Psychiatrie en Verpleging 2013-2

44
89e jaargang tweemaandelijks nr 2 | maart-april 2013 afgiftekantoor 9000 Gent 1 P209961 tijdschrift voor hulpverleners in de geestelijke gezondheidszorg psychiatrie verpleging

description

Psychiatrie en Verpleging is een vaktijdschrift voor hulpverleners uit de geestelijke gezondheidszorg.

Transcript of Psychiatrie en Verpleging 2013-2

Page 1: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

89e jaargangtweemaandelijksnr 2 | maart-april 2013

afgiftekantoor 9000 Gent 1P209961

tijdschrift voor hulpverleners in de geestelijke gezondheidszorg

psychiatrieverpleging

Page 2: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

Heeft u een interessant artikel dat u zou willen publiceren in Psychiatrie en Verpleging? Neemt dan contact op met de hoofdredacteur via [email protected].

Psychiatrie en Verpleging

Psychiatrie en Verpleging is een tijdschrift voor hulpverleners in de geestelijke gezondheidszorg, met bijzondere aandacht voor psychiatrisch verpleegkundigen. Psychiatrie en Verpleging wil vanuit een christelijk geïnspireerde mensvisie aandacht hebben voor alle aspecten van de zorg, de interdisciplinaire dialoog stimuleren, de professionalisering van de zorg bevorderen.Het tijdschrift streeft er naar om innoverende onderwerpen en uitwisseling van ervaringen te brengen. Actualiteit, publicaties en vormingsactiviteiten komen ook aan bod.Psychiatrie en Verpleging is een uitgave van de Broeders van Liefde en verschijnt zesmaal per jaar.

Redactie en administratie

Psychiatrie en VerplegingProvincialaat der Broeders van LiefdeStropstraat 119 | 9000 Genttel. 09 221 45 45 | fax 09 221 98 89e-mail: [email protected]

www.fracarita.org/psychiatrie-en-verplegingop de website is voor de abonnees het tijdschrift vanaf de jaargang 2005 beschikbaar in pfd-formaat

Redactieraad

Lieven Claeys, Guido De Geyter, Philip Demeyer, Michiel Deschepper, Mattias Devriendt, Dr. Marc Eneman, Lieve Hoeyberghs, Eddy Impens, Joris Leys, Prof. dr. Axel Liégeois, Annelies Naert (redactiesecretariaat), Dr. Georges Otte, Jan Van Speybroeck

Verantwoordelijke uitgever

Br. René Stockman, Generale Overste

Overname

De overname van artikelen door derden is uitsluitend toegestaan na toestemming van de hoofdredacteur en mits bronvermelding. Alle rechten voorbehouden.

Page 3: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

89e ja arGanG | nr. 2 | ma art-aPril 2013

tijdschrift voor hulpverleners in de geestelijke gezondheidszorg

psychiatrieverpleging

redactioneel

046 Sociale media in de zorg E. Impens

uitgediept

048 De Tao van t.D.C.S. Dr. G. Otte en Dr. G. De Bruecker

054 Ethische uitdagingen in de geestelijke gezondheidszorg: een integrale visie op kwaliteitsbevordering

W. Krikilion

actueel

064 Oproep tot respect

welbeschouwd

066 Van moto tot mirakel Dr. G. Otte

069 Geloof en spiritualiteit: inspiratie en baken in de zorgsector H. Geybels

meegedeeld 072uitgelezen 076recensies 078

psychiatrie & verpleging | 2013-02

45

Page 4: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

psychiatrie & verpleging | 2013-02

46

Sociale media in de zorg

re

da

cti

on

ee

l Zorgnet Vlaanderen organiseerde op 12 maart een studiedag met als thema ‘sociale media in de zorg’. In essentie is het verhaal van de sociale media een verhaal van hedendaags en toekomstgericht verbinden. Verbinden met

stakeholders is een belangrijk element. Door aan de buitenwereld te tonen wat er binnen je organisatie gebeurt, leg je een brug naar de maatschappij. Verbinden met patiënten of cliënten en een betere interactie in beide richtingen mogelijk maken, kan voor een vlottere communicatie zorgen. Niet alleen met patiënten/cliënten, maar ook met toekomstige medewerkers connecteren is een belangrijke troef. Er blijkt, rekening houdend met prijs-kwaliteit, geen betere manier om verpleegkundigen te werven. Sociale media zijn op vlak van rekrutering dus zeker aan te bevelen, maar geldt dit ook voor selectie? Mensen laten zich heel partieel kennen op Facebook en kunnen uitspraken doen die onbedoeld indruisen tegen de waarden van een organisatie. Via sociale media kan ook de reputatie en naambekendheid van de organisatie versterkt worden. De heer Steven Van Belleghem zegt hierover het volgende: “Wat mensen en organisatie vaak niet beseffen, is dat hun online reputatie volledig afhangt van hun offline gedrag. De belangrijkste investering is je patiënten of bewoners als klanten te beschouwen … Mensen gaan immers hun goede en slechte ervaringen over dokters, ziekenhuizen, woonzorgcentra en dergelijke steeds meer delen via bijvoorbeeld sites als www.verbeterjezorg.be. De beste investering in sociale media gebeurt offline.”Is het gebruik van sociale media in de zorg al een realiteit? Zorgnet Vlaande-ren voerde een enquête uit bij zijn leden. 143 zorgvoorzieningen namen daaraan deel. Van hen doet 39% nog niets met sociale media, 51% zet momenteel eerste

Page 5: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

psychiatrie & verpleging | 2013-02

47

stappen of plant die het komend jaar; 10% heeft sociale media in de volledige organisatie geïntegreerd of is daarmee bezig. 14% van de zorgvoorzieningen be-schikt over een social media policy; 16% meldt bezig te zijn met de ontwikkeling van een beleid. De domeinen waarvoor sociale media gebruikt worden, zijn re-krutering en werving (74%), netwerking (56%) tot communicatie met de cliënt (41%).Gebruik maken van sociale media doet ongetwijfeld de vraag rijzen naar juridi-sche implicaties. De stelling “Doe online niets wat je offline ook niet zou doen” is zeker een houvast, maar het plaatsen van foto’s en filmpjes, het gebruik van tendentieuze of kwetsende taal of het gebruik van (niet-discrete) reclame roept toch vragen op. Jonge mensen definiëren privacy anders dan de oudere generatie. Vakantiekiekjes, boude meningen en standpunten en persoonlijke informatie worden door meer twintigers/ dertigers spontaan verspreid dan door de oudere medemens, die gehecht blijft aan zijn persoonlijke levenssfeer. De wetgever wordt voor het hele privacy-thema stren-ger en gaat lijnrecht in tegen de huidige tendens van share en like. De wetgever maakt geen onderscheid tussen de vir-tuele en echte wereld. Het opnemen van duidelijke afspraken over gebruik van sociale media in het arbeidsreglement en het beschikken over een social media po-licy is meer dan aan te bevelen.Times are changing, kweelde Bob Dylan in een al lang vervlogen tijd waar twitter, facebook, laptop of computerscherm nog als neologismen zouden gekwalificeerd worden. Vandaag groeit de overtuiging dat sociale media omarmd dienen te wor-den en ingezet als communicatiemiddel op voorwaarde dat deze beweging hand in hand gaat met afspraken, een ethische code, een juridische verankering. Sociale media zijn aanvullend en bijkomend; au-

thentieke contacten, face to face gesprek en overleg in de “echte” wereld of een aangename stilte tussen mensen blijft het meest belangrijk. De sociale media sluiten dit uiteraard ook niet uit. Meer transparantie door sociale media over activiteiten is een gegeven dat niet van-zelf als goed of slecht beoordeeld kan worden. Online succes is afhankelijk van offline gedrag, maar interventies in de geestelijke gezondheidszorg kunnen een geladen karakter hebben. Het beperken van vrijheden om welbepaalde redenen kan een negatieve beleving en een ne-gatieve beoordeling door betrokkene op de sociale media tot gevolg hebben. Het gevoel positief onthaald te worden of het aanvoelen van een therapeutische at-titude op een zorgeenheid verschilt van patiënt tot patiënt. Een voorbereiding op negatieve communicatie dient door elke organisatie, die wenst te starten met aanwezigheid op sociale media, als aan-dachtspunt binnen een meer globale vi-sie ontwikkeld te worden. Tot slot, Benedictus van Nursia spreekt zich in zijn befaamde Regel onder meer uit over de mate van voedsel en van drank. Naar analogie met deze bood-schap van gematigdheid – alles met mate – kan men ook over de mate van twitter-, Facebook- of computergebruik spreken. I like sociale media, maar I like (more) een goed boek, een goed gesprek, een goed glas wijn … met mate.

Eddy Impens | hoofdredacteur

Sociale media in de zorg

Het verhaal van de sociale media is een verhaal van hedendaags en toekomstgericht verbinden. Door aan de buitenwereld te tonen wat er binnen je organisatie gebeurt, leg je een brug naar de maatschappij.

Redactioneel

Page 6: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

Dr. G. Otte & Dr. G. De Bruecker

De Tao van t.D.C.S.

Transcraniële Direct Current Stimulatie (t.D.C.S.) is een niet-traumatische hersenmodulatie techniek waarbij zeer laag gevolteerde gelijkstroom gebruikt wordt om bepaalde corticale hersenzones te stimuleren of te inhiberen. In dit kort overzichtsartikel pogen we een op evidentie gebaseerde stand van zaken op te maken waarbij zowel de mogelijkheden als de beperkingen van deze techniek aan bod komen, o.a. vanuit de optiek van een niet-farmacologische of farmaco-complementaire behandelingsmodaliteit in de psychiatrie. Hoewel relatief goedkoop en laagdrempelig inzetbaar, vereist t.D.C.S. toch een veilig en goed onderbouwd applicatieprotocol, degelijke verpleegkundig technische accuraatheid bij o.a. de preparatie en plaatsing van de elektrodes, naast een professionele psychiatrisch verpleegkundige effectbewaking en inzet onder me-dische supervisie.

inleidingNiet-farmacologische neuromodulatorische behandelingsmethoden, zoals trans-

craniële elektrische gelijkstroomstimulatie van de hersenen, staan actueel volop in de belangstelling in zowel de neurologie als in de psychiatrie. Een en ander heeft voor de psychiatrie te maken met een zoeken naar alternatieven voor de klassieke psycho-farmaca waarvan we ons bewust zijn dat ze, naast hun bewezen graad van efficiëntie, evenmin zonder potentieel belangrijke neveneffecten zijn. Elke zinnige uitbreiding van ons therapeutisch arsenaal dat minstens even grote efficiëntie koppelt aan een grote(re) patiëntveiligheid, is dan ook meer dan welkom.In deze optiek zien we actueel een sterke opkomst van t.D.C.S. (transcranial Direct Current Stimulation), een techniek die door zijn eenvoud, veiligheid en lage prijs tot ieders verbeelding spreekt. Men moet maar grasduinen op YouTube om alle mogelijke (en vooral onmogelijke) toepassingen en effecten ervan de revue te zien passeren. Ter gelegenheid van de laatste algemene vergadering in 2012 van de sectie psychofysio-logie van het V.V.P, samen met de medische staf van het P.C. Dr. Guislain, werd die methode gekozen als het hoofdthema van een goed onderbouwde uiteenzetting, an-nex ‘hands-on’demo, door lic. PhD. Marie-Anne Van der Hasselt (Fac. Psychologie van U.Gent) die tijdens haar postdoctorale opleiding aan de Universiteit Van Sao Paulo in Brazilië met de techniek een grote ervaring heeft opgedaan. Het leek dan ook een goed moment om hierover eens te recapituleren en samen te vat-ten wat de E.B.M.-evidentie ons hieromtrent te zeggen heeft.

geschiedenis en situeringHoewel t.D.C.S. pas de laatste jaren aan zijn opkomst lijkt begonnen te zijn, mag

men niet vergeten dat behandelingen van cerebrale en psychische aandoeningen met

uitgediept

psychiatrie & verpleging | 2013-02

48

Page 7: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

laag ampèrage galvanische stromen (gelijkstroom) al in gebruik waren sinds het begin van de 19de eeuw. Een eerste gedocumenteerde reeks van studies voor behandeling van depressie en schizofrenie werd uitgevoerd in de zestiger jaren, maar ze leidden niet tot eenduidige resultaten. Pas vanaf 2004 werden meer systematische studies ver-richt, zowel op vlak van neurologie (ziekte van parkinson, post CVA, afasie) als in de psychiatrie. De meeste van deze studies bleven echter vrij beperkt van opzet (typisch n=20) en gebruikten daarbij anodale stimulatie in stimulatiesessies van ± 30 minuten, dit als 1 of 2 sessies per dag gedurende 1 tot 3 weken. We noteren dat deze parameters vaak vrij heuristisch gekozen zijn. Wat betreft de intensiteit gaat het meestal van 1 à 2 milliampère, vermoedelijk vooral bepaald door patiënttolerantie (4 milliampère wordt minder goed verdragen gedurende lange tijd) en veel actuele onderzoeksprotocollen bouwen duidelijk verder op de empirische studie- en stimulatieopzet van voorgaande. Bovendien zien we dat de studies betrekking hebben op twee gescheiden modalitei-ten: ofwel enkel stimulatie “pur sang” ofwel het uitvoeren van klinisch zinvolle taken of relevante leeropdrachten tijdens de stimulatie, dit laatste op basis van de hypothe-se dat de stimulatie door de veronderstelde neuronale depolarisatie,1 het synaptisch leerproces faciliteert.Het is duidelijk dat hier een hele reeks aan parameters en mogelijkheden bestaan waarvan de huidige “gebruikelijke” selecties slechts een beperkte en niet steeds een zuiver rationele keuze zijn, maar gemodelleerd worden door geaccumuleerde klini-sche expertise en dito consensus vanuit vroegere studies en empirische ervaring. Zo geraakte men erover eens dat de resultaten beter zijn bij dagelijkse stimulatiesessies, doch zonder absolute zekerheid dat de “post-stimulatie effecten” nu echt beter zijn bij eenmalige dan wel twee opeenvolgende ses-sies. Ook zijn de stimulatieparameters (duur, intensiteit, electrode-oppervlakte, kathode-plaatsing en polariteit) niet absoluut, want individuele verschillen in corticale excita-biliteit, anatomische structuur en conduct-antie van de scalp en hersenen zijn daarbij moeilijk exact te verdisconteren. Dat bemoeilijkt de vergelijkbaarheid van de al gepubliceerde studies en de evolutie naar hogere niveaus van E.B.M. in belangrijke mate. De rationale dat t.D.C.S. in principe een zeer aspecifieke stimulatietechniek is die on-mogelijk specifieke neuronale modules of hubs kan selecteren, heeft geleid tot het meer globale idee dat in feite t.D.C.S. niets meer is dan een facilitator die trainings- en leereffecten versterkt en dat derhalve het therapeutisch resultaat sterk dependent is van de aard van het leer- en trainingssysteem dat onder t.D.C.S-stimulatie wordt in-gezet. Met andere woorden: niet-coöperatieve patiënten zullen weinig effect ervaren van t.D.C.S. Wanneer t.D.C.S. toch ingezet wordt in situaties waar nu eenmaal geen training mo-gelijk is (autisme, parkinson, schizo, tinnitus), zou het mogelijk moeten zijn om daar

“Het is niet omdat een techniek goedkoop is dat die onder vorm van moderne elektriseermachines in de psychiatrische consultatieruimten dient ingevoerd te worden.”

1. De neuronale membraandepolarisatie is niet vaststaand bewezen en er zijn heel wat argumenten die eerder de rol van de glia benadrukken.

psychiatrie & verpleging | 2013-02

49

Page 8: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

“Alle studenten verpleegkunde zouden een bad GGZ moeten krijgen”

“Hoewel t.D.C.S pas de laatste jaren aan zijn opkomst lijkt begonnen te zijn, mag men niet vergeten dat behandelingen van cerebrale en psychische aandoeningen met laag ampèrage galvanische stromen al in gebruik waren sinds het begin van de 19de eeuw.”

Dr. G. Otte & Dr. G. De Bruecker

psychiatrie & verpleging | 2013-02

50

Page 9: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

beter in te onderscheiden, doch helaas beschikken we (nog steeds niet) over genoeg robuuste studies of meta-analyses om intrinsieke t.D.C.S-effecten te kunnen claimen. Wel is er bij de gezonde vrijwilliger een bepaalde evidentie opgebouwd dat motorische taken (vb. objectieve reactiesnelheidsmetingen) onder anodale stimulatie getraind een effectieve prestatieverbetering laten zien, in tegenstelling met training onder “sham” of training alleen.

praktische toepassingen in de psychiatrieHet gegeven dat anodale stimulatie faciliteert (verhoogt de neuronale ontladings-

frequentie) en de kathodale inhibeert, kan aangewend worden in de revalidatie na CVA (stimulatie van getroffen hemisfeer met gelijktijdige kathodale remming van de onderdrukkende contralaterale hemisfeer) maar ook bij depressie (anodale stimulatie van de linker-dorsolatereale prefrontale cortex (DLPFC) en kathodale remming van de homologe zone rechts hemisferisch). Ook hier zijn meer vergelijkende studies nodig, o.a. met non-cefaal gelokaliseerde kathodale (referentie) elektrode.

DepressieDe meeste studies zijn uitgevoerd bij patiënten met depressie. Een zeer recente

grote studie van Brunoni en medewerkers ging uit van een dubbel blinde “sham” ge-controleerde studie (cross over design met sertraline en t.D.C.S. met 2mAmp intensi-teit in totaal 12 sessies van 30 minuten met als criterium van effect een verbetering van minstens zes punten op de MADRS). De studie werd op voorhand geregistreerd (cli-nicaltrials.gov als NCT01033084) en het grote aantal deelnemers (185 waardoor min-stens 30 per arm) garandeerde voldoende statistische power. Anodale stimulatie over F3 (linker DLPFC) en kathode over F4. De resultaten objectiveerden de meerwaarde van t.D.C.S. als adjuvans aan een farmacotherapeutische basisbehandeling (lage do-sis sertraline) waarbij de farmacotherapie alleen het op deze termijn niet beter deed dan placebo, maar t.D.C.S. wel, en de beste resultaten verkregen werden in de actieve combinatiegroep. Ook hier bestaat de noodzaak aan gedegen medische supervisie, daar bij sommige bipolaire patiënten een ommezwaai naar hypomanie werd gezien.

SchizofrenieBij schizofrenie met therapieresistente auditieve hallucinaties werd getracht de

inhiberende kathodale electrode te plaatsen over de midtemporale zone (inhibitie van spraakcentra waar de auditieve hallucinaties ontstaan), terwijl de anode geplaatst wordt over de linker-dorsolaterale prefrontale cortex teneinde simultaan binnen een zelfde sessie de negatieve symptomen, die gerelateerd worden aan een mesocorticale hypodopaminerge status, door stimulatie te verbeteren (analoog aan de stimulerende werking van hoogfrequente rTMS en inhiberende laagfrequente rTMS). Andrade be-schrijft een casus met opvallend gunstig effect van dagelijkse sessies (tot twee maal 20 minuten per dag), dit merkbaar vanaf dag 4-6 maar die gedurende > 36 maanden worden volgehouden als noodzakelijke onderhoudsbehandeling. Merkwaardig is hierbij vooral niet enkel de sterke vermindering in frequentie en in-tensiteit van de auditieve hallucinaties, maar vooral ook het zeer gunstig effect op de negatieve symptomen waarvan men weet hoe resistent deze zijn t.o.v. de klassieke farmacotherapie (D2 blokkers).

psychiatrie & verpleging | 2013-02

51

De Tao van t.D.C.S.

Page 10: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

Er werd vastgesteld dat afwijken van het stimulatieprotocol en/of een verkeerde plaat-sing van de electroden de gunstige effecten teniet kan doen, wat dus vraagt om grote voorzichtigheid en medische-technische en verpleegkundige onderlegdheid bij der-gelijke applicaties aan huis (wat mogelijk, is gezien de lage kostprijs van de appara-tuur). t.D.C.S. moge dan al relatief goedkoop zijn en ongevaarlijk lijken, amateurisme of wild experimenteren met kathode en anode plaatsing kan resulteren in negatieve gezondheidseffecten.

rol van de verpleegkundigeOp deze manier kunnen behandelingen, die met succes in de kliniek werden ge-

initieerd, verdergezet worden aan huis met hulp en onder supervisie van de thuis-verpleging en/of via verpleegkundige assistentie van een mobiele equipe. Waar niet haalbaar wegens o.a. financiële redenen, kan men dergelijke behandelingen ook am-bulant organiseren in polyvalente poliklinische centra, waardoor meerdere patiënten per dag behandeld kunnen worden. Gegeven de grote lijdensdruk en sociale belasting van psychiatrische aandoeningen zoals schizofrenie, angst en depressie is dit maat-schappelijk een niet onbelangrijke mogelijkheid om goede en efficiënte zorg, snel en laagdrempelig maar ook veilig en gecontroleerd aan te bieden.

besluitHoewel t.D.C.S. een aantrekkelijke, veilige, goedkope en breed inzetbare behan-

delingsmethode is met veel hoopvol perspectief, is de grote variabiliteit van huidige parametrisatie een element dat moeilijk toelaat de diverse studies onderling te verge-lijken en robuuste evidentie op te bouwen. Verdere en vooral grote, goed afgelijnde multicentrische studies zijn en blijven absoluut noodzakelijk om deze techniek, hoe hoopvol en aantrekkelijk ook, ten gronde te kunnen evalueren en naar echte intrin-sieke waarde in te schatten. Heuristiek, hoe goed bedoeld ook, is volledig uit den boze gezien het op individueel vlak negatieve effecten kan uitoefenen en globaal kan leiden tot versnippering of dis-creditering van de methode. Het is niet omdat een techniek goedkoop is dat die onder vorm van moderne elektriseermachines in de psychiatrische consultatieruimten dient ingevoerd te worden. We zijn het verplicht, niet enkel aan onze patiënten, maar vooral aan iedereen die begaan is met een degelijke neurowetenschappelijke onderbouw van de psychiatrie, om hier zorgvuldig en via degelijke “science-based” wetenschappe-lijke methoden en normen mee om te springen alvorens het als “in the wild” op pa-tiënten “uit te proberen” via een “baat het niet, het schaadt toch niet” verdiscontering. Noch het eerste noch het tweede staat actueel vast en bijkomende degelijke weten-schappelijk uitgebouwde studies zijn daarom broodnodig om tot valide besluiten be-treffende de klinische effectiviteit te kunnen komen.

Dr. Georges Otte is neuropsychiater en hoofdgeneesheer in P.C. Dr. Guislain in Gent.

Dr. Geert De Bruecker is neuropsychiater en hoofdgeneesheer in P.C. Zoete Nood Gods in Lede.

Dr. G. Otte & Dr. G. De Bruecker

psychiatrie & verpleging | 2013-02

52

Page 11: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

literatuur

BruNONI ET al, JAMA Psychiatrie February 6, 2013

aNDraDE. Journal of ECT 2013

BruNElIN J, MONDINO M , et al., “Examining Transcranial Direct-Current Stimulation (tDCS) as a Treatment for Hallucinations in Schizophrenia.” Am J Psychiatry. 2012 May 11.

MaTTaI a, MIllEr r, WEISINGEr B, “Tolerability of transcranial direct current stimulation in childhood-onset schizophrenia.”, Brain Stimul. 2011 Oct; 4(4): 275-80. Epub 2011 Feb 1.

MICHaEl a. NITSCHE, MDa, lEONarDO G. COHEN, ET al, “Transcranial direct current stimulation: State of the art 2008”, Brain Stimulation (2008) 1, 206-23

NarDONE r, BErGMaNN J, et al., “Effect of transcranial brain stimulation for the treatment of Alzheimer disease: a review.”, Int J Alzheimers Dis. 2012; 2012: 687909. Epub 2011 Oct 25.

ClINICal EEG aND NEurOSCIENCE. Volume 43, Nr 3, July 2012, pp175-214

Carl J. GraPPENGIESSEr Versuch den Galvanismus zur Heilung einiger Krankheiten anzuwenden: Angestellt und beschrieben, 1801

psychiatrie & verpleging | 2013-02

53

De Tao van t.D.C.S.

Page 12: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

“Alle studenten verpleegkunde zouden een bad GGZ moeten krijgen”

W. Krikilion

Ethische uitdagingen in de geestelijke gezondheidszorg: een integrale visie op kwaliteitsbevordering

Kwaliteitsbevordering in psychotherapie is een belangrijk item. Niet zozeer omdat ‘kwaliteitsbeleid’ het overal goed doet en modieus klinkt, maar om-dat we het aan ons-zelf als hulpverleners en aan onze cliënten verplicht zijn. Kwaliteit in een therapeutische context heeft te maken met het beoefenen van psychotherapie op een manier die diepgang garandeert en zo adequaat mogelijk intervenieert in het proces van de cliënt. In dialoog met hem of haar is daarbij de resultaatgerichtheid van de behandeling een belangrijke factor. Heldere af-spraken rond de doelstellingen van het traject kunnen ervoor zorgen dat deze resultaatgerichtheid maximaal gerealiseerd wordt. In functie van deze kwali-teitsvolle beoefening van psychotherapie is het van belang dat de therapeut zich permanent traint in een aantal competenties, zoals de vaardigheid tot diepgang in het contact of de vaardigheid om te structureren en met doelstellingen te wer-ken. Aan de ene kant is training in specifieke competenties van belang; aan de andere kant heeft kwaliteit in psychotherapie ook te maken met het vermogen om in het hier-en-nu van het gesprek kennis, techniek, verworven expertise en ervaring organisch in elkaar te laten overgaan.

Kwaliteitsbevordering heeft dan betrekking op het geheel van initiatieven en instru-menten die kwaliteit stimuleren en ontwikkelen door er op een expliciete wijze werk van te maken. Dat kan gebeuren op diverse manieren: het systematisch evalueren van het therapieverloop en het professioneel functioneren door zelfreflectie, leertherapie, intervisie met collega’s, supervisie, monitoring, ... Ook het bijwonen van vormings- en studiedagen, het deelnemen aan expertenfora, het bijhouden van de (wetenschappe-lijke) vakliteratuur, het zelf publiceren, ... kunnen kwaliteitsbevorderend werken. Van belang is dat het expliciet en doordacht gebeurt en dat de gekozen aanpak kadert in een traject van competentieontwikkeling en professionele groei.Kwaliteitsbevordering was altijd al belangrijk. Maar mogelijks moeten we vandaag andere vormen vinden in vergelijking met de jaren zestig of zeventig van de vorige eeuw. We leven namelijk in een andere maatschappelijke context, een context die ons uitdaagt om te objectiveren en om wat we doen transparant te maken voor alle betrok-kenen in de samenleving. Natuurlijk heeft psychotherapie voor het eigenlijke werk de veilige gespreksruimte nodig en deze moeten we blijven koesteren. Maar daarnaast dienen we maatschappelijke verantwoording af te leggen en op een transparante ma-

uitgediept

psychiatrie & verpleging | 2013-02

54

Page 13: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

nier te communiceren met de samenleving over wat we doen en beogen te doen. Dat dit zo veel mogelijk in eigen beheer gebeurt en dat we als hulpverleners de regie zelf in handen nemen, is ons goed recht. Wellicht is het ook broodnodig. De vraag is dan: hoe doen we dat? En ook: welke instrumenten gebruiken we daartoe?In deze bijdrage zal ik nader ingaan op de ethische uitdagingen inzake kwaliteitsbe-vordering in psychotherapie waarmee we vandaag geconfronteerd worden. Daarbij ga ik op zoek naar een aanpak die recht doet zowel aan het eigene van ons psychothera-peutisch werk, als aan een aantal actuele maatschappelijke verwachtingen.

evidence-based behandelen als dé norm vandaagIn welke context voeren we ons psychotherapeutisch werk uit? Met welke maat-

schappelijke verwachtingen dienen we rekening te houden? Wat moeten we hierover denken vanuit het eigene van ons psychotherapeutisch werk?In de actuele context speelt het evidence-based behandelen (Evidence-Based Practice, EBP) een bepalende rol. Door de klemtoon te leggen op objectieve kennis en aanslui-tend op gevalideerde behandelmodellen wil men de kwaliteit van het psychothera-peutisch werk bewaken en bevorderen. Dit streefdoel wordt ook naar voren geschoven in een recent ministerieel beleidsplan:

“Evidence-based denken is intussen een behandelingsnorm geworden, in de psychi-atrie, in de psychotherapie, in de hulpverlening tout court. In een context van ken-nisexplosie is dat een goede zaak. De beste actuele kennis wordt transparant ter beschikking gesteld van alle hulpverleners. Er is met de stroming mee ook een trend om de behandeling te onderwerpen aan een protocol. Evidence-based behandelen verlegt de klemtoon naar objectieve kennis en naar een uniform behandelingsmodel

psychiatrie & verpleging | 2013-02

55

Page 14: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

voor een bepaalde doelgroep. Dit verhoogt zeker de kwaliteit van de behandeling. Het daagt het multidisciplinaire behandelingsteam uit om de diagnose en behande-ling beter te benoemen en af te stemmen. Ook maatschappelijk is dit van belang. Het verhoogt de transparantie van het aanbod en van de financiering.” (Vandeurzen, 2010b, p. 43)

Evidence-Based Practice lijkt echter in de geestelijke gezondheidszorg een buzzwoord te zijn geworden, een modewoord dat gemakkelijk in de mond wordt genomen maar waarvan de initiële betekenis meestal niet (meer) gekend is. Keren we terug naar de oorspronkelijke definities van Sackett et al. (2000) en Offringa et al. (2003), dan kun-nen we EBP begrijpen als een kookboekbenaderingen.Essentieel in deze definities zijn de volgende elementen:• de vorming van een klinisch oordeel en een klinische beslissing;• de betrokkenheid op de individuele patiëntsituatie (met aandacht voor wensen,

voorkeuren en culturele achtergrond), die de basis vormt van de concrete beslis-sing;

• het methodisch, expliciet en oordeelkundig gebruik van de beste actueel beschik-bare onderzoeksgegevens.

Onder meer volgens de APA Presidential Task Force on EBP in Psychology (2006) zijn deze elementen in hun samenhang essentieel en dienen ze geïntegreerd op elkaar af-gestemd te worden. Enkel kennis van actuele onderzoeksgegevens volstaat niet. Ook de betrokkenheid op de individuele cliënt is op zich ontoereikend. Zelfs kennis op zich, toegepast op een concrete cliëntsituatie, is nog niet voldoende. Het gaat om het vinden van een goed evenwicht tussen de drie elementen om tot een gemotiveerde kli-nische beslissing of keuze te komen: de wetenschappelijke evidentie, de specificiteit van de unieke cliënt en de klinische ervaring van de therapeut. Deze integratie zou ook in het toekomstige kwaliteitsdebat tot de taak en verantwoordelijkheid moeten behoren van de integer en deskundig handelende therapeut. Dat kan en mag niet uit handen gegeven worden.

valkuilen van een verengde betekenisDe actuele maatschappelijke context met een klemtoon op beheersing, verant-

woording en verzakelijking brengt echter het gevaar mee dat deze benadering een ver-smalde betekenis krijgt, die niet langer beantwoordt aan de oorspronkelijke betekenis van Evidence-Based Practice. Deze vernauwing heeft vooral te maken met de weten-schappelijke norm die men hanteert om de werkzaamheid van psychotherapeutische behandelingen te evalueren. Doorgaans worden resultaten uit Randomized Clinical Trials (RCT) als bewijs naar voren geschoven om de werkzaamheid van een klinische behandeling aan te tonen. Hierbij werkt men vanuit een referentietest dubbelblind en ad random met een grote groep proefpersonen en een controlegroep (Norcross, Beutler & Levant, 2006). Het gebruik van deze onderzoeksmethodologie geeft aanleiding tot kritische reflecties bij onderzoekers die zich opstellen als pleitbezorger van andersoortige vormen van kwa-liteitsbevordering in psychotherapie (Stiles, 2006; Van Heeswijk, 2009; Verhaeghe, 2009; Shedler & Westen, 2007). Het RCT-design vertrekt namelijk van de premisse dat alle variabelen – behalve de klinische behandeling als onafhankelijke variabele – te controleren of te randomiseren zijn. Verschillen tussen therapeuten en cliënten wor-

W. Krikilion

psychiatrie & verpleging | 2013-02

56

Page 15: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

den bijvoorbeeld als ‘ruis’ gezien, en moeten zo veel mogelijk ‘gecontroleerd’ worden, terwijl uit diverse onderzoeken gebleken is dat deze factoren net verantwoordelijk zijn voor een substantieel aandeel in de outcomevariantie. De stringente premisse van controle en randomisering in het RCT-design is wellicht een illusie in de context van de geestelijke gezondheidszorg. Er bestaan immers geen ‘identieke therapeuten en identieke cliënten’ die blind met elkaar vergeleken kunnen worden. Het op toevallige wijze toewijzen van cliënten aan therapeuten roept zelfs ethische bezwaren op, en is volledig in strijd met de aangetoonde meerwaarde van een gerichte en onderbouwde indicatiestelling waarbij men op zoek gaat naar een zo goed mogelijke afstemming (‘matching’) van patiënt en behandelaar op grond van de aard en ernst van de problematiek, biografische kenmerken, ervaring en deskundigheid van de therapeut, ... Zo krijgen de meest ervaren en geschoolde behandelaars ‘als het goed is’ de moeilijkste patiënten toegewezen.De kunstgrepen die worden uitgevoerd om klinische behandelingen in dit medisch onderzoeksdesign te doen passen, tasten de externe validiteit van de resultaten ern-stig aan. Het is zeer de vraag in welke mate de resultaten van het RCT-onderzoek ver-algemeend kunnen worden naar de dagelijkse praktijk met echte cliënten en echte therapeuten. Cliënten presenteren zich namelijk vaak met meerdere diagnoses en de complexe context waarin zij zich bevinden valt uiterst moeilijk te controleren. Ook therapeutvariabelen blijken moeilijk zuiver te meten, laat staan onder controle te houden. In de dagelijkse praktijk gebruiken zij zelden protocollen of handleidingen om hun therapie te structureren. Zij stemmen hun aanpak vooral af op het specifieke en unieke proces dat zich hier-en-nu bij de cliënt ontvouwt. De persoonlijke kenmerken van de therapeut blijken daarenboven meer bepalend te zijn voor het therapieresultaat dan de specifieke techniek die men hanteert (Wampold, 2001). Een dergelijke vernauwde invulling van het begrip Evidence-Based Practice kan kwaliteitsvolle psychotherapie dus ernstig aantasten of zelfs in gevaar brengen. Eviden-ce-based behandelen is dan een onderdeel geworden van een pragmatisch denken dat behandeling, psychotherapie en hulpverlening op een kostenbesparende manier volgens heldere doelstellingen hanteerbaar wil maken. Het is een soort toverwoord geworden en het wordt ingeroepen als ultieme bekrachtiging van efficiënt handelen: efficiënte therapie en hulpverlening met een wetenschappelijke bezegeling ervan, er-kend door de overheid en de samenleving en met een volledige transparantie. Zo lijkt het tenminste, maar het werkt niet zo goed in de praktijk. De transparantie is er niet echt en er blijkt een grote afstand te bestaan tussen de formele norm en de concrete praktijk. Vele therapeuten en cliënten voelen er zich niet echt goed bij. Er blijkt name-lijk weinig of geen ruimte meer te zijn voor wat wezenlijk is in de behandeling of de therapie, voor ‘datgene wat er echt toe doet’ (Krikilion, 2010, p. 106). Door deze ver-smalde betekenis riskeren de kern ingrediënten van het psychotherapeutisch contact, die boven de techniek uitstijgen, en net een wezenlijk verschil kunnen maken, zoals

“Kwaliteitsbevordering was altijd al belangrijk. Maar mogelijk moeten we vandaag andere vormen vinden in vergelijking met de jaren zestig of zeventig van de vorige eeuw.”

psychiatrie & verpleging | 2013-02

57

Ethische uitdagingen in de geestelijke gezondheidszorg: een integrale visie op kwaliteitsbevordering

Page 16: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

empathie, presentie, betrokkenheid en vertrouwen uit het aandachtsveld te verdwij-nen. Gelukkig lezen we in het eerder geciteerde ministeriële beleidsplan de erkenning van deze bekommernis:

“Behandelaars hebben wel eens de indruk dat er te weinig ruimte overblijft voor ‘wat er in de behandeling toe doet’ of ‘voor de ziel van de therapie’. (...) ‘Protocollisering’ en evidence-based behandelen mogen niet ten koste gaan van het unieke van het behandeltraject van elke patiënt of cliënt en ook niet ten koste van de creativiteit in het therapeutisch werk.” (Vandeurzen, 2010b, pp. 43-44)

Het unieke van de persoon van de cliënt riskeert herleid te worden tot een klein detail in een behandelsjabloon. De aandacht voor deze uniciteit dreigt in de versmalde be-nadering van EBP niet gestimuleerd, maar eerder afgeremd te worden. Hiermee zijn we mijlenver verwijderd van de humanistische stroming die in de jaren zestig en ze-ventig van de vorige eeuw zo bepalend was voor de ontwikkeling van de psychothe-rapie. Hierbij stonden de autonomie en de zelfsturing van de cliënt centraal en was de aandacht voor het unieke van de persoon de basispijler van psychotherapeutische behandelingen. Bovendien kan door de protocollisering en het al te objectiverend on-derzoeksklimaat het hier-en-nu van de concrete psychotherapiepraktijk in zijn dyna-miek worden afgeremd. Het ‘naturel’ van het gesprek met een cliënt dreigt als het ware te worden gefnuikt of uitgehold. Verder lijkt er nauwelijks ruimte te bestaan voor ‘het andere’, voor wat het onmiddellijke overstijgt, met name voor al wat te maken heeft met zingeving, levensbeschouwing en spiritualiteit (Krikilion, 2010, pp. 106 en 118).Verder is de effectiviteit van bepaalde vormen van therapie of zorg sowieso moeilijk te meten en is de validiteit ervan moeilijk te bewijzen vanuit de gangbare onderzoeks-methodes. Zo is bijvoorbeeld het effect van muziektherapie binnen een psychiatrische setting moeilijk te meten met de traditionele evaluatiemethodes, terwijl men vanuit de praktijk toch duidelijk aanvoelt dat deze therapie zinvol kan zijn. Hetzelfde geldt voor het effect van kinesitherapie bij ouderen die aan meerdere ziektes lijden of voor de klassieke vormen van verdiepende experiëntiële psychotherapie, die binnen de cou-rante onderzoeksmethodes hun relevantie dreigen te verliezen. Verhaeghe analyseert dit mechanisme waarbij met name de verdiepende experiëntiële psychotherapievor-men (bijvoorbeeld psychoanalyse en cliëntgerichte psychotherapie) in de actuele con-text uit de gratie dreigen te vallen, omdat ze gescreend worden op effectiviteit aan de hand van onderzoeksmethodes die aan blikveldvernauwing lijden vanuit een eenzij-dig neurobiologisch-genetisch paradigma. Hij wijst erop dat dergelijke onderzoeks-methodes aanbevolen worden in een context van onder andere ‘vermarkting’ van het zorgaanbod en productfinanciering (zie hoofdstuk 13; Verhaeghe, 2009a; 2009b).De effectiviteit van therapie lijkt dus een moeilijke onderneming voor diverse disci-plines, zoals experiëntiële psychotherapie, muziektherapie en kinesitherapie. We zouden nog vele andere voorbeelden kunnen vinden waarbij het steeds om hetzelfde gaat: moeilijk te meten vormen van zorg, maar met een voelbaar effect. Hierbij rijst de niet eenvoudig op te lossen vraag naar andere evaluatiemethodes.

ethische uitdagingenIs er een uitweg mogelijk uit deze blikveldvernauwing en de schijnbaar onmoge-

lijke combinatie van de RCT-methodologie met psychotherapie? Kunnen we hiertoe een bepaalde richting uitgaan? De focus op de oorspronkelijke definiëring van Evi-

W. Krikilion

psychiatrie & verpleging | 2013-02

58

Page 17: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

dence-Based Practice en het engagement om alle elementen ervan evenwichtig en in samenhang te honoreren, vormen de beste remedie tegen de onterechte versmalling die uitgaat van de courante betekenisverenging. Ze vormen ook de beste remedie tegen de mo-gelijk ‘blinde’ en ‘slaafse’ geprotocolliseerde toepassing van ‘evidence-based’ behande-lingen, waarvoor een van de sleutelfiguren, David Sackett, reeds vroeger waarschuwde: evidence-based behandelen mag niet uit-monden in “slaafse kookboekbenaderingen van individuele patiëntenzorg” (Sackett et al., 1996, p. 72).Vanuit de oorspronkelijke, ruime betekenis van Evidence-Based Practice wil ik hieron-der een aantal ethische uitdagingen formu-leren voor een vernieuwd kwaliteitsbeleid in de geestelijke gezondheidszorg.

een integrale kijk op behandeling en therapieGeestelijke gezondheidszorg is gebaat met een bredere, meer integrale kijk op de

behandeling, die de louter medische benadering overstijgt. Het betreft een integrale kijk die de geobjectiveerde kennis van het versmalde ‘evidence-based’ behandelen openbreekt en die oog heeft voor de complexiteit van de psyche en van psychische problemen. In een dergelijke integrale visie is er aandacht voor de verschillende di-mensies van de persoon en ook van de therapie of de zorg. De rijkdom van de persoon in al zijn mogelijkheden en aspecten vormt daarbij het uitgangspunt. Dit impliceert dat er een soort ‘gelijktijdige’ aandacht is voor alle dimensies van de persoon, zowel in hun specifieke karakter als in hun samenhang: het psychische, het lichamelijke, de relationele en de maatschappelijke context, het levenspad en de existentiële di-mensie, en verder de ruimte voor zingeving en de spirituele dimensie. In dialoog met de cliënt dient aandacht besteed te worden aan de veelkleurigheid van zijn of haar persoon.Aansluitend heeft deze integrale kijk oog voor de verschillende dimensies en lagen van de psychotherapie en van de geestelijke gezondheidszorg. Psychotherapie wordt daarbij opgevat als een meerlagige vorm van begeleiding, die zich niet laat meten vanuit een versmalde benadering en slechts baat kan hebben bij een kwaliteitsbe-nadering die aandacht heeft voor het meerdimensionale karakter ervan. Een inspire-rend voorbeeld hiervan vinden we in QIT online dat een meer gedifferentieerd beeld van het therapeutisch proces oplevert.

‘value-based behandelen’Het tweede centrale element betreft het ‘value-based’ behandelen (Vandenberghe,

2008, p. 381). Value-based medicine is ontwikkeld als een soort aanvulling op de tekor-ten van evidence-based medicine. In de oorspronkelijke definitie van ‘evidence-based’

“Op voorwaarde dat de oorspronkelijke betekenis met voldoende diepgang gehanteerd wordt en in haar verschillende kernaspecten toegepast wordt, kan evidence-based behandelen een positief verhaal worden voor de praktijk en bijdragen aan kwaliteitsbevordering van zorg.”

psychiatrie & verpleging | 2013-02

59

Ethische uitdagingen in de geestelijke gezondheidszorg: een integrale visie op kwaliteitsbevordering

Page 18: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

behandelen vormen het klinisch oordeel en de afstemming in dialoog op de waarden van de cliënt essentiële onderdelen. Beide vra-gen om een breder referentiekader dan dat van de beste actueel beschikbare kennis. Ze vragen om een expliciete ethische opstelling en om een model dat handvatten biedt om de waarden die in het geding zijn, in overleg met de cliënt, zichtbaar te maken, en om sa-men met de cliënt tot een afweging en beslis-sing te komen die getuigt van zorg voor zijn of haar persoon (zie verder Krikilion, 2009). In de geestelijke gezondheidszorg en ook in de ruimere gezondheidszorg met een focus op de psychologische aspecten, is de behan-deling immers complex, niet in het minst vanwege de veelheid van waarden die in het geding zijn. Het gaat bijvoorbeeld om het vinden van een balans tussen de autonomie en de beschermwaardigheid van de persoon. Wanneer en hoe bescherm je iemand die in een fase van hopeloosheid verkeert en die met een grote mate van zorgafhankelijk-heid bij jou terechtkomt? Wat betekent autonomie dan? Het gaat ook om de basis-waarden van waaruit je iemand begeleidt. ‘Waartoe’ begeleid je iemand? Wat is het concrete doel van de therapie? Afstemming op de waarden van de betrokken persoon is daarbij heel belangrijk.In tijden van ‘evidence-based’ behandelen vormt het dan ook een echte uitdaging om het aspect van dialoog met de cliënt en afstemming op zijn of haar zorgvraag – een essentieel element in de oorspronkelijke definitie – zodanig in te vullen dat men met een open blik naar het unieke van de persoon kan kijken. Wat namelijk bij de ene patiënt ‘werkt’, is nog niet per definitie de juiste aanpak bij de andere patiënt. Maar misschien nog belangrijker is het gegeven dat wat de ene patiënt waardevol en belangrijk vindt, niet per definitie waardevol en belangrijk is voor de andere pa-tiënt. Mensen verschillen ook in de wijze waarop ze graag bejegend worden en in de manier waarop ze in contact treden. Ieders verlangen is namelijk anders en uniek. Hiervoor aandacht hebben, kunnen we benoemen als ‘de ethiek van het zoeken naar verschil’ (Krikilion, 2007; 2008). Als zorgverleners gaan we het engagement aan om iemand ‘in zijn eigen waarde te laten’, om erkenning te geven aan zijn eigen waar-den en normen, ook in de vele worstelingen die ermee gepaard gaan. Dat vraagt dat zorgverleners zich ertoe engageren een vrije, uitnodigende ruimte voor de cliënt te creëren, zo veel mogelijk ontdaan van invullingen van hun kant over ‘wat goed is voor de cliënt’.

een ruimere kijk op kennisontwikkeling en de actieve participatie van therapeutenHet derde aspect betreft de wijze waarop de beste kennis zich ontwikkelt of ver-

worven wordt. Zoals hoger al aangegeven, heeft kennis binnen de courante evidence-based context een vrij gerationaliseerd en gemechaniseerd karakter. Er is een grote nood aan een verruiming van onderzoek en kennis. Daarbij moet maximaal ingezet

“In de actuele context speelt het evidence-based behandelen een bepalende rol. Door de klemtoon te leggen op objectieve kennis en aansluitend op gevalideerde behandelmodellen wil men de kwaliteit van het psychotherapeutisch werk bewaken en bevorderen.”

W. Krikilion

psychiatrie & verpleging | 2013-02

60

Page 19: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

worden op de verbinding met de therapeutische praktijk (zie Stinckens et al., 2009; Stinckens et al., 2010a). Dat kan door op interactieve wijze zo dicht mogelijk aan te sluiten bij het praktijkmateriaal van de therapeuten zelf en door hen te betrekken bij het ontwikkelen van de onderzoeksvragen, -hypotheses en -methodes. Het kan ook door expliciet hun perspectief in rekening te brengen bij het toetsen van de hypothe-ses en het tot stand komen van de conclusies. Zo wordt voorkomen dat waardevolle onderzoeksgegevens verloren gaan of dat er een nodeloze afstand tot de praktijk, het eigenlijke toepassingsgebied van de kennis, ontstaat. Bovendien is er de garantie van een grotere mate van congruentie tussen onderzoeksmethodiek en praktijkmateriaal.Om de participatie van behandelaars aan onderzoeksprojecten te stimuleren, is het belangrijk om proactief kennisontwikkeling vanuit de praktijk te stimuleren. Zo is het van belang dat het management in zorginstellingen tijd vrijmaakt ten behoeve van een grotere reflectieve ruimte. Intervisie tussen vakcollega’s of teamgenoten moet in die zin een extra dimensie krijgen. Het mag niet blijven bij uitwisseling ten behoeve van de onmiddellijke praktijk. Uitwisseling moet een reflexief karakter krijgen, zoda-nig dat men vanuit de praktijk een soort ‘researchcollectief’ of ‘kennisgemeenschap’ gaat vormen, die expliciet aan de slag gaat met de behandelvisie en de behandel-methodiek en verbanden legt met actuele onderzoeksresultaten. In Engeland zijn er inmiddels verschillende Practice-based Research Networks (PRN’s) opgezet die on-derzoekers en therapeuten uit diverse landen groeperen en data- en kennisuitwisse-ling mogelijk maken.Om de actieve participatie van de therapeuten en behandelaars te stimuleren, is het van belang om te vertrekken vanuit een andere visie op kennis zelf. Kennisverwerving in klinisch-therapeutische optiek – de zorg voor de kwetsbare medemens, in de veel-kleurigheid van al zijn dimensies – vraagt om een bredere basisopstelling, waarbij men ervan uitgaat dat de waarheid, in fenomenologische optiek, het rationele aspect overstijgt. Concreet gaat het erom dat men vanuit de therapeutische relatie met een open blik ontvankelijk is voor de waarheid die zich in het hier-en-nu van het gesprek telkens weer ontvouwt en voor de waarden die in het geding zijn. Het betekent ook dat men er niet voor terugdeinst om deze waarden bespreekbaar te maken en samen met de cliënt op zoek gaat naar meer verheldering over de weg die het best ingeslagen wordt. Kennis als vorm van waarheidsvinding is dan veel meer dan rationaliteit – ook al blijft het rationele aspect zijn waarde behouden – en heeft aandacht voor de ver-schillende persoonsdimensies van de cliënt. Zo krijgt kennis een veelkleuriger karak-ter en krijgt het ook meer de betekenis van wijsheid.

besluitOp voorwaarde dat de oorspronkelijke betekenis met voldoende diepgang gehan-

teerd wordt en in haar verschillende kernaspecten toegepast wordt, kan evidence-based behandelen een positief verhaal worden voor de praktijk en bijdragen aan kwaliteitsbevordering van zorg. De oorspronkelijke betekenis van Evidence-Based Practice bevat voldoende interessante elementen om in wisselwerking met de praktijk bruikbare onderzoeksvormen te ontwikkelen. Daarbij is de samenwerking tussen de verschillende actoren cruciaal: beroepsverenigingen, onderzoekers en professionals, zo mogelijk met inspraak van de cliënten zelf. Therapeuten kunnen er concreet ‘hun voordeel mee doen’ wanneer ze bereid zijn mee

psychiatrie & verpleging | 2013-02

61

Ethische uitdagingen in de geestelijke gezondheidszorg: een integrale visie op kwaliteitsbevordering

Page 20: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

te stappen in dit integrale perspectief. Door de klemtoon op de nauwe samenhang tussen praktijk en onderzoek krijgen ze immers een grotere kans om via de directe feedback hun dagelijkse praktijk bij te sturen en te optimaliseren. De samenwerking, ook met de cliënten zelf, kan daarbij een interessante context vormen voor compe-tentieontwikkeling. Competenties worden immers het best ontwikkeld in een leven-dige context van uitwisseling en intervisie, veeleer dan vanuit het perspectief van zelfreflectie alleen. Wanneer therapeuten zelf meewerken aan de ontwikkeling van evaluatiemethodes, die maximaal vertrekken vanuit het meerlagige karakter van psy-chotherapie en het veelkleurige karakter van de diversiteit van cliënten, komen ze als vanzelf in een dynamiek terecht die hen stimuleert tot kwaliteits-bevordering. Kwali-teitsbevordering hoeft immers geen louter formeel gegeven te zijn (bijvoorbeeld vooral op vraag van het management of de overheid), maar kan heel concreet bijdragen tot meer arbeidstevredenheid en tot een versterking van het vermogen om doelgericht en adequaat te handelen. Bovendien groeit men in het vermogen om met ethische dilemma’s en knelpunten om te springen en er in het hier-en-nu van de begeleiding een haalbare weg voor te vinden. Samengevat: monitoring en evaluatie hoeven geen vreemde indringers te zijn, maar kunnen veeleer instrumenten worden die bijdragen aan de kwaliteitsvolle begeleiding van telkens weer unieke cliëntsituaties en die het proceskarakter van het therapeu-tisch traject niet in de weg hoeven te staan.

Walter Krikilion is doctor in de theologie, baccalaureus in filosofie en psychotherapeut. Hij werkt

als stafmedewerker patiëntenzorg in het Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum in Geel en is verbon-

den aan het Centrum voor Levensbeschouwing en Zingeving in Turnhout. W. Krikilion werd met deze

tekst laureaat van de Prijs Humane Psychiatrische Zorg. De tekst is als hoofdstuk ook verschenen in

N. Stinckens, D. Smits, P. Rober en L. Claes (red.), Vinger aan de pols in psychotherapie: monitoring

als therapeutische methodiek, Leuven/Den Haag: Acco, 2012.

literatuur

aMErICaN PSyCHOlOGICal aSSOCIaTION (2006). Presidential Task Force, Evidence-Based Practice in Psychology. American Psychologist, 61, 271-285.

BaErT, D. (2009). De cultus van het resultaat of de verwondering om het effect. Systeemtheo retisch Bulletin, 27, 79-94.

BarkHaM, M., STIlES, W.B., laMBErT, M.J., & MEllOr-Clark, J. (2010). Building a rigorous and relevant knowledge base for the psychological therapies. In M. Barkham, G.E. Hardy & J. Mellor-Clark (Eds.), Developing and delivering practice-based evidence. Chichester: John Wiley & Sons, Ltd.

EllIOTT, r. (2010). Psychotherapy change process research. Realizing the promise. Psychotherapy Research, 20, 123-135.

EllIOTT, r., SlaTICk, E., & urMaN, M. (2001). Qualitative change process research on psychotherapy. Alternative strategies. Psychologische Beiträge, 43, 69-111.

krIkIlION, W. (2006). De therapeutische relatie. Antwerpen/Apeldoorn: Garant.

krIkIlION, W. (2007). Systemen in beweging. Een uitdaging voor psychiatrie. In W. Krikilion (red.), Systemen in beweging. Brochure teksten OPZ-Studiedag klinische psychotherapie van 23 november 2006, Geel: OPZ Geel, 2-6.

krIkIlION, W. (2008). De ethiek van het verlangen in psychotherapie. In E. Maeckelberghe & H. Westerink (red.), Gekke verlangens. Opstellen in ethiek en godsdienstpsychologie voor Patrick Vandermeersch (pp. 116-131). Kampen: Kok.

W. Krikilion

psychiatrie & verpleging | 2013-02

62

Page 21: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

krIkIlION, W. (2009). Ethiek in de psychiatrische kliniek. Brochure teksten OPZ-studiedag klinische psycho-therapie van 2 december 2008, Geel: OPZ Geel.

krIkIlION, W. (2010). Evidence-based revisited. Een pleidooi tegen onterechte versmalling. In R. Abma (red.), Evidentie en existentie. Evidence-based behandelen en verder (pp. 105-120). Tilburg: KSGV.

NOrCrOSS, J.C., BEuTlEr, k.E., & lEVaNT, r.F. (2006). Evidence-based practices in mental health. Debate and dialogue on the fundamental questions. Washington DC: American Psychological Association.

OFFrINGa, M., aSSENDElFT, W.J.J., & SCHOlTEN, r.J.P.M. (2003). Inleiding in evidence-based medicine. Klinisch handelen gebaseerd op bewijsmateriaal. Houten/Antwerpen: Bohn Stafleu van Loghum.

raaD VOOr DE VOlkSGEzONDHEID & zOrG (2007). Passend bewijs. Ethische vragen bij het gebruik van evidence in het zorgbeleid. Signalering ethiek en gezondheid 2007/4. Den Haag: Centrum voor Ethiek en Ge-zondheid.

SaCkETT, D.l., rOSENBErG, W.M., Gray, J.a., HayNES, r.B., & rICHarDSON, W.S. (1996). Evidence based medicine. What it is and what it isn’t. British Medical Journal, Volume 312, 71-72.

SaCkETT, D.l., STrauS, S.E., rICHarDSON, W.S., rOSENBErG, W., & HayNES, r.B. (2000). Evidence-based medicine. How to practise and teach EBM. Edinburgh: Churchill Livingstone.

SHEDlEr, J., & WESTEN, D. (2007). The Shedler-Westen Assessment Procedure (SWAP). Making personality diagnosis clinically meaningful. Journal of Personality Assessment, 89, 41-55.

STIlES, W.B. (2006). Dialogue. Convergence and contention. In J.C. Norcross, K.E. Beutler & R.F. Levant, Evidence-based practices in mental health. Debate and dialogue on the fundamental questions (pp. 105-107). Washington DC: American Psychological Association.

STINCkENS, N., EllIOTT, r., & lEIJSSEN, M. (2009). Bridging the gap between therapy research and practice in a person-centered/experiential therapy training program. The Leuven systematic case study research protocol. Person-centered and Experiential Psychotherapies, 8, 143-162.

STINCkENS, N., VErDru, H., & lEIJSSEN, M. (2010a). Monitoring als therapeutisch instrument. Bruggen slaan tussen klinische praktijk en onderzoek. Tijdschrift Klinische Psychologie, 40, 11-24.

STINCkENS, N. (2010b). Uit de (medische) kleren om de psychotherapie te redden? Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie, 48, 175-187.

VaNDENBErGHE, J. (2008). Grenzen aan evidence-b(i)ased psychiatrie? Tijdschrift voor Psychiatrie, 50, 377-385.

VaNDEurzEN, J. (2010a). Inleidende toespraak. In W. Krikilion (red.), Therapieën in tijden van evidence-based behandelen. Brochure teksten OPZ-studiedag klinische psychotherapie van 3 december 2009, Geel: OPZ Geel, 2-3.

VaNDEurzEN, J. (2010b). Beleidsplan Geestelijke Gezondheidszorg Vlaanderen van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Brussel.

VaN DOESuM, N., & TakENS, r.J. (2011). Geïntegreerde evidentie. Over wetenschappelijk onderzoek in de cliëntgerichte psychotherapie. Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie, 49, 193-209.

VaN HEESWIJk, a. (2009). Inbreken in een leegte. Klinisch-godsdienstpsychologische essays. Tilburg: KSGV.

VErHaEGHE, P. (2009a). Geestdrift voor het brein als belichaming van een foute verdeeldheid. Tijdschrift voor Psychotherapie, 35, 35-50.

VErHaEGHE, P. (2009b). Het einde van de psychotherapie. Amsterdam: De Bezige Bij.

WaMPOlD, B.E. (2001). The great psychotherapy debate. Models, methods and finding. Mahwah, NJ: Erlbaum.

psychiatrie & verpleging | 2013-02

63

Ethische uitdagingen in de geestelijke gezondheidszorg: een integrale visie op kwaliteitsbevordering

Page 22: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

Speciaal nummer Reintegration Award 2012

psychiatrie & verpleging | 2013-02

64

Oproep tot respect

De geestelijke gezondheidszorg staat sterk in the picture deze dagen. Er is een tijd geweest dat deze sector amper aandacht kreeg, maar nu gaat er geen dag voorbij of er is een artikel, een mening, een reportage die het thema onder de aandacht brengt. Met de sector kunnen we huilen om de redenen waarom of de wijze waarop we terug in het nieuws komen, of we kunnen dit aangrijpen om ten aanzien van de samenleving op te roepen tot respect voor wie psychisch lijdt. 21 organisaties roepen op tot respect!

én op vier! Eén op vier mensen krijgt vroeg of laat af te rekenen met min of meer ernstige psychische problemen.

Die problemen gaan soms vanzelf weer over, maar ze kunnen ook heel lang aansle-pen. Over de periode van een jaar kampen in Vlaanderen ongeveer 700.000 mensen met een psychisch probleem. Dat komt bijna overeen met de bevolking van de twee grootste Vlaamse steden, Antwerpen en Gent samen! En toch worden mensen met psychische problemen nog vaak en onterecht afgeschilderd als zwak en onbe-trouwbaar, als aanstellers, als gevaarlijk, en heel vaak als te vermijden (en dus op te sluiten). Dat dit onterechte vooroordelen zijn, wordt door veel onderzoek aange-toond. Maar hoe zou je als buitenstaander, als leek ook een ander idee kunnen heb-ben? Als je het niet zelf hebt meegemaakt, dan moet je je oordeel (als je al zou moeten oordelen…) baseren op wat je aan informa-tie beschikbaar krijgt, bv. uit de media.

stigma en discriminatie!In de media gaat het momenteel duide-

lijk over Kim De Gelder. Op basis van een heel uitzonderlijke casus wordt een mening verspreid over alle mensen met psychisch lijden. Geen wonder dat, als je zelf te kam-pen krijgt met psychische problemen, je niet de grote behoefte voelt om er openlijk en met iedereen over te praten. Zes op tien

mensen met psychisch lijden zoeken, on-der andere daardoor, zelfs geen hulp voor wat ze meemaken… Onderzoek uit Groot Brittannië1 leert dat mensen met psychi-sche problemen ernstig in hun leven be-perkt en gediscrimineerd worden omwille van hun ziekte. Ze vinden moeilijker werk, hebben minder vrienden, hebben minder sociale contacten, durven niet te spreken over hun ziekte. Meer dan 90 procent van de mensen met een zware psychische stoor-nis plegen nooit een gewelddadig delict2. En van alle geweldsmisdrijven wordt maar 3 tot 5 procent door psychiatrisch patiën-ten gepleegd.3.4.5 Studies tonen ook aan dat mensen met een psychische aandoening, zelfs meer dan anderen, het slachtoffer zijn van agressie, geweld, pesten,...6 Een re-cente Zweedse studie7 toont nu ook aan dat mensen met psychische problemen zelfs 5 maal meer kans hebben om slachtoffer te worden van een moord dan anderen... Het stigma dat op mensen met psychische problemen kleeft, treft niet alleen hen, maar ook hun dichte omgeving en ook de zorgsector zelf. Nochtans is de behoefte om te praten, om te weten, om te begrijpen groot. Sinds de opstart van de nieuwe web-site www.geestelijkgezondvlaanderen.be, nu drie maanden geleden, kwamen reeds meer dan 20.000 mensen informatie zoe-ken over psychische problemen. Een kwart van hen keert regelmatig terug.

E

actueel

Page 23: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

psychiatrie & verpleging | 2013-02

65

1 http://www.time-to-change.org.uk/research-reports-publications

2 Mental Disorder and Crime. Evidence From a Danish Birth Cohort. Sheilagh Hodgins, e.a. Arch Gen Psychiatry. 1996;53(6):489-496

3 Walsh E et al. 2003, ‘Prevalence of violent victimisation in severe mental illness’, British Journal of Psychiatry, vol. 183, pp. 233-238.

4 https://www.ncjrs.gov/pdffiles/mentilln.pdf

5 The Population Impact of Severe Mental Illness on Violent Crime. Seena Fazel; Martin Grann. Am. J. Psychiatry 2006;163:1397-1403.

6 Teplin L, McClelland M, Abram K, Weiner D, 2005, ‘Crime victimization in adults with severe mental illness’, Archives of General Psychiatry, vol. 62, pp. 911–921.

7 Death by homicide, suicide, and other unnatural causes in people with mental illness: a population-based study. Urara Hiroeh MPhil e.a. The Lancet, Volume 358, Issue 9299, Pages 2110 - 2112, 22 December 2001

Ondertekend door: Similes vzw, familie-vereniging geestelijke gezondheid | Ups en Downs vzw, Vereniging voor personen met de bipolaire stoornis of chronische de-pressie en hun omgeving | centrum Zitstil vzw, kennisen expertisecentrum ADHD en aanverwante stoornissen | FDGG vzw, Fe-deratie van Diensten Geestelijke Gezond-heidszorg, koepelorganisatie. | Vlaamse Alzheimer Liga vzw, vereniging VAN, VOOR en DOOR familieleden en mantelzorgers van personen met dementie. | BFP vzw, Belgische Federatie van Psychologen | VVKP vzw, Vlaamse Vereniging van Klinisch Psychologen | Zorgnet Vlaanderen vzw, Koepelorganisatie van algemene zieken-huizen, voorzieningen uit de geestelijke gezondheidszorg en ouderenzorg Domus Medica Actief voor huisarts en kringen | ICURO, Koepel van Vlaamse ziekenhui-zen met publieke partners | POPOV GGZ, Provinciaal Overlegplatform Geestelijke Gezondheidszorg Oost- Vlaanderen | FSO – sector CAW, Federatie Sociale onder-nemingen sector Centra voor Algemeen Welzijnswerk | AN- BN vzw, Vereniging ano-rexia nervosa boulimia nervosa, Netwerk Geestelijke Gezondheidszorg Kempen, Netwerk Geestelijke Gezondheidszorg West- Limburg: RELING, Netwerk Geestelij-ke Gezondheidszorg regio Ieper – Diksmui-de, Netwerk Geestelijke Gezondheidszorg regio Halle – Vilvoorde, Netwerk Geeste-lijke Gezondheidszorg regio Gent – Eeklo | Te Gek!? Associatie Beeldvorming Gees-telijk Gezond Vlaanderen | CPZ vzw, Cen-trum ter Preventie van Zelfdoding | VVGG vzw, Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheid Jan Van Speybroeck (auteur)

mens of ziekte? We horen de hardste woorden, de

wreedste verwijten op het proces De Gelder, niet in het minst door de advocaten (breed uitgesmeerd in de media). Veel diagnoses worden vermeld om ’s mans daden te kun-nen begrijpen. Opvallend is dat de diag-noses vaak gebruikt worden om de mens te beschrijven, niet diens handelen. En dit lijkt een trend te worden: mensen worden herleid tot hun diagnose. Echter, mensen hebben psychische problemen; ze zijn niet hun probleem. Om dit duidelijk te maken spreken we in de zorg niet over “de schizo-freen” of over “de psychoot”, maar wel over ”iemand met een schizofrene of psychoti-sche stoornis”. Niet alleen toont dit meer respect, maar het wijst erop dat mensen, naast hun psychisch lijden, ook nog sterk-tes hebben en dat hun lijden slechts één aspect is van hun zijn.

goede zorg? De rechtszaak De Gelder maakt nog-

maals duidelijk dat het domein van de geestelijke gezondheidszorg geen exacte wetenschap is. In de zorg is er geen zwart-of-wit verhaal, is er niet één antwoord, oplossing of behandeling. Wel zijn er veel grijswaarden… Heel wat mensen krijgen de gepaste zorg, op basis van een goede diagnose. Daar horen we weinig over. Soms slaagt men er niet in om gepaste zorg te verstrekken, door een samenloop van omstandigheden. Een van de omstandig-heden is de kennis over psychische ziek-ten en de voorspellende kracht van een diagnose. Een andere omstandigheid is

de zorg die niet passend geboden (kan) worden, zoals dat het geval was in de zaak Jonathan. En zo zijn er nog wel zaken die beter kunnen. Daar wordt aan gewerkt.

respect Er is nog een weg te

gaan om mensen ervan te overtuigen dat de zorg voor mensen met psy-chische problemen niet enkel een taak is van de professionelen, doch dat iedereen hierin een rol kan opnemen. Er is nog een weg te gaan om aan iedereen duidelijk te ma-ken dat een samenleving die geen zorg draagt voor de gekwetsten en lijden-den, een “arme” samen-leving is. Er is nog een weg te gaan om iedereen duidelijk te maken dat nu al zoveel fami-lieleden, mantelzorgers en omgeving, pro-fessionelen, organisaties en vrijwilligers zich inzetten voor een samenleving die wat warmer aanvoelt. Er is nog een weg te gaan om duidelijk te maken dat respect ook voor wie anders is, vanzelfsprekend is. Er is maar één goed antwoord op de vraag hoe we met mensen met psychische problemen moeten omgaan: met respect!

Gent, 25 maart 2013

Page 24: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

Speciaal nummer Reintegration Award 2012

Van Moto tot Mirakel

Neen, beste lezer, Geen verhaal van bulderende Harley Davidsons die de rust openscheuren met hun gepatenteerd gepruttel en gutterale broebelgeluid, maar een column omtrent een eenvoudig “YES”-moment dat ik, gezien de psychiatri-sche context en vanuit persoonlijk engagement, eigenlijk best wou delen.

Toen ik door de mensen van onze pastorale dienst vriendelijk werd uitgenodigd op de koffietafel in de “kleine parloir” van ons P.C. Dr. Guislain in Gent, verwacht-te ik mij aan het relaas van een gezellige driedaagse uitstap. Het betrof immers de “debriefing” van een initiatief genaamd “Monastic Time Out” – ik noemde het plagend het ‘MoTO’-project – waarbij men met een beperkt groepje patiënten een bezoek bracht aan de abdij in Maria Aalter om er bepaalde aspecten van het monastieke leven van dichtbij te ‘proeven’.

Het was duidelijk dat dit geen substituut betrof van psychotherapie, noch een po-ging om mensen tot noviciaat te brengen. Ook geen snoep- en sneukeltoer, want het eten van de monnikken zal allicht geen Michelinsterren verzamelen. Het werd daar-entegen wel opgevat als een unieke gelegenheid om in deze tijden van toenemende stress en politico-economische dijkbreuken, existentiële stormen en uitholling van waarden en ethiek deze mensen aan bepaalde diepere aspecten van het monastieke leven deelgenoot te laten worden, maar dan vanuit een persoonlijke ervaring. Er was geen dwang en er werd aan de vrijwillig deelnemende patiënten ook geen enkele ver-plichting opgelegd. Iedere patiënt was met andere woorden volledig vrij te volgen wat hij/zij wou of niet. Iedere wens werd trouwens volledig gerespecteerd. Koen en Christophe, die de zaak georganiseerd hadden en mede de begeleiding op zich namen, lieten tijdens de koffietafel al snel de deelnemers zelf aan het woord. Niet evident voor patiënten om in groep het woord te nemen als er een geneesheer-directielid aan hun tafel zit mee te luisteren. Zelden ben ik evenwel zo onvoorbereid geweest op wat ik die namiddag mocht ervaren. Het ging niet zomaar om het relaas van een aangename driedaagse, de vreugde van een gezellige uitstap, het verhaal van de gastvrijheid en vriendelijkheid van de ontvangst. Dit was een ervaring van een heel andere orde. Ook al volgt hierna de eerlijke en eenvoudige getuigenis van deze men-sen, toch kunnen deze zinnen en woorden niet genoeg weergeven wat ik die namiddag doorheen hun woord- en vooral lichaamstaal “prosodie” zelf mocht ervaren. Een zwaar zieke mutische patiënt hoorde ik zowaar filosofisch-poëtisch reflecteren over zijn ervaringen. Voor het eerst zag ik hem glimlachen en echt met anderen com-municeren. Er heerste in deze groep een sterke geest van eenvoud in essentie en op-rechte spiritualiteit. Doorheen hun getuigenissen, die opvallend vlot en rustig naar voren kwamen, werd ik snel deelgenoot op hun spirituele reis. Ik ervaarde bij alle

welbeschouwd

Dr. G. Otte

psychiatrie & verpleging | 2013-02

66

Page 25: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

deelnemers de sterke aanwezigheid van een helder “bewust-zijn” van de ware betekenis van elkaar als levens-reis-genoot te dragen, van oprechte naastenliefde, minzaamheid en compassie geschraagd in geduld en res-pect voor elkaar als medemens, bijna als broeders. Werd hier niet de essentie van waar de Broe-ders van Liefde voor staan door deze mensen vertolkt? De deelnemers waren evident diep geraakt door een bijna fysiek ervaren gevoel van sereniteit, ingetogenheid, monastieke rust en troostende stilte waaruit ze bovendien duidelijk gevoelens van perspectief en hoop leken te putten. Opvallend was de manier waarop dit allemaal spontaan, met de glimlach, oprecht en bewogen, zonder enige overdreven romantiek of bombastische woordkramerij naar voren werd gebracht. Een getuigenis die mij met respect en (laat het mij toe) met een zekere ontroering vervulde. Wat een innerlijke kracht leken deze mensen uit te stralen. Het valt me erg moeilijk dit volledig onder woorden brengen en enkel wie ooit met dergelijke emmaüsgangers rond de tafel heeft gezeten, weet misschien wat ik bedoel. Wat mij trof, was dat het niet ging om de weergave van een “aangename herinnering”, zoals we vaak hebben bij ophalen van goede reiservaringen of doorbladeren van oude fotoalbums, maar om een proces dat nog steeds in volle gang is en zelfs aan amplitudo lijkt te winnen. Om het metaforisch te stellen: het gaf mij het fysieke gevoel dat deze mensen zich op een of andere wijze door hun belevingen te delen gelaafd hadden aan een mystieke bron en dat geen dorst of pijn hen nog leek te deren.

psychiatrie & verpleging | 2013-02

67

“Een zwaar zieke mutische patiënt hoorde ik zowaar filosofisch-poëtisch reflecteren over zijn ervaringen.”

Page 26: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

Wetenschappers (een groep waartoe ikzelf be-hoor) zullen dat wellicht geen mirakel noemen. Zij zullen wijzen op de serotonine verhogende effecten van meditatie en op de dopaminerg stimulerende effecten van spiritualiteit zoals in recent fMRI-onderzoek werd aangetoond. Het zij zo. Ik betwist die bevindingen en conclusies niet. Maar in afwachting dat de wetenschap een middel ontwikkelt dat zonder enige bij-werking, spotgoedkoop, en onschuldig als het MoTO-initiatief een dergelijk geprononceerd antidepressief effect teweeg kan brengen; in afwachting dat er een therapeut geboren wordt die op amper drie dagen tijd op dergelijk in-grijpende manier het hart en de ziel van een-voudige, sommige zwaar zieke, mensen weet te beroeren, hen een dergelijk niveau van hoop

en perspectief kan geven dat woorden als geestelijke hergeboorte spontaan naar vo-ren komen; in afwachting dat we onze neurochemische en technische kennis van de hersenen zo efficiënt en gespecifieerd kunnen mobiliseren dat een placebo-pluseffect een zo duidelijke graad van neuroplasticiteit teweeg kan brengen dat deze – in het oog van de buitenwereld vaak ongeneeslijk gewaande patiënten – dergelijke vitaliteit en vreugde gaan uitstralen, heb ik er, zelfs als verstokt wetenschapper, toch geen be-zwaar tegen dat men gerust nog eventjes het woordje “mirakel” blijft gebruiken. Zoals mijn goede vriend Toon Tieland, gekend Amerfoorts schilder en aandoenlijk aanhanger van onze Vlaamse Felix Timmermans, ooit fijntjes opmerkte: “Het heeft geen belang hoe men de beker noemt waaruit drinkt, zolang hij onze dorst maar lest.”

Dr. G. Otte is neuropsychiater en hoofdgeneesheer in P.C. Dr. Guislain in Gent.

“Wetenschappers zullen dat wellicht geen mirakel noemen. Zij zullen wijzen op de serotonine verhogende effecten van meditatie en op de dopaminerg stimulerende effecten van spiritualiteit zoals in recent fMRI-onderzoek werd aangetoond.”

psychiatrie & verpleging | 2013-02

68

Page 27: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

Geloof en spiritualiteit: inspiratie en baken in de zorgsector

Zorgbehoevenden en hun begeleiders stellen zich veel vragen omtrent geloof en spiritualiteit. Horizonmedia wil die mensen benaderen met verhalen uit hun eigen levenssfeer en met vragen die hen bezighouden. Daarnaast is er bij hen vraag naar bezinning en spiritualiteit. Horizonmedia denkt in eerste instan-tie na over thema’s die aansluiting vinden bij de ervaringswereld van zorgbe-hoevenden en hun begeleiders: ziekte en lijden, handicap, de dood en daarna, zinvol ouder worden, de veranderende betekenis die men voor anderen krijgt, familie en vrienden, relaties met kleinkinderen, waardevolle dingen uit het leven aan kinderen en kleinkinderen doorgeven, ontspanning en vrije tijd, bezinning en spiritualiteit, eigentijdse ontwikkelingen in de wereld, positieve getuigenis-sen/ervaringen van mensen die zich voor hen inzetten … Dat alles wordt geduid vanuit het evangelie.

ontstaanHet ontstaan van Horizonmedia is gelinkt aan een reële nood. Dat blijkt uit het on-

derzoek van WHY5 Research naar de positie van de christelijke inspiratie in de media. Uit een reeks diepte-interviews met professionals uit de media-, de communicatie- en de religieuze sector bleken een tweetal belangrijke conclusies. In eerste instantie zijn heel veel mensen met religie bezig. Er bestaat heel wat nieuwsgierigheid naar spiritua-liteit en zingeving. Het christendom heeft wat dat betreft geen monopoliepositie meer, maar het blijft een factor van betekenis. Ten tweede toonden de onderzoeksresultaten aan dat de katholieke media in Vlaanderen zich hoofdzakelijk richten tot gelovigen en in mindere mate tot zinzoekers, ietsisten, rand- of andersgelovigen. De onderzoekers stelden een groot gemis aan christelijke visie in de ruime, algemene media vast.Uit het onderzoek bleek ook nog iets anders, meer van vormelijke aard. Op het vlak van spiritualiteit is tevens nood aan meer media-initiatieven die zich afspelen in de nieuwe media, meer bepaald via digitale kanalen. Indien men bijvoorbeeld jongeren wil bereiken, dient men nadrukkelijk aanwezig te zijn in de digitale wereld. Jongeren halen voortdurend informatie van de computer en kijken ook steeds meer televisie via hun computerscherm.

mission statementAl die onderzoeksresultaten hebben geleid tot het ontstaan van de vzw Horizonmedia. De opzet van de vereniging zonder winstoogmerk is om de christelijke stem actiever te laten klinken in de samenleving door mediaparticipatie. Daarom wil de vzw wer-

welbeschouwd

H. Geybels

psychiatrie & verpleging | 2013-02

69

Page 28: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

H. Geybels

ken met een van de krachtigste media van het moment: het be-wegende beeld via een digitale weg. Horizonmedia speelt in op de actuele nood aan zingeving en spiritualiteit, meer bepaald op de christelijke invulling hiervan. De vzw wil bewerken dat in de toekomst iedereen en jongeren in het bijzonder met christelijke zingeving in contact komen.Het is de bedoeling om op een brede en toegankelijke manier authentieke, christelijke zin-geving aan te bieden aan twee specifieke doelgroepen: jonge-ren- en zorginstellingen. Even-tueel kunnen deze twee groepen

in de toekomst aangevuld worden met andere doelgroepen. In de programmatie van het nieuwe Vlaamse en christelijk geïnspireerde internetvideoplatform staan kwali-teitsvolle en sterk inhoudelijke programma’s centraal.

stand van zakenAls beheersorgaan voor dit project werd in juli 2010 de vzw Horizonmedia opge-

richt die het juridische, inhoudelijke en creatieve bestuur verzorgt. Er werd een pro-grammaschema opgemaakt, dat in maart 2012 in voege is getreden. Het is de bedoeling om jaarlijks voor elke doelgroep ongeveer een twintigtal producties te maken. De re-portages kunnen bekeken worden op checkpointtv.be (de jongerensite) en tvzorg.be (zorgsector). Op die sites kan men zich gratis inschrijven om op de hoogte te blijven van het verschijnen van nieuwe producties.Om aan onderwerpen voor de reportages te geraken, werden twee stuurgroepen sa-mengesteld met experten en ervaringsdeskundigen uit die twee velden: jongeren en zorgsector. Naast die stuurgroepen wordt ook ad hoc gewerkt. Op het werkveld dienen zich immers spontaan vele en mooie verhalen aan. Iedereen kan via de websites de producenten van Horizonmedia in contact brengen met boeiende verhalen. De produ-centen zullen op hun beurt contact opnemen met de verzender van het verhaal om het thema verder te bespreken.

doelgroep zorgsectorVolwassenen en ouderen worden meer dan ooit geboeid door religie. Zeventig

procent van de Vlamingen bekent zichzelf als gelovig. Ook al heeft het christendom daarbij niet langer een monopoliepositie, toch wijst recent onderzoek uit dat het chris-telijk verhaal veel mensen aanspreekt. Ook velen die gebroken hebben met de kerk als instelling hechten belang aan de waarden van het evangelie en aan de figuur van Christus.

Op tvzorg.be kan je bij het onderdeel ‘psychiatrie’ het filmpje

‘Mensen heel maken’ bekijken. Daarin vertelt Guido De Geyter,

afdelingshoofd psychosenzorg-crisis in het P.C. Dr. Guislain in

Gent en lid van de redactieraad van Psychiatrie en Verpleging

over hoe zijn inspiratie hem een positieve dynamiek geeft.

Met veel aandacht voor de noden van elke patiënt, probeert

hij de kloof tussen mensen binnen en buiten de psychiatrie te

verkleinen.

psychiatrie & verpleging | 2013-02

70

Page 29: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

Zorgbehoevenden en verzorgers stellen zich veel vragen omtrent geloof. Horizonmedia wil zorgbehoevende mensen en hun verzorgers benaderen met verhalen uit hun eigen levenssfeer en met vragen die hen bezighouden. Daarnaast is er bij zorgbehoevenden – en de mensen die hen begeleiden – veel vraag naar bezinning en spiritualiteit. Zorgbehoevenden en hun (pastorale) begeleiders kunnen de programma’s recht-streeks via hun computer zien, maar de programma’s kunnen ook in groepsverband gebruikt worden in zorginstellingen, bezinningsgroepen, rusthuizen enzovoort. Dat laatste vormt geen enkel probleem meer sinds de introductie van het interne televisie-kanaal in de ziekenhuizen en de verzorgingscentra.Horizonmedia denkt in eerste instantie na over items/thema’s voor reportages die aan-sluiting vinden bij de ervaringswereld van zorgbehoevenden: ziekte en lijden, han-dicap, de dood en daarna, zinvol ouder worden, de veranderende betekenis die men voor anderen krijgt, familie en vrienden, relaties met kleinkinderen, waardevolle din-gen uit het leven aan kinderen en kleinkinderen doorgeven, ontspanning en vrije tijd, bezinning en spiritualiteit, eigentijdse ontwikkelingen in de wereld, positieve getui-genissen/ervaringen van mensen die zich voor hen inzetten … Dat alles wordt geduid vanuit een christelijke inspiratie. Bovendien wordt alles authentiek gebracht, vanuit de mens zelf. Het christendom geniet immers geloofwaardigheid in de mate dat het authentiek gebracht wordt.

Hans Geybels is gedelegeerd bestuurder van vzw Horizonmedia.

>> checkpointtv.be

>> tvzorg.be

psychiatrie & verpleging | 2013-02

71

Geloof en spiritualiteit: inspiratie en baken in de zorgsector

Page 30: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

Meegedeeld

psychiatrie & verpleging | 2013-02

72

Page 31: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

Meegedeeld

StudiedagDarian Leader: De kanteling van de psychoseDarian Leader wordt door ISPS-netwerk Nederland/Vlaanderen uitgenodigd om over zijn boek te vertellen. Tevens brengen ervaringdeskundigen een persoonlijke getuigenis van het moment waarop de kanteling gebeurde en waarop de eigen levensovertuiging die stabiliserend had gewerkt plots aan het wankelen wordt gebracht. Ook een familielid die dit van dichtbij meemaakte en kan helpen een ver-haal te construeren, komt aan het woord. Diverse hulpverleners uit de geestelijke gezondheidszorg worden uitgenodigd om elk vanuit hun eigen discipline (verbaal, preverbaal of via familiewerking) een bijdrage te leveren over de manier waarop ze de psychotische symptomen begrijpen en ermee omgaan.

DATA: 3 mei 2013, 8.30 uur tot 17 uur PLAATS: AVC, Leuvensesteenweg 517 in 3070 Kortenberg INLICHTINGEN/INSCHRIjVINGEN: Inschrijving gebeurt door u aan te melden bij Tamara Vandermeiren ([email protected]) met uw naam, adres, functie en e-mailadres en het overschrijven van 30 euro (voor ISPS-leden) of 50 euro (voor niet-leden) op rekeningnummer IBAN: BE 11 7785 9023 4648, Bic: GKCCBEBB, met vermelding ‘studiedag Darian Leader 3 mei 2013’.

Studiedag 'Antropopsychiatrie: Wat is (ver)nieuw(end)?'Antropopsychiatrie is de theorie en de praktijk van de psychisch zieke mens omwille van het feit dat hij mens is. Psy-chopathologie is ‘des menschen’. In deze tijden van ‘DSM-bilisering’ (Verhaeghe), de ‘mania classificatoria’ (Lipowski) en ‘evidence-based psychiatry’ is de hamvraag of dit wel allemaal zo evident is … Het hokje waarin de patiënt wordt ondergebracht (met als gevolg etikettering en stigmatisering) confronteert ons met deze ontstellende én revelerende vaststel-ling: de mens is in het geding! Ontstellend, omdat de ‘moderne’ psychiatrie een blinde vlek heeft voor het ziek zijn van de mens àls mens. Revelerend, omdat dit besef tot een (ver)nieuwe(nde) psychiatrie leidt.

DATA: donderdag 23 mei 2013 van 9.30 tot 17 uur PLAATS: Vormingscentrum Guislain Gent INLICHTINGEN/INSCHRIjVINGEN: Meer info op www.vormingscentrumguislain.be/kalender/folder/Antropopsychiatrie.pdf, of bij [email protected], 09/216.35.77. Inschrijven kan op www.vormingscentrumguislain.be/kalender

CongresTogether we careDe zorg van de toekomst vertrekt vanuit de patiënt en zijn noden, en werkt bin-nen de budgettaire mogelijkheden. Niet omgekeerd! Zorgverleners werken samen in multidisciplinaire teams in de zieken-huizen, ziekenhuizen werken op hun beurt onderling samen én ze slaan de handen in elkaar met andere zorgactoren. De zieken-

psychiatrie & verpleging | 2013-02

73

Page 32: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

Speciaal nummer Reintegration Award 2012

meegedeeld

huizen vormen met andere woorden een schakel in een keten van zorg. ICT moet die verschillende niveaus van samen-werking faciliteren. Daarnaast moet een nieuw model van financiering het geheel ondersteunen.Internationaal gerenommeerde autoritei-ten in hun vakgebied zullen deze thema’s belichten vanuit verschillende invalshoe-ken. Onder meer de volgende sprekers zegden hun medewerking toe: Prof. Niek Klazinga, Prof. JoAnne Epping Jordan, Prof. Aad De Roo, Prof. Kent Seltman, Prof. Bert Vrijhoef en Prof. Arne Björnberg. Vlaamse experten reflecteren verder over de internationale inzichten. Tussendoor zijn er debatten en verschillende vormen van interactie met het publiek. Zorgnet Vlaanderen formuleert aanbevelingen voor het beleid.

DATA: 30 mei 2013 om 9 uur PLAATS: Handelsbeurs, Kouter 29 in 9000 Gent INLICHTINGEN/INSCHRIjVINGEN: Alle info zal verschijnen op www.weliswaar.be/evenementen

StudiedagGegijzeld door demonen. Trauma en psychoanalytische therapieOp 7 juni zal de jaarlijkse studiedag van VVPT plaatsvinden, met als thema ‘Gegij-zeld door demonen. Trauma en psycho-analytische therapie’.

DATA: 7 juni 213 PLAATS: UPC KU Leuven campus Kortenberg INLICHTINGEN/INSCHRIjVINGEN: Alle informatie over deze studiedag zal verschijnen op de website van het VVPT, www.vvpt.be. Accreditering voor artsen is aangevraagd.

GeprekRond de tafel met prof.dr. Bernard Sabbe “De verwetenschappelijking van de psychiatrie met voorbeelden uit de CAPRI” Op 20 juni organiseert het Postuniversitair Centrum KU Leuven KULAK een avond met prof. Dr. Bernard Sabbe. Het evenement is gratis, maar uitsluitend voor psychiaters/psychiaters-psychotherapeuten.

DATA: 20 juni 2013 om 20 uur PLAATS: Kulak Kortrijk INLICHTINGEN/INSCHRIjVINGEN: Inschrijven kan bij [email protected]. Alle info is te vinden op de website puc.kuleuven-kulak.be

CongresNew horizons for Mental Health in Intellectual and Developmental DisabilitiesHet negende Europese congres van de European Association of Mental Health in Intellectual Disability in Estoril/Lissabon draagt als thema ‘New horizons for Mental Health in Intellectual and Developmental Disabilities’. Het congres is een driedaagse uitwisselingsplaats van kennis en ervarin-gen in verband met het probleemgedrag en de geestelijke gezondheid van personen met een verstandelijke beperking.

DATA: van 12 tot en met 14 september 2013 PLAATS: Estoril/Lissabon, Portugal INLICHTINGEN/INSCHRIjVINGEN: Alle informatie kan u terugvinden op de website van de EAMHID, www.mhid.org

psychiatrie & verpleging | 2013-02

74

Page 33: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

meegedeeld

Oproep !

Door de inzending van beeldmateriaal verklaar je je akkoord met eventuele publicatie. Daar-voor is het belangrijk dat ook de geportretteer-den hun toestemming geven. De redactie van Psychiatrie en Verpleging krijgt van de auteur/fotograaf de uitdrukkelijke toestemming om het beeldmateriaal gratis te gebruiken in het maga-zine. Ingezonden beeldmateriaal zal bovendien uitsluitend gebruikt worden voor publicatie in Psychiatrie en Verpleging. De redactie houdt zich evenwel het recht van selectie voor.

Sinds vorig jaar wordt Psychiatrie en Verpleging doorspekt met foto’s en ander beeldmateriaal. Daarvoor zijn we steeds op zoek naar authentieke beelden in, uit, door, voor en over de verschillende aspecten van psychiatrie en geestelijke gezondheidszorg.

Werkt u in de geestelijke gezondheidssector en heb je een bepaalde handigheid als fotograaf? Legt u soms activiteiten/evenementen of andere situaties in, over, rond psychiatrie op de gevoelige plaat vast?

Stuur ons dus uw foto’s digitaal door, in hoge resolutie zodat het aantal pixels groot genoeg is om publiceerbaar te zijn. Wie weet prijkt jouw werk in één van de volgende nummers van Psychiatrie en Verpleging.

Contact: [email protected]

psychiatrie & verpleging | 2013-02

75

Page 34: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

Speciaal nummer Reintegration Award 2012

uitgelezen

GHAYE M. (e.a.)

Agressie in hulp- en dienstverlening. Van impact op medewerkers naar een gedragen beleid2012 | Acco Leuven/Den Haag | 116 p.

Agressief gedrag heeft impact op wie ermee geconfronteerd wordt. Niet alleen het fysieke slaan, vechten, schoppen, dingen stukmaken, … maar ook verbaal en psychisch geweld zoals roepen, dreigen, provoceren, kleineren, pesten, …

FLEISCHMANN A. & C.

Haar stille stem. Autisme doorbroken2013 | The House of Books Vianen/Antwerpen | 431 p.

In ‘Haar stille stem’ vertelt de vader van Carly over de blijdschap bij de geboorte van zijn tweelingdochters, over de zorgen als Carly niet leert kruipen zoals haar zusje, niet reageert op haar ouders en in haar eigen wereld verdwaald lijkt te zijn.

KAYAERT G.

Het neurologisch complot. De verrassende trucs van ons brein2013 | Manteau Antwerpen | 239 p.

In ‘Het neurologisch complot’ geeft Greet Kayaert een overzichtelijke rondleiding door de hersenen – niet gericht op hoe die precies gevormd zijn, maar wel op wat ze doen. De auteur legt uit hoe we de wereld ervaren, en hoe deze gecreëerd wordt door onze hersenen op basis van gefragmen-teerde, ruizige en onvolledige informatie uit de zintuigen. Dat verloopt zo vlot en vanzelfsprekend dat we niet eens beseffen hoe hard eraan gewerkt is.

STROOBANTS E.

Architectonica. Een thuis voor mensen met dementie2012 | EPO Berchem | 301 p.

Hoe moet een woonzorgcentrum er uitzien om mensen met dementie er zich thuis te laten voelen? Aan welke vereisten moet het gebouw beantwoorden om ze er hun weg te doen vinden en te laten aarden?

psychiatrie & verpleging | 2013-02

76

Page 35: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

WELTEN M.

Het hoeveelweegjijlichaam2012 | Clavis Hasselt | 44p.

Een meisje geraakt meer en meer in de greep van haar foute zelfbeeld. In de spie-gel staart een heel dik lichaam haar aan. Dit boek vertelt over haar groeiende obses-sie over eten en het verliezen van controle over haar leven.

NUYENS Y.

Preventie en gezondheid in Vlaanderen doorgelicht. Cahier Welzijnsgids2012 | Wolters Kluwer Belgium Mechelen | 174 p.

Onder het motto ‘voorkomen is beter dan genezen’ heeft zich de jongste decennia in Vlaanderen een indrukwekkend landschap aan preventieve maatregelen, diensten en projecten ontwikkeld die allemaal, zonder uitzondering, een positieve bijdrage aan onze gezondheid leveren.

psychiatrie & verpleging | 2013-02

77

Page 36: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

Speciaal nummer Reintegration Award 2012

recensies

Wat bezielt de dokter? Spiritualiteit en eigen zinvragende keyser myrjam

Myrjam De Keyser is oogarts en aangesloten bij de Karmel van Sint-Niklaas, waar ze met haar gezin mee bidt en mee leeft met de zusters. Ze staat in de volle werkelijkheid van het leven, via haar gezin en haar werksituatie, maar toch laat ze zich spiritueel leiden en vindt en zoekt ze evenwicht in de school van de karmelitaanse spiritualiteit.In dit boek neemt ze Teresa van Avila als gids, en wel haar boek ‘De innerlijke burcht’, bekend voor de zeven trappen of verblijven waartoe mensen worden uitgenodigd deze te beklimmen om steeds dichter bij de kern van ons bestaan die God is te komen. In het zevende verblijf horen we Teresia zeggen: “Op de een of andere manier verenigt de Heer zich hier met de ziel. Haar grote vreugde bestaat er nu in zich heel dicht bij God te weten. De ziel begrijpt hier door inzicht wat wij door het geloof aannemen. Hoe groot is het verschil tussen het horen en begrijpen van woorden en nu begrijpen hoe waar ze zijn.”Terecht zult u zich afvragen hoe een mystiek werk uit de zestiende eeuw een referentie kan worden naar de zorgverlening toe. Want dat heeft Myrjam De Keyser proberen te doen: vanuit haar dagelijkse ervaring met zieken en haar reactie op alles wat op haar afkomt in deze zorgverlening een steunpunt te vinden in de “Innerlijke brucht” en te zien hoe ieder “verblijf” of iedere trap in deze burcht een venster opent op hoe patiën-ten zich kunnen gedragen, hoe zorgverleners de onhebbelijkheden van de werksitu-atie kunnen overleven en overkomen, hoe men een evenwicht kan vinden tussen de verschillende opdrachten waartoe men voortdurend wordt opgeroepen, hoe men in de wereld spiritueel kan leven en hoe men binnen de zorgverlening echt nood heeft aan een spirituele onderbouw.De keuze van de “Innerlijke burcht” is op zijn minst merkwaardig, omdat twee totaal verschillende werelden hier bij mekaar worden gebracht: een kloosterhervormster die voor haar zusters en broeders een spiritueel kader ontwikkelt om een dieper spiritueel leven te leiden en een geneesheer die geplaatst tegenover de sterke ontwikkeling op medisch gebied dagelijks de confrontatie moet aangaan met de steeds mondiger en meer eisende patiënt die nogal eens vergeet dat de medische wetenschap toch nog steeds een aantal beperkingen inhoudt.Hoe is het boek opgevat? Het telt natuurlijk zeven hoofdstukken, opgebouwd volgens het model dat Teresa van Avila gebruikte in haar ‘Innerlijke burcht’. De schrijfster be-gint steeds met een citaat uit het boek waarbij het niveau van het geestelijke leven dat in dit verblijf wordt geoogd kort beschreven wordt. En dan volgen beschouwingen, korte teksten over hoe men als zorgverlener (dus ruimer dan de geneesheer) omgaat met de patiënt, hoe patiënten zich voordoen en hoe men in een op prestatie gerichte wereld toch nog ruimte probeert te voorzien voor gebed, spirituele diepgang om zo tot een evenwichtig leven te komen. Er zijn ook anekdoten, die de schrijfster uit haar dagboek haalt en die het boek zo levensnabij maken.Misschien toch goed om even kennis te maken met de zeven verblijven of trappen, zonder natuurlijk in detail te gaan. De lectuur van het boek was voor mij alvast een

psychiatrie & verpleging | 2013-02

78

Page 37: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

uitnodiging om de ‘Innerlijke burcht’ van Teresa van Avila opnieuw ter hand te nemen.Bij het eerste verblijf besluit men even stil te worden en af-stand te nemen van de drukte van de wereld en rustpauzes in het leven in te bouwen. Het is wellicht het begin van iedere spirituele tocht. Diegenen die het tweede verblijf binnentreden, horen de oproep van de Heer die hen uitnodigt om meer tijd te nemen om bij Hem te toeven. “Hij laat niet na ons uit te nodigen dichterbij te komen.” Het derde verblijf nodigt uit om resoluut te kiezen om geregeld tijd te maken voor gebed, voor me-ditatie, voor spiritualiteit. De schrijfster geeft bij dit verblijf enige sterke getuigenissen over barmhartigheid en hoe binnen de gezondheidszorg spiritualiteit zich vooral zal ui-ten in de barmhartigheid.Bij het vierde verblijf zal men zaken gaan zien vanuit God. God is een realiteit gewor-den in het leven en de mens laat zich bewust confronteren met zijn eindigheid die hij bij God een plaats geeft. Het vijfde verblijf geeft de vruchten aan die een spiritueel leven doet oogsten en die de dagelijkse werkelijkheid steeds meer gaan beïnvloeden: de tegenslagen, de vermoeidheid, de routine, enz. Ze blijven aanwezig, maar verliezen hun overweldigende kracht omdat men van iets dieper mag leven. Maar men moet nog door het zesde verblijf dat spreekt over duisternis, over twijfel, over de nacht, zo gekend en gevreesd in het geestelijke le-ven. Als een happy end ontwaart zich dan het zevende verblijf waar de Heer zich met de ziel verenigt en de mens tot een diepe inwendige vreugde brengt.Het boek van Myrjam De Keyser is echt een bezinningsboek dat we aan zorgverleners kunnen aanbevelen. Het is eigenlijk een dubbel boek: het doet ons kennismaken met een oud model dat het blijkbaar nog steeds doet als het voldoende in moderne termen kan worden vertaald, en het doet ons zelf anders kijken naar ons zorgend bezig zijn met medemensen. Zorgverleners hebben geregeld een spiegel nodig waarin ze zichzelf kunnen beschouwen, van op een zekere afstand en met een zekere kritische instel-ling. De vele verhalen, uit het leven gegrepen, en de diepzinnige overwegingen die de auteur erbij maakt, zetten ons aan om de dagelijkse routine te doorbreken en bewust, meer bewust tijd te maken om ons handelen steeds aan het vuur van het begin op te warmen. Routine is wellicht het ergste waarin we kunnen verzeilen, spiritualiteit is een remedie die vooral de persoon raakt en van daaruit haar positieve invloed laat vloeien over de handelingen die de persoon stelt.

Br. René Stockman is de generale overste van de congregatie Broeders van Liefde.

Hij is doctor in de Maatschappelijke Gezondheidszorg.

“De keuze van de ‘Innerlijke burcht’ is op zijn minst merkwaardig, omdat twee totaal verschillende werelden hier bij mekaar worden gebracht: een kloosterhervormster en een geneesheer.”

de keyser m.,

Wat bezielt de dokter? Spiritualiteit en eigen zinvragen 2012 | Averbode | p. 189.

psychiatrie & verpleging | 2013-02

79

Page 38: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

recensies

Dementie, het blikveld verruimdh. vermeiren

“Het toepassen van DCM is niet vrijblijvend en het doet de organisatie en de zorgverlener in de spiegel kijken over de houding en de omgang ten opzichte van personen met dementie.”

Dementie is wereldwijd één van de grootste uitdagingen binnen de gezondheidszorg. Het is een ziekte die een enorme impact heeft op het dagelijks leven van de persoon zelf, maar ook op diens omgeving, dikwijls leidend tot een dalende quality of life.In de inleiding van dit boek wordt terecht gesteld dat er de laatste jaren een verschui-ving is van een eenzijdige medische-verpleegkundige invalshoek naar een medisch-psychosociale benadering van dementie, met daaraan gekoppeld een integrale aanpak met de klemtoon op de “persoon” met dit syndroom. Er wordt met andere woorden verder gekeken dan alleen maar de ziekte. Verschillende studies die worden opgezet (bv. van de Koning Boudewijnstichting) en volgehouden acties en inspannin-gen van organisaties zoals het Expertisecentrum Dementie, de Alzheimerliga (e.a.), maar ook de toenemende aandacht van de media voor het thema dementie zoals het initiatief van Music for life, trachten het eenzijdige taboebeeld van dementie te door-breken en de persoon met dementie en zijn omgeving een volwaardige plaats te geven in de samenleving.Het thema van dit boek “Dementia Care Mapping” is een methode om persoonsgerich-te zorg te implementeren. Zorgverleners en teams worden bewust gemaakt van hun

manier van omgaan met de persoon met dementie, rekening houdend met diens eigen belevingswereld en worden met deze methode ondersteund in het geven van be-levingsgerichte zorg.In het eerste hoofdstuk beschrijft de auteur de basisprincipes van Tom Kitwood’s (+1998) werk. Tom Kidwood heeft met zijn werk een grote stempel gedrukt op de hu-manisering van de zorg met dementeren-den. Zijn persoonsgerichte zorgvisie gaat ervan uit dat personen met dementie deel

uitmaken van een samenleving. Men moet binnen deze visie streven naar een zo groot mogelijk welbevinden voor alle mensen met dementie en voor ieder die voor hen zorgt. De vier kernelementen van deze persoonsgerichte zorg, samengevat in het woord VIPS zijn: (V) het waarderen van mensen met dementie en hen (I) behandelen als indivi-duen, (P) kijken naar de wereld vanuit het perspectief van de persoon met dementie en (S) psychosociale ondersteuning van de persoon met dementie en zijn omgeving.Vervolgens wordt het “Verrijkte Model van Dementie” van Tom Kitwood voorgesteld. Het is een bio-psychosociaal model dat de verschillende invalshoeken beschrijft die de persoonlijke beleving van dementie kunnen beïnvloeden zoals bijvoorbeeld de neurologische stoornis, de gezondheid en fysieke conditie of de levensgeschiedenis. De psychologische basisbehoeften van personen met dementie worden gevisualiseerd in een bloem. Deze bestaat uit de bloemknop die de basishouding liefde voorstelt en die de andere blaadjes verbindt tot een geheel. Deze blaadjes staan voor vijf elemen-

psychiatrie & verpleging | 2013-02

80

Page 39: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

ten gehechtheid, comfort, identiteit, erbij horen en zinvolle bezigheid.De volgende hoofdstukken worden gewijd aan de gestruc-tureerde observatiemethode Dementia Care Mapping. Achtereenvolgens worden de werkwijze, het verwerken van de resultaten, de feedbackmomenten met het zorg team, de voorbereiding en de implementatie van dit model besproken. Tenslotte wordt DCM besproken als instrument dat een bijdrage kan leveren aan een ontwikkelings- en kwaliteitsproces voor de zorg voor personen met dementie, de familieleden en de zorgverleners in een organisatie.DCM is een methodiek die door het observeren van de individuele mens op een syste-matische manier met als betrachting het algemeen welzijn van de zorg van de persoon met dementie te verbeteren, een belangrijke bijdrage kan leveren aan een persoons-georiënteerde aanpak van personen met dementie. Zoals de auteur het stelt, is het toepassen van DCM niet vrijblijvend en doet het de organisatie en de zorgverlener in de spiegel kijken over de houding en de omgang ten opzichte van personen met de-mentie. Het is een methodiek die een gedegen opleiding vergt, tijdsintensief is en waar het beleid en de hele organisatie zich moet achter scharen om succesvol te zijn.De verschillende hoofdstukken van het boek zijn vlot geschreven en onderbouwd met een combinatie van theoretische inzichten en tal van praktijkvoorbeelden. Het boek is daarom zeer geschikt als leidraad voor zowel iedereen die op een persoonsgerichte manier wenst om te gaan met ouderen met dementie. Daarnaast is het een aanrader voor zorgteams die de methode van DCM willen toepassen.

Frans Theys is directeur ouderenzorg in P.K. Broeders Alexianen in Tienen

h. vermeiren

Dementie, het blikveld verruimd2012 | Antwerpen | Apeldoorn

psychiatrie & verpleging | 2013-02

81

Page 40: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

recensies

Tijdschrift Voor Psychoanalyse 12 4

Het themanummer van het Tijdschrift voor Psychoanalyse over de psychoanalytische opleiding bevat drie hoofdartikels met telkens een commentaar van een andere au-teur. Analytici in opleiding voegen er hun ervaringen aan toe in korte bijdragen, waar-door het geheel doorspekt wordt met een singuliere noot.

In ‘Het spanningsveld tussen weten en niet-weten’ behandelt Niers de plaats van de the-orie in de psychoanalytische opleiding. Terwijl de patiënt verwacht via het weten van de analyticus een antwoord op zijn problemen te krijgen, wacht de analyticus met een houding van ‘niet-weten’ op de vrije associaties van de patiënt om met het weten dat daaraan ontspringt, te werken. Tegenover de theorie kan de analyticus drie posities innemen; daartussen zal hij onvermijdelijk fluctueren. In de eerste positie wordt de theorie gebruikt om het therapeutische materiaal objectief te begrijpen; ‘niet-weten’ roept dan geen angst op. In de tweede positie verdraagt men het niet-weten en kan men creatief omspringen met het materiaal. De theorie wordt een impliciet waarne-mingskader. In de derde positie laat men het theoretische weten los om op zoek te gaan naar een intuïtief en waarheidsgetrouw weten van wat hier en nu (in het actuele van de beleving) het geval is (cf. Bion en zijn ‘negative capability’). Theoretische mo-dellen zijn geen verklarende modellen meer, maar blijken achteraf op een bijzondere wijze ‘het geval’ te zijn.

Ladan vraagt zich in ‘Over de opleiding tot analyticus’ af wat het aandeel van de psy-choanalytici zelf is in hun hedendaagse marginalisering. Hij komt uit bij hun afwijzing van het wetenschappelijke discours (met andere inzichten en toetsing van eigen hy-pothesen). Om te komen tot een noodzakelijke integratie van psychoanalyse en we-tenschap is de opleiding cruciaal. Hij beargumenteert waarom de huidige opleiding anachronistisch is (parttime, geïsoleerd, gecentraliseerd) en formuleert alternatieven. Zijn uitgangspunt is dat de psychoanalyticus een volwaardig beroep wordt, met een stevig fundament in de reguliere gezondheidszorg. De opleiding moet omgevormd worden tot een echte beroepsopleiding (met een master na master als startpunt). De standpunten van Ladan zijn zeker een discussie waart. Hebbrecht neemt meteen een cruciaal punt op in zijn commentaar, nl. of het meest wezenlijke van de psychoanalyse wel iets met empirisch onderzoek te maken heeft.

Vliegen zoekt ‘In de spiegel van de deontologie’ naar een ethisch-deontologisch kader voor een psychoanalytische therapieopleiding. Vanuit dat perspectief behandelt ze thema’s zoals de opdracht tot competent opleiden, de criteria bij het selecteren van kandidaat-therapeuten, de idealisatie van de opleider en de angst voor devaluatie, de macht van de opleider, en vertrouwelijkheid versus evalueren. Elk thema bevat zijn moeilijkheden die ten voordele van het leerproces van de kandidaten ter sprake kunnen komen. Haar antwoorden, die niet anders dan voorlopig kunnen zijn, getui-

psychiatrie & verpleging | 2013-02

82

Page 41: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

tijdschrift voor psychoanalyse jaargang 2012, nummer 4

themanummer ‘Psychoanalytische opleiding’, Uitgeverij Boom, Meppel | Nederland

gen van het werk dat de groep opleiders en supervisanten van de Leuvense opleiding Psychodynamische Kinderpsychotherapie hieromtrent leverden. Ook aan iedereen die stages begeleidt, stelt dit artikel vragen.

jan Dossche werkt in het P.C. Dr. Guislain in Gent.

psychiatrie & verpleging | 2013-02

83

Page 42: Psychiatrie en Verpleging 2013-2
Page 43: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

Jaarabonnement

Voor België: € 25 te storten op het rekeningnummer BE60 4453 5536 0170 (Vormingscentrum Guislain – Jozef Guislainstraat 43 – 9000 Gent), met als vermelding “Pyschiatrie en Verpleging”.

Voor Nederland: € 30 op het rekeningnummer BE60 4453 5536 0170 (Vormingscentrum Guislain – Jozef Guislainstraat 43 – 9000 Gent), met als vermelding “Psychiatrie en Verpleging”. De BIC-code is KREDBEBB.

Page 44: Psychiatrie en Verpleging 2013-2

psychiatrie & verpleging | 2013-02