E-klassen: een afweermechanisme tegen een dreigend lerarentekort
Project Vakwerkplanportfolioglennstoffers.weebly.com/uploads/3/9/1/1/...Op het Bahûrim zijn drie 3e...
Transcript of Project Vakwerkplanportfolioglennstoffers.weebly.com/uploads/3/9/1/1/...Op het Bahûrim zijn drie 3e...
Project Vakwerkplan
Daniël Stuit – studentnummer 10065350
Glenn Stoffers – studentnummer 10015906
April 2015
Haagse Hogeschool
Faculteit Gezondheid & Sport
Opleiding Docent Lichamelijke Opvoeding
2
Inhoud Hoofdstuk 1 – Introductie ....................................................................................................................... 3
1.1 Beschrijving stageschool ............................................................................................................... 3
1.2 Visie VO school .............................................................................................................................. 9
1.3 verwerkingsvragen Introductie ................................................................................................... 13
Hoofdstuk 2 - Visie/Verantwoording..................................................................................................... 14
2.1.1 Vakvisie – Stuit, Daniël ............................................................................................................. 14
2.1.2 Vakvisie – Stoffers, Glenn ......................................................................................................... 25
2.2 Beschrijving visie van vaksectie ................................................................................................... 34
2.3 Verwerkingsvragen Introductie ................................................................................................... 35
Hoofdstuk 3 – Situatieschets ................................................................................................................. 38
3.1 Opdracht Accommodatie en leermiddelen ................................................................................. 38
3.2 Bijzonderheden vaksectie ........................................................................................................... 56
3.3 Verwerkingsvragen situatieschets ............................................................................................... 57
Hoofdstuk 4 – Lesprogramma ............................................................................................................... 58
4.1 Lesprogramma onderbouw ......................................................................................................... 58
4.2 Sport, bewegen en gezondheid ................................................................................................... 72
4.3 Verwerkingsvragen lesprogramma ............................................................................................. 81
Hoofdstuk 5 – Evaluatie / beoordeling .................................................................................................. 84
5.1 Opdracht Ontwerp lesprogramma/ PTA ..................................................................................... 84
5.2 Verwerkingsvragen evaluatie / beoordeling ............................................................................. 120
Hoofdstuk 6 – Programma overstijgende onderwerpen .................................................................... 123
6.1 Taakbeleid ................................................................................................................................. 123
6.2 Opdracht MRT ........................................................................................................................... 128
6.3 Verwerkingsvragen aanvullende onderwerpen ........................................................................ 138
3
Hoofdstuk 1 – Introductie
1.1 Beschrijving stageschool
Adresgegevens: Penta College CSG Bahûrim Mgr. Smitstraat 3 3232 BN Brielle
www.bm.penta.nl Penta College Bahûrim is sinds 1968 gevestigd in de wijk Rugge in Brielle. Het beleidsplan van de gemeente was er op gericht om een overkoepelende schoolorganisatie te creëren voor alle middelbare scholieren in Brielle. Dit is er niet van gekomen en in het cursusjaar 2002-2003 kreeg Bahûrim een semi-permanentgebouw om tijdelijk de leerlingen te kunnen onderbrengen. Eerst zou voor het Maerlant College nieuwbouw gerealiseerd worden en in 2012 kon dan voor het Bahûrim bekeken worden of er sprake zou kunnen zijn van nieuwbouw. (Holwerda,. J.J. 2014. Schoolgids Penta College Bahurim.) Op de locatie aan de Mgr. Smitstraat wordt VMBO (kader- &basis beroeps) aangeboden. Op het Penta College Bahûrim zitten, op het moment van schrijven van dit PTA, 283 leerlingen, zo blijkt uit het document ‘totaalleerlingen’ vanuit het leerlingvolgsysteem ‘Magister’. De culturele achtergronden van deze school zijn over het algemeen christelijk/protestants en atheïsten leerlingen. De school heeft geen zogeheten talentklassen maar beschikt wel over de mogelijkheden om vele vormen van leerlingbegeleiding te volgen. De mogelijkheden hierin zijn: Mentorbegeleiding leerjaar 1, 2, 3 en 4, Begeleiding dyslexie en spelling, Huiswerkbegeleiding, Studiebegeleidings uren en een Cursus in zelfvertrouwen. Ook beschikt de school over een Zorgadviesteam (ZAT).
Penta College Bahûrim is een rook vrije school voorleerlingen. Het is voor leerlingenverboden op het schoolterrein te roken en zichtbaar rookartikelen mee te nemen naar school. Tevens is het verboden te roken tijdens het wandelen van en naar de lessen lichamelijke opvoeding. Bij overtreding van deze regel wordt de betrokken leerling onmiddellijk een gepaste straf opgelegd en de rookartikelen worden in beslag genomen en vernietigd. (Holwerda,. J.J. 2014. Schoolgids Penta College Bahurim.)
Er hangt een gezellige sfeer in de school en de leerlingen weten de regels die gehanteerd worden. Als een leerling zich onbeleefd gedraagt staan hier consequenties tegen over. De leerlingen zullen dan een uur na moeten komen of ze krijgen een zogenoemd ‘vierkant rooster’. De school street er naar om alle leerlingen lekker in hun vel te laten zitten, want de school is namelijk van mening dat een leerling optimal presteert wanneer hij/zij zich thuis voelt. Niet alleen moeten de leerlingen zich thuis voelen in de school, er dient ook gepresteerd te worden. Wat ze leren tijdens de lessen zal worden getoetst door middel van een afsluit moment. Alle leerlingen krijgen bij aanvang van het nieuwe schooljaar een PTA overhandigd zodat ze precies weten waar ze aan toe zijn het gehele schooljaar. Bij het vak L.O. worden de leerlingen beoordeeld met een cijfer.
4
Beschrijving accommodatie/leermiddelen Gymzalen van de school De school heeft de beschikking over één grote sportzaal op ongeveer 5 minuten lopen van de school. Deze zaal is geen eigendom van het Bahûrim maar wordt gehuurd van sportcomplex ‘De Dukdalf’te Brielle. Deze sportzaal is onder te verdelen d.m.v. wand in twee zalen. Een halve zaal heeft de afmetingen van 21 x 28 meter. Dit is de lengte van een basketbal veld (28x15m) + 6m uitloop in de breedte. Deze 2 zalen hebben de beschikking over een opslaghok waar alle materialen opgeslagen zijn van het Bahûrim. Een overzicht hiervan vindt u onder het kopje invetarisatie.
Gemeente grasveld
In de buitenperiode die loopt van week 34-46 en van week 14-27 is er een gemeente grasveld
beschikbaar nabij de school als het weer het toelaat. Hier is de beschikking over een grasveld
ongeveer ter grootte van een voetbalveld.
Alle buiten materialen van het Bahûrim liggen opgeslagen in een aparte container nabij school, denk
hierbij aan speren en softbalmateriaal, maar ook ballen, pionnen, hesjes e.d. Op dit buitenterrein kan
in principe elke reguliere sport worden gegeven. Het grasveld ligt nagenoeg tegen de school aan dus
de leerlingen dienen gebruik te maken van de toiletruimtes om zich om te kleden in de school om
daarna buiten te verzamelen.
Overig
Naast het gemeentegrasveld en de gymzalen maakt de school voor het keuze programma voor de
leerlingen ook gebruik van de sportschool van Unen. Deze sportschool zal gedurende 3 lessen voor
een klas open worden gesteld voor de leerlingen die zich hiervoor opgeven. Deze sportschool ligt
ongeveer op 5 minuten fietsen van de school. De andere sporten van het keuze programma zullen in
de gymzaal zelf of op het gemeente grasveld gegeven worden.
5
Inventarisatie
In het onderstaande tabel vindt u een overzicht van de materialen aanwezig in de gymzalen. Deze materialen zijn beschikbaar per zaal en dus voor de school in tweevoud beschikbaar. De gymsectie kan in onderling overleg besluiten om materialen van ‘’zaal 1’’ te gebruiken in ‘’zaal 2’’ en andersom. Tabel 1: Op de inventarislijst staan de volgende materialen die zijn waargenomen op 18-10-2014 per zaal.
Naam: # Naam: # Naam: #
5 cm matje 8 Korf 2 Hockeysticks 30
Reutherplank 2 Basketballen 20 Hockeyballen 15
Mini Trampoline 1 Banken 5 Softbal
handschoenen
30
Volleybal net 1 Volleyballen 15 Softbal
knuppels
2
Badmintonnet 3 Zaalvoetbal 2 Softballen 24
Kast 2 Tafeltennistafels 2 Handbaldoel 1
Bok 1 Tafeltennis badjes 20 Zaalvoetballen 2
Dikke mat 2 Badmintonrackets 18 Touwen 2
Lage paaltjes 6 Tennisrackets 14
6
Beschrijving leerlingen
Pre-examenjaar In het pre-examenjaar van het Bahûrim College zijn er 3 klassen, namelijk de klassen 3GLA t/m 3GLC. In deze 3 klassen zitten 79 leerlingen waarin de verhouding van het aantal jongens/meisjes
46/54% is. De meeste van de leerlingen die op het Bahûrim zitten hebben een Nederlandse
nationaliteit. Een klein percentage heeft geen Nederlandse nationaliteit. Hierbij moet gedacht
worden aan de Marokkaanse/Turkse nationaliteit. Dit komt overeen met de cijfers uit de omgeving
Brielle. (Weet wat er in je buurt gebeurt. Onderzoek naar de bevolkingsgroep in de wijk Rugge te
Brielle) www.oozo.nl/cijfers/brielle
Van de Nederlandse leerlingen is ongeveer 60% christelijk. Omdat dit ook een christelijke school is zullen deze leerlingen vaak bewust voor deze school gekozen hebben. Het Bahûrim geeft dan ook les volgens het Bijbels perspectief. Dat betekent voor de school: "het in een open dialoog leren nadenken over waarden als gerechtigheid, naastenliefde en verantwoordelijkheid voor de schepping." (Holwerda,. J.J. 2014. Schoolgids Penta College Bahurim.) Examenjaar Ook het examenjaar heeft 3 klassen en dit zijn de klassen 4MGA t/m 4MGC. In dit leerjaar zitten 58 leerlingen. Dit aantal valt lager uit dan het pre-examenjaar en de verklaring hiervoor is dat een aantal leerlingen kiest voor een uitstroom richting de HAVO. Deze leerlingen kiezen veelal voor de opties om naar het Jacob van Liesveldt (Hellevoetsluis) of naar het Maerlant (Brielle) te gaan. Voor het examenjaar geldt hetzelfde als voor het pre-examenjaar met betrekking tot de achtergrond van de leerlingen. De verschillen tussen deze jaargangen zijn niet groot. Ook de verhouding jongens/meisjes is in deze jaargang 46/54%. Zo goed als alle achtergronden en geloofsovertuigingen komen overeen met die van het pre-examenjaar. Omdat de leerlingen uit dezelfde buurt/omgeving komen en nauwelijks in leeftijd met elkaar verschillen, zijn de leerjaren goed met elkaar te vergelijken.
7
Beschikbare lestijd
Brugklas De lestijden op het Penta College Bahûrim zijn voor het VMBO zijn nagenoeg ieder leerjaar verschillend voor de leerlingen. Zo heeft de brugklas 4 uur per week les. De brugklas is voorzien van 1 blokuur en 2 losse lesuren per week. Wanneer alle vakanties en structurele lesuitvallen van de bruto lestijd wordt afgehaald, blijven er 31 weken over waarin er les gegeven kan worden. Hierbij horen nog 4 bufferweken, dit is allemaal afhankelijk van de dag in de week. Klassen 2 & 4 De klassen 2 en 4 (examenjaar) hebben beide 2 lesuren in de week. Deze twee lesuren worden gegeven in 1 blokuur. Leerjaar 2 heeft net als de brugklas 31 weken les met 4 bufferweken. Door het Centraal Examen (CE) heeft het 4e leerjaar 21 lesweken met 3 bufferweken. Deze bufferweken zijn afhankelijk van de dag van de week. Klas 3 Klas 3 (pre-examenjaar) heeft als enige leerjaar 3 lesuren in de week LO. Deze zijn verdeeld over 1 blokuur en 1 enkel uur. Voor het 3e leerjaar geldt dat er 31 weken zijn waarin de lessen gegeven kunnen worden. Hier horen ook weer 4 bufferweken bij. Data Rapport Voor de gymsectie zijn er 4 periodes in één schooljaar waarin een verschillende beoordeling gegeven worden. In week 47, 6, 16 en 27 dienen de cijfers op woensdag voor 12:00 te worden ingeleverd. In week 27 is de rapport bespreking, en moeten de cijfers van periode 4 klaar zijn. Vanaf week 20 begint het CE voor 4 VMBO-T. Dat is dus in periode 4. Tijdens het CE is de gymzaal gewoon beschikbaar. Wel is dat de periode dat er op het veld lesgegeven zou kunnen worden. Dit is wel afhankelijk van het weer. Sportdagen In week 52is er op maandag van 9:00-15:00 een sportdag voor de gehele school. De BahûrimOlympics heeft als doel om alle leerjaren nog dichter bij elkaar te brengen door gemengde teams te maken. Deze sportdag zal plaatsvinden in de sporthal en docenten van de school zullen een begeleidende rol vertolken. Omkleden
Wanneer de leerlingen in de zaal les hebben wordt er van ze verwacht dat ze binnen 5 minuten na de
bel omgekleed in de gymzaal aanwezig zijn. Ook wordt er 5 minuten voor het einde van de les
gestopt om de leerlingen om te laten kleden. Een enkel lesuur duurt 45 minuten. Wanneer de
leerlingen op het grasveld les krijgen zijn de regels omtrent de tijd van aanvang en vertrek hetzelfde
van toepassing als in de sporthal. Dit is voor elk leerjaar hetzelfde. De leerlingen kleden zich om in
school (toiletruimtes + kleedruimte) om zich daarna te melden buiten op het veld.
8
Roostering klassen
Pre-examenjaar Op het Bahûrim zijn drie 3e jaars klassen. Namelijk de klassen 3GLA, 3GLB & 3GLC. Op maandag heeft 3GLA het 1e en 2e uur les en 3GLB het 4e en 5e uur les. De klas 3GLC heeft op dinsdag het 1e en 2e uur les. Op donderdag heeft klas 3GLA het 1e, 3GLB het 6e en 3GLC het 3e uur les. Dit houdt in dat er geen enkele parallel geroosterde les is. De dubbele uren duren 80 minuten en de enkele lesuren 35 minuten, dit in verband met omkleden. De groepen zijn heterogeen, want er wordt geen onderscheid gemaakt in niveau. Ook zijn de klassen gemixt tussen jongens en meisjes. Examenjaar Net als in het pre-examenjaar zijn er in het examenjaar ook drie klassen. Alle klassen hebben een blokuur les in de week. Dat is voor 4MGA op maandag het 8e en 9e uur. Voor 4MGB donderdag het 4e en 5e lesuur en voor 4MGC ook op donderdag het 8e en 9e uur les. Ook deze klassen krijgen les in dubbele uren dus 80 minuten per les. Tabel 2: Schematisch overzicht roostering klassen
Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Totaal:
3GLA 1e les 08.15-09.00 2e les: 09.00-09.45
1e les 08.15-09.00
3 lesuren
3GLB 4e les 10.50-11.35 5e les: 11.35-12.20
6e les: 12.50-13.35
3 lesuren
3GLC 1e les 08.15-09.00 2e les: 09.00-09.45
3e les: 09.45-10.30
3 lesuren
4MGA 8e les: 14.30-
15.15
9e les: 15.15-
16.00
2 lesuren
4MGB 4e les 10.50-11.35 5e les: 11.35-12.20
2 lesuren
4MGC 8e les: 14.30-
15.15
9e les: 15.15-
16.00
2 lesuren
9
1.2 Visie VO school
Schoolvisie
De school wil onderwijs geven vanuit een Bijbels perspectief. Dat betekent: het in een open dialoog
leren nadenken over waarden als gerechtigheid, naastenliefde en verantwoordelijkheid voor de
schepping. De school wil goed onderwijs geven en dat laten ze vertalen door er vanuit te gaan dat
iedere leerling een mens is met eigen talenten. De docenten zijn er op gericht die te ontplooien in
een goed evenwicht tussen kennis, vorming en vaardigheden. Ook wil de school door middel van het
onderwijs een goede schakel in de voorbereiding op de samenleving zijn voor de leerlingen. Dat
betekent: begeleiding die elke leerling wil stimuleren op weg naar zelfstandigheid en de ouders
daarbij betrekken.
Als laatste wil de school onderwijs geven in een sfeer van geborgenheid wat zich vertaald in een
schoolgemeenschap die in een pluriforme samenleving oproept tot openheid, gelijkwaardigheid en
respect. Aan dit identiteitsprofiel wordt binnen de organisatie van de vestigingen een eigen
pedagogische en didactische vorm gegeven. Dit houdt in dat de docenten zich vast houden aan de
procedures van de school maar dat er wel ruimte is voor eigen inbreng van de docenten om
zodoende alle leerlingen op hun eigen niveau te laten leren. (Holwerda,. J.J. 2014. Schoolgids Penta
College Bahurim.)
Zoals in de bovenstaande visie af te lezen is streeft de school er naar om de leerlingen zelfstandig en
op een verantwoorde manier te kunnen laten participeren in de maatschappij. Dit houdt in dat er in
het verloop van de school carrière van de kinderen steeds meer zelfstandigheid vereist wordt van ze.
Bijvoorbeeld bij het mentorschap waarbij de positieve en negatieve factoren van het school proces
besproken is deze trend goed zichtbaar. De mate van zelfstandigheid en de vrijheid van dit soort
gesprekken groeit naar mate de leerlingen in hogere leerjaren komen.
Het voordeel van deze school is dat het gaat om een kleine gemeenschap dus er is ook een klein
aantal docenten aanwezig. Deze docenten kunnen elkaar altijd vinden in de docentenkamer. Er is
nauw contact tussen docenten/mentoren en de directeur. Ook kan er contact worden gelegd via het
web programma "Magister". Dit is een algemene plek waar problemen o.i.d. gemeld kunnen worden.
Iedere leerling zal zo veel mogelijk geholpen worden op de manier die voor hem of haar het beste
werkt. De hele sectie van de school doet zijn best om dit waar te maken.
10
Vakvisie in relatie tot evalueren/beoordelen De vaksectie vindt het belangrijk dat leerlingen tijdens de gymles hun eigen bewegingsvaardigheden ontwikkelen, maar daarnaast is het ook van belang dat de leerlingen bekwaam worden gemaakt om later blijvend te kunnen deelnemen aan de bewegingscultuur. Om dit te bereiken zal er tijdens het lesprogramma niet allen op eigen vaardigheid beoordeelt worden, maar ook op inzet en het samenwerken. Het is dus niet zo dat een volleyballer die meedraait in de top van Nederland automatisch een 10 voor het onderdeel “volleybal” krijgt. Deze leerling zal zijn eigen vaardigheid moeten proberen over te dragen aan de andere leerlingen en hierin een coachende/regulerende rol op zich moeten nemen. Op hun beurt zullen de leerlingen die gecoached worden door de vaardige leerling dit ook moeten accepteren, zij moeten coachbaar zijn. De vaksectie kiest er voor om de beoordeling uit te drukken in cijfers en vindt het niet voldoende om een beoordeling te geven met een O,V of G. Als de beoordeling op deze manier gegeven zou worden zou dit te weinig ruimte laten om te differentiëren op resultaat van de beweging en daar ook nog eens een waardeoordeel aan te verbinden m.b.t. het reguleren, coachen en eventueel de scheidsrechters rol. De leerlingen zijn gewend om cijfers te krijgen voor de andere vakken, en deze lijn wordt dus door getrokken naar het vak LO. Daarnaast is een cijfer beter te verantwoorden tegen over een leerling, dan wanneer er een V of G wordt uitgedeeld. Het verschil tussen een V of G bevindt zich ergens tussen de 5,5 en een 7,5 en veel van de leerlingen bevinden zich hier tussen. De leerling die aan de top van de V staat heeft dus geen beter resultaat dan de leerling die aan de onderkant van de V staat. Dit geeft geen goede verhouding weer tussen de leerlingen. Voor de leerling aan de top van de V is dit ook geen goede motivatie en omdat de vaksectie de leerlingen zoveel mogelijk wil stimuleren om het beste uit zichzelf te halen kiest de vaksectie voor het becijferen van de onderdelen. De school streeft er naar om de leerlingen een steeds grotere mate van zelfstandigheid in de schoot te werpen. Dit om de leerlingen klaar te maken voor de maatschappij. De vaksectie vertaald dit door meer te gaan werken met B&R. De leerlingen zullen zelf de taken van coachen en scheidsrechteren op zich nemen en daarnaast zal de vaksectie de leerlingen meer betrekken in het organiseren van sportdagen. Zo komt de vaksectie tegemoet aan de visie van de school.
11
Vakvisie in relatie tot het Examenprogramma In het examenprogramma moesten de beschikbare lesuren verdeelt worden over de verschillende domeinen. Hierin zat de vaksectie vast aan een aantal domeinen die volgens de wet gegeven moesten worden. Als slag- en loopspel is er voor softbal gekozen. Softbal is volgens de vaksectie een goede sport om met de examenkandidaten te doen. Bij deze sport wordt er veel gedaan met teamwork, en je kan goed aan iemand zien of de leerling de sport snapt en er goed in mee gaat of niet. Er zal van de leerlingen gevraagd worden dat ze actief meedoen in het spel, en allemaal inbreng hebben in de wedstrijd. Zo worden er niet alleen maar technische, maar vooral ook tactische acties besproken. Omdat dit veel lesuren vereist is hier veel ruimte voor vrijgemaakt. Omdat de vaksectie teamsporten belangrijk vindt is hier ook veel ruimte voor vrijgemaakt en wordt er veel tijd te besteed in de verschillende spelsporten. De keuzes zijn gevallen voor de doelspelen basketbal, handbal en voetbal en hakobal gekozen. Samen met het verplichte volleybal zorgt dit voor een mooie groep sporten waar we ook veel mee kunnen bereiken. Bij dezen doelspelen is het belangrijker dat er wordt samengewerkt en gecoached dan individuele vaardigheid wat een mooie eigenschap is van spelsporten. Daarnaast is de bedoeling van deze sporten is dat de leerlingen allemaal door hebben hoe het nou is om in de verschillende sporten te participeren. Voor het hakobal wordt geen beoordeling geven. Toch is hier ruimte voor ingeroosterd omdat de vaksectie de leerlingen kennis wil laten maken met deze aangepaste spelsport die veel concentratie en inzicht vraagt van de leerlingen. Als terugslagspel is er gekozen voor badminton. Voor deze sport zijn namelijk alle materialen aanwezig in de gymzaal waardoor wij gewoon in de reguliere lessen deze sport kunnen beoefenen, zonder hier voor naar een andere locatie te moeten gaan. De vaksectie wil bereiken dat de leerlingen erachter komen dat badminton niet alleen een spelletje is wat je op de camping speelt, maar dat dit ook een competitie sport kan zijn. De vaksectie wil bereiken dat de leerlingen inzicht krijgen in het spel badminton en dat zij het misschien leuk vinden om in de bewegingscultuur te beoefenen. Het is dus een verbreding van het sportaanbod voor de leerlingen. Bij het beoordelen zal voornamelijk op de techniek gelet worden door de vaksectie. De vaksectie wil bij het turnen bereiken dat de leerlingen nog meer uit zichzelf kunnen halen door middel van differentiatie. Zo wordt er tijdens de les op ieders niveau gesport. Een voorbeeld is dat de leerlingen die duidelijk een hoger niveau hebben ook eens kunnen proberen om een uitdagende oefening te doen. De vaksectie bedoelt met differentiatie dat er zoveel mogelijk onderdelen worden uitgezet, zodat er varied en random geoefend kan worden op ieder zijn niveau. Daarnaast zal turnen gebruikt worden bij het B&R en dit in de trand van hulpverlenen. Bij B&M wordt er veelal geoefend met het ritme van de muziek en de eigen vaardigheid om tot een dans te komen. Deze dans moet ontstaan na de lessen van de docent zodat de leerlingen zelfstandig aan de slag kunnen om dit voor elkaar te krijgen. Deze zelfstandigheid komt overeen met de visie van de school die dit toejuicht. Deze dans wordt door de docent beoordeeld. De vaksectie denkt dat hier een aantal lessen voor nodig zijn om een goed resultaat te kunnen boeken. Bij bewegen en muziek worden vooral de standaard pasjes gebruikt en als de leerlingen het leuk vinden mogen zij hier zelf een uitbouw in verzinnen.
12
Bij Atletiek gaan de leerlingen aan de slag met speerwerpen, kogelstoten, verspringen, de hink stap sprong en duurlopen. In de lessen zullen de verschillende technieken van de verschillende onderdelen besproken worden, en de leerling zal dit zo goed mogelijk proberen aan te scherpen. Daarnaast komt B&G terug bij het atletiek, meer hierover zult u vinden in 4.1.3. Er wordt beoordeeld op de techniek, het resultaat en de veiligheid. Zeker bij de onderdelen speerwerpen en kogelstoten is veiligheid een belangrijke factor in de ogen van de vaksectie. Hier zal dan ook veel over gesproken worden met de leerlingen. Het onderdeel zelfverdediging bestaat uit judo omdat de vaksectie vindt dat judo een goede manier is om leerlingen te leren om op een normale manier met elkaar om te gaan. Het kan goed zorgen voor respect naar elkaar in de klas, en het “aan elkaar zitten” is niet raar. Ze zullen een aantal houdgrepen moeten leren, en deze uitvoeren voor een cijfer om te laten zien dat zij op een geschikte manier met elkaar om kunnen gaan. De zogenaamde 3-eenheid zal worden aangeleerd aan de leerlingen. De leerlingen zullen genoeg de tijd om de basis van het judo te leren. Vooral sociaal zal dit goed zijn voor de leerlingen. Ook is er tijd ingeroosterd voor verschillende vormen van tik- en afgooispelen. Door de verschillende tik- en afgooispelen hopen wij de leerlingen verschillende tactieken bij te brengen om er goed voor te zorgen dat zij door middel van teamwork een goed spel kunnen neerzetten. Ook hier vindt de vaksectie het erg belangrijk dat de leerlingen het spel in ieder geval sociaal goed met elkaar kunnen neerzetten. Als keuze voor de leerlingen met betrekking tot de nieuwe bewegingsactiviteiten is er gekozen voor de sporten flagfootball, jongleren en freerunning in het pre-examenjaar en fitness, boksen en salsa in het examenjaar. Deze activiteiten zijn door de vaksectie gekozen omdat er wordt aangenomen dat deze sporten uitdagend zijn voor de leerlingen en het daarnaast ook haalbaar is om te beoefenen in de bewegingscultuur wat een doel is van de vaksectie. De activiteiten kunnen in de regio Brielle beoefend worden en daar zal ook de aandacht op liggen. Van de domeinen bewegen en regelen, bewegen en gezondheid en bewegen en samenleving is de tijd vooral verdeeld is het onderdeel bewegen en regelen. De vaksectie denkt dat het belangrijk is dat de leerlingen zelf weten hoe zij een sportieve activiteit kunnen opzetten, zodat zij hier later ook profijt van kunnen hebben. Bij de domeinen bewegen en gezondheid, en bewegen en samenleving wil de vaksectie vooral bereiken dat de leerlingen eens naar zichzelf gaan kijken en er over na gaan denken of het wel of niet goed is wat zij allemaal doen.
13
1.3 verwerkingsvragen Introductie Begripsniveau Hoe komt de visie van de school tot uiting bij het vak LO? De visie van de school komt niet voort uit 1 zin maar uit meerdere speerpunten. Het hoofddoel is om de leerlingen klaar te stomen voor een zelfstandige en verantwoorde deelname aan de maatschappij. Dit houdt in dat er in het verloop van de school carrière van de kinderen steeds meer zelfstandigheid
vereist wordt van ze. Dit wordt vertaald naar het vak LO als zijnde dat eerst de regelvaardigheid bij
de docent ligt maar met de tijd dit steeds meer gaat verschuiven als een leerling taak. De leerlingen
worden in meerdere maten zelf verantwoordelijk over een goed verloop van een activiteit. Bij B&R
wordt hier door de vaksectie veel aandacht aan besteed door dit met de leerlingen veelvuldig te
oefenen. Daarnaast gaan de leerlingen in de bovenbouw meer taken krijgen bij het helpen
organiseren en begeleiden van een sportdag. Verder wil de vaksectie dat de leerlingen bewust gaan
nadenken over de sportkeuzes die ze gemaakt hebben of dat ze willen maken zodat ze de keuzes
kunne verantwoorden voor een blijvende deelname in de bewegingscultuur.
Sluit jullie vaksectievisie aan bij de visie van de school?
De vaksectievisie die wij hebben opgebouwd komt met de visie van de school overeen. Beiden willen
we de leerlingen zelfstandig en meervoudig deelname bekwaam maken. De leerling kan zijn eigen
keuzes maken en verantwoorden waarbij een blijvende deelname in de (sport)maatschappij wordt
ontwikkeld. Ook de mate van zelfstandigheid binnen de gymlessen komen terug in onze visie.
Toepassingsniveau
Welke invloed heeft de schoolvisie op jullie vaksectievisie?
In de schoolvisie kunnen wij ons goed thuis voelen en hebben deze dan ook mee laten wegen in onze
eigen visie en vakwerkplan. Wij persoonlijk willen de leerlingen breed en veelzijdig opleiden waarbij
ze meervoudig deelname bekwaam zijn en hun keuzes kunnen verantwoorden. De school wil dat de
leerlingen zelfstandig en ondernemend zijn en in staat zijn om eigen keuzes te maken en deze te
verantwoorden.
De invloed van de schoolvisie op ons als vaksectie is dat we de leerlingen meer zelfstandigheid willen
geven. Dit komt ook terug in het PTA onder de deelgebieden B&R. Als vaksectie hebben we rekening
met de schoolvisie gehouden door hier extra uren in te steken met als doel de leerlingen
zelfstandigheid bij te brengen.
Welke invloed hebben de leerling-kenmerken op jullie vaksectievisie?
Onze vaksectie visie blijft onveranderd ten opzichte van de leerling-kenmerken. Met elke leerling
willen wij hetzelfde bereiken. De leerling-kenmerken spelen hierbij geen rol. Dit omdat de culturele,
financiële of sportieve achtergrond geen invloed heeft op het te bereiken doel van de vaksectie.
14
Hoofdstuk 2 - Visie/Verantwoording
2.1.1 Vakvisie – Stuit, Daniël
2.1.1.1 Algemeen doel van het vak
Om te beginnen met het afvragen wat het algemeen doel van het vak is moet je jezelf afvragen of
bewegen als doel of als middel centraal staat in mijn les. Ik ben van mening dat ik de leerlingen wil
laten bewegen als doel. Ik vind namelijk dat bewegen als doel ook de bedoelingen van bewegen als
middel raken. Zo vind ik dat de doelen bij het bewegen als middel, bijvoorbeeld ‘bewegen tegen
zittenblijvers, of bewegen ‘als ontspanning of afleiding tussen het geweld van al die cognitieve
vakken’, ook behaald worden bij het bewegen als doel. Ga ik namelijk mijn leerlingen laten bewegen
als doel, kan ik mijn lessen ook dermate inrichten dat ze ook cognitief bezig zijn en daarmee afleiding
krijgen van alle andere cognitieve vakken die de leerlingen aangeboden krijgen.
Een andere motivatie voor mijn keuze op het bewegen als doel, is omdat ik wel degelijk over wil
brengen op de leerlingen dat sporten een mooi iets is om jezelf te profileren. Mijn passie voor sport
en al het goede daaromheen wil ik graag overbrengen op mijn leerlingen.
Het algemene doel van ons vak is om uiteindelijk iedere leerling bekwaam te maken voor een
verantwoorde, zelfstandige, perspectiefrijke en blijvende deelname aan de Nederlandse
bewegingscultuur, ofwel ‘meervoudig deelname bekwaam’ te maken. De leerlingen zullen niet alleen
‘meervoudig deelnam bekwaam’ worden, maar ook ‘meervoudig handelingsbekwaam’. Onder deze
laatste term valt het kunnen bewegen vanuit verschillende invalshoeken, zoals; motorisch gebied
(beter leren bewegen), cognitief gebied (leren over bewegen), sociaal gebied (leren samen te
bewegen) en emotioneel gebied (plezier krijgen in bewegen).
De ontwikkeling van de leerlingen moet te allen tijde plaats kunnen vinden in een prettige
pedagogisch klimaat voor elk individu. In het pedagogisch klimaat zijn aanwezig; een veilige sfeer op
het gebied van Docent, Leerling, Taak en Context, een situatie waarin leerlingen succes ervaren,
gemotiveerd raken en uitgedaagd worden. Hierdoor moet elke leerling zich op zijn/haar
gebied/niveau kunnen ontwikkelen en ontplooien, zonder dat hij/zij zich hierbij niet prettig/veilig
voelt.
Wanneer we naar ons vak kijken moet deze breed en veelzijdig zijn. Met breed wordt verstaan dat er
veel verschillende sporten aan worden geboden. Met veelzijdige bekwaamheid wordt bedoeld dat de
leerlingen vanuit verschillende invalshoeken deze sport kunnen benaderen. (sporter, scheidsrechter,
coach). De leerlingen hebben door deze verschillende invalshoeken een completer beeld van de
sport en dus ook een beter beeld of ze deze sport in de bewegingscultuur uit willen voeren ja of nee.
Ik ben van mening dat je in ons vak niet alleen de traditionele sporten aan moet bieden maar dat je
ook met trendsporten mee moet gaan. Denk hierbij aan long boarden, klimmen of laser gamen wat
uiterst actueel is op dit moment. Doordat je vernieuwende sporten aanbied blijf je op de hoogte van
de laatste trends wat de leerlingen zeer waarderen. Je verplaatst je in de tegenwoordige tijd waar de
leerlingen in leven met betrekking tot sport.
15
2.1.1.2 Naamgeving van ons vak
Voor de naamgeving van ons vak zijn verschillende keuzes mogelijk, waaronder: bewegingsonderwijs,
gymnastiek, lichamelijke opvoeding of lichamelijke oefening.
Wat betreft de naamgeving vind ik dat het een naam moet zijn, waarin ik me kan vinden, en waarbij
mensen ook de juiste associaties maken. Bij bijvoorbeeld ‘gymnastiek’ heeft iedereen nog een beeld
van een oude sporthal waarin alleen maar rek en strek oefeningen gedaan worden. Om tot een
passende benaming te komen ben ik bij mezelf verschillende namen van ons vak na gegaan, en heb
ik vanuit mijn eigen perspectief bekeken wat voor gevoel dat bij mij opwekt.
Sinds een jaar of woed de discussie of er gekozen moet worden tussen lichamelijke opvoeding of-
oefening. Als je deze 2 termen leest roept dit verschillende beelden bij mij op. Als je denkt aan
lichamelijke oefening krijg ik een beeld van constant dezelfde beweging uitvoeren in een blocked
vorm. Er wordt dus niet anders gedaan als de beweging oefenen. Bij lichamelijke opvoeding heb je
dit beeld niet en kijk je ook eerder naar het sociale en cognitieve vlak. Echter zie ik hier geen beeld
terug van bewegen en gezondheid of het verbeteren van je eigen motorische vaardigheid.
Ik kies zelf voor bewegingsonderwijs omdat dit het meeste aansluit bij mijn gedachten gang. Ik kan
mij vinden in de naam omdat je leer niet alleen over het bewegen zelf (motorisch) maar je leert ook
op cognitief gebied (leren over bewegen) en bewegingsonderwijs komt ook terug in het sociale
gebied (samen leren bewegen). Al deze vormen zijn een vorm van ‘’onderwijs’’ wat betekend dat je
competenties aangeleerd worden. Doordat deze 3 gebieden allemaal de term bewegingsonderwijs
raken kies ik hiervoor.
16
2.1.1.3 Visie op mens als sporter
Bewegen is vanuit mijn visie gezien het beoefenen van bewegings- en sportsituaties waarbij de
leerlingen lichamelijke inspanning leveren. Hierbij is er geen twijfel over mogelijk dat bewegen de
gezondheid bevordert. Sporten is niet noodzakelijk voor iedereen maar door de lessen
Bewegingsonderwijs kan je als docent toch je steentje bijdragen aan de gezondheid van de
leerlingen. Dit kan op geestelijk en lichamelijk gebied. Tijdens de lessen Bewegingsonderwijs kan je
de geestelijke gezondheid wellicht bevorderen door er voor te zorgen dat elke leerling plezier heeft
tijdens het bewegen. Voor de lichamelijke gezondheid is er aangetoond dat je meer dan 4 uur per
week zou moeten sporten wil dit positieve gevolgen hebben voor de vet vrije massa van het
lichaamsgewicht. Toch kan je dit indirect als docent bevorderen door de leerlingen tijdens ze lessen
te motiveren zodat ze naast de lessen nog meer gaan sporten en wel het minimum van 4 uur sporten
bereiken. Het zorgen voor een gezond lichaam is een gunstig bijkomend effect tijdens de lessen
Bewegingsonderwijs. Bewegen is het doel, maar door het sporten kan de docent indirect bijdragen
aan het begin van een gezonde levensstijl.
Toetsing Wanneer er tijdens de lessen Bewegingsonderwijs onderdelen moeten worden afgesloten, kan dit op verschillende manieren worden getoetst. Hierbij kan je denken aan het geven van een onvoldoende, een voldoende of een goed. Ook is er een mogelijkheid om een cijfer te geven, waarbij dit een onvoldoende of voldoende kan zijn. Verder is het belangrijk wat je meeneemt in zo’n beoordeling en waarop je dus eigenlijk beoordeelt. Vind je de inzet belangrijk, het gedrag, is er verschil tussen technische en tactische uitvoeringen etc.? Vanuit mijn visie wil ik gaan beoordelen door middel van cijfers. Dit betekend dat de inzet van de leerlingen niet direct word beoordeelt. Ik denk dat wanneer leerlingen zich volledig inzetten, ze een zo hoog mogelijk niveau kunnen behalen en dus beoordeelt kunnen worden met een cijfer. De inzet heeft dus wel degelijk een indirecte invloed op het cijfer. Verder is er een verschil tussen technische en tactische uitvoering. Wanneer deze twee soorten in één onderdeel moeten worden beoordeelt wil ik twee cijfers geven zodat je hieruit een gemiddeld cijfer volgt. Dit omdat de leerlingen bij een technische uitvoering op zichzelf zijn aangewezen waarbij ze hun eigen niveau kunnen behalen. Hierbij moeten ze de beweging technisch zo goed mogelijk uitvoeren. Bij een tactische uitvoeren ben je op elkaar aangewezen waardoor de leerlingen samen een sportsituatie beoefenen. Het coachen en zien van bepaalde fouten en mogelijkheden is hierbij iets waar je als docent op moet letten. Voorbeeld van de visie op mensen Tijdens de lessen ‘Visie’ zijn er drie voorbeelden gegeven van de visie op mensen. Hierbij is er een keuze uit: De mens gezien als biologisch-vegetatief wezen, De mens als een te conditioneren wezen, De mens gezien als een relationeel wezen. De mens gezien als biologisch-vegetatief wezen. Er wordt vanuit gegaan dat de mens volledig is te vormen, waarbij er geen oog is voor het menselijke. Het gaat erom om kracht en uithoudingsvermogen van de leerlingen te bevorderen. Dit vind ik te extreem omdat ik denk dat de leerlingen hier totaal geen plezier mee beleven. En omdat dit ook niet haalbaar is met twee lesuren Bewegingsonderwijs per week.
17
Ook heb je een mens als een te conditioneren wezen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat gedrag te conditioneren is. Er is eenzijdige communicatie, de docent geeft aan hoe het moet en de leerlingen doen het na. Het stimulus-respons systeem wordt hierbij gebruikt. Ook dit is niet de manier van werken die ik ambieer. Er is nog te veel eenzijdige communicatie, dus de leerlingen kunnen niet zelfstandig werken. Mijn keuze gaat uit naar de visie van ‘De mens gezien als een relationeel wezen’. Het menselijk bewegen staat hierbij in relatie met de omgeving via het menselijk lichaam. Ook is de mens in relatie met personen in de omgeving, met dus meer tweezijdige communicatie. Dit vind ik erg belangrijk zodat de leerlingen zelfstandig kunnen werken en van elkaar kunnen leren. De mens is uniek en creatief. Hieronder versta ik dat iedereen op zijn of haar eigen niveau moet bewegen. Hierdoor behaald iedereen zijn of haar eigen niveau, dit heb ik al eerder uitgelegd. Ook is de mens een geheel van lichaam en geest wat neerkomt om een relationeel mensbeeld, wat ook al eerder is uitgelegd.
18
2.1.1.4 Visie op de bewegingscultuur
Naar mijn mening is de begrip bewegingscultuur heel breed en ik zal allereerst mijn eigen beeld
hiervan weergeven. De bewegingscultuur bestaat voor mij uit alle activiteiten op het gebied van
bewegen en sport, zoals die in de (huidige Nederlandse) maatschappij verschijnen. Tijdens deze
activiteiten staat bewegen dus centraal en niet als middel. De sporten kunnen overal beoefend
worden waarbij je moet denken aan een sportvereniging, op straat in de sporthal of op het
schoolplein. Onder de bewegingscultuur valt een breed en diepgaand aanbod dat bestaat uit een
(grote) variatie aan activiteiten, waardoor het mogelijk is voor leerlingen om aan veel activiteiten
mee te doen. Gezien de vele keuzes die leerlingen hebben voor bepaalde activiteiten is het van
belang dat de leerlingen kiezen welke sport aansluit bij hun kunnen, deelnamemotieven en hun
wensen in de sport.
In het vierveldenmodel staan naar mijn idee eigenlijk alle denkbare sporten die gegeven dienen te
worden op school. Ik kies er bewust voor om vanuit alle hoeken van het model activiteiten aan te
bieden, zowel traditioneel als vernieuwend als formeel en informeel. Verder dien je een afwisselend
aanbod hieruit te geven met verschillende invalshoeken hierbij. Zo hou je je lessen gevarieerd
waardoord de kinderen een breed aanbod voorgeschoteld krijgen van verschillende sporten welke
de interesse kunnen wekken bij deze leerlingen.
Links bovenin staan de meest voorkomende sporten welke ik vind dat deze sowieso behandeld dient
te worden. Hieronder vallen onder andere voetbal, hockey, atletiek en racketspelen. Rechts bovenin
staan sporten die nieuw zijn, maar wel echt binnen bepaalde regels uitgevoerd dienen te worden.
Links onderin staan activiteiten waarin meer ruimte is voor een eigen inbreng van de leerlingen.
Hierin komen de andere rollen dan bijvoorbeeld de beweger aanbod. Denk hierbij vooral aan de rol
als coach. Rechts onderin staan sporten die veelal in de vrije tijd van leerlingen uitgeoefend worden.
Dit worden alternatieve/vernieuwende sporten genoemd waarbij het bewegen met veel eigen
inbreng centraal staat en waar geen regels aan vast zitten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan recreatief
free runnen of wave boarden op een meer.
19
Mensbeeld
Naar mijn mening bewegen wij, mensen, om tot interactie te komen met de wereld waarin wij leven.
Gedurende mijn eerste twee studiejaren aan de HALO ben ik in aanraking gekomen met de
‘betekenisvolle context’ en ‘sturend arrangement’. Zorg ervoor dat er een context gecreëerd word,
waarin jij als docent eigenlijk niets meer hoeft te vertellen: leerlingen zien het en gaan erin bewegen.
In eerste instantie geloofde ik hier niet zo in, laten we het houden op ‘sceptisch’, maar na mijn stage
aan de Openbare Montessorischool in Spijkenisse ben ik wel degelijk overtuigt hiervan. Zodra de
leerlingen een voorwerp zien kunnen ze deze gelijk linken aan een activiteit waarvoor deze bedoeld
is. Dit is echter niet voor iedereen gelijk. De ene zal een bal zien liggen en wil en tegen slaan of
gooien en de andere zou tegen deze bal willen schoppen.
Om tot een handeling te komen zoals hierboven moet je er toch wel eerst kennis mee gemaakt
hebben, bijvoorbeeld in de lessen bewegingsonderwijs op school.
Ik vind dus dat de mens, bestaande uit lichaam en geest, handelingen ondergaat om tot interactie te
komen met zijn/haar wereld op de manier die voor hem/haar betekenisvol is.
Beweegbeeld
Als je kijkt naar beweegbeeld wil ik de link maken van substantieel en relationeel aan gesloten en
open vaardigheden. Ik heb geleerd dat gesloten vaardigheden vooral voordoen bij een substantieel
aanleren van vaardigheden. Andersom dat openvaardigheden perfect lenen in het relationele beeld.
Neemt niet weg dat dit een grijze gebied is en dat er wel raakvlakken zijn.
Als je kijkt naar turnen zie je het volgende; technieken bij bewegingen moeten geoefend worden om
tot de juiste beweging met de juiste techniek te komen, dit geeft het meest constante resultaat als
de beweging ingeslepen wordt. Het zou echter wel mogelijk moeten zijn om deze technieken ook in
andere arrangementen te moeten kunnen trainen/oefenen; dus het random en varied oefenen
volgens ’n relationeel beeld.
In het aanleren van bewegingen wil ik zo veel mogelijk op zoek gaan naar het aanleren van
bewegingen in gevarieerde contexten en daarmee positieve transfers bevorderen.
Zoals hierboven staat vermeld wil ik dat er veel verschillende bewegings- en sportsituaties kunnen
worden uitgevoerd, wat betekend dat er veel verschillende activiteiten in mijn vierveldenmodel
staan. Dit zijn dus formele, vernieuwende, informele en traditionele sporten. De sporten die
hieronder vermeld staan zou ik graag in mijn lessen Bewegingsonderwijs aanbieden, de vraag is
alleen of dit tot de mogelijkheden behoort.
20
Nummer 1: formeel vernieuwende sporten
- Rugby
- Ultimate frisbee
Nummer 2: informeel vernieuwende sporten
- Klimmen
- Free running
- Skaten
- Boogschieten
- Acrogym
- Flag football
- Mountainbiken
- Wielrennen
Nummer 3: informeel traditionele sporten
- Badminton
- Straatvoetbal
- Tennis
- Hardlopen
- Tafeltennis
- Dansen
- Schaatsen
Nummer 4: formeel traditionele sporten
- Zwemmen
- Voetbal
- Hockey
- Basketbal
- Turnen
- Volleybal
- Handbal
- Korfbal
21
2.1.1.5 Visie op onderwijs en leren
Op mijn stages heb ik gemerkt dat het behavioristisch lesgeven noodzaak is voor het aangeven van
mijn grenzen. Ik ben van mening dat de leerlingen duidelijke kaders nodig hebben, en dat leerlingen
ook leren door te ‘voelen’ (wie niet horen wil, …).
Maar, het is naar mijn mening niet nodig om dit de gehele les te volgen. Ik ben van mening dat je je
leerlingen met het navolgen van deze leertheorie niet opleid/opvoed tot iemand wie op een
zelfstandige, verantwoorde manier kan deelnemen aan de bewegingscultuur, zoals de KVLO wel in
haar kerndoelen stelt.
Tevens heb ik in mijn stage ondervonden dat ik het prettig vond werken om vraag gesteld les te
geven. Ik heb ondervonden dat je daardoor ook de aandacht houdt bij de groep en dat je de kinderen
ook inspraak geeft in het deel dat jij deelt met ze. Zodra ze betrokken blijven en zelf aan het denken
gezet blijven worden, hoef je een verhaal ook maar 1 keer te vertellen omdat ze opletten tijdens je
verhaal. De leerlingen zijn hierdoor in staat om het ook aan elkaar uit te leggen waardoor de
informatie ook langer blijft hangen in het geheugen. Ook hierbij wil ik weer teruggrijpen op het
eerder genoemde KVLO kerndoel: de leerlingen moeten uitgroeien tot zelfstandige, verantwoorde
deelnemers. Dit wordt niet bereikt door alles voor te kauwen voor de leerlingen maar door ze zelf
aan het denken te zetten op een zelfstandige manier. Zelf kan ik me vinden in het constructivisme.
Als voorbeeld: als ik een hindernisbaan uit zet kan ik vertellen hoe iedere hindernis genomen dient te
worden. Ik kan ook zeggen; “neem de baan op een veilige manier, op de manier zoals jij denkt dat die
hindernis goed is”. In dat laatste geval maak ik dus gebruik van aanwezige vaardigheden, parate
kennis en eventueel behoefte op manier van bewegen, in relatie met de binnenkomende informatie
van mij (vooral veiligheid) en de voorbeelden van de medeleerlingen (= cognitivisme).
Zelf vind ik het principe ‘’multi-inzetbaarheid’’ belangrijk binnen mijn lessen. Ik denk dat het goed is
om vaardigheden in meerdere contexten te kunnen, maar ook om uit verschillende manieren de
juiste opdracht kunnen halen. Zo kan je presteren in veranderende omstandigheden. Voornamelijk
door het vak ‘Activerende Didactiek’ op de HALO ben ik erg gecharmeerd geraakt door de
verschillende mogelijkheden waarmee je leerlingen aan het werk kunt zetten, en bewust geworden
van hoe je zo veel mogelijk ‘leersoort’-leerlingen (tactiel, visueel, enz.) kunt aanspreken.
De conclusie die ik dus met betrekking tot de leertheorieën kan trekken is dat ik niet abstract volgens
één theorie les wil geven, maar met behulp van een mengelmoesje.
22
2.1.1.6 Vakvisie volgens ‘model van Crum’
Ik ben van mening dat er voor een fysiologisch doel te weinig lesuren gemaakt worden in het LO in
het onderwijs van tegenwoordig. Om hier wel verschil in te krijgen moet je drie maal per week
intensief sporten en deze ruimte is er niet helaas.
Het biologisch georiënteerd lichaamsoefeningenconcept van Crum is dus niet toepasbaar in dit
opzicht. Echter zou ik mij wel meer in dit concept kunnen vinden als het ‘Bewegen & gezondheid’
centraal staat. Denk bijvoorbeeld aan een (minimaal) 6 weken lang fitness, of BSM/SDV/LO2/o.i.d.
Gedeeltelijk kan ik mij vinden in het vorming theoretisch lichamelijk opvoedingsconcept. Ik weet
zeker dat sporten grenzen kan verleggen bij een persoon. Een enkele leerling heeft bijvoorbeeld
vrees voor het maken van een overslag; maar ik weet zeker dat het na een lessenreeks zal lukken en
dat deze leerling een boost zelfvertrouwen zal krijgen. Dit concept gaat er van uit dat door het
sporten het pedagogische effect vanzelf komt door het bewegen. Dit vind ik wel interessant, want
dergelijke situatie is volgens mij wel gewenst als nevendoel in je lessen, en naar mijn mening ook
zeker al bewezen: sporten verbroedert zeker.
Het personalistische bewegingsconcept gaat ervan uit dat iedere leerling op zijn/haar eigen niveau
beweegt. Hiervan ben ik een voorstander. Je moet nooit boven of onder je kunnen sporten, dit is
namelijk zeer onprettig. Zoals ik dit concept echter lees, komt dit concept als heel statisch op me
over: iedere leerling in zijn/haar eigen bubbel in de zaal droge rek-strek oefeningen doen. Dat laatste
zal echter nooit gebeuren want die tijden zijn we gepasseerd.
Ook met het vierde concept (conformistische sportsocialisatie) ben ik het gedeeltelijk eens. Ik ben
voor het vertrouwd laten worden met genoemde zaken, maar tegen de hierin genoemde manier
(gesloten, directe instructie). In een enkel geval is dergelijke sturing wel nodig, maar volgens mij
zeker niet wenselijk.
De stelling ‘niet socialisatie door sport maar in sport’ vind ik een goed streven. Ik heb eerder al
aangegeven dit wenselijk te hebben.
In het vijfde concept (kritische constructieve bewegings- socialisatieconcept)komt als eerste de
naschoolse sport aan bod. Deze visie is zeer actueel, en daarmee ook heel toepasselijk. Mede door
de ‘voorbereiding op sportdeelname in wisselende rollen, vanuit meerdere motieven’ (Multi-
inzetbaarheid) kan ik mij vinden in dit concept. Tot dusver kan ik geen tegenargumenten vinden om
dit concept, het kritisch constructief bewegings- socialisatieconcept, te weerleggen.
De conclusie die ik trek t.b.v. ‘Crum’ is dat ik mij dus slecht in één concept volledig kan vinden, en dat
de overige concepten allemaal ‘wel wat hebben’.
Net als bij de leertheorieën komt het er hier op neer dat ik zal streven / mij kan vinden in het
aanbieden van de concepten in een mengelmoes-vorm.
23
2.1.1.6 Toekomstvisie
Actuele ontwikkelingen Het bewegingsonderwijs begaat een ontwikkeling. Zo wordt er in het bewegingsonderwijs steeds
vaker gebruik gemaakt van een SOK programma (sport oriëntatie keuze programma). Hierin worden
sporten aangeboden die niet in het regulieren bewegingsonderwijs worden gegeven. De leerlingen
kiezen zelfstandig verschillende sporten/ sportactiviteiten die ze aangeboden willen krijgen.
Ik vind dit een positieve ontwikkeling aangezien de verbreding van de sportkennis erg belangrijk is.
Om een nog bredere sportopvatting te creëren. Ik zou willen dat er op elke school gebruik word
gemaakt van het SOK programma. Dit zou leerlingen kunnen helpen een intrinsiek doel van later te
ontwikkelen. Hier bedoel ik mee dat ze uit verschillende sporten een sport kiezen die ze willen/ gaan
beoefenen naast de lessen bewegingsonderwijs.
Toekomstscenario 2028 Ik kies het scenario ‘Wegwijs in bewegingscultuur’. Hierin gaat het om meervoudige deelname
bekwaamheid in een meervoudige bewegings- en sportcultuur. Ik vind dit belangrijk. De leerlingen
moeten bewegingsvaardigenheden én regelvaardigheden leren. Hierdoor kunnen ze een
meervoudige deelname aan de bewegings- en sportcultuur invullen. Niet alleen het kunnen
beoefenen van de sport maar ook het kunnen organiseren en reguleren van een sport- en/ of
spelsituatie. Doordat deze onderdelen worden aangeboden in de lessen bewegingsonderwijs kunnen
de leerlingen later eventueel een bijdrage leveren aan de bewegings- en sportcultuur.
In dit scenario gaat het ook om een grondige sportoriëntatie keuze. Het belang van een SOK
programma heb ik in het bovenstaande kopje ‘actuele ontwikkelingen’ uitgelegd.
Gevolgen voor de schoolpraktijk Voor de docent zullen de gevolgen van het SOK programma zichtbaar zijn in het aanbod van veel
verschillende sport- en/ of spelsituaties. Er zullen docenten zijn die maar een bepaald aantal sporten
aanbieden, zoals basketbal, voetbal, volleybal en softbal. Deze docenten zullen zich moeten
verdiepen in een groter aantal sporten om te kunnen voldoen aan het SOK programma. Ook is het
voor de docent van belang om zich te verdiepen in de regelvaardigheden van het grotere aanbod van
sporten. Ze moeten de leerlingen in elke sport- en/ of spelsituatie de nodige informatie kunnen
geven, zodat de leerlingen de bewegings- én regelvaardigen onder de knie krijgen.
Doordat leerlingen in hun studieloopbaan de sport oriëntatie keuze krijgen voor geschoteld, zouden
professionals meer leerlingen kunnen verwachten. Hiermee bedoel ik dat er vanuit de school voor
gekozen kan worden dat niet de docent de les geeft, maar een professional. Wanneer dit het geval is
zal er voor de professionals meer werk ontstaan. Wanneer zich het tegenovergestelde voordoet en
de docent heeft genoeg kennis om alle lessen van het SOK programma te geven, zal dit niet positief
uitpakken voor de professionals. De situatie zal voor de professionals dan niet veranderen ten
overstaande van de huidige situatie.
Zoals eerder genoemd zullen alle leerlingen in de toekomst gebruik kunnen maken van het SOK
programma. Ook wordt er aandacht besteed aan bewegings- en regelvaardigheden. Wellicht vind
een leerling de sport die bij hem/ haar past door het SOK programma. Doordat de schoolpraktijk is
veranderd zal de toekomt van verschillende leerlingen ook kunnen veranderen. Dit in positieve zin,
de bewegingsonderwijslessen hebben indirect bijgedragen aan een meervoudige deelname
bekwaamheid in de bewegings- en sportcultuur.
De gevolgen voor de inhoud van het programma van de bewegingsonderwijslessen zullen groot zijn.
Er zal een breed sportaanbod moeten worden ontwikkeld doordat er gebruik wordt gemaakt van het
24
SOK programma. Ook zal er getoetst moeten worden op het proces en het product. Dit houdt in dat
bewegings- en regelvaardigheden op basis van toetsing gelijk staan aan elkaar.
Dit heeft tegelijkertijd invloed op de organisatie en het beleid. Wanneer docenten zelf niet de
mogelijkheden zien om het SOK programma aan te bieden zullen er externe locaties met
professionals gezocht moeten worden. De organisatie van de reguliere bewegingsonderwijslessen zal
kunnen veranderen doordat dit op elkaar afgestemd moet worden.
25
2.1.2 Vakvisie – Stoffers, Glenn
2.1.2.1 Naam van het vak
Ik vind Lichamelijk opvoeding de juiste naam voor het vak. Waarom? Omdat je tijdens de gymlessen veel te maken krijgt met stukken opvoeding. Gym is niet alleen goed voor de motorische ontwikkeling, maar ook voor de sociale en cognitieve ontwikkeling. Wanneer je samen moet spelen of samen een bewegingsuitdaging moet oplossen zal een leerling sociaal sterker worden. Wanneer een leerling door leren over een beweging ook beter inzicht krijgt in andere vakken zal een leerling cognitief sterker worden. Wanneer een leerling jou regels overtreedt, zal je hem/haar hierop moeten aanspreken en misschien wel moeten straffen. Wanneer een leerling tijdens de gym in de problemen komt, of ergens mee zit, zal je dit samen met hem/haar en/of zijn/haar ouders/leerkracht moeten oplossen. Wanneer een leerling om wat voor reden dan ook onsportief gedrag vertoont en daarbij jou regels overtreedt, zal je dit moeten oplossen. Dit zijn allemaal voorbeelden wat niet alleen met jou les te maken heeft, maar ook met gedrag van kinderen. Wanneer je het gedrag van kinderen wilt veranderen of verbeteren, ben je, vind ik, bezig met het opvoeden van die kinderen. Ze moeten via jou erachter komen wat wel en niet kan/mag. Daarom zijn afspraken en regels ook zo belangrijk in de les. De leerlingen hebben een veilige leeromgeving nodig en die zal ik als docent moeten creëren. Ik vind dat je tijdens de les veel bezig bent met het opvoeden van kinderen omdat je leerlingen vaak moet corrigeren op wat wel en niet mag en of ze het wel of niet goed doen. Ze worden zoals ik al zei niet alleen motorisch vaardiger, maar ook sociaal en cognitief. Daarnaast vind ik het ook belangrijk dat de kinderen blijven deelnemen aan de bewegingscultuur. Ik moet ze dus zo motiveren en zo’n veilige leeromgeving creëren, dat ze verder willen gaan met sporten dan alleen in de gymles. Ik vind dat dit ook voor een deel bij opvoeden hoort, want zoals ik al eerder aangaf; wanneer een kind meer gaat sporten zijn er verschillende factoren die positief beïnvloed worden. Een paar kleine voorbeelden:
Je bent weerbaarder
Je blijft slanker
Je hebt minder snel kans op ziektes
Je krijgt meer zelfvertrouwen
Je hebt minder kans op chronische aandoeningen
Ik vind dat kinderen zich hiervan bewust moeten worden gemaakt.
26
2.1.2.2 Algemeen doel van het vak
Het algemene doel van mijn lessen lichamelijke opvoeding is dat alle leerlingen zich volgens hun
eigen traject zowel sociaal als persoonlijk gaan vormen. Door veel activiteiten te gebruiken waarin
samenwerking en het contact met elkaar maken aan bod komen wil ik ze voorbereiden op de rest
van het leven. Door gebruik te maken van een speelse manier van samenwerken, denk hierbij aan
het veelvuldig gebruik maken van sport en spel, denk ik ze het beste te kunnen bijbrengen waar de
leerlingen in hun verdere leven nog profijt van gaan hebben.
Daarbij wil ik dat het pedagogisch klimaat voor ieder individu prettig aanvoelt. Tijdens een eerder
gelopen stage heb ik gemerkt dat het werken in een pedagogisch klimaat wat slechts voor een deel
van de klas 'veilig' aanvoelt, het grootste gedeelte van de klas remt in hun ontwikkeling. Hiermee wil
ik aangeven dat een kind dat zich veilig voelt zichzelf gaat ontplooien. Wanneer het pedagogisch
klimaat dus voor (bijna) iedereen 'veilig' is, zullen de resultaten daar ook naar zijn. Het pedagogisch
klimaat is dus zeer belangrijk voor het ontwikkelen van elk kind.
Wat je veelal merkt tijdens de lessen LO, is dat je vanaf het begin een veilig klimaat moet creëren. De
lessen LO zijn immers vaak de enige lessen waar leerlingen fysiek met elkaar in contact komen. Wat
ik heb gemerkt tijdens mijn H1 stage is dat, wanneer er een onveilig klimaat heerst in de klas, vooral
de minder zelfverzekerde leerlingen geremd worden in hun ontwikkelingen. Voor hun was het
pedagogisch klimaat niet veilig genoeg om hun ding te moeten doen en bleven daardoor ver achter
bij de rest van de klas.
Wanneer ik bovengenoemde situatie vergelijk met mijn stage uit H2 is die totaal verschillend. Tijdens
die stage was duidelijk te merken dat er vanaf het begin van het schooljaar gewerkt was aan het
creëren van een veilig pedagogisch klimaat. Alle leerlingen deden actief mee met de lessen en
hadden hier veel plezier in. Ze stonden ervoor open om iets te kunnen leren en dat gold zowel in
groepen als per individu
Mijn doel als docent lichamelijke opvoeding is dan ook om ervoor te zorgen dat elke leerling zich
veilig voelt tijdens mijn lessen. Dit zal ik per klas op een andere manier moeten aanpakken, maar ik
wil voor elke klas een optimaal pedagogisch klimaat creëren.
27
2.1.2.3 Visie op mens als sporter
Wat ik versta onder bewegen is: "Het deelnemen aan de bewegingscultuur, waarin ieder individu
zich veilig voelt en zich optimaal kan ontwikkelen." De beweegcultuur kan echter afhangen van je
omgeving. Welke sporten zijn er bijvoorbeeld populair, dan behoren die zeker tot de
bewegingscultuur. Maar ook wanneer een leerling een sport beoefend die niet voor iedereen is weg
gelegd behoord deze ook tot bewegen/beweegcultuur. Bewegen wordt gevormd door gedrag. Dit
gedrag wordt vaak beïnvloed door andere, maar ook je eigen beslissingen en interesses spelen een
rol in dit gedrag.
Ik zie tijdens deze omschrijving van bewegen de leerling als een relationeel wezen. Ik zie tijdens deze
omschrijving van bewegen de leerling als een relationeel wezen. In het kader van een relationeel
lichaamsbeeld kunnen ‘lichaam’ en ‘wereld’ (of ‘omgeving’) niet onafhankelijk van elkaar
gedefinieerd worden. Het lichaam wordt hier niet gezien als een isoleerbaar ‘ding’, waaraan
eventueel nog een ‘geest’ (of ‘ziel’) kan worden toegevoegd. Vanuit een relationeel lichaamsbeeld
worden mensen gezien als intentionele wezens, die – op vele manieren – een relatie met de wereld
onderhouden. Ter onderscheiding van extrinsieke relaties spreken we in dit verband van intrinsieke
relaties, en wel met name van betekenisrelaties (of ook wel van om terelaties). Mensen kunnen op
verschillende manieren met hun omgeving betekenisrelaties onderhouden. Over een bal, bij
voorbeeld, kun je nadenken, je kunt er over praten, je kunt er een schop tegen geven. Deze
verschillende manieren worden steeds met behulp van werkwoorden onder woorden gebracht, en
de mens verschijnt in dit verband dus primair als een handelend wezen. (Jan Tamboer, (febr. 2011))
Ik vind het belangrijk dat de mensen die bewegen een positieve relatie hebben met hun omgeving.
Dit alles gebeurd via het menselijk lichaam. De externe invloeden zijn dus van belang om te kunnen
bewegen. Wat ik hiermee wil zeggen is dat de veiligheid binnen een les dus gewaarborgd moet
worden. Omdat het lichaam dus in relatie staat met de wereld, is het belangrijk dat er een
vertrouwensband wordt opgebouwd met alle andere leerlingen en de vakdocent LO. Er wordt dus
een veilig omgeving gecreëerd waarin bewogen kan worden.
Mijn bewegingsbeeld is ook relationeel. Er zullen tijdens de lessen LO uiteindelijk cijfers uitgedeeld
moeten worden, maar die cijfers zijn niet het aller belangrijkste. De lessen LO draaien om het plezier
wat wordt ervaren door alle leerlingen. Hierbij komt het gedrag van de leerlingen om de hoek kijken.
Ik vind het belangrijk dat het gedrag van een leerling acceptabel is. Ik zal hierbij de uitdaging zoeken
om de juiste arrangementen toe te passen zodat de gehele klas bezig is met het uitvoeren van de
'opdracht'. Ik ben van mening dat dit het pedagogisch klimaat op een positieve manier beïnvloed,
want wanneer ieder individu alleen bezig is met zichzelf, zal een ieder zich ook optimaal (op zijn/haar
eigen manier) kunnen ontwikkelen.
Een voorbeeld:
Tijdens de lessen judo kan er gebruikt gemaakt worden van techniekgeoriënteerd judo of
spelgeoriënteerd judo. Bij techniekgeoriënteerd judo wordt veelal gebruik gemaakt van
standaardsituaties waarin iedereen op de zelfde tijd dezelfde beweging uitvoert. Terwijl bij
spelgeoriënteerd judo op een speelsere manier (maar zeker wel met judotechnieken!) judo wordt
aangeboden.
Dan wordt er tijdens de judolessen gebruik gemaakt van de volgende volgorderegels:
28
1. van gescheiden functies naar wisselend initiatief
2. van weinig weerstand naar veel weerstand
3. van enkelvoudige naar meervoudige balansverstoringen
4. van labiele positie naar stabiele positie.
Wanneer ik tijdens de judolessen de leerlingen aan de slag laat gaan met spelgeoriënteerd judo en
daarbij gebruik maken van deze volgorde regels. Zal dus een ieder op zijn/haar eigen niveau kunnen
sporten en zich dus ook op zijn/haar eigen manier kunnen ontwikkelen. (Jan Middelkamp, 24 febr.
2012, Judo als spel)
Een ander voorbeeld:
Tijdens turnlessen werd in het verleden voornamelijk gebruik gemaakt van blocked practice.
(Allemaal bewegen in één enkele BOLS)) Ik ben van mening dat, zeker tijdens het turnen, lessen die
volgens de blocked/random varied methode gegeven worden(het draait dus om de verschillende
arrangementen), meer leerresultaat boeken. Denk bij het turnen bijvoorbeeld aan een
bewegingsbaan. Je gebruikt (een deel) van de zaal voor het uitzetten van een bewegingsbaan turnen.
Hierin komen verschillende arrangementen te staan voor het uitvoeren van verschillende
bewegingen uit hetzelfde deelgebied. Denk aan:
- Kastdeel/Blok, Lange mat, Kast+trampoline + verhoogt vlak -> Heen
- 2 Blokken, Lange mat, Korte aanloop + trampoline + 30cm mat -> Terug
In deze arrangementen kunnen de leerlingen verschillende bewegingen uitvoeren op ieder zijn/haar
eigen niveau. Deze arrangementen zijn geschikt voor oa: De koprol, Sterksprong, met als einddoel de
salto voorover vanuit aanloop. Hiermee wil ik aangeven dat leerlingen in deze context kunnen
bewegen op hun eigen niveau en er dus voor iedereen een uitdaging is.
Dit alles sluit mooi aan bij één van de kerndoelen van Bewegen en Sport:
- "De leerling leert de hoofdbeginselen van de bewegingsactiviteiten op eigen niveau toe te passen."
(H. Stegeman, (febr. 2011))
Daar waar ik het gedrag van de leerlingen belangrijk vind, is het moeilijk om de leerlingen te
becijferen. Motivatie en inzet spelen ook een grote rol en ik vind het belangrijk dat leerlingen
stappen maken. Wanneer er dus een leerling is die zelf minder motorisch vaardig is, maar wel laat
zien dat hij/zij zich inzet en er ontwikkeling plaats vind, zal er te allen tijde een "voldoende" door mij
gegeven worden.
Er zal door mij een algemeen cijfer worden gegeven voor de vaardigheid, dit betekent dus dat de
vaardigheid wel wordt beoordeeld. Voor de minder vaardige bewegers geldt dan weer dat de
voortgang wordt meegenomen bij de beoordeling. Het zal lastig zijn om een cijfer te geven voor één
enkele klas. Er zal naar meerdere klassen gekeken moeten worden en tijdens bijvoorbeeld een
sectievergadering overlegd moeten worden hoe dit aan te pakken. Voor het beoordelen van de
vaardigheid is per onderwerp een beginsituatie nodig. Zonder beginsituatie kan er ook geen
voortgang worden beoordeeld. Deze zal dus aan het begin van elke lessenserie moeten worden
opgemaakt. Het is natuurlijk wel zo dat een goede beweger niet mag worden afgerekend op zijn
kwaliteiten. Het kan dus niet zo zijn dat een goede beweger een onvoldoende krijgt omdat zijn
voortgang minimaal is geweest. Bij een goede beweger zal er dus meer gekeken moeten worden
naar inzet en motivatie. (=bijv. houding en andere leerlingen sturen/helpen)
29
Zoals al eerder omschreven moet het pedagogisch klimaat veilig zijn. Want er wordt immers alleen
juist gedrag (bewegen) vertoont als er een veilige omgeving is. De externe invloeden hebben dus veel
invloed op de beweger. Wanneer er onjuist gedrag vertoont wordt ('fout' bewogen) zal hier wat over
moeten worden gezegd. Ieder individu is anders en op zijn/haar eigen manier creatief. Zeker
wanneer je een docent bent heb je met al deze onderlinge verschillen te maken. Ik heb zelf ervaren
dat de ene 2 HAVO klas niet de andere 2 HAVO klas is. Hierdoor zal je als docent per klas op een
andere manier ervoor moeten zorgen dat het pedagogisch klimaat in orde is.
Over het klassiek conditioneren door middel van belonen en straffen kies ik een middenweg.
Wanneer een leerling positief gedrag laat zien tijdens een les of op de juiste manier beweegt zal dit
zeker worden gestimuleerd door middel van belonen (complimenteren). Ook is het zo dat wanneer
een leerling negatief gedrag vertoont, op welke manier dan ook, deze hierop wordt aangesproken.
Dit kan op verschillende manieren, denk aan: Mondeling waarschuwen, even apart nemen en erover
praten, niet deelnemen aan het vervolg van de activiteit(en) en na de les blijven zitten voor een kort
gesprek. Al deze acties mogen niet ten kosten gaan van de les, want de les moet volgens mijn visie
als plezierig worden ervaren. (positief pedagogisch klimaat)
Wat tijdens de les dus belangrijk is een positief pedagogisch klimaat. Ieder kind is anders en zal zich
dus op zijn/haar eigen manier gaan vormen. Tijdens mij HF 1 stage op het VO is mij dit zeer duidelijk
geworden. Ik gaf las een twee 3 VMBO-GL klassen en in beide klassen heerste een ander klimaat. Ik
merkte dat ik tijdens beide lessen een heel andere manier van lesgeven nodig had. Dit bewijst maar
weer dat de mens in relatie staat met de personen in de directe omgeving.
30
2.1.2.4 Visie op de bewegingscultuur
"Bewegingscultuur": De cultuur waarin mensen bewegen en dus bepaald gedrag vertonen waarin elk
individu zich veilig voelt en zichzelf dus optimaal kan ontwikkelen. Zowel motorisch als sociaal als
cognitief.
Dit betekent dat er in mijn bewegingscultuur veel verschillende sporten aan bod komen. Deze
sporten hoeven niet allemaal in teamverband te zijn of op een vereniging worden beoefend, maar
ook individuele sporten die thuis of op een pleintje/speelveld kunnen worden beoefend.
Ziehier mijn vierveldenmodel:
Zoals je kunt zien worden bij mij in de les verschillende soorten sport beoefend. Zowel traditionele
als vernieuwende sporten. Ik wil natuurlijk die traditionele sporten aanbieden omdat die ook bekend
zijn bij de meeste leerlingen. Maar als er ruimte en investeringsgeld voor is om wat anders te
introduceren, sta ik daar zeer zeker voor open. Zie het Waterskiën. Dit is voor bijna alle leerlingen
nieuw. Als er tijd en geld voor is om een dag met die leerlingen een waterski-baan op te zoeken zou
dat natuurlijk fantastisch zijn. Nieuwe sport = een nieuwe uitdaging en dus nieuw gedrag van de
kinderen. Hiermee probeer ik de leerlingen nog meer enthousiast te maken voor een blijvende
deelname aan de bewegingscultuur.
31
2.1.2.5 Visie op onderwijs en leren
Tijdens mij lessen zal vooral het cognitivisme naar voren komen. Deze leertheorie sluit aan bij mijn
visie. Ik zie bewegen als een vorm van gedrag. Bij het cognitivisme wordt de persoon/mens
(beweger) gezien als "iemand" die informatie verwerkt.
Het leren wordt hierbij gezien als een proces. Bij dit proces worden bepaalde netwerken opgebouwd
die in een later stadium opgeroepen kunnen worden. Daardoor ook mijn benaming van het vak:
"Bewegingsonderwijs". Ik ga er bij bewegingsonderwijs van uit dat leerlingen iets wat ze in een
eerder stadium geleerd hebben bij een ander (nieuw) stadium op kunnen roepen. Zoals bekend
wordt de mens gezien als een verwerker van informatie. Wanneer je gebruikt maakt van een retentie
test na een 'x' aantal weken, kun je als docent zien of een leerling iets geleerd heeft. Ieder kind is
anders en leert op zijn/haar eigen manier. Door gebruik te maken van deze retentietest kun je dus
ook mooi zien of jij als docent de stof op de juiste manier hebt overgebracht aan de leerlingen.
De netwerken die hierboven zijn beschreven, kunnen dus per leerling steeds worden "verbeterd". De
netwerken zullen dus steeds worden aangepast(verbeterd). Dit houdt in dat de netwerken aan het
begin van de schoolperiode een andere vorm hebben dat aan het eind van de periode. Leerlingen
zullen oude bewegingen(uitdagingen) moeten koppelen aan nieuwe bewegingen(uitdagingen). Er zal
dus een actief leerproces zijn waarbij iedere leerling zich op zijn/haar eigen manier ontwikkeld.
Door dat actieve leerproces, blijven deze leerlingen ook steeds maar bijleren. Varied practice zal dus
een mooie vorm van lesgeven zijn van het cognitivisme. Bij elk nieuw arrangement zal er moeten
worden nagedacht door de leerlingen, over hoe ze deze bewegingsuitdaging gaan oplossen. Doordat
ze verschillende bewegingen met elkaar gaan vergelijken en ze hier ook bewust van maakt(Denk aan
turnen, handstand & overslag), ontstaat er een transfer voor deze bewegingen. Ze gaan het oude
netwerk (informatie ) oproepen om zo de nieuwe beweging zo optimaal mogelijk uit te kunnen
voeren.
32
2.1.2.6 Visie volgens ‘Crum’ Voor mijn vakvisie heb ik twee verschillende concepten van Crum (2011) gebruikt.
Te beginnen bij concept 2: vorming theoretisch lichamelijk opvoedingsconcept. Dit concept gaat ervan uit dat het bewegen een middel is voor de menselijke ontwikkeling voor waarneming en cognitie. Neem het “durven” van kinderen. Wanneer een leerling zijn grenzen verlegd zal hij/zij de volgende keer meer durven tijdens die bewegingsuitdaging. De beweging wordt “makkelijker” en zal eerder toe zijn aan een nieuwe bewegingsuitdaging. Het beweegniveau zal hierdoor positief worden beïnvloed. Het bewegen is hierbij niet gebaseerd op uitvoering, maar op plezier en motivatie. Wanneer een leerling meer succesbeleving heeft zal hij/zij ook gemotiveerder zijn voor de volgende stap. Relationeel mensbeeld -> Leerling staat centraal in zijn/haar omgeving. Het 'not learning to move' maar moving to learn vind ik ook een sterk punt van dit concept. Je leert dingen door ze te ervaren en niet door ze eerst te bekijken. In concept 3 (= het personalistische bewegingsconcept) staan ook interessante dingen die aansluiten bij mijn vakvisie. Het relationeel bewegingsconcept vind ik zeer belangrijk. Elke mens in een uniek wezen en heeft dus zijn eigen invulling op een bepaalde omgeving. Bewegen is volgens concept 3 een noodzaak om elk individu op zijn/haar eigen manier te ontwikkelen. Nog een belangrijk punt uit concept 3 is het stellen van persoonlijke leerdoelen. Niet elk lesdoel is voor elk kind haalbaar in die periode. Ik vind dat je voor elk individu een eigen doel mag stellen. Er moet wel een algemeen doel zijn aan het eind van een lessenserie maar elk kind is uniek en niet elk kind is even vaardig in een sport. Wanneer leerlingen dus zelf met een opdracht aan de slag gaan vind ik dat, mits het veilig is, ook zeer gewenst. Ik ben een voorstander van het zelf ontdekkend leren. Ik ben het dus niet eens met het biologisch georiënteerd lichaamsoefeningenconcept, hierin wordt het lichaam namelijk gezien als een instrument wat je kan vormen. Ik zie zelf het bewegen als gedrag. Dit gedrag kun je aanpassen en het bewegen dus ook. Als laatste uit het conformistisch sportsocialisatie concept, hierbij wordt veel les gegeven volgens een gesloten vorm en met instructie van docent. Ik ben een voorstander van zelf ontdekkend leren, want iedere leerling is anders. Ik zal er rekening mee moeten houden dat er veel verschillende arrangementen moeten zijn tijdens de lessen zodat iedere leerling aan bod komt in een voor hem/haar veilige en uitdagende context.
33
2.1.2.7 Toekomstvisie
Ik ben als toekomstig docent lichamelijke opvoeding van mening dat de reguliere sporten en het
bewegingsonderwijs naar elkaar toe aan het groeien zijn en dit gaat in een rap tempo. Dit is ook één
van de actuele ontwikkelingen die zich op dit moment voordoen(Brouwer et al., 2011). Denk aan de
functies van de combinatiefunctionaris. Hier is de functie van een docent lo niet alleen actief zijn
tijdens lessen LO. De docent lo is ook in dienst van de gemeente bezig met allerlei zaken omtrent de
sportfaciliteiten in deze gemeente.
In 'Human movement and sports in 2028' (Brouwer et al., 2011) worden verschillende scenario’s
genoemd. Ik kies het scenario ‘Wegwijs in bewegingscultuur’. Hierin gaat het om meervoudige
deelname bekwaamheid in een meervoudige bewegings- en sportcultuur. Ik vind dit belangrijk. De
leerlingen moeten niet alleen bewegingsvaardigheden onder de knie krijgen, maar ook de
regelvaardigheden. Door deze instelling kunnen ze een meervoudige deelname aan de
bewegingscultuur invullen. Niet alleen het kunnen beoefenen van de sport maar ook het kunnen
organiseren en reguleren van een sport- en/ of spelsituatie komt aan bod. Door deze onderdelen aan
te bieden kunnen de leerlingen later een bijdrage leveren aan de bewegingscultuur.
Door het aanbieden van SOK programma's (Sport Oriëntatie Keuze) komen leerlingen ook in
aanraking met vernieuwende sporten en sporten op verenigingen. Door deze SOK programma's
groeit het bewegingsonderwijs sterk naar de sport toe. Wat een must is bij deze SOK programma's, is
dat de gegeven activiteit (sport) wordt gegeven door een 'professional'.
Dit alles heeft uiteraard zijn bijwerkingen op het onderwijs. Zo zullen de docenten LO meer moeten
samenwerken met professionals (denk aan SOK programma's, combinatie functionaris). Door echte
sportverenigingen dicht bij het bewegingsonderwijs te brengen en die verenigingen er ook bij te
betrekken zullen er andere (positievere) contacten ontstaan tussen professionals als dat er nu is.
Dit heeft ook gevolgen voor de leerlingen en de inhoud van het lesprogramma. De inhoud van het
programma zal meer gericht zijn op de verenigingen in de omgeving. Dit heeft als gevolg voor de
leerlingen dat zij op een andere manier les krijgen en, misschien nog veel belangrijker, van een heel
ander niveau. Ik denk dat de SOK programma's van een hoger niveau zullen zijn wanneer er een prof
aan te pas komt. Wanneer een leerling les krijgt in verenigingsverband zal het niveau veel hoger
liggen dan wanneer een docent LO deze stof zal behandelen in de gymzaal.
De gevolgen voor een docent liegen er dan ook niet om. Er zullen meer organisatorische taken bij
komen dan dat er nu al zijn. Er zullen contacten moeten worden gelegd, en vooral worden
onderhouden, met professionals. De sportverenigingen uit de omgeving zullen veel meer invloed
krijgen op de lessen bewegingsonderwijs. De directie van de scholen zullen zich hier ook van bewust
moeten worden. Want als zij deze veranderingen niet zelf meemaken zal er ook niet veel van terecht
komen.
34
2.2 Beschrijving visie van vaksectie
De visie die wij hebben is om iedere leerling bekwaam te maken voor een zelfstandige-,
verantwoorde-, perspectiefrijke- en blijvende deelname aan de Nederlandse bewegingscultuur. Of
terwijl: de leerlingen ‘meervoudig deelname bekwaam’ maken. Onder het ‘meervoudig deelname
bekwaam’ maken verstaan wij uiteindelijk zelfstandig kunnen bewegen vanuit verschillende
invalshoeken. Denk hierbij aan het motorisch gebied (beter leren bewegen), cognitief gebied (leren
over bewegen), sociaal gebied (leren samen te bewegen) en emotioneel gebied (plezier krijgen in
bewegen).
Wanneer wij kijken naar de vakvisies van Crum, komt onze visie het dichts bij de derde en vijfde
vakvisie, respectievelijk het personalistische bewegingsonderwijsconcept en het kritisch constructief
bewegings-socialisatieconcept. Het eerst genoemde concept geeft al aan waar dit concept voor staat.
Elke mens in een uniek wezen en heeft dus zijn eigen invulling op een bepaalde omgeving. Bewegen
is volgens concept 3 een noodzaak om elk individu op zijn/haar eigen manier te ontwikkelen.
Nog een belangrijk punt uit concept 3 is het stellen van persoonlijke leerdoelen. Niet elk lesdoel is
voor elk kind haalbaar in die periode. Wij vinden dat je voor elk individu een eigen doel mag stellen.
Er moet wel een algemeen doel zijn aan het eind van een lessenserie maar elk kind is uniek en niet
elk kind is even vaardig in een sport. Wanneer leerlingen dus zelf met een opdracht aan de slag gaan
vind ik dat, mits het veilig is, ook zeer gewenst. Het staat voor de leerling als individu, wat terug valt
te zien in de doelen die geformuleerd zijn in persoonlijke bewegingsdoelen en in ons doel die wij
hebben van iedere leerling. Voor iedere leerling individueel is het noodzakelijk dat ze, zoals eerder
gezegd, kunnen bewegen vanuit verschillende invalshoeken.
Het tweede genoemde concept, kritisch constructief bewegings-socialisatieconcept, geeft aan dat
het vak niet alleen gaat om leerlingen beter te laten sporten of iets te leren, maar is er ook om de
leerlingen voor te bereiden op een bewegings-/sportdeelname nu en later, in wisselende rollen en
vanuit verschillende deelnamemotieven. De leerlingen voor te bereiden op de maatschappij door
ontplooiing van individuele kwaliteiten (personalistische bewegingsconcept), waarbij de
maatschappelijke toerustingstaak van het onderwijs boven water komt. Sociaal gezien is het
onderwijs meer dan alleen het ‘klaarstomen voor de status quo’.
Wanneer wij naar de inhoud van ons vak kijken dan dient deze breed en veelzijdig te zijn. Met ‘breed’
wordt hier bedoeld dat de leerlingen veel verschillende bewegings- en sportactiviteiten aangeboden
krijgen. Met ‘veelzijdig’ wordt bedoeld dat de leerlingen vanuit verschillende perspectieven
(beweger, scheidsrechter, coach, hulpverlener) kunnen bewegen.
De leerlingen zullen ieder worden geïntroduceerd in veel verschillende bewegings- en sportsituaties,
waarbij er aandacht is voor het individu en de verschillen tussen de leerlingen (persoonlijke
ontplooiing en ontwikkeling). Onze visie is hierbij dat we de leerlingen een zo breed mogelijk
sportaanbod bieden. Naast dit zeer brede en verscheidene aanbod in sport gedurende de eerste drie
jaar van de middelbare school, zal iedere leerling geleerd worden om naast, het bovenstaande wat
voor iedereen geldt, een persoonlijke keuze te maken uit het sportaanbod. Dit geleerde zal
daadwerkelijk tot uitvoering gebracht worden in de examenklassen. In deze laatste jaren van de
middelbare school zal sport specifiek en vakoverstijgend gewerkt worden. Dit moet uiteindelijk
leiden tot het kunnen maken van een gemotiveerde en onderbouwde keuze op het gebied van
(blijvende) sportdeelname van de individuele leerling.
35
2.3 Verwerkingsvragen Introductie Kennisniveau
Hoe komt het primaire doel van het vak LO terug in jullie lessen?
Beiden hebben we als doel de leerlingen meervoudig bekwaam te maken. Verschillende aspecten
worden hier aangesproken, namelijk; motorisch (beter leren bewegen), cognitief (leren over
bewegen), sociaal gebied (leren samen te bewegen) en emotioneel (plezier krijgen in bewegen). In
elke les komen deze invalshoeken aan bod. De ene les zal meer in het teken van leren op motorisch
gebied staan (bijv. turnen) en andere meer op sociaal gebied (bijv. acrogym). In het PTA hebben we
speciale theorielessen ingepland om op cognitief gebied te leren over bewegen. De koppeling met
bewegen&gezondheid, bewegen&maatschappij en bewegen®elen zijn nevendoelen om terug te
laten komen in de les.
Vanuit welke leertheorieën werken jullie?
De mate van invloed van de verschillende leertheorieën bij Daniel en Glenn is nagenoeg hetzelfde.
Beide maken we gebruik van het Behaviorisme om zo de grenzen aan te geven en ze dit ook te laten
ervaren. Het moet duidelijk zijn waar deze grenzen liggen omdat we beide van mening zijn dat een
goed pedagogisch klimaat een must is voor de ontwikkeling van de leerlingen. Ook maken we beide
gebruik van het cognitivisme, want we zijn beide een voorstander van het zelfontdekken leren. De
docent verteld in dit geval 'wat' en de leerling bepaald 'hoe'. Waar Glenn weinig echt gebruik maakt
van het constructivisme, doet Daniel dit wel. Door middel van 'activerende didactiek' zet Daniel de
leerlingen zelf, op verschillende manieren, aan het werk. Het is dus duidelijk dat we gebruik maken
van de verschillende leertheorieën. Dit houdt ook in dat we op verschillende vlakken inzetbaar zijn.
We houden niet vast aan één theorie, maar maken gebruik van een 'mengelmoesje'. Dit zal de lessen
ten goede komen, want de ene klas is de andere klas niet. Waar je bij de ene klas meer volgens het
Behaviorisme moet werken, kan je bij de andere klas veel halen uit de theorie constructivisme.
Op welke punten wijkt jullie visie af van de schoolvisie?
De schoolvisie is volgens de volgende onderdelen omschreven:
Onze school wil onderwijs geven vanuit een Bijbels perspectief.
Dat betekent voor ons: dat je leert nadenken over waarden als gerechtigheid, naastenliefde en
verantwoordelijkheid voor de schepping.
Onze school wil goed onderwijs geven.
Dat betekent voor ons: iedere leerling is een mens met eigen talenten. Wij willen leren die te
ontplooien in een goed evenwicht tussen kennis, vorming en vaardigheden.
Onze school wil door het onderwijs een goede schakel in de voorbereiding op de samenleving zijn.
Dat betekent voor ons: dat we alle leerlingen willen helpen en stimuleren op weg naar
zelfstandigheid en dat we de ouders daar graag bij betrekken.
Onze school wil onderwijs geven in een sfeer van geborgenheid.
Dat betekent voor ons: dat we weten dat er in de samenleving veel diversiteit is en dat we het
belangrijk vinden openheid, gelijkwaardigheid en respect te tonen.
36
Wij willen dat de leerlingen zelfstandig een keuze kunnen maken en deze keuzes kunnen
verantwoorden, om vervolgens een blijvende deelname in de bewegingscultuur in te nemen, waarin
ze meervoudig handelingsbekwaam zijn. Dit komt deels overeen met wat de visie van de school is. De
school heeft het hier dan voornamelijk over de zelfstandigheid maatschappij, wij hebben het
voornamelijk over de bewegingscultuur en sportmaatschappij. Wij zullen niet gaan lesgeven volgens
het Bijbels perspectief. Normen en waarden zijn zeker belangrijk, maar de waarde die in de Bijbel
geschreven zijn komen niet voor in onze visies
Op welke punten wijken de verschillende individuele visies af van de visie van de vaksectie?
Eigenlijk verschillen de individuele visies niet heel erg ten opzichte van de vaksectievisie. Dit komt
omdat we beiden eerst onze eigen visie op papier hebben gezet (als opdracht voor visie hoofdfase 1-
2) en deze vervolgens naast elkaar hebben gelegd. Hier zaten verrassend veel overeenkomsten in,
waardoor we alleen dingen hebben moeten samenvoegen waarbij het ene het andere aanvulde in
onze vaksectievisie. Het enige waarin we voornamelijk verschilde, was het toepassen van de
leertheorieën. Daniel maakt meer gebruik van het constructivisme en het behaviorisme, terwijl Glenn
meer van het cognitivisme met ‘uitschieters’ naar het behaviorisme is.
Begripsniveau
Wat zou voor jullie de naam van het vak moeten zijn en waarom?
Daar waar Glenn, bij de visie opdracht, de keuze heeft gemaakt om het vak de naam te geven van
Lichamelijk opvoeding, heeft Daniel ervoor gekozen voor de naam Bewegingsonderwijs. Na een korte
discussie met wat de pijnpunten waren van beide namen, kiezen we ervoor om de naam te
gebruiken waar Daniel voor heeft gekozen in zijn visie opdracht. De naam van het vak moet volgens
ons dus zijn: Bewegingsonderwijs. We kiezen hiervoor omdat we in ons VWP veel keuzes maken met
betrekking tot verschillende vormen van het onderwijs. Je bent niet alleen leerlingen aan het
'opvoeden' en aan het leren bewegen, maar ook over het bewegen. wij kunnen ons vinden in de
naam omdat je leer niet alleen over het bewegen zelf (motorisch) maar je leert ook op cognitief
gebied (leren over bewegen) en bewegingsonderwijs komt ook terug in het sociale gebied (samen
leren bewegen). Al deze vormen zijn een vorm van ‘’onderwijs’’ wat betekend dat je competenties
aangeleerd worden. Doordat deze 3 gebieden allemaal de term bewegingsonderwijs raken kiezen wij
voor deze naam.
Moeten jullie van jullie visie afwijken om te voldoen aan de wettelijke richtlijnen, waarom wel/niet?
Wij hebben niet van onze visie afgeweken, wel hebben we het onderwijsprogramma moeten
aanpassen, zodat het voldoet aan de wettelijke richtlijnen. Zoals eerder is aangegeven willen wij in
de eerste twee jaar van de middelbare school lesgeven op ‘normale sporten’. In klas 3/4 willen we de
verbreding induiken met een zestal 'nieuwe' sporten. Wat het enige struikelblok was, was dat je
verplicht wordt gesteld om bepaalde domeinen te behandelen. Deze zitten nu verwerkt in onze
lessen volgens het PTA. Wanneer deze verplichten zouden vervallen, is de kans groot dat het
lesprogramma er ook anders uit zou zien.
Hoe gaan jullie ervoor zorgen dat jullie aan alle wettelijke eisen voldoen en ook aan jullie visie kunnen
vasthouden?
Wij hebben ons onderwijsprogramma (PTA) zo ingevuld dat we aan onze eigen visie kunnen
vasthouden en gelijktijdig aan de wettelijke vereisten voldoen. In klas 3 en 4 vernieuwen/verbreden,
maar gelijktijdig voldoen aan de wettelijke eisen. Dit hebben we gedaan door de huidige invulling van
het PTA (Zie hoofdstuk 5.1)
37
Toepassingsniveau
Hoe zien jullie de mens als beweger/sporter?
Daar waar Glenn vooral een relationeel mensbeeld heeft (Positieve relatie met de omgeving)
beschrijft Daniel het mensbeeld als 'situatie afhankelijk'. (Verschillende situaties vinden plaats,
waarbij een van de twee verschillende mensbeelden inspraak hebben op de situatie.)
Wat betreft het bewegingsbeeld veranderd er weinig. We neigen beiden echter wel meer naar het
relationele bewegingsbeeld. (plezier en een veilig pedagogisch klimaat staat voorop, dan volgt de
rest vanzelf)
Hoe willen jullie omgaan met mensen in het vak LO?
Wanneer wij moeten gaan samenwerken met vakmensen, kiezen wij ervoor om effectief contact te
hebben met collega's. Collegiaal zullen we beide altijd zijn, maar dat moet volgens ons niet van één
kant komen. Iedereen moet duidelijk voor zich hebben wat zijn/haar visie is en welke taken hij/zij
heeft. Ook moet er van ieder een duidelijke mening zijn over verschillende zaken. We willen af van
het 'maakt mij niet uit' antwoord. Voor het mooie willen we in het begin, lees "in onze
onervarenheid" eerst aankijken hoe het er aan toegaat binnen de vaksectie voordat één van ons de
voorzittersrol overneemt. Glenn ziet de rol van voorzitter bij voorbaat al niet zitten, omdat hij liever
een duidelijk taak toegewezen krijgt waarmee hij aan de slag gaat. Wanneer er een duidelijke
structuur is binnen de vaksectie zou Daniel deze taak wel op zich willen nemen zodat hij de touwtjes
in handen heeft.
Zijn er keuzes gemaakt in het vakwerkplan met de visie van de vaksectie in het achterhoofd, die een
van jullie misschien anders had gemaakt als hij/zij de eigen visie voor ogen had mogen houden?
Hier kunnen we heel kort over zijn. Het antwoord op deze vraag is nee. Onze individuele visies zijn,
zoals al eerder gezegd is, erg gelijk aan elkaar. We vullen elkaar op verschillende vlakken aan,
waardoor beide visies sterker worden en we zo een 'hecht' team kunnen vormen.
Is je visie veranderd sinds je hem een jaar geleden op papier hebt gezet? Wat is er anders? Wat heeft
de omslag in je denken veroorzaakt?
Daniel heeft gedurende de jaren zijn visie vaak veranderd/verbeterd. Zijn kennis is dermate verbreed
dat hij zijn visie continue blijft ontwikkelen.
Glenn heeft zijn visie dit jaar nog veranderd, omdat hij zijn visie opdracht uit H1 nog moest afronden.
Glenn is echter van mening dat zijn visie nog steeds aan het veranderen is en dit komt o.a. door de
discussies gedurende deze opdracht met Daniel. Denk bijvoorbeeld alleen al over de naam van het
vak. Glenn was er stellig van overtuigd dat 'Lichamelijk Opvoeding' de juiste naam was, maar na een
discussie met Daniel was hij van mening dat 'Bewegingsonderwijs' ons vak ook mooi verwoord.
38
Hoofdstuk 3 – Situatieschets
3.1 Opdracht Accommodatie en leermiddelen
Visie
Als we kijken naar onze visie over het vak Lichamelijke opvoeding, wat volgens ons
Bewegingsonderwijs hoort te heetten, dan zijn er een paar punten die voor ons belangrijk zijn en die
ook betrekking hebben op de zaal. De leraar maar ook zeker de leerlingen moeten zich er prettig in
voelen.
Allereerst staat het beweegplezier bij ons voorop. Dit betekent dat je de lessen zo inricht dat de
leerlingen plezier hebben in het bewegen en dat ze met een goed humeur naar onze gymlessen gaan.
Dit vinden wij belangrijk zodat de kans op een blijvende deelname aan de bewegingscultuur vergroot
wordt vanuit onze visie. Dit willen we bereiken door de leerlingen veel in spelvormen te laten
werken. Dit wordt volgend hoofdstuk nader toegelicht.
Ook vinden wij het belangrijk dat de leerlingen bezig zijn met vernieuwende sporten. Dit om de
leerlingen in aanraking te laten komen met sporten die ze zelf nog nooit ervaren of gedaan hebben.
Dit neemt wel mee dat hier wel het materiaal/arrangement voor moet zijn.
Samen vinden wij het ook belangrijk dat de intensiteit hoog is binnen onze lessen LO. Dit kan je
bereiken door de leerlingen veel te laten bewegen door activiteiten zo uit te kiezen en in te richten
dat er zo min mogelijk kinderen stil zitten langs de kant. Het meest ideale is als alle kinderen actief
zijn in de zaal.
Een grote zaal zal hierbij helpen zodat de leerlingen veel bewegingsruimte hebben. Je kan dan
meerdere activiteiten neerzetten waarbij alle leerlingen per activiteit aan het bewegen
39
Van visie naar de praktijk De schoolvisie stelt het welbevinden van alle leerlingen centraal. Dit houdt dan in dat er veel op
niveau van het individu bewogen dient te worden. Wanneer je dit concreet om gaat zetten naar
bewegingssituaties, houdt dit in dat er in vakken gewerkt gaat worden.
Wanneer je bijvoorbeeld een spel basketbal wilt spelen kun je dit op een klein veld spelen maar je
kan ze ook de beleving meegeven van een groot veld waar intensiever bewogen kan worden. Je
brengt ze dichterbij de realiteit in de bewegingscultuur.
Verder hoort het beweegplezier voorop te staan en is het een doel om de kinderen naar de
bewegingscultuur te krijgen. Door veel spelvormen aan te bieden proberen wij dit te bereiken
waarbij ruimte ook heel nuttig voor is.
Door homogene groepen te maken kan bijvoorbeeld de helft van de klas in een halve zaal een
spelsport gaan doen, en de andere helft atletiek of turnen. Door de groepen op te splitsen win je aan
de financiële kant, want er is minder materiaal nodig. En zo kan er meer resultaat worden geboekt in
het welbevinden van de leerlingen. Want wanneer een leerling op zijn of haar niveau beweegt is dit
goed voor het welbevinden.
Deze visie van de school en de vaksectie zorgt er dus voor dat er in theorie minder materiaal nodig
zou moeten zijn. Toch worden er soms wel klassikale (spel)lessen gegeven waarbij iedere leerling een
bal nodig heeft. Daardoor is er wel veel materiaal nodig. Zeker bij een grote klas van 30 leerlingen.
40
Opvallende gevolgen
Als we de meest opvallende gevolgen op een rijtje moeten zetten voor onze vernieuwde gymzaal komen we op de volgende 5 punten uit:
1. Voldoende bewegingsruimte In onze nieuwe gymzaal zijn wij opzoek naar voldoende bewegingsruimte. Hierin willen wij dus een volledig basketbal veld in kunnen verwerken maar daarnaast hou je nog ca. 2 meter over. Wij veronderstellen dat deze gymzaal groot genoeg is om de intensiteit van de lessen hoog te kunnen houden.
2. Creatief gebruik van het materiaal
Het beschikbare materiaal wat zich in de zaal bevindt kan gebruikt worden voor het
uitvoeren van creatieve organisaties en dergelijke, maar hier is wel de nodige inspiratie
nodig. Van de docent zal dus wel verwacht moeten worden dat er veel materialen op zo’n
manier worden gebruikt zodat deze situaties ook veilig blijven, maar hier wel op creatieve
manieren gebruik van wordt gemaakt. Ook is het van belang dat de leerlingen wel nog het
maximale leerresultaat kunnen behalen, al zijn de materialen op sommige punten
geïmproviseerd.
3. Vernieuwende arrangementen Zoals frisbees of bmx’en. Je wilt tijdens je lessen LO aandacht besteden aan vernieuwend onderwijs maar bent hiervoor soms afhankelijk van het materiaal wat je tot je beschikking hebt. Door dit al in huis te halen kun je hier veel makkelijker op inspelen. Je kunt ze nu een fiets-balanceer parcours laten afleggen door de zaal of je kan vernieuwende sporten uitoefenen zoals ultimate frisbee of lacrosse.
4. Whiteboard Wij zouden graag beschikken over een whiteboard in onze gymzaal. Dit omdat we hierop de activiteiten duidelijk kunnen tekenen zodat dit ook zichtbaar is voor leerlingen. Hierop kan je nog meer informatie vermelden over de activiteiten zoals aandachtspunten.
5. Differentiatie Door het welbevinden van de leerlingen centraal te stellen dient er veel gedifferentieerd te worden. Dit kan er voor zorgen dat er veel materiaal nodig is, maar dat hoeft niet. Dat ligt allemaal aan de keuzes die de docent maakt met zijn klas. Bij de ene klas werkt een klassikale les wel, en bij een andere klas werkt een vakken les vele malen beter. Er dient dus voldoende materiaal aanwezig te zijn om op verschillende manier te differentiëren.
41
Situatieschets
Op de volgende pagina’s staat schematisch weergegeven welke bedragen gereserveerd dienen te
worden op basis van de accommodatie zoals deze er nu staat, rekening gehouden met bijbehorende
afschrijftermijnen per artikel.
Turnen
Vast materiaal
Ringenunit 803 25 32
Electrischehijsunit 8.085 20 404
Turnringenriem 58 8 7
Trapezestok 109 20 5
Stelpost diverse unit-attributen 2.870 10 287
Schommels diverse soorten 113 10 11
Salto stoeltje 485 10 49
Ringenhaak met opberging 170 25 7
Kettingbak 229 25 9
Rekstokinstallatie/verhoogdvlak 5.689 25 228 3 17.067 683
Klimtouwinstallatie 1.828 20 91 1 1.828 91
Klimtouw incl. rolwagens 205 10 21 12 2.460 246
Vier-vaksklimraam 3.698 20 185
Vliegendtapijtinstallatie 3.945 25 158
Verplaatsbaarmateriaal
Bok VO met verrolinrichting 1.079 15 72 1 1.079 72
Dubbeleminitrampoline 2.789 10 279
Grote trampoline 3.892 10 389
Gymblok 193 5 39 2 386 77
Landingsmat 1.329 8 166 2 2.658 332
Lange mat (1/2 lengte) 983 8 123 2 1.966 246
Luchtgeveerdebaan incl. ventilator 5.655 6 943
Mattenwagen 6 turnmatten 417 25 17 1 417 17
Minitrampoline 512 8 64 2 1.024 128
Senior brug 2.599 20 130
Springdektbv 2 kasten 810 15 54
Springkast / Combiframe 1.514 15 101
Springplankbekleedwedstrijd 199 8 25 2 398 50
Stelpostbalanceermateriaal 489 10 49
43
Transportwagen div. attributen 1.819 25 73
Turnbank met evenwichtslat 1.315 15 88
Turnmat + hechtstrokenrondom 530 8 66
Tussendeelkast 299 15 20 2 598 40
Wagenlandingsmatten 529 25 21 1 529 21
Wagenlange mat 393 25 16 1 393 16
Zachtedempingsmat 348 8 44
TotaalTurnen 30.803 2.018
Spel
Slag- enloopspelen
Foambalkleinengroot 19 1 19 5 95 95
Honken (rubber) set 18 5 4
Slagknuppel 31 5 6 2 62 12
Softbal 7 5 1 8 11
Doelspelen
Basketbal 26 5 5 17 443 89
Basketbalbord (ophijsbaar) 1.096 20 55 2 2.192 110
Basketbalbord (wandbord) 304 20 15
Dunkdoelinstallatie 307 10 31
Frisbee 8 5 2
Handbal 18 5 4 6 105 21
Hockeybal 8 5 2 18 144 29
Hockeystick 23 5 5 18 414 83
Korfbal 34 5 7 3 102 20
Rugbybal 29 5 6 7 203 41
Spring / korfbalpaal 310 20 16 2 620 31
Tsjoekbalframe 298 10 30
Velgbalringenstandaard 287 10 29 2 574 57
Voetbal 28 5 6 5 140 28
Voetbal/hockeydoelklein 180 10 18 2 360 36
Terugslagspelen
Badmintonnet 29 5 6 3 87 17
44
Badmintonracket 20 5 4 18 360 72
Shuttles 7 1 7 14 98 98
Squashbal 4 1 4
Squashracket 37 5 7
Tafeltennisballetje 3 1 3 5 15 15
Tafeltennisbat 11 5 2 13 143 29
Tafeltennistafel 453 10 45 3 1.359 136
Tennisbal 3 3 1
Tennisracket 19 5 4
Transportwagenvolleypalen 650 25 26 1 650 26
Volleybal 34 5 7 14 481 96
Volleybalinstallatie 1.730 25 69 1 1.730 69
Volleynetten, inclopberging 468 5 94 1 468 94
Volleyprofiel 243 25 10
Diverse spelmateriaal
Afbakenbollen (set) 42 5 8
Ballenpomp, elektrisch 229 5 46 1 229 46
Elastische band breed 53 5 11 1 53 11
Honkpaal/badmintonpaal 73 15 5 3 219 15
Partijlint 1 5 0 20 20 4
Partijvest 6 5 1
Scorebord 156 15 10 2 312 21
Tijdelijkebelijning (set) 80 1 80
TotaalSpel 11.678 1.410
Bewegenenmuziek
Geluidsafspeelapparatuur cd/cassette 1.714 10 171
Stelpost cond. vormen op muziek 2.650 10 265
Tamboerijnen bongo 76 15 5
TotaalBewegen op muziek
Atletiek
Lopen
Startblok 87 10 9
45
Estafettestokje 3 10 0 4 12 36
Springen
Hoogspringkoord 29 5 6 2 58 12
Hoogspringlat 108 10 11
Polstok 188 10 19
Werpen
Binnenstootkogel 32 10 3 14 448 45
Diverse atletiekmaterialen
Hartslagmeter 71 5 14
Meetlint, 30 mtr. 29 5 6
Stopwatch 42 5 8 2 84 17
TotaalAtletiek 602 109
Zelfverdediging
Stoeispelenentrefspelen
Stelpostzelfverdediging 3.698 10 370
TotaalZelfverdediging
Keuze-activiteiten
Fitness-apparatuur 16.400 15 1093
Klimmuur met 3 routes 9.740 15 649
Onderbindschaatsen 39 10 4
Rollerskates 89 5 18
Skateboard 45 5 9
StelpostJongleermateriaal 331 5 66
TotaalKeuze-activiteiten
Diverse materialen
Bureau met stoel en prullenbak 235 25 9 1 235 9
EHBO - kist 98 5 20 1 98 20
Elastischkoord 9 5 2 3 27 5
Magnesiumbak 112 15 7 1 112 7
Medicinebal 32 10 3 2 64 6
Pilon 13 10 1 8 100 10
Schrijfbordjes met potlood 3 1 3
46
Springtouw 3 m. 3 5 1 4 12 2
Springtouw 8 m. 9 5 2 1 9 2
Stok 4 10 0 8 33 3
Stokkenbak 185 25 7 1 185 7
Trektouw 15 m. 72 5 14 1 72 14
Video afspeel en opname apparatuur 3.386 10 339
Whiteboard 158 20 8
Totaal Diverse materialen 947 88
Opbergvoorziening
Ballennet 6 5 1
Ballenwagen 468 25 19 2 936 37
Mand 12 5 2 2 24 5
Materiaalkast 443 25 18 3 1.329 53
Opbergkast voor tassen en kleding 469 25 19
TotaalOpbergvoorziening 2.289 95
Totaalprijs 46.319 3.721
Projectbegeleiding, voormontage, vracht en
montagekosten 5.558 447
BTW 21% 10.894 875
Totaalprijs incl. BTW 62.772 5.043
Deze berekeninggaat over 1 zaal op het Penta college Bahurim. In de praktijk beschikken ze over 2
zalen binnen de school. Hierdoor lijkt het alsof er toestellen en/of materialen ontbreken, in de
praktijk is dit dus niet zo. Je krijgt dus een vertekend beeld.
47
Ontwerp accommodatie
Hieronder kunt een 3D-weergave vinden van een gymzaal zoals wij denken dat deze er uit moet zien.
48
49
50
Begroting
Turnen
Vast materiaal
Ringenunit 803 25 32 6 4.818 193
Electrischehijsunit 8.085 20 404
Turnringenriem 58 8 7 1 58 7
Trapezestok 109 20 5 2 218 11
Stelpost diverse unit-attributen 2.870 10 287
Schommels diverse soorten 113 10 11
Salto stoeltje 485 10 49 1 485 49
Ringenhaak met opberging 170 25 7
Kettingbak 229 25 9 2 458 18
Rekstokinstallatie/verhoogdvlak 5.689 25 228
Klimtouwinstallatie 1.828 20 91 1 1.828 91
Klimtouw incl. rolwagens 205 10 21 10 2.050 205
Vier-vaksklimraam 3.698 20 185
Vliegendtapijtinstallatie 3.945 25 158
Verplaatsbaarmateriaal
Bok VO met verrolinrichting 1.079 15 72 2 2.158 144
Dubbeleminitrampoline 2.789 10 279 1 2.789 279
Grote trampoline 3.892 10 389
Gymblok 193 5 39 6 1.158 232
Landingsmat 1.329 8 166 2 2.658 332
Lange mat (1/2 lengte) 983 8 123 2 1.966 246
Luchtgeveerdebaan incl. ventilator 5.655 6 943
Mattenwagen 6 turnmatten 417 25 17 1 417 17
Minitrampoline 512 8 64 2 1.024 128
Senior brug 2.599 20 130
Springdektbv 2 kasten 810 15 54
Springkast / Combiframe 1.514 15 101
Springplankbekleedwedstrijd 199 8 25 2 398 50
51
Stelpostbalanceermateriaal 489 10 49 1 489 49
Transportwagen div. attributen 1.819 25 73
Turnbank met evenwichtslat 1.315 15 88
Turnmat + hechtstrokenrondom 530 8 66
Tussendeelkast 299 15 20
Wagenlandingsmatten 529 25 21
Wagenlange mat 393 25 16 1 393 16
Zachtedempingsmat 348 8 44 2 696 87
TotaalTurnen 24.061 2.153
Spel
Slag- enloopspelen
Foambalkleinengroot 19 1 19 6 114 114
Honken (rubber) set 18 5 4 4 72 14
Slagknuppel 31 5 6 2 62 12
Softbal 7 5 1 8 11
Doelspelen
Basketbal 26 5 5 12 313 63
Basketbalbord (ophijsbaar) 1.096 20 55
Basketbalbord (wandbord) 304 20 15 4 1.216 61
Dunkdoelinstallatie 307 10 31
Frisbee 8 5 2 4 32 6
Handbal 18 5 4 8 140 28
Hockeybal 8 5 2 8 64 13
Hockeystick 23 5 5 24 552 110
Korfbal 34 5 7 4 136 27
Rugbybal 29 5 6 6 174 35
Spring / korfbalpaal 310 20 16 4 1.240 62
Tsjoekbalframe 298 10 30 2 596 60
Velgbalringenstandaard 287 10 29 2 574 57
Voetbal 28 5 6 4 112 22
Voetbal/hockeydoelklein 180 10 18 4 720 72
Terugslagspelen
52
Badmintonnet 29 5 6 2 58 12
Badmintonracket 20 5 4 24 480 96
Shuttles 7 1 7 15 105 105
Squashbal 4 1 4
Squashracket 37 5 7
Tafeltennisballetje 3 1 3 4 12 12
Tafeltennisbat 11 5 2 8 88 18
Tafeltennistafel 453 10 45 2 906 91
Tennisbal 3 3 1
Tennisracket 19 5 4
Transportwagenvolleypalen 650 25 26 1 650 26
Volleybal 34 5 7 16 550 110
Volleybalinstallatie 1.730 25 69 1 1.730 69
Volleynetten, inclopberging 468 5 94 2 936 187
Volleyprofiel 243 25 10
Diverse spelmateriaal
Afbakenbollen (set) 42 5 8 1 42 8
Ballenpomp, elektrisch 229 5 46 1 229 46
Elastische band breed 53 5 11
Honkpaal/badmintonpaal 73 15 5 4 292 19
Partijlint 1 5 0 15 15 3
Partijvest 6 5 1
Scorebord 156 15 10
Tijdelijkebelijning (set) 80 1 80
TotaalSpel 12.210 1.570
Bewegenenmuziek
Geluidsafspeelapparatuur cd/cassette 1.714 10 171
Stelpost cond. vormen op muziek 2.650 10 265
Tamboerijnen bongo 76 15 5
TotaalBewegen op muziek
Atletiek
Lopen
53
Startblok 87 10 9 4 348 #####
Estafettestokje 3 10 0 4 12 36
Springen
Hoogspringkoord 29 5 6 1 29 6
Hoogspringlat 108 10 11 1 108 11
Polstok 188 10 19
Werpen
Binnenstootkogel 32 10 3 8 256 26
Diverse atletiekmaterialen
Hartslagmeter 71 5 14
Meetlint, 30 mtr. 29 5 6
Stopwatch 42 5 8 2 84 17
TotaalAtletiek 837 #####
Zelfverdediging
Stoeispelenentrefspelen
Stelpostzelfverdediging 3.698 10 370
TotaalZelfverdediging
Keuze-activiteiten
Fitness-apparatuur 16.400 15 1093
Klimmuur met 3 routes 9.740 15 649
Onderbindschaatsen 39 10 4
Rollerskates 89 5 18
Skateboard 45 5 9 8 360 72
StelpostJongleermateriaal 331 5 66 4 1.324 265
TotaalKeuze-activiteiten 1.684 337
Diverse materialen
Bureau met stoel en prullenbak 235 25 9 1 235 9
EHBO - kist 98 5 20 1 98 20
Elastischkoord 9 5 2 2 18 4
Magnesiumbak 112 15 7 1 112 7
Medicinebal 32 10 3 6 192 19
Pilon 13 10 1 20 250 25
54
Schrijfbordjes met potlood 3 1 3
Springtouw 3 m. 3 5 1 6 18 4
Springtouw 8 m. 9 5 2 3 27 5
Stok 4 10 0 6 25 3
Stokkenbak 185 25 7 1 185 7
Trektouw 15 m. 72 5 14 2 144 29
Video afspeel en opname apparatuur 3.386 10 339
Whiteboard 158 20 8 1 158 8
Totaal Diverse materialen 1.462 140
Opbergvoorziening
Ballennet 6 5 1 3 18 4
Ballenwagen 468 25 19 3 1.404 56
Mand 12 5 2 4 48 10
Materiaalkast 443 25 18 2 886 35
Opbergkast voor tassen en kleding 469 25 19 1 469 19
TotaalOpbergvoorziening 4.180 124
Totaalprijs 43.079,00 4.256
Projectbegeleiding, voormontage, vracht en
montagekosten 5.169 487
BTW 21% 10.132 954
Totaalprijs incl. BTW 58.381 5.896
55
Innovatie in de gymzaal
Klimtouwen op zwaaiafstand
Voor touwzwaaien hangen klimtouwen meestal te dicht bij elkaar. In de praktijk zie je dan
ook dat de touwen om en om worden gebruikt. In de niet gebruikte touwen wordt een
knoop gelegd. Dat kost tijd, zorgt voor onveilige situaties en is zonde van het aantal
beschikbare touwen. Nijha bedacht een oplossing.
Grotere tussenafstand
Touwen met een tussenruimte van 90 cm
Standaard is de afstand tussen de touwen 66 cm. Door dit te vergroten naar 90 cm, ontstaat
er voldoende tussenruimte om kinderen veilig te laten zwaaien. In een sporthal is de ruimte
veelal geen probleem en kunnen er 12 touwen met een tussenafstand van 90 cm geplaatst
worden. In een gymzaal is de maximale breedte veelal 12 meter. In plaats van 12 touwen
met een tussenafstand van 66 cm, kunnen in een gymzaal 8 touwen met tussenafstand van
90 cm in de rail gehangen worden. Dat levert 2 zwaaitouwen extra in vergelijking met het
opknopen van touwen om en om. Zeker met de grote groepen van tegenwoordig betekenen
die 2 extra touwen pure winst in de beweging les
Bron: http://www.nijha.nl/actueel/tips-sportaccommodaties/klimtouwen-op-zwaaiafstand/
56
3.2 Bijzonderheden vaksectie
3.2.1 Stuit, Daniel Behaalde diploma’s en certificatie (met relevantie tot de uitoefening van leraar LO):
Diploma reanimatie / certificaat AED-hulpverlener;
Certificaat kielboot 1;
Certificaat 'Teamplayers'
Indoor Toprope;
PADI 'open water'
3.2.2 Stoffers, Glenn Diploma EHBO, Reanimatie en AED
Certificaat "bubblemaker"
Certificaat kielboot 1;
Certificaat 'Teamplayers'
Spelleider Jeugd wielertour Brielle -> http://www.jeugdwielertour.nl/wie-is-wie/organisatie.html
Indoor Toprope;
Uit bovenstaande gegevens is op te maken dat voor het huidige onderwijs alleen de term 'Indoor
Toprope' van toepassing is, mits er in de zaal/omgeving een accommodatie beschikbaar is waarin
zich een klimmuur bevindt. Daarnaast kunnen wij deel uitmaken van een BHV-team op een instelling,
omdat we beide in het bezit zijn van diploma EHBO en Reanimatie/AED. Verder heeft Daniel veel
ervaring op/in het water. Glenn heeft ervaring met het organiseren van 'sportweken' en zal dus
inzetbaar zijn als (mede)organisator van een sportweek/dag.
57
3.3 Verwerkingsvragen situatieschets
Begripsniveau
Hoe zijn de financiën geregeld voor de accommodatie en leermiddelen in de komende jaren?
Op het Bahurim te Brielle is duidelijk geen specifieke reservering van financiën voor de
accommodatie en leermiddelen, dit komt ook omdat de accommodatie deels wordt gesubsidieerd
door de gemeente. Wij kregen in deze geen inzicht, ook niet toen we deze vraag hadden neergelegd
bij het schoolhoofd. Wat wel duidelijk is geworden is dat er onvrede heerst binnen de vaksectie LO
over de verdeling van financiën. Zo zou er uit hun potje 'gesnoept' worden, maar wanneer de
vaksectie vraagt om budget wordt er simpelweg geantwoord met: "We hebben momenteel geen
budget".
Toepassingsniveau
Hoe is jullie visie terug te zien in de keuzes voor de accommodatie?
In onze ideale accommodatie zoals wij deze hebben ontworpen in de module ‘accommodatie en
leermiddelen’ is onze visie terug te vinden in de gebruik hiervan. Wij hebben een accommodatie
ontwikkeld die voor zeer veel sporten toegankelijk is. Het gaat hier om twee zeer grote zalen, ter
grote van een officieel basketbalveld. Deze zalen zijn gescheiden door een mobiele scheidingswand.
Beide zalen zijn identiek aan elkaar. wij willen een veelzijdigheid aan sport aanbieden en hebben er
zo bijvoorbeeld voor gekozen op 2 basketbal boarden in het midden van de lengte van de zaal te
hangen. Dit zorgt ervoor dat de zaal makkelijk in 3 (of meer) vakken kan worden verdeeld en je toch
meerdere sporten kan behandelen. Ook is er veel ruimte gereserveerd voor het materiaalhok, zodat
er een grote hoeveelheid (verschillend) materiaal geplaatst kan worden.
Hoe is jullie visie terug te zien in de keuzes voor de leermiddelen?
Onze visie is terug te vinden in de verscheidenheid aan leermiddelen. Zo hebben wij van elke sport
materialen (van hockeysticks tot tafeltennisbatjes en van een rugbybal tot frisbees). De ‘slimme’
verdeling van het geld maakt dit mogelijk. Tevens hebben we gekozen voor een 'Whiteboard' die we
op veel verschillende manieren kunnen inzetten. We kunnen hier
bewegingen/zaalindelingen/arrangementen op uittekenen, maar misschien nog veel interessanter,
we kunnen de bewegingen ook stap voor stap laten zien.
Welke keuzes zijn opvallend?
Keuzes die bij ons opvallend zijn, zijn:
- Geen 30 stuks van bepaalde ballen (bijv. basketballen-volleyballen-hockeyballen-etc.)
- De keuze voor een whiteboard
- Keuze voor aantal hockeysticks (24 stuks)
Welke persoonlijke kenmerken van de vaksectie sluiten goed aan bij jullie visie en zijn daardoor goed
te gebruiken voor de lessen LO?
Eigenlijk sluiten alle kenmerken goed aan bij de persoonlijke vaksectieleden. Dit komt ook omdat
beide visies zeer sterk op elkaar lijken. Dit zorgt er dan ook eerder voor dat je mekaar aanvult in
plaats van dat er een discussie ontstond. Onze kenmerken zijn: een uitgebreid materiaalkeuze,
waardoor er veel mogelijkheden ontstaan voor de lesindelingen.
58
Hoofdstuk 4 – Lesprogramma
4.1 Lesprogramma onderbouw Het aantal lesuren LO per week per schooltype, gerangschikt per leerjaar.
Lesuren per week
vmbo
havo
vwo
1e leerjaar
4
2e leerjaar
2
3e leerjaar
3
4e leerjaar
2
5e leerjaar
6e leerjaar
Totaal:
11
Een lesuur duurt 45 minuten
Aantal lesuren LO per leerjaar en schooltype.
Totaal aantal lesuren
vmbo
havo
vwo
1e leerjaar
120
2e leerjaar
60
3e leerjaar
90
4e leerjaar
60
5e leerjaar
6e leerjaar
Totaal
330
Minimale contacttijd l.o.
330
360
400
Verschil met
minimale contacttijd l.o.
0
59
Schema verdeling lestijd – Bewegen & Sport (onderbouw VMBO) verdeling
in %
aantal
lesuren
totaal
aantal
lesuren
klas 1
aantal
lesuren
klas 2
aantal
lesuren
klas 3 (*3)
DOMEIN BEWEGEN: bewegen centraal
- Atletiek:
- Bewegen & muziek:
- Spel:
- Turnen:
- Zelfverdediging:
- Zwemmen:
- Eventuele overige bewegingsactiviteiten:
15%
10%
30%
15%
5%
0%
10%
27
18
54
27
9
0
18
19
12
36
19
5
0
10
8
6
18
8
4
0
8
DOMEIN BEWEGEN & GEZONDHEID:
- gezondheid centraal
5
9
7
2
- bewegen centraal (*2)
5
DOMEIN BEWEGEN & REGELEN:
- regelen centraal
5
9
6
3
- bewegen centraal (*2)
5
DOMEIN BEWEGEN & SAMENLEVING:
- samenleving centraal
5
9
6
3
- bewegen centraal (*2)
10
Netto lestijd
100%
180
120
60
60
Schema verdeling lestijd 2 – Bewegen & Sport (onderbouw VMBO)
DOMEIN BEWEGEN - Activiteitengebied: Atletiek
(*) aantal lesuren
totaal
aantal lesuren
klas 1
aantal lesuren
klas 2
aantal lesuren
klas 3 (***)
Deelgebied: springen
hoogspringen 5 3 2
polsstokhoogspringen
verspringen 5 4 1
hinkstapspringen
Deelgebied: lopen
starten/sprinten 3 3 0
duurlopen 4 3 1
estafettelopen 2 0 2
oriëntatielopen
hordenlopen
Deelgebied: werpen
kogelstoten 4 4 0
speerwerpen 4 2 2
discuswerpen
kogelslingeren
Beschikbare aantal lesuren
(overnemen uit Schema Verdeling
lesuren 1)
27 19 8
(*): eventuele aanvullende bewegingsactiviteiten kunnen worden toegevoegd.
(**): doorhalen wat niet van toepassing is
(***): Alleen voor 3 havo en 3 vwo.
61
DOMEIN BEWEGEN - Activiteitengebied: Bewegen & Muziek
(*) aantal lesuren
totaal
aantal lesuren
klas 1
aantal lesuren
klas 2
aantal lesuren
klas 3 (***)
Deelgebied: ritme & bewegen
grondvormen 6 5 1
fases van bewegen 2 2 0
muziekanalyse 2 0 2
Deelgebied: conditionele vormen
aerobics 3 3 0
steps 3 2 1
trends (Zumba, yoga, boot-camp) 2 0 2
Deelgebied: jazz
Afrikaans
hip hop
Latin
modern
rock & roll
streetdance
Beschikbare aantal lesuren
(overnemen uit Schema Verdeling
lesuren 1)
18 12 6
(*): eventuele aanvullende bewegingsactiviteiten kunnen worden toegevoegd.
(***): Alleen voor 3 havo en 3 vwo.
62
DOMEIN BEWEGEN - Activiteitengebied: Spel + Racketspelen
(*) aantal lesuren
totaal
aantal lesuren
klas 1
aantal lesuren
klas 2
aantal lesuren
klas 3 (***)
Deelgebied: doelspelen
basketbal 7 5 2
flagfootball
floorball
handbal 4 4 0
hockey 7 5 2
korfbal
lacrosse
rugby
ultimate frisbee
voetbal 6 5 1
Deelgebied: terugslagspelen
beachvolleybal
zaalvolleybal 8 3 5
badminton 6 4 2
squash
racketbal
tafeltennis 2 2 0
tennis
Deelgebied: slag- en loopspelen
cricket
softbal/honkbal 8 3 5
Deelgebied: tik-en afgooispelen
Trefbalspelen/vormen 6 5 1
63
DOMEIN BEWEGEN - Activiteitengebied: Turnen
(*) aantal lesuren
totaal
aantal lesuren
klas 1
aantal lesuren
klas 2
aantal lesuren
klas 3 (***)
Deelgebied: springen
Steunsprongen voorover 4 4 0
Steunsprongen achterover
Steunsprongen met lengteas rotatie 2 0 2
Salto’s 4 1 3
Rechtstandige sprongen 2 2 0
Deelgebied: zwaaien
Zwaaien in hang 4 4 0
Hangen in zwaai 3 1 2
Zwaaien in steun
Steunen in zwaai
Zwaaien in zit/stand 2 1 1
Zitten/staan in zwaai
Deelgebied: draaien
Kippen
Voltigeren
Felgen
Onder sprongen
Deelgebied: balanceren
Statisch in twee- en meertallen 4 3 1
dynamisch 2 1 1
Beschikbare aantal lesuren
(overnemen uit Schema Verdeling
lesuren 1)
27 19 8
(*): eventuele aanvullende bewegingsactiviteiten kunnen worden toegevoegd.
(***): Alleen voor 3 havo en 3 vwo.
64
DOMEIN BEWEGEN - Activiteitengebied: Stoei- en trefspelen (Zelfverdediging)
(*) aantal lesuren
totaal
aantal lesuren
klas 1
aantal lesuren
klas 2
aantal lesuren
klas 3 (***)
Deelgebied: stoeispelen
judo 9 5 4
jiujitsu do
Deelgebied: trefspelen
boksen
karate do
kickboksen
taekwondo
schermen
Deelgebied: zelfverdediging voor
meisjes
Beschikbare aantal lesuren
(overnemen uit Schema Verdeling
lesuren 1)
9 5 4
(*): eventuele aanvullende bewegingsactiviteiten kunnen worden toegevoegd.
(***): Alleen voor 3 havo en 3 vwo.
65
DOMEIN BEWEGEN - Activiteitengebied: Zwemmen
(*) aantal lesuren
totaal
aantal lesuren
klas 1
aantal lesuren
klas 2
aantal lesuren
klas 3 (***)
Deelgebied: zwemmen als race
Deelgebied: zwemmen als spel
waterpolo
Deelgebied: zwemmen als show
schoonspringen
synchroomzwemmen
Deelgebied: zwemmen als survival
Deelgebied: zwemmen als avontuur
Beschikbare aantal lesuren
(overnemen uit Schema Verdeling
lesuren 1)
0 0 0 0
(*): eventuele aanvullende bewegingsactiviteiten kunnen worden toegevoegd.
(***): Alleen voor 3 havo en 3 vwo.
66
DOMEIN BEWEGEN - Overige activiteiten(gebieden)
(*) aantal lesuren
totaal
aantal lesuren
klas 1
aantal lesuren
klas 2
aantal lesuren
klas 3 (***)
Jongleren
Klimmen
Free running 6 0 6
Golf
Rijden en glijden
baanwielrennen
BMX
mountainbiken
wegwielrennen
skaten / skeeleren
golfsurfen
bobsleeën
rodelen
skeleton
curling
kunstrijden op de schaats
langebaan schaatsen
shorttrack schaatsen
biatlon
langlaufen
freestyle skiën
skiën
freestyle snowboarden
snowboarden
ijshockey
Beschikbare aantal lesuren
(overnemen uit Schema Verdeling
lesuren 1)
18 10 8
(*): eventuele aanvullende activiteiten(gebieden) kunnen worden toegevoegd.
67
DOMEIN BEWEGEN - Overige activiteiten(gebieden) (vervolg)
(*) aantal lesuren
totaal
aantal lesuren
klas 1
aantal lesuren
klas 2
aantal lesuren
klas 3 (***)
Fitness
Bootsporten
drakenbootrace
golfsurfen
kanoën
kitesurfen
roeien
windsurfen
zeilen
Nordicwalking
Ultimate-frisbee 6 6 0
Floorball
Flagfootball 6 4 2
Beschikbare aantal lesuren
(overnemen uit Schema Verdeling
lesuren 1)
18
12
8
(*): eventuele aanvullende activiteiten(gebieden) kunnen worden toegevoegd.4
(***): Alleen voor 3 havo en 3 vwo.
68
DOMEIN BEWEGEN & GEZONDHEID
(*) aantal lesuren
totaal
aantal lesuren
klas 1
aantal lesuren
klas 2
aantal lesuren
klas 3 (***)
Conditietesten
Coopertest 2 1 1
Hindernisbaan 3 3 0
Shuttlerun-test 2 1 1
Leren (omtrent) trainen
Het belang van sporten 2 2 0
Voorkomen blessures/overbelasting
Beschikbare aantal lesuren
(overnemen uit Schema Verdeling
lesuren 1)
9 7 2
(*): eventuele aanvullende activiteitengebieden kunnen worden toegevoegd.
(***): Alleen voor 3 havo en 3 vwo.
69
DOMEIN BEWEGEN & REGELEN
(*) aantal lesuren
totaal
aantal lesuren
klas 1
aantal lesuren
klas 2
aantal lesuren
klas 3 (***)
Organiseren / arrangeren
Hulpverlenen
Turnen 3 2 1
Coachen / begeleiden
Acro-gym 2 2 0
Scheidsrechteren / jureren
Scheidsrechteren spel lessen 3 2 1
Lesontwerpen / Instrueren
Het zelf opntwerpen van een les
waarbij de opbouw een inleiding,
kernactiviteit 1&2 en een slot bevat
1 0 1
Beschikbare aantal lesuren
(overnemen uit Schema Verdeling
lesuren 1)
9 6 3
(*): eventuele aanvullende activiteitengebieden kunnen worden toegevoegd.
(***): Alleen voor 3 havo en 3 vwo.
-
70
DOMEIN BEWEGEN & SAMENLEVING
aantal lesuren
totaal
aantal lesuren
klas 1
aantal lesuren
klas 2
aantal lesuren
klas 3 (***)
Sociaal gedrag in bewegingssituaties
omgaan met lukken/mislukken 1 1 0
omgaan met winst/verlies 1 1 0
hanteren verschillen tussen mensen in
bewegingssituaties
2 1 1
met respect en zorg omgaan met
zichzelf, elkaar, de regels en het
materiaal
2 1 1
bijdragen aan sportief verloop van
bewegingsactiviteiten
1 1 0
Oriëntatie op eigen rol in
bewegingscultuur
eigen sportgeschiedenis
eigen sport-/deelnamemotieven 1 1 0
eigen mogelijkheden ten aanzien van
sportdeelname
1 0 1
reflecties op opgedane ervaringen
voorkeuren aangeven op gebied van
sport en bewegen
oriënteren op eigen sportloopbaan
sportexcursies
sportstages
Beschikbare aantal lesuren
9
6
3
71
Jaarschema VMBO Week-
nr.
Geen les Zaal/
veld
Opmerkingen
34 Schoolfotograaf vrijdag Z/V
35 Z/V
36 Z/V
37 Z/V
38 Z/V
39 Z/V
40 Z/V
41 Z/V
42 Z/V
43 HERFSTVAKANTIE
44 Z/V Beoordelen periode 1
45 Toetsweek 1
46 Z/V
47 Z Inleveren cijfers periode 1
48 Z
49 Z
50 Z
51 Z
52 Ma. 17/12 BahurimOlympics Z
53 KERSTVAKANTIE
01 KERSTVAKANTIE
02 Z
03 Z Beoordelen periode 2
04 Toets week 2
05 Z
06 Z Inleveren cijfers periode 2
07 Z
08 Z
09 VOORJAARSVAKANTIE
10 Z
11 Z
12 Z Beoordelen periode 3
13 Toetsweek 3 Z
14 Ma. 05/04 vrij Z/V
15 Z/V
16 Z/V Inleveren cijfers periode 3
17 Vr. 30/04 Z/V
18 MEIVAKANTIE
19 MEIVAKANTIE
20 Z/V
21 Z/V
22 Ma vrij i.v.m. excursie Z/V
23 Z/V
24 Z/V
25 Z/V Beoordelen periode 4
26 Toets week 4
27 Z/V Inleveren cijfers periode 4
28 Projectweek
Bruto lestijd (weken): 38
Geplande lestijd (weken): ma: 35 / di: 37 / wo: 38 / do: 38 / vr: 37
Dag met minste lestijd (weken): ma 35 Aantal bufferweken: 4
Netto lestijd (weken): 31
Samengevat: 31 lesweken + 4 bufferweken + Max. 3 extra bufferweken (afhankelijk v.d. weekdag)
72
4.2 Sport, bewegen en gezondheid
Inleiding Na enkele hoorcolleges en praktijk lessen is ons meer duidelijk geworden over Sport Bewegen en
Gezondheid. Hoe kijken we daar tegenaan en hoe kunnen we in onze lessen LO hier een steentje aan
bijdragen? Hier hebben we over nagedacht en opdrachten over gemaakt die in dit verslag te vinden
zullen zijn. In dit verslag komt onze visie naar voren en hoe wij over dit onderwerp denken. Ook zijn
er enkele lessen gemaakt die hier in dit verslag te vinden zijn met onze gedachtengoed over Sport
Bewegen en Gezondheid en hoe je hier meer aandacht aan kan besteden binnen de lessen L.O. We
hebben drie lessen gemaakt met elk een ander thema binnen Sport Bewegen en Gezondheid,
namelijk: een intensiverings-, een crossfit- en een corestability les.
De les met als thema ‘intensivering’ hebben wij ook daadwerkelijk op onze stage gegeven. Het doel
was om de leerlingen op 70% van hun maximale hartslag te laten bewegen. Vijf keer in de les
moesten we vijf leerlingen controleren op hun hartslag en meten of ze daadwerkelijk de grens van
70% van hun max hartslag hebben behaald.
Wij zijn van mening dat Sport Beweging en Gezondheid een belangrijk item zou moeten zijn binnen je
les LO. Momenteel zijn er namelijk te veel jongen en oudere kinderen die last hebben van
overgewicht en teveel en ongezond eten. Daarnaast bewegen zij ook nog eens te weinig. Dit brengt
allerlei medische en sociale problemen met zich mee, die wij liever voorkomen. Kinderen kunnen
hierdoor namelijk gepest worden en durven uit angst niet meer mee te gymmen omdat ze
uitgelachen kunnen worden. Het zelfvertrouwen van een kind kan behoorlijk zakken. Lichamelijke
inspanning, fitheid en gezondheid hebben invloed op elkaar. Iemand die actief is voelt zich fit en
gezond. Wanneer je fit en gezond bent, krijg je sneller een positief zelfbeeld. Kortom Sport Bewegen
en Gezondheid vinden wij een belangrijke kwestie in ons vak. Als docent LO kunnen wij hier een
steentje aan bijdragen in de les. Dit kan door tips te geven over gezonde voeding of door bepaalde
sporten aan te raden aan deze leerlingen. Ook proberen wij de leerlingen bekwaam te maken voor
een blijvende deelname aan de bewegingscultuur zodat ze veel aan bewegen toe kunnen komen.
Wat we ook kunnen doen is onze les aanpassen door het bijvoorbeeld intensiever te maken, zodat
we een grotere bijdrage leveren aan de hoeveelheid beweging. Uiteraard willen we wel dat de
leerling op zijn/haar eigen niveau kan bewegen, dus wordt er voldoende differentiaties aangebracht
binnen de lessen.
Door een aantal maal per jaar (2 of 3 keer) een conditietest met de leerlingen te doen willen we ze
bewust maken van hun conditie. Door de gegevens van de verschillende test te vergelijk krijgen de
leerlingen een inzicht van hun eigen conditie. Ze kunnen dan zelf nagaan of hun conditie gedaald,
gestagneerd of zelfs verbetert is. Ook zouden we een voorstander zijn dat er tijdens de regulieren
lessen in het klaslokaal aandacht besteed wordt aan het begrip gezondheid door bewegen. Dit kan in
samenspraak gebeuren met de groepsleerkracht. Je zou de leerlingen het onderwerp gezondheid
aankunnen, laten snijden op het gebied van bewegen en voeding en wat daar de gevolgen van zij
In dit verslag kunt u terug vinden hoe wij dit onderwerp hebben doorgevoerd naar de praktijklessen
en welke keuzes we hierin hebben gemaakt.
73
Stageles – Gegeven intensiveringles Onderstaand een terugblik op de gegeven stage les aan de hand van de ‘Intensiveringstoolbox’.
74
Student: Glenn Stoffers & Daniel Stuit Datum: 10-06-2013 Lesduur: 45 min. School: De Maasoever Begeleider: Martin van Haren Klas / groep: (6) 7 en 8 Aantal leerlingen : 25
Opdracht: Intensivering les (SBG)
Hartslag meten van 5 leerlingen op 5 verschillende momenten in de les. Bronnen: Kennis stagebegeleider, eigen kennis.
Beginsituatie Doelen
Bew
egin
gsva
ard
igh
eden
De lln. Kunnen: Hindernisbaan:
Over een kast klimmen
Onder een mat door kruipen
Onder en boven een brugligger langs op borsthoogte
Loopsprongen maken
De lln. Kunnen: Tijdens een tikspel elkaar helpen bevrijden door goed in de gaten te houden op welke plek de tikker zich bevindt en wie er klaar staat om bevrijd te worden. Hindernisbaan:
Over een kast klimmen
Onder een mat door kruipen
Onder en boven een brugligger langs op borsthoogte
Loopsprongen maken Waarbij de lln. de hele hindernisbaan in groepsverband binnen een tijd van 90 seconden kunnen uitvoeren
Ken
nis
en
inzi
cht
De lln. Kunnen: Starten met de hindernisbaan op het moment dat de leerling voor hem de pylon is gepasseerd.
De lln. Kunnen: Naar eigen kennis en inzicht beginnen op de hindernisbaan waarbij ze ervoor zorgen dat ze zelf optimaal kunnen presteren en hierbij niet andere hinderen.
Reg
elv
aard
igh
eden
De lln. weten: Dat je bij een hindernis baan andere leerlingen niet mag afleiden.
De lln. Weten: Dat de hindernisbaan zo snel mogelijk moet worden uitgevoerd zoals is voorgedaan door de docent.
Ped
ago
gisc
h k
limaa
t
Leerlingen elkaar laten helpen door middel van coachen of voordoen. Laat dan en vaardig leerling starten voor een minder vaardige leerling om ervoor te zorgen dat de minder vaardige leerling het na kan doen.
Inleidende activiteit: Tikspel met bevrijden. Er zijn 2 tikkers, die proberen zo snel en zoveel mogelijk leerlingen te tikken. Ben je getikt? Ga je als een boom staan met je benen wijd en je armen in de lucht. Activiteit 1: Hindernisbaan Zo snel mogelijk met je groepje het parcours afleggen.
- Stap 1: 1 voor 1, De volgende van het groepje mag starten, zodra zijn voorganger bij de pion is.
- Stap 2: Hele groep tegelijk Hindernisbaan is verdeeld over verschillende onderdelen. Leerlingen worden in groepjes verdeeld. Beginnen met doorwisselen naar elke ronde een ander onderdeel. Na alles gehad te hebben het hele parcours zo snel mogelijk in één keer afleggen. Slot activiteit: Fanta, Cola, Spa. De leerlingen staan allemaal op een lijn (maakt niet uit welke ). De lijn is tussen hun voeten. Als er wordt gezegd FANTA, moeten alle leerlingen voor hun links van de lijn springen. COLA, rechts van de lijn, SPA, lijn tussen hun voeten.
Inleidende activiteit: Dansen Tikker: Kijk goed wie er bevrijd gaat worden Tikken is niet duwen of slaan. Lopen: Kijk goed waar de “Bomen” staan en probeer ze te bevrijden als er geen tikker in de buurt is. Activiteit 1: Hindernisbaan Lange mat: Over obstakels heen (kast/bok) Dikke mat op banken:
- Tijgeren op buik - Op rug erdoorheen
Brug & matten:
- Onder 1e ligger door - Over 2e ligger heen - Loopsprongen op matjes - Over kast heen
Touwen => slalommen Evt. Hoepels =>knieheffen Slot: Het zal steeds sneller gaan. Probeer het bij te houden.
Hartfrequentie leerlingen
Minuten
Leerling 1
Leerling 2
Leerling 3
Leerling 4
Leerling 5
10
142
139
145
144
142
25
150
147
144
142
149
35
159
152
145
145
155
45
163
154
157
150
157
55
161
149
150
146
156
Totaal
775
741
730
727
759
Gemiddeld
155
148.2
146
145.4
151.8
77
Hartfrequentie van 70% behaald?
Leerling
Leeftijd
Geslacht
Maxi. Hf
70 %
Behaald?
Leerling 1
12 jaar
Vrouw
208
146
Ja
Leerling 2
11 jaar
Vrouw
209
147
Ja
Leerling 3
11 jaar
Man
209
147
Nee
Leerling 4
12 jaar
Man
208
146
Nee
Leerling 5
12 jaar
Man
208
146
Ja
78
Reflectie op de les (intensivering les)
Inleiding: Om deze les direct intensief te beginnen hebben wij gekozen voor een Tikspel. Tijdens dat tikspel kon men elkaar weer bevrijden zodat het eigenlijk nooit afgelopen is. De docent koos de eerste 2 tikkers en deze gingen snel aan de slag. Naar verloop van tijd mochten de tikkers bij de docent komen en kon direct de eerste meting gedaan worden. De tikkers kozen een nieuwe tikker en hierdoor was het spel weer snel op gang Na deze warming up werden de leerlingen in groepen verdeeld over de verschillende hindernisbanen. Dit was dan ook gelijk een rustmoment voor de leerlingen. Activiteiten: Voor een snelle doorloop hebben we ervoor gekozen om geen plaatje te geven, maar slechts de instructie te geven de baan af te leggen, waarbij de volgende mag beginnen op het moment dat de leerlingen voor hem voorbij de pylon is. Wanneer de leerlingen niet op de manier zoals bedoeld de baan aflegden, dan kon hierop worden ingespeeld door de boel stil te leggen. Dit wilde wij natuurlijk voorkomen omdat dat ten kosten gaat van de lesintensivering. Dus we hebben hier niet heel streng op gecontroleerd De leerlingen hebben ca. 5 minuten de baan kunnen verkennen. Vervolgens moesten zij als groepje de baan zo snel mogelijk afleggen. Hierin moesten zij als groep samenwerken en de volgorde van de rij bepalen. Dit resulteerde in andere resultaten. En het was ook direct een element wat ervoor zorgt dat de les nog intensiever wordt. Namelijk het competitie gevoel. Je wilt toch eerder klaar zijn dan het andere groepje, dit kwam de les ten goede. Deze manier van werken hebben we ook toegepast op de andere banen en ten slotte op alle banen bij elkaar. Elk groepje mocht hier om de beurt laten zien wie het snelste als groep de baan af kon leggen. Iedereen nam deel aan deze les en er werd, ook door andere groepjes, flink aangemoedigd. Slot: Ondanks dat bijna elk groepje hijgend terugkwam na het afleggen van de hindernisbaan, kon iedereen genoeg energie opbrengen voor het slot. Het was een bekend spel voor de leerlingen waarbij ze zich niet veel hoeven te verplaatsen maar wel intensief is omdat je moet springen. Dit zorgde ervoor dat de leerlingen met rode koppies en bezweten lichamen de les afsloten. Al met al was de intensiteit de hele les hoog, behalve op de wisselmomenten. Voornamelijk de
organisatie van de ene hindernisbaan naar de andere hindernisbaan kostte tijd. Deze tijd konden de
leerlingen echter mooi gebruiken om hun hartfrequentie weer wat te laten zakken. En wij konden deze
momenten gebruiken om de leerlingen hun hartslag te laten meten.
79
Reflectie op de overige twee lessen Corestability Tijdens het theoriecollege over corestability werd niet geheel duidelijk wat er precies wordt bedoeld
met deze term, laat staan de toepassing in de praktijk. De eigen ervaring in het praktijkuur maakte het
één en ander duidelijk. Ten eerst door de input van de docent (Carl Barten) en vervolgens door het zelf
bedenken van dynamische corestability oefeningen.
Wat in het theoriecollege wel bleek, was dat de core op vrijwel alles toepasbaar/betrokken is. Hoewel
het voor ons niet geheel voor de hand liggend was, bleek dat je middels core-training bijvoorbeeld x-
benen zou kunnen verminderen/verhelpen.
Na zelf te hebben ervaren in het praktijkcollege welke spieren je voelt, en ook vooral waar je bij de
uitvoeringen op moet letten, komen we tot conclusies. De invulling van het praktijkcollege is bij ons
goed bevallen. Hoewel onze klas geheel onvoorbereid de zaal in stapte, hebben we toch met z’n allen
nuttige invulling kunnen geven. Terloops kwam de docent met oefeningen en tips, en nu en dan ook
verschillende studenten met verschillende oefeningen (zowel statisch als dynamisch). Wat wij in ieder
geval niet hadden verwacht was dat het zo op details aan komt: voor het zien van goede oefeningen, of
het corrigeren van onjuiste oefeningen, daar moet je toch wel een oog voor hebben.
De stelling die in het theoriecollege aanbod is gekomen (“Met een goede corestability heb je een
voorsprong op je leeftijdsgenoten die op het zelfde niveau spelen”), is volgens ons een interessante
stelling en zouden we graag wetenschappelijk bewezen zien.
Cross fit Feit: cross fit is nieuw. Hoewel we zelf na de praktijkles hebben ervaren dat cross fit je behoorlijke
spierpijn oplevert, en er dus met zeker wel iets in je lichaam gebeurt, blijkt het huidige werkveld nog
lang niet overtuigd. Vanuit onze stage nemen wij in ieder geval mee dat lang niet iedereen gecharmeerd
is van dergelijke vernieuwende invullingen, daarom ook dat wij toch aan een circuitvorm hebben
moeten vasthouden.
Naar onze mening was de praktijkles crossfit leuk, intensief, máár - niet handig gepland. We hoeven ’t
de docenten niet wijs te maken dat ‘het HaDeMi blok’, blok 3, voor studenten een fysiek belastend blok
is. Om dan als eerste les van de week, namelijk dinsdagochtend het eerste uur, te cross fit’en was niet
bepaald prettig. Het les uur zelf was vanzelfsprekend uitdagend en prima op niveau voor de HALO’ers,
alleen de komende drie dagen met spierpijn en het moeten oefenen voor de HaDeMi is geen succes
formule.
Hopelijk weet het roosterbureau hier voor volgend jaar een handigere oplossing voor te vinden.
Wat we hebben opgestoken van de lessen cross fit is dat je in feite in je les al meer doet aan cross fit,
dan dat je zelf denkt. De colleges hebben ons hier bewust van gemaakt, en stelt ons nu in staat om nu
bewuster met deze cross fit onderdelen / organisaties aan het experimenteren te gaan.
80
Reflectie op ontwikkeling – SBG Na deze module heeft Sport Bewegen en Gezondheid echt inhoud voor ons gekregen. Voordat we dit
vak kregen hielden we ons helemaal niet bezig met het doel bewegen en gezondheid binnen je les LO.
Onze doelen lagen vooral bij het beter worden in de activiteiten die we aanboden of bij het
samenwerken tussen de leerlingen. Nu we meer over dit vak SBG weten, hebben we hier ook een ander
beeld bij gekregen. Een hoge intensivering van de les heeft blijkbaar nog veel meer positieve gevolgen
dan alleen het verbranden van vet en het fit worden. Zoals in de inleiding stond heeft het nog veel meer
achterliggende positieve gevolgen, namelijk lichamelijk, psychisch en sociaal.
Er zijn ook voordelen voor je les om het intensiever te maken. Voorbeelden zijn: je zorgt ervoor dat er
minder tijd is om te kletsen en minder ruimte is voor ordeverstoringen. Ook kunnen de leerlingen goed
op hun eigen niveau bewegen als je kijkt naar de crossfit les.
In ons vakwerkplan hebben wij tijd vrij gemaakt voor lessen met als hoofdthema ‘bewegen en
gezondheid’. In deze lessen willen we de onderwerpen intensivering, crossfit en corestability terug laten
komen. In deze lessen zullen we niet alleen de activiteiten uitvoeren, maar zal er ook aandacht worden
besteed aan theoretische informatie over het thema ‘bewegen en gezondheid’ en wat voor positieve
effecten dit met zich meebrengt. Dit theoretische gedeelte zal in de laatste 10 minuten van de les
besproken worden. Dankzij dit module zijn wij ook erachter gekomen hoe belangrijk bewegen en
gezondheid is. We willen ook de leerlingen stimuleren om actief te worden in de bewegingscultuur en
deel te nemen aan een sportvereniging of een andere manier om te bewegen buiten school.
81
4.3 Verwerkingsvragen lesprogramma Kennisniveau
Welke wettelijke vereisten bestaan er ten aanzien van de contacttijd LO?
Er is een wettelijke minimale contacttijd LO. Te weten 330 klokuren LO over vier jaar VMBO, 360
klokuren LO over vijf jaar HAVO en 400 klokuren over zes jaar VWO. De wet WVO gaat uit van 40
lesweken per jaar.
Hoe bepaal je de beschikbare lestijd voor de onderbouw?
Het aantal beschikbare lestijd is afhankelijk van de les duur, de verdeling per leerjaar en de bruto
lestijden (bruto lestijd = 40 lesweken ∙ les duur in minuten).
Hoe bepaal je de samenstelling van het programma voor de onderbouw?
De samenstelling is te bepalen op basis van lestijden (verdeling aan de hand van percentages),
opgedragen kerndoelen (leerlijnen voor vier domeinen), schoolvisie, spreiding, examenprogramma.
Begripsniveau Hoe verwerken jullie het beleid van het ministerie van VWS en het rapport SBG in het domein Bewegen en Gezondheid? Als kernwaarden met betrekking tot bewegen en gezondheid (met gezondheid centraal) streven wij naar het bijdragen aan een gezonde levensstijl van de leerlingen. Onder deze gezonde levensstijl verstaan wij twee aspecten: ‘bewegen/sporten’ en ‘fysieke- en sociale weerbaarheid’. Dit bereiken wij door de leerlingen bewust te laten worden van hun eigen conditie en hoe deze te verbeteren en verder door aan de hand van voorbeelden uit de praktijk zullen de leerlingen geïnformeerd worden over de voorkoming van blessures en overbelasting. Toepassingsniveau
Hoe is jullie visie terug te zien in jullie keuzes bij het ontwerp lesprogramma, op welke manier is jullie
visie leidend voor de didactische aanpak, de lesinhoud, enzovoorts?
Voor het ontwerp lesprogramma zijn wij er vanuit gegaan dat we de leerlingen een veelzijdig
sportaanbod willen aanbieden. Dit is terug te zien in het ontwerp lesprogramma met een lessenreeks
van een sport gevolgd door het afsluiten hiervan. Door de veelzijdigheid te combineren met een
lessenreeks gaan we met de leerlingen de uitdaging aan om dieper op een sport in te gaan qua techniek,
tactiek en spelinzicht.
Hoe is jullie visie terug te zien in jullie keuzes bij de opdracht van SB&G?
Hoofdzakelijk door de 2 lesuren die zijn ingeroosterd voor de lessen waarin gezondheid centraal staan.
Deze 2 lessen zijn bedoeld om ten eerste de leerlingen bewust te maken van hun eigen conditie en ten
tweede door de leerlingen bij te brengen wat overbelasting is en wat dit allemaal met zich mee kan
brengen.
Hoe denken jullie over het geven van aandacht aan bewegingsachterstand bij kinderen en het verwerken
van lesintensivering en aerobe inspanningen in het LO programma?
Aandacht geven aan bewegingsachterstand is zeker wenselijk. Je staat er tenslotte ook voor om
leerlingen beter te maken op het gebied van bewegen. Ten eerste zal differentiatie voor deze leerlingen
wenselijk zijn. De leerlingen zullen op het niveau moeten sporten waar hij of zij een zo groot mogelijke
succesbeleving zal beleven. Daarnaast zal de duur van de aerobe inspanning niet al te lang moeten zijn
82
bij deze leerlingen omdat het lichaam dit niet aankan/gewend is. Deze leerlingen dienen dus eerder rust
te krijgen dan andere leerlingen. Dit zal de vaksectie vervolgens op willen bouwen om stappen te maken
met deze leerlingen.
Wat is jullie rol in de mogelijkheden en onmogelijkheden om kinderen met een BMI hoger dan 25 een
interventieprogramma aan te bieden?
De mogelijkheden tot een interventieprogramma beginnen bij het vertrouwen winnen van de leerling.
Hij/zij moet inzien dat je bereid bent om de leerling in te helpen en dat alle informatie in vertrouwen
blijft. Je kan de leerling naar een (school)arts begeleiden om achter de reden van overgewicht te komen.
Daarnaast kun je de leerling stimuleren om deel te nemen aan de bewegingscultuur. Dit kan je doen
door informatie te geven hierover of om een schema op te stellen waar de leerling mee aan de slag kan
gaan.
Hoe denken jullie over het behalen van de beweegnorm binnen jullie lessen LO?
De beweegnorm spreekt zich uit dat je iedere dag minstens 30 minuten een matige intensiteit nodig
hebt. Elke dag is voor de vaksectie LO niet haalbaar aangezien de leerlingen maar 1 of 2 keer in de week
LO hebben. Voor de blokuren moet dit zeker haalbaar zijn en ben je als docent LO ook moreel verplicht.
Voor het enkel uur is het maar de vraag als je de netto lestijd bekijkt (ca. 35 minuten)
Wat gebeurt er met leerlingen die (langdurig) geblesseerd zijn?
Bij een geblesseerde leerling dat langere tijd niet mee kan doen met de reguliere gymlessen doen
ouders een verzoek bij de leerjaarcoördinator tot ontheffing van het volgen van de gymlessen voor een
langere tijd, eventueel voor de rest van het schooljaar. Bij voorkeur dient een doktersverklaring overlegd
te worden. Ook is het mogelijk dat de leerjaarcoördinator advies inwint bij de schoolarts. Als besloten
wordt het verzoek in te willigen, dienen de volgende zaken door de leerjaarcoördinator afgehandeld te
worden. Met de leerling wordt besproken, na overleg met de docent l.o. wat er tijdens de l.o. lessen van
hem of haar wordt verwacht. De ouders krijgen vervolgens schriftelijk een bevestiging van de gemaakte
afspraken.
Voor de langdurig geblesseerde leerlingen op onze school hebben zijn er meerdere mogelijkheden
uitgestippeld. Bij een leerling die wel mag bewegen maar bepaalde handelingen/activiteiten niet mag
uitvoeren, omdat hij/zij daaraan geblesseerd is, kunnen participeren met de gymles en waar nodig
zullen er differentiaties toegepast worden. Bij de overige activiteiten zal de leerling gebruikt worden als
scheidsrechter of spelbegeleider bij een spel als de gymles hier om vraagt. Mocht een leerling hinder
ondervinden bij het afsluiten van een activiteit dient een vervangende opdracht gemaakt te worden.
Deze vervangende opdracht wordt beoordeeld door de vaksectie en het cijfer hiervan komt in de plaats
van de sportactiviteit.
83
Wat gebeurt er met leerlingen die vanwege andere oorzaken niet in staat zijn het programma (volledig)
te volgen (zorgleerlingen met bijvoorbeeld astma, autisme, bewegingsbeperkingen, et cetera)?
Tijdens de les kunnen er meerdere leerlingen zijn met beperkingen. Er zullen aanpassingen in het
arrangement moeten komen voor deze leerlingen als hierom gevraagd wordt. Wanneer een leerling
slechtziend is zal er een ander soort bal gebruikt worden bij basketbal. Denk hierbij aan een zachte bal
die ook stuitert of een bal die een speciaal belletje heeft. Voor leerlingen met autisme zal de les veel
structuur bieden. Deze leerlingen zullen altijd als eerste en alleen de gymzaal betreden om zo op hun
eigen en rustige manier de zaal te kunnen ontdekken zodat niet alle prikkels tijdens de les zullen
voorkomen. Deze kinderen verdienen de extra aandacht die ze nodig hebben en zullen dus ook meer tijd
in beslag nemen.
Bij leerlingen die bijvoorbeeld in een rolstoel zitten zal er in samenwerking met deze leerling een apart
rooster opgesteld worden. De lessen waarin activiteiten voorkomen waarin deze leerling wel
onderdelen mee kan doen zal deze leerling dus participeren in de gymzaal. Als er een les in het rooster
staat waar deze leerling niet mee kan doen zal deze leerlingen anders moeten participeren. Dit kan zijn
als scheidsrechter of coach. Als de leerling zich niet in de gymzaal kan laten zien zal die leerling een
vervangende opdracht krijgen. Dit kan te maken hebben met een sportdag, dus sport gerelateerd. Ook
wordt er in overleg met de leerling gekozen voor een opdracht waarbij de leerling de aandoening die hij
heeft en het toekomstbeeld dat hij voor ogen heeft te beschrijven.
84
Hoofdstuk 5 – Evaluatie / beoordeling
5.1 Opdracht Ontwerp lesprogramma/ PTA
Leerlijnen
3VMBO:
3VMBO – Slag- en loopspel - Softbal
1. 7 lesuren.
2. Een partij 9 tegen 9 softbal spelen, waarbij er gepitcht, gecatcht, geslagen vanuit toss en gevangen
wordt.
3. Vanuit cricketsoftbal door middel van oefenvormen in de onderdelen pitchen, catchen en slaan, via 3-
honken softbal komen tot een eindspel van 9 tegen 9.
3VMBO – Doelspel - Voetbal
1. 4 lesuren.
2. Een partij 5 tegen 5 spelen. Hierbij kunnen de leerlingen afspeellijnen openen, herkennen,
tegenstander passeren en afwerken op het doel. Er wordt samenwerkend aangevallen en verdedigd. Het
spel kunnen leiden als scheidsrechter.
3. Van een 3:3 op een half veld, naar een 5:5 op een half veld, naar een 5:5 op een heel veld.
3VMBO – Doelspel - Basketbal
1. 8 lesuren.
2. Het spelen van een partij 5 tegen 5 met recht van aanval, waarbij gebruik wordt gemaakt van een lay-
up, een in-out beweging en de set shot.
3. Vanuit een spel 3 tegen 3 op een half veld, via 4 tegen 4 op een half veld, naar 5 tegen 5 op een half
veld.
3VMBO – Doelspel - Hakobal
1. 6 lesuren.
2. Een wedstrijd 9 tegen 9 spelen waarbij in elk vak zowel aanvallers als verdedigers staan en voor de
aanvallers die kunnen scoren aan beide kanten een overtal situatie is, zodat scoren makkelijker wordt
gemaakt. Keepen op een dikke mat waarbij zowel de benen/voeten als de armen/handen gebruikt
worden. Samenwerkend verdedigen om zo het scoren te voorkomen.
3. Van een 6:6 met een vrije schietkans naar 9:9 met een vrije schietkans naar 9:9 met verdedigers op
100% en de scorende aanvallers in overtal situatie.
85
3VMBO – Volleybal
1. 8 lesuren.
2. 6 tegen 6 volleybal spelen, waarbij er zowel aanvallend als verdedigend samen wordt gespeeld om zo
tot de beste score te komen. Verdedigend wordt er dubbel geblokt waar mogelijk en aanvallend wordt
er waar mogelijk in 3-en gespeeld.
3. Van een 3met3, naar een 3:3 op een klein veld van 10 bij 5 meter, naar een 6:6 op een klein veld naar
een 6:6 op een volleybal veld.
3VMBO – Teruslagspel – Badminton
1. 6 lesuren.
2. Een eindspel 1 tegen 1 spelen op een heel veld.
3. Vanuit individueel spelen naar met elkaar spelen naar tegen elkaar spelen.
3VMBO – Turnen - Grondvormen (Radslag)
1. 2 lesuren.
2. Leerlingen kunnen op eigen bewegingsniveau een radslag vrij in de zaal maken.
3. Door middel van differentiatie en stroomvormen worden verschillende niveaus van de radslag in de
zaal neergezet om uiteindelijk op hun eigen niveau de radslag te kunnen afsluiten.
3VMBO – Turnen(Borstwaartsom).
1. 2 lesuren.
2. Het maken van een borstwaartsom waarbij de benen de gehele beweging bij elkaar blijven en de
leerling op de rekstok kan blijven steunen na de beweging.
3. Door middel van veel oefenbeurten met hulpverleners naar komen tot een borstwaartsom op eigen
niveau.
3VMBO – Turnen(Salto,voorover)
1. 2 lesuren.
2. Vanuit een aanloop een salto voorover maken, eventueel met hulpverlening.
3. Door middel van een methodische opbouw die aansluit bij het beweegniveau van de leerling komen
tot een salto voorover.
4VMBO – Turnen –Acrogym
1. 2 lesuren.
2. Door samen te werken komen tot statische vormen van balanceren. Er zijn leskaarten, maar eigen
ideeën mogen, met toestemming van de docent, ook uitgevoerd worden.
3. Van een les met leskaarten van de docent, naar een les met eigen inbreng van leerlingen.
86
3VMBO – Bewegen & muziek
1. 8 lesuren.
2. Starten op tel 1 en de aangeleerde/zelf bedachte dans opvoeren van 48 tellen en deze dans
demonstreren aan de klas.
3. Vanuit starten op tel 1 naar het gezamenlijke dansje aanleren naar eigen vaardigheid ontwikkelen en
opvoeren.
3VMBO – Atletiek - Kogelstoten
1. 3 lesuren.
2. Vanuit de slidetechniek, met de elleboog hoog, de kogel zo ver mogelijk stoten.
3. Vanuit een standstoot naar een ingedraaide stoot en mogelijk naar een slide.
3 VMBO – Atletiek – Speerwerpen
1. 3 lesuren.
2. Uit een 5-pas aanloop, beginnend met de speer achter, zo ver mogelijke werpen
3. Van een 3-pas aanloop naar een 5-pas aanloop.
3 VMBO – Atletiek – Duurlopen.
1. 2 lesuren.
2. Shuttle-run test in spetember en juni om te kunnen zien of de leerlingen in de loop van het jaar
zichzelf verbeterd hebben.
3. Een 20 meter test uitgevoerd met de hele klas tegelijk.
3VMBO – Zelfverdediging – Judo
1. 4 lesuren.
2. Een 3-eenheid uitvoeren (worp, kantelen, houdgreep).
3. Vanuit valbreken naar kantelen naar werpen naar combinatie.
3VMBO – Vormen van tik- en afgooispelen
1. 9 lesuren.
2. Het spelen van een spel, waarin een tik- of afgooi-element zich duidelijk laat gelden.
3. Van een basis trefbalspel naar een steeds moeilijker/uitgebreider trefbal spel. In het begin is de
docent de leider en scheidrechter. Laten kunnen taken als scheidrechter overgelaten worden aan
leerlingen.
87
3VMBO – 2x keuze door leerling voor nieuwe bewegingsactiviteiten(freerunnen, jongleren en
flagfootball)
1. 3 lesuren.
2. Een oriënterende blik op verschillende bewegingsactiviteiten.
3. De eindactiviteit wordt gelijk aangeboden
4VMBO:
4VMBO – Slag- en loopspel – Softbal
1. 6 lesuren.
2. Een partij 9 tegen 9 spelen ,waarbij infieldpractice centraal staat.
3. Van het 9 tegen 9 naar oefenspelvormen naar 9 tegen 9 met infieldpractice.
4VMBO – Doelspel – Voetbal
1. 6 lesuren.
2. 5 tegen 5 spelen volgens de regels waarbij er open afspeellijnen worden herkend en gelopen. Er
samen wordt gespeeld in zowel aanvallend als verdedigend opzicht. Zelf het spel het spel leiden.
3. 5 tegen 5 op een heel veld, herhalen van het functioneren als scheidsrechter.
4VMBO – Doelspel – Basketbal
1. 6 lesuren.
2. Een partij 5 tegen 5 op heel veld met de regels die op school gelden. Hierbij wordt de fastbreak
uitgevoerd en kunnen de leerlingen de open afspeellijnen gebruiken om tot een doelpoging te komen.
3. Van 5 tegen 5 op half veld naar 5 tegen 5 op heel veld.
4VMBO – Doelspel – Hakobal
1. 2 lesuren.
2. Het spelen van het spel hakobal volgens de regels waarbij er wordt samengewerkt in zowel
aanvallend als verdedigend opzicht.
3. Op een veld onderverdeeld in 4 vakken ter grote van een volleybalveld het spel hakobal spelen met
aan beide kanten 1 keeper.
4VMBO – Doelspel – Handbal
1. 4 lesuren.
2. Een partij 7 tegen 7 spelen waarbij de fastbreak wordt uitgevoerd en er gepasseerd kan worden om
zo gezamenlijk tot een doelpoging te komen, hierbij worden de open afspeellijnen benut.
3. Van 5 tegen 5 op heel veld (16 metergebied) naar 7 tegen 7 op heel veld.
88
4VMBO – Volleybal
4. 4 lesuren.
5. 6 tegen 6 op een heel veld met het gebruik van een ‘stofzuiger’ met gebruik maken van de
schoolregels die gelden. Ook moet de mogelijkheid worden geboden om te komen tot de smash.
6. Van 6 tegen 6 op heel veld naar oefenspelvormen naar 6 tegen 6 op heel veld met stofzuiger.
4VMBO – Terugslagspel – Badminton
1. 4 lesuren.
2. Een mini-toernooi 2 tegen 2 spelen waarbij de wisselwerking aan de hand van de service wordt
toegepast.
3. Van 2met2 met introductie van serveren naar 2 tegen 2 in een move-up move-down systeem.
4VMBO – Turnen - Toesteloverslag
1. 2 lesuren.
2. Leerlingen kunnen op eigen beweegniveau een toesteloverslag over de kast maken.
3. Door middel van een methodische opbouw die aansluit op de leerling komen tot een toesteloverslag
(evt. met hulpverlener).
4VMBO – Turnen - Strekhangzwaai
1. 2 lesuren.
2. Leerlingen kunnen d.m.v. een hol-bol beweging in een ritme zwaaien waardoor er
zwaaivermeerdering optreed waarbij een halve draai gemaakt wordt om de lengte-as.
3. Van strekhangzwaai naar eventueel een strekhangzwaai met halve draai.
4VMBO – Bewegen en muziek
1. 4 lesuren.
2. In groepen van 4 of 5 een eigen dans verzinnen van minimaal 48-tellen op een zelf gekozen nummer
met verschillende organisatievormen. Deze dans wordt voorgedragen aan de klas.
3. Korte introductie van de docent, waarna de leerlingen zelf aan de slag kunnen.
4VMBO – Atletiek – Verspringen
1. 2 lesuren.
2. Vanuit een 7-pas aanloop, zo ver mogelijk springen(indien buitenles) Indien binnen, verspringen
behandelen op de lange mat waarbij er achter de lange mat wordt begonnen en vanuit stilstand in 5 zo
groot mogelijke sprongen en zo groot mogelijke afstand bereikt.
3. Vanuit een 5-pas naar een 7-pas.
89
4 VMBO – Atletiek – Hinkstapsprong
1. 2 lesuren.
2. Uit een eigen aanloop een hink-stap-sprong maken waarbij zo ver mogelijk gesprongen word.
3. Van verspringen naar een 5-pas aanloop naar een 7-pas aanloop tot een eigen aanloop.
4VMBO – Zelfverdediging – Judo
4. 2 lesuren.
5. Een 3-eenheid uitvoeren (werpen, kantelen en houdgreep). Andere worpen en houdgrepen dan in
VMBO 3.
6. Vanuit de bestaande worpen en houdgrepen naar nieuwe worpen en houdgrepen.
4VMBO – Vormen van tik-en afgooispelen
1. 1 lesuur.
2. Het spelen van een spel, waarin een tik- of afgooi-element zich duidelijk laat gelden.
3. Van een basis trefbalspel naar een steeds moeilijker/uitgebreider trefbal spel. In het begin is de
docent de leider en scheidrechter. Laten kunnen taken als scheidrechter overgelaten worden aan
leerlingen.
4VMBO – 2x keuze door leerling voor nieuwe bewegingsactiviteiten(Salsa/Fitness/Boksen)
1. 3 lesuren.
2. Een oriënterende blik op verschillende bewegingsactiviteiten.
3. De eindactiviteit wordt gelijk aangeboden
90
Organisatie keuze door leerlingen van nieuwe bewegingsactiviteiten
3VMBO – Bewegingsactiviteit: Freerunnen, Flagfootball, Jongleren
De leerlingen mogen een keuze maken tussen deze 3 activiteiten die ze gedurende 3 lesuren zullen
volgen. Vanwege de beschikbare ruimte hebben wij niet de mogelijkheid om de leerlingen meer dan drie
keuzes aan te bieden. De leerlingen dienen een briefje in te leveren waar op ze aangeven wat hun 1e, 2e
en 3e keus is. Wanneer alle briefjes zijn ingenomen zal de vaksectie na een korte tijd hierna aangeven
welke leerlingen welke activiteit gaan doen. De vaksectie heeft als nieuwe bewegingsactiviteiten
gekozen voor “freerunning”, “flagfootball” en “jongleren”. De leerlingen zullen zo veel mogelijk op hun
eerste keuze worden ingedeeld. Als dit niet mogelijk is, omdat er een te grote hoeveelheid leerlingen
zijn die dat onderdeel hebben gekozen, wordt die leerling bij hun tweede keuze ingedeeld. Door de
verschillende keuzes van elke leerling zullen er dus drie ongeveer even grote groepen gemaakt worden.
De verschillende activiteiten worden allemaal door verschillende personen gegeven.
Één van de gymdocenten zal het jongleren doceren aan de leerlingen. Hierin gaat hij dieper in op het
jongleren. Hierbij zullen bijvoorbeeld ballen, kegels, kiwido-poi onderdeel zijn van deze activiteit. Ook
wordt er een stukje samen gejongleerd. Uiteindelijk wordt er een klein optreden bedacht door de
leerlingen zelf, en uitgevoerd voor de rest van deze groep.
Bij het flagfootball is het kennis laten maken met de sport het voornaamste doel. Via
www.playfootball.nl zal er een flagfootball trainer de clinic verzorgen. Dit is een organisatie die clinics
kan verzorgen voor scholen. De kosten voor deze trainer zal tussen de €50,- en €75,- liggen. Deze kosten
worden verrekend door de school. Deze lessen zullen worden gegeven op het gemeente grasveld naast
de school.
Freerunning wordt gegeven in de zaal die niet bezet is door het jongleren. Deze grote zaal is ideaal voor
het freerunningen zal worden gegeven door de docent die zich niet met het jongleren bezig houdt.
Wanneer een klas niet parallel les heeft met een andere klas dient de docent zelf creatief om te gaan
met de gemaakte keuzes door de leerlingen binnen de klas. Het kan dus zo zijn dat er in vakken gewerkt
moet worden. Hierin worden zoveel mogelijk materialen uit de kast gehaald, om vervolgens een soort
circuit af te leggen. Het niveau van de leerlingen zal bepalen hoe ver de docent hierin zal gaan. Hieraan
zitten geen extra kosten verbonden.
Voor het reizen naar de locaties hoeft geen extra tijd worden ingepland dan alleen de tijd zoals in de
reguliere lessen van toepassing is, aangezien de externe locaties in de buurt zijn en hier anders ook altijd
gegymd wordt.
91
4VMBO – Bewegingsactiviteit: Salsa dansen, Fitness of Boksen
De leerlingen mogen een keuze maken tussen deze 3 activiteiten die ze gedurende 6 lesuren zullen
volgen. Vanwege de beschikbare ruimte hebben wij niet de mogelijkheid om de leerlingen meer dan drie
keuzes aan te bieden. De leerlingen dienen een briefje in te leveren waar op ze aangeven wat hun 1e, 2e
en 3e keus is. Wanneer alle briefjes zijn ingenomen zal de vaksectie na een korte tijd hierna aangeven
welke leerlingen welke activiteit gaan doen. De vaksectie heeft als nieuwe bewegingsactiviteiten
gekozen voor “Salsa”, “Fitness” en “Boksen”. De leerlingen zullen zo veel mogelijk op hun eerste keuze
worden ingedeeld. Als dit niet mogelijk is, omdat er een te grote hoeveelheid leerlingen zijn die dat
onderdeel hebben gekozen, wordt die leerling bij hun tweede keuze ingedeeld. Door de verschillende
keuzes van elke leerling zullen er dus drie ongeveer even grote groepen gemaakt worden. De
verschillende activiteiten worden allemaal door verschillende personen gegeven.
Bij dansschool 4Salsa zal de gymsectie contact opnemen voor een dansleraar die gedurende 6 lesuren
een cursus salsadansen verzorgt. De leerlingen komen tot een dans in 2-tallen die uiteindelijk
opgedragen wordt aan de rest van de groep. De kosten voor deze trainer zal tussen de €75,- en €100,-
liggen en zijn voor de rekening van de school. De les zal verzorgt worden in de zaal.
Voor het boksen zal er een docent via Mixedfight Brielle geregeld worden via www.mixedfight.nl. Deze
les zal verzorgd worden in de zaal waar de salsa les niet in gegeven wordt. De leerlingen leren de
beginselen van het boksen en komen uiteindelijk tot het sparren met elkaar op een verantwoorde
manier. De kosten voor de boks docent ligt rond de €75,- en deze kosten zijn voor de school.
Bij het 3e programma kunnen de leerlingen terecht bij sportschool van Unen op de Amer 19 te Brielle.
De reistijd hiervan is ongeveer 5 minuten met de fiets dus alle leerlingen worden verwacht de
desbetreffende dag met de fiets naar school te komen. De leerlingen zullen begeleiding krijgen van een
instructeur in de sportschool. Het is de bedoeling dat de kinderen leren verantwoord te trainen in de
sportschool met een aangereikt schema. De kosten hiervoor bedragen rond de €100,- en deze zijn voor
de school.
92
Leerlijnen bewegen & regelen (B&R)
In het pre-examenjaar zal de leerlijn bewegen en regelen aan bod komen met behulp van de sporten
handbal en voetbal. Er wordt een toernooi gespeeld dat door de leerlingen zelf wordt georganiseerd.
Hierbij dienen ze met alle aspecten rekening houden die daarbij komen kijken. In het examenjaar zullen
de leerlingen een volleybal organiseren. Hiervoor gelden dezelfde criteria als in het pre-examenjaar allen
zullen de leerlingen hun ervaring van het 3e leerjaar meenemen.
De leerlingen dienen ook de taken van scheidsrechteren en coachen op zich te nemen. Als een leerling
geblesseerd is tijdens deze les en niet mee kan participeren met de activiteit als speler kan hij of zij
optreden als coach van een team. Ook zal een geblesseerde leerling meer taken hebben met het
organiseren van het toernooi (zie zorgleerlingen)
3VMBO – Bewegen en Regelen - Scheidsrechteren 1. 1 lesuur.
2. Tijdens een toernooi de wedstrijden eerlijk laten verlopen volgens de regels die op de school
gelden (handbal/voetbal).
3. Van een vaardige scheidrechter met een minder vaardige scheidsrechter naar een minder
vaardige scheidsrechter alleen.
4VMBO – Bewegen en Regelen - Scheidsrechteren 1. 1 lesuur.
2. Tijdens een toernooi de wedstrijden eerlijk laten verlopen volgens de regels die op de school
gelden(volleybal).
3. Van een vaardige scheidrechter met een minder vaardige scheidsrechter naar een minder
vaardige scheidsrechter alleen.
4VMBO – Bewegen en Regelen - Organiseren 1. 1 lesuur
2. Het organiseren van een volleybaltoernooi waarbij niet alleen wordt nagedacht over het
speelschema en het indelen van de teams maar ook over de inzet van scheidsrechters en het
arrangeren van materialen.
3. Van een theorieles naar het onder begeleiding van de docent organiseren in de praktijk.
Ook bij turnen zijn de leerlingen bezig met bewegen en regelen. Bij de verschillende
bewegingsactiviteiten zullen de leerlingen elkaar gaan hulpverlenen. Tijdens deze les zullen er
uitdagende arrangementen worden neergezet waarbij verschillende soorten hulpverleengrepen worden
aangeboden en geoefend. Wel wil de vaksectie vooraf de leerlingen laten nadenken over wat de slimste
manier van hulpverlenen is. De docent zal hier enkele voorbeelden van geven.
3VMBO – Bewegen en Regelen – Hulpverlenen(Turnen) 1. 1 lesuur.
2. De leerlingen kunnen elkaar veilig hulpverlenen binnen verschillende arrangementen en
activiteiten.
93
3. Van voorbeeld van een docent naar samen met een docent hulpverlenen naar zelfstandig
hulpverlenen.
Leerlijnen bewegen & gezondheid (B&G)
In periode 1 van het pre-examenjaar zal er een conditietest met de leerlingen uitgevoerd worden om ze
bewust te maken van hun conditie. Aan deze test zit geen cijfer vast en is dus alleen bedoeld om de
leerlingen in te laten zien hoe het met hun conditie gesteld is.
3VMBO – Bewegen en Gezondheid - Conditietesten 1. 1 lesuur.
2. De conditietest maakt de leerlingen bewust van hun conditie
3. De leerlingen noteren in 2-tallen elkaars waarders. De leerlingen kunnen deze waardes zelf gaan
vergelijken.
De leerlingen zullen aan de hand van de conditietest vast kunnen stellen hoe het met de conditie gesteld is. Indien nodig zal de docent in overleg met de leerling een trainingsschema op gaan stellen. In de lessen zelf zal besproken worden wat super compensatie inhoud. In het examenjaar krijgen de leerlingen een aansluitende les op bewegen en gezondheid met atletiek als
middel. Deze leerlijn zal in de gymzaal worden uitgevoerd, met ondersteuning van een beamer en indien
niet aanwezig een laptop van één van de docenten. Aan de hand van voorbeelden uit de praktijk worden
de leerlingen geïnformeerd over de voorkoming van blessures en overbelasting. Hierbij zal de vaksectie
filmpjes laten zien van turners die een blessure oplopen. De leerlingen zullen onderling in overleg gaan
met elkaar hoe zo’n blessure voorkomen kan worden.
4VMBO - Bewegen & Gezondheid - Voorkomen blessures/overbelasting 1. 1 lesuur.
2. De leerlingen zijn zich na deze les bewust van de risico’s van (te veel) sporten.
3. A.d.h.v. practica en theorie zullen de leerlingen meer informatie krijgen over het voorkomen van
blessuren/overbelasting.
94
Leerlijnen Bewegen & samenleving (B&S)
In het pre-examenjaar komt de leerlijn bewegen en samenleving weer aan bod met de activiteiten
handbal en voetbal. Door dat er een sportdag is, komt het thema ‘omgaan met winst/verlies’
nadrukkelijk aan bod. Het is dan de taak aan de docent om de leerlingen hier bewust van te maken.
Deze les is dan ook met opzet net voor de sportdag gepland.
Natuurlijk komt dit thema niet alleen in deze les naar voren, maar ook in de andere lessen. Alleen wordt
er door de docent in deze les nadrukkelijk op in gegaan.
3VMBO – Bewegen en Samenleving - Omgaan met winst/verlies 1. 1 lesuur.
2. De leerlingen zijn bewust dat de verliezende partij hun verlies moet accepteren en dat dit ook
door de andere leerlingen wordt geaccepteerd.
3. Door het toernooi komen de leerlingen hier mee in aanmerking, de docent wijst er op als een
leerling zich onsportief gedraagt.
In het examenjaar sluit de leerlijn B&S aan op de activiteit judo. Door gebruik te maken van judo leren
de leerlingen omgaan met anderen. Hierbij moeten ze rekening houden met een ander geslacht, lengte,
gewicht en vaardigheid. De docent zal een les geven waarbij de nadruk hier extra op zal liggen in
vergelijking met regulieren lessen. De leerlingen mogen aan het eind van de les zeggen wat zij van de les
vonden en aangeven wat ze zelf mee nemen waar ze wat aan hebben. Hierbij ligt de nadruk op de
ervaringen die zij opgedaan hebben tijdens het stoeien met medeleerlingen en wordt er besproken wat
het belang is van sport binnen de eigen loopbaan.
4VMBO - Bewegen & samenleving - Met respect omgaan met anderen 1. 1 lesuur.
2. Eigen vaardigheden aanpassen aan de kunnen van de tegenstander binnen een stoeispel (judo).
3. Vanuit de leerlijn judo komen te leerlingen tot een stoeispel waarbij ze rekening houden met
elkaars kunnen.
Het keuzeprogramma en B&S worden ook gekoppeld om de leerlingen te oriënteren op verschillende
sporten. Hierbij moeten zij zelf gaan bedenken wat zij nou willen in de toekomst als het om sporten
gaat. De sporten in het keuzeprogramma zijn ook zo gekozen dat ze allemaal te doen zijn in Brielle. De
leerlingen kunnen dus daadwerkelijk n.a.v. het keuzeprogramma een sport gaan beoefenen in de
bewegingscultuur.
95
Periodeplannen Leerjaar 3 vmbo
Periode 1 Tabel 3: periode planning 3VMBO
Week-
nr.
Zaal/
veld
Opmerkingen
34 1. Atletiek (2) 2. Judo (1)
Z/V
35 1. Atletiek (2) 2. Judo (1)
Z/V
36 1. Atletiek (2) 2. Judo (1)
Z/V
37 1. Atletiek (2) 2. Judo (1)
Z/V
38 1. Volleybal (2) 2. Vormen van tik- en afgooispelen (1)
Z/V
39 1. Volleybal (2) 2. Vormen van tik- en afgooispelen (1)
Z/V
40 1. Volleybal (2) 2. Vormen van tik- en afgooispelen (1)
Z/V
41 1. Volleybal (2) 2. Vormen van tik- en afgooispelen (1)
Z/V
42 1. Handbal (2)
2. Voetbal (1)
Z/V
43 HERFSTVAKANTIE Geen les
44 1. Handbal (2)
2. Voetbal (1)
Z/V
Periode 2: 45 Toetsweek 1 Geen les
46 Bufferweek 1 Z/V
47 Skiën& Snowboarden Klassenuitje 3ejaars, Inleveren cijfers periode 1
48 1. Handbal (2)
2. Voetbal (1)
Z
49 1. Handbal (2)
2. Voetbal (1)
Z
50 1. Bewegen & samenleving (1) Bewegen & regelen (1)
Z
51 1. Bewegen & gezondheid (1) Bewegen & regelen (1)
Z
52 1. Badminton (2) 2. Hakobal (1)
Z
53 KERSTVAKANTIE Geen les
01 KERSTVAKANTIE Z Geen les
02 1. Badminton (2) 2. Hakobal (1)
Z
03 1. Badminton (2) 2. Hakobal (1)
Z
96
Periode 3: 04 Toetsweek 2 Geen les
05 Bufferweek 2 Z
06 1. Hakobal (2)
2. Hakobal (1)
Z Inleveren cijfers periode 2
07 1. Basketbal (2)
2. B&M (1)
Z
08 1. Basketbal (2)
2. B&M (1)
Z
09 VOORJAARSVAKANTIE
10 1. Basketbal (2)
2. B&M (1)
Z
11 1. Basketbal (2)
2. B&M (1)
Z
12 1. B&M (2)
2. Turnen (1)
Z
13 Toetsweek 3 Geen les
Periode 4: 14 1. B&M (2)
2. Turnen (1)
Z/V
15 Bufferweek 3 Z/V
16 1. Turnen (2)
2. Turnen (1)
Z/V
17 1. Turnen (2)
2. Turnen (1)
Z/V
18 MEIVAKANTIE Geen les
19 MEIVAKANTIE Geen les
20 1. Keuze activiteit Z/V
21 1. Keuze activiteit Z/V
22 1. Softbal (2)
2. Vormen van tik- en afgooispelen (1)
Z/V
23 1. Softbal (2)
2.Atletiek (1)
Z/V
24 1. Softbal (2)
2. (vormen van tik-en afgooispelen (1)
Z/V
25 1. Softbal (2)
2. Vormen van tik- en afgooispelen (1)
Z/V
26 1. Softbal (2)
2.Vormen van tik- en afgooispelen (1)
Z/V
27 Bufferweek 4 Z/V Inleveren cijfers periode 4
28 Projectweek Geen les
Uitreiking rapport
97
5.2.2 leerjaar 4 vmbo
Periode1:Tabel 4: Periode planning4VMBO
34 1. Softbal (2) Z/V
35 1. Softbal (2) Z/V
36 1. Softbal (2) Z/V
37 1. Voetbal (2) Z/V
38 1. Voetbal (2) Z/V
39 1. Voetbal (2) Z/V
40 1. Bewegen en Gezondheid (1)
Tik- en afgooispelen
Z/V
41 1. Zelfverdediging (2) Z/V
42 1. Bewegen en Samenleving (1)
Hakobal (1)
Z/V
43 Herfstvakantie
44 Bufferweek 1 Z/V
Periode 2: 45 Toetsweek 1 Geen les
46 1. Badminton (2) Z
47 1.Badminton (2) Z Inleveren cijfers periode 1
48 1. Turnen (2) Z
49 1. Turnen (2) Z
50 1. Handbal (2) Z
51 1. Handbal (2) Z
52 1. Basketbal (2) Z BahurimOlympics
53 Kerstvakantie
01 Kerstvakantie Z
02 1. Basketbal (2) Z
03 1. Basketbal (2) Z
04 Toetsweek 2
Periode 3: 05 Bufferweek 2 Z
06 1. Volleybal (2) Z Inleveren cijfers periode 2
07 1. Volleybal (2) Z
08 1. Bewegen en Regelen (2) Z
09 Voorjaasvakantie
10 1. B&M (2) Z
11 1. B&M (2) Z
12 1. Atletiek (2) Z
13 Toets week 3 Geen les
98
Periode 4:
(Na de meivakantie beginnen de Centrale examens en zijn er geen lessen LO meer voor de
examenklassen)
14 1. Atletiek (2) Z/V
15 Bufferweek 3 Z/V
16 1. Keuze activiteit Z/V Inleveren cijfers periode 3
17 1. Keuze activiteit Z/V
18 Meivakantie Geen les
19 Meivakantie Geen les
20 Centraal examen
21 Centraal examen
22
23
24
25
26
27
99
Alternatief lesprogramma zorgleerlingen
Langdurig geblesseerden
Bij een geblesseerde leerling dat langere tijd niet mee kan doen met de reguliere gymlessen doen
ouders een verzoek bij de leerjaarcoördinator tot ontheffing van het volgen van de gymlessen voor een
langere tijd, eventueel voor de rest van het schooljaar. Bij voorkeur dient een doktersverklaring overlegd
te worden. Ook is het mogelijk dat de leerjaarcoördinator advies inwint bij de schoolarts. Als besloten
wordt het verzoek in te willigen, dienen de volgende zaken door de leerjaarcoördinator afgehandeld te
worden. Met de leerling wordt besproken, na overleg met de docent l.o. wat er tijdens de l.o. lessen van
hem of haar wordt verwacht. De ouders krijgen vervolgens schriftelijk een bevestiging van de gemaakte
afspraken.
Voor de langdurig geblesseerde leerlingen op onze school hebben zijn er meerdere mogelijkheden
uitgestippeld. Bij een leerling die wel mag bewegen maar bepaalde handelingen/activiteiten niet mag
uitvoeren, omdat hij/zij daaraan geblesseerd is, kunnen participeren met de gymles en waar nodig
zullen er differentiaties toegepast worden. Bij de overige activiteiten zal de leerling gebruikt worden als
scheidsrechter of spelbegeleider bij een spel als de gymles hier om vraagt. Mocht een leerling hinder
ondervinden bij het afsluiten van een activiteit dient een vervangende opdracht gemaakt te worden.
Deze vervangende opdracht wordt beoordeeld door de vaksectie en het cijfer hiervan komt in de plaats
van de sportactiviteit. Deze vervangende opdracht wordt verder beschreven in 5.2.2.
Daarnaast is er voor de leerlingen die niet aanwezig kunnen zijn in de les een andere sport gerelateerde
opdracht. Omdat de leerlingen in het 3e of 4e jaar zitten is het de bedoeling om de leerlingen meer
zelfstandig te laten werken. Dit probeert de vaksectie te doen door de leerlingen te laten helpen met
het organiseren van de sportdag. De leerlingen krijgen dan draaiboeken van vorige sportdagen en zo
krijgen ze de verantwoording om een sportdag te organiseren met behulp van de vaksectie. Ze hoeven
hiervoor niet in de lessen aanwezig te zijn maar laten na elke les het product steeds controleren en
zullen zo naar een sportdag toewerken. Het is afhankelijk van de leerlingen en de leeftijd welke taken de
vaksectiezelf behoudt en wat het overlaat aan de leerlingen.
100
Overige zorgleerlingen
Tijdens de les kunnen er meerdere leerlingen zijn met beperkingen. Er zullen aanpassingen in het
arrangement moeten komen voor deze leerlingen als hierom gevraagd wordt. Wanneer een leerling
slechtziend is zal er een ander soort bal gebruikt worden bij basketbal. Denk hierbij aan een zachte bal
die ook stuitert of een bal die een speciaal belletje heeft. Voor leerlingen met autisme zal de les veel
structuur bieden. Deze leerlingen zullen altijd als eerste en alleen de gymzaal betreden om zo op hun
eigen en rustige manier de zaal te kunnen ontdekken zodat niet alle prikkels tijdens de les zullen
voorkomen. Deze kinderen verdienen de extra aandacht die ze nodig hebben en zullen dus ook meer tijd
in beslag nemen.
Bij leerlingen die in een rolstoel zitten zal er in samenwerking met deze leerling een apart rooster
opgesteld worden. De lessen waarin activiteiten voorkomen waarin deze leerling wel onderdelen mee
kan doen zal deze leerling dus participeren in de gymzaal. Als er een les in het rooster staat waar deze
leerling niet mee kan doen zal deze leerlingen anders moeten participeren. Dit kan zijn als
scheidsrechter of coach. Als de leerling zich niet in de gymzaal kan laten zien zal die leerling een
vervangende opdracht krijgen. Dit kan te maken hebben met een sportdag, dus sport gerelateerd. Ook
wordt er in overleg met de leerling gekozen voor een opdracht waarbij de leerling de aandoening die hij
heeft en het toekomstbeeld dat hij voor ogen heeft te beschrijven.
101
Evaluatie/Beoordeling
Evalueren als ondersteuning van het leerproces De vaksectie heeft voor het evalueren als ondersteuning van het leerproces voor de activiteiten volleybal en voetbal gekozen. Bij volleybal is het praktisch dat er wissels zijn want zo zullen de leerlingen die als “wissel” fungeren in deze tijd één leerling observeren m.b.t. het positiespel in het team. De leerlingen krijgen allemaal ten minste één keer dit formulier om een leerling te observeren. Na het observeren zal de observator met de leerling bespreken wat er geconstateerd is en zal de geobserveerde leerling de rol van observator overnemen. Zo is er een wisselwerking aan de gang. Bij voetbal is de scheidsrechters rol niet alleen van belang om het spel goed te laten verlopen, maar geeft leerlingen ook een veel beter inzicht in het spel. Hetzelfde principe als met Volleybal zal hier worden toegepast. De scheidsrechter zal worden geobserveerd op zijn beslissingen en naderhand besproken met de observator. De scheidsrechter wisselt van functie bij elk wisselmoment zodat iedereen aan bod kan komen in deze rol. Het observeren van elkaar draagt bij aan het leerproces van zowel de sporter als van de cognitieve vaardigheden van de leerlingen. De leerlingen zullen zelf inzien hoe het is om elkaar te beoordelen en een goed waarde oordeel te geven over iemand anders z’n prestaties. Daarnaast wordt voor de sporter nogmaals benadrukt wat de speerpunten zijn van de sport die ze beoefenen. Deze opdracht staat in relatie tot B&R. Onderstaande de observatie formulieren die gebruikt worden bij Volleybal en Voetbal
Observatie formulier Volleybal
Leerlingnaam: Aantal keer geobserveerd
Spelverdeelt als spelverdeler
(opzet gegeven voor een smash)
Correcte positie ingenomen voor een blok
(voorste 3 spelers)
Smash
Opvangen van service
Eerste bal naar de spelverdeler verwerkt
102
Observatie formulier Voetbal
Leerlingnaam: Aantal keer geobserveerd
Correct het spel starten na een doelpunt
Correct een inworp aangeven
Correct een vrije trap aangeven
103
Beoordelen i.v.m. rapportering: regulier
Pre-examenjaar
In periode 1 wordt atletiek beoordeeld door de docent. De leerlingen worden beoordeeld voor de
onderdelen kogelstoten en speerwerpen. Hierbij wordt gelet op de uitvoering van de techniek en of alle
veiligheidsregels nagestreefd worden. Dit kan punten aftrek met zich meebrengen. Daarnaast wordt er
ook naar het resultaat gekeken. Deze 3 factoren maken samen een cijfer. Daarnaast wordt in deze
periode judo beoordeeld. De leerlingen moeten een 3- eenheid laten zien (werpen, kantelen en
houdgreep). Hierbij worden de leerlingen beoordeeld op de techniek van de beweging. Verder komt
volleybal aan bod in deze periode. Bij volleybal wordt gelet op positiespel en techniek. Het positiespel is
een belangrijk onderdeel bij volleybal en de vaksectie wil de leerlingen aanleren dat elke positie een
andere functie vervult.
In periode 2 wordt badminton beoordeeld samen met handbal en voetbal. Badminton wordt
beoordeeld op de techniek (juiste greep, juiste slag) en inzet. Hanbal en voetbal staan in het teken van
techniek, spelinzicht en samenwerken. Bij deze 2 spelsporten, en voornamelijk voetbal, zit er een groot
gat tussen de meest ervaren spelers en de minst ervaren spelers. Het gaat bij de ervaren spelers minder
om de eigen vaardigheid maar om het vermogen om andere beter te laten spelen.
In periode 3 komen basketbal en B&M aan bod. Bij B&M wordt gelet op ritme en eigen vaardigheid. De
leerlingen kunnen binnen de lessen oefenen hierop en bij de uitvoering zal de complete dans
beoordeeld worden door de docent. Vooral het in de maat bewegen is een groot spectrum binnen het
beoordelen. De leerlingen zullen hier veelvuldig op oefenen in de lessen met de docent. Bij basketbal
worden er op 4 onderdelen beoordeeld namelijk; Man to man verdedigen, fastbreak, spelinzicht en
techniek. Bij basketbal is het de bedoeling dat het spel zo wordt aangeboden dat alle elementen van een
basketbal wedstrijd terug zal komen. De vaksectie vindt het dan ook belangrijk dat deze onderdelen los
worden beoordeeld van elkaar.
In periode 4 zullen turnen en softbal beoordeeld worden. Bij turnen krijgen de leerlingen een cijfer over
3 bewegingsactiviteiten, namelijk voor de bewegingen salto vo, BWO en radslag.
Salto: hierbij wordt gelet op hoogte en lichaamshouding.
BWO: hierbij wordt gelet op het rondkomen en de afzet van de benen.
Radslag: hierbij wordt gelet op lichaamshouding en plaatsing van de handen.
Softbal zal beoordeeld worden op techniek en spelinzicht.
Al deze cijfers wegen allemaal even zwaar mee. Aan het einde van leerjaar 3 hebben de leerlingen
dus 10 cijfers die allemaal 1x meetellen voor het rapport.
De keuze activiteiten die worden aangeboden in leerjaar 3 zijn allemaal oriëntatieprogramma’s. Deze
worden allemaal eenmalig aangeboden en kan dus niet worden beoordeeld.
104
Examenjaar
Net als in het pre-examenjaar is ook het examenjaar opgedeeld in verschillende periodes. In periode
1 worden er 3 vaardigheden afgesloten, namelijk: softbal, voetbal en judo. Bij judo wordt er weer een 3-
eenheid verwacht van de leerlingen. Hierbij wordt op de techniek van de worp en houdgreep
gelet. Softbal en voetbal worden weer op dezelfde manier beoordeeld als vorig jaar.
In periode 2 zullen de activiteiten badminton, turnen, handbal en basketbal beoordeeld worden.
Bij turnen wordt de strekhangzwaai en de toesteloverslag beoordeeld. Bij de strekhangzwaai wordt
er beoordeeld op het ritme en de zwaaivermeerdering en bij de toesteloverslag op het actieve
steunen en de van het lichaamszwaartepunt. Alle vaardigheden wordt beoordeeld met een cijfer. De
overige activiteiten worden op dezelfde wijze beoordeeld.
De laatste periode voor het CE is een binnen- en buitenperiode. Volleybal wordt op dezelfde wijze als
de vorige jaar beoordeeld. Bij Atletiek wordt het verspringen en de hink-stap-sprong beoordeeld op
techniek, resultaat en veiligheid. De laatste paar lessen voor de vakantie en het CE wordt opgevuld met
lessen B&M. B&M wordt weer afgesloten met een dans en wordt ook op dezelfde manier beoordeeld
als het pre-examenjaar.
Alle cijfer wegen allemaal even zwaar op het rapport. Maar ook voor het SE wegen ze allemaal 1x. In
totaal zijn er 10 cijfers die meetellen voor het SE. Het cijfer in het pre-examenjaar + het cijfer in het
examenjaar gedeeld door twee zal het eindcijfer van het vak LO weergeven.
105
Zorgleerlingen
Het kan voorkomen dat leerlingen niet alle lessen mee kunnen doen, indien de leerling 1 les of minder
niet heeft mee kunnen doen (met geldige reden) dan wordt deze leerling beoordeeld op de lessen die
deze leerling wel heeft meegedaan. Hier is voor de vaksectie genoeg tijd geweest om de leerling te
beoordelen.
Indien leerlingen 2 of meer lessen hebben gemist, dan zal deze leerling een vervangende opdracht
moeten maken. Omdat de vaksectie leerlingen bekwaam willen maken om te participeren aan de
bewegingscultuur zullen deze vervangende opdrachten relatie moeten hebben met de leerling zelf en
hoe zij wel kunnen participeren in de aangeboden activiteit. Mocht dit voorkomen bij de leerlingen zal
de vaksectie contact opnemen met de ouders/verzorgers om zo duidelijkheid te geven.
Dit verslag zal beoordeeld worden op:
• Relevantie leerling/activiteit
• Diepgang
• Regels
Voor Voetbal, Basketbal, Volleybal en softbal geldt ook dat de scheidsrechter rol van belang is, de
zorgleerlingen moeten dan ook zelf komen met een oplossing op welke manier zij wel kunnen
participeren in de gymles.
Daarnaast kan de vaksectie er voor kiezen om de leerlingen in te zetten met organiseren van de
sportdag op de school. De vaksectie zal de leerlingen begeleiden in het proces en open staan voor
vragen hierover. Daarnaast zal de vaksectie als hulpmiddel draaiboeken van voorgaande edities
verstrekken aan de leerlingen als hulpmiddel om zo tot een voldoende participatie te komen.
106
Beoordelen i.v.m. examinering: Regulier
Op de school worden over bijna alle vakken wordt eindexamen gedaan maar in het vak LO niet. Toch komt er een eindcijfer voor het vak LO op het diploma van de leerlingen. Het cijfer wat op de eindlijst komt voort uit de resultaten behaald in 3 & 4 VMBO. Deze cijfers worden behaald door de leerlingen in de periodes van een schooljaar. In het 3e leerjaar zijn er 4 periodes waarin 10 cijfers gegeven worden aan de leerlingen. Van deze 10 cijfers komt een gemiddelde van 1 cijfer en dit cijfer wordt meegenomen naar het 4e leerjaar. In het 4e leerjaar zijn er net als in het pre-examenjaar 10 beoordelingen voor de leerlingen. Het gemiddelde cijfer van het 3e leerjaar en het cijfer van het 4e leerjaar worden bij elkaar opgeteld en gedeeld door 2. Dit is het cijfer dat op het diploma komt bij de leerlingen. Deze cijfers zullen op halve worden afgerond net als bij alle andere vakken. Zo wordt een 7.2 afgerond naar een 7 en een 7.3 zal een 7.5 worden. Een volledig en compleet overzicht hiervan kunt u vinden bij 5.5 waarin het PTA overzicht te zien zal zijn. Ook zijn alle waardes gelijk aan elkaar.
107
Zorgleerlingen
Voor de zorgleerlingen zal niet altijd op dezelfde manier een cijfer behaald kunnen worden als voor de
reguliere leerlingen. Zij zullen een vervangende opdracht krijgen, of moeten bepaalde cijfers later in het
jaar inhalen.
De leerlingen die een geheel jaar niet mee kunnen doen, een aantal lessen niet, of bepaalde sporten
niet vanwege hun blessure/aandoening, die zullen voor elk cijfer toch een manier moeten vinden om de
beoordeling te krijgen. In hoofdstuk 5.2.2. is beschreven welke opdracht er uitgevoerd moet worden
om toch tot een beoordeling te komen. Ze kunnen een verslag schrijven of tijdens de les een andere
opdracht uit voeren. Voor deze vervangende opdrachten, krijgen zij een beoordeling. Dit zal op dezelfde
schaal gebeuren als de reguliere beoordeling. Uiteindelijk worden alle cijfers bij elkaar opgeteld en het
gemiddelde van deze cijfers wordt het eindcijfer op het diploma.
Er is dus niet veel verschil voor de zorgleerlingen qua cijfers, het enige wat anders is, is de manier van
het behalen van de cijfers.
108
Inhalen en herkansen
De beoordelingen zijn niet op één moment te meten, daarom is het dan ook meestal niet nodig om
beoordeling te herkansen (als er één les gemist is).
Het is wel noodzaak voor de leerling om ten minste 80% van de lessenserie te volgen om tot een goed
eindoordeel te kunnen komen, lukt dit niet dan moet de leerling deze les inhalen bij een andere klas.
Als er geen mogelijkheid is om de les in te halen bij een andere klas, dan zal de leerling kunnen kiezen
uit een vervangende opdracht (zelfde opdracht als de zorgleerlingen) of om tijdens een bufferles het
onderdeel in te halen (dit kan alleen als er meer dan 5 leerlingen hetzelfde onderdeel moeten inhalen).
Als leerlingen niet tevreden zijn met hun resultaat, dan kan de leerling kiezen om tijdens de bufferlessen
zijn resultaat te verbeteren (indien er genoeg leerlingen zijn) of om de vervangende opdracht te maken
die de zorgleerlingen ook maken.
De leerling kan niet herkansen indien de inzet/coachbaarheid van de leerling niet voldoende is geweest,
de docent moet deze criteria dan ook zeer duidelijk vermelden in zijn lessenserie
109
Examenprogramma LO - VMBO
aantal
lesuren
totaal
aantal
lesuren
pre-
examen-
jaar
Aantal
lesuren
examenja
ar
event. opmerkingen
DOMEIN BEWEGEN: bewegen centraal
- slag- en loopspel: Softbal
- doelspel 1: Voetbal
- doelspel 2: Basketbal
- doelspel 3: Hakobal
- doelspel 4: Handbal
- Volleybal:
- Terugslagspel: Badminton
- Turnen:
- B&M
- Atletiek
- Zelfverdediging
- Vormen van tik- en afgooispelen
16
10
14
8
12
12
10
12
12
12
6
10
10
4
8
6
8
8
6
8
8
8
4
9
6
6
6
2
4
4
4
4
4
4
2
1
2x keuze door leerlingen uit
voor leerlingen nieuwe bewegingsactiviteiten
6
3
3
DOMEIN BEWEGEN & GEZONDHEID:
- gezondheid centraal
2
1
1
- bewegen centraal (*)
2
DOMEIN BEWEGEN & REGELEN:
- regelen centraal
4
2
2
- bewegen centraal (*)
5
DOMEIN BEWEGEN & SAMENLEVING:
- samenleving centraal
2
1
1
- bewegen centraal (*)
4
Netto lestijd
148
94
54
110
Examenprogramma LO – Wettekst
Examenprogramma lichamelijke opvoeding 11
Informatiewijzer
Preambule 1 Leeswijzer 2 lichamelijke opvoeding 1 3 1. Preambule
De zes algemene onderwijsdoelen die voor alle vakken en sectoren in het vmbo gelden, zijn
1 Werken aan vakoverstijgende thema's De leerling leert, in het kader van een brede en evenwichtige oriëntatie op mens en samenleving, enig zicht te krijgen op relaties met de persoonlijke en maatschappelijke omgeving. Daarbij wordt expliciet aandacht besteed aan: 1.1 het kennen van en omgaan met eigen en andermans normen en waarden; 1.2 het onderkennen van en omgaan met de verschillen tussen de seksen; 1.3 de relatie tussen de mens en de natuur en het concept van duurzame ontwikkeling; 1.4 het functioneren als democratisch burger in een multiculturele samenleving, ook in internationaal
verband; 1.5 het op een voor henzelf en anderen veilige manier functioneren in de beroepspraktijk en in eigen
omgeving; 1.6 de maatschappelijke betekenis van technologische ontwikkeling, waaronder met name moderne
informatie- en communicatietechnologie; 1.7 de maatschappelijke betekenis van betaalde en onbetaalde arbeid; 1.8 de verworvenheden en mogelijkheden van kunst en cultuur, waaronder ook de media.
2 Leren uitvoeren De leerling leert in zoveel mogelijk herkenbare situaties, mede met gebruikmaking van ICT, een aantal schoolse vaardigheden verder te ontwikkelen. Het gaat daarbij om: 2.1 Nederlandse en Engelse teksten lezen en beluisteren; 2.2 schriftelijke en mondelinge teksten produceren in correct Nederlands; 2.3 informatie in verschillende gegevensbestanden opzoeken, selecteren, verzamelen en ordenen; 2.4 de rekenvaardigheden hoofdrekenen, rekenregels gebruiken, meten en schatten toepassen; 2.5 voldoen aan eisen van milieu, hygiëne, gezondheid en ergonomie; 2.6 doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur; 2.7 Computervaardigheden.
3 Leren leren De leerling leert, mede met gebruikmaking van ICT, zoveel mogelijk eigen kennis en vaardigheden op te bouwen. Daartoe leert hij onder andere een aantal strategieën die het leer- en werkproces kunnen verbeteren. Het gaat daarbij om: 3.1 informatie beoordelen op betrouwbaarheid, representativiteit en bruikbaarheid, informatie
verwerken en benutten;
1http://kvlo.nl/sf.mcgi?596 (PDF bestand: VMBO examenprogramma.pdf) 29-01-2013
111
3.2 strategieën gebruiken voor het aanleren van nieuwe kennis en vaardigheden zoals memoriseren, aantekeningen maken, schematiseren, verbanden leggen met aanwezige kennis;
3.3 strategieën gebruiken voor het begrijpen van mondelinge en schriftelijke informatie; 3.4 op een doordachte wijze keuzeproblemen oplossen; 3.5 een eenvoudig bedrijfsmatig, natuurwetenschappelijk of maatschappelijk vraagstuk planmatig
onderzoeken; 3.6 persoonlijke ervaringen en opdrachten van anderen verwerken in woord, klank, beeld en
beweging; 3.7 op basis van argumenten tot een eigen standpunt komen. 4 Leren communiceren De leerling leert, mede via een proces van interactief leren, een aantal sociale en communicatieve vaardigheden verder te ontwikkelen. Het gaat daarbij om: 4.1 elementaire sociale conventies in acht nemen; 4.2 overleggen en samenwerken in teamverband; 4.3 passende gesprekstechnieken hanteren; 4.4 verschillen in meningen en opvattingen benoemen en hanteren; 4.5 culturele en seksegebonden verschillen tussen mensen benoemen en hanteren; 4.6 omgaan met formele en informele afspraken, regels en procedures; 4.7 zichzelf en eigen werk presenteren.
5 Leren reflecteren op het leer- en werkproces De leerling leert, door te reflecteren op het eigen cognitief en emotioneel functioneren, zicht te krijgen op en sturing te geven aan het eigen leer- en werkproces. Het gaat daarbij om: 5.1 een leer- en/of werkplanning maken; 5.2 het leer- en/of werkproces bewaken; 5.3 een eenvoudige product- en procesevaluatie maken en hieruit conclusies trekken.
6 Leren reflecteren op de toekomst De leerling leert, door te reflecteren op het eigen cognitief en emotioneel functioneren, zicht te krijgen op de eigen toekomstmogelijkheden en interesses. Daarbij wordt expliciet aandacht besteed aan: 6.1 het inventariseren van de eigen mogelijkheden en interesses; 6.2 het onderzoeken van de mogelijkheden voor verdere studie; 6.3 het zicht krijgen op beroepen, de beroepspraktijk en actuele ontwikkelingen daarbinnen; 6.4 de rol en het belang van op school geleerde kennis, inzicht en vaardigheden voor het
maatschappelijk leven, dagelijks leven, vrije tijd, vrijwilligerswerk; 6.5 de kenmerken van de arbeidsmarkt op dit moment en in de nabije toekomst; 6.6 de organisatie van branches en bedrijven; 6.7 het beoordelen van de eigen mogelijkheden en interesses in het licht van vervolgstudie,
beroepen en maatschappelijk functioneren; 6.8 het kunnen maken van een verantwoorde keuze voor een vervolgopleiding.
112
2. Leeswijzer
Hieronder worden de examenprogramma's per vak gedefinieerd in exameneenheden met de bijbehorende code. Elke exameneenheid bestaat uit één of meer eindtermen. In de kolommen achter de exameneenheden staat aangegeven door middel van een X voor welke leerweg de exameneenheid deel uitmaakt van het examenprogramma. Het centraal examen voor een vak of programma per leerweg heeft betrekking op die exameneenheden die aangeduid zijn met CE. Het schoolexamen voor een bepaalde leerweg heeft voor de algemeen vormende vakken in ieder geval betrekking op exameneenheid K3 (Leervaardigheden) en voor de beroepsgerichte vakken op exameneenheid K2 (Professionele vaardigheden). Daarnaast heeft het schoolexamen betrekking op:
ten minste die exameneenheden die deel uitmaken van het examenprogramma van deze leerweg voor zover zij niet deel uitmaken van het centraal examen voor die leerweg;
indien het bevoegd gezag daarvoor kiest een of meer exameneenheden waarop het centraal examen betrekking heeft;
indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vak onderdelen die relevant zijn voor het betreffende vak of examenprogramma, die per kandidaat kunnen verschillen.
Voor bepaalde groepen van verwante beroepsgerichte programma’s in de GL is er een gemeenschappelijk CE. De exameneenheden die horen bij deze gemeenschappelijke centrale examens in de GL hebben een nieuwe vak code gekregen gevolgd door een nummering in Romeinse cijfers. Dit betreft de volgende groepen van beroepsgerichte programma’s GL:
Metaaltechniek, elektrotechniek, installatietechniek, instalektro, metalektro (met als codering voor het gezamenlijke CE: MEI)
Uiterlijke verzorging, verzorging, zorg-en-welzijn-breed (met als codering voor het gezamenlijke CE: ZWG)
Consumptief-breed, consumptief-horeca, consumptief-bakken (met als codering voor het gezamenlijke CE: COG)
Administratie, handel en administratie, handel en verkoop, mode en commercie (met als codering voor het gezamenlijke CE: HAV).
113
3. lichamelijke opvoeding 1
BB KB GL/TL
LO1/K/1 Oriëntatie op leren en werken
1. De kandidaat kan het belang van bewegen en sport binnen de eigen loopbaan en in de maatschappij verwoorden.
X X X
LO1/K/2 Basisvaardigheden
2. De kandidaat kan in bewegingssituaties basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, zelfstandig (samen)werken en informatie verwerven en verwerken.
X X X
LO1/K/3 Leervaardigheden in het vak lichamelijke opvoeding
3. De kandidaat ontwikkelt zich ten aanzien van een aantal vaardigheden in bewegen en sport die bijdragen tot de ontwikkeling van de eigen leerkansen, zoals:
Kunnen omgaan met regels en een bijdrage leveren aan een sportief verloop en aan de veiligheid van zichzelf en anderen.
Eenvoudige regeltaken uitvoeren om samen bewegingssituaties op gang te kunnen brengen en houden.
In bewegingssituaties kunnen omgaan met elementen als lukken en mislukken en winst en verlies.
Verschillen in prestatieniveau, motieven, interesses, culturele achtergronden en geslacht hanteren binnen bewegingssituaties.
Oriënteren op de eigen sportloopbaan en eigen voorkeuren aangeven ten aanzien van bewegen en sport.
Kritisch reflecteren op opgedane ervaringen in relatie tot eigen wensen, motieven en mogelijkheden.
X X X
LO1/K/4 Spel
4. De kandidaat kan alleen en in samenwerking met anderen de volgende spelen uitvoeren:
Een slag- en loopspel, drie doelspelen, twee terugslagspelen (een vorm van volleybal en keuze uit minstens één vorm van badminton, tennis of tafeltennis), vormen van tik- en afgooispelen.
en daarbij:
Zich houden aan afgesproken regels, oog hebben voor veiligheid en regelende taken uitvoeren.
X X X
114
BB KB GL/TL
LO1/K/5 Turnen
5. De kandidaat kan alleen en in samenwerking met anderen één of meer van de volgende turnactiviteiten uitvoeren:
Steun- en vrij springen, herhaald springen, zwaaien, balanceren en acrobatiek
en daarbij:
Adequaat omgaan met risico’s en meehelpen bij regelende taken, waaronder hulpverlenen.
X X X
LO1/K/6 Bewegen op muziek
6. De kandidaat kan alleen of samen met anderen één van de volgende vormen van bewegen op muziek uitvoeren:
Ritme en bewegen, streetdance, jazzdans of conditionele vormen op muziek
en daarbij regelende taken uitvoeren, waaronder een eenvoudige variatie ontwerpen en uitvoeren. dan wel:
indien het bevoegd gezag hier op grond van de identiteit voor kiest, een vorm van bewegen op muziek naar keuze, of een andere bewegingsactiviteit waarbij ritme en tempo bepalend zijn.
X X X
LO1/K/7 Atletiek
7. De kandidaat kan alleen en in samenwerking met anderen vormen van de volgende atletiekactiviteiten uitvoeren:
Hardlopen, ver- en hoogspringen en één vorm van werpen, stoten of slingeren
en daarbij:
Basiskenmerken van training aangeven, conditieaspecten meten, oog hebben voor veiligheid en regelende taken uitvoeren.
X X X
LO1/K/8 Zelfverdediging
8. De kandidaat kan alleen en in samenwerking met anderen één van de volgende vormen zelfverdediging uitvoeren:
Stoeispelen (bijvoorbeeld: vormen van judo), trefspelen (bijvoorbeeld: vormen van boksen, schermen of karate-do)
en daarbij
Veiligheidsregels en (etiquette) regels bij zelfverdediging in acht nemen en regelende taken uitvoeren.
X X X
BB KB GL/TL
LO1/K/9 Actuele bewegingsactiviteiten
9. De kandidaat kan alleen en in samenwerking met anderen twee nieuwe, actuele bewegingsactiviteiten uitvoeren die hij kan kiezen uit een aanbod dat bij voorkeur niet behoort tot één van de hierboven genoemde activiteitengebieden (bijvoorbeeld water-, winter- of outdoorsporten).
X X X
115
Jaarprogramma pré-examenklas (3 VMBO)
Week-
nr.
Geen les Zaal/
Veld
Opmerkingen
34 Schoolfotograaf vrijdag Z/V
35 Z/V
36 Z/V
37 Z/V
38 Z/V
39 Z/V
40 Z/V
41 Z/V
42 Z/V
43 HERFSTVAKANTIE
44 Z/V
45 Toetsweek 1
46 Z/V
47 Skiën& Snowboarden 3e jaars op dinsdag Uithof, Inleveren cijfers periode 1
48 Z
49 Z
50 Z
51 Z
52 17/12 BahurimOlympics Z
53 KERSTVAKANTIE
01 KERSTVAKANTIE
02 Z
03 Z
04 Toets week 2
05 Z
06 Z Inleveren cijfers periode 2
07 Z
08 Z
09 VOORJAARSVAKANTIE
10 Z
11 Z
12 Z
13 Toetsweek 3
14 Ma 05/04 vrij. Z/V
15 Z/V
16 Z/V Inleveren cijfers periode 3
17 Vr. 30/4 vrij Z/V
18 MEIVAKANTIE
19 MEIVAKANTIE
20 Z/V
21 Ma vrij Z/V
22 Z/V
23 Z/V
24 Z/V
25 Z/V
26 Toets week 4 Z/V
27 Z/V inleveren cijfers periode 4
28 Projectweek
Bruto lestijd (weken): 38
Geplande lestijd (weken): ma: 35 / di: 37 / wo: 38 / do: 38 / vr: 37 Dag met minste lestijd (weken): ma 35
Aantal bufferweken: 4 Netto lestijd (weken): 31
Samengevat: 31 lesweken + 4 bufferweken + Max. 3 extra bufferweken (afhankelijk v.d. weekdag)
116
Jaarprogramma examenklas (4 VMBO) Week-
nr.
Geen les Zaal/
Veld
Opmerkingen
34 Vrijdag lesuitval mogelijk Z/V Fotograaf
35 Z/V
36 Z/V
37 Z/V
38 Z/V
39 Z/V
40 Z/V
41 Z/V
42 Excursie Do, geen les Den haag
43 Herfstvakantie
44 Z/V
45 Toetsweek 1
46 Z/V
47 Z Inleveren cijfers periode 1
48 Excursie Londen. Hele week lesuitval
49 Z
50 Z
51 Z
52 17/12 BahurimOlympics
53 Kerstvakantie
01 Kerstvakantie
02 Z
03 Z
04 Toetsweek 2
05 Z
06 Do, excursie Z Rechtbank, Inleveren cijfers periode 2
07 Z
08 Z
09 Voorjaarsvakantie
10 Z
11 Z
12 Z
13 Toetsweek 3
14 Ma 04/05 vrij Z/V
15 Z/V
16 Z/V Inleveren cijfers periode 3
17 Vrij. 30/04 vrij. Z/V
18 Meivakantie
19 Meivakantie
20 Centraal examen
21 Centraal examen
22
23
24 Woensdag uitslag CE 1e
25 Dinsdag, woensdag CE 2E
26 Woensdag uitslag CE 2e
27
28
Bruto lestijd (weken): 27 Geplande lestijd (weken): ma: 24 / di: 25 / wo: 26 / do: 25 / vr: 26
Dag met minste lestijd (weken): 2 Aantal bufferweken: 3
Netto lestijd (weken): 21
Samengevat: 21 lesweken + 3 bufferweken+max.2 extra bufferweken(afhankelijk v.d. weekdag)
117
Beoordelingsinstrumenten
Softbal:
Beoordeelde onderdelen:
Scheidsrechterfunctie
Loopacties
Veldposities
Specifie inzoomen op het insluiten
Onderdeel Wanneer Hoe Beoordelingscriteria Resultaat
Scheidsrechterfunctie halverwege de lessenserie tot eind lessenserie
Observatieformulier
Zie 5.1. O/V/G
Loopacties “” Observatie door docent
Inschatten van beschikbare tijd en af te leggen afstand
Tactisch lopen
Dreigen
O/V/G
Veldposities “” Observatie door docent
Correcte velddekking voor de ingenomen positie
Overnemen posities
Coachen van veldspelers
O/V/G
Insluiten van lopers “” Observatie door docent
Correcte spelers in het treintje
Correct uitvoeren van het treintje
O/V/G
Aan het eind van de lessenserie worden de afzonderlijke beoordelingen samengevoegd en gevorm tot een cijfer. Elke O geeft 1 punt Elke V geeft 1,5 punt Elke G geeft 2 punten Inzet wordt door de docent beoordeeld (Actief meedoen in de les, coaching medespelers) hier kunnen ook 2 punten bij gescoord worden. Een actieve, coachende leerling met 3 O’s en een V scoort dus: 3 x 1 + 1x1,5 + 2 = 6,5
118
Basketbal:
Beoordeelde onderdelen:
Man to man verdediging
Fastbreak
Spelinzicht
Techniek
Onderdeel Wanneer Wie Beoordelingscriteria Resultaat
Man to Man verdediging
halverwege de lessenserie tot eind lessenserie
Observatie docent
Pistol stance
Denial stance
Afstand aanvaller/verdediger
O/V/G
Fastbreak “” Observatie door docent
Na onderscheppen van de bal de positie innemen voor een fastbreak
Overtal situatie uitgespeeld ongeacht daaropvolgend succes
O/V/G
Spelinzicht Gedurende de hele lessenserie
Observatie door docent
Vrijlopen
Vrije man aanspelen
Triple treat
O/V/G
Techniek Gedurende de hele lessenserie
Observatie door docent
Lay-up
Set shot
Chest pass
Bounce pass
O/V/G
Aan het eind van de lessenserie worden de afzonderlijke beoordelingen samengevoegd en gevorm tot een cijfer. Elke O geeft 1 punt Elke V geeft 1,5 punt Elke G geeft 2 punten Inzet wordt door de docent beoordeeld (Actief meedoen in de les, coaching medespelers) hier kunnen ook 2 punten bij gescoord worden. Een niet actieve, niet coachende basketballer met 4 G’s scoort dus een: 4x 2 = 8
119
Volleybal
Beoordeelde onderdelen:
Positiespel
Techniek
Bij volleybal vindt de vaksectie twee aspecten erg belangrijk, namelijk het positiespel en de techniek.
Deze twee aspecten worden op de volgende manieren beoordeeld.
Beoordelingscriteria docent:
Positiespel o Blokpositie (voorste drie spelers) o Positie bij service aan eigen kant o Positie bij opvangen van de service o Bal verwerkt/gespeeld naar de spelverdeler o Doordraaien
Techniek o Service onderhands o Bovenahndse techniek o Onderhandse techniek
De leerlingen kunnen voor elk aspect een punt verdienen. Daarnaast neemt de docent de inzet en de
coachbaarheid en de coaching van de leerling mee in de beoordelingwaarvoor nog 2 punten te
verdienen vallen. Dit is een waardeoordeel van de docent.
Voorbeeld:
Een leerling die altijd de blokpositie goed inneemt als hij aan het aanvallen is en de juiste positie
inneemt bij de services van beide partijen. Wel heeft hij moeite met de onderhandse techniek en de
bovenhandse techniek. Daarnaast coached hij de andere leerlingen op hun positiespel en accepteert de
feedback van andere leerlingen over zijn techniek, zal het volgende cijfer krijgen:
1 + 1 + 1 + 1 + 1 + 0 + 1 + 0 + 2 = 8
120
5.2 Verwerkingsvragen evaluatie / beoordeling
Kennisniveau
Waarin onderscheid LO zich als examenvak ten opzichte van de meeste andere examenvakken?
LO onderscheid zich hoofdzakelijk omdat het vak zich niet alleen leent voor cognitieve vaardigheden.
(Spel-)Gedrag is in de LO les meetbaar te maken, fysieke vaardigheden, sociale vaardigheden, mate van
samenwerking en natuurlijk ook cognitieve vaardigheden.
Welke aanvullende wettelijke vereisten bestaan er ten aanzien van het PTA voor LO?
Het examenprogramma (voor HAVO/VWO) dient vijf domeinen te behandelen. Te weten: domein A –
vaardigheden, domein B – Bewegen, domein C – B&R, domein D – B&G, domein E – B&S.
Het eindexamen bestaat uit het schoolexamen en uit praktische bewegingsvaardigheden, waarbij het
schoolexamen betrekking heeft op de domeinen A t/m E.
Welke wettelijke eisen worden er verder nog gesteld aan LO-1 in VMBO en LO in HAVO/VWO?
Voor het onderdeel bewegen en sport staan zes kerndoelen omschreven. Daarin gaat het om een brede
oriëntatie op verschillende soorten activiteiten en daarin verkennen en uitbreiden van de eigen
mogelijkheden. Omdat sport en bewegen bij uitstek samenwerking vereisen, zijn ook daar afzonderlijke
kerndoelen voor opgenomen. Het laatste kerndoel gaat expliciet over de relatie met gezondheid en
welzijn.
(Onderdeel G – bewegen en sport, doel 53 t/m 58 – ‘Kerndoelen onderbouw VO’)
Welk document moet een sectie LO vaak leveren als bijdrage aan het school-PTA?
De jaarplanning is ieder jaar gelijk (met uitzondering van hier en daar andere data). Hiermee zou de
sectie het PTA overzicht dienen in te leveren. Hierin staat beknopt weergegeven de wegingen,
bijzondere regelingen (participatie / zorgregelingen / e.d.) en de toetsen. Welke toets, in welke vorm,
met welke stof, welke leerjaar, enzovoorts.
Wat kan zoal worden geëvalueerd?
Product (formeel of informeel) of proces (formeel of informeel).
Hoe kan zoal worden geëvalueerd/beoordeeld?
‘Timmermansoog’ (docent beoordeelt op zijn ervaring), ‘vaste criteria’ (docent of leerling beoordeelt
aan de hand van vaste criteria), ‘variabele criteria’ (docent of leerling beoordeelt adaptief), ‘werkboek’
(leerlingen vullen werkboek in), ‘(s)portfolio’ (leerling houdt een (s)portfolio bij). Zojuist beschreven
vormen komen uit ‘Het beoordelingsspectrum van Gertjan van Dokkum’.
Welke verschijningsvormen van evalueren/beoordelen zijn grofweg te vinden in de huidige LO-praktijk?
Formele productevaluaties; volgens precieze regels/procedures een leerresultaat beoordelen.
Welke typen beoordelingen kunnen worden onderscheiden?
Rapportering op basis van cijfer (kan zowel met – als zonder uitleg/toelichting), rapportering middels
‘O/V/G’ (eveneens met- als zonder uitleg).
121
Begripsniveau
Op welke manier zijn de globale vereisten bij de onderdelen van het examenprogramma LO-1 van VMBO
/ LO en van HAVO/VWO in het eigen programma terug te vinden?
Deze zijn verwerkt in het PTA (ieder domein komt aan bod).
Geef aan welke stappen je als vaksectie zou moeten doorlopen voor het vaststellen van het PTA?
Bepalen van de jaaragenda, vaststellen beschikbare lestijden, bepalen thema-tijdverdeling (met als
leidraad de wettelijke vereisten), specifieke deelgebieden uitwerken, bepalen hoe te komen tot
rapportbeoordeling.
Op welke manier zijn de wettelijke richtlijnen bepalend voor de keuzes die je hebt gemaakt?
De wettelijke richtlijnen gebruikte wij vooral als kader voor het indelen van de lesthema's. De wettelijke
richtlijnen werd door ons niet als hinderlijk ervaren, soms kwam juist een wettelijke richtlijn om te hoek
kijken als er een keuze gemaakte diende te worden.
Toepassingsniveau
Op welke manier is jullie visie bepalend voor de keuzes die jullie hebben gemaakt in het PTA?
Onze visie is sterk bepalend geweest voor de gemaakte keuzes. Veel, of eigenlijk alle, van onze
gemaakte keuzes zijn gebaseerd op onze (vak)visie. Denk bijvoorbeeld aan het aanbieden van een grote
variatie aan sporten.
Tot welke van bovengenoemde verschijningsvormen van evalueren/beoordelen rekenen jullie je PTA?
Relatie met schoolvisie / visie vaksectie LO?
‘Timmermansoog’, ‘vaste criteria’, ‘variabele criteria’ – allen beoordeeld met een (eind)cijfer. In
sommige gevallen komt het cijfer voort uit een beoordelingsinstrument waarin wordt gewerkt met een
O/V/G systeem, maar zoals terug te vinden in hoofdstuk 5.1.10 is de eindbeoordeling altijd een cijfer.
Hoe komen jullie tot het eindoordeel ‘voldoende’ of ‘goed’?
Op de rapporten zal voor het vak ‘LO’ een gemiddeld vaardigheidscijfer uitgedrukt op de schaal van 1 tot
10 komen te staan. Op de cijferlijst bij het diploma zal er een examencijfer komen te staan uitgedrukt in
een O/V/G.
Het vaardigheidscijfer is als volgt opgebouwd: voor ieder blok staat één gemiddeld cijfer. Dit cijfer, per
blok, is het gemiddelde vaardigheidscijfer van dat blok. Aan het eind van het jaar vormen deze
blokcijfers een gemiddelde per blok, resulterend in het jaarcijfer voor ‘LO’.
Voor op de cijferlijst geld dat er respectievelijk de volgende beoordelingen aan de volgende gemiddelde
gekoppeld zijn: <5,5 = ‘Onvoldoende’. 5,5 – 7,9 = ‘Voldoende’. 8 – 10 = ‘Goed’.
122
Hoe voorkomen jullie dat een leerling als eindoordeel ‘onvoldoende’ krijgt?
Door elke leerling een voor hem/haar relevante herkansing aan te bieden. Dit zou dus kunnen tijdens de
genoemde bufferweken, dit als het gaat om het herkansen van een bepaald onderdeel. Wanneer een
leerling een dusdanig matige motorische vaardigheid heeft, maar wel inzet toont en coach baar is, zal er
een andere oplossing moeten komen. Dit doen we door middel van een extra (theoretische) opdracht,
zodat ook deze leerling zichzelf naar een 'voldoende' kan werken.
Hoe komen jullie bij zorgleerlingen tot het eindoordeel?
Voor zorgleerlingen staan andere beoordelingen in het PTA. De leerlingen moeten, bepaald naar
aanleiding van hun 'blessure', een andere taak invullen. Dit kan zijn als scheidsrechter tijdens de lessen
en zichzelf hierin ook willen ontwikkelen. Een andere optie is, dat deze leerling een verslag dient te
maken wat sport gerelateerd is. Waarover dat verslag gaat en wat daarin moet komen te staan gaat in
overleg met de docent. De zorg leerling kan ook een taak krijgen in de organisatie van een sportdag.
Denk hierbij aan het maken van schema's, het begeleiden van de dag zelf ((hoofd)scheidsrechter) of het
bijhouden van het wedstrijdformulier. Het cijfer wat hieraan wordt gegeven is vooral gericht op de inzet
en houding van de leerling gedurende het proces.
Denk ook na over het PTA voor de onderbouw. Zijn jullie keuzes daar hetzelfde als voor de bovenbouw?
In de bovenbouw ligt het accent op zelf keuzes maken en verbreding van de kennis van sporten. Het
grote verschil met de onderbouw is dat in de onderbouw de leerlingen traditionelere
sporten/onderdelen op school volgen.
Wat zouden jullie eventueel anders doen voor de onderbouw?
Er ook voor zorgen dat de leerlingen in de onderbouw tijdens een periode een keuze kunnen maken
tussen verschillende sporten. Het probleem zit hem hierin in de grote organisatorische druk die er dan
ontstaat. Er zijn immers, in de meeste gevallen, veel meer onderbouw klassen dan bovenbouw klassen.
Wat ook een optie is, is om de onderbouw klassen meer kennis te laten maken met de verenigingssport.
Kijkend in de omgeving zouden wij contact leggen met de sportverenigingen. Dit om de stap tussen
schoolsport en verenigingssport kleiner te maken.
123
Hoofdstuk 6 – Programma overstijgende onderwerpen
6.1 Taakbeleid
6.1.1 Interview
Vraag 1:
Wordt er in het gehanteerde taakbeleid op uw school onderscheid gemaakt tussen de verschillende
vakken? Is er een verschil in normering (= opslagfactor, de tijd per les voor voor- en nawerk) tussen LO
en de andere vakken? Wat is de opslagfactor die gehanteerd wordt voor het vak lichamelijke
opvoeding?
Antwoord: Nee, er is geen verschil tussen de vakken. Iedereen moet evenveel doen naar ratio van het aantal fte. Vraag 2: Hoeveel klokuren buiten de lessentaak bent u bezig met activiteiten op school en wat zijn deze activiteiten? Antwoord: Mentoraat (75 uur op jaarbasis), Werkweken (25 uur op jaarbasis), Deskundigheidsbevordering (160 uur op jaarbasis), Vergaderingen etc. (weet ik niet precies), Invaluren (40 uur op jaarbasis), Vertrouwenspersoon (25 uur op jaarbasis), Ouder- en informatieavonden (weet ik niet precies), Organiseren (sport)activiteiten (weet ik niet precies). Vraag 3: Worden de niet lesgeeftaken ingedeeld in categorieën van aantal klokuren, bijvoorbeeld dat een mentorschap zwaarder weegt dan een uur surveilleren in de kantine? Antwoord: Ja, zie vraag 2. Vraag 4: Is het de bedoeling dat je zelf taken buiten het lesgeven mag uitzoeken zodat je iets kan kiezen wat je aanspreekt of worden deze taken toegewezen? Antwoord: Dat ligt eraan; sommige dingen liggen vast en gelden voor iedereen (vergaderen, deskundigheidsbevordering, etc.), andere dingen kun je zelf kiezen, mits het nog beschikbaar is, om je ‘tekort’ aan uren meer aan te vullen. Vraag 5: Omdat u part-timer bent staan er minder uren uitgeschreven voor vergaderingen als je bij de algemene taken naar het percentage kijkt dan bij vaste werknemers. Hoe hebben ze dit opgelost op de school? (bijv. iedereen krijgt hetzelfde aantal uren voor vergaderingen, ongeacht het aantal uren dat je werkt of parttimers hoeven minder vergaderingen bij te wonen)
124
Antwoord: Het aantal uren gaat naar ratio van je fte, maar er wordt wel van je verwacht zo veel mogelijk vergaderingen bij te wonen. Vraag 6: Vind u, naast dat u misschien minder uren hoeft bij te wonen voor vergaderingen, u een prettige omgeving krijgt toegewezen om deze beschikbare uren te benutten? Zo wel, waarom vind u dat? Zo niet, wat zou u graag anders zien? Antwoord: Ja, maar dat heb ik zelfs grotendeels in de hand. Ik kan zelf kiezen waar en wanneer ik aan mijn taken werk, uitgezonderd datgene wat vaststaat: vergaderingen en werkweken. Vraag 7: Wat vind u naast een prettige en een optimale werkomgeving nog meer belangrijk tijdens uw niet-lessentaken? En waarom? Antwoord: Dat het aantal uren wat voor de taak beschikbaar wordt gesteld ook evenredig is naar de tijd die erin gestopt wordt in de praktijk. Vraag 8: Wordt er op school rekening gehouden met elk personeelslid, dat wil zeggen wordt er per individu gekeken naar de belastbaarheid voor die persoon? En mocht die persoon vinden dat hij/zij een te lichte/zware belasting krijgt toegewezen, kan hij/zij dit aangeven en wordt er dan “iets” mee gedaan? Antwoord: In principe wordt er van iedereen, naar ratio van je fte, verwacht om een bepaald aantal taken te vervullen. Mocht je vinden dat er iets te ‘zwaar’ is dan kun je het jaar daarop iets anders ‘kiezen’ uit het taakbeleid , zodat je de ‘druk’ op deze manier ‘verlicht’. Vraag 9: Vind u dat de last die op uw schouders gelegd wordt te zwaar, precies goed, te licht is vergeleken met de uren die u ervoor “vrijgesteld” krijgt? Antwoord: In principe vind ik de verdeling prima, behalve bij de werkweken. Hierbij vind ik dat er te weinig uren beschikbaar worden gesteld in verhouding tot het werk dat verzet wordt gedurende de werkweek.
125
Vraag 10: Is er met de samenstelling van het vakwerkplan en/of het PTA rekening gehouden met het gehanteerde taakbeleid? Bijvoorbeeld door onderdelen te schrappen of te veranderen omdat deze te weinig gehonoreerd werden in uren op de jaartaak? Antwoord: Nee. Naam docent:N. van den Bos School: Marnix Gymnasium Penta College CSG Bahurim Handtekening: Te Brielle ondertekend Datum:12-12-‘12
126
6.1.2 Taakbeleid – koppeling van het vak
Aan de hand van dit interview komt naar voren dat ze op deze school proberen rekening te houden met
verschillende factoren. Zo lees je dat er wordt gekeken naar je ratio van het fte. Ook is het duidelijk dat
op deze school wordt gekeken naar het aantal uren wat vrijgesteld wordt voor bepaalde niet lesgeef
taken. Neem het mentorschap, waarvoor 75 klokuren op jaarbasis wordt gerekend. Daarentegen is er
voor de werkwe(e)k(en) “slechts” 25 klokuren beschikbaar. Zoals Nathalie zelf al aangeeft in dit
interview is dit wat weinig, zeker als je zelf weet hoeveel dingen er geregeld moeten worden zodat een
werkweek soepel verloopt.
Aan de andere kant wordt er een nette hoeveelheid uren toegekend aan de deskundigheidbevordering,
hieronder vallen natuurlijk cursussen etc. Er wordt duidelijk aangegeven dat er voor bepaalde taken
meer uren wordt toegekend dan voor andere taken.
Maar er wordt wel van je verwacht op deze school dat je naast je eigen taken, ook al ben je een
parttimer, gewoon net zoveel vergaderingen meedraait als de andere docenten. Het is geen verplichting
om ze allemaal bij te wonen, maar ze vinden het wel professioneel als je er zoveel mogelijk probeert bij
te wonen. Er is ook een vrije keuze betreft de taken die je kan kiezen. De werkweken en vergadering
staan uiteraard vast, maar om je eventuele tekort aan uren op te krikken mag je zelf “kiezen” wat voor
taak je op je neemt.
Over de werkomgeving had onze geïnterviewde niet veel slechts te melden. Zo vertelde zij dat ze
eigenlijk zelf mocht kiezen waar ze haar taken uitvoerde. Dus kan je voor jezelf ook een prettige
omgeving kiezen om in te werken, neem bijvoorbeeld de mentorgesprekken. Daarnaast staan de
locaties van de vergaderzalen en werkweken wel vast in het rooster.
Zelf gaf Nathalie aan dat ze het belangrijk vond dat het aantal uren wat voor de taak beschikbaar wordt
gesteld ook evenredig is naar de tijd die erin gestopt wordt in de praktijk. Dit lijkt misschien een logisch
punt, maar wordt zeker niet op elke school toegepast. Sommige scholen, vertelde Nathalie, hanteren
gewoon het volgende: bijv. Er zijn 30 werknemers en 60 taken te verdelen, er wordt geen onderscheid
gemaakt tussen fulltimers en parttimers dus iedereen krijgt gewoon 2 even zware taken toegewezen. Dit
is eigenlijk gewoon misbruik maken van collega’s zodat andere die taken niet hoeven “in te vullen”.
Ook wordt er keurig rekening gehouden met de belastbaarheid per persoon. Als je zelf vind dat er teveel
druk op je schouders wordt gelegd, kun je kiezen uit een andere taak van het taakbeleid om zo deze
“druk” te verlichten. Nathalie zelf vind in principe dat de taken die zij heeft de juiste belasting hebben,
op de werkweken na. Voor een werkweek moet natuurlijk veel buitenom geregeld worden, denk aan
programma, schema’s, groepen, zaalindelingen etc. en daar zit vaak veel tijd in en dan is 25 klokuren op
jaarbasis echt niet genoeg.
Als laatste is er op deze school met de samenstelling van het vakwerkplan/PTA geen rekening gehouden
met het gehanteerde taakbeleid. Er zijn op deze school dus geen taken geschrapt omdat ze er niet
tussen zouden passen of er werden te weinig uren aan besteed op jaarbasis.
127
Koppeling aan eigen visie.
Wij vinden dat er op deze school een prima verdeling is betreft het taakbeleid. Je mag zelf “kiezen”
naast je algemene taken(vergaderingen etc.) wat voor taken je op je neemt en als je er later achter komt
dat deze taak de druk op je schouders “te hoog” maakt, kan je altijd nog van taak wisselen. Wij vinden
dit een goed beleid, en zijn het hier volledig mee eens. Uit eigen ervaring weten wij ook dat je voor een
werkweek veel meer klokuren op jaarbasis nodig hebt dat de bovengenoemde 25. Daar zouden wij dus
zeker wat aan proberen te doen op onze school. Proberen om meer klokuren te verbinden aan de
werkweek taak.
Verder wordt er op deze school meer ruimte gegeven voor taken die zwaarder wegen. Neem
bijvoorbeeld het mentorschap wat 75 klokuren op jaarbasis krijgt. Dit vinden wij ook een goed punt van
de school, want zo heb je tijd genoeg per leerling om hem/haar te helpen in bepaalde situaties.
Daarnaast zijn we het ook volledig eens met de locatie van bepaalde taken. In principe mag je zelf je
locatie/lokaal/ruimte kiezen waar je je taak volbrengt, op de algemene taken na want die gelden voor
iedereen, en zo dus op een rustige en eigen werkwijze te werk te gaan.
Als je parttimer bent op deze school, wordt er van je verwacht dat je zoveel mogelijk vergaderingen
bijwoont, maar wanneer je het druk hebt op een bepaalde dag of in een bepaalde week omdat je
bijvoorbeeld ergens anders werk moet doen, wordt het verder niet heel moeilijk over gedaan. In onze
visie is dit meer dan terecht, want als je op meerder scholen werkt en je moet op school X iets
belangrijks doen en op school Y is een vergadering wat iets minder veeleisend is, moet je daarop kunnen
anticiperen als school zijden.
128
6.2 Opdracht MRT
Klassikale observeer opdracht Springen-Kracht
In dit hoofdstuk zult u lezen over de vaardigheid Springen-Kracht. We hebben deze vaardigheid
afgenomen bij de kleuter groep. Deze groep bestond uit 27 leerlingen. De zaal hadden we in 3 vakken
verdeeld waarvan 2 zelfregulerende vakken waren en in het andere vak waren de leerlingen bezig met
de vaardigheden Springen-Kracht. Zo hadden wij bij het onderdeel steeds 9 kinderen die we goed
konden observeren. Tijdens de les hebben we ze vanaf het verlaagde vlak op de mat laten springen en
gezegd dat ze stil moesten staan na de landing. De rekstok die daar hangt hebben we weggehaald
omdat dat geen meerwaarde bood voor de opdracht. Hierbij hebben we gekeken of ze van het
verhoogde deel stapte of dat ze sprongen met 2 voeten tegelijk.
Als 2e opdracht in het vak moesten de leerlingen hinkelen van pion naar pion. Deze stonden ca. 9 meter
van elkaar vandaan. We hebben aan de leerlingen gevraagd of ze wilden hinkelen van pion naar pion
zonder onderweg te stoppen. Ook hebben we gezegd dat ze het 2e rondje met het andere been
moesten hinkelen om dit ook te kunnen observeren. We hebben gekeken hoe vaak ze konden hinkelen
en hoe ver. De leerlingen in deze groep waren 4-5 jaar. De resultaten van beide arrangementen staan
uitgewerkt in het ingevulde groepsformulier.
129
130
131
Test 4 motorische vaardigheden
Aan de hand van het groepsformulier hebben we beide 1 leerling eruit gepikt die motorisch niet heel
sterk was. Dit minder vaardige kinderen hadden we voor de Spring-Kracht oefening ook al op het oog en
hij/zij kwamen er ook het slechtste uit. De leerlingen hebben we tijdens de les apart genomen. We
hebben verteld wat er gaat gebeuren en hebben allereerst hun toestemming gevraagd. Zij vonden dit
geen probleem. We mochten echter geen foto’s van het kind zelf maken. Dit mocht niet van het
schoolbestuur omdat zei garanderen dat er geen foto of video opnames gemaakt zullen worden van de
leerlingen op school. We hebben de 4 motorische vaardigheden bij Noah en Indy getest en de resultaten
staan in het schema hieronder.
132
Observeer 4 angsten
De observatie van deze leerling is tot stand gekomen tijdens de gymles. De onderdelen hoogte, rollen en
andere kinderen zijn tijdens de reguliere lessen aan bod gekomen. Voor het onderdeel Bal hebben we
de leerlingen tijdens een les apart genomen om samen met de docent een aantal oefeningen te laten
doen. Voordat deze onderdelen aan bod kwamen en wat er tijdens de onderdelen ging gebeuren
hebben we overleg gepleegd met de groepsdocent van deze leerlingen. We hebben aangegeven en aan
de hand van het format van MRT laten zien wat ons doel is van deze opdracht. De groepsleerkracht ging
zonder moeite met ons voorstel akkoord. Maar, zoals al eerder aangegeven, wel met de voorwaarden
dat er geen leerling op de foto werd gezet tijdens de lessen. Op deze school wordt er niet moeilijk
gedaan over gegevens van leerlingen, zolang ze er maar niet zelf persoonlijk op staan. Dit is ook direct
de reden dat we geen foto toe kunnen voegen waar we met de leerlingen bezig zijn (op staan) omdat wij
de regels van de school respecteren. Hieronder de resultaten over de observatie van de 4 angsten.
133
Beschrijf het gedrag van dit kind in de les bewegingsonderwijs.
Noah: (eilandbal, geobserveerd vanaf begin v.d. les tot einde 1e ronde, ca. 15 minuten)
Noah begint de les zoals alle andere kinderen. Ze komen de zaal binnen en rennen lekker rond. Op teken
van de docent moeten alle leerlingen langs de kant gaan zitten op de rode lijn. Noah luistert altijd goed
en is één van de eerste die netjes stil zit. Tijdens de uitleg luistert Noah aandachtig mee, maar zodra er
wordt begonnen is Noah altijd voorzichtig. Het is duidelijk geen gangmaker maar blijft liever een beetje
op de achtergrond. Noah begon de les bij het eilandbal en hier is ook direct te zien waarom Noah zich op
de achtergrond houd. Noah kreeg in 9 minuten tijd slechts 10 balcontacten waarbij hij de bal slechts 5x
in één keer ving. Hij lacht wel gedurende de hele activiteit, ook als hij in het midden moet staan. Hij
probeert actief mee te doen met de activiteit alleen zijn motorische vaardigheden laten hem in de steek.
Hij is geen een keer naar de docent toe gegaan. Hij zoekt geen conflict met andere leerlingen maar
accepteert wat er gebeurd. (Dit is binnen deze klas over het algemeen gezien bij elke leerling, een prima
pedagogisch klimaat opgezet door de groepsleerkracht). Noah ligt wel vaak op de grond en dat kan
irritaties opwekken bij zowel de leerlingen als de docent, bij elke “vreemde” beweging ligt Noah wel op
de grond. Dit is gedurende de eerste 9 minuten van de les wel 8 keer gebeurd. Vaak blijft Noah dan ook
liggen tot hij tot de orde geroepen wordt en is hij even in zijn eigen wereld. Dit stoort zijn
medeleerlingen zichtbaar en komt de les ook niet ten goede.
Indy: (Basistikspel, geobserveerd vanaf begin v.d. les tot einde 1e ronde, ca. 15 minuten)
Indy begint de les door de zaal binnen te stormen en eens goed rond te kijken wat er vandaag allemaal
weer op het programma staat. Ze spelen zelf een tikspel en op teken van de docent gaan de zitten op de
aangegeven plek, de rode lijn. Indy kletst graag nog wat na, maar na een keer waarschuwen houdt ze
daar snel mee op. Ook tijdens de uitleg is kijkt en luistert Indy aandachtig mee, ze vindt het immers leuk
om te gymmen. Indy haar eerste activiteit van de les is het basistikspel. Er liggen 2 matjes in het midden
waar Indy maar al te goed van weet wat dat betekent: “daar mag je niet opkomen toch meester?” Na
aangegeven te hebben wie de eerste tikker is begint het spel en is duidelijk te zien dat Indy, op het
gebied van tikspelen, duidelijk wat verder is dan de rest. Ze weet handig gebruik te maken van de matjes
om de tikker te ontwijken. Nadat de tikker 3 leerlingen getikt heeft zet Indy de pionnen weer rechtop en
mag zij de nieuwe tikker zijn. Ze heeft duidelijk inzicht in het tikspel want haar ronde is zo voorbij. Ze
kiest zelf een nieuwe tikker en het spel begint weer opnieuw. Maar na verloop van tijd gaan leerlingen
vals spelen. Ze gaan niet meer om het matje heen maar lopen er ook overheen. De vrijplaats wordt
verplaatst en er wordt niet meer, zoals afgesproken, 5 seconden ingestaan, maar een seconde of 10.
Indy stapt direct naar de docent en deze loopt met naar de activiteit en verteld nogmaals de regels,
iedereen accepteert ze. Na 30 seconde wordt Indy getikt en dat gebeurde wat aan de harde kant. Ze
loopt met een boos gezicht nogmaals naar de meester toe. De meester verteld dat het vast niet expres
gebeurde. Na 2 nieuwe tikkers loopt Indy opnieuw naar de meester en verteld dat er weer wordt vals
gespeeld. Indy is dus in 5 minuten, 3 keer naar de meester gegaan om wat te vertellen. De rest van de
activiteit deed Indy mee zoals iedere leerling mee zou moeten doen.
134
Schoolplein observatie.
Tot onze grote spijt hebben wij geen schoolplein observatie kunnen doen. Wij komen met onze stage-
uren precies voldoende uit en kunnen dus geen moment missen. Daarnaast liep het “speelkwartier” van
deze klas parallel aan onze stageuren. Ook vinden de lessen LO van de school op een andere locatie
plaats als waar de school, en dus ook het schoolplein, zich bevindt. De 2 uren die we over hadden,
hebben we geïnvesteerd in ons onderzoek met leerlingen.
Wat wij hier zelf van vonden is terug te lezen in hoofdstuk 8: Wat vond jij?
Om toch iets te weten te komen over deze leerlingen hebben wij de groepsleerkracht ingeschakeld. We
hebben gevraagd wat Indy en Noah zoal doen tijdens de speelkwartieren. Ze vond dit zelf ook
interessant om eens extra in de gaten te houden en heeft aan ons het volgende beschreven:
Noah:
Noah heeft vaak een 3-wieler te pakken en gaat hiermee samen met de andere rondjes fietsen over het
schoolplein. Soms maken ze er een parcours van die ze samen afleggen, of ze spelen tikkertje op de
fiets. Als de groepsleerkracht een spel inbrengt, zoals anamaria koekoek, touwspringen of voeten van de
vloer, doet Noah altijd mee met deze spelletjes. Noah is geen voetballer en doet dus ook eigenlijk nooit
mee met de jongens en meiden die gedurende de hele pauze aan het voetballen zijn.
Indy:
Zoals verwacht ziet het speelkwartier er voor Indy er heel anders uit dan voor Naoh. Indy is van de
tikspelletjes dus vaak begint ze zelf al: “hand in de pot voor tikkertje”. Als Indy geen tikspel speelt is ze
bezig op het klimrek. Of op de “rekstokken” om erop te zitten en er vervolgens omheen te draaien. Ook
Indy zal zich dus nooit bemoeien met het voetballen en besteed er werkelijk 0 aandacht aan. Indy wilt
ook altijd meedoen met spelletjes van de Juffrouw en zal hier dan ook als een van de eerste aanwezig
zijn
135
Het geven van extra zorg (MRT)
Het geven van MRT hebben wij gedaan tijdens de reguliere lessen van die klas. De reguliere les is
overgenomen door de vakleerkracht (onze stagebegeleider) zodat wij aan de slag konden met de
gekozen leerlingen. Dit is uiteraard wel in overleg gebeurd met de groepsleerkracht. Dit is gedurende 1
reguliere les gebeurd, omdat de leerlingen anders teveel van het reguliere programma zouden missen.
Glenn is aan de slag gegaan met Indy, daar waar Daniel aan de slag ging met Noah. Er is dus 1 op 1 les
gegeven gedurende 60 minuten lang. Er is ook een activiteit naar voren gekomen waar beide leerlingen
aan mee deden.
Indy: Glenn ging aan de hand van de observatieformulieren eerder in dit verslag aan de slag met Indy op
het gebied van Hoogte. Indy had duidelijk de angst om omhoog te klimmen en Glenn vroeg zich af hoe
hij dit kon oplossen. Hij heeft het proberen stap voor stap op te bouwen tot een gewenst niveau, waar
dat niveau lag, dat moest Indy uiteindelijk zelf aangeven. Hij heeft gebruik gemaakt van hoofdstuk 7 van
het boek “Zorg voor beweging in de ALO”. We zijn begonnen met een bobbelbaan die voorafgaand aan
de les was door Glenn en Daniel. De baan was voorzien van grote en kleine “Bobbels”(dus allerlei
verschillende hoogtes). Na het verkennen van de baan door Indy deed Glenn een stuk voor bij de
“sloot”(2 hobbels achter elkaar, met een laag gedeelte ertussen). Hij deed voor hoe je erover heen kon
springen en liet dit vervolgens nadoen door Indy. Dat lukte! Het doel voor Glenn was duidelijk, hij wilde
Indy minstens 1 niveau, volgens het formulier, omhoog brengen. Het 2e onderdeel van de les was als
volgt: er stonden 2 banken, schuin, in het wandrek, met daaroverheen een lange mat. Glenn liet zien
hoe hij voorzichtig naar boven liep en vanaf boven aan de zijkant eraf sprong op de dikke mat. Indy deed
dit met begeleiding van Glenn na. We hebben de banken steeds een “tree” hoger gezet tot Indy aangaf
dat zij niet meer wilde. Als 3e en laatste onderdeel van dit uur moest Indy zelfstandig omhoog klimmen
in het schuine wandrek. Je zag duidelijk dat wanneer Indy over de helft was ze het mentaal zwaar kreeg,
der benen gingen lichtjes trillen en ze zei dat ze niet verder wilde. Glenn is naar boven geklommen en
aan de hand van zijn “steuntjes” is Indy heel voorzichtig naar boven geklommen. Glenn heeft haar in
deze situatie mentaal super gesteund. Ze hoefde alleen maar de bovenste tree aan te tikken en dan was
het klaar. Dat ging moeizaam, maar het was gelukt! Dat was het einde van het MRT uur en er was
duidelijk te zien dan Indy glunderde van geluk, ze was trots op zichzelf en dat mocht ze ook zeker zijn na
deze prestatie! Ze was immers tot bovenaan het klimrek in de gymzaal gekomen. Glenn heeft hiermee
ook zijn doelstelling gehaald. Al ging het niet geheel zelfstandig, ze was in ieder geval een keer helemaal
naar boven geweest.
Noah: Daniel ging aan de hand van de observatie formulieren die eerder ingevuld waren aan de slag met
Noah op het gebied Springen-Kracht. Ook Daniel heeft gebruik gemaakt van Hoofdstuk 7 van het boek:
“Zorg voor beweging in de ALO”. Zoals aangegeven zullen er activiteiten in voor komen die ook bij Glenn
aan bod zijn gekomen. Zo heeft Daniel ook gebruik gemaakt van de Bobbelbaan. Hierin zijn verschillende
obstakels die Noah op kracht moest kunnen overbruggen. Toen Daniel een keer de hand van Noah had
vastgehouden tijdens de grote sloot, wilde Noah niks anders meer. Hij bleef maar springen over de sloot
en genoot hier zichtbaar van. Daniel stond er bij om hem af en toe op te vangen als het dreigde mis te
136
gaan. Dit gedurende 10 minuten gedaan te hebben in veel verschillende variaties maakte Noah erg moe
en dat was ook aan hem te zien. Hij mocht even wat gaan drinken voordat hij aan het 2e onderdeel ging
beginnen. Daniel wilde iets met een trampoline doen, maar daar waar er geen kleutertrampolines
aanwezig zijn in de gymzaal, heeft Daniel een andere oplossing gekozen. Hij heeft een touw boven aan
vlakke turn trampoline gehangen. Hieraan kon Noah zich vasthouden en na een wat moeizaam begin en
wat aanwijzingen van Daniel begon Noah zowaar echt hoogte te maken tijdens het springen. Er zaten
wel vaak wat tussenstops in om op adem te komen of omdat hij de coördinatie kwijt was. Nadat Daniel
voor had gedaan hoe je het beste op 1 been kon springen, dit deed hij aan de hand van 3x inveren en
dan 1 sprong maken, probeerde Noah dit na te doen. Je zag dat hij er duidelijk wat moeite mee had,
maar hij deed zijn uiterste best om het te laten lukken. Wanneer het dan ook lukte straalde zijn gezicht
van geluk, de succesbeleving was duidelijk aanwezig. Noah moest proberen 2x achter elkaar te springen
op 1 been en dit deed hij zowaar zonder moeite. Na nog een laatste poging om zolang mogelijk te
blijven springen was er voor Noah weer een drinkpauze waarna hij doorging naar het 3e onderdeel. Hier
gingen Daniel en Noah samen touwtje springen, ook weer om de kracht in zijn benen te optimaliseren.
Niets meer dan gewoon touwtjespringen, maar ze maakte er natuurlijk wel een leuk spelletje van. Zo
probeerde ze ook samen in 1 touw te springen, soms lukte het 3x achter elkaar en dan stond Noah zijn
gezicht weer op ontploffen van blijdschap. Dit onderdeel kort behandeld te hebben gingen ze door naar
het 4e en laatste onderdeel: Het “hinkelparcours”. Hier draaide het allemaal om vandaag, hier moest
Noah laten zien wat hij kon. Daniel wilde immers dat Noah liet zien dat hij wel degelijk kon hinkelen.
Daniel had 2 pionnen klaargezet over een afstand van 1,5 a 2 meter. Daniel liet zien hoe hij hinkelend op
zijn goede been naar de overkant ging in 3x hinkelen. Noah probeerde dit na te doen maar na 1, soms 2
hinkels, was de energie er duidelijk uit. De les was al heel intensief geweest en Noah mocht weer even
een slokje water gaan nemen. Daniel moedigde hem bij terugkomst aan om te proberen en beloofde
hem een lekker zakje snoep als hij nog 1x probeerde minstens 3x te hinkelen op zijn sterke been.
Uiteraard deed Noah zonder blikken of blozen alsof hij Daniel al de hele les voor de gek hield en hij
hinkelde wel 4x op zijn goede been. Het was duidelijk, het koste Noah al zijn kracht, maar het koste
Daniel een zakjes snoep voor de volgende les.
Daniel hield zich aan zijn afspraak en nam de volgende les een zakje snoep mee, maar dan moest Noah
zo fris en fruitig als hij was wel laten zien of hij nog kon hinkelen. Noah begon met hinkelen en er kwam
geen einde meer aan, hij had het hinkelen duidelijk door maar 10x achter elkaar hinkelen zoals de
volgende stap op het observatieformulier aangaf zat er nog niet in. Daniel overhandigde het zakje snoep
aan Noah en hiermee was de samenwerking tussen de 2 ten einde gekomen. Noah bedankte meester
Daniel en die gaf nogmaals aan dat Noah ontzettend goed zijn best heeft gedaan.
137
Wat vond jij?
Glenn:
Ik vond de opdracht in eerste instantie teveel gevraagd omdat het “weer” een opdracht was die je
tijdens je stage periode moest uitwerken. Je bent op je stageadres slechts 1 dag in de week en die dag
staat in het teken van lesgeven in mijn ogen. Je bent druk bezig met je voorbereidingen, je eigen les
draaien, nabespreken en het bekijken van de les van je stagepartner. Hierdoor komen de opdrachten
een beetje op de achtergrond en kom je tot de conclusie dat je er te weinig tijd voor hebt om de
opdracht tot in de puntjes uit te voeren. Er was simpelweg geen tijd voor om, alles zoals aangegeven in
de opdracht, na te komen en dit vind ik dan ook erg jammer. De opdracht zelf is namelijk wel zeer
nuttig. Het begeleiden van een leerling die “achter” loopt op andere leerlingen geeft zo’n geweldig
gevoel. Als je zo’n kind zijn/haar grenzen verlegd en de reactie van die leerling ziet is zo’n speciaal
gevoel. Dit is waar je het voor doet, leerlingen helpen zich te ontwikkelen. Jammer van de tijd die ik/we
te kort ben/zijn gekomen om de opdracht volledig uit te voeren want de opdracht is zeker wel zinnig.
Daniel:
De MRT opdracht heb ik als erg nuttig ervaren. Dit kwam vooral omdat ik nog niet bekend was met het
geven van MRT lessen. We gebruiken de oefeningen uit het boek van Wim de Gelder. Daarnaast
verzonnen we zelf oefeningen, om die uit te proberen. Ik zou nu MRT lessen kunnen geven als dat van
mij zou worden gevraagd op de school waar ik kom te werken. Daarnaast weet ik nu de manier waarop
je kunt bijhouden of een kind zich verbeterd of dat het kind op hetzelfde niveau blijft. De formulieren
waren daar erg bruikbaar voor. Over de samenstelling van de opdracht zelf ben ik minder enthousiast.
Het kopiëren en invullen van de formulieren was erg onhandig. Ik denk dat het handig is om een aparte
reader aan te bieden met daarin de betreffende formulieren. Op deze manier zou de opdracht nog
duidelijker zijn en kan het eigenlijk niet fout worden gemaakt.
138
6.3 Verwerkingsvragen aanvullende onderwerpen
Kennisniveau
Hoe is het taakomvangbeleid op jullie school?
Het totale takenpakket komt tot stand door middel van individuele jaartaken. Op basis van je aanstelling
en het aantal fte word een verdeling gemaakt in lessen, algemene taken, taken en
deskundigheidsbevordering.
Hoe is het taakverdelingsbeleid op jullie school?
Wensen en voorkeuren zijn uit te spreken op je jaarlijkse POP/functioneringsgesprek met de directeur.
Er wordt dus wel rekening gehouden met eigen voorkeuren, eigen sterke en zwakke punten.
Hoe is het taakbelastingbeleid op jullie school? Mentoraat (75 uur op jaarbasis), Werkweken (25 uur op jaarbasis), Deskundigheidsbevordering (160 uur op jaarbasis), Vergaderingen etc. (weet ik niet precies), Invaluren (40 uur op jaarbasis), Vertrouwenspersoon (25 uur op jaarbasis), Ouder- en informatieavonden (weet ik niet precies), Organiseren (sport)activiteiten (weet ik niet precies). Hoe is het belastbaarheid beleid op jullie school? In het geval van letsels of langdurige afwezigheid wordt er een vervanger geregeld middels uitbreiding van uren of door een vacature open te zetten. Na uitvoering van een bepaalde taak kan je in samenspraak feedback ontvangen van vaksectievoorzitter, vakcollega’s of de directeur. Welke mogelijkheden zijn er voor MRT op jullie school?
Ruim voldoende materiaal aanwezig om in te zetten bij krachttraining (medicinebal, turntoestellen),
cardiotraining (belijning in de zaal bijvoorbeeld), coördinatietraining (basketballen bijvoorbeeld).
Werkt jullie school samen met buurthuizen en sportverenigingen in de omgeving? Hoe?
De ‘SOK’-ers hebben bijvoorbeeld op onderstaande locaties allemaal les.
Activiteit Verlener / Accommodatie Geschatte reistijd met de
fiets
Fitness Van UnensSportschol 10 minuten
Flagfootball www.playfootball.nl N.v.t.
Salsa Dansen Dansschool 4Salsa N.v.t.
Boksen www.mixedfight.nl N.v.t.
*N.v.t. = les in de gymzaal
139
Begripsniveau
In hoeverre / op welke manier hebben jullie in de ontwikkeling van jullie vakwerkplan rekening gehouden
met de werktijdfactor die de school heeft toegekend aan het vak LO?
Gedurende het opstellen van ons PTA hebben wij geen rekening gehouden met het aantal inzetbare
vakleerkrachten en bijbehorende uren.
Toepassingsniveau Zijn jullie het eens met het taakbeleid zoals dat op de school is vastgesteld? Wij sluiten ons hierbij aan omdat er naar onze mening geen opvallende dingen gebeuren. Passen alle taken die jullie zouden willen doen vanuit jullie visie in het taakbeleid van de school? Volgens de opdracht taakbeleid passen deze uren allemaal. Echter is het wel relevant dat de uren die voor een taak staan ook daadwerkelijk dit aantal uren kosten. Het moet wel overeenkomen met de praktijk. Is er met de samenstelling van het vakwerkplan en/of het PTA rekening gehouden met het gehanteerde taakbeleid? Bijvoorbeeld door onderdelen te schrappen of te veranderen omdat deze te weinig gehonoreerd worden in uren op de jaartaak? Nee hier is geen rekening mee gehouden. Welke wensen hebben jullie financieel nog ten aanzien van het programma LO? De turnmaterialen zijn schaars en hierin zouden wij graag willen investeren om meer bewegingsmogelijkheden te creëren voor de leerlingen. Daarnaast willen wij graag investeren in klein materiaal te denken aan pionnen, jongleer materiaal, conditie laddertjes etc. Hoe gaan jullie om met zorgleerlingen op jullie school? De mentor is het vaste aanspreekpunt voor leerlingen en ouders, en hij/zij is beschikbaar voor alle zaken buiten het dagelijkse leren. Naast deze taak vormen enkele mentoren samen met de coördinatoren het decanaat. Dit team is ervoor om leerlingen en ouders te begeleiden bij het maken van keuzes binnen de schoolloopbaan en de vervolgstudie. Daarnaast zijn er vertrouwenspersonen binnen de school. Deze personen zijn er om zich beschikbaar te stellen richting de leerlingen om te praten over persoonlijke zaken.
Op welke manier is jullie visie van invloed op de keuze voor het wel of niet aanbieden van MRT op het
VO?
In onze visie komt naar voren dat wij willen dat de leerlingen op hun eigen niveau kunnen leren.
Hieronder valt ook het kiezen van het eigen niveau waarop leerlingen gaan werken. Zijn er
zorgleerlingen waarbij geconstateerd wordt dat deze leerlingen ‘hulp’ nodig hebben, dan zullen wij deze
leerlingen op niveau uitdagen.
MRT-training boekt alleen successen als het geregeld (minimaal 4x in de week) wordt getraind. Dit zou
dus alleen van toepassing zijn als de leerlingen hier zelf mee aan de slag zouden gaan
140
Op welke manier bepaalt jullie visie hoe een eventueel MRT programma er op het VO uit zou zien?
Analyse door oefeningen vanuit CoreStability-training, aanbieden van MRT door ‘huiswerk’ en het
inroosteren van MRT-lessen na het reguliere rooster. Het huiswerk en de oefeningen in de les worden
per leerling bepaald, welke oefeningen desbetreffende leerling moet uitvoeren. Dit komt uit onze visie,
namelijk het werken op niveau van de leerlingen. Elke leerling moet zich uitgedaagd voelen en op
zijn/haar niveau kunnen leren.
Hoe zouden jullie het invoeren van MRT aanpakken? Is het bijvoorbeeld verplicht voor zorgleerlingen?
Naar onze mening is MRT alleen verplicht te stellen voor leerlingen met een motorische achterstand.
Het aanbieden van MRT zou het liefste in de les moeten gebeuren, zodat je 100% zeker weet dat de
leerling de oefeningen uitvoert. ‘Huiswerk’ meegeven vergt discipline van de leerlingen zelf en van de
ouders om het te begeleiden. Wellicht dat er in het taakbeleid een taak opgenomen kan worden waarin
MRT 2-3 maal per week als extra vak aangeboden kan worden. Zo zijn de leerlingen onder begeleiding
actief bezig met het MRT-programma.