RCZ

276

Transcript of RCZ

UW AUTO KOMT TOT LEVEN OP INTERNET!Beschik altijd over de meest recente informatie. Dankzij de internetsite SERVICE BOX, biedt PEUGEOT u de mogelijkheid uw boorddocumentatie gratis en eenvoudig online te raadplegen. Met het gebruiksvriendelijke SERVICE BOX hebt u altijd toegang tot: uw Instructieboekje, het overzicht van de Boorddocumentatie. Surf naar http://public.servicebox.peugeot.com : selecteer uw taal, klik op de link in het vak "Toegang particulieren" om de Boorddocumentatie te raadplegen, In het venster dat verschijnt, hebt u toegang tot alle instructieboekjes... selecteer uw auto, kies de carrosserievariant en vervolgens de verschijningsdatum van het instructieboekje, klik tenslotte op de rubriek van uw keuze.

Belangrijke informatie: Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Automobiles PEUGEOT voorkomen, kan storingen in het elektronisch systeem van uw auto veroorzaken. Wij verzoeken u hier rekening mee te houden en raden u aan contact op te nemen met een vertegenwoordiger van het merk PEUGEOT om u te laten informeren over het assortiment uitrustingen en accessoires voorzien van het betreffende artikelnummer.

WELKOMWij danken u voor uw keuze voor de RCZ, synoniem voor vertrouwen, passie en inspiratie. Dit instructieboekje is ontwikkeld om u in de gelegenheid te stellen onder alle omstandigheden optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden van uw RCZ. In het eerste deel van het boekje is de belangrijkste informatie samengevat om u in korte tijd vertrouwd te maken met de bediening van uw auto. Vervolgens komen alle details van uw RCZ op het gebied van comfort, veiligheid en rijden uitgebreid aan bod, zodat u en uw passagiers maximaal van de auto kunnen genieten. Uw auto kan, afhankelijk van het uitrustingsniveau en de specifieke kenmerken voor het land waarvoor uw auto bestemd is, slechts van een deel van de in dit instructieboekje vermelde uitrustingen zijn voorzien.

SYMBOLEN WAARSCHUWING:dit symbool geeft waarschuwingen weer die u absoluut dient te respecteren omwille van uw veiligheid en die van anderen en om schade aan uw auto te voorkomen.

INFORMATIE:dit symbool vestigt uw aandacht op aanvullende informatie die u helpt de gebruiksmogelijkheden van uw auto optimaal te benutten.

BESCHERMING VAN HET MILIEU:dit symbool verschijnt bij adviezen met betrekking tot de bescherming van het milieu.

VERWIJZING:dit symbool verwijst naar de bladzijde waar meer informatie over de desbetreffende functie is te vinden.

INHOUD

IN EEN OOGOPSLAG MILIEUBEWUST RIJDEN

4-19 20-21 22-49Knoppen op het instrumentenpaneel Klokje Boordcomputer 37 38 39 Monochroom display C (Peugeot Connect Sound) 42 Wegklapbaar HD-kleurendisplay 16x9 (Peugeot Connect 3D Nav) 46

1/CONTROLE TIJDENS HET RIJDENInstrumentenpanelen Verklikkerlampjes Meters 22 26 33

2/TOEGANG TOT DE AUTOSleutel met afstandsbediening Alarm 50 54 Elektrisch bedienbare ruiten Portieren 57 59 Kofferdeksel

50-6262

3/ERGONOMIE EN COMFORTVoorstoelen Stuurwielverstelling Spiegels Achterbank Ventilatie 63 67 68 71 72 Automatische airconditioning met gescheiden regeling Ontwaseming - Ontdooiing achterruit Plafonnier Sfeerverlichting 74 76 77 78 Indeling interieur Armleuning vr Indeling van de bagageruimte

2

63-8780 83 86

4/ZICHTLichtschakelaar Automatische verlichting 88 92 Koplampen verstellen Bochtverlichting 93 94 Ruitenwisserschakelaar Automatische ruitenwissers

88-9895 97

5/VEILIGHEIDRichtingaanwijzers Alarmknipperlichten Urgence-oproep of Assistance-oproep Claxon 99 99 100 100 Controlesysteem bandenspanning Hulpsystemen bij het remmen Stabiliteitscontrolesystemen Actieve motorkap 100 102 103 105 Beweegbare spoiler Veiligheidsgordels Airbags Kinderzitjes

99-123106 108 111 116

INHOUD

6/RIJDENDiefstalbeveiliging - Starten Parkeerrem Hill holder 124 125 126 Handgeschakelde versnellingsbak Opschakelindicator Automatische transmissie 127 128 129 Snelheidsbegrenzer Snelheidsregelaar Parkeerhulp

124-141133 136 139

7/ONDERHOUDBrandstoftank Motorkap Benzinemotoren 143 145 146 Dieselmotor Brandstoftank leeg (Diesel) Niveaus controleren 147 148 149 Controles

142-152151

8/PRAKTISCHE INFORMATIEBandenreparatieset Wiel verwisselen Wisserbladen vervangen 153 160 164 Eco-mode Accu Een lamp vervangen Zekeringen vervangen 165 166 168 175 Slepen van een auto Trekken van een aanhanger Reinigen en onderhouden Accessoires

153-188182 184 186 187

9/TECHNISCHE GEGEVENSBenzinemotoren Gewichten auto's met benzinemotoren 189 190 Dieselmotor Gewichten auto's met dieselmotoren 191 192 Afmetingen Identificatie

189-194193 194

10/ AUDIO EN TELEMATICAUrgence-oproep of Assistance-oproep 195 Peugeot Connect 3D Nav 199 Peugeot Connect Sound

195-260243

INDEX VISUELE INDEX

261-265 266-269

EXTERIEUR1 InstapverlichtingDeze extra buiten- en interieurverlichting, die met de afstandsbediening wordt ingeschakeld, vergemakkelijkt op donkere plaatsen het lokaliseren van de auto en het instappen. 78

2 BochtverlichtingDeze verlichting biedt u automatisch extra zicht in bochten. 94

4

Aluminium dakbogenGebruik voor het onderhoud van deze dakbogen geen droge doek of een schuurmiddel. Gebruik hiervoor een spons en zeepsop.

3 Beweegbare spoilerDit systeem verbetert de aerodynamica van de auto. 106

4 Parkeerhulp voor en achterDit systeem waarschuwt u tijdens het inparkeren voor obstakels voor of achter de auto.

5 Set voor tijdelijke bandenreparatieDeze complete set bestaat uit een compressor en een patroon met afdichtmiddel voor een tijdelijke reparatie van de band

139 153

OPENENSLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENINGNormale vergrendeling (n keer drukken; de richtingaanwijzers blijven even branden). of Supervergrendeling (twee keer achter elkaar drukken; de richtingaanwijzers blijven even branden). 50 Uitklappen/inklappen van de sleutel (eerst drukken voor het uit- of inklappen). Ontgrendelen en op een kier zetten van het kofferdeksel (langer dan twee seconden drukken). Volledig of selectief ontgrendelen van de auto (de richtingaanwijzers knipperen even).

INSTAPVERLICHTINGAls een sensor vaststelt dat het buiten donker is, gaan de dim- en parkeerlichten branden om het lokaliseren van de auto te vergemakkelijken. 79

Ook de interieurverlichting, zoals de plafonniers, de dorpelverlichting en de beenruimteverlichting, gaat dan branden. 78

IN EEN OOGOPSLAG

KOFFERDEKSELAls de auto is vergrendeld

BRANDSTOFTANK

1. 2.

Ontgrendelen en op een kier zetten van het kofferdeksel. Openen van het kofferdeksel. Om bij de brandstofvuldop te komen, moet de auto zijn ontgrendeld. 1. Openen van de brandstofvulklep door op het achterste gedeelte te drukken. 2. Losdraaien de brandstofvuldop en ophangen aan het haakje aan de binnenzijde van de klep. Inhoud van de tank: ongeveer 55 liter.

Als de auto is ontgrendeld

6

143

1. 2.

Op een kier zetten van het kofferdeksel. Openen van het kofferdeksel. 62

1 SfeerverlichtingDe gedempte interieurverlichting verbetert het zicht in de auto als deze zich in een donkere omgeving bevindt. 78

2 Audio- en telematicasystemenDeze systemen zijn voorzien van de nieuwste technologie: de MP3-compatible Peugeot Connect Sound, de Peugeot Connect Bluetooth, de Peugeot Connect 3D Nav met wegklapbaar 16/9 kleurenscherm, JBL audiosysteem, AUX-aansluitingen. Peugeot Connect 3D Nav 199 Peugeot Connect Sound / Peugeot Connect Bluetooth 243

ON OFFS PAS

AG AIRB

PEUGEOT Techno TEPGebruik geen oplosmiddel, schoonmaakmiddel of een droge doek voor het onderhoud van dit materiaal. Stof de bekleding eerst af en gebruik vervolgens een zachte doek en zeepsop. Droog de bekleding af met een andere zachte doek.

3 Automatische airconditioning met gescheiden regelingMet dit systeem kunnen de bestuurder en de voorpassagier naar eigen wens een comfortniveau instellen. Het systeem zorgt ervoor dat dit niveau vervolgens automatisch wordt gehandhaafd, onafhankelijk van de weersomstandigheden. 74

4 Beweegbare spoilerDit automatische systeem kan ook handmatig worden bediend met behulp van de schakelaar op de middenconsole. 106

IN EEN OOGOPSLAG

COCKPIT1. Schakelaars snelheidsregelaar/begrenzer. 2. Hendel stuurwielverstelling. 3. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 4. Instrumentenpaneel. 5. Airbag bestuurder. Claxon. 6. Versnellingshendel. 7. Handrem. 8. Hendel motorkapontgrendeling. 9. Zekeringkast. 10. Handmatige koplampverstelling. 11. Verstelbaar en afsluitbaar zijventilatierooster. 12. Luidspreker (tweeter).

1/2

90 50 130

0

1

CHECK/000

8

COCKPIT1. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/ boordcomputer. 2. Contact-/stuurslot. 3. Stuurkolomschakelaar audio- en telematicasysteem. 4. Schakelaars buitenspiegels. Schakelaars ruitbediening. 5. Verstelbare en afsluitbare middelste ventilatieroosters. 6. Voorruitontwaseming. 7. Zonnesensor. 8. Zijruitontwaseming. 9. Uitschakeling airbag aan passagierszijde. 10. Dashboardkastje / Aansluitingen audio/ video. 11. Airbag aan passagierszijde.

ON F OFG PAS S

AIR

BA

IN EEN OOGOPSLAG

MIDDENCONSOLES1. 2. 3. Microfoon van het audio- en telematicasysteem. Plafonnier / Kaartleeslampjes / Sfeerverlichting. Display verklikkerlampjes veiligheidsgordels en passagiersairbag vr. Detectie interieurbeveiliging (alarm). Multifunctioneel display. Klokje. Schakelaar noodoproep. Schakelaar alarm. Schakelaar centrale vergrendeling. Schakelaar alarmknipperlichten. Schakelaar elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP/ASR/NRA). Schakelaar parkeerhulp. Schakelaar diensten PEUGEOT. Peugeot Connect Sound en opbergvak of Peugeot Connect 3D Nav. Bedieningspaneel verwarming/ airconditioning. Asbak vr. 12 V-aansluiting. Schakelaar beweegbare spoiler. Opbergvak of bedieningspaneel voor de Peugeot Connect 3D Nav. Flessenhouder. Armleuning vr / USB-/JACK-aansluiting.

/2 1

4. 5. 6. 7.70 5090

/2 1

901 30 1 50

70 5090

901 30 1 50

10 1

17 0

10 119050

6055 5

10 1

17 0

10 119050

6055 5

50

30

30

9 635

320 25

50

30 10

mph km/h

70

45

45

1 30

30 10

70

12

mph km/h

12 9 635

10

10

210 230

0 1

0 1

30

30

25

10

20

210 23025 0

1 30

3

15

15

25 0

1 50

1 50

40

40

RADIO

MEDIA

NAV

ESC

TRAFFIC

ADDR BOOK

SETUP

1GHI

ABC

2 5 8 0

DEF

3

4

JKL

MNO

6

PQRS

7

TUV

WXYZ

9#

*

AUTO

A/C

R1 3 5 2 46

8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.

AUTO

A/C

COMFORTVOORSTOELENVerstellen in lengterichting Hoogteverstelling Rugleuningverstelling

HANDMATIG VERSTELLEN63

ELEKTRISCH VERSTELLEN64

IN EEN OOGOPSLAG

COMFORTVOORSTOELEN STUURWIEL VERSTELLEN ARMSTEUN VR

12

Overige beschikbare functies...Lendensteunverstelling. 65 Stoelverwarming. 65 Opslaan van de zitposities (elektrisch verstelbare bestuurdersstoel). 66

1. 2. 3.

Ontgrendelen van het stuurwiel met de hendel. Verstellen in hoogte en diepte. Vergrendelen van het stuurwiel met de hendel. Voer deze handelingen om veiligheidsredenen uitsluitend uit bij stilstaande auto.

67

Voor uw comfort is de armleuning vr verstelbaar in hoogte- en lengterichting. De armsteun is tevens voorzien van een opbergvak. 83

COMFORTBUITENSPIEGELS BINNENSPIEGEL VEILIGHEIDSGORDELS VR1. De veiligheidsgordel omdoen.

Handbediende dag- en nachtstand VerstellenA. Selecteren van de te verstellen buitenspiegel. B. Verstellen van de spiegel in vier richtingen. C. Deselecteren van de buitenspiegel. 68 1. 2. Selecteren van de dagstand van de spiegel. Verstellen van de binnenspiegel. 70

2. 3.

Overige beschikbare functies...Inklappen/uitklappen. Automatisch omlaag bewegen van de spiegel bij het inschakelen van de achteruitversnelling, bij parkeermanoeuvres. 69

De veiligheidsgordel vastklikken. Controleren of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken. 108

Automatische dag- en nachtstandA. Automatisch inschakelen van de dag- of nachtstand. B. Verstellen van de binnenspiegel. 70

IN EEN OOGOPSLAG

ZICHTVERLICHTING RICHTINGAANWIJZER RUITENWISSERS VR2. Snel wissen. 1. Normaal wissen. I. Intervalstand. 0. Uit. AUTO Automatisch wissen of n keer wissen. Ruitensproeier: trek de schakelaar naar u toe. 95

14

Ring AUit. Automatisch inschakelen verlichting. Parkeerlicht. Dimlicht/grootlicht.

Beweeg de lichtschakelaar omhoog of omlaag voorbij het zware punt; de richtingaanwijzers aan de desbetreffende zijde gaan knipperen tot de schakelaar weer in de neutraalstand wordt gezet. 99

Functie "autosnelweg" Ring BMistlampen vr en mistachterlicht. Beweeg de lichtschakelaar kort omhoog of omlaag tot aan het zware punt. De richtingaanwijzers aan de desbetreffende zijde knipperen drie keer. Deze functie is bij elke snelheid beschikbaar, maar is in het bijzonder geschikt voor het wisselen van rijstrook op snelwegen.

Inschakelen van de stand "AUTO"Beweeg de schakelaar omlaag en laat deze los.

Uitschakelen van de stand "AUTO"Beweeg de schakelaar omhoog en zet deze vervolgens in de stand "0". 97

89, 90

CONTROLE TIJDENS HET RIJDENINSTRUMENTENPANEEL VERKLIKKERLAMPJES RIJ DRUKSCHAKELAARS

Het branden van een lampje geeft de status van de desbetreffende functie aan. A. Verzending van een noodoproep. Het instrumentenpaneel wordt permanent verlicht, zodat deze zowel overdag als 's nachts onder alle omstandigheden uitstekend afleesbaar is. Als het contact wordt aangezet, moet de wijzer van de brandstofmeter de resterende hoeveelheid brandstof aangeven. Bij draaiende motor moet het verklikkerlampje laag brandstofniveau uitgaan. Als het contact wordt aangezet, moet de motorolieniveaumeter enkele seconden aangeven of het oliepeil "OK" of "correct" is (volgens uitvoering). Ga indien nodig tanken of vul olie bij. 22 Als het contact wordt aangezet, gaan de oranje en rode verklikkerlampjes branden. Bij draaiende motor moeten deze lampjes weer uitgaan. Raadpleeg de desbetreffende bladzijde als er lampjes blijven branden. 26 195 B. Uitschakeling inbraak- en wegsleepbeveiliging (alarm). 54 C. Centrale vergrendeling. 60 D. Uitschakeling ESP/ASR. 104 E. Uitschakeling parkeerhulp voor en achter. 140 F. Toegang tot de diensten van PEUGEOT. 195

IN EEN OOGOPSLAG

AIRBAG VOORPASSAGIER

VEILIGHEIDSGORDELS EN AIRBAG VR AAN PASSAGIERSZIJDE

CONTACTSLOT

G PA BA AIR ON

. SS

F OF

16

Selecteer de stand: "OFF" (uitschakelen) wanneer een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" is bevestigd, "ON" (inschakelen) wanneer een passagier op de voorstoel zit of een kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" is bevestigd. 112, 116

A. Verklikkerlampje veiligheidsgordels voor en/of achter niet vastgemaakt of weer losgemaakt. B. Verklikkerlampje veiligheidsgordel links voor. C. Verklikkerlampje veiligheidsgordel rechts voor. D. Verklikkerlampje veiligheidsgordel rechts achter. E. Verklikkerlampje veiligheidsgordel links achter. F. Verklikkerlampje uitschakeling airbag vr aan passagierszijde. G. Verklikkerlampje airbag vr aan passagierszijde actief. 108, 112, 116

1. 2. 3.

Stand Stop. Stand Contact. Stand Starten. Hang geen zware voorwerpen aan de sleutel. Hierdoor kunnen storingen optreden.

124

ACHTERINTOEGANG TOT DE ZITPLAATSEN ACHTER VEILIGHEIDSGORDELS ACHTER NEERKLAPPEN VAN DE RUGLEUNING

1. 1. 2. Ontgrendelen van de rugleuning. Naar voren klappen van de rugleuning.

Ontgrendelen van de rugleuning door vanuit de bagageruimte aan de handgreep te trekken.

Bij de instapfunctie voor de achterste zitplaatsen wordt de zitting niet ontgrendeld. 71

-

Vastmaken van de gesp A in de gordelsluiting A in het midden van de achterbank. Vastmaken van de gesp B in de gordelsluiting B aan de zijkant van de bekleding. Druk op de rode knop B en vervolgens op de zwarte knop A om de gordel los te maken. 109

2.

Neerklappen van de rugleuning op de zitting vanuit het interieur. 71

IN EEN OOGOPSLAG

RIJDENSNELHEIDSBEGRENZER "LIMIT" SNELHEIDSREGELAAR "CRUISE" WEERGAVE OP HET INSTRUMENTENPANEELoff

110 km/h

SET/+II 0

LIMIT II

SET/+0

LIMIT

SET/CRUISE

SET/CRUISE

110181. Selecteren/deactiveren van de snelheidsbegrenzer. 2. Verlagen van de ingestelde snelheid. 3. Verhogen van de ingestelde snelheid. 4. Snelheidsbegrenzer aan/uit. Het instellen van de snelheid is alleen mogelijk bij draaiende motor. 133 1. 2. 3. 4. Selecteren/deactiveren van de snelheidsregelaar. Instellen van een snelheid / Verlagen van de ingestelde snelheid. Instellen van een snelheid / Verhogen van de ingestelde snelheid. Snelheidsbegrenzer uit / Hervatten snelheidsbegrenzer.

CRUISE Pausekm/h

Als de snelheidsregelaar of -begrenzer is ingeschakeld, verschijnen de instellingen van het systeem op het instrumentenpaneel.

Snelheidsregelaar

Het instellen van een snelheid en het activeren van de snelheidsregelaar is alleen mogelijk bij een wagensnelheid hoger dan 40 km/h, vanaf de vierde versnelling bij een handgeschakelde versnellingsbak (tweede bij een automatische transmissie). 136

Snelheidsbegrenzer

IN EEN OOGOPSLAG

MILIEUBEWUST RIJDENDoor in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.

MAAK OPTIMAAL GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK

Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in en schakel bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling. Volg de aanwijzingen van de schakelindicator (indien aanwezig) die op het instrumentenpaneel worden weergegeven. Als uw auto is voorzien van een automatische transmissie of een gestuurde handgeschakelde versnellingsbak, laat de selectiehendel dan in de stand Drive "D" of Auto "A" (afhankelijk van het type versnellingsbak) staan en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.

GEBRUIK OP SLIMME WIJZE DE ELEKTRISCHE VOORZIENINGEN

KIES VOOR EEN SOEPELE RIJSTIJLHoud afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de CO2uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt. Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van ongeveer 40 km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).

Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de airconditioning in te schakelen. Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de ventilatieroosters geopend. Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak, zonneschermen, enz.). Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met een automatische airconditioning). Schakel de achterruitverwarming en de ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd. Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit. Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is.

Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als u rijdt. Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken. Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.

20

BEPERK DE OORZAKEN VAN EEN HOGER BRANDSTOFVERBRUIKVerdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank. Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal, fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer. Verwijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal. Vervang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door zomerbanden.

HOUD U AAN DE ONDERHOUDSVOORSCHRIFTENControleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de portiersponning aan bestuurderszijde. Controleer de bandenspanning met name: voor een lange rit, bij de wisseling van de seizoenen, als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt. Vergeet niet de bandenspanning van het reservewiel en van de wielen van de aanhanger of de caravan te controleren. Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter en luchtfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het door de fabrikant voorgeschreven interval. Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt. U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000 km het gemiddelde brandstofverbruik zich stabiliseert.

INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK OF AUTOMATISCHE TRANSMISSIEMet klein centraal display

De klokken en verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel geven informatie over de werking van de auto en worden permanent verlicht.

KLOKKEN1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Toerenteller Geeft het motortoerental aan (x 1000 t/min). Koelvloeistoftemperatuurmeter. Geeft de koelvloeistoftemperatuur aan (Celsius). Brandstofniveaumeter. Geeft de resterende hoeveelheid brandstof in de tank aan. Snelheidsmeter. Geeft de wagensnelheid aan (km/h of mph). Klein display. Centraal display. Weergaveknop. Voor het uitvoeren van een handmatige CHECK. Toont onderhoudsinformatie. Knop voor de nulstelling van de geselecteerde functie (dagteller of onderhoudsindicator). Dimmer verlichting. Knop voor de instelling van de lichtsterkte in de cockpit.

22

Met groot centraal display8.90 503.5

1/2 130 0 1

2.5

31.5

110

130

150

2tr/min x1000

4 5 6

9070km/h

170190

4.5

10.5

5030

210230

Raadpleeg voor meer informatie over de werking en de weergave van een bepaalde functie de desbetreffende paragraaf.

0

10

250

CHECK/000

DISPLAYSKlein displayA. Dagteller. (km of miles) B. Kilometerteller. (km of miles) C. Onderhoudsindicator, als binnenkort onderhoud nodig is of het interval is verstreken. Centraal display D. Snelheidsbegrenzer (km/h of mph) of Snelheidsregelaar. E. Weergave: - voor opschakelen* (handgeschakelde versnellingsbak), of - van het programma of de versnelling (automatische transmissie). F. Motorolieniveaumeter, Onderhoudsindicator. (km of miles) Deze twee functies worden weergegeven na het aanzetten van het contact en verdwijnen na enkele seconden. Waarschuwingslampjes en weergave status / CHECK. Bandenspanningscontrole. Boordcomputer. Herhaling wagensnelheid**. Parameters van de auto**. Navigatie***. Deze zes functies worden, afhankelijk van de selectie, weergegeven. * Afhankelijk van de motoruitvoering. ** Uitsluitend bij groot centraal display. *** Uitsluitend bij groot centraal display met Peugeot Connect 3D Nav.

off

90 D3 km/h500 10,21l/km100

2

LIMIT Pause

90 km/h500 km 10,2 l/100

4

1/ CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

NAVIGATIETOETSEN VAN HET INSTRUMENTENPANEEL MET GROOT CENTRAAL DISPLAY

LIMIT Pause

90

km/h

500 10,2

km l/100

Met behulp van de toetsen kunnen: bij stilstaande auto, de uitrusting van de auto en de parameters van het centrale display (taal, eenheden) worden ingesteld, bij rijdende auto, de actieve functies achtereenvolgend worden weergegeven (boordcomputer, navigatie...).

Het algemene menu en de bijbehorende functies zijn uitsluitend toegankelijk bij stilstaande auto, via de toetsen 1 tot en met 4. Boven een bepaalde snelheid verschijnt een melding op het centrale display die aangeeft dat toegang tot het algemene menu onmogelijk is. De weergave van de boordcomputer is uitsluitend toegankelijk bij rijdende auto, via de toetsen 2 en 3 (zie paragraaf "Boordcomputer").

24

BedieningU beschikt over vier toetsen om het grote centrale display van het instrumentenpaneel te bedienen: 1. toegang tot het algemene menu, bevestigen van de keuze, 2. naar boven verplaatsen in het menu, 3. naar beneden verplaatsen in het menu, 4. terugkeren naar het vorige scherm, het menu verlaten. Algemeen menu Druk op toets 1 voor toegang tot het algemene menu en om n van de volgende functies te kiezen: - "Parameters van de auto", - "Taalkeuze", - "Keuze van de eenheden", Druk op toets 2 of 3 om op het scherm te verplaatsen. Druk opnieuw op toets 1 om de keuze te bevestigen.

Algemeen menuParameters auto Taalkeuze Keuze van eenheden ESCParameters van de autoIn dit menu kunt u bepaalde functies ten behoeve van het rijden en het comfort in- of uitschakelen: herhaling wagensnelheid, selectieve ontgrendeling (zie hoofdstuk "Openen"), follow me home- en instapverlichting (zie hoofdstukken "Zicht" en "Ergonomie/Comfort"), sfeerverlichting (zie hoofdstuk "Ergonomie/Comfort"), verlichting overdag (zie hoofdstuk "Zicht"), bochtverlichting (zie hoofdstuk "Zicht"), parkeerhulp achter (zie hoofdstuk "Rijden").

TaalkeuzeIn dit menu kunt u de weergave van de taal kiezen: Deutsch, English, Espanol, Franais, Italiano, Nederlands, Portugues, Portugues-Brasil, Trke*.

Keuze van de eenhedenIn dit menu kunt u de eenheden kiezen: temperatuur (Celsius of Fahrenheit) en verbruik (l/100 km, mpg of km/l). * Volgens land van bestemming.

1/ CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

VERKLIKKERLAMPJESDe verklikkerlampjes waarschuwen de bestuurder in het geval van een storing (waarschuwingslampje) of geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld).

Bij het aanzetten van het contactAls het contact wordt aangezet, gaan sommige waarschuwingslampjes enkele seconden branden. Zodra de motor wordt gestart, moeten deze lampjes weer uitgaan. Als het lampje blijft branden, controleer dan voordat u gaat rijden welke functie het betreft.

WaarschuwingslampjesAls bij draaiende motor of tijdens het rijden een van de volgende verklikkerlampjes gaat branden, wijst dit op een storing in het desbetreffende systeem en moet de bestuurder actie ondernemen.

Bijbehorende waarschuwingenSommige verklikkerlampjes kunnen gaan branden in combinatie met een geluidssignaal. Afhankelijk van de uitvoering van het instrumentenpaneel van uw auto wordt het branden van het verklikkerlampje ook gecombineerd met: een pictogram op het centrale display van het instrumentenpaneel en een melding op het multifunctionele display, of een pictogram en een melding op het centrale display van het instrumentenpaneel. Een waarschuwingslampje gaat altijd branden in combinatie met een aanvullende melding om u te helpen bij het opsporen van de storing. Raadpleeg indien nodig het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

26

Controlelampje

brandt permanent, alleen of in combinatie met een ander waarschuwingslampje, een geluidssignaal en een melding op het display.

Oorzaak Dit waarschuwingslampje brandt bij een ernstige storing in het remsysteem, de stuurbekrachtiging, het motoroliecircuit, het koelcircuit en bij een lekke band.

Acties / Opmerkingen

STOP

Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats stil, want de motor kan onder het rijden afslaan. Zet het contact af en neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

permanent, in combinatie met het STOPlampje. Remsysteem + permanent, in combinatie met het waarschuwingslampje ABS en het STOP-lampje.

Het remvloeistofniveau is te laag.

Stop onmiddellijk op een veilige plek. Vul het niveau bij met remvloeistof voorzien van een artikelnummer van PEUGEOT. Als het probleem zich blijft voordoen, laat het systeem dan controleren door het PEUGEOT-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats. Stop onmiddellijk op een veilige plek. Laat dit controleren door het PEUGEOT of een gekwalificeerde werkplaats.

Er is een storing in de elektronische remdrukregelaar (EBD).

Te hoge koelvloeistoftemperatuur

permanent, met de wijzer in het rode gebied.

De temperatuur van de koelvloeistof is te hoog.

Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats. Wacht met het eventueel bijvullen van de koelvloeistof tot de motor is afgekoeld. Als het probleem zich blijft voordoen, raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

1/ CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

Controlelampje

brandt

Oorzaak

Acties / Opmerkingen Identificeer de storing met behulp van de melding op het display: openen van de portieren, achterklep of motorkap, minimumniveau van de motorolie, minimumniveau van de ruitensproeiervloeistof/ koplampsproeiervloeistof, staat van de batterij van de afstandsbediening, afname van de bandenspanning, vervuiling van het roetfilter (diesel) (zie in het hoofdstuk "Controles" de paragraaf "Controles/Roetfilter"). Raadpleeg in andere gevallen het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Identificeer de storing met behulp van de melding op het display en raadpleeg in elk geval het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Kans op beschadiging van de katalysator. Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. Het verklikkerlampje moet doven als de motor wordt gestart. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is. Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tank strandt. Dit verklikkerlampje gaat elke keer na het aanzetten van het contact branden, in combinatie met een geluidssignaal en een melding, zolang er niet voldoende brandstof getankt is. Het geluidssignaal en de melding worden steeds herhaald; de frequentie ervan neemt toe naarmate het niveau "0" dichterbij komt. Inhoud brandstoftank: ongeveer 55 liter. Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is, hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het injectiesysteem beschadigd raken.

tijdelijk, in combinatie met een melding. Service

Er is een kleine storing opgetreden waarbij geen specifiek verklikkerlampje gaat branden.

28

permanent, in combinatie met een melding en een geluidssignaal. knippert. Zelfdiagnose motor permanent.

Er is een ernstige storing opgetreden waarbij geen specifiek verklikkerlampje gaat branden. Er is een storing in het motormanagementsysteem. Er is een storing in de emissieregeling.

Laag brandstofniveau

permanent, met de wijzer in het rode gebied, in combinatie met een geluidssignaal en een melding.

Als het lampje gaat branden zit er nog ongeveer 5 liter brandstof in de tank. Vanaf dit moment worden de laatste liters brandstof in de tank aangesproken.

Controlelampje Antiblokkeersysteem (ABS)

brandt permanent.

Oorzaak Er is een storing in het antiblokkeersysteem.

Acties / Opmerkingen De normale remwerking blijft behouden. Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Deze functie verbetert de aandrijving en zorgt voor een betere koersstabiliteit.

knippert. Dynamische stabiliteitscontrole (ESP/ASR)

De ESP-/ASR-regeling is actief. Storing in het ESP-/ASR-systeem, tenzij deze is uitgeschakeld (toets ingedrukt en verklikkerlampje van de toets brandt). Er is een storing in de bochtverlichting. De bestuurder of de passagier voorin heeft zijn gordel niet vastgemaakt of heeft zijn gordel losgemaakt

permanent.

Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Bochtverlichting

knippert. permanent, daarna knipperend, op het pictogrammendisplay voor de veiligheidsgordels en de airbag vr aan passagierszijde.

Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Veiligheidsgordel niet vastgemaakt/ losgemaakt

Rol de gordel uit en steek de gesp in de gordelsluiting. Minstens n achterpassagier heeft zijn gordel los gemaakt.

1/ CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

Verklikkerlampjes ingeschakelde functiesDe volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld. Het lampje kan branden in combinatie met een geluidssignaal. Afhankelijk van de uitvoering van het instrumentenpaneel brandt het verklikkerlampje in combinatie met: het verschijnen van een pictogram op het centrale display van het instrumentenpaneel en een melding op het multifunctionele display, of het verschijnen van een pictogram en een melding op het centrale display van het instrumentenpaneel. Controlelampje Richtingaanwijzer links Richtingaanwijzer rechts Alarmknipperlichten brandt knippert, met geluidssignaal. knippert, met geluidssignaal. knippert, met geluidssignaal. Oorzaak Als u de lichtschakelaar omlaag beweegt. Als u de lichtschakelaar omhoog beweegt. De schakelaar voor de alarmknipperlichten op het dashboard is ingedrukt. De lichtschakelaar staat in de stand "Parkeerlichten" of in de stand "AUTO" (bij weinig buitenlicht). De lichtschakelaar staat in de stand "Dimlicht" of in de stand "AUTO" (bij weinig buitenlicht). Als u de lichtschakelaar naar u toe trekt. Trek nogmaals aan de lichtschakelaar om terug te schakelen naar dimlicht. De richtingaanwijzers links en rechts en de bijbehorende verklikkerlampjes knipperen tegelijkertijd. Acties / Opmerkingen

30

Parkeerlichten

permanent.

Dimlicht

permanent.

Grootlicht

permanent.

Controlelampje Mistlampen vr

brandt permanent.

Oorzaak De mistlampen vr zijn ingeschakeld. De mistachterlichten zijn ingeschakeld. Het contactslot staat in de tweede stand (Contact).

Acties / Opmerkingen Draai de ring twee standen naar achteren om de mistlampen vr uit te schakelen. Draai de ring naar achteren om de mistachterlichten uit te schakelen. Wacht met starten tot het controlelampje is gedoofd. De wachttijd is afhankelijk van de weersomstandigheden. Zet de handrem vrij zodat het controlelampje uitgaat; trap het rempedaal in. Houd u aan de veiligheidsvoorschriften. Raadpleeg het hoofdstuk "Rijden" voor meer informatie over de handrem.

Mistachterlichten

permanent.

Voorgloeien dieselmotor

permanent.

Handrem

permanent.

De handrem is aangetrokken of niet goed vrijgezet.

Airbag vr aan passagierszijde

permanent op het display van de waarschuwingslampjes voor de veiligheidsgordels en de airbag vr aan passagierszijde.

De schakelaar op het dashboard aan passagierszijde staat in de stand "ON". De airbag vr aan passagierszijde is geactiveerd. Plaats in dit geval geen kinderzitje met de rug in de rijrichting op de stoel van de voorpassagier.

Als u geen kinderzitje op de stoel van de voorpassagier wilt plaatsen, is het raadzaam de airbag vr aan passagierszijde in te schakelen. Zet de schakelaar echter altijd in de stand "OFF" als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de stoel van de voorpassagier wilt plaatsen.

1/ CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

Verklikkerlampjes uitgeschakelde functiesDe volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld. Hierbij kan een geluidssignaal worden weergegeven. Afhankelijk van de uitvoering van het instrumentenpaneel van uw auto wordt het branden van het verklikkerlampje ook gecombineerd met: een pictogram op het centrale display van het instrumentenpaneel en een melding op het multifunctionele display, of een pictogram en een melding op het centrale display van het instrumentenpaneel. Controlelampje brandt Oorzaak De schakelaar op de zijkant van het dashboard aan passagierszijde staat in de stand "OFF". De airbag vr aan passagierszijde is uitgeschakeld. U kunt een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorpassagiersstoel plaatsen. De toets in het midden van het dashboard wordt ingedrukt. Het bijbehorende verklikkerlampje gaat branden. De volgende functies worden uitgeschakeld. dynamische stabiliteitscontrole (ESP), antispinregeling (ASR), automatisch inschakelen van de alarmknipperlichten. Acties / Opmerkingen

Airbag vr aan passagierszijde

permanent, op het pictogrammendisplay van de veiligheidsgordels en de airbag vr aan passagierszijde.

Voordat u een kinderzitje met de "rug in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel bevestigt, dient u altijd de airbag vr aan passagierszijde uit te schakelen. Vergeet nadat u het kinderzitje hebt verwijderd niet om de schakelaar in de stand "ON" te zetten om de airbag vr aan passagierszijde weer in te schakelen.

32

ESP/ASR

permanent.

Druk nogmaals op de toets om deze functies handmatig weer in te schakelen. Het verklikkerlampje dooft. Deze functies worden automatisch weer ingeschakeld als de motor wordt gestart.

KOELVLOEISTOFTEMPERATUURMETER

90 50 130

MOTOROLIENIVEAUMETER

off

90 km/hOIL OKOlieniveau correct

Als bij draaiende motor de wijzer zich bevindt in: zone A, is de temperatuur in orde, zone B, is de temperatuur te hoog. Het verklikkerlampje te hoge koelvloeistoftemperatuur gaat branden in combinatie met het verklikkerlampje STOP, een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding op het display. Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats. Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Bij het aanzetten van het contact worden de onderhoudsinformatie en het motorolieniveau gedurende enkele seconden tegelijkertijd weergegeven. Een controle van het olieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor ten minste 30 minuten niet heeft gedraaid.

1/ CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

De temperatuur en de druk in het koelcircuit beginnen na enkele minuten rijden te stijgen. Om koelvloeistof bij te vullen: wacht tot de motor is afgekoeld, draai de dop twee omwentelingen los om de druk te laten dalen, verwijder vervolgens de dop, vul bij tot aan het merkteken "MAXI".

Olieniveau correctOlieniveau correct

OliepeilstokRaadpleeg het hoofdstuk "Controles" voor de plaats van de peilstok en het bijvullen van motorolie voor het motortype van uw auto. 2 merktekens op de peilstok: - A = maxi; het oliepeil mag nooit boven het niveau A uitkomen (kans op schade aan de motor), - B = mini; als het oliepeil niet boven het niveau B uitkomt, moet het voor de motor van uw auto voorgeschreven type motorolie worden bijgevuld via de vuldop.

Te weinig olie

Olieniveau niet juistAls de aanduiding "OIL" knippert of een waarschuwingsmelding op het instrumentenpaneel verschijnt in combinatie met het verklikkerlampje service en een geluidssignaal, is het motorolieniveau te laag. Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige motorschade ontstaat.

34

Storing motorolieniveaumeter

Meting olieniveau ongeldigAls de aanduiding "OIL --" knippert of een waarschuwingsmelding op het instrumentenpaneel verschijnt, duidt dit op een storing in de motorolieniveaumeter. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

ONDERHOUDSINDICATORDe informatie van de onderhoudsindicator verschijnt gedurende enkele seconden na het aanzetten van het contact. De onderhoudsindicator geeft aan hoeveel kilometer u nog verwijderd bent van de eerstvolgende onderhoudscontrole volgens het onderhoudsschema van de fabrikant. Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste nulstelling van de onderhoudsindicator op basis van twee parameters: het aantal afgelegde kilometers, de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudscontrole.

De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is minder dan 1000 kmVoorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole bedraagt 900 km. Als het contact wordt aangezet, geeft het centrale display gedurende 7 seconden het volgende aan:

900 km

Onderhoud over 900 km of 2 maanden

De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is meer dan 3000 kmAls het contact wordt aangezet, verschijnt er geen onderhoudsinformatie op het centrale display van het instrumentenpaneel.

De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is 1000 km tot 3000 kmAls het contact wordt aangezet, gaat gedurende 7 seconden de onderhoudssleutel branden. Het centrale display van het instrumentenpaneel geeft de resterende kilometers tot de eerstvolgende onderhoudscontrole aan. Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole bedraagt 2800 km. Als het contact wordt aangezet, geeft het centrale display gedurende 7 seconden het volgende aan:

De sleutel blijft branden op het kleine display om aan te geven dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd moeten worden.

2800 km

Onderhoud over 2800 km of 9 maanden

1/ CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is overschredenAls het contact wordt aangezet, gaat gedurende 7 seconden de sleutel knipperen om aan te geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden. Voorbeeld: u hebt de afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole met 300 km overschreden. Als het contact wordt aangezet, geeft het centrale display gedurende 7 seconden het volgende aan:

Op 0 zetten van de onderhoudsindicator

=0

-300

km

Onderh. overschr. met 300 kmDe onderhoudsindicator moet na elke onderhoudsbeurt op 0 gezet worden. Voer dit als volgt uit: zet het contact af, druk op de knop "CHECK/000" en houd deze ingedrukt, zet het contact aan; de kilometerteller begint terug te tellen, laat de knop los als het centrale display van het instrumentenpaneel "=0" aangeeft; de sleutel verdwijnt van het kleine display. Als u na deze handeling de accu wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en wacht minimaal 5 minuten. Het op 0 zetten van de onderhoudsindicator zal anders niet worden opgeslagen.

36

De sleutel blijft branden op het kleine display om aan te geven dat er onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd hadden moeten worden.

De factor tijd kan worden meegewogen bij de nog af te leggen kilometers, afhankelijk van de rijgewoonten van de bestuurder. De sleutel kan ook gaan branden als het interval van twee jaar is overschreden.

Opnieuw weergeven van de onderhoudsinformatieU kunt op elk moment de onderhoudsinformatie weergeven. Deze informatie verschijnt gedurende de handmatige controleprocedure. Druk kort op de knop "CHECK/000". De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden weergegeven op het centrale display van het instrumentenpaneel en verdwijnt vervolgens weer.

HANDMATIGE CONTROLEMet deze functie kunt u de staat van de auto (waarschuwingen en de status van te configureren functies - "geactiveerd" of "uitgeschakeld") en de informatie over het onderhoud controleren. 430 50 7 0

KILOMETERTELLER/DAGTELLERDe kilometerteller en dagteller worden gedurende 30 seconden weergegeven bij het afzetten van het contact, bij het openen van het bestuurdersportier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto.

/ /min 1 1000

5 6 7

50905.5

1 0 30 1 1 0

KilometertellerDe kilometerteller geeft de totale kilometerstand van de auto aan.

off

90 km/h

30 10

mph h km/h h

CHECK/000

4/ /min 1 1000

9070

10

CHECK OK

LIMIT Pause

/ km/

5 6

90 km/hDiagnose OK

5030

10

CHECK/000

DagtellerDe dagteller geeft het aantal verreden kilometers weer sinds de laatste keer dat de bestuurder de teller op 0 heeft gezet.

Druk bij draaiende motor kort op de knop "CHECK/000" van het instrumentenpaneel om de handmatige controle te starten. Als er geen enkele storing wordt gesignaleerd, verschijnt de melding "CHECK OK" op het centrale display van het instrumentenpaneel. Als er een "kleine" storing wordt gesignaleerd, verschijnen de desbetreffende waarschuwingspictogrammen en vervolgens de melding "CHECK OK" op het centrale display van het instrumentenpaneel. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Als een "ernstige" storing wordt gesignaleerd, verschijnen alleen de desbetreffende waarschuwingspictogrammen op het centrale display van het instrumentenpaneel. Laat het systeem door het PEUGEOTnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats controleren.

Druk bij aangezet contact op deze knop en houd deze ingedrukt tot de dagteller op 0 staat.

1/ CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

5 4.

DIMMER DASHBOARDVERLICHTINGU kunt de lichtsterkte van de dashboardverlichting handmatig aanpassen aan het licht van de omgeving. De dimmer van de dashboardverlichting kan alleen worden gebruikt als de verlichting van de auto is ingeschakeld, uitgezonderd de verlichting overdag.

KLOKJE60

55

5 10

45

10.5

6 7

12 9 63530

50

325

15

0

ActiefDruk op de knop om de sterkte van de dashboardverlichting te variren. Als de verlichting de zwakste stand heeft bereikt, laat de knop dan los en druk hem opnieuw in om de verlichting weer feller te maken. of Als de verlichting de sterkste stand heeft bereikt, laat de knop dan los en druk hem opnieuw in om de verlichting weer zwakker te maken. Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte is bereikt.

Het analoge klokje bevindt zich tussen de centrale ventilatieroosters op het dashboard en is niet voorzien van een instelknop. Raadpleeg voor het op tijd zetten de paragraaf over het configuratiemenu van uw multifunctionele display. Het klokje wordt gesynchroniseerd met de tijd op het multifunctionele display; zodra de tijd op het display gewijzigd en opgeslagen wordt, verdraaien de wijzers en worden ze telkens na het aanzetten van het contact gesynchroniseerd met de door u ingestelde tijd.

38

InactiefDe dashboardverlichting kan niet worden ingesteld als de verlichting van de auto is uitgeschakeld of, bij auto's met verlichting overdag, in de dagstand staat.

20

40

BOORDCOMPUTERDe boordcomputer geeft actuele informatie over het rijden (actieradius, brandstofverbruik...).

WEERGAVE VAN DE INFORMATIEMet klein centraal display

Instrumentenpaneel met klein centraal display

Druk op de knop op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar om achtereenvolgend de verschillende standen van de boordcomputer weer te geven.

Met groot centraal display Instrumentenpaneel met groot centraal display

LIMIT Pause

90 km/h500 km 10,2 l/100Druk op de pijltjestoetsen omhoog en omlaag van het bedieningspaneel van het instrumentenpaneel met groot centraal display om achtereenvolgend de verschillende standen van de boordcomputer weer te geven.

1/ CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

-

de momentele informatie: actieradius, momenteel brandstofverbruik.

TRAJECT OP 0 ZETTENMet klein centraal display

1

-

traject "1": afgelegde afstand, gemiddeld brandstofverbruik, gemiddelde snelheid, voor het eerste traject. traject "2": afgelegde afstand, gemiddeld brandstofverbruik, gemiddelde snelheid, voor het tweede traject.

40

2

-

Druk de knop aan het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar langer dan twee seconden in zodra het gewenste traject wordt aangegeven.

Met groot centraal display

Als u nogmaals op de toets drukt, wordt er niets op het display weergegeven. Druk nogmaals op de toets om terug te keren naar de standaardweergave. Druk langer dan twee seconden op de toets "OK" van het bedieningspaneel van het instrumentenpaneel met groot centraal display als het gewenste traject wordt weergegeven. De trajecten "1" en " 2" zijn onafhankelijk en hebben dezelfde eigenschappen. Traject "1" kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor een dagelijks verbruik en traject "2" voor een maandelijks verbruik.

ENKELE DEFINITIES...Actieradius(km of miles) De actieradius geeft aan hoeveel kilometer u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden, berekend op basis van het gemiddelde verbruik over de laatste afgelegde kilometers. Deze waarde kan variren door een gewijzigde rijstijl of het rijden op een helling, waardoor het momentele brandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen. Als de actieradius minder dan 30 km bedraagt, verschijnen streepjes op het display. Na het tanken van minimaal 5 liter brandstof wordt de actieradius opnieuw berekend en weergegeven als deze meer dan 100 km bedraagt. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als tijdens het rijden de streepjes continu worden weergegeven.

Gemiddeld verbruik(l/100 km, km/l of mpg) Dit is het gemiddelde verbruik sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer.

Gemiddelde snelheid(km/h of mph) Dit is de gemiddelde snelheid sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer (contact aan).

Afgelegde afstand(km of miles) Deze afstand wordt berekend sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer.

Momenteel verbruik(l/100 km, km/l of mpg) Dit is het gemiddelde brandstofverbruik over de laatste seconden. Deze functie wordt alleen weergegeven bij snelheden vanaf 30 km/h.

1/ CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

MONOCHROOM DISPLAY C (MET PEUGEOT CONNECT SOUND)

TOETSEN

11:32

FM1 104.6RDS TA

RTL

23 c Mem1TMC LOUD

Din 21/10/2010

WEERGAVE OP HET DISPLAYDit display kan de volgende informatie weergeven: de tijd, de datum, de buitentemperatuur (de temperatuur knippert bij kans op gladheid), controle van te openen carrosseriedelen (portieren, achterklep...), de grafische weergave van de parkeerhulp, de audiofuncties, de informatie van de telefoon en de indexen. Het display kan tijdelijk waarschuwingsmeldingen (bijv.: "Storing emissieregeling") of informatie (bijv.: "Automatische verlichting actief") weergeven. Deze kunnen worden gewist door op de toets "ESC" te drukken.

Druk op het bedieningspaneel van uw Peugeot Connect Sound: op de toets "MENU" voor toegang tot het algemene menu, op de toets " " of " " om door de items op het display te scrollen, op de toets "MODE" om de permanent weergegeven toepassing te wijzigen (audio, telefoon...), op de toets " " of " " om de waarde van een instelling te wijzigen, op de toets "OK" om te bevestigen, of op de toets "ESC" om de uitgevoerde handeling af te breken.

42

ALGEMEEN MENU

MENU "DIAGNOSE AUTO"

Druk op de toets "MENU" om het algemene menu weer te geven: - audiofuncties, - diagnose auto, - persoonlijke instellingen - configuratie, - telefoon (handsfree set). Druk op de toets " " of " " om het gewenste menu te selecteren en bevestig door op de toets "OK" te drukken.

Logboek waarschuwingsmeldingenDeze functie herhaalt de actieve waarschuwingsmeldingen door ze achtereenvolgens op het multifunctionele display te laten verschijnen.

Druk op de toets "MENU" om het algemene menu weer te geven. Druk op de pijlen en vervolgens op de toets "OK" om het menu "Diagnose auto" te selecteren.

MENU "AUDIOFUNCTIES"Als de Peugeot Connect Sound is ingeschakeld en dit menu is geselecteerd, kunnen de functies van de radio (RDS, REG, RadioText) of de CD-speler (introscan, willekeurig afspelen, herhalen van CD) worden geactiveerd of gedeactiveerd. Raadpleeg voor meer informatie over de audiofuncties het gedeelte Peugeot Connect Sound van het hoofdstuk "Audio en telematica".

Selecteer in het menu "Diagnose auto" de volgende functie:

1/ CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

Via dit menu kunt u verschillende informatie met betrekking tot de auto raadplegen.

Voorbeeld: instellen van de tijdsduur van de follow me home-verlichting Druk op de toets " " of " " en vervolgens op "OK" om het gewenste menu te selecteren.

MENU "PERSOONLIJKE INSTELLINGEN CONFIGURATIE"

Druk op de toets " " of " " en vervolgens op "OK" om het item "Follow me home" te selecteren.

44

Als dit menu is geselecteerd, kunnen de volgende functies worden geselecteerd: parameters van de auto, configuratie van het display, taalkeuze.

Druk op de toets " " of " " om de gewenste waarde in te stellen (15, 30 of 60 seconden) en druk op de toets "OK" om te bevestigen.

Parameters van de auto instellenVia dit menu kunnen verschillende systemen van de auto geactiveerd of uitgeschakeld worden: selectief ontgrendelen (zie het hoofdstuk "Toegang tot de auto"), follow me home verlichting en instapverlichting (zie de hoofdstukken "Zicht" en "Ergonomie/Comfort"), sfeerverlichting (zie het hoofdstuk "Ergonomie/Comfort"), verlichting overdag (zie het hoofdstuk "Zicht"), parkeerhulp achter (zie het hoofdstuk "Rijden"). Druk op de toets " " of " " en vervolgens op "OK" om "OK" te selecteren en bevestigen of op de toets "ESC" om de uitgevoerde handeling af te breken.

Configuratie displayAls dit menu is geselecteerd, kunnen de volgende parameters worden geselecteerd: instellen lichtsterkte-video, instellen datum en tijd, kiezen van eenheden.

MENU "TELEFOON"Als de Peugeot Connect Sound is ingeschakeld en dit menu is geselecteerd, kunt u uw Bluetooth handsfree set configureren (koppelen), de verschillende indexen van de telefoon raadplegen (lijst gesprekken, diensten, ...) en uw gesprekken beheren (opnemen, ophangen, wisselgesprek, discretiefunctie, ...). Raadpleeg voor meer informatie over de telefoonfunctie het gedeelte Peugeot Connect Sound in het hoofdstuk "Audio en telematica".

TaalkeuzeAls dit menu is geselecteerd, kan de taal van de weergave van het display worden gewijzigd (Deutsch, English, Espaol, Franais, Italiano, Nederlands, Portugues, Portugues-Brasil, Trke*).

Om veiligheidsredenen mag de bestuurder het multifunctionele display uitsluitend bedienen als de auto stilstaat.

* Volgens land van bestemming.

1/ CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

WEGKLAPBAAR HDKLEURENDISPLAY 16X9 (MET PEUGEOT CONNECT 3D NAV)

BEDIENING

RADIO

MEDIA

NAV

ESC

TRAFFIC

ADDR BOOK

SETUP

1GHI

ABC

2 5 8 0

DEF

3

4

JKL

MNO

6

PQRS

7

TUV

WXYZ

9#

*

46

WEERGAVE OP HET DISPLAYAls het display is uitgeklapt, geeft het automatisch en direct de volgende informatie weer: de tijd, de datum, de hoogte, de buitentemperatuur (bij kans op gladheid knippert de weergegeven temperatuur), grafische weergave parkeerhulp, de audiofuncties, informatie van de telefoon en de indexen, informatie van het navigatiesysteem. Om met het bedieningspaneel van de Peugeot Connect 3D Nav n van de functies te selecteren: druk op de toets "RADIO", "MEDIA", "NAV", "TRAFFIC", "ADDR BOOK" of "SETUP" om toegang te krijgen tot het desbetreffende menu, draai aan de draaiknop A om een functie of een item uit een lijst te selecteren, druk op de toets B om de selectie te bevestigen, of druk op de toets "ESC" om de uitgevoerde handeling af te breken en terug te keren naar het vorige scherm. Raadpleeg voor meer informatie over deze functies het gedeelte Peugeot Connect 3D Nav van het hoofdstuk "Audio en telematica".

Raadpleeg de paragraaf "Toegang tot het wegklapbare display" voor meer informatie over het openen, sluiten en afstellen van het wegklapbare display.

Datum en tijdVia dit menu kunt u de datum en tijd, het formaat van de datum en het formaat van de tijd instellen (zie het gedeelte Peugeot Connect 3D Nav van het hoofdstuk "Audio en telematica").

MENU "SETUP"WeergaveVia dit menu kunt u de helderheid van het display, de kleuren van het display en de kleur van de kaart instellen (dag/nacht of automatisch).

EenhedenVia dit menu kunt u de eenheden voor de temperatuur (C of F) en de afstand (km of mijl) kiezen. Druk op de toets "SETUP" om naar het menu "SETUP" te gaan. Dit menu biedt toegang tot de volgende functies: - "Taal en spraakfuncties", - "Datum en tijd", - "Weergave", - "Eenheden", - "Systeemparameters".

Parameters systeemVia dit menu kunt u de fabrieksinstellingen herstellen, de versie van de software weergeven en doorlopende tekst activeren.

Talen en spraakfunctiesVia dit menu kunt u: de taal van het display instellen (Deutsch, English, Espaol, Franais, Italiano, Nederlands, Polski, Portugues, Portugues-Brasil, Trke*), de parameters van de spraakherkenning selecteren (inschakelen/ uitschakelen, adviezen voor het gebruik, herkennen van de eigen stem, ...), het volume van de gesproken commando's instellen.

Om veiligheidsredenen mag de bestuurder het multifunctionele display uitsluitend bedienen als de auto stilstaat.

* Volgens land van bestemming.

1/ CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

TOEGANG TOT HET WEGKLAPBARE DISPLAY

Inklappen van het displayDruk als het display is uitgeklapt op de knop A om het in te klappen. Als het audio- en telematicasysteem is uitgeschakeld, wordt het display ongeveer drie seconden na het afzetten van het contact automatisch ingeklapt.

Dit display wordt automatisch uit- en ingeklapt. Het is echter ook mogelijk om het display uit te klappen, in te klappen of af te stellen met de volgende knoppen: uitklappen of inklappen met de knop A, afstellen van de hoek met de knop B. Het display is ook voorzien van een beveiliging tegen beknellen.

Beveiliging tegen beknellenAls het display bij het uitklappen of inklappen op een obstakel stuit, stopt het display onmiddellijk met bewegen en beweegt het vervolgens enkele millimeters terug. Druk na het verwijderen van het obstakel nogmaals op de knop om het display uit of in te klappen.

48

Uitklappen van het displayDruk als het display is ingeklapt op de knop A om het uit te klappen. Het display klapt automatisch uit bij het aanzetten van het contact, het inschakelen van het audio- en telematicasysteem, een uitgaand telefoongesprek, het geven van een gesproken commando en het ontvangen van een waarschuwingsmelding die gekoppeld is aan het pictogram STOP. Wanneer u het display laat inklappen terwijl het audio- en telematicasysteem is ingeschakeld, zal het display automatisch weer uitklappen bij een uitgaand telefoongesprek, het geven van een gesproken commando of het ontvangen van een waarschuwingsmelding die gekoppeld is aan het pictogram STOP.

Wanneer u wenst dat het display automatisch wordt uit- of ingeklapt als het audio- en telematicasysteem wordt in- of uitgeschakeld, mag het display niet worden ingeklapt gedurende de werking van het audio- en telematicasysteem.

Afstellen van het display

Als het display is uitgeklapt, kunt u het op verschillende manieren nauwkeurig afstellen: druk op het besbetreffende gedeelte van de knop B om het display naar u toe of richting de voorruit te bewegen, of beweeg het display voorzichtig met de hand in de gewenste richting.

Opslaan van de stand van het displayIn het systeem zijn vier voorkeursstanden voor het display opgeslagen. Als het scherm wordt ingeklapt, slaat het systeem de laatste stand van het scherm op. Als het display weer wordt uitgeklapt, kiest het systeem de voorkeursstand die het dichtst bij de opgeslagen stand van het display komt.

1/ CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENINGU kunt om de auto te ontgrendelen of vergrendelen de centrale vergrendeling bedienen met de sleutel in het portierslot of met de afstandsbediening. De sleutel met afstandsbediening dient tevens voor de lokalisatie en het starten van de auto en maakt deel uit van de diefstalbeveiliging.

Selectieve ontgrendeling met de afstandsbedieningDruk n keer op het geopende hangslot om alleen het bestuurdersportier en de brandstofvulklep te ontgrendelen. Druk nogmaals op het geopende hangslot om het passagiersportier en het kofferdeksel te ontgrendelen.

Selectieve ontgrendeling met de sleutelDraai de sleutel n keer linksom in het slot van het bestuurdersportier om alleen het bestuurdersportier en de brandstofvulklep te ontgrendelen. Draai de sleutel nogmaals linksom om het passagiersportier en het kofferdeksel te ontgrendelen.

50

OPENEN VAN DE AUTOUitklappen van de sleutelDruk op deze knop om de sleutel uit te klappen.

Het ontgrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden snel knipperen van de richtingaanwijzers. Tegelijkertijd worden, volgens uitvoering, bij de eerste ontgrendeling de buitenspiegels uitgeklapt. Het volledig of selectief ontgrendelen kan worden ingesteld met behulp van het configuratiemenu van de auto. Standaard is de volledige ontgrendeling geactiveerd.

Ontgrendelen met de afstandsbedieningDruk op het geopende hangslot om de auto te ontgrendelen.

Ontgrendelen met de sleutelDraai de sleutel linksom in het slot van het bestuurdersportier om de auto te ontgrendelen. Het ontgrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden snel knipperen van de richtingaanwijzers. Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de uitvoering van de auto, de buitenspiegels uitgeklapt.

Ontgrendelen en het op een kier zetten van het kofferdekselHoud deze knop langer dan twee seconden ingedrukt om het kofferdeksel te ontgrendelen. Deze wordt op een kleine kier gezet. Bij deze handeling worden ook de portieren en de brandstofvulklep ontgrendeld.

SLUITEN VAN DE AUTONormale vergrendeling met de afstandsbedieningDruk op het gesloten hangslot om de auto te vergrendelen.

Supervergrendeling met de afstandsbedieningDruk op het gesloten hangslot om de auto volledig te vergrendelen. Druk binnen 5 seconden nogmaals op het gesloten hangslot om de supervergrendeling van de auto in te schakelen.

Normale vergrendeling met de sleutelDraai de sleutel rechtsom in het slot van het bestuurdersportier om de auto te vergrendelen. Het vergrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden branden van de richtingaanwijzers. Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de uitvoering van de auto, de buitenspiegels ingeklapt.

Supervergrendeling met de sleutel

De supervergrendeling wordt bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden branden van de richtingaanwijzers. Tegelijkertijd worden de buitenspiegels ingeklapt (volgens uitvoering).

Als n van de portieren of het kofferdeksel geopend is, werkt de centrale vergrendeling niet. In dat geval wordt de auto direct na het vergrendelen weer ontgrendeld, wat u kunt horen aan het geluid van de centrale vergrendeling. Als de auto is vergrendeld en per ongeluk wordt ontgrendeld zonder dat binnen 30 seconden een van de portieren wordt geopend, wordt de auto automatisch weer vergrendeld. Het in- en uitklappen van de buitenspiegels met de afstandsbediening kan worden uitgeschakeld door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

De supervergrendeling blokkeert het van buitenaf en van binnenuit openen van de portieren. Als de supervergrendeling is ingeschakeld, is ook de vergrendelingsschakelaar in het interieur buiten werking. Laat daarom niemand in de auto achter als de supervergrendeling is ingeschakeld.

2/ TOEGANG TOT DE AUTO

Draai de sleutel rechtsom in het slot van het bestuurdersportier om de auto volledig te vergrendelen. Draai binnen 5 seconden de sleutel nogmaals rechtsom om de supervergrendeling van de auto in te schakelen.

SynchroniserenZet het contact af. Zet de sleutel in de stand 2 (Contact). Druk zo snel mogelijk gedurende enkele seconden op de vergrendelknop (gesloten hangslot) van de afstandsbediening. Zet het contact af en verwijder de sleutel uit het contactslot. De afstandsbediening werkt nu weer.

Inklappen van de sleutelDruk op deze knop om de sleutel in te klappen.

LOKALISEREN VAN DE AUTOMet deze functie kunt u uw auto op afstand lokaliseren, wat vooral praktisch is bij weinig licht. De auto dient hiervoor wel vergrendeld te zijn. Druk op het gesloten hangslot op de afstandsbediening. Hierna zullen gedurende enkele seconden de plafonniers gaan branden en de richtingaanwijzers gaan knipperen.

52

Batterij vervangenBatterij ref.: CR1620 / 3 V. Als de batterij van de afstandsbediening leeg is, wordt u gewaarschuwd door dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding op het display. Wip het huis met een muntstuk bij het oog los. Verwijder de lege batterij. Schuif de nieuwe batterij in de juiste richting op zijn plaats. Klik het huis vast. Synchroniseer de afstandsbediening.

STORING AFSTANDSBEDIENINGNa het losnemen en weer aansluiten van de accukabels, het vervangen van de batterij van de afstandsbediening of een storing in de afstandsbediening kan de auto niet meer met de afstandsbediening ontgrendeld, vergrendeld en gelokaliseerd worden. Ontgrendel of vergrendel de auto eerst met de sleutel in het slot. Synchroniseer vervolgens de afstandsbediening. Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk als de storing niet is verholpen.

SLEUTELS VERLORENGa met het kentekenbewijs van de auto en uw legitimatiebewijs naar het PEUGEOT-netwerk. Het PEUGEOT-netwerk kan de speciale code van de sleutel en de transponder opzoeken en voor nieuwe sleutels zorgen.

Gooi de lege batterijen van de afstandsbediening niet weg: ze bevatten metalen die schadelijk zijn voor het milieu. Lever lege batterijen in bij een speciaal verzamelpunt.

AFSTANDSBEDIENINGDe radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik. Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen, om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden. Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik en het zicht van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar worden en moet in dat geval opnieuw worden gesynchroniseerd. De afstandsbediening kan niet functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het contact uitstaat, behalve voor het synchroniseren.

VERGRENDELEN VAN DE AUTOHet rijden met vergrendelde portieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur belemmeren. Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in de auto) de sleutel met afstandsbediening mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor korte duur.

DIEFSTALBEVEILIGINGBreng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering; dit kan tot storingen leiden.

BIJ HET AANSCHAFFEN VAN EEN GEBRUIKTE AUTOLaat uw sleutels door het PEUGEOT-netwerk in het elektronische geheugen van de auto opslaan, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn waarmee de auto kan worden gestart.

2/ TOEGANG TOT DE AUTO

ALARM*Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en diefstal. Het systeem bestaat uit de volgende typen beveiliging:

VERGRENDELEN VAN DE AUTO MET VOLLEDIG INGESCHAKELD ALARM

-

Uitwendige beveiliging

Dit systeem houdt de te openen carrosseriedelen van de auto in de gaten. Het alarm gaat af als iemand een portier, het kofferdeksel of de motorkap probeert te openen.

-

Interieurbeveiliging

Dit systeem treedt in werking als er bewegingen in het interieur worden waargenomen. Het alarm gaat af als er een ruit wordt ingeslagen, als iets of iemand de auto binnendringt of als iets of iemand in de auto beweegt.

InschakelenZet het contact af en verlaat de auto. Druk op de vergrendelknop van de afstandsbediening. Het alarmsysteem is geactiveerd: het controlelampje van de knop zal n keer per seconde knipperen. De uitwendige beveiliging wordt 5 seconden nadat de vergrendelknop van de afstandsbediening is ingedrukt, geactiveerd. De interieur- en wegsleepbeveiliging worden 45 seconden nadat de vergrendelknop van de afstandsbediening is ingedrukt, geactiveerd. Indien een portier of het kofferdeksel niet goed is gesloten, wordt de auto niet vergrendeld, maar worden de uitwendige beveiliging, de interieurbeveiliging en de wegsleepbeveiliging na 45 seconden wel ingeschakeld.

54

-

Wegsleepbeveiliging

Dit systeem treedt in werking als er veranderingen in de wagenhoogte worden waargenomen. Het alarm gaat af als de auto wordt opgetild, verplaatst of aangestoten.

Automatische beveiligingsfunctieDit systeem treedt in werking als iemand probeert het alarm te saboteren. Het alarm gaat af als iemand probeert de accu, de bedieningseenheid of de kabels van de sirene uit te schakelen of te beschadigen. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats alvorens u wijzigingen aan het alarmsysteem aanbrengt. * Volgens land van bestemming.

UitschakelenDruk op de ontgrendelknop van de afstandsbediening. Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het controlelampje van de knop gaat uit.

VERGRENDELEN VAN DE AUTO MET ALLEEN DE UITWENDIGE BEVEILIGING INGESCHAKELD

Uitschakelen van de interieur- en wegsleepbeveiligingZet het contact af. Druk binnen 10 seconden op de knop tot het verklikkerlampje blijft branden. Verlaat de auto. Druk onmiddellijk op de vergrendelknop van de afstandsbediening. Alleen de uitwendige beveiliging wordt ingeschakeld; het verklikkerlampje van de knop zal n keer per seconde knipperen.

Schakel de interieur- en wegsleepbeveiliging uit om te voorkomen dat het alarm onnodig wordt ingeschakeld als bijvoorbeeld: een huisdier in de auto wordt achtergelaten, een ruit op een kier blijft staan, de auto wordt gewassen, een wiel wordt verwisseld, de auto wordt gesleept, de auto op een boot wordt vervoerd.

De interieur- en wegsleepbeveiliging worden uitsluitend uitgeschakeld als deze procedure elke keer na het afzetten van het contact wordt uitgevoerd.

Opnieuw inschakelen van de interieur- en wegsleepbeveiligingDruk op de ontgrendelknop van de afstandsbediening om de uitwendige beveiliging uit te schakelen. Druk op de vergrendelknop van de afstandsbediening om alle alarmsystemen in te schakelen. Het verklikkerlampje van de knop zal opnieuw n keer per seconde knipperen.

2/ TOEGANG TOT DE AUTO

AFGAAN VAN HET ALARMAls het alarm afgaat, treedt de sirene in werking en knipperen de richtingaanwijzers gedurende dertig seconden.

VERGRENDELEN VAN DE AUTO ZONDER HET ALARM IN TE SCHAKELENVergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier.

Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden de alarmsystemen uitgeschakeld. Als het verklikkerlampje van de knop snel knippert bij het ontgrendelen van de auto met de afstandsbediening, is het alarm tijdens uw afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met knipperen als het contact wordt aangezet.

STORINGAls bij het aanzetten van het contact het verklikkerlampje van de knop blijft branden, duidt dit op een storing in het systeem. Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

56

STORING AFSTANDSBEDIENINGOm de alarmsystemen uit te schakelen: Ontgrendel de auto met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier. Open het portier; het alarm gaat af. Zet het contact aan: het alarm stopt. Het verklikkerlampje van de knop gaat uit.

AUTOMATISCH INSCHAKELEN*Het systeem wordt 2 minuten nadat het laatste portier of het kofferdeksel is gesloten, automatisch ingeschakeld. Om het afgaan van het alarm bij het openen van een portier of het kofferdeksel te voorkomen, moet eerst op de ontgrendelknop van de afstandsbediening worden gedrukt.

* Volgens land van bestemming.

ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITENDe ruiten zijn voorzien van een beveiliging tegen beknellen.

Nadat het afzetten van het contact kunnen de ruiten nog ongeveer 45 seconden worden bediend, tenzij binnen deze 45 seconden een portier wordt geopend en de auto wordt vergrendeld. Probeer de ruit aan passagierszijde, wanneer deze niet met het bedieningspaneel van het bestuurdersportier kan worden bediend, te bedienen met het bedieningspaneel van het portier aan passagierszijde zelf.

Als de ruit in dat geval wordt gesloten, zal de ruitbediening na ongeveer 40 minuten weer beschikbaar zijn. A. Schakelaar ruitbediening links. B. Schakelaar ruitbediening rechts.

Beveiliging tegen beknellenAls de ruit sluit en tegen een obstakel stuit, stopt de ruit en gaat deze gedeeltelijk weer open. Als de ruit bijvoorbeeld bij vorst niet wil sluiten, voer dan direct het volgende uit: druk op de schakelaar tot de ruit volledig is geopend, trek vervolgens direct de schakelaar omhoog tot de ruit volledig is gesloten, houd de schakelaar na het sluiten nog ongeveer 1 seconde vast. Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld.

EENTRAPS RUITBEDIENINGU hebt twee mogelijkheden: handmatig Duw of trek de schakelaar tot het zware punt. De ruit stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten. automatisch Duw of trek de schakelaar voorbij het zware punt. Als u de schakelaar hebt losgelaten, opent of sluit de ruit volledig. Bedien de schakelaar opnieuw om het openen of sluiten te stoppen.

2/ TOEGANG TOT DE AUTO

Om defect raken van de motoren van de ruitbediening te voorkomen, treedt wanneer een ruit tien keer in korte tijd volledig wordt geopend en gesloten een beveiliging in werking die alleen het sluiten van de ruit toestaat.

ResettenAls een ruit niet automatisch kan worden gesloten, moet de ruitbediening worden gereset: trek de schakelaar omhoog tot de ruit stopt met bewegen, laat de schakelaar los en trek hem opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is gesloten, houd de schakelaar na het sluiten nog ongeveer 1 seconde vast, druk op de schakelaar om de ruit automatisch te openen, druk als de ruit volledig is geopend nogmaals op de schakelaar en houd deze nog ongeveer 1 seconde vast. Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld.

Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor een korte periode, altijd de sleutel uit het contact. Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de ruit en de sponning bekneld raakt, moet de ruit weer worden geopend. Druk daarvoor op de desbetreffende schakelaar. Wanneer de bestuurder de ruit aan passagierszijde bedient, moet deze ervan verzekerd zijn dat niemand het correcte sluiten van de ruit verhindert. De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat de passagiers op de juiste manier gebruik maken van de elektrische ruitbediening. Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruit niet kunnen bezeren.

58

PORTIERENOPENENVan buitenaf

Van binnenuit

Ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel en trek aan de portiergreep. De ruit gaat automatisch enkele millimeters omlaag, zodat het portier geopend kan worden. Als het portier meer dan een minuut geopend blijft, zal de ruit weer omhoog gaan. Trek nogmaals aan de portiergreep om het systeem weer te activeren. Bij vorst kan ijsafzetting er voor zorgen dat het automatisch op een kier zetten van de ruiten niet mogelijk is; verwijder het ijs dat zich langs het ruitrubber aan de onderzijde van de ruit heeft vastgezet. Als het selectief ontgrendelen is geactiveerd en n keer op de ontgrendelknop van de afstandsbediening wordt gedrukt, kan alleen het bestuurdersportier worden geopend.

Trek aan de portiergreep van het voorportier om het te openen; de auto wordt dan volledig ontgrendeld. De ruit gaat automatisch enkele millimeters omlaag, zodat het portier geopend kan worden. Als het selectief ontgrendelen is geactiveerd: met de portiergreep van het bestuurdersportier worden alleen het bestuurdersportier en de brandstofvulklep ontgrendeld. met de portiergreep van het passagiersportier worden het passagiersportier en het kofferdeksel ontgrendeld.

De portieren kunnen niet van binnenuit worden geopend als de supervergrendeling is ingeschakeld.

2/ TOEGANG TOT DE AUTO

SLUITENBij het sluiten van het portier wordt de ruit na enkele seconden automatisch weer gesloten en afgesteld voor een optimale afdichting. Let op dat er niets klem komt te zitten als de ruit automatisch sluit bij het sluiten van het portier. Als een portier niet goed is gesloten: bij draaiende motor, gaat dit lampje branden in combinatie met een melding die enkele seconden op het display verschijnt,

KNOP CENTRALE VERGRENDELINGMet deze knop kunnen de portieren, het kofferdeksel en de brandstofvulklep van binnenuit vergrendeld of ontgrendeld worden.

-

60

tijdens het rijden (snelheid hoger dan 10 km/h), gaat dit lampje branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding die gedurende enkele seconden op het display verschijnt.

VergrendelenDruk op de knop om de auto te vergrendelen. Het rode lampje van de knop gaat branden. Als n van de portieren of het kofferdeksel is geopend, werkt de centrale vergrendeling van binnenuit niet.

Bij het wassen van de auto: vergrendel vooraf de auto met de afstandsbediening of de sleutel, richt de sproeier van de hogedrukreiniger niet op het bovenste gedeelte van de ruiten, houd de sproeier van de hogedrukreiniger op een afstand van minimaal 1 meter van de ruiten en de portierrubbers.

OntgrendelenDruk nogmaals op deze knop om de auto te ontgrendelen. Het rode lampje van de knop gaat uit.

Als de auto van buitenaf is vergrendeld of als de supervergrendeling is ingeschakeldAls de auto van buitenaf is vergrendeld of de supervergrendeling is ingeschakeld, knippert het rode lampje en is de knop inactief. Als de auto vergrendeld is, trek dan aan de binnenportiergreep om de auto te ontgrendelen. Als de supervergrendeling is ingeschakeld, moet u de afstandsbediening of de sleutel gebruiken om de auto te ontgrendelen.

ANTI-OVERVALSYSTEEMDeze functie zorgt ervoor dat de portieren, het kofferdeksel en de brandstofvulklep tijdens het rijden met een snelheid hoger dan 10 km/h automatisch en tegelijkertijd worden vergrendeld.

NOODVERGRENDELINGOm de portieren mechanisch te vergrendelen en ontgrendelen in het geval van een storing in de centrale vergrendeling of van de accu.

WerkingDe automatische centrale vergrendeling werkt niet als een van de portieren is geopend. Als het kofferdeksel is geopend, is de automatische centrale vergrendeling van de portieren actief. De auto kan worden ontgrendeld door op de knop van de centrale vergrendeling te drukken. Ook door het openen van een portier van binnenuit, bij stilstaande auto, kan de auto worden ontgrendeld, maar de auto wordt opnieuw vergrendeld zodra de snelheid hoger is dan 10 km/h.

Vergrendelen van het bestuurdersportierSteek de sleutel in het slot en draai deze rechtsom.

Ontgrendelen van het bestuurdersportierSteek de sleutel in het slot en draai deze linksom.

Vergrendelen van het passagiersportier

Inschakelen/Uitschakelen

U kunt de functie desgewenst inschakelen of uitschakelen. Druk bij aangezet contact langer dan 2 seconden op de knop. Op het display verschijnt een melding ter bevestiging. De portieren van de auto worden automatisch ontgrendeld bij een aanrijding waarbij de airbags afgaan, zodat de inzittenden de auto kunnen verlaten.

Verwijder de zwarte dop aan de zijkant van het portier, met behulp van de sleutel. Steek de sleutel zonder te forceren in de uitholling en schuif de klink, zonder te draaien, naar de binnenzijde van het portier. Verwijder de sleutel en plaats de dop.

Ontgrendelen van het passagiersportierTrek aan de portiergreep aan de binnenzijde.

2/ TOEGANG TOT DE AUTO

KOFFERDEKSELOPENENMet de afstandsbediening Druk langer dan twee seconden op deze knop om het kofferdeksel te ontgrendelen. Het kofferdeksel wordt op een kier gezet. Til het kofferdeksel op. Bij deze handeling worden ook de portieren en de brandstofvulklep ontgrendeld.

SLUITENTrek het kofferdeksel omlaag aan een van de handgrepen aan de binnenzijde van het kofferdeksel. Druk als het nodig is op de bovenzijde van het kofferdeksel om het volledig te sluiten.

Met de handmatige bediening; auto ontgrendeldDruk op de ontgrendelingsknop boven de kentekenplaat. Til het kofferdeksel op.

62

Als het kofferdeksel niet goed is gesloten: bij draaiende motor gaat het verklikkerlampje branden in combinatie met een melding op het display gedurende enkele seconden, tijdens het rijden (snelheid hoger dan 10 km/h) gaat het verklikkerlampje branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display gedurende enkele seconden. -

-

Als het selectief ontgrendelen is geactiveerd, kan de achterklep worden geopend nadat de ontgrendelknop op de afstandsbediening voor de tweede keer is ingedrukt.

NoodvergrendelingBij een storing van de centrale vergrendeling (zwakke accu), wordt geadviseerd de accu los te koppelen.

VOORSTOELENStoel met gentegreerde hoofdsteun, waarvan de zitting en de rugleuning verstelbaar zijn voor een optimale zitpositie.

Hoogteverstelling bestuurders- en passagiersstoel

HANDMATIG VERSTELLENVerstelling in lengterichting

Trek de hendel omhoog of duw deze omlaag tot de gewenste stand bereikt is.

Rugleuningverstelling

Til de beugel op en schuif de stoel in de gewenste stand.

Draai aan de knop om de gewenste stand in te stellen.

3/ ERGONOMIE EN COMFORT

VOORSTOELENDe zitting en de rugleuning met gentegreerde hoofdsteun zijn verstelbaar voor een optimale zitpositie.

Hoogteverstelling van de zitting

De elektrische instellingen kunnen tot 1 minuut na het afzetten van het contact worden uitgevoerd. Zet het contact aan om de elektrische verstelling weer te activeren.

ELEKTRISCH VERSTELBARE STOELENVerstellen in lengterichtingDuw de achterzijde van de schakelaar omhoog of omlaag om de gewenste hoogte te verkrijgen.

64

Rugleuningverstelling

Duw de schakelaar naar voren of naar achteren om de gewenste stand te verkrijgen. Duw de schakelaar naar voren of naar achteren om de gewenste hoek te verkrijgen.

Lendensteun verstellen

Bediening stoelverwarming

Draai aan de knop om de lendensteun in de gewenste stand te zetten.

Bij draaiende motor is de stoelverwarming voor beide voorstoelen afzonderlijk regelbaar. Met de draaiknop naast de voorstoel kan de stoelverwarming ingeschakeld worden en kan een verwarmingsstand worden geselecteerd: 0: Uit. 1: Laag. 2: Gemiddeld. 3: Hoog.

3/ ERGONOMIE EN COMFORT

OPSLAAN VAN ZITPOSITIESDit systeem slaat de elektrische instellingen van de bestuurdersstoel en de buitenspiegels op. U kunt twee standen opslaan met de toetsen aan de zijkant van de bestuurdersstoel.

OPROEPEN VAN EEN OPGESLAGEN ZITPOSITIEMet de toetsen 1 of 2Houd de toets 1 of 2 ingedrukt tot het geluidssignaal aangeeft dat de zitpositie is ingenomen.

OPSLAAN VAN EEN POSITIE IN HET GEHEUGEN

Als bij afgezet contact een opgeslagen stand een aantal keer achter elkaar is opgeroepen, zal om het ontladen van de accu te voorkomen de functie worden uitgeschakeld totdat de motor wordt gestart.

1

66

2 M

Met de toetsen M / 1 / 2Zet het contact aan. Zet uw stoel en de buitenspiegels in de gewenste stand. Druk op de toets M en vervolgens binnen vier seconden op de toets 1 of 2. Een geluidssignaal geeft aan dat de zitpositie is opgeslagen.

Het opslaan van een andere stand annuleert de vorige, in het geheugen opgeslagen stand.

STUURWIELVERSTELLING1/2

90 50 130

0

1

CHECK/000

Zorg dat de auto stilstaat en trek aan de hendel om het stuurwiel te ontgrendelen. Verstel het stuurwiel in hoogte en diepte voor een optimale zithouding. Druk de hendel goed vast om het stuurwiel te vergrendelen. Voer deze handelingen om veiligheidsredenen uitsluitend uit bij stilstaande auto.

3/ ERGONOMIE EN COMFORT

SPIEGELS

Verstellen

BUITENSPIEGELSDe verstelbare buitenspiegels zorgen voor het benodigde zicht naar achteren bij een inhaalmanoeuvre of het parkeren van de auto. De buitenspiegels worden elektrisch in- en uitgeklapt.

Zet de knop A naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren. Duw de knop B in de 4 richtingen om de spiegel af te stellen. Zet de knop A weer in het midden.

68

Ontwaseming - ontdooiingDe ontwaseming - ontdooiing van de buitenspiegels kan worden ingeschakeld door bij draaiende motor op de toets van de achterruitverwarming te drukken (zie paragraaf "Ontwaseming - ontdooiing achterruit").

De weergegeven objecten in de buitenspiegels lijken verder af dan ze in werkelijkheid zijn. Hiermee moet rekening worden gehouden om de afstand ten opzichte van achteropkomend verkeer goed in te schatten.

InklappenVan buitenaf: vergrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel. Vanuit het interieur: trek bij aangezet contact de schakelaar A vanuit de middelste stand naar achteren. Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met behulp van de schakelaar A, worden ze niet automatisch uitgeklapt als de auto wordt ontgrendeld. Trek nogmaals de schakelaar A naar achteren om de buitenspiegels uit te klappen.

ProgrammerenSchakel bij draaiende motor de achteruitversnelling in. Selecteer en verstel achtereenvolgens de linker en rechter buitenspiegel. De ingestelde standen worden direct opgeslagen.

Inschakelen

UitklappenVan buitenaf: ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel. Vanuit het interieur: trek bij aangezet contact de schakelaar A vanuit de middelste stand naar achteren. Het automatisch in- en uitklappen van de buitenspiegels kan worden gedeactiveerd door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. Klap de elektrisch bediende spiegels nooit handmatig in of uit.

UitschakelenHaal de versnellingsbak uit de achteruitversnelling en wacht tien seconden. of Zet de schakelaar A in de middelste stand. De buitenspiegel keert terug naar de oorspronkelijke stand. De buitenspiegel keert ook terug naar de oorspronkelijke stand: zodra sneller wordt gereden dan 10 km/h, als de motor wordt afgezet.

Automatisch kantelen buitenspiegels bij het achteruitrijdenDe buitenspiegels kunnen bij het achteruit inparkeren naar de grond worden gericht.

3/ ERGONOMIE EN COMFORT

Schakel bij draaiende motor de achteruitversnelling in. Beweeg de schakelaar A naar rechts of links om de desbetreffende buitenspiegel te selecteren. De geselecteerde buitenspiegel wordt in de geprogrammeerde stand gericht.

BINNENSPIEGELVerstelbare spiegel voor het zicht recht achter de auto. De binnenspiegel is voorzien van een nachtstand waardoor de spiegel donkerder wordt en de bestuurder minder hinder ondervindt van de koplampverlichting van achteropkomend verkeer, zon ... (antiverblindingsstand). Om veiligheidsrdenen moeten de speiegels zo zijn ingesteld dat de "dode hoek" zo klein mogelijk is.

Door de welving in de achterruit kan het beeld in de binnenspiegel enigszins vervormd zijn; houd hier rekening mee tijdens het achteruitrijden.

Automatisch dimmende binnenspiegelDankzij een sensor die de hoeveelheid licht die vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en automatisch over van de dag- in de nachtstand.

Binnenspiegel met handbediende dag-/nachtstand

70

VerstellenStel de spiegel af als deze in de dagstand staat.

Zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, wordt de spiegel in de dagstand gezet voor een maximaal zicht naar achteren.

Dag-/nachtstandTrek aan het hendeltje om de spiegel in de nachtstand te zetten. Duw het hendeltje naar voren om de spiegel terug te zetten in de dagstand.

ACHTERBANKAchterbank met twee zitplaatsen, met een vaste zitting en een neerklapbare rugleuning, beide uit n stuk. De hoofdsteunen achter kunnen niet worden verwijderd.

TOEGANG TOT DE ACHTERBANK

Open het kofferdeksel. Trek aan de handgreep onder de hoedenplank om de rugleuning te ontgrendelen.

Controleer of de zitting van de voorstoel ver genoeg naar voren staat. Trek de hendel omhoog om de rugleuning naar voren te klappen. Bij het terugduwen keert de rugleuning terug in de oorspronkelijke stand.

NEERKLAPPEN VAN DE RUGLEUNING VAN DE ACHTERBANKDe rugleuning kan worden neergeklapt om de bagageruimte te vergroten. De bediening voor het ontgrendelen van de rugleuning bevindt zich in de bagageruimte. Controleer of de voorstoelen ver genoeg naar voren zijn geschoven. Controleer of er geen voorwerpen op de achterbank liggen. Bevestig de gespen van de veiligheidsgordels aan de daarvoor bevestigde punten tussen de hoofdsteunen.

Klap de rugleuning neer op de zitting. Plaats bij het vervoeren van lange voorwerpen geen lading zwaarder dan 30 kg op de achterzijde van de rugleuning. Plaats geen scherpe voorwerpen op de achterzijde van de rugleuning om te voorkomen dat deze beschadigd raakt.

TERUGPLAATSEN VAN DE RUGLEUNING VAN DE ACHTERBANKLet er voor uw veiligheid en die van uw pasagiers op dat de rugleuning bij het terugplaatsen goed vergrendeld wordt.

3/ ERGONOMIE EN COMFORT

VENTILATIELUCHTTOEVOERDe lucht in het interieur wordt gefilterd en wordt van buitenaf toegevoerd v