R E A L L I F E I M P L E M E N T A T I O N S 2 0 1 6 · 2017. 4. 4. · R E A L L I F E I M P L E...

11
R E A L L I F E I M P L E M E N T A T I O N S 2 0 1 6 Monitoringsopzet voor de bijdrage van Wageningen UR aan de duurzame stadspraktijk Robbert Snep – Wageningen University & Research Wageningen, 2016

Transcript of R E A L L I F E I M P L E M E N T A T I O N S 2 0 1 6 · 2017. 4. 4. · R E A L L I F E I M P L E...

Page 1: R E A L L I F E I M P L E M E N T A T I O N S 2 0 1 6 · 2017. 4. 4. · R E A L L I F E I M P L E M E N T A T I O N S 2 0 1 6 . Monitoringsopzet voor de bijdrage van Wageningen UR

R E A L L I F E I M P L E M E N T A T I O N S 2 0 1 6

Monitoringsopzet voor de bijdrage van Wageningen UR aan de duurzame stadspraktijk

Robbert Snep – Wageningen University & Research

Wageningen, 2016

Page 2: R E A L L I F E I M P L E M E N T A T I O N S 2 0 1 6 · 2017. 4. 4. · R E A L L I F E I M P L E M E N T A T I O N S 2 0 1 6 . Monitoringsopzet voor de bijdrage van Wageningen UR

Voorwoord

Deze beknopte notitie geeft samen met de beeldpresentatie van Snep & Wascher (2016) een overzicht van de resultaten en achtergronden bij het 2016 Wageningen University & Research project ‘Real Life Implementations’. Dit project is onderdeel van het Kennisbasis (KB) programma Metropolitan Solutions, dat door Wageningen University & Research wordt uitgevoerd voor het Ministerie van Economische Zaken. Aan dit project is door onderzoekers van verschillende kennisinstituten binnen Wageningen University & Research bijgedragen: Peter Visschedijk, Mirte Cofino, Marijke Dijkshoorn, Andries Visser, Geert Woltjer, Peter Smeets, Tim van Hattum, Dirk Wascher en Robbert Snep.

Page 3: R E A L L I F E I M P L E M E N T A T I O N S 2 0 1 6 · 2017. 4. 4. · R E A L L I F E I M P L E M E N T A T I O N S 2 0 1 6 . Monitoringsopzet voor de bijdrage van Wageningen UR

Projectdoelstelling en -aanpak

Doelstelling

Dit project heeft beoogd een monitoringsopzet te ontwikkelen waarmee inzichtelijk wordt hoe WUR expertise en tools het verschil maken in de stadspraktijk in Nederland en daarbuiten. Welke impact wordt bereikt, en als gevolg van welke WUR kennis en kunde? Hoe werkt WUR samen met partijen om steden te verduurzamen, en welke rol spelen WUR onderzoekers in die samenwerkingsverbanden.

Aanpak

De aanpak voor het ontwikkelen en toepassen van de monitoringsopzet bestond uit de volgende stappen:

1. Ontwikkelen van monitoringsopzet Uitwerken van de monitoringsopzet op hoofdlijnen: welke onderdelen zijn relevant?

2. Uitwerking onderdeel ‘verduurzaming van steden’

Om te kunnen beoordelen welke bijdrage aan verduurzaming van steden wordt geleverd, is het belangrijk te bepalen uit welke thema’s en opgaven de verduurzaming van steden bestaat.

3. Uitwerken onderdeel ‘proces stadspraktijk en rol kennis daarbinnen’ Om te beoordelen hoe een bijdrage wordt geleverd aan de stadspraktijk, is het belangrijk te weten uit welke proces-stappen de stadspraktijk bestaat, en welke rol kennis daarin heeft.

4. Uitwerken onderdeel ‘concrete impact’

Om te beoordelen welke concrete bijdrage wordt geleverd aan de stadspraktijk, is het belangrijk inzichtelijk te maken hoe de bijdrage van WUR herleidbaar is, en waar de impact daadwerkelijk uit bestaat (via meting).

5. Monitoringsopzet compleet Presentatie van de monitoringsopzet gebaseerd op bovenstaande drie onderdelen.

6. Impact van WUR projecten: pilot 2016

In 2016 is voor 21 WUR projecten op hoofdlijnen verkend in hoeverre WUR expertise een impact heeft op de duurzame stadspraktijk. Deze verkenning vormde de basis voor de ontwikkelde monitoringsopzet.

Op de volgende pagina’s worden bovenstaande stappen verder toegelicht, onder meer aan de hand van beelden uit de Engelstalige presentatie ‘Wageningen’s contribution to sustainable metropolitan practice - overview of real life implementations’ (Snep & Wascher, 2016).

Page 4: R E A L L I F E I M P L E M E N T A T I O N S 2 0 1 6 · 2017. 4. 4. · R E A L L I F E I M P L E M E N T A T I O N S 2 0 1 6 . Monitoringsopzet voor de bijdrage van Wageningen UR

1. Ontwikkelen van monitoringsopzet Middels monitoring wil Wageningen UR inzicht verwerven in welke impact door haar expertise en betrokkenheid wordt bereikt in de Nederlandse en internationale praktijk van de verduurzaming van steden. Belangrijk daarbij is het doel van de monitoring: via het volgen van individuele projecten meer begrip krijgen van die algehele impact van WUR projecten op duurzame stadsontwikkeling op nationaal en internationaal niveau. Hieruit komen drie onderdelen van de monitoring voort:

1) Onderdeel ‘verduurzaming van steden’ Hoe raken de doelstellingen van een individueel project aan de hogere (internationale) opgave inzake de verduurzaming van steden?

2) Onderdeel ‘proces stadspraktijk en rol kennis daarbinnen’ Welke rol speelt de WUR kennis in het stedelijke ontwikkelingsproces?

3) Onderdeel ‘concrete impact’ Tot welke concrete impact leidt de WUR betrokkenheid in stadspraktijk projecten?

Onderdelen in samenhang

Het zijn deze drie onderdelen die gezamenlijk duidelijk maken waar de WUR bijdrage zit. Met alleen het linken van hogere duurzaamheidsdoelen aan concrete projecten (1) wordt onvoldoende helder wat er nu echt in de stadspraktijk wordt bereikt. Daar tegenover staat dat met alleen het in kaart brengen van concrete impacts op projectniveau (3) de overstijgende waarde van de WUR expertise onvoldoende duidelijk wordt. Tenslotte is ook duidelijkheid nodig omtrent de rol van WUR kennis in het proces (2) om zo helder te krijgen hoe WUR kennis nu precies tot een impact in de praktijk leidt.

In de volgende paragrafen (2-4) worden genoemde onderdelen nader uitgewerkt, om vervolgens in paragraaf 5 bijeengebracht te worden tot de monitoringsaanpak.

Page 5: R E A L L I F E I M P L E M E N T A T I O N S 2 0 1 6 · 2017. 4. 4. · R E A L L I F E I M P L E M E N T A T I O N S 2 0 1 6 . Monitoringsopzet voor de bijdrage van Wageningen UR

2. Uitwerking onderdeel ‘verduurzaming van steden’

Duurzaamheid is een breed begrip met vele interpretaties en definities. In dit project zijn de United Nations Sustainable Development Goals (SDG’s) als vertrekpunt voor de wereldwijde verduurzaamheidsopgave genomen. In de figuur hieronder staan de SDG’s weergegeven, meer info op http://www.un.org/sustainabledevelopment/sustainable-development-goals/.

Niet alle SDG’s zijn even relevant voor de stadspraktijk. Hieronder zijn de 10 SDGs met relevantie voor de stadspraktijk geselecteerd.

Page 6: R E A L L I F E I M P L E M E N T A T I O N S 2 0 1 6 · 2017. 4. 4. · R E A L L I F E I M P L E M E N T A T I O N S 2 0 1 6 . Monitoringsopzet voor de bijdrage van Wageningen UR

3. Uitwerken onderdeel ‘proces stadspraktijk en rol kennis daarbinnen’

Om te kunnen welke impact WUR projecten hebben op de stadspraktijk in Nederland en daarbuiten, is het belangrijk te bedenken hoe die stadspraktijk eruit ziet, en welke rol kennis daarbij heeft.

Wij onderscheid drie onderdelen van de stadspraktijk:

i) Het lokaal / gemeentelijk beleid Beleid beschrijft hoe de stad functioneert, welke uitdagingen er zijn en hoe die uitdagingen op te pakken. Lokaal beleid verwoordt de ambities en plannen van de lokale politiek om de stad te verbeteren, en dat komt tot uiting in plannen, kaarten en rapporten.

ii) Diensten en beheer van de stad. Een stad vraagt beheer en diensten om te kunnen blijven functioneren. Het gaat daarbij om handelingen die niet zozeer de fysieke structuur van een stad veranderen, maar vooral het menselijk gebruik van de stad ondersteunen. Het gaat om onderhoud aan gebouwen, wegen, groene en blauwe infrastructuur, maar ook om de logistiek van mensen en goederen etc.

iii) Uitvoering van (her)ontwikkelingsprojecten. De vraag naar bepaalde functies in de stad (wonen, werken, recreëren) verandert over de tijd, en de stad probeert het aanbod daar zo goed mogelijk op te laten aansluiten. Dit resulteert in stadsuitbreidingen maar ook in herontwikkeling van bestaande stedelijke gebieden.

Deze drie onderdelen vormen samen de stadspraktijk, variërend van het denkwerk (beleid), het regelwerk (diensten & onderhoud) tot het uitvoeringswerk ((her)ontwikkeling). Het beleid is vaak stadsbreed, diensten en beheer kunnen locatie-specifiek zijn, de (her)ontwikkeling van stedelijk gebied is dat zeker (zie figuur hieronder).

Page 7: R E A L L I F E I M P L E M E N T A T I O N S 2 0 1 6 · 2017. 4. 4. · R E A L L I F E I M P L E M E N T A T I O N S 2 0 1 6 . Monitoringsopzet voor de bijdrage van Wageningen UR

De rol van kennis in deze drie onderdelen is verschillend. In onderstaand figuur is samengevat welke vormen van kennis als input functioneren bij de drie onderdelen van de stadspraktijk.

Het gaat bij de WUR expertise dus om de volgende type studies en adviezen:

Generieke studies kunnen input vormen voor lokaal beleid, denk bijvoorbeeld aan studies over klimaatverandering die als referentie voor lokaal klimaatbeleid kunnen dienen. Generieke studies zijn vaak in opdracht van hogere overheden, bedrijven of NGOs uitgevoerd, de lokale beleidsmakers maken gebruik van de resultaten en inzichten uit deze studies. Het voordeel van generieke studies voor de lokale beleidsmakers is dat er voor hen veel kennis en inzichten beschikbaar komen, het nadeel is dat de informatie vaak algemeen is of niet direct van toepassing op de lokale situatie. Lokale beleidsmakers gebruiken generieke studies dan ook vaak als aanleiding en context en minder voor concrete beleidsdoelen.

Stad-specifieke studies richten zich juist op die ene stad, en lokale beleidsmakers en praktijkpartijen zijn dan ook vaak opdrachtgever voor dergelijke studies. Het gaat erom om patronen en processen in de bestaande stad in kaart te brengen, om vervolgens te verkennen hoe die te optimaliseren. Van deze studies is duidelijk dat men de resultaten en inzichten graag direct in de stadspraktijk wil kunnen toepassen. Dit type studies zijn dan ook meegenomen in dit project.

Evidence-based procesondersteuning is een type begeleiding van stedelijke (her)ontwikkelingsprojecten, waarbij experts met bepaalde kennis de uitvoerders van de (her)ontwikkeling bijstaan. Vaak gaat het om projecten waarbij nieuwe uitdagingen of ambities vragen om kennis die nog niet in het reguliere uitvoeringsproces zijn geïncorporeerd. Denk aan klimaatadaptieve stedenbouw, waarbij ontwerpers en planologen een nieuwe aanpak met nieuwe maatregelen moeten ontwikkelen. Experts van stedelijke klimaatadaptatie zijn dan de kennis aandragen waarmee ontwerpers tot een klimaatadaptieve wijkinrichting kunnen komen. Ook dit type procesondersteuning is meegenomen in dit project, vanwege de duidelijke link met het bereiken van impact in de stadspraktijk.

Page 8: R E A L L I F E I M P L E M E N T A T I O N S 2 0 1 6 · 2017. 4. 4. · R E A L L I F E I M P L E M E N T A T I O N S 2 0 1 6 . Monitoringsopzet voor de bijdrage van Wageningen UR

Nadere uitwerking (her)ontwikkeling

De (her)ontwikkeling van steden bestaat vervolgens weer uit een aantal fasen, waarbij de kennis-input vooral gevraagd wordt in de eerste drie fasen (idee/initiatief/ontwerp):

1. Idee-fase (ambitie/visie: al dan niet gevoed door beleid of huidige praktijk) 2. Initiatief-fase: verkenning, uitwerking in programma 3. Ontwerpfase: vertaling programma naar ruimtelijk ontwerp 4. Implementatiefase: uitvoering van ontwerp in praktijk 5. Gebruiksfase: in gebruik name en beheer

Bovenstaande fasen kunnen weer verder worden ontleed in deelstappen, waarbij per deelstap specifieke kennis benut kan worden. In de figuur hieronder is dat geïllustreerd aan de hand van de door Deltares en Wageningen Environmental Research ontwikkelde Adaptation Planning Support Toolbox: verschillende evidence-based tools uit deze toolbox passen bij verschillende onderdelen van de initiatief- en ontwerpfase binnen de stedelijke (her)ontwikkeling.

Het doorlopen van alle fasen van de (her)ontwikkeling kost - afhankelijk van de omvang en complexiteit van het project - enkele maanden tot meer dan 10 jaar. Bij een gemiddeld project gaat het om meerdere jaren vanaf de planning tot de daadwerkelijke oplevering van het bouwproject.

Page 9: R E A L L I F E I M P L E M E N T A T I O N S 2 0 1 6 · 2017. 4. 4. · R E A L L I F E I M P L E M E N T A T I O N S 2 0 1 6 . Monitoringsopzet voor de bijdrage van Wageningen UR

4. Uitwerken onderdeel ‘concrete impact’

Onder concrete impact wordt verstaan dat:

1) de WUR kennis en expertise herleidbaar zijn vertaald in concrete plannen (lokaal beleid), handelingen (diensten en beheer) of de inrichting van de stedelijke omgeving ((her)ontwikkelingsprojecten). Het dient voor de betrokken stedelijke partners (en anderen) duidelijk te zijn waar WUR expertise is toegepast. De WUR bijdrage is concreet te benoemen, en wordt als zodanig herkend door de betrokken partners. - Bij plannen kan dat gaan om herleidbare input voor rapportages, kaarten e.d.. - Bij handelingen gaat het om adviezen die hebben geleid tot een andere vorm van diensten

of beheer, duidelijk dient te zijn wat er dan precies veranderd is. - Bij de stedelijke inrichting dienen specifieke inrichtingselementen en/of de samenhang

daartussen te zijn opgenomen in het inrichtingsplan als gevolg van WUR expertise. Ook hier dient duidelijk te zijn waarom juist de WUR expertise tot deze inrichting heeft geleid.

2) de plannen, handelingen en/of inrichting ook inderdaad meetbaar bijdragen aan de

duurzaamheidsdoelstellingen.

In het ideale geval is duidelijk te meten hoe de WUR expertise ook daadwerkelijk leidt tot een duurzamere stad. Echter, de ideale situatie zou vereisen dat er:

a) een nulmeting is uitgevoerd (vóór implementatie van de plannen/handelingen/inrichting),

b) er een meting ná de implementatie wordt uitgevoerd,

c) de vergelijking tussen de nulmeting en meting na implementatie leidt tot het identificeren van een duidelijke impact op gebied van de duurzame stad, en

d) die impact ook rechtstreeks te relateren is aan de ingebrachte WUR expertise.

N.B. Er zijn verschillende redenen waarom een dergelijke meting niet of niet volledig kan of hoeft te worden uitgevoerd:

- stedelijke projecten (planvorming, beheer & diensten maar zeker (her)ontwikkeling) kennen vaak een lange looptijd (vaak jaren) voordat resultaten in de praktijk zichtbaar en meetbaar zijn. De duur van dit monitoringsproject is meestal te kort om die gehele looptijd te omvatten. Dit houdt in dat metingen vooraf of achteraf zullen ontbreken, en daarmee ook de analyse van de feitelijke impact niet gemaakt kan worden.

- De WUR onderzoekers worden vaak betrokken in een praktijkproject nadat er een aantal stappen zijn gezet. Een nulmeting is dan niet meer uit te voeren.

- Bij nieuwe ontwikkelingen (nieuwbouw, nieuwe diensten) valt er moeilijk te vergelijken met de oude situatie, waardoor een nulmeting niet zinvol is. Een meting ná implementatie kan wel worden uitgevoerd, maar de resultaten daarvan moeten goed in de context worden verklaard: waarom zorgt juist deze implementatie voor een impact?

- Vaak is van de te implementeren maatregelen de concrete impact op de duurzame stad al bekend, maar is juist de toepassing in een specifieke situatie of voor een bepaalde stedelijke actor het vernieuwende element. Bijvoorbeeld de inzet van groendaken voor klimaatadaptatie: van groendaken is al veelvuldig aangetoond hoe ze bijdragen aan waterretentie en hittestress-reductie. De bijdrage van WUR zit ‘m dan in het introduceren van een dergelijke maatregel in een situatie met een stedelijke doelgroep waarvoor deze maatregelen nieuw zijn (binnensteden, bedrijventerreinen). Het is vervolgens niet zinnig om ná implementatie het retentievermogen van de groendaken op die locaties te meten, die impact is van tevoren namelijk al bekend en te berekenen.

Kortom, daadwerkelijke meting in de stadspraktijk om daarmee de concrete impact te bepalen is alleen uitvoerbaar en zinnig in specifieke gevallen, waarin projecten een korte omloopsnelheid hebben (liefst binnen een jaar), er vanaf het begin al nagedacht is over meting van de impact, de bijdrage van de WUR-expertise duidelijk te identificeren en te meten is, en waarbij het meten tot nieuwe informatie leidt die niet al bekend was uit andere vergelijkbare studies. Dit houdt in dat slechts in een klein deel van de projecten waarbij WUR expertise in de stadspraktijk wordt ingebracht, meting van de daadwerkelijke impact uitvoerbaar en zinnig is.

Page 10: R E A L L I F E I M P L E M E N T A T I O N S 2 0 1 6 · 2017. 4. 4. · R E A L L I F E I M P L E M E N T A T I O N S 2 0 1 6 . Monitoringsopzet voor de bijdrage van Wageningen UR

5. Monitoringsopzet compleet

Op basis van paragraaf 1-4 is de volgende monitoringsopzet ontwikkeld:

Hoofdonderdelen

Hoofdvragen

Toelichting uitvoering

1. Verduurzaming

van steden 1a) Aan welke UN Sustainable

Development Goals (SDGs) draagt het project bij?

Maak een keuze uit de 10 SDGs die relevant zijn voor het stedelijk gebied (zie paragraaf 2).

2. Proces stadspraktijk en rol kennis daarbinnen

2a) Aan welk onderdeel van de stadspraktijk wordt door WUR een bijdrage geleverd?

Maak een keuze uit: lokaal beleid, diensten en beheer of (her)ontwikkeling (zie paragraaf 3).

2b) Welk type kennis wordt door WUR

geleverd? Maak een keuze uit generieke

kennis, locatiespecifieke kennis of evidence-based processupport (zie paragraaf 3).

2c) In geval van (her)ontwikkeling: in

welke fase van het ontwikkelingsproces wordt de WUR kennis ingebracht?

Maak een keuze uit idee, initiatief of ontwerpfase (zie paragraaf 3).

3. Directe impact 3a. Wat is het herleidbare resultaat van het project waaraan WUR heeft bijgedragen?

Maak duidelijk tot welk concrete praktijkproducten de expertise heeft geleid? Kies uit plannen/kaarten/rapportages, werkwijze in beheer- of diensten, of type inrichting, en benoem concreet de producten (zie paragaaf 4)

3b. Wat is de feitelijke WUR inbreng

of op welke (wetenschappelijke) kennis is die gebaseerd?

Omschrijf met welke activiteiten/kennis WUR het verschil maakt, refereer aan de onderliggende wetenschappelijke basis.

3c. Met welke partners heeft WUR het

project uitgevoerd? Omschrijf de partners en hun rol in

het project.

3d. Is meting aan het

stadspraktijkproject met WUR bijdrage zinnig en uitvoerbaar?

Maak zinnigheid en uitvoerbaarheid op basis van de criteria voor de meting duidelijk (zie paragraaf 4).

3e. Wat levert meting aan de

stadspraktijk op ten aanzien van de impact van de WUR kennis?

Voer – indien relevant – de meting uit en geef aan wat de door WUR ingebrachte kennis nu feitelijk oplevert voor duurzame steden.

Page 11: R E A L L I F E I M P L E M E N T A T I O N S 2 0 1 6 · 2017. 4. 4. · R E A L L I F E I M P L E M E N T A T I O N S 2 0 1 6 . Monitoringsopzet voor de bijdrage van Wageningen UR

6. Impact van WUR projecten: pilot 2016 De monitoringsopzet zoals in paragraaf 5 omschreven, is ontwikkeld na een pilot in 2016 voor 21 WUR projecten. In die pilot is op hoofdlijnen verkend in hoeverre WUR expertise een impact heeft op de duurzame stadspraktijk. Hieronder een uitwerking voor twee projecten, ter illustratie. In de beeldpresentatie van Snep & Wascher (2016) worden alle 21 projecten besproken en wordt een eerste duiding gegeven van de overall bijdrage van WUR aan de duurzame stadspraktijk.

Toelichting voorbeelden: De beide WUR projecten vertegenwoordigen verschillende duurzaamheidsdoelstellingen, maar ook een verschillende wijze waarop WUR kennis in de stadspraktijk beland. Het klimaatadaptatie project in Eindhoven is gericht op het optimaliseren van de (groenblauwe) inrichting en de functionele samenhang tussen publieke en private ruimten ten behoeve van een leefbare stad. De WUR bijdrage betreft hier wetenschappelijke kennis over het functioneren van diverse groenblauwe inrichtingselementen, en hoe die elementen zo te combineren dat een maximale meerwaarde ontstaat. Het schoolfruit project gaat over het inbrengen van nieuwe elementen (fruitbomen) in de schoolomgeving om daarmee zowel directe gezondheidsdoelen te bereiken als ook meer bewustwording. In beide gevallen gaat het zowel om de inbreng van kennis over de groene leefomgeving als ook om aansluiten bij de wensen en behoeften van stedelijke actoren.