Protocol Monitoring methodiek - MJA Hoofdstuk 3B

10
1 Bijlage MJA3, Hoofdstuk 3B Protocol Monitoring, methodiek

Transcript of Protocol Monitoring methodiek - MJA Hoofdstuk 3B

Page 1: Protocol Monitoring methodiek - MJA Hoofdstuk 3B

1

Bijlage MJA3,

Hoofdstuk 3BProtocol Monitoring, methodiek

Page 2: Protocol Monitoring methodiek - MJA Hoofdstuk 3B

2

3B.1 INLEIDING

3B.1.1 Algemeen

Dit protocol bevat de uitwerking van de afspraken inzake de methodiek energie-efficiëntie,zoals deze worden genoemd in de Bijlage MJA3. Nadere uitwerking vindt in de loop van hetjaar plaats in de Handreiking Monitoring Energie-Efficiëntieplan, hierna te noemen‘Handreiking MEE’.

De methodiek komt bottom-up tot stand. Eerst wordt de besparing van energiebesparendemaatregelen binnen en buiten de inrichting en van overige procesinvloeden op de inrichtingberekend. Daarna vindt vertaling van de energiebesparing in energie-efficiëntieverbeteringplaats, gevolgd door uitdrukking in vermeden CO2-emissie.

De situatie in het referentiejaar van de deelnemende Onderneming wordt bij de start vanMJA3, dat wil zeggen bij het EEP, vastgelegd. Als referentiejaar voor MJA3-bedrijven geldt2005.

3B.1.2 Inhoud van dit protocol

Dit protocol bestaat uit 7 artikelen:

3B.2.1 Belangrijkste begrippen3B.2.2 Besparingen procesefficiëntie3B.2.3 Besparingen ketenefficiëntie3B.2.4 Inzet duurzame energie3B.2.5 Energie-efficiëntie3B.2.6 Overige invloeden procesefficiëntie3B.2.7 Prestatiemaat / Productievolume / Inzicht in wijziging energieverbruik

3B.2 ARTIKELEN

3B.2.1 Belangrijkste begrippen

3B.2.1.1 Energieverbruik

Basis voor berekening van het energieverbruik van de inrichting is het energetisch, direct enindirect, primair energieverbruik. De begrippen energetisch – non energetisch, direct – indirecten primair – secundair worden onderstaand toegelicht. Ter bepaling van het energieverbruikgeldt de inkoop plus eigen opwek van energie minus de terug-/doorlevering daarvan. Daarbijis het niet van belang of de energiebron fossiel of duurzaam is.

Page 3: Protocol Monitoring methodiek - MJA Hoofdstuk 3B

3

� Onderscheid energetisch – non energetischHet energetisch gebruik van energiedragers betreft de inzet van energiedragers ten behoevevan de opwek van energie. Het energetisch gebruik is gelijk aan de totale nettoenergietoevoer aan de Onderneming verminderd met het non-energetisch gebruik.Met non-energetisch gebruik van energiedragers wordt gedoeld op energie die wordtopgenomen in het product en daaruit in principe weer kan vrijkomen. Dit kan tot standkomen doordat energiedragers als grondstof worden gebruikt, dan wel doordat bijomzetting van chemische grondstoffen in eindproducten energie moet worden toegevoerdvoor het aangaan of verbreken van chemische bindingen.

� Onderscheid direct – indirectHet in MJA3 gehanteerde directe energieverbruik van een Onderneming betreft hetprimaire energiesaldo inclusief inzet van duurzame energie. Dit is het energieverbruik inhet proces, gebruikt voor opwarmen / aandrijven van pompen etc. / elektriciteit voorverlichting etc.Het indirecte energieverbruik is het totaal van het energieverbruik vastgelegd / aanwezig inde materialen en het energieverbruik in de totale product-levensketen (grondstofwinningtot en met afdanking inclusief transport). Het indirecte energieverbruik van materialenwordt weergegeven door de Gross Energy Requirement (GER). Dit is de energie die isvastgelegd in de materialen (non-energetisch) én de energie die nodig is geweest voor deproductie ervan zijnde de Proces Energy Requirement (PER).

� Onderscheid primair – secundair/finaalPrimaire energie is energie in de vorm zoals men die aantreft in de oorspronkelijkegewonnen energiedrager (bijvoorbeeld aardgas, steenkool, olie, uranium).Secundaire energie / Finaal energieverbruik is energie in de vorm die ontstaat na omzettingvan primaire energie (bijvoorbeeld warmte, elektriciteit). Het energieverbruik vansecundaire energiedragers wordt teruggerekend naar de stookwaarde (ondersteverbrandingswaarde) van de primaire energiedragers.

3B.2.1.2 Energiebesparing

Voorgenomen energiebesparende maatregelen maken onderdeel uit van het energie-efficiëntieplan (EEP). Bij de voortgangsbewaking van het plan worden uitgevoerdeenergiebesparende maatregelen gerapporteerd.

Van energiebesparende maatregelen wordt de besparingsomvang bepaald door deze terelateren aan de situatie zonder de energiebesparende maatregel. De besparingsomvang wordtbepaald door deze te meten, te berekenen of te schatten. Elk jaar wordt de besparingopgevoerd van de nieuw getroffen maatregelen in het productieproces en/of van deintensivering van de productlevensketen en/of de inzet van duurzame energie.

Geplande maatregelen kunnen worden ingedeeld op grond van de kwalificatie zeker,voorwaardelijk of onzeker. Geplande en gerealiseerde maatregelen kunnen worden ingedeeldin de categorieën productieproces, productlevensketen en inzet van duurzame energie.

Page 4: Protocol Monitoring methodiek - MJA Hoofdstuk 3B

4

� Kwalificatie: zeker – voorwaardelijk – onzekerAan de selectie van voorgenomen energiebesparende maatregelen gaat een inventarisatieinclusief een rentabiliteitsberekening vooraf. Rendabele maatregelen kunnen wordengekwalificeerd als zekere, voorwaardelijke of onzeker maatregelen. Rendabelemaatregelen zijn in principe zeker, tenzij sprake is van een technische, economische en/oforganisatorische belemmering om deze uit te voeren. Als sprake is van een dergelijkebelemmering, wordt de rendabele maatregel als voorwaardelijk gekwalificeerd. Eenonzekere maatregel is een maatregel waarvoor eerst nader onderzoek nodig is, voordatbesloten kan worden tot uitvoering; wel wordt aangegeven welke stappen genomenworden om de haalbaarheid te onderzoeken. Van een onzekere maatregel kan debesparingsomvang nog niet gekwantificeerd worden. Maatregelen zijn onzeker omdat eenstudie nodig is om de haalbaarheid van de maatregel en de daarmee gepaard gaandebesparingsomvang te onderzoeken. Een onzekere maatregel kan wel een indicatie gevenvan de mogelijke besparingsomvang, maar deze besparingsomvang telt niet mee bij debepaling van de jaarlijks gemiddelde energie-efficiëntieverbetering: dat geldt zowel voorde langjarig gemiddelde energie-efficiëntieverbetering van 2% als voor de monitoring vande in het EEP opgenomen energie-efficiëntieverbetering teruggerekend naar eengemiddelde per jaar.

� Categorieën: productieproces – productlevensketen – inzet duurzame energie

De categorie productieproces beperkt zich tot de inrichting Wet milieubeheer. Desubcategorieën zijn good housekeeping, productieproces, utilities / gebouwen enstrategische projecten.

Bij de categorie productlevensketen vindt de besparing buiten de inrichting plaats. Daarbijwordt onderscheid gemaakt tussen de productieketen en de productketen. Onder deproductieketen wordt de productiefase van het product verstaan, terwijl de productketen degebruiksfase van het product betreft. De idee achter het onderscheid is de gezamenlijkeverantwoordelijkheid van producent, consument en wetgever om tot energiebesparing tekomen bij producten die energiezuiniger zijn in de gebruiksfase. Door ecodesignwetgeving heeft de overheid een grote invloed bij de realiseren van energiebesparing. Ookconsumenten kunnen door hun aankoopkeuze het realiseren van energiebesparingbeïnvloeden. De productieketen zit veel meer in de directe invloedsfeer van het bedrijf,waardoor daar gerealiseerde besparingen meer aan het bedrijf toe te rekenen zijn.

Bij de inzet van duurzame energie gaat het zowel om de eigen opwek als de inkoop vanduurzame energie. Met andere woorden: vergroening van de energievoorziening staatcentraal bij de inzet van duurzame energie.

3B.2.1.3 Energie-efficiëntie

De energie-efficiëntie wordt bepaald door de besparingsomvang door maatregelen te relaterenaan het energieverbruik. In de Handreiking MEE zal de rapportage van de resultaten van deinspanningen op elk van de categorieën en op elk rapportageniveau worden uitgewerkt.

Page 5: Protocol Monitoring methodiek - MJA Hoofdstuk 3B

5

3B.2.1.4 Vermeden CO2-emissie

De getroffen energiebesparende maatregelen alsook de inzet van duurzame energie leiden totvermijding van CO2-emissie. In de Handreiking MEE zal de rapportage van de resultaten vande inspanningen uitgedrukt in vermeden CO2-emissie worden uitgewerkt.

3B.2.2 Besparingen procesefficiëntie

3B.2.2.1 Energieverbruiksanalyse productieproces

Om energiebesparende maatregelen te selecteren, is inzicht in het besparingspotentieel nodig.Daartoe is eerst inzicht in het – directe – energieverbruik vereist. Het energieverbruik en deenergiefuncties in de Onderneming worden inzichtelijk aan de hand van eenenergieverbruiksanalyse.

3B.2.2.2 Besparingscategorieën

De besparing in het productieproces kan worden gerealiseerd door:- Good housekeeping: acties als gevolg van continue, structurele aandacht voor energie- Productieproces: maatregelen aan procesinstallaties- Utilities en gebouwen: maatregelen aan facilitaire, ondersteunende installaties- Strategische projecten

3B.2.3 Besparingen duurzame energie

3B.2.3.1 Besparingscategorieën

Voor de omschrijving van duurzame energie wordt verwezen naar de definitie uit de MJA3-tekst. Die luidt als volgt: ‘Duurzame energie is uit hernieuwbare energiebronnen opgewekteenergie: energie opgewekt met installaties waarbij uitsluitend van hernieuwbareenergiebronnen wordt gebruikgemaakt, alsmede het aandeel in calorische waarde van de methernieuwbare energiebronnen in hybride installaties opgewekte energie die ook metconventionele energiebronnen werken. Hieronder valt ook voor accumulatiesystemengebruikte hernieuwbare elektriciteit, maar niet elektriciteit die van dergelijke systemenafkomstig is’. Tevens wordt aangesloten bij het Protocol Monitoring Duurzame Energie.

Onderstaand zijn de subcategorieën voor de inzet van duurzame energie opgenomen.

CompensatieGroencertificaten worden niet geaccepteerd als duurzame energie tenzij het Garanties vanOorsprong (elektriciteit op de Europese markt opgewekt), groen gas uit het aardgasnet ofVertogas-certificaten (niet-ingevoed biogas) betreft.

Page 6: Protocol Monitoring methodiek - MJA Hoofdstuk 3B

6

Inkoop• Duurzame elektriciteit

Elektriciteit waarvoor door een gecertificeerde organisatie Garanties van Oorsprong zijnafgegeven bij de opwekking en bij levering aan het bedrijf zijn geredeemed.

• Duurzame warmteWarmte die buiten de inrichting duurzaam opgewekt wordt en door het bedrijf wordtingekocht.

Eigen opwek• Zonnewarmte

Zonnewarmte, of thermische zonne-energie, kan met behulp van zonnecollectoren gebruiktworden voor het verwarmen van bijvoorbeeld tapwater en kleine ruimten en voor hetvoorverwarmen van cv-water.

• ZonnestroomZonlicht kan met zonnecellen omgezet worden in elektriciteit voor eigen gebruik of voorteruglevering aan het stroomnet. Dit wordt ook wel fotovoltaïsche zonne-energie genoemd.

• WindenergieDoor middel van windturbines kan elektriciteit geproduceerd worden.

• Omgevingswarmte- Warmtekoudeopslag en bodemwarmtewisselaars

Bij warmtekoudeopslag wordt warmte of koude via een warmtewisselaar in eenbodemlaag opgeslagen (open systeem). Met deze systemen kunnenbedrijfsprocessen of gebouwen gekoeld of verwarmd worden. Thermischeenergieopslag kan een goed alternatief zijn voor grondwater- en compressiekoeling.

- WarmtepompenMet behulp van een warmtepomp kan de energie uit een externe bron wordenopgewaardeerd. Een warmtepomp is inzetbaar voor verwarming en/of koeling.

- Geothermische energie / aardwarmte- Warmte van de aardkern kan voor bedrijfsprocessen gebruikt worden door (warm)

water uit diepe aardlagen of uit mijnschachten op te pompen.• Energie uit biomassa en afvalstromen

- Thermische biomassa conversieDoor verbranding, vergassing of pyrolyse van biotische (rest)stromen kan energieopgewekt worden of kunnen gasvormige (methaan) of vloeibare energiedragers(biodiesel) geproduceerd worden.

- Biologische conversieVochtrijke (rest)stromen (biomassa) kunnen omgezet worden in biogas (methaan)door vergisting.

- Elektriciteits- en/of warmteproductie met biobrandstoffenGasmoteren (wkk) en ovens kunnen gevoed worden met biogas en bio-olie.

- TransportbrandstoffenBioethanol, koolzaadolie, biodiesel en Pure Plantaardige Olie (PPO) kunnengebruikt worden als transportbrandstof.

- BrandstoffenBiogas, groen gas (uit het aardgasnet) en bio-oliën kunnen ook gebruikt worden omketels of gasmotoren aan te drijven.

Page 7: Protocol Monitoring methodiek - MJA Hoofdstuk 3B

7

3B.2.3.2 Besparingsberekening

Voor wat betreft de kwantificering van energiebesparing en het bepalen van dereferentiesituatie wordt verwezen naar het ‘Protocol Monitoring Duurzame Energie 2006’.

3B.2.4 Besparingen ketenefficiëntie

3B.2.4.1 Energieverbruiksanalyse keten

Als de Onderneming veel verschillende producten maakt, is de kans groot dat zij in meerdereproductketens opereert. Het is zinvol om van de keten van de belangrijkste producten eenenergieverbruiksanalyse te maken. Van steeds meer MJA3-sectoren is bekend hoeveel energiein de productlevensketen omgaat.

3B.2.4.2 Besparingscategorieën

Voor productlevensketen geldt dat er zeven verschillende mogelijkheden zijn voor hetverbeteren van de efficiëntie van het indirecte energiegebruik. Deze moeten overigens welintegraal worden bekeken, want een besparing op één plek kan leiden tot extra energiebehoefteop een andere plek in de productketen. De zeven classificaties zijn als volgt:• Materiaalbesparing

Minder indirect energiegebruik per eenheid product door de inzet van minder of energie-extensievere grondstoffen en/of andere hulpstoffen én door een beperking van uitval enafkeur als gevolg van aanpassingen in het productieproces.

• Samenwerking op locatie (voorzover niet binnen de eigen inrichting)Minder direct energiegebruik per eenheid product door lager energiegebruik (buiten deinrichting) van bijvoorbeeld utilities door samenwerking met andere partijen in deomgeving. Bijvoorbeeld een gezamenlijke wkk-installatie of het gebruik van restwarmte.

• Optimalisatie van distributieMinder transportenergie per eenheid product.

• Vermindering van energiegebruik tijdens productgebruikMinder direct en/of indirect energiegebruik per eenheid product gedurende de feitelijkelevensduur van het product als gevolg van een innovatieve aanpassing van het ontwerp oftoepassing van het product.

• Optimalisatie van functievervullingDe functie (behoefte) die een product vervult in kaart brengen en op basis hiervan komentot een nieuwe en tegelijkertijd energie-efficiëntere vorm van functievervulling.

• Optimalisatie van levensduurMinder direct en/of indirect energiegebruik per eenheid product door optimale keuze vande levensduur van een product. Gekozen kan worden om bijvoorbeeld de feitelijkelevensduur zo dicht mogelijk aan te laten sluiten bij de technische levensduur (mode/trendbestendig ontwerpen van product) of de levensduur van een oud product voortijdig af tebreken in verband met het op de markt komen van innovatieve producten die aanzienlijkminder energie consumeren tijdens gebruik.

Page 8: Protocol Monitoring methodiek - MJA Hoofdstuk 3B

8

• Optimalisatie van (gedeeltelijke) productafdanking / productherverwerkingo Maatregelen ter minimalisering van de energie benodigd per eenheid product voor

de subketen van inzameling, transport, verbranden, vergassen of storten van hetafgedankte product.

o Maatregelen op het gebied van recycling waardoor de energie-inhoud van de, in hetafgedankte product, gebruikte materialen met relatief weinig energiegebruik weerbeschikbaar komen op de markt.

3B.2.4.3 Systeemgrenzen

Voor de berekening van de energiebesparing van productlevensketen dient gebruik gemaakt teworden van een levenscyclusanalyse (LCA). De voorkeur wordt gegeven aan methodieken dievoldoen aan de internationale LCA-richtlijnen NEN-EN-ISO 14040 en 14044.

3B.2.4.4 Besparingsberekening

De berekening van de energiebesparing in de onderkende subcategorieën wordt naderuitgewerkt in de Handreiking MEE.

3B.2.4.5 Voorkomen dubbeltelling

In hun bedrijfsrapport mogen alle bij een ketenproject betrokken MJA3-bedrijven de volledigebesparing door het ketenproject opnemen, ongeacht of deze in de productie- of deproductketen en ongeacht of deze in of buiten Nederland plaatsvindt. Voor de totaaltelling vanmaatregelen op MJA3-niveau worden besparingen door projecten in de productie- enproductketen tussen MJA3-bedrijven slechts éénmaal meegeteld. Op industrieniveau tellenbesparingen door projecten in de productie- en productketen tussen MJA3- en MEE-bedrijvenook slechts éénmaal mee. Uitwerking hiervan vindt in de Handreiking MEE plaats.

3B.2.5 Energie-efficiëntie

De effecten van energiebesparende maatregelen in het productieproces leiden tot de ProcesEfficiëntie Verbetering (PEV). Daartoe wordt de energiebesparing afgezet tegen hetenergieverbruik dat bedrijf / sector / MJA3 gehad zou hebben zonder die maatregelen. Deformule is als volgt: (energiebesparing productieproces / (energieverbruik + energiebesparingproductieproces)).

Bij de productlevensketen wordt onderscheid gemaakt tussen besparing die bereikt is in deproductieketen dan wel in de productketen. Ter bepaling van de efficiëntieverbetering opconvenant- en industrieniveau telt de besparing in de productieketen in Nederland mee,waarbij dubbeltellingen zijn vermeden. Om optelling met de PEV makkelijk te maken, wordtde besparing afgezet tegen het energieverbruik in de industrie zonder dat maatregelen in hetproductieproces waren getroffen, als volgt: Keten Efficiëntie Verbetering (KEV) =(energiebesparing productieketen NL / (energieverbruik + energiebesparing productieproces)).

Page 9: Protocol Monitoring methodiek - MJA Hoofdstuk 3B

9

De efficiëntieverbeteringen in het productieproces (PEV) en in de productieketen in Nederland(KEV) worden als volgt opgeteld: Energie Efficiëntie Verbetering (EEV) = PEV + KEV =((energiebesparingen productieproces + productieketen NL) / (energieverbruik +energiebesparing productieproces)).

De inzet van duurzame energie leidt niet tot energiebesparing en energie-efficiëntieverbetering. Bij duurzame energie geldt het principe van verduurzaming van deenergievoorziening. De omvang van de inzet van duurzame energie wordt afgezet tegen hetenergieverbruik en als aandeel duurzame energie uitgedrukt, volgens de volgende formule:(inzet duurzame energie / energieverbruik).

3B.2.6 Overige invloeden procesefficiëntie

Naast energiebesparende maatregelen zijn ook andere factoren van invloed op hetproductieproces en daarmee op de productie- en energie-efficiëntie van de Onderneming.Voorbeelden van overige invloeden op het productieproces zijn:- Schaalgrootte en bezettingsgraad- Grondstofsamenstelling- Productspecificatie- Klimaat- Wet- en regelgeving.

Deze factoren kunnen een positief (besparend) of negatief (ontsparend) effect hebben.Sommige invloeden zijn incidenteel (bijvoorbeeld een tijdelijke sluiting), andere structureel(bijvoorbeeld een nieuwe productielijn). Ook van toevallige effecten is het zaak deze eenstructureel karakter te geven, dat wil zeggen dat een in enig jaar geconstateerd positief effectvoor herhaling vatbaar is en van een negatief effect herhaling dient te worden voorkomen.

Om het de bedrijven zo makkelijk mogelijk te maken, wordt per sector een overzicht van demeest relevante invloedfactoren opgesteld, zo mogelijk voorzien van default-waarden. Nietalleen op bedrijfsniveau, maar ook op sector- en convenantniveau ontstaat op die manierinzicht in de verklarende factoren achter de wijziging in het energieverbruik. Dit biedtmeerwaarde in de analyses van de energieverbruiken van de sectoren en MJA3.

Alle invloeden op het energiegebruik, zoals bijvoorbeeld wisseling in productievolume ofwisselingen in omgevingstemperatuur en de gevolgen hiervan op het energiegebruik, wordenniet meegenomen in de berekening van de energie-efficiëntie. De toerekening zal dus secgebaseerd zijn op de energie-efficiëntie door besparende maatregelen in het productieproces.

Page 10: Protocol Monitoring methodiek - MJA Hoofdstuk 3B

10

3B.2.7 Prestatiemaat / Productievolume / Inzicht in wijziging energieverbruik

3B.2.7.1 Prestatiemaat

De prestatiemaat speelt een centrale rol in de bepaling van de energie-efficiëntieverbetering.Anders geformuleerd: met welk aspect van het productieproces correleert het energieverbruikhet meest? Doorgaans is dit het product dat / de producten die de Onderneming produceert. Inuitzonderingsgevallen kan ook het productieproces als prestatiemaat dienst doen. In dat gevalkunnen een of meer processtappen worden onderscheiden waaraan een specifiekenergieverbruik (SEV) gekoppeld wordt. Als ook dat geen soelaas biedt, kan de grondstof alszodanig in aanmerking komen. Dat betekent dat de in het productieproces gestopte grondstofals maat voor het energieverbruik dat wil zeggen als prestatiemaat geldt. Eerst wordt gekekennaar het product, daarna naar de processtap en dan pas naar grondstof.

3B.2.7.2 Productievolume

Door van de prestatiemaat bij te houden hoe deze in de tijd qua omvang verandert, wordt hetproductievolume bepaald. Al naar gelang het aantal prestatiematen dat een Ondernemingonderkent, wordt het productievolume van elk van de prestatiematen gewogen en in eenproductie-index voor de inrichting uitgedrukt. Op die manier ontstaat inzicht in hetenergieverbruik als gevolg van wijzigingen in de productie-omvang ofwel in het volume-effect.

3B.2.7.3 Inzicht in wijziging energieverbruik

In de inrichting bepalen besparingseffect, invloedsfactoren / structuureffect en volume-effectsamen de wijziging van het energieverbruik op bedrijfsniveau. Op sectorniveau geldthetzelfde. Op het niveau van MJA3 wordt de energiebesparing in de productieketen inNederland toegevoegd ter verklaring van de verandering in energieverbruik. Op het niveau vande Nederlandse Energie Huishouding (NEH) worden ook de besparingen in de productketen inde beschouwing betrokken. De besparingen in de productketen in het buitenland kunnen opEuropees dan wel mondiaal niveau worden toegevoegd als resultaten van de inspanningen vanMJA3-bedrijven.