Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

32
Rapport FTO-peiling 2011 Kwaliteit van farmacotherapieoverleg in beeld

Transcript of Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

Page 1: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

Rapport

FTO-peiling 2011Kwaliteit van farmacotherapieoverleg in beeld

Page 2: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

Colofon

Auteursdr. Walter Cambach, IVMRob Essink, apotheker MPH, IVM

Met medewerking vandrs. ing. Henriette Giesbers, RIVMdr. Joost de Metz, IVM

december 2012

Wij hebben de grootst mogelijke zorg besteed aan deze uitgave. Aan deinhoud hiervan kunnen echter geen rechten worden ontleend. Het Instituutvoor Verantwoord Medicijngebruik is niet aansprakelijk voor directe ofindirecte schade die het gevolg is van het gebruik van de informatie diedoor middel van deze uitgave is verkregen. Niets uit deze uitgave magworden gebruikt zonder vooraf verkregen toestemming.

Instituut voor Verantwoord MedicijngebruikPostbus 3089, 3502 GB Utrecht Churchilllaan 11, 3527 GV Utrechttel 0888 800 400 fax 030 296 29 [email protected] www.medicijngebruik.nl

18-12-2012

Page 3: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

Inhoud FTO-peiling 2011SamenvattingInleiding1 Conclusies2 FTO-niveau in 20113 Medicatiebeoordelingen en therapietrouw4 Methode

Bijlagen1 Vragenlijst FTO-peiling 20112 Verkorte vragenlijst FTO-peiling 20113 Landkaart met regio-indeling o.b.v. de voormalige

Districts Huisartsen Verenigingen

3FTO-peiling 2011

45671417

212527

Page 4: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

FTO-peiling 20114

Dit rapport van het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik (IVM) toontde resultaten van de FTO-peiling 2011. De FTO-peiling geeft aan hoe hetstaat met het niveau van de FTO-groepen in 2011. Ook heeft het IVMgevraagd naar de stand van zaken rond de onderwerpen periodiekemedicatiebeoordeling en therapietrouw. De stijging van het percentage FTO-groepen dat op niveau 4 functioneert, was in de periode 2002 tot en met2007 aanzienlijk groter dan in de periode 2007 tot en met 2011. In deperiode 2002 tot en met 2007 werd het FTO sterk geïntensiveerd door deoverheid en meerdere zorgverzekeraars.

Vanaf het begin van de jaren negentig is door verschillende partijen sterkingezet op de professionalisering van het FTO. Van 2002 tot en met 2007 isieder jaar het resultaat van deze investeringen op het FTO-niveau gemonitordmet behulp van een FTO-peiling. In hoeverre het FTO na de laatste peiling oppeil is gebleven is niet bekend. Daarom heeft het IVM een nieuwe peilingover 2011 uitgevoerd.

Het niveau van de FTO-groepen blijft stijgen. In 2011 functioneert 60procent van de FTO-groepen op tenminste niveau 3. In 2007 was dit 50procent. Deze toename komt door een toename van het aantal FTO-groepenop niveau 3.

De beloning van FTO-groepen door de zorgverzekeraar loont. De driezorgverzekeraars die FTO-groepen in 2011 belonen voor goed FTO staanbovenaan in het overzicht van op hoog niveau functionerende FTO-groepen.De top drie: Univé, De Friesland en Zorg en Zekerheid.

Blijvende aandacht is nodig voor de medicatiebeoordeling en de therapie-trouw. Huisartsen en apothekers voeren te weinig medicatiebeoordelingenuit. Ook doen ze het vaak niet gezamenlijk, terwijl dit een belangrijke vereisteis voor een goede beoordeling. Het onderwerp therapietrouw wordt in 2011ten opzichte van 2007 vaker op het FTO besproken.

Samenvatting

Page 5: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

FTO-peiling 2011 5

In 2001 heeft het Nivel in samenwerking met DGV (nu het IVM) over 1999een FTO-peiling uitgevoerd. Op basis van de uitkomsten is een indelingontwikkeld waarmee de kwaliteit van het FTO wordt uitgedrukt met behulpvan vier niveaus:w niveau 1: geen gestructureerd overleg;w niveau 2: regelmatig overleg zonder concreet afspraken te maken;w niveau 3: regelmatig overleg met concrete afspraken;w niveau 4: regelmatig overleg met toetsing van gemaakte afspraken.

Vanaf 2001 tot 2007 is op geleide van de niveau-indeling door het IVM metsubsidie van het ministerie van VWS sterk ingezet op de professionaliseringvan het FTO. Om de vorderingen te volgen, werden deze gemonitord aan dehand van een FTO-peiling, waarin de niveaus van de FTO-groepen werdengemeten. De peiling is zes keer uitgevoerd. De eerste peiling was in 2003over het FTO in 2002 en de laatste was in 2008 over het FTO in 2007.

Hoe het staat met het FTO na de laatste peiling in 2007 en na de beleids-wijziging ‘minder professionalisering maar meer inzetten van het FTO alsimplementatie-instrument’ is niet bekend, evenmin of het FTO op peil isgebleven. Daarom heeft het IVM aan het ministerie van VWS subsidiegevraagd om in 2012 weer de FTO-peiling te kunnen uitvoeren.

In deze peiling is daarnaast naar de stand van zaken gevraagd rond tweefarmacotherapeutische knelpunten die alleen goed op te lossen zijn door eengoede samenwerking tussen huisarts en apotheker. Het betreft de onder-werpen therapietrouw en periodieke medicatiebeoordeling.

Dit rapport beschrijft de resultaten van de FTO-peiling over het niveau vanhet FTO in 2011. In hoofdstuk 2 van het rapport staan de belangrijksteconclusies en aanbevelingen naar aanleiding van het onderzoek. In hoofdstuk3 wordt ingegaan op hoe het FTO zich sinds de laatste peiling over het FTOin 2007 ontwikkeld heeft. In hoofdstuk 4 wordt beschreven hoeveelmedicatiebeoordelingen de huisartsen en apothekers hebben uitgevoerd enhoe vaak zij het onderwerp therapietrouw in het FTO hebben besproken. Inhet laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de gebruikte onderzoeksmethode.

Inleiding

Page 6: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

FTO-peiling 20116

Het niveau van de FTO-groepen blijft stijgenw Uit de diverse peilingen in de periode 2002 - 2007 blijkt een toename vanhet percentage groepen dat op niveau 3 en 4 functioneert van 36 procentin 2002 naar 50 procent in 2007. Het percentage groepen dat in dezeperiode op niveau 4 functioneert, is gestegen van 8 procent in 2002 naar39 procent in 2011.

w De FTO-peiling 2011 laat een verdere toename zien in het niveau van deFTO-groepen in vergelijking met 2007. Uit deze laatste peiling blijkt dathet percentage FTO-groepen dat op niveau 3 en 4 functioneert, istoegenomen van 50 procent in 2007 naar 60 procent in 2011. Dezetoename is vooral te danken aan een toename van het aantal FTO-groepen van niveau 2 naar niveau 3. Het percentage FTO-groepen opniveau 4 is gestegen van 39 procent in 2007 naar 41 procent in 2011.

w Hoewel het niveau van de FTO-groepen blijft stijgen in de periode 2007-2011 was de stijging in de periode 2002-2007, toen er sprake was vanintensivering van het FTO door overheid en zorgverzekeraars, aanzienlijkgroter.

Beloning van FTO-groepen door de zorgverzekeraar loontw Alle drie de zorgverzekeraars die FTO-groepen in 2011 belonen voor goedFTO staan in de top drie van het overzicht van FTO-groepen die op hoogniveau functioneren. Dit zijn De Friesland, Univé en Zorg en Zekerheid.

w Het lijkt er op dat het hoge niveau van FTO-groepen zakt nadat dezorgverzekeraar stopt met het belonen voor goed FTO. Zo is hetpercentage FTO-groepen in het gebied van Achmea zonder AGIS dat in2011 op niveau 4 functioneert sterk gezakt nadat Achmea enkele jarengeleden stopte met het belonen van goed FTO.

Blijvende aandacht nodig voor de medicatiebeoordeling en de therapietrouww Huisartsen en apothekers voeren te weinig medicatiebeoordelingen uit.Ook doen ze het vaak niet gezamenlijk, terwijl dit wel een belangrijkevereiste is voor een goede beoordeling. Het onderwerp therapietrouwwordt in 2011 ten opzichte van 2007 vaker op het FTO besproken. In2011 heeft 27 procent van de FTO-groepen dit onderwerp besproken,terwijl in 2007 14 procent van de groepen dit onderwerp besprak.

1 Conclusies

Page 7: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

FTO-peiling 2011 7

2 FTO-niveau in 2011

Samenvatting Tussen 2007 en 2011 is het niveau van functioneren van het FTO toe-genomen. Het percentage FTO-groepen dat op niveau 3 en 4 functioneert, isgestegen van 50 procent in 2007 naar 60 procent in 2011. Deze stijging komtvoornamelijk omdat er meer groepen op niveau 3 zijn gaan functioneren. Ditpercentage is gestegen van 11 naar 19 procent. Het aantal groepen dat opniveau 4 functioneert, is toegenomen van 39 procent naar 41 procent.

Er heeft tussen de regio’s enige verschuiving plaatsgevonden in hetpercentage FTO-groepen dat op niveau 3 en 4 functioneert. In de regio’sStedendriehoek, Midden-Brabant, Groningen, Zuid-Holland-Zuid, GooiEemland en Zeeland is het percentage sterk gestegen. In de regio Zwolle-Flevoland is de daling het grootst. Daarnaast zijn er verschuivingen geweestin het percentage groepen dat op niveau 4 functioneert. De grootste stijgingin dit percentage trof het IVM aan in regio Stedendriehoek en de grootstedaling in regio Zwolle-Flevoland.

De drie zorgverzekeraars die FTO-groepen in 2011 belonen voor goed FTOstaan in de top drie van de lijst van FTO-groepen die op hoog niveaufunctioneren. Dit zijn Univé, De Friesland en Zorg en Zekerheid. Het ‘oude’Achmea, dus zonder AGIS, behoorde in 2007 tot de top drie. Achmea is methet belonen gestopt. Dit resulteert in een grote daling van het aantal groependat op niveau 4 functioneert.

Het FTO-niveau in 2011 landelijkIn grafiek 2.1 is de ontwikkeling van het FTO sinds de eerste peiling over2002 grafisch weergegeven.

Grafiek 2.1 Ontwikkeling van het FTO in de periode 2002 - 2011

Page 8: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

FTO-peiling 20118

Tabel 2.1 geeft een beeld hoe het FTO zich sinds de laatste peiling over 2007landelijk heeft ontwikkeld.

Uit de tabel en de grafiek volgt dat het percentage FTO-groepen dat opniveau 3 en 4 functioneert is gestegen van 32 procent in 2002, 50 procent in2007 naar 60 procent in 2011. Met name is er vanaf de eerste peiling over2002 tot de voorlaatste peiling over 2007 een duidelijke stijging in niveau 4waar te nemen: van 8 procent in 2002 naar 39 procent in 2007. Daarna vlaktde stijging af naar 41 procent in 2011.

De belangrijkste verschillen tussen het FTO-niveau in 2007 en 2011 zijn dater in 2011 meer groepen op niveau 3 zijn gaan functioneren (19 in plaats van11 procent) en minder groepen op niveau 2 (29 in plaats van 37 procent). Ditbetekent dat tussen 2007 en 2011 met name meer groepen prescriptiecijferszijn gaan bespreken en afspraken zijn gaan maken. Omdat het aantalgroepen dat op niveau 4 functioneert nauwelijks is toegenomen, is het aantalgroepen dat de gemaakte afspraken na enige tijd toetst ook weinigtoegenomen.

Uit de FTO-peiling volgt verder dat in 2011 1.8 procent van de FTO-groepenniet bij elkaar is geweest. Dit is een lager percentage dan in 2007. In 2007kwam 3.1 procent van de FTO-groepen niet bij elkaar.

Het FTO-niveau in 2011 naar regioIn landkaart 2.1 is af te lezen welk percentage van de FTO-groepen in deregio’s op FTO-niveau 3 en 4 functioneert in respectievelijk 2007 en 2011. Degebruikte indeling van de regio’s is die van de voormalige Districts HuisartsenVerenigingen (DHV-en), zie bijlage 3.

Tabel 2.2 geeft per district een overzicht van het percentage FTO-groependat in 2011 op niveau 3 en 4 functioneert, gerangschikt op hetgecombineerde percentage (niveau 3 en 4) in 2011. Het niveau in 2011wordt vergeleken met dat in 2007.

Tabel 2.1 FTO-niveau 2007 versus FTO-niveau 2011

Niveau 2007 2011

Niveau 1 13% 11%

Niveau 2 37% 29%

Niveau 3 11% 19%

Niveau 4 39% 41%

N 2007 = 610 FTO-groepen, N 2011 = 482 FTO-groepen

Page 9: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

FTO-peiling 2011 9

Percentage FTO-groepenkwaliteitsniveau 3 of 4*

22 - 3939 - 5050 - 5656 - 6767 - 85

Percentage FTO-groepenkwaliteitsniveau 3 of 4*

31 - 3939 - 5050 - 5656 - 6767 - 85

2007 2011

ww

w.z

orga

tlas.

nl

Landkaart 2.1 Percentage FTO-groepen dat op niveau 3 en 4 functioneert in 2007 en in 2011, ingedeeld naar regio

Tabel 2.2 Regio’s gerangschikt op percentage FTO-groepen ingedeeld in niveau 3 en 4 in 2011

Regio 2007 2011Aantal responderende % groepen Aantal responderende % groepen

groepen niveau 3 en 4 groepen niveau 3 en 4

Zuidoost-Brabant 25 68% 20 85%

Den Haag e.o. 20 55% 18 78%

Haarlem-Kennemerland 25 64% 23 78%

Noord-Holland-Noord 41 85% 29 76%

Rijnland & Midden-Holland 31 81% 21 76%

Friesland 26 58% 24 75%

Groot Gelre 53 55% 42 67%

Drenthe 22 73% 17 65%

Stedendriehoek 22 32% 14 64%

Midden-Brabant 12 25% 8 63%

Groningen 27 33% 15 60%

Zuid-Holland-Zuid 22 27% 18 56%

Amsterdam 28 35% 20 55%

Gooi Eemland 27 30% 22 55%

Rotterdam e.o. 32 43% 24 54%

Westland-Schieland-Delfland 13 54% 13 54%

Noord-Brabant-Noordoost 17 47% 19 53%

Zeeland 9 22% 6 50%

Zwolle-Flevoland 34 68% 35 49%

West-Brabant 25 36% 17 47%

Utrecht 33 24% 28 46%

Limburg 45 49% 33 39%

Twente 21 24% 16 31%

Page 10: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

FTO-peiling 201110

De landkaart en de tabellen laten zien dat de regio’s Zuidoost-Brabant,Noord-Holland-Noord en Rijnland & Midden Holland zowel in 2007 als in2011 in de top vijf zitten. Nieuw in de top vijf zijn Den Haag en Haarlem-Kennemerland, verdwenen uit de top vijf zijn Drenthe en Zwolle-Flevoland.

Verder is in zes regio’s het percentage groepen dat op niveau 3 en 4functioneert met meer dan 25 procentpunt gestegen in vergelijking met2007. Het betreft de regio’s Stedendriehoek, Midden-Brabant, Groningen,Zuid-Holland-Zuid en Zeeland. De grootste daling is in Zwolle-Flevoland waarhet percentage groepen op niveau 3 en 4 daalt van 68 naar 49 procent.

In landkaart 2.2 is af te lezen welk percentage van de FTO-groepen in deregio’s op FTO-niveau 4 functioneert in respectievelijk 2007 en 2011. Degebruikte indeling van de regio’s is die van de voormalige Districts HuisartsenVerenigingen (DHV-en), zie bijlage 3.

Percentage FTO-groepenkwaliteitsniveau 4

Percentage FTO-groepenkwaliteitsniveau 4

2007 2011

ww

w.z

orga

tlas.

nl

0 - 14 14 - 2626 - 4242 - 5656 - 72

0 - 1414 - 2626 - 4242 - 5656 - 83

Landkaart 2.2 Percentage FTO-groepen dat op niveau 4 functioneert in 2007 en in 2011, ingedeeld naar regio

Page 11: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

FTO-peiling 2011 11

Tabel 2.3 geeft per district een overzicht van het percentage FTO-groependat in 2011 op niveau 4 functioneert, gerangschikt op het percentage niveau4 in 2011. Het niveau in 2011 wordt vergeleken met dat in 2007.

Als alleen naar de regio’s met het hoogste aantal groepen op niveau 4 wordtgekeken, valt op dat drie van de vijf regio’s die in 2007 in de top vijf zatenook in 2011 in de top vijf terug te vinden zijn. Het betreft de regio’s Noord-Holland-Noord, Rijnland & Midden Holland en Haarlem-Kennemerland.Nieuw in de top 5 van 2011 zijn de regio’s Friesland en Rotterdam. Niet meerterug te vinden in de top 5 van 2011 zijn de regio’s Zwolle-Flevoland enDrenthe.

De grootste stijger is Stedendriehoek. In deze regio is het percentage FTO-groepen op niveau 4 gestegen van 9 procent in 2007 naar 43 procent in2011. Stedendriehoek is de enige regio die met meer dan 25 procentpunt isgestegen. De grootste daler is Zwolle-Flevoland (van 68 procent in 2007 naar40 procent in 2011).

Tabel 2.3 Regio’s gerangschikt op percentage FTO-groepen ingedeeld in niveau 4 in 2011

Regio 2007 2011Aantal responderende % groepen Aantal responderende % groepen

groepen niveau 4 groepen niveau 4

Noord-Holland-Noord 41 83% 29 72%

Rijnland & Midden-Holland 31 77% 21 67%

Haarlem-Kennemerland 25 56% 23 65%

Friesland 26 42% 24 63%

Rotterdam e.o. 32 34% 24 46%

Groot Gelre 53 34% 42 43%

Stedendrie-hoek 22 9% 14 43%

Drenthe 22 64% 17 41%

Gooi Eemland 27 30% 22 41%

Zuidoost-Brabant 25 48% 20 40%

Zwolle-Flevoland 34 68% 35 40%

Amsterdam 28 14% 20 35%

Groningen 27 26% 15 33%

Zeeland 9 11% 6 33%

Zuid-Holland-Zuid 22 18% 18 33%

Noord-Brabant-Noordoost 17 41% 19 32%

Westland-Schieland-Delfland 13 23% 13 31%

West-Brabant 25 20% 17 29%

Den Haag e.o. 20 50% 18 28%

Utrecht 33 18% 28 25%

Twente 21 14% 16 25%

Limburg 45 33% 33 24%

Midden-Brabant 12 0% 8 0%

Page 12: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

FTO-peiling 201112

Het FTO-niveau in 2011 naar zorgverzekeraarTabel 2.4 bevat de niveau indeling van de FTO-groepen naar zorg-verzekeraars, gerangschikt op het percentage FTO-groepen in niveau 3 en 4in 2011. Het betreft FTO-groepen die zowel in 2007 als in 2011 hebbenmeegedaan aan de FTO-peiling. Hierbij wordt de FTO-groep toegewezen aande zorgverzekeraar die in een gebied de grootste is. Welke zorgverzekeraarde grootste is, is bepaald aan de hand van de vraag: 'Bij welke zorg-verzekeraar waren de meeste van uw patiënten in 2007 verzekerd?' De intabel 2.4 vermelde zorgverzekeraars zijn de zorgverzekeraarsmerken zoalsgenoemd in de FTO-peiling 2007. Zorgverzekeraars die door minder dan tienFTO-groepen als dominante zorgverzekeraar zijn aangeduid, zijn niet in ditdeelonderzoek meegenomen.

Uit tabel 2.4 blijkt dat Univé en Zorg en Zekerheid zowel in 2007 als in 2011in de top drie van zorgverzekeraars staan met het grootste percentage FTO-groepen dat op niveau 3 en 4 functioneert. De Friesland is gestegen vanplaats 4 in 2007 naar plaats 2 in 2011. Achmea is gezakt van plaats 2 in 2007naar plaats 4 in 2011.

De belangrijkste stijging in het percentage FTO-groepen dat op niveau 3 en 4functioneert kan gevonden worden in het gebied waar AGIS de preferentezorgverzekeraar is.

Tabel 2.5 bevat de niveau indeling van de FTO-groepen naar zorg-verzekeraars, gerangschikt op het percentage FTO-groepen in niveau 4 in2011. De FTO-groepen en de zorgverzekeraars zijn op dezelfde manierbepaald als hierboven beschreven.

Tabel 2.4 FTO-niveau naar zorgverzekeraars uit 2007, gerangschikt op percentage FTO-groepen in niveau 3 en 4 in 2011

Zorgverzekeraar Aantal groepen 2007 2011% groepen % groepen

niveau 3 en 4 niveau 3 en 4

Univé 12 92% 83%

De Friesland 18 61% 72%

Zorg en Zekerheid 19 63% 69%

Achmea 57 74% 65%Avéro, FBTO, Groene Land, OZF, PWZ, Zilveren Kruis

VGZ 39 51% 62%

AGIS 53 32% 59%

CZ/OZ 40 40% 58%

Menzis 42 36% 48%Amicon, Anderzorg, Confior, Géove, Nederzorg, NVS

Page 13: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

FTO-peiling 2011 13

Uit tabel 2.5 blijkt dat Univé en Zorg en Zekerheid zowel in 2007 als in 2011in de top drie voorkomen. Nieuw in de top drie in 2011 is De Friesland,verdwenen uit de top drie in 2011 is Achmea.

Uit tabel 2.5 volgt dat er tussen de zorgverzekeraars een aantal opvallendeverschuivingen heeft voorgedaan. De grootste stijging tussen 2007 en 2011in het percentage FTO-groepen dat op niveau 4 functioneert is gevonden bijzorgverzekeraar AGIS (van 25 naar 47 procent). De grootste daling in hetaantal FTO-groepen dat op niveau 4 functioneert heeft plaatsgevonden bijAchmea (van 70 naar 51 procent).

Wanneer gekeken wordt naar het aantal FTO-groepen dat op hoog niveaufunctioneert, staan Univé, Zorg en Zekerheid en De Friesland die FTO-groepen in 2011 belonen voor de kwaliteit van het FTO in de top drie. Het‘oude’ Achmea beloonde niveau 4 groepen voor de kwaliteit van het FTO,maar is daarmee een aantal jaren geleden gestopt. Dit is waarschijnlijk deverklaring voor de daling in FTO-groepen op niveau 4.

Tabel 2.5 FTO-niveau naar zorgverzekeraars uit 2007, gerangschikt op percentage FTO-groepen in niveau 4 in 2011

Zorgverzekeraar Aantal groepen 2007 2011% groepen % groepenniveau 4 niveau 4

Univé 12 92% 83%

Zorg en Zekerheid 19 63% 63%

De Friesland 18 44% 61%

Achmea Avéro, FBTO, Groene Land, OZF, PWZ, Zilveren Kruis 57 70% 51%

AGIS 53 25% 47%

CZ/OZ 40 23% 38%

Menzis Amicon, Anderzorg, Confior, Géove, Nederzorg, NVS 42 29% 33%

VGZ 39 31% 26%

Page 14: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

FTO-peiling 201114

Met het uitvoeren van medicatiebeoordelingen en de bevordering vantherapietrouw kan veel gewonnen worden met betrekking tot doelmatigheid,kwaliteit en veiligheid van het gebruik van geneesmiddelen. Een goedesamenwerking tussen de huisarts en de apotheker en dus een goed FTO zijnhierbij essentieel.

SamenvattingHuisartsen en apothekers voeren te weinig medicatiebeoordelingen uit. Ookdoen ze het vaak niet gezamenlijk, terwijl dit wel een belangrijke vereiste isvoor een goede beoordeling.

Het onderwerp therapietrouw wordt in 2011 ten opzichte van 2007 vaker ophet FTO besproken. In 2011 heeft 27 procent van de FTO-groepen ditonderwerp besproken, terwijl in 2007 14 procent van de groepen ditonderwerp besprak.

MedicatiebeoordelingAan alle huisartsen en apothekers die voor hun FTO-groepen de FTO-peilinghebben ingevuld is gevraagd of ze in 2011 medicatiechecks hebbenuitgevoerd bij mensen van 65 jaar of ouder die langdurig vijf of meerverschillende geneesmiddelen gebruiken. Ook is gevraagd - als ze eenmedicatiecheck uitvoeren - of ze dit samen met de apotheker, respectievelijkhuisarts uitvoeren.

In tabel 3.1 is weergegeven of huisartsen en apothekers in 2011medicatiechecks hebben uitgevoerd en hoe vaak ze dit hebben gedaan. Intabel 3.2 staat vermeld in welke mate deze medicatiechecks door de huisartsen apotheker gezamenlijk zijn uitgevoerd.

3 Medicatiebeoordelingen entherapietrouw

Tabel 3.1 Percentage huisartsen en apothekers dat de medicatiecheck heeft uitgevoerd in 2011 bij patiënten van 65 jaar of ouder die langdurig vijf of meer verschillende geneesmiddelen gebruiken

Bij alle patiënten 2%

Bij meer dan de helft van de patiënten 9%

Bij minder dan de helft van de patiënten 79%

Nooit 10%

N = 546 huisartsen en apothekers

Tabel 3.2 Percentage huisartsen en apothekers dat gezamenlijk de medicatiecheck heeft uitgevoerd in 2011

Gezamenlijk Niet gezamenlijk

Bij alle patiënten 1% 1%

Bij meer dan de helft van de patiënten 8% 2%

Bij minder dan de helft van de patiënten 67% 21%

Totaal 76% 24%

N = 490 huisartsen en apothekers

Page 15: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

FTO-peiling 2011 15

Uit tabel 3.1 volgt dat 90 procent van de huisartsen en apothekers die depeiling heeft ingevuld in 2011 medicatiechecks heeft uitgevoerd bij patiëntenvan 65 jaar of ouder die langdurig vijf of meer verschillende geneesmiddelengebruiken. 11 procent van de huisartsen en apothekers geeft aan dezemedicatiechecks uitgevoerd te hebben bij meer dan de helft van allepatiënten uit de hiervoor genoemde patiëntencategorie. Uit tabel 3.2 volgtdat 76 procent van de huisartsen en apothekers die medicatiechecks heeftuitgevoerd, dit gezamenlijk heeft gedaan.

Als deze resultaten worden gelegd naast de in 2011 geldende richtlijn voor deeerste lijn - de LHV handreiking 'Complexe ouderenzorg in het verzorgings-huis en thuis' (2009) - valt het volgende op:98 procent van alle huisartsen en apothekers voert niet bij alle patiënten van65 jaar of ouder die langdurig vijf of meer verschillende geneesmiddelengebruiken een medicatiebeoordeling uit. Volgens de handreiking moet bij aldeze patiënten de medicatie worden beoordeeld. De in 2012 uitgekomen'Multidisciplinaire Richtlijn Polyfarmacie' is soepeler. Een medicatie-beoordeling hoeft bij deze patiëntencategorie alleen plaats te vinden als erook minimaal sprake is van een risicofactor zoals verminderde nierfunctie,verminderde cognitie, verhoogd valrisico, signalen van therapieontrouw, nietzelfstandig wonend en niet geplande ziekenhuisopname.24 procent van de huisartsen en apothekers voert de medicatiebeoordelingenniet gezamenlijk uit. Volgens de handreiking 'Complexe ouderenzorg in hetverzorgingshuis en thuis' moet de beoordeling door de arts en apothekergezamenlijk uitgevoerd worden. De 'Multidisciplinaire Richtlijn Polyfarmacie'bij ouderen gaat hierin nog een stapje verder. Bij de medicatieboordelingmoet ook de patiënt (of mantelzorg/verzorgenden) worden betrokken.

TherapietrouwIn zowel de peiling van 2007 als die van 2011 is gevraagd of in het FTO hetonderwerp therapietrouw is behandeld. Daarnaast is in de peiling van 2011aan de artsen en apothekers die het onderwerp therapietrouw hebbenbehandeld, gevraagd of de over dit onderwerp gemaakte afsprakenstructureel zijn ingevoerd in de praktijk.

In tabel 3.3 is weergegeven het percentage FTO-groepen dat het onderwerptherapietrouw in 2007 respectievelijk 2011 in het FTO heeft behandeld.

Uit tabel 3.3 blijkt dat 27 procent van de FTO-groepen het onderwerptherapietrouw in 2011 heeft behandeld. Dit is een groter aantal dan in 2007.In 2007 had 14 procent van de FTO-groepen het onderwerp therapietrouwbehandeld. Deze stijging is in de lijn van de verwachting.

Ook is in de peiling aan de huisartsen en apothekers die therapietrouw in2011 hebben behandeld in het FTO, gevraagd of zij de gemaakte afsprakengeïmplementeerd hebben in hun praktijkvoering. 53 procent van dezehuisartsen en apothekers zegt dit daadwerkelijk gedaan te hebben.

Tabel 3.3 Percentage FTO-groepen dat het onderwerp therapietrouw heeft behandeld

2007 2011

14% 27%

N 2007 = 456 FTO-groepen, N 2011 = 434 FTO-groepen

Page 16: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

FTO-peiling 201116

In 2006 kwam het eindrapport van het HARM-onderzoek1 uit. Therapie-ontrouw bleek een van de belangrijkste risicofactoren te zijn voor medicatiegerelateerde ziekenhuisopnamen. Naar aanleiding van dit rapport is er in delaatste jaren steeds meer aandacht voor het onderwerp therapietrouw. Zo isin 2011 de TherapietrouwMonitor (www.therapietrouwmonitor.nl)gelanceerd. Desondanks blijft de continue aandacht voor therapietrouwbelangrijk. Op het zesde congres over zorg aan chronische zorg dat op 29 juni2012 plaatsvond op de Universiteit van Utrecht werd - onderbouwd metonderzoek - verkondigd dat na een jaar, slechts 30 procent van de chronischzieken hun medicatie volgens voorschrift gebruikt.

1 Bemt PMLA van den, Egberts TCG. Eindrapport HARM-onderzoek. Afdeling Pharmacoepidemiologie enPharmacotherapie. Utrecht; Utrecht Institute for Pharmaceutical Sciensces; 2006.

Page 17: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

FTO-peiling 2011 17

De FTO-peilingDe FTO-peiling is een vragenlijst die ingevuld moet worden door decontactpersonen van de FTO-groepen. De FTO-peiling 2007 bestaat uit 22vragen. De vragenlijst bestaat uit de volgende onderdelen (zie bijlage 1):w Vragen betreffende indicatoren die nodig zijn voor de niveau-indeling.Deze vragen zijn ook in 2008 - voor de FTO-peiling 2007 - gesteld.

w Vragen over de beloning van zorgverzekeraars voor het niveau van hetFTO en/of het voorschrijfbeleid.

w Overige vragen over onder andere de aandacht voor medicatiebeoordelingen therapietrouw.

De vragenlijst is via de e-mail en gebruikmakend van een netquestionnairegestuurd naar alle 1297 in het IVM adressenbestand bekende contact-personen van 762 FTO-groepen. Ter voorbereiding hierop heeft het IVM bijalle bekende apothekerscontactpersonen telefonisch de contactgegevens vande FTO-groep geverifieerd. Hiermee is 97 procent van de 789 bekende FTO-groepen bereikt. Contactpersonen die niet reageerden kregen binnen eentijdsperiode van 6 weken tweemaal per e-mail een reminder gestuurd. Vuldenze dan alsnog niet een vragenlijst in, dan kregen ze een verkorte vragenlijstper e-mail opgestuurd. Deze korte vragenlijst bestaat uit 11 vragen die nodigzijn voor het indelen van FTO-groepen in functioneringsniveaus (zie bijlage2).

ResponsVan de 1297 contactpersonen naar wie de FTO-peiling 2011 is verstuurd,hebben 647 contactpersonen de vragenlijst ingevuld. Dit komt overeen met50 procent van de benaderde contactpersonen. Deze 647 contactpersonenvertegenwoordigen 497 FTO-groepen, waarmee de respons op 65 procentuitkomt. In vergelijking met de vorige FTO-peilingen is deze respons lagerdan het gemiddelde (72%), zie tabel 4.1.

4 Methode

Tabel 4.1 Respons FTO-peilingen

Jaar Respons Responsaantal FTO-groepen % FTO-groepen van totaal

2002 397 52%

2003 623 78%

2004 622 78%

2005 551 69%

2006 662 80%

2007 647 80%

2011 498 65%

Page 18: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

FTO-peiling 201118

In tabel 4.2 is de respons van de FTO-groepen naar regio (voormalig DHV-district) in 2011 weergegeven.

Uit tabel 4.2 volgt dat Haarlem-Kennemerland het hoogst scoort met 82procent en Midden-Brabant het laagst met 43 procent. In de FTO-peiling2007 waren er ook grote verschillen in de respons per regio. Ze varieerdenvan 90 procent in Groningen tot 63 procent in Midden-Brabant.

Er is zoals eerder is beschreven een aantal respons verhogende maatregelengenomen. Zo is er tweemaal een reminder per e-mail gestuurd met devolledige vragenlijst en een keer een reminder met de verkorte vragenlijst. Intabel 4.3 staan de resultaten van deze maatregelen vermeld.

Tabel 4.2 Respons FTO-peiling 2011 per regio, gerangschikt naar regio met de hoogste respons

District Aantal benaderde Aantal responderende Respons percentageFTO-groepen FTO-groepen

Haarlem-Kennemerland 28 23 82%

Zwolle-Flevoland 43 35 81%

Noord-Brabant-Noordoost 26 20 77%

Westland-Schieland-Delfland 17 13 76%

Friesland 34 24 71%

Rijnland & Midden-Holland 30 21 70%

Noord-Holland-Noord 43 29 67%

Stedendriehoek 24 16 67%

Twente 27 18 67%

Den Haag e.o. 29 19 66%

Groot Gelre 65 43 66%

Drenthe 26 17 65%

Limburg 55 36 65%

West-Brabant 28 18 64%

Zuid-Holland-Zuid 28 18 64%

Amsterdam 34 21 62%

Utrecht 45 28 62%

Gooi Eemland 36 22 61%

Groningen 25 15 60%

Rotterdam e.o. 44 25 57%

Zuidoost-Brabant 37 21 57%

Zeeland 11 5 55%

Midden-Brabant 21 9 43%

Totaal 762 497 65%

Page 19: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

FTO-peiling 2011 19

AnalyseDe analyse is uitgevoerd met behulp van IBM SPSS Statistics versie 19. Metde 647 ontvangen vragenlijsten hebben we van 497 groepen een reactieontvangen. Van 355 FTO-groepen zijn de gegevens door één contactpersoonaangeleverd, van 133 FTO-groepen door twee contactpersonen en vannegen FTO-groepen door drie contactpersonen. Van de eerste categorie zijnalle ingevulde vragenlijsten in de analyse meegenomen. Van de tweede enderde categorie kozen we voor de respondenten die de minste missings(ontbrekende informatie) hadden bij de vragen die nodig zijn voor de niveau-indeling. Bij geen of een gelijk aantal missings is willekeurig bepaald vanwelke respondent de gegevens zijn meegenomen in de analyse.

In de uiteindelijke analyse zijn de vragenlijsten van 254 apothekerscontact-personen en 243 huisartsencontactpersonen betrokken. Deze verhoudingkomt nagenoeg overeen met de verhouding apothekers - huisartsen (50procent - 50 procent) bij alle respondenten. Van de 497 in de analysemeegenomen vragenlijsten zijn er 454 via de netquestionnaire ontvangen (91procent) en 43 (9 procent) als verkorte enquête. Negen van deze FTO-groepen (1.8 procent) bleken geen enkele FTO-bijeenkomst te hebben gehadin 2011. Daarnaast konden zes groepen (1.2 procent) niet worden ingedeeldomdat de daarvoor benodigde vragen onvoldoende waren beantwoord. Ditbetekent dat van in totaal 482 FTO-groepen het functioneringsniveau konworden vastgesteld.

IndicatorenOm ontwikkelingen in het functioneringsniveau te kunnen blijven volgen isvoor de niveau-indeling van FTO-groepen gebruik gemaakt van de voor deFTO-peiling 2002 ontwikkelde methode. Deze gaat uit van de volgende zesindicatoren:1. het aantal FTO-bijeenkomsten,2. de duur van de FTO-bijeenkomsten,3. de al dan niet gezamenlijke voorbereiding van de FTO-bijeenkomsten,4. het al dan niet werken met prescriptiecijfers,5. het al dan niet vastleggen van ten minste twee afspraken,6. het al dan niet (met behulp van cijfers) toetsen van ten minste eenafspraak.

Tabel 4.4 geeft een overzicht van de eisen die met betrekking tot dezeindicatoren worden gesteld.

Tabel 4.3 Respons op volledige vragenlijst respectievelijk respons op verkorte vragenlijst

Activiteit Aantal verstuurde Aantal ontvangen Relatieve respons op vragenlijsten vragenlijsten FTO-groep niveau

Versturen volledige vragenlijst 1296 contactpersonen 563 vragenlijsten 60%

per e-mail plus twee reminders van 762 FTO-groepen van 454 FTO-groepen

Versturen korte vragenlijst 668 contactpersonen 84 vragenlijsten 6%

per e-mail van 532 niet responderende van 43 FTO-groepen

FTO-groepen

Totaal 1296 contactpersonen 647 vragenlijsten 65%

van 762 FTO-groepen van 497 FTO-groepen

Page 20: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

FTO-peiling 201120

Tabel 4.4 Indicatoren niveau-indeling FTO

Indicator Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4

Aantal bijeenkomsten ≥ 1 ≥ 4 ≥ 4 ≥ 5

Voorbereiding arts of apotheker arts en apotheker arts en apotheker

Duur bijeenkomsten ≥ 1.5 uur ≥ 1.5 uur

Werken met cijfers ja ja

Vastleggen afspraken ja ja

Toetsen afspraken ja

Page 21: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

FTO-peiling 2011 21

Bijlage 1Vragenlijst FTO-peiling 2011

Onderstaande vragen hebben betrekking op de periode januari t/m december 2011.

1. Hoeveel FTO-bijeenkomsten heeft uw FTO-groep in 2011 gehouden? bijeenkomsten (bij 0 ga door naar vraag 12)

2. Wat was de gemiddelde duur van die bijeenkomsten? uur minuten

3. Wie bereidden in 2011 de bijeenkomsten van uw FTO-groep gewoonlijk voor?Kies één antwoord dat het meest van toepassing is!

q huisarts(en) en apotheker(s) samenq huisarts(en) of apotheker(s) (ga door naar vraag 5)q huisarts(en) (ga door naar vraag 5)q apotheker(s) (ga door naar vraag 5)q specialist uit het ziekenhuis (ga door naar vraag 5)q geen voorbereider(s) (ga door naar vraag 5)q ander(en), namelijk (ga door naar vraag 5)

4. Hielden de betreffende huisarts(en) en apotheker(s) ter voorbereiding op de bijeenkomsten van uw FTO-groep ook een gezamenlijk vooroverleg?q nee, nooitq ja, bij niet meer dan de helft van de FTO-bijeenkomstenq ja, bij meer dan de helft van de FTO-bijeenkomstenq ja, altijd

5. Werd in 2011 tijdens het FTO gewerkt met voorschrijfcijfers?q nee, nooitq ja, bij niet meer dan de helft van de FTO-bijeenkomstenq ja, bij meer dan de helft van de FTO-bijeenkomstenq ja, altijd

6. Werden er in 2011 farmacotherapeutische afspraken gemaakt in het FTO?q nooit (ga door naar vraag 9)q bij één onderwerpq bij twee of meer onderwerpenq altijd

7. Werden de gemaakte afspraken vastgelegd in verslagen of notulen?q nee, nooitq ja, een deel van de afspraken werd vastgelegd in de verslagen of notulenq ja, alle afspraken werden vastgelegd in de verslagen of notulen

Page 22: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

FTO-peiling 201122

Een resultaatdoelstelling is een afspraak met daarin aangegeven een streefwaarde en eentijdsperiode waarbinnen die streefwaarde behaald moet worden. Bijvoorbeeld: 'het aantal nieuwe gebruikers van geneesmiddel x is over zes maanden met tenminste 10% toegenomen'.

8. Werden in 2011 resultaatdoelstellingen gemaakt in het FTO?q nooit q bij één onderwerpq bij twee of meer onderwerpen

9. Werd in 2011 het effect op het voorschrijfgedrag van eerder gemaaktefarmacotherapeutische afspraken rond tenminste één onderwerp geëvalueerd tijdens een (deel van een) FTO-bijeenkomst?q nee (ga door naar vraag 12)q ja

10.Werden daarbij prescriptiecijfers gebruikt?q neeq ja

11.Werden in 2011 eerder gemaakte resultaatdoelstellingen geëvalueerd met behulp van cijfers tijdens een (deel van een) FTO-bijeenkomst?q nooit q bij één onderwerpq bij twee of meer onderwerpen

Tot zover de vragen over het niveau van uw FTO. Hieronder volgen enkele aanvullende vragen over de beloning van zorgverzekeraars voor het niveau van het FTO of het voorschrijfbeleid, deinformatievoorziening over nieuwe geneesmiddelen en de medicatiecheck.

12.Bij welke zorgverzekeraar waren de meeste van uw patiënten in 2011 verzekerd? Slechts één antwoord mogelijk

q Achmea (Zilverenkruis Achmea, Agis, Avéro Achmea, FBTO, Interpolis, OZF Achmea)q CZ Delta Lloyd OHRAq Menzis (Anderzorg, Menzis, Azivo)q Uvit (Univé, VGZ, Trias, IZA, IZZ, GOUDA, UMC)q ASRq De Frieslandq DSWq ONVZq Salland (ENO)q Stad Hollandq Zorg en Zekerheidq andere zorgverzekeraar, namelijk

13.Deed uw FTO-groep in 2011 mee aan een programma van een of meer zorgverzekeraars waarin het FTO-niveau werd beloond?q jaq nee

14.Deden de huisartsen van uw FTO-groep in 2011 mee aan een programma van een of meerzorgverzekeraars waarin het voorschrijfbeleid werd beloond?q jaq nee

Page 23: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

FTO-peiling 2011 23

Het ministerie van VWS heeft het IVM opdracht gegeven informatie over nieuwegeneesmiddelen te verspreiden. Wij zijn benieuwd naar welke informatiebronnen u gebruikt en hoe u door het IVM geïnformeerd zou willen worden.

15.Kunt u voor elk van de onderstaande informatiebronnen aangeven of u deze in 2011gebruikt heeft voor het zoeken naar informatie over nieuwe geneesmiddelen?Kruis per informatiebron het voor u geldende antwoord aan

NHG-richtlijnen (NHG-standaarden, FTR-en) q ja q neeGeneesmiddelenbulletin (Gebu) q ja q nee

Andere wetenschappelijke of vaktijdschriften q ja q neeSchriftelijke informatie farmaceutische industrie q ja q neeArtsenbezoeker q ja q neeHuisarts q ja q neeApotheker q ja q neeMedisch specialist q ja q neeFTO-overleg q ja q neeAnders, namelijk q ja q nee

16.Hoe zou u door het IVM geïnformeerd willen worden over nieuwe geneesmiddelen?

De medicatiecheck is bedoeld voor mensen van 65 jaar of ouder die langdurig vijf of meerverschillende geneesmiddelen gebruiken.

17.Heeft u in 2011 een medicatiecheck gedaan bij de patiënten ouder dan 65 jaar?q nee, nooitq ja, bij minder dan de helft van de patiëntenq ja, bij meer dan de helft van de patiëntenq ja, bij alle patiënten

18. Heeft u de medicatiecheck altijd uitgevoerd in overleg met de apotheker (indien u huisarts bent) of de huisarts (indien u apotheker bent)?q jaq nee

Ten slotte volgen vier vragen over therapietrouw. Deze vragen zijn opgesteld in samenwerkingmet het Nivel en uw antwoorden op de vier vragen zullen gedeeld worden met het Nivel. HetNivel zal vertrouwelijk met uw informatie omgaan. De uitkomsten worden uitsluitend opregionaal c.q. landelijk niveau gepresenteerd en zijn niet tot individuele groepen herleidbaar.

19.Heeft u het onderwerp therapietrouw behandeld in 2011?q jaq nee (u kunt de rest van de vragen overslaan en onderaan aangeven of u prijs stelt op ontvangst

van de resultaten van de FTO-peiling 2011)

20.Heeft u het onderwerp therapietrouw behandeld met FTO-materiaal van het IVM?q jaq nee

Page 24: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

FTO-peiling 201124

21.Heeft het behandelen van het onderwerp therapietrouw geleid tot een afspraak in uwpraktijk en/of apotheek?q jaq nee

22.Is één of meer van deze afspraken bestendigd (structureel gemaakt) in de praktijkvoering?q jaq nee

U kunt hieronder aangeven of u prijs stelt op ontvangst van de resultaten van de FTO-peiling2011.q ja, ik ontvang graag per e-mail de resultaten van de FTO-peiling 2011

Kent u onze digitale FTO-nieuwsbrief al? Deze verschijnt ieder kwartaal en is bestemd voorapothekers en huisartsen die meer werk willen maken van professionalisering van het FTO. Delaatste uitgave en mogelijkheid tot aanmelding vindt u op www.medicijngebruik.nl

Eventuele op- of aanmerkingen over deze peiling kunt u hieronder kwijt.

Page 25: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

FTO-peiling 2011 25

Bijlage 2Verkorte vragenlijst FTO-peiling 2011

Onderstaande vragen hebben betrekking op de periode januari t/m december 2011.

1. Hoeveel FTO-bijeenkomsten heeft uw FTO-groep in 2011 gehouden? bijeenkomsten (bij 0 kunt u de rest van de vragen overslaan en onderaanaangeven of u prijs stelt op ontvangst van de resultaten van de FTO-peiling 2011)

2. Wat was de gemiddelde duur van die bijeenkomsten? uur minuten

3. Wie bereidden in 2011 de bijeenkomsten van uw FTO-groep gewoonlijk voor?Kies één antwoord dat het meest van toepassing is!

q huisarts(en) en apotheker(s) samenq huisarts(en) of apotheker(s) (ga door naar vraag 5)q huisarts(en) (ga door naar vraag 5)q apotheker(s) (ga door naar vraag 5)q specialist uit het ziekenhuis (ga door naar vraag 5)q geen voorbereider(s) (ga door naar vraag 5)q ander(en), namelijk (ga door naar vraag 5)

4. Hielden de betreffende huisarts(en) en apotheker(s) ter voorbereiding op debijeenkomsten van uw FTO-groep ook een gezamenlijk vooroverleg?q nee, nooitq ja, bij niet meer dan de helft van de FTO-bijeenkomstenq ja, bij meer dan de helft van de FTO-bijeenkomstenq ja, altijd

5. Werd in 2011 tijdens het FTO gewerkt met voorschrijfcijfers?q nee, nooitq ja, bij niet meer dan de helft van de FTO-bijeenkomstenq ja, bij meer dan de helft van de FTO-bijeenkomstenq ja, altijd

6. Werden er in 2011 farmacotherapeutische afspraken gemaakt in het FTO?q nooit (ga door naar vraag 9)q bij één onderwerpq bij twee of meer onderwerpenq altijd

7. Werden de gemaakte afspraken vastgelegd in verslagen of notulen?q nee, nooitq ja, een deel van de afspraken werd vastgelegd in de verslagen of notulenq ja, alle afspraken werden vastgelegd in de verslagen of notulen

Page 26: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

FTO-peiling 201126

Een resultaatdoelstelling is een afspraak met daarin aangegeven een streefwaarde en eentijdsperiode waarbinnen die streefwaarde behaald moet worden. Bijvoorbeeld: 'het aantal nieuwe gebruikers van geneesmiddel x is over zes maanden met tenminste 10% toegenomen'.

8. Werden in 2011 resultaatdoelstellingen gemaakt in het FTO?q nooit q bij één onderwerpq bij twee of meer onderwerpen

9. Werd in 2011 het effect op het voorschrijfgedrag van eerder gemaaktefarmacotherapeutische afspraken rond tenminste één onderwerp geëvalueerd tijdens een (deel van een) FTO-bijeenkomst?q nee (ga door naar vraag 12 u kunt de rest van de vragen overslaan en onderaan aangeven

of u prijs stelt op ontvangst van de resultaten van de FTO-peiling 2011)

q ja

10.Werden daarbij prescriptiecijfers gebruikt?q neeq ja

11.Werden in 2011 eerder gemaakte resultaatdoelstellingen geëvalueerd met behulp van cijferstijdens een (deel van een) FTO-bijeenkomst?q nooit q bij één onderwerpq bij twee of meer onderwerpen

U kunt hieronder aangeven of u prijs stelt op ontvangst van de resultaten van de FTO-peiling2011.q ja, ik ontvang graag per e-mail de resultaten van de FTO-peiling 2011

Page 27: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

FTO-peiling 2011 27

Bijlage 3Landkaart met regio-indelingo.b.v. de voormalige DistrictsHuisartsen Verenigingen

1 Amsterdam2 Haarlem-Kennemerland3 Noord-Holland-Noord4 Den Haag e.o.5 Rijnland Midden-Holland6 Rotterdam e.o.7 Zuid-Holland-Zuid8 Zeeland9 West-Brabant

10 Noord-Brabant-Noordoost11 Limburg12 Utrecht13 Gooi Eemland14 Groot Gelre15 Stedendriehoek16 Zwolle-Flevoland17 Twente18 Drenthe19 Friesland20 Groningen21 Westland-Schieland-Delfland22 Midden-Brabant23 Zuidoost-Brabant

1 2

3

3

4 5

19

20

18

12

16 16

19

17 15

14

13

10 9 22

23

11

21 7

8

6

Page 28: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik
Page 29: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik
Page 30: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik
Page 31: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik
Page 32: Rapport FTO-peiling 2011 - Medicijngebruik

FTO-peiling 2011