Projectplan Sint Jansbeek

51
1 Projectplan Beekmondingherstel St. Jansbeek 5 februari 2013 Vastgesteld door het Algemeen Bestuur d.d. 21 februari 2014. Kurstjens ecologisch adviesbureau en bureau Stroming i.o.v. Waterschap Aa en Maas

Transcript of Projectplan Sint Jansbeek

Page 1: Projectplan Sint Jansbeek

1

Projectplan

Beekmondingherstel St. Jansbeek

5 februari 2013

Vastgesteld  door  het  Algemeen  Bestuur    d.d.  21  februari  2014.

Kurstjens ecologisch adviesbureau en bureau Stroming i.o.v. Waterschap Aa en Maas

Page 2: Projectplan Sint Jansbeek

1

Inhoudsopgave

DEEL I................................................................................................................................ 3  1   Aanleiding en doel....................................................................................................... 4  2. Ligging en begrenzing plangebied................................................................................. 6  2.1 Begrenzing plangebied ............................................................................................... 6  2.2 Beschrijving plangebied .............................................................................................. 7  3. Beschrijving en maatvoering van de waterstaatswerken ................................................. 9  3.1 Ontwerpproces en ontwerpkeuzes .............................................................................. 9  3.2 Inrichtingsmaatregelen (definitief ontwerp)............................................................... 12  

3.2.1   Maaiveldverlaging............................................................................................ 14  3.2.2   Graven nieuwe loop ......................................................................................... 14  3.2.3   Aanvullen huidige loop .................................................................................... 15  3.2.4   Verwijderen stuw............................................................................................. 15  3.2.5   Aanpassen monding in de Maas en aanleg voetgangersbrug............................ 16  3.2.6   Verwijderen puin in de huidige bedding .......................................................... 17  3.2.7   Behouden bomen en aanplanten hagen ........................................................... 17  3.2.8   Verbeteren brug Maasstraat............................................................................. 17  3.2.9   Aanleggen struinpad ....................................................................................... 17  3.2.10 Aanleg rasters en toegangspoorten .................................................................. 18  

3.3 Dwarsprofielen ......................................................................................................... 18  3.4 Wijze van uitvoering ................................................................................................. 20  

3.4.1   Technische uitvoering ..................................................................................... 20  3.4.2   Inpassing in de omgeving................................................................................ 24  3.4.3   Vergunningen.................................................................................................. 25  3.4.4   Kabels en leidingen ......................................................................................... 26  3.4.5   Afwijkingsmogelijkheden in de uitvoering ....................................................... 28  3.4.6   Legger, beheer en onderhoud, monitoring en afspraken.................................. 28  

3.5 Samenwerking .......................................................................................................... 30  DEEL II............................................................................................................................. 32  4.   Wetten regels en beleid ............................................................................................ 33  4.1 Waterwet en waterbeleid ........................................................................................... 33  

4.1.1   Kaderrichtlijn Water (KRW) ............................................................................... 33  4.1.2   Provinciaal Waterplan ...................................................................................... 33  4.1.3   Waterbeheerplan ............................................................................................. 34  

4.2 Omgevingswet en omgevingsbeleid .......................................................................... 34  4.2.1   Bestemmingsplan ............................................................................................ 34  4.2.2   Wet op de archeologische monumentenzorg ................................................... 34  4.2.3   Explosievenwet................................................................................................ 35  4.2.4   Ontgrondingsverordening ............................................................................... 35  4.2.5   Overige wetgeving........................................................................................... 35  

5.   Hydrologisch onderzoek........................................................................................... 36  5.1 Oppervlaktewater ..................................................................................................... 36  5.2 Grondwater............................................................................................................... 37  6.   Mogelijke negatieve effecten en hinder..................................................................... 39  

Page 3: Projectplan Sint Jansbeek

2

6.1 Inleiding ................................................................................................................... 39  6.2 Compensatie van (financieel) nadeel ......................................................................... 40  7.   Procedure en rechtsbescherming .............................................................................. 41  Bijlage 1 Hydraulisch en hydrologisch onderzoek ............................................................ 42  Bijlage 2 Bestemmingsplan Boxmeer buitengebied Zuid................................................... 47  Bijlage 3 Archeologische verwachtingskaart (Benerink e.a. 2011)..................................... 49  Bijlage 4 Explosievenonderzoek gemeente Boxmeer ........................................................ 50  

Page 4: Projectplan Sint Jansbeek

3

DEEL I

AANLEG EN WIJZIGING VAN

DE BEEKMONDING VAN DE ST. JANSBEEK

Page 5: Projectplan Sint Jansbeek

4

1 Aanleiding en doel Waterschap Aa en Maas heeft in 2006 met Rijkswaterstaat het convenant ‘Herstel en inrichting beekmondingen Maas’ afgesloten. Het doel van dit convenant is om voor 2015 een selectie van beekmondingen te verbeteren, opdat ze voldoen aan het gezamenlijk opgestelde streefbeeld (Peters e.a., 2007). Een van deze te verbeteren beekmondingen is de in noordoost-Brabant gelegen St. Jansbeek, in de gemeente Boxmeer. Het streefbeeld voor deze beek is herstel van de zandwaaiermonding. In het Waterbeheerplan 2010–2015 Aa en Maas (2009) is de St. Jansbeek aangewezen als beekherstel project. Voor dit gedeelte is in de Beleidsnota Beekherstel (2011) de ambitie ‘beekherstel verweven’ vastgelegd, hetgeen inhoudt dat de inrichting en de hydrologie van de beek worden aangepast naar een half natuurlijk karakter waarbij rekening wordt gehouden met het landbouwkundig gebruik van de aanliggende gronden. Migratie van stroomminnende vissoorten vanuit de Maas is voor de St. Jansbeek belangrijk, met een voorkeur voor geheel vrije migratie (verwijderen stuw in plaats van vispassage). In de nota visstand- en visserijbeheer 2007 (Waterschap Aa en Maas) wordt de stuw in de St. Jansbeek dan ook aangemerkt als hoge prioriteit. Vlak voor de uitmonding in de Maas ligt bovendien nog een drempel in de beek, die visoptrek hindert. Voor de St. Jansbeek ligt er een beleidsmatige opgave vanuit de Kaderrichtlijn Water om in 2015 (uiterlijk 2027) een goede chemische en ecologische toestand te bereiken. Belangrijke doelen zijn o.a. realisatie van de vismigratie, verbetering van waterkwaliteit en een goede maatlatscore (EKR) voor

Figuur 1.1. Natuurbeheerplan met EHS-opgave (Bron: Provincie Noord-Brabant). De St. Jansbeek heeft op het traject in de uiterwaarden de status: “inrichting: nog om te vormen landbouwgrond naar natuur” (roze; N00.01). Bovenstrooms van de monding, langs de Maas, ligt een perceel met de status N12.02 (kruiden- en faunarijk grasland), de overige gronden behouden hun landbouwkundige status.

Page 6: Projectplan Sint Jansbeek

5

macrofauna, vis en overige waterflora, onder andere door een meer natuurlijke (hydro)morfologie. De herinrichting draagt bij en houdt rekening met de opgaven voor de realisatie van de EHS; zie figuur 1.1 Het beekmondingenproject voor de St Jansbeek wordt gelijktijdig voorbereid en het is de intentie dat het deels ook gelijktijdig wordt uitgevoerd met het IGP Maasheggenproject. Beide projectengebieden overlappen elkaar gedeeltelijk. Zo is in het kader van het Maasheggenproject een maaiveldverlaging voorzien in het projectgebied van het beekmondingproject St Jansbeek. Omdat het beekherstelproject niet kan worden uitgevoerd zonder de ook voor de verlaging benodigde gronden, is deze verlaging als inrichtingsmaatregel meegenomen in dit projectplan. De rivierkundige toets en de bijbehorende Waterwet-aanvraag voor deze verlaging zal in het kader van het Maasheggenproject worden uitgevoerd. De voorgenomen herinrichting van de beekmonding houdt bovendien rekening met de lange termijn veiligheidsopgave tegen overstromingen (Deltaprogramma) en sorteert hier op voor. Het project verbetert de doorstroomcapaciteit van het winterbed door een gedeelte van een door het Deltaprogramma voorgestelde nevengeul uit te voeren. Het gaat om een 80–100 m brede en 1,5 m diepe verlaging van het opgehoogde terrein tussen Vortum en de bergjes en een ca 25 m brede en 50 cm diepe verlaging van het traject tot aan de Maasstraat. Dit traject valt samen met de oude Maasloop waarin momenteel de St. Jansbeek ligt. Het herstel van de St. Jansbeek veroorzaakt geen wateroverlast aan woningen of agrarische bedrijfsvoering; de inzet is de ontwatering van hoger gelegen natte weilanden zelfs te verbeteren. Het project biedt naast het verbeteren van de beekmonding extra kansen voor (stroomminnende) natuur en draagt bij aan het versterken van landschap, recreatie en beleving cultuurhistorie. Het project draagt bij aan alle drie de doelstellingen van de Waterwet (artikel 2.1): a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Het project draagt bij aan de uitvoering van de doelen uit het waterbeheerplan Aa en Maas (2010-2015), op het onderdeel Natuurlijk water:

- 30 kilometer beek herstellen om te zorgen voor een goede leefomgeving voor planten en dieren; het project herstelt ca. 2 km beek;

- 50 barrières voor de vistrek opheffen. Hierdoor creëert het waterschap een belangrijke randvoorwaarde voor een gezonde visstand. Het project heft een onnatuurlijke beekmonding op met twee barrières voor vismigratie.

Page 7: Projectplan Sint Jansbeek

6

2. Ligging en begrenzing plangebied

2.1 Begrenzing plangebied

De St. Jansbeek is een middelgrote laaglandbeek gelegen in de gemeente Boxmeer in noordoost-Brabant. Het Waterschap Aa en Maas is de beheerder van de benedenloop van dit beeksysteem. Dit projectplan behandelt de beoogde herinrichting van deze beek voor zover deze binnen het winterbed van de Maas ligt, d.w.z. tussen de kade en de rivier. Voor de ligging zie figuur 2.1. Het gaat om gronden in eigendom van Dienst Landelijk Gebied en Waterschap Aa en Maas, zie figuur 2.2.

Figuur 2.1: Kaart St. Jansbeek met begrenzing plangebied (binnen rode lijn).

Page 8: Projectplan Sint Jansbeek

7

Figuur 2.2: Eigendomskaart (situatie januari 2013).

2.2 Beschrijving plangebied

Dit projectplan beschrijft de herinrichting van de St. Jansbeek voor zover deze binnen het winterbed van de Maas ligt, d.w.z. tussen de kade en de rivier. Dit betekent een beektraject van ca. 2 km lengte. Het benedenstroomse deel van de beek heeft nog enigszins een natuurlijk karakter en ligt in een voormalige geul van de Maas. In het landbouwgebied Zurepasweiden is de loop gekanaliseerd. Deze kanalisatie is vrijwel gelijktijdig uitgevoerd met de uitbreiding van de stuw van Sambeek eind jaren ’60. Daarbij is het deelgebied Muldert opgehoogd met materiaal dat is vrijgekomen bij de aanleg van het sluizencomplex. Ook is de monding van de beek in de Maas van tegels voorzien en is een bodemstuw geplaatst. Vlak voor de Maasstraat, waar de beek de weg naar het veer kruist, is tijdens de ruilverkaveling in het begin van de jaren ’80 een grote stuw geplaatst. Vanwege de twee stuwen in het mondingsgebied is de optrekbaarheid van de beek voor vis nu onmogelijk behalve tijdens hoogwater.

Page 9: Projectplan Sint Jansbeek

8

Ontstaansgeschiedenis - De gehele St. Jansbeek is een ca. 7 km lange beek die ontspringt op het middenterras ten

westen van Vierlingsbeek en die ter hoogte van Sambeek in de Maas uitkomt. De bovenlopen waren van oorsprong door kwel gevoede doorstroommoerassen in oude Maasmeanders en –geulen. Al in de 14e-16e eeuw zijn hier rechte beeklopen in aangelegd o.a. om kasteelgrachten te voeden en het moeras in cultuur te brengen.

- In het winterbed van de Maas was de St. Jansbeek van oorsprong een licht slingerend beekje in een oude Maasloop met een canyonachtige monding.

 Ecologie  Tussen 1970 en 1980 is het ecologisch functioneren van de St Jansbeek door de kanalisatie de aanleg van de stuwen en de peilopzet sterk veranderd. De stroomsnelheid nam sterk af, erosie werd aan banden gelegd en de beekbodem veranderde van een zand in slib. In het stilstaande, voedselrijke Water nam de groei van waterplanten sterk toe, met gevolg dat een intensief beheer noodzakelijk werd.

Waterkwaliteit De St. Jansbeek is in KRW termen een sterk veranderd waterlichaam van het R5-Landbouw type; de waterkwaliteitsnormen zijn vastgesteld op dit specifieke (gebruiks)type. De waterkwaliteit van de St. Jansbeek valt op vanwege de slechte toestand voor N-totaal. Het zomerhalfjaargemiddelde is 12,8 mg/l (norm: 4,0 mg/l). Zuurstofgehalte, temperatuur en zuurgraad zijn prima; fosfaat en Chloorgehalte zijn op orde. Aanvullend is de Koperconcentratie echter te hoog. Meetpuntcode

N P Cl O2 Zicht*

T pH Cd Zn Cu Ni Pb Cr

oJANSBE880 Tabel 2.1: Toestand meetlocatie St. Jansbeek (Waterschap Aa en Maas, 2007). Wit=te weinig gegevens, blauw=zeer goed, groen=goed, geel=matig, oranje=ontoereikend, rood=slecht,*=n.v.t.

Page 10: Projectplan Sint Jansbeek

9

3. Beschrijving en maatvoering van de waterstaatswerken

3.1 Ontwerpproces en ontwerpkeuzes

Vaststelling  doel  Doel is dat de aanpak van de beekmonding leidt tot de realisatie van het opgestelde streefbeeld en dat herinrichting bijdraagt aan het behalen van de KRW-doelen voor dit waterlichaam. Daarnaast is het wenselijk dat de herinrichting bijdraagt aan een hogere landschappelijke aantrekkelijkheid en kansen voor recreatie. Dit projectplan beschrijft op welke wijze inhoud wordt gegeven aan het beekmondingherstel van de St. Jansbeek. Hiermee worden de KRW-doelstellingen voor dit waterlichaam gerealiseerd. Daarnaast zijn waar mogelijk andere doelstellingen meegenomen: landschapsherstel, beleving cultuurhistorie en recreatie. Ontwerpproces Het herstel van de monding van de St. Jansbeek draagt bij aan de uitvoering van de doelen uit het waterbeheerplan Aa en Maas (2010-2015), op het onderdeel Natuurlijk en recreatief water. De ambities en doelen van de herinrichting van deze beekmondingen zijn met de verschillende belangenorganisaties besproken en in gemeentelijk en Provinciaal beleid en -streefbeelden vastgelegd1. In augustus 2012 is gestart met het project beekmonding St. Jansbeek. In meerdere sessies, mede in het kader van het lopende project IGP Maasheggen, is de systeemanalyse en het daarop gebaseerde ontwerp gepresenteerd aan en besproken met betrokken partijen, waaronder Provincie Noord-Brabant, Rijkswaterstaat, gemeente Boxmeer, IVN, Staatsbosbeheer, Dienst Landelijk Gebied, ZLTO en Waterschap Aa en Maas. Ook heeft met een deel van deze partijen bilateraal overleg plaatsgevonden. De omgeving (direct omwonenden, agrariërs en andere belangstellenden) is bovendien tijdens een bijeenkomst op 8 oktober 2012 in Boxmeer geïnformeerd over de planvorming. Uitgangspunten en ontwerpkeuzes In het mondingsgebied van de St. Jansbeek vallen verschillende ambities samen: ecologisch beekmonding herstel en realisatie van de KRW doelstellingen in combinatie met recreatieve mogelijkheden. In de volgende paragraaf (§3.2) worden de te nemen maatregelen beschreven. De gekozen maatregelen zijn gebaseerd op integrale afwegingen ten aanzien van de natuur, het historische landschap, hydrologie en belangen van derden, waarmee een samenhangend pakket aan maatregelen is ontstaan. Dit is in nauwe samenspraak gebeurd met de betrokken partijen. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: 1  Provincie  Noord-­‐Brabant,  Provinciaal  Waterplan,  ’s-­‐Hertogenbosch,  2009;    Gemeente  Boxmeer,  bestemmingsplan  buitengebied  Zuid,  2008  

Page 11: Projectplan Sint Jansbeek

10

Natuurlijke processen als basis voor landschap, natuur en hydrologie Uitgangspunten voor het ontwerp zijn zowel het aansluiten bij de natuurlijke hydromorfologische beekprocessen zoals overstroming, erosie, sedimentatie en kwel als aansluiten bij de historie van het gebied. Door het natuurlijk systeem als vertrekpunt te nemen, is het mogelijk het maximale uit het gebied te halen en de beste invulling te geven aan het realiseren van de doelen vanuit de Kaderrichtlijn Water en het Waterbeheerplan. Dit betekent het herstellen van een ongestuwde laaglandbeek met onbelemmerde vismigratie en zo natuurlijk mogelijke peildynamiek. Hoofdlijn van het ontwerp is het aanpakken van de vastgelegde en gestuwde monding in de Maas, het verwijderen van de grote stuw en het terugbrengen van een meer natuurlijke loop.   Het streefbeeld van zandwaaiermondingen bestaat uit de volgende morfologische en ecologische processen (Peters e.a., 2007):

- Erosie en sedimentatie krijgen vrij spel, dus oeverbestorting wordt in principe weg gehaald; oevers mogen dus vrij afkalven, zowel door de eroderende werking van het Maaswater, door golfslag van de scheepvaart als door meandering van de beek zelf.

- Door bovengenoemde processen ontstaan lokaal mondingbaaien met steilwandjes en ondiepe zand- en grindbanken.

- Door meandering van beken in hun benedenloop ontstaat ruimte voor lokale kwelmilieus in kleine meanderrelicten langs de beek.

- Er ontstaat ruimte voor deltavorming met ondieptes en sedimentwaaiers; alleen wanneer dit problemen oplevert voor de scheepvaart worden deze sedimentwaaiers in de monding verwijderd.

- Er is ruimte voor een natuurlijk afvoerregime (vrije afwatering, natuurlijke peilfluctuaties).

- Spontane ooibosontwikkeling zorgt voor deels beboste beek- en Maasoevers. Door oeverafkalving ontstaan bomen met onderspoelde wortels, beboste eilandjes, verdronken bos en rivierhout in de monding.

- Beken zijn vrij van obstakels en vissen kunnen ongehinderd de bovenstroomse delen van het beekdal bereiken. Alleen bever- en houtdammen in de beek zijn natuurlijke fenomenen die kunnen betekenen dat een beek tijdelijk niet optrekbaar is.

Waterkwaliteit en Natuur Inventarisatiegegevens weerspiegelen de huidige situatie van de beek en de punten waarop het ecologisch functioneren verbeterd kan worden. Van de St. Jansbeek zijn gegevens voorhanden van de macrofaunagemeenschap en de visstand; tijdens het visstandonderzoek is ook naar waterplanten gekeken. Het beeld dat hieruit naar voren komt is niet optimaal: de visstand kenmerkt zich door indifferente soorten, met Brasem als voornaamste vangst in het benedenstroomse deel van de beek. De emerse vegetatie bestaat vooral uit liesgras (bedekking 5%-20%), terwijl submerse vegetatie en drijvende waterplanten afwezig zijn. Hoewel er enkele stromingsindicatoren zijn aangetroffen (riviergrondel en bermpje), lijken gebrek aan stroming en vispasseerbaarheid de belangrijkste te verbeteren parameters.

Page 12: Projectplan Sint Jansbeek

11

Realisatie van het herstelproject van voorliggend projectplan draagt hieraan substantieel bij, onder andere door het verwijderen van de twee barrières. Met de natuurlijke processen als basis draagt beekherstel van de St. Jansbeek ook bij aan een beperkte verbetering van de fysisch-chemische waterkwaliteit. Door de langere beeklengte en hogere stroomsnelheid voert de beek nutriënten sneller af en is er meer zuurstof in het water. Hierdoor zal de zuiverende werking van het beeksysteem toenemen en verbetert de ecologische kwaliteit (hogere EKR-scores maatlatten KRW vis, macrofauna en macrofyten). Door het beekherstel neemt de variatie in het beeksysteem bovendien toe (verschillen in waterdiepte, stroomsnelheid, sedimenttype), waardoor er meer leefgebieden ontstaan voor een grotere diversiteit aan planten en dieren. De hoeveelheid waterplanten zal waarschijnlijk afnemen, door de hogere stroomsnelheid en de snellere afvoer van voedingsstoffen. Historisch landschap Het ontwerp is deels gebaseerd op de historische situatie voor de aanleg van de gekanaliseerde loop door de Zurepasweiden (medio jaren ’60 van de vorige eeuw). Door de in de jaren ’80 gerealiseerde ruilverkaveling kan echter niet exact het tracé van de historische beek worden opgezocht. Het profiel is aangepast aan de afvoer van bovenstroomse landbouwgebieden. Hydrologie en rivierkunde Randvoorwaarde is dat de landbouwgronden bovenstrooms langs de St. Jansbeek (Zurepasweiden) en de dorpskern van Vortum geen wateroverlast mogen ondervinden; de ontwatering van de omliggende landbouwgronden mag niet verslechteren ten opzichte van de huidige situatie. Het beekmondingenproject zal rivierkundig neutraal blijven, omdat het grondverzet beperkt is en er geen verandering in de vegetatie zal optreden ten opzichte van de huidige situatie. Het Maasheggenproject dat deels overlapt met het beekherstelproject van de St Jansbeek heeft wel een rivierkundige ambitie: de door nieuwe aanplant van maasheggen veroorzaakte opstuwing, wordt door uiterwaardverlaging gecompenseerd. Een van deze verlagingen ligt binnen het projectgebied van het beekherstelproject. De rivierkundige toets en de bijbehorende Waterwet-aanvraag voor deze verlaging zal in het kader van het Maasheggenproject worden uitgevoerd. Belangen van derden De huidige eigendomspositie van Dienst Landelijk Gebied en het Waterschap vormt tevens een belangrijke randvoorwaarde. Deze organisatie is momenteel actief met verwerving en kavelruil in het totale Maasheggengebied in het kader van de IGP Maasheggen. Schade als gevolg van vernatting in aangrenzende agrarische eigendommen door grondwaterstandstijging is ongewenst. Voor omwonenden blijkt een belangrijke zorg het effect van de herinrichting op de ontwatering van de bovenstrooms gelegen, agrarische benutte Zurepasweiden te zijn. Hier is dan ook nauwkeurig naar gekeken en het ontwerp is zodanig ingericht dat de situatie in ieder geval niet verslechtert. Potentiële schade aan

Page 13: Projectplan Sint Jansbeek

12

woonhuizen en infrastructuur is niet aan de orde. Een praktisch en financieel uitgangspunt van het ontwerp is dat de bestaande bruggen op hun plaats blijven. Samenwerking en participatie Het project beekmonding St, Jansbeek maakt onderdeel uit van het IGP Maasheggen. Met partijen bovenstrooms van het projectgebied is afstemming gezocht. Omdat het mondingsgebied van de beek in het beheersgebied van Rijkswaterstaat ligt, is met hen afgestemd en samengewerkt om voldoende ruimte voor de afvoer van de Maas te waarborgen. Met DLG heeft intensief afstemming plaatsgevonden in verband met het parallel lopende Maasheggenproject, grondverwerving en kavelruil. In het kader van deze brede samenwerking is ook een bijeenkomst met omwonenden gehouden (zie §3.5).

3.2 Inrichtingsmaatregelen (definitief ontwerp)

Uitgaande vanuit de uitgangspunten en ontwerpkeuzes beschreven in §3.1, wordt de beekmonding van de St Jansbeek heringericht volgens het kaartbeeld in figuur 3.1. De volgende ingrepen zijn in het ontwerp aan de orde: 1. Verlagen maaiveld 2. Graven nieuwe loop 3. Aanvullen bestaande loop 4. Verwijderen stuw 5. Aanpassen monding en aanleg voetgangersbrug 6. Verwijderen puin in de beekbedding 7. Aanplanten hagen 8. Herstel brug Maasstraat 9. Aanleg struinpad langs de beek 10. Aanleg rasters en toegangspoorten Op onderdeel 7, 9 en 10 na betreft het waterstaatswerken en werken tot beïnvloeding van een grondwaterlichaam. De verbeeldingen bij de ingrepen zoals weergegeven op de overzichtskaart, de dwarsprofielen en detailuitwerkingen zijn van belang bij de uitwerking van het projectplan naar het bestek. Bij de uitvoering kunnen hier afwijkingen op ontstaan door werkwijze, terreinomstandigheden en/of onvoorziene omstandigheden. De maten en uitwerkingen van het ontwerp in dit plan zijn bepalend voor de wijze waarop het werk zal worden uitgevoerd. Desondanks is niet uit te sluiten dat in de uitvoering afwijkingen ontstaan van de beschreven maatvoeringen. Dit is inherent aan de aard van de waterstaatswerken (dynamische, stromende beek, die zelf voor een deel zijn eigen loop en profiel bepaalt) en de noodzakelijke grofmazigheid van de uitvoeringswerkzaamheden en –machines. Volgende pagina: Figuur 3.1: Ontwerp beekmondingenherstel St. Jansbeek.

Page 14: Projectplan Sint Jansbeek

13

Page 15: Projectplan Sint Jansbeek

14

3.2.1 Maaiveldverlaging

Functionele eisen Creëren rivierkundige ruimte, waterkwaliteitsverbetering, waterberging, natuurontwikkeling. Hoogwater op de Maas wordt meer ruimte geboden, wat de doorstroming bevordert. De verlaagde zone heeft tevens een functie als bergingsruimte tijdens een hoge beekafvoer en door het beëindigen van de agrarische functie in de zone neemt de afstroom van meststoffen naar de beek af, wat de waterkwaliteit ten goede komt. Uitgangspunten Eigendom: uitsluitend in gedeelten waar de grond in de zone in eigendom is van DLG of Waterschap. Op plekken waar de gronden niet in eigendom zijn, zal het maaiveld niet worden verlaagd. De verlaging van het maaiveld vindt plaats in het kader van het IGP-Maasheggen. Toch wordt deze maatregel in dit Projectplan meegenomen omdat het beekherstelproject niet kan worden uitgevoerd voordat en zonder dat deze maaiveldverlaging is uitgevoerd. De maaiveldverlaging bestaat uit twee gedeelten:

- Een ca 100 m brede zone in het in de huidige situatie verhoogde terreingedeelte. De zone strekt zich hier uit aan de linkerzijde van de huidige beek.

- Een ca 20 tot 25 meter brede zone (excl. de huidige breedte van de beek) in het terreingedeelte met een lage bodemhoogte. Deze zone strekt zich uit aan één of beide zijden van de beek.

Het verlaagde gebied krijgt na de uitvoering een natuurbestemming, of wordt natuurlijk beheerd. Zo wordt de directe instroom voorkomen van meststoffen (vooral nitraat) vanaf het land naar de beek.

3.2.2 Graven nieuwe loop

Functionele eisen Systeemherstel, natuurontwikkeling, waterkwaliteitsverbetering. Het profiel wordt natuurlijker: bochtiger en langer dan de huidige bedding Uitgangspunten Eigendom: uitsluitend in gedeelten waar de grond in de oeverzone in eigendom is van DLG of Waterschap. Op plekken waar de gronden niet in eigendom zijn, wordt de huidige beekbedding aangehouden, die daar wordt versmald. Het tracé van de nieuwe loop wordt zo gekozen dat de bestaande bruggen in het traject niet verplaatst hoeven te worden. De onverharde weg die in een deel van het traject loopt, zal wel enkele tientallen meters opgeschoven moeten worden, tot buiten de zone van de maaiveldverlaging. De nieuw gegraven bedding bestaat uit 4 gedeelten:

- Tussen de kade en de het brede lage terrein wordt een nieuwe, smalle, licht slingerende bedding gegraven, die het tracé van de huidige loop volgt. In het eerste gedeelte loopt de bedding langs de historische terrasrand en snijdt deze lokaal aan. In het opgehoogde terrein is de bedding smaller en ligt de bodem hoger dan de bestaande loop. Naast de bedding vindt een kleine maaiveldverlaging plaats.

Page 16: Projectplan Sint Jansbeek

15

- Binnen het brede verlaagde terrein krijgt de St. Jansbeek een geheel nieuwe loop, die langs de linkerzijde van de verlaging loopt. De bedding is smaller en de bodem ligt hoger dan de huidige bedding. Door erosie van het onvergraven materiaal in de bodem en de oevers zal de bedding zich nadien nog langzaam vergroten (dit geldt ook voor het vorige traject). De huidige bedding van de St. Jansbeek blijft behouden als onderdeel van de ontwateringssloot van de Zurepasweiden. Aan het einde van het brede verlaagde terrein stroomt de ontwateringssloot uit in de St. Jansbeek.

- Binnen het smalle verlaagde terrein krijgt de St. Jansbeek een bedding die gedeeltelijk nieuw is en gedeeltelijk de bestaande loop volgt. De bedding is smaller dan de huidige bedding. In tegenstelling tot het voorgaande traject ligt de bodem hier lager dan het huidige bodemniveau om de afwatering vanuit de ontwateringssloot te garanderen door de versmalde bedding. De stroomsnelheden in dit traject zijn door het iets steilere verhang groter en het gerodeerde zand uit het vorige traject zal in dit traject langzaam worden doorgevoerd.

- In de laatste 300 m voor de brug in de Maasstraat ligt de bedding nog wat dieper, ca 30 cm onder het huidige niveau en zijn de oevers steiler dan in de huidige situatie. Hiermee wordt het historische canyon-karakter van de beek op dit traject hersteld.

3.2.3 Aanvullen huidige loop

Functionele eisen: systeemherstel, waterberging (buffer), natuurontwikkeling, behoud afvoercapaciteit. Om het water via de nieuwe beekloop te laten stromen, wordt de oude loop (deels) opgevuld. Uitgangspunten: Op de trajecten waar een nieuwe loop wordt gegraven, wordt de bestaande loop geheel gedempt tot aan het nieuwe maaiveld dat door de maaiveldverlaging is gerealiseerd (zie 3.2.1). Daar waar de bestaande loop behouden blijft, wordt deze versmald door de oever aan te vullen. Door dit alternerend op de linker- en de rechteroever te doen krijgt de beek een licht slingerende loop. De grond die bij het graven van de nieuwe lopen vrijkomt, zal (indien kwalitatief geschikt) gebruikt worden om de huidige lopen aan te vullen.

3.2.4 Verwijderen stuw

Functionele eis: Systeemherstel (toename stroomsnelheid en natuurlijke peilverloop), connectiviteit, natuurontwikkeling. De stuwen bij de Maasstraat en in de monding komen te vervallen en worden afgebroken. Uitgangspunten: In de planning vormt het verwijderen van de stuw bij de Maasstraat de laatste maatregel van het beekherstel; indien gewenst kan dit gefaseerd gebeuren. Bij de Maasstraat gaat het om een betonnen constructie op de oever, de bodemdrempel en de stuwklep. Stroomafwaarts van de stuw bevinden zich steenmatten op de bodem van de beek; deze worden ook verwijderd, omdat zij effect hebben op de sedimentbeweging ter plaatse.

Page 17: Projectplan Sint Jansbeek

16

3.2.5 Aanpassen monding in de Maas en aanleg voetgangersbrug

Functionele eis: Systeemherstel, natuurontwikkeling, connectiviteit. Verlagen van de bodem, verwijderen van steen Uitgangspunten: Bij de monding wordt zware betonnen constructie die als brug fungeert en de drempel die zich daaronder bevindt, in z’n geheel verwijderd. Om terugschrijdende erosie in de monding te voorkomen en aanvoer van zand naar de in de Maas gelegen aanlegplaats voor schepen, wordt de bodem verlaagd, zodat een gelijkmatige verhanglijn ontstaat. Voorafgaand daaraan wordt de betegelde vloer en de steen op de oever in het laatste gedeelte tot aan de Maas verwijderd, om weer een natuurlijke, zandige bodem te krijgen. De stenen op de oever van de Maas blijven behouden. Na het verwijderen van de huidige brug wordt een nieuwe voetgangersbrug gelegd. Deze nieuwe brug ligt op de bodem en heeft geen landhoofden. Zie fig. 3.2.

Figuur 3.2.Impressie van de ingrepen in de monding van de St. Jansbeek in de Maas. Boven: de bodemstuw wordt verwijderd inclusief de hele betonnen brug en de bodem wordt zodanig verlaagd (bruin gedeelte boven de streepjeslijn) dat een gelijkmatig aflopende verhanglijn ontstaat. Onder: in het mondingsgebied worden de tegels in de bodem en de breuksteen op de oever worden verwijderd (links), zodat bodem en oevers weer uit natuurlijk materiaal bestaan (rechts).De breuksteen op de oever van de Maas blijft liggen. In plaats van de betonnen brug komt er een nieuwe houten wandelbrug.

Page 18: Projectplan Sint Jansbeek

17

3.2.6 Verwijderen puin in de huidige bedding

Functionele eis: Systeemherstel, natuurontwikkeling Uitgangspunten: Puin en ander afval dat lokaal in de bedding van de Jansbeek aanwezig is, wordt verwijderd. Het gaat vooral om de laatste paar honderd meter tot aan de monding in de Maas waar in het verleden puin is gestort om de erosie af te remmen. Eventueel vervuild puin (bv asbest) wordt volgens de geldende milieuvoorschriften op een daarvoor bestemde locatie gestort.

3.2.7 Behouden bomen en aanplanten hagen

Functionele eis: systeemherstel (landschap), natuurontwikkeling. Uitgangspunten: Het beekmondingenproject ligt in een gebied waar het Maasheggenproject wordt uitgevoerd, dat als doel heeft het historische hagenpatroon zoveel mogelijk te herstellen. Bij het omleggen van de St. Jansbeek worden lokaal enkele gedeelten van hagen geraakt. Daar waar ruimte is zullen enkele hagen worden aangeplant, die in de stroomrichting van de Maas staan, om opstuwing te voorkomen. Door de nieuwe hagen op de linkeroever aan te planten zullen delen van de St Jansbeek een groter deel van de dag beschaduwd zijn, wat bijdraagt aan koeler water gedurende zomerwarmte en wat de ecologische variatie vergroot. De aanplant vindt plaats in het kader van IGP-Maasheggen. De bestaande bomen die nu vooral op de linkeroever staan, worden zoveel mogelijk gespaard. Daar waar de nieuwe bedding op de linkeroever komt te liggen, zullen deze bomen op de rechteroever komen te staan.

3.2.8 Verbeteren brug Maasstraat

Functionele eis: Verbeteren infrastructuur (belangen derden), landschappelijke kwaliteit Uitgangspunten: De brug in de Maasstraat is in slechte conditie. Aan beide zijden is de constructie verzwakt door wortels van bomen. De bomen moeten worden verwijderd en de scheuren hersteld. De huidige betonnen leuningen kunnen worden vervangen door een gemetselde leuning of een metalen leuning. Langs de rechterwand van de onderdoorgang kan een loopplank voor otters en andere oevergebonden zoogdieren worden bevestigd.

3.2.9 Aanleggen struinpad

Functionele eis: Recreatie, beleving Uitgangspunten: Door het verlaagde terrein langs de beek wordt een struinpad aangelegd dat als wandelroute gebruikt kan worden. Op enkele plaatsen langs de huidige beek loopt al een onverharde

Page 19: Projectplan Sint Jansbeek

18

weg, waar op aangesloten wordt. Een struinpad behoeft geen verharding. In delen met een natte bodem volstaat een lichte ophoging van ca. 20 – 30 cm van zand om het pad droog te houden. Wel is het nodig om de eerste jaren na aanleg het pad 2 keer per jaar uit te maaien. Voor de beleving van het beekdal is het interessant als ook in het traject tussen de Maasstraat en de monding, waar geen ingrepen zijn voorzien, een wandel mogelijk kan worden aangelegd op de linkeroever. Hiervoor moeten dan afspraken gemaakt worden met de grondeigenaar. Dit pad sluit dan aan op het al bestaande wandelpad langs de Maas.

3.2.10 Aanleg rasters en toegangspoorten

Functionele eis: Beheer, recreatie Uitgangspunten: Langs de randen van het projectgebied wordt een raster aangelegd, waardoor het gehele verlaagde terrein en de beekbedding van de omliggende gronden zijn gescheiden. Waar het onderhoudspad het terrein in loopt en waar de bestaande landbouwweg het gebied doorkruist worden houten landhekken geplaatst. Bij de entrees van het struinpad worden klappoortjes geplaatst.

3.3 Dwarsprofielen

Hier volgt een aantal dwarsprofielen aan de hand waarvan de ingrepen in de St. Jansbeek zichtbaar gemaakt zijn. In ieder profiel is de bruine lijn de nieuwe bodemhoogte van de opgevulde of uitgegraven beekloop. Daar waar het maaiveld is verlaagd, is het nieuwe maaiveld in groen aangegeven. In blauw is (indicatief) de gemiddelde waterhoogte aangegeven van de nieuwe (ongestuwde) situatie, blauw gestreept van de huidige (gestuwde) situatie).

1. Bovenstrooms, tussen kade en verlaagd terrein

De nieuwe bedding ligt direct in de nabijheid van de oude, is iets smaller en de bodem ligt wat hoger. Naast de beek is een smalle maaiveldverlaging voorzien. De oude bedding wordt opgehoogd tot op het niveau van de maaiveldverlaging.

Page 20: Projectplan Sint Jansbeek

19

2. Middenstrooms in het brede verlaagde gedeelte

In het brede, verlaagde deel wordt de nieuwe bedding aan de linkerkant van de vlakte gegraven. De nieuwe bedding is smaller en ligt hoger dan de huidige bodem. De waterstand zal iets lager zijn dan in de huidige situatie: het stuweffect is opgeheven, wat voor verlaging zorgt, maar de hogere bodem en smallere bedding zorgt weer voor verhoging. De bestaande bedding blijft bestaan las afwateringssloot van de Zurepasweiden. De rechteroever wordt aangevuld tot een 1:3 talud om verzakking te voorkomen. De waterstand is er lager dan in de huidige situatie door het wegvallen van het stuweffect. 3. Benedenstrooms in het begin van het smalle verlaagde gedeelte

In het smalle verlaagde deel wordt de nieuwe bedding licht slingerend in het verlaagde terrein uitgegraven. De bedding wordt ca 5 tot 6 m breed en is iets dieper dan de huidige bedding om de afwatering uit de Zurepasweiden bij hogere waterstanden te garanderen zonder opstuwing. De bestaande bedding wordt aangevuld tot de hoogte van het nieuwe maaiveld Het maaiveld loopt vanaf de beekoever langzaam op naar het onvergraven terrein. De waterstand is aanzienlijk lager a.g.v. het opheffen van de stuw.

Page 21: Projectplan Sint Jansbeek

20

4. Benedenstrooms, vlak voor de Maasstraat

De nieuwe bedding is uitgegraven in het verlaagde terrein. De bedding is smaller, heeft een ca 30 cm lagere bodem en heeft steile oevers, zodat de historische canyon wordt hersteld. De waterstand is lager a.g.v. het opheffen van de stuw.

3.4 Wijze van uitvoering

3.4.1 Technische uitvoering

De werkzaamheden bestaan voornamelijk uit grondverzet: aanleggen van nieuwe en (gedeeltelijk) dempen van bestaande waterlopen, bodemophoging van waterlopen, afgraving bouwvoor. Daarnaast worden twee stuwen verwijderd en wordt oeverbescherming verwijderd en lokaal vervangen. Per ingreep wordt hierna de technische uitvoering beschreven. 1. Verlagen Maaiveld De verlaging valt uiteen in twee gedeelten:

- een bovenstrooms deel waar de verlaging ca 1,0 tot 1,5 meter bedraagt. De breedte van de verlaging bedraagt hier ca 90 – 100 meter. De overgang van de verlaging naar het niet afgegraven terrein is steil, ca 1:3.

- in de rest van het beektraject, tot aan de Maasstraat, is de verlaging beperkt van omvang en diepte. De breedte bedraagt ca 20 – 25 m, zodat de totale vlakte, inclusief de breedte van de huidige beekbedding ongeveer 30 m bedraagt. De maximale verlaging bedraagt ca 50 cm en loopt langzaam op naar de rand van het onvergraven terrein. De verlaging volgt het bestaande maaiveld en morfologische structuren zoals de oeverwal nabij de Maasstraat blijven zichtbaar in het afgegraven terrein.

De afgegraven grond zal uit het winterbed van de Maas moeten worden afgevoerd. De grond uit het hoge terreingedeelte is in 1968 vanuit de Maasbedding (ter hoogte van de sluis naast de stuw) aangevoerd en is mogelijk interessant als bouwstof. Om vastrijden van de bodem te voorkomen, moeten de rijafstanden zo gering mogelijk worden gehouden en moet op drassige plaatsen met rijplaten gewerkt worden. De bodem van het verlaagde terrein bestaat na de vergraving uit onvergraven materiaal. Als het gebied een natuurbestemming krijgt, is

Page 22: Projectplan Sint Jansbeek

21

het niet wenselijk dat het wordt ingezaaid, zodat zich in de loop der jaren een natuurlijke vegetatie kan vormen. Als agrarisch natuurbeheer is voorzien, is inzaaien met een natuurlijk kruidenrijk grasmengsel wel wenselijk. De rechter (noordelijke) oever van het verlaagde terrein in de brede zone bestaat uit de huidige oever van de St Jansbeek. Deze oever wordt aangevuld tot een 1:3 talud om de huidige ondermijning door kwelwater te verminderen.

2. Graven nieuwe loop Het gaat om een aaneengesloten traject dat binnen de zone wordt gegraven, die in het kader van het project IGP-Maasheggen is verlaagd. De bedding krijgt een licht slingerend karakter en bestaat deels uit nieuw gegraven trajecten en deels uit stukken waar de bestaande loop er in is opgenomen (zie figuur 3.3). Waar de bestaande loop wordt gebruikt, wordt het profiel aldaar aangepast. Veelal is deze aanpassing beperkt tot een geringe versmalling door aanvulling van de oever, of verdieping, door het uitgraven van het centrale deel van de bedding.

figuur 3.3. Principeschets nieuwe beekbedding, deels in verlaagde zone, deels op de plaats van de huidige bedding. De nieuwe bedding is smaller dan de huidige loop.

Het dwarsprofiel van de nieuwe bedding varieert in breedte, diepte en oeverafwerking (zie figuur 3.4). De binnenbocht loopt flauw af onder talud van 1:3 tot 1:4, de buitenbocht loopt steil af onder een talud van 1:1. Op rechte trajecten is de bedding wat smaller en lopen de oevers gemiddeld af onder een talud van 1:2.

-­‐

Figuur 3.4. Principeprofiel van de beek op bochtig traject (boven) en recht traject (onder).

De dimensies van de nieuwe beekloop zijn zo gekozen dat ze beter aansluiten bij het afvoerpatroon. Het huidige overgedimensioneerde doorstroomprofiel zal daarom waar mogelijk worden verkleind. Aandachtspunt daarbij is dat dit niet tot opstuwing leidt in de sloot die het bovenstroomse deel van de Zurepasweiden ontwaterd. De ontwateringssloot vanuit de Zurepasweiden wordt daarom zo stroomafwaarts mogelijk aangetakt om

Page 23: Projectplan Sint Jansbeek

22

opstuwing vanuit de St Jansbeek te minimaliseren. De breedte van deze sloot wordt iets verkleind door het verflauwen van de beide oevers ten behoeve van de stabiliteit. In de eerste 300 m tot aan de monding wordt het canyon-karakter van de beek hersteld, door de bodem iets te verlagen en de oevers steiler te maken. De verwachting is dat dit grondtechnisch kan omdat dit overeen komt met de historische situatie op deze plaats en de beek na de Maasstraat ook in de huidige situatie een steile (zelfs loodrechte) oever heeft. Verder bovenstrooms, voorbij het punt waar de sloot uit de Zurepasweiden in de St Jansbeek uitmondt, wordt de bodem iets opgehoogd, om het verhang te vergroten. Om beheer van de beekbedding mogelijk te maken zal in het hele traject een onderhoudspad (graspad) langs de beek aangelegd worden. De graafwerkzaamheden bestaan er uit dat eerst met graafmachines de nieuwe beddingtrajecten worden gegraven, terwijl de bestaande loop nog functioneert. De nieuwe en de oude loop zijn dan nog niet aangesloten, zodat in den droge gewerkt kan worden. De grond die vrijkomt wordt ter plaatse in een tijdelijk depot gezet of direct afgevoerd. Afhankelijk van de kwaliteit kan deze gebruikt worden om de oude lopen aan te vullen (zie onder 2). Om vastrijden van de bodem te voorkomen, moeten de rijafstanden zo gering mogelijk worden gehouden en moet op drassige plaatsen met rijplaten gewerkt worden. Zodra een traject gereed is, wordt deze eerst benedenstrooms aangesloten en daarna bovenstrooms. De grond uit de bovenstroomse aansluiting kan direct in het er naast gelegen gedeelte van de oude loop worden gestort, zodat de nieuwe loop direct gaat stromen en de oude stil valt. Bomen en struiken op de oever van de beek blijven behouden en moeten beschermd worden tegen schade door voertuigen. Waar zich duikers of bruggen in het huidige traject bevinden, blijven deze behouden. De nieuwe beektrajecten worden hier op aangesloten.

3. Dempen huidige loop, geheel of gedeeltelijk (tot droge bedding)

Gedeelten van de huidige bedding worden gedempt. De aanvulling vindt plaats tot aan de hoogte van het omliggende maaiveld. Om vastrijden van de bodem te voorkomen, moeten de rijafstanden zo gering mogelijk worden gehouden en moet op drassige plaatsen met rijplaten gewerkt worden. De grond die bij het graven van de nieuwe loop vrij komt, kan gebruikt worden voor de aanvulling. De bovenste 50 cm van de aanvulling dient te gebeuren met relatief voedselarm materiaal. De oude lopen worden pas gedempt als de nieuwe lopen functioneren. De nieuwe bodems worden niet ingezaaid.

4. Verwijderen stuw Maasstraat (voor stuw monding zie onder 5) Het gaat om een betonnen constructie, met een geautomatiseerde beweegbare stuwklep. De stuw wordt in z’n geheel verwijderd, inclusief de verankering in de bodem en in de wanden De leidingen die naar de stuw lopen moeten worden afgesloten en verwijderd. De steenbestorting op de bodem stroomafwaarts van de stuw wordt ook weg genomen, zodat de bodem en wanden geheel vrij zijn van steen en bestorting. Puin en eventueel nog bruikbare delen van de stuw worden uit het gebied gebracht. Het verwijderen van de stuw zal pas plaatsvinden na de voltooiing van de inrichting en na beoordeling van de effecten door de stuwkleppen te strijken.

Page 24: Projectplan Sint Jansbeek

23

5. Aanpassen monding, aanleg nieuwe voetgangersbrug In de monding van de St Jansbeek wordt de daar aanwezige betonnen brug met daaronder de bodemstuw verwijderd, inclusief eventuele fundering in de bodem. Het vrijgekomen materiaal wordt uit het gebied verwijderd en afgevoerd naar een daarvoor geschikte stortlocatie. In het traject tussen de stuw en de rivieroever worden de bodemtegels en de oeverbescherming verwijderd. Om een gelijkmatig verhang te verkrijgen wordt de bodem vanaf een punt ca 100 m stroomopwaarts van de bodemstuw tot aan de beekmonding in de Maas gelijkmatig aflopend afgegraven. De tegels op de bodem en de zetsteen op de oever stroomafwaarts van de stuw worden ook weg genomen, zodat de bodem en wanden geheel vrij zijn van steen. Puin wordt uit het gebied gebracht, de zetsteen kan eventueel elders worden hergebruikt. Tijdens de werkzaamheden moet de afvoer van de beek zijn gegarandeerd. Ter vervanging van de oversteekmogelijkheid wordt een nieuwe brug over de monding aangelegd. De voorkeur gaat uit naar een zelfdragende brug die aan beide oevers op de zandige bodem rust, zonder dat daar landhoofden zijn gemaakt. Vergelijkbare bruggen zijn gebruikt in het Geuldal en speciaal geschikt voor dynamische beken.

6. Verwijderen puin uit de beekbedding

Puin dat zich lokaal in de beekloop bevindt, moet worden verwijderd. Het gaat vooral om de laatste paar honderd meter tussen de Maasstraat en de monding in de Maas. De bedding is over dit traject moeilijk bereikbaar, vanwege de bomen en struiken op de oever. Eventueel kan met een kleine kraan worden gewerkt die over de bodem van de beek rijdt. Het puin wordt met een kraan uit de beek opgepakt en uit het gebied afgevoerd naar een daarvoor geschikte stortlocatie.

7. Aanplanten hagen Op enkele locaties is aanplant voorzien van hagen ter compensatie van de lengte aan hagen die verwijderd wordt bij de werkzaamheden. Ook zijn nieuwe hagen voorzien die in het kader van het project IGP-Maasheggen worden aangeplant in het projectgebied. De nieuwe struiken hebben een hoogte van 75 – 100 cm en worden op een afstand van 50 cm in twee evenwijdige rijen geplant. Nazorg is nodig om struiken die sterven naderhand te vervangen.

8. Herstel brug Maasstraat De brug in de Maasstraat wordt gerestaureerd. Waar zich bomen en wortels bevinden in het metselwerk worden deze met wortel en al verwijderd. Loszittende steen en metselwerk wordt verwijderd en opnieuw ingemetseld en gevoegd. De betonnen brugleuningen worden afgebroken en het vrijkomende puin wordt uit het gebied verwijderd en gestort. Van rode baksteen worden aan beide zijden ca 70 cm hoge nieuwe leuningen opgemetseld. Langs de rechterwand van de onderdoorgang wordt een 20 cm brede loopplank aangebracht die de oevers aan weerszijden van de brug met elkaar verbindt. De plank bevindt zich 20 cm boven de gemiddelde waterlijn.

9. Aanleg struinpad Langs de rechteroever van de gehele beek wordt een struinpad aangelegd dat als wandelroute gebruikt kan worden. Een struinpad behoeft geen verharding en wordt niet

Page 25: Projectplan Sint Jansbeek

24

ingezaaid. In delen met een natte ondergrond wordt een het terrein onder het pad over een breedte van 1,5 m ca. 20 – 30 cm opgehoogd met zand. In het traject tussen de Maasstraat en de monding bestaat de aanleg van het pad er uit dat op ca 2 m uit de oever van de beek een raster wordt geplaatst. Eventuele bestaande rasters op de oever worden verwijderd.

10. Aanleg rasters en toegangspoorten Bij de entrees van het onderhoudspad en de landbouwweg worden 3,5 m brede houten landbouwhekken geplaatst. Bij de entrees van het struinpad worden 1 m brede klappoorten geplaatst die naar binnen toe openen. Rondom het gehele verlaagde terrein wordt een driedraads puntdraadraster geplaatst.

Uitvoeringsvoorwaarden Bij het grondwerk wordt er naar gestreefd om de bestaande grondslag buiten de te realiseren werken zo min mogelijk te verstoren door onder andere het gebruik van rijplaten. De graafwerkzaamheden zullen archeologisch begeleid worden (extensieve inspectie). Bij de voorbereiding van dit projectplan is hydrologisch onderzoek verricht om de werking van de verschillende waterstaatswerken te onderbouwen en te toetsen (zie verder hoofdstuk II, 5. In dat onderzoek is ook berekend welke gevolgen uitvoering van het project op de omgeving heeft. De conclusie van het onderzoek is dat er geen schade zal ontstaan aan bebouwing en/of gronden van derden. Werkzaamheden worden uitgevoerd met inachtneming van de wetgeving rond flora en fauna, door toepassing van de hiertoe door de Unie van Waterschappen opgestelde gedragscode. De uiteindelijke werkwijze wordt door de aannemer in overleg met de opdrachtgever bepaald. Eisen en randvoorwaarden uit vergunningen, ontheffingen, aanvullende onderzoeken (conventionele explosieven) en vanuit het ontwerp worden in het bestek opgenomen.

3.4.2 Inpassing in de omgeving

Een analyse van de historische ontwikkeling van de St. Jansbeek heeft als basis gediend voor het opgestelde inrichtingsplan. Door de herinrichting van de beek krijgt de beek weer een meer natuurlijk en ongestuwd karakter. Bestaande waarden (Maasheggen en overstaanders, restant canyon met natuurlijke begroeiing en de brug over de Maasstraat) worden gehandhaafd. Via aanplant van Maasheggen wordt een deel van het historische landschapspatroon hersteld. Het project levert een positieve balans op ten aanzien van landschappelijke en cultuurhistorische waarden. De te realiseren plannen zijn opgesteld in overleg met grondeigenaren en andere betrokken partijen zoals IVN, Dienst Landelijk Gebied, Rijkswaterstaat en gemeente (zie §3.5).

Page 26: Projectplan Sint Jansbeek

25

3.4.3 Vergunningen

Door Dienst Landelijk Gebied en het Waterschap dient bij de gemeente Boxmeer voor de realisatie van dit beekherstelproject voor hun verworven percelen een wijziging van de gebiedsbestemming te worden aangevraagd. Het College van B&W is bevoegd om de wijziging in GHS bos- en natuurgebied en/of Waterlopen (met natuurwaarden) te realiseren onder voorwaarden dat wordt voldaan aan onderstaande voorwaarden (zie kader wijzigingsbevoegdheid). De voorgenomen herinrichting op percelen past binnen deze voorwaarden. Kader wijzigingsbevoegdheid bestemmingsplan buitengebied (Bestemmingsplan Buitengebied gemeente Boxmeer, 2008).

Tabel 3.1 geeft een overzicht van maatregelen en de te volgen procedures. Na vaststelling van dit projectplan door het Algemeen Bestuur van het waterschap kunnen de volgende waterstaatkundige werken worden uitgevoerd: verlagen maaiveld, verwijderen stuwen, graven nieuwe loop, dempen huidige loop, verwijderen puin en oever- en bodembeschoeiing in de monding en herstel brug Maasstraat. Voor uitvoering van de overige maatregelen van dit projectplan, zijnde de aanplant van hagen, aanleg struinpad en het plaatsen van landbouwhekken en toegangspoorten, is geen omgevingsvergunning nodig. Omdat de voorgenomen ontgronding via dit projectplan en via de omgevingsvergunning in openbare procedure wordt gebracht, kan er volstaan worden met een melding bij de provincie Noord-Brabant. Ten aanzien van de Flora en faunawetgeving geldt dat de voorgenomen werkzaamheden in het voorjaar van 2013 getoetst zullen worden aan de hand van literatuur- en velddata. Naar verwachting zal het beekmondingenproject een positief effect hebben op (beschermde) natuurwaarden en waar nodig zal compensatie plaats vinden. Tijdens de uitvoeringsfase wordt de Gedragscode van de Unie van Waterschappen gehanteerd, die aangeeft hoe mogelijke verstoring van beschermde soorten voorkomen of gemitigeerd kan worden.

Page 27: Projectplan Sint Jansbeek

26

Tabel 3.1. Overzicht inrichtingsmaatregelen, verantwoordelijke en procedurestappen (waterstaatkundige werken zijn vet gedrukt). Paragraaf Maatregel Primaire planvorm Overige

procedurestappen 3.2.1 Verlagen

maaiveld Projectplan vast te stellen door AB waterschap

Toetsing RWS

3.2.2 Graven nieuwe loop

Projectplan vast te stellen door AB waterschap

Ontgrondingmelding door waterschap. Bestemming natuur opnemen in BP buitengebied (achteraf) door gemeente

3.2.3 Dempen huidige loop

Projectplan vast te stellen door AB waterschap

Bestemming natuur opnemen in BP buitengebied (achteraf) door gemeente

3.2.4 Verwijderen stuwen

Projectplan vast te stellen door AB waterschap

3.2.5 Aanpassing beekmonding

Projectplan vast te stellen door AB waterschap

Toetsing RWS

3.2.6 Verwijderen puin uit beekmonding

Projectplan vast te stellen door AB waterschap

3.2.7 Aanplant nieuwe hagen

- Toetsing RWS

3.2.8 Herstel brug Maasstraat incl. aanbrengen loopplank

Projectplan vast te stellen door AB waterschap

3.2.9 Aanleg struinpad 3.2.10 Rasters en poorten - Toetsing RWS

3.4.4 Kabels en leidingen

In het projectgebied van de Jansbeek zijn verschillende kabels en leidingen aanwezig. Zie de vier aangegeven clusters in onderstaande figuur 3.5. 1. en 2: Waterleidingen. Loodrecht op de beek liggen waterleidingen van Brabant Water.

De bovenstroomse leiding loopt (deels) door de bedding van de beek. De benedenstroomse leiding ligt volgens de bijgeleverde informatie 1 meter lager dan de bodem van de beek, die hier op 9 meter +NAP ligt. Beide leidingen vormen een aandachtspunt bij de graafwerkzaamheden voor de hermeandering.

3. Dwars op de stroomrichting van de beek liggen: een Datatransportleiding van KPN, een gasleiding (lage druk, Endinet Oost Babant NV) een rioolleiding onder druk van de gemeente Boxmeer en laag- en middenspanningskabels van Enexis. Aangezien deze alle onder de openbare weg liggen, de Maasstraat die niet gewijzigd zal worden, heeft dit geen consequenties voor het project. Wel zal hier bij het herstel van metselwerk aan de brug rekening mee gehouden moeten worden.

Page 28: Projectplan Sint Jansbeek

27

4. Geheel benedenstrooms nabij de monding van de St. Jansbeek, liggen onder het voetpad langs de Maas (lange afstand wandelpad) en onder de brug die hier over de beekmonding gaat laagspanningskabels, zowel van Enexis als van Rijkswaterstaat Dienst Limburg. Deze leidingen vormen een aandachtspunt bij het slopen van de betonnen brug en stuw .

Figuur 3.5. Kaart met ligging kabels en leidingen in het onderzoeksgebied.

2

1

3

4

Page 29: Projectplan Sint Jansbeek

28

3.4.5 Afwijkingsmogelijkheden in de uitvoering

De inrichting van het projectgebied is weergegeven in figuur 3.1, in de detailuitwerkingen van §3.3 en in de dwarsprofielen in bijlage A. De ontwerpen zijn vooral van belang bij de uitwerking van het projectplan naar het bestek (contractdocumenten). In de uitvoering kunnen afwijkende oplossingen gekozen worden. Deze oplossingen mogen echter geen afbreuk doen aan de functionele en hydrologische eisen van de geplande werken en mogen niet leiden tot andere dan in dit projectplan beschreven effecten. In figuur 3.1 is de ligging van de maatregelen weergegeven. Bij de uitvoering zal de maatvoering enigszins kunnen afwijken.

3.4.6 Legger, beheer en onderhoud, monitoring en afspraken

Legger Voor sommige werken geldt dat deze na realisatie opgenomen dienen te worden in de legger van het waterschap. Het waterschap meet gerealiseerde werken in en legt deze informatie vast in revisietekeningen. Periodiek worden maten en functionele eisen in de legger vastgelegd. Hiervoor wordt door het waterschap een apart besluit genomen, het leggerbesluit. In de legger dient ten aanzien van dit projectplan te zijner tijd te worden opgenomen/ gewijzigd: • Uitvoering beekmondingenproject St. Jansbeek : gewijzigde ligging en maatvoering

van de beekloop, demping delen van de huidige loop • verwijderde stuwen Beheer en onderhoud De heringerichte St. Jansbeek dient goed toegankelijk te zijn voor eventueel toekomstig beheer en onderhoud. Binnen de natuurzone langs de beek (doorgaans op de oostoever) kan een beheerpad worden gerealiseerd door een graspad in te zaaien na herinrichting. In gedeelten kan dit pad samenvallen met de onverharde weg die er nu al ligt. In het bestek dient dit nader te worden uitgewerkt. Omdat de stroming gaat toenemen in vergelijking met de huidige gestuwde situatie zal de frequentie van beheer en onderhoud naar verwachting lager worden na realisatie van de herinrichting. Bovendien is beschaduwing aanwezig langs een relatief groot deel van de beekloop, hetgeen gunstig is om overmatige begroeiing van moerasplanten te beperken. Idealiter wordt voor de gehele natuurzone langs de beek (inclusief de vochtige graslanden in het brede gedeelte van de zone) één beheerder gezocht. Met deze beheerder dienen afspraken te worden gemaakt over extensieve begrazing van deze strook (ca. 12 ha). Vooral de beginjaren (pioniersituatie met open grond waar bomen en struiken makkelijk kunnen kiemen) zijn cruciaal en zullen bepalend zijn voor de eventuele bosontwikkeling. Omdat de natte graslanden lastig toegankelijk kunnen zijn met machines voor evt. maaibeheer, wordt aanbevolen om eventuele overmatige bosontwikkeling in de eerste jaren eventueel bij te

Page 30: Projectplan Sint Jansbeek

29

sturen door handmatig maaien (bosmaaier) of door aan het eind van het groeiseizoen handmatig jonge bomen uit te trekken of uit te steken. Met deze vorm van maatwerk kan ook goed worden gestuurd in de mate van beschaduwing langs de beek. Voor het beheer van het natte profiel is aansluiting gezocht bij de onderhoudspakketten zoals weergegeven in het Beheerplan Watergangen (Waterschap Aa en Maas, 2011). Uitgangspunt is dat de volgende doelen van de herinrichting door middel van het beheer in stand gehouden en verder ontwikkeld worden:

• Waterafvoer • Natuurontwikkeling (KRW) • Medegebruik (recreatie, cultuurhistorie)

Samenvattend: - Na herinrichting zal de St. Jansbeek in het toekomstig beheerplan het profielcluster

basis krijgen met het bijbehorende onderhoudspakket duurzaam. - Momenteel heeft de beek het profielcluster laag met het bijbehorende

onderhoudspakket kunstmatig. - Conform het beheerplan van het Waterschap Aa en Maas dient op het heringerichte

traject het reguliere maaionderhoud van de waterbodem en de taluds geëxtensiveerd te worden tot 1 maal per 2 jaar (d.w.z. 1 maal per jaar gefaseerd) in de toekomst; voor het maaibeheer is op dit traject een onderhoudsroute voorzien. Langs de beboste trajecten zal naar verwachting veel minder maaibeheer nodig zijn.

- Monitoring van de vegetatie en de waterstanden wordt jaarlijks 2 – 4 maal uitgevoerd om deze wijziging van beheer goed te begeleiden.

Monitoring De hydrologische effecten van de ingrepen voor zowel het oppervlaktewater als het grondwater worden gemonitord. Daarnaast zullen de effecten van de inrichtingsmaatregelen op de ecologie (KRW) en de waterkwaliteit worden onderzocht. Hiertoe zal nog een factsheet effectmonitoring beekmonding St. Jansbeek worden opgesteld door de afdeling Onderzoek & Monitoring van het Waterschap Aa en Maas. Ten behoeve van het grondwateronderzoek zullen extra peilbuizen worden geplaatst. Door het verwijderen van de stuw met een meetpunt dat onderdeel is van het reguliere monitoringsmeetnet oppervlaktewater, dient een nieuw meetpunt te worden gerealiseerd ter hoogte van de brug in de Maasstraat. Verder wordt aansluiting gezocht bij bestaande meetnetten zoals visstand bemonsteringen in het kader van de KRW en monitoring beheerplan watergangen. Afspraken met de omgeving De realisatie van dit project is mogelijk geworden door de instemming van partijen (de gemeente, DLG, provincie, het waterschap en grondeigenaren) met het beekmondingproject en de verkoop van gronden.

Page 31: Projectplan Sint Jansbeek

30

3.5 Samenwerking

Het plangebied van de St. Jansbeek ligt in de uiterwaarden van de Maas, het beheersgebied van Rijkswaterstaat. Met hen is afgestemd en samengewerkt om voldoende ruimte voor de afvoer van de Maas te waarborgen, ook in samenhang met het parallel lopende Maasheggenproject. Alleen de gronden in eigendom van partners (Dienst Landelijk Gebied) of Waterschap zelf worden gebruikt bij de herinrichting. Met naastgelegen eigenaren is afstemming gezocht, en invloeden van het project op nabijgelegen gronden, zoals gebleken uit de hydraulische berekeningen is teniet gedaan door aanvullende maatregelen. De te realiseren plannen zijn opgesteld in overleg met grondeigenaren en andere betrokken partijen zoals IVN, Dienst Landelijk Gebied, Rijkswaterstaat en gemeente Boxmeer. Hieruit zijn wensen en ideeën uit naar voren gekomen, die zijn meegenomen in het proces van de totstandkoming van het ontwerp. Soms zijn wensen gehonoreerd, soms zijn ze niet mogelijk gebleken. In het communicatietraject dat dit project vergezelt, is gebleken dat het definitief ontwerp breed gedragen wordt. Voor omwonenden blijkt de voornaamste zorg het effect van de herinrichting op de landbouwkundige ontwatering van het (bovenstroomse) landbouwgebied Zurepasweiden te zijn; hier is daarom nauwkeurig naar gekeken en het ontwerp is dusdanig ingericht dat de situatie in ieder geval niet verslechtert. Langs de beek zal een struinpad gerealiseerd worden zodat een recreatief ommetje mogelijk wordt.

Page 32: Projectplan Sint Jansbeek

31

Bijlage Beheerplan

Page 33: Projectplan Sint Jansbeek

32

DEEL II

VERANTWOORDING

Dit projectplan dient te passen binnen de wet en het Rijks- en Regionaal water- en omgevingsbeleid. In dit Deel II is het projectplan getoetst aan het relevante beleid. Telkens is kort weergegeven wat de relatie van dit projectplan is met het betreffende beleid of de Wet en waarom deze regelgeving een rechtvaardiging is van onderhavig projectplan. Wanneer het beleid of regelgeving een beperking vormen, is aangegeven op welke wijze het plan daarop is aangepast. Het beleid zoals hieronder is beschreven, betreft zowel het beleid van het waterschap, als beleid en regelgeving van andere overheden zoals de Europese Unie, het Rijk, provincie Noord-Brabant en de gemeente.

Page 34: Projectplan Sint Jansbeek

33

4. Wetten regels en beleid

4.1 Waterwet en waterbeleid

De Waterwet kent drie doelstellingen: 1. voorkoming en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en

waterschaarste (waterkwantiteit); 2. bescherming en verbetering van de chemische en biologische kwaliteit van

watersystemen (waterkwaliteit); 3. vervulling van overige maatschappelijke functies van het watersysteem. Voor dit projectplan is het eerste doel een harde randvoorwaarde, in de zin dat de te nemen maatregelen geen overlast mogen veroorzaken. Het project biedt tevens de mogelijkheid om beter te anticiperen op waterschaarste door herstel van de sponswerking van het systeem. Het projectplan draagt bij aan de tweede en derde doelstellingen: de waterkwaliteit wordt verbeterd, met name voor wat betreft biologische parameters, terwijl landschappelijke waarden (cultuurhistorie) hersteld en versterkt worden. De Waterwet geeft samen met de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht een juridische verankering voor planvorming. De planprocedure die met dit projectplan wordt ingezet houdt rekening met de bepalingen van beide wetten en is er op gericht efficiënte besluitvorming te faciliteren binnen een optimale doorlooptijd. De drie doelstellingen uit de Waterwet worden weerspiegeld in overige watergerelateerde wetgeving en in waterbeleid. De in de volgende paragraaf genoemde beleidskaders vormen een grondslag of rechtvaardiging voor de manier waarop het waterschap met dit projectplan bijdraagt aan de waterdoelstellingen, inclusief het omgevingsbeleid.

4.1.1 Kaderrichtlijn Water (KRW)

De doelen ten aanzien van chemische en biologische waterkwaliteit, die voortkomen uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn in 2009 vastgelegd in een Provinciale Maatregel van Bestuur. De maatregelen die nodig zijn om deze doelen te behalen zijn opgenomen in het Waterbeheerplan en Stroomgebiedsbeheerplan van Waterschap Aa en Maas.

4.1.2 Provinciaal Waterplan

Het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015 stelt doelen ten aanzien van waterbeheer vast en geeft een ruimtelijke vertaling van die doelen in globaal te nemen maatregelen. Het gebied van de St. Jansbeek heeft hierin de waterhuishoudkundige functie verweven gekregen.

Page 35: Projectplan Sint Jansbeek

34

4.1.3 Waterbeheerplan

Het Waterbeheerplan (WBP) 2010-2015 plant de maatregelen die voortvloeien uit de Reconstructiewet, de Kaderrichtlijn Water en de provinciale kaders. Voorliggend project past in het kader van het Waterbeheerplan. Tevens zijn de te nemen maatregelen in een integrale context geplaatst, zodat synergievoordelen gerealiseerd kunnen worden.

4.2 Omgevingswet en omgevingsbeleid

De Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (2008) regelt een vergunning- en handhavingstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving. De wet borgt een zorgvuldige en transparante besluitvorming, waarbinnen diverse belangen zorgvuldig kunnen worden afgewogen. De wet wordt toegepast binnen bestemmingsprocedures en omgevingsvergunningen, zoals hieronder beschreven.

4.2.1 Bestemmingsplan

Het projectgebied ligt binnen het bestemmingplan van de gemeente Boxmeer. In het bestemmingsplan hebben de gronden rondom de St. Jansbeek voornamelijk de bestemmingen agrarisch gebied (opgehoogde deel) en agrarisch gebied met natuurwaarden (zie bijlage 2). In de uiterwaarden van de Maas ligt de dubbelbestemming waterstaat. Langs de beek is ruimte voor beekherstel aangegeven. Een door het Waterschap verworven perceel ten behoeve van de realisatie van dit beekmondingproject, heeft momenteel nog een agrarische bestemming. Het College heeft een zogenaamde wijzigingsbevoegdheid om de bestemming voor dit perceel te wijzigen. De desbetreffende grond voldoet aan de specifieke voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid.

4.2.2 Wet op de archeologische monumentenzorg

In de inventarisatie van archeologische en cultuurhistorische waarden is geconcludeerd dat de huidige overstromingsvlakte waarin de beek stroomt, ligt in een zone met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Het centrale deel (ooit wat verlaagd) heeft zelfs geen verwachtingswaarde. De ingrepen die in het kader van het beekmondingenproject zijn voorzien, kunnen worden opgedeeld in twee zones: een zone waar geen archeologische verwachting op ligt en een zone waar de nieuwe loop van de St. Jansbeek wordt gegraven met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Daar wordt extensieve archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden aanbevolen. In de besteksfase wordt een Programma van Eisen opgesteld voor eisen aan de archeologische begeleiding.

Page 36: Projectplan Sint Jansbeek

35

4.2.3 Explosievenwet

In opdracht van de gemeente Boxmeer is een historisch explosievenonderzoek uitgevoerd (bijlage 4). Twee kleine trajecten van het beekmondingenproject waar ingrepen zijn voorzien, vallen binnen de zone waar concentraties van munitie zijn aangetroffen. Het gaat om het mondingsgebied rondom de Maasstraat en de stuw en om het traject waar de beek de kade bij Vortum verlaat. Het is dus belangrijk dat de voorgenomen ontgravingwerkzaamheden in deze verdachte gebieden onder specifieke richtlijnen worden uitgevoerd (detectie-onderzoek).

4.2.4 Ontgrondingsverordening

Omdat de voorgenomen ontgronding via dit projectplan en via de WABO-vergunning in openbare procedure wordt gebracht, kan worden volstaan met een melding bij de Gedeputeerde Staten (GS) van Provincie Noord-Brabant. Hiervoor dient de melding 8 weken voor aanvang digitaal ingediend te worden bij de provincie, waarna binnen 6 weken reactie volgt.

4.2.5 Overige wetgeving

In de eerste helft van 2013 zal ecologisch literatuur- en veldonderzoek worden uitgevoerd met het oog op een eventuele ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet. Ten aanzien van de FF-wet zal sowieso worden gewerkt conform de Gedragscode Flora- en faunawet van de waterschappen. In de besteksfase zullen eisen aan de uitvoering worden opgenomen die er toe zullen leiden dat hinder en overlast voor de omgeving tot een minimum beperkt wordt.

Page 37: Projectplan Sint Jansbeek

36

5. Hydrologisch onderzoek

5.1 Oppervlaktewater

De effecten van de ingrepen op de waterstanden en de stroomsnelheden zijn berekend met het model Sobek. De resultaten zijn beschreven in bijlage 1. Hieronder volgt een samenvatting van de belangrijkste resultaten. Stroomsnelheden Het nieuwe beekprofiel en het verwijderenvan de stuwen heeft een positief effect op de stroomsnelheid in de beek. Bij de gemiddelde zomerafvoer treedt nu over een groot traject een stroomsnelheid op van ca 0,1 m/sec. Slib zal bij deze snelheid meegevoerd worden. Voor veel stroomminnende vissen en andere diersoorten van stromend water zijn dit betere stroomsnelheden dan in de huidige situatie, waarbij de snelheid vrijwel nul was. De doelen van de KRW worden hiermee dan ook goed gehaald. De verwachting is dat bij lage afvoeren, ter plaatse van lokale versmallingen, zoals zandbanken en velden waterplanten, nog wat hogere stroomsnelheden zullen optreden. Bij maatgevende omstandigheden stijgt de stroomsnelheid tot 0,3 m/sec; een stroomsnelheid waarbij fijn zand getransporteerd kan worden door de waterstroom, hetgeen belangrijk is voor de morfodynamiek (erosie en sedimentatie) in de beek. NB. De bedding van de beek is in het deel stroomafwaarts van de toestroom van de sloot uit de Zurepasweiden bewust nog vrij breed gehouden om de afvoer te garanderen. Uit de berekeningen blijkt dat zelfs bij maatgevende omstandigheden de waterstanden in deze sloot lager blijven dan in de huidige situatie. Er is dus voldoende ruimte op dit traject om een extensief beheer te voeren en bijvoorbeeld omgevallen bomen niet uit de beek te verwijderen. Het effect hiervan is dan dat de stroomsnelheden lokaal nog iets zullen stijgen. Waterstanden De waterstanden worden vooral beïnvloed door het verwijderen van de stuw ter hoogte van de Maasstraat. In het hele benedenstroomse deel van de St Jansbeek dalen de waterstanden daardoor. Ter hoogte van de stuw bedraagt de daling bijna 1 m; ca 750 m bovenstrooms van de stuw, juist voorbij het punt van de plaats waar de Zurepas sloot aantakt, is de waterstandverlaging afgenomen tot nul. Nog verder bovenstrooms nemen de waterstanden in de St Jansbeek, als gevolg van de hogere bodemligging, juist wat toe ten opzichte van de huidige situatie. Deze verhoging dempt langzaam uit in de richting van Vortum. Bij maatgevende omstandigheden bedraagt de verhoging ter hoogte van de provinciale weg in Vortum nog ca 7 cm. Deze verhoging heeft geen invloed op inundaties omdat het waterpeil dan nog ruim (ca 40 cm) onder de laagste delen van het maaiveld staat. In de afwateringssloot van de Zurepasweiden nemen de waterstanden bij alle afvoeren (ook de maatgevende) af. Het effect van het verwijderen van de stuw is tot ca 4 km stroomopwaarts nog merkbaar. De ontwatering van de Zurepasweiden zal door de ingreep nog iets verbeteren. Ook in andere sloten en de Luinbeek die in de onderste 750 m tot aan de Maasstraat in de St Jansbeek uitstromen, dalen de waterstanden; met enkele decimeters tot maximaal een halve meter.

Page 38: Projectplan Sint Jansbeek

37

Waterberging Door de maaiveldverlaging zal de St Jansbeek eerder buiten haar oevers treden. Door de extra ruimte neemt de bergingscapaciteit van dit deel van het dal toe en zullen hoge afvoeren vanuit de St Jansbeek langzamer naar de Maas worden afgevoerd. Hierdoor buffert het beeksysteem waterpieken. Het water dat zo in het beekdal en de bodem wordt opgeslagen, stroomt tijdens lagere afvoeren, weer geleidelijk terug naar de beek. Effecten op de Maasafvoer Het verleggen van de beekloop van het huidige rechte tracé naar de nieuwe slingerende loop heeft geen effect op de waterstanden in de Maas. De ingreep is daarvoor te klein. De inundatiefrequentie van het gebied met Maaswater zal door de ingreep niet veranderen. De maaiveldverlaging van het in de jaren 60 opgehoogde terrein heeft wel invloed op de Maasafvoer. Deze verlaging maakt echter geen onderdeel uit van dit project, maar van het project IGP-Maasheggen.

5.2 Grondwater

De effecten op de grondwaterstanden zijn niet doorgerekend; wel is via expert judgement een inschatting van de verwachte effecten gemaakt. Met betrekking tot de grondwatersituatie is het van belang er op te wijzen dat vrijwel tegelijk met het beekherstelproject er in het kader van het project Maaswerken een opzet van het Maaspeil is gepland in zowel het stuwpand Sambeek als stuwpand Grave met 30 resp. 25 cm. Als gevolg hiervan zal er in de uiterwaarden van de Maas een permanente grondwaterstandstijging plaatsvinden, die vooral in de lagere percelen (hoogteligging onder de ca. 11,5 m +NAP merkbaar zal zijn. Het beekherstelproject in de St Jansbeek heeft juist een tegengesteld effect: hierdoor zal een grondwaterstanddaling optreden, die met name in het benedenstroomse deel aanzienlijk kan zijn. Door het verwijderen van de stuw dalen de waterstanden in een 750 m lang gedeelte van de St Jansbeek stroomopwaarts van de stuw en in de sloten die in dit traject in de St Jansbeek uitmonden. Het grootst is de daling ter hoogte van de huidige grote stuw. De grondwaterstand in de omgeving van de bedding zal door de daling van het beekpeil met ca 1 m ook sterk dalen, met dichtbij de beek tot naar verwachting meer dan 50 cm. Vanwege het feit dat het maaiveld hier nu al meer dan 1 m boven het grondwaterniveau ligt en dat de bodem op dit traject uit vrij zware, klei bestaat, zullen de omstandigheden aan het maaiveld door de grondwaterstanddaling weinig veranderen. Verder bovenstrooms langs de St Jansbeek neemt de waterstanddaling af en daarmee eveneens de invloed op het grondwater. Ter hoogte van de monding van de Luinbeek bedraagt de waterstanddaling in de St Jansbeek nog ca 50 cm. In de gronden rondom de beek zullen de grondwaterstanden hierdoor met enkele decimeters dalen. Het maaiveld ligt hier, anders dan bij de monding, vrij laag en de weilanden hebben er een geringe drooglegging die mede door de vrij sterke kwel en de peilopzet in de Maas vaak minder is dan 50 cm. Door de daling van de grondwaterstand zal de drooglegging toenemen tot meer

Page 39: Projectplan Sint Jansbeek

38

dan 50 cm, wat voor de bedrijfsvoering gunstig is. Ook de gronden langs de Luinbeek aan de voet van de terrasrand en de Zurepasweiden bovenstrooms van het in de jaren 60 opgehoogde terrein zullen door de verlaging van de waterstand in de Luinbeek en in de afwateringssloot een grotere drooglegging krijgen. Voor de bedrijfsvoering van deze vaak natte percelen is dit niet onwenselijk.

Page 40: Projectplan Sint Jansbeek

39

6. Mogelijke negatieve effecten en hinder

6.1 Inleiding

Ten behoeve van het Definitief Ontwerp is onder meer onderzoek gedaan naar de ecologische, hydrologische (zie hoofdstuk 5) en landschappelijke gevolgen van dit project. Daarbij is nagegaan hoe eventuele schades zo veel mogelijk voorkomen kunnen worden. Belangrijk algemeen aandachtspunt is dat het project is gelegen in het winterbed van de Maas (uiterwaard) waar geen mensen wonen en overlast dus minimaal is. Bodem In het kader van dit project wordt de kwaliteit van de te vergraven bodem onderzocht. Eventueel vervuilde grond zal worden afgevoerd op de daartoe geëigende wijze. Bij de opvulling van de te dempen beektrajecten worden zo natuurlijk mogelijke schone, voedselarme grond uit het projectgebied zelf gebruikt en zo min mogelijk met voedingsstoffen verrijkte bodems benut. Overtollige grond wordt uit het gebied verwijderd en naar daarvoor bestemde plaatsen afgevoerd. Natuur en Landschap Ten behoeve van de uitvoering van het project worden indien benodigd voor eventueel aanwezige beschermde soorten in het kader van de Flora- en faunawet ontheffing aangevraagd. Daarnaast werkt het Waterschap sowieso op basis van een gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen uit 2012. Met betrekking tot landschap wordt zorgvuldig omgegaan met bestaande Maasheggen en overstaande bomen. Door herplant van heggen op logische, historisch verantwoorde locaties blijft de lengte aan heggen gelijk en wordt daarmee afdoende gecompenseerd. Grondgebruik De maaiveldverlaging langs de St Jansbeek zal plaatsvinden op gronden die in eigendom zijn van het waterschap of DLG. Op de perceelsgrenzen die door de nieuwe eigendomssituatie ontstaan, zal een raster worden geplaatst. Uitgangspunt is dat nat- of droogschade op landbouwgronden door de herinrichting van de beek zo veel mogelijk wordt voorkomen. Daartoe is uitgebreid hydrologisch onderzoek gedaan. Daaruit blijkt dat landbouwgronden langs de sloten die op de St Jansbeek uitstromen, gemiddeld een wat lager peil zullen hebben, dan in de huidige situatie. Het gaat om gronden die in de huidige situatie vaak nat zijn en naar verwachting wat droger zullen worden. De inschatting is daarom dat de bewerking van deze gronden door de ingrepen niet zal verslechteren. Ook zullen deze percelen, alsmede de percelen langs de verlaagde zone waar de St Jansbeek in stroomt, door de ingrepen aan de beek niet vaker inunderen. In vervolg op dit ontwerp zal nog een evaluatieplan en beheer- en onderhoudsplan worden opgesteld. Dit om na te gaan of de voorspelde effecten daadwerkelijk het gevolg zijn van de maatregelen, maar ook om eventueel nadelige effecten of gevolgen vroegtijdig te voorkomen of te verhelpen. In het beheer- en onderhoudsplan worden beheer en onderhoud goed afgestemd.

Page 41: Projectplan Sint Jansbeek

40

Overige zaken (overlast, bereikbaarheid) Effecten op geluid en stof zijn verwaarloosbaar omdat in de uiterwaarden, ver weg van bebouwing wordt gewerkt. Voor stof dat vanaf wegen opwaait, die voor transport worden gebruikt, kunnen zo nodig maatregelen worden getroffen, bijv. door het nathouden van de grond. Landbouwgronden blijven tijdens de herinrichting bereikbaar. In het project is de omlegging van een onverharde toegangsweg naar enkele percelen voorzien. Eerst zal de nieuwe weg gereed worden gemaakt; vervolgens zal de oude weg pas opgeruimd worden. Nabij de Maas wordt een betonnen brug en stuw verwijderd. Nagegaan wordt nog of het materiaal dat hierbij vrijkomt over de weg, of over het water wordt afgevoerd. Afvoer over water is alleen mogelijk als dit niet tot overlast leidt voor de scheepvaart nabij de sluis. De huidige brug dient tevens als voetgangersbrug in de wandelroute langs de Maas. Ten tijde van de werkzaamheden is deze brug, tot dat de nieuwe brug is geplaatst, enige tijd niet passeerbaar. De wandelroute zal gedurende die tijd omgeleid worden. In het project worden de brug in de Maasstraat gerenoveerd. Het gaat daarbij om werkzaamheden aan de gemetselde zijkanten van de brug en aan de leuningen. Naar verwachting hoeft de brug hier niet voor afgesloten te worden. Wel kan een tijdelijke versmalling van de weg nodig zijn, wat voor enige hinder kan zorgen bij het passerende verkeer.

6.2 Compensatie van (financieel) nadeel

In het kader van dit project is onderzoek gedaan naar de hydrologische, ecologische en landschappelijke gevolgen. Het hydrologische onderzoek is uitgebreid aan de orde gekomen in hoofdstuk 5 en bijlagen. Ook zijn de nadelige gevolgen van de uitvoering van het plan nagegaan. Samenvattend blijkt dat er geen nadelige gevolgen zijn van zowel het plan als van de uitvoering die reden is tot mitigatie en/of compensatiemaatregelen. Dit neemt niet weg dat wanneer als gevolg van dit plan belanghebbende toch onevenredige schade lijdt of zal lijden, hij op grond van artikel 7.14 e.v. Waterwet een verzoek om schadevergoeding kan indienen. Voor de wijze van indiening van een dergelijk verzoek en voor de procedure wordt verwezen naar de Verordening schadevergoeding waterschap Aa en Maas. Bij behandeling van dat verzoek wordt onder meer bekeken of de schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en of de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd.

Page 42: Projectplan Sint Jansbeek

41

7. Procedure en rechtsbescherming Dit plan is tot stand gekomen conform de vigerende wet- en regelgeving en na zorgvuldige afweging van alle betrokken belangen. Het projectplan is opgesteld in het kader van artikel 5.4 van de Waterwet. Onderhavig projectplan is een regulier projectplan. Op de voorbereiding ervan is afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht en hoofdstuk 5, paragraaf 2 van de Waterwet van toepassing. De te volgen procedure bestaat globaal gezien uit de volgende stappen: Zienswijze Als een ontwerp-projectplan is vastgesteld, wordt dit bekend gemaakt. Het plan ligt gedurende zes weken ter inzage. Voordat het waterschap een definitieve beslissing neemt, kunnen belanghebbenden en ingezetenen gedurende deze periode hun zienswijze op dit ontwerp-projectplan kenbaar maken. Dat kan schriftelijk of mondeling. Een reactie moet vóór afloop van de termijn bij het waterschap zijn ingediend. In beginsel kunnen uitsluitend degenen die tijdig een zienswijze hebben ingediend, tegen het definitief vastgestelde plan beroep instellen. Beroep en hoger beroep Als het projectplan is vastgesteld, wordt dit bekend gemaakt. Het plan ligt gedurende zes weken ter inzage. Gedurende zes weken vanaf de dag na die waarop het besluit ter inzage is gelegd kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank. Degenen die tijdig een zienswijze hebben ingediend en belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijzen te hebben ingediend, kunnen beroep indienen. Voor het indienen van een beroepschrift is griffierecht verschuldigd. Tegen de uitspraak van de rechtbank kan vervolgens hoger beroep worden ingediend bij de Raad van State. Crisis- en herstelwet Op de vaststelling van een projectplan is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat de belanghebbenden in het beroepschrift moeten aangeven welke beroepsgronden zij aanvoeren tegen het besluit. Na afloop van de termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd. Belanghebbenden wordt verzocht in het beroepschrift te vermelden dat de Crisis- en herstelwet van toepassing is. Verzoek om voorlopige voorziening Het projectplan treedt na vaststelling in werking, ook al wordt er een bezwaar- of beroepschrift ingediend. Dit betekent dat de maatregelen opgenomen in het projectplan kunnen worden uitgevoerd. Om dit te voorkomen kunnen belanghebbenden gelijktijdig of na het indienen van een beroepschrift een zogenaamd “verzoek voor het treffen van een voorlopige voorziening” worden gevraagd bij de Voorzieningenrechter van de rechtbank. Ook in dat geval is griffierecht verschuldigd.

Page 43: Projectplan Sint Jansbeek

42

Bijlage 1 Hydraulisch en hydrologisch onderzoek Met het afvoermodel Sobek 1D is het waterstandverloop van de nieuwe beekbedding doorgerekend. Het Basismodel op basis van het beheerregister is aangeleverd door Het waterschap. De verdere uitwerking en berekeningen zijn uitgevoerd door Arcadis. Deze uitkomsten zijn vergeleken met berekeningen die aan de huidige bedding zijn gedaan. Zo komen de verschillen in beeld en kan nagegaan worden of de gewenste doelen gehaald worden: een natuurlijkere beek met ondieper water, dat sneller stroomt en ’s winters (op plaatsen waar dat geen problemen oplevert) buiten haar oevers treedt. Het ontwerp is in het model gezet met behulp van digitaal aangeleverde DO ontwerpoverzichtskaarten en digitaal aangeleverde dwarsprofielen. De volgende afvoeren zijn doorgerekend voor de Huidige Situatie en vervolgens de Ontwerpsituatie:

• Lage zomerafvoer • Gemiddelde Zomerafvoer • Maatgevende Afvoer

Met de twee zomerafvoeren wordt in beeld gebracht wat het effect is van de maatregelen op waterdiepte en stroomsnelheid. Met de maatgevende afvoer wordt in beeld gebracht welke waterstanden optreden bij het jaarlijkse hoogwater. Voor de zomer- en wintersituatie zijn de bijbehorende zomer- en winterstuwstanden gebruikt: Om de weerstand van eventueel in de watergangen aanwezige vegetatie mee te nemen is de weerstandsbenadering van Bos&Bijkerk gebruikt. Dit is een diepteafhankelijke weerstand. Huidige situatie: Zomer γ = 25 (ca. 25% begroeid) Winter γ = 30 (ca. 10% begroeid) Ontwerpsituatie: Zomer γ = 15 (ca. 55% begroeid) Winter γ = 25 (ca. 25% begroeid)

De Maasstand is op een vast peil gezet van 8.745 m NAP wat overeen komt met het waterpeil bij een gemiddelde rivierafvoer van ca 250 m3/s. Later is bepaald dat Maasstanden wellicht lager uitpakken bij de afvoersituaties. Lagere waterstanden hebben echter geen invloed op de rekenresultaten omdat deze waterstand de afwatering, die onder vrij verval geschiedt, niet beïnvloedt. De resultaten van het ontwerp worden in lengteprofielen weergegeven ten opzichte van de huidige situatie. Ter oriëntatie zijn in figuur B.1.1 de begin- en eindpunten weergegeven, waartussen de lengteprofielen zijn genomen.

Page 44: Projectplan Sint Jansbeek

43

Figuur B.1.1. Overzichtskaart stroomgebied St Jansbeek met begin- en eindpunten waartussen de lengteprofielen uit de volgende afbeeldingen zijn genomen.

Page 45: Projectplan Sint Jansbeek

44

Maatgevende afvoer St. Jansbeek en Zijsloot St. Jansbeek

Toelichting Maatgevende afvoersituatie: Effect op Waterstanden De waterstanden gaan over het algemeen omlaag. Dit geldt voor beide trajecten. De

voornaamste oorzaak is het verwijderen van de stuw nabij de Maasstraat. Daarnaast speelt de bodemverlaging een rol.

Vanaf Klein Vortumsedijk (stuw) tot ca. 1500m stroomafwaarts is een waterstandsverhoging te zien. Deze wordt veroorzaakt door de bodemverhoging en versmalling welke op die locatie in het ontwerp zitten.

Het stuk tussen de Klein Vortumsedijk en de provinciale weg van Vortum-Mullem is een wateroverlastgevoelige locatie omdat de beek daar door een smalle goot loopt. Daar is een waterstandsverhoging zichtbaar van ca. 7 cm. De waterhoogte blijft dan nog steeds ruim (ca 35 cm) onder de laagste maaiveldhoogte naast de beek. Deze verhoging is niet van toepassing op Maashoogwaters omdat in die situatie de kering in de winterdijk is gesloten en het overtollige water dan wordt weggepompt.

Page 46: Projectplan Sint Jansbeek

45

Zomerafvoer St. Jansbeek en Zijsloot St. Jansbeek

Toelichting zie na lage zomerafvoer.

Page 47: Projectplan Sint Jansbeek

46

Lage Zomerafvoer St. Jansbeek en Zijsloot St. Jansbeek

Toelichting bij Zomerafvoersituatie en Lage Zomerafvoersituatie: Effect op Waterstanden De waterstanden gaan over het algemeen omlaag. De voornaamste oorzaak hiervan is het

verwijderen van de stuw nabij de Maasstraat. Daarnaast speelt de bodemverlaging een rol. Vanaf Klein Vortumsedijk (stuw) tot ca. 1000m stroomafwaarts is een

waterstandsverhoging te zien. Deze wordt veroorzaakt door de bodemverhoging en versmalling welke daar in het ontwerp zit.

Effect op Snelheden De snelheden gaan bij de lage afvoeren omhoog. Dit speelt voornamelijk in het

benedenstroomse deel van het ontwerp, vanaf de provinciale weg bij Vortum-Mullem en vanaf de Veerweg. De oorzaak ligt in het feit dat het water niet meer tegengehouden wordt door de stuw nabij de Maasstraat die in het ontwerp wordt verwijderd. In plaats van dat het water bijna stil staat, stijgen stroomsnelheden tot 0.1 m/s.

Page 48: Projectplan Sint Jansbeek

47

Effect op Waterdiepten De waterdiepte neemt af ten gevolge van het verwijderen van de stuw nabij de Maasstraat. Bij lage afvoeren blijft er 20 tot 40 cm waterdiepte over. De deels versmalde profielen hebben hier positieve invloed op. Een meer ondiepe beek sluit meer aan bij het natuurlijke karakter van de beek en leidt onder meer tot meer zonlicht in het water.

Bijlage 2 Bestemmingsplan Boxmeer buitengebied Zuid

Page 49: Projectplan Sint Jansbeek

48

Bestemmingsplan kaart Sint Jansbeek

Ontwerp bestemmingsplan buitengebied 2008.

Ontwikkelingenkaart

Page 50: Projectplan Sint Jansbeek

49

Bijlage 3 Archeologische verwachtingskaart (Benerink e.a. 2011)

Page 51: Projectplan Sint Jansbeek

50

Bijlage 4 Explosievenonderzoek gemeente Boxmeer