Rapport Kengetallen 2015 - Full•Finance · dit heeft gehad op de diverse kengetallen, wordt in...
Transcript of Rapport Kengetallen 2015 - Full•Finance · dit heeft gehad op de diverse kengetallen, wordt in...
kleine en middelgrote kantoren editie 2015
kengetallen accountancy
2
kengetallen accountancy 2015
3kengetallen accountancy editie 2015
Voor u ligt de 2015-editie ‘Kengetallen Accountancy’, een handreiking voor eigenaren en managers van accountants-,
belastingadvies- en administratiekantoren. Het is een aanzet om de eigen organisatie kritisch tegen het licht te houden
en daar waar nodig te werken aan verbetering. Door de diverse kengetallen met elkaar te combineren, kunt u meer te
weten komen over het succes en de gezondheid van uw kantoor. Door periodiek te meten, kunt u wellicht trends
signaleren.
De kengetallen zijn deels gebaseerd op bedrijfseconomische richtlijnen en deels op kengetallen die specifi ek op de
accountancy van toepassing zijn. Een deel van de kennis die verwerkt is in deze brochure heeft Full•Finance opgedaan
bij adviestrajecten voor diverse accountantskantoren; een ander deel is verkregen uit het jaarlijkse benchmarkonderzoek
van Full•Finance. Een onderzoek waar alle kantoren in de accountancy aan kunnen deelnemen. Dat onderzoek start in
juni 2015. Voor meer informatie hierover kunt u contact met Full•Finance opnemen.
Deze elfde editie is geactualiseerd en waar nodig herzien. Het voorbeeldkantoor: ‘JZJ Accountants’ telt 3 eigenaren en
24,25 fte aan medewerkers. In de eerste maanden van 2014 is een leantraject bij het kantoor uitgevoerd. Welke invloed
dit heeft gehad op de diverse kengetallen, wordt in hoofdstuk 3 en verder duidelijk.
De kengetallenbijeenkomst staat dit jaar in het teken van ‘Goodwill in de accountancy’. Diverse sprekers (van ABN
AMRO, Full•Finance en Visser & Visser) gaan in op dit thema. Tijdens deze bijeenkomst wordt het thema goodwill vanuit
diverse invalhoeken behandeld: vanuit de kantoren, de bank en de klant. Het thema is des te actueler vanwege het
rapport ‘In het publiek belang’ van de Werkgroep Toekomst van het Accountantsberoep die aanbevelingen heeft gedaan
om goodwill voor Wta-praktijken af te schaffen.
Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt door Novak en ABN AMRO
Apeldoorn, mei 2015
Full•Finance Consultants B.V
4
1. Inleiding 5
2. Ontwikkelingen 72.1 De algemene economie 72.2 Het algemene beeld in de accountancybranche 72.3 Goodwill, fusies en overnames en aantal kantoren 8
3. Voorbeeldkantoor 103.1 Algemene gegevens 103.2 Lean Six Sigmaproject bij JZJ Accountants 103.3 Verlies-en-winstrekening over 2014 en 2013 113.4 Balans per 31 december 2014 en 2013 12
4. Defi nities 13
5. Stresstest 15
6. Kengetallen solvabiliteit 17
7. Kengetallen fi nanciering 19
8. Rentabiliteitskengetallen 21
9. Du-Pontschema 25
10. Kengetallen personeel 27
11. Kengetallen vennoten 31
12. Kengetallen kosten 33
13. Kengetallen producten 34
14. Kengetallen klanten 35
15. Slotwoord 38
5kengetallen accountancy editie 2015
Zoals gebruikelijk in de voorgaande edities, zal ook in
deze elfde editie aandacht worden besteed aan de
actualiteit in de branche. Welke thema’s spelen nu en in
de komende tijd een rol in de branche en hebben
invloed op het doen en laten van de accountant en het
functioneren van de accountantskantoren?
In het derde hoofdstuk maakt u kennis met het voor-
beeldkantoor JZJ Accountants. We laten de samenstel-
ling van de werkzame personen zien, geven de verlies-
en-winstrekening over 2014 weer en de balans per
31 december 2014 (inclusief vergelijkende cijfers).
In 2012 en 2013 stond ‘effi ciënter werken’ centraal in de
branche. Deels ingegeven door de economische laag-
conjunctuur en deels ingegeven door digitalisering en
daarop gebaseerde toepassingen. ‘Lean in de accoun-
tancy’ bleek een zeer actuele term. De benchmarkbijeen-
komst op 7 november 2013 in Amsterdam was ‘uitver-
kocht’, waardoor er voor het eerst besloten is om een
herhaling te houden; deze vond plaats in Eindhoven op
27 januari 2014. In totaal bezochten ruim 400 kantoorei-
genaren deze seminars. Reden om ‘Lean’ ook aandacht
te geven in de uitgave van deze kengetallenbrochure.
In hoofdstuk 4 worden enkele termen verklaard die
van belang zijn voor de juiste interpretatie van diverse
kengetallen.
Vanaf het vijfde hoofdstuk komen de verschillende
kengetallen aan bod. Bij elk kengetal geven we aan hoe
JZJ Accountants op deze kengetallen in 2014 presteer-
den. De kengetallen zijn ingedeeld naar de categorieën:
stresstest
solvabiliteit
liquiditeit en omloopsnelheid
rentabiliteit
personeel
vennoten
kosten en
klanten.
6
7kengetallen accountancy editie 2015
2.1 De algemene economie
In 2014 is er sprake van een lichte groei geweest, die
zich naar verwachting in 2015 en 2016 doorzet. Het CPB
gaat uit van een groei in 2015 van 1,7% en in 2016 van
1,8%1. ABN AMRO verwacht een groei van ruim 1,5%
in 2015 en ruim 2% in 20162.
De Nederlandse economische ontwikkeling is van twee
pijlers afhankelijk, export en consumentenbestedingen.
De export is zelfs in de crisisjaren 2009 tot en met 2013
op een positief peil gebleven. De consumentenbestedin-
gen bleven in die periode daarentegen achter. Daar komt
in 2015 echter verandering in. De woningverkopen blijven
het eerste kwartaal op een goed niveau, het consumen-
tenvertrouwen kwam zelfs in de positieve getallen
terecht en onze export groeit nog steeds. Zelfs de
hogere woningverkopen geeft inmiddels een positieve
impuls aan de meubelverkoop en doe-het-zelf-retail.
Wel is er nog sprake van een relatief hoog percentage
werklozen. De uitzendbranche ziet een toename van het
aantal ingekochte uitzenduren. Randstad merkte in het
eerste kwartaal van 2015 een toename in Nederland van
10% ten opzichte van dezelfde periode in 2014. Een
toenemend aantal uitzenduren is een voorbode van
toenemende werkgelegenheid. Bedrijven creëren steeds
meer een fl exibele schil om pieken en dalen in de vraag op
te vangen. Het stijgend aantal zzp’ers, uitzend krachten en
payrollmedewerkers is een bevestiging an die ontwikkeling.
Daarnaast zien we een breed fenomeen van automatisering
van werk. De arbeidsmarkt verandert derhalve structureel.
In de praktijk kost dit veel administratieve arbeidsplaatsen,
werkplekken die niet meer terugkomen bij een hoog-
conjunctuur. de toekomst wordt moeilijk voor middelbaar
administratief opgeleide mensen. Nu al is er sprake van
meer aanbod dan vraag naar dergelijke krachten. Specifi ek
heeft de accountancy daar ook mee te maken. Uit de
omzet- en fte-cijfers van de top 30 accountantskantoren
blijkt dat er tussen 2009 en 2014 bijna 7% minder omzet is
gerealiseerd, maar dat het aantal fte’s met ruim 12% is
gedaald. Ook in het kleinere regionaal georiënteerde
kantorensegment zal men deze trend herkennen.
Al met al geeft 2015 en 2016 voor Nederland een rustig
aantrekkende economie, waarin er bij de mkb-ondernemingen
meer stabiliteit komt.
2.2 Het algemene beeld in de accountancybranche
De resultaten in het benchmarkrapport van november
2014 gaf een tweeledig beeld te zien. Aan de ene kant
nam het aantal kantoren met een overwinst van meer
dan 15% fors toe. Aan de andere kant maakte 23% na
aftrek van een marktconforme arbeidsbeloning voor de
vennoten ‘virtueel verlies’. Vorig jaar beschreven we in
deze brochure dit beeld al. Een fors deel (39%) van de
kantoren ziet derhalve de inspanningen op effi ciënter
werken en dergelijke terug in een verbeterd rendement.
Van de % kantoren die virtueel verlies maken zal een
deel deze problemen niet meer te boven komen.
Daarvoor is het verandertraject te laat ingezet.
1 Centraal Economisch Plan, Maart 20152 Nederlandse economisch in zicht, 11 maart 2015
8
22.3 GGoooooddwwwwilllll, ffuuusiiieees en overnames en aaaaanntaaaal kkkkaannntttooorreeeenn
GoodwillGoodwill van een accountantspraktijk is al enige jaren
een onderwerp van gesprek, variërend van ‘er wordt
geen goodwill meer betaald’ tot ‘ik wil 1,2 maal de
omzet, want dat heb ik er ooit voor betaald’. Full•Finance
begeleidt trajecten van koop/verkoop/fusie in de
accountantskantorenmarkt. Als we naar de grafi ek kijken
van de door ons begeleide trajecten zien we sinds 2010
een dalende gemiddelde lijn. Voor de goede orde: het
betreft hier enkel koop/verkoop/fusies in de accoutancy-
markt, exclusief de waardebepalingen voor intrede of
uittrede van individuele vennoten.
De gelijkenis met het verloop van de resultaten is
opvallend. Rendement is een van de belangrijkste
factoren voor de bepaling van de waarde en zal derhalve
ook een behoorlijke invloed hebben op de neerwaartse
goodwillontwikkeling. Overigens gebruikt Full•Finance
13 factoren bij een waardebepaling, dus een 1:1-verband
is er niet.
Of goodwill de komende jaren nog betaald zal worden is
de vraag. Sinds het verschijnen van het rapport ‘In het
publiek belang’ van de Werkgroep Toekomst van het
Accountantsberoep staat het betalen van goodwill
steeds meer ter discussie. De werkgroep bepleit voor
een afschaffi ng van de goodwill omdat het negatief
gecorreleerd zou zijn met kwaliteit. Ook zou het de
opvolging van zittende vennoten vergemakkelijken
doordat aankomend vennoten slechts (werk)kapitaal-
inbreng zouden hoeven te verzorgen.
De verwachting is dat de NBA een verbod instelt voor
kantoren met Wta-vergunning om goodwill te rekenen
bij koop en verkoop (inclusief toe- en uittreding).
Een overgangsregeling zal moeten zorgen voor het
verzachten van de pijn die kantooreigenaren voelen die
binnen nu en enkele jaren willen desinvesteren.
20%
15%
10%
5%
0%
2008
Bedrijfsresultaat
2009 2010 2011 2012 2013
Bedrijfsresultaat
Bedrijfsresultaat (Lineair)
140%
120%
100%
80%
60%
40%
20%
0%2010
Goodwill in % omzet
2011 2012 2013 2014 2015
Goodwill in % omzet
Lineair (Goodwill in % omzet)
9kengetallen accountancy editie 2015
Vooralsnog is de verwachting dat het verbod niet voor de
kantoren zonder Wta-vergunning gaat gelden. In het
verlengde daarvan lijken bepaalde constructies mogelijk
om het verbod op goodwillbetaling (deels) te omzeilen.
Fusies, overnames en samenwerkingenUit de inventarisatie die Full•Finance begin 2015 heeft
gedaan3 blijkt een groei van het aantal fusies, overnames
en samenwerkingen in 2014. Voor 2015 wordt een nog
iets grotere groei verwacht.
Een van de oorzaken van de stijging van het aantal
transacties is de drang van de grotere kantoren om
schaalvoordelen te realiseren. Bijna alle grotere kantoren
hebben de laatste jaren last van een daling van de omzet
door lagere tarieven en/of klantverloop. Door een
overname of fusie te doen kunnen kantoren de omzet-
daling beperkt houden en dekking behouden op afdelin-
gen en kantoorruimtes.
Aan de aanbodzijde was er een lichte stijging van het
aantal kantooreigenaren dat vanwege leeftijd het kantoor
verkocht. Groter was de invloed van de kantoren die
‘enige noodzaak’ voelden om zich bij een groter kantoor
aan te sluiten. De eigenaren voelen de druk van de
markt en de externe omgeving; de veranderingen die
van hen gevraagd worden maakt hen onzeker. Denk aan
ontwikkelingen op het gebied van automatisering,
wet- en regelgeving, de veranderende rol die van hen
gevraagd wordt en de strategische keuzes die dat tot
gevolg heeft. Er is met name bij de middengroep (30 tot
100 medewerkers) een behoorlijke dynamiek, ingegeven
doordat men zich te klein voor het tafellaken en te groot
voor het servet voelt. Samenwerking/aansluiting ligt voor
deze groep voor de hand.
Aantal accountantskantorenAlhoewel het aantal fusies en overnames is toegenomen, stijgt
het totaalaantal accountantskantoren (2015 ten opzichte van
2014). In totaal zijn er begin 2015 2.200 tot 2.300 zelfstandige
kantoren (2.800 tot 2.900 vestigingen). De stijging is met name
te vinden in de groep zzp-kantoren. Wat de aanleiding hiervoor
is, is niet onderzocht.
Wellicht heeft het groeiend aantal zzp’ers in Nederland hiermee
te maken. Zzp’ers zullen meestal geen gebruik maken van de
diensten van een groot kantoor, maar eerder van een klein
kantoor. In die zin vormt het toenemend aantal zzp’ers een
bedreiging voor de grote en een kans voor de kleinere kantoren.
Een zzp’er zal echter niet altijd een accountant inschakelen.
De beperkte complexiteit en omvang van de werkzaamheden
zijn redenen hiervoor.
De grote accountantskantoren (vooral de Big 4) maken al jaren
gebruik van een flexibele schil. Zzp’ers worden ingehuurd om
de pieken in werk op te kunnen vangen.
3 Zie achtergrondartikel, te raadplegen op de website van Full•Finance.
10
Het voorbeeldkantoor JZJ Accountants &
Adviseurs is een kantoor dat voortgekomen is uit
een fusie tussen Kantoor Jansen & Janssen en
Accountantskantoor Zwart. De vennoten,
Matthijs Zwart, Bas Jansen en Adri Janssen
werken vanaf 1 januari 2014 samen.
Hieronder volgen enige gegevens van het
voorbeeldkantoor.
33.1 AAlllggeemmmmeennne gggeeggggeevvens
Het kantoor telde in 2014 gemiddeld 27,25 werkzame
fte’s, onder wie 24,25 medewerkers en 3,0 vennoten.
JZJ is een echt samenstelkantoor. Circa 47% van de
omzet wordt met deze werkzaamheden behaald.
Ongeveer 20% van de omzet was administratieve
omzet; loonadministratie zorgde voor 10% van de omzet;
aangiftewerk 10% en advieswerkzaamheden 13%. Het
kantoor heeft geen Wta-vergunning. JZJ werkt deels
met vaste prijzen en deels op basis van uren maal tarief.
33.2 Leeeeaan Siixxxx SSigggmmmmaaapproject bijJJZZZZJJ AAAAcccccoouuunnnttaaaannntss
Tijdens de fusie spraken de vennoten de intentie naar
elkaar uit om hun gefuseerde organisatie ‘leaner’ te
maken. In 2013 is het verbetertraject in gang gezet en in
februari 2014 is het project afgerond. Een groot deel van
de effecten zijn al meetbaar in de jaarcijfers over 2014.
Twee medewerkers van JZJ volgden een tweedaagse
training bij Lean Six Sigma Partners om opgeleid te
worden tot Orange Belt. Een derde medewerker volgde
een achtdaagse opleiding tot Green Belt; hij trad op
als projectleider, onder meer in het samenstel-verbeter-
project.
In de ‘defi ne-fase’ zijn de problemen die binnen de
diverse processen optreden vastgesteld. De werkgroep
leverde aan het eind van deze fase een zogenaamde
‘projectcharter’ op. In dit document waren beschreven:
probleemstelling, doelstelling, wat valt binnen en
wat valt buiten de scope van dit verbeterproject, de
business case (zowel harde als zachte voordelen),
teamstelling, (globale) planning, potentiële risico’s en de
stakeholders. Als probleemstelling nam de werkgroep
van JZJ op dat het vanuit de fusie meegenomen
samenstelproces niet uniform was en de prijzen van de
jaarrekening onder druk kwamen te staan. Als algemene
doelstelling werd gekozen voor het uniformiseren van
het samenstelproces en als specifi eke doelstellingen het
terugbrengen van het afboekingspercentage van 3%
naar 2% en het verkorten van de doorlooptijd met 25%.
Tijdens de ‘measure-fase’ ging de werkgroep op zoek
naar een antwoord op de vraag: “Hoe groot is het
probleem?” Na onderzoek van de daarvoor relevante
data kwam vast te staan dat voor het samenstelproces
een afboekingspercentage gold van 3% en dat de
gemiddelde doorlooptijd zo’n 40 dagen was.
11kengetallen accountancy editie 2015
In de ‘analyze-fase’ stelde de werkgroep de belangrijkste
oorzaken van het probleem vast. Tijdens deze fase
bracht de werkgroep per hoofdstap, de detailstappen in
kaart met behulp van een zogenaamde Value Stream
Mapping (VSM). Op die manier stelde de werkgroep de
knelpunten vast en de verschillen in werkwijze van de
afzonderlijke fusiekantoren. Ook bepaalde de werkgroep
welke detailstappen waarde¬toevoegend waren (vanuit
het perspectief van de cliënt) en welk deel van de
stappen in één keer goed gingen. In deze fase werd
een aantal direct te implementeren verbeterpunten
(quick wins) geconstateerd.
Tijdens de ‘improve-fase’ is antwoord gekomen op de
vraag wat de beste oplossingen zijn. De werkgroep
stelde onder meer een instructie per detailstap op als
leidraad voor de nieuwe manier van werken. Ook stelde
de werkgroep aan de proceseigenaar voor om bij een
deel van de cliënten niet meer een jaarrekening uit te
brengen, maar te volstaan met een winstaangifte
(aangifte+). Een andere oplossing was dat medewerkers
pas met het samenstelwerk mochten beginnen, nadat
de klant alle benodigde stukken en informatie heeft
aangeleverd. Ook nog andere oplossingen werden in
kaart gebracht en verder uitgewerkt.
Tot slot is de control-fase in gang gezet met als doel de
resultaten te borgen en te verifi ëren. De werkgroep
zorgde ervoor dat het verbeterde proces en stuuritems
geborgd werden in de organisatie. De verantwoordelijk-
heden werden vanuit het project overgedragen naar de
lijnorganisatie. In deze overdracht heeft de werkgroep
ook de manier waarop de nulmeting tot stand is
gekomen meegenomen. Deze meting wordt met een
vaste regelmaat herhaald om te bepalen of de beoogde
verbetering, zoals vermeld op de projectcharter, ook
daadwerkelijk gehaald wordt.
Een van de effecten van het leanproject is dat het
duidelijk werd dat er sprake was van enige overcapaci-
teit. In goed overleg hebben enkele medewerkers
daarom afscheid genomen van het kantoor. Voordelig
voor JZJ is dat dit nauwelijks kosten met zich heeft
meegebracht. Beëindiging van de contracten vond
gedurende 2014 plaats.
In deze kengetallenbrochure doen we verslag van de
daadwerke lijke effecten die het leanproject bewerkstel-
ligd heeft voor de organisatie.
3.3 Verlies-en-winstrekening over 2014 en 2013
2014 2013
Omzet € 2.925.000 € 2.978.573
-/- Inkoop werk derden € 15.000 € 15.000
Mutatie onderhanden werk
€ 9.000- € 10.000-
Brutomarge € 2.901.000 100% € 2.953.573 100%
Brutolonen € 1.037.124 36% € 1.102.728 37%
Sociale lasten € 156.000 5% € 165.000 6%
Pensioenlasten € 62.000 2% € 68.000 2%
Pe-kosten € 18.800 1% € 21.959 1%
Overige opleidingskosten € 18.800 1% € 21.959 1%
Overige personeelskos-ten
€ 61.000 2% € 67.000 2%
Huurkosten € 120.000 4% € 116.253 4%
Overige huisvestings-kosten
€ 60.153 2% € 60.153 2%
Ict-kosten € 82.000 3% € 93.000 3%
Autokosten € 67.000 2% € 78.000 3%
Marketingkosten € 70.000 2% € 71.000 2%
Afschrijvingskosten debiteuren
€ 55.000 2% € 61.000 2%
Afschrijvingskosten ict € 27.500 1% € 30.654 1%
Afschrijvingskosten overige materiële vaste activa
€ 87.000 3% € 88.000 3%
Managementvergoeding € 450.000 16% € 440.000 15%
Overige kosten € 145.000 5% € 147.000 5%
Totale operationele kosten
€ 2.517.377 87% € 2.631.706 89%
Bedrijfsresultaat € 383.623 13% € 321.867 11%
Financieel resultaat € 24.000- -1% € 24.000- -1%
Nettowinst vóór belastingen
€ 359.623 12% € 297.867 10%
12
33.4 BBaaalaannnns pppperr 3331 dddecember 2014 eennn 22000133
Ultimo 2014 Ultimo 2013
Materiële vaste activa € 381.526 € 345.000
Debiteuren € 662.132 € 555.750
Onderhanden werk € 358.768 € 292.500
Liquide middelen € 21.035 € 206.750
Balanstotaal € 1.423.461 € 1.400.000
Garantievermogen € 502.018 € 500.000
Rentedragend lang vreemd vermogen € 150.000 € 150.000
Rentedragend kort vreemd vermogen € 240.633 € 250.000
Kort vreemd vermogen € 530.810 € 500.000
Balanstotaal € 1.423.461 € 1.400.000
13kengetallen accountancy editie 2015
WWWWeeerkkddddaggggeennn:::Het aantal beschikbare werkdagen vóór aftrek van
feestdagen e.d., ook wel SV-dagen genoemd. Voor 2015
zijn dit er 265.
FFFeeeeesstddddaggggeennn:::De wettelijk-erkende feestdagen die op een doorde-
weekse dag vallen. In 2015 zijn dit er zes: nieuwjaarsdag
(donderdag 1 januari), tweede paasdag (maandag
6 april), Koningsdag (maandag 27 april), Hemelvaart
(donderdag 14 mei), tweede pinksterdag (maandag
25 mei), eerste kerstdag (vrijdag 25 december).
AAATTTVVV:Het door het kantoor toegekende aantal ATV-dagen.
ZZZieeekkteeeeveeerrzuuuimmmddddaaggen:Het gemiddeld aantal dagen dat een medewerker
verzuimt in verband met ziekte. Ziekteverzuim in de
eigen vakantie wordt wettelijk als ziektedag beschouwd.
SSSttuuuddieeeedaaaaggeeennn::Het gemiddeld aantal dagen dat een medewerker
verzuimt in verband met het volgen van vaktechnische
trainingen al dan niet in het kader van een permanente-
educatieverplichting.
AAAaaannttaall wwwwweerrkkkuuurreeen per dag:Het standaardaantal uren dat een medewerker per dag
wordt geacht te werken.
SSSttaaannddaaaaarrrrdd iimmmmpprroodductief:Het aantal uren per dag dat een medewerker tijdens
kantooruren gemiddeld besteedt aan zaken als koffi e-
drinken, werkoverleg, lezen vakliteratuur et cetera.
PPPaaarrtttimmmeefffaacccttooorr ooof fte:De parttimefactor of fulltime equivalent geeft aan
hoeveel een parttimemedewerker werkzaam is ten
opzichte van een medewerker die 40 uur per week
werkt.
SSSttuuuddieeee-uurrreennn:Het aantal uren dat met een medewerker contractueel
is overeengekomen in verband met het volgen van een
reguliere studie. Denk aan studieverlof, opleidings- en
examendagen.
UUUrreeenn bbbbijzzzoonnnddeerrrreee taken:Het aantal uren dat een medewerker niet declarabel
is als gevolg van bijzondere taken in de functie, zoals
leidinggeven, systeembeheer et cetera.
14
15kengetallen accountancy editie 2015
Een microstresstest geeft aan in hoeverre een
onder neming, in dit geval uw kantoor in staat is
goed te blijven functioneren als zich een
ongewenste situatie voordoet. De stresstest voor
kantoren in de accountancy bevat deeltesten op
het gebied van prijsdaling, rentestijging,
loonstijging en betalingsonmacht van klanten.
Hieronder illustreren we de invloed van een
aantal van deze factoren op de uiteindelijke
prestaties. De gebruikte kengetallen vindt u
verderop in deze brochure.
PrijsdalingAls u te maken krijgt met dalende tarieven of u moet de
jaarrekeningen goedkoper aanbieden, hoeveel prijsdaling
kunt u dan hebben voordat uw resultaat of kasstromen
te laag worden?
Voordat u hierop antwoord kunt geven dient u kennis te
hebben van de wijze waarop uw resultaat tot stand
komt. Bij veel kantoren wordt een deel van de diensten
(nog steeds) in rekening gebracht door de bestede uren
met de tarieven te vermenigvuldigen; veel kantoren
hanteren tegenwoordig voor bepaalde diensten vaste
prijzen.
Bij JZJ had een prijsdaling van 5% in 2014 gezorgd voor:
een daling van de brutomarge per persoon van circa
7% (van € 106.459 naar € 101.101);
een stijging van de leverage rate van 50% (van 1,8
naar 2,7);
een daling van de operationele winstmarge van 30%
(van 13,1% naar 9,2%);
een daling van de nettowinstmarge per persoon van
34% (van € 10.265 naar € 6.747);
een daling van de REV met 34% (van 56% naar
37%);
een daling van de ROI met 36% (van 97% naar
62%).
De genoemde kengetallen worden verderop in deze
brochure toegelicht.
LoonstijgingKlanten zijn kritisch over de prijzen van de aan hen
verleende diensten; er is sprake van meer concurrentie
dan voorheen. Er zijn kantooreigenaren die het lastig
vinden de tarieven te verhogen. Als u de tarieven niet
kunt verhogen, maar wel afspraken hebt gemaakt over
jaarlijkse loonstijging (binnen een salarishuis bijvoorbeeld
of correctie voor infl atie), ontstaat er druk op de contri-
butiemarge.
Stel, de brutoloonkosten bij het voorbeeldkantoor stijgt
2% en de tarieven blijven hetzelfde, dan zorgt dat voor:
een gelijkblijvende brutomarge per persoon;
een stijging van de leverage rate van 6% (van 1,8
naar 1,9);
een daling van de operationele winstmarge van 6%
(van 13,1% naar 12,3%);
een daling van de nettowinstmarge per persoon van
6% (van € 10.265 naar € 9.584);
een daling van de REV met 7% (van 56% naar 52%);
een daling van de ROI met 7% (van 97% naar 90%).
16
Betalingsonmacht klantenAls uw klanten niet betalen, dan dalen uw winst en
kasstromen. Welk effect heeft het voor JZJ als 2% van
de omzet4 geïncasseerd kan worden?
een gelijkblijvende brutomarge per persoon;
een stijging van de leverage rate van 17% (van 1,8
naar 2,1);
een daling van de operationele winstmarge van 15%
(van 13,1% naar 11,1%);
een daling van de nettowinstmarge per persoon van
16% (van € 10.265 naar € 8.669);
een daling van de REV met 16% (van 56% naar
47%);
een daling van de ROI met ruim 20% (van 53% naar
42%).
4 Naast de klanten die nu al niet betaalden.
17kengetallen accountancy editie 2015
Solvabiliteitskengetallen geven aan in hoeverre
bedrijven in staat zijn hun financiële
verplichtingen aan vreemd vermogenverschaffers
te voldoen. Banken gebruiken de ratio’s om te
beoordelen in hoeverre zij de financiering willen
faciliteren.
Solvabiliteit
garantievermogen
balanstotaal
De solvabiliteit van een accountantskantoor zou mini-
maal ongeveer 25% tot 30% moeten bedragen. Dat is
tegenwoordig een algemeen aanvaard minimum voor
niet-kapitaalintensieve bedrijven. Een kantoor met
minder dan 25% solvabiliteit heeft eigenlijk te weinig
weerstandsvermogen. De richtlijn kan echter op 30% tot
40% gesteld worden.
Teveel eigen vermogen kan echter een teken zijn van het
niet willen investeren. Wellicht kunt u overtollige
middelen aanwenden voor het investeren in vernieuwing,
het openen van een nieuwe vestiging of het doen van
een overname. Als u de investeringen deels met
geleend geld kunt doen, dan verhoogt u het rendement
op het eigen vermogen mits u een hoger rendement
tegemoet kunt zien dan de rente die u betaalt.
Bij JZJ bedroeg het balanstotaal in 2014 gemiddeld
€ 1.411.000 en het garantievermogen € 501.000. Het
solvabiliteitspercentage komt daardoor uit op 35%5.
In 2013 bedroeg het solvabiliteitspercentage nog 40%.
Het percentage is gedaald door een hoge pay-outratio in
2012. Met 35% voldeed het kantoor nog steeds aan de
richtlijn.
Debt ratio
vreemd vermogen
balanstotaal
Een hoge debt ratio duidt op een slechte solvabiliteit.
In sommige kredietovereenkomsten staat dat, als de
debt ratio boven een bepaald maximum komt, het
krediet opeisbaar wordt. De maximum debt ratio
bedraagt ongeveer 75%. Naarmate er relatief gezien
meer vreemd vermogen is, is het bedrijf kwetsbaarder
voor een fl uctuatie van de rentekosten en het kunnen
opvangen van verliezen.
Ultimo 2014 bedroeg het balanstotaal € 1.400.000 en het
vreemde vermogen € 900.000. De leverage was dus
64% (2013: 65%). Hiermee kwam het kantoor nog niet
aan het maximaal toelaatbare percentage.
Leverage rate
nettoschuld
bedrijfsresultaat
Een bedrijf is in staat om hogere winsten dan voorheen te
realiseren door het hefboomeffect van vreemd vermogen
in te zetten. Hoe meer schulden, hoe meer mogelijkhe-
den om het rendement op het eigen vermogen te
verhogen. Dat gaat alleen op als het rendement op de
investering hoger is dan de kosten van vreemd vermogen.
De nettoschuld wil zeggen: het vreemd vermogen minus
de liquide middelen.
De factor mag maximaal 3,5 bedragen.
5 Hier is gekozen voor een berekening op basis van gemiddelden. Dat heeft te maken met een controleberekening waarvan de solvabiliteit en de REV deel uitmaken..
18
Het voorbeeldkantoor had ultimo 2014 een nettoschuld
van € 693.000; het bedrijfsresultaat was € 384.000. De
leverage rate bedroeg 1,8. Eind 2013 bedroeg de
leverage rate nog 2,8. De daling is veroorzaakt door een
fl inke daling van de nettoschulden en door een stijging
van het resultaat.
Debt to EBITDA
netto-rentedragende schulden
EBITDA
De netto-rentedragende schulden omvatten de rente-
dragende schulden (zowel kort als lang) minus de liquide
middelen. EBITDA staat voor Earnings Before Interest
Taxes, Depreciation and Amortisation, wat hetzelfde is
als het bedrijfsresultaat vóór aftrek van afschrijvingen.
Hoe kleiner de uitkomst hoe beter. Het is een indicatie
voor de mate waarin de onderneming overgefi nancierd
is. Een lage uitkomst duidt op een onderneming die
relatief veel kasstromen genereert om rente en afl ossing
te kunnen betalen. Dit kengetal is voor banken een
belangrijke maatstaf voor het wel of niet uitbreiden van
de kredietfaciliteiten.
JZJ had € 400.000 aan rentedragende schulden en een
EBITDA van € 553.000; de score van 0,72 is te kwalifi ce-
ren als vrij laag. Een jaar eerder was de uitkomst 0,78.
Interest coverage ratio
bedrijfsresultaat
renteverplichtingen
Deze ratio geeft niet alleen aan of een onderneming aan
haar renteverplichtingen kan voldoen, maar ook of zij in
staat is de winstbelasting te betalen en of het mogelijk
is aanvullende leningen aan te gaan.
De ondergrens voor dit kengetal is 3. Accountants-
kantoren zullen een veel hogere uitkomst moeten
nastreven; in verhouding tot de omzet (en het bedrijfs-
resultaat) hebben accountantskantoren namelijk meestal
een korte balans (en schuldenlast).
JZJ behaalde een bedrijfsresultaat van € 384.000; de
renteverplichtingen bedroegen € 24.000. De rente werd
in 2014 liefst 16 keer door het bedrijfsresultaat gedekt.
In 2013 werd een wat lager resultaat behaald waardoor
de ratio op 13 keer uitkwam.
19kengetallen accountancy editie 2015
Voor uw kantoor kunt u drie soorten
financieringsstrategieën nastreven. Die volgens
de gouden balansregel, een agressieve
financiering of een conservatieve financiering.
Gouden balansregelVolgens de gouden balansregel wordt de fi nanciering
zoveel mogelijk afgestemd op de looptijd van de activa.
De verhouding van de vlottende activa in relatie tot het
kort vreemd vermogen komt tot uitdrukking in de current
ratio (zie verderop in deze paragraaf).
De verhouding van de vaste activa in relatie tot het lange
vermogen kan men meten met behulp van de volgende
formule:
vaste activa
garantiekapitaal + lang vreemd vermogen
Bij het voorbeeldkantoor is de uitkomst 0,5 (2013: 0,6).
Dat betekent niet alleen dat de duurzame activa met
lang vermogen zijn gefi nancierd, maar dat ook een
groot deel van de andere activa met lang vermogen is
gefi nancierd. Er is hier sprake van een conservatieve
fi nanciering.
Was de uitkomst van bovenstaande formule hoog
geweest, dan was er sprake van agressieve fi nanciering.
Current ratio
vlottende activa
kort vreemd vermogen
De uitkomst van de current ratio (of acid test) dient
minimaal ongeveer 1 te bedragen. In dat geval zijn de
kortlopende schulden precies gedekt door de vlottende
activa. Indien de ratio lager is, kan dat betekenen dat het
moeilijk is om de schulden op korte termijn af te lossen
met de middelen die op korte termijn beschikbaar zijn.
In het voorbeeld waren er ultimo 2014 meer vlottende
activa dan kort vreemd vermogen; de current ratio bedroeg
1,1. Een vrij goede score dus. In 2013 was de uitkomst 1,3.
Nettowerkkapitaal
vlottende activa -/- kort vreemd vermogen
Het nettowerkkapitaal dient als het kan positief te zijn.
In dat geval is er meer eigen en lang vreemd vermogen
dan dat er in vaste activa is geïnvesteerd. Banken
gebruiken dit kengetal om te bepalen in hoeverre zij
bereid zijn kredieten te verschaffen.
In het voorbeeld bedroeg het nettowerkkapitaal eind
2014 € 305.000; een stijging van circa € 35.000 ten
opzichte van een jaar eerder. Het kantoor voldoet
ruimschoots aan de norm.
20
Omloopsnelheid
omzet
balanstotaal
De omloopsnelheid geeft aan hoeveel omzet er tegen-
over de bezittingen staat. Als dit getal te laag is, dan
worden er te veel bezittingen aangewend om een
bepaalde hoeveelheid klanten te bedienen. De oorzaak
van een te lage omloopsnelheid kan een te hoge
debiteurenstand of bijvoorbeeld een te dure inventaris
zijn. Als het kengetal wordt verlaagd, komt er geld vrij
om nieuwe investeringen te doen of aan te wenden voor
andere doeleinden. De accountancy is niet erg kapitaal-
intensief. Dat betekent dat de omloopsnelheid van 1,5 à
2 haalbaar moet zijn.
Bij JZJ bedroeg de omloopsnelheid in zowel 2013 als
2014 2,1: er werd bijna 2,1 keer zoveel omzet gemaakt
met de activa die ter beschikking stonden. Hiermee
scoorde het kantoor dus goed.
21kengetallen accountancy editie 2015
Brutomarge per medewerker
omzet + mutatie onderhanden werk -/- inkoopkosten
gemiddeld aantal werkzame fte’s
De gemiddelde brutomarge die een kantoor per persoon
kan behalen, varieert sterk en is afhankelijk van het
tariefniveau. De meeste kantoren bevinden zich in de
range van € 95.000 tot € 110.000 per fte.
Het voorbeeldkantoor genereerde met 27,25 werkzame
fte’s € 2.901.000 brutomarge. Dat is per persoon
ongeveer € 106.500, een stijging ten opzichte van een
jaar eerder (€ 102.000). De reden is dat JZJ door de
‘leanere’ manier van werken met minder personeel uit
kan.
Operationele winstmarge
bedrijfsresultaat
omzet
Ten behoeve van de inschatting van het bedrijfsresultaat
dient u uit te gaan van een normale arbeidsbeloning voor
vennoten. Per werkzame persoon zou een kantoor een
operationele winstmarge van circa 15% moeten kunnen
behalen; 20% is een mooi streven, maar dat halen de
meeste kantoren niet. Het voorbeeldkantoor komt uit op
13,1% (€ 384.000/€ 2.925.000), enkele procenten hoger
dan een jaar eerder. De winststijging is vooral door de
lagere kosten veroorzaakt.
Financiers bepalen mede op basis van de score op dit
kengetal of de prestaties van de onderneming voldoen-
de zijn om over te gaan tot (uitbreiding van) fi nanciering.
Nettowinstmarge
nettowinst -/- belastingen
omzet
Ten behoeve van de inschatting van de nettowinst na
belastingen dient u uit te gaan van een normale arbeids-
beloning voor vennoten. De tarieven van de vennoot-
schapsbelasting dient u te normaliseren naar de
standaardtarieven.
Per werkzame persoon zou een kantoor een nettowinst
van minimaal € 12.500 tot € 15.000 moeten kunnen
behalen. Een richtlijn voor de nettowinstmarge bedraagt
ongeveer 10 tot 15%.
In de volgende tabel is af te lezen welke nettowinst-
cijfers het voorbeeldkantoor behaalde.
Nettowinstmarge 2014 2013
Nettowinst vóór belasting € 359.623 € 297.867
Vennootschapsbelasting € 79.906 € 59.573
Nettowinst na belasting € 279.717 € 238.294
Omzet € 2.925.000 € 2.978.573
Nettowinstmarge 9,6% 8,0%
Werkzame personen 27,3 29,0
Nettowinst per werkzame persoon 10.265 € 8.217
22
Winstreservebeleid
ingehouden winst
balanstotaal
De ingehouden winst is de nettowinst na aftrek van
belastingen en dividend. Het is dus de winst die aan het
eind van de periode wordt toegevoegd aan het eigen
vermogen. Het verloop in tijd geeft weer welk dividend-
beleid er gevoerd is. De norm van dit kengetal wordt
bepaald door de norm op het rendement op het totale
vermogen, door de streefwaarde van de solvabiliteit van
de onderneming, en door de mate waarin er sprake is
van een groeistrategie.
Financiers gebruiken dit kengetal om te bepalen in
hoeverre het rendement van een onderneming de
solvabiliteit van de onderneming gunstig (genoeg)
beïnvloedt.
Pay-outratio
dividend
nettowinst -/- belasting
Bij het voorbeeldkantoor werd in 2014 € 279.717
nettowinst na belasting behaald. Er is € 236.800
uitgekeerd, waardoor het eigen vermogen per saldo
steeg met € 42.900. De pay-outratio komt daarmee uit
op 85%. Dat is acceptabel gezien de stand van de
solvabiliteit na uitkering. Ten opzichte van de in 2013
werd er nog 153% van behaalde winst onttrokken.
Rentabiliteit Eigen Vermogen
nettowinst -/- belastingen
gemiddeld eigen vermogen
Ten behoeve van de inschatting van de nettowinst na
belastingen dient u uit te gaan van een normale arbeids-
beloning voor vennoten. De tarieven van de vennoot-
schapsbelasting dient u wederom te normaliseren naar
standaardtarieven.
De uitkomst van bovenstaande formule is gelijk aan de
uitkomst van onderstaande formule6.
omloopsnelheid * nettowinstmarge
solvabiliteit
Zie hoofdstuk 7 voor de omloopsnelheid, hoofdstuk 8
voor de nettowinstmarge en hoofdstuk 6 voor de
solvabiliteit.
De rentabiliteit van het eigen vermogen kan ook
berekend worden door een aantal andere kengetallen
te combineren. Hiermee wordt aangetoond dat kosten-
beheersing, de fi nancieringsstructuur en de omzet- en
winststuring niet los van elkaar gezien kunnen worden.
Is de rentabiliteit over het eigen vermogen niet optimaal,
dan is het raadzaam de afzonderlijke kengetallen nader
te beschouwen.
Naarmate een kantoor een hoger risicoprofi el heeft,
zal het vereiste rendement hoger zijn. Het minimum-
percentage bedraagt ongeveer 15%. In de branche zal
het gemiddelde echter veel hoger zijn; vaak zelfs tussen
75% en de 100%. Dat is te verklaren door de lagere
kapitaalintensiteit bij kantoren in de accountancy en de
goede rendementen. Door de lagere kapitaalintensiteit is
het balanstotaal lager en hoeft het eigen vermogen niet
groot te zijn.
JZJ Accountants behaalde volgens het volgend overzicht
een redelijk goed rendement over het eigen vermogen7.
Rentabiliteit Eigen Vermogen 2014 2013
Nettowinst vóór belastingen € 359.623 € 297.867
Af: te betalen vennootschapsbelasting € 79.906 € 59.573
Nettowinst na belastingen € 279.717 € 238.294
Gemiddeld garantievermogen € 501.009 € 564.707
REV 56% 42%
6 Het is hier wel noodzakelijk dat of voor de REV één moment wordt gekozen waarop de berekeningen gebaseerd worden (dus niet delen op het gemiddeld eigen vermogen) of dat óók de omloopsnelheid en de solvabiliteit op basis van gemiddelde balanscijfers worden berekend.
7 Bij het voorbeeldkantoor komen de garantievermogens overeen met de eigen vermogens.op basis van gemiddelde balanscijfers worden berekend.
23kengetallen accountancy editie 2015
Ter controle berekenen we de uitkomst van de
combinatie van de drie genoemde kengetallen.
Rentabiliteit Eigen Vermogen 2014 2013
Omloopsnelheid 2.1 2.1
Nettowinstmarge 9,6% 8%
Solvabiliteit (garantievermogen/balanstotaal)
35,5% 40,1%
REV 56% 42%
Return On Investment (ROI)
De ROI is vergelijkbaar met REV (Rentabiliteit Eigen
Vermogen). Het verschil is dat de teller bij de ROI de
nettowinst vóór (en niet ná) belastingen is.
nettowinst
gemiddeld eigen vermogen
In het voorbeeld komt de ROI in 2014 uit op 97%,
een forse stijging ten opzichte van een jaar eerder.
De stijging is deels veroorzaakt door een stijging van
de winst, maar vooral door een daling van het eigen
vermogen.
Hefboomeffect
(RTV -/- kosten vreemd vermogen) * gemiddeld vreemd vermogen
gemiddeld eigen vermogen
Als de kosten waartegen u vreemd vermogen kunt
aantrekken lager zijn dan de RTV (Rentabiliteit Totaal
Vermogen), dan is het lucratief om meer vreemd
vermogen aan te trekken: het rendement neemt toe
naarmate er meer vreemd vermogen is. Let op: dat geldt
alleen als er sprake is van een positief hefboomeffect.
Bij een negatief hefboomeffect wordt ook wel gespro-
ken van een molensteeneffect of een koudedouche-
effect.
Bij een positief hefboomeffect is het dus goed voor de
rentabiliteit om vreemd vermogen te hebben. Het is
echter niet goed voor de solvabiliteitskengetallen.
Het voorbeeldkantoor had een RTV (nettowinst vóór
belasting / gemiddeld totaal vermogen) van 27% en
betaalde een rente aan de bank van 6%. Ondanks het
feit dat JZJ bij de bank voor een hoog percentage leent,
verbetert vreemdvermogenfi nanciering de rentabiliteit.
Het hefboomeffect komt uit op: 12%. Inmiddels is de
directie van JZJ een lager percentage met de bank
overeengekomen.
24
25kengetallen accountancy editie 2015
Het Du-Pontschema toont de samenhang
tussen diverse kengetallen. Een deel van deze
kengetallen is reeds behandeld. Het schema is
ontwikkeld in 1919 door ‘E.I. du Pont de Nemours
and Company’.
Onderhandenwerk
€ 325.634
+Vlottende activa +liquide middelen
€ 1.048.467
+
Omloopsnelheid
2,1
Vorderingen
€ 608.941
+Vaste activa
€ 383.623
Liquide middelen
€ 113.893
Brutomarge
€ 2.901.000
-/-Nettowinst-
marge
13,1%
Totale operarionelekosten
€ 2.517.377
Omzet
€ 2.925.000
-/-Inkoopwaardevan de omzet
€ 15.000
+Mutatie
onderhanden werk
-/- € 9.000
Omzet
€ 2.925.000
Totaalvermogen
€ 1.411.731
RTV
27,2%
Bedrijfsresultaat
€ 383.623
Omzet
€ 2.925.000
Door het schema voor uw eigen kantoor in te vullen,
krijgt u inzicht in de wijze waarop de rentabiliteit van
uw kantoor tot stand komt. Het schema leent zich
uitstekend voor de stresstest. Door achter in het
schema getallen te veranderen (bijvoorbeeld daling van
de omzet), kunt u berekenen wat het effect is op het
rendement.
U kunt het schema ook gebruiken om verbeterplannen
voor te bereiden. Wat is bijvoorbeeld het effect op het
rendement als u bespaart op loonkosten?
26
27kengetallen accountancy editie 2015
Opbouw personeelsbestandDe wijze waarop het personeelsbestand is samen-
gesteld, is sterk situationeel afhankelijk. Het is onder
meer afhankelijk van de diensten die verleend worden
en van de omvang van het personeelsbestand.
Naarmate een kantoor groter is, zullen meer staftaken
gedelegeerd worden aan daarvoor aangenomen
functionarissen en zal er meer ruimte ontstaan voor
specialisten. Een kantoor met honderd werkzame
personen zal de taken anders verdelen dan een kantoor
met drie personen. Door een grotere omvang ontstaat
de behoefte aan specialisatie en delegatie. Bij kleinere
kantoren zijn diverse staftaken veelal bij één vennoot
ondergebracht en werken er vaker allrounders.
In de volgende tabel is af te lezen welke vertegenwoor-
diging de diverse staffuncties hebben bij de kantoren
met een bepaalde grootte.
Staffunctie/taak Grootte kantoor (medewerkers)
Fte staffunctie/-taak
Complianceoffi cer (uitsluitend voor accountants-organisaties)
1 – 5 0,1
5 – 20 0,1
20 – 50 0,2
50 – 100 0,5
100 – 300 1
PZ-taken 1 – 5 0,15
5 – 20 0,2
20 – 50 0,5
50 – 100 0,6 – 0,8
100 – 300 1 – 1,5
Secretaresse/receptioniste
1 – 5 0,5
5 – 20 1
20 – 50 1 – 2
50 – 100 2 – 3
100 – 300 4 – 6
Marketing 1 – 5 0,1
5 – 20 0,1
20 – 50 0,25
50 – 100 0,4
100 – 300 0,5
Systeembeheer traditioneel (technisch beheer v.d. hard-/software en infrastructuur ict)
1 – 20 0,4 – 0,6
20 – 50 0,8
50 - 200 1 per 50 mede-werkers
Systeembeheer bij ASP-variant
1 – 20 0,1
20 – 50 0,2
50 - 200 1 per 200 mede-werkers
Kantoormanager 8 (controllerfunctie in SRA-termen)
< 25 0,2 – 0,4
25 – 100 0,4 – 1
> 100 1 – 1,5 (daarnaast ondersteuning van stafl eden)
8 Bij de kantoormanager bestaat het takenpakket uit een aantal staftaken. Hoe groter de kantoororganisatie, hoe meer specifieke taken aan stafmedewerkers worden uitbesteed.
28
Het gemiddelde percentage aan indirect personeel dat in
het benchmarkonderzoek is gemeten bedraagt 13%.
Bij JZJ bedraagt het percentage 15%.
Afboekingspercentage
100% –/– omzet + mutatie onderhanden werk
productie in euro's
Het saldo van het af- en bijboekingspercentage ligt in
de markt op gemiddeld 7%. Een hoge afboeking heeft
grote gevolgen voor het rendement. Zie hiervoor
hoofdstuk 11 waarin onder meer het effect van afschrij-
ving van debiteuren op het rendement aan de orde
komt.
Het streven zou moeten zijn om per saldo maximaal
2,5% af te hoeven boeken. Kantoor JZJ had in 2013 een
afboekingspercentage van 3% en heeft dat – door de
inzet van lean – in 2014 tot 2% terug kunnen brengen.
Het percentage is als volgt berekend.
(100% -/- (€ 2.925.000 omzet -/- € 9.000 mutatie
onderhanden werk)/(€ 2.975.510 productie).
Productiviteit, declarabiliteit en gerealiseerd tariefHet verschil tussen productiviteit en declarabiliteit zijn
de afboekingen. Strikt genomen spreekt men niet van
afgeboekte uren aangezien bij- en afboekingen meestal
op een totale productie (in euro’s) wordt gedaan.
Als men de productie in euro’s deelt door het aantal uren
ontstaat er een ‘gerealiseerd tarief’.
Echter, deelt men de productie door de gehanteerde
tarieven, dan ontstaat er een hoeveelheid ‘declarabele
uren’.
Productieve urenHoeveel uren een medewerker uiteindelijk aan omzet
genereert hangt af van diverse tijdsbestedingen. Hierna
is berekend hoeveel een voltijdmedewerker productief
kan zijn in 2015.
Berekening productiviteit en declarabiliteit In dagen In uren
Aantal werkdagen op basis van een voltijd dienstverband
261
Af: feestdagen -/- 6,0
Af: standaard ziekteverzuim (uitgaande van 2%)
-/- 5,0
Af: meer of minder ziekteverzuim P.M.
Af: vakantie inclusief ATV -/- 25,0
Netto aantal werkbare dagen en uren 225 1.800
Af: indirecte uren besteed aan interne werkzaamheden (leidinggeven, interne projecten, systeembeheer, etc.)
P.M.
Werkbare kantooruren 1.800
Af: studie-uren inclusief permanente educatie
-/- 36
Af: overige interne werkzaamheden (werkoverleg etc.)
P.M.
Productieve (= op klanten geschreven) uren 1.764
Deze tabel geeft een ideaalsituatie weer. Er zullen
weinig medewerkers zijn die in de buurt komen van
1.764 productieve uren per jaar.
Hierna volgt een aantal kengetallen qua declarabiliteit
voor de diverse functiegroepen die als richtlijn kunnen
gelden.
Salarismedewerker 1.600 – 1.650 uur
Assistent-accountant, aangiftemedewerker 1.600 – 1.650 uur
Teamleider 1.300 – 1.400 uur
Adviseur (fi scalist/relatiebeheerder) 1.400 – 1.500 uur
De werkzame personen van JZJ zijn minder productief/
declarabel dan de richtlijn aangeeft. In totaal werden er
in 2014 30.500 uren gemaakt. Als we dit delen door het
aantal fte directe medewerkers (bij JZJ 20,6 fte) werden
er 1.480 productieve uren per persoon gemaakt.
Gerealiseerde tarieven
productie in euro's medewerkers * (100% –/– afboekingspercentage)
aantal declarabele uren
29kengetallen accountancy editie 2015
Het gemiddelde gerealiseerde tarief van de medewer-
kers is zoals vermeld een benaderde eenheid aangezien
bij- en afboekingen op een totale productie in euro’s
worden gedaan. Bovendien veronderstellen we dat er
geen onderscheid in productie of uren van medewerkers
of vennoten bestaat.
Het gemiddelde tarief blijkt sterk afhankelijk te zijn van
de aard van het kantoor. Zo ligt het gemiddeld gehan-
teerde tarief bij een administratiekantoor ‘pur sang’
lager dan het gemiddelde tarief bij een accountants- of
advieskantoor. Toch liggen de medewerkerstarieven van
de administratiekantoren en de kleinere accountantskan-
toren (< 20 fte) dichter bij elkaar dan men wellicht zou
verwachten: € 65 versus € 70. De tarieven van de
personeelsleden van grotere accountantskantoren zijn
echter een stuk hoger; het gemiddelde bedraagt daar
€ 85 tot € 90 per uur.
Het gemiddeld realiseerde uurtarief was bij JZJ € 78,59
in 2013 en € 81,16. Dit laatste bedrag is berekend door
de productie in euro’s (€ 2.475.405) te delen door het
aantal uren (30.500) en met 100% minus het afboe-
kingspercentage (2%) te corrigeren.
De medewerkers bij JZJ behaalden in 2014 gezamenlijk
33.949 productieve uren; in 2013 waren dat er nog
36.025. Een deeloorzaak is de effi ciëntere manier van
werken die voor een lager aantal geschreven uren
zorgde. Het gemiddeld gerealiseerde tarief komt in
2014 op € 82,15 uit (in 2013 € 76,53).
Omrekenfactor uurtarief en loon
uurtarief
1% van het butomaandloon
Bij het brutomaandloon wordt uitgegaan van een situatie
exclusief een dertiende maand zonder rekening te
houden met een dertiende maand. Is er sprake van een
dertiende maand, dan wordt deze over de 12 maanden
omgeslagen.
De omrekenfactor geeft aan in hoeverre de salarissen en
tarieven met elkaar in evenwicht zijn.
Over het algemeen zou de factor ongeveer 2,4 moeten
bedragen. Voor medewerkers die minder declarabel zijn
en voor medewerkers met een auto van de zaak kan een
wat hogere factor gelden. Voor fi scalisten en adviseurs
wordt vaak een wat hogere factor gerekend vanwege
het wat lager mogelijke aantal declarabele uren.
U kunt de tarieven afhankelijk stellen van de hoogte van
de salarissen of u stelt de salarissen afhankelijk van de
tarieven. In het eerste geval stelt u uw tarieven kosten-
georiënteerd vast: hoe hoger het salaris, hoe hoger het
tarief. Op deze wijze kunt u sturen op een bepaalde
contributiemarge per medewerker. Een en ander kan
niet los gezien worden van een uitgangspunt voor het
aantal declarabele uren.
Als u de salarissen vaststelt aan de hand van de hoogte
van de tarieven, stelt u de salarissen afnemersgeoriën-
teerd vast. Ook dan dient u uit te gaan van een bepaald
aantal declarabele uren.
Het is aan te raden een bepaalde verhouding tussen
salarissen en tarieven na te streven. In zijn algemeen-
heid is een factor 2,4 een goed uitgangspunt. Door 1%
van het brutomaandsalaris (brutojaarsalaris gedeeld door
12,96) te vermenigvuldigen met 2,4 kom je op het tarief
uit. Voor medewerkers die minder declarabel zijn
(starters, adviseurs, fi scalisten) zou de factor iets hoger
moeten zijn. Dat geldt ook voor mensen die een auto
van de zaak rijden.
Bij het voorbeeldkantoor was/is de factor in 2013 2,4 en
in 2014 2,5.
Personeelskosten per medewerker
brutoloonkosten + sociale lasten + pensioenkosten + overige personeels-
kosten + autokosten
aantal werknemers in fte’s
De gemiddelde personeelskosten per fte variëren sterk
naar gelang het type kantoor. Volgens de benchmarks
van Full•Finance bedragen deze bij een accountantskan-
toor met 20 tot 25 fte gemiddeld € 45.000 tot € 50.000.
Bij het voorbeeldkantoor bedroegen de gemiddelde
kosten in 2014 € 57.000, wat gelijk was aan de kosten in
2013.
30
Studie- en opleidingskosten
Alle interne en externe kosten die verband houden met
studie, opleiding, cursussen en permanente educatie.
In procenten van de omzet geven accountantskantoren
1,5% tot 2% uit aan studiekosten. Dit kan per
kantoor verschillen en is afhankelijk van het huidige en
gewenste kennisniveau en van het aantal in dienst zijnde
pe-plichtigen.
Hieronder wordt aangegeven hoeveel de diverse
beroepsgroepen aan pe-punten dienen te behalen.
Organisatie Verdeling
NOAB 32 pe-punten per kantoor verdeeld over twee jaar. Minimaal de helft dient door de gekwalifi ceerde vertegenwoordigingsbevoegde van het kantoor behaald te worden; de andere helft kan door de (andere) medewerkers
NBA 120 pe-uren verdeeld over een vaste driejaarscyclus (2013, 2014 en 2015) met een minimum van 20 per jaar. Al deze uren moeten betrekking hebben op gestructureerde pe-activteiten, zoals cursussen, vto's, vaktechnische research, examineren, kwaliteitstoetsingen (alleen van de NBA), publica-ties. Minimaal 20 gecertifi ceerde uren moeten per jaar bij erkende pe-instellingen behaald worden. Bewijsstukken voor 6 jaar bewaren. Registratie verplicht. Uitzonderingen daargelaten. Vanaf 2014 kan het bestuur voor het eerst aan een accountant opleggen om een kennistoets af te nemen die met goed gevolg moet worden gemaakt.
RB 40 pe-punten per jaar waarvan minimaal 20 betrekking hebben op fi scaliteit. Overhevelen mag tot een maximum van 15 punten per jaar die dan automatisch als 'algemene punten' kwalifi ceren.
Gemiddeld besteden kantoren tussen de € 2.500 en
€ 3.000 aan scholingskosten per pe-plichtige.
De meeste kantoren (ongeveer 80%) vergoeden de
studie- en opleidingskosten.
JZJ had in 2014 acht pe-plichtigen in dienst en besteed-
de circa € 2.350 per persoon aan studie- en opleidings-
kosten.
Ziekteverzuimpercentage
door ziekte verzuimde dagen van alle medewerkers
beschikbare dagen van alle medewerkers
Het reguliere zwangerschaps-en-bevallingsverlof valt
niet onder het ziekteverzuim; alleen ziekte als gevolg van
zwangerschap valt hieronder.
Het gemiddelde ziekteverzuimpercentage van
Nederlandse werknemers kwam in 2014 uit op 3,8%
(2013 3,9%), het laagste percentage sinds 1996. Voor de
zakelijke dienstverlening was dat percentage 2,5% (2013
2,6%)9. Bij kantoren in de accountancy bedraagt dit al
jaren 2 tot 3%. Bij kleinere kantoren is het ziekteverzuim
meestal wat lager dan bij de grotere kantoren. Bij
kleinere kantoren fl uctueert het verzuim wat sterker
vanwege de invloed van incidentele ziektegevallen.
Personeelsverloop
vertrokken medewerkers
aantal medewerkers aan begin van periode
Tevreden medewerkers zijn gemiddeld productiever dan
ontevreden medewerkers. Door het personeelsverloop
te meten, wordt inzicht verkregen in de mate van
medewerkerstevredenheid. Maak hierbij onderscheid in
de reden waarom medewerkers vertrekken. Vaker dan
de meeste werkgevers denken, resulteert ontevreden-
heid tot het besluit om uit dienst te treden. Een mede-
werker die vertrekt vanwege a) te lage prestaties, b)
een nieuwe uitdaging in een nieuwe functie of c) een
zwangerschap is soms: a) niet gemotiveerd, b) niet
uitgedaagd in de huidige functie of c) geen mogelijkheid
geboden om in deeltijd te werken.
Een verloop van 10% of meer is zorgwekkend. Is het
verloop van uw kantoor groot, analyseer dan door middel
van (periodieke) gesprekken wat er onder het personeel
leeft.
9 Beide cijfers zijn afkomstig van het CBS.
31kengetallen accountancy editie 2015
Aantal medewerkers per vennoot
aantal medewerkers in fte’s
aantal vennoten in fte’s
Het aantal medewerkers per vennoot is in eerste
instantie afhankelijk van de grootte van de totale
organisatie. Een klein kantoor (met bijvoorbeeld vier
mensen) heeft minimaal één vennoot; een iets groter
kantoor (met bijvoorbeeld zeven mensen) vaak ook nog.
Echter naarmate een kantoor doorgroeit, nemen de
diverse taken van de vennoot toe. Op een bepaald
moment is het kantoor zo groot, dat één vennoot niet
meer volstaat en er een vennoot bij zal moeten komen.
Wanneer dat moment wordt bereikt, hangt vooral af van:
• de wens van vennoten om zelf met operationeel
werk bezig te zijn;
• het opleidingsniveau van de medewerkers;
• de werkzaamheden die door vennoten en medewer-
kers worden uitgevoerd;
• de aanwezigheid van een staf;
• de mate waarin werkzaamheden worden uitbesteed.
Uit het benchmarkonderzoek van Full•Finance blijkt bij
kleine en middelgrote kantoren een gemiddelde van
ruim zes fte per vennoot. De praktijk wijst uit dat er een
grote bandbreedte is van het aantal medewerkers per
vennoot. Bij kantoren die groter zijn dan zo’n zeven
mensen, neemt het aantal werkzame personen per
vennoot degressief toe. Bij de grotere kantoren is het
aantal medewerkers per vennoot tussen de 10 en 15.
Gerealiseerde tarieven vennotenDe hoogte van een tarief van een vennoot wordt vooral
bepaald door het opleidingsniveau en de deskundigheid
van de vennoot, de functie die hij uitoefent en de
branche waarin de klanten zich bevinden. Over het
algemeen rekenen vennoten van grotere kantoren
hogere tarieven dan vennoten van kleinere kantoren.
De tarieven van de vennoten bewegen zich doorgaans in
de range € 125 tot € 170. Het gemiddelde gerealiseerde
tarief is een benaderde eenheid. Bij- en afboekingen op
een totale productie wordt in euro’s gedaan. Bovendien
wordt geen onderscheid in productie of uren van
medewerkers of vennoten gemaakt.
Het gemiddeld realiseerde vennotentarief was bij JZJ in
2014 € 142,10 (€ 145 -/- 2% afboeking).
Productiviteit en declarabiliteitDe vennoten van JZJ werkten gemiddeld ongeveer
1.150 uur productief.
Arbeidsbeloning vennotenDe beloningen die toekomen aan vennoten, inclusief
autokosten, pensioenkosten, bijdrage arbeidsongeschikt-
heidsverzekering en exclusief de overwinst.
Vennoten die hun onderneming in een bv-structuur
hebben ondergebracht, worden in de accountancy
doorgaans beloond door middel van een management-
vergoeding. Dit is een beloning voor de arbeid die zij op
het kantoor verrichten.
Er zijn verschillende manieren om een arbeidsbeloning
voor een vennoot te bepalen, bijvoorbeeld aan de hand
van de individuele omzet, aan de hand van het uurtarief
of aan de hand van de totale omzet.
Beloning op basis van omzetHet is mogelijk de vennotenbeloning te baseren op de
individueel geleverde toegevoegde waarde. De individu-
ele omzet wordt dan met 60 tot 70% vermenigvuldigd.
declarabele uren * uurtarief * 60 à 70%
Voor de vennoten van dit voorbeeld zou de manage-
mentbeloning dan vastgesteld worden op:
1.150 x € 142,10 x 60 tot 70% = € 98.000 tot € 114.000.
Nadeel van deze methode is dat wordt voorbijgegaan
aan andere belangrijke factoren die een rol spelen bij het
32
goed uitoefenen van de functie van een vennoot.
Vennoten worden zo niet beloond voor tijd die zij
besteden aan leidinggeven of bijvoorbeeld de interne
administratie. Deze methode kan geschikt zijn om een
gemiddelde arbeidsvergoeding te bepalen. Bij individu-
ele vaststelling kan het leiden tot een concurrentiestrijd
tussen vennoten of tot meer aandacht voor declarabel
werk dan voor belangrijk organisatorisch werk.
Beloning op basis van uurtariefEen alternatief van bovenstaande formule is vennoten
te belonen op basis van de hoogte van het tarief. Deze
benadering lijkt op die waarop medewerkers worden
beloond. In dat geval wordt de arbeidsbeloning door
middel van de volgende formule bepaald:
tarief* 100 *12 maanden
factor
Stel, de factor bedraagt 1,2, dan komt de arbeids-
beloning voor de vennoten van het samengestelde
voorbeeldkantoor uit op:
€ 142,50 / 1,2 * 100 * 12 = € 142.500.
Beloning op basis van omzetEen derde wijze waarop arbeidsbeloningen worden
vastgesteld is door 15% van de omzet te nemen als
totale managementbeloning. Bij het voorbeeld komt de
gemiddelde beloning dan uit op:
(€ 2.925.000 x 15% / 3,0 fte) = € 146.000. Op deze wijze
wordt de algehele declarabiliteit van het kantoor
omgeslagen over de vennoten en wordt niet zozeer met
de individuele prestaties rekening gehouden.
Aanbevolen wordt om de beloning per vennoot niet
ieder jaar aan te passen volgens een van bovenstaande
formules, maar hooguit te indexeren. U kunt de gemid-
delden van een aantal recente jaren en/of verwachtings-
cijfers gebruiken en beloning om de vijf jaar herzien.
In de praktijk gelden er minimumvergoedingen.
Bij administratiekantoren is dat circa € 80.000 per
vennoot; bij accountantskantoren tot tien fte € 95.000;
bij accountantskantoren van 10 tot 25 fte ligt dit op circa
€ 105.000 en bij grotere ligt dit op € 130.000.
JZJ beloonde zijn vennoten met € 150.000 per fte.
33kengetallen accountancy editie 2015
HuisvestingskostenHuurkosten, inclusief klein onderhoud, schoonmaakkos-
ten en energiekosten e.d.
De huurkosten van een kantoor zijn vooral afhankelijk
van de brutovloeroppervlakte, de overige perceelsopper-
vlakte, de locatie (provincie, bedrijventerrein, stad/dorp,
etc.) en de voorzieningen (parkeerplaatsen, airco, etc.).
Volgens de NEN 1824-norm heeft een gemiddelde
medewerker minimaal zo’n 10 vierkante meter nodig10.
Om enigszins comfortabel te kunnen werken is echter
toch minimaal 15 vierkante meter gewenst. Een
gemiddeld kantoor heeft zo’n 20 vierkante meter per
medewerker aan vloeroppervlakte in gebruik.
Per vierkante meter zijn de overige huisvestingskosten
gemiddeld ongeveer gelijk aan de huurkosten. Op duurdere
locaties zullen de overige huisvestingskosten wat lager zijn
dan de huurkosten. Uitgedrukt in procenten van de
brutomarge besteden kantoren gemiddeld ongeveer 6%
aan huurkosten plus overige huisvestingskosten.
JZJ huurde bij elkaar 840 vierkante meter tegen gemiddeld
€ 143. De totale huurkosten bedroegen 4,% van de omzet.
Ict-kostenAfschrijving hard- en software, licentiekosten software,
systeembeheer (zowel intern als extern), applicatiebe-
heer en overige automatiseringskosten, zoals ict-oplei-
dingen en datacommunicatie.
De hoogte van de automatiseringskosten is uit te
drukken in een percentage van de brutomarge en in een
bedrag per werkzame persoon.
Uit onderzoek volgt dat kantoren met een normale
omvang tussen 4 en 6% van de brutomarge aan automa-
tiseringskosten besteden. Sommige kantoren komen
hoger uit, bijvoorbeeld omdat ze een inhaalslag moeten
doorvoeren waardoor de kosten gedurende enkele jaren
hoger uitkomen.
Een bedrag van tussen de € 4.000 en € 6.000 per
werkzame persoon11 is gangbaar.
ASP- en automatiseringskostenCirca de helft van de kantoren heeft een groot deel van
de hard- en software bij een ASP- of hostingpartij
ondergebracht. Men zou verwachten dat de automatise-
ringskosten daardoor lager dan voorheen zouden zijn.
Toch nemen de ict-kosten toe doordat meer processen
worden geautomatiseerd. Daar tegenover staat een
daling van de relatieve personeelskosten.
Marketingkosten in procenten van de omzetAlle kosten die verband houden met klantennieuwsbrie-
ven, mailings, advertenties, sponsoring, klantenavonden
etc., gedeeld door de omzet.
Een kostenpost van circa 2% van de omzet is gangbaar.
Het voorbeeldkantoor besteedde in 2014 2,4% van de
omzet aan marketing.
AutokostenDe wijze waarop autoregelingen zijn vormgegeven
verschilt sterk per kantoor. De meeste kantoren stellen
alleen een vervoermiddel ter beschikking aan ambulante
medewerkers. Ongeveer 40% van de medewerkers
betaalt alleen een vergoeding als zij een auto kiezen die
boven een bepaalde lease- c.q. aanschafprijs uitstijgt.
Ongeveer een kwart betaalt een vast bedrag en onge-
veer een vijfde betaalt een vergoeding per privékilometer.
Medewerkers die met de eigen auto zakelijke kilometers
afl eggen ontvangen meestal een vergoeding van 19 cent
per kilometer.
In procenten van de omzet besteden de meeste
werkgevers in de accountancy 2%12 aan autokosten.
10 Uitgaande van tien mensen die de volgende faciliteiten hebben (naast bureaus e.d.): beeldschermen, vier toegangsdeuren voor ruimtes, vijf kasten, een overlegruimte, een kopieerapparaat, een printer.
11 Niet meegenomen zijn niet-computergebruikers, zoals schoonmaakpersoneel.12 Niet meegenomen zijn autokosten van vennoten.
34
Bestede uren per administratie
Totaalaantal uren besteed aan administratieve werkzaamheden
Hoeveel uur een kantoor aan het voeren van een
administratie besteedt hangt af van welke werkzaam-
heden hieronder worden verstaan en wat het profi el van
een klant is. Kleinere accountantskantoren besteden
circa 20 uur aan het voeren van een administratie;
grotere kantoren gemiddeld 25.
Bestede uren per jaarrekening
Totaalaantal uren besteed aan administratieve werkzaamheden
Ook hier hangt de hoeveelheid van de werkzaamheden
af van het type klant; de werkzaamheden zijn wat
duidelijker afgebakend dan bij de administratieve
diensten. De hoeveelheid bestede uren per jaarreke-
ning komt overeen met die van de administraties.
Kleinere accountantskantoren besteden circa 20 uur aan
het voeren van een administratie; grotere kantoren
gemiddeld 25.
Voor overige diensten geldt dat het moeilijk indicaties af
te geven over de te besteden tijd. Vooral bij controle-
werkzaamheden loopt de kwantiteit aan werkzaam-
heden sterk uiteen.
Doorlooptijd jaarrekeningenDe doorlooptijd van een jaarrekening blijkt in de praktijk
lastig te meten. Door de start van de samenstelwerk-
zaamheden van een specifi eke jaarrekening te registeren
alsmede de afsluiting ervan kan de doorlooptijd vastge-
steld worden.
Bij JZJ duurde het samenstellen van een jaarrekening
in 2013 40 dagen. Het leanproject had tot doel om de
gemiddelde duur met 25% terug te brengen, naar
30 dagen dus. Dat is in 2014 nog net niet gelukt: het
gemiddelde bedroeg 32 dagen, een daling van 20%.
35kengetallen accountancy editie 2015
KlantgrootteKleine kantoren hebben meestal kleine klanten, grote
kantoren hebben grote klanten. Kleine kantoren zijn vaak
niet geëquipeerd om grote klanten te bedienen. Door
grote klanten wordt meer expertise gevraagd dan bij een
klein kantoor voorhanden is. Kleine kantoren hebben
vaker generalisten in huis. Grote kantoren kost het juist
veel moeite om aandacht onder veel kleine klanten te
verdelen; ze zouden het overzicht kunnen verliezen.
Uitzonderingen vormen kleine kantoren die slechts
enkele opdrachtgevers hebben omdat ze bijvoorbeeld
gespecialiseerd zijn in interimdienstverlening of grote
geautomatiseerde administratiekantoren die gespeciali-
seerd zijn in loonverwerking.
De grootte van een klant kan worden uitgedrukt in de
omzet die hij per jaar genereert. Hierbij kan men klanten
die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn als één klant
beschouwen (bijvoorbeeld een holding met twee
werkmaatschappijen). Door de klanten in te delen in
groottecategorieën kunt u beoordelen hoeveel klanten u
van een bepaalde grootte bedient.
De gemiddelde zakelijke klant van een kantoor tot
ongeveer twintig fte genereert zo’n € 3.500; grotere
kantoren hebben gemiddeld gezien wat grotere klanten
dan andere accountantskantoren. Bij kantoren met
ongeveer honderd fte is de gemiddelde omzetgrootte
€ 5.000 tot € 10.000.
KlantspreidingDoor aan te wijzen op welke plaatsen klanten zich
geografi sch bevinden, kunt u bepalen welk type kantoor
u hebt. U bepaalt dan welke klanten zich in en rond de
vestigingsplaatsen bevinden, welke regionaal, etc.
Plaatselijke klanten zijn ook regionale klanten; regionale
zijn ook landelijke klanten, etc. U deelt echter eerst de
plaatselijke klanten in; van de resterende klanten bepaalt
u of ze regionaal zijn, etc.
Locatie Aantal klanten
Plaatselijk …+
Regionaal …+
Landelijk …+
Internationaal …+
Totaal aantal …
Afhankelijk van de indeling, hebt u een:
plaatselijk kantoor: de meeste klanten bevinden
zich in dezelfde plaats;
regionaal kantoor: de meeste klanten bevinden zich
in de regio c.q. provincie;
landelijk kantoor: de klanten bevinden zich in heel
Nederland;
internationaal kantoor: de meeste klanten bevinden
zich buiten Nederland.
Kantoren die zich qua dienstverlening of branche richten
op een niche hebben beduidend meer landelijke klanten.
Onderhandenwerktermijn en -beleid
onderhanden werk* 360
omzet
Een vuistregel is dat het onderhanden werk (na declaratie)
maximaal een gemiddelde maandomzet groot mag zijn.
Naarmate het onderhanden werk ouder wordt, neemt de
kans toe dat het bedrag de volgende maand ook niet
wordt uitgefactureerd en uiteindelijk moet worden
afgeschreven. Discipline bij het factureren, het maken
van duidelijke afspraken met klanten en het voldoen aan
verwachtingen van klanten doen de kans op niet te
factureren onderhanden werk aanmerkelijk afnemen.
Naarmate de kans toeneemt dat een deel van het
onderhanden werk niet gedeclareerd kan worden, zou
de voorziening voor onderhanden werk hoger moeten
zijn. De meeste kantoren houden geen standaardvoor-
ziening aan; kantoren die dat wel doen, stellen haar op
36
1 à 2% van de omzet. Als de kans 100% is, kunt u ze
voorzichtigheidshalve beter afboeken. Elke maand zou u
per klant moeten bepalen welke geboekte uren voorzien
moeten worden.
In het voorbeeld bedroeg de onderhandenwerktermijn in
2014: € 350.000 / € 2.925.000 x 360 = 43 dagen.
Debiteurentermijn en - beleid
debiteuren -/- btw* 360
omzet
De gemiddelde betalingstermijn van klanten van
accountantskantoren blijkt hoog te zijn, maar wel iets af
te nemen. In de jaren die achter ons liggen (vanaf 2008)
had de stand van de economie een opwaartse invloed
op de debiteurentermijn. In 2014 is de betalingstermijn
al iets teruggelopen. De gemiddelde betalingstermijn
voor debiteuren ligt veelal tussen 40 en 60 dagen. Is de
gemiddelde betalingstermijn korter dan 30 dagen, dan is
er sprake van een goede positie. Gemiddelde betalings-
termijnen van 60 dagen of meer dienen kritisch geanaly-
seerd te worden. De praktijk leert dat een oplopende
betalingstermijn tot grotere afboekingen leidt.
De gemiddelde termijn waarop de debiteuren van JZJ
betaalden bedroeg:
€ 556.000 / 1,21 / 2.925.000 * 360 = 56 dagen.
De termijn waarop klanten betalen is sterk afhankelijk
van de betalingstermijn die in de algemene voorwaarden
is opgenomen. Een betalingstermijn van 30 dagen zorgt
voor een snellere betaling dan een van 45 dagen.
Er kunnen diverse redenen zijn waarom klanten zich niet
aan de overeengekomen betalingstermijn houden. Het
kan verband houden met:
klantontevredenheid
niet geformaliseerde afspraken
onbetrouwbare klanten
liquiditeitsproblemen
onvoldoende aandacht bij een korte overschrijding
van de termijn.
Debiteurenbeheer is altijd al belangrijk geweest. Vanaf
het najaar van 2008 blijken de klanten van kantoren
echter nóg minder goed te betalen. Het is daarom
raadzaam om debiteurenbeleid vast te stellen. In dat
beleid kan bijvoorbeeld vastgesteld worden dat:
u nieuwe klanten screent voordat u ze accepteert;
u afspraken over te factureren kosten in een
opdrachtbevestiging vastlegt;
klanten facturen kunnen betalen via automatische
incasso;
voor sommige diensten of bij sommige klanten
voorschotbetalingen worden verlangd;
periodieke facturatie elke maand plaatsvindt (in plaats
van per kwartaal);
nog niet afgeronde projecten voor een deel al
worden gefactureerd;
de volgende procedure wordt gevolgd als klanten de
betalingstermijn overschrijden:
na een korte overschrijding stuurt u een herinnering;
korte tijd daarna neemt u contact op met de klant
waarbij u vraagt naar de reden van niet betalen.
Sommige klanten hebben een tijdelijk probleem en
kunnen wellicht een kort uitstel krijgen of in termij-
nen betalen. Andere klanten betalen niet omdat het
werk niet aan de verwachtingen voldeed. Blijkt de
factuur terecht te zijn, dan kunt u de debiteur
mondeling manen waarna u dit schriftelijk bevestigt.
na verstrijking van een in de bevestiging aangekon-
digde betalingstermijn kondigt u incassomaatregelen
aan;
bij overschrijding van de termijn wordt de vordering
aan een incassobureau uitbesteed.
Het is gebruikelijk om een voorziening dubieuze debiteu-
ren aan te houden van ongeveer 2% van de omzet. Als
duidelijk wordt dat bepaalde debiteurenposten niet meer
inbaar zijn, dient u deze afzonderlijk af te schrijven.
37kengetallen accountancy editie 2015
Klantenverloop
aantal vertrokken klanten
aantal klanten begin periode
Klantenverloop is minder erg als er ook aanwas van
klanten is. Het kan echter duiden op klantontevreden-
heid of risico van branches waarin klanten zich bevinden.
Een klantenverloop van meer dan 5% is enigszins
zorgwekkend.
Afhankelijkheidspercentage klanten
declaratieomzet grootste (tien) klant(en)
totale omzet
Het afhankelijkheidspercentage geeft aan in hoeverre de
omzet bij de grootste klant of groep van grootste klanten
wordt behaald en geeft daarmee inzicht in de (fi nanciële)
afhankelijkheid van bepaalde relaties. Ligt dit percentage
boven 5%, dan is sprake van een grote afhankelijkheid.
Afschrijvingskosten debiteuren
bedrag afgeboekte debiteurenposten
totaal gedeclareerde omzet
Het is gebruikelijk dat kantoren 2 tot 3% van de debiteu-
ren afboeken.
De weerslag op het rendement blijkt zeer groot te zijn
als slechts enkele percentages extra worden afgeboekt.
Zie hiervoor de uitkomsten van de stresstest.
38
Wij verwachten dat u met de kengetallen in deze
brochure inzicht hebt gekregen in de prestaties van uw
eigen kantoor en dat u weet op welke vlakken u nog
verbeteringen kunt bereiken.
In juni 2015 start Full•Finance weer met het jaarlijkse
benchmarkonderzoek waaraan u kosteloos kunt
deelnemen. Presentatie vindt in november plaats op de
Benchmarkbijeenkomsten in Amsterdam, Rotterdam en
Eindhoven. Voor meer informatie over deelname aan het
onderzoek of de bijeenkomst kunt u contact met ons
opnemen.
Op verzoek kunnen we uw eigen kantoorgegevens
afzetten tegen de diverse kengetallen, benchmark-
gegevens en aangeven waar uw kantoor goed presteert
en waar er verbetering mogelijk is. Als u hiervoor
belangstelling hebt, neem dan vrijblijvend contact met
onsop.
Drs. Marcel Maassen
Drs. Arjen Schutte RAB
Full•Finance Consultants B.V.
Postbus 2107
7302 EM Apeldoorn
Telefoon: 055 – 355 99 79
Voor opmerkingen en meer informatie kunt u een mail
sturen naar: a.schutte@fullfi nance.nl.
39kengetallen accountancy editie 2015
Colofon
Dit is een uitgave is van Full•Finance en wordt mede
mogelijk gemaakt door Novak en ABN AMRO.
Auteurs
Drs. Marcel Maassen, Full•Finance
Drs. Arjen Schutte RAB, Full•Finance
Fotoverantwoording
ABN AMRO beeldbank, Shutterstock
Commercieel contact
Hans-Eric Vos, ABN AMRO, Marketing Commercial &
Merchant Banking. [email protected]
Han Mesters, ABN AMRO, Sector Banker Zakelijke
Dienstverlening. [email protected]
Distributie
Website: www.abnamro.nl/sectoren
Telefoon: 0900-0024 (0,10 per minuut)
Website: www.fullfi nance.nl
Telefoon: 055-3559979
Disclaimer
Hoewel de uiterste zorg is nagestreefd ten aanzien van de inhoud van deze publicatie, kan niet volledig worden ingestaan voor eventuele (druk)fouten en
onvolledigheden. Full•Finance aanvaardt daarvoor geen enkele aansprakelijkheid. Niets uit deze publicatie mag worden gereproduceerd op welke manier
dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Full•Finance.
©Full•Finance, 2015
Deze publicatie is alleen bedoeld voor eigen gebruik. Het gebruik van tekstdelen en/of cijfers is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld.
Verveelvoudiging en/of openbaarmaking van deze publicatie is niet toegestaan, behalve indien hiervoor schriftelijke toestemming is verkregen van
Full•Finance. Teksten zijn afgesloten in mei 2015.
Uitgever
Full•Finance Consultants
Postbus 2107
7302 EM APELDOORN
Tel. 055 – 355 99 79
abnamro/sectoren