L. Beck, A. van Montfort & A. Twijnstra, Valt integriteit te leren? De effectiviteit van integriteitstrainingen voorgemeenteambtenaren, Amsterdam: VU University Press 2010. Citaat: p. 95.

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 7

Jonathan E. SoeharnoJonathan E. Soeharno is advocaat te Amsterdam en als Fellow verbondenaan het Montaigne Centrum voor Rechtspleging en Conflictoplossingvan de Universiteit Utrecht. Hij studeerde theologie, rechten (Utrecht) enwijsbegeerte (Nijmegen) en promoveerde in 2009 op het proefschrift:The Integrity of the Judge; a Philosophical Inquiry, Farnham (AshgatePublishing Limited), 2009.

8

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 8

Blind vertrouwen: de norm van rechterlijke integriteitJonathan E. Soeharno

1 Een kwestie van legitimiteit

Transparency International, een non-gouvernementele organisatie die zich tot doel stelt omwereldwijd corruptie tegen te gaan, publiceert jaarlijks over schendingen van integriteit.Zo bevat het Jaarrapport 2009 een grootschalig onderzoek naar corruptie in Pakistan, metonder meer aandacht voor corruptie binnen het justitiële apparaat.1 Van de 404 onder-vraagde rechters, rechtbankpersoneel, officieren van justitie, advocaten, getuigen en betrok-kenen zegt in dat onderzoek ruim 85% in 2009 te maken te hebben gehad met corruptie.

Tabel 1 Soorten corruptie in het onderzoek van Transparency International (N=346*)

Types of Corruption Judge Court Public Opponent Witness Other TotalEmployee Prosecutors Lawyer

Extra money had to be paid 3 10 4 4 14 0 35to the witnessExtra money had to be paid 0 27 28 3 4 1 63to the public prosecutorsExtra money had to be paid 2 10 5 39 2 0 58to the opponent lawyerExtra money had to be paid 6 71 4 6 1 7 95to the Court officialExtra money had to be paid 6 33 3 0 0 0 42to the MagistrateExtra money had to be paid 32 4 0 3 0 0 39to the judgeExtra money had to be paid 5 35 9 2 0 3 54for date extension/expedition of the caseOthers 6 16 7 1 0 5 35

Total 60 206 60 58 21 16 421

* Er konden per geënquêteerde meer antwoorden worden gegeven.

rechtstreeks 3/2011 Een kwestie van legitimiteit

9

1 National Corruption Perception Survey 2009, p. 52. www.transparency.org/news_room/latest_news/press_releases_nc/2009/2009_06_17_pakistan_cps_2009.

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 9

Het ging daarbij om in totaal 421 gevallen. Bij de vraag om wat voor corruptie het daarbijging, werden verschillende soorten onderscheiden (zie Tabel 1).

In 14% van de gemelde gevallen bleek corruptie de rechter te betreffen. In de helft van degevallen ging het om het aannemen van steekpenningen. Kijkt men breder, naar al het recht-bankpersoneel, dan ging het om 60% van de gemelde gevallen, waarbij het merendeelssteekpenningen betrof. Pakistan staat helaas niet alleen. Zo berekende een Russische denktank in 2005 dat een gunstige juridische beslissing gemiddeld 9.570 roebel kostte (toen $ 358), bedreigen drugs-kartels in Mexico en Venezuela rechters met hun leven (of dat van hun familie) om gunstigeuitspraken af te dwingen, wordt in China en Rusland melding gemaakt van intensieve poli-tieke inmenging met rechtspraak, en werd in Brazilië een rechter ontslagen nadat bleek dathij 63 familieleden op de loonlijst had laten zetten. Een ander onderzoek van TransparencyInternational, in Paraguay in 2005, wees uit dat daar 18,7 % van de respondenten smeergeldhad betaald (van gemiddeld $ 130) om een gunstige beslissing te krijgen. Het Global Corruption Report 2007 van Transparency International, getiteld Corruption in JudicialSystems, bevat nog andere voorbeelden van ernstige en stelselmatige corruptie, die somsreiken tot zelfs de hoogste rechters.2

Hoe is het, vergeleken met deze landen, in Nederland met de rechterlijke integriteit gesteld?Onderzoek van Huberts & Nelen in 2005 concludeert dat systematische fraude en corruptieonder rechters in Nederland niet voorkomt.3 Aangetekend moet worden dat er daarnaastmaar weinig onderzoek is gedaan naar integriteitschendingen door rechters in Nederland.Daarnaast indexeert het reeds genoemde Transparency International welke landen (en welkemaatschappelijke sectoren) als het minst corrupt worden beschouwd (zie Box 1). Nederland(met name de publieke sector) scoort vrij hoog op deze index.

Box 1De corruptie perceptie index

Transparency International brengt elk jaar een rapport uit waarin onder meer op basis van een geaggregeerdeindex gebaseerd op gegevens van 2 jaar een groot aantal landen (178 in 2010) wordt gerangschikt naar demate van (perceptie van) corruptie. De gegevens worden verzameld door tien onafhankelijke instanties die decorruptie in de publieke en politieke sectoren bezien. In de periode 2001-2010 prijkt Finland het vaakst(7 maal) aan de top van minst corrupte landen, met scores tussen de 9.9 en 9.4. In die periode was Nieuw-Zeeland 5 maal eerste, Zweden 2 maal en Singapore 1 maal (er kunnen meerdere landen tegelijkertijd opeenzelfde plaats staan). Nederland staat steevast in de top-tien (met uitzondering van een elfde plaats in2005), met een gemiddelde score van 8.8.

rechtstreeks 3/2011 Een kwestie van legitimiteit

10

2 Transparency International, Global corruption report 2007. Corruption in judicial systems, Cambridge: CambridgeUniversity Press 2007.

3 Huberts, L.W.J.C. & J.M. Nelen, Corruptie in het Nederlandse openbaar bestuur. Omvang, aard en afdoening,Utrecht: Lemma 2005.

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 10

De Nederlandse rechtspraak lijkt dus verschoond te zijn van stelselmatige fraude, corruptieof politieke inmenging. Dit betekent echter niet dat de vraag naar rechterlijke integriteit inNederland naar de achtergrond kan verdwijnen. Rechters zijn immers bekleed met eenuniek gezag om over anderen te oordelen. Zij beslissen over vrijheidsberoving, uithuisplaat-sing van kinderen, dwangsommen, (massa)ontslagen, belastingschulden, aansprakelijkheidvan bestuurders van vennootschappen en nog veel meer. Zulk gezag vraagt om een voort -durende legitimering. En het is deze vraag naar de legitimiteit van de rechterlijke macht dieten grondslag ligt aan de voortdurende vraag naar de rechterlijke integriteit. Het mag dan ook geen verrassing heten dat in weerwil van een te koesteren afwezigheid van‘zware’ integriteitschendingen, in Nederland toch felle discussies worden gevoerd overrechterlijke integriteit. In de afgelopen jaren betroffen zulke discussies in Nederland (of hethier nu werkelijk om integriteitschendingen ging of niet laat ik even in het midden) bijvoor-beeld de volgende onderwerpen: rechterlijke dwalingen; incidentele wangedragingen, al danniet in de privésfeer; de vrees dat de toenemende nadruk op de bedrijfsvoering van de rechterlijke organisatie de kwaliteit van rechtspraak aantast; de (on)aanvaardbaarheid vannevenfuncties; de (on)begrijpelijkheid en kwaliteit van motiveringen; en twijfels aan deonpartijdigheid van de rechter (bijvoorbeeld in de zaak Wilders, de vastgoedfraudezaakKlim-op en de Chipshol-zaak). De toon die soms door de media wordt aangeslagen kan– zoals gezegd – fel zijn. Zo voegt Het Financieele Dagblad in november 2010, in het artikel ‘Besmet beroep. Altijd onder vuur op feestjes’, aan het rijtje ‘wapenhandelaar, abortusarts en dierproevencoördinator’ ook ‘rechter’ toe.4

Dit nummer van Rechtstreeks betreft een algemene inleiding in de aard en problematiek vanrechterlijke integriteit. Het volgende hoofdstuk zal beknopt ingaan op de achtergronden vanhet begrip integriteit. Vervolgens wordt de vraag behandeld wat voor norm integriteit nu is.Ten slotte zal ik de betekenis ervan voor de Rechtspraak toelichten.

rechtstreeks 3/2011 Een kwestie van legitimiteit

11

4 ‘Onder vuur’, Het Financieele Dagblad (FD persoonlijk) 20 november 2010, p. 19-25.

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 11

2 Achtergronden

Het spreken over integriteit in de publieke sfeer is relatief nieuw en is vooral opgebloeid inde discussies over professionalisering in de jaren zeventig en tachtig. Daarvoor speelde hetbegrip integriteit nauwelijks een rol in het publieke debat.5 Een tweetal ontwikkelingenheeft bijgedragen aan de ‘opkomst’ van het begrip integriteit in het publieke debat.

2.1 Morele verlegenheid en de professionalisering van de ethiekVanaf ruwweg de jaren zeventig treedt een openlijke pluriformisering van de samenlevingop, onder meer als gevolg van de secularisering, de ontzuiling, de emancipatie en de immi-gratie van andersgelovigen. Dit heeft zijn weerslag gehad op publieke functies als de recht-spraak. Zo kon Paul Scholten aan het begin van de 20ste eeuw nog vrijwel onproblematisch stellendat rechters niet alleen een externe, maar ook een interne verantwoordingsplicht hebben,namelijk aan hun geweten, dat zelf óók weer gebonden zou zijn (door het christelijk geloofdan wel een verintellectualiseerde variant daarvan).6 Dat gevoel werd nog versterkt doordatrechters in die tijd vrijwel exclusief werden gerekruteerd uit een specifieke (boven)laag vande bevolking. Hoewel in deze laag geen sprake was van volledige morele homogeniteit, waser wel een bepaalde ‘nestgeur’, die grosso modo iets zei over de overtuigingen van rechters.Een dergelijke kennis van de overtuigingen van rechters is een belangrijke factor voor hetvertrouwen in Rechtspraak. Immers, de werkelijke overwegingen blijven voor de burgerdoor het geheim van de raadkamer en door de soms raadselachtige juridische taal nog weleens verborgen.Die ‘gedeelde waarborg’ van het geweten waar Paul Scholten op doelde,7 is thans echterondenkbaar. We weten niet meer tot welke G(g)od een rechter zweert, wanneer hij de eedaflegt, of wat hij bedoelt wanneer hij partijen uitlegt dat iets hem niet redelijk voorkomt.Wellicht biedt deze verlegenheid een verklaring waarom men sinds de jaren zeventig isgaan spreken over integriteit in het publieke domein – anders dan de meer uitgesponnencategorieën van (beroeps)ethiek of moraliteit. Ook in de morele aanspraken op rechters enandere bekleders van publieke ambten is immers een verlegenheid komen te zitten. En omdeze morele verlegenheid te omzeilen (en deze daarmee tegelijk te verwoorden) pleegt mente stellen dat iemand in dergelijke ambten eenvoudigweg integer moet zijn.Wat wij nu doorgaans wél van een rechter weten, is wat hij of zij kan. Eveneens vanaf dejaren zeventig heeft er een professionaliseringsgolf gewoed in de (semi)publieke beroepen

rechtstreeks 3/2011 Achtergronden

12

5 Dat laat onverlet dat enkele onderwerpen die nu onder het integriteitdiscours geschoven worden (zoals klassen-justitie en standaarden van beroepsethiek) toen ook niet onbesproken waren.

6 Paul Scholten, Mr. C. Asser’s handleiding tot de beoefening van het Nederlands burgerlijk recht. Algemeendeel*. Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1974.

7 Ter voorkoming van misverstanden, Scholten noemt ook andere waarborgen.

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 12

zoals de politie, het openbaar ministerie en de ambtenarij, die ook wel wordt aangeduid alsnew public management. Deze professionalisering behelsde onder meer de invoering vaninterne beoordelingssystemen, intervisietechnieken, mediabeleid, het gebruik van automati-sering en ICT, prestatiemetingen, specialisatiemodules en verslaglegging. Hoewel de professionalisering van de rechterlijke macht in dit opzicht relatief lang is achtergeblevenbij die van andere beroepsgroepen, staan deze aspecten tegenwoordig ook daar hoog op deagenda (zie Box 2).

Box 2New Public management en Rechtspraak

Elaine Mak heeft in haar proefschrift De rechtspraak in balans uitvoerig aandacht besteed aan de betekenisvan het New Public Management voor de Rechtspraak. Zij karakteriseert het NPM als een discours met alskernwaarden: transparantie, effectiviteit en efficiency, en zij plaatst dat ‘paradigma’ naast het ‘rechtsstatelijke’,dat wordt gekenmerkt door waarden als onafhankelijkheid en onpartijdigheid.

Bron:

E. Mak, De rechtspraak in balans. Een onderzoek naar de rol van klassiek-rechtsstatelijke beginselen en ‘new public management’-beginselen in het kader

van de rechterlijke organisatie in Nederland, Frankrijk en Duitsland, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2008.

Deze professionalisering van de publieke ambten hangt nauw samen met de opkomst vanhet belang dat aan meritocratie wordt gehecht. Bij de selectie van personeel wordt nietzozeer gekeken naar de morele overtuigingen van een kandidaat (daar pleegt men terug -houdend te zijn), maar naar diens competenties. We weten bijvoorbeeld dat een rechter(relatief) goede cijfers heeft gehaald, dat hij goed heeft gescoord op psychologische tests endat hij of zij de op het rechterlijk beroep toegesneden assessments met succes heeft door -lopen. Deze nadruk op competenties laat een leemte ontstaan die in de ogen van een rechts-zoekende wellicht wordt opgevuld wanneer een rechter op zijn Hyves- of Facebook-profieleen verwijzing naar Greenpeace of de SGP heeft staan. Een dergelijke aanduiding kan(onbedoeld) kleuring geven aan (het vermoeden van) bepaalde morele overtuigingen, zoalsook politieke nevenfuncties of een activistisch verleden dat kunnen doen. In het licht van morele verlegenheid enerzijds en de drang naar professionalisering ander-zijds hoeft het geen verrassing te zijn dat men tegenwoordig óók integriteit wil professiona-liseren: onder vrijwel alle publieke beroepen duiken nu cursussen ‘integriteit’, ‘beroeps-ethiek’ of ‘morele dilemma’s’ op. Waar integriteit dus enerzijds is opgekomen als een verlegenheidsterm (de rechter moet een goede rechter zijn, in weerwil van de onduidelijk-heid wat ‘goed’ is), biedt het ook ruimte aan een actieve professionalisering (de rechtermoet dan maar getraind worden een goede rechter te zijn).

rechtstreeks 3/2011 Achtergronden

13

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 13

2.2 Toename van publieke nauwlettendheid en de roep om verantwoordingDe opkomst van het begrip integriteit hangt ook samen met een andere ontwikkeling. Diezou ik willen benoemen als de toename van publieke nauwlettendheid. Dit is een ontwikke-ling die nogal eens negatief wordt geduid in termen van een ‘crisis in het vertrouwen inpublieke instituties’ of een ‘doorgeslagen mondigheid’. Een louter negatieve kwalificatie isechter onterecht, omdat de toenemende publieke nauwlettendheid – paradoxaal genoeg –de facto gepaard is gegaan met het behoud van vertrouwen: mensen gaan nog steeds naar derechter, ze doen nog steeds aangifte bij de politie en de opkomst bij verkiezingen is de laatste jaren niet lager geworden. Dat gezagsuitoefening, in het bijzonder door rechters, nauwlettender wordt gevolgd, heeftbegrijpelijke achtergronden, bijvoorbeeld de toename van belangenconflicten, de juridise-ring van de samenleving en de groei van mogelijkheden om gezag te volgen. Ik licht datkort toe.

Individualisering en toename belangenconflicten. Als gevolg van de verschuiving van economische en normatieve afhankelijkheden van de directe sociale omgeving – partners,ouders, buren, kerk – naar meer anonieme collectieve contexten – werkgever, verzekeraar,regering – zijn mensen onafhankelijker geworden ten aanzien van hun directe omgeving.Daarbij vervullen mensen meer (en meer wisselende) rollen in de samenleving. Niet alleenwordt de samenleving hierdoor complexer, ook groeit de mogelijkheid van botsingen tussenbelangen en daarmee het (mogelijk) beroep op de rechterlijke macht als geschilbeslechter.In het licht van deze toename van belangen zal er eerder aanleiding zijn om het rechterlijkgezag nauwlettend te volgen.

Juridisering en groei van de macht van rechters. Niet los te zien van de toegenomen maat-schappelijke complexiteit is de zogeheten ‘juridisering’ van de samenleving. Het aantalrechtsregels en -ingangen neemt toe. Hierdoor groeit de macht van rechters – ook ten aan-zien van de andere staatsmachten. Met de opkomst van het bestuursrecht is bijvoorbeeld demachtsbalans tussen de rechterlijke en de bestuurlijke macht verschoven ten gunste van deeerste. Ook ten aanzien van de wetgevende macht is de macht van rechters gegroeid, dooreen toenemend gebruik van open normen en de rechterlijke bevoegdheid te toetsen aaninternationaal en Europees recht. Deze groei van macht geeft aanleiding het gezag vanrechters nauwlettender te volgen.

Informatie en media. Het is tegenwoordig ook beter mogelijk geworden om rechters nauw-lettender te volgen. Google, Wieowie en LinkedIn behoren tot het standaardarsenaal van wiemeer wil weten over de rechter, advocaat of wederpartij. Een nieuw soort voorzichtigheid isdaarmee gepast. Nu het rechterlijk gezag is omkleed met (voor sommigen obscure) proce-dures en veel vakjargon, kunnen in dit opzicht ‘accidentele’ zaken een (te) belangrijke rol

rechtstreeks 3/2011 Achtergronden

14

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 14

gaan spelen. Als een rechter bijvoorbeeld boude stellingen twittert die bovendien nog volspelfouten zitten (wat heel goed zichtbaar is voor de burger), kan de vraag rijzen of dezerechter dan nog wel nauwkeurig in zijn rechterlijke afweging kan zijn (wat minder goed tebeoordelen is voor de burger). Daarbij is ook de berichtgeving via de media steeds directergeworden, wat in beginsel ongunstig kan zijn voor instituties wier beslissingen afhankelijkzijn van nuance. Negatieve berichtgeving kan bovendien diepe groeven trekken in hetpubliek vertrouwen.

Box 3De rol van de media

De media spelen een belangrijke rol ten aanzien van integriteit, doordat zij elementen op zodanige wijze kunnen uitlichten dat er (al dan niet terecht) een (negatief) beeld ontstaat van de integriteit van een ambts-drager of instituut. Hoewel sensatiewaarde nuances soms naar de achtergrond verdringt, spelen journalistensoms juist een cruciale rol in het aan het licht brengen van rechterlijke fouten of corruptie. Zo is er tegenwoor-dig een prijs voor ‘Best Investigative Journalism Report on a Corruption in Latin America and the Carribean’,die is ingesteld door Transparency International en de Press and Society Institute. Ook in Nederland is eenaantal notoire dwalingen aan het licht gekomen door druk die werd uitgeoefend via de media, zoals bij dePuttense moordzaak en in de zaak Lucia de Berk.

Deze toename van publieke nauwlettendheid is dus begrijpelijk en vraagt om nieuwe vormen van publieke verantwoording. Zo is voorzichtigheid ten aanzien van social mediagepast, kan men niet meer zonder een mediabeleid en is er een uitgebreide website waaropvan alles (waaronder ‘jaarverslagen’) wordt gepubliceerd.

rechtstreeks 3/2011 Achtergronden

15

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 15

3 Wat is integriteit?

Integriteit kan zowel de individuele rechter als het instituut Rechtspraak betreffen. Zo kaneen rechter gewraakt worden terwijl hij (beroeps)ethisch niets verkeerd hoeft te hebbengedaan. Stel bijvoorbeeld dat een familielid van de rechter één van de beste vrienden blijktte zijn van een procespartij. Dit hoeft zeker niet te betekenen dat de rechter daadwerkelijkpartijdig is, maar kan onder omstandigheden toch leiden tot wraking, omdat een recht -zoekende mag verwachten dat hij te maken heeft met een instituut dat in objectieve zin aanalle kernwaarden (zoals onafhankelijkheid en onpartijdigheid) voldoet, ongeacht deberoepsethiek van de ambtsdrager in kwestie. Het ankerpunt van integriteit ligt immers nietprimair in de (ethische) gedragingen van de beroepsbeoefenaar, maar in de legitimatie van(institutioneel) gezag. In het onderstaande zal ik eerst ingaan op de integriteit van de ambtsdrager. Hij heeft eenprofessioneel karakter te ontwikkelen, zodat hij in wisselende situaties de juiste professio-nele afweging kan maken. Vervolgens zal ik ingaan op de integriteit van het instituut, datexterne verantwoording dient af te leggen ten aanzien van het vertrouwen dat in zijn gezagwordt gesteld.

3.1 De integriteit van de ambtsdragerSubjectieve en objectieve betekenisIn de literatuur wordt wel een onderscheid gemaakt tussen een subjectieve en een objectievedimensie van integriteit. Met de subjectieve dimensie wordt gedoeld op de innerlijke motivatie van de handelende: de handelende is oprecht, authentiek, zuiver van bedoeling,rechtschapen, consistent et cetera. Met de objectieve dimensie wordt bedoeld dat hij handelde met het oog op een bepaalde normatieve inhoud: namelijk waarden en normen. Een subjectieve betekenis van integriteit volstaat niet. Rechtschapenheid, oprechtheid,authenticiteit en dergelijke begrippen krijgen immers pas betekenis wanneer iemand recht-schapen, oprecht of authentiek is in relatie tot bepaalde waarden, zoals onpartijdigheid,onafhankelijkheid of gelijkheid. Er zijn dus altijd objectieve waarden en normen nodig ominvulling te geven aan die rechtschapenheid, oprechtheid of authenticiteit – zonder welkedeze begrippen ‘leeg’ blijven. Zoals de ethica McFall treffend verwoordde: ‘In order to sellyour soul, one must have something to sell.’8 Dit ‘something’ vormt de objectieve dimensievan integriteit. Deze waarden en normen moeten overigens wel gedeeld worden door debeoordelaar en de integere. Zo zal George W. Bush Osama Bin Laden niet integer noemen,noch – hypothetisch – andersom, terwijl hun beider subjectieve integriteit, hun devotie tenaanzien van de door henzelf aangemerkte normen, minder snel ter discussie zal staan.

rechtstreeks 3/2011 Wat is integriteit?

16

8 Lynne McFall, Integrity. Ethics 98 (1987), p. 10.

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 16

De objectieve betekenis van integriteit bestaat uit een samenstel van waarden en normen.Waarden geven aan wat de integere tot doel heeft in zijn handelen en afwegingen, terwijl denormen de grenzen van het aanvaardbare markeren.Wanneer we nu spreken over professionele integriteit, zal de objectieve dimensie van dezeintegriteit ook op een professionele manier moeten zijn ingekaderd. Iedere professie kenthaar eigen kernwaarden, die aangeven waar die professie voor staat, maar ook normen diehet bereik van wat aanvaardbaar professioneel handelen voor die professie is, afbakenen.Voor de rechter zijn de beroepswaarden bijvoorbeeld: onafhankelijkheid en onpartijdigheid,en zijn normen: geheimhouding en afzien van laakbaar gedrag.

Prudentie en professionele karaktervormingHet gaat er daarbij niet slechts om dat ambtsdragers een innerlijke gerichtheid hebben opeen bepaalde normatieve inhoud, maar om wat zij doen en om welke redenen zij dit doen. In dit verband kunnen we aansluiting vinden bij het wijsgerige begrip prudentie. Dit is eenterm waarvan de begripsmatige wortels teruggaan tot de ethiek van Aristoteles. Prudentiehoudt (mutatis mutandis) in: het telkens, in concrete situaties, maken van de juiste afwegingin het licht van (1) de toepasselijke waarden en normen; (2) de vereisten van die specifiekesituatie; met het oog op (3) de doeleinden van de uiteindelijke beslissing. De ‘juiste’ beslis-sing zal die beslissing zijn die ‘optimaal’ beantwoordt aan deze factoren. De derde factor, de doeleinden van de uiteindelijke beslissing, impliceert een opvatting van‘welzijn’. Zonder een idee van welzijn is het niet mogelijk om de eerste twee factoren, detoepasselijke waarden en normen, en de vereisten van de situatie, tegen elkaar af te wegen.Een ‘externe maatstaf’ is immers nodig om te bepalen welke waarde of norm in een gegevensituatie moet prevaleren of welke betekenis aan een bepaalde waarde of norm gegeven dientte worden in een specifieke context. Zulk een ‘maatstaf’ is uiteindelijk gegrond in eenopvatting van welzijn. Gezien de eerdergenoemde morele verlegenheid in de samenlevingzal het niet altijd gemakkelijk zijn te expliciteren wat nu onder dat idee van welzijn begrepenmoet worden. Ik zal daar hierna nog nader op ingaan. De gerichtheid op een idee van welzijn maakt dat het maken van een prudente afweging meer is dan een ‘techniek’. Deafweging moet immers niet alleen een beslissing produceren, maar deze ook legitimeren. Het belang van de afweging maakt ook dat integriteit niet op één lijn kan worden geschaardmet begrippen als consistentie of coherentie. Juist omdat integriteit telkens zorgvuldigeafwegingen vereist ten aanzien van de waarden die het ambt omgeven enerzijds en de speci-fieke vereisten van een concreet geval anderzijds, kan het voorkomen dat in een bijzondergeval de inconsistente of incoherente beslissing de meer integere is dan de consistente ofcoherente. Het nemen van juiste beslissingen vereist oefening. Wanneer iemand zich beoefent om telkens weer de juiste afweging te maken, zal hij ook in een volgende situatie beter in staatzijn om de juiste afweging te maken. Door het nemen van prudente beslissingen verbetert

rechtstreeks 3/2011 Wat is integriteit?

17

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 17

immers de houding van de handelende. Op deze wijze ontstaat professionele karakter vorming:we kunnen langzamerhand zeggen dat iemand integer is, omdat hij over een langere tijd steedsde juiste beslissingen heeft genomen. Eén prudente afweging is onvoldoende om iemandinteger te noemen, of, om te spreken met Aristoteles: één zwaluw maakt nog geen zomer.

Non-integriteitOp het niveau van de individuele ambtsdrager betreft integriteit dus primair het ontwikkelenvan professioneel karakter. Dit brengt met zich mee dat twee vormen van non-integriteitkunnen worden onderscheiden. In de eerste plaats is het mogelijk dat een ambtsdrager hetniet slecht doet, maar het wel beter had kunnen doen. Anders gezegd; hij handelt weliswaarvanuit de juiste waarden en normen en in het licht van de juiste doeleinden, maar hij komtin een specifieke situatie niet tot een ‘optimale’ afweging ten aanzien van deze waarden ende vereisten van de situatie. ‘Non-integriteit’ kan hier begrepen worden als het verschil tussen aspiratie en daadwerkelijke handeling.Het is, in de tweede plaats, ook mogelijk dat een ambtsdrager de normen van het ambt over-schrijdt, bijvoorbeeld door te handelen in strijd met institutionele waarden. Een rechter diefeiten verzint of een muntje opwerpt in de raadkamer zonder ook maar een moment aanprudente afweging te doen, is niet ‘non-integer’ in de zin dat hij wellicht een betere afweginghad kunnen maken, maar eerder non-integer in een meer absolute zin. Het gaat dan omklaarblijkelijke schendingen van integriteit. Tussen deze vormen van non-integriteit bestaat een vloeiende overgang. Het onderscheid ismet name van belang voor de vraag hoe integriteit moet worden gewaarborgd. Professioneleintegriteit van ambtsdragers dient immers niet alleen in negatieve zin te worden gewaar-borgd – bijvoorbeeld door een stringente handhaving van strikte gedragscodes, maar ook inpositieve zin: door het creëren van de juiste omgeving die de professionele karaktervormingstimuleert.

Institutionele waardenHet draait hier om de professionele integriteit van de ambtsdrager, niet om zijn persoonlijkeethische levenswandel. Het gaat dus om professionele ‘afwegingen’, ‘handelingen’ en‘karaktervorming’ van de ambtsdrager. Dit betekent dat deze afwegingen, handelingen enkaraktervorming betrekking moeten hebben op de normatieve inhoud die met de professieof het ambt is gegeven. De advocaat is in zijn afwegingen bijvoorbeeld gebonden aan advocatuurlijke kernwaardenzoals partijdigheid, onafhankelijkheid en deskundigheid, en een bestuurder aan de algemenebeginselen van behoorlijk bestuur. Zulks geldt (mutatis mutandis) ook voor de rechter. Hetinstituut Rechtspraak wordt gekenmerkt door institutionele waarden. In de internationaalvermaarde canon Bangalore Principles of Judicial Conduct uit 2000 treffen we al debelangrijkste kernwaarden voor de Rechtspraak aan (zie Box 4).

rechtstreeks 3/2011 Wat is integriteit?

18

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 18

Box 4Codificaties van institutionele waarden

Op uitnodiging van de United Nations Centre for International Crime Prevention en van Transparency Inter -national presenteerde de Judicial Group on Strengthening Judicial Integrity in 2000 een eerste concept vooreen institutionele gedragscode, gebaseerd op een groot aantal ethische codes voor rechters. Deze werk-groep bestond uit een Speciale Rapporteur van de VN commissie (belast met de portefeuille van de onafhan-kelijkheid van rechters en advocaten) en zeven hoogste rechters uit Afrikaanse en Aziatische landen. De voor-zitter was rechter Weeramantry, vice-president van het Internationaal Gerechtshof te Den Haag. Het conceptwerd daarna nog verscheidene malen aangepast, totdat het een adequate weerspiegeling vormde van zowel‘common law’- als ‘civil law’-tradities. In de uiteindelijke vorm van de Bangalore Principles of Judicial Conduct(2002) draait het om zes fundamentele waarden: 1. onafhankelijkheid; 2. onpartijdigheid;3. integriteit; 4. (bewerkstelligen van) gelijkheid; 5. correctheid; 6. kundigheid en zorgvuldigheid.

In Nederland geldt sinds 1 mei 2010 een Gedragscode Rechtspraak voor alle medewerkers van de Recht-spraak, waarin expliciet de volgende waarden worden vermeld: onpartijdigheid, onafhankelijkheid, onkreuk-baarheid en professionaliteit. Op 26 september 2011 werd ook de NVvR-Rechterscode vastgesteld, die – denaam zegt het al – alleen voor rechters geldt. Deze neemt de volgende kernwaarden tot uitgangspunt: onafhankelijkheid, autonomie, onpartijdigheid, integriteit, deskundigheid en professionaliteit.

Omdat professionele integriteit wordt bepaald door institutionele waarden en niet door dewaarden die de rechter er als privépersoon op na houdt, kan deze integriteit niet op één lijnworden geschaard met waarden als oprechtheid of authenticiteit. Stel, bijvoorbeeld, datiemand zeer xenofoob is, maar van beroep douanebeambte is. Dan mag hij zich in de uit -oefening van zijn beroep niet laten leiden door zijn persoonlijke xenofobe opvattingen,maar moet hij professionele waarden als gelijke behandeling en zorgvuldigheid laten prevaleren om in professioneel opzicht integer te handelen. Indien hij zich inderdaad laatleiden door professionele waarden, en dus niet oprecht is ten aanzien van zijn persoonlijkeopvattingen, zal hij juist integer zijn. Anders gezegd kan professionele integriteit dus nogwel eens vereisen dat iemand niet authentiek is ten aanzien van zijn persoonlijke waarden. Wel kan het zo zijn dat – andersom – uit professionele integriteit eisen voortvloeien diebetrekking hebben op de persoonlijke levenssfeer. Zo is denkbaar dat in bepaalde kerkelijkekringen van een dominee wordt verwacht dat hij de huwelijkse trouw in ere houdt, van eennarcotica-agent dat hij geen wiet rookt of van de minister die over verkeersveiligheid gaatdat hij zich aan de maximumsnelheid houdt.

rechtstreeks 3/2011 Wat is integriteit?

19

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 19

Streven naar welzijnHierboven is reeds gesteld dat professionele karaktervorming niet alleen een opvatting vereist van institutionele waarden en normen, maar ook van welzijn. Waarden behoeven ooknadere invulling en toetsing, afhankelijk van wat in een samenleving als ‘goed’ wordt verstaan. Om een voorbeeld te geven: wanneer we in Nederland spreken van ‘deskundige’rechtspraak, dan bedoelen we iets heel anders dan wanneer in Engeland van rechters ofmagistrates (lekenrechters) wordt verwacht dat zij deskundig zijn. Daar geldt eerder het ideaal van de ‘learned amateur’ dan dat van de dogmatische jurist. En waar het in Neder-land mogelijk is dat ‘onafhankelijke’ rechters best bestuursfuncties mogen vervullen binnenpolitieke partijen, is het in veel andere landen juist ondenkbaar dat de waarde van ‘onafhan-kelijkheid’ verenigd kan worden met enige politieke profilering. Uiteindelijk behoeven professionele waarden en normen dus concretisering, wat binnen een pluriforme samen -leving als de onze niet altijd gemakkelijk zal zijn. Het begrip welzijn is zeer complex. Het kan bijvoorbeeld omvatten (1) een idee van ‘wel-zijn’ van de ambtsdrager zelf: een rechter dient ernaar te streven om een ‘goede’ rechter tezijn. Dit streven kan hij in ieder vonnis en bij iedere zitting vormgeven. Hij zal niet willenafdoen aan zijn eigen professionele standaarden, maar zich juist door zijn professionelehandelen willen ontwikkelen tot een betere rechter. Ook het ontvangen van salaris, makenvan promotie en het doen van leuk werk kunnen dit aspect van welzijn inkleuren. Dezeopvatting van welzijn kan uiteraard per rechter verschillen. Een opvatting van welzijn kanook (2) het concrete geschil betreffen. De rechter maakt een inschatting van wat het juiste isin het geschil. Hij handelt met het oog op het goede voor partijen. Dit oordeel zal mede totstand komen door de afweging van de omstandigheden van het geval. Daarnaast kan welzijnook (3) de samenleving betreffen. In zijn beslissing kan de rechter ook ‘verder’ kijken danhet geschil, naar wat de samenleving vereist. Hiervoor is een goed begrip nodig van wat erin de samenleving speelt. In het licht van de hierboven beschreven morele pluriformiteit zaldit geen gemakkelijke opgave zijn. De analogie met de geneesheer die gemaakt kan worden(zie Box 5), maakt nog eens duidelijk hoe gelaagd het concept is.

Box 5De rechter en de geneesheer

Aristoteles geeft het voorbeeld van de geneesheer. Waar de rechter in zijn handelen rechtvaardigheid nastreeft,zodat het welzijn van de gemeenschap bevorderd wordt, daar streeft de geneesheer gezondheid na, even-eens ter bevordering van het welzijn van de gemeenschap. Deze gezondheid is, net als rechtvaardigheid, echter een abstract begrip en wordt pas concreet in de ‘kleinste’ handeling: gezondheid wordt bevorderddoor het helen van de wond, zoals rechtvaardigheid wordt bevorderd door het beslechten van het geschil. Zulke concrete handelingen vereisen echter een wijdere blik: de rechter en de geneesheer zullen goed opge-leid moeten zijn, zullen de juiste keuzen moeten maken ten aanzien van welke zaken of patiënten de meesteaandacht behoeven, zullen de juiste informatie moeten verschaffen, zullen de juiste mate van aanzien moetengenieten om gemotiveerd het werk uit te oefenen en zullen moeten beschikken over voldoende middelen.

rechtstreeks 3/2011 Wat is integriteit?

20

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 20

Opvattingen van welzijn – op welk niveau dan ook – zijn vaak in stilzwijgende aannamesgehuld. Zo wordt onder oudere rechters nog wel eens gesproken van een esprit de corps –een gedeelde overtuiging van ‘hoe het hoort’. Naarmate het selectiebeleid meritocratischerwordt en het corps – net als de samenleving – meer morele heterogeniteit vertoont, zal zulkeen esprit de corps minder vanzelfsprekend zijn. Dit betekent echter niet dat het sprekenover welzijn naar de achtergrond zou moeten verdwijnen, maar juist – integendeel – dat eenuitdrukkelijke bezinning dient plaats te hebben over wat goed is en wat niet.

3.2 De integriteit van het instituutDe problematiek van de schijnVoor de legitimering van gezag volstaat het niet dat ambtsdragers beschikken over profes-sioneel karakter. In 2006 traden de ministers Dekker en Donner af nadat uit een rapportbleek dat de dood van elf gedetineerde immigranten die stierven in een brand, aangestokendoor een gedetineerde, te wijten was aan departementen die onder hun verantwoordelijkheidvielen. De fouten die waren begaan, waren echter gemaakt door mensen in deze departe-menten op tijdstippen voordat de ministers aan de macht kwamen. Het is daardoor onmoge-lijk om te stellen dat de fouten die zijn gemaakt in beroepsethische zin te wijten zijn aan deambtsdragers. Deze fouten worden echter door de figuur van de schijn toegerekend, en wel omdat zij deverantwoordelijke ministers zijn. Zoals Donner toen zei: ‘(…) ministeriële verantwoordelijk-heid is méér. In de ogen van de slachtoffers ben ik verantwoordelijk voor de departementendie worden geacht verantwoordelijk te zijn voor hun leed.’9

Hoe moet dit worden begrepen? Deze ‘schijn’ is weliswaar schijn ten aanzien van de ethiekvan de individuele ambtsdrager, maar niet ten aanzien van het vertrouwen in de institutie.Het vertrouwen in het ambt is immers daadwerkelijk geschonden: de maatschappelijkereacties zijn geen schijn, de retributies zijn geen schijn en ook de schade aan het gezag vande ministers is geen schijn.Ten aanzien van rechters komt deze figuur terug in de vorm van de schijn van partijdigheid.Zo bepaalde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Hauschildt versusDenemarken dat niet alleen moet worden gekeken of de individuele rechter daadwerkelijkpartijdig was, maar ook dat er een objectieve test moet plaatsvinden (zie Box 6). De ratiohiervan ligt in het belang van vertrouwen in het instituut. Indien dit kan worden aangetast,heeft de individuele rechter onder omstandigheden te wijken. Het vertrouwen richt zichimmers niet op individuele rechters, maar op het instituut Rechtspraak.

rechtstreeks 3/2011 Wat is integriteit?

21

9 ‘Donner en Dekker treden af na rapport’, NRC Handelsblad 21 september 2009.

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 21

Box 6Objectieve test voor onpartijdigheid

In de zaak Hauschildt vs. Denemarken spreekt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens uit dat er nietalleen sprake is van een subjectieve test (of een individuele rechter werkelijk partijdig was), maar ook van eenobjectieve test: ‘Under the objective test, it must be determined whether, quite apart from the judge’s personalconduct, there are ascertainable facts which may raise doubts as to his impartiality. In this respect even appearances may be of a certain importance. What is at stake is the confidence which the courts in a demo-cratic society must inspire in the public and above all, as far as criminal proceedings are concerned, in theaccused. Accordingly, any judge in respect of whom there is a legitimate reason to fear a lack of impartialitymust withdraw (…). This implies that in deciding whether in a given case there is a legitimate reason to fearthat a particular judge lacks impartiality, the standpoint of the accused is important but not decisive (…). Whatis decisive is whether this fear can be held objectively justified.’

Bron: ECHR, 24 May 1989, Hauschildt-Denmark (Series A-154), § 48

De onaantastbaarheid van institutionele waardenIn zijn Hauschildt-arrest refereert het EHRM aan een redelijke toeschouwer. Deze redelijketoeschouwer richt zijn vertrouwen op het instituut Rechtspraak: namelijk dat dit onafhanke-lijk, onpartijdig, onkreukbaar en professioneel is. Institutionele waarden kleuren aldus de‘redelijkheid’ van de toeschouwer – deze maken dat het vertrouwen een normatieve beteke-nis kan krijgen. Vertrouwen moet immers gericht zijn op zaken die er normatief toe doen. Spiegelbeeldig geschiedt externe verantwoording, ofwel het tonen van betrouwbaarheid, opbasis van dezelfde ratio: met het oog op institutionele waarden. Stel bijvoorbeeld dat uit eenpeiling zou blijken dat het vertrouwen in rechters hoger zou zijn wanneer zij grijze harenzouden hebben. Zou dit dan betekenen dat alle rechters nu de haren grijs moeten verven?Op het eerste gezicht heeft het hebben van grijze haren niets te maken met institutionelewaarden. Met het oog op integriteit maakt het niet uit welke haarkleur de rechter heeft, ookal zou dit empirisch gezien leiden tot een stijging van vertrouwen. Maar hierin kan wel eensignaal schuilgaan dat raakt aan institutionele waarden. Want grijze haren kunnen duiden opeen hogere leeftijd, welke weer kan staan voor wijsheid en levenservaring – eigenschappendie terecht gewaardeerd kunnen worden bij diegenen die over anderen hebben te oordelen. Nu zijn er lastiger casus denkbaar dan grijze haren. Wat bijvoorbeeld als onderzoek zou uitwijzen dat het (niet) zichtbaar dragen van religieuze symbolen, zoals een kruisje, eendavidster of een hoofddoekje, het vertrouwen in de Rechtspraak (al dan niet) zou doen toe -nemen? Ook dan dient er een bezinning plaats te hebben over de vraag in hoeverre een dergelijke discussie raakt aan institutionele waarden. Dat lijkt in deze casus eerder het gevalte zijn dan bij het geval van de grijze haren, nu het dragen van religieuze symbolen in derechtszaal twijfels kan doen ontstaan ten aanzien van onafhankelijkheid, onpartijdigheid engelijkheid – kernwaarden van het instituut Rechtspraak.

rechtstreeks 3/2011 Wat is integriteit?

22

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 22

De legitimiteit van de uitoefening van het rechterlijk gezag is gegrond in institutionelewaarden. Deze verdienen daarom bescherming, indien nodig zelfs tegen ambtsdragers. Deethiek van de individuele ambtsdrager hoeft er ook niet altijd toe te doen (zoals we zagen inhet voorbeeld van de Schipholbrand) – veeleer is van belang dat het vertrouwen in het instituut ongeschonden blijft. De letterlijke betekenis van integriteit, onaanraakbaarheid,suggereert dit al: institutionele waarden dienen onaangetast te blijven.

3.3 Integriteit als generieke normIntegriteit ziet dus zowel op de integriteit van de ambtsdrager als op de integriteit van hetinstituut. Bij de individuele ambtsdrager gaat het om de ontwikkeling van professioneelkarakter, waarbij het cruciaal is dat de rechter steeds de juiste afweging maakt in concretegevallen. Bij de integriteit van het instituut gaat het om verantwoording met het oog oppubliek vertrouwen, waarbij gewaarborgd dient te blijven dat het vertrouwen in institutio-nele waarden niet wordt geschaad.Integriteit is echter meer dan de som der delen. Juist op generiek niveau is vereist dat voort-durend moet worden nagedacht over de verhouding tussen de integriteit van de ambtsdrageren de integriteit van het instituut in een concrete rechtsorde. Zo kan een te grote nadruk opdoorlooptijden leiden tot inperking van de ruimte die individuele rechters hebben voor hetmaken van prudente afwegingen en kunnen dichtgetimmerde gedragscodes leiden tot onbedoelde wrakingen en klachten. Er zal daarom moeten worden gewogen ten aanzien vanhet geheel: over de wenselijkheid van leidraden en gedragscodes, over wijzen van bejegening(van beveiligingsbeambte tot de bode tot de rechter), over de bekostigingssystematiek, hetsalarisbeleid, specialisatie, wijze van motiveren, publicatie van zaken, het al dan niet meldenvan nevenfuncties, het communicatie- en mediabeleid, de verhouding tot de andere staats -machten et cetera. Dit vereist opnieuw prudentie. Het gaat hier weliswaar niet om de prudentie van de indivi-duele rechter, maar bijvoorbeeld om de prudentie van beleidsmakers en rechtbankpresiden-ten. Dit betekent ook dat de doeleinden van prudentie weer om de hoek komen kijken: ookdeze afwegingen moeten worden gemaakt met het oog op wat juist is voor de rechters, voorde samenleving en voor het beslechten van geschillen. Integriteit is daarmee geen sinecure,maar de resultante van voortdurend wikken en wegen op meerdere niveaus.

rechtstreeks 3/2011 Wat is integriteit?

23

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 23

4 Integriteit en oordeelsvorming

Montesquieu, die niet zoveel ophad met de integriteit van de rechters uit zijn tijd (hijnoemde ze ‘de ergste onder de mensen’), was er veel aan gelegen de macht van rechters zoveel mogelijk te beperken. Zo hanteerde hij het (inmiddels bekende) adagium dat de rechterslechts een bouche de la loi zou moeten zijn – een mondstuk van de wet. Naar dit adagiumheeft de rechter bij wijze van subsumptie de feiten van het geval te scharen onder de rechts-regel, waarna hij op syllogistische wijze tot een dwingend oordeel komt. Hierdoor wordt heteigen aandeel van de persoon van de rechter tot een minimum beperkt.De vraag naar integriteit in oordeelsvorming verdwijnt – zelfs in zulk een beperkte rechter-lijke taakopvatting – niet naar de achtergrond. Niet alleen wijzen rechtssociologen en -antropologen erop dat het feitelijk onmogelijk is om irrationele elementen geheel uit teschakelen (zoals intuïties, vooringenomenheden, invloed op eigen carrièrekansen, indrukmaken op oudere rechters of gevaar van ‘framing ’), ook kan de eigen – ethische – verant-woordelijkheid van de rechter niet met een beroep op de wetgever worden uitgevlakt. Zowees Paul Scholten erop dat de rechter zowel ten aanzien van de rechtsregel als bij de kwalificatie van het geval eigen keuzes maakt en daarmee eigen verantwoordelijkhedenheeft. De rechter maakt vervolgens een ‘sprong’ wanneer hij beslist dat hij deze beslissingzal nemen op basis van deze feitenvaststelling en deze toepasselijke rechtsregels. De rechteris dus niet gevangen in het syllogisme: hij construeert het. In dit opzicht van belang is de onzekerheid ten aanzien van de (innerlijke) rechterlijke over-tuiging, die gegeven is met een pluriforme samenleving. Waar Scholten nog kon stellen datde rechter wat betreft zijn innerlijke verantwoording uiteindelijk verantwoording had af teleggen aan het geweten, weten we nu – gelet op morele heterogeniteit – niet meer doorwelke overtuigingen het geweten van een rechter is gebonden. Hiermee rijst de vraag naarde (professionele) intenties en overtuigingen, die aan de rechterlijke prudentie ten grond-slag (zouden moeten) liggen. Bij oordeelsvorming gaat het niet alleen om de besluitvorming door individuele rechters,maar ook om externe verantwoording van het instituut Rechtspraak. De rechtzoekende heeft– zo hij al motiveringen leest – immers te maken met een tweevoudige kennisasymmetrie.Hij weet niet wat er in de raadkamer wordt geroepen en of oneigenlijke overwegingen dedoorslag hebben gegeven (die uiteraard niet meegenomen zijn in de motivering). En al zou hijdit al weten, dan nog dient hij het juridisch jargon te doorgronden. Voor de rechtzoekendeblijft er dus een ‘black box’ bestaan ten aanzien van de (werkelijke) deliberaties van derechter. Terwijl zijn onwetendheid niet kan worden weggenomen over de (ware) drijfverenen overwegingen van rechters, heeft hij desalniettemin het gezag van de rechterlijke beslis-sing te accepteren. Ten overstaan van deze (gedwongen) acceptatie dient verantwoordingplaats te hebben, opdat het vertrouwen in het rechterlijk gezag gerechtvaardigd blijkt.

rechtstreeks 3/2011 Integriteit en oordeelsvorming

24

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 24

4.1 Prudentie is institutionele prudentieInstitutionele contextRechterlijke oordeelsvorming is een vorm van prudentie. Zoals hierboven toegelicht houdtprudentie in het telkens, in concrete situaties, maken van de ‘juiste’ afweging in het lichtvan (1) toepasselijke waarden en normen, (2) de specifieke vereisten van die situatie, methet oog op (3) de doeleinden van de uiteindelijke beslissing. Deze elementen zijn bij uitstektoepasbaar op rechterlijke oordeelsvorming. Ook de rechter zal zijn afweging maken methet oog op de doeleinden van rechterlijke oordeelsvorming, een nauwgezette kwalificatievan de gegeven situatie en keuze ten aanzien van de toepasselijke regels. Deze rechterlijke prudentie geschiedt in een voorgekwalificeerde, institutionele, context. Zo wordt de rechterlijke afweging bepaald door institutionele waarden en (professionele)opvattingen van welzijn. De afweging heeft de beslissing immers niet slechts te produceren,maar tevens te legitimeren. De rechterlijke afweging dient daarom in lijn te zijn met waar-den als onafhankelijkheid, onpartijdigheid, kundigheid en zorgvuldigheid. Dat houdt tevensin dat rechterlijke oordeelsvorming is aangelegd op de ‘juiste’ doeleinden. De juistheidhiervan ligt, zoals hierboven gezegd, in een opvatting van welzijn. Ik verwijs naar wat ikdaarover hierboven heb gezegd. Zo zal het contacteren van de geest van het slachtoffer in een moordzaak via een Ouija bord,om erachter te komen wie de moordenaar is, niet in lijn zijn met het vereiste van kundig-heid en (rationele) zorgvuldigheid, om maar een extreem voorbeeld te noemen van hettegendeel. Dit gebeurde in 1994 in Engeland, waar vier van de juryleden (dus geen profes-sionele rechters), in beschonken toestand, de geesten van de slachtoffers met een Ouija bordopriepen om hun te vragen of de verdachte ook de moordenaar was. Deze zaak moest worden overgedaan (R v Young 1995 QB 324).

Voorkwalificatie van de rechterNiet alleen de context is voorgekwalificeerd, ook de individuele rechter begint ‘voor -gekwalificeerd’ aan het vormen van zijn oordeel. Hij zal immers beschikken over specifiekejuridische kennis en professionele ervaring (met soortgelijke zaken of wellicht met debetrokken advocaten of partijen). Daarbij beschikt hij over persoonlijke ervaringen en emoties. Op het moment dat een zaak wordt voorgelegd zullen deze elementen in meer ofmindere mate worden ‘getriggerd’ – de rechter zal een spontaan ‘idee’ hebben bij de zaak. De vraag is in hoeverre deze elementen ook een rol mogen spelen. Dat deze elementen eenrol spelen in rechterlijke oordeelsvorming is onmiskenbaar het geval. De (prudente) afweging begint immers nooit met lege startwaarden: de rechter zal altijd al een eerste ideehebben van de zaak. Vervolgens dient echter de afweging in volle zorgvuldigheid tegeschieden, waarbij ook de eigen vooroordelen en emoties aan kritische afweging onder -hevig zijn: is deze regel wel van toepassing? Mag men uitgaan van deze feiten? Is medelijdenop zijn plaats voor deze partij? Zou het voorgenomen oordeel tot een juist resultaat leiden

rechtstreeks 3/2011 Integriteit en oordeelsvorming

25

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 25

tussen partijen? En zou het aanvaardbaar zijn voor de samenleving? Kortom, de eigen intuï-ties, emoties en vooroordelen van de rechter dienen alle kritisch getoetst te worden tijdenshet afwegingsproces.Tussen prudente afwegingen en de voorkwalificatie van de rechter bestaat een wisselwerking.Bij een rechter die steeds weer de juiste afwegingen maakt, zal in een volgende zaak de‘spontane’ indruk van de zaak waarschijnlijk kwalitatief beter zijn. Zijn ‘gevoel’ voor dezaak neemt toe. Zo kan de houding van de rechter worden geprofessionaliseerd, alsook zijneerste emoties bij een zaak. Overigens mag hij – hoe geprofessionaliseerd zijn houding ookis – nooit blind varen op zijn voorkennis, emoties, intuïties of eerste inschatting van dezaak. Altijd blijft (nadien) een zorgvuldige en kritische afweging vereist.

4.2 Externe verantwoordingVanuit het perspectief van de samenleving is het minder relevant door welke specifiekerechters de beslissing is genomen. Relevant is veeleer dat het oordeel afkomstig is van hetinstituut Rechtspraak en om die reden bekleed is met gezag. Dat gezag vraagt om externeverantwoording, dat het oordeel werd gevormd in lijn met institutionele waarden. Externe verantwoording van het oordeel draait om meer dan om motiveren alleen. Hetlezerspubliek van de motivering is doorgaans immers beperkt (tot de (advocaten van) recht-zoekenden, de wetenschap, journalisten en andere rechters). Ten aanzien van een brederpubliek kan effectieve verantwoording ook gebeuren middels een goed geformuleerd pers-bericht, een toelichting door de persrechter of door een aanspreekpunt binnen de rechter-lijke macht (zie Box 8).

Box 8Een eenduidig (aan)spreekpunt?

Onlangs bepleitte P-G J.W. Fokkens in een uitgebreid interview met NRC Handelsblad (12 maart 2011) hettraditionele adagium van rechterlijke terughoudendheid met betrekking tot de media: ‘Een rechter in depubliciteit is als een egel die de snelweg gaat oversteken: levensgevaarlijk.’ Deze terughoudendheid is nietaltijd gepast. In de zaak Wilders, maar ook bij rechterlijke dwalingen, zoals bij de zaken Schiedammer Park-moord en Lucia de Berk, werd node een gezaghebbende stem gemist die opkwam voor de institutionele integriteit van de rechterlijke macht. Immers, ongecorrigeerde beeldvorming over partijdigheid of ondes -kundigheid kan een breuk slaan in het publiek vertrouwen, die op een later moment moeilijker geheeld kanworden.De vraag wie waarover het woord kan voeren laat zich echter niet gemakkelijk beantwoorden. Het uitgangs-punt van individuele onafhankelijkheid van rechters staat in de weg aan één gezaghebbende woordvoerder,anders dan bij de advocatuur (de landelijk deken) of het Openbaar Ministerie (de Procureur-Generaal). En hetappelsysteem kan weer een beletsel vormen voor de zittende president (of andere leden) van de Hoge Raad.Is de zojuist afgezwaaide president van de Hoge Raad wellicht de meest aangewezen persoon? Of de voor -zitter van de Raad voor de Rechtspraak?

rechtstreeks 3/2011 Integriteit en oordeelsvorming

26

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 26

Bij externe verantwoording gaat het overigens niet om loutere ‘transparantie’. Transparantiekan weliswaar een middel zijn bij verantwoording, maar legitimeert zelf niet. Het is immersgeen waarde maar een gegeven. Bovendien is volledige transparantie onmogelijk. Nogsteeds kan men twijfelen aan de motieven van rechters en kan het juridisch jargon eendrempel opwerpen.

4.3 Generieke normOp generiek niveau staan meer beleidsmatige vragen centraal, zoals de (permanente) opleiding van rechters, de vraag of rechters generalisten of specialisten moeten zijn, oflekenparticipatie wenselijk is en hoe de zaken over rechters worden verdeeld. Ook vragenrond de samenstelling van de kamers (meer vrouwen, oudere/jongere rechters, rekeninghouden met niet-westerse afkomst) kunnen in dit kader relevant zijn. Deze vragen vereisenop hun beurt weer (een prudente) afweging tegen de (veranderende) eisen van de rechts -cultuur.

rechtstreeks 3/2011 Integriteit en oordeelsvorming

27

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 27

5 Integriteit en gedrag

5.1 De symboliek van rechtspraakRechtspraak heeft een symbolisch karakter. Rechtspraak wordt immers voor institutionelewaarden, zoals onafhankelijkheid, onpartijdigheid en professionaliteit. Het symbolischkarakter komt bijvoorbeeld tot uiting in concrete symbolen en rituelen: de toga van de rechter (een ver wijzing naar onpartijdigheid en gelijkheid), de verhoogde rechtbank (alssymbool voor het gezag van recht) en de blinddoek van Vrouwe Justitia (als symbool vooronafhankelijkheid). Symbolen en rituelen zijn belangrijk voor externe verantwoording. Ze laten bijvoorbeeldzien dat de individuele rechter – die een toga aan moet doen – ook onderworpen is aan insti-tutionele waarden. Symbolen en rituelen kunnen echter aan kracht verliezen wanneer deverwijzing naar institutionele waarden niet meer wordt begrepen. Dan zijn ze aan herover-weging of vervanging toe. Overigens moet het symbolisch karakter van het instituut nietmet een concreet symbool worden verward. Zo is het afleggen van de toga door een kinder-rechter om kinderen niet (onnodig) bang te maken op zichzelf genomen een symbolischehandeling. Het sterkst komt het symbolisch karakter van rechtspraak tot uiting in de persoon van derechter. In de ogen van de rechtzoekende is hij niet slechts de vertegenwoordiger van hetinstituut, maar de verpersoonlijking daarvan: hij is de ogen en oren van het recht en in hemontstaat het oordeel. Kortom: hij brengt het instituut in praktijk. Zijn gedragingen hebbendaarom weerklank op het vertrouwen dat mensen in het instituut hebben. Dit stelt tevenshoge eisen aan het professioneel karakter van rechters.

5.2 Gedrag in functieDe betekenis van bejegening van procespartijen en aanwezigen ter zitting kan moeilijk wor-den overschat. De zitting is op zich genomen een ritueel, waarin de rechter het instituut ver-persoonlijkt. Het zal daarbij niet alleen aankomen op wat de rechter zegt, maar ook op wathij doet en, bijvoorbeeld, welke emoties hij toont. Kijkt hij weg, lacht hij een beetje in zich-zelf, toont hij medelijden, is hij verontwaardigd, maakt hij een cynische opmerking, kapt hijde rechtzoekende af? De uitspraken, houding, toonzetting en getoonde emoties van de rech-ter zijn op dat moment institutionele uitdrukkingen. Authenticiteit speelt hierbij, wederom,een ondergeschikte rol. De rechter kan best met zijn verkeerde been uit bed zijn gestapt ofeen bloedhekel hebben aan dierenactivisten of golfliefhebbers. Zijn professionele houdingdient echter steeds te prevaleren.

rechtstreeks 3/2011 Integriteit en gedrag

28

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 28

Box 9Het belang van bejegening

Zoals de zaak Wilders pijnlijk duidelijk heeft gemaakt, is bejegening door rechters wellicht de meest directevorm van publieke verantwoording. Daarbij zijn institutionele waarden normgevend: een rechter die in slaapdommelt, geeft geen blijk van zorgvuldigheid; een rechter die snauwt niet van correctheid, een die al te vriendelijk is jegens één van de partijen niet van onpartijdigheid. Het tonen van de juiste emoties speelt hierineen belangrijke rol. Juist in verontwaardiging of medeleven kan een rechter gestalte geven aan institutionelewaarden.

Ook buiten de zitting (en zonder toga) heeft te gelden dat de rechter wordt geacht uiting tegeven aan institutionele waarden: wanneer de rechter door de gangen van het gerechts -gebouw loopt, wanneer hij (als rechter) een lezing geeft aan de universiteit of een plaats -opname doet. De rechter blijft immers handelen in zijn hoedanigheid als verpersoonlijkingvan het instituut.

5.3 Gedrag in privésfeer Een volgende vraag is in hoeverre de eisen van rechterlijke integriteit betrekking hebben ophet privégedrag van rechters. Niet voorbij kan worden gegaan aan het gegeven dat institu-tionele waarden resoneren in de privépersoon van de rechter. Die resonantie kan sterker ofzwakker zijn. Indien een rechter door het rode stoplicht voor de rechtbank loopt, zou dezeresonantie sterker kunnen zijn, bij een rechter die op vakantie is (in een ver land), zwakker.Duidelijk mag zijn dat – als uitvloeisel van deze resonantie – hoge eisen gesteld blijvenworden aan het privégedrag van rechters. Uitgangspunt is dat de rechter als burger die rechten en plichten mag uitoefenen die hij alsrechter beschermt. Toch zullen zich allerlei spanningen kunnen voordoen. Is het bijvoor-beeld wenselijk dat een rechter voorzitter is van de lokale afdeling van een politieke partij?Dat een rechter in het bestuur zit van Greenpeace? Dat een rechter een grote donatie geeftaan Artsen zonder Grenzen/de PVV/de Partij voor de Dieren?De uitersten van het spanningsveld worden gevormd door de waarden terughoudendheid enparticipatie. Aan de ene zijde is het wenselijk dat rechters zich niet opsluiten in de ivorentoren van de rechtspraak en voluit participeren in de samenleving. Dit komt ook de rechter-lijke oordeelsvorming ten goede, daar rechters hierdoor meer inlevingsvermogen aan de dagzouden kunnen leggen in de belangen van procespartijen. Aan de andere zijde is terughou-dendheid gepast. Immers, er mag in geen geval twijfel ontstaan dat wanneer deze burger derol van rechter inneemt, hij ook kan transcenderen tot de waarden van het instituut Recht-spraak. Deze twijfel kan overigens (mede)geadresseerd worden door de instrumenten van wrakingen verschoning. Deze dienen immers (onder meer) ter bescherming van vertrouwen in hetinstituut tégen hoedanigheden of gedragingen van ambtsdragers.

rechtstreeks 3/2011 Integriteit en gedrag

29

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 29

Box 10Wees zorgvuldig met wraking

Onderschat wordt soms welke betekenis de samenleving mag hechten aan een wraking, toegekend op grondvan ‘objectieve partijdigheid’ (ofwel de ‘schijn’ van partijdigheid), in tegenstelling tot subjectieve, daadwerke-lijke partijdigheid. Dat wrakingkamers graag kiezen voor deze grond is begrijpelijk: de gewraakte rechterhoeft geen partijdigheid te worden verweten en de partijen kunnen verder. Naar jurisprudentie van het Euro-pees Hof voor de Rechten van Mens moet in zo’n geval echter sprake zijn van objectief gerechtvaardigdevrees voor partijdigheid. Een toegekend wrakingverzoek signaleert derhalve tenminste dat men met rechtmocht vrezen voor partijdigheid.Dit is ook het beeld dat – terecht – in de media blijft hangen. Met het toekennen van wraking past dus grotezorgvuldigheid. Dit is zeker het geval wanneer de wrakende advocaten zélf benadrukken dat er volgens hengeen sprake is van subjectieve partijdigheid, zoals in de zaak Wilders en in de vastgoedfraudezaak Klim-ophet geval was.

Dan is er de vraag naar gedrag in strijd met de rechterlijke rol. Bij misbruik van de functievoor privébelangen mag duidelijk zijn dat er lijnrecht tegen de institutionele waarden wordtgehandeld. Ook bij crimineel gedrag wordt het vertrouwen in rechtspraak verregaand aangetast, nu een rechter zelf de normen schendt die hij behoort te bewaken. Fraude en corruptie zijn daarmee niet alleen in strijd met de eisen die aan het professioneel karaktervan rechters worden gesteld, maar ook met de gezagslegitimering die met externe verant-woording wordt beoogd.Lastiger wordt het bij omstreden gedrag dat niet noodzakelijk crimineel is, bijvoorbeeld hetmeelopen met een demonstratie waarvan de rechter weet dat er geen vergunning voor isafgegeven of het bieden van toevlucht aan een uitgeprocedeerde asielzoeker. In hoeverrezulks kan, zal afhangen van de rechtscultuur. Een laatste categorie betreft ‘slecht burger-schap’. Hoe zit het bijvoorbeeld met het roken van een joint, het bezoeken van een prosti-tuee of een persoonlijk faillissement? Dat laatste leidt in Nederland overigens automatischtot ontslag, omdat de onafhankelijkheid van de rechter dan niet wordt geacht voldoende tezijn gewaarborgd.

rechtstreeks 3/2011 Integriteit en gedrag

30

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 30

6 Aandachtspunten bij het waarborgen van integriteit

Het waarborgen van integriteit heeft twee functies: het bevorderen van het professioneelkarakter van de ambtsdragers en het waarborgen van vertrouwen in het instituut Recht-spraak. Omdat waarborging van integriteit zich afspeelt in de context van de legitimeringvan gezag, heeft het een groter bereik dan toezicht of tucht. Waarborging heeft immers nietslechts te waken over gedrag, maar ook over verantwoording ten overstaan van publiek vertrouwen. Dit maakt dat waarborging geen sinecure is, maar prudentie vereist ten aanzien van velefacetten: de inhoud en aard van gedragscodes, de perscommunicatie, de samenstelling vande kamers, de zaakverdeling, de selectieprocedure, de hoogte van salarissen, de inrichtingvan het appelsysteem, de wijze van delibereren in de raadkamer, en vele andere zaken.Gezien de beperkte omvang van deze publicatie kan ik niet uitgebreid ingaan op waar -borging en zal ik volstaan met enkele opmerkingen.

6.1 Parameters en aandachtspuntenProfessioneel karakterDe waarborging van het professioneel karakter van individuele ambtsdragers dient non- integriteit tegen te gaan en hun integriteit te bevorderen. Hierboven is al ter sprake gekomendat de individuele ambtsdrager op twee onderscheiden (maar niet te scheiden) wijzen non-integer kan zijn. Hij kan tekortschieten ten aanzien van een optimale taakuitoefening of hijkan institutionele normen overschrijden.De eerste vorm van (non)integriteit vraagt om een positieve wijze van waarborging. Hetgaat in dit opzicht om het creëren van de juiste omgeving waarin rechters zich optimaalkunnen ontwikkelen. Overigens kan professioneel karakter niet direct gewaarborgd worden.Professionele karaktervorming draait immers om de intentie van de actor. Er kan weliswaareen stimulerende omgeving worden gecreëerd, maar de rechter moet uiteindelijk zelf zorg-dragen voor zijn professionele ontwikkeling. Deze positieve vorm van waarborging vereisteen bezinning op gehanteerde begrippen van welzijn (wat is bijvoorbeeld een ‘goede’ rechter?) en de betekenis van institutionele waarden in de huidige rechtscultuur. Ten aanzien van normoverschrijding geldt dat integriteit op een negatieve wijze moet wordengewaarborgd. Nu normen voor rechters niet eenduidig zijn vastgelegd, kunnen in dit opzichtbijvoorbeeld gedragscodes en leidraden een belangrijke rol spelen.Overigens geldt in dit opzicht dat negatieve waarborging ook een belangrijke functie kanhebben met betrekking tot publieke verantwoording van rechtspraak. Vergeleken met anderejuridische beroepen kent de rechterlijke macht weinig tot geen formeel toezicht. Het uit-gangspunt is veeleer dat hoge ingangseisen worden gehanteerd en vervolgens veel vertrou-wen wordt geschonken. Schendt een rechter toch het geschonken vertrouwen, dan past weinig coulance. Bovendien mag nooit de indruk worden gewekt dat rechters elkaar (tenonrechte) de hand boven het hoofd houden.

rechtstreeks 3/2011 Aandachtspunten bij het waarborgen van integriteit

31

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 31

Externe verantwoordingLord Devlin merkte eens op: ‘the judge who gives the right judgement while appearing notto do so may be thrice blessed in heaven, but on earth he is of no use at all.’ De waarborgingvan integriteit als externe verantwoording ziet op het tonen dat het instituut Rechtspraak hetvertrouwen waard is. Zulk een demonstratie kan meer defensief of meer actief van aard zijn. In defensief opzichtstaat bescherming van de ‘onaanraakbare’ institutionele waarden voorop, ook tegen deambts dragers. Met het oog op vertrouwen dient men soms verder te gaan dan alleen hetvoor komen van misstappen van ambtsdragers, maar ook het tegengaan van de schijn daar-van. Daarnaast kan het ook gaan om een actieve demonstratie van betrouwbaarheid. In ditopzicht kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een persrechter, communicatiebeleid, of aande publicatie van een register van nevenfuncties. Ook actieve beheersverantwoording speelthierbij een rol (zie Box 11).

Box 11Ondergeschikt karakter beheersverantwoording

Beheersverantwoording speelt een steeds belangrijker rol bij publieke instituties. Het ondergeschikt karaktervan de legitimeringskracht ervan mag echter niet uit het oog worden verloren. Bij institutionele verantwoor-ding gaat het niet primair om verantwoording ten aanzien van middelen, maar van macht. In de ogen van desamenleving is de rechterlijke macht allerminst een organisatie die op zo efficiënt mogelijke wijze vonnissen‘produceert’, maar een gezagsinstelling waarvan mensen afhankelijk zijn voor hun recht. De beoogde efficiency(een beheerswaarde) dient daarom ondergeschikt te zijn aan institutionele waarden: een uitspraak dient in deeerste plaats onpartijdig, onafhankelijk en zorgvuldig te zijn – pas dan kostenefficiënt.

Omdat het uiteindelijk gaat om publiek vertrouwen en dit – op zijn zachtst gezegd – eennogal ‘fluïde notie’ is, is het zeer moeilijk te zeggen wanneer verantwoording afdoende is.

Generieke normOp een generiek niveau gaat het om het vinden van de juiste afstemming tussen waarborgingvan professioneel karakter enerzijds en externe verantwoording anderzijds ten aanzien vande specifieke eisen van de rechtscultuur. Op dit niveau zal ook overwogen moeten wordenop welke wijze instrumenten ter waarborging worden ingezet. Een instrument kan immersverschillende functies vervullen. Stringente handhaving van gedragscodes kan bijvoorbeeldzeer geschikt zijn ten overstaan van publiek vertrouwen, maar ook beperkend werken tenaanzien van professionele karaktervorming. Het zal dan van de rechtscultuur afhangen, opwelke wijze waarborging vorm krijgt.

rechtstreeks 3/2011 Aandachtspunten bij het waarborgen van integriteit

32

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 32

Integriteit van Rechtspraak vergt een totaalaanpak, waarbij ook andere instituties en spelersworden betrokken. Zo is – uiteraard – goed onderwijs belangrijk, opdat burgers een goedbegrip hebben van de rechtsstaat en ook daadwerkelijk in staat zijn hun vertrouwen te richten op institutionele waarden. Ook binnen de rechtspraak vergt integriteit de inzet vanandere actoren. Zo kunnen schendingen door meerdere actoren worden verricht, denk aaneen schoonmaker die per ongeluk een dossier laat rondslingeren of een secretaris die infor-matie lekt naar de pers. Het kan uiteraard geen kwaad om af en toe over de grenzen te kijken, zoals ook gebeurt.Naarmate de Hoge Raad meer zou doen aan judicial politics, is het bijvoorbeeld nietondenkbaar dat benoemingen bij de Hoge Raad analoog aan die in de Verenigde Staten zouden kunnen verlopen via public hearings. En in enkele Angelsaksische landen bestaathet paardenmiddel van contempt of court, waarmee de rechter in bepaalde gevallen kortemetten kan maken met uitingen in de media. Wellicht dat advocaten dan voorzichtiger zijnwanneer zij bij Pauw & Witteman uitspraken doen over de behandelende rechters. Daar-naast worden ook juryrechtspraak of gemengde rechtspraak (tussen leken en rechters) welgenoemd als zeer directe vormen van publieke verantwoording. Inpassing van buitenlandsemiddelen vereist – net als de toepassing van bestaande middelen – echter wel steeds eenafweging ten aanzien van de concrete vereisten van de specifieke rechtscultuur.

6.2 BesluitBij integriteit draait het om prudentie en verantwoording. Dit betreft niet alleen de pruden-tie van individuele rechters, maar ook institutionele prudentie: de prudentie van meervou-dige kamers, sectorvoorzitters, gerechtsbesturen, ondersteunend personeel, de NVvR of deRaad voor de Rechtspraak. Nu de legitimiteit van gezag steeds minder vanzelfsprekendwordt, mag het duidelijk zijn dat integriteit geen rustig bezit is, maar veeleer bestaat invoortdurend wikken en wegen in het licht van een veranderende rechtscultuur.

rechtstreeks 3/2011 Aandachtspunten bij het waarborgen van integriteit

33

rechtstreeks 2011-3 06-12-11 13:27 Pagina 33