Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

28
Creatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015 Persoonlijk verslag Onderzoek uitgevoerd door Tilburg University: Prof. dr. Arjen van Witteloostuijn Prof. dr. Arjan van den Born Dr. ing. Tim de Leeuw Boukje Cnossen Richard Haans Anne Spanjer Dit onderzoek is gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en FNV-KIEM. E-mail: [email protected]

description

Tilburg University is bezig met een onderzoek onder ondernemers, zelfstandigen en anderen in het Nederlandse bedrijfsleven. We onderzoeken hoe diverse aspecten zoals creativiteit, samenwerking, strategie en resultaten samenhangen. Deze aspecten willen we volgen over de loop van meerdere jaren. Dit algemene overzicht bevat de resultaten van de eerste enquête uitgevoerd in 2015. In totaal hebben 4352 personen de enquête volledig ingevuld. Dit onderzoek is gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en FNV-KIEM.

Transcript of Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

Page 1: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

RRRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

Persoonlijk verslag

Onderzoek uitgevoerd door Tilburg University:

Prof. dr. Arjen van Witteloostuijn Prof. dr. Arjan van den Born

Dr. ing. Tim de Leeuw Boukje Cnossen

Richard Haans Anne Spanjer

Dit onderzoek is gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en FNV-KIEM.

E-mail: [email protected]

Page 2: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

2

Introductie

Tilburg University is bezig met een onderzoek onder ondernemers, zelfstandigen en anderen in het Nederlandse bedrijfsleven. We onderzoeken hoe diverse aspecten zoals creativiteit, samenwerking, strategie en resultaten samenhangen. Deze aspecten willen we volgen over de loop van meerdere jaren. Dit algemene overzicht bevat de resultaten van de eerste enquête uitgevoerd in 2015. In totaal hebben 4352 personen de enquête volledig ingevuld.

De enquête bevatte vijf onderdelen:

1. Het individu 2. De werkweek 3. De organisatie en activiteiten 4. Samenwerking 5. Resultaten

Page 3: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

3

1: Het individu Demografische informatie

In Figuur 1 ziet u het geslacht van alle respondenten uit dit onderzoek naar het Nederlandse bedrijfsleven. Zoals u kunt zien is het merendeel van de respondenten van het mannelijk geslacht (67%). In Figuur 2 ziet u de gemiddelde leeftijd van de respondenten. De gemiddelde leeftijd van alle respondenten ligt iets boven de 49 jaar, waarbij de gemiddelde leeftijd van de mannen (49,5) hoger ligt dan die van de vrouwen (48,7). U heeft aangegeven 44 jaar te zijn. Dit is lager dan de gemiddelde leeftijd van de respondenten.

Figuur 3 geeft het hoogst behaalde opleidingsniveau voor alle respondenten opgedeeld in drie leeftijdsgroepen weer. Twintig procent van de ondernemers in het Nederlandse bedrijfsleven is MBO- geschoold. Het merendeel van de respondenten is HBO-geschoold (43%). Ook bezit een groot deel van de respondenten een universitaire graad (29%). U heeft aangegeven dat uw hoogst behaalde opleidingsniveau HBO is.

67%

33%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

Man Vrouw

Fig.1: Geslacht

Page 4: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

4

8.4% 6.0% 5.8%

16.8% 21.0% 20.6%

43.2% 43.0% 42.0%

30.0% 28.3% 29.8%

2.0% 2.3% 1.8%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

18-30 jaar 31-50 jaar 50+ jaar

Fig. 3: Hoogst behaalde opleidingsniveau

Secundair/middelbaar onderwijs Middelbaar beroepsonderwijs (MBO)

Hogeschool/Hoger beroepsonderwijs (HBO) Universitair

Doctoraat (PhD)

49.548.7

36

38

40

42

44

46

48

50

52

Man Vrouw

Fig. 2: Leeftijd

Page 5: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

5

In Figuur 4 ziet u een overzicht van wat de gemiddelde respondent belangrijk vindt in zijn of haar huidige beroep, waarbij een score van vier inhoudt dat de respondent iets noch belangrijk noch onbelangrijk vindt in het huidige beroep en een score van zeven inhoudt dat iets als zeer belangrijk wordt gezien in het huidige beroep. De gemiddelde ondernemer in het Nederlandse bedrijfsleven vindt het het belangrijkst om de kans te hebben om werk van de hoogste kwaliteit te leveren, maar vindt het maar enigszins belangrijk om de mogelijkheid te hebben om meer geld te verdienen. Het hebben van flexibiliteit, autonomie, divers werk, de kans om te creëren en innoveren en de kans om werk van de hoogste kwaliteit te leveren worden als belangrijker gezien dan de mogelijkheid om meer geld te verdienen.

U heeft aangegeven dat u het hebben van flexibiliteit gedeeltelijk onbelangrijk (3) vindt. U vindt het hebben van divers werk zeer belangrijk (7). Autonomie vindt u belangrijk (6). De kans hebben om werk van de hoogste kwaliteit te leveren vindt u zeer belangrijk (7) en de kans om te creëren en innoveren vindt u zeer belangrijk (7). Daarnaast vindt u de mogelijkheid om meer geld te verdienen belangrijk (6).

4

5

6

7Flexibiliteit

Divers werk

Autonomie hebben

De kans hebben om werk van dehoogste kwaliteit te leveren

De kans om te creëren en te innoveren

De mogelijkheid om meer geld teverdienen

Fig. 4: Van belang in huidige beroep

Page 6: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

6

Figuur 5 en 6 geven weer hoe zeker de gemiddelde ondernemer in het Nederlandse bedrijfsleven zich voelt in zijn of haar rol en in het uitvoeren van zijn of haar taken. Figuur 5 geeft dit weer voor enkele rollen en taken die betrekking hebben op ondernemerschap , terwijl Figuur 6 dit weergeeft voor verschillende rollen en taken die te maken hebben met creativiteit. Hierbij betekent een score van vier dat een respondent zich noch zeker noch onzeker voelt over het uitvoeren van die taak of rol en een score van zeven betekent dat de respondent zich zeer zeker voelt in het uitvoeren van die taak of rol. In Figuur 5 is te zien dat de gemiddelde respondent zich het zekerst voelt in het oplossen van problemen. Gemiddeld voelen respondenten zich het minst zeker in hun rol als leider, alhoewel respondenten zich hier niet onzeker over voelen. Daarnaast voelt de gemiddelde respondent zich enigszins zeker in het omgaan met geld, in keuzes maken en in het overtuigen. U heeft aangegeven zich zeker (6) te voelen in het oplossen van problemen. U voelt zich zeker (6) in het omgaan met geld. In het overtuigen van anderen voelt u zich zeker (6). Daarnaast voelt u zich zeker (6) in uw rol als leider en zeker (6) als u keuzes moet maken.

In Figuur 6 is te zien dat de gemiddelde respondent zich zeker voelt in het creatief oplossen van problemen en in het vinden van creatieve manieren om problemen op te lossen. Daarentegen voelt de gemiddelde ondernemer zich noch zeker noch onzeker in het anderen ervan te overtuigen hun werk financieel te ondersteunen. Gemiddeld voelen respondenten zich enigszins zeker in het genereren van vernieuwende ideeën, in het overtuigen van anderen om interesse te tonen in hun werk en om hoog gekwalificeerde mensen te overtuigen om met hen samen te werken. U heeft aangegeven dat u zich zeker (6) voelt in het genereren van vernieuwende ideeën en u zich zeker (6) voelt in het creatief oplossen van problemen. Daarnaast voelt u zich zeker (6) als u anderen ervan moet overtuigen uw werk financieel te ondersteunen en zeker (6) als u anderen ervan moet overtuigen interesse in uw werk te tonen. Wanneer u hoog gekwalificeerde mensen ervan moet overtuigen met u samen te werken voelt u zich zeker (6). Bij het vinden van creatieve manieren om problemen op te lossen voelt u zich zeker (6).

Page 7: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

7

4

5

6

7

Het genereren vanvernieuwende ideeën

Problemen creatiefoplossen

Hoog gekwalificeerdemensen overtuigen om

samen te werken

Anderen overtuigen ominteresse te tonen in werk

Het overtuigen vananderen om werk

financieel te ondersteunen

Het vinden van creatievemanieren om problemen

op te lossen

Fig. 6: Zekerheid in uitvoeren rollen en taken m.b.t. creativiteit

Page 8: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

8

2: De werkweek Uw gemiddelde werkweek

Over alle respondenten gezien hebben ondernemers in het Nederlandse bedrijfsleven gemiddeld een 46-urige werkweek. Zoals in Figuur 7 is te zien hebben respondenten van de leeftijdscategorie 18-30 jaar oud een langere werkweek dan gemiddeld, terwijl de 50-plussers gemiddeld een kortere werkweek hebben dan het gemiddelde. U heeft aangegeven dat u 60 uur per week werkt. Uw gemiddelde werkweek is dus langer dan de werkweek van de gemiddelde ondernemer in het Nederlandse bedrijfsleven.

Figuur 8 geeft weer hoe ondernemers in het Nederlandse bedrijfsleven gemiddeld hun tijd verdelen. Ondernemers besteden gemiddeld 52 procent van hun tijd aan betaald werk en 8 procent aan onbetaalde activiteiten voor opdrachtgevers en/of klanten. Daarnaast steken respondenten gemiddeld 10 procent van hun tijd in het uitvoeren van administratieve taken en besteden ze 8 procent van hun tijd aan netwerken. Educatie en trainingsactiviteiten beslaan gemiddeld 5 procent van de week en 3 procent van de werkweek gaat op aan overige activiteiten. Ten opzichte van de leeftijdscategorieën 31-50 (52%) en 50+ (52%) besteden respondenten tussen de 18 en 30 jaar oud meer tijd aan het uitvoeren betaald werk (54%). U heeft aangegeven dat u 60 procent van uw tijd besteedt aan betaald werk, 10 procent aan onbetaald werk voor opdrachtgevers en/of klanten, en 10 procent aan het ontwikkelen van nieuwe producten, diensten, of ideeën. Verder heeft u aangegeven dat u 10 procent van uw tijd

47.8

46.245.76

42

43

44

45

46

47

48

49

18-30 jaar 31-50 jaar 50+ jaar

Fig. 7: Uren in werkweek

Page 9: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

9

besteedt aan netwerken, 0 procent aan educatie en training, 10 procent aan administratieve taken en 0 procent aan overige activiteiten.

In Figuur 9 is te zien hoeveel van de respondenten één inkomstenbron heeft. Gemiddeld heeft 75 procent van de ondernemers uit het Nederlandse bedrijfsleven één inkomensbron. Zoals u kunt zien in Figuur 9 is dit in de leeftijdscategorie 18-30 jaar lager (74%) en in de categorie 31-50 hoger (76%). U heeft aangegeven dat u één inkomstenbron heeft.

73.9%76.3% 75.0%

50%

55%

60%

65%

70%

75%

80%

85%

90%

18-30 jaar 31-50 jaar 50+ jaar

Fig. 9: Eén inkomensbron

Page 10: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

10

3: De organisatie Demografische informatie

In Figuur 10 ziet u de gemiddelde grootte van de organisaties waarin respondenten actief zijn. Respondenten die vallen in de leeftijdscategorie 18-30 jaar oud werken over het algemeen in de grootste organisatie, waar ondernemers die in de 50+ categorie vallen gemiddeld in de kleinste organisaties werken. Zoals in Figuur 11 te zien is hebben de organisaties van alle respondenten vrijwel hetzelfde aantal leidinggevenden. Daarentegen heeft de leeftijdscategorie 50+ het grootste percentage ZZP’ers en de leeftijdscategorie 18-30 het laagste percentage ZZP’ers. Dit komt dus overeen met het aantal werknemers in beide leeftijdscategorieën. U heeft aangegeven dat er in totaal 1 individu(en) voor uw organisatie werken, waaronder 1 leidinggevende(n).

10.29.4

7.2

0

2

4

6

8

10

12

18-30 jaar 31-50 jaar 50+ jaar

Fig. 10: Aantal mensen die werken voor organisatie

(inclusief respondent)

Page 11: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

11

1.6 1.6

1.5

1

1.5

2

18-30 jaar 31-50 jaar 50+ jaar

Fig. 11: Aantal leidinggevenden

Page 12: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

12

Gemiddeld hebben de organisaties in het Nederlandse bedrijfsleven een leeftijd van iets meer dan 12 jaar. Zoals u kunt zien in Figuur 13 werken de jongste respondenten gemiddeld voor de oudste organisaties, en werken respondenten in de 50+ categorie gemiddeld voor de jongste organisaties. U heeft aangegeven dat uw organisatie 7 jaar oud is. Dit is jonger dan het gemiddelde.

Figuur 14 geeft een overzicht weer van de activiteiten die organisaties in het Nederlandse bedrijfsleven gemiddeld ondernemen. Gemiddeld gaf men aan dat hun organisatie iets minder dan twee soorten activiteiten onderneemt. Zoals u kunt zien hebben veruit de meeste respondenten aangegeven dat hun organisatie een dienstverlener is. Tevens heeft een groot aandeel van de respondenten aangegeven dat hun organisatie de rol van een maker/schepper/ontwikkelaar bekleedt. Iets meer dan 20 procent van de organisaties heeft een educatieve rol. Daarnaast heeft iets minder dan 20 procent van de organisaties een rol als distributeur en tussenpersoon. Verder heeft ongeveer 10 procent van de organisaties een rol als producer en ongeveer 2 procent een rol als media outlet.

Page 13: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

13

Doelen en strategie van de organisatie

In Figuur 15 is te zien welke doelen belangrijk zijn voor organisaties in het Nederlandse bedrijfsleven, waarbij een waarde van vier “noch belangrijk noch onbelangrijk” betekent en een waarde van zeven “zeer belangrijk” betekent. Hoe tevreden respondenten zijn met het behalen van die doelen is te zien in Figuur 16, waarbij een score van vier “noch tevreden noch ontevreden” betekent en een score van zeven “zeer tevreden” betekent. Zoals u kunt zien vinden respondenten voldoening geven aan opdrachtgevers en klanten veruit het belangrijkste, en zijn ze ook tevreden met het behalen van deze doelen. Tevens zien respondenten het verdienen van geld en het verzekeren van financiële stabiliteit als belangrijk, en zijn ze redelijk tevreden met het behalen van deze doelen.

U heeft aangegeven dat u het ontwikkelen van innovatief werk belangrijk (6) vindt. U bent hier tevreden (6) over. Artistieke vrijheid vindt u belangrijk (6). U bent tevreden (6) met de mate waarin u die verkrijgt. Het uitbreiden van de kunstvorm is een belangrijk (6) doel voor u. Met het behalen hiervan bent u tevreden (6). U vindt het produceren van werk dat wordt erkend voor haar bijdrage aan het veld belangrijk (6). U bent tevreden (6) met de mate waarin u dit doel behaalt. Het verzekeren van financiële stabiliteit is belangrijk (6) voor u. U bent tevreden (6) met de mate waarin u financiële stabiliteit behaalt. U vindt het belangrijk (6) om geld te verdienen. U

0%

20%

40%

60%

80%

Maker/schepper/ontwikkelaar

Tussenpersoon

Producer

DistributeurMedia outlet

Educatie

Dienstverlener

Fig. 14: Soort van activiteit

Page 14: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

14

bent hier tevreden (6) over. Het vermaken van en verbinden met uw publiek is gedeeltelijk belangrijk (5) voor u. U bent noch tevreden noch ontevreden (4) met uw prestaties op dit gebied. U vindt voldoening geven aan opdrachtgevers en klanten belangrijk (6). U bent tevreden (6) met de mate waarin u dit doel behaalt.

Het bereiken van publiekelijk erkende uitmuntendheid is belangrijk (6) voor u. U bent noch tevreden noch ontevreden (4) met uw prestaties op dit vlak. Het betrekken van de gemeenschap ziet u als een belangrijk (6) onderdeel van uw werk. U bent hier tevreden (6) over.

Page 15: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

15

In Figuur 17 ziet u een overzicht van waar de strategische focus van organisaties in het Nederlands bedrijfsleven ligt. Zoals u kunt zien zijn de verschillen tussen de leeftijdscategorieën onderling klein. Van alle personen richt 79 procent zich op meer dan één product en 76 procent op meer dan één doelgroep. U heeft aangegeven dat u zich richt op meerdere doelgroepen en op meerdere producten. Ongeveer 47 procent van alle respondenten richt zich op het aanboren van nieuwe doelgroepen, en 51 procent van de respondenten richt zich op het ontwikkelen van nieuwe producten. Van de respondenten geeft ongeveer 39 procent aan dat zij hun kosten minimaliseren waar mogelijk is, terwijl 61 procent van de respondenten aangeeft zich meer te focussen op waarde creatie en zich minder bezig houdt met het minimaliseren van de kosten. U heeft aangegeven dat u zich hoofdzakelijk toelegt op het creëren van waarde.

3

4

5

6

7

Het ontwikkelen van innovatiefwerk

Artistieke vrijheid

Het uitbreiden van de kunstvorm

Het produceren van werk datwordt erkend voor haar bijdrage

aan het veld

Verzekeren van financielestabiliteit

Geld verdienen

Publiek vermaken

Voldoening geven aanopdrachtgevers en klanten

Het betrekken van degemeenschap

Het bereiken van publiekelijkerkende uitmuntendheid

Fig. 16: Tevredenheid met het bereiken van verschillende doelen

Page 16: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

16

Gemiddeld exporteert ongeveer 32% van alle respondenten hun producten en/of services. Zoals u kunt zien in Figuur 18 is de leeftijdscategorie 18-30 het meest internationaal georiënteerd en de leeftijdscategorie 50+ het minste. U heeft aangegeven dat u 0 procent van uw producten en/of diensten exporteert.

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

Meer dan één product Meer dan één doelgroep Nieuwe doelgroepen Nieuw producten Minimaliseren vankosten i.p.v.

waardecreatie

Fig. 17: Strategische focus van de organisatie

Alle personen 18-30 31-50 50+

36.0%

31.9%29.4%

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

40%

18-30 jaar 31-50 jaar 50+ jaar

Fig.18: Percentage dat exporteert

Page 17: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

17

Kansen en beperkingen

In Figuur 19 ziet u een overzicht van de gebieden waarin respondenten in de komende twee jaar kansen zien, waarbij een waarde van één inhoudt dat respondenten het zeer oneens waren met de stelling, en een waarde van vier inhoudt dat respondenten het noch eens noch oneens waren met deze stelling dat zij kansen zien op dit gebied. Een score van zes houdt in dat respondenten het eens waren met deze stelling. Over het algemeen zien ondernemers in het Nederlandse bedrijfsleven de meeste kansen op het gebied van producten en/of diensten. Verder zien de respondenten kansen op het gebied van vormen van samenwerking, klanten of afzetmarkten en manieren van marketing of verkoop. Ondernemers staan verder minder positief tegenover kansen die zij zien op het gebied van processen, technologie en businessmodellen.

U heeft aangegeven dat u het zeer eens (7) was met de stelling dat u kansen ziet op het gebied van producten en/of diensten en dat u het zeer eens (7) was met de stelling dat u kansen ziet op het gebied van processen. U was het eens (6) met de stelling dat u kansen ziet op het gebied van technologie en zeer eens (7) als het gaat om kansen met betrekking tot klanten of afzetmarkten. U bent het zeer eens (7) met de stelling dat u kansen voor manieren van marketing of verkoop ziet, zeer eens (7) als het gaat om kansen die betrekking hebben op uw businessmodellen en zeer eens (7) als het gaat om kansen voor vormen van samenwerking.

5.7

4.84.6

5.45.1

4.6

5.4

1

2

3

4

5

6

Producten ofdiensten

Processen Technologie Klanten ofafzetmarkten

Manieren vanmarketing of

verkoop

Businessmodellen Vormen vansamenwerking

Fig. 19: Ziet kansen op het gebied van ...

Page 18: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

18

Figuur 20 geeft de beperkingen die worden ervaren door ondernemers in het Nederlandse bedrijfsleven bij het behalen van hun doelen weer, waarbij een waarde van één inhoudt dat respondenten het zeer oneens waren met de stelling, een waarde van vier inhoudt dat respondenten het noch eens noch oneens waren met de stelling, en een waarde van zeven inhoudt dat respondenten het zeer eens waren met de stelling. Zoals u kunt zien in Figuur 20 ondervinden de respondenten gemiddeld geen last van de beperkende factoren. Toegang tot financiering is de factor die gemiddeld als het meest beperkend wordt ervaren. Verder worden vooral een gebrek aan kennis of vaardigheden en een gebrek aan gekwalificeerde werknemers op de arbeidsmarkt niet gezien als een beperking. Hetzelfde geldt voor de toegang tot subsidies/werkbeurzen.

U heeft aangegeven dat u het eens (6) bent met de stelling dat u zich beperkt voelt door toegang tot financiering, en dat u het noch eens noch oneens (4) bent met de stelling dat u zich beperkt voelt door toegang tot subsidies of werkbeurzen. U bent het noch eens noch oneens (4) met de stelling dat u zich beperkt voelt als het aankomt op aansluiting vinden bij een markt voor producten of diensten en oneens (2) als het gaat om beperkingen met betrekking tot het vinden van partners van hoge kwaliteit. U bent het oneens (2) met de stelling dat u beperkt wordt door een onzekere of snel veranderende vraag, gedeeltelijk oneens (3) als het gaat om beperkingen veroorzaakt door een gebrek aan gekwalificeerde medewerkers op de arbeidsmarkt en oneens (2) als het gaat om beperkingen die voortkomen uit een gebrek aan kennis op vaardigheden.

3.9

3.3

3.8 3.83.5

3.33

0

1

2

3

4

5

Toegang totfinanciering

Toegang totsubsidies/werkbeurzen

Vinden van ofaansluiten bij een

markt voor productenen diensten

In het vinden vanpartners van hoge

kwaliteit

Onzekere of snelveranderende vraag

voor producten ofdiensten

Gebrek aangekwalificeerde

medewerkers op dearbeidsmarkt

Gebrek aankennis/vaardigheden

Fig. 20: Ervaring van beperkende factoren

Page 19: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

19

De toekomst van de organisatie

In Figuur 21 kunt u zien hoeveel van de ondernemers in het Nederlandse bedrijfsleven verwacht dat ze over twee jaar mensen in dienst hebben. Ruim 47 procent van de ondernemers verwacht over twee jaar mensen in dienst te hebben. Zoals u kunt zien zijn de respondenten uit de 18-30 leeftijdscategorie optimistischer met betrekking tot de toekomst dan respondenten uit de 50+ leeftijdscategorie. Dit verschil is ook terug te zien in Figuur 22, welke de verwachte grootte van de organisatie over twee jaar weergeeft. Wanneer u terugkijkt naar Figuur 10 ziet u dat alleen respondenten uit de leeftijdscategorie 18-30 verwachten dat de organisatie in de komende twee jaar qua werknemers gaat groeien, terwijl zowel de respondenten uit de 31-50 leeftijdscategorie als de respondenten uit de 50+ leeftijdscategorie verwachten dat hun organisatie in de komende twee jaar qua werknemers zal krimpen. U heeft aangegeven dat u niet verwacht over twee jaar mensen in dienst te hebben. U verwacht dan 0 mens(en) in dienst te hebben.

50.4% 48.3% 46.0%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

18-30 jaar 31-50 jaar 50+ jaar

Fig. 21: Percentagedat verwacht over twee jaar mensen in

dienst te hebben

11.4

8.6

6.7

0

2

4

6

8

10

12

18-30 jaar 31-50 jaar 50+ jaar

Fig. 22: Verwachte grootte over twee jaar (in personen)

Page 20: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

20

Figuur 23 toont hoe men verwacht dat een verdubbeling van de vraag naar hun werk, dit werk zal beïnvloeden, waarbij een waarde van één inhoudt dat het een zeer negatieve invloed op dat gebied zou hebben, een waarde van vier inhoudt dat het noch een positieve noch een negatieve invloed zou hebben en waarde van zeven inhoudt dat het een zeer positieve invloed zou hebben.

Ondernemers uit het Nederlandse bedrijfsleven zien een verdubbeling van de vraag naar hun werk als positief. Met name de invloed van de verdubbeling van de vraag naar hun werk op het inkomen wordt gezien als positief. Verder wordt verwacht dat de verdubbeling van de vraag een enigszins positieve invloed heeft op zowel de onafhankelijkheid als de kwaliteit van het werk. Zij verwachten verder dat noch hun privé/werk balans noch hun vermogen om hun werk te controleren wordt beïnvloedt door een verdubbeling van de vraag naar hun werk.

U ziet een verdubbeling van de vraag naar hun werk als positief (6) voor uw inkomen en als positief (6) voor de kwaliteit van uw werk. Daarnaast ziet u een verdubbeling van de vraag als gedeeltelijk positief (5) voor uw privé/werk balans, als positief (6) voor uw vermogen om uw werk te controleren en te overzien en als zeer positief (7) voor uw onafhankelijkheid ten opzichte van klanten, leveranciers en partners.

5.9 6

4.92

3.794.3

4.99

0

1

2

3

4

5

6

7

Algemene evaluatieverdubbeling vraag

Inkomen De kwaliteit van hetwerk

Privé/werk balans Vermogen om hetwerk te controleren

en te overzien

Onafhankelijkheidt.o.v. klanten,

leveranciers, enpartners

Fig. 23: Evaluatie van het verdubbelen van vraag naar werk

Page 21: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

21

4: Samenwerking Uitbesteden

In Figuur 24 kunt u zien welk percentage van de ondernemers in het Nederlandse bedrijfsleven een gedeelte van het werk uitbesteedt aan externe partijen. Figuur 25 geeft weer aan hoeveel verschillende partijen zij hun werk uitbesteden. Gemiddeld besteedt iets meer dan de helft van de ondernemers hun werk uit aan een externe partij. Gemiddeld besteden zij dit werk uit aan iets meer dan drie verschillende partijen. Zoals u kunt zien maken respondenten uit de leeftijdscategorie 31-50 van meer verschillende externe partijen gebruik dan de leeftijdscategorie 18-30, terwijl zij gemiddeld een lager percentage van hun werk uitbesteden. U heeft aangegeven dat u delen van uw werk aan 5 partij(en) heeft uitbesteed.

58.8%50.8% 50.0%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

18-30 jaar 31-50 jaar 50+ jaar

Fig. 24: Percentage dat werk uitbesteedt aan externe partijen

3.94.4

2.9

0

1

2

3

4

5

18-30 jaar 31-50 jaar 50+ jaar

Fig. 25: Aantal verschillende externe partijen

Page 22: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

22

Samenwerkingspartners

In Figuur 26 kunt u zien met wie en op welk vlak respondenten samenwerken. Het grootste deel van de samenwerkingsactiviteiten bestaat uit het creëren en ontwikkelen van nieuwe ideeën. Hierbij wordt met name samengewerkt met klanten en opdrachtgevers in vergelijking met samenwerking met andere partijen. Op het gebied van samenwerkingsactiviteiten met betrekking tot productie en marketing- en verkoop is de verdeling van de partijen meer verdeeld maar ook hier voeren samenwerkingsactiviteiten met klanten en opdrachtgevers de boventoon. Echter in het aangaan van financieringsactiviteiten kiezen de respondenten gemiddeld vaker voor andere complementaire activiteiten.

29.4% 29.6%

21.2%

9.9%

50.9%

33.9%29.8%

13.0%

30.7%

24.4%

18.4%

5.3%

13.4%10.7%

19.5%

8.6%

26.5%

14.4%

21.9%19.8%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

Creëren en ontwikkelen vannieuwe ideeën

Productie activiteiten Marketing- en verkoopactiviteiten Financieringsactiviteiten

Fig. 26: Percentage samenwerkingsactiviteiten

Leveranciers Klanten / opdrachtgevers

Concurrenten / anderen die vergelijkbaar werk doen Tussenpersonen / vertegenwoordigers

Andere complementaire partijen

Page 23: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

23

Figuur 27 geeft weer welke samenwerkingspartners belangrijk worden gevonden, waarbij een score van vier inhoudt dat de samenwerkingspartner als noch belangrijk noch onbelangrijk wordt gezien en een score van zeven dat de samenwerkingspartner als zeer belangrijk wordt gezien. Ondernemers uit het Nederlandse bedrijfsleven vinden klanten/opdrachtgevers met uitstek de belangrijkste samenwerkingspartners. Leveranciers worden gezien als enigszins belangrijke samenwerkingspartners. Verder staan de respondenten gemiddeld neutraal tegenover concurrent, tussenpersonen en andere complementaire partijen als samenwerkingspartner.

U heeft aangegeven dat klanten en/of opdrachtgevers voor u belangrijk (6) zijn. U vindt leveranciers noch belangrijk noch onbelangrijk (4) als samenwerkingspartner. Concurrenten en/of anderen die vergelijkbaar werk doen zijn als samenwerkingspartner zeer onbelangrijk (1) voor u. Tussenpersonen en/of vertegenwoordigers zijn voor u onbelangrijk (2) en andere complementaire partijen zijn voor u zeer belangrijk (7).

3

4

5

6

7Leveranciers

Klanten / opdrachtgevers

Concurrenten / anderen dievergelijkbaar werk doen

Tussenpersonen /vertegenwoordigers

Andere complementairepartijen

Fig. 27: Belang van samenwerkingpartners

Page 24: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

24

In Figuur 28 kunt u zien hoe respondenten hun tijd verdelen met betrekking tot samenwerkingspartners. Gemiddeld gezien spenderen respondenten het meeste tijd met samenwerkingspartners die zij belangrijk vinden, wat te zien is in Figuur 27. Zo spenderen zij de meeste tijd met klanten en opdrachtgevers. De respondenten uit de verschillende leeftijdsgroepen besteden gemiddeld gezien ongeveer evenveel tijd aan de partners, en het onderlinge verschil is dan ook niet groot. Aan de klanten en opdrachtgevers wordt ongeveer 52 procent van hun tijd besteedt. Daarnaast besteden de ondernemers uit het Nederlandse bedrijfsleven gemiddeld 19 procent van hun tijd aan leveranciers, 11 procent aan zowel concurrenten en andere complementaire partijen en 7 procent van hun tijd aan tussenpersonen en/of vertegenwoordigers.

U heeft aangegeven dat u 50 procent van uw tijd besteedt aan klanten en/of opdrachtgevers, 10 procent van uw tijd aan leveranciers en 0 procent van uw tijd aan concurrenten en/of anderen die vergelijkbaar werk doen. Daarnaast besteedt u 10 procent van uw tijd aan tussenpersonen en/of vertegenwoordigers en 30 procent van uw tijd aan andere complementaire partijen.

19.3% 18.9% 18.2%

51.0% 52.2% 51.8%

10.1% 11.0% 11.9%7.2% 7.0% 7.4%

12.4% 10.9% 10.8%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

18-30 jaar 31-50 jaar 50+ jaar

Fig. 28: Tijdsverdeling samenwerking

Leveranciers Klanten / opdrachtgevers

Concurrenten / anderen die vergelijkbaar werk doen Tussenpersonen / vertegenwoordigers

Andere complementaire partijen

Page 25: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

25

5: Resultaten De onderstaande figuren geven de verdeling van omzet en winst van ondernemers in het Nederlandse bedrijfsleven weer. De hoogte van de staven geeft aan welk percentage van de respondenten welke omzet/winst heeft gemaakt. De lijn in de figuren geeft het gemiddelde aan, waarbij het hoogste punt de omzet/winst aangeeft die respondenten gemiddeld hebben gemaakt in 2015. Gemiddeld hebben de respondenten in 2015 een omzet gemaakt van €50.000-99.999 en een winst van €20.000-49.999. Gemiddeld gezien hebben ongeveer 28 procent van de respondenten verlies gedraaid en heeft ongeveer 67 procent van de respondenten winst gemaakt in 2015. U heeft aangegeven dat uw omzet in 2015 tussen de 25.000 en 49.999 (3) euro was en dat uw winst in 2015 tussen de 5.000 en 9.999 (4) euro was.

0%

5%

10%

15%

20%

25%

Fig. 29: Omzet

Page 26: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

26

0%

5%

10%

15%

20%

25%

Fig. 30: Winst

Page 27: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

27

Figuur 31 geeft de verwachte groei in zowel de verkoop van producten als de omzet in twee jaar tijd weer, waarbij een score van drie betekent dat ondernemers verwachten dat hun huidige verkoop en omzet ongeveer gelijk zal blijven, vier inhoudt dat verwacht wordt dat hun groei in producten en/of omzet met minder dan 25 procent zal groeien en vijf betekent dat verwacht wordt dat de verkoop en omzet met meer dan 25 procent zal groeien. Gemiddeld gezien verwachten ondernemers in het Nederlandse bedrijfsleven dat het aantal verkochte producten en diensten en de omzet iets zal gaan groeien in de komende twee jaar. Respondenten uit de leeftijdscategorie 31-50 verwachten de meeste groei voor de komende twee jaar. U heeft aangegeven dat u verwacht dat uw omzet met meer dan 25% zal toenemen (5) in de komende twee jaar en dat het aantal verkochte producten en/of diensten met meer dan 25% zal toenemen (5).

3.773.843.82

3.9

3.78

3.86

3

4

Verkochte producten en diensten Omzet

Fig. 31: Verwachte groei in producten en omzet

18-30 jaar 31-50 jaar 50+ jaar

Page 28: Rapport RRCreatief ondernemerschaplab – Jaarlijkse vragenlijst 2015

28

In Figuur 32 kunt u zien in welke mate ondernemers uit het Nederlandse bedrijfsleven innoveren. Producten en/of diensten die zowel nieuw voor de markt als nieuw voor de organisatie waren hebben ongeveer 18 procent van de omzet opgeleverd voor respondenten. Daarnaast haalden zij ongeveer 16 procent van hun omzet uit producten en/of diensten die alleen nieuw waren voor hun organisatie en dus al reeds op de markt waren. Producten en/of diensten die onveranderd waren leverden ongeveer 65 procent van de totaal behaalde omzet in 2015 op. De onderlinge verschillen tussen de leeftijdscategorieën zijn niet groot. De respondenten uit de 50+ categorie haalden ongeveer 18 procent van hun omzet uit producten die nieuw waren voor de onderneming.

U heeft aangegeven dat 20 procent van uw omzet in 2015 is voortgekomen uit producten en/of diensten die nieuw waren voor uw markt, 0 procent van uw omzet in 2015 is voortgekomen uit producten en/of diensten die nieuw waren voor uw organisatie, en dat 80 procent van uw omzet in 2015 behaald is door producten en/of diensten die onveranderd of slechts beperkt aangepast waren.

18.8% 18.5% 18.3%

16.2% 16.8% 17.9%

65.0% 64.8% 63.8%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

18-30 jaar 31-50 jaar 50+ jaar

Fig. 32: Vormen van innovatie m.b.t. producten en diensten

Nieuw voor de markt Nieuw voor de onderneming Onveranderd